Beleid TOOM Terugdringen Ongewenste en Onechte Meldingen cluster Noord Twente
Auteur: Jeroen Kromhof
Beleid TOOM Terugdringen Ongewenste en Onechte Meldingen cluster Noord Twente
Beleid TOOM cluster Noord Twente
Auteur: J. Kromhof Opdrachtgevers: Afdeling Veiligheid & Hulpverlening gemeente Almelo brandweer Twenterand Praktijkcoach: dhr. Q. Harmsen Versie: 1.0 Datum laatste wijziging: vrijdag 6 juni 2008
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
2
Beleid TOOM cluster Noord Twente
SAMENVATTING Door een wijziging in de alarmeringsprocedure in 2005 wordt er door de Regionale Alarmcentrale niet eerst meer geverifieerd of er sprake is van een loze melding, maar wordt direct een brandweereenheid gealarmeerd. Deze wijziging was noodzakelijk om binnen de wettelijke norm (1 minuut) een binnenkomende melding te verwerken. Het heeft als gevolg gehad dat het aantal automatische meldingen steeg van 86 in 2004 naar 733 in 2007. Van deze automatische meldingen blijkt het in 5% van de gevallen daadwerkelijk om brand te gaan. De overige 95% zijn loze meldingen. Deze loze meldingen zijn een groot probleem voor de brandweer door een grote belasting op de organisatie en vanwege de financiële kosten. De vraag is wat de oorzaken en gevolgen zijn van loze meldingen en wat de mogelijkheden zijn om het probleem op te lossen. Om de problematiek te onderzoeken is de volgende probleemstelling opgesteld: Wat zijn de oorzaken en gevolgen van het grote aantal loze meldingen, veroorzaakt door brandmeldinstallaties met een directe aansluiting op de Regionale Alarmcentrale Hengelo, voor brandweercluster Noord Twente en op welke wijze kan het aantal loze meldingen teruggedrongen worden tot een niveau conform de NEN 2535? Om de probleemstelling te kunnen beantwoorden is er voornamelijk gebruik gemaakt van desk research. Onderdeel van desk research was het houden van literatuurstudie. Hiermee wordt snel en effectief inzicht verkregen in de problematiek. Door middel van een enquête informatie opgevraagd over de desbetreffende objecten. Daarnaast heeft mijn eigen ervaring (als brandweerman) ook goed inzicht gegeven in de problematiek en is duidelijk geworden wat de oorzaken en gevolgen zijn van het hoge aantal loze meldingen. In brandweercluster Noord Twente zijn 131 objecten voorzien van een brandmeldinstallatie met een directe doormelding naar de Regionale Alarmcentrale. Brandmeldinstallaties worden toegepast om de brandveiligheid in gebouwen met een verhoogd risico op (ongevallen bij) brand te vergroten. Doel van deze installatie is het vroegtijdig ontdekken van brand. Daarnaast heeft de installatie als doel om zowel de aanwezige personen (intern) te waarschuwen als de brandweer (extern). Beoogd wordt een brand (snel) te detecteren, snel onder controle hebben, slachtoffers te voorkomen en schade te beperken. Om de kwaliteit van brandmeldinstallaties te waarborgen dienen deze te voldoen aan bepaalde normen en regels. Zo regelt de NEN 2535 de installatie en gaat de NEN 2654-1 in op het onderhoud van de brandmeldinstallatie. Ondanks de gestelde normen komt het te vaak voor dat brandmeldinstallaties loze meldingen genereren. Zo kunnen de oorzaken van loze meldingen worden ondergebracht in ongewenste meldingen en onechte oorzaken. Door middel van registratie van het aantal loze meldingen over het jaar 2007 is gebleken dat 85% van de loze meldingen ongewenste meldingen waren. Deze ongewenste meldingen zijn voornamelijk te wijten aan verkeerd menselijk handelen en onwetendheid. De andere 15% van de meldingen wordt veroorzaakt door (onjuiste) techniek. Deze oorzaken hebben als gevolg dat de brandweer tijdens een automatische melding niet meer inzetbaar is voor andere calamiteiten. Daarnaast brengt een uitruk naar een automatische melding de nodige overlast met zich mee en wordt het verkeer in gevaar gebracht. Naast de problemen voor de brandweer ondervinden ook de objecten hinder van het aantal loze meldingen. Zoals een werkonderbreking en onnodige kosten. Het geheel van oplossingsrichtingen resulteert in een implementatieplan waarin een viertal fasen zijn te onderscheiden: Fase 1: Inventarisatie Fase 2: Registratie Fase 3: Voorlichting en bewustwording Fase 4: Handhaving
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
3
Beleid TOOM cluster Noord Twente
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD ............................................................................................................................................... 6 1. 1.1 1.2
INLEIDING .............................................................................................................................. 7 Aanleiding .......................................................................................................................................... 7 Leeswijzer.......................................................................................................................................... 8
2. ONDERZOEKSOPZET ............................................................................................................ 9 2.1 Probleemstelling ................................................................................................................................ 9 2.1.1 Operationalisering probleemstelling .......................................................................................... 9 2.2 Doelstelling, doel en resultaat ........................................................................................................... 9 2.3 Onderzoeksvragen .......................................................................................................................... 10 2.4 Onderzoeksmethode / dataverzameling.......................................................................................... 10 2.5 Randvoorwaarden ........................................................................................................................... 15 2.6 Afbakening....................................................................................................................................... 15 2.7 Conclusie ......................................................................................................................................... 15 3. 3.1 3.2 3.3
BRANDMELDINSTALLATIES............................................................................................ 17 Nut en noodzaak.............................................................................................................................. 17 Kwaliteit ........................................................................................................................................... 19 Conclusie ......................................................................................................................................... 20
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
LOZE MELDINGEN............................................................................................................... 21 Loze meldingen Almelo ................................................................................................................... 21 Loze meldingen Twenterand ........................................................................................................... 21 Wijziging alarmeringsprocedure ...................................................................................................... 22 Oorzaken loze meldingen................................................................................................................ 22 Conclusie ......................................................................................................................................... 23
5. GEVOLGEN LOZE MELDINGEN ....................................................................................... 24 5.1 Gevolgen brandweercluster Noord.................................................................................................. 24 5.1.1 Inzetbaarheid repressie ........................................................................................................... 24 5.1.2 Verkeersveiligheid en overlast................................................................................................. 24 5.1.3 Bereidheid werkgever / motivatie personeel ........................................................................... 24 5.1.4 Financiën ................................................................................................................................. 25 5.2 Gevolgen objecten........................................................................................................................... 26 5.2.1 Alarmmoeheid.......................................................................................................................... 26 5.2.2 Werkonderbreking ................................................................................................................... 26 5.2.3 Onnodige kosten...................................................................................................................... 26 5.2.4 Imago....................................................................................................................................... 26 5.3 Conclusie ......................................................................................................................................... 26 6. 6.1 6.2 6.3
GEWENSTE SITUATIE........................................................................................................ 27 Wettelijk niveau................................................................................................................................ 27 Acceptabel niveau ........................................................................................................................... 27 Conclusie ......................................................................................................................................... 27
7. MOGELIJKE OPLOSSINGSRICHTINGEN ..................................................................... 28 7.1 Huidige oplossingen ........................................................................................................................ 28 7.2 Oplossingsrichtingen ongewenste oorzaken................................................................................... 30 7.2.1 Voorlichting .............................................................................................................................. 30 7.2.2 Organisatie binnen object ........................................................................................................ 31 7.2.3 Opgeleid Persoon .................................................................................................................... 32 7.2.4 Projectering.............................................................................................................................. 32 7.2.5 Prestatie-eis............................................................................................................................. 33 7.2.6 (Aanpassing) vertragingstijden ................................................................................................ 33 7.2 Oplossingsrichtingen onechte oorzaken ......................................................................................... 33
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
4
Beleid TOOM cluster Noord Twente
7.3 Handhavingsmogelijkheden ............................................................................................................ 34 7.3.1 Algemene bestuursrechtelijke handhaving.............................................................................. 34 7.3.2 Privaatrechtelijke handhaving.................................................................................................. 36 7.3.3 Strafrechtelijke handhaving ..................................................................................................... 36 7.3.4 Specifieke handhavingsmiddel Woningwet ............................................................................. 36 7.4 Voorkeur handhavingsinstrument.................................................................................................... 37 7.5 Vrijwillige installaties met directe aansluiting................................................................................... 39 7.6 Conclusie ......................................................................................................................................... 39 8. IMPLEMENTATIE ................................................................................................................. 40 8.1 Fase 1: Inventarisatie ...................................................................................................................... 40 8.1.1 Resultaten enquête.................................................................................................................. 41 8.2 Fase 2: Registratie........................................................................................................................... 41 8.3 Fase 3: Voorlichting en bewustwording........................................................................................... 42 8.4 Fase 4: Handhaving ........................................................................................................................ 43 8.5 Conclusie ......................................................................................................................................... 46 9. 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6
CONCLUSIES ......................................................................................................................... 47 Brandmeldinstallaties ...................................................................................................................... 47 Alarmeringsprocedure ..................................................................................................................... 47 Stijging automatische meldingen..................................................................................................... 47 Oorzaken loze meldingen................................................................................................................ 47 Gevolgen loze meldingen ................................................................................................................ 48 Oplossingsrichtingen en implementatie........................................................................................... 48
10.
AANBEVELINGEN ................................................................................................................ 50
NAWOORD ................................................................................................................................................... 51 DEFINITIES................................................................................................................................................. 52 BRONNENLIJST ......................................................................................................................................... 53 VERKLARING GEBRUIKTE HULPMIDDELEN ................................................................................... 55 BIJLAGEN
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
5
Beleid TOOM cluster Noord Twente
VOORWOORD Voor u ligt een rapport voor het Terugdringen van Ongewenste en Onechte Meldingen (TOOM) cluster Noord Twente. Dit rapport is het resultaat van de afstudeeropdracht die is uitgevoerd voor brandweercluster Noord Twente welke bestaat uit de afdeling Veiligheid & Hulpverlening en bureau brandweer Twenterand. Dit rapport is opgesteld ter afsluiting van de studie integrale veiligheidskunde. Dit rapport geeft een beleidsopzet om het toenemende aantal ongewenste en onechte meldingen terug te dringen. Door een strakke tijdsplanning van 15 weken was ik genoodzaakt een en ander af te bakenen. Hierdoor was het niet te realiseren een compleet implementatieplan te ontwikkelen. Dit verslag biedt daarom handvaten voor brandweercluster Noord om het beleid op te pakken en verder uit te breiden. Gedurende de afstudeerperiode was de interne begeleiding in handen van dhr. Quido Harmsen (coördinator teamonderdeel Veiligheid) die ik via deze weg wil bedanken. De (proces)begeleiding vanuit Saxion Hogeschool Enschede was in handen van dhr. Igor Wassink. Ook hem wil ik hartelijk bedanken voor de begeleiding. Als laatste ben ik dank verschuldigd aan iedereen die zijn of haar medewerking heeft verleend om dit rapport te kunnen opstellen. Hieronder vallen alle medewerkers van de afdeling Veiligheid & Hulpverlening. Almelo, 9 juni 2008 Jeroen Kromhof
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
6
Beleid TOOM cluster Noord Twente
1.
INLEIDING
A long-serving firefighter killed when a fire truck clipped a semitrailer and ploughed into a tree was racing to answer a false alarm. The man died and four of his colleagues were trapped when the truck, with up to two tonnes of water on board, slammed into a tree in south-western Sydney today about 10am. Emergency crews battled to free the men from the wreckage of the fire appliance, including its driver who was seriously injured with multiple fractures. The crew had been answering a false alert from an automatic fire alarm at Holsworthy army base, a NSW Fire Brigades spokesman said. NSW Fire Brigades Commissioner Greg Mullins said firefighters were devastated by the loss of a colleague who had a long and distinguished record of service.
Figuur 1.1 Artikel FirefightingNews.com
1.1
Aanleiding
Brandweercluster Noord Twente is een samenverwerkingsverband tussen de brandweerkorpsen van Almelo 1 en Twenterand . Deze brandweerkorpsen zorgen ervoor dat de brandweerzorg binnen de genoemde gemeenten gegarandeerd wordt. 2
In het cluster Noord Twente zijn 131 objecten voorzien van een brandmeldinstallatie (vereist op grond van de gemeentelijke bouwverordening). Deze brandmeldinstallaties hebben een directe aansluiting op het Openbaar Meld Systeem (OMS) van de Meldkamer Twente (oftewel de Regionale Alarmcentrale - RAC). Nadat een brandalarm is doorgemeld wordt de brandweer van het dichtstbijzijnde korps gealarmeerd. Echter blijkt dat er na alarmering in veel gevallen (ongeveer 95%) niets aan de hand is en er geen sprake is van brand. In deze gevallen spreekt men over een loze melding. Het uitrukken naar automatische meldingen, specifiek loze meldingen, brengt de nodige risico’s en gevolgen met zich mee. Zoals in het artikel (figuur 1.1) te lezen is, komt een brandweerman om het leven. Tijdens de weg naar de automatische melding botst de brandweerauto op een vrachtwagentrailer. Achteraf bleek dat er sprake was van een vals alarm en er geen sprake was van brand. Er kan dus gesproken worden van onnodige risico’s. De risico’s en gevolgen liggen niet alleen op het gebied van de brandweer maar ook bedrijven ondervinden hinder als gevolg van loze meldingen. Met een toename van het aantal brandmeldinstallaties in het vooruitzicht zal de stijging van loze meldingen alleen maar groter worden. Hieruit is de behoefte ontstaan onderzoek uit te voeren naar de oorzaken en gevolgen met als resultaat een opzet om het aantal loze meldingen terug te dringen.
1 2
Brandweer Twenterand bestaand uit de posten Den Ham, Vriezenveen en Vroomshoop 108 objecten in Almelo en 23 objecten in Twenterand, op 28 april 2008
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
7
Beleid TOOM cluster Noord Twente
1.2
Leeswijzer
Dit rapport is opgebouwd uit 10 hoofdstukken. Na de inleiding geeft hoofdstuk 2 een beschrijving van de toegepaste methodiek en afbakening van het onderzoek. Hoofdstuk 3 omschrijft het begrip brandmeldinstallatie en maakt duidelijk waarom deze installaties worden toegepast (nut en noodzaak). Hoofdstuk 4 laat het huidige aantal automatische meldingen zien, geeft de oorzaken voor de stijging van het aantal automatische meldingen en de stijging van het aantal loze meldingen. Hoofdstuk 5 geeft de gevolgen. Hierbij wordt inzicht gegeven in zowel de gevolgen voor de brandweer als de gevolgen voor de objecten. Hoofdstuk 6 beschrijft de gewenste situatie en hoofdstuk 7 geeft de diverse mogelijke oplossingsrichtingen. Hierna beschrijft hoofdstuk 8 een samenstelling van het geheel van oplossingsrichtingen in een implementatie. In hoofdstuk 9 worden de conclusies getrokken en hoofdstuk 10 geeft tot slot aanbevelingen. Daarnaast zijn achter in dit rapport definities te vinden. NB. Daar waar wordt gesproken over “de brandweer” of “brandweercluster Noord Twente” worden de Afdeling Veiligheid & Hulpverlening en bureau brandweer Twenterand bedoeld.
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
8
Beleid TOOM cluster Noord Twente
2.
ONDERZOEKSOPZET
In dit hoofdstuk wordt de opzet van het onderzoek nader uitgewerkt in doelstelling, probleemstelling en onderzoeksvragen. Vervolgens zal in worden gegaan op de onderzoeksmethodiek en de wijze van dataverzameling, horende bij de onderzoeksvragen. Tot slot wordt de afbakening van het onderzoek weergegeven. Hierin wordt aangegeven wat er wel en niet werd onderzocht.
2.1
Probleemstelling
Wat zijn de oorzaken en gevolgen van het grote aantal loze meldingen, veroorzaakt door brandmeldinstallaties met een directe aansluiting op de Regionale Alarmcentrale Hengelo, voor brandweercluster Noord Twente en op welke wijze kan het aantal loze meldingen teruggedrongen worden tot een niveau conform de NEN 2535? De formulering van de probleemstelling is tot stand gekomen in overleg met de afstudeerbegeleider. Aan de hand van de consequenties als gevolg van een grote stijging van het aantal loze meldingen (probleem) zijn de diverse belangrijke elementen in de probleemstelling verwerkt. Deze elementen worden hieronder verder uitgewerkt (geoperationaliseerd).
2.1.1 Operationalisering probleemstelling Om tot onderzoekbare vragen te komen, moeten de volgende zaken gebeuren: de gebruikte begrippen moeten worden gedefinieerd; de begrippen moeten worden geoperationaliseerd. In de probleemstelling wordt gesproken over loze meldingen. Loze meldingen is een verzameling van onechte en ongewenste meldingen. Ook deze twee begrippen zijn nog niet helder genoeg en zullen verder toegelicht moeten worden. Onechte meldingen zijn brandmeldingen die niet het gevolg zijn van een brand, of op brand lijkende verschijnselen. Voornamelijk betreft het hier als oorzaak “techniek”. Voorbeelden van een onechte melding zijn een vervuilde melder of beschadiging van de installatie. Ongewenste meldingen zijn brandmeldingen veroorzaakt door de aanwezigheid van op brand lijkende verschijnselen, die niet het gevolg zijn van brand (‘brandverschijnselen’). Voorbeelden van ongewenste meldingen zijn laswerkzaamheden bij of roken onder automatische melder. Een brandmeldinstallatie is een samenstel van op elkaar afgestemde dan wel aan elkaar gekoppelde apparatuur, leidingen en toebehoren van leidingen welke nodig zijn voor het ontdekken van brand, het melden van de brand en het geven van stuursignalen ten behoeve van andere installaties. Het begrip NEN 2535 vraagt om opheldering. De NEN 2535 is een norm waar de model bouwverordening naar verwijst als het gaat om brandmeldinstallaties. Deze norm waarborgt de validiteit en kwaliteit van de brandmeldinstallatie.
2.2
Doelstelling, doel en resultaat
De doelstelling is, namens brandweercluster Noord, onderzoek te verrichten naar de oorzaken en gevolgen van loze meldingen. Uit dit onderzoek moet naar voren komen waar de mogelijkheden liggen om het toenemende aantal loze meldingen terug te dringen en hiermee de belasting op de brandweer af te laten nemen. Het terugdringen van het aantal loze meldingen zal in samenwerking met de relevante actoren plaats moeten vinden. Voortvloeiend uit de doelstelling wordt het doel gesteld om een beleidsopzet op te stellen. Deze opzet dient een implementatieplan te bevatten hoe brandweercluster Noord Twente de komende jaren uitvoering moet gaan geven aan het terugdringen van ongewenste en onechte meldingen.
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
9
Beleid TOOM cluster Noord Twente
Hiermee wordt beoogd binnen 5 jaar de norm, conform de NEN 2535 te realiseren, te halen met een afname van het aantal uitrukken (ten gevolge van een loze melding) als uiteindelijke resultaat.
2.3
Onderzoeksvragen
Om de probleemstelling te kunnen beantwoorden, zijn de volgende onderzoeksvragen onderzocht: 1. Wat is een brandmeldinstallatie en aan welke normen dient deze te voldoen? 2. Wat is het aantal loze meldingen op jaarbasis? (huidige niveau - nul meting) a) Wat was het aantal loze meldingen voorheen? 3. Wat heeft geleid tot een (explosieve) stijging van het aantal loze meldingen? 4. Wat zijn de oorzaken van de (loze) meldingen? 5. Waarom zijn het aantal loze meldingen een probleem? (ongewenste situatie) 6. Wordt er reeds aandacht besteed aan het terugdringen van loze meldingen? a) Zo ja, wat zijn deze maatregelen? b) Zo nee, waarom niet? 7. Wat zijn de mogelijkheden om het aantal loze meldingen terug te dringen in relatie met de huidige regelgeving? 8. Op welke wijze kunnen deze mogelijkheden geïmplementeerd worden?
