Instituut voor de nationale rekeningen
ANALYSE VAN DE PRIJZEN TWEEDE KWARTAALVERSLAG 2013 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM
Meer informatie: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Peter Van Herreweghe City Atrium Vooruitgangstraat 50 1210 Brussel Tel.: +32 2 277 83 96 E-mail:
[email protected]
2
Inleiding In dit verslag wordt het verloop van de consumptieprijzen in België in het tweede kwartaal 2013 onderzocht. Zoals bepaald in de wet van 8 maart 2009 werd deze taak van prijsobservatie en prijsanalyse toevertrouwd aan de FOD Economie voor rekening van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR). Met de Wet van 3 april 2013, houdende de invoeging van boek V in het Wetboek van economisch recht (getiteld “De mededinging en de prijsevoluties”), wordt gesteld dat het Prijzenobservatorium onderzoek kan uitvoeren vanuit de invalshoeken prijsverloop, prijsniveau, marges en tenslotte marktwerking. Het spreekt voor zich dat het Prijzenobservatorium deze verschillende benaderingen zoveel mogelijk zal integreren in haar toekomstige verslagen. Het tweede kwartaalverslag 2013 focust op de totale inflatie in België en het prijsstijgingstempo van de vijf grote productgroepen: energiedragers, bewerkte en niet-bewerkte levensmiddelen, diensten en tenslotte industriële, niet-energetische goederen. Voor elke productgroep wordt eerst de inflatie in België toegelicht, welke vervolgens vergeleken wordt met die in de buurlanden. Het geharmoniseerd indexcijfer der consumptieprijzen (GICP), dat opgesteld wordt conform de Europese methodologie, vormt veruit de belangrijkste gegevensbron voor het verslag. De analyse werd uitgebreid met detailgegevens van de nationale consumptieprijsindex of met andere statistieken van officiële instanties (IMF, EC, …). De Raad van Bestuur van het INR heeft dit verslag goedgekeurd op 26 juli en het Wetenschappelijk Comité voor prijsobservatie en -analyse verleende op 31 juli een gunstig advies.
3
Inhoudstafel Inleiding ......................................................................................................................................................................................... 3 Inhoudstafel .................................................................................................................................................................................. 4 Samenvatting ................................................................................................................................................................................ 5 I Totale inflatie in het tweede kwartaal 2013 ............................................................................................................................. 7 I.1 Totale inflatie in België ....................................................................................................................................................... 7 I.2 Totale inflatie in de voornaamste buurlanden ................................................................................................................ 10 II Inflatie voor energie in het tweede kwartaal 2013 ................................................................................................................ 12 II.1 Inflatie voor energie in België ......................................................................................................................................... 12 II.2 Inflatie voor energie in de voornaamste buurlanden .................................................................................................... 20 Focus: Prijsniveau van elektriciteit en aardgas in België en in de buurlanden ............................................................ 22 III Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in het tweede kwartaal 2013 ................................................................................. 24 III.1 Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in België .......................................................................................................... 24 III.2 Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden ..................................................................... 28 IV Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in het tweede kwartaal 2013 ......................................................................... 30 IV.1 Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in België .................................................................................................. 30 Focus: Hogere prijzen voor vlees .................................................................................................................................... 32 IV.2 Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden ............................................................. 33 V Inflatie voor diensten in het tweede kwartaal 2013 .............................................................................................................. 34 V.1 Inflatie voor diensten in België ....................................................................................................................................... 34 V.2 Inflatie voor diensten in de voornaamste buurlanden .................................................................................................. 37 VI Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in het tweede kwartaal 2013 ........................................................... 38 VI.1 Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België .................................................................................... 38 VI.2 Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in de voornaamste buurlanden ............................................... 41 Lijst van afkortingen ................................................................................................................................................................... 43 Bijlagen........................................................................................................................................................................................ 44 Bijlage 1A: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen tussen het tweede kwartaal 2012 en 2013 het sterkst zijn veranderd............................................................................................................................................. 44 Bijlage 1B: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen in het tweede kwartaal 2013 de grootste impact op de inflatie hebben .................................................................................................................................. 48 Bijlage 2 : Indexeringsparameters voor variabele contracten van de voornaamste energieleveranciers (tweede kwartaal 2013) ....................................................................................................................................................................... 51
4
Samenvatting 1.
In het tweede kwartaal 2013 is de totale inflatie , gemeten aan de hand van de GICP, opnieuw iets vertraagd tot gemiddeld 1,2 % (ten opzichte van 1,4 % in het eerste kwartaal 2013). De negatieve bijdrage van de energieproducten (elektriciteit, gas, motorbrandstoffen en huisbrandolie) tot de totale inflatie liep op van 0,3 procentpunt in het eerste kwartaal 2013 tot 0,6 procentpunt in het afgelopen kwartaal.
2.
De onderliggende inflatie bleef nagenoeg stabiel in het tweede kwartaal 2013 (1,7 %). Ten opzichte van het voorgaande kwartaal bleef het prijsstijgingstempo van de verschillende bestanddelen van de onderliggende inflatie (diensten, niet-energetische industriële goederen, bewerkte levensmiddelen) immers min of meer op hetzelfde niveau. Voor de twee productgroepen die geen deel uitmaken van de onderliggende inflatie, was er in het tweede kwartaal 2013 een meer uitgesproken jaar-op-jaar prijsdaling voor de energetische producten, terwijl de inflatie voor de niet-bewerkte levensmiddelen verder toenam.
3.
De totale inflatie in onze voornaamste buurlanden (Duitsland, Frankrijk en Nederland) is ook verder gedaald (namelijk van gemiddeld 1,7 % in het eerste kwartaal 2013 naar 1,4 % in het tweede kwartaal 2013). Het gunstige inflatieverschil voor België (0,2 procentpunt) kan echter volledig worden toegeschreven aan het gunstige prijsverloop van energieproducten. Voor alle andere productgroepen kwam de inflatie in België gemiddeld hoger uit (diensten, bewerkte en niet-bewerkte levensmiddelen) of lag ze op hetzelfde niveau (industriële goederen). De onderliggende inflatie vertraagde wel in onze drie buurlanden (van 1,4 % tot gemiddeld 1,1 %) en kwam lager uit dan in België, met een oplopend verschil inzake onderliggende inflatie (0,6 procentpunt) tot gevolg in het nadeel van België.
4.
Het afgelopen kwartaal lagen de energieprijzen gemiddelde 5,4 % lager dan in het overeenstemmende kwartaal 2012 (-2,8 % in het eerste kwartaal 2013). De aardoliekoersen waren het afgelopen kwartaal neerwaarts gericht, ze kwamen, uitgedrukt in euro, gemiddeld zo’n 7 % lager uit dan een jaar eerder(-5 % in het eerste kwartaal 2013), zodat de jaar-op-jaarprijsdalingen voor motorbrandstoffen (5,5 % in het tweede kwartaal 2013, tegen 2,3% in het eerste kwartaal) en huisbrandolie (7,7 % tegen 3,8 %) meer uitgesproken waren. De elektriciteitsprijzen lagen het afgelopen kwartaal 0,8 % lager dan in het overeenkomstige kwartaal 2012 (-0,1 % in het eerste kwartaal). De forse jaar-op-jaar prijsdaling van de energiecomponent (8,1 %) werd immers deels teniet gedaan door een stijging van de netwerktarieven (+5,5 %). Aardgas tenslotte, kostte het afgelopen kwartaal 9,2 % minder dan een jaar geleden (-6,7 % in het eerste kwartaal), waarbij de energiecomponent fors is gedaald (15,3 %), terwijl de netwerktarieven nagenoeg gelijk zijn gebleven.
5.
Ook in onze voornaamste buurlanden nam het prijsstijgingstempo voor energieproducten verder af, maar bleef het positief (gemiddeld 1,5 % in het tweede kwartaal 2013, tegen 2,7 % in het voorgaande kwartaal). Alle energiedragers hebben bijgedragen tot het (verder oplopende) verschil inzake energie-inflatie in het voordeel van België, maar gas en elektriciteit hadden de grootste gunstige impact. Terwijl de eindprijzen voor elektriciteit sinds de tweede helft van 2012 nagenoeg stabiel bleven in België, waren ze in de buurlanden opwaarts gericht. De Belgische aardgasprijs ging dan weer fors naar omlaag. De lichte toename van de consumptieprijzen voor aardgas in de buurlanden resulteerde ook voor gas in een inhaalbeweging in het voordeel van België. Volgens de CREG zou het gemiddelde prijsniveau voor huishoudelijk gebruik van elektriciteit en gas nu dicht bij het gemiddelde van de drie voornaamste buurlanden liggen, hoewel er voor elk land afzonderlijk wel uitgesproken prijsverschillen bestaan. Voor elektriciteit bijvoorbeeld, lag de consumentenprijs in Duitsland veel hoger dan in België terwijl de prijs in Frankrijk uitgesproken lager lag dan in België.
5
6.
In vergelijking met het tweede kwartaal 2012 kwamen de consumptieprijzen voor diensten gemiddeld 1,7 % hoger uit in het tweede kwartaal 2013, een lichte afname van het prijsstijgingstempo ten opzichte van de voorgaande kwartalen (+1,8 % in het eerste kwartaal 2013, en nog +2,5 % in het laatste kwartaal 2012). Door het grote gewicht van deze productgroep in de totale consumptiekorf (39,6 %), leverden de diensten, ten belope van 0,7 procentpunt, opnieuw de belangrijkste bijdrage tot de totale inflatie. In onze voornaamste buurlanden vertraagde de diensteninflatie (gemiddeld 1,2 % in het tweede kwartaal 2013) meer dan in België, en kwam zo opnieuw lager uit dan in België.
7.
De consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen lagen in het tweede kwartaal 2013 gemiddeld 3,4 % hoger dan een jaar geleden. De inflatie bleef bijgevolg nagenoeg op hetzelfde niveau als de twee voorgaande kwartalen. Voor brood en granen, zuivelproducten, oliën en vetten en alcoholische dranken versnelde het inflatieritme in vergelijking met het voorgaande kwartaal, terwijl het prijsstijgingstempo van alcoholvrije dranken en tabak terugliep. In onze voornaamste buurlanden komt het prijsstijgingstempo voor bewerkte levensmiddelen (gemiddeld 2,0 %) veel lager uit dan in België. Naast de categorieën brood en granen (3,7 % in België tegen gemiddeld 1,7 % in de drie buurlanden) en suikerwaren en chocolade (4,5 % tegen 1,1 %), heeft ook de categorie wijn (5,0 % tegen 2,2 %) het afgelopen kwartaal een belangrijke bijdrage geleverd aan het inflatieverschil in het nadeel van België voor deze productgroep.
8.
De inflatie voor de groep niet-bewerkte levensmiddelen versnelde fors in het tweede kwartaal 2013 en kwam uit op 6,8 % (4,7 % in het eerste kwartaal). Voor alle categorieën van de niet-bewerkte levensmiddelen (vlees, vis, groenten, fruit) werd een inflatieversnelling opgetekend, maar vooral voor fruit (16,9 %) en voor groenten (6,1 %) lagen de prijzen veel hoger dan vorig jaar. Ook in onze voornaamste buurlanden nam het prijsstijgingstempo toe, tot gemiddeld 5,1 %. Het inflatieverschil in het nadeel van België is voornamelijk te wijten aan de grotere prijsstijgingen voor fruit.
9.
Terwijl de inflatie voor de niet-energetische industriële goederen lichtjes toenam in België, zwakte ze wat af in onze buurlanden tot gemiddeld hetzelfde niveau als in België (0,8 %).
6
I Totale inflatie in het tweede kwartaal 20131
2
I.1 Totale inflatie in België Het algemene consumptieprijspeil, gemeten aan de hand van de GICP en met als basisjaar 2005=100, kwam in juni 2013 uit op 119,9 punten, nagenoeg hetzelfde niveau als in maart. De consumptieprijzen voor energiedragers vielen het afgelopen kwartaal verder terug, hoewel in juni een einde kwam aan de maand-op-maand prijsdalingen voor deze productgroep. In juni 2013 was de index van de korf goederen en diensten voor de berekening van de onderliggende inflatie (dus zonder energiedragers en niet-bewerkte levensmiddelen) lichtjes opgeklommen tot 116,2 punten. In het tweede kwartaal 2013 is de totale inflatie opnieuw iets vertraagd tot gemiddeld 1,2 %, maar nam ze in juni wel toe tot 1,5 %. Ook in 2013 wordt het profiel van de totale inflatie vooralsnog voor een groot deel bepaald door het prijsverloop van de energetische producten. De jaar-op-jaar prijsdaling voor energetische producten heeft zich in het tweede kwartaal 2013 verder gezet en de prijzen lagen gemiddeld zelfs 5,4 % lager dan in de overeenkomstige periode 2012 (3,8 % lager in juni). Grafiek 1A: Recent verloop van de GICP, de onderliggende inflatie en de consumptieprijzen voor energiedragers (Index 2005=100)
160
125
155 150
120
145 140
115
135 130 125
110
120 115
105
110 105
100
2007
2008 GICP (linkerschaal)
2009
2010
2011
Onderliggende inflatie (linkerschaal)
2012
2013
100
Energiedragers (rechterschaal)
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
De gemiddelde inflatie voor een kwartaal wordt berekend als de procentuele variatie van het rekenkundige gemiddelde van de indexcijfers van het betrokken kwartaal ten opzichte van het rekenkundige gemiddelde van de indexcijfers van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar.
1
Omwille van de vergelijkbaarheid met de evoluties in andere Europese landen gebeurt de analyse op grond van de geharmoniseerde consumptieprijsindex (GICP). Waar nodig wordt voor de Belgische cijfers nog verder in detail getreden op basis van de gegevens afkomstig van de nationale consumptieprijsindex. 2
7
Grafiek 1B: Recent verloop van de GICP, de onderliggende inflatie en de consumptieprijzen voor energiedragers (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar)
7
35
6
30
5
25
4
20
3
15
2
10
1
5
0
0
-1
-5
-2
-10
-3
-15
-4
-20
-5
2007
2008 GICP (linkerschaal)
2009
2010
2011
Onderliggende inflatie (linkerschaal)
2012
2013
-25
Energiedragers (rechterschaal)
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
Tussen het tweede kwartaal 2012 en het tweede kwartaal 2013, kunnen voor de grote productgroepen van de GICP de volgende prijsbewegingen opgemerkt worden: •
De energie-inflatie was in juni, voor de zesde opeenvolgende maand negatief. De prijzen van energieproducten lagen het afgelopen kwartaal gemiddeld 5,4 % lager dan in het overeenstemmende kwartaal 2012 (-2,8 % in het eerste kwartaal 2013). De negatieve bijdrage tot de totale inflatie liep verder op tot 0,6 procentpunt.
•
Het prijsstijgingstempo voor diensten vertraagde lichtjes tot 1,7 % in het tweede kwartaal 2013 (1,8 % in het eerste kwartaal). Door het grote gewicht van deze productgroep (bijna 40 %) in de consumptiekorf, leverden de diensten opnieuw de belangrijkste bijdrage tot de totale inflatie, ten belope van 0,7 procentpunt.
•
Ten opzichte van het tweede kwartaal 2012, kostten niet-bewerkte levensmiddelen nu al 6,8 % meer (tegen een inflatie van 4,7 % in het eerste kwartaal 2013). De opwaartse impact op de totale inflatie nam daardoor verder toe tot 0,5 procentpunt in het tweede kwartaal 2013, ondanks het beperkte gewicht in de korf (8,0 %).
•
De inflatie voor bewerkte levensmiddelen bleef stabiel op 3,4 % in het tweede kwartaal 2013. Deze productgroep droeg 0,4 procentpunt bij tot de totale inflatie.
•
De consument betaalde in het tweede kwartaal 2013 0,8 % meer voor niet-energetische industriële goederen dan een jaar geleden (tegen 0,7 % in het eerste kwartaal). De opwaartse impact op de totale inflatie kwam uit op 0,2 procentpunt.
Aangezien de prijsbewegingen van de verschillende bestanddelen van de onderliggende inflatie (diensten, nietenergetische industriële goederen en bewerkte levensmiddelen) nauwelijks afweken van het voorgaande kwartaal, en de waargenomen verschillen elkaar in evenwicht hielden, bleef de onderliggende inflatie nagenoeg stabiel in het tweede kwartaal 2013 (1,7 %). Het viermaands voortschrijdende gemiddelde van de gezondheidsin-
8
dex bedroeg in juni 120,7 punten en de spilindex, nu vastgelegd op 122,01 punten, werd aldus niet overschre3 den . Tabel 1: Geharmoniseerde consumptieprijsindex (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld) Totaal 2010 2011 2012 2012
II III IV 2013 I II 2013 - II apr mei jun Gewicht 2013 (in %)
2,3 3,4 2,6 2,4 2,4 2,2 1,4 1,2 1,1 1,1 1,5 100,0
Energiedragers 10,0 17,0 6,0 5,4 4,4 2,4 -2,8 -5,4 -6,0 -6,2 -3,8 11,3
Diensten 1,4 1,9 2,5 2,6 2,6 2,5 1,8 1,7 1,7 1,6 1,6 39,6
Bewerkte levensmiddelen 1,0 3,1 3,1 2,9 2,7 3,2 3,4 3,4 3,4 3,4 3,5 13,2
Nietbewerkte levensmiddelena 3,5 0,2 3,4 3,0 4,1 4,8 4,7 6,8 6,1 6,6 7,6 8,0
Nietenergetische industriële goederen 0,8 1,0 0,9 1,1 0,7 0,8 0,7 0,8 0,8 0,8 0,9 27,9
p.m. Onderliggende inflatieb 1,1 1,8 2,1 2,1 1,9 2,0 1,6 1,7 1,7 1,6 1,7 80,7
p.m. Gezondheidsindexc 1,7 3,1 2,7 2,6 2,4 2,3 1,2 1,4 1,3 1,4 1,7 92,5
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI a b Fruit, groenten, vlees en vis. Gemeten aan de hand van de GICP, zonder niet-bewerkte levensmiddelen en energiedragers. c Nationale consumptieprijsindex, zonder tabak, alcoholhoudende dranken, benzine en diesel.
Grafiek 2: Bijdrage tot de inflatie (In procentpunt, jaar- en kwartaalgemiddelden)
6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3
Niet-energetische industriële goederen Bewerkte levensmiddelen Energie
Diensten Niet-bewerkte levensmiddelen GICP
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
In haar meest recente inflatievooruitzichten gaat het Federaal Planbureau er van uit dat de spilindex in mei 2014 overschreden zal worden. 3
9
I.2 Totale inflatie in de voornaamste buurlanden Evenals in België ging de totale inflatie in alle buurlanden verder naar beneden en kwam in het tweede kwartaal 2013 uit op gemiddeld 1,4 %4 (tegenover 1,7 % in het voorgaande kwartaal; ter herinnering, in België bedroeg de inflatie 1,2 %, tegenover 1,4 % in het vorige kwartaal). Voor het tweede opeenvolgende kwartaal bleek de inflatie in de buurlanden gemiddeld hoger te liggen dan in België, maar het verschil ten voordele van België kromp nu tot 0,2 procentpunt (tegenover 0,3 procentpunt in het eerste kwartaal 2013). Alleen Frankrijk had dit kwartaal met 0,9 % (1,2 % in het vorige kwartaal) opnieuw een lager inflatiecijfer dan ons land. In Duitsland beliep de inflatie 1,5 % (1,8 % in het vorige kwartaal) en in Nederland 3,0 % (3,2 % in het vorige kwartaal). Ter herinnering: in Nederland is het btw-tarief in oktober 2012 verhoogd van 19 % naar 21 %, wat een opwaartse impact heeft op de consumentenprijzen5. Volgens een publicatie van Eurostat zou de totale inflatie in Nederland, zonder gewijzigde indirecte belastingen (btw en accijnzen), uitgekomen zijn op 1,3 % in het tweede kwartaal 2013 (in plaats van 3 % nu) 6. Voor België zou de totale inflatie 1,1 % bedragen hebben bij ongewijzigde indirecte belastingen, tegen 1,2 % nu. Grafiek 3: Kwartaalevolutie van de totale inflatie en van de onderliggende inflatie in België en in de belangrijkste buurlanden (Jaarlijks veranderingspercentage) 6
3,5
Onderliggende inflatie
Totale inflatie 5
3,0
4 2,5 3 2,0 2 1,5
1 0
1,0
-1
0,5
-2 2008
2009
2010
België
2011
Duitsland
2012
2013
0,0 2008
Frankrijk
2009
Nederland
2010
2011
2012
2013
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
Ook de onderliggende inflatie daalde gemiddeld in de ons omringende landen in het tweede kwartaal 2013, namelijk van 1,4 % naar 1,1 %, een niveau dat nog steeds lager ligt dan de in België (ter herinnering: de onderliggende inflatie in België stabiliseerde zich op 1,7 % in het tweede kwartaal 2013). In Frankrijk bedroeg de onderliggende inflatie 0,7 % (0,9 % in het voorgaande kwartaal) en in Duitsland op 1,1 % (1,5 % in het voorgaande kwartaal). Daarentegen lag ook dit kwartaal de onderliggende inflatie in Nederland opnieuw veel hoger dan in de andere landen, met name op 3,1 % (zoals in het voorgaande kwartaal). Het verschil in onderliggende inflatie
4
Gewogen gemiddelde op basis van het gewicht van elk van de drie landen voor de berekening van de HICP voor de EU.
5
Het verlaagd btw-tarief daarentegen is ongewijzigd gebleven op 6 %.
