Artikelen
Drs. Y.H. van Dorssen, mr. J.M. van Riemsdijk 1 CPL en mr. M.E.C. Boumans CPL
Informeren over waardeoverdracht 31 In de Pensioenwet is een groot aantal bepalingen opgenomen over informatieverstrekking. Ook is een groot aantal bepalingen opgenomen over waardeoverdracht. In dit artikel wordt tussen beide onderwerpen een link gelegd. Bekeken wordt hoe de informatieverstrekking over waardeoverdracht is geregeld. Onder meer wordt ingegaan op de vraag welke informatie over waardeoverdracht moet worden verstrekt en of een deelnemer hiermee voldoende uit de voeten kan. Geconcludeerd wordt dat dit verbetering behoeft. Hiertoe worden enkele oplossingsrichtingen voorgesteld.
1.
Inleiding
In dit artikel staan we stil bij het onderwerp informatieverstrekking over waardeoverdracht aan (gewezen) deelnemers. Met de komst van de Pensioenwet (Pw) in 2007, de toegenomen behoefte aan transparante pensioeninformatie, maatschappelijke ontwikkelingen zoals individualisering en informatisering en zeker niet in de laatste plaats met de komst van de AFM als gedragstoezichthouder, heeft het onderwerp pensioencommunicatie de laatste jaren binnen de pensioensector een prominente 2 plaats ingenomen. De informatieverplichtingen van de Pw zijn – naast enkele periodiek terugkerende informatieverplichtingen zoals het jaarlijkse UPO en het vijfjaarlijkse overzicht aan gewezen deelnemers – voor een groot deel gesitueerd rondom de main life events van een deelnemer. Daar hoort de wisseling van baan/werkgever ook bij. In 2008 3 veranderden zo’n 450.000 werknemers van baan. Verge4 leken met andere main life events is dit een fors aantal. Goede informatie over waardeoverdracht is naar onze mening dan ook belangrijk, omdat jaarlijks een groot aantal mensen voor de keuze staat om de pensioenaanspraken wel of niet over te dragen. Onderstaand komen diverse aspecten aan de orde. Eerst wordt ingegaan op de informatieverplichtingen vanuit de Pw. Vervolgens komen enkele ontwikkelingen en initiatieven aan de orde. Daarna wordt gekeken naar de vraag welke informatie moet worden verstrekt. Vervol1.
Youri van Dorssen, Jan Maarten van Riemsdijk en Mark Boumans zijn werkzaam bij de afdeling Beleidsadvisering & Productmanagement van PGGM Institutional Business. Zij schreven dit artikel op persoon-
gens komen we via het informeren terecht bij het adviseren over waardeoverdracht. Ten slotte volgt een korte vooruitblik op eventuele toekomstige mogelijkheden en een conclusie.
2.
Informatieverplichtingen in de Pensioenwet
2.1 Een fijnmazig netwerk aan wettelijke bepalingen In de Pw is een fijnmazig netwerk van verplichte informatieverstrekking van de pensioenuitvoerder aan de deelnemer en overige belanghebbenden opgenomen. Daarnaast bevat de Pw uitgebreide bepalingen over waardeoverdracht. De wetgever vond het vanuit het oogpunt van transparantie noodzakelijk om de verschillende casusposities die zich bij waardoverdracht kunnen voordoen uit 5 te schrijven. De Pw kent 21 artikelen over waardeoverdracht (art. 70 6 t/m 92 Pw). Het Besluit PW bevat twaalf bepalingen die betrekking hebben op de proceskant van waardeoverdracht (art. 18 t/m 28 van het besluit). De Regeling Pw bevat vijf bepalingen die betrekking hebben op de rekenkundige aspecten van waardeoverdracht (art. 16 t/m 20 en de daaronder ressorterende Bijlage 2 van de Regeling Pw). Gezien het grote aantal bepalingen zou mogen worden verwacht dat in de Pw uitgebreide informatieverplichtingen zijn opgenomen over waardeoverdracht. De wettelijke verplichting om informatie over waardeoverdracht te verstrekken is echter beperkt. Onderstaand wordt een onderscheid gemaakt tussen informatie in algemene zin over waardeoverdracht (paragraaf 2.2) en de informatie aan de deelnemer tijdens het daadwerkelijke proces van de diverse waardeoverdrachtvarianten (paragraaf 2.3 t/m 2.6). 2.2 Algemene informatie over waardeoverdracht In de Pw komen we de algemene informatieverstrekking over waardeoverdracht voor het eerst tegen bij de start7 brief. Dit betreft de informatie bij aanvang deelneming. Niet in art. 21 Pw zelf, maar in het derde lid van art. 2 van het Besluit Pw is opgenomen dat informatie wordt verstrekt over onder meer het wettelijk recht op waardeoverdracht. Vervolgens is in art. 39 Pw geregeld dat informatie wordt verstrekt die specifiek in het kader van de beëindiging
lijke titel. 2.
Zie onder meer: SER, Nieuwe Pensioenwet, advies over de nieuwe pen-
5.
sioenwet, publicatienummer 6, 18 mei 2001.
6.
3.
Baanwisselingen in 2008 naar een ander beroep. Bron: CBS Statline.
4.
Ter vergelijking met een tweetal andere main life events: in de periode september 2006 – september 2007 gingen zo’n 67.500 werknemers
30
Kamerstukken II 2005/06, 30 413, nr. 17, p. 47. Voor een overzicht wordt verwezen naar: R. Hesse, C.M. Chan, ‘Meer duidelijkheid door nieuwe regels waardeoverdracht’, PensioenMagazine, januari 2007, p. 12-17.
7.
Zie ook: C.M. Vriend, G. Slot, P.H.A. IJpelaar, ‘Communicatie over
met pensioen en in 2008 waren er zo’n 32.000 echtscheidingen. Bron:
waardeoverdracht kan en moet stukken beter’, Pensioenmagazine
CBS Statline.
2007/10, p. 24-29.
