Bijlage 1
Bijlage 1 - Ontwerp - Gemeenschappelijke regeling ‘Beheer en Ontwikkeling Kleinschalig Collectief Vervoer West-Brabant’ De deelnemers aan deze regeling zijn: de colleges van Burgemeester en Wethouders c.q. de raden (per gemeente na besluitvorming invullen wat van toepassing is) en de Burgemeesters van de gemeenten Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem en Zundert, en Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant en de Commissaris van de Koningin.
Zij gaan deze regeling aan, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft. Zij hebben daarbij de volgende overwegingen: -
de raden van de gemeenten hebben in 1998 besloten een gezamenlijk regionaal systeem van kleinschalig collectief vervoer op te zetten;
-
elke deelnemende gemeente is eind 1998 in het kader van o.m. de Wet voorzieningen gehandicapten een nagenoeg gelijkluidende vervoersovereenkomst aangegaan met dezelfde vervoerder en zij hebben met elkaar het beheer van deze contracten georganiseerd binnen een gemeenschappelijke regeling Kleinschalig Collectief Vervoer, laatstelijk vastgesteld op 1 januari 2000 voor onbepaalde tijd;
-
de ontwikkelingen op het gebied van collectief vervoer hebben inmiddels niet stil gestaan; het kleinschalig collectief vervoer is intussen erkend door de minister van Verkeer en Waterstaat als een collectief vraagafhankelijk vervoer systeem en met deze erkenning is ook de formele toetreding van de provincie tot de samenwerking wenselijk geworden;
-
de deelnemers hebben medio 2001 een convenant ‘Op weg naar CVV in West-Brabant’ gesloten over hun samenwerking, met als onderdelen de gezamenlijke exploitatie en investeringen, de ontwikkeling van het vervoer en de bestuurlijke samenwerking in een vernieuwde gemeenschappelijke regeling;
-
de deelnemende gemeenten en de provincie willen een openbaar lichaam belasten met de uitvoering van de beheerstaken, die uit de bovengenoemde vervoersovereenkomsten
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie
-2-
voortvloeiden, de verdere ontwikkeling van het systeem, de gezamenlijke aanbesteding en contractering en de beleidsafstemming die daarbij hoort, dit alles binnen de beleidskaders van de deelnemers; -
dit openbaar lichaam wordt door de deelnemende gemeenten gevestigd en organisatorisch ondergebracht bij één door henzelf aan te wijzen deelnemer, bij aanvang van deze regeling de gemeente Breda;
-
de deelnemers gaan deze regeling voor onbepaalde tijd aan, omdat zij, ondanks de tijdelijkheid van de huidige regelingen voor het vervoer, uitgaan van een langdurige samenwerking op dit beleidsterrein en zij heroverwegen de werking van de regeling na uiterlijk drie jaar in 2005;
-
de deelnemers willen de afstemming van de vervoerkundige, organisatorische en bestuurlijke aspecten van het CVV en het lijngebonden openbaar vervoer in de toekomst bevorderen, met het openbaar vervoer als overkoepelend beleidskader;
-
gemeenten en provincie willen tevens de mogelijkheid creëren om aan de taken van het openbaar lichaam gerelateerde werkzaamheden uit te besteden aan dit lichaam;
-
de Raden van de gemeenten …………………………………………………………………………. en de Provinciale Staten hebben de verklaring van geen bezwaar gegeven ten behoeve van het aangaan van deze regeling als bedoeld in art 51 lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (na besluitvorming invullen)
Zij besluiten, gelet op de Gemeentewet, de Provinciewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Wet personenvervoer, tot het aangaan van de volgende gemeenschappelijke regeling: Artikel 1 Begripsbepalingen Deze regeling verstaat onder: a. de regeling b. deelnemers c. d.
de provincie aantal inwoners
deze gemeenschappelijke regeling de aan deze regeling deelnemende gemeenten en de provincie de provincie Noord-Brabant het aantal inwoners per 1 januari van het betreffende voorafgaande dienstjaar.
