BELEIDSKADER TRANSITIES SOCIAAL DOMEIN van: REGELINGEN VOOR JEUGD, MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING, INKOMEN, WERK naar: PARTICIPATIE EN MAATWERK BIJ PROBLEMEN EN BEPERKINGEN
Datum: Auteur: Afdeling:
21 januari 2014 Renske Schievink, Quintus Sirag, Anna Rixt Voolstra Samenleving
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
Inhoud 1. Inleiding 1.2 De plaats van dit Beleidskader in de planning van de transities 1.3 Afstemming met de diverse partners 1.4 De transities in het kort; achtergrond, inhoud, omvang 1.4.1 Transitie Jeugdzorg 1.4.2. Transitie AWBZ-taken naar Wmo 2015 1.4.3 Invoering Participatiewet 1.4.4 Passend Onderwijs, een vierde transitie 2. De stelselwijzigingen en het Sociaal Domein 2.1 De Sociale Agenda 2.2 De burger, de gemeente en de professionals 2.3 Visie op de transities 2.4 Aanpak op basis van de Kanteling 3. Transformatie / cultuuromslag nodig 3.1 Algemene beleidskaders voor de Transformatie 3.1.1. Mogelijkheden en eigen kracht van burger centraal stellen 3.1.2. Verbindingen binnen het sociaal domein leggen 3.1.3 Inclusief beleid en preventie 3.1.4 De kracht van informele netwerken en algemene voorzieningen 3.2 Beleidskaders voor Toegang 3.2.1. Toegangspoort / toeleiding tot hulp: gebiedsteams 3.2.2 Toegankelijkheid van de hulp 3.2.3 Typering van de sociaal werkers in de toeleiding: generalist 3.2.4 Specialistische professionals 3.2.5 Handelingsruimte professionals 3.3 Beleidskaders voor opdrachtgeverschap 3.3.1 De gemeente als opdrachtgever 3.3.2 Opdrachten voor uitvoering werkzaamheden door professionals 3.3.3 Contractvormen 3.3.4 Overleg 3.3.5 Sturen op resultaten en effecten 3.3.7 Werken met PGB’s 4. Gemeente en de budgetten 4.1 De beschikbare budgetten 4.2 Besteding budgetten voor het sociale domein 4.3 Het vervolg 5. CJG’s en Passend Onderwijs en de Transitie Jeugd 5.1 Doorontwikkeling Centrum voor Jeugd en Gezin 5.2 Verbinding met (passend) onderwijs Bijlage: Model Zorg voor Jeugd Zuidoost Fryslân Gebruikte afkortingen
3 3 3 4 4 5 5 6 7 7 7 8 8 9 9 9 10 11 12 13 13 14 14 15 15 16 16 16 17 17 18 18 19 19 20 20 21 21 22 24 25
2
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
1.
Inleiding
Voor u ligt het beleidskader van de gemeente Achtkarspelen over de transities in het sociaal domein met als ondertitel: van jeugd-, zorg-, inkomen- en werkregelingen naar participatie en maatwerk bij problemen en beperkingen. Dit beleidskader is nog verre van een volledig beleidsplan. De nieuwe wetten Wmo 2015, Jeugdwet en Participatiewet moeten alle drie op landelijk niveau namelijk hun afronding nog krijgen. Na deze inleiding met een globale aanduiding van de transities (hoofdstuk 1) duidt hoofdstuk 2 de plaats van de stelselwijzigingen in het sociaal domein. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten beschreven voor de Transformatie (de benodigde cultuuromslag), in hoofdstuk 4 het opdrachtgeverschap van de gemeente, waarna in hoofdstuk 5 aandacht wordt besteed aan de budgetten. Hoofdstuk 6 tenslotte gaat over specifieke onderwerpen van de transitie Jeugdzorg. Het beleidskader bevat de onderwerpen die we op basis van huidige gemeentelijke taken al kunnen oppakken. In de voorbereiding op de transities in het sociale domein hebben betrokken partijen deze onderwerpen als belangrijk aangemerkt, en heeft de gemeenteraad zijn opinie gevormd over hoofdrichtingen. Met deze hoofdrichtingen kan de gewenste verschuiving worden ingezet van zware zorg en ondersteuning naar lichter vormen waar dat kan, en naar meer eigen redzaamheid van burgers, gezinnen en hun sociale omgeving. In 2014 vullen we het beleidskader in tot beleidsplannen, verordeningen en implementatieplannen voor de transities. Dit beleidskader overlapt op onderdelen de Sociale Agenda voor de periode 2012-2015, het is een nadere uitwerking en/of aanvulling. Bij het opstellen van dit beleidskader zijn alleen op hoofdlijnen financiële consequenties in beeld gebracht. Uitgangspunt is dat de uitvoering gebeurt binnen de beschikbare middelen, aangevuld met de middelen die het Rijk overhevelt naar de gemeente in het kader van de transities.
1.2
De plaats van dit Beleidskader in de planning van de transities
• In november 2012 is een “Gezamenlijke Visie + Opgaven rond de drie Decentralisaties in het Sociale Domein” aan de gemeenteraad gepresenteerd. • In maart 2013 zijn de Startnotities van de drie transities behandeld in de raad. Daarbij is ook het “Kompas voor de Jeugd” aan de raad voorgelegd: de beleidskaders van de gezamenlijke Friese gemeenten voor de aanpak en inrichting van de transitie Jeugd. • Op 12 december vond opinievorming in de gemeenteraad plaats op een aantal richtinggevende uitspraken die ten grondslag liggen aan het beleidskader voor de transities. Voor het beleidskader dat nu aan de raad wordt voorgelegd is de basis te vinden in deze voorafgaande behandelingen in de raad. Dit beleidskader zal dus voor de raad niet nieuw zijn. Maar het is nodig om college en organisatie de richting te geven waarmee in 2014 de verdere voorbereiding ingevuld moet gaan worden, samen met de burgers, cliënten dorpen, met de professionals en instellingen, en met de gemeentelijke organisatie. Pas later in 2014 volgt concrete invulling in uitgewerkte beleidsplannen en verordeningen voor de specifieke transities. In dit stadium gaat het om beleidskaders voor alle drie transities in het Sociale Domein.
1.3
Afstemming met de diverse partners
Over de voorbereiding op de transities vindt uitgebreid afstemming plaats met de verschillende partners die voor de gemeente-aanpak van belang zijn, zoals Wmo-raad, cliëntenraad, cliëntorganisaties, zorgverzekeraar, aanbieders van dienstverleningondersteuning-hulpverlening-zorg, huisartsen, scholen, werkgevers, afdelingen in de eigen organisatie.
3
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
In de regio werken we als gemeenten intensief samen. Primair is de samenwerking van Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel, daarnaast is er in elke transitie tevens een stevige ambtelijke regionale samenwerking/afstemming; voor Jeugd is dat met de regiogemeenten Zuidoost, en voor AWBZ en Participatiewet met de gemeenten in heel Fryslân. Voor het sociaal domein als geheel is er bestuurlijke samenwerking/afstemming in VFG-verband. Voorts werken de noordoostfriese gemeenten in ANNO-verband samen op diverse onderwerpen die ook op het sociale domein liggen. Specifiek voor de stelselwijziging jeugdzorg (decentralisatie vanuit de provincie) is er een ambtelijke en bestuurlijke samenwerking met de Friese gemeenten en de provincie. In het kader van deze samenwerking worden waar nodig gezamenlijke afspraken met zorgaanbieders gemaakt, in elk geval voor de specialistische zorg en het gedwongen kader. Tot nu toe zijn er nog geen plannen om in deze samenwerkingen nieuwe of aanvullende formele vormen in de zin van Gemeenschappelijke Regelingen te kiezen.
1.4
De transities in het kort: achtergrond, inhoud, omvang
Door de voorgenomen transities Jeugdzorg, AWBZ→Wmo en Participatiewet krijgen gemeenten een aanzienlijke uitbreiding van verantwoordelijkheden. Op de bijbehorende budgetten zijn kortingen geraamd. Inschatting is dat we rekening moeten houden met op termijn per saldo 25% minder middelen voor uitvoering van alle verantwoordelijkheden. De gedachte achter de transities is dat gemeenten de ondersteuning van inwoners die dat nodig hebben beter en goedkoper kunnen realiseren, omdat ze veel dichter bij de gemeenschap staan. De gemeenten moeten dan wel die verantwoordelijkheden in samenhang en zonder schotten tussen de budgetten aanpakken. Immers: - vaak gaat het om meervoudige problematiek in en bij dezelfde gezinnen/burgers; - steeds gaat het om dezelfde verandering en omslag in uitvoering: gericht op de eigen kracht van de mensen, en op preventie; - integraal aanpakken van de problematiek biedt de beste kansen voor resultaatgerichte en efficiente oplossingen.