2.4
Onderzoeksmethode / dataverzameling
In deze paragraaf worden de diverse onderzoeksvragen en de toe te passen methodiek met betrekking tot het probleem nader beschouwd. --------------------------Onderzoeksvraag 1 Wat is een brandmeldinstallatie en aan welke normen dient deze te voldoen? Onderzoeksvraag 2 Wat is het aantal loze meldingen op jaarbasis? Onderzoeksvraag 2a Wat was het aantal loze meldingen voorheen? Onderzoeksmethode: Om na te gaan wat het aantal loze meldingen hedendaags op jaarbasis is, wordt er gebruik gemaakt van bestaande bronnen (desk research – interne secundaire gegevens). Dit zijn het registratiesysteem “Fireman”, 3 internet en incidentenrapporten . Er wordt gebruik gemaakt van secundaire bronnen. Secundaire bronnen bevatten informatie die al voor handen is en niet door mij zelf is geproduceerd. Deze informatie is vervolgens bekeken, geanalyseerd en verwerkt. Het gebruik van secundaire bronnen biedt ten opzichte van nieuw onderzoek het voordeel dat het in relatief korte tijd informatie verschaft. Desk research biedt ook inzicht in de werking en functioneren van een brandmeldinstallatie (inclusief normen en eisen). Bij het gebruik van desk research is het belangrijk de meest actuele informatie en bronnen te raadplegen. Hiermee wordt de validiteit vergroot. Het is daarom van belang de datum en versies van de bronnen goed te bekijken en na te gaan of er eventueel nieuwere versies zijn. Dataverzameling: Via het softwarepakket en registratiesysteem “Fireman” wordt er na elke uitruk het incidentenrapport door de roosterbeheerder ingevoerd. Met dit invoeren wordt geregistreerd welke melding er (binnen de gemeente) heeft plaatsgevonden en welke personen zijn uitgerukt. Het geheel van uitrukken wordt aan het einde van het 4 kalenderjaar in een sheet gezet en vervolgens gepubliceerd (op het internet ) waardoor een overzicht ontstaat van het totale aantal meldingen. 3
Een incidentenrapport is een rapportage door de Regionale Alarmcentrale van een melding/calamiteit. Hierin staat vermeld op welk tijdstip het incident is binnengekomen, welke eenheden op welk tijdstip zijn gealarmeerd en welke nadere berichten gegeven zijn. 4 http://www.almelo.nl/brandweer
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
10
Beleid TOOM cluster Noord Twente
De gegevens van een melding, in dit geval een automatisch brandalarm, zijn middels het invoeren van zoekcriteria gemakkelijk te filteren. Hiermee kan per periode een overzicht van alle meldingen worden weergegeven. Daarnaast worden de normen die gelden voor de installatie en onderhoud van de brandmeldinstallatie (respectievelijk de NEN 2535 en de NEN 2654) geraadpleegd om te bekijken welke eisen en normen gelden voor de brandmeldinstallatie en alles wat daarmee samenhangt. De validiteit van de gebruikte bronnen kan worden beschouwd als goed. --------------------------Onderzoeksvraag 3 Wat heeft geleid tot een (explosieve) stijging van het aantal loze meldingen? Onderzoeksmethode: Om te achterhalen wat de oorzaak is geweest van een (explosieve) stijging van het aantal loze meldingen, is er gebruik gemaakt van literatuurstudie en sleutelinterviews. Sleutelinterviews zijn een snelle methode om een probleem of onderzoeksgebied te verkennen. Ik heb een beperkt aantal personen gevraagd die terzake deskundig worden geacht. Het betrof hier mijn afstudeerbegeleider, dhr. Q. Harmsen en centralisten van de 5 RAC te Hengelo . Dataverzameling: Het is in mijn ogen niet noodzakelijk geweest om een dergelijke vraag via een enquête of interview te beantwoorden. Via telefonisch contact (bij het vragen van de personen op de RAC) en het stellen van de vraag werd er voldoende informatie ontvangen waarmee de (explosieve) stijging onderbouwd kon worden. Deze ondervraagde personen (waarvan het opleidingsniveau hoog te noemen is) gaven allen hetzelfde antwoord wat voor mij de doorslag heeft gegeven dat de validiteit van de bronnen goed is. --------------------------Onderzoeksvraag 4 Wat zijn de oorzaken van de (loze) meldingen? Onderzoeksmethode: Om deze vraag te kunnen beantwoorden wordt deels gebruik gemaakt van de uit onderzoeksvraag 2 en 2a gewonnen informatie en wordt er naast het softwarepakket “Fireman” een speciaal registratiesysteem geraadpleegd dat is opgezet in samenwerking met de hulpverleningsdienst Regio Twente. Dit systeem (Openbaar Meld Systeem: OMS) houdt het aantal automatische meldingen bij. De onderzoeksmethodiek betreffende het registratiesysteem valt onder de noemer literatuurstudie, en wel via externe secundaire gegevens. De gegevens worden namelijk door de RAC (extern) ingevoerd. Dit gebeurt wel via de informatie die de RAC krijgt van de eenheden die naar een automatisch alarm uitrukken. Dataverzameling: Elke automatische melding wordt sinds 2007 ingevoerd in het registratiesysteem. Hiermee wordt duidelijk welke objecten automatische meldingen veroorzaken en wat de aard van deze oorzaken zijn. Hieruit is tevens op te maken welke bedrijven betrokken zijn in het probleem. De validiteit van deze informatiebron is voldoende tot goed te noemen. Dit heeft te maken met de wijze van invoering. Zo werd er voorheen geregistreerd onder diverse definities van uitrukken. Tegenwoordig worden de automatische meldingen onder een noemer geregistreerd. --------------------------Onderzoeksvraag 5 Waarom zijn het aantal loze meldingen een probleem? Onderzoeksmethode: De toegepaste onderzoeksmethode berust deels op het ondervragen van personen (brandweerpersoneel en gebruikers van objecten), deels op eigen ervaring en ervaring die tijdens het afstuderen wordt opgedaan. Doordat ik zelf betrokken ben in de organisatie middels het draaien van dagdiensten en daarnaast als vrijwilliger piketdiensten draai, word ik hiermee direct met de problematiek en de gevolgen geconfronteerd. Het is thans makkelijk zelf de problematiek in kaart te brengen en dit vervolgens te laten verifiëren door mijn 5
Daar waar er wordt gesproken over de RAC, wordt de Regionale Alarmcentrale te Hengelo bedoeld.
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
11
Beleid TOOM cluster Noord Twente
afstudeerbegeleider. Belangrijk is de problematiek ook vanuit de objecten en gebruikers hiervan te belichten. Hiermee wordt naast het inzichtelijk brengen van het probleem ook het nodige draagvlak gecreëerd. Draagvlak is nodig om eventuele wijzigingen goed in te kunnen voeren. Dataverzameling: Door de eigen ervaring, die wordt opgedaan tijdens uitrukken, is het goed mogelijk een beeld te vormen van de problematiek die de brandweer ervaart tijdens het uitrukken naar loze meldingen. Om de problematiek vanuit de bedrijven te belichten wordt er, bij het ter plaatse gaan, contact gezocht met het object en wordt hen gevraagd waar de bedrijven tegen aanlopen. Tevens wordt hun problematiek verder in kaart gebracht door middel van een vragenformulier. De toepassing van een vragenformulier wordt verder toegelicht bij onderzoeksvraag 7. De validiteit van de onderzoeksbronnen is voldoende tot goed te noemen. --------------------------Onderzoeksvraag 6 Wordt er reeds aandacht besteed aan het terugdringen van loze meldingen? Onderzoeksvraag 6a Zo ja, wat zijn deze maatregelen? Onderzoeksvraag 6b Zo nee, waarom niet? Onderzoeksmethode: De toegepaste onderzoeksmethode is het zoeken en bekijken van literatuurstudie en voornamelijk interviewen van personen. In veel gevallen is dit mijn afstudeerbegeleider geweest. Hij is coördinator van het teamonderdeel veiligheid die op de hoogte is van de actuele ontwikkelingen rond het terugdringen van loze meldingen. Dataverzameling: Via internet is er voornamelijk gezocht naar documenten en rapporten die informatie zouden kunnen verschaffen over het terugdringen van loze meldingen. Hieruit is naar voren gekomen dat er al wel documenten zijn waarin bruikbare informatie te vinden is. Echter moet natuurlijk uiterst zorgvuldig bekeken worden of deze informatie ook toepasbaar is op de situatie binnen cluster Noord Twente. Het kan namelijk zijn 6 dat onderzoeken die qua eigenschappen veel van elkaar weg hebben, totaal andere uitkomsten genereren . Oorzaken hiervan zijn de operationalisering en definiëring. Om informatie ook daadwerkelijk te gebruiken moet degene die het onderzoek pleegt bewust zijn van de risico’s die dit met zich mee brengt. De vraag of er binnen cluster Noord Twente reeds aandacht wordt besteed aan het terugdringen heb ik aan mijn afstudeerbegeleider voor kunnen leggen. Hierop volgend kan dan, indien onderzoeksvraag 6 met positief beantwoord wordt, gevraagd worden wat de maatregelen zijn. De validiteit van de informatiebronnen is goed. Is het antwoord negatief dan wordt gevraagd waarom er nog geen acties zijn ondernomen.
6
Schreuder Peters, R.P.I.J. (2004). Methoden & Technieken van Onderzoek, principes en Praktijk.
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
12
Beleid TOOM cluster Noord Twente
--------------------------Onderzoeksvraag 7 Wat zijn de mogelijkheden om het aantal loze meldingen terug te dringen in relatie met de huidige regelgeving? Onderzoeksvraag 8 Op welke wijze moeten deze mogelijkheden geïmplementeerd worden? Dataverzameling: Onderzoeksvraag 6 is min of meer een basis voor de vraag wat de mogelijkheden zijn om het aantal loze meldingen terug te dringen. Daarnaast is het natuurlijk belangrijk om de oorzaken van het probleem goed in kaart te brengen. Dit is via onderzoeksvraag 5 aan de orde gekomen. Vervolgens werd bekeken wat binnen de kaders van de huidige regelgeving mogelijk is. Methodiek die hier voornamelijk is toegepast zijn de literatuurstudie en de toegepaste technieken uit de genoemde onderzoeksvragen. Deze dienen als basis voor de beantwoording van onderzoeksvraag 7. Onderzoeksmethode: Een onderdeel van de onderzoeksvraag 8 is het houden van een inventarisatie onder de objecten binnen brandweercluster Noord. Deze inventarisatie heeft plaatsgevonden middels een enquête/vragenformulier. Om de responstijd zo kort mogelijk te houden is de informatie die reeds bij cluster Noord bekend is over de brandmeldinstallatie en alles wat hiermee samenhangt (aantal puntmelders, bewaakte oppervlakte, soort bewaking, Opgeleid Persoon etc.) al ingevuld. Deze informatie kan gehaald worden uit dossiers die opgeslagen zijn in een zogeheten “Paternoster”. Deze informatie hoeft vervolgens alleen te worden gecontroleerd en daar waar nodig gewijzigd. Dit komt de geënquêteerde ten goede. Het was tevens belangrijk het belang van het onderzoek goed te verwoorden in de begeleidende brief. Hiermee wordt getracht draagvlak en bereidwilligheid voor het onderzoek te creëren. Om de drempel voor het retourneren van het vragenformulier zo laag mogelijk te houden, is er ook een retourenveloppe (compleet met retouradres) meegestuurd. Op deze manier wordt het reageren een stuk makkelijker. Om de kwaliteit, in dit geval het zo goed mogelijk invullen van de enquête, te waarborgen is het noodzakelijk om het belang van de medewerking helder te verwoorden en duidelijk te maken. Dit werd, zoals hierboven beschreven, in een begeleidende brief aangegeven. Tevens kan deze begeleidende brief worden gebruikt om de geënquêteerde door de vragenlijst heen te loodsen. Zo kan het nodig zijn moeilijke begrippen/woorden te definiëren en uit te leggen. De enquête voldoet aan de volgende eisen: er is geen gebruik gemaakt van moeilijke woorden of lange zinnen: het taalgebruik wordt aan de doelgroep aangepast; er is altijd maar één vraag tegelijk gesteld; een vraag is maar voor één uitleg vatbaar zijn. Mochten er ondanks alle hierboven voorgenomen maatregelen nog onduidelijkheden zijn, dan hebben de personen (telefonisch) contact op kunnen nemen met mij of teamonderdeel Veiligheid. Op deze wijze kan de geënquêteerde eventueel telefonisch begeleid worden en wordt de kwaliteit gewaarborgd. Dit heeft ook betrekking op de validiteit en betrouwbaarheid van de enquête. Als de geënquêteerde weet waar het precies over gaat wordt er gemeten wat er gemeten moet worden. Dit lijkt (misschien) een kromme zin maar als er onduidelijkheden zijn over bepaalde begrippen (bijvoorbeeld door meerdere betekenissen) wordt de enquête niet op de juiste wijze ingevuld omdat de geënquêteerde een andere betekenis voor ogen heeft dan dat er bedoeld wordt. Het onderzoek heeft zich tevens op de objecten binnen de gemeente Twenterand gericht. In samenwerking met dhr. G. Meulenbeld van bureau brandweer Twenterand heeft ook hier het onderzoek plaatsgevonden. De opzet hier is geweest om eerst de brieven te sturen en daarna(ast) contact te leggen met de bedrijven. Vanwege het kleinere aantal objecten is deze manier van aanpak geschikter. De bedrijven is de gelegenheid gegeven eerst hun vragenformulier in te vullen en vervolgens is er een afspraak gemaakt. Hiermee is de respons verhoogd. Het maken van een afspraak na bijvoorbeeld vier weken heeft als een stimulans gewerkt. Hierdoor werden de bedrijven geprikkeld hun informatie snel en efficiënt in te vullen. Tevens kon bij de inname van het vragenformulier gecontroleerd worden of deze op de juiste wijze is ingevuld en of de informatie redelijkerwijs overeenkomt met het object. Het is belangrijk om duidelijke afspraken te maken. Zo moeten begrippen goed gedefinieerd zijn om de validiteit te waarborgen. Het vragenformulier laat weinig ruimte over
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
13
Beleid TOOM cluster Noord Twente
voor andere inzichten en of denkwijzen. In beide gemeenten moet het onderzoek namelijk op dezelfde manier uitgevoerd worden. Voor het invullen en retourneren van de enquête heeft de geënquêteerde een maand de tijd gehad. Daar waar men deze enquête niet binnen de gestelde termijn heeft geretourneerd, is er een tweede brief als herinnering verstuurd waarin een nieuwe termijn werd gesteld. Indien men hier ook niet op reageerde, is er telefonisch contact gezocht met het object. Hierbij is gevraagd naar een Opgeleid Persoon of verantwoordelijke voor de brandmeldinstallatie. Hen is gevraagd naar de oorzaken van de loze meldingen. Met dit alles werd beoogd een zo hoog mogelijke respons te krijgen. Het geheel van toe te passen methodologie kan schematisch worden weergegeven.
Figuur 2.1 Een schematische weergave van de toe te passen methodologie
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
14
Beleid TOOM cluster Noord Twente
2.5
Randvoorwaarden
Randvoorwaarden zijn zaken waaraan moet worden voldaan om de doelstelling van het project te halen en zijn noodzakelijk voor de uitvoerbaarheid, haalbaarheid, betrouwbaarheid en het succes van het onderzoek. De randvoorwaarden kunnen verdeeld worden in zowel randvoorwaarden voor de organisatie als in randvoorwaarden voor het onderzoek. Voor het onderzoek zijn de volgende randvoorwaarden van belang: beschikbaarheid van begeleiding door stagecoach en collega’s. Om de twee weken (op de maandag van 09.00u tot 10.00u) heb ik contact gehad met mijn stagecoach tijdens een bijeenkomst/vergadering. Tijdens dit gesprek is bekeken wat de resultaten zijn en waar verder nog aandacht aan besteed moet worden. Tevens is het ook goed geweest om op dat moment tegen iemand aan te praten om op deze manier te verifiëren of mijn denkwijze in de juiste richting is en overeenkomt met het beeld wat mijn stagecoach heeft (en mogelijkerwijs om het beeld wat te wijzigen); beschikbaarheid van hulpmiddelen zoals een PC en telefoon. Op deze manier is men bereikbaar voor externe partijen. Ook is er de beschikking over diverse voertuigen. Hiermee kunnen, indien mogelijk en noodzakelijk, objecten bezocht worden. Tevens beschikt afdeling Veiligheid & Hulpverlening over een zogeheten “Paternoster”. Dit is een dossierkast waarin alle informatie per object / adres wordt opgeslagen. De benodigde informatie over de objecten die in aanmerking komen voor de enquête kan hieruit worden gehaald; onderling vertrouwen tussen collega’s maar ook zeker het vertrouwen tussen de brandweer en de desbetreffende objecten; betrekken van de gehele organisatie. Hiermee wordt er draagvlak binnen de organisatie gecreëerd en weten collega’s wat er speelt en wie waar mee bezig is. Dit komt het onderlinge vertrouwen ten goede. Daarnaast spelen randvoorwaarden binnen de organisatie een rol. Om het project te laten slagen is het belangrijk: om voldoende financiële middelen vrij te maken. Onderzoek brengt kosten met zich mee. De organisatie moet bereidt zijn deze kosten op willen lopen. Daarnaast zal het invoeren van het implementatieplan ook kosten met zich mee kunnen brengen; om voldoende personeel vrij te maken/in te plannen voor het project. Uiteindelijk zal er een implementatie plaats moeten vinden. Hier zal mankracht voor vrijgemaakt moeten worden; om ook binnen de organisatie voldoende draagvlak te creëren. Implementatie zal eventuele veranderingen met zich mee kunnen brengen. Het is belangrijk de organisatie hier op voor te bereiden. Zoals naar voren komt is het creëren van draagvlak uiterst belangrijk. Naast het draagvlak, dat binnen de organisatie gecreëerd moet worden, is het belangrijk om de problematiek niet alleen vanuit de brandweer te bekijken maar ook de objecten benaderen om vanuit hun inzicht de problematiek te belichten. Dit wordt met name in de begeleidende brief aan de orde gebracht.
2.6
Afbakening
Dit onderzoek richt zich enkel en alleen op loze meldingen (onecht en ongewenste meldingen) veroorzaakt door brandmeldinstallaties binnen het brandweercluster Noord Twente die (op basis van de bouwverordening een verplichte) directe aansluiting hebben op de Regionale Alarmcentrale te Hengelo. Meldingen veroorzaakt door vrijwillige installaties (niet vereist middels de bouwverordening) en aangesloten op een Particuliere Alarmcentrale (PAC) worden in eerste instantie buiten beschouwing gelaten. Er wordt geen aandacht besteed aan sprinkler- en gasblusinstallaties. De praktijk heeft namelijk uitgewezen dat deze installaties niet of nauwelijks loze meldingen veroorzaken. Het onderzoek richt zich alleen op de oorzaken, gevolgen voor zowel brandweer als de objecten en brengt mogelijkheden om het probleem aan te pakken. In dit rapport zal een implementatie worden opgenomen. Het opstellen van een communicatieplan en de uitvoering van de implementatie valt echter buiten de kaders van het onderzoek. Het betreft enkel en alleen een eerste opzet en aanzet tot het terugdringen van loze meldingen.
2.7
Conclusie
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
15
Beleid TOOM cluster Noord Twente
Hoofdstuk 2 heeft het geheel van toegepaste methoden en technieken op dit onderzoek behandeld. Per onderzoeksvraag is beschreven op welke wijze de informatie wordt verzameld en via welke methode deze verzameling plaatsvindt. Er is aangegeven dat dit onderzoek zich alleen richt op loze meldingen veroorzaakt door brandmeldinstallaties binnen cluster Noord die een verplichte directe aansluiting hebben op de RAC.
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
16
Beleid TOOM cluster Noord Twente
3.
