Instituut voor de nationale rekeningen
ANALYSE VAN DE PRIJZEN EERSTE KWARTAALVERSLAG 2013 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM
Meer informatie: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Peter Van Herreweghe City Atrium Vooruitgangstraat 50 1210 Brussel Tel.: +32 2 277 83 96 E-mail:
[email protected]
2
Inleiding In dit verslag wordt het verloop van de consumptieprijzen in België in het eerste kwartaal 2013 onderzocht. Zoals bepaald in de wet van 8 maart 2009 werd deze taak van prijsobservatie en prijsanalyse toevertrouwd aan de FOD Economie voor rekening van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR). Er wordt aandacht besteed aan de totale inflatie en aan het prijsstijgingstempo van de vijf grote productgroepen: energiedragers, bewerkte en niet-bewerkte levensmiddelen, diensten en tenslotte industriële, nietenergetische goederen. Voor elke productgroep wordt eerst de inflatie in België toegelicht, welke vervolgens vergeleken wordt met die in de buurlanden. Het geharmoniseerd indexcijfer der consumptieprijzen (GICP), dat opgesteld wordt conform de Europese methodologie, vormt veruit de belangrijkste gegevensbron voor het verslag. De analyse werd uitgebreid met detailgegevens van de nationale consumptieprijsindex of met andere statistieken van officiële instanties (IMF, EC, …). Zoals elk jaar, werd ook in 2013 het gewichtenschema voor het GICP aangepast op basis van de meest recente versie van de nationale rekeningen (2011), aangevuld met detailinformatie uit het huishoudbudgetonderzoek (2010)1. Op die manier wordt het gewichtenschema in overeenstemming gebracht met de meest recente ontwikkelingen in het consumptiepatroon en met de evolutie van de relatieve prijzen gedurende 2012. Voor de gewichten van de vijf grote productgroepen binnen de GICP in België vonden de volgende verschuivingen plaats: het belang van de bewerkte levensmiddelen in de consumptiekorf bleef gelijk, terwijl dat van de niet-bewerkte levensmiddelen iets naar boven ging (met 0,2 procentpunt tot 8,0 %). Het gewicht van de niet-energetische, industriële goederen werd dit jaar verder verminderd tot 27,9 % (-0,2 procentpunt). Het belang van de productgroep diensten nam opnieuw toe (+0,4 procentpunt tot 39,6 %), maar het gewicht van energie (-0,4 procentpunt) ging naar beneden tot 11,3 %. Binnen deze vijf productgroepen kunnen de voornaamste aanpassingen als volgt worden samengevat: bij de diensten kregen heel wat rubrieken een iets groter gewicht in de totale consumptiekorf, in het bijzonder restaurants en cafés, sociale bescherming (beiden +0,5 procentpunt), huisvuilophaling (+0,4 procentpunt) en verpleging in het ziekenhuis (+0,3 procentpunt). Financiële diensten en reisaccommodatie daarentegen werden binnen de totale consumptiekorf minder belangrijk (beide -0,6 procentpunt). Bij de energiedragers nam het belang van gas af (-0,5 procentpunt), terwijl de volatielere motorbrandstoffen een iets groter gewicht hebben gekregen (+0,2 procentpunt). Binnen de categorie van de bewerkte en niet-bewerkte levensmiddelen gaat het telkens om minimale veranderingen. Bij de niet-energetische industriële goederen is het belang van kleding en geneesmiddelen gedaald met respectievelijk 0,3 en 0,2 procentpunt. Conform de richtlijnen van Eurostat, zijn er in 2013 ook enkele methodologische wijzigingen doorgevoerd voor de berekening van de geharmoniseerde index van België2. De Raad van Bestuur van het INR heeft dit verslag goedgekeurd op 26 april 2013 en het Wetenschappelijk Comité voor prijsobservatie en -analyse verleende op 30 april 2013 een gunstig advies.
1
De volledige lijst met de aangepaste gewichten bevindt zich achteraan dit verslag, in bijlage 2.
2
Zo wordt voor de indexberekening van bepaalde producten gebruik gemaakt van de “Jevons kettingindex” (op basis van een meetkundig gemiddelde), “bridged overlap” voor kwaliteitswijzigingen (met een imputering van de prijsevolutie van gelijkaardige producten) en de “all seasonal estimation” voor verse producten (met een imputering van de prijsevolutie van producten in dezelfde groep). Verder krijgen de verschillende lokaliteiten niet langer een eigen gewicht toegekend en wordt de seizoenscorrectie voor buitenlandse reizen niet meer toegepast. Voor buitenlandse reizen werd de index bovendien herzien vanaf januari 2011, wat echter geen effect heeft op de inflatiemeting in 2013. Door regeringsmaatregelen is overigens ook de berekeningswijze van de CPI in 2013 iets veranderd. Met ingang van januari 2013 worden de solden opgenomen in de berekeningswijze van de CPI (het effect ervan wordt gespreid over zes maanden, van januari tot juni, en van juli tot december), terwijl de index voor vloeibare brandstoffen gebaseerd is op een voortschrijdend en gewogen gemiddelde van de afgelopen 12 maanden. Deze laatste maatregelen zijn niet van toepassing voor de berekening van de GICP-indexen.
3
Inhoudstafel Inleiding .......................................................................................................................................................................3 Inhoudstafel.................................................................................................................................................................4 Samenvatting...............................................................................................................................................................5 I. Totale inflatie in het eerste kwartaal 2013 ...........................................................................................................7 I.1 Totale inflatie in België ............................................................................................................................................................................7 I.2 Totale inflatie in de voornaamste buurlanden ....................................................................................................................................10
II De inflatie voor energie in het eerste kwartaal 2013 ......................................................................................... 12 II.1 De inflatie voor energie in België ........................................................................................................................................................12 II.2 De inflatie voor energie in de voornaamste buurlanden ..................................................................................................................20
III De inflatie voor bewerkte levensmiddelen in het eerste kwartaal 2013......................................................... 23 III.1 De inflatie voor bewerkte levensmiddelen in België ........................................................................................................................23 III.2 De inflatie voor bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden ..................................................................................26
IV De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in het eerste kwartaal 2013 ................................................ 28 IV.1 De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in België ................................................................................................................28 IV.2 De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden ..........................................................................29
V De inflatie voor diensten in het eerste kwartaal 2013....................................................................................... 31 V.1 De inflatie voor diensten in België ......................................................................................................................................................31 V.2 De inflatie voor diensten in de voornaamste buurlanden ................................................................................................................34
Box : Prijzen voor Communicatiediensten .................................................................................................... 36 VI De inflatie voor niet-energetische industriële goederen in het eerste kwartaal 2013 .................................. 38 VI.1 De inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België ..................................................................................................38 VI.2 De inflatie voor niet-energetische industriële goederen in de voornaamste buurlanden ............................................................40
Lijst van afkortingen ................................................................................................................................................. 42 Bijlagen...................................................................................................................................................................... 43 Bijlage 1A: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen tussen het eerste kwartaal 2012 en 2013 het sterkst zijn veranderd .................................................................................................................................................................................43 Bijlage 1B: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen in het eerste kwartaal 2013 de grootste impact op de inflatie hebben.......................................................................................................................................................................................47 Bijlage 2: Gewichten van de voornaamste productgroepen in de GICP ................................................................................................49
4
Samenvatting 1.
In het eerste kwartaal 2013 vertraagde de totale inflatie in België, gemeten aan de hand van de GICP, tot gemiddeld 1,4 % (ten opzichte van 2,2 % in het laatste kwartaal 2012). Voor het eerst sinds het eerste kwartaal 2010, bedroeg de totale inflatie minder dan 2 %. De energieproducten (elektriciteit, gas, motorbrandstoffen en huisbrandolie) leverden zelfs een negatieve bijdrage tot de totale inflatie van 0,3 procentpunt (tegenover nog een positieve bijdrage van 0,3 procentpunt in het voorgaande kwartaal).
2.
De onderliggende inflatie daalde met 0,3 procentpunt tot gemiddeld 1,7 % in het eerste kwartaal 2013. Dat valt voornamelijk te verklaren door de vertraging van de diensteninflatie, de component met het grootste gewicht. Wat de andere twee componenten betreft, bleef de inflatie van de niet-energetische industriële goederen nagenoeg ongewijzigd, terwijl het prijsstijgingstempo bij de bewerkte levensmiddelen iets toenam. Bij de productgroepen die niet in aanmerking genomen worden voor de berekening van de onderliggende inflatie, bleef het prijsstijgingstempo min of meer stabiel voor de niet-bewerkte levensmiddelen en werd ze negatief voor de energiedragers.
3.
Ook in onze voornaamste buurlanden (Duitsland, Frankrijk en Nederland) is de inflatie gedaald, zij het iets minder uitgesproken dan in België (namelijk van 2,0 % in het vierde kwartaal 2012 naar 1,7 % in het eerste kwartaal 2013). Voornamelijk de energetische producten, in het bijzonder gas en elektriciteit, hebben bijgedragen tot het inflatieverschil in het voordeel van België. Voor bewerkte levensmiddelen daarentegen kwam de inflatie in België hoger uit dan in de buurlanden.
4.
De consumptieprijzen voor energetische producten lagen, het afgelopen kwartaal, gemiddeld 2,8 % lager dan in het eerste kwartaal 2012, en in maart 2013 kwamen de prijzen zelfs 4,9 % minder uit dan een jaar eerder. Als gevolg van de jaar-op-jaar prijsdaling van de aardoliekoersen, werd de inflatie voor motorbrandstoffen (-2,3 % in het eerste kwartaal 2013, tegenover nog 4,5 % in het laatste kwartaal 2012) en huisbrandolie (-3,8 %, tegen 4,9 % in het voorgaande kwartaal) negatief. In vergelijking met het eerste kwartaal 2012, hebben de elektriciteitsprijzen zich het afgelopen kwartaal gestabiliseerd (-0,1 %) op hetzelfde niveau, terwijl de consumptieprijzen voor aardgas 6,7 % lager lagen. Anders dan bij aardgas, werd bij de elektriciteitsprijzen de kostprijsdaling van de energiecomponent en van de taksen volledig teniet gedaan door de stijging van de netwerktarieven. De jaar-op-jaar prijsdaling van de energiecomponent bij beide energetische producten kan deels worden toegeschreven aan het aanbod van nieuwe energiecontracten vanaf januari en de toegenomen marktdynamiek van de afgelopen maanden.
5.
In onze voornaamste buurlanden vertraagde de energie-inflatie ook, maar ze bleef positief (gemiddeld 2,7 % in het eerste kwartaal 2013). De verschillende energiedragers hebben bijgedragen tot de toename van het inflatieverschil in het voordeel van België, en dan vooral elektriciteit en gas. In België ging de gemiddelde consumptieprijs voor gas de laatste maanden naar beneden, terwijl hij voor elektriciteit stabiel bleef. In onze buurlanden waren de prijzen voor beide producten daarentegen opwaarts gericht.
6.
In het eerste kwartaal 2013 kwam het prijsstijgingstempo voor diensten uit op gemiddeld 1,8 %, een afname ten opzichte van het laatste kwartaal 2012 (+2,5 %). Alle dienstencategorieën (vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging, huisvesting, communicatiediensten, …) hebben bijgedragen tot de recente inflatievertraging. Deze productgroep had niettemin de grootste opwaartse impact op de totale inflatie (ten belope van 0,7 procentpunt), mede omwille van het grote gewicht van deze productgroep (39,6 %). In onze voornaamste buurlanden versnelde de diensteninflatie iets, maar kwam ze nog steeds lager uit dan in België (gemiddeld 1,6 % in het eerste kwartaal 2013).
5
7.
De consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen namen tussen het eerste kwartaal 2012 en dat van 2013 gemiddeld met 3,4 % toe (tegen een inflatie van gemiddeld 3,2 % in het laatste kwartaal 2012). Ten opzichte van het voorgaande kwartaal lag het inflatiecijfer hoger voor oliën en vetten en alcoholische dranken, en in mindere mate voor suiker, jam, honing en chocolade, terwijl voor zuivelproducten en de categorie andere voedingsmiddelen een lager prijsstijgingstempo werd opgetekend. In onze voornaamste buurlanden is het prijsstijgingstempo licht gedaald tot gemiddeld 1,9 %. Voornamelijk de categorieën brood en granen (3,1 % tegenover 2,0 %), en suikerwaren en chocolade (4,5 % tegenover 1,4 %) zorgden voor het inflatieverschil in het nadeel van België.
8.
Na de inflatiepiek tijdens het laatste kwartaal 2012 (4,8 %) bleef de inflatie voor de productgroep nietbewerkte levensmiddelen tijdens de beschouwde periode hoog met gemiddeld 4,7 %. Vooral voor vlees (3,7 %) en voor fruit (13,4 %) lagen de prijzen fors hoger dan vorig jaar. Zo was er voor deze beide categorieën een inflatieversnelling, terwijl voor vis en groenten de inflatie vertraagde ten opzichte van het vorige kwartaal. In onze voornaamste buurlanden was de inflatie voor deze productgroep gedaald (tot gemiddeld 4,3 %).
9.
De consumptieprijzen voor de heterogene groep niet-energetische industriële goederen, tenslotte, namen tussen het eerste kwartaal 2012 en het overeenstemmende kwartaal 2013 toe met gemiddeld 0,7 % (een lichte afname van de inflatie tegenover het vorige kwartaal). In onze voornaamste buurlanden bedroeg de inflatie voor deze productgroep gemiddeld 0,9 %.
6
I. Totale inflatie in het eerste kwartaal 20133 4 I.1 Totale inflatie in België Gemeten aan de hand van de GICP en met als basisjaar 2005=100, was het gemiddelde consumptieprijspeil in België opgeklommen tot 119,8 punten in maart 2013. In dezelfde maand kwam de index van de korf goederen en diensten die in aanmerking genomen worden om de onderliggende inflatie te meten (exclusief de energiedragers en de niet bewerkte levensmiddelen) uit op 116,0 punten. Als gevolg van de soldenperiode, vertoonden beide curves in januari een neerwaartse correctie. Net zoals in het laatste kwartaal 2012, waren de consumptieprijzen voor energiedragers ook de afgelopen drie maanden naar beneden gericht. De totale inflatie vertraagde het afgelopen kwartaal sterk tot gemiddeld 1,4 % (1,3 % in maart) tegenover nog gemiddeld 2,2 % in het laatste kwartaal 2012. Voor het eerst sinds het eerste kwartaal 2010, bedroeg de totale inflatie minder dan 2 %. De energie - inflatie werd vanaf januari 2013 zelfs negatief, en de consument betaalde in het eerste kwartaal 2013 gemiddeld 2,8 % minder voor energieproducten dan in de overeenkomstige periode 2012. Grafiek 1A: Recent verloop van de GICP, de onderliggende inflatie en de consumptieprijzen voor energiedragers (Index 2005=100)
125
160 155 150
120
145 140 115
135 130 125
110
120 115 105
110 105
100 2007
2008 GICP (linkerschaal)
2009
2010
2011
Onderliggende inflatie (linkerschaal)
2012
100 Energiedragers (rechterschaal)
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
3
De gemiddelde inflatie voor een kwartaal wordt berekend als de procentuele variatie van het rekenkundige gemiddelde van de indexcijfers van het betrokken kwartaal ten opzichte van het rekenkundige gemiddelde van de indexcijfers van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar. 4
Omwille van de vergelijkbaarheid met de evoluties in andere Europese landen gebeurt de analyse op grond van de geharmoniseerde consumptieprijsindex (GICP). Waar nodig wordt voor de Belgische cijfers nog verder in detail getreden op basis van de gegevens afkomstig van de nationale consumptieprijsindex.
7
Grafiek 1B: Recent verloop van de GICP, de onderliggende inflatie en de consumptieprijzen voor energiedragers (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar)
7
35
6
30
5
25
4
20
3
15
2
10
1
5
0
0
-1
-5
-2
-10
-3
-15
-4
-20
-5 2007
2008 GICP (linkerschaal)
2009
2010
2011
Onderliggende inflatie (linkerschaal)
2012
2013
-25 Energiedragers (rechterschaal)
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
Samengevat, kunnen voor de vijf grote productgroepen van de GICP volgende prijsbewegingen vastgesteld worden tussen het eerste kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2013:
De consumptieprijzen voor energetische producten lagen gemiddeld 2,8 % lager dan in het eerste kwartaal 2012, en in maart 2013 bedroeg de jaar-op-jaarprijsdaling zelfs 4,9 %. Deze productcategorie leverde een negatieve bijdrage tot de totale inflatie, wat geleden is van het laatste kwartaal 2009, ten belope van 0,3 procentpunt.
De diensteninflatie vertraagde van 2,5 % in het laatste kwartaal 2012 tot 1,8 % in het eerste kwartaal 2013. De opwaartse impact op de algemene inflatie bedroeg 0,7 procentpunt, mede omwille van het grote gewicht van deze productgroep (39,6 %).
Bij de bewerkte levensmiddelen, nam het prijsstijgingstempo iets toe tot gemiddeld 3,4 % (tegen 3,2 % in het vierde kwartaal 2012). Deze productgroep droeg 0,4 procentpunt bij tot de totale inflatie.
Het afgelopen kwartaal bleef de inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen (vlees, vis, groenten en fruit) min of meer stabiel op gemiddeld 4,7 %. De opwaartse impact op de totale inflatie kwam eveneens uit op 0,4 procentpunt.
Niet-energetische industriële goederen kostten gemiddeld 0,7 % meer dan in het eerste kwartaal 2012. Ondanks het grote belang van deze groep binnen de consumptiekorf, bedroeg de bijdrage tot de totale inflatie nauwelijks 0,2 procentpunt.
De onderliggende inflatie daalde, van 2,0 % in het laatste kwartaal 2012 naar 1,7 % in het eerste kwartaal 2013. Dat valt voornamelijk te verklaren door de vertraging van de diensteninflatie, de belangrijkste component van de onderliggende inflatie. Wat de andere twee componenten betreft, bleef de inflatie van de industriële nietenergetische goederen nagenoeg ongewijzigd, terwijl het prijsstijgingstempo bij de bewerkte levensmiddelen iets toenam.
8
Het viermaands voortschrijdend gemiddelde van de gezondheidsindex (basis 2004=100), die geen rekening houdt met het prijsverloop van tabak, alcoholische dranken, benzine en diesel, kwam in maart uit op 120,21 punten. De spilindex die nu vastligt op 122,01 punten, werd niet overschreden5. Tabel 1: Geharmoniseerde consumptieprijsindex (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) Totaal 2010 2011 2012 2012
I II III IV 2013 I 2013 - I 1 2 3 Gewicht 2013 (in %)
2,3 3,4 2,6 3,1 2,4 2,4 2,2 1,4 1,5 1,4 1,3 100,0
Energiedragers 10,0 17,0 6,0 12,2 5,4 4,4 2,4 -2,8 -1,1 -2,3 -4,9 11,3
Diensten 1,4 1,9 2,5 2,5 2,6 2,6 2,5 1,8 1,4 1,8 2,1 39,6
Bewerkte levensmiddelen 1,0 3,1 3,1 3,5 2,9 2,7 3,2 3,4 3,3 3,4 3,4 13,2
Nietbewerkte levensmiddelena 3,5 0,2 3,4 1,7 3,0 4,1 4,8 4,7 5,2 4,2 4,9 8,0
Nietenergetische industriële goederen 0,8 1,0 0,9 1,0 1,1 0,7 0,8 0,7 0,7 0,6 0,9 27,9
p.m. Onderliggende inflatieb 1,1 1,8 2,1 2,2 2,1 1,9 2,0 1,7 1,5 1,7 1,9 80,7
p.m. Gezondheidsindexc 1,7 3,1 2,7 3,3 2,6 2,4 2,3 1,2 1,5 1,1 1,3 92,5
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI a b Fruit, groenten, vlees en vis. Gemeten aan de hand van de GICP, zonder niet-bewerkte levensmiddelen en energiedragers. c Nationale consumptieprijsindex, zonder tabak, alcoholhoudende dranken, benzine en diesel.
Grafiek 2: Bijdrage tot de inflatie (In procentpunt, jaar- en kwartaalgemiddelden)
6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3
Niet-energetische industriële goederen Bewerkte levensmiddelen Energie
Diensten Niet-bewerkte levensmiddelen GICP
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
5
Het Federaal Planbureau gaat er in haar meest recente inflatievooruitzichten van uit dat de spilindex in 2013 niet overschreden zal worden.
