Beknopte instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport basiskwaliteit
QANU (Quality Assurance Netherlands Universities) Leidseveer 35 Postbus 8035 3503 RA UTRECHT T 030-2363800 F 030-2363805 E
[email protected] I www.qanu.nl
Beknopte instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport basiskwaliteit Dit document geeft beknopte instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport. De instructies zijn een samenvatting van het betreffende deel (B) van het QANU-Kader. Voor een toelichting verwijzen we naar het QANU-Kader.
Inhoud van het zelfevaluatierapport •
Het zelfevaluatierapport geeft op basis van feiten en analyse een onderbouwing van de wijze waarop de opleiding aan de criteria voldoet. De commissie zal deze beschrijving verifiëren en op grond van haar deskundigheid tot een oordeel komen of daarmee aan de criteria is voldaan.
•
Bij de onderbouwing zijn vier typen informatie te onderscheiden, die kunnen worden aangedragen: a. richtinggevende informatie (doelstellingen) b. feitelijke informatie (maatregelen) c. evaluatieve informatie (welke resultaten zijn vastgesteld) d. analytische informatie (oorzaken van resultaten, maatregelen ter verbetering)
•
Het object van beoordeling is de afzonderlijke bachelor- of masteropleiding, zoals ingeschreven in het CROHO. In principe wordt per opleiding de kwaliteit afzonderlijk beschreven. Ook de bachelor- en de masteropleiding worden elk afzonderlijk beschreven. Tevens is de kwaliteit van varianten en locaties apart zichtbaar.
•
Wanneer een aantal opleidingen binnen één instituut/faculteit gezamenlijk door één commissie wordt beoordeeld, kan bij een aantal onderwerpen één algemene beschrijving worden gegeven. Deze beschrijvingen worden dan in een algemeen deel opgenomen. Hieraan is wel de voorwaarde verbonden dat in de zelfstudie per opleiding onder het aangaande facet een duidelijke verwijzing is opgenomen naar de desbetreffende passage in de algemene beschrijving. Aanvullend wordt beschreven hoe het beleid dat in het algemene deel is beschreven, wordt gewaarborgd en gerealiseerd bij de opleiding. Bundeling ligt voor de hand bij Personeelsbeleid, Voorzieningen en Interne Kwaliteitszorg. Deze bundeling is niet voorgeschreven, er mag ook worden gekozen voor een herhaling per opleiding.
•
De ongedeelde opleidingen worden in de marge van de beoordeling meegenomen. In de zelfstudie wordt de stand van zaken van de afbouw kort beschreven.
•
De periode van beoordeling: omdat de BaMa-opleidingen het object van beoordeling zijn, die deels nog niet operationeel zijn, gaat het in belangrijke mate om een planbeoordeling. Vanzelfsprekend hangt het vertrouwen in de kwaliteit van de BaMa opleidingen samen met de kwaliteit die in het verleden met de ongedeelde opleiding werd gerealiseerd. Bij de meeste onderwerpen is het relevant om de ‘ontwikkelingsgang’ van de opleidingen te beschrijven. De informatie die per facet moet worden aangeleverd geeft daarvoor voldoende ruimte. Bij het onderwerp Resultaten zullen, wanneer er nog geen (of niet voldoende) afgestudeerden zijn in de BaMa-opleidingen, de resultaten van de ongedeelde opleidingen worden beoordeeld. Bij de voorgeschreven standaardinformatie (kengetallen) worden peilperiodes aangegeven.
•
De beoordeling vindt plaats aan de hand van het NVAO-beoordelingskader. Dat is als volgt ingedeeld: 21 facetten worden beoordeeld aan de hand van één of enkele criteria. Vanuit de oordelen per facet komt de commissie tot een beoordeling van ieder van de zes onderwerpen. De beoordelingen van de onderwerpen leiden tot een positief of negatief accreditatieadvies.
•
De commissie krijgt toegang tot alle relevante informatie die nodig is voor een goede uitvoering van de werkzaamheden. Een commissielid gebruikt informatie die in het kader van de visitatie en de beoordeling is vergaard, niet voor persoonlijke doeleinden. Eventuele vertrouwelijke informatie wordt op gepaste wijze behandeld.
Instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport
Pagina 2 van 15
Stramien zelfstudie • • •
Het zelfevaluatierapport dient per opleiding volgens een vast stramien te worden opgesteld om het werk van de externe commissie te vergemakkelijken. Bij een ‘gebundelde beschrijving’ gaat aan het opleidingsrapport een algemeen deel vooraf, waarin een aantal onderwerpen en facetten kunnen worden besproken. Per opleiding worden alle hoofdstukken opgenomen, eventueel wordt naar het algemeen deel verwezen. De kwaliteit van varianten en locaties wordt afzonderlijk zichtbaar gemaakt.
Zelfstudie per opleiding 0. Administratieve gegevens: naam van de opleiding; nummer in het CROHO; vervaldatum accreditatie; varianten en locaties; claim niveau en oriëntatie; contactpersoon, 1. Ongedeelde opleiding: naam ongedeelde opleiding waaruit de opleiding is voortgekomen; CROHO-nummer; einddatum afbouw; beknopte beschrijving stand van zaken afbouw: aantal actieve studenten; overzicht operationeel deel oude curriculum; overgangsregeling; sterke en zwakke kanten. 2. De wijze waarop de zelfevaluatie tot stand is gekomen: eventueel verwijzing naar het algemeen deel onder toevoeging van opleidingsspecifieke uitvoering en resultaten. 3. Een schets van de organisatorische plaats van de opleiding binnen de instelling: beschrijving van de eenheid, verantwoordelijk voor de opleiding; beeld van de structuur van de organisatie; eventueel verwijzing naar het algemeen deel onder toevoeging van opleidingsspecifieke uitvoering en resultaten. 4. Behandeling van de onderwerpen uit het beoordelingskader waarbij ieder facet als kopje herkenbaar voorkomt en wordt onderbouwd. Ieder onderwerp wordt afgesloten met een sterkte-zwakteanalyse. 4.1 doelstellingen van de opleiding 4.2 programma 4.3 inzet van personeel 4.4 voorzieningen 4.5 interne kwaliteitszorg 4.6 resultaten facultatief onderwerp: (4.7 internationalisering) 5. Samenvatting van sterke en zwakke punten Bijlagen: De opleiding beperkt het aantal bijlagen bij het zelfevaluatierapport zoveel mogelijk, maar voegt in elk geval de volgende informatie bij: a) De volledige doelstellingen en eindkwalificaties van de opleiding. b) Een lijst met de namen van het wetenschappelijk personeel, kwalificaties/specialisatie, wanneer van toepassing: belangrijkste onderzoeksprogramma(’s) waarin onderzoek wordt uitgevoerd. c) Een lijst van de 25 meest recente afstudeeropdrachten (uiterlijk tot vijf jaar terug wanneer in die periode minder dan 25 afstudeeropdrachten beschikbaar zijn) met vermelding van: naam auteur, titel, specialisatie/afstudeerrichting, jaar beoordeling, eindcijfer. Deze eis geldt ook voor bacheloropleidingen. Onder afstudeeropdracht wordt een integrerend beoordelingsmoment verstaan, dat kan ook aan de hand van bijvoorbeeld een portfolio. Een visitatiecommissie moet in beginsel inzage krijgen in alle afstudeerwerken om na te kunnen gaan of het eindniveau van de opleiding voldoende wordt bewaakt. Als er afstudeeropdrachten zijn die als vertrouwelijk moeten worden beschouwd, dan wordt dit op de lijst vermeld. Voor deze afstudeerwerken kan een aparte procedure worden afgesproken om enerzijds het vertrouwelijk karakter zoveel mogelijk te respecteren en anderzijds de commissie de gelegenheid te geven het afstudeerwerk te beoordelen. Als er bezwaar
Instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport
Pagina 3 van 15
bestaat tegen het vermelden van cijfers in het zelfevaluatierapport, dan kunnen deze op een aparte lijst worden vermeld. Deze lijst is alleen voor gebruik door de commissie. d) Een lijst met belangrijke stukken die betrekking hebben op de opleiding (zoals onderwijsverslagen, ontwikkelingsplannen, evaluatierapporten, onderwijsbeleidsplannen) zodat de beoordelingscommissie deze ter inzage kan vragen. De documenten liggen in ieder geval ter inzage tijdens het bezoek van de commissie. e) Het onderwijs- en examenreglement (OER) van de opleiding, wanneer de tekst van dit reglement niet in de studiegids is opgenomen. f) Tien exemplaren van de meest recente studiegids. De omvang van het zelfevaluatierapport is maximaal vijftig pagina’s A4-formaat, exclusief de bijlagen. Het zelfevaluatierapport wordt in tienvoud gedrukt op papier aangeleverd én digitaal op CD-ROM. Voor de bijlagen kan desgewenst worden volstaan met digitale aanlevering (op CD-ROM).