BRANDMELDINSTALLATIES
Om de brandveiligheid in gebouwen met een verhoogd risico op (ongevallen bij) brand te vergroten, worden deze gebouwen uitgerust met een brandmeldinstallatie. Doel van deze installatie is het vroegtijdig ontdekken van brand om zowel de aanwezige personen (intern) te waarschuwen als de brandweer (extern). Beoogd wordt een brand (snel) te detecteren, snel onder controle hebben, slachtoffers te voorkomen en schade te beperken. Een voorbeeld waar brandmeldinstallaties voornamelijk toegepast worden zijn objecten waar verminderd zelfredzame personen verblijven of ’s nachts overnachten. Voorbeelden van deze objecten zijn gevangenis “de Karelskamp” te Almelo, verzorgingshuis “Het Liefferdinck” in Den Ham en het woonzorgcentrum “de Flierborgh” in Vroomshoop. Jaarlijks voorkomen brandmeldinstallaties dat kleine brandjes uitgroeien tot een brand met (grote) gevolgen. Er zijn derhalve een drietal categorieën installaties te onderscheiden: 1. verplichte installaties die doormelden naar de RAC; 2. vrijwillige installaties die doormelden naar de RAC; 7 3. vrijwillige installaties die doormelden naar de PAC . In dit onderzoek worden in eerste instantie alleen de verplichte en vrijwillige brandmeldinstallaties behandeld die een directe doormelding hebben naar de RAC te Hengelo. De vrijwillige installaties die zijn aangesloten op een PAC worden buiten beschouwing gelaten. In dit hoofdstuk wordt het nut en de noodzaak van brandmeldinstallaties behandeld. Tevens wordt er aangegeven waaraan brandmeldinstallaties moeten voldoen. Dit hoofdstuk dient ter ondersteuning aan dit rapport en legt de basis hiervoor.
3.1
Nut en noodzaak
Het nut van de brandmeldinstallatie kan onderbouwd worden middels (de fasen van) het normatief 8 brandverloop . Figuur 3.1 geeft de fasen van het normatief brandverloop weer. Op tijdstip x ontstaat een brand. Het duurt volgens het normatief brandverloop 13 minuten voordat de brand ontdekt wordt. Uit de standaard brandkromme [zie bijlage II] zal blijken dat de hitte van een brand na 13 minuten is opgelopen tot nabij de 700 graden Celsius. Na de 13 minuten wordt de brand (door)gemeld. Hetzij via (hand)brandmelders of telefonisch aan de RAC. De RAC alarmeert vervolgens het desbetreffende brandweerkorps. De tijd, voor het melden en verwerken van de melding bij de RAC, is vastgesteld op 1 minuut. De temperatuur van de brand is dan opgelopen tot 800 graden Celsius. Door de hitte van de brand beginnen spullen in de kamer uit zichzelf te branden. Hierdoor breidt de brand zich zeer snel uit tot de volledige kamer. Na de alarmerings,- en meldtijd wordt begonnen met het ontruimen. Na het alarmeren van de brandweer (na 15 minuten) is deze, wettelijk gezien, na 5 - 8 minuten ter plaatse. Het duurt dan nog 7 minuten voordat er daadwerkelijk water op het vuur is, hetzij een redding kan worden verricht. Deze 7 minuten is nodig om de situatie helder te krijgen, informatie te winnen, slangen uit te rollen en een (eventuele) waterwinning gereed te maken. 30 minuten na het ontstaan van een brand is de brandweer bezig met de daadwerkelijke inzet. Voor deze inzet wordt 30 minuten genomen waarna de brandweer de brand “meester” is. Dit wil zeggen dat een brand zich niet verder kan uitbreiden. De tijd om alles weer in de oude staat te herstellen is de nablustijd en nazorgtijd.
7 8
Particuliere Alarmcentrale Zie hoofdstuk definities
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
17
Beleid TOOM cluster Noord Twente
Figuur 3.1 Fasen normatief brandverloop
De tabel hieronder geeft de fasen van het normatief brandverloop weer waarbij een object is uitgerust met een brandmeldinstallatie. Hierbij is ervan uitgegaan dat het gebouw is uitgerust met een volledige bewaking en directe doormelding naar de RAC en dat een eventuele alarmering van bedrijfshulpverleners automatisch zonder tussenkomst van derden gebeurt.
Figuur 3.2 Fasen normatief brandverloop brandmeldinstallatie
Zoals uit figuur 3.2 blijkt is de ontdekkings,- en meldtijd bij de fasen van het normatief brandverloop in een gezondheidszorggebouw met niet-zelfredzame patiënten vastgesteld op 1 minuut. Tevens zijn binnen die minuut de bedrijfshulpverleners gealarmeerd en is er een doormelding aan de brandweer. Indien een organisatie een bedrijfshulpverleningsorganisatie heeft, wordt deze gelijk bij het detecteren en in alarm gaan van de brandmeldinstallatie gewaarschuwd. Deze bedrijfshulpverleners zijn opgeleid om een beginnend brandje te blussen en zo nodig een redding uit te voeren. Voornamelijk komt deze organisatie tot zijn recht in verzorgingstehuizen waar niet-zelfredzame personen verblijven. Uitgaande van 8 minuten opkomsttijd van de brandweer overeenkomstig de ‘handleiding Brandweerzorg’, resteert een inzettijd van maximaal 7 minuten.
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
18
Beleid TOOM cluster Noord Twente
Wanneer de figuren 3.1 en 3.2 met elkaar vergeleken worden blijkt dat er een tijdwinst is van 14 minuten wanneer men kijkt naar de redtijd/blustijd. Het duurt namelijk 30 minuten bij geen bewaking middels een brandmeldinstallatie en 16 minuten wanneer er een volledige bewaking is tot de brandweer over kan gaan tot een daadwerkelijke inzet. Ook blijkt uit figuur 3.1 dat de brand na 13 minuten wordt ontdekt. Op dat moment (na 13 minuten) slaan de vlammen al uit de woning en neemt de overlevingskans snel af. In tegenstelling tot figuur 3.2 is hier de ontdekkingstijd 1 minuut. In dit stadium kunnen er nog personen gered worden. In steeds meer gebouwen worden vanwege de tijdwinst, al dan niet verplicht, brandmeldinstallaties geïnstalleerd.
3.2
Kwaliteit
Om de kwaliteit van brandmeldinstallaties te waarborgen zijn er regels en normen opgesteld. Deze dienen ervoor te zorgen dat brandmeldinstallaties geen onnodige (loze) meldingen veroorzaken. In de (model) bouwverordening wordt per object aan de hand van o.a. het gebruik van het pand, aantal aanwezige personen, hoogte van het pand en de oppervlakte bekeken, wat voor soort installatie geëist moet worden. Elke gemeente kan van de model bouwverordening afwijken en creëert zijn eigen gemeentelijke bouwverordening. De gemeentelijke bouwverordeningen van Almelo en Twenterand zijn opgenomen in de bijlagen. Er wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het landelijke model van het Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Geconstateerd wordt dat de bouwverordeningen van de gemeente Almelo en gemeente Twenterand niet gelijk zijn. De objecten die binnen cluster Noord een brandmeldinstallatie met directe doormelding hebben, zijn opgenomen in bijlage VII. In de bouwverordening wordt aangegeven welke normen gelden voor de brandmeldinstallaties. Zo geeft artikel 2.6.4 gemeentelijke bouwverordening Almelo aan dat een in een bouwwerk aanwezige brandmeldinstallatie voldoet aan de gestelde normen in NEN 2535, uitgave 1996, en NEN 2535/A1 uitgave 2002. Daarnaast verwijst bijlage artikel 8 naar de NEN 2654-1, uitgave 2002 voor het “beheer, controle en onderhoud van brandbeveiligingsinstallaties’. Al deze normen houden concreet in dat een brandmeldinstallatie gecertificeerd moet zijn en dat er tevens een Opgeleid Persoon moet zijn om voor het beheer, controle en onderhoud van de brandmeldinstallatie conform de NEN 2654-1 te kunnen verrichten. Voordat een brandmeldinstallatie wordt geïnstalleerd wordt het geheel van installaties, melders en eisen vastgelegd in een Programma van Eisen (PvE) [zie bijlage V]. Met dit document, dat goedgekeurd dient te worden door de brandweer, wordt vastgelegd hoeveel loze meldingen de brandmeldinstallaties jaarlijks mag generen. Het toegestane aantal loze meldingen wordt berekend volgens de risicoklasse waar het object in valt en het aantal bewaakte oppervlak en/of het aantal (punt)melders.
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
19
Beleid TOOM cluster Noord Twente
9
Hieronder is te zien hoeveel loze meldingen per gebruiksfunctie zijn toegestaan per jaar.
Soort gebouw Gebouw met publieksfunctie Cellen en cellengebouw Gezondheidszorggebouw Industriegebouw (productiegebouw) Industriegebouw (magazijngebouw) Onderwijsgebouw Logiesgebouw Woongebouw Kantoorgebouw Winkelgebouw Sportgebouw
Risicoklasse intern ongewenste onechte melding melding 1,4 0,6 1,4 0,6 2,1 0,9 2,1 0,9 2,1 0,9 0,7 0,3 2,1 0,9 2,1 0,9 0,7 0,3 1,4 0,6 1,4 0,6
Risicoklasse extern ongewenste onechte melding melding 0,7 0,3 0,35 0,15 1,05 0,45 0,7 0,3 0,7 0,3 0,35 0,15 1,05 0,45 1,05 0,45 0,35 0,15 0,7 0,3 0,7 0,3
Figuur 3.3 Aantal toegestane meldingen10
Voorbeeld: Ter verduidelijking van bovenstaande tabel wordt een willekeurig kantoorgebouw genomen dat 300 11 2 puntmelders heeft. Bij een kantoorgebouw met 100 puntmelders (of 5000m bewaakte oppervlak) wordt op jaarsbasis intern 0.7 ongewenst en 0.3 onecht melding geaccepteerd. Extern wordt 0.35 ongewenst en 0.15 onecht geaccepteerd. Bij 300 puntmelders wordt het toegestane aantal meldingen met de factor drie (100 * 3 = 300) vermenigvuldigd. Dit houdt in dat er intern (0.7 * 3=) 2.1 ongewenste en (0.3 * 3=) 0.9 onechte meldingen gegenereerd mogen worden. Extern zijn dit (0.35 * 3=)1.05 ongewenste meldingen en (0.15 * 3=) 0.45 onechte meldingen. Voor het gemak wordt er altijd naar boven afgerond. 1.05 meldingen zijn namelijk niet te realiseren. Afgerond komt het geheel neer op 2 ongewenste en 1 onechte melding over het gehele jaar.
In bijlage I - literatuurstudie wordt dieper op de kwaliteit van de brandmeldinstallaties ingegaan. In deze bijlage wordt onder meer beschreven hoe de kwaliteit van de brandmeldinstallaties wordt beoordeeld en met welke aspecten rekening gehouden dient te worden.
3.3
Conclusie
In dit hoofdstuk zijn nut en noodzaak van een brandmeldinstallatie beschreven en duidelijk gemaakt. Vanwege de snelle ontdekking van brand worden de objecten met risico’s uitgerust met een brandmeldinstallatie. Om de kwaliteit van brandmeldinstallaties te waarborgen dienen deze te voldoen aan normen en regels gesteld in bouwverordening welke vervolgens verwijst naar de NEN 2535 en de NEN 2654. Ondanks dat een zo hoog mogelijke kwaliteit van brandmeldinstallaties wordt beoogd komt het nog te vaak voor dat brandmeldinstallaties loze meldingen generen. Het volgende hoofdstuk zal hier verder op in gaan.
9 Max. aantal ongewenste meldingen of onechte meldingen per 5000m2 bewaakte vloeroppervlakte per jaar of per 100 puntmelders per jaar. 10 De getallen in de tabel zijn een doorberekening van de in de NEN 2535:1996 weergegeven risicoklasse en het daarbij behorende aantal loze meldingen. 11 Puntmelder is een verzamelnaam voor de toe te passen detectiemelder. Hierin worden een aantal categorieën onderscheden. O.a. optische rookmelder, ionische rookmelder, differentiaalmelder etc.
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
20
Beleid TOOM cluster Noord Twente
4.
LOZE MELDINGEN
Zoals uit hoofdstuk 3 is gebleken, zijn brandmeldinstallaties geschikt om een beginnende brand in een vroegtijdig stadium te ontdekken. Hiermee wordt een tijdwinst van 14 minuten behaald en is de brandweer in een eerder stadium aanwezig. Per jaar mogen brandmeldinstallatie maar een beperkt aantal loze meldingen genereren. Veel van de huidige brandmeldinstallaties overschrijden ruim dit aantal. Dit hoofdstuk zal daarom aandacht besteden aan het aantal loze meldingen en wat de oorzaak is geweest van de “explosieve” stijging.
4.1
Loze meldingen Almelo
In 2007 is brandweer Almelo in totaal 1055 keer uitgerukt. In 644 gevallen bleek het te gaan om een automatische melding. Slechts bij 10 meldingen (98%) bleek het daadwerkelijk te gaan om een terechte melding waarbij er sprake was van brand. Dat betekent dat de brandweer 634 keer onterecht is uitgerukt. Wat de exacte oorzaken hiervan zijn wordt in paragraaf 4.4 – oorzaken loze meldingen uitgelegd.
4.2
Loze meldingen Twenterand
In het jaar 2007 is brandweer Twenterand 89 keer uitgerukt voor een automatisch alarm. In 95% van de meldingen bleken deze loos te zijn. De gegevens van het aantal loze meldingen zijn ook in figuur 4.1 verwerkt. Helaas kan de toename van automatische meldingen van voor 2001 niet statistisch onderbouwd worden. Deze gegevens zijn niet voorhanden. Uit het figuur blijkt dat er kleine afname plaatsvindt in 2007. Hiervoor is geen duidelijke verklaring. Aangenomen wordt dat dit te maken heeft met de gebruikswijze binnen de objecten.
700
600
Aantal meldingen
500
400
300
200
100
0 1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
Jaar
Figuur 4.1 Stijging loze meldingen Almelo (blauw) en Twenterand (roze)
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
21
Beleid TOOM cluster Noord Twente
Bijzonder aan de situatie van Twenterand (post Vriezenveen) is, dat deze ook gealarmeerd wordt voor automatische meldingen van objecten op het grondgebied van Almelo. In 2006 was dit van 116 meldingen 34 keer het geval. Dit heeft als oorzaak dat brandweer Vriezenveen in sommige gevallen eerder ter plaatse kan zijn dan brandweer Almelo. Tevens zijn er bepaalde objecten waar (buiten kantooruren) twee tankautospuiten (1 tankautospuit van Almelo en 1 tankautospuit van Vriezenveen) voor gealarmeerd worden. Voorbeelden van deze objecten zijn Vivochem, Moxba en het Meulenbelt. In 2007 was dit in 24 keer het geval. Om het aantal loze meldingen in Twenterand terug te dringen zal dus ook goed de situatie op Almeloos grondgebied bekeken moeten worden. De stijging van het aantal automatische meldingen wordt weergegeven in figuur 4.1. Hier is de toename duidelijk te zien. Het aantal loze meldingen per maand wordt weergegeven in bijlage VI. Zo kan er per maand bekeken worden of er in vergelijking met vorige jaren (2005 – 2008) een afname of juist toename is van het aantal loze meldingen.
4.3
Wijziging alarmeringsprocedure
Loze meldingen zijn alle meldingen die ongewenst en onecht zijn [zie definities]. Door een verandering in de procedure van de regionale alarmcentrale te Hengelo is er sinds 2005 een sterke toename van het aantal automatisch brandmeldingen [zie figuur 4.1 stijging loze meldingen]. Tot 2005 verifieerde de alarmcentrale eerst de melding. De brandweer werd alleen gealarmeerd wanneer meldingen niet of onvoldoende geverifieerd konden worden. Hierdoor werden veel meldingen afgevangen. Echter is tijdens een daadwerkelijke brandmelding (die als automatische brandmelding bij de RAC binnenkwam) niet adequaat gereageerd door de RAC. Hierdoor bleef een alarmering uit tot de melding was geverifieerd en groeide een klein brandje uit tot een middelbrand. Dit voorval heeft ertoe geleid dat er nu eerst gealarmeerd wordt en daarna wordt geverifieerd. Hierbij meegenomen dat de vorige werkwijze (eerst een melding verifiëren en daarna alarmeringen) in afwijking van de regelgeving is. Met het verifiëren van meldingen wordt er als het ware een vertraging ingebracht en werd de wettelijke verwerkingstijd van centralist op de meldkamer van 1 12 minuut overschreden .
4.4
Oorzaken loze meldingen
Het ontstaan van loze meldingen kan ingedeeld worden in twee categorieën. Allereerst is er de categorie ongewenste meldingen. Hiervan is de oorzaak veelal van organisatorische aard: bedieningsfout (verkeerde bediening van brandmeldpaneel); kwaadwillendheid (spray/spuitbus onder de melder, het bewust activeren van een melder); roken/uitlaat (roken onder melder, uitlaatgassen van een auto/heftruck); loken/bakken/stoom (overgekookt pannetje, openen vaatwasser); sterretjes/vuurwerk (sterretjes op verjaardagstaart); werkzaamheden (lassen, solderen, stofvorming). Daarnaast is er de categorie onechte meldingen. Dit zijn de meldingen waarvan de techniek de oorzaak is. Oorzaken van onechte meldingen zijn: kwaliteit onderhoud (vervuilde melder); atmosferische invloeden (stoom/vocht); systeemstoring (stroomstoring, beïnvloeding ander systeem); beschadiging (onbewuste vernieling, b.v. kapot rijden installatie); oorzaak onduidelijk (niet nader specificeerbaar).
12
Gerard van Calkhoven. Centralist brandweer meldkamer Twente
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
22
Beleid TOOM cluster Noord Twente
Zoals in hoofdstuk 6 zal blijken is er in samenwerking met de Hulpverleningsdienst Regio Twente een registratiesysteem opgezet. Hierin zijn de oorzaken van de loze meldingen omgezet naar een code. Na elke automatisch brandalarm wordt er door de gealarmeerde eenheid bekeken wat de oorzaak is geweest van de melding en doorgegeven aan de RAC. Deze geeft de afsluitcode weer in het systeem. Meer over de manier van registreren in hoofdstuk 6. 21 bedieningsfout
22 kwaadwillendheid
23 roken/uitlaat
24 koken/bakken
25 sterretjes/vuurwerk
26 werkzaamheden
31 kwaliteit onderhoud
32 atmosferische invloeden
33 systeemstoring
34 beschadiging
Figuur 4.2 Oorzaken loze meldingen 2007
Het cirkeldiagram hierboven [figuur 4.2 Oorzaken loze meldingen 2007] geeft in percentages weer wat de oorzaken zijn van loze meldingen (met de daarbij horende afsluitcodes). Hierin zijn de afsluitcodes 10 (brand), 11 (testmelding) en 99 (oorzaak onduidelijk) niet meegenomen. Deze oorzaken zijn of mogen niet van invloed zijn op de percentages. “Oorzaak onduidelijk” is namelijk niet te bestrijden, “brand” is geen onterechte melding 13 en een “testmelding” heeft geen brandmelding tot gevolg. In totaal hebben er 733 meldingen plaatsgevonden waarvan 85% ongewenst was. Geconcludeerd wordt dat de grootste oorzaken te wijten zijn aan het menselijk handelen zoals roken, koken en werkzaamheden. Namelijk in 623 gevallen was de oorzaak ongewenst. Dit heeft te maken met misschien wel het grootste probleem, namelijk de onwetendheid en ondeskundigheid waarmee met de brandmeldinstallatie wordt omgegaan en hoe snel een installatie afgaat.
4.5
Conclusie
Door een wijziging in de alarmeringsprocedure, om te voldoen aan de wettelijke eis dat binnen 1 minuut een brandweereenheid gealarmeerd moet zijn, wordt er door de centralist niet meer eerst geverifieerd maar eerst gealarmeerd. Na alarmering wordt er telefonisch contact gezocht met het object om te verifiëren of er daadwerkelijk brand is of dat er een andere oorzaak is voor de melding. Door deze wijziging is het aantal automatische meldingen fors gestegen. De oorzaken van loze meldingen kunnen worden ondergebracht in ongewenste meldingen en onechte oorzaken. Door middel van registratie van het aantal loze meldingen over het jaar 2007 is gebleken dat 85% van de loze meldingen ongewenste meldingen waren. Deze ongewenste meldingen zijn voornamelijk te wijten aan verkeerd menselijk handelen en onwetendheid. De andere 15% van de meldingen wordt veroorzaakt door (onjuiste) techniek. Het veroorzaken en uitrukken naar automatische meldingen brengt de nodige risico’s met zich mee. Deze worden in het volgende hoofdstuk behandeld.
13
Meldingen jaar 2007 binnen brandweercluster Noord waarbij “oorzaak onduidelijk”, “brand” en “testmelding”achterwege gelaten zijn
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
23
Beleid TOOM cluster Noord Twente
5.