9
I.2 Totale inflatie in de voornaamste buurlanden Met gemiddeld 1,7 % vertraagde de inflatie in onze buurlanden gemiddeld genomen verder in het eerste kwartaal 2013 (tegenover 2,0 % in het vierde kwartaal 2012), zij het minder uitgesproken dan in België (waar ze van 2,3 % naar 1,4 % ging, een peil dat lager ligt dan het gemiddelde in onze buurlanden). Het inflatieverschil tussen België en de buurlanden bedroeg in het eerste kwartaal 2013 dus 0,3 procentpunt ten voordele van ons land. Individueel gezien liet dit kwartaal alleen Frankrijk met 1,2 % (1,7 % in het vorige kwartaal) een lagere inflatie optekenen dan ons land. In Duitsland bedroeg de inflatie 1,8 % (2,0 % in het vorige kwartaal) en in Nederland 3,2 % (3,3 % in het vorige kwartaal). Grafiek 3: Kwartaalevolutie van de totale inflatie en van de onderliggende inflatie in België en in de belangrijkste buurlanden (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar) 4,0
6
Onderliggende inflatie
Totale inflatie
5
3,5
4
3,0
3
2,5
2
2,0
1
1,5
0
1,0
-1
0,5
-2 2008
2009
België
2010
2011
Duitsland
2012
2013
0,0 2008
Frankrijk
2009
Nederland
2010
2011
2012
2013
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
De onderliggende inflatie in onze buurlanden bleef stabiel in het eerste kwartaal 2013, met gemiddeld 1,4 %, een peil dat nog steeds onder de Belgische onderliggende inflatie ligt ondanks een daling van die laatste (van 2,0 % naar 1,7 % tussen het laatste kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2013). De onderliggende inflatie bedroeg 0,9 % in Frankrijk (1,3 % in het vorige kwartaal) en 1,5 % in Duitsland (1,3 % in het vorige kwartaal). Nederland6 liet dit kwartaal echter een aanzienlijk hogere onderliggende inflatie optekenen dan de andere landen, namelijk 3,1 % (2,7 % in het vorige kwartaal).
6
In Nederland werd de aanslagvoet van het gewone btw-tarief in oktober 2012, verhoogd van 19 naar 21 %, wat een opwaartse impact op de consumptieprijzen heeft.
10
Grafiek 4: Driemaandelijkse bijdrage van elke component van het GICP aan het inflatieverschil tussen België en de buurlanden. 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 -0,5 -1,0 -1,5
Niet-energetische industriële goederen Bewerkte levensmiddelen Energie
Diensten Niet-bewerkte levensmiddelen Geheel GICP
Bronnen: EC, FOD Economie
Voor het eerst sinds het vierde kwartaal 2009 was het inflatieverschil tussen België en de buurlanden dit kwartaal ten voordele van ons land, met 0,3 procentpunt. De energieproducten leverden daartoe de grootste bijdrage: ze drukten het verschil met 0,6 procentpunt. De niet-energetische industriële goederen verkleinden het verschil eveneens, met 0,1 procentpunt. Met 0,2 procentpunt droegen de bewerkte levensmiddelen echter het meest bij tot het inflatieverschil ten nadele van ons land. Ook de niet-bewerkte levensmiddelen en de diensten droegen bij tot de toename van het inflatieverschil met 0,1 procentpunt ten nadele van ons land. In het vorige kwartaal droegen de diensten nog het meest bij tot het inflatieverschil ten nadele van ons land. Tabel 2: GICP en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden voor het eerste kwartaal 2013 (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) België Onderliggende inflatie Bewerkte levensmiddelen Niet-energetische industriële goederen Diensten Energie Niet-bewerkte levensmiddelen GICP
1,7 3,4 0,7 1,8 -2,8 4,7 1,4
Gemiddelde van de buurlanden
Duitsland
1,4 1,9 0,9 1,6 2,7 4,3 1,7
1,5 1,7 0,8 1,7 3,1 5,4 1,8
Bronnen: EC, FOD Economie
11
Frankrijk
Nederland
0,9 1,6 0,5 0,9 1,9 3,4 1,2
3,1 4,3 2,7 3,0 3,5 4,7 3,2
Gewicht 2013 (in %) Gemiddelde buurlanden 80,7 82,4 13,2 11,8 27,9 27,1 39,6 43,5 11,3 11,2 8,1 6,4 100,0 100,0
België
II De inflatie voor energie in het eerste kwartaal 2013 II.1 De inflatie voor energie in België In 2012 bleef de kwartaalinflatie voor energie verder dalen. In het eerste kwartaal 2013 werd ze negatief, en bedroeg gemiddeld -2,8 % (tegenover nog 2,4 % in het vorige kwartaal). In maart moest de consument gemiddeld zelfs 4,9 % minder betalen voor zijn energiefactuur in vergelijking met maart 2012. De invloed van de energieproducten op de totale inflatie neemt op die manier sinds een jaar continu af. In het eerste kwartaal 2013 droeg deze groep sterk bij tot de inflatievertraging, met een negatieve bijdrage van -0,3 procentpunt op een totale inflatie van 1,4 % (tegenover een positieve bijdrage van 0,7 procentpunt op een totale inflatie van 2,6 % voor het gehele jaar 2012). Deze vertraging van de energie-inflatie is hoofdzakelijk het resultaat van een minder uitgesproken inflatie voor gas en voor olieproducten (motor- en vloeibare brandstoffen, die meer dan de helft van het gewicht van de energieproducten vertegenwoordigen), als gevolg van de daling van de olienoteringen tussen het eerste kwartaal 2012 en dat van 2013. Tabel 3: Recent verloop van de consumptieprijzen voor energiedragers (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld)
Brandstoffen voor wegvervoer Vloeibare brandstoffen Vaste brandstoffen Elektriciteit Gas Totaal energiedragers
2010
2011
2012
14,9 28,0 0,9 4,1 -1,7 10,0
15,6 27,8 2,6 11,8 19,1 17,0
6,5 10,1 3,9 1,9 8,0 6,0
2012 I 10,2 17,7 3,6 9,7 16,4 12,2
II 4,8 7,3 4,0 1,2 11,6 5,4
2013 III 6,8 11,0 4,1 -2,2 4,6 4,4
IV 4,5 4,9 4,0 -0,3 0,7 2,4
I -2,3 -3,8 2,9 -0,1 -6,7 -2,8
2013 - I 1 -1,3 -3,3 3,3 1,7 -2,4 -1,1
2 -0,7 -1,0 2,7 -0,8 -8,5 -2,3
3 -4,7 -7,1 2,5 -1,1 -9,0 -4,9
Gewicht1 39,4 14,9 0,6 25,5 19,7 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI 1 Gewicht (in %) van elke categorie in de productgroep energie, in 2013.
De evolutie van de olieprijzen op de internationale markten bepaalt, met enige vertraging, grotendeels de consumptieprijsschommelingen van de verschillende energieproducten. Toch wordt de loskoppeling van de olieprijzen enerzijds en de gas- en elektriciteitsprijzen anderzijds vergemakkelijkt door de invoering van nieuwe konin De olieprijzen kenden een stijging van 2,4 % tussen het laatste kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2013, en stegen gemiddeld van $ 110,1 tot $ 112,7. Toch daalde de gemiddelde prijs voor een vat ruwe Brentolie met 4,5 % in het eerste kwartaal 2013 vergeleken met een jaar voordien. De wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar bleef gemiddeld genomen quasi onveranderd (+0,7 %) tussen het eerste kwartaal 2012 en dat van 2013. De olieprijzen, uitgedrukt in euro, lieten zo een iets meer uitgesproken daling op jaarbasis van 5,1 % optekenen (tegenover +4,8 % in het vierde kwartaal 2012). De evolutie van de olieprijs tussen het laatste kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2013 laat zich hoofdzakelijk verklaren door het vooruitzicht op een toegenomen vraag (ten gevolge van tekenen van economische verbetering in China en de Verenigde Staten), door een zeer strenge winter in bepaalde regio’s van de wereld en door een gespannen geopolitieke situatie in het Midden-Oosten, evenals door onzekerheden over het wereldwijde aanbod. Dit laatste wordt momenteel namelijk beïnvloed door internationale sancties tegen Iranese olie. Saoedi-Arabië en Irak, twee grote olieproducenten, hebben hun productie de laatste maanden eveneens aanzienlijk teruggeschroefd (respectievelijk -2,4 % en -3,5 % tussen het vierde kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2013). De totale olieproductie (lidstaten en niet-lidstaten van de OPEC) is slechts licht gedaald gedurende deze periode (-0,7 %). Bovendien werd de stijging van de olieprijzen geremd door de vertraging van de economische groei in Europa en Zuid-Amerika.
12
Grafiek 5: Consumptieprijzen voor energiedragers (Index 2005=100)
220 200 180 160 140 120 100 80 60
Electriciteit Motorbrandstoffen
Gas Totaal energiedragers
Vloeibare brandstoffen Brent (euro)
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
De motorbrandstoffen en de vloeibare brandstoffen (stookolie), waarvan de prijzen vrijwel meteen reageren op de schommelingen in de noteringen voor aardolie, zijn in het eerste kwartaal met respectievelijk gemiddeld -2,3 % en -3,8 % gedaald ten opzichte van het jaar voordien (vergeleken met een inflatie van 4,5 % en 4,9 % in het vierde kwartaal 2012). Deze producten lieten zo voor het eerst sinds 2009 een negatieve inflatie optekenen. Daarnaast zijn de prijzen voor vloeibare brandstoffen gestabiliseerd in vergelijking met het vorige kwartaal (+0,1 %), en blijven ze aldus op een hoog niveau. De prijzen voor motorbrandstoffen namen met 1,6 % af vergeleken met het vorige kwartaal. Meer bepaald bedroeg de gemiddelde maximumprijs voor diesel dit kwartaal 1,51 euro/liter (inclusief btw), een daling van 3 eurocent vergeleken met dezelfde periode in 2012. Voor benzine (super 95) bereikte de gemiddelde maximumprijs dit kwartaal 1,68 euro/liter (inclusief btw), 2 eurocent minder dan een jaar voordien. De consumptieprijzen voor gas en elektriciteit worden voornamelijk bepaald door de kost van de component “energie” en de distributietarieven van de netbeheerders. De transporttarieven en de verschillende belastingen en taksen oefenen eveneens een aanzienlijke invloed uit op de prijsevolutie7. Zoals in de vorige rapporten al werd uitgelegd, keurt de CREG sinds exploitatiejaar 2009 de distributietarieven goed voor vier jaar. Toch worden ze geïndexeerd en kunnen in bepaalde gevallen worden aangepast in de loop van de beschouwde periode wanneer er veranderingen in de kosten voor de netbeheerders opduiken (maar steeds na goedkeuring door de CREG). Doordat de CREG besliste om de huidige vierjaarlijkse tarieven te verlengen, zal de herziening ervan, oorspronkelijk vastgelegd voor juni 2012, uiteindelijk eind 2013 of zelfs pas in 2014 plaatsvinden. De transporttarieven worden sinds exploitatiejaar 2008 eveneens door de CREG voor vier jaar 7
Het gewicht van de verschillende componenten kan sterk verschillen naargelang het type klant (consumptieprofiel en spanningsniveau van de aansluitingen), de distributiezones, de regio’s en de leveranciers.
13
goedgekeurd. In 2012 werd een nieuwe meerjaarlijkse tarifering (2012-2015) goedgekeurd. De verkoopprijs van de energiecomponent wordt vrij bepaald door de leveranciers sinds de vrijmaking van de energie- en gasmarkt. Zo bepaalt elke leverancier voor zowel zijn vaste als variabele contracten zijn eigen tariefformules, indexparameters (die moeten beantwoorden aan de criteria van de KB’s van 21/12/2012 vanaf 1 april 2013) en wegingscoëfficiënten. In 2012 waren er nog bepaalde indexparameters verbonden aan de olieprijs. Die beïnvloedde dus, met enige vertraging, de kost van de energiecomponent van meerdere energieleveranciers8. Om de volatiliteit van de energieprijzen te beperken, introduceerde de regering een tijdelijk reguleringsmechanisme voor de Belgische energiemarkt (wet van 8 januari 20129). De elektriciteits- en gasleveranciers zijn zo verplicht om alle wijzigingen in de prijsformules en tariefaanpassingen op voorhand ter controle bij de CREG in te dienen. Bovendien moeten ze sinds 1 januari 2013 het aantal indexeringen beperken tot vier keer per jaar (voor residentiële klanten en kmo's) bij het begin van elk kwartaal: indexeringen van variabele contracten zijn aldus toegelaten op 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober. Zo zijn de waarden van de indexparameters, die in januari 2013 op de tarieffiches van de leveranciers worden gepubliceerd, van toepassing gedurende het gehele eerste kwartaal van dat jaar. De gas- en elektriciteitsprijzen worden echter met een maand vertraging in de GICP geregistreerd. Opdat de indexparameters de reële kosten van de energieleveranciers beter zouden weergeven, nam de regering op 21 december 2012 (Belgisch Staatsblad van 15 januari 2013) twee koninklijke besluiten aan die een exhaustieve lijst, op voorstel van de CREG, vastlegden met toegelaten criteria voor de indexering van de elektriciteits- en gasprijzen door de leveranciers10. Ter herinnering: deze criteria verzekeren onder meer de loskoppeling van de gas- en elektriciteitsprijzen enerzijds, en van de olieprijs anderzijds. De indexparameters mogen dus alleen worden berekend op basis van beursnoteringen van de Centraal West Europese gas- en elektriciteitsmarkt (CWE). Toch is het alleen bij gascontracten toegestaan om tijdens een overgangsperiode van twee jaar rekening te houden met de olie-index11. Op die manier zal de loskoppeling van de gas- en olieprijs vanaf 2015 volledig zijn. Deze twee koninklijke besluiten traden op 1 april 2013 in werking. Toch werden er al eerder veranderingen op de energiemarkt doorgevoerd. De regeringsmaatregelen (bevriezing van opwaartse indexeringen van variabele gas- en elektriciteitscontracten, afschaffing van opzeggingsvergoedingen) en bepaalde initiatieven (campagne “Gas en Elektriciteit: Durf vergelijken!”, promotie van prijsvergelijkingstools, toename van groepsaankopen) in de loop van 2012, gecombineerd met alle media-aandacht errond, hebben de leveranciers ertoe aangezet hun tariefbepaling te herbekijken om zich op de markt te herpositioneren. Zo is er, afhankelijk van de leverancier, sinds 1 januari 2013 een wijziging in het gamma van contracten, de toepassing van nieuwe indexparameters of het verdwijnen van "standaard" contracten merkbaar.
8
Ter herinnering: Electrabel indexeerde in 2012 haar variabele elektriciteitscontracten op basis van de parameter Nc, die onder meer de prijsevolutie van olieproducten volgt. Voor de gascontracten baseerden Electrabel, Luminus en Nuon zich op de indexparameter GOL603, die sterk samenhangt met de evolutie van de olieprijzen. 9
Het gaat om de wet van 8 januari 2012 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen (van kracht sinds 21 januari 2012). 10
De criteria waaraan de indexparameters voortaan moeten voldoen, werden in detail voorgesteld in het jaarverslag 2012 van het Prijzenobservatorium. 11
De leverancier moet niettemin aantonen dat zijn reële bevoorrading bestaat uit gas waarvan de indexering ten minste gedeeltelijk gebeurt op basis van de olie-index. Bij de gasleveranciers koos alleen Electrabel voor deze overgangsperiode.
14
Concreet zijn de belangrijkste wijzigingen in het eerste kwartaal 2013 voor de variabele contracten van de voornaamste energieleveranciers de volgende:
Voor elektriciteits- en gascontracten is de vaste bijdrage van de energiecomponent niet meer verbonden aan een tariefformule maar vervangen door een vaste waarde;
Electrabel en Luminus hebben hun standaardcontract afgeschaft (basisaanbod voor klanten die nooit een contract hebben getekend) voor elektriciteit en aardgas. Het werd automatisch vervangen door de variabele contracten EnergyPlus en Actief+;
Electrabel gebruikt nieuwe tariefformules en indexparameters. Voor elektriciteitscontracten gaat het om de parameter Epi (“Electricity price index”), die de gemiddelde prijs weergeeft op de groothandelsmarkt in België, Frankrijk, Nederland en Duitsland voor de levering van elektriciteit. Voor gascontracten gaat het om de parameter NGpi (“Natural Gas price index”), die gebaseerd is op de gasprijzen op de groothandelsmarkt in Nederland (TTF) en op de internationale stookolieprijs (GOL603)12;
Luminus heeft heel zijn aanbod aangepast13 (variabele en vaste contracten) en gebruikt nieuwe indexparameters. Voor elektriciteit gaat het om EmarketCWE, dat de prijs voor de levering van “baseload”-elektriciteit weergeeft (basisverbruik, om tegemoet te komen aan een inelastische vraag) op de Belgische markt. Voor gas gaat het om de parameter GMarketCWE (HUB 3-0-3), die het gemiddelde van de dagelijkse slotkoersen van aardgas in Zeebrugge in het voorgaande kwartaal weergeeft;
Eni, dat eerder al nieuwe producten voorstelde in november 2012, heeft opnieuw wijzigingen in zijn aanbod doorgevoerd voor 2013. Zo wordt voor het contract ENI Flex een nieuwe kwartaalindex TTF303 (gemiddelde van “end-of-day”-referentieprijzen tijdens het voorgaande kwartaal) gebruikt voor gas. Voor elektriciteit verandert de parameter Ixc van naam en wordt End_Be213. Sinds februari 2013 heeft Eni de formule van zijn Flex-contract voor gas en elektriciteit gewijzigd;
Essent wijzigde haar indexparameters voor de variabele gascontracten, en gebruikt voortaan hoofdzakelijk de parameter TTF_WAVG (1.0.1, 1.1.1, 1.2.1)_Endex_Q, die een gewogen gemiddelde is van verschillende TTF. In maart 2013 paste de leverancier eveneens de indexformules van haar variabele gas- en elektriciteitscontracten aan.
Lampiris gebruikt voortaan de indexparameter TTF103 (gemiddelde van de “end-of-day”referentieprijzen van de “quarter”-contracten14 tijdens de laatste maand die het leveringskwartaal voorafgaat) voor zijn variabele gascontract.
12
Ter herinnering: Electrabel is de enige leverancier die nog een indexparameter gebruikt voor haar variabele contracten die verbonden is aan de olieprijzen (GOL603). 13
Voor elektriciteit en gas vervangt het variabele contract Actief+ de contracten Standaard, Actief 1 jaar en Actie 2 jaar; het contract Optimal vervangt de contracten Actief Connect 1 jaar en 3 jaar; het contract Fix vervangt Fix 2 jaar en 3 jaar; het contract Essential vervangt Market Plus 1 jaar en 3 jaar; het contract Click vervangt Click 1 jaar. Voor elektriciteit alleen vervangt het contract Eco+ het contract Groen. 14
“Quarter”-contracten zijn leveringscontracten van aardgas op de Nederlandse TTF-marktplaats voor levering over een kwartaal.
15
Tabel 4: Wijziging van de indexeringsparameters in het eerste kwartaal 2013 Elektriciteit 2012 Electrabel Luminus Eni Essent Lampiris
Gas 2013
Ne, Nc Ne, Iem Ixe, Ixc PiQ -
2012
Epi EMarketCWE End_Be213 PiQ -
2013 NGpi GMarketCWE TTF103 TTF_WAVG(1.0.0,1.1.1,1.2.1)_Endex_Q
Gpi, Igd Igd, Igm, Igc Igd, Gni2 TTF1.0.1 TTF101
Bronnen: Electrabel, Luminus, Essent, Eni, Lampiris
Naast de veranderingen in het aanbod van de energieleveranciers lijkt de marktdynamiek, die in 2012 toenam, zich in het eerste kwartaal 2013 verder te zetten, maar minder sterk. In 2012 bedroeg het aantal residentiële klanten in Vlaanderen dat van energieleverancier veranderde 16,7 % voor elektriciteit en 18,7 % voor gas, tegenover respectievelijk 10,2 % en 8,6 % in 2011. In Wallonië veranderde 14,7 % van de huishoudens van elektriciteitsleverancier in 2012 tegenover 10,8 % in 2011, en 17,9 % van gasleverancier in 2012 tegenover 14,8 % in 2011. In Brussel verdubbelde dat aantal ten opzichte van 2011, zowel voor elektriciteit (4,1 % in 2011 tot 8,3 % in 2012) als voor gas (4,7 % in 2011 tot 9,3 % in 2012). Volgens de laatste cijfers van de VREG blijkt dat het aantal huishoudens in het Vlaams Gewest dat van energieleverancier wisselde in maart 2013 1,0 % bedroeg voor elektriciteit en 1,12 % voor gas, tegenover maandelijks gemiddeld respectievelijk 1,4 % en 1,6 % in 2012. Voor het Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest waren de gegevens van de drie eerste maanden van 2013 nog niet beschikbaar toen dit rapport werd opgesteld. Het Prijzenobservatorium zal de evoluties op dit vlak verder opvolgen in de volgende kwartaalverslagen van 2013. 15
Tabel 5: Percentage switches op de residentiële gas- en elektriciteitsmarkt in 2012
(Per gewest, kwartaal- en jaarlijkse bewegingen) Elektriciteit
K1-2012
K2-2012
K3-2012
K4-2012
2011
2012
Vlaanderen Wallonië Brussel Gas
3,5 3,3 1,4 K1-2012
3,5 3,1 1,6 K2-2012
4,9 4,0 2,3 K3-2012
4,8 4,3 3,0 K4-2012
10,2 10,8 4,1 2011
16,7 14,7 8,3 2012
Vlaanderen Wallonië Brussel
3,5 4,6 1,6
4,3 3,6 1,8
5,3 4,6 2,5
5,6 5,1 3,4
8,6 14,8 4,7
18,7 17,9 9,3
Bronnen: VREG, CWaPE, BRUGEL Opm.: De definitie van het percentage switches varieert naargelang het gewest. Deze percentages zijn dus niet vergelijkbaar en tonen alleen een tendens per gewest.