Afl. 5 – oktober 2010
TPV
Artikelen
informeren over waardeoverdracht
relevant is. In het onderliggende art. 6 Besluit Pw is geregeld dat de pensioenuitvoerder informatie moet verstrekken over het recht op waardeoverdracht. Uit de memorie van toelichting op de Pw volgt niet méér dan dat op de mogelijkheid van waardeoverdracht wordt 8 gewezen. Kennelijk heeft de wetgever het niet nodig gevonden dat meer informatie wordt verstrekt. In de overige informatiebepalingen wordt met geen woord gerept over waardeoverdracht. Dit is wellicht ook niet zo vreemd, omdat deze bepalingen zich richten op een specifieke gebeurtenis. Wel is nog art. 46 Pw (informatie op verzoek) vermeldenswaardig. In het tweede lid valt te lezen dat de pensioenuitvoerder op verzoek informatie verstrekt die specifiek voor hem van belang is. Naar onze mening kan hieronder ook informatie over waardeover9 dracht worden geschaard. In bovengenoemde bepalingen is niet vastgelegd wat de ‘informatie over waardeoverdracht’ moet inhouden. Niet dat wij voorstander zijn van (over- en dicht-)regulering door wet- en regelgeving, maar als de wetgever een verplichting aan de pensioenuitvoerder oplegt, zou toch wel helder mogen zijn wat die verplichting inhoudt. In paragraaf 5 zal nader worden ingegaan op de vraag welk doel informatie over waardeoverdracht zou moeten dienen. 2.3
Informatie tijdens het proces van individuele waardeoverdracht Het initiatief tot individuele waardeoverdracht ligt bij de deelnemer. Weliswaar zijn het de oude en de nieuwe pensioenuitvoerder die de deelnemer op de mogelijkheid van waardeoverdracht moeten wijzen, maar het is de deelnemer die het startschot geeft voor het in gang zetten van het (omvangrijke en tijdrovende) proces waardeoverdracht. Zonder tot in detail op dit proces nader in te gaan, dient de deelnemer binnen zes maanden na aanvang deelneming bij de nieuwe uitvoerder een opgave te vragen van zijn pensioenaanspraken. Eerst nadat de oude uitvoerder de benodigde gegevens aan de nieuwe uitvoerder heeft verstrekt, verstrekt de nieuwe uitvoerder een opgave (offerte) aan de deelnemer. De deelnemer dient dan binnen twee maanden na ontvangst van de opgave een besluit te nemen over het voorstel tot waardeoverdracht. De informatie die de deelnemer van de nieuwe uitvoerder in de opgave moet ontvangen, is in de toelichting op art. 20 van het Besluit uitvoering Pw en WVB als 10 volgt uitgelegd:
8.
Kamerstukken II 2005/06, 30 413, nr. 3, p. 203.
9.
Immers, voorstelbaar is dat een deelnemer voorafgaand aan een wis-
‘Voordat de deelnemer een verzoek tot waardeoverdracht van pensioenaanspraken weloverwogen kan doen, moet hij over voldoende begrijpelijke informatie beschikken om te kunnen beoordelen of waardeoverdracht in zijn geval een verstandige beslissing is. In de opgave moet de deelnemer worden geïnformeerd over de hoogte van de aanspraken (op ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en/of arbeidsongeschiktheidspensioen) vóór en na waardeoverdracht. Soms kennen de pensioenregelingen bij de oude en de nieuwe pensioenuitvoerder niet dezelfde pensioensoorten. In dat geval wordt toegelicht hoe het kapitaal dat op basis van de oude pensioenregeling wordt ingebracht, verdeeld wordt over de pensioensoorten in de nieuwe regeling. Als er géén nabestaanden- of arbeidsongeschiktheidspensioen is, wordt dit expliciet vermeld. Vermeld wordt verder hoe groot het aantal jaren is dat kan worden ingekocht ingeval er extra jaren worden toegekend en de wijze van aanpassing hiervan. Het toeslagbeleid vóór en na waardeoverdracht wordt in beeld gebracht, waarbij dat op dezelfde wijze gebeurt als bij de overige verplichtingen over het informeren over toeslagbeleid.’ Hieruit volgt dat de (nieuwe) pensioenuitvoerder verplicht is om de relevante informatie voor de vraag of waardeoverdracht gewenst is, te verstrekken. Tot deze informatie behoort ook informatie over het toeslagenbe11 leid bij de oude pensioenuitvoerder. 2.4
Informatie over waardeoverdracht ingeval van onderdekking Vanaf de aanvang van de financiële crisis ultimo 2008 is er een bijzonderheid gekomen in de informatieverstrekking over waardeoverdracht. Immers, als een of beide pensioenuitvoerders een dekkingsgraad hebben van minder dan 100% dan mag waardeoverdracht niet plaatsvinden (art. 72 Pw). De plicht tot meewerken aan waardeoverdracht herleeft pas weer als de dekkingsgraad 12 van beide pensioenuitvoerders weer 100% of meer is. Bij waardeoverdrachten waarin het proces al is gestart, is het afhankelijk van het stadium waarin de waardeover13 dracht verkeert of voortzetting mogelijk is. Opschorting en herleving van de plicht tot waardeoverdracht heeft natuurlijk invloed op de informatieverstrekking. Onderscheid kan worden gemaakt in informatieverstrekking bij opschorting en bij herleving. Op grond van het nieuwe art. 23a lid 3 Besluit uitvoering Pensioenwet informeert de ontvangende uitvoerder de deelnemer die een opgave heeft gevraagd van zijn pensi-
11.
seling van baan alvast geïnformeerd wil worden over waardeover-
12.
dracht. 10.
TPV
Zie Opinie 2010/01 VB/Beraad Juristen Bedrijfstakpensioenfondsen. Te vinden via www.vb.nl. Zie ook: E. Lutjens, ‘Waardeoverdracht en financiële crisis’, ControllersMagazine, september 2009, p. 41-43.
Besluit van 18 december 2006, houdende vaststelling van regels ter
13.