Toelichting op hoofdstuk 4 4.
Behandeling van het beoordelingskader
In onderstaande handreikingen zijn de NVAO-onderwerpen, facetten en criteria opgenomen. Deze werden vertaald naar concrete instructies en aanwijzingen voor beschrijving en onderbouwing die als een handreiking moeten worden opgevat. In het QANU-kader vond een vertaling naar toetspunten plaats. Controleer of de onderbouwing voldoet aan de criteria van de NVAO en de toetspunten van QANU!
4.1. Doelstellingen van de opleiding F1. 1.1
•
•
Domeinspecifieke eisen
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Geef een beknopte beschrijving van de doelstellingen van de opleiding en het domein waarop deze zich richt, en onderbouw hoe wordt gewaarborgd dat wordt voldaan aan (internationale) academische en professionele maatstaven. Tip: maak gebruik van internationale benchmarks, contacten met buitenlandse opleidingen en deelname aan internationale netwerken. Geef een beknopte beschrijving van de eindtermen van de opleiding en onderbouw hoe wordt gewaarborgd dat wordt voldaan aan (internationale) domeinspecifieke academische maatstaven en eisen uit de beroepspraktijk. Onderbouw de relatie met de doelstellingen.
voorgeschreven informatie: opnemen in bijlage A: volledige beschrijving van de doelstellingen en eindkwalificaties van de opleiding
F2. 2.1
Niveau De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor of een master.
Instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport
Pagina 4 van 15
•
Beargumenteer dat het niveau dat de eindtermen definiëren, overeenkomt met de Dublindescriptoren voor het niveau (bachelor of master) van de opleiding (zie bijlage 2). Bespreek de vijf aspecten afzonderlijk: 1. kennis en inzicht, 2. toepassen kennis en inzicht, 3. oordeelsvorming, 4. communicatie, 5. leervaardigheden. Gebruik van een andere erkende beschrijving voor niveau is toegestaan.
F3. 3.1
Oriëntatie
• •
• •
•
De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot ten minste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk. waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Voor een bacheloropleiding: benoem tot welke masteropleidingen de afgestudeerde toegang heeft. Beschrijf, wanneer relevant, de (mogelijke) positie van de afgestudeerden op de arbeidsmarkt. Hoe sluiten beoogde eindkwalificaties van de afgestudeerden aan bij de functies? Voor een masteropleiding: onderbouw dat in de eindkwalificaties voldoende aandacht wordt besteed aan het zelfstandig verrichten van wetenschappelijk onderzoek en/of het oplossen van multi- of interdisciplinaire problemen in een beroepspraktijk waarvoor een academische opleiding vereist of dienstig is. Beschrijf dat in de eindtermen van de opleiding voldoende aandacht wordt besteed aan algemene kenmerken van wetenschappelijke vorming (zie bijlage 1).
Sterke en zwakke punten
4.2. Programma voorgeschreven informatie: Een schematisch overzicht van de programmaonderdelen waarin is opgenomen: studiejaar, verplicht/keuze, (korte) benaming studieonderdeel, studiepunten, werkvormen, toetsvorm.
F4. 4.1 4.2 4.3 4.4
Algemene eisen van het wetenschappelijk onderwijs
Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
•
Beschrijf hoe in het programma interactie plaatsvindt tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek, waarbij aandacht wordt besteed aan de wijze waarop onderzoeksvaardigheden worden opgedaan. • Onderbouw dat in het programma de domeinspecifieke en generieke kenmerken van wetenschappelijk onderwijs die in de vorige paragraaf zijn opgesomd voldoende en op het niveau van de opleiding aan de orde komen. • Toon aan dat aandacht wordt besteed aan actuele wetenschappelijke theorieën en de actuele praktijk van de relevante beroepen. Eventueel kan gebruik gemaakt worden van de algemene kenmerken van wetenschappelijk onderwijs (bijlage 1).
Instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport
Pagina 5 van 15
F5. 5.1 5.2 5.3 •
•
F6. 6.1 •
F7. 7.1 •
F8. 8.1
Relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma
Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Onderbouw dat de inhoud en opbouw van het curriculum doeltreffend zijn om de beoogde eindkwalificaties ook daadwerkelijk te verwerven. Het niveau van de inhoud is in overeenstemming met de fase van de opleiding; het programma bevordert academische en intellectuele groei. Tip: leg een verband tussen de beschreven eindtermen en het overzicht van het programma. Bij flexibele programma’s wordt gewaarborgd dat het gevolgde curriculum doeltreffend is om de beoogde kwalificaties te realiseren; criteria voor goedkeuring door de examencommissie zijn concreet en helder. Tip: beschrijf de procedures. Onderbouw dat de eindtermen van de opleiding adequaat zijn vertaald naar de leerdoelen van de programmaonderdelen.
Samenhang programma
Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma. Toon aan dat de studenten een inhoudelijk samenhangend programma volgen, dat programmaonderdelen van het curriculum op elkaar zijn afgestemd en dat overlap of onnodige herhalingen ontbreken. Geef aan dat binnen ‘lijnen’ of onderdelen van de studie (bijvoorbeeld major of minor), sprake is van voortgang: er wordt op verworven kennis en vaardigheden voortgebouwd.
Studeerbaarheid en studielast
Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Stel aan de hand van onderwijsevaluaties en besprekingen daarvan vast dat: o de geprogrammeerde studielast voldoende overeenkomt met de gerealiseerde studielast en evenwichtig is verdeeld over het programma; o het programma geen onnodige struikelblokken kent en geen factoren die de studievoortgang nodeloos belemmeren.
Instroom (*
Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: - WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek; - WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie. (* Voor de Open Universiteit zijn deze instroomeisen niet van toepassing. • • •
Onderbouw dat voor alle groepen instromende studenten geschikte toelatingsvereisten bestaan en dat wordt nagegaan dat de instromende studenten daaraan voldoen. Onderbouw, bij voorkeur uit evaluatieresultaten, dat instromende studenten in het algemeen geen problemen hebben met de aansluiting. Toon aan dat in de voorlichting een adequaat en realistisch beeld wordt gegeven van de opleiding en de loopbaanperspectieven na het afstuderen.
Instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport
Pagina 6 van 15
voorgeschreven informatie: tabellen waarin de instroom wordt gespecificeerd: a) van de ongedeelde opleiding tot het moment dat de instroom van eerstejaars is gestaakt (opleiding in afbouw); b) van de bachelor- of masteropleiding vanaf de start van deze opleiding tot het meest recente jaar waarvoor de gegevens beschikbaar zijn. Uit KUO-tabel 2.2: ‘Ingeschrevenen naar onderwijsvorm en geslacht (eerstejaars opleidinginstelling propedeutische fase)’, zoals in het zogenaamde ‘KUO visitatieproduct’ gespecificeerd in de kolommen: Ingeschrevenen; Voltijdopleiding; Deeltijdopleiding; Extraneus, ieder verdeeld over totaal en mannen en vrouwen. Uit KUO-tabel 2.1: ‘Ingeschrevenen naar onderwijsvorm en geslacht (Alle ingeschrevenen)’, zoals in het zogenaamde ‘KUO visitatieproduct’ gespecificeerd in de kolommen: Ingeschrevenen; Voltijdopleiding; Deeltijdopleiding; Extraneus, ieder verdeeld over totaal en mannen en vrouwen. Het staat de opleiding vrij om een beeld van het verloop van de instroom te reconstrueren voor het geheel van de opleidingen die uit elkaar zijn voortgekomen.