GEVOLGEN LOZE MELDINGEN
Ondanks alle normen [zie bijlage - literatuurstudie] die gesteld worden aan brandmeldinstallaties komt het nog veel (te vaak) voor dat er loze brandmeldingen ontstaan. In dit hoofdstuk worden de gevolgen besproken. De gevolgen van loze meldingen zijn, naast de problemen aan de brandweerkant, ook belastend voor het object zelf en hierdoor in te delen in twee categorieën. De gevolgen voor brandweercluster Noord [paragraaf 5.1] en gevolgen voor de bedrijven [paragraaf 5.2].
5.1
Gevolgen brandweercluster Noord
De gevolgen voor brandweercluster Noord zijn onder te verdelen in de volgende categorieën.
5.1.1 Inzetbaarheid repressie Wanneer de brandweer uitrukt naar een brandmelding is een eenheid op dat moment niet meer inzetbaar voor andere meldingen binnen de gemeente. Er zal dan volgens een kazernevolgordetabel gealarmeerd worden. Dit houdt in dat de post die het snelst op de melding kan reageren gealarmeerd zal worden. Over het algemeen zal de tijd tot aankomst bij de melding veel langer zijn dan de voorgeschreven wettelijke 5-8 minuten. Immers de dichtstbijzijnde post is al gealarmeerd voor een andere melding. Hieronder een voorbeeld ter verduidelijking.
Voorbeeld: Wanneer brandweer Vriezenveen wordt gealarmeerd voor een automatisch brandalarm is deze niet meer inzetbaar voor andere meldingen. Als er dan naast het automatische brandalarm nog een melding binnenkomt, zal de brandweer uit een ander naburig korps worden gealarmeerd. Afhankelijk van de plek in Vriezenveen zal de brandweer van Almelo, Tubbergen, Vroomshoop of Wierden worden gealarmeerd. Echter zal de opkomsttijd al ruim boven de wettelijke norm zitten. Dit komt door de lange aanrijdtijd.
5.1.2 Verkeersveiligheid en overlast De verkeersveiligheid komt op twee manieren in het gedrang. Namelijk de rit van huis naar de brandweerpost en van de brandweerpost naar het adres waar de melding vandaan komt. (Parttime) brandweerpersoneel probeert door het steeds drukker wordende verkeer naar de brandweerpost te komen en halen geregeld rare 14 capriolen uit om mee te kunnen met een uitruk . Ondanks dat ze in hun privé-auto zich aan de verkeersregels dienen te houden, wordt toch van hen verlangd en verwacht dat ze binnen 3 minuten bij de brandweerpost kunnen zijn. Wanneer er voldoende personeel aanwezig is om uit te rukken gaat de tankautospuit op weg richting het object. Afwijkend in deze situatie zijn de dagdiensten en de brandweerlieden die niet vanuit huis komen maar gekazerneerd zijn en direct vanaf de kazerne uitrukken. Het uitrukken met spoed naar objecten brengt ook de nodige risico’s en gevaren met zich mee. Hoewel de brandweer probeert deze risico’s zo klein mogelijk te houden door goed te anticiperen op de overige weggebruikers, kunnen automobilisten schrikken. Door deze schrikreactie maken ze gevaarlijke manoeuvres. Met spoed door het verkeer begeven brengt hierdoor ook gevaren voor de medeweggebruikers met zich mee. Dit gevolg hoort eigenlijk niet onder dit kopje noch onder het kopje gevolgen voor de bedrijven, maar moet zeker genoemd worden. Naast deze risico’s zal er ook de nodige geluidsoverlast zijn door de sirene. Deze sirene is nodig om in aanmerking te komen als voorrangsvoertuig (ook ’s nachts) en zodoende voor de overige weggebruikers herkenbaar te zijn.
5.1.3 Bereidheid werkgever / motivatie personeel Daar waar een parttime-brandweerman/vrouw een betrekking heeft bij een werkgever zal deze ook toestemming moeten hebben van de werkgever om bij een melding zijn of haar werkplek te verlaten. Wanneer
14
Astrid Hoks; januari 2003 - Onderzoeksrapport opkomsttijd Brandweer Almelo
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
24
Beleid TOOM cluster Noord Twente
15
deze vrijwilliger telkens het werk moet onderbreken voor een (loze) melding zal de werkgever een volgende keer minder bereid willen zijn om deze persoon weg te laten gaan. In Twenterand is de kans groot dat dit kan plaatsvinden. Hier bestaat de brandweerorganisatie voor 100% uit parttimers. Als de werknemer telkens voor loze meldingen wordt opgeroepen wil de werkgever op den duur geen toestemming voor het verlaten van de werkplek meer geven. Ook in verband met schade die de werkgever hierdoor oploopt zal een weigering eerder plaatsvinden. Immers een werkgever betaald wel, maar heeft personeel dat steeds “wegvliegt” is niet inzetbaar voor zijn bedrijf. In theorie is het dan mogelijk dat een tankautospuit niet kan uitrukken doordat er te weinig personeel opkomt. Bereidheid van de werkgever is daarom een must en noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van de brandweer. Naast de bereidheid van de werkgever zal door veelvuldige loze meldingen (bij steeds hetzelfde object) de motivatie en scherpheid bij brandweerpersoneel ook afnemen. Het komt voor dat men op één dag drie maal gealarmeerd wordt voor steeds dezelfde automatische brandmelding bij hetzelfde object. Het gevaar dat op de loer ligt is de gedachte dat er wederom niets aan de hand zal zijn. Uit retrospectief onderzoek blijkt dat er in ongeveer 5 procent van de automatische meldingen wel degelijk sprake is van brand.
5.1.4 Financiën Het laatste en tevens grootste gevolg van loze meldingen ligt aan de financiële kant. Elke uitruk brengt kosten met zich mee. In geval van een loos alarm zijn dit onnodige kosten omdat de brandweer voor niets wordt 16 opgeroepen en uitrukt. Volgens het CBS kost een uitruk gemiddeld € 5.500,- . Echter is dit bedrag niet reëel en komt niet overeen met de situatie in cluster Noord. In cluster Noord hanteert men een gemiddeld bedrag 17 van € 1.000,- per uitruk . Dit bedrag bevat alleen de personele en materiële kosten. In 2007 hebben de loze meldingen afdeling Veiligheid & Hulpverlening gemiddeld € 634.000,- gekost. In 2007 is brandweer Twenterand 89 keer in actie gekomen voor een automatisch brandalarm. Ook hier wordt € 1.000,- euro per uitruk gehanteerd wat de totale kosten over 2007 voor bureau brandweer Twenterand op gemiddeld € 85.000,- brengt. Een ander gevolg wat zich niet direct in kosten uitdrukt maar indirect wel belangrijk is zijn de gevolgen voor kantoorpersoneel. Brandweerpersoneel dat een kantoortaak heeft bij de gemeente wordt tevens gealarmeerd en “weggeplukt” en kan zich niet meer bezighouden met de kantoortaak. Gevolg is dat producten niet binnen een gestelde tijd gereed zijn. Personeel wordt niet efficiënt en effectief ingezet voor de kantoortaak.
15
De piek van de loze meldingen ligt rond het middaguur en tegen het einde van de middag. Het overgrote deel van de meldingen vindt plaats onder werktijd. Centraal Bureau voor de Statistiek – Brandweerstatistiek 2006. € 5.500,- is berekend aan de hand van totale kosten van de brandweerzorg binnen Nederland gedeeld door het aantal uitrukken. 17 Quido Harmsen – Gemeente Almelo, afdeling Veiligheid & Hulpverlening 16
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
25
Beleid TOOM cluster Noord Twente
5.2
Gevolgen objecten
Naast het feit dat loze meldingen nadelige effecten hebben op brandweercluster Noord zijn loze meldingen voor de bedrijven zelf ook een probleem. De gevolgen voor bedrijven kunnen ondermeer zijn:
5.2.1 Alarmmoeheid Loze meldingen tasten de geloofwaardigheid van de brandmelding in het bedrijf aan, waardoor er een soort alarmmoeheid kan ontstaan. Hierdoor bestaat de kans dat medewerkers minder adequaat en alert (of gewoon helemaal niet) reageren op een brandmelding met als gevolg dat wanneer er wel brand is niemand actie onderneemt. Pas wanneer men rook ziet en de ernst van de situatie inziet wordt er actie ondernomen. Mensen willen niet overreageren op een vals alarm, of op een situatie die reeds onder controle is (Canter, 1985). Vaak is er ook sprake van een onderschatting van het probleem. Door deze reacties kan het voorkomen dat wanneer de ernst van de situatie uiteindelijk wordt ingeschat, actie ondernemen geen tot weinig effect heeft omdat een brand niet meer onder controle te houden is middels kleine blusmiddelen. Men ingesloten raken door het vuur waardoor een ontvluchting niet meer mogelijk is.
5.2.2 Werkonderbreking Een loze melding gaat altijd gepaard met een werkonderbreking voor één of meerdere personen. Daar waar het ontruimingsalarm af gaat, zal de gehele afdeling of een compleet gebouw ontruimd moeten worden. Daarnaast zal bij een ontruiming (indien nodig) de bedrijfsprocessen gestaakt moeten worden. Dit alles is inefficiënt en ineffectief. Voorbeelden hiervan zijn dat vergaderingen moeten onderbroken worden en de productielijn stil komt te liggen.
5.2.3 Onnodige kosten Ook bedrijven zullen onnodige kosten oplopen als gevolg van de hierboven genoemde werkonderbreking. Een bedrijf met 250 mensen dat voor een half uur ontruimd wordt is 125 uur dat er niet wordt gewerkt. Daarnaast kan een loze melding gevolgen met zich meebrengen op gebied van controle of (extra) onderhoud van de brandmeldinstallatie.
5.2.4 Imago Het feit dat de brandweer telkens op de stoep staat zal een bedrijf niet ten goede komen. Vaak wordt het feit dat de brandweer geregeld op de stoep staat geassocieerd met het niet op orde hebben van de bedrijfsprocessen en hiermee gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Bedrijven betalen liever een boete dan 18 dat ze met naam en toenaam worden vermeld in de krant .
5.3
Conclusie
In dit hoofdstuk zijn de diverse gevolgen omschreven. Zoals duidelijk is geworden zijn het aantal loze meldingen niet alleen een probleem voor de brandweer (o.a. verminder inzetbaarheid en financiële kosten) maar ook voor de objecten zelf (o.a. werkonderbreking en onnodige kosten). Dit vraagt om een oplossing. In het volgende hoofdstuk wordt de gewenste situatie geschetst.
18
Folkert van der Ploeg – Brandweer Enschede
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
26
Beleid TOOM cluster Noord Twente
6.
GEWENSTE SITUATIE
De vorige hoofdstukken hebben de oorzaken en gevolgen beschreven (huidige en ongewenste situatie). De volgende stap is om de gewenste situatie te beschrijven. Hier kunnen vervolgens de oplossingen op worden gericht. Een uiterst gewenste situatie voor brandweercluster Noord is er een zonder loze meldingen. Dit is nagenoeg (tot) niet mogelijk. Een gewenste situatie zal daarom bijgesteld moeten worden. Een betere formulering is het zoveel mogelijk voorkomen van loze meldingen.
6.1
Wettelijk niveau
De NEN 2535 geeft per object aan hoeveel loze meldingen deze mogen veroorzaken. Wanneer het aantal loze meldingen van alle objecten binnen cluster Noord Twente bij elkaar wordt opgeteld komt dit neer op 246 (ongeveer 2 loze meldingen per object) loze meldingen per jaar. Om deze situatie te bereiken zullen alle brandmeldinstallatie moeten voldoen aan de NEN 2535 en het onderhoud conform de NEN 2654. Een situatie waarin alle brandmeldinstallaties voldoen aan gestelde wettelijke normen is een gewenste situatie. Deze situatie is echter strak en zal ook bijgesteld moeten worden naar een acceptabel niveau. Er zijn namelijk objecten waar het gebruik veel loze meldingen veroorzaakt. Voorbeelden zijn psychisch centrum de Westeres en de Karelskamp. Hier hebben de bewoners toestemming om in hun appartement, cel of kamer te roken.
6.2
Acceptabel niveau
Aangezien het wettelijke niveau moeilijk haalbaar is, zal dit bijgesteld moeten worden. Reëel is een niveau dat neerkomt op 300 meldingen per jaar. Dit niveau kan vastgesteld worden aan de hand van het toegestane aantal loze meldingen en de oorzaken van de loze meldingen. 85% van de loze meldingen wordt namelijk veroorzaakt door menselijk handelen (ongewenste meldingen). Hier valt over het algemeen de meeste winst te behalen. Een vermindering van 40% over het aantal ongewenste meldingen komt neer op 249 ongewenste meldingen per jaar. Daarnaast worden ook de onechte meldingen teruggedrongen met 40%. Dit komt neer op 51 onechte meldingen per jaar, dat het totaal aantal loze meldingen op 300 brengt. 300 meldingen is een acceptabel niveau en wordt hierdoor gezien als gewenste situatie.
6.3
Conclusie
Nu de gewenste situatie is beschreven kunnen de oplossingsrichtingen geformuleerd worden. Deze moeten gericht zijn op de gewenste situatie. Het volgende hoofdstuk zal de diverse oplossingsrichtingen beschrijven. Het mag vanzelfsprekend zijn dat met het bereiken van de gewenste situatie de problemen weg zijn, hetzij worden teruggedrongen.
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
27
Beleid TOOM cluster Noord Twente
7.
MOGELIJKE OPLOSSINGSRICHTINGEN
De voorgaande hoofdstukken hebben de gehele problematiek behandeld van loze meldingen. In dit hoofdstuk worden vervolgens diverse mogelijke oplossingen geschetst waarna in hoofdstuk 8 – Implementatie de keuze en of samenstelling wordt gemaakt uit al deze oplossingen. Er zijn diverse oplossingsrichtingen om het aantal loze meldingen terug te dringen. Het is echter een lastige opgave om het juiste instrument, op het juiste moment, op de juiste plaats toe te passen. Wanneer een te zware oplossing (direct opleggen van een boete) wordt gebruikt kan het zijn dat gebruikers de brandmeldinstallatie gaan manipuleren waardoor deze in mindere mate functioneert. Hierdoor kunnen onveilige situaties ontstaan. Een voorbeeld van manipulatie is het afplakken van puntmelders of het continu uitschakelen van bepaalde detectiegroepen. Het is daarom zeer belangrijk de juiste balans zien te vinden in de toepassing van de diverse instrumenten. Zoals eerder in dit rapport naar voren is gekomen, bestaat het begrip “loze meldingen” uit ongewenst en onechte meldingen. De oplossingsrichtingen kunnen grotendeels ook in deze twee categorieën worden ingedeeld. Hier en daar zijn een aantal overkoepelende oplossingen die zowel de ongewenste als onechte oorzaken kunnen wegnemen. Allereerst wordt bekeken of er op dit moment al aandacht wordt besteed aan het terugdringen van loze meldingen.
7.1
Huidige oplossingen
Tot op heden zijn er binnen cluster Noord nog weinig tot geen acties ondernomen om het aantal loze meldingen terug te dringen. Dit omdat er nog niet structureel capaciteit is vrijgemaakt. Incidenteel is er hier en daar wat ondernomen om het aantal loze meldingen terug te dringen wanneer het aantal uitrukken als gevolg hiervan teveel werd. Voorbeelden zijn verzorgingstehuis Huize Friso en gezinsvervangend tehuis de Molenwiek aan de Emoe (beiden te Almelo). Hier zijn ad hoc oplossingen bedacht omdat het aantal loze meldingen (veroorzaakt door deze objecten) onaanvaardbaar werd als gevolg van een slechte brandmeldinstallatie.
Figuur 7.1 Overzicht aantal automatische meldingen
Buiten cluster Noord zijn diverse korpsen op dit moment bezig om tevens beleid op te stellen. Voorlopers hierin zijn de brandweer Enschede en brandweer Hengelo. Mede in samenwerking met de
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
28
Beleid TOOM cluster Noord Twente
hulpverleningsdienst Twente is er een registratiesysteem ontwikkeld. Hierin worden vanaf half 2007 alle automatische meldingen bijgehouden. Het geheel van registratie resulteert in een overzicht van het totale aantal automatische meldingen per object [zie figuur 7.1]. Hierin is in één oogopslag te zien wat het huidige aantal meldingen (kopje teller) is, onderverdeeld in ongewenste, onechte, echte en onbekende 19 meldingen. Tevens wordt er naast het kopje “teller” de wettelijke eis weergegeven. Zoals te zien is, staat deze in bijna alle gevallen nog op het getal nul (0). Dit komt doordat de informatie, benodigd voor het berekenen van de wettelijke eis nog niet is ingevuld. Hier wordt later in dit rapport op ingegaan. In één oogopslag is te zien of objecten de norm overschrijden.
Figuur 7.2 Overzicht automatische meldingen per object
Naast het totale overzicht van objecten is er per object ook een overzicht van het aantal gegenereerde meldingen [figuur 7.2]. Hierin is informatie te zien over het object en worden de oorzaken van de automatische meldingen verder uitgelicht.
19
Van het aantal loze meldingen dat per jaar wordt toegestaan.
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
29
Beleid TOOM cluster Noord Twente
Om de meldingen te kunnen registeren wordt er achter elke oorzaak van een automatische melding een zogeheten afsluitcode gekoppeld. Deze afsluitcode is de code die aan de RAC door wordt gegeven wanneer 20 de bevelvoerder de oorzaak van de melding heeft geconstateerd. Daarom moet er ook altijd naar het object worden doorgereden om te kunnen achterhalen wat de oorzaak van de melding is geweest. De afsluitcodes worden in tabel 7.3 weergegeven.
Code Omschrijving 10 Brand 11 Testmelding Ongewenste melding 21 Bedieningsfout 22 Kwaadwillendheid 23 Roken/Uitlaat 24 Koken/Bakken/Stoom 25 Sterretjes/Vuurwerk 26 7.3 Afsluitcodes Werkzaamheden Tabel 7.2
31 32 33 34
Onechte melding Kwaliteit onderhoud Atmosferische invloeden Systeemstoring Beschadiging
99
Niet nader te specificeren
Oplossingsrichtingen ongewenste oorzaken
De meest effectieve wijze van het oplossen van een probleem is het wegnemen van de diepst liggende 21 oorzaken (kern van het probleem) . Hiermee wordt de gehele keten aan gevolgen weggenomen. Dat betekent dat de oorzaken (genoemd in paragraaf 4.4 – oorzaken loze meldingen) bestreden moeten worden. Omdat het in 85% gaat om menselijk handelen, zal hier de meeste aandacht op gevestigd moeten worden. Hier valt namelijk de meeste winst te behalen. Vanuit de NEN 2535 worden per oorzaak een aantal oplossingsmogelijkheden worden geschetst: 21. Bedieningsfout 22. Kwaadwillendheid 23. Roken/Uitlaat • Opgeleid Persoon • Organisatie • Projectering • Procedures • Prestatie-eis • Organisatie • Prestatie-eis • Prestatie-eis 24. Koken/bakken/stoom 25. Sterretjes/Vuurwerk 26. Werkzaamheden • Organisatie • Organisatie • Organisatie • Projectering • Prestatie-eis • Opgeleid Persoon • Prestatie-eis • Prestatie-eis Tabel 7.4 Oplossingsmogelijkheden ongewenste meldingen
De hierboven genoemde oplossingsrichtingen worden hieronder verder toegelicht. Naast de oplossingsrichtingen die in de tabel zijn genoemd, kunnen er nog andere oplossingen worden aangedragen. Deze worden in dit hoofdstuk verder uitgewerkt
7.2.1 Voorlichting Over het algemeen kan gezegd worden dat gebruikers van objecten niet bekend zijn met een brandmeldinstallatie. Zo zijn organisaties niet op de hoogte wat te doen als er een alarm afgaat, hoe ze moeten handelen en wat ze hadden kunnen doen om het alarm te voorkomen. Het is van belang dat de gebruikers van een object zich bewust worden hoe om te gaan met het gebruik van een brandmeldinstallatie en vooral welke maatregelen zij kunnen (en in sommige gevallen moeten nemen) om loze meldingen te voorkomen. Het meest geschikte middel dat hiervoor gebruikt kan worden is voorlichting. 20 21
Leidinggevende op een tankautospuit Van den Heuvel - Beleidsinstrumentatie
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
30
Beleid TOOM cluster Noord Twente
Door middel van folders, krantenartikelen en voorlichtingsavonden worden de beheerders en eigenaren van objecten geïnformeerd over de gang van zaken (procedures, wetten en regelgeving) betreffende de loze meldingen. Deze avonden kunnen naast het geven van voorlichting ook gebruikt worden om draagvlak te creëren voor invoering van het beleid. Loze meldingen zijn namelijk niet een probleem van de brandweer als enige actor maar ook zeker voor de gebruiker. Onderwerpen/vragen die aan bod kunnen komen tijdens de voorlichting zijn: Wat is een brandmeldinstallatie en vooral wat is het nut en de noodzaak hiervan? Aan welke eisen moet een brandmeldinstallatie voldoen? Wat zijn loze alarmen en waar worden deze door veroorzaakt? Wat is het effect van een loos alarm voor de brandweer maar vooral ook voor uw bedrijf/organisatie? Hoe moet men de brandmeldinstallatie gebruiken? Hoe behoren de procedures te zijn binnen het object? Wat zijn de maatregelen die een bedrijf/organisatie kan of moet nemen om het aantal loze meldingen zo laag mogelijk te houden? Wat zijn de mogelijke consequenties indien het object de zaken niet op orde heeft, kortom uitleg van het beleid. Dat het creëren van draagvlak belangrijk is wordt hier nogmaals benadrukt. Bewustwording, dat is waar het allemaal om draait. Het is daarom beter eerst aandacht op voorlichting en informatie te richten dan direct handhavend op te treden. Er bestaat de kans dat het handhaven, zonder de gebruikers bewust te laten worden, averechts gaat werken. Met als gevolg dat de gebruikers en eigenaren geen medewerking meer verlenen en het draagvlak verdwijnt. Onder voorlichting valt ook het kenbaar maken van de door het college van B&W vastgestelde nota. Zo zal de nota en de hieruit voorvloeiende beleidsregels na vaststelling door het college bekendgemaakt moeten worden. Dit kan via huis-aan-huisbladen en/of kranten.