Enkel voor de niet-bewerkte levensmiddelen, waarvoor de wijzigingen niet van toepassing zijn, zou het inflatiepercentage hetzelfde zijn gebleven. Uiteraard gaat het om een theoretische berekening, in de veronderstelling dat de wijzigingen in btw- en accijnstarieven volledig worden doorgerekend in de consumentenprijs. (http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/hicp/methodology/hicp_constant_tax_rates)
6
10
verdubbelde dus tussen het eerste en tweede kwartaal 2013, van 0,3 naar 0,6 procentpunt, ten nadele van België. Grafiek 4: Driemaandelijkse bijdrage van elke component van het GICP aan het inflatieverschil tussen België en de buurlanden (In procentpunt)
2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 -0,5 -1,0 -1,5
Niet-energetische industriële goederen Bewerkte levensmiddelen Energie Bronnen: EC, FOD Economie
Diensten Niet-bewerkte levensmiddelen Geheel GICP
Zoals in het voorgaande kwartaal bleek het totale inflatieverschil tussen België en de buurlanden ook dit kwartaal gunstig uit te vallen voor ons land, maar het nam wel lichtjes af tot 0,2 procentpunt. Enkel de energieproducten waren verantwoordelijk voor de lagere totale inflatie in ons land, met name door een bijdrage van 0,8 procentpunt aan het inflatieverschil ten gunste van ons land. Alle andere productgroepen hadden een voor België ongunstige weerslag: de diensten en de bewerkte en niet-bewerkte levensmiddelen droegen alle drie 0,2 procentpunt bij ten nadele van ons land. De bijdrage van de niet-energetische industriële goederen was dit kwartaal bijna verwaarloosbaar. Tabel 2: GICP en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden voor het tweede kwartaal 2013 (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
Onderliggende inflatie Bewerkte levensmiddelen Niet-energetische industriële goederen Diensten Energie Niet-bewerkte levensmiddelen GICP
België
Gemiddelde buurlanden
1,7 3,4 0,8 1,7 -5,4 6,8 1,2
1,1 2,0 0,8 1,2 1,5 5,1 1,4
Duitsland 1,1 2,0 0,7 1,2 2,0 6,6 1,5
Bronnen: EC, FOD Economie
11
Frankrijk
Nederland
0,7 1,4 0,3 0,7 0,5 3,8 0,9
3,1 4,6 3,0 2,8 1,2 5,1 3,0
Gewicht 2013 (in %) Gemiddelde België buurlanden 80,7 82,4 13,2 11,8 27,9 27,1 39,6 43,5 11,3 11,2 8,0 6,4 100,0 100,0
II Inflatie voor energie in het tweede kwartaal 2013 II.1 Inflatie voor energie in België Na een gemiddelde inflatie van 17,0 % in 2011 is het prijsstijgingstempo van energieproducten geleidelijk afgezwakt en in het eerste kwartaal 2013 negatief geworden (-2,8 %). Die trend heeft zich in het tweede kwartaal 2013 verstrekt, met een prijsdaling op jaarbasis van gemiddeld -5,4 %. De invloed van de groep energieproducten op de totale inflatie is dus sinds begin 2012 continu afgenomen. Door de negatieve inflatie sinds het eerste kwartaal 2013 droeg de inflatie voor energie sterk bij tot de vertraging van de totale inflatie. In het tweede kwartaal 2013 bedroeg de bijdrage van de productgroep -0,6 procentpunt op een totale inflatie van 1,2 % (tegenover een bijdrage van -0,3 procentpunt op een inflatie van 1,4 % in het eerste kwartaal 2013), hoofdzakelijk het gevolg van een grotere daling van prijzen voor gas en olieproducten (motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen, die meer dan de helft van het gewicht van de energieproducten uitmaken). Tabel 3: Recent verloop van de consumptieprijzen voor energiedragers (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
Brandstoffen voor wegvervoer Vloeibare brandstoffen Vaste brandstoffen Elektriciteit Gas Totaal energiedragers
2010
2011
2012
14,9 28,0 0,9 4,1 -1,7 10,0
15,6 27,8 2,6 11,8 19,1 17,0
6,5 10,1 3,9 1,9 8,0 6,0
2012 II 4,8 7,3 4,0 1,2 11,6 5,4
III 6,8 11,0 4,1 -2,2 4,6 4,4
2013 IV 4,5 4,9 4,0 -0,3 0,7 2,4
I -2,3 -3,8 2,9 -0,1 -6,7 -2,8
2013 - II II -5,5 -7,7 3,6 -0,8 -9,2 -5,4
apr -7,0 -9,4 3,5 -0,7 -8,7 -6,0
mei -6,1 -10,2 3,6 -1,1 -9,8 -6,2
jun -3,2 -3,0 3,7 -0,7 -9,2 -3,8
Gewicht1 39,4 14,9 0,6 25,5 19,7 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI 1 p.m. Gewicht in 2013 in %
De evolutie van de olieprijzen op de internationale markten bepaalt grotendeels de variaties in de consumptieprijzen van huisbrandolie en motorbrandstoffen. De elektriciteits- en gasprijzen zijn sinds de inwerkingtreding van de nieuwe koninklijke besluiten (21 december 2012) betreffende die twee energieproducten grotendeels losgekoppeld van de olieprijzen. Alleen gascontracten mogen onder bepaalde voorwaarden nog rekening houden met de olieprijzen in hun tarieven gedurende een overgangsperiode van twee jaar 7. Na een gemiddelde stijging van 2,4 % tussen het laatste kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2013, daalden de olieprijzen dit kwartaal met 8,5 % ten opzichte van het vorige kwartaal, meer bepaald van gemiddeld 113 USD tot 103 USD. Vergeleken met een jaar eerder nam de gemiddelde prijs van een vat ruwe Brentolie in het tweede kwartaal 2013 met 5,8 % af. Door de waardevermeerdering van de euro ten opzichte van de dollar in dit kwartaal (+1,9 % ten opzichte van het tweede kwartaal 2012) lieten de olieprijzen, uitgedrukt in euro, een iets meer uitgesproken daling op jaarbasis optekenen van 6,9 % tot 79 EUR.
Zoals in de vorige rapporten gepreciseerd werd, waren in 2012 bepaalde indexparameters nog gekoppeld aan de olieprijzen, wat met enige vertraging de kost van de energiecomponent van verschillende energieleveranciers beïnvloedde. Om de indexparameters beter de reële kosten van de energieleveranciers te doen weergeven, nam de regering op 21 december 2012 (Belgisch Staatsblad van 15 januari 2013) twee koninklijke besluiten aan die een exhaustieve lijst vastlegden met toegelaten criteria voor de indexering van de elektriciteits- en gasprijzen door de leveranciers. Deze criteria verzekeren onder meer de loskoppeling van de gas- en elektriciteitsprijzen enerzijds, en de olieprijzen anderzijds. Het is echter alleen voor gascontracten toegestaan om tijdens een overgangsperiode van twee jaar rekening te houden met de olie-index Op voorwaarde dat de leverancier aantoont dat de reële voorziening bestaat uit gas waarvan de indexering ten minste gedeeltelijk gebeurt op basis van de olie-index,. Electrabel is de enige leverancier die voor die overgangsperiode heeft gekozen. 7
12
De daling van de olieprijzen tussen het eerste en het tweede kwartaal 2013 laat zich grotendeels verklaren door de aanhoudende economische crisis in Europa en de vertraging van de economische groei in China, die de wereldwijde vraag naar olie beïnvloeden. Voor wat de olieproductie betreft, werd de daling van de productiecapaciteit in Libië, Irak en Nigeria door een gespannen geopolitieke situatie, gecompenseerd door een stijging van het olieaanbod van de OPEC-lidstaten. Grafiek 5: Consumptieprijzen voor energiedragers (Index 2005=100)
220 200 180 160 140 120 100 80 60
Electriciteit Motorbrandstoffen
Gas Totaal energiedragers
Vloeibare brandstoffen Brent (euro)
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
Zoals hierboven vermeld reageren de consumptieprijzen voor motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen (stookolie) quasi meteen op schommelingen in de noteringen voor aardolie. Door de recente daling van die laatste, daalden ook de prijzen voor die twee producten, met respectievelijk 3,2 % en 6,8 % ten opzichte van het vorige kwartaal. Daarnaast lieten die producten ook voor de tweede keer op rij een negatieve inflatie optekenen. Vergeleken met dezelfde periode een jaar voordien lieten de prijzen van vloeibare brandstoffen in het tweede kwartaal een nieuwe daling van gemiddeld 7,7 % optekenen (tegenover van 3,8 % in het eerste kwartaal). De prijzen voor motorbrandstoffen zetten hun daling dit kwartaal eveneens verder (met 5,5 % tegenover met 2,3 % in het vorige kwartaal). De gemiddelde maximumprijs voor diesel bedroeg dit kwartaal meerbepaald 1,45 EUR/liter (inclusief btw), een daling van 6 cent vergeleken met dezelfde periode in 2012. Voor benzine (super 95) bereikte de gemiddelde maximumprijs dit kwartaal 1,65 EUR/liter (inclusief btw), 7 cent minder dan een jaar voordien. De consumptieprijzen voor gas en elektriciteit worden voornamelijk bepaald door de kost van de component energie en de nettarieven (distributie en transport). Verschillende belastingen en taksen oefenen eveneens een aanzienlijke invloed uit op de prijsevolutie 8. Het gewicht van de verschillende componenten kan sterk verschillen naargelang het product, type klant (consumptieprofiel en spanningsniveau van de aansluitingen), de distributiezones, de regio’s en de leveranciers.
8
13
De distributietarieven worden sinds exploitatiejaar 2009 door de CREG goedgekeurd voor vier jaar. Ze worden niettemin geïndexeerd en kunnen in bepaalde gevallen worden aangepast in de loop van diezelfde periode wanneer er veranderingen in de kosten voor de netbeheerders opduiken (steeds na goedkeuring door de CREG). Door een beslissing van de CREG werden de vierjaarlijkse tarieven, waarvan de herziening oorspronkelijk vastgelegd was voor juni 2012, verlengd tot eind 2013 of zelfs 2014. De transporttarieven worden sinds exploitatiejaar 2008 eveneens door de CREG voor vier jaar goedgekeurd. In 2012 werd een nieuwe meerjaarlijkse tarifering (2012-2015) goedgekeurd. Toch werden de transporttarieven voor elektriciteit door de beslissing van de CREG van 16 mei ll. gecorrigeerd (zie details aan het einde van dit hoofdstuk). De verkoopprijs van de energiecomponent wordt door de leveranciers vrij bepaald sinds de energie- en gasmarkt werd vrijgemaakt. Zo bepaalt elke leverancier voor zowel vaste als variabele contracten zijn eigen tariefformules, indexparameters (die moeten beantwoorden aan de criteria van de koninklijke besluiten van 21 december 2012 vanaf 1 april 2013) en wegingscoëfficiënten. Daarnaast zijn de energieleveranciers, voor wat betreft variabele contracten, verplicht om alle wijzigingen in de prijsformules en tariefaanpassingen op voorhand ter controle bij de CREG (wet van 8 januari 2012) 9 in te dienen. Sinds 1 januari 2013 moeten de leveranciers het aantal indexeringen van variabele contracten beperken tot vier keer per jaar (voor residentiële klanten en kmo's) bij het begin van elk kwartaal: indexeringen van variabele gas- en elektriciteitscontracten werden zo toegestaan op 1 april en toegepast in het gehele tweede kwartaal 10. De consumptieprijzen voor elektriciteit lieten dit kwartaal een lichtjes negatieve inflatie optekenen, namelijk 0,8 %. Tussen het eerste en het tweede kwartaal 2013 namen de elektriciteitsprijzen eveneens lichtjes af (-0,9 % gemiddeld). Op basis van de indicator "gemiddelde Belgische elektriciteitsfactuur" 11 kan de evolutie van de verschillende componenten van de elektriciteitsprijs worden geëvalueerd, namelijk de energiecomponent, de nettarieven en de taksen en belastingen.
Het gaat om de wet van 8 januari 2012 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen (van kracht sinds 21 januari 2012). 9
De Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie ontvangt de gegevens van CWaPE en VREG met een maand vertraging. De indexen hebben dus betrekking op de voorgaande maand. Zo, zullen de indexeringen van variabele gas- en elektriciteitscontracten voor het tweede kwartaal 2013 worden weerspiegeld in de GICP vanaf mei voor het Vlaamse en Waalse Gewest. Dat is echter niet het geval voor Brussel, waar de gegevens nog in dezelfde maand beschikbaar zijn. 10
De gehanteerde methodologie voor de uitwerking van de indicator voor de gemiddelde elektriciteitsfactuur van de consument is beschreven in het Jaarverslag 2011 van het Prijzenobservatorium. http://statbel.fgov.be/nl/binaries/Rapport_annuel_2011_prix_observatoire_NL_tcm325-164371.pdf
11
14
De energiecomponent van de elektriciteitsprijs bedroeg in het tweede kwartaal 2013 gemiddeld 8,3 cent/kWh, goed voor 35,7 % van de totale elektriciteitsfactuur. Na een daling op jaarbasis van gemiddeld 6,2 % in het eerste kwartaal 2013 nam de kost van de energiecomponent opnieuw aanzienlijk af in het tweede kwartaal 2013, tot -8,1 % op een jaar. De dalende trend van deze kost laat zich deels verklaren door de wijzigingen in het aanbod van de elektriciteitscontracten vanaf januari, de neerwaartse indexering van de variabele contracten in april, de gemiddelde daling van de vaste tarieven dit kwartaal en de marktdynamiek (substitutie-effect). Zoals reeds gepreciseerd in het vorige rapport is er bovendien een sterke stijging van de kost van de bijdrage hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling (ongeveer 17 % van de energiecomponent of 6,0 % van de totale elektriciteitsfactuur) van gemiddeld 41 % ten opzichte van een jaar voordien 12. De nettarieven bereikten een gemiddeld bedrag van 10,5 cent/kWh in het tweede kwartaal 2013, zijnde 44,8 % van de totale elektriciteitsfactuur. Hun prijsstijgingstempo op jaarbasis is gestabiliseerd en ligt zo op 5,5 % dit kwartaal (tegen 5,3 % in het vorige kwartaal). Die trend laat zich hoofdzakelijk verklaren door de sterke stijging van de transporttarieven (gemiddeld +55,7 % ten opzichte van het tweede kwartaal 2012), die voornamelijk het resultaat zijn van de sterke stijging van die tarieven in het Waals Gewest begin dit jaar (+71,7 % tussen het vierde kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2013) door het doorrekenen van Elia van de financiële kost van fotovoltaische panelen op de elektriciteitsfactuur van de Waalse consumenten 13. Bovendien zijn er sinds 1 juni 2013 nieuwe transporttarieven van toepassing na een correctie door de beslissing van de CREG van 16 mei. De invloed van die beslissing is nog niet zichtbaar in de indicator van het tweede kwartaal, gezien de indicator gebaseerd is op de gegevens met één maand vertraging voor Vlaanderen en Wallonië 14. De component taksen en belastingen nam gemiddeld met 4,5 % af dit kwartaal vergeleken met een jaar voordien, door de daling van de federale bijdrage 2013 tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt. Zo blijkt dat de daling op jaarbasis van de consumptieprijzen voor elektriciteit hoofdzakelijk het gevolg is van de daling van de verkoopprijs van de energiecomponent en de taksen en belastingen, gedeeltelijk teniet gedaan door een stijging van de nettarieven. In het tweede kwartaal 2013 bedroeg de totale elektriciteitsfactuur van een doorsneehuishouden (jaarlijks verbruik van 3.500 kWh aan enkelvoudig tarief) gemiddeld 817 EUR, een vermindering van 13 EUR vergeleken met een jaar voordien 15.
Ter herinnering: de Belgische consument betaalt op zijn elektriciteitsfactuur een bijdrage hernieuwbare energie en een bijdrage warmtekrachtkoppeling (alleen in Vlaanderen). Die worden vrij bepaald door de elektriciteitsleveranciers en dienen om de verplichte aankoopkosten van groenestroomcertificaten te recupereren (quota vastgelegd per decreet). Meer informatie in het eerste kwartaalverslag 2013 van het Prijzenobservatorium. 12
Ter herinnering: in Wallonië en Brussel is de transportnetwerkbeheerder Elia verplicht groenestroomcertificaten te kopen tegen een gegarandeerde minimumprijs (in Vlaanderen zijn het de uitbaters van de distributienetwerken die daartoe verplicht zijn). Door de groei van het aantal groenestroomcertificaten in Wallonië in 2012 werd Elia in datzelfde jaar al geconfronteerd met belangrijke problemen door de aankoopverplichting van die certificaten. Daardoor heeft Elia het tarief voor de openbare dienstverplichting voor de financiering van ondersteuningsmaatregelen voor hernieuwbare energie in Wallonië op 1 oktober 2012 ingrijpend gewijzigd (beslissing van de CREG van 27 september 2012). Volgens Elia, dekte die stijging de kosten van het boekjaar 2013 niet. Op 1 januari 2013 heeft Elia dat tarief voor de Waalse consumenten dus opnieuw aangepast (besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006 en wijzigingen). Zie het eerste kwartaalverslag 2013 van het Prijzenobservatorium. 13
Zie de methodologische nota in het jaarrapport uit 2011 van het Prijzenobservatorium.
14
Ter herinnering, de berekeningsmethode is gebaseerd op de verwervingsbenadering volgens de richtlijnen van Eurostat voor de GICP. Deze benadering houdt rekening met de geschatte aankoopprijs (op jaarbasis) bij ondertekening van een contract. Deze geschatte prijs is dus gebaseerd op één enkele waarde (de actuele waarde) van de verschillende componenten van de toegepaste prijzen van de energieleveranciers en houdt geen rekening met de maandelijkse verbruiksniveaus. 15
15
Grafiek 6A: Indicator voor een gemiddelde elektriciteitsfactuur en zijn componenten (Consumptieprofiel Dc1 - In cent/kWh)
25
20
15
10
5
0
Energiecomponent
Nettarieven
Taksen en heffingen
Btw (21 %)
Bronnen: Eigen berekeningen, VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie Opm. 1: Op de elektriciteitsfactuur dekken de nettarieven de kosten voor het gebruik van de distributienetwerken en voor het transport. Opm. 2: De hoeveelheid gratis elektriciteit die in het Vlaamse Gewest wordt toegekend, werd opgenomen in de energiecomponent.
De consumptieprijzen voor gas namen in het tweede kwartaal opnieuw af. De gemiddelde prijs is gedaald met 9,2 % op jaarbasis dit kwartaal, tegenover -6,7 % in het vorige kwartaal. Bovendien daalde de eindprijs voor gas met 2,7 % tussen het eerste en het tweede kwartaal 2013. Op basis van de evolutie van de indicator “gemiddelde Belgische gasfactuur” 16 blijkt dat de energiecomponent in het tweede kwartaal 2013 opnieuw aanzienlijk afnam. Ten opzichte van een jaar voordien liet die een gemiddelde daling van 15,3 % optekenen (tegenover -10,2 % in het vorige kwartaal). De energiecomponent bedroeg zo gemiddeld 3,7 cent/kWh in het tweede kwartaal 2013, goed voor 56,9 % van de totale gasfactuur. Net als voor elektriciteit laat de daling van deze kost zich deels verklaren door de wijzigingen in het aanbod van de gascontracten vanaf januari, de neerwaartse indexering van de variabele contracten in april, de gemiddelde daling van de vaste tarieven dit kwartaal en de marktdynamiek (substitutie-effect). De nettarieven bleven relatief stabiel: -0,5 % in het tweede kwartaal 2013 ten opzichte van dezelfde periode in 2012 (tegenover een inflatie van +2,7 % in het vorige kwartaal). De nettarieven hebben in dit kwartaal een aandeel van 22,0 % in de totale gasfactuur (of 1,4 cent/kWh). Taksen en belastingen lieten dit kwartaal een nieuwe jaar-op-jaar daling van 12,2 % noteren, tegenover -7,4 % in het vorige kwartaal. Die negatieve inflatie laat zich hoofdzakelijk verklaren door een herziening naar beneden van de extra kost “beschermde klanten” voor 2013 bestemd voor de financiering van de kost verbonden met de toepassing van maximumprijzen (zogenaamde sociale tarieven).
De gehanteerde methodologie voor de uitwerking van de indicator voor de gemiddelde gasfactuur van de consument is beschreven in het Jaarverslag 2011 van het Prijzenobservatorium. http://statbel.fgov.be/nl/binaries/Rapport_annuel_2011_prix_observatoire_NL_tcm325-164371.pdf 16
16
De daling op jaarbasis van de consumptieprijzen voor gas in het tweede kwartaal 2013 is dus hoofdzakelijk te verklaren door de sterke daling van de energiecomponent en van de taksen en belastingen. In het tweede kwartaal 2013 bedroeg de totale gasfactuur van een doorsneehuishouden (jaarlijks verbruik van 23.260 kWh aan enkelvoudig tarief) gemiddeld 1.514 EUR, een vermindering van 49 EUR vergeleken met een jaar voordien17. Grafiek 6B: Indicator voor een gemiddelde aardgasfactuur en zijn componenten (Consumptieprofiel D3, In cent/kWh)
8 7 6 5 4 3 2 1 0
Energiecomponent
Nettarieven
Taksen en heffingen
Btw (21 %)
Bronnen: Eigen berekeningen, VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie Opm. 1: Op de gasfactuur dekken de nettarieven de kosten voor het gebruik van de distributienetwerken. Opm. 2: De meerkost voor beschermde klanten is niet onderworpen aan de btw 18.