De marktdynamiek resulteerde in een wijziging van de respectievelijke marktaandelen van de verschillende energieleveranciers op de residentiële markt. Zo blijkt het marktaandeel van de historische operator Electrabel tussen december 2011 en 2012 hoofdzakelijk in Vlaanderen en Brussel verminderd te zijn. Andere leveranciers (Lampiris, Essent en Eni in mindere mate) zagen hun marktaandeel echter geleidelijk stijgen in dezelfde periode. Het marktaandeel van Luminus bleef op zijn beurt relatief stabiel.
15
De regionale regulatoren publiceren statistieken over klanten die van energieleverancier veranderen (overstap naar de concurrentie). Die ‘switch’-cijfers houden geen rekening met een verandering van contract bij eenzelfde leverancier. Er bestaan vier soorten switches: de move in (vraag voor het openen van een teller), de supplier switch (wanneer een klant van leverancier verandert), de customer switch (wanneer bij een open leveringspunt de klant verandert maar dezelfde leverancier als voordien behouden blijft) en de combined switch (wanneer bij een open leveringspunt de klant verandert en de nieuwe klant een andere leverancier dan voordien kiest).
16
Grafiek 6: Evolutie van het marktaandeel in 2012 van de elektriciteits- (links) en gasleveranciers (rechts) op de residentiele markt, per gewest
80%
70%
70%
60%
60%
50%
50%
40%
40%
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
0%
Vlaanderen
Wallonië Brussel Electrabel Luminus Nuon/Eni
Essent
Vlaanderen Lampiris
Wallonië Autres
12/2011 3/2012 6/2012 9/2012 12/2012
80%
12/2011 3/2012 6/2012 9/2012 12/2012
90%
12/2011 3/2012 6/2012 9/2012 12/2012
90%
12/2011 3/2012 6/2012 9/2012 12/2012
100%
12/2011 3/2012 6/2012 9/2012 12/2012
100%
12/2011 3/2012 6/2012 9/2012 12/2012
(In aantal leveringspunten)
Brussel
Bronnen: VREG, CWaPE, BRUGEL
Vergeleken met een jaar voordien zijn de consumptieprijzen voor elektriciteit gestabiliseerd (-0,1 %). In maart bedroeg de elektriciteitsfactuur zelfs 1,1 % minder dan in de overeenkomstige periode in 2012. De elektriciteitsprijzen zijn echter lichtjes gestegen (gemiddeld 0,6 %) tussen het vierde kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2013. Op basis van de indicator "gemiddelde Belgische elektriciteitsfactuur" kan de evolutie van de verschillende componenten van de elektriciteitsprijs worden geëvalueerd, namelijk de energiecomponent, de nettarieven en de taksen en belastingen. De kost van de energiecomponent van de elektriciteitsprijs blijft sinds het tweede kwartaal 2012 verder dalen. Na een gemiddelde afname op jaarbasis van 3,7 % in het vorige kwartaal nam de energiecomponent opnieuw aanzienlijk af in het eerste kwartaal 2013, en lag bijgevolg 6,1 % lager dan in dezelfde periode in 2012. De wijzigingen in het aanbod van de elektriciteitscontracten vanaf januari en de marktdynamiek verklaren deels de dalende trend van deze kost. Daarnaast is er een sterke stijging van de kost van de bijdrage hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling (ongeveer 15 % van de energiecomponent), vooral in het Vlaams Gewest, van gemiddeld 41 % ten opzichte van een jaar voordien16. Zo bereikte de energiecomponent gemiddeld een aandeel van 36,4 % (8,6 c€/kWh) in de totale elektriciteitsfactuur. De nettarieven zijn op hun beurt gemiddeld gestegen tot 10,3 c€/kWh in het eerste kwartaal 2013, goed voor 43,7 % van de totaalfactuur. Hun prijsstijgingstempo op jaarbasis ligt zo op 5,3 % dit kwartaal, tegenover 4,4 % in het vorige kwartaal. Deze tendens laat zich hoofdzakelijk verklaren door de sterke stijging op jaarbasis van de transporttarieven in het eerste kwartaal (+45,5 % gemiddeld ten opzichte van het eerste kwartaal 2012, wat bij16
De Belgische consument betaalt op zijn elektriciteitsfactuur een bijdrage hernieuwbare energie en een bijdrage warmtekrachtkoppeling (alleen in Vlaanderen), die de aankoopkosten van groenestroomcertificaten van elektriciteitsleveranciers trachten te recupereren. Zij zijn namelijk verplicht ze aan te kopen voor een bepaald percentage (quotum) van de elektriciteit die in hun regio in het voorgaande jaar verkocht werd. Het quotum dat door het decreet van 8 mei 2009 voor het Vlaams Gewest werd vastgelegd bedroeg 7 % in 2012. Dat decreet werd op 1 augustus 2012 aangepast en doet het quotum stijgen (elk jaar, om tegen 2021 13 % te bereiken). Die aanpassing resulteerde in een stijging van de kosten voor de leveranciers die in het Vlaams Gewest actief zijn. In het Waals en Brussels Gewest werd de bijdrage hernieuwbare energie eveneens herzien. Deze bijdrage wordt door de leveranciers vrij toegepast en kan zo in de loop van het jaar evolueren.
17
na 87 % van de totale stijging van de nettarieven verklaart). Die stijging is hoofdzakelijk het resultaat van de sterke stijging van de transporttarieven in het Waals Gewest tussen het vierde kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2013 (+71,7 %), als gevolg van het afwentelen door Elia van de financiële last met betrekking tot de zonnepanelen op de elektriciteitsfactuur van de Waalse consumenten17. Na goedkeuring door de CREG paste Elia op 1 januari 2013 haar tarief aan met betrekking tot de openbare dienstverplichting voor de financiering van ondersteuningsmaatregelen voor hernieuwbare energie in Wallonië (besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006 en wijzigingen). In 2012 werd Elia al geconfronteerd met belangrijke problemen met betrekking tot de aankoopverplichting van groenestroomcertificaten door de groei van het aantal certificaten in 2012, die hoger lag dan de prognoses op basis waarvan de tarieven werden goedgekeurd. Daardoor heeft Elia het tarief voor de Waalse consumenten op 1 oktober 2012 ingrijpend gewijzigd (beslissing van de CREG van 27 september 2012), maar die stijging dekte de kosten van het boekjaar 2013 onvoldoende. In januari laatstleden werd het tarief dus opnieuw aangepast18. De component “taksen en belastingen” nam gemiddeld met 8,2 % af dit kwartaal vergeleken met een jaar voordien, door de daling van de federale bijdrage 2013 ter financiering van bepaalde openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt. Aldus blijkt dat de quasi stabiliteit op jaarbasis van de consumptieprijzen voor elektriciteit hoofdzakelijk het gevolg is van de stijging van de nettarieven en volledig gecompenseerd wordt door de daling van de verkoopprijs van de energiecomponent en de taksen en belastingen. Daardoor bedroeg de totale elektriciteitsfactuur van een doorsneehuishouden (jaarlijks verbruik van 3.500 kWh aan enkelvoudig tarief) in het eerste kwartaal 2013 gemiddeld 822 euro, wat een vermindering van 4 euro is vergeleken met een jaar voordien.
17
In Wallonië en Brussel is de transmissienetbeheerder Elia verplicht groenestroomcertificaten te kopen tegen een gegarandeerde minimumprijs. In Vlaanderen zijn het de distributienetbeheerders die daartoe verplicht zijn. Zij hebben hun tarieven in 2011 verhoogd. 18
In het Vlaams Gewest was er geen tariefaanpassing voor de openbare dienstverplichting. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest haalt het aantal groenestroomcertificaten nog steeds niet het aantal dat in de quotumverplichting voorzien werd, zodat Elia nog geen enkel groenestroomcertificaat aangeboden kreeg. Daardoor is er op dit moment nog geen tarief voor de openbare dienstverplichting voor de financiering van ondersteuningsmaatregelen voor hernieuwbare energie nodig in Brussel.
18
Grafiek 7A: Indicator voor een gemiddelde elektriciteitsfactuur en zijn componenten (Consumptieprofiel Dc1 - In eurocent/kWh)
25
20
15
10
5
0
Energiecomponent
Nettarieven
Taksen en heffingen
Btw (21 %)
Bronnen: Eigen berekeningen, VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie Opm. 1: Op de elektriciteitsfactuur dekken de nettarieven de kosten voor het gebruik van de distributienetwerken en voor het transport. Opm. 2: De hoeveelheid gratis elektriciteit die in het Vlaamse Gewest wordt toegekend, werd opgenomen in de energiecomponent.
Voor de consumptieprijzen van gas moest de consument op jaarbasis gemiddeld 6,7 % minder betalen voor de aardgasfactuur in het beschouwde kwartaal, tegenover +0,7 % in het vorige kwartaal. In maart 2013 bereikte deze daling op jaarbasis zelfs 9,0 %. De gasprijs viel bovendien met 5,0 % terug tussen het vierde kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2013. De evolutie van de indicator “gemiddelde Belgische gasfactuur” toont dat de verkoopprijs van de energiecomponent sinds het derde kwartaal 2012 continu afneemt. Vergeleken met een jaar voordien daalde de energiecomponent zo met 10,2 % in het eerste kwartaal 2013, tegenover een daling van 1,9 % in het vorige kwartaal. Ze maakte zo gemiddeld 58,6 % (4,2 c€/kWh) van de totale gasfactuur uit. Net als voor elektriciteit het geval is, verklaren wijzigingen in het aanbod van de gascontracten vanaf januari en de marktdynamiek deels de daling van deze kost. De nettarieven zijn de laatste negen maanden gestabiliseerd. Hun groeitempo op jaarbasis is aanzienlijk vertraagd: +2,6 % in het eerste kwartaal 2013 tegenover +7,2 % in het vorige kwartaal. De nettarieven hebben dit kwartaal een aandeel van 21,4 % in de totale gasfactuur (of 1,4 c€/kWh). Taksen en belastingen lieten dit kwartaal een jaarlijkse daling van 7,5 % noteren, tegenover +12,1 % in het vorige kwartaal. Die negatieve inflatie laat zich verklaren door een neerwaartse herziening van de toeslag “beschermde klanten” en van de federale bijdrage “Gas” 2013 ter financiering van bepaalde openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de aardgasmarkt. De afname op jaarbasis van de consumptieprijzen voor gas in het eerste kwartaal 2013 is aldus hoofdzakelijk te wijten aan de sterke daling van de energiecomponent en de taksen en belastingen, terwijl de stijging van de nettarieven beperkt bleef.
19
Daardoor bereikte de totale gasfactuur (op jaarbasis) voor een gasverbruik van 23.260 kWh per jaar een totaal van gemiddeld 1.563 euro in het eerste kwartaal 2013, wat een vermindering van 111 euro is ten opzichte van een jaar voordien. Grafiek 7B: Indicator voor een gemiddelde aardgasfactuur en zijn componenten (Consumptieprofiel D3, In eurocent/kWh)
8 7 6 5 4 3 2 1 0
Energiecomponent
Nettarieven
Taksen en heffingen
Btw (21 %)
Bronnen: Eigen berekeningen, VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie Opm. 1: Op de gasfactuur dekken de nettarieven de kosten voor het gebruik van de distributienetwerken. 19 Opm. 2: De meerkost voor beschermde klanten is niet onderworpen aan de btw .
II.2 De inflatie voor energie in de voornaamste buurlanden Net als in België, zij het veel minder uitgesproken, vertraagde de inflatie voor energieproducten ook in de buurlanden verder, tot 2,7 % in het eerste kwartaal 2013 (tegenover 4,3 % in het vorige kwartaal; in België ging ze van 2,4 % naar -2,8 %). Het inflatieverschil voor deze categorie tussen België en de buurlanden is dit kwartaal dus opnieuw ten voordele van ons land, waardoor het totale inflatieverschil met 0,6 procentpunt verkleind wordt. In Duitsland bedroeg de inflatie voor energieproducten dit kwartaal 3,1 % (4,3 % in het vorige kwartaal), in Nederland 3,5 % (7,1 % in het vorige kwartaal) en in Frankrijk 1,9 % (3,5 % in het vorige kwartaal).
19
Zie artikel 3 van het Koninklijk Besluit van 24 maart 2003, dat een federale bijdrage voorzag, bestemd voor de financiering van bepaalde openbaredienstverplichtingen en van kosten verbonden aan de regulering en controle van de aardgasmarkt.
20
Grafiek 8A: Kwartaalevolutie van de consumptieprijzen voor de verschillende energieproducten in België en in de voornaamste buurlanden (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar)
30 25 20 15 10 5 0 -5 -10 -15 -20 2008
2009 België
Duitsland
2010
2011
Frankrijk
Nederland
2012
2013
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
In het eerste kwartaal 2013 droeg elk product van de energieproductgroep bij tot de toename van het inflatieverschil tussen België en de buurlanden ten voordele van ons land. In de eerste plaats gaat het om elektriciteit, gevolgd door gas en in mindere mate motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen. Voor motorbrandstoffen en voor huisbrandolie kenden de consumptieprijzen in België en in de buurlanden een gelijksoortig verloop in het eerste kwartaal 2013, ook al kenden ze in België een iets sterkere afname wat hun grotere gevoeligheid voor het verloop van de aardoliekoersen illustreert. Voor gas en elektriciteit daarentegen vertoonden de prijzen in België respectievelijk een daling en een stabilisering, terwijl ze in onze buurlanden bij de aanvang van dit jaar, opwaarts georiënteerd waren. De inflatie voor elektriciteit versnelde dit kwartaal gemiddeld genomen in de buurlanden, tot 9,5 % (tegenover 3,3 % in het vorige kwartaal). Dat is hoger dan de negatieve inflatie in ons land (-0,1 %). Dit kwartaal was de inflatie voor elektriciteit in België minder hoog dan in elk van de buurlanden. In Duitsland nam ze sterk toe tot 12,3 %20 (3,2 % in het vorige kwartaal). In Frankrijk bedroeg de inflatie 5,9 % (3,2 % in het vorige kwartaal) en in Nederland 4,3 % (4,7 % in het vorige kwartaal). De inflatie voor gas nam in het eerste kwartaal 2013 af in de buurlanden, tot gemiddeld 3,8 % (tegenover 5,2 % in het vorige kwartaal), maar die afname bleek minder groot dan in ons land (van 0,7 % tot -6,7 % in dezelfde periode). In Frankrijk bereikte de inflatie voor gas 6,3 % (8,1 % in het vorige kwartaal), in Nederland 5,3 % (6,0 % in het vorige kwartaal) en in Duitsland 1,6 % (3,0 % in het vorige kwartaal). Hoewel de consumptieprijzen voor gas ten opzichte van het vorige kwartaal in de buurlanden quasi onveranderd bleven, namen ze in de drie eerste maanden van 2013 in België af. 20
De forse prijsstijging van de consumptieprijzen voor elektriciteit in Duitsland vindt zijn oorsprong in de heffing van een taks bedoeld om investeringen in groene energie (windmolenparken, zonne-energie, …) te financieren.
21
Grafiek 8B: Kwartaalevolutie van de consumptieprijzen voor de verschillende energiecomponenten in België en in de voornaamste buurlanden (Index 2005=100) 170
190 180
160
170 150
160 150
140
140 130
130
120
120 110
110
100 90
100 2008
2009
2010
2011
2012
2008
2013
2009
2010
2011
2012
2013
Elektriciteit België
Elektriciteit Buurlanden
Vloeibare brandstoffen België
Vloeibare brandstoffen Buurlanden
Gas België
Gas Buurlanden
Brandstoffen België
Brandstoffen Buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
Voor motorbrandstoffen en smeermiddelen werd het prijsstijgingstempo net als in België negatief in de buurlanden, tot gemiddeld -1,3 % in het eerste kwartaal 2013 (3,5 % in het vorige kwartaal, in België daalde het cijfer van 4,5 % tot -2,3 %). In Duitsland bereikte de inflatie voor deze categorie -2,1 % (3,9 % in het vorige kwartaal), in Frankrijk -1,0 % (1,7 % in het vorige kwartaal) en in Nederland 1,9 % (8,8 % in het vorige kwartaal). De Belgische inflatie voor motorbrandstoffen bleek dit kwartaal dus lager dan in elk van de buurlanden. In het eerste kwartaal 2013 namen de prijzen voor vloeibare brandstoffen net als in België sterk af in de buurlanden, en ze waren gemiddeld 2,9 % minder hoog dan een jaar voordien (tegenover een inflatie van +5,8 % in het vorige kwartaal; in België gingen de inflatie van 4,9 % naar -3,8 % tussen het laatste kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2013). De inflatie voor vloeibare brandstoffen bedroeg -0,8 % in Frankrijk (6,1 % in het vorige kwartaal) en -4,1 % in Duitsland (5,6 % in het vorige kwartaal). Deze sterkere afname van de inflatie van huisbrandolie kan worden verklaard door de lagere accijnzen en andere forfaitaire belastingen in België voor dit product, wat het gevoeliger maakt aan schommelingen van de aardoliecomponent. Tabel 6: Energie en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden voor het eerste kwartaal 2013 (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld)
-0,1 -6,7 -3,8 2,8
Gemiddelde van de buurlanden 9,5 3,8 -2,9 3,0
-2,3 -2,8
-1,3 2,7
België Elektriciteit Gas Vloeibare brandstoffen Vaste brandstoffen Motorbrandstoffen smeermiddelen Energie
Duitsland
Frankrijk
Nederland
12,3 1,6 -4,1 4,5
5,9 6,3 -0,8 0,4
4,3 5,3 0,0 :
Gewicht 2013 (in %) Gemiddelde België buurlanden 2,9 2,7 2,2 1,7 1,7 1,0 0,1 0,1
-2,1 3,1
-1,0 1,9
1,9 3,5
4,5 11,3
en
Bron: EC, FOD Economie
22
4,7 11,2
III De inflatie voor bewerkte levensmiddelen in het eerste kwartaal 2013 III.1 De inflatie voor bewerkte levensmiddelen in België Net zoals in het voorjaar van 2012 kenden de internationale marktprijzen voor voedingsgrondstoffen in het eerste kwartaal 2013 een daling, waarbij ze in maart 2013 iets lager noteerden dan in december 2012 (aan de basis ervan lag een afname van de Europese interne marktprijzen voor granen – maïs en gerst, tarwe en rogge – vooral ten gevolge van de afgenomen vraag op de internationale graanmarkt, verbeterde oogstvooruitzichten door de gunstige weersomstandigheden), toen ze hun hoogste notering van de afgelopen vijf jaar bereikten. Grafiek 9: Prijsverloop in de voedingskolom (Index 2005=100)
155 145 135 125 115 105 95
Internationale noteringen voedingsgrondstoffen in euro, gewogen aan de hand van de consumptie in België (a) Afzetprijs van voedingsindustrie, gewogen aan de hand van de consumptie in België (b) Consumptieprijs bewerkte levensmiddelen Bron: EC, ADSEI, NBB (a) Voor de grondstoffenprijzen werd op basis van de gegevens betreffende de Europese interne marktprijzen (granen, melk, eieren, vlees en vetten) en de grondstoffenprijzen van het IMF (suiker, cacao, koffie en vetten) een index samengesteld die het gemiddelde verloop van de voedingsgrondstoffennotering weergeeft. (b) Voor de berekening van de index betreffende de afzetprijzen werd een gewogen gemiddelde gemaakt van enerzijds de afzetprijzen voor de binnenlandse Belgische markt (voor de sectoren NACE 1040 Oliën en vetten, 1050 Zuivelproducten, 1060 Maalderijproducten, 1070 Bakkerijproducten, 1080 Andere voedingsmiddelen en 1100 Dranken) en anderzijds de (via Eurostat beschikbare) afzetprijzenstatistiek van dezelfde sectoren voor de Eurozone (17 landen). De in de detailhandel verkochte goederen worden immers zowel in België als in het buitenland geproduceerd. Aan beide reeksen werd, op basis van de input-outputtabellen (het intermediair verbruik door de detailhandel van producten afkomstig uit de voedingsindustrie en de groothandel is voor ongeveer de helft afkomstig uit België en wordt voor de andere helft ingevoerd), een gewicht toegekend van 50 %. Voor het samenstellen van de index werden de gewichten van de betreffende sectoren binnen de GICP gebruikt.