7.2.2 Organisatie binnen object Voorlichting alleen is onvoldoende om de loze meldingen terug te dringen. De beheerders en eigenaren zijn het doorgeefluik om de verstrekte informatie door te spelen naar hun organisatie/bedrijf. Zo dienen er binnen de organisatie zelf, indien dit nog niet het geval is, vervolgstappen gemaakt te worden voor het terugdringen van (loze) meldingen. Loze staat in dit geval tussen haakjes omdat het namelijk niet altijd om loze meldingen gaat. Het is ook goed om, tijdens de stappen voor het terugdringen van loze meldingen, de organisatie voor te bereiden als het om een daadwerkelijk incident gaat. Er moet namelijk niet vanuit worden gegaan dat het een loze melding betreft, totdat het tegendeel is bewezen. Stappen die een organisatie moet nemen zijn: in eerste instantie het aanstellen van een Opgeleid Persoon (OP) [zie paragraaf 7.2.3 – Opgeleid Persoon]; het opstellen van procedures m.b.t. werkzaamheden. Werkzaamheden zijn een van de grootste veroorzakers van loze meldingen. Het gaat dan met name om het zagen, slijpen en boren waarbij stof vrijkomt die de detectiemelders aanzien voor rook. Als een organisatie duidelijke afspraken maakt over de maatregelen die genomen moeten worden, neemt de kans op een loze melding als gevolg van werkzaamheden aanzienlijk af. Een klein voorbeeld van dergelijke afspraak is om, voordat er begonnen wordt met de werkzaamheden, eerst met een bevoegd persoon (beheerder, OP of technische dienst) te kijken naar het soort werkzaamheden en wat dit voor consequenties heeft. het opstellen van procedures m.b.t. uitschakelen van groepen. Indien er ook maar een kleine kans bestaat dat er een loze melding (als gevolg van bijvoorbeeld werkzaamheden) kan ontstaan, zullen er direct maatregelen genomen moeten worden. Dit kan door het uitschakelen van de desbetreffende groep of het afplakken van de melder(s). Bij het uitschakelen van de desbetreffende groep moeten er wel maatregelen worden genomen om de “onveilige” situatie op te heffen. Daar waar men bezig is met werkzaamheden kan brand snel worden gedetecteerd en verdere acties worden ondernomen. Er is immers toezicht aanwezig. het opstellen van procedures m.b.t. de omgang met de brandmeldcentrale. Hierin moeten de taken van de diverse personen (OP, receptioniste en kantoorpersoneel) omschreven worden. Vaak blijkt tijdens automatische meldingen dat tal van organisaties niet bekend zijn hoe de gebruikers om dienen te gaan met een brandmeldinstallatie wanneer deze in alarm gaat. Zo mag een
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
31
Beleid TOOM cluster Noord Twente
22
brandmeldinstallatie pas gereset worden als de oorzaak door de brandweer is achterhaald. Daarnaast worden er tijdens de verificatie door de RAC met het object verkeerde oorzaken opgegeven. Zo komt het voor dat het object een hele andere oorzaak doorgeeft dan dat bij het ter plaatse gaan van de brandweer blijkt. In plaats van koken blijken werkzaamheden bijvoorbeeld de oorzaak van de loze melding te . Het verkeerd doorgeven van informatie kan in de toekomst consequenties hebben. Zo kan er daadwerkelijk brand zijn terwijl het object meent dat er niets aan de hand is. Al deze stappen zullen tijdens de voorlichting en bewustwording behandeld worden. Meer hierover in hoofdstuk 8 – implementatie.
7.2.3 Opgeleid Persoon De gebruiker van een bouwwerk moet minimaal één opgeleid persoon (OP)/beheerder/technisch persoon aanwijzen die verantwoordelijk is voor het beheer van de brandmeldinstallatie en tevens contactpersoon is 23 voor het onderhouden van de brandmeldinstallatie . Een OP is opgeleid om de brandmeldinstallatie te beheren, periodieke controles uit te voeren en preventief onderhoud te verrichten. Het geniet de voorkeur om meerdere personen op te leiden tot OP. Dit geeft enige ruimte en speling als een OP afwezig is, omwille wat voor reden, en er problemen zijn met de brandmeldinstallatie. Een opgeleid persoon heeft de volgende bevoegdheden: buitenwerkingstelling van meldergroepen; informeren van de bevoegde autoriteit; maatregelen nemen ter voorkoming van ongewenste en/of onechte meldingen; onderbreking van de werking van het systeem; bij wijzigingen of uitbreiding van het bouwwerk (en daarmee wellicht de brandmeldinstallatie) zorgdragen dat de procedure hieromtrent goed verloopt; bij storingen de onderhoudsfirma waarschuwen; het houden van periodieke controles (visueel en functioneel) volgens de in de NEN 2654 vermelde methode; preventief onderhoud, zoals het uitwendig reinigen van de apparatuur; registratie in het logboek. Het is echter niet de bedoeling dat een OP zelf gaat installeren. Contact met een branddetectiebedrijf/ onderhoudsbedrijf is hierbij een eerste vereiste i.v.m. de certificering van de installatie. De opgedane kennis van een OP zal zeker bijdragen aan het terugdringen van het aantal ongewenste/ onechte brandmeldingen. Op de oorzaken van ongewenste/ onechte brandmeldingen kan eerder geanticipeerd worden.
7.2.4 Projectering Om een brand op een juiste wijze te detecteren zijn op de meest “strategische” punten melders geplaatst; de indeling van de detectiezone. Echter kan achteraf blijken dat deze punten niet echt strategisch/tactisch zijn. In de loop der tijd worden gebouwen nogal eens verbouwd of blijkt bij oplevering en ingebruikname dat de plek van de melder ongunstig is. Dit is bijvoorbeeld het geval als vlak boven een vaatwasser een melder is geplaatst. Telkens als de vaatwasser direct na het einde van het wasprogramma wordt geopend komt er stoom vrij die de melder zal activeren. Met de verandering van de wet en regelgeving op het gebied van roken, zodat in geen enkel openbaar gebouw mag meer gerookt worden, worden bestaande ruimten ingericht als rookruimte. De melder die aanvankelijk bedoeld was om die ruimte te detecteren staat min of meer continu vol in de rook. Als het gaat om één roker zal de melder niet afgaan. Maar tijdens een pauze staan er tegelijkertijd meer mensen te roken. Er kan na worden gegaan wat er dan gaat gebeuren … Naast de indeling van de detectiezone speelt de keuze van het type en soort melder ook een belangrijke rol. Een rookmelder in een rookruimte is in principe een verkeerde projectering. Dit vergroot de kans op
22
Terugzetten in de normale waakstand Nederlands normalisatie-instituut - NEN 2654-1: 2002: Beheer, controle en onderhoud van brandveiligheidsinstallaties – Deel 1: Brandmeldinstallaties 23
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
32
Beleid TOOM cluster Noord Twente
ongewenste meldingen. Er kan dan beter gekozen worden voor een ander type melder die minder gevoelig is of op andere verschijnselen reageert. Een projecteringsdeskundige gaat bij nieuwbouw niet uit van de inventaris en inrichting doch slechts van de bouwkundige lay-out. Projectering zal voornamelijk getoetst moeten worden op zaken die de repressie aangaan zoals plaats nevenindicatoren, brandweerpaneel en op ervaringsfouten zoals melders nabij keukens, douches, wasmachines e.d.
7.2.5 Prestatie-eis Voor elke brandmeldinstallatie is er een wettelijke eis vast te stellen wat betreft het aantal interne en externe loze meldingen. Voor deze vaststelling zijn gegevens nodig over het aantal puntmelders en de oppervlakte van de bewaking. Als deze eis vervolgens is vastgesteld mag men niet meer dan een gelimiteerd aantal loze meldingen veroorzaken. Bedrijven zullen op de hoogte moeten zijn van het aantal meldingen dat hun bedrijf/object mag veroorzaken. Mocht het aantal gelimiteerde meldingen de grens overschrijden dan zal er gehandhaafd moeten worden. Meer hierover onder paragraaf 7.4 – handhavingsmogelijkheden en hoofdstuk 8 – implementatie.
7.2.6 (Aanpassing) vertragingstijden Enerzijds heeft het installeren van een brandmeldinstallatie tot doel een begin van brand in een zo vroeg mogelijk stadium te signaleren, zodat het bestrijden hiervan tijdig kan plaatsvinden en maatregelen kunnen worden getroffen om mens, dier en inventaris veilig te stellen, waardoor ongevallen en schade ten gevolge van brand worden beperkt c.q. voorkomen. Anderzijds dient het aantal ongewenste/onechte meldingen door brandmeldinstallaties tot een minimum te worden beperkt. Om een goede balans tussen deze twee afwegingen te vinden wordt de mogelijkheid geboden om de doormelding van automatische brandmeldingen te vertragen. Volgens “de zorgnorm” moet de brandweer binnen 8 minuten na alarmering ter plaatse zijn. De resterende tijd, na aftrek van de verwerkingstijd door de 24 25 26 alarmcentrale , de opkomsttijd van het brandweerpersoneel en de aanrijtijd die nodig is om het object te bereiken, kan worden gebruikt als maximaal toegestane vertragingstijd. Hierbij dient de kanttekening gemaakt te worden dat handbrandmelders nooit vertraagd mogen worden. Binnen de gestelde vertragingstijd moet het mogelijk zijn om een automatische brandmelding te lokaliseren en, indien mocht blijken dat het om een ‘loze’ 27 melding gaat, te voorkomen dat deze wordt doorgemeld naar de RAC Twente (resetten) . Voor het instellen van een vertraging moet daarom het object over een uitstekend functionerende BHV-organisatie beschikken. Indien er sprake is van brand zal deze BHV-organisatie een “eerste klap” op moeten kunnen vangen. Naast het feit dat loze meldingen worden vertraagd, zullen ook de echte meldingen vertraagd worden. Indien dit zonder aanvullende maatregelen zou geschieden, betekent dit dat, door de langere opkomsttijd van de brandweer, de benodigde actie in het object uit blijft. Het toepassen van vertragingstijden kunnen daarom onder strenge voorwaarden worden toegepast. Het toepassen van vertragingstijden moet daarom ook nooit een eerste optie zijn om loze meldingen terug te dringen. Wel kan vermeld worden dat er onderscheid gemaakt dient te worden in verplicht en vrijwillige brandmeldinstallaties. Zo is de vertragingstijd van vrijwillige installaties, die overigens ook dienen te voldoen aan de gestelde normen, ter beoordeling aan de eigenaar. Die kan ervoor kiezen om een (langere) vertragingstijd toe te passen.
7.2
Oplossingsrichtingen onechte oorzaken
Om de onechte oorzaken (voornamelijk techniek) weg te nemen kan men verwijzen naar de huidige wet en regelgeving. De basis voor de installatie, het aansluiten en het beheer vormen de Regeling Brandmeldinstallaties 2002 en de NEN 2535. Veelal ligt de verankering hiervan in de gemeentelijke bouwverordening. Zo dienen de brandmeldinstallaties aan een aantal normen te voldoen. Te weten: 24
1 minuut Almelo 07.15u – 17.15u: 1.5 minuut. 17.15u – 07.15u en weekenden: 3 minuten. Twenterand: 3 minuten 26 Variërend en sterk afhankelijk van tijdstip, weer en verkeer. 27 Ipnon-werkgroep; Aanpak terugdringen loze meldingen brandmeldinstallaties 25
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
33
Beleid TOOM cluster Noord Twente
De NEN 2535: hierin wordt invulling gegeven aan de installatie van het brandmeldsysteem. In hoofdstuk 2 is hier uitgebreid op ingegaan; NEN 2654-1: voor het beheer, de controle en onderhoud van een brandmeldinstallatie; Voortvloeiend uit de NEN 2535 dient een PvE ten grondslag te liggen aan een brandmeldinstallatie. Een PvE is de schriftelijke basis van een brandmeldinstallatie waarin de projectering en eisen zijn vastgelegd.
Door de uit de norm voortkomende regels en voorschriften wordt gestreefd naar een zo hoog mogelijk niveau van de brandmeldinstallaties en wordt voorkomen dat deze installaties de prestatie-eis overschrijden. Middels het geven van voorlichting zal de bewustwording van bovengenoemde wet en regelgeving verhoogd moeten worden. Dit brengt met zich mee dat de gebruikers en eigenaren van een object beter in staat zijn tot onderhoud van de brandmeldinstallatie waarmee de onechte oorzaken zoveel mogelijk weggenomen kunnen worden. Mocht dit desondanks niet het geval zijn, dan kan men overgaan op handhaving. Zie hiervoor de volgende paragraven.
7.3
Handhavingsmogelijkheden
Wanneer er ondanks de hierboven genoemde oplossingsrichtingen loze meldingen blijven komen dient er te worden gehandhaafd. Binnen de handhavingsmogelijkheden zijn er diverse oplossingsrichtingen mogelijk. Deze worden in de volgende paragraven behandeld.
7.3.1 Algemene bestuursrechtelijke handhaving De algemene handhavingsbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentwet. Volgens dit artikel is het college bevoegd in op treden met bestuursdwang. Bestuursdwang is het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift 28 gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten . Volgens artikel 5:32 lid 1 Algemene Wet Bestuursrecht (verder afgekort als Awb) kan in plaats van bestuursdwang een last onder dwangsom worden opgelegd. Hier wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt in de volgende gevallen: - overtreding van de direct werkende voorschriften (gebods- en verbodsbepalingen) van de Bouwverordening zoals neergelegd in hoofdstuk 6 – brandveilig gebruik van de Bouwverordening en de bijlagen 3 – gebruikseisen voor bouwwerken horende bij de deze verordening; - bij het in gebruik nemen van een bouwwerk zonder of in afwijking van de gebruiksvergunning; - bij het niet nakomen van op grond van de Woningwet opgelegde verplichtingen.
7.3.1.1 Het instrument toezicht Door middel van het uitoefenen van toezicht kunnen overtredingen op een relatief eenvoudige en snelle manier via controle worden geconstateerd en snel worden beëindigd, zonder hiertoe echt dwingend op te treden. De Awb geeft de toezichthouder een aantal bevoegdheden: het betreden van plaatsen, het vorderen van inlichtingen, inzage in zakelijke bescheiden, het onderzoeken van zaken (bemonsteren, openen en 29 meenemen). Er zullen in het implementatieplan concrete richtlijnen opgesteld moeten worden voor het uitoefenen van toezicht. Nadruk zal hier liggen op de voorlichting en advisering ter bevordering van de naleving (preventief toezicht), als het opsporen van overtredingen (repressief toezicht). Voor het preventief toezicht (o.a. voorlichting en bewustwording) wordt verwezen naar paragraaf 8.3 – voorlichting en bewustwording. Tijdens het houden van toezicht moet er met een aantal zaken rekening worden gehouden. Zo kan een toezichthouder slechts gebruik maken van zijn bevoegdheden voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling zijn taak nodig is. Hieruit vloeit voort dat de toezichthouder zijn bevoegdheid op de voor de burger minst belastende wijze moet uitoefenen. Toezicht zal in alle gevallen zoveel mogelijk in overeenstemming moeten zijn met de belangen van de burger. Indien toestemming wordt geweigerd kan er toegang worden verschaft 28 29
Artikel 5:21 Algemene wet bestuursrecht Artikel 5:11 Algemene wet bestuursrecht
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
34
Beleid TOOM cluster Noord Twente
met de sterke arm (politie). Dit alles echter indien dit redelijkerwijs voor de vervulling van de taak nodig is. Het is zeer belangrijk dat vooral de dialoog met de klant zo optimaal mogelijk verloopt. Hiermee wordt getracht een zo hoog mogelijk rendement te behalen. Dit alles door middel van hun medewerking. De activiteiten in het kader van de toezichthoudende taak worden door de toezichthouder vastgelegd. Dit is essentieel voor het slagen van de daarop volgende juridische procedure. Een registratieformulier kan hiertoe dienen. Daarnaast zal elk moment van controle, elke gesprek en alle andere activiteiten gerapporteerd moeten worden om op een later moment dit als bewijsvoering aan te kunnen dienen.
7.3.1.2 Het instrument bestuursdwang Als na het houden van toezicht blijkt dat er geen veranderingen zijn aangebracht heeft de gemeente de mogelijkheid om over te gaan tot bestuursdwang. Bestuursdwang is het feitelijk ingrijpen door de gemeente op kosten van de overtreder om een overtreding ongedaan te maken. Het toepassen van bestuursdwang is vooral effectief in gevallen die spoedeisend zijn. De beslissing om tot bestuursdwang over te gaan dient op schrift te worden gesteld. De schriftelijke beslissing is een beschikking. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet van tevoren op schrift kan stellen, zorgt het alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en voor de bekendmaking. In de beschikking wordt vermeld welk voorschrift is of wordt overtreden en wordt tevens een termijn gesteld waarbinnen de opgelegde de tenuitvoerlegging kunnen voorkomen door zelf maatregelen te nemen. De mogelijkheden worden door het bestuursorgaan opgesomd. Bestuursdwang kan ook preventief worden toegepast, maar dan moet het gevaar dat een wettelijk voorschrift zal worden overtreden “klaarblijkelijk” zijn. Een dergelijke aanschrijving is mogelijk bij klaarblijkelijk gevaar van een op korte termijn te verwachten overtreding van een concreet bij of krachtens de wet gesteld voorschrift. Het criterium, om bestuursdwang preventief toe te mogen passen voor de toekomstige overtreding van het 30 wettelijke voorschrift ‘ernstige schade zal ontstaan’, is door de jurisprudentie achterhaald. “De vraag of ernstige schade zal ontstaan is voor de bevoegdheid om preventief handhavend op te treden niet van 31 belang” . Een bestuursdwangaanzegging kan worden gericht aan de overtreder of degene die het in zijn macht heeft de overtreding (dit kan bijvoorbeeld de eigenaar zijn van de brandmeldinstallatie waarop meerdere objecten hun aansluiting hebben) te beëindigen.