1.4.1 Transitie Jeugdzorg De Jeugdzorg behoort nu tot de verantwoordelijkheid van verschillende partijen zoals provincie, ministeries, gemeenten en zorgverzekeraars. Met de transitie Jeugdzorg worden gemeenten verantwoordelijk voor het gehele palet aan Jeugd(zorg)taken. Dat betekent dat er, naast voortzetting van de bestaande gemeentelijke taken, een aantal nieuwe bijkomt. In 2013 is het “Kompas Zorg voor Jeugd in Fryslân” aan de wethouders Jeugd van de Friese gemeenten in handen gegeven. Dat document biedt de route en basisprincipes voor de stelselwijziging van de Jeugdzorg in Fryslân. In dit beleidskader worden de uitgangspunten van het Kompas verder uitgewerkt. De overgang van het huidige naar het nieuwe jeugdzorgstelsel gebeurt op 1 januari 2015. Budgettair gezien gaat het landelijk om een bedrag van ruim 3 miljard euro. In december jl. is een voorlopige uitwerking gemaakt per gemeente (zonder uitsplitsing naar diverse jeugdzorgvormen). Voor Achtkarspelen gaat het om € 5.300.000. In de meicirculaire 2014 volgt het definitieve budget. Het gaat om de volgende aantallen1 (cijfers 2011 of 2012 uit de Startfoto’s 1 t/m 3): BJZCIZJB/ Jeugdhulp LVG JGGZ2 1e lijns psycholoog Indicaties Indicaties JR Friesland 134 135 29 81 25 519 91
1 2
Niet alle soorten zorg zijn in deze cijfers verwerkt, het geeft een indicatie Cijfers jeugd-GGZ en 1e lijnspsycholoog gaan over jeugdigen tot 23 jaar. Gemeenten worden verantwoordelijk voor doorloop 18-23 jaar
4
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
De nieuwe Jeugdwet is al wel behandeld in de Tweede Kamer, maar nog niet in de Eerste Kamer. Dit staat gepland voor 28 januari 2014 met zonodig een uitloop in februari. Als gevolg van verplichtende landelijke aanpak (continuïteit van zorg) is in de transitie Jeugd al een Regionaal Transitiearrangement (RTA) en een Plan van Aanpak voor het Omvormingsplan opgesteld. Het RTA Fryslân is eind 2013 aan de gemeenteraden voorgelegd. Het Plan van Aanpak voor het Omvormingsplan wordt in januari 2014 aan de raad voorgelegd. De opdrachten in het Omvormingsplan worden door gemeenten en aanbieders gezamenlijk uitgewerkt en zijn volgens planning uiterlijk klaar in april 2014. In het Omvormingsplan worden (op basis van het Kompas Zorg voor Jeugd Fryslân en het RTA) afspraken gemaakt over het geleidelijk invoeren van de veranderingen in de loop van 2014 en de financiering hiervan. Daarnaast is voor de transitie Jeugd een belangrijke factor dat parallel de stelselwijziging Passend Onderwijs wordt ingevoerd. In dat licht worden in dit beleidskader specifiek over de transitie Jeugd in hoofdstuk 6 een tweetal paragrafen opgenomen: over de doorontwikkeling van de CJG’s en over de verbinding met Passend Onderwijs.
1.4.2 Transitie AWBZ-taken naar Wmo 2015 Door overheveling van taken vanuit de AWBZ naar de nieuwe Wmo krijgen de gemeenten nieuwe doelgroepen. Het gaat daarbij om de extramurale begeleiding inclusief het vervoer dat daaraan is verbonden. Qua doelgroepen gaat het om inwoners met verstandelijke, lichamelijke, of ouderdomsbeperking, psychische, psychiatrische en/of psychogriatrische aandoening. De groep inwoners waar het hier om gaat is zeer gevarieerd. Tot nu toe gaat het op jaarbasis om de volgende aantallen en bedragen 3: cliënten met AWBZ-begeleiding: 450 verzilverd bedrag: € 7,3 mln. Het voorstel voor de nieuwe Wmo 2015 wordt op 18 december 2013 besproken in de Tweede Kamer. Inmiddels is besloten dat Persoonlijke Verzorging niet in de nieuwe Wmo 2015 komt. Voor overige is het meeste op hoofdlijnen wel bekend en vormt dat mede grondslag voor dit beleidskader. Budgettair worden de kaders voor gemeentelijk niveau rond de jaarwisseling verwacht, met als definitief document de meicirculaire 2014. Continuïteit in ondersteuning en begeleiding: in de loop van 2014 zullen we als gemeente helderheid moeten scheppen over de vraag in hoeverre en op welke wijze we continuïteit kunnen geven aan de ondersteuning en begeleiding zoals die nu nog onder het regime van de AWBZ wordt verzorgd voor de huidige cliënten.
1.4.3 Invoering Participatiewet De doelstelling van de Participatiewet is om iedereen met arbeidsvermogen naar werk toe te leiden, bij voorkeur naar regulier werk. De Participatiewet draagt bij aan de ambitie van het kabinet om zoveel mogelijk mensen mee te laten doen aan de maatschappij. Het kabinet streeft dus naar een inclusieve samenleving. Werk biedt de beste sociale zekerheid. Het is bovendien meer dan een inkomen; het biedt kansen op zelfontplooiing, geeft mensen eigenwaarde en zorgt voor sociale contacten. De Participatiewet moet er voor zorgen dat gemeenten een samenhangende aanpak ontwikkelen voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. In de Participatiewet worden de WWB, de Wsw en een deel van de Wajong samengevoegd. In de tabel 4 hieronder hebben we de verwachte aantallen aangegeven voor wat betreft de nieuwe doelgroepen die onder de Participatiewet gaan vallen: 3
4
Indicatie ontleend aan gegevensanalyses door Wmo-kantoor over in 2011 en 2012 geleverde AWBZondersteuning (individuele begeleiding, dagbesteding, kort verblijf, incl. vervoer). Bron: Atlas SV 2012 / Brief SZW 16 september 2013: Verzoek om toezending ramingen omtrent de herkeuring Wajong / Memorie van toelicht Wetsvoorstel invoering Participatiewet
5
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
het aantal huidige Wajongers dat na herbeoordeling in de jaren 2015 tot en met 2018 onder de Participatiewet komt te vallen. De uitkomst hiervan is verhoogd met het aantal personen dat na 1 januari 2015 niet meer kan instromen in de Wajong; Het aantal personen dat niet meer kan instromen in de Wsw en onder de werking van de Participatiewet valt.
Wajong 2015 2016
2017
2018
90
90
90
90
2019 ev. 185
Wsw 2015
2016
2017
2018
18
18
18
18
2019 ev. 18
De inhoud van het nieuwe wetsvoorstel Participatiewet is openbaar geworden bij de indiening bij de Tweede Kamer op 2 december 2013. De tweede kamer behandelt het wetsvoorstel na het kerstreces. De Eerste Kamer behandelt het wetsvoorstel pas na de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart 2014. Ondanks dat de inhoud van het wetsvoorstel bekend is, bestaan er nog veel onduidelijkheden. Verschillende zaken moeten nog worden uitgewerkt door het kabinet en de Werkkamer. Zodra het mogelijk is, leggen wij de raad een afzonderlijke contourennota Participatiewet voor. Wij verwachten dat in die contourennota onder meer de volgende onderwerpen aan bod komen: Hoe gaan we de voorziening voor beschut werken organiseren? Hoe zetten we het instrument loonkostensubsidie in? Screening en diagnose zelf doen of uitbesteden? Zetten we het instrument no-riskpolis in? Hoe ontzorgen wij de werkgever (aanpassing werkplek/inzet jobcoach)? Werkgeversdienstverlening.
1.5
Passend Onderwijs, een vierde transitie
Met de invoering van Passend Onderwijs komt er een nieuw stelsel dat scholen verplicht een passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, omdat ze bijvoorbeeld een handicap hebben en/of gedragsproblemen. Voor deze transitie ligt de eerste verantwoordelijkheid bij het onderwijs. Daarom valt deze transitie buiten het bestek van dit beleidskader. Wel is duidelijk dat het ook op dit terrein van groot belang is om samen te werken, bijvoorbeeld vanuit het perspectief van zorg voor jeugd en de doorontwikkeling van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG).
5
Na 2018 is de jaarlijkse toename kleiner, omdat de mensen uit het zittende bestand Wajong met arbeidsvermogen dan al zijn overgegaan naar de gemeente
6
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
2.
De stelselwijzigingen en het Sociaal Domein
2.1
De gemeentelijke Sociale Agenda
We willen de transities uitvoeren onder de vlag van de Sociale Agenda. Keuzes die we maken moeten passen binnen de uitgangspunten van de Sociale Agenda. De Sociale Agenda is een door de gemeenteraad vastgesteld beleidskader voor het sociaal beleid in de gemeente Achtkarspelen. Het geeft antwoord op de vraag wat voor gemeente zij willen zijn in sociaal-maatschappelijk opzicht. Beide gemeenten hebben gezamenlijk één visie ontwikkeld om uitvoering te geven aan de Sociale Agenda. De kern daarvan is dat we gezamenlijk met uitvoeringsorganisaties vaststellen welke maatschappelijke vraagstukken er liggen en welke organisatie of combinatie van organisaties welk deel van een vraagstuk kan/kunnen oppakken. Allemaal gebaseerd op basis van wederkerigheid, eigen verantwoordelijkheid van burgers, één gezin – één plan – één contactpersoon, een regievoerende overheid en een maatschappelijk middenveld en zelfstandige burgers die samen oplossingen zoeken.
2.2
De burger, de gemeente en de professional
Participeren is de doelstelling van het lokale sociale beleid. Burgers moeten een eigen huishouden kunnen voeren, een sociaal netwerk kunnen onderhouden en kunnen deelnemen aan samenleving en arbeidsmarkt. Burgers zijn hier zelf verantwoordelijk voor. Daarnaast hebben zij ook een verantwoordelijkheid naar anderen in hun omgeving. De gemeente biedt zo nodig aanvullende diensten en zorg. Voor kwetsbare groepen is er bovendien specialistische hulpverlening en zorg beschikbaar. Deze visie leidt tot een andere verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen burgers, gemeente en professionele instellingen. Onderstaande piramide visualiseert die verdeling. De piramide kent een brede basis en een smalle top.