Ten opzichte van een jaar voordien kwamen de grondstoffennoteringen in het eerste kwartaal 2013 evenwel 5,3 % hoger uit. De consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen namen tussen het eerste kwartaal 2012 en dat van 2013 gemiddeld met 3,4 % toe. Voor de tussenliggende schakel, de voedingsindustrie, namen de af-
23
zetprijzen in de eerste twee maanden21 van 2013 toe met 3,6 % in vergelijking met de overeenstemmende periode in 2012. In het eerste kwartaal 2013 lagen de consumptieprijzen voor alle onderliggende productgroepen hoger dan in de overeenstemmende periode 2012. Ten opzichte van het voorgaande kwartaal nam het inflatietempo toe voor oliën en vetten en alcoholische dranken, en in mindere mate voor suiker, jam, honing en chocolade, terwijl voor zuivelproducten en andere voedingsmiddelen een vertraging van het prijsstijgingstempo werd opgetekend. Voor brood en granen, alcoholvrije dranken en tabak bleef de inflatie stabiel. Tabel 7: Recent verloop van de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld)
Brood en granen Zuivelproducten Oliën en vetten Suiker, jam, chocolade Andere voedingsmiddelen Alcoholvrije dranken Alcoholhoudende dranken Tabak Totaal van de bewerkte levensmiddelen
2012
2013
2013 - I
Bijdrage1
Gewicht2
2010
2011
2012
0,3 0,2 1,3 3,5 -0,5 1,0 0,4 3,5
4,5 2,7 8,4 6,1 3,1 4,8 -0,4 1,4
2,9 2,6 3,9 4,9 3,9 2,8 1,8 3,6
I 4,0 3,5 10,2 7,3 5,2 4,9 0,5 1,4
II 2,3 2,9 6,4 3,8 3,2 3,3 1,6 3,2
III 2,3 1,9 0,5 4,2 3,1 1,5 2,2 4,4
IV 3,1 2,0 -0,7 4,3 4,3 1,6 3,0 5,2
I 3,1 1,6 2,1 4,5 3,0 1,7 4,3 5,2
1 2,9 1,6 0,7 4,4 3,5 1,9 3,8 5,2
2 3,0 2,0 1,4 4,3 2,6 1,6 4,8 5,3
3 3,2 1,3 2,2 4,8 2,8 1,7 4,5 5,3
0,75 0,24 0,04 0,41 0,15 0,19 0,64 0,97
24,3 14,7 2,7 9,3 5,0 11,0 15,2 17,8
1,0
3,1
3,1
3,5
2,9
2,7
3,2
3,4
3,3
3,4
3,4
3,38
100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI 1 2 Bijdrage tot de inflatie van de groep in het eerste kwartaal 2013 (in procentpunt), Gewicht (in %) van elke categorie in de productgroep bewerkte levensmiddelen in 2013
De onderliggende productgroep met de grootste impact op de inflatie van de bewerkte levensmiddelen tijdens de beschouwde periode is tabak, met 1,0 procentpunt. Net zoals in het voorgaande kwartaal bedroeg de inflatie in het eerste kwartaal 2013 5,3 %, wat wellicht het gevolg is van de verhogingen van de accijnstarieven voor sigaretten en rooktabak. Losse tabak werd 8,6 % duurder, terwijl de consument voor sigaretten 4,3 % meer betaalde. Brood en granen, de productgroep die bijna een kwart van het gewicht van de bewerkte levensmiddelen vertegenwoordigt, droeg in het eerste kwartaal 2013 0,8 procentpunt bij tot de inflatie van de bewerkte levensmiddelen, en kende een inflatiecijfer van 3,1 %. Vooral puddingpoeder (+7,7 %), biscuits (+6,5 %), rijst in kookbuiltjes (+5,2 %), Luikse wafels (+4,7 %), broodjes (+4,6 %), cornflakes (+4,2 %), spaghetti (+4,1 %), speculaas (+4,0 %), fruittaartjes (+3,9 %), mokkataartjes (+3,6 %), eclairs (+3,3 %), kramiek (+3,2 %) en rijsttaarten (+3,1 %) werden duurder. Enkel bloem werd goedkoper ten opzichte van een jaar voordien, namelijk 3,2 %. De consumptieprijs voor spaghetti liet in maart 2013 een lichte daling van 1,3 % optekenen ten opzichte van de maand voordien, een lichte prijsafname die wellicht het gevolg is van de lagere noteringen voor harde tarwe, de belangrijkste grondstof (-5,1 % in maart 2013 ten opzichte van september 2012 zijn hoogste niveau in de afgelopen 18 maanden). Het prijsstijgingstempo van alcoholische dranken nam voor het vijfde kwartaal op rij toe, tot 4,3 % in het eerste kwartaal 2013. De bijdrage tot de inflatie van de bewerkte levensmiddelen voor deze productgroep bedroeg 0,6 procentpunt. Voor zowel bieren (+5,6 %), als gedistilleerde dranken (+5,4 %) en wijnen (+3,8 %) moest aanzienlijk meer worden betaald: pilsbier in bak +9,2 %, likeur +6,6 %, Roséwijn +6,3 %, jenever +5,4 %, witbier in verloren verpakking +5,2 %, Riesling +4,6 %, Bordeaux +4,2 %, trappistenbier +4,2 %, pilsbier in blik +3,6 % en whisky +3,4 %. Toegenomen grondstoffen- en energieprijzen, duurdere verpakkingen en hogere loonkosten zouden ABInbev en Alken-Maes, na een prijsverhoging in 2012, hebben aangezet tot een nieuwe prijsverhoging in februari
21
De meest recente gegevens dateren van februari 2013.
24
2013. Bovendien verhoogden op 1 januari 2013 de accijnstarieven op alcoholhoudende dranken, met uitzondering van bier. Voor een fles wijn van 0,75 liter zou dit neerkomen op een prijsverhoging van 4,2 cent22. Suiker, jam, honing en chocolade (met een bijdrage tot de inflatie van de bewerkte levensmiddelen van 0,4 procentpunt) werd in het eerste kwartaal 2013 4,5 % duurder ten opzichte van een jaar voordien, en in maart 2013 liep de inflatie op tot 4,8 %. Voor chocolade en suikerwaren in het bijzonder bedroeg de prijstoename op jaarbasis zelfs 5,2 %, ondanks de afgenomen internationale noteringen voor cacao (-6,3 % in het eerste kwartaal 2013 ten opzichte van dezelfde periode een jaar voordien, uitgedrukt in euro). De cacaoprijzen lagen in maart 2013 maar liefst 37,2 % lager dan in juni 2010, hun recentste hoogste notering, terwijl de consumptieprijzen voor de van chocolade afgeleide producten blijven toenemen. Op productniveau steeg de prijs tussen het eerste kwartaal 2012 en dat van 2013 voornamelijk voor boterhampasta (+8,4 %), melkchocolade (+8,3 %), viervruchtenjam (+6,6 %), candybars (+5,5 %), kristalsuiker (+4,5 %), toffees (+4,5 %), pralines (+3,9 %) en pure chocolade (+2,1 %). Voor ijshoorntjes (-4,5 %) diende de consument minder te betalen ten opzichte van een jaar voordien. Met een bijdrage tot de inflatie van de bewerkte levensmiddelen van 0,2 procentpunt in het eerste kwartaal 2013 daalde het inflatietempo van de zuivelproducten verder tot 1,6 % (in het eerste kwartaal 2012 bedroeg de inflatie nog 3,5 %). Aan de basis van dit positieve inflatiecijfer ligt nog steeds de hoge inflatie voor eieren (+14,7 %), die weliswaar gedaald is ten opzichte van het voorgaande kwartaal (+22,4 %), geconcentreerde melk (+6,3 %), verse room (+3,9 %) en Gruyère smeltkaas (+3,9 %). Ook verse magere kaas (+2,5 %) werd duurder in vergelijking met het eerste kwartaal 2012, evenals halfvolle melk (+2,4 %) en volle natuuryoghurt (+2,1 %). Voor harde kaas van het Gouda-type en sojadrank betaalde de consument respectievelijk 1,5 % en 1,0 % minder. De consumptieprijzen voor eieren lijken zich te hebben gestabiliseerd op een hoog niveau, na een scherpe toename in het voorjaar van 2012, toen het aanbod beperkt bleef omwille van aanpassingen aan legbatterijen (Europese richtlijn). Ze volgen hierbij de (producenten)prijs op de markt van Kruishoutem niet, die sinds zijn hoogtepunt een jaar geleden gemiddeld al 38,9 % lager noteerde in maart 2013 (voor een bruin scharrelei van mediumgrootte). De jaar-op-jaar prijstoename van de alcoholvrije dranken bedroeg in het eerste kwartaal 2013 1,7 %. Vooral limonade met thee-extracten (+7,4 %), instantcacaodrank (+6,5 %), gashoudend water (+6,4 %), limonade (+5,5 %), cola (+4,4 %), cola light (+2,9 %) en niet-gashoudend water (+2,1 %) werden fors duurder. Anderzijds daalde de prijs op jaarbasis voor koffie (-3,4 %) en koffiepads (-1,8 %), evenals voor vruchtensap (-1,3 %) en thee (-0,4 %). De prijs voor koffie lijkt zich de laatste maanden gestabiliseerd te hebben, weliswaar op een vrij hoog niveau, hoewel de internationale noteringen voor koffiebonen23 (uitgedrukt in euro) in het eerste kwartaal 2013 28,7 % lager noteerden dan in de overeenstemmende periode een jaar eerder, en zelfs 41 % lager dan in februari 2011, hun recentste hoogtepunt. Voor de categorie andere voedingsmiddelen kwam het inflatietempo uit op 3,0 %. De volgende producten kenden een sterke prijsstijging: mosterd (+8,0 %), mayonaise (+6,8 %, waarbij gemiddeld voornamelijk de huismerken in prijs toenamen) en diepvriessoep (+5,0 %). Voor tomatensoep en babyvoeding betaalde de consument respectievelijk 1,2 % en 0,7 % minder dan in het eerste kwartaal 2012. De productgroep oliën en vetten tenslotte zag haar inflatiecijfer toenemen tot 2,1 %, nadat het tijdens het voorgaande kwartaal nog negatief was (-0,7 %). Op detailniveau werd maïsolie gevoelig duurder (+5,1 %), evenals olijfolie (+2,3 %). Van de andere gevolgde getuigenproducten bleef de inflatie eerder beperkt: minarine (+1,7 %), margarine op basis van olijfolie (+1,4 %) en melkerijboter (+1,3 %). Gewone braadmargarine was in het eerste kwartaal 2013 2,8 % goedkoper dan een jaar eerder. Op de internationale grondstoffenmarkt daalden de noteringen (uitgedrukt in euro) in het eerste kwartaal 2013 voor palmolie en sojaolie met respectievelijk 26,8 % en
22
Bron: “Nieuwe accijnsmaatregelen 2013” (http://fiscus.fgov.be/interfdanl/nl/enterprises/files/nieuwe-accijnsaatregelen2013.pdf) 23
Berekend als 85 % other milds (arabica) en 15 % robusta.
25
4,7 % ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, terwijl die voor zonnebloemolie nagenoeg stabiel bleef (+0,3 %) en de notering voor olijfolie sterk naar boven ging (+37,4 %).
III.2 De inflatie voor bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden Dit kwartaal vertraagde de inflatie voor bewerkte levensmiddelen in onze buurlanden gemiddeld genomen lichtjes, tot 1,9 % (tegenover 2,1 % in het vorige kwartaal). Dat is een lager peil dan in ons land, waar de inflatie lichtjes versnelde (3,4 % dit kwartaal, tegenover 3,2 % in het vorige kwartaal). Die lichte vertraging van het gemiddelde prijsstijgingstempo voor deze categorie wordt veroorzaakt door Frankrijk, waar de inflatie voor bewerkte levensmiddelen daalde van 2,4 % naar 1,6 % tussen het laatste kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2013. In Duitsland bleef de inflatie voor deze categorie in het eerste kwartaal 2013 met 1,7 % stabiel. Nederland liet een sterke versnelling van het prijsstijgingstempo voor bewerkte levensmiddelen optekenen, tot 4,3 % dit kwartaal (2,7 % in het vorige kwartaal), een hoger niveau dan in ons land. Grafiek 10: Kwartaalevolutie van de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen in België en in de voornaamste buurlanden (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar)
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 -1 2008
2009 België
Duitsland
2010
2011
Frankrijk
Nederland
2012
2013
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
Op koffie en cacao, en alcoholische dranken na, droeg elk van de categorieën van de bewerkte levensmiddelen bij tot de toename van het inflatieverschil ten nadele van ons land. Het zijn vooral brood en granen en suiker en suikerwerk die de grootste bijdrage leverden (de bewerkte levensmiddelen droegen 0,2 procentpunt bij tot het inflatieverschil ten nadele van ons land). Brood en granen zagen hun prijsstijgingstempo gemiddeld genomen vertragen in de buurlanden, en bereikten dit kwartaal een inflatie van 2,0 % (tegenover 2,3 % in het vorige kwartaal). In België bleef ze met 3,1 % stabiel. Het lagere inflatiepeil in de buurlanden wordt veroorzaakt door Frankrijk, waar dit kwartaal een inflatie voor
26
brood en granen van 0,8 % werd opgetekend (1,1 % in het vorige kwartaal). In Nederland bedroeg de inflatie voor deze categorie 2,5 % (2,3 % in het vorige kwartaal) en in Duitsland 3,0 % (3,5 % in het vorige kwartaal). De inflatie voor suiker en suikerwaren nam in het eerste kwartaal 2013 in de buurlanden gemiddeld genomen af, tot 1,4 % (tegenover 2,1 % in het vierde kwartaal 2012), terwijl ze in ons land opnieuw toenam tot 4,5 % (4,3 % in het vorige kwartaal). In Frankrijk vertraagde de inflatie voor deze categorie, die in het vorige kwartaal al relatief laag was (1,2 %), tot 0,1 % dit kwartaal. Duitsland liet een inflatie voor suiker en suikerwaren optekenen van 2,7 % (3,2 % in het vorige kwartaal) en Nederland 1,4 % (1,7 % in het vorige kwartaal). Tabel 8: Bewerkte levensmiddelen en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden voor het eerste kwartaal 2013 (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld)
Brood en granen Melk, kaas en eieren Oliën en vetten Suiker, jam, honing, chocolade Andere voedingswaren Koffie, thee en cacao Mineraalwater, frisdranken en sappen Gedistilleerde dranken Wijnen Bier Tabak Bewerkte levensmiddelen
België
Gemiddelde v. d. buurlanden
3,1 1,6 1,4 4,5 3,0 -2,3 2,8 5,4 3,8 5,1 5,2 3,4
2,0 0,4 -1,1 1,4 1,2 -1,2 1,6 3,3 2,1 2,1 4,6 1,9
Duitsland 3,0 1,6 -1,8 2,7 1,6 -2,4 2,2 1,3 1,9 0,1 2,0 1,7
Bronnen: EC, FOD Economie
27
Frankrijk
Nederland
0,8 -1,0 -0,8 0,1 -0,2 0,1 0,0 4,0 1,6 10,9 7,0 1,6
2,5 1,8 1,1 1,4 3,2 -0,6 6,4 4,6 6,7 9,3 9,2 4,3
Gewicht 2013 (in %) Gemiddelde v. België d. buurlanden 3,2 2,2 1,9 2,0 0,4 0,3 1,2 1,0 0,7 0,6 0,3 0,5 1,2 1,0 0,2 0,4 1,2 0,8 0,7 0,6 2,3 2,4 13,2 11,8
IV De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in het eerste kwartaal 2013 IV.1 De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in België Na de inflatiepiek tijdens het laatste kwartaal 2012 (4,8 %) bleef de inflatie voor de productgroep niet-bewerkte levensmiddelen tijdens de beschouwde periode hoog: gemiddeld 4,7 %. Vooral voor fruit (+13,4 %) gingen de consumptieprijzen fel omhoog. De bijdrage van de productgroep tot de totale inflatie kwam uit op 0,4 procentpunt in het eerste kwartaal van dit jaar. Het afgelopen kwartaal was er een inflatieversnelling voor vlees (goed voor meer dan de helft van het gewicht van de productgroep) en fruit, terwijl de inflatie voor vis en groenten vertraagde ten opzichte van vorige kwartaal. Tabel 9: Recent verloop van de consumptieprijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld)
Vlees Waarvan Rundvlees Varkensvlees Gevogelte Vleeswaren Vis Fruit Groenten Geheel van de niet-bewerkte levensmiddelen
2013 – I
2,3 2,8 3,8 2,3 2,1 4,4 3,2 5,9
I 2,5 3,2 3,0 2,5 2,1 4,8 1,0 -1,1
2012 II III 2,2 1,8 2,9 2,1 3,0 3,1 2,0 2,0 2,0 1,5 3,4 5,1 0,0 3,7 7,3 10,1
IV 2,7 2,9 6,3 2,6 2,6 4,2 8,0 8,6
2013 I 3,7 4,7 6,5 5,1 3,4 2,6 13,4 2,7
1 3,0 3,3 5,7 4,1 3,0 2,4 13,0 7,2
2 3,6 5,3 6,7 4,6 3,2 2,7 14,3 -0,3
3 4,4 5,5 6,9 6,6 3,9 2,6 13,0 1,6
3,4
1,7
3,0
4,8
4,7
5,2
4,2
4,9
2010
2011
2012
1,0 1,4 0,4 -0,8 1,4 2,0 2,3 12,3
2,2 1,9 1,6 1,9 2,1 1,6 -1,0 -4,6
3,5
0,2
4,1
Gewicht1 53,5 6,3 3,1 5,3 35,4 11,9 14,6 20,0 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI 1 Gewicht (in %) van elke categorie in de productgroep niet bewerkte levensmiddelen in 2013.
Vlees kostte in het eerste kwartaal 2013 gemiddeld 3,7 % meer in vergelijking met de overeenstemmende periode in 2012. Tussen het eerste kwartaal 2012 en dat van 2013, werd rundvlees gemiddeld 4,7 % duurder, en dat was het geval voor nagenoeg alle rundvleessoorten (rosbief, biefstuk, karbonade en dunne lende). Aan de basis van deze stijging ligt wellicht de toegenomen karkasprijs voor runderen (+7,4 %) in de beschouwde periode. Varkensvlees liet een nog forsere inflatie optekenen: gemiddeld +6,5 %, en dat voor alle deelstukken van het varken (rib filet, rib spiering en gebraad van de hesp. Aan de basis van de opmerkelijke prijsstijging van varkensvlees de afgelopen maanden ligt, ook hier, wellicht de prijsnotering voor levende varkens die met 3,8 % omhoog ging in vergelijking met het eerste kwartaal 201224. Producten waarin runds- en/of varkensvlees wordt verwerkt lieten eveneens een hoge prijstoename op jaarbasis optekenen: zo is bijvoorbeeld filet américain bijna 6 % duurder geworden en moest voor vleessalade 5,7 % meer worden betaald ten opzichte van het eerste kwartaal 2012. Ook voor braadkip moest de consument dieper in de buidel tasten, de prijs lag in het eerste kwartaal 2013 meer dan 6 % hoger in vergelijking met vorig jaar. Voor vis moest in het eerste kwartaal 2013 gemiddeld 2,6 % meer worden betaald dan in de overeenstemmende periode vorig jaar. Onder de gevolgde vissoorten waren er evenwel tegengestelde prijsbewegingen. Grijze garnalen kostten bijna 30 % meer dan in het eerste kwartaal 2012. Aan de felle prijsstijging van grijze garnalen, die was ingezet in maart 2012, kwam een einde in september 2012, maar tijdens het beschouwde kwartaal lagen de consumptieprijzen ervan dus nog steeds op een hoog niveau. Bij de verse vis werd tong dan weer 7,2 % goedkoper. Ook binnen de bewerkte visproducten (die evenwel bij de niet-bewerkte levensmiddelen worden ingedeeld) noteerden we tegengestelde bewegingen: aan de val van de prijs voor fish sticks kwam een einde omstreeks juli 2012, in dit kwartaal lag de prijs niettemin nog 16,6 % lager dan in de overeenstemmende periode 24
Naast het seizoenseffect (hogere prijzen in de zomer) ligt wellicht ook de verplichte overschakeling naar groepshuisvesting wellicht aan de basis van de gestegen varkensprijs. Richtlijn 91/630/EEG van de Raad van 19 november 1991 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens.
28
vorig jaar. Voor tonijn in blik daarentegen moest de consument het afgelopen kwartaal 13,3 % meer betalen in vergelijking met het eerste kwartaal 2012. De consumptieprijs voor tonijn in blik klom in maart 2013 zelfs boven het recordniveau van september vorig jaar. Het hoogste inflatiecijfer in de groep van de niet-bewerkte levensmiddelen werd opgetekend voor de subcategorie fruit die het afgelopen kwartaal gemiddeld 13,4 % meer kostte ten opzichte van de overeenstemmende periode vorig jaar. Vooral de inflatie voor fruitsoorten die ook in België worden geteeld piekte: appelen (Jonagold +22,5 %, Golden +15,5 % en Granny +14,4 %) en peren (ronde peren +44,6 % en Conférence +48,5 %).De hoge prijzen voor appelen en peren zijn het gevolg van een tegenvallende oogst in het najaar 2012 (door de slechte weersomstandigheden). Ten gevolge van een verminderd aanbod werden een aantal uitheemse soorten eveneens aanzienlijk duurder tussen het eerste kwartaal 2012 en dat van 2013: pompelmoezen (+8,3 %), mandarijnen (+7,2 %)en kiwi’s (+5 %). Ook pindanootjes (+5,2 %) en ananas in blik (+8,3 %) werden duurder in vergelijking met verleden jaar. Geen enkele fruitsoort die gevolgd wordt voor de consumptiekorf kostte dit kwartaal minder dan in het eerste kwartaal 2012. Het prijsstijgingstempo voor groenten vertraagde verder in het eerste kwartaal 2013 (+2,7 % tegenover nog +10,1 % in het derde kwartaal 2012). Voor prei (+30,4 %), broccoli (+28,3 %), spruitjes (+12,6 %) en ajuin (+9,6 %) en spliterwten (+8,2 %) werden niettemin opmerkelijke jaar-op-jaarprijstoenames opgetekend. Witloof (groter aanbod), paprika’s en kropsla (minder vraag) werden dan weer goedkoper in vergelijking met het eerste kwartaal van vorig jaar: respectievelijk 13,9 %, 5,0 % en 4,2 %. Aardappelen tenslotte werden iets meer dan een kwart duurder tijdens het beschouwde kwartaal in vergelijking met het eerste kwartaal 2012. Ook een afgeleid product als diepvriesfriet volgde de opwaartse trend en steeg 4,7 % in prijs.