Als conform art. 20 van het Besluit uitvoering Pw een opgave aan de
uitwerking van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspen-
deelnemer is verstuurd voordat de onderdekkingssituatie intreedt,
sioenregeling (Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte
wordt het waardeoverdrachtsproces niet opgeschort en bestaan geen
beroepspensioen-regeling), Stb. 2006, 709, p. 52.
aanvullende informatieverplichtingen.
Afl. 5 – oktober 2010
31
Artikelen
informeren over waardeoverdracht
oenaanspraken schriftelijk over de opschorting van de 14 plicht tot waardeoverdracht en de gevolgen daarvan. Onder de gevolgen van de opschorting valt bijvoorbeeld informatie over de wijze waarop na herleving de overdrachtswaarde zal worden vastgesteld. Ook valt hieronder informatie over de wijze waarop de deelnemer zal worden geïnformeerd over het herleven van de plicht tot waardeoverdracht. De toelichting op het wijzigingsbesluit bevat nog een oproep van de wetgever aan pensioenuitvoerders om bij deze informatieverstrekking gebruik te maken van een standaardbrief zodat geen onduidelijkheid kan bestaan wanneer een deelnemer zowel van de overdragende als van de ontvangende pensioenuitvoerder informatie ontvangt over de opschorting. Bij herleving geldt dat de overdragende pensioenuitvoerder, die in de opschortingsperiode verzoeken tot waardeoverdracht heeft gekregen, alle deelnemers moet informeren die in de periode van opschorting gewezen deelnemer zijn geworden en de ontvangende pensioenuitvoerder over de mogelijkheid alsnog waarde over te dragen. De ontvangende pensioenuitvoerder, die in de opschortingsperiode verzoeken tot waardeoverdracht heeft gekregen, informeert alle deelnemers die in die periode een verzoek tot waardeoverdracht hebben gedaan en de betrokken overdragende pensioenuitvoerder over de mogelijkheid alsnog waarde over te dragen (art. 74 Pw). 2.5 Informatie bij collectieve waardeoverdracht Een werkgever kan een pensioenuitvoerder in een drietal situaties om een collectieve waardeoverdracht van pensioenaanspraken en –rechten verzoeken (art. 83 Pw). Een pensioenuitvoerder is in de volgende situaties bevoegd om aan deze collectieve waardeoverdracht mee te werken. Er moet sprake zijn van een wijziging van pensioenregeling ondergebracht bij eenzelfde pensioenuitvoerder en/of een nieuwe pensioenuitvoerder of van een overgang van onderneming als bedoeld in art. 7:662 BW en deze overnemende werkgever een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten of gaat sluiten met eenzelfde pensioenuitvoerder of een andere pensioenuitvoerder. Kort gezegd: wijzigt bij een collectieve waardeoverdracht de werkgever niet, maar wel de uitvoerder en/of de pensioenregeling dan betreft het een bevoegdheid van de pensioenuitvoerder om aan deze 15 collectieve waardeoverdracht mee te werken.
Anders dan in de PSW is in de Pw de expliciete instemming van de individuele deelnemer tot collectieve waardeoverdracht niet vereist. De wetgever heeft er – ons inziens voortbordurend op de reeds bestaande jurisprudentie – voor gekozen om de instemming via de negatieve 16 optie vorm te geven. Dit betekent dat de deelnemer geacht wordt akkoord te gaan als hij binnen een redelijke termijn geen bezwaar heeft aangetekend. De werknemer dient wel schriftelijk geïnformeerd te zijn over het voornemen tot collectieve waardeoverdracht. Uit art. 83 lid 2 onder a Pw blijkt niet door wie de informatie verstrekt dient te worden. Wij gaan ervan uit dat deze informatieplicht bij de werkgever ligt en niet bij de nieuwe pen17 sioenuitvoerder. Het gebruik van een negatief piepsysteem verzwaart ons inziens het belang van een heldere en duidelijke informatievoorziening over de collectieve 18 waardeoverdracht. 2.6
Informatie bij collectieve waardeoverdracht ingeval van liquidatie Als een pensioenfonds of verzekeraar wordt opgeheven moeten de pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van art. 84 Pw bij een andere pensioenuitvoerder worden ondergebracht. In dat geval is géén instemming (uitdrukkelijk of stilzwijgend) van de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners of pen19 sioengerechtigden vereist. Wel moet er een melding plaatsvinden bij de toezichthouder die een dergelijke overdracht kan verbieden. DNB ziet erop toe dat de belangen van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden niet (onevenredig) worden geschaad. Tevens geldt dat bij een voorgenomen liquidatie om advies van de deelnemersraad moet worden gevraagd (art. 111 lid 2 onder g Pw). Hoewel beide instanties over de belangen van de deelnemers waken, verwonderen wij ons erover dat er geen wettelijke verplichting bestaat om de deelnemer over zo’n belangrijk issue als liquidatie van het pensioenfonds en collectieve overdracht naar een andere uitvoerder te informeren.
3.
Rapport AFM
De AFM heeft in 2008 een onderzoek gehouden over de 20 informatie over waardeoverdracht. Onderzocht is de wijze waarop werknemers omgaan met hun pensioen bij het wisselen van baan. Onder meer is gekeken naar de informatie die werknemers over waardeoverdracht ontvangen en wat zij met deze informatie doen. Hoewel de 16.
Verwezen wordt naar Hof Amsterdam, 27 januari 2000, PJ 2000/25, p. 151-157 (Amev/Xerox).
14.
Zoals gewijzigd bij Besluit van 12 november 2009 tot wijziging van
17.
het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met aanpassing van de regeling voor waarde-
dracht’, Pensioen & Praktijk 2009, 3, p. 21. 18.
optie wordt verwezen naar: R.A.C.M. Langemeijer, ‘De positie van de
Los, T. Zuiderman, ‘Nieuwe regels voor opheffing opschorting waarde-
rechthebbende op pensioen bij wisseling van pensioenuitvoerder’, Pensioen & Praktijk, maart 2000, p. 9-13.