F9. Omvang van het programma 9.1 De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: - WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten; - WO-master: minimaal zestig studiepunten, afhankelijk van de opleiding. •
Toon aan dat de opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: o WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten o WO-master: minimaal zestig studiepunten, afhankelijk van de opleiding
F10. 10.1 10.2 •
• •
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Beschrijf beknopt het didactisch concept van de opleiding. Beargumenteer dat het in lijn is met de doelstellingen. Onderbouw dat het didactisch concept ook richtinggevend is bij de vormgeving van het programma, de inrichting van het leerproces en de keuze van de werkvormen en ook daadwerkelijk in het programma wordt gerealiseerd. Beargumenteer dat de verhouding tussen contacturen, zelfstudie en andere studieactiviteiten optimaal is. Onderbouw dat de plaats, de functie en de kwaliteit van de stage (wanneer van toepassing) en de afstudeeropdracht of een andere integrerende afsluitende proeve van bekwaamheid worden gewaarborgd.
Instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport
Pagina 7 van 15
voorgeschreven informatie: • Een tabel waarin de studielast wordt gespecificeerd voor de jaren van de studie gebaseerd op een analyse van de werkvormen die voor de verschillende programmaonderdelen worden gebruikt. Er dient in ieder geval een onderscheid te worden gemaakt tussen grootschalig en kleinschalig onderwijs. Binnen die twee categorieën kunnen verdere verfijningen worden aangebracht. Studiepaden variëren soms, daarbij kunnen minimum en maximum aantallen studie-uren worden vermeld. Een voorbeeld van hoe de tabel voor een bacheloropleiding eruit zou kunnen zien, volgt hieronder: jaar 1 2 3
F11. 11.1 • • • • •
hoorcolleges 200 150 100
werkgroepen 400 500 500
PGO-groepen 400 300 200
scriptie 0 0 0
zelfstudie 680 730 880
totaal 1680 1680 1680
Toetsing en beoordeling
Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Geef een beschrijving van het geheel van toetsen, beoordelingen en examens en de rol van de examencommissie. Toon aan dat daarmee kan worden vastgesteld/is gewaarborgd dat de beoogde eindkwalificaties van de opleiding bij het afstuderen zijn gerealiseerd. Beschrijf hoe consistentie in de beoordeling is gewaarborgd, bijvoorbeeld door toetscriteria of intercollegiale afstemming. Onderbouw dat de toetsing aansluit op en past bij de inhoud en de leerdoelen van de verschillende programmaonderdelen. Tip: verwijs naar het toetsbeleid en/of gebruik uitkomsten van onderwijsevaluaties. Er wordt voldoende en tijdige feedback gegeven op de toetsresultaten naar studenten. De organisatie van de toetsing is voldoende (herkansingen, bekendmaken van de uitslag, compensatieregelingen et cetera).
Sterke en zwakke punten
Instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport
Pagina 8 van 15
4.3. Inzet van personeel, personeelsbeleid voorgeschreven informatie: • een tabel waarin de menskracht die beschikbaar is voor het verzorgen van het onderwijs in mensen en f.t.e.’s (onderwijsinzet) wordt verdeeld over: a) de wetenschappelijke functies: hoogleraar, UHD, UD, promovendi, overig WP; b) de geslachten man/vrouw. Definities en grondslagen van de getallen kort toelichten. Peildatum: 1 december van het meest recente jaar. Bij voorkeur op het niveau van de opleiding, wanneer dat niet mogelijk is op een hoger aggregatieniveau (faculteit, onderwijsinstituut). Daarbij wordt aangegeven hoe de inzet van personeel uitwerkt voor de individuele opleiding. categorie
m aantal
fte’s
v aantal
fte’s
totaal aantal
HL UHD UD promovendi docenten studentassistenten overig WP totaal •
• •
n.v.t.
Eisen wetenschappelijk onderwijs
Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Onderbouw aan de hand van de voorgeschreven informatie hierboven dat het onderwijs in belangrijke mate verzorgd en/of ontwikkeld wordt door docenten die actief betrokken zijn bij wetenschappelijk onderzoek van erkende kwaliteit. Toon ook aan dat studenten vanaf het begin van de opleiding geconfronteerd worden met wetenschappelijke en professionele rolmodellen (vaak hoogleraren). Wanneer van toepassing, leggen de docenten en/of ontwikkelaars in voldoende mate een verbinding met de professionele praktijk waarvoor wordt opgeleid.
F13. 13.1 •
percentage gepromoveerden
in bijlage B: Een lijst met de namen van het wetenschappelijk personeel, kwalificaties/specialisatie, wanneer van toepassing: belangrijkste onderzoeksprogramma(’s).