7.3.1.3 Het instrument dwangsom De strekking van een dwangsom is om de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel een 32 herhaling van de overtreding te voorkomen . Indien het probleem niet binnen de gestelde termijn is opgelost verbeurt de dwangsom van rechtswege met ingang van de dag na het verstrijken van de gegeven termijn. Dit betekent dat de overtreder de dag nadat de termijn verloopt de dwangsom is verschuldigd indien niet aan de gestelde verplichtingen wordt voldaan. Een dwangsom kan alleen worden opgelegd aan de overtreder die het tevens in zijn macht heeft de last (opgelegde verplichting) uit te voeren. Een wezenlijk verschil ten opzichte van het instrument bestuursdwang. “In zijn macht hebben” betekent volgens de jurisprudentie zowel feitelijk als juridisch in staat zijn tot het uitvoeren van de last. Het is in die zin dan ook essentieel dat de juiste persoon of rechtspersoon wordt aangeschreven. Een dwangsom kan een bedrag ineens, bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd óf per overtreding van de last zijn. Er moet een maximum bedrag worden bepaald indien niet voor een bedrag ineens wordt gekozen. Daarnaast wordt, net als bij bestuursdwang, een termijn genoemd waarbinnen de verbeuring van de dwangsom kan worden voorkomen door vrijwillig de overtreding te beëindigen, de 33 zogenaamde begunstigingstermijn .
30
Het geheel van genomen uitspraken door rechters Regionale brandweer Zuid Limburg; Handhavingsbeleid onechte en ongewenste automatische brandmeldingen 32 Artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht 33 Termijn waarbinnen de overtreding redelijkerwijs kan worden beëindigd. Hierbij belangenafweging en beleid actoren meegenomen 31
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
35
Beleid TOOM cluster Noord Twente
In spoedeisende gevallen, waarbij de last slechts ziet op nalaten van een (onrechtmatige) gedraging, mag het bieden van een begunstigingstermijn achterwege gelaten worden. Voor wat betreft de handhaving van loze meldingen zal zich dat niet kunnen voordoen. Het achterwege laten van een begunstigingstermijn is mogelijk indien de overtreding waarop de lastgeving zit, acuut een ernstig gevaarzettende situatie veroorzaakt. Het is moeilijk tot niet aannemelijk te maken dat daarvan bij het overtreden van de norm ten aanzien van loze meldingen sprake zou kunnen zijn. Het toepassen van een preventieve dwangsom behoort tot de mogelijkheden, indien het gevaar dat een wettelijk voorschrift zal worden overschreden klaarblijkelijk is. Dit zal het geval kunnen zijn bij een dreigende overschrijding van de wettelijke norm volgens de NEN 2535 en de oorzaak daarvan (nog) niet is opgelost. In dit geval is het gevaar van overtreding van een wettelijk voorschrift klaarblijkelijk. Het opleggen van een preventieve last onder dwangsom vergt echter een uitgebreide, concrete en zeer zorgvuldige en draagkrachtige motivering wat vervolgens een vertraging oplevert in de afhandeling. Bij een dreigende overschrijding van de norm kan er beter een (informele) brief verstuurd worden, waarin gewezen wordt op het feit dat de norm dreigt te worden overschreden, wat vervolgens (financiële) gevolgen kan hebben. De instrumenten bestuursdwang en dwangsom kunnen niet tegelijkertijd worden toegepast op een zelfde 34 overtreding .
7.3.2 Privaatrechtelijke handhaving Voor de gemeente zijn er privaatrechtelijke handhavingsmogelijkheden in aanvulling op de bestuurlijke handhavingsbevoegdheid. De gemeente mag echter in principe alleen gebruik maken van de privaatrechtelijke weg indien er geen bestuursrechtelijke weg voor handen is waarmee hetzelfde resultaat kan 35 worden bereikt (“twee wegenleer”) . In het voorkomende geval dat de privaatrechtelijke weg openstaat en hiervan gebruik wordt gemaakt, dienen volgens de jurisprudentie op dit punt zoveel mogelijk de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht te worden genomen. De privaatrechtelijke handhaving staat open bij het veroorzaken van loze meldingen door vrijwillige installaties. Echter is uit de afbakening gebleken dat alleen verplichte installaties worden meegenomen en derhalve vrijwillige installaties buiten beschouwing worden gelaten. Hier zal in de toekomst wel aandacht aan besteed moeten worden.
7.3.3 Strafrechtelijke handhaving Strafrecht is voornamelijk gericht op leedtoevoeging ten opzichte van de dader. Het bestuursrecht is voornamelijk gericht op de aanpassing van de feitelijke situatie aan de norm. Hierin ligt ook het verschil tussen beide handhavingsmogelijkheden. Strafrecht wordt op dit moment niet toegepast op het gebied van brandveiligheid. Het biedt echter wel mogelijkheden. Thans zijn in de Bouwverordening strafbaarstelling van overtredingen van diverse 36 brandveiligheidsvoorschriften opgenomen . Ook overtreding van de artikelen die toezien op brandmeldinstallaties is strafbaar gesteld. Echter vanwege het dreigende karakter en de zware en tijdrovende procedures die strafrecht met zich mee brengt zal dit in eerste instantie geen optie moeten zijn. Bovendien is de officier van Justitie een cruciale factor in het strafrecht. Deze bepaalt of wordt overgegaan tot vervolging of seponeren. 37
7.3.4 Specifieke handhavingsmiddel Woningwet De Woningwet legt een aantal specifieke handhavingsinstrumenten neer die o.a. rechtstreeks betrekking (kunnen) hebben op het werkveld brandveiligheid en in het bijzonder op de handhaving van loze meldingen. In de (model)bouwverordening zijn in hoofdstuk 2 de voorschriften inzake (nieuwe) brandmeldinstallaties opgenomen. Hoofdstuk 5 van de (model)bouwverordening (o.a. brandveiligheidinstallatie) verwijst naar 34
Artikel 5:31 en artikel 5:36 Algemene wet bestuursrecht Windmill-arrest: In het Windmill-arrest ontwikkelde de hoge raad het criterium dat het gebruik van privaatrechtelijke bevoegdheden een publiekrechtelijke regeling niet op onaanvaardbare wijze doorkruist. 36 Afdeling 12 gemeentelijke bouwverordening 37 Regionale brandweer Zuid Limburg; Handhavingsbeleid onechte en ongewenste automatische brandmeldingen 35
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
36
Beleid TOOM cluster Noord Twente
hoofdstuk 2 ten aanzien van bestaande bouwwerken. De bepalingen van hoofdstuk 2 ten aanzien van brandmeldinstallaties gelden ook voor bestaande bouwwerken. De handhavingsgrondslag ligt echter altijd in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 2 kan op zichzelf beschouwd niet dienen als basis voor de handhaving; dit hoofdstuk is strikt bedoeld voor de toetsing van een bouwaanvraag aan de Bouwverordening. Om handhavend op te kunnen treden dienen de artikelen (en de daarbij behorende NEN-normen) genoemd in de hoofdstukken 2 en 5 geactiveerd te worden middels het aanschrijvingsinstrument uit de Woningwet. De hoofdstukken 2 en 5 hebben namelijk geen rechstreekse werking. Dit betekent concreet dat er geen verboden/of verbodsbepalingen in deze hoofdstukken zijn opgenomen. Het is op zichzelf beschouwd dan ook niet verboden loze meldingen te veroorzaken. Het is niet rechtstreeks handhaafbaar zoals het bouwen zonder bouwvergunning. Op grond van artikel 17 lid 1 Woningwet kunnen Burgemeester en Wethouders, wegens het in strijd zijn met het Bouwbesluit of uit anderen hoofde voorziening behoeft, de eigenaar of uit anderen hoofde, van een gebouw (niet zijnde een woning) aanschrijven tot het treffen van voorzieningen om binnen een door hen te bepalen termijn de door hen aan te geven voorzieningen te treffen. Aangezien het maximale toegestane loze meldingen volgt uit hoofdstuk 5 (en 2) van de Bouwverordening (staat van bestaande bouwwerken) en de daarbij van toepassing verklaarde NEN-normen, dient in dat geval te worden aangeschreven “uit anderen hoofde”. Het is echter op grond van artikel 26 lid 2 Woningwet echter ook mogelijk om gelijktijdig met deze beschikking, een beschikking tot het aanzeggen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom bekend te maken. Gebleken is namelijk dat door de dreiging van bestuursdwang of een dwangsom de bereidheid om de 38 overtreding te beëindigen groter is . Bovendien wordt hiermee onnodig tijdverlies en dubbel werk voorkomen. 7.4
Voorkeur handhavingsinstrument
De voorkeur gaat uit naar de bestuurlijke handhaving. De keuze kan onderbouwd worden doordat het bestuur met de bestuursrechtelijke weg de regie in eigen handen houdt en niet afhankelijk is van hetgeen de officier van justitie ter zake beslist. De privaatrechtelijke weg wordt door de “twee wegenleer” vaak afgesneden en is 39 ook minder geschikt om te dienen in het algemeen belang . In de situatie dat een privaatrechtelijke handhaving de voorkeur dient te krijgen, zal van de keuze voor de bestuursrechtelijke weg afgeweken moeten 40 worden. Ook doen zich situaties voor dat de bestuursrechtelijke weg is afgesloten . In principe wordt altijd voor het instrument dwangsom gekozen. Het ingrijpen dmv het toepassen van bestuursdwang is: erg arbeidsintensief; door praktische uitvoeringsproblemen niet altijd haalbaar; vooraf niet altijd duidelijk of de kosten verhaald kunnen worden op de overtreder en hierdoor de mogelijkheid bestaat dat de overheid wordt veroordeeld in de nadelen die de overtreder heeft ondervonden van een te ingrijpend optreden met bestuursdwang. Zeker voor de handhaving van ongewenste meldingen is het optreden met bestuursdwang meestal geen reële optie. Het toepassen van een dwangsom past hier meer om herhaling te voorkomen en een einde te doen maken aan de overtreding. Los van de praktische uitvoerbaarheid dient een financiële prikkel om verboden gedrag niet te herhalen. Slechts bij hoge uitzondering kan gebruik worden gemaakt van bestuursdwang. Bestuursdwang komt voornamelijk tot zijn recht bij onechte oorzaken. Hier is er sprake van een mankement aan de brandmeldinstallatie. De eigenaar, die (eind)verantwoordelijk is voor de brandmeldinstallatie, kan als overtreder van de norm worden aangemerkt. Daarnaast is het opleggen van bestuursdwang reëel als na het verbeuren van de maximale dwangsom en na het opleggen van een nieuwe, hogere dwangsom, nog steeds onechte meldingen worden veroorzaakt. Als het opleggen van een dwangsom niet mogelijk is en ook het aanzeggen van bestuursdwang geen reële optie is, kan op grond van artikel 17 lid 1 Woningwet een aanschrijving plaatsvinden tot het verzoek voor het treffen van voorzieningen of nemen van maatregelen. Dit alles echter zonder enige vorm van een dwangmiddel. 38
Regionale brandweer Zuid Limburg; Handhavingsbeleid onechte en ongewenste automatische brandmeldingen Annemieke Hooghiemstra – Jurist Afdeling Veiligheid & Hulpverlening 40 Dit doet zich voor bij de handhaving van loze meldingen veroorzaakt door vrijwillige installaties. Deze installaties vinden plaats op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst die niet op grond van enige publiekrechtelijke regeling wordt geëist. 39
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
37
Beleid TOOM cluster Noord Twente
Wanneer een dwangsom meerdere malen tekortschiet, bijvoorbeeld na het verbeuren van de maximale dwangsom en na het opleggen van een nieuwe hogere dwangsom, is bestuursdwang een aangewezen middel om loze meldingen (onechte meldingen) terug te dringen.
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
38
Beleid TOOM cluster Noord Twente
Voorbeeld ter verduidelijking. Het kan voorkomen dat een rookmelder telkens afgaat omdat deze een technisch mankement heeft en de rookmelder niet goed functioneert. Door het technische mankement is de brandmeldinstallatie in strijd met de NEN-norm 2535 met als gevolg in strijd te zijn met de Bouwverordening. Om dit gebrek op te lossen/te laten oplossen, wordt een last onder dwangsom opgelegd. Als blijkt dat de overtreder na de gegeven termijn het mankement niet heeft opgelost wordt de dwangsom verbeurd. Wanneer ook het opleggen van een nieuwe, hogere dwangsom niet leidt tot het beëindigen van de overtreding, wordt bestuursdwang opgelegd. Het bestuursorgaan gaat dan op kosten van de overtreder het mankement laten verhelpen. Het opleggen van een dwangsom is echter niet mogelijk in die gevallen dat de eigenaar niet tevens de gebruiker is van het gebouw en het niet gaat om technische mankementen (onechte meldingen) maar om “verkeerd gebruik” (ongewenste meldingen). De eigenaar is niet degene die de ongewenste melding daadwerkelijk veroorzaakt en kan niet worden aangemerkt als overtreder.
7.5
Vrijwillige installaties met directe aansluiting
De (model)bouwverordening geeft geen invulling op vrijwillig aangebrachte installaties. De bestuurlijk sancties (dwangsom/bestuursdwang) zoals hiervoor besproken kunnen in geval van vrijwillige installaties met een directe aansluiting niet worden toegepast. Het gaat om een privaatrechtelijke overeenkomst die niet op grond van enige publiekrechtelijke regeling wordt geëist. Aan het aansluiten van een vrijwillige installatie op de RAC ligt een privaatrechtelijke overeenkomst ten grondslag. De RAC kan voorwaarden stellen aan het aansluiten van de installatie en ze kan voorwaarden opnemen in het contract zelf. Indien niet aan de aansluitvoorwaarden wordt voldaan, kan de RAC besluiten een installatie niet aan te sluiten. Om het aantal loze meldingen van vrijwillige installaties met een directe aansluiting terug te dringen, zullen relevante bepalingen uit de NEN 2535 en 2654 opgenomen moeten worden in de aansluitvoorwaarden en/of in de contractsvoorwaarden. Bij het niet nakomen van de 41 voorwaarden zal de overeenkomst kan de nakoming worden gevorderd bij een rechter of zelfs ontbonden 42 worden . Dit kan uiteraard alleen gelden voor nieuw aan te sluiten vrijwillige installaties. Voor de reeds aangesloten installaties kunnen de voorwaarden pas gaan gelden bij het afsluiten van een nieuwe overeenkomst of bij een verlenging van de overeenkomst.
7.6
Conclusie
In dit hoofdstuk zijn diverse oplossingsrichtingen aangedragen. De ongewenste oorzaken kunnen over het algemeen opgelost worden door het geven van voorlichtingen. Hiermee worden de rest van de oplossingsmogelijkheden Opgeleid Persoon en organisatie van het object tevens meegenomen. Verder wordt tijdens voorlichting de normen en regels uitgelegd. Ook zijn de mogelijkheden onderzocht betreffende de handhaving. Hieruit komt naar voren dat het opleggen van een dwangsom en bestuursdwang de meest voor de hand liggende mogelijkheden zijn. Nu alle oplossingsrichtingen zijn behandeld wordt in het volgende hoofdstuk een implementatie gegeven. De implementatie is een verzameling van oplossingsrichtingen. Het is namelijk niet zo dat één oplossing gelijk de gehele problematiek weghaalt. Juist de diverse mogelijkheden van de oplossingen moeten er voor zorgen dat het aantal loze meldingen wordt teruggedrongen. Zo dienen de oplossingsrichtingen elkaar aan te vullen. Daar waar de ene oplossing stopt zal de andere het over moeten pakken of als alternatief ingezet moeten worden.
41 42
Art. 296 van boek 3 Burgerlijk Wetboek Art. 265 van boek 6 Burgerlijk Wetboek
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
39
Beleid TOOM cluster Noord Twente
8.
IMPLEMENTATIE
De implementatie van de in hoofdstuk 7 genoemde oplossingsrichtingen gebeurd in fasen. Er zijn een viertal fasen te onderscheiden. Te weten de: Fase 1: Inventarisatie Fase 2: Registratie Fase 3: Voorlichting en bewustwording Fase 4: Handhaving Het invoeren van deze fasen is geen lineair proces. De gehele implementatie is een proces waarin gestuurd, maar vooral ook bijgestuurd dient te worden. Om het geheel van terugdringen loze meldingen te laten slagen en is het belangrijk om er als het ware met de neus boven op te zitten. Hierdoor worden de beide afdelingen van gemeente Twenterand en Almelo, die belast zijn met het terugdringen ervan, serieus genomen.
8.1
Fase 1: Inventarisatie
Fase 1 in het implementatieplan is de inventarisatie. Alle objecten van cluster Noord Twente die een directe aansluiting hebben op de RAC te Hengelo moeten worden geïnventariseerd. Hierbij worden, naast de 43 gegevens van de brandmeldinstallatie (certificering en vertraging) die nodig zijn om de wettelijke eis vast te stellen, ook gegevens opgevraagd omtrent bestaande procedures (o.a. Opgeleid Persoon en of men reeds procedures heeft om loze meldingen tegen te gaan) en contactpersonen die bij de RAC bekend moeten zijn. De inventarisatie vindt binnen afdeling Veiligheid & Hulpverlening plaats via een schriftelijke “enquête”, of beter gezegd vragenformulier [zie bijlage VIIIa]. De vragen op het vragenformulier lopen uiteen van de basisinformatie (naam, adres, telefoonnummer, contactpersoon, bewaakte oppervlakte en soort bewaking) tot informatie die inzicht geeft of er al activiteiten plaatsvinden om loze meldingen terug te dringen. Hierdoor kan onderzocht worden of er al bewustwording is. Daarnaast biedt de vragenlijst ruimte voor het maken van opmerkingen en het geven van adviezen vanuit het bedrijf die meegenomen kunnen worden in het verdere traject. Binnen bureau brandweer Twenterand verloopt het afnemen van de vragenlijst via een iets andere manier dan in Almelo. Het vragenformulier is hetzelfde, alleen vindt de afname op een iets andere wijze plaats. Vanwege het kleinere aantal aansluitingen is het hier mogelijk (en ook beter) om langs de objecten te gaan. Hiermee wordt de ernst van het probleem vergroot en wordt er druk uitgeoefend. Objecten zorgen er dan voor dat de vragenlijst (voor zover mogelijk) al is ingevuld en de documenten verder binnen handbereik zijn. Om het draagvlak te vergroten en onduidelijkheden zo veel mogelijk weg te nemen is er, in het geval van Almelo, een begeleidende brief meegestuurd. Hierin wordt het probleem helder en duidelijk uitgelegd. Ook wordt er benadrukt dat het probleem niet alleen nadelige gevolgen heeft voor de brandweer maar ook voor het bedrijf of instantie zelf en dat we zonder hun hulp het probleem niet op kunnen lossen. De brief is als bijlage toegevoegd [zie bijlage VIIIb – brief inventarisatie]. Om de respons zo groot mogelijk te krijgen zijn de gegevens die al bekend zijn op het vragenformulier ingevuld. Deze gegevens zijn gehaald uit de dossiers van de objecten. Zo hoeft degene die het vragenformulier onder ogen krijgt de gegevens alleen te controleren, te corrigeren en daar waar nodig aan te vullen. Ook is er in de enveloppe naast het vragenformulier en de brief een retourenveloppe met retouradres verzonden. Met al deze middelen wordt getracht de respons zo groot mogelijk te krijgen. Toch blijkt dat de respondenten niet binnen de gestelde termijn reageren. Hier is op ingespeeld om drie weken naar verzending van de eerste brief, een tweede brief [zie bijlage VIIIc – tweede brief vragenformulier] te versturen naar alle objecten die tot op moment niet hebben gereageerd. Als is gebleken dat de objecten na het verzenden van de tweede brief binnen twee weken geen respons hebben gegeven, is er achteraan gebeld met de vragen “waarom een reactie op zich liet wachten, wanneer het vragenformulier retour werd gestuurd” en werd wederom duidelijk gemaakt dat hun informatie van belang is.