IV.2 De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden De inflatie voor de niet-bewerkte levensmiddelen nam in het eerste kwartaal 2013 in onze buurlanden gemiddeld af, tot 4,3 % (tegenover 5,4 % in het vorige kwartaal), een lager niveau dan in ons land (waar de inflatie voor deze categorie dit kwartaal 4,7 % bedroeg en 4,8 % in het vorige kwartaal). In Duitsland bedroeg de inflatie voor die productgroep in het eerste kwartaal 2013 5,4 % (tegen 7,0 % in het vorige kwartaal), in Nederland bedroeg ze 4,7 % (tegen 4,4 % in het vorige kwartaal) en in Frankrijk 3,4 % (tegen 4,4 % in het vorige kwartaal).
29
Grafiek 11: Kwartaalevolutie van de consumptieprijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen in België en in de voornaamste buurlanden (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar)
8
6
4
2
0
-2
-4 2008
2009 België
2010
Duitsland
2011
Frankrijk
2012
Nederland
2013
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
De hogere Belgische inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen wordt vooral veroorzaakt door een sterke toename van het prijsstijgingstempo van fruit in ons land dit kwartaal. De inflatie voor fruit bedroeg in het eerste kwartaal 2013 in België 13,4 % (8,0 % in het vorige kwartaal), tegenover gemiddeld 8,6 % in de buurlanden (8,5 % in het vorige kwartaal), met name 8,1 % in Duitsland, 9,0 % in Frankrijk en 9,4 % in Nederland (tegenover respectievelijk 8,7 %, 9,0 % en 7,6 % in het vorige kwartaal). Het inflatie verschil voor vlees bleef dit kwartaal beperkt. Nadat het sinds het tweede kwartaal 2011 ver onder dat van de buurlanden was gebleven, kwam de inflatie voor deze categorie het afgelopen kwartaal uit op 3,7 % in België en 3,9 % gemiddeld in de buurlanden. Tabel 10: Niet-bewerkte levensmiddelen en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden voor het eerste kwartaal 2013 (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) België Vlees Vis en zeevruchten Fruit Groenten, aardappelen inbegrepen Niet-bewerkte levensmiddelen
3,7 2,6 13,4 2,7 4,7
Gemiddelde van de buurlanden 3,9 2,4 8,6 3,0 4,3
Duitsland 5,3 3,9 8,1 3,3 5,4
Bronnen: EC, FOD Economie
30
Frankrijk 2,9 1,8 9,0 2,0 3,4
Nederland 3,3 2,0 9,4 4,7 4,7
Gewicht 2013 (in %) Gemiddelde België buurlanden 4,3 3,2 1,0 0,7 1,2 1,1 1,6 1,4 8,1 6,4
V De inflatie voor diensten in het eerste kwartaal 2013 V.1 De inflatie voor diensten in België In vergelijking met het eerste kwartaal 2012 kwamen de consumptieprijzen voor diensten gemiddeld 1,8 % hoger uit in het eerste kwartaal 2013, een afname van het prijsstijgingstempo ten opzichte van het laatste kwartaal 2012 (+2,5 %). Alle dienstencategorieën hebben bijgedragen tot deze recente inflatievertraging: de inflatie nam af voor zowel Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging (2,6 % in het eerste kwartaal 2013 tegenover 2,7 % in het laatste kwartaal 2012), Transportdiensten (2,1 % in het eerste kwartaal 2013 tegenover 2,4 % in het voorgaande kwartaal), Huisvestingsdiensten (2,2 % in het eerste kwartaal 2013 tegenover 2,6 % in het voorgaande kwartaal), Diverse diensten (1,8 % het afgelopen kwartaal tegenover 2,4 % in het voorgaande kwartaal) en Reizen (0,2 % het afgelopen kwartaal tegenover 3,8 % in het voorgaande kwartaal). Voor de categorie Communicatie werd in het eerste kwartaal 2013 zelfs een negatieve inflatie opgetekend van respectievelijk -3,0 %. Op detailniveau was de waargenomen vertraging vooral het gevolg van lagere inflatiecijfers voor culturele diensten, sociale bescherming en overige diensten (basis-effect omwille van de invoering van de btw op de notariskosten op een hypotheeklening in januari 2012). De categorie ‘Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging’ levert met 0,7 procentpunt nog steeds de grootste bijdrage tot de diensteninflatie. De consument betaalde voor deze diensten in het eerste kwartaal 2013 gemiddeld 2,6 % meer dan een jaar eerder. De gemiddelde prijsstijging (+2,8 %) voor restaurant- en cafébezoek zorgde binnen deze categorie voor de grootste bijdrage tot de inflatie, mede door hun aanzienlijke gewicht. Zo werd pilsbier 3 % duurder in vergelijking met het eerste kwartaal 2012 (twee grote Belgische bierbrouwers hebben op 1 februari hun prijzen voor bier verhoogd). Ook voor een hamburger in een fastfoodzaak (+4,5 %) werd meer betaald. De inflatie voor culturele diensten kwam het afgelopen kwartaal aanzienlijk hoger uit (+2,7 %). Deze prijstoename is onder andere het gevolg van een stijging van de prijs voor een abonnement teledistributie (+ decoder voor digitale televisie), waarvan de voornaamste aanbieders op 1 februari de tarieven hebben verhoogd. Ook het duurder geworden bioscoopticket (+4,8 %) droeg bij tot de hogere inflatie voor culturele diensten. De consumptieprijzen voor ‘Overige diensten’ zijn gestegen met 1,8 % ten opzichte van het eerste kwartaal 2012, terwijl in het eerste kwartaal 2012 de inflatie ervan nog 3,2 % bedroeg. Deze categorie komt op de tweede plaats wat betreft de bijdrage (0,5 procentpunt) tot de diensteninflatie. De prijsstijging voor sociale bescherming tussen het eerste kwartaal 2012 en dat van 2013 deed zich voornamelijk voor bij de rusthuizen (+2,7 %). De erelonen in medische en paramedische beroepen zijn in het eerste kwartaal 2013 gestegen met 2,3 % ten opzichte van de overeenstemmende periode in 2012. Op 1 februari 2013 werd een akkoord (dat geldt voor twee jaar) bereikt tussen artsen en ziekenfondsen omtrent de honoraria voor raadplegingen en thuisbezoeken. Ook de tarieven voor verpleging in een ziekenhuis zijn in het eerste kwartaal 2013 met 2,3 % gestegen in vergelijking met een jaar eerder. De ziekenhuizen hebben een overeenkomst afgesloten met de verzekeringsinstellingen op 24 juni 2011 waarin de tarieven zijn vastgelegd tot 30 juni 2013. De tarieven kunnen binnen deze overeenkomst geïndexeerd worden, wat gebeurd is op 1 januari 2013. Ook de kostprijs van de aanvullende ziekteverzekering is in deze periode opnieuw gestegen (+2,8 % tegenover het eerste kwartaal 2012). De categorie ‘Huisvestingsdiensten’ droeg 0,4 procentpunt bij tot de diensteninflatie. De werkelijke woninghuur, die meer dan de helft van het gewicht van deze categorie vertegenwoordigt, steeg met 1,3 % in vergelijking met het eerste kwartaal 2012. De niet-sociale huurprijzen lagen in het eerste kwartaal 2013 0,8 % hoger dan in dat van 2012, terwijl de sociale huurprijzen met 5,6 % zijn gestegen (deze laatste rubriek heeft echter een kleiner
31
gewicht in de consumptiekorf, waardoor prijsbewegingen minder impact hebben). Ook de brandverzekeringspremies lagen in het eerste kwartaal 2013 6,3 % hoger dan in 201225. Bij de categorie ‘Transport’ (+2,1 %) leverde de subcategorie ‘Onderhoud en reparatie’ de voornaamste bijdrage tot haar inflatie. Voor het verversen van olie bijvoorbeeld betaalde de consument 3,5 % meer dan in het eerste kwartaal 2012. De subcategorie ‘Andere diensten privé-voertuigen’ leverde ook een voorname bijdrage tot de jaar-op-jaar prijsstijging voor vervoerdiensten. De verhoging van de verkeersbelasting in juli 2012 (+2,8 %) ligt aan de basis hiervan aan. De subcategorie ‘Reizen’ vertoonde in het eerste kwartaal 2013 een inflatie van 0,2 %. Terwijl de prijzen voor pakketreizen 2,9 %26 hoger lagen dan in het eerste kwartaal 2012, betaalde de consument voor hotels en vakantiewoningen 6,7 % minder dan een jaar geleden. De subcategorie ‘Communicatie’ leverde een negatieve bijdrage tot de diensteninflatie (-0,2 procentpunt). Vergeleken met de overeenstemmende periode in 2012, daalden de prijzen voor Communicatie gemiddeld met 3,0 % in het eerste kwartaal 2013. In de beschouwde periode gingen de prijzen binnen de rubriek ‘Telefoon- en faxtoestellen en telefoon- en faxdiensten’ met gemiddeld 3,2 % naar beneden, en meer specifiek voor Gsmtarieven gaat het zelfs om een prijsdaling van maar liefst 10,2 %.
25
De brandverzekeringspremies zijn gelinkt aan de ABEX-index. Deze index wordt jaarlijks herzien in mei en november. In november 2012 steeg deze met 2,5 % (van 711 naar 729). Een aantal maatschappijen verhoogde daar boven nog zijn commerciële premievoet. 26
In januari 2013 is de methodologie voor de berekening van de index van buitenlandse reizen aangepast, welke deel uitmaakt van de subcategorie pakketreizen. Sinds januari 2013 wordt er geen seizoenszuivering meer doorgevoerd voor deze categorie om zo te voldoen aan de regels van de GICP zoals opgelegd door Eurostat. Bovendien werd de index vanaf januari 2011 herzien.
32
Tabel 11: Recente evolutie van de inflatie voor diensten (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld)
Vrijetijdsbesteding en Lichaamsverzorging Restaurants en cafés Culturele diensten Kapsalons en schoonheidsinstituten Kantines Recreatieve sportdiensten Droogkuis, verstelling en verhuur kledij Herstel apparaten en toebehoren Overige diensten Sociale bescherming Ziekenhuizen Medische en paramedische diensten Andere diensten, n.e.g. Geneesk.prestat.tandartsen Bijdrage aanvullende verzekering Andere verzekeringen Onderwijs Financiële diensten, n.e.g. Huisvestingsdiensten Huur Verzekeringen Huishoudelijke en andere diensten voor de woning Riolering Huisvuilophaling And. diensten i.v.m. woning Diensten onderhoud, herstelling woning Herstelling huishoudapparaten Vervoerdiensten Onderhoud en herstellingen Andere diensten voor privévoertuigen Personenvervoer per spoor Personenvervoer door de lucht Verzekeringen i.v.m. het vervoer Andere vervoerdiensten Personenvervoer over de weg Gecombineerde biljetten Reizen Pakketreizen Accommodatie Communicatie Posterijen Telefoon- en faxtoestellen en -diensten Totaal diensten
2010
2011
2012
2,4
2,6
2,4 2,6 2,7 2,4 1,5 2,7 2,6 0,4 1,4 -2,8 -0,4 -0,5 0,9 3,5 1,2 3,2 -0,2 1,2 1,1 -0,7
2012
2013
2013 - I
Bijdrage1
Gewicht2
I
II
III
IV
I
1
2
3
2,9
2,6
3,0
3,2
2,7
2,6
2,3
2,8
2,7
0,69
27,8
2,8 2,0 2,7 2,3 2,1 3,5 2,8 1,9 3,1 1,9 -0,3 1,6 1,4 4,2 1,5 0,4 1,8 2,0 1,1 7,7
2,7 5,0 2,2 2,6 1,5 3,5 0,7 2,9 3,8 1,5 1,6 6,4 1,6 1,4 1,0 2,4 -0,7 2,4 1,5 5,7
2,5 3,5 1,8 2,6 2,5 3,3 1,4 3,2 4,6 1,7 1,4 6,3 1,6 0,4 1,6 3,0 -0,4 2,1 1,4 6,3
2,7 5,7 1,8 2,6 2,2 3,7 0,6 3,0 4,3 1,4 1,4 6,4 1,6 1,3 1,3 3,0 -0,8 2,2 1,5 4,6
2,8 6,6 2,4 2,6 1,4 3,5 0,5 2,9 3,9 1,4 1,4 6,4 1,6 2,0 0,9 3,0 -0,8 2,5 1,6 5,2
2,7 4,3 2,6 2,7 0,2 3,3 0,2 2,4 2,7 1,4 2,3 6,4 1,6 2,0 0,0 0,5 -0,8 2,6 1,5 6,7
2,8 2,7 2,7 2,7 0,3 3,3 0,6 1,8 2,1 2,3 2,3 1,3 4,2 2,8 1,1 0,5 -0,8 2,2 1,3 6,3
2,6 1,8 2,6 2,7 0,3 3,1 0,5 1,2 1,4 1,9 1,4 1,3 4,2 2,0 1,1 0,5 -1,6 2,1 1,5 5,3
3,0 3,3 2,6 2,7 0,4 3,4 0,5 2,0 2,5 2,4 2,7 1,3 4,2 1,9 1,1 0,5 -0,5 2,2 1,2 6,8
2,9 3,0 2,8 2,7 0,3 3,3 0,9 2,1 2,5 2,5 2,7 1,4 4,2 4,7 1,1 0,5 -0,5 2,3 1,3 6,8
0,44 0,12 0,09 0,03 0,01 0,00 0,00 0,45 0,16 0,10 0,07 0,05 0,04 0,03 0,00 0,01 -0,02 0,43 0,14 0,11
16,3 4,5 3,3 1,1 2,3 0,2 0,1 24,8 8,4 4,6 3,1 3,1 0,9 1,0 0,4 1,6 1,8 19,8 10,8 1,9
2,0
1,2
1,7
1,5
1,8
1,8
1,7
2,6
1,6
2,7
3,4
0,07
2,8
3,4 1,9 1,5 1,5 3,1 4,2 3,3 0,6 8,3 0,3 2,3 3,2 1,7 0,9 1,0 0,6 -2,2 0,0 -2,3 1,4
-0,8 2,5 1,8 1,8 3,2 3,8 4,0 0,6 7,5 0,4 2,0 3,5 4,3 -0,5 -2,1 1,5 0,5 3,4 0,4 1,9
11,4 1,2 2,7 1,8 1,4 2,3 2,3 2,0 2,9 3,8 1,3 2,0 2,6 4,7 3,6 4,0 2,9 -0,6 6,6 -1,0 2,5
11,8 -2,9 3,4 1,8 1,8 2,1 2,6 1,3 2,3 4,1 0,2 1,5 3,2 5,0 2,4 3,2 1,5 0,5 6,6 0,2 2,5
11,2 1,2 3,2 1,7 1,4 2,1 2,2 1,5 3,1 3,7 1,3 1,8 2,4 4,6 3,5 3,4 3,3 -1,3 6,6 -1,7 2,6
11,3 3,4 2,6 1,9 1,2 2,5 2,2 2,7 3,1 4,4 1,9 2,1 2,3 4,6 4,7 5,6 3,4 -1,3 6,6 -1,7 2,6
11,3 3,4 1,8 2,0 1,1 2,4 2,2 2,6 3,1 3,1 1,6 2,6 2,5 4,6 3,8 3,9 3,5 -0,4 6,6 -0,7 2,5
3,6 3,4 2,2 2,0 1,2 2,1 2,7 2,4 2,2 2,6 0,8 2,7 -0,8
3,7 3,4 2,1 2,0 0,9 2,3 2,3 2,6 3,1 2,5 1,0 3,0 2,5
3,7 3,4 2,1 2,0 1,2 1,7 2,6 2,3 1,7 2,3 1,0 2,5 -4,8
3,6 3,4 2,5 2,2 1,3 2,2 3,1 2,3 1,7 3,0 0,3 2,7 0,1
0,03 0,03 0,02 0,02 0,00 0,30 0,18 0,07 0,03 0,02 0,02 0,00 -0,01
0,9 2,0 0,3 0,8 0,3 15,2 6,8 2,8 1,3 1,1 2,1 0,1 1,1
0,2 2,9 -6,7 -3,0 3,1 -3,2 1,8
-2,8 0,5 -9,0 -3,2 3,1 -3,5 1,4
0,9 2,9 -5,4 -2,9 3,1 -3,1 1,8
2,3 5,3 -5,7 -2,9 3,1 -3,1 2,1
0,11 0,12 0,00 -0,20 0,01 -0,20 1,78
5,9 4,3 1,6 6,3 0,3 6,0 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI 1 2 Bijdrage tot de inflatie van de groep in het eerste kwartaal 2013 (in procentpunt), Gewicht (in %) van elke categorie in de productgroep diensten in 2013
33
V.2 De inflatie voor diensten in de voornaamste buurlanden Terwijl de inflatie voor diensten vertraagde in België (van 2,5 % naar 1,8 %), is het prijsstijgingstempo lichtjes versneld in de buurlanden: van gemiddeld 1,5 % in het vierde kwartaal 2012 naar 1,6 % in het eerste kwartaal 2013. Daardoor werd de bijdrage van de diensten tot het inflatieverschil beperkt tot 0,1 procentpunt, terwijl de diensten nog de grootste bijdrage (0,4 procentpunt) leverden in het vorige kwartaal. Die lichte inflatieversnelling voor de diensten in de buurlanden komt op conto van Duitsland, waar de inflatie voor deze groep van 1,4 % naar 1,7 % op liep tussen het laatste kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2013. De diensteninflatie vertraagde echter in Frankrijk en Nederland: van respectievelijk 1,2 % naar 0,9 % en van 3,5 % naar 3,0 % op jaarbasis. Grafiek 12: Kwartaalevolutie van de consumptieprijzen voor diensten in België en in de voornaamste buurlanden (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar)
4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 2008 België
2009 Duitsland
2010 Frankrijk
2011 Nederland
2012 2013 Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
Het zijn vooral de medische en paramedische diensten evenals telefoontoestellen en -diensten die, in het eerste kwartaal 2013, het meest hebben bijgedragen tot het inflatieverschil ten nadele van ons land. De accommodaties compenseerden - echter in zekere zin deze invloed, waardoor het inflatieverschil beperkt bleef. Onder impuls van Duitsland en Nederland is de inflatie voor medische en paramedische diensten sterk afgenomen in de buurlanden: een gemiddelde van -8,3 % in het beschouwde kwartaal (tegenover 2,4 % in het vorige kwartaal). Tussen het laatste kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2013 ging de inflatie voor deze groep namelijk van 0,3 % naar -15,7 % in Duitsland en van 22,9 % naar 2,1 % in Nederland. In België bleef de inflatie voor medische en paramedische diensten echter stabiel op 2,3 %. Ten opzichte van de overeenstemmende periode in 2012 daalden de prijzen van telefoontoestellen en –diensten dit kwartaal met gemiddeld 6,9 % in de buurlanden (tegen een inflatie van -6,0 % in het vorige kwartaal). Deze daling wordt veroorzaakt door Frankrijk, waar dit kwartaal een nog lagere inflatie voor telefoondiensten werd opgetekend (-15,4 %, tegen -13,4 % in het vorige kwartaal). Zoals gezegd zagen de telefoontoestellen en –diensten in België hun prijzen met 3,2% afnemen over dezelfde periode (-0,7 % in het vorige kwartaal). Terwijl de prijzen van de accommodaties daalden in België in vergelijking met vorig jaar (-6,7 %, tegen 3,5 % in het vorige kwartaal), gingen ze sterk naar omhoog in de buurlanden (12,2 %,
34
tegen 1,8 % in het vorige kwartaal), onder impuls van Duitsland. De Duitse inflatie voor deze categorie nam immers sterk toe tot 19,7 % (tegenover 1,8 % in het vorige kwartaal). Tabel 12: Diensten en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden voor het eerste kwartaal 2013 (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) België Diensten voor woningen Werkelijke woninghuur Diensten in verband met normaal onderhoud en reparatie van de woning Huisvuilophaling Saneringsdiensten Andere diensten in verband met de woning Herstelling van meubelen, stoffering en vloerbekleding Reparatie van huishoudapparaten Huishoudelijke diensten in verband met het onderhoud van de woning Verzekeringen in verband met de woning Diensten in verband met vrije tijd en lichaamsverzorging Stomerijen, reparatie en kledingverhuur Spelen, speelgoed en hobby’s, sport- en kampeerartikelen en artikelen voor in de open lucht Sport- en vrijetijdsdiensten Culturele diensten Restaurants en cafés Kantines Kapsalons en schoonheidsinstituten Diensten in verband met toeristische allin-reizen en accommodatie Pakketreizen Accommodatie Vervoerdiensten Onderhoud en herstellingen Andere diensten in verband met privévoertuigen Personenvervoer per spoor Personenvervoer over de weg Personenvervoer door de lucht Personenvervoer over zee of over binnenwateren Gecombineerd personenvervoer Andere aankopen van vervoersdiensten Verzekeringen in verband met het vervoer Communicatiediensten Posterijen Telefoon- en faxtoestellen en -diensten Diverse diensten Medische en paramedische diensten Diensten van tandartsen Ziekenhuizen Onderwijs Sociale bescherming Verzekeringen i.v.m. de gezondheid Andere verzekeringen Financiële diensten, n.e.g. Andere diensten, n.e.g. Diensten