5%
15%
80 % • De meeste mensen (80%) lossen hun problemen zelf op. Zij kunnen een grote rol vervullen bij het ondersteunen van anderen met problemen. Veel mensen doen dat ook. Het is belangrijk om als gemeente het belang van die 80% te onderkennen, te faciliteren en te stimuleren waar dat nodig is om gezond, vitaal, veilig, participerend en ondersteunend te blijven. Instrumenten: ons beleid inclusief de samenwerking met onze partners op welzijn (ondersteuning mantelzorgers, vrijwilligers, samenlevingsopbouw), onderwijs, veiligheid, leefbaarheid, gezondheid, wonen, werken, participatie, sport, cultuur, groen. Ook moet er aandacht zijn voor een goede relatie met basisvoorzieningen, zoals scholen, verenigingen, kerken, huisartsen, werkgevers, enz. • Een deel van de mensen (15%) heeft door problemen/beperkingen6 tijdelijk ondersteuning nodig of heeft (beginnende) moeite om regie over het eigen leven te 6
opgroeien/opvoeden, werk/inkomen, arbeidshandicap, ouderdom, verstandelijke, psychische, lichamelijke beperking.
7
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
houden. Hier gaat het er om tijdig, adequaat en effectief ondersteuning te realiseren. Het liefst in en door de eigen sociale omgeving en als het kan tijdelijk, met als doel (weer) de regie over het eigen leven te nemen/houden en te blijven deelnemen in de samenleving. • Een klein deel van de mensen (5%) is niet (meer) in staat om zonder permanente ondersteuning/voorziening mee te doen in de samenleving. Opgave hier is dat de zorg en voorzieningen voor deze mensen tijdig, adequaat, effectief is en betaalbaar blijft.
2.3
Visie op de transities
Centrale opgave is hoe we het met z’n allen zo doen dat mensen zelf en met hulp van anderen in de samenleving hun problemen oplossen en kunnen meedoen, waardoor zij geen of minder een beroep hoeven te doen op de overheid. Onze visie 7 op de inrichting en uitvoering van de drie decentralisaties luidt als volgt: 1. we richten ons op preventie en leefbaarheid: daardoor blijven mensen langer in hun eigen kracht en kunnen we een beroep op zwaardere ondersteuning voorkomen; 2. we willen mensen aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid en capaciteiten en het stelsel van voorzieningen en regelingen simpeler en overzichtelijker maken; 3. we zetten in op integraliteit en doelmatigheid, benaderen vraagstukken in een huishouden in context, perspectief en samenhang en we zorgen voor een goed vangnet ‘op maat’ voor mensen die het niet zelf redden. Om met de stelselwijzigingen (transities) die centrale opgave te realiseren is een cultuuromslag nodig: een transformatie. Van --------------------> • • • • • •
2.4
Aanbodgericht Scheiding zorg en welzijn Curatief Verzorgde burger Verkokerde dienstverlening Input/output sturing
Naar • • • • • •
Vraaggericht Verbinding zorg en welzijn Preventief Zelfredzame burger Integrale dienstverlening Sturen op maatschappelijk effect/resultaat
Aanpak op basis van De Kanteling
Voor de aanpak van de drie transities gaan we uit van de visie achter “De Kanteling”. De aanpak van ondersteuning en begeleiding gebeurt conform “de Kanteling” en kent dus: als basis: de vraag/behoefte (+ de vraag erachter) van de burger-met-een ondersteuningsbehoefte; als middel: gesprek thuis bij de burger (met eventuele eigen ondersteuner), door cliëntondersteuner (sociaal werker - generalist); als doel: bevordering zelfredzaamheid van de burger + meedoen naar vermogen-inde-samenleving; als resultaat: maatwerk van de ondersteuning, zoveel mogelijk samenhangend + dicht-bij-de-burger vormgegeven.
7
Zie: Gezamenlijke visie & opgaven rond de 3 decentralisaties in het Sociale Domein, behandeld in de raadsvergadering in november 2012
8
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
3.
Transformatie / cultuuromslag nodig
De Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Participatiewet gaan ervan uit dat iedereen kan meedoen en ook meedoet in de samenleving. Ook als iemand ouder wordt, een beperking heeft of een chronische ziekte, of niet in eigen werk of inkomen kan voorzien, of problemen heeft bij opgroeien of met opvoeden. De gemeente voert de wetten uit. In de uitvoering gaan we uit van de mogelijkheden van de mensen. Dit sluit aan bij de wens van de burger om zo lang mogelijk in de eigen vertrouwde omgeving te kunnen zijn, daginvulling te vinden en te wonen. Liefst zelf verantwoordelijk en onafhankelijk. De afgelopen jaren hebben we ons sterk gericht op het “zorgen voor” de burgers8 met een hulpvraag. De nadruk lag op (het vaststellen van) beperkingen en problemen, waardoor de mogelijkheden en de eigen kracht van mensen niet altijd tot hun recht komen. Er is een verandering nodig in denken en doen van alle betrokkenen: een kanteling, ofwel een cultuuromslag, een transformatie. Hulpverleners en de gemeente zijn nog te veel geneigd problemen voor burgers op te lossen. Met de kanteling is dit aan het veranderen van “zorgen voor” naar “helpen zorgen dat”. Ondersteuning moet erop gericht zijn dat mensen zo veel mogelijk zelfstandig of met hulp van hun directe omgeving kunnen meedoen. Als we die manier van samenleven willen versterken, is samenwerking tussen burgers en vrijwilligers en professionals op het gebied van wonen, welzijn, dienstverlening en zorg essentieel. Waar het gaat om uitvoering van de nieuwe verantwoordelijkheden in de cultuuromslag kiest Achtkarspelen bovendien voor een beperkte uitvoeringsrol van de gemeente zelf. We willen de expertise die is opgebouwd (doelgroepenkennis en methodieken) waarborgen. Daartoe willen wij de uitvoering van taken grotendeels in handen geven aan instellingen en/of professionals, en verantwoordelijkheden en budgetten bij hen beleggen. Natuurlijk is het noodzakelijk om daarbij heldere afspraken te maken over resultaten en over verantwoording. Zo’n beperkte uitvoeringsrol van de gemeente vereist goede regie en monitoring.
3.1
Algemene beleidskaders voor de Transformatie
3.1.1
Mogelijkheden en eigen kracht van burger centraal stellen
Achtkarspelen vindt een sterke regierol voor de burger belangrijk. Burgers organiseren zoveel mogelijk zelf hun ondersteuning en zorg met hulp van hun directe omgeving. Zij kiezen en beslissen zelf welke oplossingsrichting prioriteit heeft en welke hulp ingezet gaat worden: zelfregie, zelf aan het stuur. Als de mogelijkheden voor zelfregie beperkt zijn, verminderen of verdwijnt, kan ondersteuning worden ingezet. Bij zeer kwetsbare burgers wordt gezorgd voor passende ondersteuning, d.w.z. zoveel en zolang als nodig is. Er kan sprake zijn van drang en dwang. Zo zal, in gezinnen waar de veiligheid (bedreiging van de ontwikkeling in alle aspecten) van kinderen in de knel komt, de professional de regie (tijdelijk) overnemen. Zelfregie betekent ook dat professionals, organisaties en gemeenten “vertrouwen geven”, ook al is niet op voorhand precies duidelijk wat er uit komt. Dit vraagt van professionals dat zij niet zelf de oplossing bedenken (niet invullen voor een ander), maar doorvragen naar wat de burger zelf wil of wil kunnen. De professional denkt niet vanuit aanbod, maar zoekt met de burger naar (creatieve) oplossingen in de directe omgeving van de burger. In multiproblem-situaties bepaalt de burger zelf (waar nodig ondersteund door de
8
In veel gevallen gaat het niet alleen om een individuele burger/kind, maar tevens om het gezin. Dit beleidskader verstaat onder “burger” altijd ook “het gezin” als dat aan de orde is.
9
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
professional) welk probleem met prioriteit een oplossing behoeft: de regie blijft zoveel mogelijk bij de burger zelf. De keuze voor een sterke regierol bij de burger betekent: • oplossingen blijven verantwoordelijkheid van de burger (eigen kracht); • de kans op resultaat van de ondersteuning en op klanttevredenheid wordt vergroot; • optimale keuzevrijheid; • mogelijkheid voor PGB; • laagdrempelige toegang tot eigen dossiers en beschikkingsvrije arrangementen.