Overigens kan op grond van art. 25 lid 1 onder h Pw in een uitvoerings-
19.
overeenkomst met een verzekeraar een collectieve waardeoverdracht
20.
niet worden uitgesloten.
32
Voor een interessante verhandeling van de positieve en negatieve
overdracht en de kosten regeling, Stb. 2009, 598. Zie onder meer: J. overdracht’, PensioenMagazine 2010/ 4, p. 18-22. 15.
Zie ook: J. Heijmans, ‘Gegevensverstrekking bij collectieve waardeover-
Kamerstukken II 2005/06, 30 413, nr. 3, p. 236. AFM-rapport, Life event: een nieuwe baan, juni 2008. Te vinden via www.afm.nl.
Afl. 5 – oktober 2010
TPV
Artikelen
informeren over waardeoverdracht
bevindingen van de AFM er niet om liegen, zijn zij in overeenstemming met de verwachtingen. Het was namelijk al breed bekend dat de informatie over waardeoverdracht niet bij deelnemers landt. De belangrijkste conclusies van het AFM-rapport zijn dan ook: – Ruim driekwart van de mensen die waardeoverdracht laten plaatsvinden, doen dit omdat ze het gemakkelijk vinden om alle aanspraken bij één pensioenuitvoerder te hebben staan. – Ruim eenderde van de baanwisselaars geeft aan proactief helemaal geen informatie te hebben ontvangen van de oude of nieuwe pensioenuitvoerder. AFM acht het onwaarschijnlijk dat dit niet is gebeurd. Volgens AFM is het aannemelijker dat er geen aandacht aan de informatie is besteed. – Bijna tweederde van de baanwisselaars geeft aan dat de consequenties van de baanwissel voor het pensioen duidelijk zijn geworden. Meer dan de helft vindt dat de informatie voldoende was. – Deze relatief positieve beoordeling van de informatieverstrekking staat in schril contrast tot de behoefte van de baanwisselaar aan informatie, de beperkte kennis over pensioen en de wijze waarop de keuze om wel of geen waardeoverdracht plaats te laten vinden tot stand komt. De positieve beoordeling van de informatievoorziening wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de lage betrokkenheid bij pensioenen (onverschilligheid) en onbekendheid met de informatie dan door een daadwerkelijke hoge waardering voor de ontvangen informatie. Dit onderzoek maakt duidelijk dat de deelnemer op basis van gemak handelt en niet goed in staat is een gefundeerde keuze te maken op basis van adequate informatie. Het onderzoek heeft ons inziens in de pensioenwereld te weinig aandacht gekregen. Zo is er maar weinig over geschreven en heeft dit rapport tot weinig nieuwe initiatieven geleid. Dit zien wij als een gemiste kans, omdat het de sector had kunnen aanzetten om tot nieuwe initiatieven te komen.
4.
Ontwikkelingen en initiatieven tot nu toe
De Pw bevat een substantieel aantal bepalingen over (vooral) het moment van informatievoorziening over waardeoverdracht. Vraag is of hiermee voldoende adequaat wordt omgegaan. Uit de vorige paragraaf lijkt te volgen dat de pensioensector weinig oog heeft voor heldere informatievoorziening rondom waardeoverdracht. Dit is echter een vertekend beeld. In de afgelopen jaren is dit onderwerp op een aantal plaatsen aan de orde gesteld en is een aantal initiatieven ontplooid, mede naar aanleiding van de oproepen van de STAR.
spraken over te dragen, goed te informeren over hun 21 individuele situatie. Volgens de STAR moet een deelnemer goed inzicht hebben in de consequenties van een mogelijke waardeoverdracht. In 2003 gaf de STAR aan dat nogal eens goede informatie ontbreekt om een verantwoorde beslissing te nemen over de vraag of een deelnemer wel of niet voor waardeover22 dracht moet opteren. De STAR acht het van belang dat gekomen wordt tot een effectieve aanpak van dit knelpunt waarbij pensioenuitvoerders een belangrijke rol zouden kunnen spelen. Ook stelt de STAR voor om een beslisboom ten behoeve van de deelnemers te gaan hanteren. De STAR deed daarvoor zelfs een suggestie. Deze beslisboom is er tot op heden nog niet gekomen, waarschijnlijk omdat pensioenuitvoerders dat niet willen (of niet kunnen). Het ter beschikking stellen van een beslisboom riekt naar adviseren in plaats van informeren. Daar willen de pensioenuitvoerders – ons inziens terecht – hun vingers niet aan branden. Overigens zou de beslisboom zoals die door de STAR is ontwikkeld de huidige toets van het heldere en begrijpelijke taalgebruik op B1-niveau vermoedelijk 23 niet doorstaan. Hoe dan ook, een lovenswaardig streven van de STAR om deelnemers beter in staat te stellen om een juiste keuze te maken. Overigens heeft de stichting Pensioenkijker ook nagedacht over een mogelijke toepas24 sing van een beslisboom. De beslisboom is er (nog) niet, maar de stichting Pensioenkijker heeft wel een checklist op haar website die de consument enig houvast kan bieden. Ook heeft de stichting Pensioenkijker een uitstekende brochure over waardeoverdracht ontwikkeld. De brochure ‘Waardeoverdracht, pensioen mee naar je nieuwe baan’, is duidelijk en helder en zou ons inziens 25 breder opgepakt moeten worden. Een belangrijke stap vooruit in de gezamenlijke aanpak van de communicatieproblematiek bij waardeoverdracht is de introductie van het ‘Uniform Pensioenoverzicht 26 einde deelneming’ in 2008. Dit is een door de pensioenkoepels ontwikkeld model dat door de pensioenuitvoer27 ders op vrijwillige basis kan worden gehanteerd. Het model fungeert als ‘best practice’. De Pw verplicht de pensioenuitvoerders immers niet om informatie bij einde
21.
STAR, Aanbeveling tot waardeoverdracht van oude pensioenaanspraken, publicatienummer 4/94, 8 juli 1994.