In het tweede kwartaal hebben de volgende veranderingen plaatsgevonden op de energiemarkt. De transporttarieven voor elektriciteit werden door de beslissing van de CREG van 16 mei ll. gecorrigeerd19 als gevolg van de schrapping van de oude tarieven door het arrest van het Hof van Beroep van Brussel van 6 februari 2013. Het Hof oordeelde dat de injectietarieven (aansluitingskosten van centrales op het elektrisch net), die aan elektriciteitsproducenten gefactureerd werden, geen wettelijke basis hadden, discriminerend waren, niet de reële kosten weergaven en het maximale injectietarief overschreden dat door het Europees recht wordt toegestaan. De nieuwe tariefbeslissing houdt voornamelijk het gedeeltelijk doorschuiven in van de tarieven van de Ter herinnering, de berekeningsmethode is gebaseerd op de verwervingsbenadering volgens de richtlijnen van Eurostat voor de GICP. Deze benadering houdt rekening met de geschatte aankoopprijs (op jaarbasis) bij ondertekening van een contract. Deze geschatte prijs is dus gebaseerd op één enkele waarde (de actuele waarde) van de verschillende componenten van de toegepaste prijzen van de energieleveranciers en houdt geen rekening met de maandelijkse verbruiksniveaus. 17
Zie artikel 3 van het koninklijk besluit van 24 maart 2003, dat een federale bijdrage voorzag, bestemd voor de financiering van bepaalde openbaredienstverplichtingen en van kosten verbonden aan de regulering en controle van de aardgasmarkt. 18
Zie beslissing van de CREG van 16 mei 2013 betreffende “het gecorrigeerde tariefvoorstel van Elia System Operator NV van 2 april 2013 voor de regulatoire periode 2012-2015” met toepassing van artikel 12quater, §2, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. 19
17
producenten naar de elektriciteitsconsumenten 20. De gemiddelde aangerekende transportkosten werden voor consumenten op 1 juni 2013 verhoogd (dit wordt weergegeven in de GICP vanaf juli) en zullen opnieuw verhoogd worden op 1 januari 2014. De indexparameters van de energiecomponent van de variabele contracten moeten sinds 1 april 2013 beantwoorden aan de criteria van de koninklijke besluiten van 21 december 2012. Die criteria verzekeren onder meer de loskoppeling van de gas- en elektriciteitsprijzen enerzijds, en de olieprijzen anderzijds. De indexparameters mogen dus alleen worden berekend op basis van beursnoteringen van de Centraal-West-Europese gas- en elektriciteitsmarkt (CWE). Het is alleen bij gascontracten toegestaan om tijdens een overgangsperiode van twee jaar rekening te houden met de olie-index. Hoewel de twee koninklijke besluiten van kracht werden op 1 april 2013, werden er al vanaf januari 2013 veranderingen doorgevoerd op de energiemarkt (zie eerste kwartaalverslag 2013): verdwijnen van “standaard”contracten, wijzigingen in het gamma van contracten en toepassing van nieuwe indexeringsparameters bij bepaalde leveranciers. In het eerste kwartaal 2013 informeerde de CREG de verschillende energieleveranciers om de gebruikte indexeringsparameters voor variabele contracten aan te passen aan de koninklijke besluiten. Voor variabele elektriciteitscontracten werden de volgende indexeringsparameters vooral gebruikt in het tweede kwartaal 2013: CWE (= het gemiddelde van de noteringen op de groothandelsmarkt in Duitsland, Frankrijk, Nederland en in België voor de levering van elektriciteit) en Endex (= prijs voor de levering van “base-load” 21 elektriciteit op de Belgische markt). Voor variabele gascontracten zijn de voornaamste parameters: GOL (olieprijzen) 22, HUB (gasnoteringen in Zeebrugge) en TTF (gasprijzen op de groothandelsmarkt in Nederland). In de bijlage worden de verschillende indexeringsparameters verder beschreven. Naast de inwerkingtreding van de twee koninklijke besluiten op 1 april heeft Electrabel, een van de voornaamste energieleveranciers, in het tweede kwartaal 2013 belangrijke aanpassingen doorgevoerd met betrekking tot variabele contracten. Op 13 mei heeft Electrabel namelijk zijn gehele gamma van producten aangepast (zowel vaste als variabele tarieven), met uitzondering van het FixOnline-contract. De vorige contracten zijn van naam veranderd en er werden ook nieuwe tarieven aangeboden. De marktdynamiek in 2012 in gang gezet, lijkt zich verder te zetten zij het op een lager tempo dan in de laatste twee kwartalen van 2012. Volgens de laatste cijfers van de VREG blijkt dat het aantal huishoudens in het Vlaams Gewest dat van energieleverancier wisselde in het tweede kwartaal 2013 3,7 % bedroeg voor elektriciteit en 4,3 % voor gas. De cijfers van het tweede kwartaal 2013 waren nog niet beschikbaar voor het Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest toen dit rapport werd opgesteld. In de volgende kwartaalverslagen zal het Prijzenobservatorium de evoluties op dat vlak van nabij blijven volgen.
Het Hof van Beroep van Brussel vernietigde de beslissing van de CREG (21 december 2011) betreffende de transporttarieven van Elia voor de regulatoire periode 2012-2015 doordat ze niet conform was met de wettelijke bepalingen die van kracht waren (voornamelijk de nieuwe elektriciteitswet van 8 januari 2012). Het Hof van Beroep oordeelde meerbepaald dat de gebruikte injectietarieven voor het gebruik van het net, voor de ondersteunende diensten en de “volume fee” voor de geïnjecteerde volumes op het net juridisch niet adequaat waren. Het Hof vroeg dus aan de CREG om een nieuwe tariefbeslissing te nemen. Die nieuwe beslissing houdt een lichte daling in van de algemene tarieven voor het dekken van de kosten voor netbeheerder Elia voor het transport van elektriciteit, en vooral een wijziging van de tariefcomponenten voor de elektriciteitsproducenten: volume fee geschrapt, injectietarief voor het dekken van de infrastructuurkosten herleid tot nul voor de regulatoire periode 2012-2015 en een daling van de injectietarieven voor de ondersteunende diensten. 20
21
“Base-load” verwijst naar het basisverbruik om tegemoet te komen aan een inelastische vraag.
Electrabel is de enige leverancier die nog een indexeringsparameter gebruikt voor variabele contracten die verbonden is aan de olieprijzen. 22
18
Tabel 4: Percentage switches op de residentiële gas- en elektriciteitsmarkt 23 (Per gewest, kwartaal- en jaarlijkse bewegingen, in %) Elektriciteit (1)
T1-2012
T2-2012
T3-2012
T4-2012
Vlaanderen Wallonië Brussel Gas (1)
3,5 3,3 1,4 T1-2012
3,5 3,1 1,6 T2-2012
4,9 4,0 2,3 T3-2012
4,8 4,3 3,0 T4-2012
Vlaanderen Wallonië Brussel
3,5 4,6 1,6
4,3 3,6 1,8
5,3 4,6 2,5
5,6 5,1 3,4
T1-2013(2)
T2-2013
5,7 5,0 3,3 T1-2013(2)
3,7 Nb Nb T2-2013
10,2 10,8 4,1 2011
16,7 14,7 8,3 2012
6,9 Nb 3,7
4,3 Nb Nb
8,6 14,8 4,7
18,7 17,9 9,3
2011
2012
Bronnen: VREG, CWaPE en BRUGEL Opm. 1: De definitie van percentage switches varieert naargelang het gewest. De percentages zijn dus niet vergelijkbaar en tonen alleen een tendens per gewest. Opm. 2: De statistieken van het eerste kwartaal 2013 werden vooral bepaald door de cijfers van januari. Volgens de VREG wordt 1 januari beschouwd als een belangrijke overgangsdatum. Bovendien hebben de campagne “Durf vergelijken” en de groepsaankopen voor energie geleid tot een sterke stijging van het percentage switches in januari. Nb: niet beschikbaar
Volgens de beschikbare cijfers is het marktaandeel van de historische operator Electrabel verder gedaald in het eerste en tweede kwartaal 2013, vooral in Vlaanderen en in Brussel. Met uitzondering van Brussel is het marktaandeel van Luminus ook verminderd, zij het in beperktere mate. Andere leveranciers (Lampiris, Essent en in mindere mate Eni) zagen hun marktaandeel echter verder geleidelijk stijgen in dezelfde periode. Grafiek 7: Evolutie van het marktaandeel van de elektriciteits- (links) en gasleveranciers (rechts) op de huishoudelijke markt, per gewest
Vlaanderen
Wallonië
Electrabel
Luminus
Brussel
Vlaanderen
Nuon/Eni
Essent
Lampiris
Wallonië
K4/2011 K1/2012 K2/2012 K3/2012 K4/2012 K1/2013 K2/2013
K4/2011 K1/2012 K2/2012 K3/2012 K4/2012 K1/2013 K2/2013
K4/2011 K1/2012 K2/2012 K3/2012 K4/2012 K1/2013 K2/2013
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
K4/2011 K1/2012 K2/2012 K3/2012 K4/2012 K1/2013 K2/2013
K4/2011 K1/2012 K2/2012 K3/2012 K4/2012 K1/2013 K2/2013
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
K4/2011 K1/2012 K2/2012 K3/2012 K4/2012 K1/2013 K2/2013
(Aandeel in totaal aantal leveringspunten)
Brussel
Andere
Bronnen: VREG, CWaPE, BRUGEL Opmerking: Kwartaalgegevens weerspiegelen de situatie van de laatste maand van het kwartaal. Het marktaandeel van het tweede kwartaal 2013 komt dus overeen met dat van juni.
De regionale regulatoren publiceren statistieken over klanten die van energieleverancier veranderen (overstap naar de concurrentie). Die ‘switch’-cijfers houden geen rekening met een verandering van contract bij eenzelfde leverancier. Er bestaan vier soorten veranderingen: de “move-in” (vraag voor het openen van een teller), de “supplier switch” (wanneer een klant van leverancier verandert), de “customer switch” (wanneer bij een open leverpunt de klant verandert maar dezelfde leverancier als voordien behouden blijft) en de “combined switch” (wanneer bij een open leverpunt de klant verandert en de nieuwe klant een andere leverancier dan voordien kiest). 23
19
II.2 Inflatie voor energie in de voornaamste buurlanden Terwijl in België de inflatie voor energieproducten verder is gedaald in het tweede kwartaal 2013 (naar -5,4 % tegenover -2,8 % in het voorgaande kwartaal) liep de inflatie voor energetische producten ook in onze buurlanden terug, doch bleef daarbij nog steeds positief, met name op 1,5 % (2,7 % in het voorgaande kwartaal). Het inflatieverschil voor deze productcategorie tussen België en de buurlanden was het afgelopen kwartaal opnieuw in het voordeel van ons land, met een aandeel van 0,8 procentpunt in het totale inflatieverschil ten gunste van België. In Duitsland bedroeg de inflatie voor energieproducten in het tweede kwartaal 2013 2,0 % (3,1 % in het vorige kwartaal), in Nederland 1,2 % 24 (3,5 % in het vorige kwartaal) en in Frankrijk 0,5 % (1,9 % in het vorige kwartaal). Tijdens het tweede kwartaal 2013 droeg elk afzonderlijk product uit de energiegroep bij tot de toename van het inflatieverschil ten gunste van ons land, in de eerste plaats aardgas, gevolgd door elektriciteit, en in mindere mate brandstoffen voor wegvervoer en vloeibare brandstoffen. Evenals in het vorige kwartaal kenden in het tweede kwartaal 2013 de consumptieprijzen voor vloeibare brandstoffen en motorbrandstoffen in België en in de buurlanden een vergelijkbare evolutie, ook al daalden de prijzen in België sterker, hetgeen het gevolg is van de grotere gevoeligheid voor de marktprijzen van olie. Aangaande de prijsevolutie voor aardgas wordt een gelijkaardige tendens opgetekend, met name een prijsdaling, zowel in België als in de buurlanden, weliswaar veel meer uitgesproken in België. Voor elektriciteit echter viel de prijsevolutie anders uit, met opwaarts gerichte consumptieprijzen in de ons omringende landen en neerwaarts gerichte prijzen in België. Grafiek 8: Kwartaalevolutie van de consumptieprijzen voor de verschillende energieproducten in België en in de voornaamste buurlanden (Jaarlijks veranderingspercentage)
30 25 20 15 10 5 0 -5 -10 -15 -20 2008
2009 België
2010 Duitsland
2011
Frankrijk
Nederland
2012
2013
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
Volgens de publicaties van Eurostat zou de energie-inflatie in Nederland, zonder gewijzigde indirecte belastingen (btw en accijnzen) uitgekomen zijn op -2,6 % in het tweede kwartaal 2013 (in plaats van 1,2 % nu). 24
20
In het tweede kwartaal 2013 nam het prijsstijgingstempo voor aardgas lichtjes af in de buurlanden tot gemiddeld 3,0 % (tegenover 3,8 % in het voorgaande kwartaal), terwijl in ons land de consumptieprijzen verder daalden en de inflatie nog meer negatief werd, met name -9,2 % in het tweede kwartaal 2013 (-6,7 % in het vorige kwartaal). In Frankrijk bedroeg de inflatie voor aardgas 5,1 % (6,3 % in het voorgaande kwartaal), in Nederland 4,0 % (5,3 % in het voorgaande kwartaal) en in Duitsland 1,2 % (1,6 % in het voorgaande kwartaal). In tegenstelling tot de situatie in België, versnelde de inflatie voor elektriciteit het afgelopen kwartaal gemiddeld opnieuw in de buurlanden, tot 9,7 % (tegenover 9,5 % in het voorgaande kwartaal), een duidelijk hoger niveau dan in ons land (ter herinnering: -0,8 %). Alleen in Nederland werd tijdens dit kwartaal een lichte terugloop van de inflatie voor elektriciteit opgetekend tot 4,1 % (4,3 % in het voorgaande kwartaal). In Frankrijk lag die op 6,3 % (5,9 % in het voorgaande kwartaal) en in Duitsland op 12,3 % (onveranderd in vergelijking met het voorgaande kwartaal) 25. In het tweede kwartaal 2013 betaalde de consument in de buurlanden gemiddeld 4,6 % minder voor vloeibare brandstoffen26 (tegenover een inflatie van -2,9 % in het voorgaande kwartaal). Ter herinnering: in België ging de inflatie voor die producten van -3,8 % naar -7,7 % tussen het eerste en tweede kwartaal 2013). In Frankrijk kwam het inflatiecijfer voor vloeibare brandstoffen uit op -3,2 % (tegenover -0,8 % in het voorgaande kwartaal) en in Duitsland op -5,3 % (-4,1 % in het voorgaande kwartaal)27. De inflatie voor motorbrandstoffen en smeermiddelen liep in het tweede kwartaal 2013 in alle buurlanden verder terug tot gemiddeld -3,3 % (-1,3 % in het voorgaande kwartaal; in België van -2,3 % tot -5,5 %). In Duitsland zijn de consumptieprijzen voor motorbrandstoffen en smeermiddelen gedaald met 3,6 % t.o.v. hetzelfde kwartaal 2012 (tegenover -2,1 % in het voorgaande kwartaal), in Frankrijk met 3,3 % (-1,0 % in het voorgaande kwartaal) en in Nederland met 1,7 % (1,9 % in het voorgaande kwartaal). Tabel 5: Energie en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden voor het tweede kwartaal 2013 (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
Elektriciteit Gas Vloeibare brandstoffen Vaste brandstoffen Motorbrandstoffen smeermiddelen Energie
en
Gewicht 2013 (in %) Gemiddelde buurlanden 2,9 2,7 2,2 1,7 1,7 1,0 0,1 0,1
Gemiddelde buurlanden
Duitsland
-0,8 -9,2 -7,7 3,6
9,7 3,0 -4,6 2,5
12,3 1,2 -5,3 4,3
6,3 5,1 -3,2 -0,3
4,1 4,0 0,0 Nb
-5,5
-3,3
-3,6
-3,3
-1,7
4,5
4,7
-5,4
1,5
2,0
0,5
1,2
11,3
11,2
België
Frankrijk
Nederland
België
Bron: EC, FOD Economie Nb: niet beschikbaar.
Ter herinnering: de forse consumptieprijsstijging voor elektriciteit in Duitsland is te verklaren door het optrekken van een taks bedoeld om investeringen in groene energie (windmolenparken, zonne-energie…) te kunnen financieren.
25
26
Ter herinnering: vloeibare brandstoffen worden in Nederland niet meegerekend in de consumptieprijsindex.
De sterkere daling van het inflatiecijfer voor vloeibare brandstoffen in België valt te verklaren door de in ons land geldende lagere accijnzen en andere forfaitaire belastingen voor dergelijke producten, waardoor ze gevoeliger zijn voor prijsschommelingen van de olie-component. 27
21
Focus: Prijsniveau van elektriciteit en aardgas in België en in de buurlanden De verschillende regeringsmaatregelen en andere initiatieven die in 2012 en 2013 in België zijn doorgevoerd liggen aan de grondslag van een inhaalbeweging tussen de elektriciteits- en aardgasprijzen in België en in de ons omringende landen. Die inhaalbeweging werd tijdens de tweede helft van 2012 ingezet en duurde voort in 2013: de Belgische prijzen voor elektriciteit bleven weliswaar betrekkelijk stabiel in de loop van de eerste twee kwartalen van 2013 (met een lichte stijging in het eerste kwartaal gevolgd door een lichte daling in het tweede), maar daartegenover stegen de prijzen fors in de buurlanden tussen het laatste kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2013, om zich daarna in het tweede kwartaal te stabiliseren. Wat de gasprijzen betreft blijkt de inhaalbeweging omgekeerd te zijn verlopen, met name zijn de prijzen begin 2013 in de buurlanden betrekkelijk stabiel gebleven, maar ze daalden daartegenover sterk in België. Sinds 2005 gingen de elektriciteitsprijzen met 41,6 % omhoog in België en met gemiddeld 42,8 % in de ons omringende landen. In dezelfde periode zijn de prijzen voor aardgas in ons land met 51,7 % opgeslagen en met gemiddeld 43,4 % in de buurlanden. Grafiek 9: Kwartaalevolutie van de consumptieprijzen voor aardgas en elektriciteit in België en in de voornaamste buurlanden (Index 2005=100) 170
160
150
140
130
120
110
100 2008
2009 Elektriciteit België
2010
2011
Elektriciteit Buurlanden
2012 Gas België
2013 Gas Buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
Voor de aardgas- en elektriciteitsprijzen kon dus een inhaalbeweging worden opgetekend, maar daarmee is nog niets gezegd over het prijsniveau. Om dit laatste in kaart te brengen houdt de CREG een databank bij met maandelijkse energieprijzen in de buurlanden waarmee de energierekeningen van Belgische, Franse, Duitse en Nederlandse consumenten met elkaar kunnen worden vergeleken. Sinds september 2012 publiceert de CREG deze gegevens in het rapport “Overzicht en evolutie van de elektriciteits- en aardgasprijzen voor residentiële klanten en kmo’s”28. De gekozen profielen voor residentiële klanten komen overeen met consumenten die jaarlijks en Deze vergelijking tussen Belgische en buitenlandse energiefacturen is opgesteld op basis van een door FrontierEconomics ontwikkelde methodologie, die verfijnd werd door de CREG. Deze slaat op de totale energiefactuur van de eindverbruiker, dewelke werd berekend op basis van een gewogen gemiddelde van de energieprijzen; op basis van 3 contracten: het standaardaanbod van de standaardleverancier in een bepaald gebied, het meest voordelige aanbod in dezelfde streek, anders dan het aanbod van de standaardleverancier, en een concurrentieel aanbod van een tweede leverancier. Er wordt in de vergelijking ook rekening gehouden met een aantal distributienetwerkbeheerders en de geografische verdeling. Bovendien worden de kosten voor hernieuwbare energie en de kosten voortvloeiende uit de in België geldende verplichtingen voor openbare dienst volledig verrekend als heffingen. Geen enkele korting werd in aanmerking genomen. 28
22
met een enkelvoudige meter 3.500 kWh elektriciteit verbruiken en 23.269 kWh aardgas 29. In tegenstelling tot de methodiek die door het Prijzenobservatorium wordt toegepast voor de berekening van de indicator “Gemiddelde Belgische elektriciteits- en aardgasfactuur” geeft de indicator van de CREG slechts een beperkt beeld van de gehele elektriciteits- en aardgasmarkt in België. Daarom zijn de resultaten met de nodige omzichtigheid te hanteren. Volgens de CREG-methodiek heeft de consument in juni 2013 voor zijn totale elektriciteitsfactuur in België (met alle onderdelen, d.i. inclusief netwerkkosten, diverse taksen en btw) iets boven 1 % minder betaald dan gemiddeld in de buurlanden30 en voor zijn aardgasfactuur 3 % minder 31. In september 201232 betaalde hij nog 14% meer voor elektriciteit en 11 % meer voor aardgas. De analyse is echter verschillend van land tot land aangezien het gemiddelde een grote heterogeniteit tussen de buurlanden verbergt. Zo bleek de totale factuur voor elektriciteit in juni 2013 23 % minder hoog te zijn in België dan in Duitsland (in essentie tengevolge van de veel hogere taksen die in Duitsland worden geheven en bestemd zijn om investeringen in hernieuwbare energiebronnen te kunnen financieren), maar 11 % hoger dan in Nederland en 49 % hoger dan in Frankrijk. Wat aardgas betreft bleek de totale factuur van de Belgische consument in juni 2013 minder zwaar dan overal elders. In Duitsland betaalden de consumenten iets meer dan 1 % méér dan in België, in Frankrijk 2 % meer en in Nederland 15 % meer. Deze voor de Belgische consument gunstige evolutie van de totale energiefactuur is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de vermindering voor de energiecomponent in ons land, die het gevolg is van verschillende regeringsmaatregelen en andere initiatieven uit 2012 en 2013. Met name lag, nog steeds volgens de CREG-methodiek, de prijs voor de energiecomponent van elektriciteit in september 2012 nog ongeveer 35 % hoger in België dan het gewogen gemiddelde van de drie buurlanden. Die ongunstige afwijking is in januari 2013 tot 19 % teruggelopen en daarna verder gedaald tot uiteindelijk ongeveer 7 % in juni. Ook hier lopen de analyses uiteen naar gelang het beschouwde land. In juni 2013 beliep het verschil met Frankrijk 34 % (in het nadeel van België), terwijl de prijzen van de energiecomponent van elektriciteit in ons land 5 % lager uitvielen tegenover Duitsland en 8 % lager tegenover Nederland. Voor aardgas was de prijs voor de energiecomponent in september 2012 ongeveer 24 % hoger in België dan gemiddeld in de buurlanden. Die afwijking zakte tot 4 % in juni 2013. Zoals voor elektriciteit zijn de bevindingen niet gelijk als men de ons omringende landen afzonderlijk bekijkt. Het prijsverschil met Duitsland bedroeg 11 % in juni 2013 (in het nadeel van België), terwijl de in België gehanteerde prijzen voor de energiecomponent van aardgas 2 % lager lagen dan in Frankrijk en in Nederland.