3.1.2
Verbindingen leggen in het sociaal domein
Problemen bij burgers en in gezinnen zijn vaak niet enkelvoudig, maar bestrijken nogal eens meerdere domeinen. Met een integrale aanpak ontstaan voor gemeenten meer kansen: beter verbinden van werk, activering, maatschappelijke ondersteuning en zorg. Door deze verbindingen krijgen kwetsbare burgers nog meer keuzes en nog betere ondersteuning bij participatie. Dan is er meer mogelijk met minder geld (financiële inverdieneffecten). Wij denken dat met het leggen van verbindingen activering en ondersteuning beter en efficiënter kan worden geregeld dan nu al het geval is. Bovendien verwachten we dat er daardoor in een aantal gevallen ook escalatie van problemen kan worden voorkomen waardoor minder specialistische zorg nodig is. Om welke verbindingen gaat het met name? • Kinderen, jongeren en volwassenen met een (licht) verstandelijke beperking. Deze groep zien we terug in vrijwel iedere speciale regeling: begeleiding, speciaal onderwijs, (jeugd)hulpverlening, jeugdbescherming, (jeugd-)GGZ, uitkering/Wajong, arbeidsmatige dagbesteding, (jeugd)detentie etc. Toch krijgen velen door te late en onvolledige (h)erkenning van de problematiek vaak niet de juiste zorg en begeleiding. • Kinderen met een hulpvraag die zowel de school- als de thuisomgeving betreft De school signaleert veel problemen. Het onderwijs heeft haar eigen zorgstructuur. Soms heeft de school zorg ingezet en wordt ook in de thuissituatie zorg verleend zonder dat men dit van elkaar weet. Met de stelselwijziging jeugdzorg en Passend Onderwijs kunnen we winst boeken door het beter verbinden van zorgstructuren. • Integrale diagnose bij meervoudige problemen Als de gemeente een integrale diagnose kan laten stellen bij deze groep burgers, hoeven de burgers minder en minder vaak informatie te geven en hoeven aanbieders van diensten minder intakegesprekken en acties te ondernemen. Op deze wijze kunnen we beter maatwerk bieden. In sommige gevallen kan worden volstaan met de inzet van minder en lichtere voorzieningen/hulpaanbod, doordat problemen bijvoorbeeld eerder gesignaleerd worden. • Arbeidsmatige dagbesteding en beschut werken. Door de decentralisatie van de AWBZ naar de Wmo krijgen gemeenten een compleet nieuwe taak: de arbeidsmatige dagbesteding aan mensen met zeer uiteenlopende aandoeningen en beperkingen. Tegelijkertijd stopt de instroom in de Wsw. Wel krijgen gemeenten onder de vlag van de Participatiewet ruimte om beschut werk te organiseren9. De commissie Toekomst en Transitie Sociale Werkvoorziening adviseert om beschut werk en arbeidsmatige dagbesteding aan elkaar te verbinden. Veel mensen met een beperking zijn - voor structurering van en zingeving aan hun dagelijks leven aangewezen op een vorm van dagbesteding, waarbij groepsgewijze begeleiding door 9
De uitwerking van beschut werk staat momenteel flink ter discussie binnen de Werkkamer (een gezamenlijk overlegorgaan tussen de Vereniging Nederlandse Gemeenten en sociale partners op bestuurlijk niveau). De exacte uitkomst is nu nog niet te overzien. We nemen dit mee in de contourennotitie Participatiewet. Deze notitie wordt in het 4e kwartaal van dit jaar opiniërend voorgelegd aan de raad.
10
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
gekwalificeerde professionals noodzakelijk is. Voor diegenen die daartoe in staat zijn, kan arbeidsmatige dagbesteding een verrijking betekenen en een versterking van hun deelname in de samenleving. Wij willen - samen met organisaties die arbeidsmatige dagbesteding organiseren en met werkgevers die dat willen aanbieden - combinaties zoeken met arbeidsmatige invulling voor mensen die niet meer aan de werk-eisen kunnen voldoen. • Benutten van de aanwezige infrastructuur De werk- en dagactiviteiten vinden vaak plaats in eigen accommodaties. Deze accommodaties zijn niet altijd in het eigen dorp of gemeente. Er vindt veel vervoer plaats om mensen naar hun activiteit te brengen. Het combineren van accommodaties voor verschillende activiteiten en afstemmen van vervoersvoorziening biedt kansen. • Vervoer van doelgroepen De decentralisaties hebben gevolgen voor de vervoerstaken van gemeenten. Gemeenten zijn nu verantwoordelijk voor leerlingen-, Wsw- en Wmo-vervoer. Daar komt in 2015 de vervoerscomponent van de huidige AWBZ-begeleiding bij. De nieuwe vervoerstaken zijn complex. Zo hebben zorginstellingen cliënten uit verschillende gemeenten en gaan niet alle inwoners van een gemeente naar dezelfde instelling. Ook neemt de totale vervoersstroom toe. Daar komt nog bij dat het vervoer voor mensen die zijn aangewezen op verblijf in een zorginstelling voor rekening komt van de zorgverzekeraar. Samenwerking en bundeling zijn de sleutelwoorden. In ANNO-verband werken de gemeenten in noordoost Friesland aan afstemming en samenwerking inzake vervoer. • Wederkerigheid Het komt in de praktijk best vaak voor dat mensen, die vanwege een beperking een beroep moeten doen op vormen van ondersteuning, begeleiding en/of zorg, zelf in staat en graag bereid zijn om hun talenten naar vermogen in te zetten voor anderen. Die wederkerigheid kan een gevoel van “alleen maar vrager zijn” helpen te beperken, en de eigenwaarde vergroten. Wij willen, in het gesprek met burgers die komen met een ondersteunings/zorgvraag, ook aandacht besteden aan de vraag hoe en op welk terrein de burger mogelijk zelf – in maatwerk – een tegenprestatie kan en wil verrichten. Voor alle duidelijkheid: het gaat daarbij niet om de verplichte tegenprestatie zoals vastgelegd in de Wet werk en bijstand (WWB). • Mensen met uitkering inzetten bij maatschappelijke ondersteuning, maatschappelijke ondersteuning contracteren onder voorwaarden, ondernemerschap versterken. Een kans is ook: mensen met een uitkering inzetten voor voorzieningen en begeleiding in de Wmo. Door de komst van extramurale begeleiding naar gemeenten, komen er voor gemeenten nieuwe mogelijkheden om te kijken of zorgaanbieders meer kunnen doen aan het bieden van werkervaringsplaatsen, opleidingen en/of aannemen van mensen met een uitkering (social return). We kunnen zorgaanbieders aanspreken als maatschappelijke ondernemers. Gemeenten kunnen hen om die reden vragen een bijdrage te leveren aan de sociale cohesie en welzijn in de wijk. Samenwerking met de aanbieders van welzijns- en zorgdiensten is van belang. Ook kunnen we investeren in ondernemers die mensen met beperkingen willen inzetten.
3.1.3
Inclusief beleid en preventie
Bij het ontwikkelen en uitvoeren van beleid houden we rekening met de verschillen tussen mensen, dus ook tussen mensen met en zonder beperking of ondersteuningsbehoefte. Het is van belang dat de directe leefomgeving bijdraagt aan de zelfredzaamheid van burgers, uitnodigt tot participatie, en zo weinig mogelijk belemmeringen (op fysiek en sociaal gebied) kent.
11
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
Achtkarspelen zet stevig in op een gezonde ontwikkeling en leef-omgeving voor de burgers en een sterke organisatie van lichte ondersteuning, om te voorkomen dat meteen complexere ondersteuning, zorg of een inkomensvoorziening ingezet moet worden. De inzet is gericht op bevordering van gezonde leefstijl en gezond bewegen. En op een buurt/dorpsgerichte aanpak, waarmee gemeente, maatschappelijke partners en burgers een impuls geven aan sociale samenhang en leefbaarheid. Het gaat ook om informatie en lichte ondersteuning bij opvoedvragen in het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en om versterking van het onderwijs. We zijn trots op de basis van preventie en leefbaarheid die er is in Achtkarspelen als het gaat om opgroeien, welzijn, welvaart, wonen, gezondheid, veiligheid, 'mienskip'. Maar dit kunnen en willen we alleen (blijven) realiseren met de inzet van onze maatschappelijke partners en bovenal de mensen zelf, en gezamenlijk. Zelforganisatie en maatschappelijke initiatieven zullen de gebruikelijke en bijna vanzelfsprekende inzet van de gemeente aanvullen of zelfs overbodig maken. En dat gebeurt ook al heel veel. Onze gemeente is rijk aan mensen die met elkaar de participatiesamenleving gestalte geven: in verenigingen op het gebied van sport, welzijn, cultuur, specifieke groepen, kerken, politiek, in diverse voorzieningen, in mantelzorg, en nog vele andere vrijwilligersactiviteiten.
3.1.4
De kracht van informele netwerken en algemene voorzieningen
Ondersteuning en begeleiding moeten zo dichtbij mogelijk geboden worden, en dat is bij voorkeur in en door de eigen omgeving: de civil society (ook de pedagogische), ofwel de mienskip10. De algemene voorzieningen zijn in principe beschikbaar voor elke burger. Het is de bedoeling dat deze algemene voorzieningen door een bredere toegankelijkheid het beroep op “specialistische” ondersteuning in maatwerkvoorzieningen kunnen voorkomen of verminderen. Bijvoorbeeld in de vorm van groepsactiviteiten voor mensen met een beperking, daar waar het kan geïntegreerd in reguliere activiteiten. Het gaat om “gewoon” mee kunnen doen van mensen met een beperking als deelnemer aan activiteiten, en als vrijwilliger in de wijk en het verenigingsleven. Of om ondersteuning van gezinnen bij opgroeien/opvoeden. Dat vraagt ook van verenigingen en maatschappelijke organisaties een open en actieve opstelling naar mensen met een beperking of specifiek probleem. Het voornaamste doel is om mensen met elkaar actief te laten zijn. Het gaat er niet om de organisatie van activiteiten over te nemen van bewoners en verenigingen. We willen stimuleren en faciliteren dat zij deze activiteiten zelf kunnen blijven organiseren. Mantelzorg Mantelzorg is een pijler waarop ondersteuning en zorg al in zeer belangrijke mate rusten. Mantelzorgers moeten zich gewaardeerd weten voor het werk dat zij verrichten. In de contractafspraken met KEaRN borgen we de continuïteit van het steunpunt mantelzorg: ondersteuning aansluitend bij de behoeften van mantelzorgers, respijtzorg, emotionele ondersteuning, ‘maatjes’, lotgenotencontact voor mantelzorgers. Intern (binnen de gemeente) en extern (binnen de professionele organisaties) moet gewerkt worden aan een mantelzorgvriendelijk klimaat waarin mantelzorgers zich welkom en begrepen voelen en waar mogelijk geholpen of doorverwezen worden. Gewerkt wordt aan meer bekendheid bij de eerstelijnszorg (bijv. huisartsen, zorgaanbieders, kraamzorg, fysiotherapeuten) over mantelzorgers en de druk die zij ervaren. De eerstelijnszorg heeft een belangrijke signalerende functie voor overbelasting van mantelzorgers doordat ze dicht bij de mantelzorger staan. Bekendheid over de ondersteuningsmogelijkheden die er voor mantelzorgers zijn vergroot de kans op doorverwijzing naar bijvoorbeeld het steunpunt mantelzorg. 10
Het betreft hier informele netwerken en algemene voorzieningen zoals: mantelzorgers, familie, wijkbewoners, buurtaccommodaties, vrijwilligers, kerken, scholen, sportclubs, verenigingen, maar ook bijvoorbeeld het Openbaar Vervoer etc.