22.
STAR, Rapport Evaluatie Waardeoverdracht Pensioenen, mei 2003.
23.
Zo luidt bijvoorbeeld vraag 1: ‘Is de nieuwe pensioenregeling regulier?’ en luidt vraag 3: ‘Kent de nieuwe pensioenregeling een bestendig toeslagbeleid voor ingegane pensioenen?’
24.
Dit initiatief van de stichting Pensioenkijker volgt uit het onderzoeksrapport van Newcom: Pensioenkijker goed bekeken, Evaluatie van Pensioenkijker.nl anno 2008. Onderzoek is in opdracht van de stichting Pensioenkijker uitgevoerd.
25.
Te vinden via: www.pensioenkijker.nl. Wel verdient het aanbeveling om in de brochure op te nemen dat waardeoverdracht bij onderdekking niet is toegestaan.
De STAR riep namelijk al in 1994 pensioenuitvoerders op om deelnemers die overwegen om hun oude pensioenaan-
26. 27.
Onder meer te vinden via: www.vbportal.nl/subweb/upo/index. In totaal zijn er vier modellen: uitkerings-, kapitaal en premieovereenkomst en een model ten behoeve van beroepspensioenregelingen.
TPV
Afl. 5 – oktober 2010
33
Artikelen
informeren over waardeoverdracht
deelneming op uniforme wijze te verstrekken. Een wettelijke verplichting op dit punt is ons inziens ook niet vereist. De pensioensector kan dit heel goed zelf, ook zonder wettelijke plicht. Voor wat betreft de inhoud van het ‘Uniform Pensioenoverzicht einde deelneming’ merken wij op, dat het onderdeel ‘waardeoverdracht’ in het model zelf wat verstopt staat. Naar onze mening zou dit wel wat meer op de voorgrond geplaatst mogen worden.
5.
Welke informatie?
Zoals in paragraaf 2 is aangegeven is in de Pw niet vastgelegd wat de informatie over waardeoverdracht moet inhouden. Voor pensioenuitvoerders is het van belang om te weten wat hun informatieverplichting inhoudt en tot hoever deze plicht reikt. De Pw laat zich over de vraag wat onder het begrip 28 ‘informatie’ moet worden verstaan, niet uit. In de parlementaire behandeling is hierover in algemene zin het 29 volgende opgemerkt: ‘Alleen op grond van goede informatie kunnen deze belanghebbenden een financiële planning maken met betrekking tot inkomen bij ouderdom… Het is de verantwoordelijkheid van een burger zelf om te beoordelen of het totaal aan uitkeringen waar hij recht op heeft – op basis van wettelijke regelingen en aanvullende pensioenregelingen – tezamen met eventuele eigen middelen voldoende is of aangevuld moet worden met behulp van een vrijwillige pensioenregeling of een derdepijlerproduct. De informatieverstrekking dient dusdanig te zijn dat een burger deze verantwoordelijkheid waar kan maken.’ Op zich zijn we hiermee niet zo heel veel verder. Maar genoemde passage maakt wel duidelijk dat de informatieverstrekking een bepaald doel moet dienen, namelijk de deelnemer in staat stellen om zelf verantwoordelijk te zijn en verantwoordelijkheid te nemen voor zijn financiële positie, ook al wordt die verantwoordelijkheid in de praktijk door de deelnemer niet of in onvoldoende 30 mate genomen. Dit leidt er ons inziens toe dat – uitgaande van deze doelstelling – het om uitgebreide informatie moet gaan. Dit betekent concreet dat niet alleen kan worden volstaan met de vermelding dat waardeoverdracht mogelijk is, maar tevens wat dit betekent, wat de consequenties zijn en wat de voor- en nadelen hiervan kunnen zijn. In de praktijk zien we dat uitvoerders hier in de algemene voorlichting in toenemende mate aandacht aan besteden. De diepgang van de informatie wis-
selt wel vaak. Wellicht is dit wel een punt van aandacht, maar zonder normering valt dit niet tegen te gaan. Een nadere specificatie van de te verstrekken informatie is opgenomen in art. 20 Besluit Pw. In paragraaf 2.3 zagen we al dat de nieuwe uitvoerder verplicht is om in de opgave op een aantal elementen in te gaan en wel in een 31 duidelijke, heldere en begrijpende taal. In art. 20 van het Besluit uitvoering Pw en WVB is geregeld welke informatie in de opgave (offerte waardeoverdacht) moet zijn opgenomen. Deze informatie behelst de aanspraken die zullen voortvloeien uit de waardeoverdracht en de wijze waarop deze aanspraken in de pensioenregeling bij de nieuwe pensioenuitvoerder zullen 32 worden behandeld. Uit de samenhang tussen art. 20, 18 en 4 van het Besluit uitvoering Pw kan worden afgeleid dat de ontvangende pensioenuitvoerder in ieder geval informatie verstrekt over de eigen toeslagverlening en de toeslagverlening bij de overdragende pensioenuitvoerder. Toeslagverlening is immers een centrale afweging voor waardeoverdracht. Doelstelling van de informatie in de opgave is om de deelnemer in staat te stellen om op een verantwoorde wijze zelf zijn keuze te maken om al dan niet voor waardeoverdracht te opteren.
6.
De pensioenuitvoerder heeft een vergaande taak om de deelnemer enerzijds in algemene zin (in de startbrief en bij het einde van de deelneming) en anderzijds in specifieke zin in de opgave waardeoverdracht te informeren. Met name in de opgave waardeoverdracht reikt de informatieplicht ver. De pensioenuitvoerder moet de deelnemer over heel wat deelaspecten informeren. Alles met het doel om de deelnemer een verantwoorde keuze te laten maken. De vraag die hierbij rijst is wanneer nog sprake is van informeren en wanneer dit overgaat in adviseren. Vervolgvraag is of pensioenuitvoerders alleen zouden moeten informeren, maar ook zouden moeten kunnen adviseren. En als dit laatste niet het geval is, bij wie deze adviesfunctie wel kan worden ‘belegd’. Deze laatste vraag komt in de volgende paragraaf aan de orde. Op het gebied van informatieverstrekking door de pensioenuitvoerder aan de deelnemer (en andere betrokkenen), spreekt de Pw alleen over informeren. In het kader van de zorgplicht van art. 52 Pw (premieovereenkomst met beleggingsvrijheid) wordt gesproken over een
31. 28.