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie
-3-
e.
gastgemeente
f.
collectief personenvervoer
g.
cvv
h.
vervoersovereenkomst
i.
vervoerder
j.
intekentaken
de deelnemende gemeente welke op basis van een dienstverleningsovereenkomst met de deelnemers c.q. het openbaar lichaam de faciliteiten beschikbaar stelt die het openbaar lichaam nodig heeft voor de uitvoering van zijn taken. het totaal van het cvv en het lijngebonden openbaar vervoer. collectief vraagafhankelijk vervoer, als onderdeel van het gesubsidieerde openbaar vervoer, dat voor een ieder toegankelijk is, niet volgens een dienstregeling de overeenkomst die door een deelnemer of het openbaar lichaam met de vervoerder als bedoeld onder i. is gesloten de marktpartij die op basis van de vervoersovereenkomst(en) voor het feitelijke collectief personenvervoer zorgdraagt taken welke door een of meer deelnemers aan het openbaar lichaam zijn opgedragen, met instemming van de overige deelnemers
Artikel 2 Doel en reikwijdte 2.1. Er is een openbaar lichaam genaamd “beheer en ontwikkeling kleinschalig collectief vervoer West-Brabant”, ingesteld bij deze regeling. Dit openbaar lichaam heeft rechtspersoonlijkheid. Het openbaar lichaam is bij de aanvang van de regeling gevestigd in de gemeente Breda. 2.2 De deelnemers hebben met de instelling van het openbaar lichaam een meervoudig doel: a. om de zorg, die elke gemeente zelf heeft voor het sociale en recreatieve vervoer van mensen die beperkingen ondervinden bij het verplaatsen buitenshuis, in gezamenlijkheid doelmatig en effectief te organiseren en te realiseren. Hiertoe wordt een vervoerssysteem in stand gehouden met de gezamenlijke intentie dit systeem te optimaliseren. b. om de zorg in het algemeen voor de bereikbaarheid en leefbaarheid binnen het verzorgingsgebied in afstemming en intensieve samenwerking verder vorm te geven door een systeem van collectief vraagafhankelijk vervoer. c. om de verdere ontwikkelingen van het kleinschalig collectief vervoer af te stemmen met de ontwikkelingen binnen het gehele collectieve personenvervoer, in overleg met andere zich daarmee bezighoudende bestuurlijke overlegtafels. 2.3
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie
-4-
De deelnemers geven aan het openbaar lichaam de kaders aan van hun beleid, welke voor de uitvoering van de taken door het openbaar lichaam van belang zijn. Zij geven binnen deze regeling gezamenlijk vorm aan een regionaal KCV-beleid. 2.4 De reikwijdte van de regeling ligt in de samenwerking van de deelnemers bij de invulling van de diverse bevoegdheden en verantwoordelijkheden, die aan a, b en c van lid 2 ten grondslag liggen. Daarbij ligt het accent op het uitvoeren van de besluiten die de deelnemers aan de regeling gezamenlijk hebben genomen, de door hen aan de regeling op te dragen taken, evenals op de beleidsafstemming die deze uitvoering vraagt. 2.5 De deelnemers handelen bij het uitvoeren van deze regeling ten opzichte van elkaar met zorgvuldigheid en met respect voor elkaars belangen. 2.6 De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. De deelnemers heroverwegen de regeling uiterlijk drie jaar na aanvang. Daarbij zijn in ieder geval van belang de wederzijdse verantwoordelijkheden van de deelnemers, de effectiviteit, organisatie en waarde voor de deelnemers en de relatie tussen CVV en het overige openbaar vervoer. Op grond van de heroverweging kan elk van de deelnemers besluiten zijn deelname al dan niet voort te zetten of voorstellen te doen tot wijziging van de regeling of tot beëindiging van de regeling. De artikelen 16, 17 en 18 van deze regeling blijven van toepassing. Artikel 3 Taken en verantwoordelijkheden van het openbaar lichaam 3.1. De wederzijdse bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de deelnemers binnen de samenwerking zijn de volgende: A. De gemeenten zijn bevoegd over het vervoer in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten. B. De provincie en de gemeente Breda zijn bevoegd en verantwoordelijk voor het cvv. De provincie voor zover dit niet het vervoer van Wvg-vervoersgerechtigden betreft. De provincie brengt de besluitvorming over een deel van de beschikbare middelen voor CVV in in de gemeenschappelijke regeling, ter besluitvorming aan de deelnemers behoudens Breda. C. De provincie en de gemeente Breda zijn bevoegd en verantwoordelijk voor respectievelijk het interlokale en lokale openbaar vervoer.