Voor meer details, zie maandrapporten van de CREG: “Overzicht en evolutie van de elektriciteits- en aardgasprijzen voor residentiële klanten en kmo’s”. 29
Het gewogen gemiddelde van de gegevens van de CREG voor Duitsland, Frankrijk en Nederland, op basis van de gewichten van 2013 voor elk land, zoals gepubliceerd door Eurostat.
30
De prijzen voor elektriciteit en aardgas lijken in België sterker te reageren op de koersen van Centraal-West-Europese energiebeurzen. Die koersen liggen doorgaans een stuk lager tijdens het tweede en het derde kwartaal dan tijdens de rest van het jaar. Het is dus niet uitgesloten dat het prijsverschil tussen België en de buurlanden opnieuw wat groter wordt tijdens de winter (Federaal Planbureau, “Monitoring van de relancestrategie van de Federale regering”, juli 2013). 31
Gegevens i.v.m. de totale energiefactuur worden door de CREG gepubliceerd vanaf september 2012.
32
23
III Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in het tweede kwartaal 2013 III.1 Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in België Na een kleine onderbreking in april 2013 zetten de grondstoffenprijzen hun geleidelijke daling verder in het tweede kwartaal 2013. In juni 2013 kwamen ze gemiddeld 5,3 % lager uit dan in december 2012, hun hoogste notering van de afgelopen jaren. Dit was voornamelijk te wijten aan de aanhoudende daling van de prijzen voor granen (met name tarwe, gerst, maïs en rogge) op de Europese interne markt, door, onder andere de gunstige oogstverwachtingen. Ten opzichte van een jaar voordien kwamen de noteringen voor grondstoffen in het tweede kwartaal 2013 echter nog gemiddeld 2,0 % hoger uit. Grafiek 10: Prijsverloop in de voedingskolom (Index 2005=100)
155 145 135 125 115 105 95
Internationale noteringen voedingsgrondstoffen in euro, gewogen aan de hand van de consumptie in België (a) Afzetprijs van voedingsindustrie, gewogen aan de hand van de consumptie in België (b) Consumptieprijs bewerkte levensmiddelen Bron: EC, ADSEI, NBB (a) Voor de grondstoffenprijzen werd op basis van de gegevens betreffende de Europese interne marktprijzen (granen, melk, eieren, vlees en vetten) en de grondstoffenprijzen van het IMF (suiker, cacao, koffie en vetten) een index samengesteld die het gemiddelde verloop van de voedingsgrondstoffennotering weergeeft. (b) Voor de berekening van de index betreffende de afzetprijzen werd een gewogen gemiddelde gemaakt van enerzijds de afzetprijzen voor de binnenlandse Belgische markt (voor de sectoren NACE 1040 Oliën en vetten, 1050 Zuivelproducten, 1060 Maalderijproducten, 1070 Bakkerijproducten, 1080 Andere voedingsmiddelen en 1100 Dranken) en anderzijds de (via Eurostat beschikbare) afzetprijzenstatistiek van dezelfde sectoren voor de Eurozone (17 landen). De in de detailhandel verkochte goederen worden immers zowel in België als in het buitenland geproduceerd. Aan beide reeksen werd, op basis van de input-outputtabellen (het intermediair verbruik door de detailhandel van producten afkomstig uit de voedingsindustrie en de groothandel is voor ongeveer de helft afkomstig uit België en wordt voor de andere helft ingevoerd), een gewicht toegekend van 50 %. Voor het samenstellen van de index werden de gewichten van de betreffende sectoren binnen de GICP gebruikt.
24
Ook voor de voedingsindustrie namen de afzetprijzen in de periode april-mei 33 2013 toe met gemiddeld 2,7 % in vergelijking met de overeenstemmende periode een jaar voordien. De laatste drie maanden bleven de afzetprijzen echter constant. De consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen kenden tussen het tweede kwartaal 2012 en dat van 2013 een stijging van gemiddeld 3,4 %, de inflatie bleef bijgevolg nagenoeg op hetzelfde niveau als de twee voorgaande kwartalen. Voor alle onderliggende categorieën lagen de consumptieprijzen van de bewerkte levensmiddelen in het tweede kwartaal 2013 hoger dan een jaar voordien. Voor brood en granen, zuivelproducten, oliën en vetten en alcoholische dranken versnelde het inflatieritme in vergelijking met het voorgaande kwartaal, terwijl het prijsstijgingstempo van alcoholvrije dranken en tabak terugliep. De inflatie voor suiker, jam, honing en chocolade, evenals voor de categorie andere voedingsmiddelen, bleef (nagenoeg) stabiel. Tabel 6: Recent verloop van de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
Brood en granen Alcoholhoudende dranken Tabak Suiker, jam, chocolade Zuivelproducten Andere voedingsmiddelen Alcoholvrije dranken Oliën en vetten Totaal van de bewerkte levensmiddelen
2010
2011
2012
0,3 0,4 3,5 3,5 0,2 -0,5 1,0 1,3
4,5 -0,4 1,4 6,1 2,7 3,1 4,8 8,4
1,0
3,1
2012
2013
2013 – II
2,9 1,8 3,6 4,9 2,6 3,9 2,8 3,9
II 2,3 1,6 3,2 3,8 2,9 3,2 3,3 6,4
III 2,3 2,2 4,4 4,2 1,9 3,1 1,5 0,4
IV 3,1 3,0 5,2 4,3 2,0 4,3 1,6 -0,7
I 3,1 4,3 5,2 4,5 1,6 2,9 1,7 2,1
II 3,7 5,1 3,7 4,5 2,0 3,1 1,1 2,8
apr 3,4 4,5 4,8 4,7 1,8 2,7 1,0 2,3
mei 3,7 5,2 3,3 4,3 2,2 3,3 1,0 2,5
jun 4,1 5,6 2,9 4,6 2,1 3,1 1,2 3,4
Bijdrage1 0,91 0,76 0,68 0,41 0,30 0,15 0,11 0,08
3,1
2,9
2,7
3,2
3,4
3,4
3,4
3,4
3,5
3,41
Gewicht2 24,3 15,2 17,8 9,3 14,7 5,0 11,0 2,7 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI 1 2 Bijdrage tot de inflatie van de groep in het tweede kwartaal 2013 (in procentpunt), p.m. gewicht in de groep in 2013 (in %)
Brood en granen, met bijna een kwart van het gewicht de voornaamste categorie van de bewerkte levensmiddelen, droeg in het tweede kwartaal 2013 iets meer dan 0,9 procentpunt bij tot de inflatie van de bewerkte levensmiddelen (tegen 0,75 procentpunt het voorgaande kwartaal). De inflatie bedroeg het afgelopen kwartaal gemiddeld 3,7 % (3,1 % in het eerste kwartaal) en liep in juni 2013 zelfs op tot 4,1 %. Ten opzichte van het tweede kwartaal 2012, betaalde de consument fors meer voor puddingpoeder (+9,6 %), speculaas (+7,7 %), Luikse wafels (+6,8 %), biscuits (+6,1 %) en rijst in kookbuiltjes (+5,5 %). Ook voor bloem (+5,0 %), cornflakes (+4,8 %), broodjes (+4,8 %), fruittaartjes (+3,8 %) en mokkataartjes (+3,7 %) lag de jaar-op-jaar prijsstijging in het tweede kwartaal 2013 hoger dan voor de categorie “brood en granen” in zijn geheel. Geen enkel getuigenproduct binnen de categorie brood en granen kende in het tweede kwartaal 2013 een prijsdaling ten opzichte van het jaar voordien. Enkel voor pizza bleef de inflatie zeer beperkt (+0,1 %). Hoewel de consument in het tweede kwartaal 2013 nog steeds 1,9 % meer betaalde voor spaghetti in vergelijking met de overeenstemmende periode in 2012, zette de prijsdaling van dit product, die in het eerste kwartaal aanvatte, zich verder in het tweede kwartaal: in juni 2013 kostte spaghetti reeds 8,1 % minder dan in februari 2013. Dit is mogelijk een gevolg van de neergaande prijzen voor harde tarwe, de belangrijkste grondstof voor spaghetti (-11,2 % in juni 2013 ten opzichte van september 2012, de laatste piek). Ook de categorie alcoholhoudende dranken zag in het tweede kwartaal 2013 haar impact (0,8 procentpunt) op de inflatie van de bewerkte levensmiddelen toenemen in vergelijking met het voorgaande kwartaal (0,6 procentpunt). Voor het zesde kwartaal op rij groeide de inflatie voor de vermelde productgroep aan, tot 5,1 % in het tweede kwartaal 2013 (en zelfs 5,6 % in juni 2013). Voor zowel gedistilleerde dranken (+5,6 %) als wijnen (+5,5 %) en bieren (+5,3 %) diende de klant meer te betalen: de prijs van Roséwijn (+11,1 %), pilsbier in bak (+8,5 %), vermout (+7,7 %), jenever (+6,8 %), Riesling (+5,9 %), likeur (+5,6 %) en whisky (5,0 %) ging sterk de hoogte in. Zeker voor Roséwijn en vermout is de recente prijsstijging opvallend: deze producten werden sinds maart 2013 respectievelijk 6,1 % en 8,7 % duurder. Sommige bierproducenten hebben in 2012 en begin 2013 33
De meest recente gegevens met betrekking tot de afzetprijzen dateren van mei 2013.
25
prijsverhogingen doorgevoerd, terwijl wijn o.a. duurder werd door de accijnsverhogingen op alcoholhoudende dranken op 1 januari 2013 (met uitzondering van bier). Voor een fles wijn van 0,75 liter zou dit neerkomen op een prijsverhoging van 4,2 cent 34. Bijkomende prijsstijgingen mogen niet uitgesloten worden, aangezien de regering bij de opmaak van de begroting een nieuwe accijnsverhoging voor alcohol en alcoholhoudende dranken (zowel wijn als bier) aangekondigd heeft vanaf 5 augustus 201335. De impact van de hogere prijs voor tabak op de inflatie van de bewerkte levensmiddelen nam af met bijna 1 procentpunt (in het eerste kwartaal 2013) tot 0,7 procentpunt het afgelopen kwartaal. Het prijsstijgingsritme vertraagde van 5,2 % in het eerste kwartaal tot 3,7 % in het tweede kwartaal 2013 (en tot 2,9 %in juni 2013). De consumptieprijs voor losse tabak groeide aan met 8,1 % tussen het tweede kwartaal 2012 en dat van 2013, terwijl voor sigaretten 2,7 % meer werd betaald. De sterke prijsstijgingen voor tabaksproducten tijdens de afgelopen kwartalen zijn wellicht het gevolg van de verhogingen van de accijnstarieven voor sigaretten en rooktabak. Voor volgend kwartaal kan een bijkomende prijsstijging worden verwacht, aangezien de accijnzen op tabakswaren op 1 juli 2013 opnieuw opgetrokken worden (de vierde accijnsverhoging sinds januari 2012). Voor suiker, jam, honing en chocolade noteerde de inflatie in het tweede kwartaal 2013 op hetzelfde niveau als het voorgaande kwartaal, namelijk 4,5 %. IJshoorntjes (+10,1 %) werden fors duurder, evenals zoet broodbeleg (viervruchtenjam +6,1 %, boterhampasta +6,0 %) en candybars (+4,7 %). De sterke prijsstijging voor ijshoorntjes is een basiseffect, als gevolg van een aanzienlijke prijsdaling in het voorjaar van 2012 (-13,2 % in juni 2012 ten opzichte van februari 2012). Nadien nam de prijs opnieuw toe, maar in juni 2013 lag hij nog 2,4 % lager dan in februari 2012 (voor de scherpe prijsdaling). Mogelijke verklaringen voor de prijsstijgingen binnen deze categorie met voornamelijk suiker- en chocoladeproducten hangen samen met de grondstoffennoteringen voor cacao en suiker. Nochtans kennen de internationale cacaonoteringen de laatste tijd een dalend verloop: van augustus 2012 tot februari 2013 daalden de cacaoprijzen gemiddeld met 18,8 % (uitgedrukt in euro). Sinds februari 2013 namen de internationale noteringen voor cacao (uitgedrukt in euro) daarentegen met 5,2 % toe. Ook de verkoopprijzen van de suikerraffinaderijen (voor bulkproducten) blijven hoge toppen scheren: in vergelijking met februari 2010, toen de Europese prijs voor witte suiker op het laagste niveau van de afgelopen jaren stond, noteerden hun verkoopprijzen in april 2013 (meest recente gegevens) 54,2 % hoger. In vergelijking met een jaar eerder lag de Europese suikerprijs in april 2013 2,2 % hoger. Een recent rapport36 haalt volgende redenen aan als verklaring voor de hoge Europese suikerprijs: een structureel aanbodtekort omwille van het Europese quotasysteem, de geconcentreerde nationale suikermarkten, de hoge import- en toetredingsdrempels en het gebrek aan substituten.
FOD Financiën, “Nieuwe accijnsmaatregelen 2013”, http://fiscus.fgov.be/interfdanl/nl/enterprises/files/nieuweaccijnsmaatregelen-2013.pdf. 34
Bier: verhoging van de bijzondere accijns per hectolitergraad Plato van 0,9172 EUR naar 1,0540 EUR. Het aantal graden Plato drukt het gewichtspercentage uit van het extract in 100 gram bier, zoals dat wordt teruggerekend uit het werkelijke extract en de alcohol vervat in het afgewerkt product. (FOD Financiën, Fiscaal Memento, nr. 25, 2013) De bijzondere accijns voor bijvoorbeeld pils van 12 graden Plato verhoogt bijgevolg met 1,64 cent per liter. Niet-mousserende wijn: verhoging van de bijzondere accijns per hectoliter van 52,75 EUR naar 56,97 EUR, of een verhoging van 4,22 EUR per hectoliter. Mousserende wijn: verhoging van de bijzondere accijns per hectoliter van 180,50 EUR naar 194,94 EUR, of een verhoging van 14,44 EUR per hectoliter. (FOD Financiën, “Overzicht van de aangepaste accijnzen op alcohol vanaf 5 augustus 2013”, http://financien.belgium.be/nl/Actueel/20130709_aangepaste_accijnzen.jsp). 35
N. Rosenboom, M. Boschloo, R. van der Noll, B. Tieben, “Prijzige suiker: de prijsopbouw en prijsontwikkeling van suiker”, SEO Economisch Onderzoek, juni 2013.
36
26
Na enkele kwartalen van dalende of stabiele inflatiecijfers is het prijsstijgingsritme voor de zuivelproducten in de beschouwde periode iets toegenomen tot gemiddeld 2,0 %. Producten die in de beschouwde periode sterk in prijs zijn gestegen, zijn volle natuuryoghurt (+7,2 %, met de grootste toename tussen december 2012 en juni 2013), volle melk (+6,8 %), Gruyère smeltkaas (+4,3 %), magere fruityoghurt (+4,0 %), geconcentreerde melk (+4,0 %), verse magere kaas (+3,7 %), Camembert (+3,5 %), verse room (+3,5 %) en halfvolle melk (+2,5 %). Daarentegen werden prijsdalingen opgetekend voor sojadrank (-3,3 %), geraspte Emmenthalkaas (-1,7 %) en eieren (-0,4 %). De negatieve inflatie voor eieren is opvallend, na een inflatie van +14,7 % tijdens het vorige kwartaal. De eierprijs is sinds enkele maanden licht neerwaarts gericht en noteerde in juni 2013 4,5 % lager dan in januari 2013. Daarmee bevindt de consumptieprijs voor eieren zich in juni 2013 opnieuw op (bijna) hetzelfde niveau als in april 2012, toen eieren in nauwelijks twee maanden tijd gemiddeld bijna 15 % duurder werden. Met deze recente daling begint de consumptieprijs voor eieren eindelijk de (producenten)prijs op de markt van Kruishoutem te volgen (die in juni 2013 echter al meer dan de helft lager noteerde dan op zijn piek in maart 2012). De categorie andere voedingsmiddelen kende in het tweede kwartaal 2013 een jaar-op-jaar prijstoename van gemiddeld 3,1 %, (2,9 % in het voorgaande kwartaal). In vergelijking met het tweede kwartaal 2012, betaalde de consument meer voor mosterd (+8,6 %) en mayonaise (+5,0 %), en ook tomatensoep en diepvriessoep werden respectievelijk 3,3 % en 3,2 % duurder. De gemiddelde jaar-op-jaar prijstoename van de alcoholvrije dranken bedroeg in het tweede kwartaal 2013 1,1 %, wat een vertraging is ten opzichte van het vorige kwartaal (+1,7 %). Vooral gashoudend water (+6,6 %), limonade (+6,1 %), instantcacaodrank (+5,4 %) cola (+3,3 %), cola light (+3,0 %) en limonade met thee-extracten (+2,9 %) werden duurder. De consument betaalde evenwel minder voor koffie (-2,4 %) en koffiepads (-0,9 %): na de forse prijsstijgingen in 2010 en 2011 en een (beperkte) prijsdaling in 2012 lijken de consumptieprijzen voor koffie zich op een hoog niveau gestabiliseerd te hebben. Op de internationale markten blijven de noteringen voor koffiebonen37 echter dalen en noteren ze vandaag, ten opzichte van begin 2011, 47,6 % lager (en dus bijna op hetzelfde niveau als begin 2010). De lagere grondstoffennoteringen hebben slechts tot een beperkte daling van de consumptieprijs voor koffie geleid; toen de grondstofnoteringen in 2010 fel stegen, gaf dit daarentegen wel aanleiding tot een opstoot van de consumptieprijs (zij het met een aantal maanden vertraging). Tot slot nam het inflatietempo van oliën en vetten tijdens het tweede kwartaal 2013 voor de tweede keer op rij toe, tot 2,8 % (en zelfs 3,4 % in juni 2013). De impact van deze productgroep op de bewerkte levensmiddelen bleef, door hun geringe gewicht, beperkt tot minder dan 0,1 procentpunt. Op detailniveau werden tussen het tweede kwartaal 2012 en dat van 2013 gevoelige prijsstijgingen genoteerd voor olijfolie (+7,8 %) en melkerijboter (+7,5 %). Maïsolie en gewone braadmargarine kostten daarentegen respectievelijk 3,5 % en 1,0 % minder (waarbij vooral het verschil in vergelijking met het vorige kwartaal voor maïsolie opvalt, namelijk +5,1 %). Op de internationale grondstoffenmarkt werd voornamelijk olijfolie duurder (+32,7 % in april-mei 2013 ten opzichte van dezelfde periode van het voorgaande jaar, uitgedrukt in euro); palmolie en sojaolie werden daarentegen 30,7 % en 8,5 % goedkoper, terwijl de notering voor zonnebloemolie nagenoeg stabiel bleef (+0,6 %).
37
Berekend als 85 % other milds (arabica) en 15 % robusta.