Zie ook: S.H. Kuiper, Het bedrijfstakpensioenfonds en informatieplichten
Zie ook: S.H. Kuiper, ‘Informatie en voorlichting’, in: Pensioenwet,
in de Pensioenwet. (Rapport opgesteld voor de Vereniging van
analyse en commentaar, Deventer, 2008 (tweede herziene druk), p. 258.
Bedrijfstakpensioenfondsen), Amsterdam, Vrije Universiteit 2007, p.
29.
Kamerstukken II 2005/06, 30 413, nr. 3, p. 110.
30.
Zie over het onvoldoende oppakken van de verantwoordelijkheid door
34
Informeren versus adviseren
57. 32.
Voor een interessante casuspositie waarbij het pensioenfonds wordt
de deelnemer en wat daaraan valt te doen: C de Quelerij, ‘Communica-
beticht van het achterwege houden van informatie ten tijde van de
tief perspectief op pensioenrapporten: start bij de deelnemer’, Pensi-
besluitvorming van een deelnemer over waardeoverdracht, wordt
oenMagazine, mei 2010, p. 30.
verwezen naar: Hof ’s-Hertogenbosch, 7 oktober 2008, PJ 2010, 46.
Afl. 5 – oktober 2010
TPV
Artikelen
informeren over waardeoverdracht
adviesfunctie van de pensioenuitvoerder als de deelnemer de verantwoording ten aanzien van de beleggingen van 33 de pensioenuitvoerder heeft overgenomen (opting out). De Pw zelf kent geen invulling van deze adviesfunctie. Via een verwijzing worden de bepalingen inzake zorgvuldige dienstverlening uit de Wet op het financieel toezicht 34 (hierna: Wft) van toepassing verklaard. Het is dan ook eenvoudig om te concluderen dat de pensioenuitvoerder op grond van de Pw alleen hoeft te informeren en niet te adviseren, tenzij dit aldus in het kader van de zorgplicht is vereist. Maar wanneer is nu sprake van informeren en wanneer van adviseren?
pensioenuitvoerder bij waardeoverdracht. De omschrijvingen geven duidelijk aan waar het informeren ophoudt en waar het adviseren begint. Toegepast op het ‘financiële product/dienst’ waardeoverdracht, vallen alle huidige informatieverplichtingen, inclusief opgave waardeoverdracht onder het begrip informeren. Hiervan is geen sprake meer als de pensioenuitvoerder op individuele basis aan een deelnemer aanbevelingen doet (‘gezien uw persoonlijke situatie, adviseer ik u om de overdrachtswaarde aan ons over te maken’).
Omdat de Pw hier niets over zegt, werpen we een blik op hetgeen hierover in de Wft – als aanverwante wetgeving – is geregeld. In de Wft zijn uitgebreide bepalingen opgenomen met betrekking tot een zorgvuldige dienstverlening richting consument. Geregeld is aan welke kwaliteitskenmerken de financiële dienstverlening dient te voldoen, onder meer ten aanzien van de informatieverstrekking, maar ook zeer zeker ten aanzien van de advi35 sering. De Wft stelt namelijk zware eisen aan het verstrekken van een advies aan (onder meer) een consument. Zo dient de adviseur een uitgebreid klantprofiel op te stellen dat onder meer inzicht biedt in de financiële 36 positie, kennis en risicobereidheid van de klant.
Waardeoverdracht zou – gezien de complexiteit en het financiële belang – bij uitstek een terrein moeten zijn waarover de deelnemer geadviseerd zou moeten wor38 den. Temeer als blijkt dat de consument de verantwoordelijkheid voor zijn eigen financiële positie te weinig neemt.
In de Wft is informeren niet hetzelfde als (het ‘beladen’ begrip) adviseren. Volgens Busch/Grundmann-van de Krol moet informeren worden gezien als het in gestandaardiseerde vorm verstrekken van adequate informatie van algemene aard over een product of over een dienst op basis waarvan de consument kan beoordelen of hij dat product of die dienst zal afnemen waarop de informatie 37 betrekking heeft. Adviseren is gericht en afgestemd op de specifieke kenmerken, wensen en behoeften van een individuele consument met als doel om een of meer financiële producten of diensten aan te bevelen. Hoewel deze begripsomschrijvingen specifiek op de Wft van toepassing zijn, zijn zij ons inziens ook goed toepasbaar voor de Pw en (specifiek uitgelicht) voor de vaststelling van de reikwijdte van de informatieverplichting van de
33.
H.M. Kappelle, ‘Premieovereenkomsten met beleggingsvrijheid: hoe vrij is vrij?’, PensioenMagazine 2007/12, p. 10-14.
34.
Via art. 52 lid 6 Pw wordt afdeling 4.2.3 van de Wft van overeenkomstige toepassing verklaard.
35.
7.
Adviseren over waardeoverdacht?