2,2 1,3
Gemiddelde van de buurlanden 1,8 1,5
Frankrijk
Nederland
1,3 1,2
2,5 1,8
2,5 2,8
Gewicht 2013 (in %) Gemiddelde buurlanden 7,9 12,7 4,3 8,7
Duitsland
België
2,0
2,6
2,9
2,5
2,5
0,3
0,8
3,4 3,6
0,4 0,8
-0,6 0,4
2,8 1,4
-0,6 3,2
0,8 0,4
0,6 0,8
2,2
2,0
2,1
2,1
0,6
0,1
0,7
13,8
2,7
3,0
2,0
0,0
0,0
0,1
1,2
2,2
2,3
1,4
6,9
0,1
0,0
2,6
4,9
5,6
6,0
1,3
1,1
0,6
6,3
4,5
-0,5
5,8
12,0*
0,7
0,4
2,6
2,2
2,0
2,2
2,4
11,0
9,1
3,3
1,7
1,5
1,8
2,0
0,1
0,1
0,6
1,1
1,2
1,1
1,5
0,0
0,1
0,3 2,7 2,8 2,7 2,7
3,0 1,8 2,2 2,4 1,7
3,6 1,2 2,1 2,1 1,8
2,5 2,2 2,3 2,7 1,3
2,6 3,4 2,3 0,9 1,8
0,9 1,8 6,5 0,4 1,3
1,0 1,6 4,4 0,8 1,0
0,2
9,3
11,9
3,6
1,7
2,4
3,5
2,9 -6,7 2,1 2,7
8,8 12,2 2,8 3,5
9,9 19,7 2,7 3,1
4,1 3,4 2,6 3,2
2,4 -0,3 5,5 5,6
1,7 0,6 6,0 2,7
2,2 1,3 7,9 3,1
2,4
1,2
0,8
2,1
1,8
1,1
1,4
2,2 -0,8 2,6
3,1 1,8 2,7
3,3 2,8 3,2
3,4 0,3 1,7
2,7 7,5 11,2
0,5 0,4 0,4
0,7 0,4 0,7
0,0
-2,9
-4,7
1,3
-4,3
0,0
0,1
1,5 2,7
2,9 0,3
3,4 1,7
0,0 -0,3
0,0 -1,0
0,0 0,0
0,8 0,1
0,8
3,1
4,0
0,2
12,7*
0,8
0,7
-3,0 3,1 -3,2 1,8 2,3 4,2 2,3 0,5 2,1 2,8 1,1 -0,8 1,3 1,8
-6,2 2,9 -6,9 -0,6 -8,3 -1,7 1,8 2,2 5,0 1,0 0,7 -8,8 2,0 1,6
-1,4 2,3 -1,7 -3,0 -15,7 -4,5 1,9 2,2 4,3 1,6 0,0 -23,4 3,5 1,7
-14,2 3,4 -15,4 1,3 0,4 1,2 1,4 2,2 2,8 0,5 0,0 0,0 1,1 0,9
-0,3 9,1 -0,5 4,6 2,1 -0,1 0,0 2,1 13,4 1,9 13,7* 2,7 2,1 3,0
2,5 0,1 2,4 9,8 1,2 0,4 1,8 0,6 3,3 0,4 0,2 0,7 1,2 39,6
3,1 0,2 2,9 7,3 1,3 0,7 0,5 0,7 1,3 1,0 0,2 0,5 1,0 43,5
* Op 1 januarie 2013 is in Nederland de ‘assurantiebelasting’, de belasting die geheven wordt op verzekeringen, verhoogd van 9,7 % naar 21 %. Bronnen: EC, FOD Economie
35
Box : Prijzen voor Communicatiediensten In het eerste kwartaal 2013 zijn de consumptieprijzen voor communicatiediensten volgens de GICP-databank 3,2 % gedaald, ten opzichte van de overeenstemmende periode in 2012. De tarieven voor internetgebruik kenden een lichte toename en voor vaste telefonie bleven ze nagenoeg ongewijzigd, zodat de daling27 voornamelijk te danken is aan een lagere kostprijs voor GSM-gesprekken (-10,2 %28). De Belgische operatoren hebben immers ingezet op het stopzetten van duurdere tariefformules en hebben deze vervangen door goedkopere tarieven in vergelijking met één jaar eerder. In vergelijking met de buurlanden vertoont België voor communicatiediensten in het eerste kwartaal 2013 een lagere inflatie dan Nederland en Duitsland. In Frankrijk lag de inflatie echter nog beduidend lager (-15,4 %) waardoor de gemiddelde inflatie van de buurlanden lager uitkwam dan de inflatie in België. De Franse telecomprijzen gingen in 2012 immers fors naar beneden door de intrede van een nieuwe marktspeler. Grafiek 13: Prijsverloop voor communicatiediensten (Index 2005=100)
(Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar)
100
5
95
0
90 -5 85 -10 80 -15
75
-20
70 2008
2009 België
2010
2011 Duitsland
2012
2013
2008
2009
Nederland
Frankrijk
2010
2011
2012
2013
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
27
In de GICP-nomenclatuur maken de prijzen van telefoontoestellen ook deel uit van de rubriek communicatiediensten (COICOP CP082_83). Maar deze getuige is goed voor een beperkt gewicht in de rubriek communicatiediensten. 28
In de Belgische consumptiekorf wordt de index voor mobiele telefonie op dit moment berekend op basis van de gemiddelde prijs per minuut en per sms voor alle aangeboden contract- en kaartformules door de drie voornaamste providers. ADSEI onderzoekt momenteel samen met de operatoren de mogelijkheden om een representatievere prijsindex op te bouwen. Het is de bedoeling om aan de hand van regelmatig geactualiseerde consumentenprofielen, de prijsevolutie te volgen. Om deze prijsindexen te berekenen, moet de administratie op regelmatige basis kunnen beschikken over de marktaandelen van de verschillende prijsformules. Dit naar analogie van de methodologie die nu reeds voor gas en elektriciteit wordt toegepast. Met de modernisering wordt beoogd structureel rekening te houden met alle representatieve formules enerzijds (dus zowel de stand alone producten als bundels: bv. digitale tv + internet + vaste telefonie, deze bundels zullen daarbij niet opgenomen worden als aparte categorie, maar de kortingen zouden pro rata verrekend worden over de onderdelen van de bundel, die als individuele getuigen in de indexkorf blijven zoals tv, telefonie, internet) en anderzijds met de evolutie van de marktverschuivingen binnen de operator en tussen de operatoren.
36
In februari 2013 heeft het BIPT een studie29 voorgesteld waarin het prijspeil van een aantal communicatiediensten voor een reeks gebruikersprofielen werden vergeleken in België, Nederland, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. De studie werd gedaan op basis van de gangbare tarieven in augustus 2012. Echter door een sterk wijzigende markt in België in het najaar van 2012, werden de Belgische tarieven van januari 2013 opgenomen in de studie. In de BIPT-studie werden voor de mobiele telefoniemarkt bijvoorbeeld 6 consumentenprofielen opgesteld. In augustus 2012 waren de Belgische tarieven voor mobiele telefonie de op één na hoogste, na Duitsland. Sindsdien trad de nieuwe telecomwet in voege, die het mogelijk maakt om (na 6 maanden) kosteloos en met behoud van nummer van operator te veranderen, wat de marktdynamiek (net als voor energie) heeft gestimuleerd (het aantal nummerporteringen (veranderen van operator met behoud van nummer) steeg gradueel vanaf juni 2012, met een zeer duidelijke toename sinds oktober 2012, een stijging van 124 % ten opzichte van september 2012). Bovendien introduceerde een belangrijke operator een goedkoper tariefplan. In januari 2013 zou België voor mobiele telefonie tot de goedkoopste landen hebben behoord (ervan uitgaand dat de situatie in de buurlanden tussen augustus 2012 en januari 2013 ongewijzigd zou zijn gebleven). Ook de prijzen van het Triple Play aanbod (bundel met internet, televisie en vaste telefonie) werden onderzocht. De vergelijkbaarheid met de buurlanden is evenwel minder eenduidig, met een gediversifieerd aanbod van land tot land. Belgische operatoren wijzen erop dat het aanbod in België kwalitatief hoger zou zijn dan in het buitenland. De prijs lag in augustus 2012 ook voor triple play hoger in België dan in de buurlanden. Het openstellen van de kabelnetwerken en het wegwerken van de technische barrières, zoals neutrale apparatuur, zou de concurrentiestrijd kunnen versterken. Voor vaste telefonie en voor breedband internet zijn de Belgische tarieven eerder laag tot gemiddeld in vergelijking met de buurlanden. Het Prijzenobservatorium kijkt uit naar de aangekondigde actualisatie van dit onderzoek dat de prijzen voor telecommunicatie in België en de buurlanden op eenzelfde tijdstip zal vergelijken.
29
Vergelijkende studie prijsniveau telecomproducten in België, Frankrijk, Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, http://www.bipt.be/nl/383/ShowDoc/3915/Mededelingen/Vergelijkende_studie_prijsniveau_telecomproducten_.aspx.
37
VI De inflatie voor niet-energetische industriële goederen in het eerste kwartaal 2013 VI.1 De inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België In het eerste kwartaal 2013 bedroeg de Belgische inflatie voor de niet-energetische industriële goederen gemiddeld 0,7 % (tegenover 0,8 % in het laatste kwartaal 2012). De niet-energetische industriële goederen, die 27,9 % van de consumptiekorf (van het GICP) vertegenwoordigen, droegen 0,2 procentpunt bij aan de totale inflatie in het eerste kwartaal 2013. De bijzonder heterogene niet-energetische industriële goederen kunnen worden onderverdeeld in half-duurzame goederen zoals kleding en schoeisel, niet duurzame goederen zoals bloemen en medicatie, en duurzame goederen zoals juwelen en auto's. Tabel 13: Recente evolutie van de consumptieprijzen voor niet-energetische industriële goederen (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2010 Half-duurzame goederen Kleding Huishoudtextiel Vaat-,glaswerk&huishoudart. Boeken Gereedschap voor huis & tuin Speelgoed & hobbyartikelen Delen en toebehoren Andere kleding artikele And. art. voor pers. gebruik Sport, kampeer & recreatie artikelen Kledingstoffen Schoeisel Dragers opname beeld & geluid Niet-duurzame goederen Kranten en tijdschriften Producten voor onderhoud & herstellingen woning Allerlei drukwerk, schrijfwaren en tekenartikelen Toestellen en artikelen voor lichaamsverzorging Waterverbruik Producten en diensten voor huisdieren Andere medische producten Niet-duurzame huishoudart. Tuinbouw Geneesmiddelen Duurzame goederen Sieraden,klokken & horloges Meubelen en stoffering Nieuwe & 2de hands auto's Tapijten en vloerbekleding Grote goederen voor recreatie Motorfietsen, fietsen Foto- en filmapparatuur Huishoudapparaten Audio- en videoapparatuur Gegevensverwerk. apparatuur Niet-energetische industriële goederen
2011
2012
2012
2013
2013 – I
Bijdrage1
Gewicht2
1,1 1,1 2,0 3,0 3,0 0,0 0,7 0,4 2,0 2,0
1,2 1,5 2,8 2,8 -0,2 -1,1 1,1 1,3 0,8 2,1
0,9 1,1 2,4 1,9 0,5 0,7 0,7 1,8 0,9 1,6
I 1,0 1,4 3,4 2,7 0,3 0,1 0,6 2,0 1,0 2,5
II 1,0 1,0 2,6 1,7 1,8 0,6 0,3 2,0 1,2 1,7
III 0,7 1,1 1,6 1,6 0,4 0,9 0,7 1,9 0,3 1,5
IV 0,9 0,9 2,2 1,8 -0,7 1,1 1,1 1,3 1,0 0,8
I 1,2 1,6 2,2 1,9 1,1 1,1 0,7 0,7 2,0 0,7
1 0,9 1,2 2,7 1,8 0,9 1,0 0,7 0,9 1,9 0,7
2 1,3 1,7 2,0 1,8 0,0 1,0 0,8 0,6 1,7 0,8
3 1,4 1,7 2,0 2,0 2,4 1,1 0,4 0,4 2,5 0,6
0,47 0,36 0,04 0,04 0,02 0,02 0,02 0,01 0,01 0,01
37,8 18,0 2,0 1,9 2,2 1,8 2,5 2,0 0,6 1,0
-0,7
0,4
0,4
0,2
0,5
0,4
0,3
0,2
0,4
0,3
-0,1
0,00
0,3
1,6 1,4 -1,9 1,8 3,0
0,0 1,8 -2,6 1,6 3,4
0,5 2,2 -2,5 2,1 4,1
-0,1 3,2 -2,9 2,4 3,0
0,7 1,5 -2,8 2,5 3,3
0,1 3,1 -2,4 1,8 3,6
1,1 1,3 -1,8 1,7 6,5
-0,1 -0,3 -2,3 0,9 6,6
1,8 -4,6 -3,6 1,3 6,9
-0,9 1,4 -2,6 0,4 7,1
-0,9 1,4 -0,9 1,0 6,0
0,00 -0,03 -0,04 0,29 0,15
0,2 3,9 1,5 30,3 2,4
2,4
2,5
2,6
2,5
2,6
2,5
2,8
2,8
2,7
2,7
2,9
0,10
3,5
8,3
5,7
3,6
3,3
3,2
3,8
4,2
4,4
4,1
4,4
4,8
0,06
1,4
1,2
1,2
0,8
1,4
0,6
0,6
0,7
0,8
0,6
0,7
1,2
0,04
4,9
3,2
3,8
4,2
4,2
4,4
3,8
4,6
2,5
2,8
3,5
1,3
0,04
1,5
2,0
0,7
2,9
2,7
3,1
3,3
2,6
1,3
1,1
1,2
1,6
0,04
2,8
-0,2 1,1 2,8 -1,0 0,0 10,8 1,9 0,4 1,3 1,4 2,7 -6,7 0,5 -8,1 -9,4
0,1 1,0 1,5 -0,4 0,0 15,9 2,1 0,8 1,9 2,3 2,4 -7,0 0,0 -7,2 -13,5
0,5 3,9 3,2 -1,1 -0,2 14,8 1,7 -0,3 1,9 1,6 0,5 -3,4 0,2 -6,5 -9,3
0,5 5,4 3,1 -0,1 -0,2 16,7 1,9 -0,1 2,1 1,9 1,5 -4,8 0,3 -7,8 -11,6
0,5 5,3 5,4 -0,5 -0,2 17,7 1,4 -0,4 1,7 1,5 0,3 -3,3 0,2 -6,8 -9,2
0,5 3,8 1,9 -1,9 -0,2 15,3 1,6 -0,6 1,9 1,4 0,1 -2,7 0,2 -6,4 -8,1
0,3 1,2 2,3 -2,1 -0,1 10,0 1,7 -0,2 1,7 1,4 0,2 -2,6 0,0 -5,0 -8,0
0,2 0,0 -1,5 -2,3 0,0 8,2 1,8 0,3 1,8 1,4 0,3 -2,1 -0,4 -5,3 -7,2
0,4 0,3 1,8 -2,2 -0,2 9,7 1,7 0,2 1,8 1,4 0,2 -1,6 -1,5 -7,4 -6,7
0,3 -0,1 -6,6 -2,3 0,1 8,7 1,8 0,2 1,7 1,4 0,1 -2,3 -0,1 -3,8 -7,4
-0,1 -0,3 0,9 -2,5 0,1 6,2 2,0 0,4 1,9 1,4 0,7 -2,3 0,2 -4,8 -7,4
0,00 0,00 -0,04 -0,11 -0,01 0,10 0,12 0,04 0,01 0,01 0,00 -0,02 -0,02 -0,10 -0,14
2,4 4,5 3,0 3,9 31,9 1,1 6,5 13,7 0,4 0,4 1,4 0,7 3,6 1,9 2,1
0,8
1,0
0,9
1,0
1,1
0,7
0,8
0,7
0,7
0,6
0,9
0,75
100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI 1 2 Bijdrage tot de inflatie van de groep in het eerste kwartaal 2013 (in procentpunt), Gewicht (in %) van elke categorie in de productgroep niet-energetische industriële goederen in 2013
38
De bijzonder lichte vertraging van de niet-energetische industriële goederen kan onder andere worden verklaard door de inflatievertraging voor niet-duurzame goederen (van 1,7 % tot gemiddeld 0,9 % dit kwartaal), en meer bepaald door de inflatiedaling voor snijbloemen (-1,5 % in het eerste kwartaal 2013 tegenover 2,3 % in het voorgaande kwartaal) en een minder sterk prijsstijgingstempo van niet-duurzame huishoudartikelen (0,0 % tegenover 1,2 % in het laatste kwartaal 2012). De inflatie voor half-duurzame goederen is lichtjes versneld (van 0,9 % in het laatste kwartaal 2012 tot 1,2 % in het eerste kwartaal 2013), terwijl de prijzen voor duurzame goederen stabiel zijn gebleven tussen het eerste kwartaal 2012 en dat van 2013. De half-duurzame goederen (+1,2 %) droegen dit kwartaal het meest bij tot de inflatie voor niet-energetische industriële goederen (ongeveer 0,5 procentpunt). De inflatiestijging van deze subcategorie is onder andere te wijten aan de inflatieversnelling van de belangrijkste getuige, namelijk kleding (van 0,9 % in het laatste kwartaal 2012 tot 1,6 % in het eerste kwartaal 2013). Na de negatieve inflatie in het laatste kwartaal 2012 (-0,7 %) versnelde het prijsstijgingstempo voor boeken in het eerste kwartaal 2013 opnieuw (+1,1 %). De inflatie voor speelgoed evolueerde gemiddeld genomen echter aan een minder uitgesproken tempo (0,7 % tegenover 1,1 % in het vierde kwartaal 2012), onder meer als gevolg van woordspelletjes, waarvan de prijzen vanaf oktober 2012 zijn beginnen te dalen. De prijzen voor schoenen kregen grotere kortingen in de wintersolden van 2013 dan het jaar voordien. Schoeisel kostte gemiddeld 0,3 % minder dit kwartaal (tegenover een inflatie van 1,3 % in het vierde kwartaal 2012). Het inflatiepeil van niet-duurzame goederen vertraagde in het eerste kwartaal 2013 in vergelijking met het vorige kwartaal. Deze categorie droeg dit kwartaal 0,3 procentpunt bij tot de inflatie van niet-energetische industriele goederen. De consument betaalde dit kwartaal 1,5 % minder voor snijbloemen dan een jaar eerder. Rozen kostten in februari 2013 6,6 % minder dan een jaar eerder, en de jaarlijkse inflatie van chrysanten bedroeg +0,1 % (tegenover een inflatie van 5,5 % in het laatste kwartaal 2012). De inflatie voor katten- en hondenvoer, die in het laatste kwartaal 2012 nog 2,6 % bedroeg, ging eveneens achteruit en deze producten kostten dit kwartaal gemiddeld 1,3 % meer dan een jaar voordien. Het prijsstijgingstempo voor drinkwater vertraagde (2,5 % dit kwartaal) na de sterke tariefstijging van enkele bedrijven voor drinkwaterbedeling in januari 2012. De inflatie voor medicatie bleef begin dit jaar negatief (met een prijsdaling van meer dan 2,3 % in het eerste kwartaal vergeleken met dezelfde periode in 2012). De prijzen voor niet-duurzame huishoudartikelen bleven tussen het eerste kwartaal 2012 en dat van 2013 gemiddeld genomen stabiel: hoewel de prijzen voor vloeibare afwasmiddelen en waspoeder in het eerste kwartaal 2013 met respectievelijk 3,7 % en 2,3 % daalden vergeleken met hetzelfde kwartaal een jaar voordien, werden rubberen huishoudhandschoenen en koffiefilters in dezelfde periode 6,1 % en 5,1 % duurder. In de categorie niet-duurzame goederen droegen kranten en tijdschriften dit kwartaal het meest bij tot de inflatie. Ze waren gemiddeld bijna 6,6 % duurder dan een jaar voordien. Zoals in het jaarverslag 2012 werd uitgelegd, stegen de prijzen voor kranten en tijdschriften in de tweede helft van 2012 sterk. Bij “drukwerk en schrijfwaren” zagen balpennen hun prijsstijgingstempo voor het vierde kwartaal op rij versnellen (7,0 % in het eerste kwartaal 2013, tegenover 3,5 % in het eerste kwartaal 2012). De inflatie voor artikelen voor lichaamsverzorging is in het eerste kwartaal 2013 lichtjes toegenomen (0,8 %) vergeleken met het laatste kwartaal 2012 (0,7 %), vooral onder invloed van tandpasta, waarvoor de inflatie steeg van 3,9 % eind 2012 tot 9,3 % in het eerste kwartaal 2013. Tussen oktober 2012 en maart 2013 stegen de consumptieprijzen voor tandpasta met 10,4 %. De inflatie voor duurzame goederen bleef op haar beurt in het eerste kwartaal 2013 gemiddeld genomen stabiel ten opzichte van het vorige kwartaal. Duurzame goederen leverden dit kwartaal geen bijdrage tot de inflatie van de niet-energetische industriële goederen. Toch evolueerde het prijsstijgingstempo van de verschillende componenten in deze categorie in uiteenlopende richtingen. De inflatie voor “sierraden, klokken en horloges” zag het prijsstijgingstempo voor de subcategorie gouden trouwringen aanzienlijk vertragen (9,6 % in het eerste kwartaal 2013 tegenover 12,1 % in het laatste kwartaal 2012). De goudkoers is sinds begin 2010 aanzienlijk gestegen, maar dat lijkt sinds eind 2012 om te buigen. De prijsdaling van informaticaproducten en audio- en videoapparatuur was in het eerste kwartaal 2013 nog steeds uitgesproken (-7,2 % en -5,3 % vergeleken met dezelfde periode in 2012) dankzij de sterke negatieve inflatie van computers (-13,0 %), kleurentelevisies (-6,8 %) en dvdspelers (-6,6 %). Alleen externe harde schijven kostten in het eerste kwartaal 2013 meer dan in 2012 (+7,5 %).