12
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
3.2 3.2.1
Beleidskaders voor Toegang Toegangspoort / toeleiding tot hulp: gebiedsteams
Het is belangrijk dat burgers in de gemeente een beroep kunnen doen op hulp. In het sociale domein zijn er - naast de toegang tot Wmo, Jeugd en Werk & Inkomen - ook toegangen tot de Zorgverzekeringswet (ZVW), gespecialiseerde jeugdzorg, de kernAWBZ die nog resteert voor intramurale zorg. Vanuit de huidige situatie met diverse toegangspoorten willen we werken aan bundeling van toegang voor een zo breed mogelijk pakket aan vraagstukken: één gezin – één plan – één contactpersoon. Toegang speelt een belangrijke rol bij het in gang zetten van de kanteling in het sociale domein. Meer uitgaan van iemands mogelijkheden vraagt om een cultuuromslag, bij burgers, maar ook bij professionals en gemeente. Om de toeleiding naar hulp voor inwoners zo laagdrempelig mogelijk te organiseren, is het van belang dat de toegangspoorten herkenbaar en bereikbaar zijn voor de inwoner en diens sociaal netwerk. We gaan dan ook aandacht besteden aan de zichtbaarheid en vindbaarheid van de toegangspoorten (fysiek, digitaal, telefonisch). Burgers, van jong tot oud, moeten hun vragen daar kunnen stellen waar ze toch al komen. Zeker in een plattelandsgebied moeten mensen in hun directe omgeving een vraag kunnen stellen. Daarom willen we af van de focus op diverse centrale fysieke loketten. We willen de uitvoering van de toeleiding beleggen in gebiedsteams. Inwoners komen in hun dagelijkse leven op verschillende plekken in de dorpen. Wanneer zij een ondersteuningsvraag hebben, dan stellen zij deze op deze verschillende plekken. We willen er naar toe dat op deze plekken sociaal werkers11 (samenwerkend in Jeugd&Gezinteams en Sociale gebiedsteams) de burger ondersteunen bij het zoveel mogelijk zelf oplossen van het probleem in en met hun eigen sociale omgeving. We willen de toegang tot ondersteuning organiseren rondom de natuurlijke plekken waar inwoners komen. Sociaal werkers in de dorpen hebben ook de taak om signalen proactief op te pakken van burgers die geen vraag stellen. Zij gaan zelf naar burgers toe waar ze zich zorgen over maken of melden signalen bij een professional die met de burger in gesprek kan gaan. Sociaal werkers werken hierbij vanuit de uitgangspunten van de kanteling. Zij stimuleren burgers om een oplossing te vinden in het eigen netwerk. De sociaal werker kan daarbij helpen door samen met de burger familie of vrienden om hulp te vragen. Of hij/zij kan hem wijzen op mogelijkheden in de buurt. Dit zijn bijvoorbeeld algemene voorzieningen, maar ook de hulp van een andere buurtbewoner. Consequentie van deze aanpak met gebiedsteams is dat we op alle niveaus en op alle plekken goede kwaliteit in werkwijze en methodieken/instrumenten moeten realiseren. Een belangrijke voorwaarde is ook dat er een goede samenwerking is met huisartsen en wijkverpleegkundigen. Verschillende gebiedsteams Om een aantal redenen kiest Achtkarspelen vooralsnog voor de ontwikkeling naast elkaar van CJG-teams en sociale gebiedsteams voor volwassenen, die uiteraard wel heel goed met elkaar samenwerken. Die redenen zijn: het gegeven dat kinderen een andere leefwereld hebben dan volwassenen pleit voor aparte teams; zorg voor jeugd kent een andere dynamiek. Kinderen zijn altijd te vinden op peuterspeelzalen, kinderopvang, scholen, sportverenigingen. Er hoeft (nog) niet altijd sprake te zijn van een hulpvraag, vaak gaat het om signalen; vraagverheldering rond opgroeien en opvoeden vraagt specifieke kennis; 11
Sociaal werker is een verzamelterm voor generalistische beroepsbeoefenaren van diverse organisaties, zie ook onder 3.2.3 op de volgende pagina.
13
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
op de ‘vindplaatsen’ van jeugdigen zijn professionals herkenbaar en zichtbaar; voor volwassenen zijn cliëntondersteuners zichtbaar aanwezig in de dorpen (o.a. dorpshuizen, zorgcentra, verenigingen); ervaringen in het land (o.a. Leeuwarden) leren ondertussen dat starten met integrale teams niet wenselijk is vanwege de complexiteit van teamvorming. De dorpen- en CJG-teams werken vanuit een verschillende invalshoek (verschillende aanleiding voor een vraag) maar moeten wel breed kijken naar het systeem rondom de hulpvrager (gezin/omgeving). Waar nodig wordt verbinding gelegd met andere domeinen. De verbinding tussen de verschillende domeinen moeten we dan goed uitwerken.
3.2.2
Toegankelijkheid van de hulp
In de huidige situatie is gespecialiseerde hulp alleen toegankelijk met een beoordeling, verwijzing of indicatie, zoals door huisarts, loketten, CIZ, BJZ. In de toekomst is het aan gemeenten om te bepalen welke hulp vrij toegankelijk is en welke niet. Vrij toegankelijke hulp kent twee aspecten; hulp die vrij toegankelijk is voor inwoners, ouders, opvoeders en jongeren, en hulp die vrij inzetbaar is door professionals. Het eerste aspect hangt samen met eigen regie en het tweede aspect met handelingsvrijheid van de professional. Wij kiezen voor een breed basisaanbod aan hulp en ondersteuning dat vrij toegankelijk is. Hierdoor wordt voor burgers met een (lichte) ondersteuningsvraag het toeleidingsproces eenvoudiger, en wordt de bureaucratie teruggedrongen. Om dit goed te laten functioneren is een aantal voorwaarden belangrijk: • de sociaal werkers van de dorpen- en CJG-teams moeten herkenbaar en zichtbaar zijn in de dorpen (namen, gezichten, telefoonnummers); • duidelijk moet omschreven zijn onder welke voorwaarden en omstandigheden de dorpen- en CJG-teams hulp kunnen inzetten; • duidelijk moet zijn hoe de uitgaven gemonitord worden; • er moet vertrouwen in elkaar zijn: gemeente, organisaties en professionals; • er moeten goede afspraken met professionals zijn over het mandaat. Het gesprek met de professional in de toeleiding (onafhankelijke generalist) is leidend bij het afspreken van oplossingen. Het resultaat van het gesprek is dan ook bepalend voor hoe de ondersteuning wordt geregeld; dit wordt vastgelegd in een (gezins)plan. Dit gesprek wordt niet nog een keer over gedaan door de backoffice van de gemeente.
3.2.3
Typering van de sociaal werkers in de toeleiding: generalist
De sociaal werkers binnen de toeleiding beschikken over generalistische competenties. De generalist is te zien als een ‘generalistisch specialist’: iemand die (evt. aanvullende) kennis in de breedte heeft opgedaan door ervaring en (evt. extra) opleiding. Achtkarspelen wil zowel in de CJG-teams als in de sociale gebiedsteams voor volwassenen generalisten met specifieke aandachtsgebieden: • generalisten hebben een brede deskundigheid en handelingsrepertoire; • ze betrekken specialisten erbij wanneer hun deskundigheid of advies nodig is; • generalisten zijn verantwoordelijk voor uitgebreide vraagverheldering, kijken breed naar de verschillende leefgebieden; • generalisten kunnen de situatie van de burger goed analyseren, zoeken oplossingen vanuit de mogelijkheden van de burger en hebben een goed beeld van de sociale kaart van de gemeente; • bij vraagverheldering en bedenken van oplossingen houden generalisten rekening met de invloed van het probleem / de beperking op andere leefgebieden van de burger of andere personen in zijn omgeving. Zo kan er bijv. ook al worden nagedacht over ontlasten van mantelzorgers.
14
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
Consequentie van de keus voor generalisten in de toeleiding is dat we het samenspel tussen het team van generalisten en de “omliggende” specialisten goed moeten inrichten.
3.2.4
Specialistische professionals
Naast de generalisten zijn er uiteraard professionals met specialistischer deskundigheid op specifieke gebieden; zij ondersteunen de generalistische sociaal werkers en de algemene voorzieningen. Ze zorgen voor deskundigheidsbevordering, zijn beschikbaar voor consultatie en zorgen indien nodig voor ondersteuning. Daarnaast blijft het bij zwaardere problemen mogelijk dat mensen direct ondersteund worden door specialisten. Waar het gaat om interventies in geval van crisis en urgente meervoudige problematieken is een goed samenspel nodig met het al bestaande interdisciplinaire Sociaal Team dat op gemeentelijk niveau functioneert.