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie
-5-
3.2 Als de gemeente Breda per 1 januari 2004 haar status als openbaar vervoersautoriteit kwijtraakt, worden tussen de provincie en de gemeente Breda afspraken gemaakt over de verhoudingen na deze datum. Over de aspecten welke het CVV betreffen, vindt overleg plaats tussen de deelnemers van deze regeling, gericht op afspraken die de instemming hebben van alle partijen. Het resultaat van de uiteindelijke afspraken op het gebied van het CVV vormt de basis voor een eventueel voorstel tot wijziging van deze regeling. 3.3 Het openbaar lichaam heeft onder meer de volgende taken en bevoegdheden. 1. Taken met betrekking tot het beheer van de vervoersovereenkomsten - Het beheer van de vervoersovereenkomst(en) en de organisatie van dat beheer. - Het doen van voorstellen aan de bevoegde organen van de deelnemers betreffende onderwerpen die binnen de reikwijdte, doel- en taakstelling van deze regeling vallen, waaronder voorstellen ten aanzien van de aanbesteding, gunning, implementatie en handhaving van het CVV . - Informatieverstrekking aan gebruikers van het vervoersysteem, algemene promotie en voorlichting aan het publiek en aan de deelnemers aan deze regeling. - Het toezicht op een correcte uitvoering van de vervoersovereenkomsten, de kwaliteitsbewaking van het vervoer, het toezicht op de klachtenbehandeling en het namens de deelnemers verzorgen van het betalingsverkeer en de financiële afhandeling van de vervoersovereenkomst. - Het prognosticeren en monitoren van de kostenontwikkeling en de opstelling van managementrapportages ten behoeve van de begrotingen en jaarrekeningen van de deelnemers. - Het beheer over de middelen welke door de deelnemers worden betaald voor de bekostiging van het vervoer en de controle, verwerking en analyse van gegevens(bestanden) over het vervoer, aangeleverd door de vervoerder. - Het initiëren en voeren van juridische procedures of geschillen welke betrekking hebben op het terrein van de samenwerking, voor zover de deelnemers dit wensen of niet reeds uit eigen verantwoordelijkheid een procedure starten. - Het opzetten, bijhouden en beheren van een op haar taken betrekking hebbend archief. 2. Taken die voortvloeien uit het convenant “Op weg naar collectief vraagafhankelijk vervoer in West-Brabant”. Dit zijn de volgende taken en bevoegdheden. - De besluitvorming over de inzet van middelen welke door de deelnemers ter beschikking zijn gesteld aan het openbaar lichaam voor de vervulling van haar taken. - Het voeren van overleg ten behoeve van de beleidsafstemming tussen de deelnemers onderling en met externe betrokkenen bij het taakgebied van de regeling.
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie
-6-
-
-
De productontwikkeling ten aanzien van de verbetering van het bestaande vervoerssysteem, de uitbreiding met andere doelgroepen en de afstemming met andere vervoerssystemen. Het aanbesteden en contracteren van vervoer indien de deelnemers dit opdragen aan het openbaar lichaam.
3. Taken voortvloeiend uit de Wet gemeenschappelijke regelingen, met name het opstellen van de begroting, de jaarrekening en de vereffening van de regeling bij beëindiging. 4. De intekentaken die door een of enkele deelnemers aan het openbaar lichaam zijn opgedragen. Deze opdracht behoeft de instemming van het algemeen bestuur. Voor die instemming gelden de volgende criteria: - zij moeten passen binnen de strekking en de samenhang van deze regeling; - zij mogen niet het functioneren van deze regeling of de uitvoering van de taken negatief beïnvloeden; - de kostentoerekening ten aanzien van de opdragende gemeente(n) of provincie moet zodanig zijn dat er geen kostenverhoging optreedt voor de deelnemers aan deze regeling. Bij het in werking treden van deze regeling zijn er geen intekentaken opgedragen.
Artikel 4 Het bestuur van het openbaar lichaam 4.1 Het algemeen bestuur wordt gevormd door de portefeuillehouders welke worden aangewezen door de colleges van Burgemeester en Wethouders en door Gedeputeerde Staten van de provincie. Deze colleges wijzen tevens een plaatsvervanger aan. 4.2 Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan. 4.3 Het dagelijks bestuur wordt gevormd door de voorzitter van het algemeen bestuur en minimaal 2 tot maximaal 4 leden. Het algemeen bestuur wijst de leden en de eventuele vervangende leden van het dagelijks bestuur uit zijn midden aan en verdeelt de werkzaamheden onder elkaar.
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie
-7-
4.4 Het dagelijks bestuur heeft tot taak de vergaderingen en de besluitvorming van het algemeen bestuur in de ruimste zin des woords voor te bereiden. 4.5 De voorzitter roept minimaal twee keer per jaar het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur bijeen en leidt deze vergaderingen. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door de vice-voorzitter. 4.6 Het algemeen bestuur stelt de kaders vast waarbinnen de uitvoering van de taken ten bate van de deelnemers dient plaats te vinden. Het neemt alle beslissingen voorzover deze niet gemandateerd zijn. 4.7 De voorzitter voert de besluiten van het algemeen bestuur uit. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.