Echter, ons inziens zou de pensioenuitvoerder de deelnemer alleen over waardeoverdracht moeten informeren en maar niet adviseren. Ten eerste heeft de Pw het alleen over informeren en niet over adviseren. De opdracht vanuit de Pw reikt dus niet verder dan het informeren. Ten tweede zou ingeval van advisering, de pensioenuitvoerder zich in de positie van de klant moeten verdiepen en een klantprofiel moeten opstellen. Hoewel de Pw hier niets over zegt, is het voorstelbaar dat de normen die uit de Wft ten aanzien van adviseren gelden (indirect) ook voor pensioenuitvoerders zouden gaan 39 gelden. Voor zover de Nederlandse pensioenuitvoerders hierop al zijn toegerust (via een ingerichte adviesorganisatie), is het de vraag of ze dit wel zouden moeten willen. Ten derde dient de pensioenuitvoerder zich te realiseren dat hij een aansprakelijkheidsrisico loopt, mocht (achteraf) blijken dat het een verkeerd advies is geweest. Daarnaast dient de pensioenuitvoerder zich te realiseren dat hij partij is bij de waardeoverdracht en er wel eens belang bij kan hebben om de overdrachtswaarde binnen te krijgen of te behouden. Van een onafhankelijk advies kan naar onze mening dan ook moeilijk sprake zijn. Ook vanuit de hoek van de financiële dienst- en adviesverlening, zoals tussenpersonen, financiële adviseurs/planners, bestaat in z’n algemeenheid weinig interesse voor het adviseren over waardeoverdracht. Waardeoverdracht
De wettelijke basis voor de informatieverstrekking van financiële dienstverleners aan consumenten is geregeld in art. 4:20 en 4:22 Wft en is nader uitgewerkt in het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft. In G.R. Boshuizen, B.H. Jager, Verzekerd van toezicht (serie Recht en Praktijk), Kluwer 2008, hoofdstuk 10 informatieverplichtingen, wordt hier uitgebreid op ingegaan.
36.
Het ‘ken uw klant’-beginsel is onder andere vastgelegd in art. 4:23
38.
Wft. Omdat het opstellen van een klantprofiel nogal eens als bewerkelijk wordt beschouwd, bieden aanbieders ook financiële producten
37.
TPV
Zie ook: E. Bouwhuis, Vindt u het gek dat pensioen zo ingewikkeld is?, PensioenAdvies, maart 2010, pagina 32 en 33.
39.
Vraag is hoe waardeoverdracht Wft-technisch moet worden gekwalifi-
aan die op basis van een offerte – zonder voorafgaand advies – worden
ceerd en of de advisering over waardeoverdracht onder de vrijstelling
afgesloten (execution only). Mits hierover helder wordt gecommuni-
van art. 41 Vrijstellingsregeling Wft zou kunnen vallen. In deze bepa-
ceerd, verbiedt de Wft dit niet.
ling is een vrijstelling van de verplichting tot klantinventarisatie bij
D. Busch, C.M. Grundmann-van de Krol, Handboek beleggingsonderne-
financiële producten geregeld, met uitzondering van advisering in
mingen (Serie Onderneming en Recht), deel 51, Kluwer 2009, par. 12.2.
complexe producten.
Afl. 5 – oktober 2010
35
Artikelen
informeren over waardeoverdracht 40
wordt veelal als een ‘risicovol’ adviestraject gezien. Het vereist specifieke kennis van pensioen en van de betrokken pensioenregelingen van de oude en de nieuwe pensioenuitvoerder. Uit de ons bekende praktijk blijkt dat 41 deze kennis vaak niet aanwezig is. Financieel adviseurs zijn dan ook vaak terughoudend bij het geven van adviezen over waardeoverdracht. Nu pensioenuitvoerders in z’n algemeenheid niet over waardeoverdracht adviseren (en dat naar onze mening ook niet zouden moeten doen) en financieel adviseurs dit ook niet doen, komt de deelnemer er alleen voor te staan als het op beslissen over waardeoverdracht gaat. Dit is onwenselijk. De beslissing om het pensioen wel of niet over te dragen is veel te belangrijk om dit zonder of 42 met te weinig verstand van zaken te doen. Of en hoe de deelnemer in de toekomst beter ‘begeleid’ kan worden, wordt in de volgende paragraaf besproken.
8.
Kijkend naar de toekomst
Als we het bovenstaande in ogenschouw nemen en naar de toekomst kijken, is het interessant om te kijken naar enkele toekomstige mogelijkheden om de pensioeninformatie over waardeoverdracht te verbeteren ofwel anders in te richten. Wij komen tot de volgende denkrichtingen. Gezamenlijke aanpak vanuit de pensioensector De pensioensector heeft de laatste jaren flink wat meters gemaakt op het gebied van pensioencommunicatie. Wij zijn er voorstander van als de gezamenlijke pensioensector ook eens naar de informatieverstrekking op het gebied van waardeoverdracht zou kijken. Doel hiervan is om de informatie te optimaliseren en zoveel mogelijk te standaardiseren, zodat iedere uitvoerder (zowel de oude als de nieuwe pensioenuitvoerder) dezelfde informatie over waardeoverdracht kan verstrekken. Volgens ons wordt de informatie voor een deelnemer herkenbaarder, waardoor hij eerder geneigd zal zijn om de informatie toch tot zich te nemen. De gezamenlijke pensioensector zou er ook eens over kunnen denken om het issue waardeoverdracht als apart
40.
communicatiethema te benoemen en daar aparte commu43 nicatie-uitingen voor te ontwikkelen. Beslisboom/ckecklist Uit onderzoek blijkt dat generieke informatie alleen de 44 deelnemer niet bereikt. Dat zal ook gelden voor informatie over waardeoverdracht. Zonder de deelnemer te adviseren, zou de deelnemer wel geholpen kunnen worden om tot verantwoorde besluitvorming te komen. Een beslisboom is zo’n hulpmiddel. Gebleken is echter dat zo’n beslisboom die de lading dekt – zowel qua begrijpelijkheid alsook qua inhoud – moeilijk te realiseren is. Toch zouden wij ervoor willen pleiten om de gedachte van een beslisboom niet geheel los te laten, maar (bijvoorbeeld) in de vorm van een vragenlijst door te ontwikkelen. Een dergelijke checklist die de deelnemer dan voor zichzelf moet invullen zou dan de belangrijkste deelaspecten rondom de keuze wel of niet overdragen kunnen omvat45 ten. Een checklist zal echter niet alle specifieke aspecten van de betreffende situatie kunnen afdekken. Een checklist zal maatwerk door een adviseur nimmer kunnen vervangen. Mogelijkheden pensioenregister De meest interessante ontwikkeling is de introductie van het pensioenregister per 4 januari 2011. Het pensioenregister biedt voor de deelnemer een infrastructuur om overzicht te krijgen van de door hem opgebouwde en op te bouwen pensioenaanspraken bij pensioenuitvoerders en van zijn opgebouwde AOW-rechten bij de SVB. In onze beleving zou de website van het pensioenregister ‘www.mijnpensioenoverzicht.nl’, hét centrale vehikel moeten worden waar overkoepelende pensioeninformatie voor burgers wordt bijeengebracht. Het pensioenregister zou ook een belangrijke rol kunnen gaan spelen bij de 46 informatieverstrekking over waardeoverdracht. Mogelijk dat het pensioenregister onder voorwaarden in de toekomst een digitale helpfunctie ten behoeve van de consument kan vervullen. Hiervoor ontbreekt overigens op dit moment een wettelijke basis. Daarnaast is het de vraag of de pensioenuitvoerders hier voorstander van zijn en of dit wel technisch mogelijk is.