27
III.2 Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden In de buurlanden was er voor de bewerkte levensmiddelen een geringe toename van het prijsstijgingstempo, met name van 1,9 % in het voorgaande kwartaal naar 2,0 % dit kwartaal, niettemin nog altijd een duidelijk lager inflatieniveau dan in ons land (waar ter herinnering de inflatie stabiel bleef op 3,4 %). Deze lichte toename is het gevolg van een aantal tegengestelde prijsbewegingen in onze buurlanden. De inflatie voor bewerkte levensmiddelen ging verder omlaag in Frankrijk tot 1,4 % (1,6 % in het voorgaande kwartaal), terwijl de inflatie voor bewerkte levensmiddelen in Duitsland en in Nederland toenam tot respectievelijk 2,0 % (1,7 % in het voorgaande kwartaal) en 4,6 % 38 (4,3% in het voorgaande kwartaal). Grafiek 11: Kwartaalevolutie van de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen in België en in de voornaamste buurlanden (Jaarlijks veranderingspercentage)
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 -1 2008 België
2009 Duitsland
2010 Frankrijk
2011 Nederland
2012 2013 Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
Behalve tabak en oliën en vetten hebben alle categorieën van bewerkte levensmiddelen bijgedragen tot de toename van het inflatieverschil ten nadele van ons land, maar zoals in het eerste kwartaal hebben brood en granen evenals suiker en suikerwaren daartoe het meest bijgedragen. Daarnaast was er dit kwartaal een niet te verwaarlozen bijdrage van wijn in ons nadeel (ter herinnering: bewerkte levensmiddelen hebben een aandeel van 0,2 procentpunt in het totale inflatieverschil ten nadele van België, net zoals in het voorgaande kwartaal). De consumptieprijzen voor brood en granen zijn opwaarts gericht, sinds midden 2010 in België en Duitsland, en sinds begin 2011 in Nederland en Frankrijk. In tegenstelling tot de andere landen bleven de prijzen in Frankrijk De forse inflatie voor bewerkte levensmiddelen in Nederland is onder andere te wijten aan de verhoging van het btwtarief en van de accijnzen. Volgens de publicaties van Eurostat, zou de inflatie voor bewerkte levensmiddelen in Nederland, zonder gewijzigde indirecte belastingen (btw en accijzen) uitgekomen zijn op 2,1 % in het tweede kwartaal 2013 (in plaats van 4,6 % nu). 38
28
vanaf het derde kwartaal 2012 stabiel. In België bedroeg de jaar-op-jaar stijging van de consumptieprijzen voor brood en granen het afgelopen kwartaal 3,7 % (3,1 % in het voorgaande kwartaal). In Frankrijk was de inflatie voor brood en granen zeer laag, namelijk 0,7 % (0,8 % in het voorgaande kwartaal). In Nederland bedroeg de inflatie voor die productcategorie 2,0 % (2,5 % in het voorgaande kwartaal) en in Duitsland 2,5 % (3,0 % in het voorgaande kwartaal). In het tweede kwartaal 2013 kostten suiker en suikerwaren in de buurlanden gemiddeld 1,1 % meer dan een jaar geleden (tegenover 1,4 % in het eerste kwartaal 2013), terwijl de inflatie voor die productcategorie zich in ons land stabiliseerde, maar op een hoger niveau, met name op 4,5 %. Terwijl de inflatie voor wijn in onze buurlanden sinds 2012 gemiddeld vertraagde, onder invloed van Duitsland en Frankrijk (en met name gemiddeld daalde van 2,7 % in het tweede kwartaal 2012 naar 2,2 % in het tweede kwartaal 2013), steeg de inflatie voor wijn in België merkbaar, namelijk van 0,9 % naar 5,0 % in één jaar tijd. De accijnzen op wijn namen in januari 2013 sterker toe in België dan in de ons omringende landen. Tabel 7: Bewerkte levensmiddelen en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden voor het tweede kwartaal 2013 (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld) België Brood en granen Melk, kaas en eieren Oliën en vetten Suiker, jam, honing, chocolade Andere voedingswaren Koffie, thee en cacao Mineraalwater, frisdranken en sappen Gedistilleerde dranken Wijnen Bier Tabak Bewerkte levensmiddelen
3,7 2,0 2,8 4,5 3,1 -1,7 1,8 5,5 5,0 5,2 3,7 3,4
Gemiddelde buurlanden 1,7 1,1 3,9 1,1 0,9 -2,3 1,0 1,8 2,2 3,1 4,6 2,0
Duitsland 2,5 3,9 8,3 2,3 1,8 -3,5 2,1 1,6 1,8 1,1 0,8 2,0
Bronnen: EC, FOD Economie
29
Frankrijk 0,7 -1,2 0,1 0,0 -0,8 -0,9 -1,1 1,7 2,2 12,8 7,1 1,4
Nederland 2,0 0,8 2,1 1,0 2,5 -2,1 5,1 3,0 5,2 7,6 14,6 4,6
Gewicht 2013 (in %) Gemiddelde België buurlanden 3,2 2,2 1,9 2,0 0,4 0,3 1,2 1,0 0,7 0,6 0,3 0,5 1,2 1,0 0,2 0,4 1,2 0,8 0,7 0,6 2,3 2,4 13,2 11,8
IV Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in het tweede kwartaal 2013 IV.1 Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in België De inflatie voor de groep van de niet-bewerkte levensmiddelen versnelde fors in het tweede kwartaal 2013 en kwam uit op 6,8 %, terwijl de inflatie voor deze productgroep in het eerste kwartaal gemiddeld nog 4,7 % bedroeg. Voor alle categorieën van de niet-bewerkte levensmiddelen, namelijk vlees, vis, groenten en fruit, werd een inflatieversnelling opgetekend. Door de toename van het prijsstijgingstempo leverde deze productgroep een bijdrage aan de totale inflatie van 0,5 procentpunt, ondanks het beperkte gewicht in de consumptiekorf (8,0 %). Tabel 8 Recent verloop van de consumptieprijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
Vlees Waarvan Rundvlees Varkensvlees Gevogelte Vleeswaren Vis Fruit Groenten Geheel van de niet-bewerkte levensmiddelen
2013 – II
2,3 2,8 3,8 2,3 2,1 4,4 3,2 5,9
II 2,2 2,9 3,0 2,0 2,0 3,4 0,0 7,3
2012 III 1,8 2,1 3,1 2,0 1,5 5,1 3,7 10,1
IV 2,7 2,9 6,3 2,6 2,6 4,2 8,0 8,6
I 3,7 4,7 6,5 5,1 3,4 2,6 13,4 2,7
II 4,6 5,9 6,2 6,2 3,9 5,1 16,9 6,1
apr 4,5 5,8 6,8 5,2 3,8 4,6 12,9 6,2
mei 4,5 5,7 6,5 6,8 3,8 4,3 22,0 2,5
jun 4,7 6,1 5,5 6,7 4,1 6,5 16,0 9,7
3,4
3,0
4,1
4,8
4,7
6,8
6,1
6,6
7,6
2010
2011
2012
1,0 1,4 0,4 -0,8 1,4 2,0 2,3 12,3
2,2 1,9 1,6 1,9 2,1 1,6 -1,0 -4,6
3,5
0,2
2013
Gewicht1 53,5 6,3 3,1 5,3 35,4 11,9 14,6 20,0 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI 1 p.m. Gewicht in de groep in 2013 (in %)
Vlees liet voor het derde kwartaal op rij een forse opstoot van de inflatie optekenen. Voor vlees moest tijdens de beschouwde periode gemiddeld 4,6 % meer betaald worden ten opzichte van het tweede kwartaal 2012. Zowel voor rundvlees, voor gevogelte als voor charcuterie en vleeswaren, versnelde het prijsstijgingsritme. Rundvlees (rosbief, biefstuk, karbonade als dunne lende) werd in het tweede kwartaal 2013 gemiddeld maar liefst 5,9 % duurder in vergelijking met de overeenstemmende periode vorig jaar. Voor een afgeleid product als filet américain moest de consument zelfs 9,2 % meer betalen in vergelijking met vorig jaar (tegen een inflatie van 6,0 % in het eerste kwartaal). De stijgende consumptieprijzen voor rundvlees kunnen wellicht verklaard worden door de hogere rundkarkasprijzen van de afgelopen maanden (zie focus). Zonder uitzondering lagen ook de consumptieprijzen voor varkensvlees gemiddeld hoger (+6,2 %) ten opzichte van hetzelfde kwartaal 2012. Bij de afgeleide vleesproducten viel de sterke prijsstijging op voor frankfurter worstjes tussen maart en juni 2013 (+8,8 %). Ook voor gevogelte nam de inflatie toe in vergelijking met het eerste kwartaal (van 5,1 % in het eerste kwartaal naar 6,2 % in het tweede kwartaal). Voor een braadkip betaalde de consument 7,5 % meer dan in dezelfde periode in 2012. Na een lichte terugval gedurende het eerste kwartaal van dit jaar (2,6 %) kwam het prijsstijgingsritme voor vis uit op 5,1 % in de beschouwde periode, ondanks prijsdalingen voor kabeljauw (-1,3 %) en tong (-5,7 %). Vooral de jaar-op-jaar prijsstijgingen voor grijze garnalen (+22,2 %) en zalm (+12,7 %) vallen op. Een blik tonijn tenslotte werd voor het vierde opeenvolgende kwartaal opnieuw fors duurder: de consument moest er 14,2 % meer voor betalen dan in het overeenstemmende kwartaal in 2012. Van de vier grote categorieën die deel uitmaken van de productgroep niet-bewerkte levensmiddelen kende fruit de sterkste inflatieversnelling, met een prijsstijgingstempo dat in het tweede kwartaal 2013 dubbel zo hoog lag in vergelijking met het laatste kwartaal 2012 (gemiddeld 16,9 % nu tegenover 8 % toen). Vooral het inheems fruit is fors duurder geworden in vergelijking met het overeenstemmende kwartaal in 2012: Conferenceperen (+73,9 %, tegenover 48,4 % in het eerste kwartaal 2013), Jonagold appelen (+27,5 %, tegenover 22,5 %), Granny appelen (+18,5 %, tegenover 14,4 %), aardbeien (+17,3 %), ronde peren (+10,6 %) en kersen (+10,2 %). Voor
30
rood zacht fruit, zoals aardbeien en kersen, zorgde het slechte weer in het voorjaar voor een achterstand bij de productie. Ook bij appelen en peren ligt een lager aanbod aan de basis van de sterk gestegen jaar-op-jaar prijstoename. De oogst van appelen en peren in 2012 viel door de slechte klimatologische omstandigheden tegen, niet alleen in België, maar in heel West-Europa. Bij het uitheems fruit sprongen de jaar-op-jaar prijsstijgingen voor abrikozen (+11,8 %), pompelmoezen (+11,6 %), citroenen (+10,6 %) en kiwi’s (+9,3 %) in het oog in het tweede kwartaal 2013. Van alle gevolgde fruitsoorten, kostten enkel perziken minder dan vorig jaar (iets meer dan 4 %). Tegenvallende oogsten zorgden ook voor een kleiner aanbod groenten. Dit vertaalde zich tijdens de beschouwde periode in een inflatieversnelling tot 6,1 % (voor 2,7 % tijdens het eerste kwartaal 2013). In eigen land zorgde het koude voorjaar voor een vertraging van de oogst, daarbij kwam voor een aantal groentesoorten zoals groene bonen, spinazie en erwten ook de gebruikelijke tweede teelt op de helling te staan. In het tweede kwartaal 2013 waren er forse jaar-op jaar prijsstijgingen voor bloemkool (+68,4 % tegen een licht negatieve inflatie in het voorgaande kwartaal), broccoli (+40,1 % tegenover 28,3 %), prei (+31,4 % tegenover 30,4 %), kropsla (+16,2 % tegenover -4,2 %), asperges (+14,9 %) en champignons (+10,4 % tegenover 3,2 %). Enkel voor witloof bleef het aanbod hoog zodat de prijs dit kwartaal meer dan 23 % lager lag dan vorig jaar. In Zuid-Europa was het voorjaar dan weer erg nat, wat leidde tot een hoge inflatie voor paprika’s (+14,3 %) en komkommers (9,9 %)39. Bij de bewerkte groenten tenslotte, sprong de inflatie voor spliterwten (+11,7 %) en witte bonen in tomatensaus (+5,3 %) in het oog. De consumptieprijzen voor groenten worden in grote mate bepaald door vraag en aanbod op de Belgische veilingen, 85 % van de inheemse groenten worden immers verhandeld via producentenorganisaties. Voor bloemkool bijvoorbeeld, lag ook de onderliggende veilingprijs in het tweede kwartaal 2013 aanzienlijk hoger dan in dezelfde periode vorig jaar: +27,9 %. Een mogelijke verklaring voor die hogere prijzen is de mindere aanvoer in vergelijking met vorig jaar. In het tweede kwartaal 2013 lag het aanbod van bloemkolen 11,9 % lager dan verleden jaar. In het tweede kwartaal 2013, waren aardappelen gemiddeld 20,8 % duurder in vergelijking met de overeenstemmende periode vorig jaar. Voor primeuraardappelen bedroeg de inflatie in het tweede kwartaal 2013 10 %. Ook de bewaaraardappelen werden in vergelijking met het overeenstemmende kwartaal 2013 fors duurder, namelijk 28,8 %. Dit kan wellicht worden verklaard door een lager aanbod (de lage prijzen in de tweede helft van 2011 en de eerste maanden van 2012 hebben landbouwers ertoe aangezet alternatieve gewassen te telen) en een sterke vraag van de aardappelverwerkende industrie en het buitenland (uitvoer).
Ook Nederland is een belangrijke producent van paprika’s en komkommer waar het slechte voorjaar een negatieve impact had op de oogst. In het geval van komkommer is bijkomend de teeltoppervlakte in Nederland gedaald. 39
31
Focus: Hogere prijzen voor vlees Gedurende de afgelopen maanden (van maart tot en met juni 2013) kwam de inflatie voor vlees uit boven 4 %, nadat de prijsstijgingen voor vlees vanaf 2008 eerder beperkt gebleven waren. Tussen 2008 en 2012 waren zowel de consumptieprijs als de opbrengstprijs voor de rundveehouder elk met respectievelijk 8,4 % en 6,4 % toegenomen. Aan de basis van de recente versnelling van het prijsstijgingstempo van rundvlees in de winkel lag de hogere uitkering voor rundvee aan de veehouder (welke weergegeven wordt via de slachthuisnotering voor een karkas van een AS-2 stier). De consumentenprijs voor rundvlees lag tijdens het tweede kwartaal 2013 5,9 % hoger in vergelijking met de overeenstemmende periode vorig jaar, terwijl de opbrengstprijs voor de veehouder over dezelfde periode steeg met 10,2 %. Voor varkensvlees betaalde de consument in het tweede kwartaal 2013 gemiddeld 6,2 % meer dan vorig jaar, terwijl de opbrengstprijs voor de varkenshouder (weergegeven aan de hand van de slachthuisnotering van Westvlees) nagenoeg stabiel bleef. In vergelijking met 2008 steeg de consumentenprijs voor varkensvlees met 12,1 %. De opbrengstprijs voor de varkenshouder, die een uitgesproken volatiele verloop kent, steeg over dezelfde periode met 4,7 %. De stijgende prijzen voor vers vlees in de winkel kunnen dus wellicht worden verklaard door toenemende opbrengstprijzen voor de landbouwers, maar dat betekent niet dat de rendabiliteit in de desbetreffende landbouwsectoren is gestegen (in beide sectoren kampen de veehouders de laatste jaren zelfs veelal met verlies). De belangrijkste kostenpost voor de veehouders, het diervoeder, is immers onder invloed van stijgende internationale grondstoffenprijzen naar een prijsniveau gestegen dat gemiddeld 20,6 % hoger lag in het tweede kwartaal 2013 in vergelijking met 2008, de vorige piek in de grondstofnoteringen. In vergelijking met de periode voor de toenmalige grondstoffenpiek (2005) lagen deze noteringen in het tweede kwartaal 2013 gemiddeld 76 % hoger. Grafiek 12: Prijsverloop van de landbouw- en consumptieprijs voor rund- en varkensvlees en van het veevoeder (Index 2005=100)
130 120 110 100 90 80 70
Consumptieprijs varkensvlees Opbrengsprijs varkensvlees Prijs veevoeder
Consumptieprijs rundvlees Opbrengstprijs rundvlees
Bronnen: BEMEFA, Westvlees, ADSEI
32
IV.2 Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden In het tweede kwartaal 2013 was er voor de niet-bewerkte levensmiddelen in de buurlanden, net zoals in België, gemiddeld een versnelling van de inflatie, met name tot 5,1 % (tegenover 4,3 % in het voorgaande kwartaal), wat ook lager is dan in België (waar de inflatie voor die categorie 6,8 % bedroeg dit kwartaal en 4,7 % in het voorgaande kwartaal). Ter herinnering, de niet-bewerkte levensmiddelen droegen voor 0,2 procentpunt bij tot het totale inflatieverschil ten nadele van België. Met uitzondering van groenten droegen alle andere categorieën van de niet-bewerkte levensmiddelen bij tot de hogere inflatie van deze productgroep in België. Fruit leverde de grootste bijdrage tot de toename van het inflatieverschil ten nadele van België, met een inflatie van 16,9 % in het tweede kwartaal 2013 in België (13,4 % in het voorgaande kwartaal) tegenover 8,9 % gemiddeld in de buurlanden (8,6 % in het voorgaande kwartaal), meer bepaald 8,7 % in Duitsland, 8,9 % in Frankrijk en 9,9 % in Nederland (tegenover resp. 8,1 %, 9,0 % en 9,4 % in het voorgaande kwartaal). Grafiek 13: Kwartaalevolutie van de consumptieprijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen in België en in de voornaamste buurlanden (Jaarlijks veranderingspercentage)
8
6
4
2
0
-2
-4 2008
2009 België
2010 Duitsland
2011
Frankrijk
Nederland
2012
2013
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
Voor het afgelopen kwartaal valt ook de duidelijke toename van de bijdrages geleverd door vlees en vis ten nadele van ons land op. In onze buurlanden verminderde de inflatie voor vlees gemiddeld immers lichtjes, namelijk tot 3,7 % (3,9 % in het voorgaande kwartaal), terwijl in België het prijsstijgingstempo verhoogde, tot (ter herinnering) 4,6 % dit kwartaal (tegenover 3,7 % in het voorgaande kwartaal) 40. Hetzelfde geldt voor vis, waarvoor in de buurlanden de inflatie gemiddeld gedaald is tot 1,8 % (2,4 % in het voorgaande kwartaal), daar waar de infla-
Vanaf het tweede kwartaal 2011 tot en met het eerste kwartaal 2013, was de inflatie voor vlees echter hoger in de buurlanden dan in België (vooral onder impuls van Duitsland). 40
33
tie voor vis in België gevoelig toenam tot 5,3 % (2,6 % in het voorgaande kwartaal). De inflatie voor groenten was lichtjes in het voordeel van ons land. Tabel 9: Niet-bewerkte levensmiddelen en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden voor het tweede kwartaal 2013 (Jaarlijks veranderingspercentage)
Vlees Vis Fruit Groenten, aardappelen inbegrepen Niet-bewerkte levensmiddelen
België
Gemiddelde buurlanden
4,6 5,1 16,9 6,1 6,8
3,7 1,8 8,9 6,9 5,1
Duitsland 4,7 3,1 8,7 9,5 6,6
Frankrijk 3,1 1,4 8,9 3,9 3,8
Nederland 2,7 0,2 9,9 7,5 5,1
Gewicht 2013 (in %) Gemiddelde België buurlanden 4,3 3,2 1,0 0,7 1,2 1,1 1,6 1,4 8,1 6,4
Bronnen: EC, FOD Economie
V Inflatie voor diensten in het tweede kwartaal 2013 V.1 Inflatie voor diensten in België In vergelijking met het tweede kwartaal 2012 kwamen de consumptieprijzen voor diensten gemiddeld 1,7 % hoger uit in het tweede kwartaal 2013, een lichte afname van het prijsstijgingstempo ten opzichte van de voorgaande kwartalen (+1,8 % in het eerste kwartaal 2013, en nog +2,5 % in het laatste kwartaal 2012). Door het grote gewicht van deze productgroep in de totale consumptiekorf, leverden de diensten, ten belope van 0,7 procentpunt, opnieuw de belangrijkste bijdrage tot de totale inflatie. Voor nagenoeg alle categorieën van de productgroep diensten wijzigde het prijsstijgingstempo in het tweede kwartaal 2013 nauwelijks ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Alleen voor reizen (van +0,2 % naar -4,3 %) en voor vervoersdiensten (van +2,1 % naar +2,7 %) werden aanzienlijke verschillen opgetekend. De categorie vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging levert met 0,7 procentpunt nog steeds de grootste bijdrage tot de diensteninflatie. De consument betaalde voor deze diensten in het tweede kwartaal 2013 gemiddeld 2,4 % meer dan een jaar eerder. De gemiddelde prijsstijging (+2,8 %) voor restaurant- en cafébezoek zorgde binnen deze categorie voor de grootste bijdrage tot de inflatie, mede door hun aanzienlijke gewicht. Zo werden pilsbier en speciaal bier respectievelijk 2,8 % en 2,7 % duurder in vergelijking met het tweede kwartaal 2012. De sterkste jaar-op-jaar prijstoenames waren voor frisdrank uit een automaat (+5,6 %) en voor een vleessnack in een fastfoodzaak (+5 %). De lichte daling van het prijsstijgingstempo in de categorie vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging is voor een groot deel te wijten aan de vertraging van de inflatie voor culturele diensten (+1,9 % in het tweede kwartaal 2013 tegenover 2,7 % in het eerste kwartaal 2013). De consumptieprijzen voor overige diensten zijn gestegen met 2 % ten opzichte van het tweede kwartaal 2012. Deze categorie had ook een belangrijke impact (0,5 procentpunt) op de diensteninflatie. Een derde van die bijdrage kan worden toegeschreven aan sociale bescherming (in februari waren de tarieven in peutertuinen met 2,9 % opgetrokken). Verpleging in een ziekenhuis was in het tweede kwartaal 2013 gemiddeld 2,5 % duurder dan in de overeenstemmende periode vorig jaar. De erelonen in medische en paramedische beroepen tenslotte kostten in het tweede kwartaal 2013 2,7 % meer dan in de overeenstemmende periode in 2012. Vooral de tariefverhogingen voor kinesitherapie, in januari, en voor een bezoek van de huisarts, in februari, liggen hier aan de basis. De familiale verzekering burgerlijke aansprakelijkheid was in het tweede kwartaal 2013 4,4 % duurder dan in het tweede kwartaal 2012, als gevolg van hogere premies. De categorie huisvestingsdiensten droeg eveneens 0,5 procentpunt bij tot de diensteninflatie, de inflatie voor deze rubriek kwam het afgelopen kwartaal uit op gemiddeld 2,3 %. De werkelijke woninghuur, die meer dan de helft van het gewicht van deze categorie vertegenwoordigt, steeg met 1,3 % in vergelijking met het tweede
34
kwartaal 2012. De niet-sociale huurprijzen lagen in het tweede kwartaal 2013 1 % hoger dan in dat van 2012, terwijl de sociale huurprijzen met 3,4 % zijn gestegen (deze laatste rubriek heeft echter een relatief kleiner gewicht in de consumptiekorf). Huishoudelijke diensten voor het onderhoud van een woning kostten in het tweede kwartaal 2013 4 % meer dan een jaar eerder. Dit is voornamelijk te wijten aan de stijging van het uurtarief voor schoonmaken (+4,1 %), o.a. als gevolg van de duurder geworden dienstencheques. De inflatie voor de brandverzekering kwam in het tweede kwartaal 2013 uit op gemiddeld 6,8 %. Toenemende schadelasten door natuurrampen en stormweer worden door de verzekeringsmaatschappijen verhaald op de verzekeringsnemers. Ook een stijging van de ABEX-index in november 2012 en mei 2013 heeft een invloed gehad op de stijging van de premies voor de brandverzekering. Binnen de categorie vervoersdiensten (gemiddelde inflatie van +2,7 % in het tweede kwartaal 2013) leverde de subcategorie onderhoud en reparatie (+3,5 %) de voornaamste bijdrage tot de diensteninflatie. Voor het verversen van olie bijvoorbeeld betaalde de consument in het afgelopen kwartaal 3,6 % meer dan in het tweede kwartaal 2012. Ook de prijzen voor vliegtuigtickets gingen fors naar omhoog (+6,0 % in vergelijking met een jaar eerder) 41. De categorie communicatie leverde een negatieve bijdrage tot de diensteninflatie (-0,2 procentpunt). Vergeleken met de overeenstemmende periode in 2012, betaalde de consument het afgelopen kwartaal gemiddeld 3,2 % minder voor communicatie 42. In de beschouwde periode gingen de prijzen binnen de rubriek telefoon- en faxtoestellen en telefoon- en faxdiensten met gemiddeld 3,5 % naar beneden 43. De tarieven voor een telefoongesprek met vast toestel lagen het afgelopen kwartaal gemiddeld 4,7 % hoger dan verleden jaar, maar voor gsmtarieven werd een jaar-op-jaar prijsdaling van maar liefst 15,1 % opgetekend. Voor de categorie reizen werd in het tweede kwartaal 2013 gemiddeld 4,3 % minder betaald dan een jaar eerder (tegen +0,2% in het eerste kwartaal 2013). De prijzen voor accommodaties lagen in het tweede kwartaal 2013 gemiddeld 4 % lager dan in dezelfde periode vorig jaar. Voornamelijk de huur van een vakantiewoning is goedkoper geworden (-10,2 %). Ook pakketreizen werden het afgelopen kwartaal goedkoper ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar (-1,7 %).