Artikel 5 Verantwoording 5.1 De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. Het algemeen bestuur sluit de deuren van haar vergadering in ieder geval wanneer zij vertrouwelijke gegevens bespreekt over het vervoer of over binnengekomen concurrerende offertes alsmede over personen of bedrijven en bij de inhoudelijke bespreking van juridische procedures en onderhandelingen. Het algemeen bestuur kan in een besloten vergadering geheimhouding opleggen aan haar leden. 5.2 De besluitenlijst van de vergaderingen van het dagelijks bestuur is openbaar. De leden van het dagelijks bestuur leggen, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording af over hun handelen in het dagelijks bestuur. Zij verstrekken het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, voor zover het verstrekken niet in strijd is met de wet of het openbaar belang. 5.3 Het algemeen bestuur geeft aan de deelnemers desgevraagd alle inlichtingen, voor zover het verstrekken daarvan niet in strijd is met de wet of het openbaar belang.
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie
-8-
5.4 Een lid van het algemeen bestuur legt aan de Raad van zijn gemeente dan wel Provinciale Staten verantwoording af over zijn optreden in het algemeen bestuur. Het afleggen van verantwoording vindt plaats overeenkomstig het reglement van orde voor de vergaderingen van de desbetreffende raad of van Provinciale Staten. 5.5 De leden van het algemeen bestuur geven de raden van hun gemeenten dan wel Provinciale Staten mondeling of schriftelijk desgevraagd alle inlichtingen, voor zover het verstrekken niet in strijd is met de wet of het openbaar belang. Artikel 6 Stemverdeling in het algemeen bestuur Het algemeen bestuur beraadslaagt en besluit over de voorstellen die door het dagelijks bestuur worden voorgesteld. De deelnemers hebben een ongelijk aantal stemmen. Gemeenten krijgen per 20.000 inwoners of (rest-)deel daarvan één stem. De provincie Noord-Brabant heeft evenveel stemmen als de grootste gemeente. Het algemeen bestuur besluit bij gewone meerderheid van stemmen. In de volgende gevallen gelden afwijkende stemprocedures. a) De gemeentelijke deelnemers beslissen gezamenlijk bij gewone meerderheid van de aan hen toegekende stemmen over voorstellen betreffende het vervoer van Wvgvervoersgerechtigden. De provincie heeft een adviserende stem. b) De instemming van de provincie en van de gemeente Breda is vereist bij voorstellen betreffende het vervoer van reizigers die niet vervoerd worden met gebruikmaking van een verstrekking door de gemeente op basis van de WVG. Van de door de overige gemeenten uit te brengen stemmen is een meerderheid van 2/3 vóór de betreffende voorstellen benodigd. c) De gemeentelijke deelnemers, Breda uitgezonderd, beslissen gezamenlijk bij gewone meerderheid van de aan hen toegekende stemmen, over voorstellen betreffende de aanwending van exploitatiegelden voor interlokaal openbaar vervoer die door de provincie aan de gezamenlijke gemeenten, Breda uitgezonderd, beschikbaar zijn gesteld. De provincie heeft een instemmingsrecht in verband met de wettelijke eisen die gelden voor de aanwending van deze gelden. De gemeente Breda heeft geen stemrecht maar een adviesrecht in verband met de afstemming van de inzet van haar eigen lokale openbaarvervoergelden op de besluitvorming door de gemeenten. d) De stem van de provincie weegt voor een derde deel en die van de gezamenlijke gemeenten behalve Breda voor tweederde deel bij besluiten over voorstellen betreffende gelden die in het kader van de samenwerking zijn bestemd voor investeringen in het interlokaal collectief personenvervoer. Besluitvorming vindt plaats bij een gewone meerderheid van stemmen. De gemeente Breda heeft een adviserende stem in verband met de afstemming van de inzet van haar eigen lokale openbaarvervoergelden op de besluitvorming door de overige gemeenten en de provincie.
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie
-9-
Artikel 7 De organisatie van het openbaar lichaam 7.1 Het openbaar lichaam kent een ambtelijke organisatie. Het hoofd van deze organisatie is tevens de secretaris van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. 7.2 De ambtelijke organisatie werkt onder de aansturing van het dagelijks bestuur. 7.3 Het personeel van de ambtelijke organisatie staat het algemeen bestuur terzijde, bij alles wat aan hem isopgedragen en alles wat hij ter hand neemt. 7.4 Het hoofd van de ambtelijke organisatie draagt zorg voor het toezenden van rapportages, vergaderverslagen, onderzoeksresultaten e.d. aan de gemeenten, de provincie, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de begeleidingscommissie (als bedoeld in artikel 9). Hij verstrekt gevraagd en ongevraagd inlichtingen, die voor een juiste wijze van uitvoering van de beheerstaken van belang zijn. 7.5 Het hoofd van de ambtelijke organisatie voert of organiseert al het overleg dat geboden is in verband met de belangen waar deze regeling voor staat.