3.2.5
Handelingsruimte sociaal werkers
Meer ruimte voor de professionele sociaal werkers is voorwaarde om de transformatie in de zorg te bereiken. Met handelingsruimte voor de professionals bedoelen we bewegingsvrijheid, de ruimte die de sociaal werker heeft om de vraag van de cliënt zorgvuldig te beoordelen, vakkundig te interveniëren en procedureel correct te handelen. Het toekennen aan de dorpen- en CJG-teams van bevoegdheden voor het inschakelen van hulp en het beheer van een eigen budget vergroot de handelingsruimte van de professional. De daadwerkelijke omvang van deze handelingsruimte komt naar voren in de uitvoering. De handelingsruimte van sociaal werkers hangt samen met de uitwerking van de benodigde competenties en kwaliteitseisen voor sociaal werkers. Sociaal werkers die beslissen over hulp zijn in staat om, al dan niet na consultatie van een specialist, een ondersteuningsvraag, de (geestelijke) gezondheid en de veiligheid van de hulpvrager(s) te beoordelen en professioneel advies te geven. Zij kunnen eenvoudige vragen direct beantwoorden. Bij complexere vragen of problemen schatten zij in welke deskundigheid het beste kan helpen. Ook kunnen zij inschatten of en welke eventuele directe inschakeling van specialistische ondersteuning zwaardere en duurdere zorg kan helpen voorkomen. Wij willen als gemeente de sociaal werkers veel handelingsruimte bieden, zodat zij daadwerkelijk maatwerk kunnen leveren, efficiënt en doelmatig kunnen werken. Meer handelingsruimte bij sociaal werkers betekent dat bij hen een groter vertrouwen, maar ook een grotere verantwoordelijkheid ligt voor kostenbeheersing en voor de effectiviteit van de zorg. Sociaal werkers maken afspraken over voortgang, nazorg en evaluatie: op welk moment wordt gekeken of en in hoeverre de resultaten zijn behaald? We dagen sociaal werkers zo uit om de kanteling in de ondersteuning van een burger te laten terugkomen. We gaan afspraken maken over de resultaten, budgetten die sociaal werkers krijgen en onder welke voorwaarden deze budgetten worden ingezet.
15
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
3.3.
Beleidskaders voor opdrachtgeverschap
Door de transities AWBZ, Jeugd en Participatiewet krijgen gemeenten een fors grotere opgave in het sociale domein. Hiervoor hebben we omschreven hoe we vanuit Zorg voor Jeugd, Werk & Inkomen en Wmo anders willen werken. Een manier van werken die uitgaat van de vraag van de burger, zijn mogelijkheden en sociale netwerken. Deze ontwikkelingen vragen om een verandering in denken en werken. Het vraagt ook om een heroverweging van de manier waarop gemeenten hun rol als opdrachtgever van professionals en maatschappelijke organisaties vorm geven. In dit hoofdstuk geven we een opzet voor het gewenste opdrachtgeversmodel. Let wel: dit model is nog in ontwikkeling, verschillende onderdelen uit het model moeten nog verder worden uitgewerkt. Hieronder geven we de kaders mee waar binnen we het opdrachtgeversmodel verder willen uitwerken. De gemeente is, op het brede terrein van wonen–welzijn–opgroeien–diensten–werk& inkomen–ondersteuning, regisseur èn opdrachtgever voor onderdelen van dat terrein. De gemeente als regisseur brengt partijen bij elkaar en organiseert de samenwerking. Daarbij gaat het om partijen die de gemeente financiert, zoals welzijnsorganisatie, zorgaanbieders en verenigingen. Maar het gaat ook om partijen die de gemeente niet financiert, zoals huisartsen, scholen, corporaties, woonvormen, werkgevers. De gemeente als opdrachtgever bepaalt welk resultaat ze wil bereiken en betaalt daar organisaties voor. Door alle nieuwe taken die naar de gemeente komen met de decentralisaties, wordt de rol van opdrachtgever fors groter. Dat maakt het des te meer noodzakelijk om deze rol uit te werken en goed in te vullen.
3.3.1
De gemeente als opdrachtgever
De opdrachtgever bepaalt en betaalt, maar daar hoort een nuancering bij. Het sociale domein is complex en onzeker. Het is een terrein waar de gemeente weliswaar opdrachtgever is maar ook afhankelijk is van de kennis en mogelijkheden van veel partijen. De gemeente zal dan ook moeten samenwerken met die partijen om tot de goede keuzes te kunnen komen. De gemeente moet weten wat er speelt en hoe welzijn, ondersteuning, begeleiding zich ontwikkelen. We zien de uitvoering (het hoe) als een verantwoordelijkheid van de uitvoerende maatschappelijke organisaties. Maar het blijft belangrijk dat de gemeente weet wat er gebeurt, waarom bepaalde keuzes gemaakt worden en wat de effecten van die keuzes zijn. Dat betekent dat het overleg doorgaat ook na het verlenen van een opdracht. Gemeente, instellingen en cliëntvertegenwoordigers blijven volgen hoe het loopt en waar bijgestuurd moet worden. We werken de komende tijd de rol van de gemeente als opdrachtgever verder uit. Daarbij besteden we aandacht aan de volgende taken: verzamelen van de benodigde informatie maken van afspraken met instellingen contractmanagement, relatiebeheer monitoren van effecten contact / overleg met de verschillende groepen mensen-met-beperkingen/problemen verbinding tussen onze rol van opdrachtgever (gericht op de door gemeenten gefinancierde instellingen / activiteiten) en onze rol als regisseur (gericht op het hele veld van wonen, opgroeien, welzijn, dienstverlening, werk en inkomen, zorg).
3.3.2 Opdrachten voor uitvoering werkzaamheden door professionals We zullen als gemeente veel verschillende vormen van ondersteuning, begeleiding, zorg in opdracht moeten geven: van licht, beperkt, tijdelijk, tot heel zwaar, gespecialiseerd en langdurig. Daarvoor zullen verschillende soorten opdrachten en contracteringen nodig zijn. Bij het in beeld krijgen van de soorten werkzaamheden die we zoal in opdracht zullen moeten geven is een verdeling in verschillende segmenten denkbaar, zoals:
16
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Inschakelen, verbinden, ondersteunen van eigen + informele sociale netwerken; Het faciliteren, ondersteunen en organiseren van mantelzorgers en vrijwilligers; Het verbinden, organiseren, ondersteunen van sociale activiteiten; Het bieden van informatie, advies en algemene, lichte, tijdelijke ondersteuning; Het bieden van trajectbegeleiding bij meervoudige complexe problemen; Het bieden van professionele maatwerkbegeleiding bij inkomen, bij opvoeden, bij opgroeien, bij dagbesteding, bij werk, bij wonen; 7. Het bieden van hoog gespecialiseerde maatwerkvoorzieningen. Voor de verschillende segmenten in professioneel aanbod zullen we ongetwijfeld verschillend samengestelde uitvoeringsopdrachten opstellen.
3.3.3 Contractvormen Eén vorm van contractering is niet toereikend voor alle verschillende aanbodsegmenten. We zullen verschillende vormen van contractering toepassen voor de onderscheiden uitvoeringsopdrachten. Maar in alle contractvormen zullen we in elk geval twee onderdelen opnemen: een basisdeel met de algemene uitgangspunten en het proces van samenwerken, en een specifieke deel met specifieke uitvoeringsopdrachten. A. In het basisdeel van de contracten formuleren we de uitgangspunten die voor alle uitvoeringsopdrachten gelden. Hierbij denken we dan aan: één gezin – één plan – één contactpersoon; eigen kracht en behoud en terugwinnen van eigen regie van de burger waar dat mogelijk is; voorkomen en terugdringen van beroep op overheid en professionele dure voorzieningen; afstemming en samenwerking binnen de keten van ondersteuning/zorg. Dat wil zeggen, gespecialiseerde professionals schuiven aan ter ondersteuning van de burger en de generalistische eerste ondersteuners wanneer dat nodig is. het proces van verlening, uitvoering en monitoring van het contract: op welke momenten en manieren overleg plaats vindt over de monitoring van de uitvoering, de resultaten, de effecten de kosten, de afrekening. Dergelijke uitgangspunten worden als basis vastgelegd in alle contractvormen. B. In het specifieke uitvoeringsdeel van elk contract formuleren we de specifieke resultaatsafspraken zoals die voor het specifiek aanbodsegment gelden, en de financiering. Daar gaat bijvoorbeeld het om specifieke kwaliteitseisen en tarieven.
3.3.4 Overleg Een belangrijk onderdeel van het model is de relatie tussen de gemeente en instellingen en tussen instellingen onderling. In gesprekken met de uitvoerende organisaties is duidelijk geworden dat bijna niemand blij is met marktwerking. De huidige systemen zorgen daar wel voor. Concurrentie kan leiden tot zaken die we niet willen, zoals afschermen, weinig transparantie en weinig delen van kennis. De gemeente en de instellingen willen juist naar samenwerking kijken. Wel kan concurrentie bijdragen aan innovatie, creativiteit en betaalbaarheid. In dit licht zullen we niet kiezen voor aanbestedingsvormen die alle invulling overlaten aan de markt. Als we – naast vormen van subsidiering – sommige werkzaamheden aanbesteden, dan zullen we een aanbestedingsvorm kiezen die ruimte biedt voor samenwerking en voor “de burger-centraal”, en die bureaucratie beperkt alsmede het centraal stellen van productie en de eigen organisatie. Samenwerking hoeft concurrentie ook niet uit te sluiten. In de basisovereenkomst moeten we hier een goede balans in vinden. Daarvoor is het nodig om vertrouwen op te bouwen. Dat we weten waar we met elkaar aan toe zijn. We moeten de overeenkomsten, en zeker de basisovereenkomst, in onderling overleg, of desgewenst onderhandeling, opstellen. Daarin leggen we immers de basis. Onderdeel van de afspraken zal ook zijn
17
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
hoe we in de komende jaren die relatie en de samenwerking zoals we die voor ogen zien opbouwen. De invulling van periodiek overleg om de contracten te bespreken, evalueren en zo nodig bij te stellen wordt ook in de afspraken meegenomen. Dat overleg willen we op een werkbare manier organiseren. In deze overlegstructuur houden we ook rekening met kleinere aanbieders (die zich overigens al aan het bundelen zijn). Hierdoor houden we bij de maatschappelijke organisaties een goede mix tussen grote en kleine organisaties. Omdat het om een groot aantal instellingen gaat, lijkt het noodzakelijk om met vertegenwoordigingen te gaan werken. We nodigen instellingen uit om na te denken over een goede manier om de verschillende soorten instellingen vertegenwoordigd te laten zijn in het overleg.