43
Nederlands normalisatie-instituut - NEN 2535: 1996 2e druk: Brandmeldinstallaties
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
40
Beleid TOOM cluster Noord Twente
8.1.1 Resultaten enquête 44 Van de 108 objecten binnen de Gemeente Almelo hebben er tot dit moment van schrijven 30 objecten (27.7 procent) niet gereageerd. Met deze objecten zal op korte termijn contact opgenomen worden om te verzoeken dat ze binnen een week moeten reageren, hetzij met het versturen van het vragenformulier, hetzij voor het maken van een afspraak. Gebeurt dit niet dan wordt op basis van bekende informatie een schatting gemaakt van de indeling en wordt aan de hand hiervan een wettelijke eis vastgesteld. Deze eis zal lager uitvallen waardoor het bedrijf minder meldingen mag veroorzaken. Hiermee wordt een reactie uitgelokt om de juiste informatie door te geven. Van de 23 objecten binnen de Gemeente Twenterand hebben er 21 gereageerd. Dit is een respons van 90 procent. Wanneer een medewerker van de brandweer persoonlijk langs bedrijven gaat blijkt dat de respons groter is. Ondanks dat de uiterste best is gedaan alles zo helder en duidelijk mogelijk over te brengen kan het zijn dat er onduidelijkheden ontstaan of opmerkingen zijn. In dit geval kon contact opgenomen met de inde brief vermeld contactpersoon van team veiligheid. De gegevens van de objecten zullen na inventarisatie ingevoerd moeten worden in BPManager. Dit softwareprogramma bevat alle relevante informatie met betrekking tot een object. Bij een incident of ramp 45 kunnen deze gegevens snel opgevraagd worden . Het programma berekent aan de hand van de ingevoerde informatie die uit de vragenlijst kan worden gehaald (gebouwsoort, risicoklasse extern, bewaakte oppervlak, aantal puntmelders en een eventuele coulancefactor) de wettelijke eis. Daarnaast kan de informatie worden ingevoerd over een Opgeleid Persoon (ook wel Technisch Persoon). Zo kan tijdens een incident (o.a. automatisch brandalarm) informatie worden bekeken over het object en kan, indien mogelijk, een Opgeleid Persoon gewaarschuwd worden om verdere herhaling van loze meldingen snel te voorkomen zonder al teveel tussenkomende handelingen. Belangrijk is dat deze informatie secuur en consequent wordt ingevoerd om in het verdere traject mislukking en procedurefouten te voorkomen. Wanneer verkeerde informatie wordt ingevoerd, maakt het systeem een verkeerde berekening.
8.2
Fase 2: Registratie
Zoals uit paragraaf 7.1 is gebleken wordt er al een registratie uitgevoerd. Dit is van belang om de oorzaken te achterhalen en in het verdere traject van terugdringen van loze meldingen te kunnen handhaven (fase 4). Om de oorzaak te achterhalen dient er altijd iemand (bij voorkeur de bevelvoerder) door te rijden naar het object. Nadat de oorzaak is geconstateerd wordt de afsluitcode doorgegeven aan de RAC. Het komt echter in de praktijk nog voor dat aan een oorzaak een verkeerde afsluitcode wordt gegeven. Als voorbeeld wordt stoomvorming (ter voorkoming van legionella) gebruikt. Het komt voor dat een bevelvoerder de afsluitcode 32 “atmosferische invloeden” hiervoor gebruikt terwijl afsluitcode 24 “koken/bakken/stoom” gebruikt moet worden. Het betreft namelijk een ongewenste melding, veroorzaakt door menselijk handelen, en niet een onechte melding door technisch falen. Atmosferische invloeden wordt inderdaad omschreven als stoom/vocht in de zin van omgevingscondities (door o.a. het weer) en niet door menselijk handelen. Hieruit kan worden opgemaakt dat de afsluitcodes en de consequenties (voor het inslaan op juridisch gebied) onvoldoende bekend zijn bij de bevelvoerders (die de afsluitcode geven). Ook is het belangrijk om de exacte locatie en melder op te sporen. Zo kan er naar een passende oplossing gezocht worden. Na alarmering wordt er door de alarmcentrale contact gezocht met het object en vindt er een verificatie plaats. Met deze verificatie wordt getracht de oorzaak van de melding te achterhalen. Dit gaat in naar schatting 80% van de gevallen binnen de tijd dat er uitgerukt wordt. Er zal, vanwege de registratie, wel altijd doorgereden moeten worden naar het object. Vaak gebeurt dit nog met een volledig bemande tankautospuit. Daar waar de dagsituatie (beroepsdienst) van Almelo direct uitrukt, hoeft en kan dit gegeven niet worden veranderd. Immers, deze tankautospuit zal binnen 1.5 min. uit moeten rukken. Buiten de kantooruren (avond en weekenden) en in de gemeente Twenterand kan alleen de bevelvoerder ter plaatse gaan. Er moet dan wel 46 zekerheid zijn dat het daadwerkelijk om een loze melding gaat . Als er twijfel en/of onzekerheid is over het 44
dinsdag 6 mei 2008 http://www.pagelinkinteractives.nl/p3.php?RubriekID=1933 46 De verantwoordelijkheid ligt te allen tijde bij het object. Als deze doorgeeft dat het een loze melding betreft en er daadwerkelijk brand is zijn zij verantwoordelijk voor de gevolgen. 45
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
41
Beleid TOOM cluster Noord Twente
47
ontstaan van de melding zal er met prioriteit 1 en een volledig bemande tankautospuit doorgereden moeten worden. Een bevelvoerder kan dit ter overweging meenemen. Door niet met een volledige tankautospuit uit te rukken wordt er tijd bespaard. Een werknemer kan direct terug naar zijn werk en is naar schatting hooguit een 48 kwartier weg. Afhankelijk van de situatie (dagdienst, piket of Twenterand) en nader bericht van object (of het een loze melding betreft) hoeft er niet met een volledig bemande tankautospuit uit te rukken, maar kan alleen een bevelvoerder of medewerker preventie ter plaats gaan die vervolgens de afsluitcode doorgeeft. Dit heeft als nadeel dat bedrijven niet meer overrompeld worden. Het maakt nogal een verschil of er een grote rode auto met toeters en bellen aan komt rijden of iemand met een autootje een half uur later aankomt.
8.3
Fase 3: Voorlichting en bewustwording
Beleid kan niet zomaar van de ene op andere dag ingevoerd worden. De gebruikers van de objecten zullen (eerst) op de hoogte gebracht moeten worden van het in te voeren beleid, ze moeten bewust worden van het probleem, de oorzaken en de consequenties. Voorlichting is hier een uiterst effectief middel in. De gebruikers van een object zijn nog onvoldoende op de hoogte van het gebruik maar vooral ook het beheer van een brandmeldinstallatie. Laat staan dat men weet hoeveel meldingen ze mogen veroorzaken. Deze voorlichtingsbijeenkomsten worden daarom aangegrepen om voorlichting te geven over o.a.: de geldende wet en regelgeving met betrekking tot OMS: o NEN2535; o Procedures binnen het bedrijf; o Opgeleid Persoon. de manier waarop loze alarmeringen zoveel mogelijk voorkomen kunnen worden; de gevolgen van een loze OMS-melding voor de brandweer en de maatschappij in termen van veiligheid en kosten. Met het geven van voorlichting ontstaat er tevens bewustwording. Door het versturen van een vragenformulier wordt het probleem aan het licht gebracht en ontstaat er al bewustwording. Echter is deze bewustwording onvoldoende en niet voldoende toereikend om een geheel object bewust te laten worden van de problematiek. De informatie die een contactpersoon/Opgeleid Persoon krijgt toegereikt tijdens de voorlichting, zal vervolgens doorgespeeld moeten worden naar de rest van object zodat ook werknemers op de hoogte worden gebracht. Zo zal in principe iedere bezoeker op de hoogte moeten zijn van de aanwezigheid van een brandmeldinstallatie en het veroorzaken van loze meldingen. Dit geldt met name voor logies. Een harde insteek is hier gewenst, dit heeft namelijk een afschrikkend effect. Als men weet dat ze een boete opgelegd krijgen voor het veroorzaken van een loze melding wordt er meer opgelet. De bedrijven zullen middels een brief [zie bijlage X – voorbeeldbrief uitnodiging bijeenkomst] uitgenodigd worden voor een bijeenkomst/voorlichtingsmiddag of avond. Bij voorkeur zal een OP de juiste persoon zijn om deze voorlichting bij te wonen. Een OP wordt geacht verstand te hebben van een brandmeldinstallatie en weet over het algemeen meer dan een “doorsnee-medewerker”. Dit scheelt in uitleg en er kan meteen “op niveau” gepraat worden. Tevens kan de OP informatie doorspelen naar de rest van de organisatie. Tijdens deze avond worden de bedrijven geïnformeerd middels een powerpointpresentatie. Deze avond zal voornamelijk interactief zijn. Hiermee wordt ook de problematiek vanuit de doelgroep belicht en wordt bekeken wat vanuit hun perspectief de problemen zijn. Daar de inbreng van de doelgroep wordt getracht draagvlak te creëren. Vanwege de grote groep objecten (108 binnen Almelo) zal de groep in vijven gesplitst moeten worden. Hiermee wordt er een handzame en niet te omvangrijke groep gecreëerd. Het geniet de voorkeur om de objecten bij elkaar te houden die eenzelfde gebouwsoort hebben. Dit houdt in dat de gezondheidszorggebouwen, logies etc. zoveel mogelijk bij elkaar gehouden worden. De regelgeving voor een gebouwsoort zijn over het algemeen gelijk. Daarnaast kunnen dezelfde gebouwsoorten mogelijk ook dezelfde loze meldingen veroorzaken. Door groepen te creëren van dezelfde gebouwsoorten kan hier gerichter op in worden gegaan. Hiermee hoeft er geen “algemeen praatje” te worden gehouden maar kan er dieper op het probleem in worden gegaan. 47
Gebruikmakend van optische en geluidssignalen om als voorrangsvoertuig erkend te worden Gebaseerd op een opkomsttijd (tijd die nodig is om naar de kazerne te komen) van 3 minuten en de tijd om terug te rijden (hooguit 10 minuten) en een speling van 2 minuten.
48
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
42
Beleid TOOM cluster Noord Twente
De groep in Twenterand is dermate kleiner dat het niet noodzakelijk wordt geacht deze groep op te splitsen. Wel zal de presentatie mogelijk enigszins aangepast moeten worden omdat men hier met een algemene groep te maken heeft of toch opsplitsen omdat men te maken heeft met 3 deelgemeenten. Het kan de voorkeur genieten om de presentaties in dezelfde gemeente te houden. Doordat objecten wettelijke verplichtingen hebben, is de verwachting dat de opkomst hoog is groot. De wettelijke verplichtingen en noodzaak zullen desondanks wel goed verwoord en uitgelegd moeten worden in de uitnodiging (brief). Vanwege het grote aanbod aan informatie is het wenselijk om de informatie ook op een andere manier aan te bieden. Folders zijn hiervoor geschikt. Tevens bieden folders uitkomst voor nieuwe aansluitingen. Juist hier valt er winst te behalen. Door nieuwe gebruikers op de juiste wijze te instrueren kunnen in de toekomst loze meldingen voorkomen worden. Daarnaast kunnen folders ook meegegeven worden en dienen tevens als naslagwerk. Personeel kan de folder er nog eens op naslaan maar ook verspreiden binnen het object.
8.4
Fase 4: Handhaving
Nadat de eerste drie fasen hiervoor zijn doorlopen is het zaak om te gaan handhaven. Basis voor de handhaving is de inventarisatie en registratie. Deze fasen moeten uiterst zorgvuldig gebeuren omdat de rest van handhaving hierop wordt afgestemd. Het geheel van procedures wordt in figuur 8.1 weergegeven in een stromingsschema. Dit schema biedt een overzicht waarin meteen te zien is welke stappen ondernomen moeten worden, welke brieven er vervolgens aangekoppeld zijn en welke stappen gezet moeten worden.
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
43
Beleid TOOM cluster Noord Twente
Figuur 8.1 Stroomschema
Echte melding? De eerste stap nadat er een melding is geweest is het bekijken of er sprake was van een echte melding of loze melding. Indien het een melding met daadwerkelijk brand betrof zijn hier verder geen consequenties aan verbonden. Het traject start weer van voor af aan. Eerste loze melding? Indien er sprake is van een loze melding is de volgende vraag of het een eerste loze melding betrof of dat er al eerder loze meldingen zijn geweest.
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
44
Beleid TOOM cluster Noord Twente
BMI gecertificeerd? Indien het een eerste loze melding is wordt er bekeken (middels de inventarisatie) of de BMI is gecertificeerd. Is dit niet het geval dan zal via een brief [bijlage XI a – voorbeeldbrief BMI gecertificeerd?] gevraagd naar de oorzaken en uitgelegd worden wat de procedure is en wat de tekortkomingen zijn van het bedrijf. In deze brief wordt een termijn gesteld waarbinnen de gestelde tekortkomingen opgelost dienen te worden. Er is immers sprake van een overtreding (van de Bouwverordening). Indien de installatie gecertificeerd is (en de oorzaken van technische aard zijn) 49 wordt er een klacht [bijlage XI b – klacht richting NCP] ingediend bij het NCP . Dit is een verzoek aan het branddetectiebedrijf om extra onderzoek hier naar uit te voeren. In het geval het branddetectiebedrijf de oorzaak van de loze meldingen niet kan wegnemen kan de brandweer zelf besluiten om te gaan controleren of daartoe een inspectie door een A-instelling in te schakelen om de oorzak van de loze meldingen te achterhalen en weg te nemen. Ook zal er onderzoek in moeten worden gesteld naar het branddetectiebedrijf. Er mag namelijk vanuit worden gegaan dat een branddetectiebedrijf (wat de brandmeldinstallatie oplevert) voldoet aan de normen en zorgt voor een gekwalificeerde installatie (die geen onechte meldingen veroorzaakt). Met het indienen van een klacht zal actie ondernomen worden richting het branddetectiebedrijf, wat de status van het bedrijf aan kan tasten en wordt voorkomen dat fouten in de toekomst worden herhaald. Opgeleid Persoon? Ook een Opgeleid Persoon behoort tot de wettelijke verplichtingen. Hiermee wordt namelijk gezorgd dat er iemand aanwezig is die bekend is met de brandmeldinstallatie en de nodige onderhoudswerkzaamheden en handelingen kan verrichten. Als er geen mensen aangesteld zijn tot Opgeleid Persoon wordt dit middels een brief [bijlage XI c – voorbeeldbrief geen Opgeleid Persoon] kenbaar gemaakt. Ook hierin wordt de procedure beschreven, aangegeven wat de tekortkomingen en binnen welk termijn de tekortkomingen opgelost moet worden. Indien er geen gecertificeerde brandmeldinstallatie en/of geen Opgeleid Persoon is, zal er een vooraanschrijving plaatsvinden op basis van de tekortkomingen en overtreding van de NEN2535 respectievelijk NEN2654 (en hiermee overschrijding van de Bouwverordening). Zie hiervoor de stap vooraanschrijving. Norm bereikt? Als er meerdere loze meldingen zijn geweest moet er bekeken worden of de norm (in te zien via softwarepakket PBmanager) is bereikt. Gevarenzone? Indien de norm nog niet is bereikt wordt vervolgens bekeken hoeveel meldingen het object verwijderd is van de norm. Indien dit één loze melding vóór overschrijding is, bevindt men zich in de “gevarenzone”. Bij bedrijven die meer dan tien meldingen mogen veroorzaken wordt er bij 90% van het aantal loze meldingen een brief gestuurd. Ter kennisgeving wordt er vervolgens een brief [bijlage XI d – voorbeeldbrief gevarenzone] gestuurd waarin gevraagd wordt naar de oorzaken en maatregelen die het bedrijf neemt en wordt de procedure uitgelegd met de melding dat ze zich in de gevarenzone bevinden. Indien er nog geen sprake is van de gevarenzone wordt er verder geen actie ondernomen, tenzij hier dringend door een toezichthouder om wordt verzocht. Overschrijding norm? Als de norm is bereikt, is het object per definitie nog niet in overtreding. Ter informatie wordt het object per brief [bijlage XI e – voorbeeldbrief bereiken norm] gevraagd naar de oorzaken en maatregelen en worden ze geïnformeerd dat ze de norm hebben bereikt.
49
Nationaal Centrum voor Preventie
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
45
Beleid TOOM cluster Noord Twente
Vooraanschrijving Indien er sprake is van overschrijding van de norm ontvangt het bedrijf een vooraanschrijving per brief [bijlage XI f – vooraanschrijving]. Hierin wordt de procedure uitgelegd en wat de consequenties zijn indien het bedrijf de oorzaken niet verhelpt en loze meldingen blijft veroorzaken. Aanschrijving Een gevolg van het blijven veroorzaken van loze meldingen is het aanschrijven van bedrijven. Gevolg is dat bedrijven worden aangeschreven middels een brief [bijlage XI g – voorbeeldbrief aanschrijving]. Coulancefactor Bij invoering van het hierboven genoemde schema en beleid zal in de eerste jaren een coulancefactor worden toegepast. Hiermee wordt een (kleine) overschrijding van het aantal loze meldingen geaccepteerd. In het 50 eerste jaar wordt een coulancefactor 5 ingesteld. Deze coulancefactor wordt ingevoerd in BPmanager en berekent automatisch het aantal toegestane meldingen. Per jaar wordt de coulancefactor met een 1 stap teruggebracht zodat aan het einde van de 5 jaar er geen coulancefactor meer toegepast wordt en alles aan de NEN 2535 moet voldoen. Door het hanteren van een coulancefactor wordt de objecten de tijd gegeven aan de regelgeving te voldoen. Hiermee kan draagvlak worden gecreëerd en wordt de bedrijven tegemoet gekomen.
8.5
Conclusie
Het geheel van oplossingsrichtingen zijn hierboven in de implementatie verwerkt. Elke loze melding is anders en heeft een andere oorzak. Het is belangrijk om per geval te bekijken wat de mogelijkheden zijn. Het is onmogelijk om voor elke oorzaak een oplossingsrichting te omschrijven. De fasen hierboven omvatten een implementatie die is gericht op de grote lijnen. Door middel van veel overleggen (binnen de brandweer en vooral met het object) zal er een tot een goede oplossing gekomen moeten worden met als resultaat een minimaal aantal loze meldingen. Het volgende hoofdstuk behandelt de conclusies.
50
5 maal het aantal toegestane ongewenste en onechte meldingen volgens de NEN 2535
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
46
Beleid TOOM cluster Noord Twente
9.
CONCLUSIES
In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de probleemstelling. Die wordt hieronder voor de duidelijkheid nog een keer vermeld. Wat zijn de oorzaken en gevolgen van het grote aantal loze meldingen, veroorzaakt door brandmeldinstallaties met een directe aansluiting op de Regionale Alarmcentrale Hengelo, voor brandweercluster Noord Twente en op welke wijze kan het aantal loze meldingen teruggedrongen worden tot een niveau conform de NEN 2535?
9.1
Brandmeldinstallaties
Om de brandveiligheid in gebouwen met een verhoogd risico op (ongevallen bij) brand te vergroten, worden deze gebouwen uitgerust met een brandmeldinstallatie. Doel van deze installatie is het vroegtijdig ontdekken van brand. Daarnaast heeft de installatie als doel om zowel de aanwezige personen (intern) te waarschuwen als de brandweer (extern). Beoogd wordt een brand (snel) te detecteren, snel onder controle hebben, slachtoffers te voorkomen en schade te beperken. In de bouwverordening is te zien welke gebouwen uitgerust dienen te worden met een brandmeldinstallatie. In cluster Noord Twente zijn er 131 (108 in Almelo en 23 in Twenterand) objecten voorzien van een brandmeldinstallatie met een directe doormelding naar de Regionale Alarmcentrale. Om de kwaliteit van brandmeldinstallaties te waarborgen dienen deze te voldoen aan bepaalde normen en regels. Zo regelt de NEN 2535 de installatie en gaat de NEN 2654 in op het onderhoud van de brandmeldinstallatie. Ondanks de gestelde normen komt het te vaak voor dat brandmeldinstallaties loze meldingen genereren.
9.2
Alarmeringsprocedure
Door een wijziging in de alarmeringsprocedure in 2005 wordt er door de Regionale Alarmcentrale niet eerst meer geverifieerd of er sprake is van een loze melding, maar wordt direct een brandweereenheid gealarmeerd. Deze wijziging was noodzakelijk om binnen de wettelijke 1 minuut een binnenkomende melding te verwerken.