Artikel 8 Personeel en organisatie 8.1 Het personeel van de ambtelijke organisatie is in dienst van de gastgemeente en valt daardoor onder de rechtspositieregeling van die gemeente. 8.2 Tussen Burgemeester en Wethouders van de gastgemeente en het algemeen bestuur worden jaarlijks schriftelijk bindende afspraken gemaakt over de te leveren personele capaciteit en overige facilitaire zaken voor de ambtelijke organisatie en de daarvoor te betalen vergoeding. Deze afspraken worden vastgelegd in een zogeheten dienstverleningsovereenkomst. 8.3 Het personeel wordt door de gastgemeente in overleg met het algemeen bestuur aangesteld, geschorst en ontslagen binnen de vastgestelde kaders als bedoeld in artikel 8.2.
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie
-10-
Artikel 9 Beleidscommissie 9.1 Het dagelijks bestuur wordt bij het verrichten van zijn taken ondersteund door een ambtelijke beleidscommissie, onder voorzitterschap van het hoofd van de ambtelijke organisatie. 9.2 De beleidscommissie wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van de deelnemers. Bij de samenstelling speelt een goede verdeling van deskundigheden op het gebied van de Wet Voorzieningen Gehandicapten, Verkeer en Vervoer en Ouderenbeleid een rol. Naast vertegenwoordigers van de deelnemers aan de regeling kunnen ook externen aan de beleidscommissie worden toegevoegd, zoals gebruikersgroepen als adviseur en externe partijen als ad hoc adviseur met deskundigheid op genoemde gebieden en op bedrijfseconomisch, juridisch terrein alsook op het terrein van voorlichting en public relations. 9.3 De beleidscommissie adviseert als regel over alle voorstellen over de hoofdlijnen van het beleid en het beheer, welke het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur doet. Artikel 10 Begroting 10.1 Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks de ontwerpbegroting voor het komende kalenderjaar, voorzien van een memorie van toelichting alsook de financiële beleidsuitgangspunten voor de komende jaren (meerjarenraming) toe aan de deelnemers. Het doet dit acht weken voordat deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. 10.2 De ontwerpbegroting ligt, zodra zij aan het algemeen bestuur zijn overgelegd, voor iedereen ter inzage. Zij is tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. Het algemeen bestuur beraadslaagt over de begroting niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving. 10.3 De deelnemers kunnen, binnen zes weken na ontvangst, over de ontwerpbegroting aan het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin dit gevoelen is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie
-11-
10.4 Het algemeen bestuur stelt vervolgens uiterlijk 1 juli de begroting vast. 10.5 Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting aan de colleges van Burgemeester en Wethouders van de deelnemende gemeenten en aan Gedeputeerde Staten van de provincie. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan de minister van Binnenlandse Zaken. 10.6 De begroting wordt opgesteld en ingericht conform de Comptabiliteitsvoorschriften 1995 danwel conform de daaropvolgende herziene wetgeving. De begroting omvat mede een staat van de door de deelnemers te betalen bedragen en de desbetreffende verdeelsleutel. 10.7 Op wijzigingen van de begroting zijn voorgaande bepalingen van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de wijzigingen die geen invloed hebben op de bijdragen van de deelnemers.
Artikel 11 Jaarrekening en –verslag 11.1 Het dagelijks bestuur legt vóór 1 april aan het algemeen bestuur verantwoording af over het afgelopen kalenderjaar. Het legt daartoe de opgestelde jaarrekening en het ingediende jaarverslag over met de daarbij behorende bescheiden zoals het rapport van de met de controles belaste accountant. Het geeft tevens een finale berekening van de door de deelnemers te betalen bijdragen,. Het dagelijks bestuur voegt bij de jaarrekening en het jaarverslag de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 213, derde lid van de Gemeentewet, het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, vierde lid van de Gemeentewet, en de verslagen, bedoeld in artikel 213-a, tweede lid van de Gemeentewet. 11.2 Het jaarverslag en de daarbij behorende accountantsverklaringen liggen, zodra zij aan het algemeen bestuur zijn overgelegd, voor iedereen ter inzage. Zij zijn tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. Het algemeen bestuur beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie
-12-
11.3 De jaarrekening en het verslag worden gelijktijdig aan de bestuurscolleges van de deelnemers toegezonden, die – binnen zes weken na ontvangst daarvan – schriftelijk bezwaren kunnen indienen bij het dagelijks bestuur . Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening, waarin opgenomen het exploitatietekort op het vervoer, na 1 juni en uiterlijk vóór 1 juli vast. Het besluit tot vaststelling van de jaarrekening strekt – voorzover het de daarin opgenomen ontvangsten en uitgaven betreft – het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later gebleken onregelmatigheden of valsheid in de stukken waarop de jaarrekening is gebaseerd. 11.4 Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de minister van Binnenlandse Zaken. 11.5 Het algemeen bestuur stelt vast op welke wijze overschotten en tekorten met de deelnemers worden verrekend.