F12. 12.1 •
fte’s
Kwantiteit personeel
Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen
Onderbouw dat de menskracht die beschikbaar is om alle onderwijs- en begeleidingstaken uit te voeren voldoende is, verwijs naar de tabel. Tip: vergelijk bijvoorbeeld ratio docenten/studenten met streefcijfers of landelijke kengetallen. Geef aan dat afspraken bestaan om voldoende menskracht te waarborgen. Analyseer evaluatieresultaten op dit punt.
Instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport
Pagina 9 van 15
voorgeschreven informatie:
aantal afgestudeerden per fteonderwijs
aantal studenten per fteonderwijs
aantal diploma’s
aantal ingeschreven studenten
jaar
aantal fte onderwijs
Een tabel waarin ten minste voor de afgelopen drie jaar de studenten-docentenratio wordt gespecificeerd:
jaar = visitatiejaar – 1 jaar = visitatiejaar – 2 jaar = visitatiejaar – 3 Bij voorkeur op het niveau van de opleiding, wanneer dat niet mogelijk is op een hoger aggregatieniveau (faculteit, onderwijsinstituut). Daarbij wordt aangegeven hoe de docentstudentratio uitwerkt voor de individuele opleiding. Daarnaast ook informatie over de manier waarop de onderwijsondersteuning is georganiseerd: beschikbare functies (bijv. studieadviseur, coördinator internationalisering), organisatie (bijv. per opleiding, per faculteit) en omvang (aantal fte).
F14. 14.1 •
•
Kwaliteit personeel
Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijf doelstellingen en aantoonbare resultaten van het personeels- en scholingsbeleid gericht op bewaking en bevordering van de onderwijskundige kwaliteiten van de docenten. Maak aannemelijk dat de didactische kwaliteiten van docenten adequaat zijn voor het uitvoeren van het programma en didactisch concept. Tip: beschrijf beleid, maar ook resultaten, bijvoorbeeld evaluaties. Toon aan dat het scala van specialisaties in het docententeam voldoende breed is gezien de doelstellingen en eindkwalificaties van het programma. Tip: maak gebruik van bijlage a en bijlage b.
Sterke en zwakke punten
4.4. Voorzieningen F15. 15.1 •
Materiële voorzieningen
De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Evalueer de kwaliteit van de onderwijsvoorzieningen op de toereikendheid voor de uitvoering van het programma. Schenk aandacht aan belemmeringen om de gekozen werkvormen daadwerkelijk te gebruiken. Schenk apart aandacht aan de voorzieningen op het gebied van de ICT. Tip: maak gebruik van bestaande evaluatieresultaten.
F16. 16.1 16.2
Studiebegeleiding
De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport
Pagina 10 van 15
•
• • •
Beschrijf de doelstellingen, uitvoering en resultaten van de studiebegeleiding met name vanuit het bevorderen van de studievoortgang van studenten en de behoeften van studenten. Tip: beschrijf beleid en uitvoering beknopt, toon aan (aan de hand van doorstroomcijfers) dat het beleid positief uitwerkt in de studievoortgang. Onderbouw dat de informatie die wordt gegeven over het studieprogramma (o.a. keuzemogelijkheden, vervolgopleidingen en loopbaan) adequaat is met het oog op de studievoortgang en de behoeften van de studenten. Toon aan dat in het eerste jaar van de bacheloropleiding invulling wordt gegeven aan de selecterende en verwijzende functie van dat jaar; de opleiding brengt een (bindend) studieadvies uit. Beschrijf beknopt het studievoortgangsregistratiesysteem, geef aan dat het effectief en informatief is. Toon aan dat studenten tijdig geïnformeerd (kunnen) zijn over de eigen studievoortgang.
Sterke en zwakke punten
4.5. Interne kwaliteitszorg Geef een beschrijving van de interne kwaliteitszorgprocedures, onderbouw het cyclisch karakter en behandel enkele deelaspecten onder de volgende facetten.