39
Toch nam de inflatie voor externe harde schijven in maart 2013 aanzienlijk af (+3,7 % tegenover +9,3 % in februari).
VI.2 De inflatie voor niet-energetische industriële goederen in de voornaamste buurlanden Net zoals in België zagen de buurlanden hun inflatie voor niet-energetische industriële goederen afnemen: van gemiddeld 1,1 % in het vorige kwartaal naar 0,9 % in het eerste kwartaal 2013, een hoger inflatiecijfer dan in ons land (0,7 %). In Duitsland bedroeg de inflatie voor niet-energetische industriële goederen 0,8 % (1,2 % in het vorige kwartaal), tegen 0,5 % in Frankrijk (1,0 % in het vorige kwartaal). Enkel in Nederland versnelde de inflatie voor deze categorie tot 2,7 % in dit kwartaal (1,4 % in het vorige kwartaal). Grafiek 14: Kwartaalevolutie van de consumptieprijzen voor niet-energetische industriële goederen in België en in de voornaamste buurlanden (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar)
3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 -0,5 -1,0 2008
2009 België
Duitsland
2010
2011
Frankrijk
Nederland
2012
2013
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
Nieuwe en tweedehands auto’s evenals planten en bloemen hebben de grootste bijdrage geleverd tot het inflatieverschil ten voordele van ons land. De inflatie voor auto’s bedroeg gemiddeld 1,5 % in de buurlanden (-0,2 % in Duitsland, 2,3 % in Frankrijk en 7,3 %30 in Nederland), tegen 0,3 % in België. Voor de categorie “tuinen, planten en bloemen” lieten de buurlanden gemiddeld een inflatie van 2,4 % optekenen (1,0 % in Nederland, 1,8 % in Duitsland en 3,8 % in Frankrijk), terwijl de Belgische consumenten de prijzen voor deze categorie zagen afnemen met 1,5 % in vergelijking met vorig jaar.
30
Sinds januari 2013 wordt de belasting voor inverkeerstelling in Nederland volledig berekend op basis van de CO2-uitstoot. In juli 2012 ging deze belasting al omhoog, maar was hij voor een gedeelte vast gebleven.
40
Tabel 14: Niet-energetische industriële goederen en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden in het eerste kwartaal 2013 (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) Gemiddelde van de buurlanden
Duitsland
0,9
1,4
1,3
0,9
4,3
Gewicht 2013 (in %) Gewicht Gemiddelde buurlanden 8,5 8,3
2,8
2,6
2,6
2,3
3,2
1,0
0,5
2,5 0,0 -2,3
1,9 1,1 -0,2
2,1 0,8 1,3
1,9 1,0 -1,9
0,7 3,1 0,3
0,4 1,2 1,1
0,7 0,8 1,1
België Niet-duurzame goederen Producten voor normaal onderhoud en reparatie van de woning Watervoorziening Niet-duurzame huishoudartikelen Farmaceutische producten Andere medische producten, therapeutische producten en apparaten Tuinen, planten en bloemen Huisdieren en producten voor huisdieren, inclusief diensten van dierenartsen en andere diensten voor huisdieren Kranten en tijdschriften Allerlei drukwerk, schrijfwaren en tekenartikelen Elektrische toestellen voor lichaamsverzorging en andere toestellen, artikels en producten voor lichaamsverzorging Half-duurzame goederen Kledingstoffen Kleding Andere kledingartikelen Schoeisel en schoenreparaties Huishoudtextiel Vaat- en glaswerk en huishoudelijke artikelen Gereedschap voor huis en tuin Delen en toebehoren Dragers van beeld of geluid Spelen, speelgoed en hobby's artikelen Sport- en kampeerartikelen en artikelen voor recreatie in de open lucht Boeken Andere artikelen voor persoonlijk gebruik Duurzame goederen Meubelen en stoffering, vloerbedekking en huishoudtextiel Tapijten en andere vloerbekleding Grote huishoudelijke apparaten, al dan niet elektrisch en kleine huishoudelijke apparaten Nieuwe en tweedehandse auto's Motorfietsen en fietsen Audio- en videoapparatuur voor ontvangst, opname en weergave Foto- en filmapparatuur en optische instrumenten Gegevensverwerkende apparatuur Muziekinstrumenten en grote duurzame goederen voor recreatie binnens- en buitenshuis Juwelen, klokken en horloges Niet-energetische industriële goederen
Frankrijk
Nederland
Gewicht België
0,2
2,9
1,6
1,0
29,4
0,7
0,9
-1,5
2,4
1,8
3,8
1,0
0,8
0,8
1,3
1,1
0,1
1,7
3,4
0,8
0,7
6,6
3,5
3,5
3,2
5,0
0,7
0,7
4,4
1,3
1,2
1,0
3,3
0,4
0,3
0,8
0,0
-0,8
0,2
2,3
1,4
1,8
1,2 -0,1 1,6 2,0 -0,3 2,2
1,0 -0,2 0,1 1,3 1,2 2,9
1,3 : 0,1 2,4 1,3 1,3
0,0 1,0 0,3 1,1 1,2 4,6
1,5 0,9 0,2 -3,2 1,8 3,2
10,6 0,0 5,0 0,2 1,1 0,6
9,6 0,1 3,8 0,2 1,0 0,5
1,9
1,5
2,1
0,8
3,1
0,5
0,6
1,1 0,7 -2,3 0,7
1,4 1,4 0,9 1,8
1,8 1,2 3,4 2,5
0,8 1,8 -2,2 -0,3
1,3 7,5 0,3 4,8
0,5 0,5 0,4 0,7
0,6 0,6 0,3 0,6
0,2
0,6
1,5
-0,3
1,3
0,1
0,3
1,1 0,7 0,0
2,9 2,2 0,1
3,3 1,1 -0,2
3,0 2,1 -0,2
0,7 5,9 2,8
0,6 0,3 8,9
0,6 0,4 9,2
1,8
1,0
1,1
0,8
1,1
1,8
1,9
1,8
1,7
1,6
-0,6
2,9
0,1
0,2
-0,4
-1,6
-1,4
-2,0
-1,2
1,0
1,0
0,3 0,3
1,5 0,9
-0,2 1,4
2,3 0,1
7,3 1,1
3,8 0,4
3,5 0,4
-5,3
-6,3
-5,8
-8,8
-0,5
0,5
0,6
-2,1
-7,7
-4,6
-15,6
-0,8
0,2
0,2
-7,2
-6,1
-5,1
-8,2
-0,2
0,6
0,6
1,4
1,8
2,4
0,9
1,9
0,1
0,3
8,2 0,7
5,0 0,9
6,3 0,8
4,4 0,5
3,5 2,7
0,3 27,9
0,6 27,1
Bronnen: EC, FOD Economie
41
Lijst van afkortingen ADSEI
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie
BRUGEL
Brusselse regulator voor energie (BRUssel Gas ELektriciteit)
Btw
Belasting op toegevoegde waarde
CREG
Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas
CWaPE
Commission wallonne pour l'Energie
EC
Europese Commissie
Eurostat
Statistical Office of the European Commission
FOD Economie
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie
GICP
Geharmoniseerd consumptieprijsindex
IMF
Internationaal Monetair Fonds
INR
Instituut voor de nationale rekeningen
INSEE
Institut National de la Statistique et des Études Économiques
K1
Eerste kwartaal
K2
Tweede kwartaal
K3
Derde kwartaal
K4
Vierde kwartaal
kWh
Kilowattuur
NACE
Economische activiteitennomenclatuur in de Europese Gemeenschap
NBB
Nationale Bank van België
VREG
Vlaamse regulator van de elektriciteits- en gasmarkt
42
Bijlagen Bijlage 1A: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen tussen het eerste kwartaal 2012 en 2013 het sterkst zijn veranderd (Rangschikking in dalende volgorde van prijsstijging) Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Peren: Conférence
0,62
48,3
0,02
Geconcentreerde melk
0,28
6,3
0,00
Ronde peren
0,34
44,6
0,01
Roséwijn: Côtes de Provence
2,26
6,3
0,01
Prei
0,43
30,4
0,01
Brandverzekering
6,34
6,3
0,05
Grijze garnalen
0,98
29,9
0,02
Varkensgebraad van de hesp
1,07
6,3
0,01
Broccoli
0,34
28,3
0,01
Varkensrib van de filet
0,94
6,2
0,01
Aardappelen
2,01
25,5
0,04
Huishoudhandschoenen in rubber
1,16
6,1
0,01
Appelen: Jonagold
1,45
22,5
0,02
Braadkip
3,44
6,1
0,02
Appelen: Golden
0,28
15,5
0,00
Elektriciteit: De (20000kW)
2,78
6,0
0,02
Kippeneieren
1,00
14,7
0,02
Filet américain
1,79
6,0
0,01
Appelen: Granny
0,32
14,4
0,00
Vleessalade
0,79
5,7
0,00
Tonijn in blik
0,70
13,3
0,01
Shampoo
0,74
5,7
0,00
Spruitjes
0,14
12,6
0,00
Sociale huur
5,07
5,6
0,03
Gouden trouwring
1,54
9,6
0,03
Limonade (orange of citroen)
1,78
5,5
0,01
Ajuin
0,44
9,6
0,00
Candybar
0,41
5,5
0,00
Tandpasta
0,74
9,3
0,01
Jenever
0,34
5,4
0,00
Pilsbier (gewaarborgde verpakking)
1,15
9,2
0,01
Pindanootjes
0,75
5,2
0,00
Jaarlijks schoolabonnement
0,21
9,1
0,00
Rijst in kookbuiltjes
0,38
5,2
0,00
Tabak
2,51
8,6
0,02
Witbier (verloren verpakking)
1,15
5,2
0,01
Fluorescerende buislamp
1,59
8,5
0,02
Maïsolie
0,64
5,1
0,00
Boterhampasta
0,61
8,4
0,01
Koffiefilters
1,16
5,1
0,01
Ananas (blik)
0,44
8,3
0,00
Diepvriessoep
0,80
5,0
0,00
Melkchocolade
1,50
8,3
0,02
Kiwi's
0,80
5,0
0,00
Pompelmoezen
0,40
8,3
0,00
Pensen
2,09
5,0
0,01
Spliterwten
0,06
8,2
0,00
Acrylverf
3,09
4,9
0,02
Tulpen
0,39
8,1
0,00
Witte bonen in tomatensaus
0,77
4,9
0,00
Mosterd
0,39
8,0
0,00
Pop
1,03
4,9
0,00
Puddingpoeder
1,21
7,7
0,01
Karbonade
1,09
4,8
0,01
Externe harde schijf
0,51
7,5
0,00
Dunne lende
0,82
4,8
0,00
Douchegel
0,74
7,4
0,00
Bioscoop
2,67
4,8
0,01
Limonade met thee-extracten
1,23
7,4
0,01
Frisdrank (automaat)
1,60
4,8
0,01
Varkensrib spiering
0,67
7,2
0,00
Bereide diepvriesmaaltijd o.b.v. vis
1,86
4,8
0,01
Mandarijnen
1,27
7,2
0,01
Biefstuk
2,73
4,7
0,01
Balpen
1,89
7,0
0,02
Luikse wafel
2,00
4,7
0,01
Mayonaise
2,95
6,8
0,02
Diepvriesfriet
0,66
4,7
0,00
Tijdschriften
5,02
6,7
0,03
Azalea
0,27
4,6
0,00
Viervruchtenjam
1,21
6,6
0,01
Lange sigaretten
5,59
4,6
0,03
Likeur
1,11
6,6
0,01
Citytrips
0,85
4,6
0,00
Dagbladen
3,43
6,5
0,02
Vleessnack
1,60
4,6
0,01
Biscuits
1,34
6,5
0,01
Riesling: Elzas
2,26
4,6
0,01
Instantcacaodrank
0,18
6,5
0,00
Broodje
3,23
4,6
0,02
Gashoudend water
1,20
6,4
0,01
Emailverf
3,09
4,6
0,02
43
Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Kristalsuiker
0,61
4,5
0,00
Permanent
3,25
3,3
0,01
Rosbief
0,82
4,5
0,00
Eclair
1,00
3,3
0,00
Gerookt spek
1,44
4,5
0,01
Meerrittenkaart
0,58
3,2
0,00
Toffees
2,63
4,5
0,01
Abonnement teledistributie (+digitale tv)
6,79
3,2
0,02
Balklamp halogeen
1,59
4,5
0,01
Antraciet
0,51
3,2
0,00
Citroenen
0,29
4,4
0,00
Champignons
0,80
3,2
0,00
Colalimonade
2,18
4,4
0,01
Stoomstrijkijzer
0,35
3,2
0,00
Veearts: raadpleging
1,28
4,3
0,01
Kramiek
0,47
3,2
0,00
Consultatie tandarts
0,58
4,2
0,00
Waterverbruik
7,42
3,1
0,03
Bordeaux supérieur AC
2,26
4,2
0,01
Rijsttaart
1,00
3,1
0,00
Cornflakes
1,21
4,2
0,01
Briefport
1,21
3,1
0,00
Trappistenbier
1,15
4,2
0,00
Weekend in de Ardennen
4,02
3,1
0,01
Vullingen van caviteiten
0,58
4,2
0,00
Toiletzeep
0,74
3,1
0,00
Spaghetti
1,77
4,1
0,01
Hoeslaken
0,62
3,0
0,00
Individuele behandeling kinesitherapie
2,63
4,1
0,01
Houtskool
0,51
3,0
0,00
Weekend aan zee
5,10
4,1
0,02
Pilsbier
5,11
3,0
0,02
Speculaas
1,34
4,0
0,01
Verse worst
3,01
3,0
0,01
Hamburger
1,02
4,0
0,00
Sinaasappelen
2,78
3,0
0,01
Pralines
0,77
3,9
0,00
Gekookte ham
5,85
3,0
0,02
Verse room
0,83
3,9
0,00
Gehakt
4,00
3,0
0,01
Bananen
1,61
3,9
0,01
Visitekaartjes
0,83
3,0
0,00
Fruittaartje
1,00
3,9
0,00
Vloeibare meststof
0,71
2,9
0,00
Smeltkaas (gruyère)
0,89
3,9
0,00
Colalimonade (light)
2,18
2,9
0,01
Biljet 20 km
0,42
3,9
0,00
Verzolen van schoenen
0,30
2,9
0,00
Eendagsattracties
1,84
3,9
0,01
Salon
4,81
2,9
0,01
Zonnebankabonnement 10 beurten
0,57
3,8
0,00
Gepelde tomaten
1,54
2,9
0,01
Watergolf
3,25
3,8
0,01
Haargel
1,16
2,9
0,00
Naaigaren
0,84
3,8
0,00
Specialist: raadpleging
2,28
2,9
0,01
Aperitief
0,22
3,7
0,00
Pleisters
0,39
2,9
0,00
Snoeischaar
0,98
3,7
0,00
Verpleeegkundige verzorging: dagforfait
2,63
2,9
0,00
Pilsbier (blik)
1,15
3,6
0,00
Chinese dagschotel
7,60
2,9
0,02
Boerenpastei
1,12
3,6
0,00
Bijdrage aanvullende ziekteverzekering
3,53
2,8
0,01
Mokkataartje
1,00
3,6
0,00
Abonnement autopechbestrijding
0,92
2,8
0,00
14,81
3,6
0,06
8,34
2,8
0,02
Korte sigaretten
2,39
3,6
0,01
Zalm
1,32
3,5
0,01
Verkeersbelasting Geneeskundige met aanvullende opleiding: huisbezoek
0,86
2,8
0,00
Tabletten voor vaatwasser
0,58
3,5
0,00
Rozijnenkoek (suissekoek)
2,00
2,8
0,01
Olieverversen
5,83
3,5
0,03
Biljet 90 km weekend
0,42
2,8
0,00
Vleesbrochette
1,47
3,4
0,00
Reisbijstandsverzekering
0,56
2,8
0,00
Droogkuis van kostuum
0,47
3,4
0,00
Kop en schoteltje
0,42
2,8
0,00
Huisvuilophaling
3,91
3,4
0,01
Toeristische reisgids
1,00
2,7
0,00
Hespenworst
2,09
3,4
0,01
Speciaalbrood (400 g)
0,73
2,7
0,00
Wassen van hemd
0,24
3,4
0,00
Camping
0,69
2,7
0,00
Whisky
0,69
3,4
0,00
Beaujolais
2,26
2,7
0,00
Ficus
0,54
3,4
0,00
Schouwburgabonnement
3,77
2,7
0,01
Kostprijs internaat
0,35
3,3
0,00
Middagmaal op school
3,38
2,7
0,01
Draagbare spelconsole
1,03
3,3
0,00
Salade Niçoise
5,08
2,7
0,02
Speciaal bier
3,34
3,3
0,01
Mineraalwater
0,89
2,7
0,00
Frankfurter worstjes
0,59
3,3
0,00
Cordon bleu
0,92
2,7
0,00
Buitenlandse reizen
44
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Benaming
Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Colalimonade
1,00
2,7
0,00
Reiskoffer
1,03
2,1
0,00
Stripverhaal
1,00
2,7
0,00
Rauwe ham
1,36
2,1
0,00
0,71
2,7
0,00
Niet-gashoudend water
2,74
2,1
0,01
Festivals
1,88
2,1
0,00
Gebakken tong of forel
5,08
2,1
0,01
Uurtarief schilder
2,17
2,0
0,00
Champagne
1,18
2,0
0,00
Speciaal brood (800 g)
2,22
2,0
0,00
Vervangen van remblokjes
5,83
2,0
0,01
Polsuurwerk
0,78
2,0
0,00
Meerrittenkaart
0,26
-2,0
0,00
Kabeljauw
1,01
-2,1
0,00
Broek in ribfluweel (winter)
1,03
-2,3
0,00
Muziek-cd
1,32
-2,3
0,00
17,75
-2,3
-0,03
Combi-koelkast
0,89
-2,3
0,00
Woordspel
1,03
-2,3
0,00
Waspoeder
2,63
-2,3
-0,01
Slaapkleed
0,74
-2,4
0,00
Hemd
1,87
-2,5
0,00
Tweepersoonskamer Gemeenschappelijke rechthebbenden)
kamer
(gewone 3,55
2,7
0,01
Rusthuizen
2,38
2,7
0,01
Torische brilglazen
1,04
2,6
0,00
Uurtarief schoonmaken
7,19
2,6
0,02
Stuk belegd stokbrood
1,60
2,6
0,00
Vensterglas
3,09
2,6
0,01
Verhuisdiensten
0,31
2,6
0,00
Biljet 45 km
0,42
2,6
0,00
Hamburger (fastfood)
5,34
2,6
0,01
Pepersteak
5,08
2,5
0,01
Hotelkamer
4,56
2,5
0,01
Begrafenisondernemingen
0,64
2,5
0,00
Espressokoffie
0,55
2,5
0,00
Potgrond
0,71
2,5
0,00
Meergranenbrood
1,78
2,5
0,00
Zakje friet
1,60
2,5
0,00
Verse magere kaas
0,99
2,5
0,00
Tulpenbollen
0,71
2,5
0,00
Uurtarief garagist
5,83
2,5
0,02
Candybar (automaat)
1,60
2,4
0,00
Huur van garage
2,70
2,4
0,01
Half afgeroomde melk
1,82
2,4
0,00
Spathiphyllum
0,54
2,4
0,00
Wortelen
0,69
2,4
0,00
Kalkoenborstfilet
1,15
2,3
0,00
Vermout
0,79
2,3
0,00
Uurtarief elektricien
2,17
2,3
0,01
Lamsbout
1,19
2,3
0,00
Maaltijd restaurant
5,08
2,3
0,01
Olijfolie
0,64
2,3
0,00
Kalfsgebraad
0,79
2,3
0,00
Chips
1,46
2,3
0,00
Schoorsteenvegen
0,94
2,2
0,00
Notariskosten hypotheeklening
5,65
2,2
0,01
Stof voor overgordijnen
0,73
2,2
0,00
Spaarlamp
0,96
2,2
0,00
Kleuring
3,25
2,1
0,01
Pure chocolade
1,50
2,1
0,00
Vervanging van uurwerkbatterij
0,36
2,1
0,00
Wegwerpluier
1,69
2,1