Artikel 12 Financiële bepalingen 12.1. Er moet onderscheid gemaakt worden in: a. de exploitatie van het vervoerssysteem b. de kosten van het openbaar lichaam c. intekentaken 12.2. De kosten van de exploitatie van het vervoerssysteem welke voor rekening van de deelnemers komen bedragen het saldo van de verplichtingen uit de vervoersovereenkomst(en) onder vermindering van de bijdragen van derden en andere externe financieringsbronnen. 12.3 De kosten van het openbaar lichaam worden naar rato van het inwonertal over de gemeenten verdeeld, na aftrek van de bijdrage in de beheerskosten door de provincie. De bijdrage van de provincie bedraagt een derde deel van de kosten van het openbare lichaam. 12.4 De kosten van de intekentaken worden begroot en vastgesteld in overeenstemming met artikel 3.4 van deze regeling. De kosten komen geheel ten laste van de deelnemers welke de intekentaken hebben opgedragen.
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie
-13-
Artikel 13 Wijze van betaling van de exploitatiekosten 13.1 De uit de vervoersovereenkomsten en deze regeling voortvloeiende betalingsverplichtingen van elke gemeente en van de provincie, worden door het openbaar lichaam vastgesteld en met de deelnemers geregeld. 13.2 Het openbaar lichaam ontvangt van de deelnemers voorschotten volgens de volgende systematiek: a. in het begin van ieder kwartaal wordt een voorschotnota aan de gemeente respectievelijk de provincie gestuurd. Het bedrag wordt per kwartaal vastgesteld, gebaseerd op de vervoersontwikkeling in het voorafgaande kwartaal; b. tevens volgt per kwartaal een afrekening tussen het betaalde voorschot en het daadwerkelijk te betalen bedrag. Te veel of te weinig betaalde bedragen worden aangevuld, verrekend of teruggestort; c. de gemeente respectievelijk de provincie is verplicht de voorschotnota binnen 30 dagen na ontvangst van de nota te voldoen. Wanneer deze termijn niet wordt nageleefd brengt het openbaar lichaam de gemeente respectievelijk de provincie de wettelijke rente in rekening. 13.3 Het dagelijks bestuur is belast met het invorderen van de bijdragen als in het vorige lid bedoeld. Over problemen met de invordering doet het dagelijks bestuur periodiek mededeling aan het algemeen bestuur.
Artikel 14 Wijze van betaling van de kosten van het openbaar lichaam 14.1 De gastgemeente zal het door elke gemeente en door de provincie verschuldigde bedrag voor het openbaar lichaam één keer per jaar aan de betreffende gemeente en aan de provincie in rekening brengen. De gastgemeente zal daartoe in januari van elk jaar een deugdelijk gespecificeerde factuur naar elke gemeente en naar de provincie toezenden. 14.2 De gemeenten en de provincie zullen de bedragen betalen binnen 30 dagen na ontvangst van de betreffende factuur. Wanneer deze termijn niet wordt nageleefd brengt de gastgemeente de gemeente respectievelijk de provincie de wettelijke rente in rekening.
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie
-14-
14.3 Overschrijding van een betalingstermijn door een of meerdere gemeenten of door de provincie van een factuur op grond van vermoede inhoudelijke onjuistheid van die factuur geeft de gastgemeente niet het recht zijn prestaties op te schorten of te beëindigen.