In tegenstelling tot de CPI, die alleen rekening houdt met de prijzen van vliegtuigtickets vier maanden op voorhand, houdt de GICP ook rekening met de prijzen twee maanden en twee weken op voorhand. In het tweede kwartaal 2013 bedroeg de inflatie voor vliegtickets volgens de GICP 6 %, terwijl de inflatie volgens de CPI 4,9 % bedroeg.
41
Volgens de CPI bedroeg de inflatie voor communicatie 0,2 % in het tweede kwartaal 2013. Dit verschil is onder meer te verklaren door een verschil in methodologie tussen de GICP en de CPI. Zo heeft vaste telefonie een groter gewicht in de CPI dan in de GICP. 42
Op 10 juli 2013 heeft het BIPT de studie “Nationale vergelijking van de tarieven voor de telecommunicatiediensten in België” gepubliceerd. In deze studie vergelijkt het BIPT de tarieven van de verschillende operatoren die op de Belgische markt actief zijn inzake vaste telefonie, mobiele telefonie, vast internet en triple play. Voor de verschillende diensten werden gebruiksprofielen opgesteld, waarvoor op 3 juni 2013 de tariefplannen van de verschillende operatoren werden opgevraagd. De tariefvergelijking kan worden geraadpleegd op de website www.bestetarief.be van het BIPT. Uit de vergelijking blijkt bijvoorbeeld dat specifiek voor mobiele telefonie de tarieven voor het profiel ‘gemiddeld postpaid verbruik met data’ schommelen tussen gemiddeld 9 EUR en 25 EUR per maand, een verschil van 16 EUR per maand dus tussen het goedkoopste en het duurste tariefplan. 43
35
Tabel 10: Recente evolutie van de inflatie voor diensten (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
Vrijetijdsbesteding en Lichaamsverzorging Restaurants en cafés Kapsalons en schoonheidsinstituten Culturele diensten Kantines Droogkuis, verstelling en verhuur kledij Herstel apparaten en toebehoren Recreatieve sportdiensten Overige diensten Sociale bescherming Ziekenhuizen Medische en paramedische diensten Andere diensten, n.e.g. Geneesk.prestat.tandartsen Bijdrage aanvullende verzekering Andere verzekeringen Onderwijs Financiële diensten, n.e.g. Huisvestingsdiensten Huur Verzekeringen Huishoudelijke en andere diensten voor de woning Riolering And. diensten i.v.m. woning Diensten onderhoud, herstelling woning Huisvuilophaling Herstelling huishoudapparaten Vervoerdiensten Onderhoud en herstellingen Andere diensten voor privévoertuigen Personenvervoer door de lucht Verzekeringen i.v.m. het vervoer Personenvervoer per spoor Personenvervoer over de weg Andere vervoerdiensten Gecombineerde biljetten Reizen Pakketreizen Accommodatie Communicatie Posterijen Telefoon- en faxtoestellen en -diensten Totaal diensten
2010
2011
2012
2,4
2,6
2,4 2,7 2,6 2,4 2,7 2,6 1,5 0,4 1,4 -2,8 -0,4 -0,5 0,9 3,5 1,2 3,2 -0,2 1,2 1,1 -0,7
2012
2013
2013 – II jun
Bijdrage1
Gewicht2
II
III
IV
I
II
apr
mei
2,9
3,0
3,2
2,7
2,6
2,4
2,8
2,3
2,1
0,66
27,8
2,8 2,7 2,0 2,3 3,5 2,8 2,1 1,9 3,1 1,9 -0,3 1,6 1,4 4,2 1,5 0,4 1,8 2,0 1,1 7,7
2,7 2,2 5,0 2,6 3,5 0,7 1,5 2,9 3,8 1,5 1,6 6,4 1,6 1,4 1,0 2,4 -0,7 2,4 1,5 5,7
2,7 1,8 5,7 2,6 3,7 0,6 2,2 3,0 4,3 1,4 1,4 6,4 1,6 1,3 1,3 3,0 -0,8 2,2 1,5 4,6
2,8 2,4 6,6 2,6 3,5 0,5 1,4 2,9 3,9 1,4 1,4 6,4 1,6 2,0 0,9 3,0 -0,8 2,5 1,6 5,2
2,7 2,6 4,3 2,7 3,3 0,2 0,2 2,4 2,7 1,4 2,3 6,4 1,6 2,0 0,0 0,5 -0,8 2,6 1,5 6,7
2,8 2,7 2,7 2,7 3,3 0,6 0,3 1,8 2,1 2,3 2,3 1,3 4,2 2,8 1,1 0,5 -0,8 2,2 1,3 6,3
2,8 2,8 1,9 2,7 3,3 1,6 -0,1 2,0 2,2 2,5 2,7 1,4 4,2 3,4 3,7 0,5 -0,5 2,3 1,3 6,8
2,9 3,1 3,6 2,7 3,7 1,4 -0,1 2,1 2,2 2,5 2,7 1,4 4,2 4,7 3,7 0,5 -0,5 2,5 1,4 6,8
2,7 2,6 1,5 2,7 3,1 1,5 -0,1 2,0 2,2 2,5 2,7 1,3 4,2 2,7 3,7 0,5 -0,5 2,2 1,2 6,8
2,8 2,6 0,6 2,7 3,2 1,8 -0,2 2,0 2,2 2,5 2,7 1,3 4,2 2,7 3,7 0,5 -0,5 2,3 1,3 6,8
0,44 0,09 0,09 0,03 0,01 0,00 0,00 0,50 0,17 0,11 0,08 0,05 0,04 0,03 0,02 0,01 -0,01 0,46 0,14 0,12
16,3 3,3 4,5 1,1 0,2 0,1 2,3 24,8 8,4 4,6 3,1 3,1 0,9 1,0 0,4 1,6 1,8 19,8 10,8 1,9
2,0
1,2
1,7
1,8
1,8
1,7
2,6
4,0
3,7
4,1
4,3
0,12
2,8
1,9 1,5 3,4 1,5 3,1 4,2 3,3 8,3 0,3 0,6 3,2 2,3 1,7 0,9 1,0 0,6 -2,2 0,0 -2,3 1,4
2,5 1,8 -0,8 1,8 3,2 3,8 4,0 7,5 0,4 0,6 3,5 2,0 4,3 -0,5 -2,1 1,5 0,5 3,4 0,4 1,9
11,4 2,7 1,8 1,2 1,4 2,3 2,3 2,0 3,8 1,3 2,9 2,6 2,0 4,7 3,6 4,0 2,9 -0,6 6,6 -1,0 2,5
11,2 3,2 1,7 1,2 1,4 2,1 2,2 1,5 3,7 1,3 3,1 2,4 1,8 4,6 3,5 3,4 3,3 -1,3 6,6 -1,7 2,6
11,3 2,6 1,9 3,4 1,2 2,5 2,2 2,7 4,4 1,9 3,1 2,3 2,1 4,6 4,7 5,6 3,4 -1,3 6,6 -1,7 2,6
11,3 1,8 2,0 3,4 1,1 2,4 2,2 2,6 3,1 1,6 3,1 2,5 2,6 4,6 3,8 3,9 3,5 -0,4 6,6 -0,7 2,5
3,6 2,2 2,0 3,4 1,2 2,1 2,7 2,4 2,6 0,8 2,2 -0,8 2,7
3,4 3,0 2,1 1,5 1,5 2,7 3,5 2,2 6,0 1,3 1,7 0,3 3,0
3,6 2,8 2,3 3,4 1,5 2,7 3,6 2,4 5,7 1,1 1,7 0,1 3,0
3,3 3,1 2,2 0,6 1,5 2,7 3,6 2,1 6,1 1,1 1,7 0,1 3,1
3,3 3,1 2,0 0,5 1,5 2,8 3,4 2,1 6,2 1,7 1,7 0,6 3,0
0,03 0,02 0,02 0,02 0,00 0,41 0,24 0,06 0,06 0,03 0,02 0,00 0,00
0,9 0,3 0,8 2,0 0,3 15,2 6,8 2,8 1,1 2,1 1,3 1,1 0,1
0,2 2,9 -6,7 -3,0 3,1 -3,2 1,8
-4,3 -1,7 -4,0 -3,2 3,1 -3,5 1,7
-5,2 -3,0 -2,7 -4,2 3,1 -4,5 1,7
-4,2 -2,5 -2,2 -3,1 3,1 -3,4 1,6
-3,5 0,3 -7,1 -2,4 3,1 -2,7 1,7
-0,15 -0,07 -0,08 -0,21 0,01 -0,22 1,67
5,9 4,3 1,6 6,3 0,3 6,01 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI 1 2 Bijdrage tot de inflatie van de groep in het tweede kwartaal 2013 (in procentpunt), p.m. gewicht in de groep in 2013 (in %)
36
V.2 Inflatie voor diensten in de voornaamste buurlanden In het afgelopen kwartaal vertraagde het prijsstijgingstempo voor diensten gemiddeld in de buurlanden, met name van 1,6 % in het eerste kwartaal 2013 naar 1,2 %, meer uitgesproken dus dan in ons land (waar ter herinnering het tempo vertraagde van 1,8 % tot 1,7 % over dezelfde periode). Het toegenomen inflatieverschil voor deze productcategorie (die steeg van 0,2 tot 0,5 procentpunt) was hoofdzakelijk te wijten aan de sterk teruggelopen inflatie voor diensten in Duitsland (van 1,7 % naar 1,2 %). Hierdoor nam het afgelopen kwartaal de bijdrage van de diensten toe aan het totale inflatieverschil tot 0,2 procentpunt. Grafiek 14: Kwartaalevolutie van de consumptieprijzen voor diensten in België en in de voornaamste buurlanden 44 45 (Jaarlijks veranderingspercentage)
4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 2008 België
2009
2010
2011
2012
2013
Duitsland
Frankrijk
Nederland
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
Bij de diensten hadden medische en paramedische diensten tijdens het tweede kwartaal 2013 het meest bijgedragen aan het inflatieverschil ten nadele van ons land, wat gecompenseerd werd door diensten voor accommodatie die, net zoals in het voorgaande kwartaal, bijgedragen hebben tot een vermindering van het verschil. Onder invloed van Duitsland nam dit kwartaal de inflatie voor medische en paramedische diensten in onze buurlanden opnieuw een gemiddeld negatieve waarde aan, met name -8,4 % (tegenover -8,3 % in het voorgaande kwartaal). In Duitsland bedroeg het inflatiecijfer voor deze categorie tijdens dit kwartaal -15,6 % (-15,7 % in het voorgaande kwartaal)46. Daarnaast liep de inflatie voor medische en paramedische diensten tussen het eerste Volgens de publicaties van Eurostat zou de diensteninflatie in Nederland, zonder gewijzigde indirecte belastingen (btw en accijnzen), uitgekomen zijn op 2,1 % in het tweede kwartaal 2013 (in plaats van 2,8 % nu). 44
De hogere inflatie in 2012 was deels te wijten aan een hogere btw voor notarissen (van 0 % naar 21 %) en voor een abonnement teledistributie (met digitale televisie en huur van een decoder) (van 12 % naar 21 %). Volgens de publicaties van Eurostat zou de diensteninflatie zonder gewijzigde indirecte belastingen (btw en accijnzen) in België op 2,3 % zijn uitgekomen in 2012 (tegen 2,5 % bij gewijzigde indirecte belastingen).
45
In Duitsland moest de patiënt per kwartaal een bepaald bedrag betalen bij elke eerste raadpleging van een arts. In januari 2013 werd die kwartaalbijdrage afgeschaft. 46
37
en tweede kwartaal 2013 ook in Frankrijk terug, namelijk van 0,4 % naar -0,1 %, evenals in Nederland, namelijk van 2,1 % naar 1,9 %, terwijl in België het prijsstijgingstempo versnelde van 2,3 % tot 2,7 %. Aangaande de diensten voor accommodatie blijkt dat de tarieven in de ons omringende landen flink zijn gestegen met gemiddeld 10,7 % (12,2 % in het voorgaande kwartaal), onder impuls van Duitsland, terwijl dezelfde tarieven in België dit kwartaal opnieuw zijn gedaald tegenover het voorgaande jaar, met name met -4,0 % (-6,7 % in het voorgaande kwartaal). De inflatie voor deze categorie was in Duitsland immers nog steeds zeer hoog dit kwartaal en liep op tot 19,3 % (19,7 % in het voorgaande kwartaal)47 . Tabel 11: Diensten en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden voor het tweede kwartaal 2013 (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
2,4
2,2
2,3
2,1
2,2
Gewicht in 2013 (in %) Gemiddelde België buurlanden 11,0 9,1
2,0 2,3 2,7 -4,3 -3,2 1,7
-0,2 1,6 2,4 3,7 -5,7 1,2
-2,2 1,2 2,5 4,4 -1,2 1,2
1,3 2,2 1,8 1,1 -13,1 0,7
4,5 2,2 5,2 3,6 -1,8 2,8
9,8 7,9 6,0 2,4 2,5 39,6
België Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging Overige diensten Huisvestingsdiensten Vervoerdiensten Reizen Communicatie Diensten
Gemiddelde buurlanden
Duitsland
Frankrijk
Nederland
7,3 12,7 7,9 3,5 3,1 43,5
Bronnen: EC, FOD Economie
VI Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in het tweede kwartaal 2013 VI.1 Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België In het tweede kwartaal 2013 bedroeg de Belgische inflatie voor niet-energetische industriële producten gemiddeld 0,8 % (tegenover 0,7 % in het eerste kwartaal 2013). De niet-energetische industriële producten, die 27,9 % van de consumptiekorf (van de GICP) vertegenwoordigen, droegen 0,2 procentpunt bij aan de totale inflatie in het tweede kwartaal 2013. De bijzonder heterogene niet-energetische industriële producten kunnen worden onderverdeeld in drie categorieën: halfduurzame producten zoals kleding en schoeisel, niet duurzame producten zoals bloemen en medicatie, en duurzame producten zoals juwelen en auto's. De inflatie voor niet-energetische industriële producten schommelt voor het vierde kwartaal op rij rond de 0,70,8 %. De halfduurzame producten droegen dit kwartaal het meest bij tot de inflatie van de groep, namelijk 0,5 procentpunt. Vergeleken met het vorige kwartaal bleef de inflatie voor de drie categorieën gemiddeld nagenoeg ongewijzigd.
Vanaf januari 2013 gebeurt de indexberekening van accommodatie in Duitsland volgens een nieuwe methodologie. Voor de berekening van de CPI zijn ook de waarden in het verleden aangepast, voor de GICP niet, met als gevolg dat de inflatie voor accommodatie in het tweede kwartaal 2013 2,3 % bedraagt volgens de CPI en 19,3 % volgens de GICP.
47
38
Tabel 12: Recente evolutie van de consumptieprijzen voor niet-energetische industriële goederen (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij ander vermeld)
Half-duurzame goederen Kleding Schoeisel Huishoudtextiel Vaat-,glaswerk&huishoudart. Gereedschap voor huis & tuin Andere kleding artikelen And. art. voor pers. gebruik Speelgoed & hobbyartikelen Boeken Delen en toebehoren Dragers opname beeld & geluid Sport, kampeer & recreatie artikelen Kledingstoffen Niet-duurzame goederen Kranten en tijdschriften Producten voor onderhoud & herstellingen woning Toestellen en artikelen voor lichaamsverzorging Allerlei drukwerk, schrijfwaren en tekenartikelen Waterverbruik Producten en diensten voor huisdieren Andere medische producten, therapeutische apparaten en toestellen Tuinbouw Niet-duurzame huishoudart. Geneesmiddelen Duurzame goederen Meubelen en stoffering Sieraden,klokken & horloges Nieuwe auto's Motorfietsen, fietsen Tapijten en vloerbekleding Grote goederen voor recreatie Huishoudapparaten Foto- en filmapparatuur Audio- en videoapparatuur Gegevensverwerk. apparatuur Niet-energetische industriële goederen
2010
2011
2012
1,1 1,1 1,4 2,0 3,0 0,0 2,0 2,0 0,7 3,0 0,4 -1,9
1,2 1,5 1,8 2,8 2,8 -1,1 0,8 2,1 1,1 -0,2 1,3 -2,6
0,9 1,1 2,2 2,4 1,9 0,7 0,9 1,6 0,7 0,5 1,8 -2,5
2012 II 1,0 1,0 1,5 2,6 1,7 0,6 1,2 1,7 0,3 1,8 2,0 -2,8
III 0,7 1,1 3,1 1,6 1,6 0,9 0,3 1,5 0,7 0,4 1,9 -2,4
2013 IV 0,9 0,9 1,3 2,2 1,8 1,1 1,0 0,8 1,1 -0,7 1,3 -1,8
I 1,2 1,6 -0,3 2,2 1,9 1,1 2,0 0,7 0,7 1,1 0,7 -2,3
2013 – II
II 1,4 1,8 1,4 2,2 2,3 1,2 2,2 1,1 0,4 0,1 0,1 -0,2
apr 1,4 1,8 1,4 2,4 2,3 1,1 2,1 1,3 0,3 0,1 0,3 -0,6
mei 1,4 1,8 1,4 2,2 2,2 1,2 2,3 0,9 0,5 0,7 0,0 -0,4
jun 1,4 1,8 1,3 2,0 2,3 1,3 2,3 1,0 0,4 -0,4 -0,1 0,5
1
Bijdrage 0,53 0,34 0,05 0,04 0,04 0,02 0,01 0,01 0,01 0,00 0,00 0,00
Gewicht2 37,8 18,0 3,9 2,0 1,9 1,8 0,6 1,0 2,5 2,2 2,0 1,5
-0,7
0,4
0,4
0,5
0,4
0,3
0,2
-0,6
-0,3
-0,9
-0,8
0,00
0,3
1,6 1,8 3,0
0,0 1,6 3,4
0,5 2,1 4,1
0,7 2,5 3,3
0,1 1,8 3,6
1,1 1,7 6,5
-0,1 0,9 6,6
-2,6 1,0 6,7
-2,4 1,0 6,7
-2,7 0,8 6,7
-2,8 1,3 6,7
0,00 0,31 0,15
0,2 30,3 2,4
2,4
2,5
2,6
2,6
2,5
2,8
2,8
3,1
3,0
3,2
3,2
0,11
3,5
1,2
1,2
0,8
0,6
0,6
0,7
0,8
2,0
1,5
2,2
2,2
0,09
4,9
8,3
5,7
3,6
3,2
3,8
4,2
4,4
4,4
4,5
4,3
4,2
0,06
1,4
3,2
3,8
4,2
4,4
3,8
4,6
2,5
2,5
1,3
3,2
3,2
0,04
1,5
2,0
0,7
2,9
3,1
3,3
2,6
1,3
1,3
1,6
1,6
0,9
0,04
2,8
-0,2
0,1
0,5
0,5
0,5
0,3
0,2
0,1
0,2
0,0
0,1
0,00
2,4
2,8 1,1 -1,0 0,0 1,9 10,8 0,4 2,7 1,3 1,4 0,5 -6,7 -8,1 -9,4
1,5 1,0 -0,5 0,0 2,1 15,9 0,8 2,4 1,9 2,3 0,0 -7,0 -7,2 -13,5
3,2 3,9 -1,1 -0,2 1,7 14,8 -0,3 0,5 1,9 1,6 0,2 -3,4 -6,5 -9,3
5,4 5,3 -0,5 -0,2 1,4 17,7 -0,4 0,3 1,7 1,5 0,2 -3,3 -6,8 -9,2
1,9 3,8 -1,9 -0,2 1,6 15,3 -0,6 0,1 1,9 1,4 0,2 -2,7 -6,4 -8,1
2,3 1,2 -2,1 -0,1 1,7 10,0 -0,2 0,2 1,7 1,4 0,0 -2,6 -5,0 -8,0
-1,5 0,0 -2,3 0,0 1,8 8,2 0,2 0,3 1,8 1,4 -0,4 -2,1 -5,3 -7,2
-0,7 -0,9 -2,9 0,0 2,2 4,0 0,2 1,3 1,7 1,3 -0,1 -2,6 -4,2 -8,4
0,2 -0,9 -3,0 0,0 2,3 5,2 0,2 1,0 1,9 1,4 -0,1 -2,1 -4,7 -8,1
-3,1 -1,0 -3,3 0,0 2,2 3,7 0,3 1,3 1,7 1,1 -0,1 -2,4 -4,0 -8,3
1,0 -0,8 -2,4 -0,2 2,1 3,2 0,2 1,4 1,6 1,2 -0,2 -3,2 -3,9 -8,9
-0,02 -0,04 -0,12 -0,01 0,14 0,05 0,03 0,02 0,01 0,00 0,00 -0,02 -0,08 -0,16
3,0 4,5 3,9 31,9 6,5 1,1 13,7 1,4 0,4 0,4 3,6 0,7 1,9 2,1
0,8
1,0
0,9
1,1
0,7
0,8
0,7
0,8
0,8
0,8
0,9
0,82
100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI 1 2 Bijdrage tot de inflatie van de groep in het tweede kwartaal 2013 (in procentpunt), p.m. gewicht in de groep in 2013 (in %)
De bijzonder lichte stijging van de inflatie voor halfduurzame producten (1,4 % tegenover 1,2 % in het vorige kwartaal) is onder meer te wijten aan het prijsstijgingstempo voor schoeisel. Op de consumptieprijzen van schoeisel werden grotere kortingen toegepast tijdens de wintersolden van 2013 dan in januari 2012. Daarom was de inflatie voor schoeisel in het eerste kwartaal 2013 lichtjes negatief (-0,3 %) en werd ze in het tweede kwartaal 2013 positief (+1,4 %). Na negatieve inflatiecijfers gedurende verschillende jaren (en een inflatie van 2,3 % in het eerste kwartaal 2013) bleef het prijsstijgingstempo voor beeld- of geluidsdragers dit kwartaal gemiddeld genomen stabiel (-0,2 %) ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar voordien. De inflatie voor cd’s (1,1 %) en muziek-dvd’s (3,2 %) werd dit kwartaal meerbepaald positief. De inflatie voor boeken (0,1 % in het tweede kwartaal 2013 tegenover 1,1 % in het eerste kwartaal), speelgoed (0,4 % in dit kwartaal tegenover 0,7 % in het eerste kwartaal) en delen en toebehoren (0,1 % in het tweede kwartaal tegenover 0,7 % in het vorige kwartaal) daalde echter in het tweede kwartaal 2013.