3.3.5 Sturen op resultaten en effecten We moeten een omslag maken van contracteren en sturen op productie en producten naar het sturen op effecten en resultaten. De beoogde effecten en resultaten moeten gerelateerd zijn aan de uitgangspunten die we stellen: uitgaan van versterking eigen kracht, redzaamheid en participatie van de burger; één gezin – één plan – één contactpersoon; samenwerking en afstemming van informele ondersteuners en professionals (generalisten en specialisten); terugdringen van beroep op overheid en gespecialiseerde zorg terugdringen van onnodige bureaucratie. Over het uitwerken van wat wij aan effecten en resultaten beogen wil Achtkarspelen in overleg gaan met burgers /cliëntenvertegenwoordigers en professionals. Bij die uitwerking geven we invulling aan de hierboven gestelde uitgangspunten. We moeten een werkbare vorm vinden voor sturing in de opdrachtverlening, voor de registratie en monitoring van resultaten, en voor verantwoording en afrekening van resultaten en effecten. In de vormgeving die we zoeken moet ruimte zijn voor vertrouwen in burgers en in professionals. Belangrijke items (die ook landelijk worden uitgewerkt) zijn: tevredenheid over de geboden ondersteuning; mate van afname van de problemen; herstel of stabilisatie van de zelfredzaamheid; vermindering van het beroep op specialistische zorg; kwaliteitseisen / kwaliteitsindicatoren; samenwerking met Inspectie Gezondheid & Zorg; cliënttevredenheidsonderzoek, de rol van cliëntorganisaties.
3.3.6 Werken met PGB’s De Jeugdwet (vastgesteld door de Tweede Kamer) en de nieuwe Wmo 2015 (nog in voorbereiding op moment van uitbrengen van dit beleidskader), zullen geen keuze laten aan de gemeenten: de mogelijkheid van PGB zal in de wet worden opgenomen, maar aan toekenning van PGB zullen wel voorwaarden verbonden worden. Achtkarspelen wil PGB’s toepassen als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: • voor de betreffende burger biedt een collectieve voorziening of Zorg-in-natura te weinig mogelijkheden; • we stellen niet een geldbedrag ter beschikking, maar kennen een “trekkingsrecht” toe. Dit “trekkingsrecht” is te verzilveren om ondersteuning/zorg te financieren, die wordt geleverd door gekwalificeerd professional op basis van een ondersteuningsplan; • de PGB’s laten beheren door de Sociale Verzekeringsbank. We willen de voorwaarden voor PGB-toepassing (binnen de wettelijke kaders) nader uitwerken in overleg met vertegenwoordigers van burgers en aanbieders.
18
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
4.
Gemeente en de budgetten
4.1
De beschikbare budgetten
Participatiewet Inkomensdeel De doelgroep van de Participatiewet is breder dan de doelgroep van de WWB. Daarom bekijkt de regering voor de langere termijn of de rekenregels voor het macrobudget aangepast kunnen worden aan deze bredere doelgroep. Het kabinet streeft er naar vanaf de invoering van de Participatiewet in 2015 een nieuwe, integrale verdeelsystematiek met prikkelwerking voor het inkomensdeel toe te passen. In 2013 en 2014 werkt het ministerie van SZW aan verbetering van het huidige verdeelmodel en worden drie alternatieve verdeelmodellen uitgewerkt. In 2014 wordt een keuze gemaakt voor één van de verdeelmodellen. Gebundeld re-integratiebudget Aan het re-integratiebudget voegt de regering middelen toe in verband met het afsluiten van de Wajong voor mensen met arbeidsvermogen, de begeleiding van mensen die niet meer de Wsw kunnen instromen en voor het zittend bestand Wsw. Deze middelen worden gebundeld aan de gemeenten beschikbaar gesteld en worden onderdeel van het sociaal deelfonds (zie onderdeel 5.2). Het gebundelde Participatiebudget loopt van € 3 miljard in 2015 terug tot € 1,2 miljard structureel. Voor de structurele verdeling van de re-integratiemiddelen vanaf 2015 start de regering zo snel mogelijk met een onderzoek. Voor de te ontwikkelen verdeelsystematiek geldt dat gemeenten een proportioneel deel van het gebundeld re-integratiebudget moeten krijgen voor de financiering van het zittend bestand Wsw. Bij de ontwikkeling van de verdeelsystematiek voor het re-integratiebudget houdt de regering rekening met de verschillen tussen regio’s. Jeugdzorg In 2015 krijgen gemeenten het historisch budget toegekend van de jeugdzorgvoorzieningen die overgaan naar de gemeenten. Gemeenten zijn immers verplicht lopende contracten (continuïteit van zorg en zorginfrastructuur) in 2015 over te nemen en hiervoor moeten zij uiteraard beschikken over voldoende middelen. In de Meicirculaire gemeentefonds 2014 zullen de definitieve bedragen voor het historisch budget per gemeente worden vastgesteld op basis van de jeugdzorggegevens uit 2012. Vanaf 2016 moeten gemeenten geleidelijk overgaan op een budget, dat wordt vastgesteld op basis van een objectief verdeelmodel. Dit verdeelmodel wordt momenteel ontwikkeld door SCP en Cebeon. De uitkomsten van dit verdeelmodel op basis van gegevens uit 2011 zullen worden opgenomen in de Meicirculaire gemeentefonds 2014. In de notitie ‘Bijstelling verdeling historische middelen jeugdzorg 2011’ worden de jeugdzorgmiddelen op basis van de jeugdzorggegevens uit 2011 verdeeld. Dat betekent voor de gemeente Achtkarspelen een voorlopig budget voor 2015 van 5.300.000 euro.
AWBZ Wmo Voor de nieuwe taken in de Wmo waarvoor gemeenten per 2015 verantwoordelijk worden als begeleiding etc. uit de AWBZ wordt geschrapt krijgen de gemeenten 75% van het bedrag wat daarmee in de AWBZ gemoeid was. Op grond van een ruwe schatting komt dat voor Achtkarspelen neer op 4 à 5 miljoen euro. De werkelijke doorrekeningen worden in de eerste helft van 2014 verwacht.
19
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
4.2
Besteding budgetten voor het sociale domein
De transities in het sociale domein beogen een grotere vrijheid voor de gemeenten voor besteding van middelen over tot nu toe bestaande schotten heen. Dat moet mogelijk maken dat gemeenten, op basis van eigen lokale afwegingen, de beschikbare middelen zo effectief, integraal en resultaatgericht mogelijk kunnen inzetten. Daarmee zouden de door het Rijk opgelegde forse bezuinigingstaakstellingen kunnen worden opgevangen. De budgetten voor de transities worden door het rijk beschikbaar gesteld in een ongedeeld sociaal deelfonds. Bij de vormgeving van dit deelfonds heeft het kabinet gezocht naar een balans tussen enerzijds het bieden van beleidsvrijheid aan gemeenten om lokaal maatwerk te kunnen leveren en anderzijds de noodzaak om in de eerste transitiejaren enkele waarborgen te stellen, die bijdragen aan een succesvolle uitvoering. De zorg van het rijk dat de voor de uitvoering van de transities bestemde middelen wordt aangewend voor andere doelen dan in het sociaal domein zijn op deze wijze ondervangen. Een zorgpunt is wel dat gemeentelijke bezuinigingen op de basisvoorzieningen in het sociaal domein bekostigd vanuit het gemeentefonds een negatieve weerslag kunnen hebben op de budgetten in het sociaal deelfonds. Over de besteding en de effecten zal de gemeente horizontaal moeten verantwoorden (naar burgers en maatschappelijke partners). Verticaal (d.w.z. naar het rijk) zal de gemeente moeten verantwoorden dat het sociaal deelfonds daadwerkelijk en volledig besteed is in het sociale domein. Het rijk is voornemens dit uitgangspunt voor een aantal jaren wettelijk te regelen.` Bij het begroten en verantwoorden van de uitgaven voor Zorg voor Jeugd, WMO en Participatiewet zal voor Achtkarspelen gelden: • de middelen die het rijk in het sociaal deelfonds beschikbaar stelt worden besteed binnen het sociale domein, waar nodig ook over de grenzen heen van de diverse bestedingsdoelen binnen het sociale domein, maar niet buiten het sociale domein; • oriënteren op de mogelijkheid het sociaal deelfonds als één afdelingsoverstijgend programma op te nemen in de programmabegroting. • In het RTA Fryslân is een opsomming gegeven van de kosten die ihkv de Jeugdzorg al besteed gaan worden. Schuiven met budgetten vanuit die kant is de komende jaren waarschijnlijk niet zo gemakkelijk.