Artikel 15 Toetreden 15.1 Indien een adequate aansluiting op het bestaande vervoerssysteem mogelijk is, kan een gemeente toetreden tot deze gemeenschappelijke regeling. Toetreding geschiedt door toezending aan het algemeen bestuur van een daartoe strekkend besluit van de onderscheiden bestuursorganen van de gemeente. 15.2 In overleg met de toetredende gemeente stelt het algemeen bestuur de voorwaarden vast waaronder toetreding tot de regeling mogelijk is. Het dagelijks bestuur maakt daartoe de benodigde afspraken en voert daartoe het nodige overleg. 15.3 In ieder geval dient de toetredende gemeente direct, via een van de deelnemers of via het openbaar lichaam een (nagenoeg) zelfde vervoersovereenkomst met de vervoerder af te sluiten als de andere deelnemers. 15.4 Het algemeen bestuur zal de financiële gevolgen van de toetreding in beeld brengen en deze ter instemming toezenden aan de deelnemers. 15.5 De toetredende gemeente zal een bijdrage voor de ontwikkelingskosten van het CVV in rekening worden gebracht; deze bijdrage zal met inachtneming van het voorafgaande vastgesteld worden door het algemeen bestuur en worden opgenomen in de begroting. 15.6 De deelnemers zullen hun besluit binnen 6 weken na ontvangst van het verzoek om instemming schriftelijk aan het algemeen bestuur kenbaar maken. De instemming zal niet zonder redelijke grond worden geweigerd. 15.7 De toetreding treedt in werking direct nadat de daartoe strekkende besluiten van de onderscheiden bestuursorganen van de deelnemers zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 27 lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, tenzij het besluit een latere datum aangeeft.
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie
-15-
Artikel 16 Uittreden 16.1 Uittreden uit de regeling door een gemeente en door de provincie is slechts mogelijk indien: -
de vervoersovereenkomst(en) met de vervoerder is (zijn) ontbonden of beëindigd; verandering van landelijke wet- en regelgeving daartoe noopt; de gezamenlijke evaluatie van de werking van de regeling voor een deelnemer leidt tot de conclusie dat deelname behoort te worden gestopt; voortzetting van de samenwerking in redelijkheid niet meer van de betrokken partner kan worden gevergd.
16.2 Een gemeente dan wel de provincie kan uittreden, onder de in artikel 16 lid 1 genoemde omstandigheden, door toezending aan het algemeen bestuur van een daartoe strekkend besluit van de onderscheiden bestuursorganen van de gemeente dan wel de provincie. 16.3 Het algemeen bestuur doet een voorstel aan de bestuurscolleges deelnemende gemeenten en van de provincie over de financiële verplichtingen evenals de overige gevolgen van uittreding. Daarbij geldt dat de uittredende partij gedurende drie achtereenvolgende jaren na afloop van het begrotingsjaar waarin uittreding plaatsvindt aan de overige deelnemers een bijdrage is verschuldigd ter grootte van respectievelijk 100%, 66% en 33% van de bijdrage in de kosten van het openbaar lichaam in het begrotingsjaar waarin uittreding plaatsvindt. De bijdrage voor het begrotingsjaar waarbinnen de uittreding plaatsvindt, dient onverkort te worden betaald. 16.4 De gemeenten en de provincie zullen hun besluit over bovengenoemd voorstel binnen 6 weken na ontvangst van het verzoek om instemming schriftelijk aan het algemeen bestuur kenbaar maken. De instemming zal niet zonder redelijke grond worden geweigerd. 16.5 De uittreding treedt in werking direct nadat de daartoe strekkende besluiten van de onderscheiden bestuursorganen zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 27 lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, tenzij het besluit een latere datum aangeeft.
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie
-16-
Artikel 17 Wijziging 17.1 Het algemeen bestuur kan een voorstel doen aan de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten en van de provincie tot wijziging van de regeling. 17.2 Een wijziging is tot stand gekomen, wanneer de bevoegde bestuursorganen van ten minste drievierde van het aantal deelnemende gemeenten en de provincie gezamenlijk, daartoe hebben besloten.
Artikel 18 Opheffen 18.1 De regeling wordt opgeheven, wanneer ten minste drievierde van het aantal deelnemers daartoe besluiten. 18.2 In geval van opheffing van de regeling als gevolg van beëindiging van de samenwerking besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regels.
Artikel 19 Overgangs- en slotbepaling Deze regeling treedt in werking per (?? juni 2003). De Gemeenschappelijke Regeling Kleinschalig Collectief Vervoer, zoals die per 1 januari 2000 voor onbepaalde tijd in werking is getreden, is opgeheven bij de inwerkingtreding van deze regeling. Het algemeen bestuur stelt bij de jaarrekening over het jaar waarin deze regeling in werking treedt een eindafrekening vast waarin de rechten en plichten van de deelnemers zijn weergegeven ten aanzien van de opgebouwde investeringen, reserveringen, lasten en verplichtingen welke behoorden bij de Gemeenschappelijke Regeling Kleinschalig Collectief Vervoer van 1 januari 2000. Het openbaar lichaam treedt direct bij de opheffing van de regeling van 1 januari 2000 in de rechten en plichten welke verbonden zijn aan die regeling. De definitieve vaststelling van deze rechten en plichten vindt plaats bij de eindafrekening van de opgeheven regeling van 1 januari 2000.