39
De inflatie voor niet-duurzame producten nam in het tweede kwartaal 2013 eveneens lichtjes toe ten opzichte van het vorige kwartaal (1,0 % tegenover 0,9 %). In de categorie niet-duurzame goederen droegen kranten en tijdschriften, waarvan de prijzen in 2012 sterk zijn gestegen, het meest bij tot de inflatie in het tweede kwartaal 2013. Dit kwartaal kostten ze gemiddeld bijna 6,7 % meer dan een jaar geleden (en was er een stabilisering van de inflatie ten opzichte van het eerste kwartaal). De inflatie voor materiaal voor onderhoud en reparatie van de woning (voornamelijk glasvezelbehang en cement) steeg van 2,8 % in het eerste kwartaal 2013 tot 3,1 % dit kwartaal. De inflatie voor artikelen voor lichaamsverzorging steeg ook in het tweede kwartaal 2013 (2,0 %) ten opzichte van het eerste kwartaal 2013 (0,8 %), vooral als gevolg van de sterke stijging van prijzen voor wegwerpluiers en haarlak tussen maart en juni 2013 (met respectievelijk +3,9 % en 2,4 %). De consument betaalde dit kwartaal 0,7 % minder voor snijbloemen dan een jaar eerder. Onder meer rozen en chrysanten kostten 8,6 % en 6,6 % minder in mei 2013 dan een jaar voordien. De inflatie voor geneesmiddelen blijft negatief, met een prijsdaling van 2,9 % in het tweede kwartaal ten opzichte van dezelfde periode 2012. De prijzen voor niet-duurzame huishoudgoederen daalden gemiddeld genomen tussen het tweede kwartaal 2012 en dat van 2013: terwijl de inflatie voor onderhouds- en reinigingsproducten in het tweede kwartaal 2013 sterk negatief werd (-4,0 %), versnelde de inflatie voor andere huishoudartikelen (waaronder koffiefilters) van 2,6 % in het eerste kwartaal 2013 tot 3,7 % in het tweede kwartaal. De inflatie voor duurzame goederen bleef gemiddeld genomen stabiel tussen het tweede kwartaal 2012 en dat van 2013. Met een inflatie van 2,2 % in het tweede kwartaal droegen meubelen en stoffering het meest bij tot de inflatie van duurzame goederen. TL-lampen kostten onder meer 10,3 % meer dit kwartaal dan een jaar voordien. De inflatie voor sierraden, klokken en horloges vertraagde als gevolg van een vertraging van het prijsstijgingstempo van de subcategorie gouden trouwringen (3,3 % in het tweede kwartaal 2013 tegenover 9,7 % in het laatste kwartaal 2012). De daling van de goudprijzen sinds eind 2012 ligt allicht aan de oorzaak van die evolutie. De prijsdaling op jaarbasis van informaticaproducten en audio- en videoapparatuur was dit kwartaal nog steeds uitgesproken (-8,4 % en -4,2 % ten opzichte van dezelfde periode in 2012) dankzij prijsdalingen voor computers (met 14,3 %), dvd-spelers (6,2 %) en kleurentelevisies (5,2 %). Na een inflatiepiek in november 2012 als gevolg van de overstromingen in Thailand in oktober 2011 zijn de prijzen voor externe harde schijven verder gedaald. Een externe harde schijf kostte dit kwartaal 0,4 % minder dan een jaar voordien (tegenover een inflatie van 7,5 % in het eerste kwartaal 2013).
40
VI.2 Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in de voornaamste buurlanden Terwijl in België de inflatie voor niet-energetische industriële goederen lichtjes steeg, met name van 0,7 % naar 0,8 % tussen de eerste twee kwartalen van 2013, daalde in de buurlanden daartentegen het gemiddeld prijsstijgingstempo in lichte mate, namelijk van 0,9 % tot 0,8 %, waardoor het inflatiecijfer op hetzelfde peil kwam te liggen als in ons land. Hierdoor was tijdens dit kwartaal de bijdrage van de niet-energetische industriële goederen in het inflatieverschil tussen België en zijn buurlanden quasi nihil. Grafiek 15: Kwartaalevolutie van de consumptieprijzen voor niet-energetische industriële goederen in België en in de voornaamste buurlanden 48 (Jaarlijks veranderingspercentage)
3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 -0,5 -1,0 2008
2009 België
Duitsland
2010 Frankrijk
2011
2012
2013
Nederland
Gemiddelde buurlanden
Sources : CE, SPF Economie
Het waren voornamelijk de kledingartikelen die opnieuw het meest hebben bijgedragen tot het inflatieverschil ten nadele van België . Nieuwe personenwagens en farmaceutische producten hebben het meest bijgedragen tot een vermindering van het inflatieverschil. In de buurlanden was de inflatie voor kleding het afgelopen kwartaal zo goed als onbestaande, terwijl de consumptieprijzen in België met 1,8 % toenamen t.o.v. het overeenkomstige kwartaal 2012 (1,6 % in het voorgaande kwartaal).
Volgens de publicaties van Eurostat zou de inflatie voor niet-energetische industriële goederen in Nederland, zonder gewijzigde indirecte belastingen (btw en accijnzen), uitgekomen zijn op 0,9 % in het tweede kwartaal 2013 (in plaats van 3,0 % nu).
48
41
De inflatie voor motorvoertuigen bedroeg dit kwartaal 1,1 % gemiddeld in de buurlanden (0 % in Duitsland, 1,1 % in Frankrijk en 7,5 % in Nederland49) en in België 0,2 %. Voor farmaceutische producten kenden de buurlanden een gemiddelde inflatie van -0,6 % (-3,2 % in Frankrijk, 0,2 % in Nederland en 1,6 % in Duitsland), terwijl voor de Belgische consument de producten uit de genoemde productcategorie dit kwartaal 2,9 % goedkoper werden t.o.v. het voorgaande jaar. Tabel 13: Niet-energetische industriële goederen en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden in het tweede kwartaal 2013 (Jaarlijks veranderingspercentage) België Half-duurzame goederen Niet-duurzame goederen Duurzame goederen Niet-energetische industriële goederen
1,4 1,0 0,0 0,8
Gemiddelde v d buurlanden 1,3 1,2 -0,2 0,8
Duitsland 1,2 1,3 -0,3 0,7
Frankrijk 0,9 0,6 -0,8 0,3
Nederland 2,4 3,8 2,9 3,0
Gewicht 2013 (in %) Gemiddelde v d buurlanden 10,6 9,6 8,5 8,3 8,9 9,2 27,9 27,1
België
Bronnen: EC, FOD Economie
Ter herinnering: sedert januari 2013 wordt in Nederland de belasting op in verkeerstelling volledig berekend op basis van de CO2-uitstoot. In juli 2012 werd al overgegaan tot een verhoging van genoemde belasting, maar ze bleef wel gedeeltelijk verder bestaan als vaste heffing. 49
42
Lijst van afkortingen ADSEI
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie
BRUGEL
Brusselse regulator voor energie (BRUssel Gas ELektriciteit)
Btw
Belasting op toegevoegde waarde
CREG
Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas
CWaPE
Commission wallonne pour l'Energie
EC
Europese Commissie
Eurostat
Statistical Office of the European Commission
FOD Economie
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie
GICP
Geharmoniseerd consumptieprijsindex
IMF
Internationaal Monetair Fonds
INR
Instituut voor de nationale rekeningen
K1
Eerste kwartaal
K2
Tweede kwartaal
K3
Derde kwartaal
K4
Vierde kwartaal
kWh
Kilowattuur
NACE
Economische activiteitennomenclatuur in de Europese Gemeenschap
NBB
Nationale Bank van België
VREG
Vlaamse regulator van de elektriciteits- en gasmarkt
43
Bijlagen Bijlage 1A: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen tussen het tweede kwartaal 2012 en 2013 het sterkst zijn veranderd (Rangschikking in dalende volgorde van prijsstijging) Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Peren : Conference
0,35
73,9
0,02
Speculaas
1,34
7,7
0,01
Bloemkolen
0,44
68,4
0,03
Vermout
0,79
7,7
0,01
Broccoli
0,25
40,1
0,01
Braadkip
3,44
7,5
0,02
Prei
0,25
31,4
0,01
Melkerijboter
0,96
7,5
0,01
Aardappelen
1,34
28,8
0,04
Meloenen
0,07
7,3
0,00
Appelen : Jonagold
1,27
27,5
0,02
Volle yoghurt (natuur)
1,95
7,2
0,01
Grijze garnalen
1,45
22,1
0,03
Koffiefilters
1,16
7,1
0,01
Appelen : Granny
0,36
18,5
0,01
Naaigaren
0,84
6,9
0,01
Aardbeien
2,09
17,3
0,04
Jenever
0,34
6,8
0,00
Appelen: Golden
0,29
17,1
0,00
Volle melk
0,90
6,8
0,01
Kropsla
0,46
16,2
0,01
Brandverzekering
6,34
6,8
0,05
Asperges
0,58
14,9
0,01
Luikse wafel
2,00
6,8
0,02
Paprika's
0,53
14,2
0,01
Gashoudend water
1,20
6,6
0,01
Tonijn in blik
0,70
14,2
0,01
Ajuin
0,47
6,6
0,00
Zalm
1,74
12,7
0,03
Varkensrib van de filet
0,94
6,5
0,01
Abrikozen
0,10
11,8
0,00
Karbonade
1,09
6,2
0,01
Spliterwten
0,06
11,6
0,00
Biefstuk
2,73
6,2
0,02
Pompelmoezen
0,38
11,6
0,00
Varkensgebraad van de hesp
1,07
6,2
0,01
Tandpasta
0,74
11,3
0,01
Biscuits
1,34
6,1
0,01
Roséwijn : Côtes de Provence
2,26
11,1
0,02
Limonade (orange of citroen)
1,78
6,1
0,01
Ronde peren
0,27
10,6
0,00
Varkensrib spiering
0,67
6,1
0,00
Citroenen
0,28
10,6
0,00
Viervruchtenjam
1,21
6,0
0,01
Jaarlijks schoolabonnement
0,21
10,6
0,00
Boterhampasta
0,61
6,0
0,00
Champignons
0,60
10,4
0,00
Bananen
1,43
6,0
0,01
Fluorescerende buislamp
1,59
10,3
0,02
Riesling : Elzas
2,26
5,9
0,01
Kersen
0,22
10,2
0,00
Tijdschriften
5,02
5,8
0,03
IJshoorntje
1,03
10,1
0,01
Shampoo
0,74
5,8
0,00
Aardappelen (nieuwe oogst)
0,67
10,0
0,01
Vleessalade
0,79
5,7
0,00
Komkommers
0,35
9,9
0,00
Diepvriesfriet
0,66
5,6
0,00
Puddingpoeder
1,21
9,6
0,01
Likeur
1,11
5,6
0,01
Kiwi's
0,79
9,3
0,01
Frisdrank (automaat)
1,60
5,6
0,01
Filet américain
1,79
9,2
0,02
Rijst in kookbuiltjes
0,38
5,5
0,00
Mosterd
0,39
8,6
0,00
Huishoudhandschoenen in rubber
1,16
5,5
0,01
Pilsbier (gewaarborgde verpakking)
1,15
8,5
0,01
Instantcacaodrank
0,18
5,4
0,00
Frankfurter worstjes
0,59
8,5
0,00
Witte bonen in tomatensaus
0,77
5,3
0,01
Douchegel
0,74
8,4
0,01
Houtskool
0,51
5,2
0,00
Balpen
1,89
8,1
0,02
Toiletzeep
0,74
5,2
0,00
Tabak
2,51
8,1
0,02
Gerookt spek
1,44
5,1
0,01
Dagbladen
3,43
8,0
0,03
Bioscoop
2,67
5,1
0,01
Olijfolie
0,64
7,8
0,00
Dunne lende
0,82
5,0
0,00
44
Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Rosbief
0,82
5,0
0,00
Cordon bleu
0,92
3,6
0,00
Whisky
0,69
5,0
0,00
Olieverversen
5,83
3,6
0,03
Mayonaise
2,95
5,0
0,01
Vleesbrochette
1,47
3,6
0,01
Bloem
0,56
5,0
0,00
Witbier (verloren verpakking)
1,15
3,6
0,00
Vleessnack
1,60
5,0
0,01
Specialist : raadpleging
2,28
3,6
0,01
Emailverf
3,09
4,9
0,02
Pop
1,03
3,5
0,00
Pensen
2,09
4,9
0,01
Kramiek
0,47
3,5
0,00
Bereide diepvriesmaaltijd op basis van vis
1,86
4,9
0,01
0,00
1,02
4,9
0,00
Vliegtuigticket
1,91
4,9
0,01
Eclair 1,00 Geneeskundige met aanvullende opleiding : huisbezoek 0,86
3,5
Hamburger
3,5
0,00
Konijn
0,92
4,9
0,00
Boerenpastei
1,12
3,5
0,00
Haargel
1,16
4,8
0,00
Hoeslaken
0,62
3,5
0,00
Cornflakes
1,21
4,8
0,01
Stoomstrijkijzer
0,35
3,5
0,00
Broodje
3,23
4,8
0,02
Camembert
1,17
3,5
0,00
Verse worst
3,01
4,8
0,01
Vervangen van remblokjes
5,83
3,5
0,02
Pilsbier (blik)
1,15
4,7
0,01
Verse room
0,83
3,5
0,00
Telefoongesprekken via abonneetoestel
16,93
4,7
0,07
Sociale huur
5,07
3,4
0,02
Candybar
0,41
4,7
0,00
Wegwerpluier
1,69
3,4
0,00
Elektriciteit: De (20000kW)
2,78
4,6
0,02
Reiskoffer
1,03
3,4
0,00
Trappistenbier
1,15
4,5
0,01
Schoorsteenvegen
0,94
3,4
0,00
Acrylverf
3,09
4,5
0,01
Wassen van hemd
0,24
3,4
0,00
Bordeaux supérieur AC 2,26 Familiale verzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid 1,56
4,5
0,01
Sinaasappelen
2,15
3,4
0,01
Bijdrage aanvullende ziekteverzekering
3,53
3,3
0,01
4,4
0,01
Kostprijs internaat
0,35
3,3
0,00
Chips
1,46
4,4
0,01
Gehakt
4,00
3,3
0,01
Pralines
0,77
4,3
0,00
Salon
4,81
3,3
0,01
Consultatie tandarts
0,58
4,2
0,00
Colalimonade
2,18
3,3
0,01
Smeltkaas (gruyère)
0,89
4,2
0,00
Citytrips
0,85
3,3
0,00
Tulpen
0,39
4,2
0,00
Gouden trouwring
1,54
3,3
0,01
Vullingen van caviteiten
0,58
4,2
0,00
Kristalsuiker
0,61
3,3
0,00
Uurtarief schoonmaken
7,19
4,1
0,03
Tomatensoep
0,80
3,2
0,00
Individuele behandeling kinesitherapie
2,63
4,1
0,01
Gepelde tomaten
1,54
3,2
0,01
Abonnement teledistribution (+digitale tv)
6,79
4,1
0,03
Diepvriessoep
0,80
3,2
0,00
Zonnebankabonnement 10 beurten
0,57
4,1
0,00
Ficus
0,54
3,2
0,00
Yoghurt met fruit (mager)
1,95
4,0
0,01
DVD (muziek of film)
2,48
3,2
0,00
Geconcentreerde melk
0,28
4,0
0,00
Roomijs
1,03
3,2
0,00
Pleisters
0,39
4,0
0,00
Toffees
2,63
3,2
0,01
Pindanootjes
0,75
3,9
0,00
Vloeibare meststof
0,71
3,1
0,00
Draagbare spelconsole
1,03
3,9
0,00
Pure chocolade
1,50
3,1
0,00
Huishoudvuilnisbak
1,12
3,9
0,00
Visitekaartjes
0,83
3,1
0,00
Balklamp halogeen
1,59
3,9
0,01
Briefport
1,21
3,1
0,00
Melkchocolade
1,50
3,9
0,01
Kop en schoteltje
0,42
3,1
0,00
Snoeischaar
0,98
3,9
0,00
Colalimonade (light)
2,18
3,0
0,01
Fruittaartje
1,00
3,8
0,00
Permanent
3,25
3,0
0,01
Watergolf
3,25
3,8
0,01
Erwtjes
0,77
3,0
0,00
Verse magere kaas
0,99
3,7
0,00
Ananas (blik)
0,44
3,0
0,00
Droogkuis van kostuum
0,47
3,7
0,00
Porto
0,79
3,0
0,00
Mokkataartje
1,00
3,7
0,00
Lamsbout
1,19
3,0
0,00
Meerrittenkaart
0,58
3,6
0,00
Rozijnenkoek (suissekoek)
2,00
2,9
0,01
45
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Benaming
Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Peutertuinen
2,37
2,9
0,01
Kleuring
3,25
2,4
0,01
Verzolen van schoenen
0,30
2,9
0,00
Korte sigaretten
2,39
2,3
0,01
Lange sigaretten
5,59
2,9
0,02
Hotelkamer
4,56
2,3
0,01
Limonade met thee-extracten
1,23
2,9
0,00
Pizza
7,17
2,3
0,02
Gekookte ham
5,85
2,9
0,02
Verhuisdiensten
0,31
2,3
0,00
Kalkoenborstfilet
1,15
2,9
0,00
Pepersteak
5,08
2,3
0,01
Champagne
1,18
2,9
0,00
Uurtarief schilder
2,17
2,3
0,00
Biljet 20 km
0,42
2,9
0,00
Belgische halfharde kaas
2,00
2,3
0,00
Verpleeegkundige verzorging : dagforfait
2,63
2,9
0,00
Huur van garage
2,70
2,2
0,01
Aperitief
0,22
2,9
0,00
Toeristische reisgids
1,00
2,2
0,00
Hamburger (fastfood)
5,34
2,8
0,02
Kinderfiets
1,09
2,2
0,00
Abonnement autopechbestrijding
0,92
2,8
0,00
Chinese dagschotel
7,60
2,2
0,02
Uurtarief garagist
5,83
2,8
0,02
Notariskosten hypotheeklening
5,65
2,2
0,01
Meergranenbrood
1,78
2,8
0,01
Vuurvaste schotel
0,59
2,2
0,00
Verkeersbelasting
8,34
2,8
0,02
Candybar (automaat)
1,60
2,2
0,00
Steakmes
0,18
2,8
0,00
Vasttapijt
0,54
2,2
0,00
Stuk belegd stokbrood
1,60
2,8
0,00
Torische brilglazen
1,04
2,1
0,00
Tulpenbollen
0,71
2,8
0,00
Colalimonade
1,00
2,1
0,00
Elektrische gazonmaaier
0,40
2,8
0,00
Spaarlamp
0,96
2,1
0,00
Pilsbier
5,11
2,8
0,02
Rusthuizen
2,38
2,1
0,01
Reisbijstandsverzekering
0,56
2,8
0,00
MP3/MP4-speler
0,58
2,1
0,00
Rijsttaart
1,00
2,8
0,00
Veearts: raadpleging
1,28
2,1
0,00
Zakje friet
1,60
2,7