4.3
Het vervolg
In 2014 moeten we het opdrachtgeversmodel en het financieringsmodel verder uitwerken. Dit houdt in ieder geval in dat we met uitvoerende organisaties in overleg gaan over de invulling van de basisovereenkomst en de deelcontracten. We betrekken daar zo nodig externe deskundigen bij. Onderdeel van de uitwerking is ook de toets aan regelgeving van bijvoorbeeld Europa en de NMA. Deze nieuwe manier van opdrachtgeven en financieren is een zoektocht samen met de maatschappelijke organisaties. We verwachten dat we dit niet in één keer kunnen realiseren. We nemen ruim de tijd, zo nodig enkele jaren, om naar een nieuw systeem toe te groeien. Het is de bedoeling om, voor de nieuwe taken die gemeenten in 2015 krijgen, volgens deze nieuwe werkwijze te werken. Daarbij blijft het uitgangspunt om de nieuwe taken binnen de beschikbare financiële middelen uit te voeren.
20
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
5.
CJG’s en Passend Onderwijs en de Transitie Jeugd
5.1
Doorontwikkeling Centrum voor Jeugd en Gezin
Het huidige CJG Achtkarspelen is een samenwerkingsverband van professionals uit verschillende organisaties: jeugdgezondheidszorg (GGD), (school)maatschappelijk werk, MEE, bureau jeugdzorg, Jeugdhulp, RMC de Friese Wouden, politie Fryslân, leerplicht, Timpaan welzijn, jongerenwerk en de gemeente (coördinatoren CJG, leerplicht, werk en inkomen, WMO, SDV). Het is van belang dat de inrichting van de lokale structuur van het Centrum voor Jeugd en Gezin Achtkarspelen optimale voorwaarden biedt voor een goede aansluiting op de provinciale inrichting van Zorg voor Jeugd en visa versa. In het Plan van Aanpak Omvormingsplan transitie Jeugdzorg staan de opdrachten die de gemeenten en de (lokale) organisaties in de komende maanden zullen worden uitgewerkt in het Omvormingsplan waarmee uitvoering wordt gegeven aan het RTA Fryslân en de transformatie op het jeugdzorgdomein. In onderstaande figuur hebben we de huidige vormen van zorg-voor-jeugd (van licht tot zwaar) geordend (gebaseerd op het model van Kousemaker). Het model komt overeen met de piramide van de Sociale Agenda (zie 2.2).
De CJG’s vervullen in de bovenstaande segmenten een rol, niet alleen vanuit de vijf Wmo-functies (informatie, voorlichting en advies, signaleren, licht pedagogische hulpverlening, toeleiden naar zorg en coördinatie van zorg) maar ook als gevolg van de transitie jeugdzorg. De CJG’s zullen daarmee ook andere functies vervullen, zoals: • analyse en brede vraagverheldering; • toedelen en organiseren benodigde expertise;
21
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
• monitoring en screening • borgen van de veiligheid. In de CJG-teams zijn daartoe bij de sociaal werkers minimaal de volgende deskundigheden vertegenwoordigd: • (school) maatschappelijk werk • deskundigheid voor kinderen en jongeren met een beperking; • (ortho) pedagogen; • expertise op het gebied van jeugdhulp (bijvoorbeeld ambulante gezinsbegeleiding); • informatie & advies, onderzoek & diagnostiek "veiligheidscheck". De CJG-teams zitten vooral in het segment opvoedingsspanning met een overlap naar opvoedingsvragen en opvoedingsnood. Het team haalt specialisten erbij als het gaat om opvoedingsnood en opvoedingscrisis (bijlage: Model Zorg voor Jeugd Zuidoost Friesland). De verschillende specialisten zijn o.a. deskundig op het gebied van gedragsproblemen, kinderpsychiatrie, verstandelijke beperkingen, verslavingen, ontwikkeling van kinderen. Zij kunnen (in samenwerking en afstemming met het CJG-team) de benodigde ondersteuning en/of behandeling inzetten. De wijze waarop wordt onderdeel van het Omvormingsplan. Om te onderzoeken of een andere wijze van samenwerken efficiënter en effectiever ondersteuning biedt aan jeugd en gezin is in het gebied Achtkarspelen Zuid een tweejarige pilot gestart met een zelfsturend CJG-team buurtzorg Jong; een team van deskundigen vanuit de huidige zorgaanbieders. De pilot wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van Buurtzorg Nederland. Met deze pilot hoopt de gemeente ook inzicht te krijgen hoe kosten in de zorg voor jeugd terug gedrongen kunnen worden. Over de vormgeving van een CJG-team voor het gebied Achtkarspelen Noord wordt nog nagedacht. We willen uitzoeken of we de professionals van de CJG-teams gaan onderbrengen in één organisatie. Daardoor nemen we het spanningsveld weg tussen belangen van de aanbieders en belangen van het CJG. We onderzoeken nog hoe die ene organisatie er het beste uit kan zien en welke schaal (lokaal/regionaal) de voorkeur verdient. Van belang is dat we de samenwerking tussen de basisvoorzieningen en het CJG-team goed regelen en dat organisatiebelangen niet belemmerend werken. Als gemeente willen we een sterke verbinding van de basisvoorzieningen Jeugd&Gezin met de multifunctionele CJG-teams. Deze sterke verbinding geldt ook voor de samenwerking met de gebiedsteams voor volwassenen. Bovenstaande staat niet los van de uitgangspunten zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, maar sluit daarop aan.
5.2
Verbinding met (passend) onderwijs
De school is een belangrijke plek om problemen vroegtijdig te signaleren zodat snel passende hulp verleend kan worden en verergering van problemen kan worden voorkomen. Door jeugdhulp in en om de school te brengen, en door onderwijsondersteuning en jeugdhulp met elkaar te verbinden, kunnen we eerder en krachtiger (preventieve) ondersteuning bieden aan kinderen, ouders en leerkrachten. Het voortgezet onderwijs (VO) heeft de RMC-regio De Friese Wouden gekozen als schaal voor het samenwerkingsverband. Dat valt mooi samen met de gekozen samenwerkingsschaal van Zorg voor jeugd. Tussen het VO en de regiogemeenten is de wenselijke zorgstructuur beschreven en zijn afspraken gemaakt op basis van het zogenaamde Zorgspoor. Het visiedocument geeft een heldere leidraad voor een uniforme wijze van afstemmen en samenwerken in en met de lokale CJG zorgstructuur. Het basisonderwijs heeft zich in één Fries samenwerkingsverband passend onderwijs verenigd. Ook hier is afgesproken dat op regioniveau (Zuidoost Friesland) een kader voor
22
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
de zorgstructuur wordt ontwikkeld dat aansluit op de afspraken met het VO en voldoende ruimte biedt voor een lokale inpassing. We bespreken op dit moment de lokale afstemming in de zorgstructuren met belangrijke partners als het basis- en voortgezet onderwijs, peuterspeelzalen, kinderopvang en CJG. De RMC en leerplichtfunctie heeft de afgelopen jaren een belangrijke plek in de lokale onderwijs- en zorgstructuur verworven. Ook wordt steeds meer integrale samenwerking gevonden met de afdeling Werk en Inkomen. De beleidsintensivering heeft gevolgen voor de uitvoeringspraktijk. De leerplichtambtenaar heeft ondermeer een vaste plek in de Zorgadviesteams (ZAT’s) van de scholen en maakt deel uit van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Achtkarspelen wil een sterke verbinding tussen onderwijsondersteuning en jeugdhulp. Eén gezin - één plan - één contactpersoon is en blijft het uitgangspunt en hier geven we in samenwerking met het onderwijs vorm aan. We koppelen JGZ- en CJG-medewerkers aan een school (een vaste contactpersoon per school) en we zetten specialisten in wanneer nodig, dus ook op school.
Bijlage: Model Zorg voor Jeugd Zuidoost Fryslân
23
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
- Spoedeisende hulp en crisis - Consultatie - Diagnostiek - Therapeutische interventies - (Deeltijd) verblijf
Gedwongen kader
Specialist ggz Specialist ernstige gezinsproblematiek
- Consultatie en advies voor de basisvoorzieningen - Informatie en advies voor burgers - Ambulante begeleiding (kort/lang/intensief/extensief) - 1Gezin1Plan - Zo nodig inschakelen specialist - Zo nodig inschakelen gedwongen kader - Aansluiting bij andere domeinen
Specialist kind/ouder met een beperking Specialist … etc.
Expertteam Jeugd en Gezin
- Reguliere aanbod - Preventieve programma’s en vroegsignalering - Informatie en advies voor burgers - Consulteren gebiedsteam jeugd en gezin - Er bij halen gebiedsteam
Gebiedsteam Jeugd en Gezin Basisvoorzieningen *
Pedagogische gemeenschap
*
Zoals verloskundigen, Jeugdgezondheidszorg, speelzalen en kinderopvang, scholen (ibers), leerplicht, huisartsen, jeugd- en jongerenwerk, kraamzorg, verenigingen etc.
24
Beleidskader Transities Sociaal Domein Achtkarspelen 2014
Gebruikte afkortingen ANNO AWBZ BJZ CIZ CJG GGZ Indic. JB/JR LVG JGGZ NMA PGB RMC RTA SCP SZW VFG VNG VO WAJONG Wmo WSW WWB ZAT
Agenda Netwerk Noord Oost Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Bureau Jeugzorg Centraal Indicatieorgaan ZOrg Centrum Jeugd & Gezin Geestelijke Gezondheidszorg Indicatie Jeugdbescherming/Jeugdreclassering Licht verstandelijk gehandicapt Jeugd geestelijke gezondheidszorg Nederlandse Mededingings Autoriteit Persoonsgebonden Budget Regionaal Meld- en Coördinatiecentrum Regionaal Transitie Arrangement Sociaal Cultureel Planbureau Sociale Zakenen Werkgelegenheid Vereniging Friese Gemeenten Vereniging Nederlands Gemeenten Voortgezet Onderwijs Wet Arbeidsongeschiktheid Jongeren Wet maatschappelijke ondersteuning Wet Sociale werkvoorziening Wet Werk en Bijstand Zorg Advies team
25