Het is in dit verband wel aardig om te verwijzen naar: B. Bodewes, P. van der Heide, ‘Waardeoverdracht lijkt gevaarlijk adviesterrein’, VVP, Weekblad voor financiële dienstverleners, 14 oktober 2009, week 42, p.
43.
24 en 25. 41.
Overigens kan in algemene zin worden opgemerkt dat de advisering over het tweede pijlerpensioen sowieso nogal eens te wensen overlaat.
oenkijker als vertrekpunt kunnen nemen. 44.
Dit volgt uit het AFM rapport ‘Rapport Kwaliteit Advies Tweedepijler Pensioen’ van maart 2010. AFM concludeert onder meer dat de kwaliteit
42.
M.J. Hoekstra, C. de Quelerij, ‘Effectievere pensioencommunicatie dichterbij dan gedacht’, PensioenMagazine, 2009/02, p. 26-30.
45.
Als vertrekpunt van de checklist zouden de vijf basisvragen kunnen
van het pensioenadvies in ruim driekwart van de onderzochte gevallen,
dienen, die in het artikel van Vriend cs. (noot 4) zijn genoemd. Ook
onder de maat is.
kan gekeken worden naar de checklist zoals deze op de website van
Ook al realiseren wij ons dat de noodzaak voor waardeoverdracht tegenwoordig in veel situaties is komen te ontvallen. Desalniettemin
36
De pensioensector zou dan de in par. 4 genoemde brochure ‘Waardeoverdracht, pensioen mee naar je nieuwe baan’ van de stichting Pensi-
de stichting Pensioenkijker staat (zie par. 4). 46.
Volgens Van Maarschalkerweerd zal het belang van waardeoverdracht
dient er weloverwogen een verantwoordelijke keuze te worden
met de komst van het pensioenregister verdwijnen. J.W. Maarschalker-
gemaakt. M.E.J. Schuit, J.P. Vosse, ‘Waardeoverdracht in heroverweging’,
weerd, ‘Waardeoverdracht en indexatie’, Pensioen & Praktijk 2007, 9,
Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken, april 2008, afl. 2, p. 42-48.
p. 14.
Afl. 5 – oktober 2010
TPV
Artikelen
informeren over waardeoverdracht
Discussie toekomst waardeoverdracht De laatste tijd staat de toekomst van waardeoverdracht volop in de schijnwerpers. In diverse bijdragen wordt de toekomstbestendigheid van waardeoverdracht aan de 47 orde gesteld. Zo wordt enerzijds wel eens gesproken over het verplichten van waardeoverdracht en anderzijds zelfs over het afschaffen van waardeoverdracht. Op deze discussie wordt in deze bijdrage niet nader ingegaan. Uiteraard heeft de uitkomst van de discussie ook consequenties voor de informatieverstrekking (en wellicht ook voor de advisering) over waardeoverdracht. Het zou nog beter zijn als het onderwerp informatieverstrekking een prominentere plek zou innemen bij het denken over de toekomst van waardeoverdracht.
9.
Concluderend
In de Pw is een aantal verplichtingen opgenomen met betrekking tot de informatieverstrekking over waarde47.
Zie M.E.J. Schuit e.a. (noot 40) en tevens E. Boumans, W. Overboom, ‘Is wettelijke recht van waardeoverdracht nog wel van deze tijd’, PensioenAdvies, maart 2010, p. 24-27. Zie bijvoorbeeld ook pagina 6 en 7 van de notitie van de Werkgroep Toekomst Nederlands Pensioenstelsel
overdracht. In de startbrief en bij einde deelneming dient de deelnemer over de mogelijkheid tot waardeoverdracht te worden geïnformeerd. Aan de opgave waardeoverdracht worden specifieke inhoudelijke eisen gesteld. Doel hiervan is om de deelnemer een verantwoorde keuze te laten maken. De vraag is of de deelnemer dit wel voldoende begrijpt. Vraag is ook of de deelnemer zich bewust is van de keuze die hij moet maken. Uit diverse onderzoeken blijkt dat informatie over waardeoverdracht verbetering behoeft. De pensioensector is hier al een aantal jaren mee bezig. Vraag is of, zelfs als de informatieverstrekking volledig geoptimaliseerd is, de deelnemer daarmee voldoende geholpen is. Zou de deelnemer niet beter geadviseerd kunnen worden over zijn keuzemogelijkheid? Volgens de Pw hoeven pensioenuitvoerders deelnemers niet te adviseren; dit zouden ze naar onze mening ook niet moeten doen. Partijen die wel financiële adviezen verstrekken, branden veelal hun vingers niet aan een advies over waardeoverdracht, zodat in de praktijk een lacune ontstaat voor de deelnemer. Het is aan de pensioensector of zij de handschoen wil oppakken door de informatieverstrekking over waardeoverdracht te optimaliseren of wellicht zelfs anders in te richten.
(TNP) van de KPS van november 2009 (te raadplegen via www.kps.nl).
TPV
Afl. 5 – oktober 2010
37