F17. 17.1 • •
Beschrijf het periodieke karakter van de evaluaties van het onderwijsproces en veranderingen in de onderwijsomgeving. Tip: beschrijf met welke regelmaat de gevraagde evaluaties worden uitgevoerd. Beschrijf de doelen waarin de opleiding de beoogde resultaten van het onderwijsproces zodanig heeft vastgelegd dat in evaluatie kan worden vastgesteld of deze ook zijn bereikt. Tip: rapporteer de ‘meetbare streefdoelen’ en de evidenties aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat deze al of niet zijn gerealiseerd, bijvoorbeeld evaluatieresultaten. Deze vraag is beperkt tot het onderwijsproces!
F18. 18.1 •
•
Maatregelen tot verbetering
De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Onderbouw dat de interne kwaliteitszorg zo is opgezet dat evaluaties ook daadwerkelijk kunnen leiden tot het constateren van tekortkomingen en dat daadwerkelijk verbeteringen worden aangebracht wanneer de beoogde resultaten niet zijn bereikt. Tip: beschrijf procedures, verantwoordelijkheden en toon met voorbeelden aan dat verbeteringen zijn doorgevoerd.
F19. 19.1 •
Evaluatie van resultaten
De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Betrekken van studenten, alumni en beroepenveld
Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Beschrijf hoe is gewaarborgd dat de relevante belanghebbenden zijn betrokken bij de kwaliteitszorg: medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld. Toon aan dat de opleidingscommissie adequaat en in overeenstemming met haar wettelijke taken functioneert.
Sterke en zwakke punten
Instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport
Pagina 11 van 15
4.6. Resultaten F20. 20.1
Gerealiseerd niveau
De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua inhoud, niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
voorgeschreven informatie: • Een beknopte samenvatting van het meest recente alumnionderzoek. • Opnemen in bijlage C: een lijst van de 25 meest recente afstudeeropdrachten (of van de laatste vijf jaar, wanneer in die periode minder dan 25 afstudeeropdrachten beschikbaar zijn) met vermelding van: naam auteur, titel, specialisatie/afstudeerrichting, jaar beoordeling, eindcijfer. Deze eis geldt ook voor bacheloropleidingen. Onder afstudeeropdracht wordt een integrerend beoordelingsmoment verstaan, dat kan ook aan de hand van bijvoorbeeld een portfolio. •
Toon aan dat de eindkwalificaties die de afgestudeerden verworven hebben, overeenkomen met de beoogde eindkwalificaties van de opleiding. Tip: maak gebruik van het alumnionderzoek, eventueel eigen analyses van eindwerken, etc. • Onderbouw dat de afgestudeerden in voldoende mate in staat zijn om zich te positioneren binnen het domein waarvoor zij zijn opgeleid. Onder dit facet wordt de beoordeling van de commissie van een selectie van de afstudeerwerken meegewogen.
F21. 21.1 21.2
Onderwijsrendement
Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
voorgeschreven informatie: Tabellen waarin de rendementen van de ongedeelde opleiding waaruit de beoordeelde opleiding is voortgekomen over ten minste de afgelopen acht jaar worden gespecificeerd; hierbij wordt gebruik gemaakt van de KUO-cijfers. Daarnaast geeft de opleiding zo goed mogelijk inzicht in het verloop van de rendementen sinds de invoering van het BaMastelsel. Bij zowel de bachelor- als de masteropleiding worden de propedeuse- en postpropedeuserendementen van de ongedeelde opleiding waaruit ze zijn voortgekomen gepresenteerd: Propedeuserendementen: KUO-tabel 3.1; Postpropedeuserendementen KUO-tabel 4.1. Voor het rendement van de propedeuse of het eerste jaar van de bacheloropleiding wordt in VSNUverband een nieuwe KUO-indicator ontwikkeld. Tot het moment dat deze indicator beschikbaar is, kunnen voor eerstejaarsrendementen eigen cijfers worden gepresenteerd. Daarnaast worden, wanneer er inmiddels afstudeerders zijn voor de bachelor, eigen cijfers gepresenteerd die een beeld geven van het rendement van de gehele opleiding (percentage afstudeerders per jaar van cohort). Voor de masteropleiding worden rendementscijfers voor de gehele opleiding gepresenteerd (percentage afstudeerders per jaar van cohort). •
Geef de streefcijfers die de opleiding heeft opgesteld voor de onderwijsrendementen en de studieduur, onderbouw deze in vergelijking met andere relevante opleidingen.
Instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport
Pagina 12 van 15
•
Evalueer aan de hand van de voorgeschreven kengetallen of het onderwijsrendement van de opleiding voldoet aan deze streefcijfers.
Sterke en zwakke punten
Facultatief onderwerp: Internationalisering Dit onderwerp hoeft niet als apart onderwerp te worden besproken. In het algemeen zullen per visitatiecluster (landelijk) afspraken worden gemaakt over het al of niet opnemen van dit onderwerp. •
• • • • • • •
•
•
Beschrijf het beleid van de opleiding op het gebied van internationalisering, verwijs naar de beleidsplannen of een ander officieel document waarin dat is vastgelegd en toon aan dat het internationaliseringsbeleid rechtstreeks gerelateerd is aan de doelstellingen van de opleiding. Maak aannemelijk dat er een duidelijk aantoonbare samenhang is tussen het beleid op het gebied van internationalisering en het beleid op andere terreinen. Geef aan hoe de eindkwalificaties van de opleiding internationaal zijn afgestemd. Beschrijf de procedures voor het volgen van studieonderdelen in het buitenland en voor de erkenning van in het buitenland behaalde studiepunten. Onderbouw dat het aantal inkomende en uitgaande studenten en docenten (absoluut en relatief) overeenkomt met het streefcijfer van de opleiding. De opleiding beschikt over faciliteiten en regelingen voor inkomende en uitgaande studenten en docenten (financieel, administratief, maar ook op het gebied van opvang, begeleiding en huisvesting). De opleiding beschikt over duidelijk en actueel informatiemateriaal, zowel voor studenten als voor docenten, waarin ook de van toepassing zijnde voorwaarden en regelingen worden beschreven. De opleiding biedt uitgaande studenten een mogelijkheid voor het volgen van een cursus in de taal en cultuur van het land waar de student naartoe gaat. De studiepunten die in het kader van zo’n cursus worden behaald kunnen worden meegeteld in het programma dat de student volgt. De opleiding biedt onderdelen aan die in het bijzonder geschikt zijn voor inkomende studenten (bijvoorbeeld omdat ze in een andere taal worden verzorgd), zoals Summer Schools of master classes. De opleiding neemt deel aan internationale projecten op het gebied van onderwijs, zoals uitwisselingsprogramma’s.
Voorgeschreven informatie: • Aantallen studenten van de opleiding, studerende aan een buitenlandse instelling en buitenlandse studenten bij de opleiding in studiepunten. • Lijst van universitaire samenwerking in het kader van ERASMUS/SOCRATES en andere institutionele samenwerking met buitenlandse universiteiten op het gebied van onderwijs.
Sterke en zwakke punten
Instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport
Pagina 13 van 15
Bijlage 1: Wetenschappelijke oriëntatie •
Een handreiking bij de onderbouwing van de wetenschappelijke oriëntatie kunnen zijn:
algemene wetenschappelijke kwalificaties: • • • • • • • • • •
het wetenschappelijk behandelen van problemen; een wetenschappelijk betoog kritisch op waarde schatten; logisch redeneren en analytisch en kritisch denken; zelfstandig en een leven lang leren over ontwikkelingen op wetenschappelijk gebied; vakoverstijgend wetenschappelijk samenwerken (inter-, multi- en transdisciplinair); vertalen van wetenschappelijke kennis en expertise naar sociale, professionele en economische contexten; communicatieve vaardigheden die verband houden met de wetenschappelijke oriëntatie; reflectie op het eigen denken en werken en dit daarmee bijsturen; bekend zijn met standaarden voor de toets der wetenschappelijke kritiek; ethische, normatieve en maatschappelijke consequenties van wetenschaps- en technologieontwikkeling overzien.
Instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport
Pagina 14 van 15
Bijlage 2: Het niveau van de opleiding •
Het niveau van de opleiding wordt onderbouwd aan de hand van internationaal erkende descriptoren van het niveau. De Dublin-descriptoren zijn nu algemeen erkend:
Dublin-descriptoren
kwalificaties bachelor
kwalificaties master
1. kennis en inzicht
Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
2. toepassen kennis en inzicht
Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan.
3. oordeelsvorming
Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen.
4. communicatie
Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten.
5. leervaardigheden
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.
Instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport
Pagina 15 van 15