9.3
Stijging automatische meldingen
De wijziging van de alarmeringsprocedure brengt een stijging van het aantal automatische meldingen met zich mee. Zo stijgt het aantal automatische meldingen van 86 (73 in Almelo en 13 in gemeente Twenterand) in 2004 naar 733 (644 in Almelo en 89 in Twenterand) in 2007. Van deze automatische meldingen blijkt het in 5% van de gevallen daadwerkelijk om brand te gaan. De overige 95% zijn loze meldingen. Deze loze meldingen zijn een groot probleem voor de brandweer.
9.4
Oorzaken loze meldingen
De oorzaken van de loze meldingen zijn zeer divers. Ze kunnen ondergebracht worden in twee categorieën. Te weten de categorieën ongewenste en onechte meldingen. Ongewenste meldingen zijn veelal van organisatorische aard en zijn de oorzaak van: een bedieningsfout (verkeerde bediening van brandmeldpaneel); kwaadwillendheid (spray/spuitbus onder de melder, het bewust activeren van een melder); roken/uitlaat (roken onder melder, uitlaatgassen van een auto/heftruck); koken/bakken/stoom (overgekookt pannetje, openen vaatwasser); sterretjes/vuurwerk (sterretjes op verjaardagstaart); werkzaamheden (lassen, solderen, stofvorming).
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
47
Beleid TOOM cluster Noord Twente
Onechte meldingen zijn de meldingen waarvan de techniek de oorzaak is. Oorzaken van onechte meldingen zijn te wijten aan: kwaliteit onderhoud (vervuilde melder); atmosferische invloeden (stoom/vocht); systeemstoring (stroomstoring, beïnvloeding ander systeem); beschadiging (onbewuste vernieling, b.v. kapot rijden installatie); oorzaak onduidelijk (niet nader specificeerbaar). Van bovengenoemde oorzaken wordt 85% van de loze meldingen veroorzaakt door ongewenste meldingen. De rest wordt veroorzaakt door de onechte meldingen.
9.5
Gevolgen loze meldingen
De gevolgen van de loze meldingen zijn naast de problemen voor de brandweercluster Noord, ook een probleem voor het bedrijf dat de loze melding veroorzaakt zelf. De gevolgen voor de brandweer zijn onder meer: verminderde inzetbaarheid; in het gedrang komen van de verkeersveiligheid en veroorzaken van verkeersoverlast; verminderde bereidheid van de werkgever en dalende motivatie van het personeel; grote financiële kosten; werkonderbreking brandweerpersoneel. De gevolgen voor bedrijven zijn onder meer: alarmmoeheid waardoor mensen niet adequaat reageren op een brandmelding; werkonderbreking; onnodige kosten; verslechtering van het imago. 9.6
Oplossingsrichtingen en implementatie
Om het aantal loze meldingen terug te brengen zal er intensief voorlichting gegeven moeten worden. Er kan namelijk geconcludeerd worden dat bedrijven onvoldoende op de hoogte zijn van procedures voor het afhandelen van loze meldingen, maar vooral ook ter voorkoming ervan. Met het geven van voorlichtingsbijeenkomsten wordt getracht bewustwording te creëren. Er is sinds half 2007 door de hulpverleningsdienst Twente een registratiesysteem opgezet om het aantal automatische meldingen te registreren. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt wat het aantal automatische meldingen is en voortvloeiend hieruit het aantal loze meldingen. Om het aantal loze meldingen binnen 5 jaar terug te dringen conform de NEN 2535 wordt er een implementatieplan opgesteld. Dit plan is opgebouwd uit het geheel van oplossingsrichtingen en kan worden opgedeeld in een viertal fasen. Te weten: Fase 1: Inventarisatie. Hierin worden alle benodigde gegevens voor de registratie gewonnen. De informatie die uit de inventarisatie naar voren komt, dient ingevoerd te worden om de registratie te optimaliseren. Fase 2: Registreren. De registratie dient tevens voortgezet te worden om inzichtelijk te maken hoeveel automatische meldingen objecten hebben en hoeveel loze meldingen ze mogen genereren. Direct is te zien, na invoering van de gegevens van de inventarisatie, of er sprake is van een overschrijding van het aantal loze meldingen. Fase 3: Voorlichting en bewustwording. In deze fase worden de bedrijven uitgenodigd voor een voorlichtingsbijeenkomst en worden ze geïnformeerd over de diverse normen en regels waaraan ze wettelijk gezien moeten voldoen. Om deze normen en regels helder te maken wordt hen informatie verschaft in de vorm van een powerpointpresentatie en folders. Tevens zal na vaststelling van het beleid dit bekend gemaakt moeten worden in huis-aan-huisbladen en/of kranten. Fase 4: Handhaving. Het geheel van handhaving wordt doorlopen middels een stroming,- en beslissingsschema. Hierin is duidelijk te zien welke stappen ondernomen moeten worden. Het uiterste middel om het aantal loze meldingen terug te dringen is handhaving. Op basis van
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
48
Beleid TOOM cluster Noord Twente
overschrijding van de bouwverordening kunnen bedrijven worden aangeschreven en kan hen bijvoorbeeld een last onder dwangsom worden opgelegd.
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
49
Beleid TOOM cluster Noord Twente
10.
AANBEVELINGEN
In dit hoofdstuk worden aanbevelingen gedaan. Deze aanbevelingen vinden plaats aan de hand van conclusies en bevindingen die tijdens het onderzoek zijn getrokken. De aanbevelingen zijn:
de inventarisatie verder uit te voeren. De overige bedrijven (27.7%) die nog niet hebben gereageerd zullen benaderd moeten worden om de gegevens, die nodig zijn voor de vaststelling van de wettelijke norm, te krijgen; om de registratie van het aantal meldingen beter te optimaliseren dienen de afsluitcodes beter gedefinieerd te worden. Het komt nog geregeld voor dat de oorzaak van een loze melding via een verkeerde afsluitcode wordt doorgegeven aan de RAC. Ten behoeve van het handhavingstraject is een goede en vooral correcte registratie noodzakelijk. De bevelvoerders dienen geïnstrueerd te worden; om de last op de kosten en werkzaamheden te verminderen door, na verificatie met het object door te RAC, niet altijd uitgerukt te worden met een volledig bemande tankautospuit. Een bevelvoerder (in geval van gemeente Twenterand en buiten de dagdienstsituatie) of iemand van de afdeling preventie (medewerker OMS) kan na constatering de desbetreffende afsluitcode doorgeven; om in de toekomst ook loze meldingen die via een Particuliere Alarmcentrale binnenkomen aan te pakken; om verder uit te zoeken wat de beste manieren zijn om ongewenste meldingen te voorkomen en dan vooral gericht op werkzaamheden. Afplakken is namelijk niet altijd goed. Het voorkomt wel dat er stof in de melder komt. Echter zijn er ook gevallen bekend dat bij het verwijderen van de plakband en plastic de melder alsnog afgaat. Het geniet de voorkeur betere afstemming en oplossing te zoeken met branddetectiebedrijven. Zij zijn immers de specialisten op gebied van brandmelders; het toepassen van vertragingstijden (onder zware eisen). Dit kan na overleg met veiligheidsinspecteurs die de taken op het gebied van de bedrijfshulpverleningsorganisatie en ontruimingsinspecties hebben. Zij kunnen namelijk beoordelen of een dergelijke organisatie een eerste klap als gevolg van een calamiteit op kan vangen totdat de brandweer arriveert. Kortom of het object een vertraging kan hebben of niet; het, indien diegene die belast zijn met het handhavingstraject nog niet in zoverre zijn aangewezen en benoemd tot toezichthouder, aan te wijzen tot toezichthouder; om voor de uitvoering van voorlichting en bewustwording een communicatieplan op te stellen. Dit houdt in dat er folders en een powerpointpresentatie ontwikkeld moet worden ten behoeve de voorlichtingsbijeenkomsten; om de voorbeeldbrieven die opgenomen zijn in de bijlage, waarnaar in het paragraaf 8.4 – implementatie wordt verwezen, dienen gecontroleerd te worden op juistheid en opmaak; om structureel aandacht te besteden aan het gehele proces om de onechte en ongewenste meldingen terug te dringen. Het is belangrijk voorlichting te blijven geven. Hiermee wordt voorkomen dat, wanneer de aandacht verslapt, terug wordt gevallen in de oude situatie en het aantal loze meldingen als gevolg hiervan wederom toeneemt; om een voorlichtingsmap te maken voor nieuwe aansluitingen. Door direct aan het begin van de ingebruikneming van een pand aandacht te besteden worden de gebruikers direct geïnformeerd en weet men aan welke normen en regels men moet voldoen; om na invoering van het implementatieplan tussentijds diverse evaluaties te houden. Op deze wijze kan het beleid en de implementatie aangepast worden om het terugdringen van loze meldingen te bereiken; om structureel capaciteit vrij te maken door een medewerker OMS aan te stellen. Door 1 fte vrij te maken (die op jaarbasis ongeveer € 50.000,- zal kosten) kan een winst van € 300.000,- (halvering loze meldingen) gemaakt worden; om een half jaar na invoering het gehele beleid te evalueren en eventuele fouten herstellen of verbeteren; om eenzelfde bouwverordening voor heel cluster Noord Twente te nemen.
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
50
Beleid TOOM cluster Noord Twente
NAWOORD Aan het einde van dit rapport wordt er kort teruggeblikt op het complete verslag. Hierin is de gehele problematiek rond de stijging van het aantal loze meldingen, de oorzaken en gevolgen hiervan beschreven. Tevens zijn er een aantal oplossingsrichtingen beschreven die vervolgens in een implementatieplan aan elkaar worden gekoppeld. Zo werkt elke oplossingsrichting niet op zichzelf maar is het belangrijk om de diverse oplossingen aan elkaar te koppelen zodat deze elkaar aanvullen. Hiermee wordt een “waterdicht” implementatieplan gewaarborgd. Om het geheel van terugdringen van ongewenste en onechte meldingen te laten slagen zijn er als laatste een aantal aanbevelingen gedaan. Ik hoop dat middels dit rapport een eerste aanzet tot het terugdringen binnen cluster Noord kan worden opgepakt. Al met al kan ik terugkijken op een geslaagde afstudeerperiode bij de afdeling Veiligheid & Hulpverlening van de gemeente Almelo.
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
51
Beleid TOOM cluster Noord Twente
DEFINITIES
Brandmeldinstallatie: samenstel van op elkaar afgestemde dan wel aan elkaar gekoppelde apparatuur, leidingen en toebehoren van leidingen welke nodig zijn voor het ontdekken van brand, het melden van de brand en het geven van stuursignalen ten behoeve van andere installaties. Certificeren: het afgeven van een onafhankelijke derdeverklaring dat een gerechtvaardigd vertrouwen geeft over het aantoonbaar voldoen aan normen en voorschriften. Echte brandmelding: een brandmelding die het gevolg is van brand of door een voorval dat tot brand kan leiden. Kazernevolgordetabel (KVT); schematische weergave in tijd uitgedrukt waarin te zien is welk voertuig het snelst op een melding kan reageren. Loze brandmelding: onechte en ongewenste brandmeldingen Onechte brandmelding: een brandmelding die niet het gevolg is van een brand, of op brand lijkende verschijnselen (‘oorzaak techniek’); bijv. vervuilde melder of beschadiging aan de installatie. Ongewenste brandmelding: een brandmelding veroorzaakt door de aanwezigheid van op brand lijkende verschijnselen, die niet het gevolg zijn van brand (‘brandverschijnselen’); bijv. laswerkzaamheden bij of roken onder automatische melder. OMS: Openbaar meldsysteem. Dit is een brandmelding die binnenkomt via een openbaar meldsyteem. NCP: Nationaal Centrum voor Preventie; het certificatie-instituut in Nederland op het gebied van inbraakpreventie en brandbeveiliging. NEN: NEderlandse Norm; Document waarin afspraken zijn vastgelegd omtrent veiligheid thuis en op het werk die bijdragen aan een gezonde en duurzame samenleving. 51 Normatief brandverloop : doelstellend (uiterlijk) tijdsverloop van ontdekking, melding, alarmering, ontvluchting, blussing van brand en van redding. PAC: Particuliere alarmcentrale; centrale meldplaats ingericht voor de ontvangst en verwerking van alle alarmsignalen (voor brand, inbraak enzovoort) van bedrijven en instellingen. Parttime-brandweerman: een brandweerman die niet in beroepsdienst is. Parttimers draaien in Almelo een keer in vijf weken een week dienst. Zij moeten door de weeks tussen 17.15 en 07.15 en het gehele weekend binnen drie minuten op een van de brandweerposten zijn. Hier geldt een verplichte opkomst. Almelo bestaat voor 60% uit parttimers, Twenterand voor 100%. In Twenterand is er geen sprake van een verplichte opkomst, maar kunnen parttimers vrijwillig opkomen. Omdat er in Twenterand geen sprake is van een beroepsbrandweer rust de gehele organisatie op parttimers. Prestatie-eis: eenduidig geformuleerde uitgangspunten waaraan de brandmeldinstallatie moet 52 voldoen . PvE; Programma van Eisen; een document waarin de projectie van een brandmeldinstallatie is gesitueerd. RAC: Regionale alarmcentrale; plaats waar alle berichten voor de brandweer binnenkomen en worden verwerkt en van waaruit alle opdrachten aan brandweereenheden gegeven kunnen worden. Standaard brandkromme: conventioneel temperatuurverloop bij experimentele beproevingen betreffende brandwerendheid van bouwdelen (volgens NEN 6069). 53 Verwijtbare brandmelding: een opzettelijk veroorzaakte, ongewenste melding .
51
Brandbeveiligingsconcept gezondheidsgebouwen; 1994. Directie Brandweer en Rampenbestrijding, Ministerie van Binnenlandse Zaken. NEN-2535 onderscheidt 4 soorten prestatie-eisen voor een brandmeldinstallatie: brandgrootte, ongewenste brandmeldingen, onechte brandmeldingen, systeembeschikbaarheid. 53 Dit is een lastig te definiëren begrip, vanwege het (juridisch) aantonen van de verwijtbaarheid. Alleen bij het opzettelijk veroorzaken van een loze brandmelding is overduidelijk verwijtbaarheid aan te tonen. 52
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
52
Beleid TOOM cluster Noord Twente
BRONNENLIJST Literatuur: Schreuder Peters, R.P.I.J. (2004). Methoden & Technieken van Onderzoek, principes en Praktijk. Den Haag: Academic Service
Steehouder, M., et al (1999). Leren communiceren, handboek voor mondelinge en schriftelijke communicatie. Vierde, herziende druk, Groningen: Wolters-Noordhoff
Centrum Criminaliteitspreventie Veiligheid (2005). Regeling brandmeldinstallaties 2005, productcertificaat voor het ontwerp, de installatie en het onderhoud van brandmeldinstallaties
Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen (2006). Brandweerstatistiek 2006. OBT bv: Den Haag.
Nederlands Normalisatie-instituut (1996). NEN 2535 Brandmeldinstallaties. 2 druk, oktober 1996.
Nederlands Normalisatie-instituut (2002). NEN 2654-1 Beheer, controle en onderhoud van brandbeveiligheidsinstallaties – Deel 1: Brandmeldinstallaties. Februari 2002.
Keim, R., Dijk, J. van (2003). Handhavingsbeleid gebruiksvergunningen en Loze meldingen – Brandweer gemeente Zeist.
Bureau Florian B.V. (2005). Handhavingsbeleid onechte en ongewenste automatische brandmeldingen. Versie 3.1 – 12 januari 2006.
Directie Brandweer en Rampenbestrijding, Ministerie van Binnenlandse Zaken (1994). Brandbeveiligingsconcept – Gezondheidszorggebouwen. December 1994.
Nationaal Centrum voor Preventie (NCP) (2002). Regeling brandmeldinstallaties 2002. 1 januari 2002, Houten.
Heuvel, J.H.J. van den (2000). Beleidsinstrumentatie. 2 druk – LEMMA
Hoppe, R et al (1998). Beleidsnota’s die (door)werken. Tweede, herziene druk 2001, Bussem: Coutinho b.v.
Kluwer collegebundel 2006 - 2007
Muës, S (2005). Vertraging in de doormelding van brand. Enschede
IPNON-werkgroep (2004). Aanpak terugdringen loze meldingen brandmeldinstallaties.
e
e
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
53
Beleid TOOM cluster Noord Twente
Internet: Centrum Criminaliteitspreventie Veiligheid (CCV), Regeling Brandmeldinstallaties 2005. http://www.hetccv.nl (maart 2008)
Nationaal Centrum Preventie (NCP), Regeling brandmeldinstallaties 2002. http://www.ncp.nl (maart 2008)
DSP-groep (2006), Voorkom paniek, blijf rustig, schreeuw en ren niet! Quick scan literatuur menselijk gedrag bij het vluchten uit gebouwen. http://www.brandweerbureauborsele-goes.nl (mei 2008)
Contactpersonen: Naam: Functie: Ankoné, Matthijs Medewerker Hulpverleningsdienst Regio Twente Calkhoven, Gerard van Centralist meldkamer Twente Feddema, Jouter Veiligheidsinspecteur Afdeling Veiligheid & Hulpverlening Grundke, Peter Veiligheidsinspecteur Afdeling Veiligheid & Hulpverlening Harmsen, Quido Coördinator teamonderdeel veiligheid, Afdeling Veiligheid & Hulpverlening, Hooghiemstra, Annemiek Juridische medewerker (stafafdeling), Afdeling Veiligheid & Hulpverlening, Hospers, Berno Medewerker bureau brandweer Twenterand Koers, Herman Medewerker Hulpverleningsdienst Regio Twente Kromhof, Gerrit Teamleider Afdeling Veiligheid & Hulpverlening Meulenbelt, Gert Medewerker bureau brandweer Twenterand Pellewever, Ronald Afdelingshoofd bureau brandweer Twenterand Ploeg, Folkert van der Teamcoordinator afdeling preventie, brandweer Enschede Reefhuis, Frits Projectleider fysieke veiligheid Afdeling Veiligheid & Hulpverlening Scherphof, Marc Veiligheidsinspecteur Afdeling Veiligheid & Hulpverlening Tonis, René Veiligheidsadviseur Afdeling Veiligheid & Hulpverlening
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
54
Beleid TOOM cluster Noord Twente
VERKLARING GEBRUIKTE HULPMIDDELEN Hierbij verklaar ik, dat ik het voor u liggende werkstuk/project zelfstandig en zonder gebruik van andere dan de aangegeven hulpmiddelen geschreven hebben; De uit andere bronnen direct of indirect overgenomen teksten zijn op enigerlei wijze in de door ons geschreven tekst expliciet met bronvermelding verantwoord. Het werkstuk werd tot nu toe nog niet in dezelfde of in vergelijkbare vorm aan een examinator of examencommissie voorgelegd. Ook is het werkstuk niet eerder in het openbaar verschenen.
Plaats, datum: Almelo, 9 juni 2008
Handtekening:
Jeroen Kromhof
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
55
Beleid TOOM cluster Noord Twente
BIJLAGEN Alle bijlagen zijn in het document “Bijlagen” te vinden. Bijlage I
Literatuurstudie
Bijlage II
Standaard brandkromme
Bijlage III
Bouwverordening Almelo
Bijlage IV
Bouwverordening Twenterand
Bijlage V
Voorbeeld PvE
Bijlage VI
Loze melding per maan
Bijlage VII
Objectenlijst
Bijlage VIIIa
Vragenformulier
Bijlage VIIIb
Brief vragenformulier
Bijlage VIIIc
Tweede brief vragenformulier
Bijlage X
Voorbeeldbrief uitnodiging bijeenkomst
Bijlage XIa
Voorbeeldbrief BMI gecertificeerd?
Bijlage XIb
Klacht NCP
Bijlage XIc
Voorbeeldbrief geen Opgeleid Persoon (OP)
Bijlage XId
Voorbeeldbrief gevarenzone
Bijlage XIe
Voorbeeldbrief bereiken norm
Bijlage XIf
Voorbeeldbrief vooraanschrijving
Bijlage XIg
Voorbeeldbrief aanschrijving
Bijlage XII
Plan van aanpak
Bijlage XIII
Logboek
Bijlage XIV
Reflectie
Bijlage XV
Eindbeoordeling praktijkbegeleider
J. Kromhof – Veiligheid & Hulpverlening Almelo – Brandweer Twenterand Versie: 1.0
56