0,00
Gsm-toestel
1,55
2,1
0,00
Speciaalbrood (400 g)
0,73
2,7
0,00
Festivals
1,88
2,1
0,00
Speciaal bier
3,34
2,7
0,01
Verklarend woordenboek
1,00
2,0
0,00
Schouwburgabonnement
3,77
2,7
0,01
Weekend in de Ardennen
4,02
2,0
0,01
Middagmaal op school
3,38
2,7
0,01
Houten tuintafel
1,42
2,0
0,00
Deodorant
1,16
2,7
0,00
Gebakken tong of forel
5,08
2,0
0,01
Azalea
0,27
2,7
0,00
Condooms
0,39
2,0
0,00
Tweepersoonskamer Gemeenschappelijke rechthebbenden)
0,71
2,7
0,00
Salade Niçoise
5,08
2,0
0,01
Onderhoud van centrale verwarming
0,97
2,0
0,00
Uurtarief elektricien
2,17
2,0
0,00
Bruinbrood (800 g)
3,22
2,0
0,01
Stripverhaal
1,00
2,0
0,00
Joggingschoenen
1,59
-2,0
0,00
Jeansbroek
1,81
-2,0
0,00
Kabeljauwfilet
0,61
-2,0
0,00
Farmaceutische specialiteiten
17,75
-2,0
-0,03
Voetbal
0,71
-2,1
0,00
Jeansbroek
1,03
-2,1
0,00
Gps
0,70
-2,1
0,00
Sokken
0,74
-2,1
0,00
Trainingspak
0,67
-2,1
0,00
Stadsbroek
1,03
-2,2
0,00
Tennisschoenen
0,95
-2,2
0,00
Parka (zomer)
0,55
-2,2
0,00
Sportschoenen
1,76
-2,3
0,00
Propaan
0,49
-2,4
0,00
Schoonheidscrème
1,16
-2,4
0,00
kamer
(gewone
3,55
2,7
0,01
Vervanging van uurwerkbatterij
0,36
2,7
0,00
Weekend aan zee
5,10
2,6
0,01
Aluminiumfolie
1,16
2,6
0,00
Antraciet
0,51
2,6
0,00
Vensterglas
3,09
2,5
0,01
Potgrond
0,71
2,5
0,00
Stof voor overgordijnen
0,73
2,5
0,00
Hespenworst
2,09
2,5
0,01
Half afgeroomde melk
1,82
2,5
0,00
Speciaalbrood (800 g)
2,22
2,5
0,01
Cent wafer
1,34
2,5
0,00
Biljet 90 km weekend
0,42
2,5
0,00
Cement
3,09
2,4
0,01
Waterverbruik
7,42
2,4
0,02
Rauwe ham
1,36
2,4
0,00
Mineraalwater
0,89
2,4
0,00
Kalfsgebraad
0,79
2,4
0,00
46
Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Biljet
0,23
-2,4
0,00
Kruippakje
0,66
-4,6
0,00
Kostuum in gemengd weefsel (zomer)
1,65
-2,4
0,00
Mantelpak (zomer)
0,72
-4,6
0,00
Koffie (in bonen of gemalen)
2,15
-2,4
-0,01
Lelies
0,39
-4,7
0,00
Digitale camcorder
0,46
-2,4
0,00
Gasolie voor wegvervoer ("diesel")
17,80
-4,7
-0,12
Broek in ribfluweel (winter)
1,03
-2,5
0,00
Jurk (zomer)
1,10
-4,8
0,00
Lage lederen veterschoenen
1,59
-2,6
0,00
Tong
0,41
-4,8
0,00
Hemd
1,87
-2,6
0,00
Ongelode benzine 95 RON ("eurosuper")
13,91
-5,0
-0,09
Ongelode benzine 98 RON ("superplus")
5,81
-2,6
-0,02
Butaan
0,34
-5,1
0,00
Hypericum
0,11
-2,7
0,00
Kleurentelevisie
3,26
-5,2
0,00
Slaapkleed
0,74
-2,7
0,00
Blazer
0,60
-5,2
0,00
Digitaal fototoestel
1,72
-2,8
0,00
Vloeibaar wasmiddel
2,68
-5,2
-0,01
Pantalon (zomer)
1,81
-2,8
0,00
Sportvest
0,60
-5,3
0,00
Gerbera's
0,39
-2,9
0,00
Hemdblouse
2,29
-5,9
-0,01
Diepvriessoepgroenten
0,57
-2,9
0,00
T-shirt
2,13
-5,9
-0,01
T-shirt
1,08
-2,9
0,00
Elektriciteit: Da (600 kW)
0,56
-6,1
0,00
Parka (zomer)
1,58
-2,9
0,00
DVD speler
0,72
-6,2
0,00
Meerrittenkaart
0,26
-3,0
0,00
Pullover (zomer)
4,08
-6,2
-0,02
Badpak
0,58
-3,0
0,00
Geheugenkaart
0,82
-7,6
0,00
Solidago
0,11
-3,0
0,00
Lpg
0,67
-8,4
-0,01
Hygiënische tampon
0,87
-3,1
0,00
Aardgas: D2 (4652 kWh)
0,89
-9,0
-0,01
Lage lederen schoenen
1,91
-3,1
-0,01
Aardgas: D3b (34890 kWh)
5,19
-9,4
-0,08
Kalanchoe
0,54
-3,2
0,00
Aardgas: D3 (23260 kWh)
11,44
-9,5
-0,17
T-shirt (zomer)
2,29
-3,2
-0,01
Aardgas: D1 (2326 kWh)
0,36
-9,6
0,00
Woordspel
1,03
-3,3
0,00
Huur vakantiewoning
1,74
-10,2
-0,02
Chrysanten
0,77
-3,3
0,00
Personal computer
4,43
-14,3
-0,02
Lederen laarzen
1,91
-3,3
-0,01
Gsm-gesprekken
11,73
-15,1
-0,08
Bermuda zomer)
0,91
-3,3
0,00
Witloof
0,72
-23,5
-0,01
Vitrokeramische kookplaat
0,75
-3,3
0,00
Drank op basis van soja
1,24
-3,3
0,00
Microgolfoven
0,51
-3,3
0,00
Hifi-keten
0,36
-3,4
0,00
Elektronische bloeddrukmeter
1,58
-3,4
0,00
Maïsolie
0,64
-3,5
0,00
Regenmantel (zomer)
1,25
-3,6
0,00
Afdruk digitale foto's (internet)
1,03
-3,7
0,00
Parka (zomer)
1,25
-3,7
0,00
Lederen vest
0,62
-3,7
0,00
Rok (zomer)
1,62
-3,9
-0,01
WIFI modem/router
0,23
-4,0
0,00
Elektriciteit: Db (1200 kW)
3,89
-4,1
-0,02
Sweater
0,69
-4,1
0,00
Lange broek
1,68
-4,1
-0,01
Perziken
0,14
-4,2
0,00
Rozen
1,93
-4,2
-0,01
Pullover (zomer)
1,68
-4,3
-0,01
Voetbalwedstrijd 1ste klasse (nationaal)
1,42
-4,4
-0,01
Vloeibare allesreiniger
1,52
-4,5
-0,01
Jeansbroek
2,46
-4,5
-0,01
Waspoeder
2,63
-4,5
-0,01
Bronnen: ADSEI, Eigen berekeningen: FOD Economie. 1 2 3 Gewicht 2013 in ‰, Inflatie in %, Bijdrage tot de inflatie in procentpunt
47
Bijlage 1B: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen in het tweede kwartaal 2013 de grootste impact op de inflatie hebben (Rangschikking in dalende volgorde van bijdrage tot de inflatie) Benaming
Gewicht1 Bijdrage2
Inflatie3
Benaming
Gewicht1 Bijdrage2
Inflatie3
Telefoongesprekken via abonneetoestel
16,93
0,07
4,69
Puddingpoeder
1,21
0,01
9,60
Niet-sociale huur
57,26
0,06
1,03
Bioscoop
2,67
0,01
5,08
Brandverzekering
6,34
0,05
6,77
Weekend aan zee
5,10
0,01
2,64
Aardappelen
1,34
0,04
28,80
Verse worst
Aardbeien
2,09
0,04
17,33
Nieuwe wagens (BIV inbegrepen)
Bloemkolen
0,44
0,03
68,35
Tijdschriften
5,02
0,03
Grijze garnalen
1,45
0,03
Abonnement teledistribution (+digitale tv)
6,79
Uurtarief schoonmaken Dagbladen
3,01
0,01
4,76
65,90
0,01
0,24
Gehakt
4,00
0,01
3,34
5,85
Watergolf
3,25
0,01
3,82
22,08
Bijdrage aanvullende ziekteverzekering
3,53
0,01
3,35
0,03
4,10
Pepersteak
5,08
0,01
2,28
7,19
0,03
4,13
Gouden trouwring
1,54
0,01
3,28
3,43
0,03
8,01
Schouwburgabonnement
3,77
0,01
2,72
Zalm
1,74
0,03
12,72
Tonijn in blik
0,70
0,01
14,19
Olieverversen
5,83
0,03
3,63
Prei
0,25
0,01
31,36
Roséwijn : Côtes de Provence
2,26
0,02
11,07
2,26
0,01
5,93
Appelen : Jonagold
1,27
0,02
27,51
Braadkip
3,44
0,02
7,52
Riesling : Elzas Autoverzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid
9,26
0,01
1,31
Tabak
2,51
0,02
8,11
Salade Niçoise
5,08
0,01
1,98
Waterverbruik
7,42
0,02
2,44
Gebakken tong of forel
5,08
0,01
1,99
Vervangen van remblokjes
5,83
0,02
3,47
Speculaas
1,34
0,01
7,70
14,81
0,02
1,29
Pensen
2,09
0,01
4,94
Broodje
3,23
0,02
4,82
Hotelkamer
4,56
0,01
2,30
Sociale huur
5,07
0,02
3,44
Speciaal bier
3,34
0,01
2,73
Fluorescerende buislamp
1,59
0,02
10,32
Aardappelen (nieuwe oogst)
0,67
0,01
10,00
Uurtarief garagist
5,83
0,02
2,81
Permanent
3,25
0,01
3,03
Verkeersbelasting
8,34
0,02
2,81
Toffees
2,63
0,01
3,17
Balpen
1,89
0,02
8,12
Pilsbier (gewaarborgde verpakking)
1,15
0,01
8,50
Lange sigaretten
5,59
0,02
2,89
Limonade (orange of citroen)
1,78
0,01
6,06
Emailverf
3,09
0,02
4,95
Middagmaal op school
3,38
0,01
2,71
Peren : Conference
0,35
0,02
73,94
Bereide diepvriesmaaltijd op basis van vis
1,86
0,01
4,94
Biefstuk
2,73
0,02
6,19
Bordeaux supérieur AC
2,26
0,01
4,46
Pizza
7,17
0,02
2,29
Frisdrank (automaat)
1,60
0,01
5,63
Gekookte ham
5,85
0,02
2,87
Vensterglas
3,09
0,01
2,54
Chinese dagschotel
7,60
0,02
2,21
Biscuits
1,34
0,01
6,10
Hamburger (fastfood)
5,34
0,02
2,85
Asperges
0,58
0,01
14,88
Filet américain
1,79
0,02
9,21
2,63
0,01
4,11
Pilsbier
5,11
0,02
2,77
Individuele behandeling kinesitherapie Gemeenschappelijke kamer (gewone rechthebbenden)
3,55
0,01
2,67
Elektriciteit: De (20000kW)
2,78
0,02
4,59
Vleessnack
1,60
0,01
4,97
Luikse wafel
2,00
0,02
6,76
Specialist : raadpleging
2,28
0,01
3,57
Acrylverf
3,09
0,01
4,53
Maaltijd restaurant
5,08
0,01
1,63
Mayonaise
2,95
0,01
5,00
Tandpasta
0,74
0,01
11,34
Salon
4,81
0,01
3,32
Melkerijboter
0,96
0,01
7,49
Notariskosten hypotheeklening
5,65
0,01
2,21
Cement
3,09
0,01
2,44
Volle yoghurt (natuur)
1,95
0,01
7,21
IJshoorntje
1,03
0,01
10,06
Buitenlandse reizen
Benaming
Gewicht1 Bijdrage2
Inflatie3
Benaming
Gewicht1 Bijdrage2
Inflatie3
Kleuring
3,25
0,01
2,36
Huisvuilophaling
3,91
0,01
1,48
Vliegtuigticket
1,91
0,01
4,91
Rusthuizen
2,38
0,01
2,10
Weekend in de Ardennen
4,02
0,01
2,01
Haargel
1,16
0,00
4,85
Viervruchtenjam
1,21
0,01
6,05
Wegwerpluier
1,69
0,00
3,43
Melkchocolade
1,50
0,01
3,87
Frankfurter worstjes
0,59
0,00
8,50
Gashoudend water
1,20
0,01
6,63
Smeltkaas (gruyère)
0,89
0,00
4,25
Koffiefilters
1,16
0,01
7,06
DVD (muziek of film)
2,48
0,00
3,22
Gerookt spek
1,44
0,01
5,13
Uurtarief schilder
2,17
0,00
2,27
Yoghurt met fruit (mager)
1,95
0,01
4,04
Hamburger
1,02
0,00
4,92
Sinaasappelen
2,15
0,01
3,37
Pure chocolade
1,50
0,00
3,11
Karbonade
1,09
0,01
6,20
Aluminiumfolie
1,16
0,00
2,63
Broccoli
0,25
0,01
40,13
Belgische halfharde kaas
2,00
0,00
2,27
Colalimonade
2,18
0,01
3,30
Stuk belegd stokbrood
1,60
0,00
2,81
Rozijnenkoek (suissekoek)
2,00
0,01
2,93
Zakje friet
1,60
0,00
2,74
Peutertuinen
2,37
0,01
2,92
Half afgeroomde melk
1,82
0,00
2,50
Bananen
1,43
0,01
5,99
Olijfolie
0,64
0,00
7,81
Colalimonade (light)
2,18
0,01
3,04
Vleessalade
0,79
0,00
5,72
Bruinbrood (800 g) Familiale verzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid
3,22
0,01
1,96
Glasvezelbehang
3,09
0,00
1,83
1,56
0,01
4,43
Champignons
0,60
0,00
10,41
Huur van garage
2,70
0,01
2,25
Huishoudvuilnisbak
1,12
0,00
3,90
Cornflakes
1,21
0,01
4,83
Uurtarief elektricien
2,17
0,00
1,97
Internetabonnement
5,09
0,01
1,52
Boterhampasta
0,61
0,00
6,02
Huishoudhandschoenen in rubber
1,16
0,01
5,45
Pompelmoezen
0,38
0,00
11,55
Varkensgebraad van de hesp
1,07
0,01
6,17
Bloem
0,56
0,00
4,98
Korte sigaretten
2,39
0,01
2,35
8,33
0,00
0,43
Keukentafel
4,19
0,01
1,60
Elektriciteit: Dd (7500 kW) Universiteit: inschrijvingsgeld en examengeld
2,30
0,00
1,90
Vermout
0,79
0,01
7,68
Verpleeegkundige verzorging : dagforfait
2,63
0,00
2,86
Likeur
1,11
0,01
5,64
1,15
0,00
3,58
Gepelde tomaten
1,54
0,01
3,25
Salami
3,10
0,01
1,91
Witbier (verloren verpakking) Eénpersoonskamer (gewone rechthebbenden)
2,13
0,00
1,90
Appelen : Granny
0,36
0,01
18,52
Drank op basis van soja
1,24
0,00
-3,33
Kiwi's
0,79
0,01
9,33
Parka (zomer)
1,58
0,00
-2,95
Chips
1,46
0,01
4,42
Parka (zomer)
1,25
0,00
-3,72
Naaigaren
0,84
0,01
6,92
Hemd
1,87
0,00
-2,65
Mengkraan
3,09
0,01
1,84
Kleurentelevisie
3,26
0,00
-5,16
Paprika's
0,53
0,01
14,25
Aardgas: D1 (2326 kWh)
0,36
0,00
-9,59
Volle melk
0,90
0,01
6,78
Pantalon (zomer)
1,81
0,00
-2,84
Speciaalbrood (800 g)
2,22
0,01
2,49
Elektriciteit: Dc (3500 kW)
3,33
-0,01
-1,32
Kropsla
0,46
0,01
16,20
Boeken
4,00
-0,01
-1,45
Varkensrib van de filet
0,94
0,01
6,47
Lage lederen schoenen
1,91
-0,01
-3,13
Douchegel
0,74
0,01
8,39
Lange broek
1,68
-0,01
-4,14
Balklamp halogeen
1,59
0,01
3,89
Rok (zomer)
1,62
-0,01
-3,87
Hespenworst
2,09
0,01
2,51
Vloeibare allesreiniger
1,52
-0,01
-4,45
Meergranenbrood
1,78
0,01
2,81
1,68
-0,01
-4,32
Witte bonen in tomatensaus
0,77
0,01
5,30
Pullover (zomer) Voetbalwedstrijd 1ste klasse (nationaal)
1,42
-0,01
-4,44
Trappistenbier
1,15
0,01
4,54
T-shirt (zomer)
2,29
-0,01
-3,21
Vleesbrochette
1,47
0,01
3,63
Lederen laarzen
1,91
-0,01
-3,30
Pilsbier (blik)
1,15
0,01
4,73
Koffie (in bonen of gemalen)
2,15
-0,01
-2,43
49
Benaming
Gewicht1 Bijdrage2
Inflatie3
Lpg
0,67
-0,01
-8,35
Jeansbroek
2,46
-0,01
-4,48
Rozen
1,93
-0,01
-4,20
T-shirt
2,13
-0,01
-5,93
Aardgas: D2 (4652 kWh)
0,89
-0,01
-9,00
Hemdblouse
2,29
-0,01
-5,87
Waspoeder
2,63
-0,01
-4,52
Witloof
0,72
-0,01
-23,45
Vloeibaar wasmiddel
2,68
-0,01
-5,23
Elektriciteit: Dc1 (3500 kW)
8,89
-0,02
-1,49
Huur vakantiewoning
1,74
-0,02
-10,24
Elektriciteit: Db (1200 kW)
3,89
-0,02
-4,07
Personal computer Ongelode benzine 98 RON ("superplus")
4,43
-0,02
-14,29
5,81
-0,02
-2,65
4,08
-0,02
-6,23
17,75
-0,03
-2,03
5,19
-0,08
-9,40
Gsm-gesprekken Ongelode benzine 95 RON ("eurosuper")
11,73
-0,08
-15,08
13,91
-0,09
-5,00
Gasolie voor wegvervoer ("diesel")
17,80
-0,12
-4,73
Aardgas: D3 (23260 kWh)
11,44
-0,17
-9,45
Pullover (zomer) Farmaceutische specialiteiten Aardgas: D3b (34890 kWh)
Bronnen: ADSEI, Eigen berekeningen: FOD Economie 1 2 3 Gewicht 2013 in ‰, Bijdrage tot de inflatie in procentpunt, Inflatie in %
50
Bijlage 2 : Indexeringsparameters voor variabele contracten van de voornaamste energieleveranciers (tweede kwartaal 2013) Elektriciteit Electrabel
Indexeringsparameters Epi = 1/3 CWE121212 + 1/3 CWE12012 + 1/3 CWE303
Beschrijving CWE121212 en CWE12012 = rekenkundig gemiddelde van de slotnoteringen op de groothandelsmarkt in Duitsland, Frankrijk, Nederland en in België, gepubliceerd tijdens het jaar Y-2 en Y-1 voor levering in jaar Y CWE303 = rekenkundig gemiddelde van de slotnoteringen op de groothandelsmarkt in Duitsland, Frankrijk, Nederland en in België, gepubliceerd tijdens het kwartaal Q-1 voor levering in kwartaal Q
Luminus
EMarketCWE = 1/3 Endex121212 + 1/3 Endex12012 + 1/3 Endex303
Eni
Endex213
Essent
Endex(4dpe,0,3)
Lampiris Gas Electrabel
-
Indexeringsparameters NGpi = 50% x TTF303 + 50% x GOL603 / 21,30)
Luminus
GMarketCWE = HUB303
Eni
TTF103
Essent
TTF_WAVG(1.0.1,1.1.1,1.2.1)_Endex_Q
Lampiris
TTF103
Bronnen: Electrabel, Luminus, Essent, Eni en Lampiris
Endex121212 en Endex12012 = rekenkundig gemiddelde van de slotnoteringen Endex Power BE gedurende het jaar Y-2 en Y-1 voor levering in jaar Y Endex303 = rekenkundig gemiddelde van de slotnoteringen Endex Power BE gedurende het kwartaal Q-1 voor levering in kwartaal Q Endex213 = rekenkundig gemiddelde van de slotnoteringen Endex Power BE voor de eerste twee maanden die het kwartaal van levering voorafgaan Endex(4dpe,0,3) = slotnotering Endex Power BE van de 4de handelsdag vóór de einddatum van het contract voor het kwartaal van levering Beschrijving TTF303 = rekenkundig gemiddelde van de slotnoteringen TTF Gas van het kwartaal voorafgaand aan het kwartaal van levering GOL603 = rekenkundig gemiddelde van de maandelijkse gemiddelden van de dagelijkse noteringen van stookolie 0,1% S gedurende de 6 maanden voorafgaand aan het kwartaal van levering HUB303 = rekenkundig gemiddelde van de slotnoteringen in Zeebrugge van het kwartaal voorafgaand aan het kwartaal van levering TTF103 = rekenkundig gemiddelde van de slotnoteringen Endex TTF Gas (Nederlandse markt) van de maand voorafgaand aan het kwartaal van levering TTF_WAVG(1.0.1,1.1.1,1.2.1)_Endex_Q = gewogen gemiddelde van de verschillende TTF voor levering in de 1ste, 2de of 3de maand na het referentiekwartaal. idem