Artikel 20 Citeerartikel Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Gemeenschappelijke Regeling KCV West-Brabant 2003’
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie
-17-
Bijlage 2
Verdeling taken en bevoegdheden
Ten behoeve van de wijziging van de gemeenschappelijke regeling, de aanbesteding en contractering zijn de taken en bevoegdheden van het samenwerkingsverband c.q. de individuele overheden nader in beeld gebracht. Bij onderstaand schema de volgende opmerking: “samen” betekent besluitvorming via het samenwerkingsverband, in concreto het portefeuillehoudersoverleg KCV. De afgevaardigde portefeuillehouder kan desgewenst voorafgaand aan de besluitvorming zijn/haar college raadplegen. ”Individueel” staat voor besluitvorming door de afzonderlijke deelnemers. Afstemming vindt van te voren plaats in het portefeuillehoudersoverleg KCV. onderwerp
samen
beleid beleid (openbaar) vervoer beleid (verstrekking vervoersvoorziening) WVG doen van voorstellen hieromtrent aan deelnemers KCV-beleidskader
samenwerkingsverband over voorstel tot wijziging gemeenschappelijke regeling onderbrengen extra taken vaststellen condities waaronder extra taken toegevoegd kunnen worden vaststellen condities waaronder extra deelnemers toegevoegd kunnen worden vaststellen begroting en jaarrekening verdeling en inzet OV-subsidie gegenereerd met CVV
ondersteunende organisatie dienstverleningsovereenkomst met
individueel
X
opmerkingen
primair provincie en Breda, gemeenten aanvullend
X X
individuele deelnemers besluiten dus over deze voorstellen = referentiekader voor individuele besluiten. Niet bindend, maar wel te gebruiken voor toedeling evt. extra kosten, bijv. bij terugval aantal ritten door (afwijkende) besluiten van 1 of meer partners
X
X X X X
X X
X
X
na hoorprocedure OV-autoriteit(en) besluiten over verdeling; gemeenten gezamenlijk over inzet van dat deel dat hen toekomt
is nu een contract tussen gemeenten
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie
-18-
gastgemeente
(substantiële) uitbreiding formatie
X
vaststelling bedrag per inwoner
X
votering werkbudget aanwending werkbudget bestemming overschot werkbudget
X X
rechtspositieregeling beoordeling functioneren personeel
X
en Breda. Voorgesteld wordt de rechten/plichten over te dragen aan de GR hoorprocedure indien het een begrotingswijziging betreft afspraken over kosten(-aanpassing) dienstverlening liggen vast in overeenkomst met gastgemeente, komt terug in begroting
X
X
prov. wat betreft prov. werkbudget, gezamenlijke gemeenten wat betreft gem. werkbudget gastgemeente
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie
-19-
onderwerp
samen
individueel
aanbesteding
hoofdlijnen aanbesteding deelname aan aanbesteding bepalen financiële ruimte (voor gunning en voor honorering pluspakket) vaststellen bestek uitwerking criteria beoordeling inschrijvingen beoordeling offertes (gunningsteam) gunning omschrijving opdracht (wel/niet pluspakket) contractering gedurende het contract toekenning vervoersvoorziening en indicering Wvg-gerechtigden hoogte klanttarieven, gebruiksmogelijkheden aanvullende subsidiëring klantgroepen (in de vorm van reductie klanttarief of gratis strippen) vaststelling jaarlijkse aanpassing kostprijzen (substantiële) wijziging vervoersgebied beheer effectuering en inzet bonusmalusregeling ingeval malus op basis van prestaties algemeen effectuering en inzet bonusmalusregeling ingeval malus op basis van prestaties individuele gemeenten effectuering boetebepalingen effectuering ontbindingsbepalingen ontwikkeltraject
opmerkingen verdeling van bevoegdheden is niet vastgelegd in GR, kunnen per keer andere voorstellen voorgedaan worden
X X X
X X X X X X
X X X
X
mechanisme is vastgelegd in contract X
X X
X
X X X
X
na hoorprocedure “samen” indien voor alle deelnemers relevante zaken, “individueel” indien alleen voor 1 deelnemer relevant
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie
-20-
verlenging overeenkomst
X
GR KCV West-Brabant 2003, versie tbv besluitvorming gemeenten en provincie