0,00
Braadpan
0,41
2,1
0,00
Aluminiumfolie
1,16
2,1
0,00
Steakmes
0,18
2,1
0,00
Volle yoghurt (natuur)
1,95
2,1
0,00
Ravioli (vers)
0,47
2,1
0,00
Farmaceutische specialiteiten
Gasolie voor wegvervoer ("diesel")
45
17,80
-2,5
-0,06
Kostuum in gemengd weefsel (zomer)
1,10
-2,6
0,00
Parka (zomer)
0,37
-2,6
0,00
Gps
0,70
-2,7
0,00
Sokken
0,74
-2,7
0,00
Kostuum in wol (winter)
0,55
-2,8
0,00
Draadloze telefoon
0,11
-2,8
0,00
Gewone braadmargarine
0,67
-2,8
0,00
Sportschoenen
1,76
-2,8
0,00
Lage lederen veterschoenen
1,59
-2,9
0,00
Butaan
0,34
-2,9
0,00
Voetbalwedstrijd 1ste klasse (nationaal)
1,42
-2,9
0,00
Jeansbroek
1,03
-2,9
0,00
Bermuda zomer)
0,91
-2,9
0,00
Lederen laarzen
1,91
-2,9
-0,01
Pantalon (zomer)
1,21
-3,0
0,00
WIFI modem/router
0,23
-3,0
0,00
Vitro-keramische kookplaat
0,75
-3,0
0,00
Dweil
1,16
-3,0
0,00
Lage lederen schoenen
1,91
-3,0
-0,01
Badpak
0,58
-3,0
0,00
Digitaal fototoestel
1,72
-3,0
0,00
Anorak (winter)
0,18
-3,1
0,00
Microgolfoven
0,51
-3,1
0,00
Diepvriessoepgroenten
0,57
-3,1
0,00
Parka (zomer)
1,05
-3,2
0,00
Bloem
0,56
-3,2
0,00
Lelies
0,39
-3,2
0,00
Kabeljauwfilet
0,61
-3,2
0,00
Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Kalanchoe
0,54
-3,3
0,00
Elektriciteit: Da (600 kW)
0,56
-6,9
0,00
LPG
0,67
-3,3
0,00
Aardgas: D1 (2326 kWh)
0,36
-7,0
0,00
Schoonheidscrème
1,16
-3,4
0,00
Tong
0,38
-7,2
0,00
Veldsla
0,20
-3,4
0,00
Geheugenkaart
0,82
-9,3
0,00
Koffie (in bonen of gemalen)
2,15
-3,4
-0,01
Gsm-gesprekken
11,73
-10,2
-0,06
Elektronische bloeddrukmeter
1,58
-3,5
0,00
Personal computer
4,43
-13,0
-0,02
Anorak (winter)
0,53
-3,5
0,00
Witloof
1,39
-13,9
-0,01
Digitale camcorder
0,46
-3,5
0,00
Fishsticks
0,61
-16,6
-0,01
Lederen vest
0,62
-3,5
0,00
Hifi-keten
0,36
-3,6
0,00
Vloeibaar wasmiddel
2,68
-3,7
-0,01
Blouse (winter)
0,76
-3,8
0,00
Pull-over (winter)
0,56
-3,8
0,00
Parka (zomer)
0,83
-3,8
0,00
Anorak (winter)
0,42
-3,9
0,00
Hygiënische tampon
0,87
-3,9
0,00
Pantalon (winter)
0,60
-4,0
0,00
T-shirt
1,08
-4,0
0,00
Sweater
0,69
-4,0
0,00
Pull-over (zomer)
1,12
-4,0
0,00
Lange broek
1,68
-4,1
-0,01
Huur vakantiewoning
1,74
-4,1
-0,01
Kropsla
0,56
-4,2
0,00
Blazer
0,60
-4,4
0,00
T-shirt (zomer)
1,53
-4,4
-0,01
Kruippakje
0,66
-4,4
0,00
Jeansbroek
2,46
-4,4
-0,01
Elektriciteit: Db (1200 kW)
3,89
-4,5
-0,02
Rok (zomer)
1,08
-4,5
0,00
IJshoorntje
1,03
-4,5
0,00
Sportvest
0,60
-4,6
0,00
Regenmantel (zomer)
0,83
-4,7
0,00
Mantelpak (zomer)
0,48
-4,7
0,00
Pull-over (winter)
1,36
-4,8
-0,01
Propaan
0,49
-4,9
0,00
Paprika's
0,57
-5,0
0,00
Jurk (winter)
0,37
-5,1
0,00
Jurk (zomer)
0,73
-5,2
0,00
Mantel (winter)
0,42
-5,2
0,00
Rok (winter)
0,54
-5,5
0,00
Mantelpak (winter)
0,24
-5,6
0,00
Pull-over (zomer)
2,72
-5,6
-0,01
T-shirt
2,13
-5,6
-0,01
Hemdblouse
2,29
-6,2
-0,01
Aardgas: D2 (4652 kWh)
0,89
-6,5
-0,01
Dvd speler
0,72
-6,6
0,00
Aardgas: D3b (34890 kWh)
5,19
-6,7
-0,05
Aardgas: D3 (23260 kWh)
11,44
-6,8
-0,12
3,26
-6,8
-0,01
Kleurentelevisie
Bronnen: ADSEI, Eigen berekeningen: FOD Economie. 1 2 3 Gewicht 2013 in ‰, Inflatie in %, Bijdrage tot de inflatie in procentpunt
46
Bijlage 1B: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen in het eerste kwartaal 2013 de grootste impact op de inflatie hebben (Rangschikking in dalende volgorde van bijdrage tot de inflatie) Benaming Buitenlandse reizen
Gewicht1 Bijdrage2
Inflatie3
Gewicht1 Bijdrage2
Benaming
Inflatie3
14,81
0,06
3,60
Prei
0,43
0,01
30,36
Brandverzekering
6,34
0,05
6,30
Salon
4,81
0,01
2,90
Niet-sociale huur
57,26
0,04
0,83
Watergolf
3,25
0,01
3,79
Aardappelen
2,01
0,04
25,53
Vervangen van remblokjes
5,83
0,01
1,99
Tijdschriften
5,02
0,03
6,67
Speciaal bier
3,34
0,01
3,29
Gouden trouwring
1,54
0,03
9,63
Weekend in de Ardennen
4,02
0,01
3,06
Sociale huur
5,07
0,03
5,63
Schouwburgabonnement
3,77
0,01
2,72
Waterverbruik
7,42
0,03
3,14
Gehakt
4,00
0,01
2,97
Lange sigaretten
5,59
0,03
4,61
Gebakken tong of forel
5,08
0,01
2,08
Olieverversen
5,83
0,03
3,50
Maaltijd restaurant
5,08
0,01
2,28
Grijze garnalen
0,98
0,02
29,89
Huisvuilophaling
3,91
0,01
3,38
Tabak
2,51
0,02
8,64
Puddingpoeder
1,21
0,01
7,67
Dagbladen
3,43
0,02
6,54
Bijdrage aanvullende ziekteverzekering
3,53
0,01
2,84
Abonnement teledistributie (+digitale tv)
6,79
0,02
3,19
Ronde peren
0,34
0,01
44,64
Appelen: Jonagold
1,45
0,02
22,50
Hotelkamer
4,56
0,01
2,53
Chinese dagschotel
7,60
0,02
2,86
Tonijn in blik
0,70
0,01
13,27
Weekend aan zee
5,10
0,02
4,07
Permanent
3,25
0,01
3,26
Mayonaise
2,95
0,02
6,83
Pilsbier (gewaarborgde verpakking)
1,15
0,01
9,21
Elektriciteit: De (20000kW)
2,78
0,02
6,01
Luikse wafel
2,00
0,01
4,72
Peren : Conférence
0,62
0,02
48,35
Pensen
2,09
0,01
4,99
Braadkip
3,44
0,02
6,12
Filet américain
1,79
0,01
5,96
Broodje
3,23
0,02
4,57
Middagmaal op school
3,38
0,01
2,71
Uurtarief schoonmaken
7,19
0,02
2,62
Vensterglas
3,09
0,01
2,59
Verkeersbelasting
8,34
0,02
2,81
Korte sigaretten
2,39
0,01
3,60
Kippeneieren
1,00
0,02
14,75
Biscuits
1,34
0,01
6,46
Gekookte ham
5,85
0,02
2,98
Colalimonade
2,18
0,01
4,42
Pilsbier
5,11
0,02
3,00
Bereide diepvriesmaaltijd o.b.v. vis
1,86
0,01
4,77
Acrylverf
3,09
0,02
4,90
Mandarijnen
1,27
0,01
7,20
Uurtarief garagist
5,83
0,02
2,45
Individuele behandeling kinesitherapie
2,63
0,01
4,11
Emailverf
3,09
0,02
4,56
Limonade (orange of citroen)
1,78
0,01
5,54
Fluorescerende buislamp
1,59
0,02
8,51
Bordeaux supérieur AC
2,26
0,01
4,25
Melkchocolade
1,50
0,02
8,33
2,26
0,01
4,57
Elektriciteit: Dd (7500 kW)
8,33
0,02
1,55
Balpen
1,89
0,02
7,04
Riesling: Elzas Gemeenschappelijke rechthebbenden)
Salade Niçoise
5,08
0,02
2,71
65,90
0,01
0,26
Notariskosten hypotheeklening
5,65
0,01
2,21
Hamburger (fastfood)
5,34
0,01
2,55
Roséwijn : Côtes de Provence
2,26
0,01
6,30
Toffees
2,63
0,01
4,46
Pizza
7,17
0,01
1,88
Pepersteak
5,08
0,01
2,54
Biefstuk
2,73
0,01
4,74
Bioscoop
2,67
0,01
4,78
Nieuwe wagens (BIV inbegrepen)
kamer
(gewone 3,55
0,01
2,67
Verse worst
3,01
0,01
2,99
Viervruchtenjam
1,21
0,01
6,63
Sinaasappelen
2,78
0,01
2,99
Frisdrank (automaat)
1,60
0,01
4,77
Vleessnack
1,60
0,01
4,59
Spaghetti
1,77
0,01
4,13
Gashoudend water
1,20
0,01
6,45
Hespenworst
2,09
0,01
3,37
Limonade met thee-extracten
1,23
0,01
7,41
Kleuring
3,25
0,01
2,14
Benaming
Gewicht1 Bijdrage2
Inflatie3
Benaming
Gewicht1 Bijdrage2
Inflatie3
Varkensrib spiering Universiteit: inschrijvingsgeld en examengeld
0,67
0,00
7,22
2,30
0,00
1,90
Verpleeegkundige verzorging : dagforfait
2,63
0,00
2,86
Maïsolie
0,64
0,00
5,14
Broccoli
0,34
0,01
28,33
Huishoudhandschoenen in rubber
1,16
0,01
6,13
Likeur
1,11
0,01
6,59
Huur van garage Autoverzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid
2,70
0,01
2,43
9,26
0,01
0,79
Candybar (automaat)
1,60
0,00
2,45
Specialist: raadpleging
2,28
0,01
2,89
Fruittaartje
1,00
0,00
3,91
Tandpasta
0,74
0,01
9,29
Volle yoghurt (natuur)
1,95
0,00
2,10
Gerookt spek
1,44
0,01
4,46
Lage lederen veterschoenen
1,59
0,00
-2,86
Eendagsattracties
1,84
0,01
3,86
Elektriciteit: Da (600 kW)
0,56
0,00
-6,89
Varkensgebraad van de hesp
1,07
0,01
6,29
Sportschoenen
1,76
0,00
-2,83
Rozijnenkoek (suissekoek)
2,00
0,01
2,77
Rok (zomer)
1,08
0,00
-4,53
Colalimonade (light)
2,18
0,01
2,92
Huur vakantiewoning
1,74
-0,01
-4,08
Rusthuizen
2,38
0,01
2,66
Lage lederen schoenen
1,91
-0,01
-3,03
Balklamp halogeen
1,59
0,01
4,46
Lange broek
1,68
-0,01
-4,06
Keukentafel
4,19
0,01
1,60
T-shirt (zomer)
1,53
-0,01
-4,37
Boterhampasta
0,61
0,01
8,36
Pull-over (winter)
1,36
-0,01
-4,76
Zalm
1,32
0,01
3,52
Lederen laarzen
1,91
-0,01
-2,95
Witbier (verloren verpakking)
1,15
0,01
5,16
Waspoeder
2,63
-0,01
-2,34
Speculaas
1,34
0,01
4,05
Kleurentelevisie
3,26
-0,01
-6,77
Cornflakes
1,21
0,01
4,20
Aardgas: D2 (4652 kWh)
0,89
-0,01
-6,55
Koffiefilters
1,16
0,01
5,14
Elektriciteit: Dc1 (3500 kW)
8,89
-0,01
-0,83
Veearts: raadpleging
1,28
0,01
4,29
Fishsticks
0,61
-0,01
-16,57
Niet-gashoudend water
2,74
0,01
2,08
Jeansbroek
2,46
-0,01
-4,42
Karbonade
1,09
0,01
4,84
T-shirt
2,13
-0,01
-5,60
Gepelde tomaten
1,54
0,01
2,90
Vloeibaar wasmiddel
2,68
-0,01
-3,71
Varkensrib van de filet
0,94
0,01
6,16
Koffie (in bonen of gemalen)
2,15
-0,01
-3,42
Cement
3,09
0,01
1,59
Hemdblouse
2,29
-0,01
-6,23
Bruinbrood (800 g)
3,22
0,01
1,57
Pull-over (zomer)
2,72
-0,01
-5,60
Uurtarief elektricien
2,17
0,01
2,29
1,39
-0,01
-13,87
Bananen
1,61
0,01
3,92
Salami
3,10
0,01
1,59
Witloof Gasolie voor verwarming: levering van minstens 2000 l
3,92
-0,01
-1,83
Douchegel
0,74
0,00
7,42
4,43
-0,02
-12,97
Witte bonen in tomatensaus
0,77
0,00
4,89
Personal computer Gasolie voor verwarming: levering minder dan 2000 l
5,88
-0,02
-1,70
Meergranenbrood
1,78
0,00
2,52
Elektriciteit: Db (1200 kW)
3,89
-0,02
-4,46
Vleesbrochette
1,47
0,00
3,42
Ongelode benzine 95 RON ("eurosuper")
13,91
-0,02
-1,30
Trappistenbier
1,15
0,00
4,19
Farmaceutische specialiteiten
17,75
-0,03
-2,28
Pindanootjes
0,75
0,00
5,20
Aardgas: D3b (34890 kWh)
5,19
-0,05
-6,71
Speciaal brood (800 g)
2,22
0,00
2,01
Gsm-gesprekken
11,73
-0,06
-10,21
Vleessalade
0,79
0,00
5,72
Gasolie voor wegvervoer ("diesel")
17,80
-0,06
-2,51
Pop
1,03
0,00
4,86
Aardgas: D3 (23260 kWh)
11,44
-0,12
-6,76
Bronnen: ADSEI, Eigen berekeningen: FOD Economie 1 2 3 Gewicht 2013 in ‰, Bijdrage tot de inflatie in procentpunt, Inflatie in %
Half afgeroomde melk
1,82
0,00
2,40
Beaujolais
2,26
0,00
2,73
Peutertuinen
2,37
0,00
1,95
Smeltkaas (gruyère)
0,89
0,00
3,91
Stuk belegd stokbrood
1,60
0,00
2,61
Diepvriessoep
0,80
0,00
5,01
Zakje friet
1,60
0,00
2,50
Uurtarief schilder
2,17
0,00
2,02
48
Bijlage 2: Gewichten van de voornaamste productgroepen in de GICP in 2013 (In ‰) COICOP Energie Brandstoffen & smeermiddelen Elektriciteit Gas Vloeibare brandstoffen Vaste brandstoffen Warmte-energie Niet bewerkte levensmiddelen Vlees Groenten Fruit Vis Bewerkte levensmiddelen Brood en granen Tabak Melk, kaas en eieren Alcoholhoudende dranken Alcoholvrije dranken Suiker, jam ,honing, chocolade & suikerwaren Voedingsmiddelen, n.e.g. Oliën en vetten Diensten Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging Restaurants & cafés Culturele diensten Kapsalons & schoonheidsinstituten Recreatieve sportdiensten Kantines Wasserij & stomerij, reparatie & kleding verhuur Reparatie apparaten & toebehoren recreatie & cultuur Vervoer Onderhoud en reparatie Andere diensten privé-voertuigen Verzekeringen .i.v.m. het vervoer Personenvervoer door de lucht Personenvervoer per spoor Personenvervoer over de weg Gecombineerde biljetten Andere vervoerdiensten Personenvervoer over zee en bevaarbare binnenwateren Huisvestingsdiensten Werkelijke woninghuur Huishoudelijke diensten, onderhoud woning Verzekeringen i.v.m. de woning Andere diensten i.v.m. woning Riolering Huisvuilophaling Diensten normaal onderhoud & reparatie woning Reparatie van huishoudapparaten Herstel van meubels, stoffering en vloerbekleding Overige Sociale bescherming Andere diensten, n.e.g. Verpleging in ziekenhuis Financiële diensten, n.e.g. Diensten van artsen en van beoefenaren van paramedische beroepen Onderwijs Verzekeringen i.v.m. de gezondheid Geneeskundige prestaties tandartsen Andere verzekeringen
België 2012 2013 117,07 112,92 43,01 44,51 29,19 28,75 27,31 22,24 16,89 16,80 0,68 0,63 0,00 0,00 78,78 80,50 42,38 43,04 14,96 16,07 11,6 11,77 9,84 9,62 131,79 131,94 32,46 32,08 24,50 23,47 19,47 19,42 18,96 20,00 14,12 14,50 11,84 12,23 6,54 6,66 3,89 3,59 391,84 395,53 103,34 110,10 60,11 64,59 16,42 17,73 13,04 13,22 8,74 9,22 4,06 4,38 0,58 0,60 0,38 0,37 57,66 60,09 25,83 26,79 10,75 11,04 8,12 8,41 3,90 4,15 3,85 5,15 3,56 4,29 1,42 0,00 0,25 0,25 0,00 0,00 75,67 78,5 42,27 42,88 11,20 11,22 6,44 7,49 4,52 1,25 3,69 3,62 3,40 7,88 3,10 3,08 1,04 1,03 0,00 0,05 100,77 98,24 27,83 33,08 16,89 12,33 15,13 18,15 13,05 6,93
Duitsland 2012 2013 125,51 123,95 41,28 46,34 33,17 30,92 16,44 14,97 11,88 13,26 1,21 1,25 21,53 17,21 49,65 53,45 25,05 25,14 10,39 13,37 10,61 10,64 3,60 4,30 106,64 111,18 19,04 20,21 21,71 25,16 16,81 16,16 17,33 18,58 14,90 14,61 8,76 8,71 4,87 4,93 3,22 2,82 447,79 447,57 77,78 78,85 33,31 34,88 18,20 17,61 11,21 10,98 8,57 8,62 3,82 5,00 1,28 1,21 1,39 0,55 68,79 74,39 21,90 22,59 13,29 17,67 9,18 6,50 3,84 3,64 7,03 8,49 1,44 1,46 10,70 12,69 0,63 0,55 0,78 0,80 141,78 139,47 104,48 102,05 2,92 3,43 1,89 2,15 6,44 7,30 10,48 10,81 7,55 7,47 6,00 4,80 0,80 0,51 1,22 0,95 80,32 73,51 16,61 12,96 5,82 5,28 8,74 7,59 5,52 2,78
Frankrijk 2012 2013 99,28 94,53 46,81 45,72 25,82 23,58 14,22 13,29 9,76 8,87 0,87 1,12 1,80 1,95 78,61 79,46 42,66 42,95 14,10 14,83 10,63 10,73 11,22 10,96 124,30 126,88 23,56 24,21 21,91 22,82 24,47 24,36 17,71 18,43 15,12 15,40 11,62 11,84 6,04 6,03 3,87 3,79 394,15 422,57 105,23 105,01 53,35 54,53 14,63 14,20 9,14 9,20 12,97 11,54 12,29 12,62 1,32 1,36 1,53 1,55 61,60 88,65 19,95 42,51 9,34 12,35 7,02 7,35 9,75 10,49 5,91 5,70 6,17 6,50 2,35 2,60 0,70 0,72 0,42 0,44 111,59 113,51 68,78 69,22 6,57 7,78 6,63 6,13 5,45 5,57 5,28 5,62 4,80 4,71 13,05 13,46 0,34 0,32 0,69 0,69 67,50 69,07 12,27 12,35 12,71 14,27 2,30 2,27 5,96 6,37
Nederland 2012 2013 112,82 116,57 54,40 53,80 20,38 21,69 38,05 41,08 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 55,66 57,00 26,23 26,15 14,27 14,84 10,22 10,80 4,95 5,20 123,57 123,23 28,22 27,84 24,32 22,91 17,65 17,68 14,53 14,70 11,81 12,74 11,15 11,00 13,23 13,61 2,65 2,76 413,54 418,48 95,97 96,25 47,47 48,56 18,26 17,77 8,59 8,42 14,46 14,27 4,70 4,78 1,10 1,08 1,40 1,35 58,39 60,85 25,30 27,31 6,28 6,16 4,85 4,76 4,23 5,85 8,72 8,60 5,30 5,37 0,00 0,00 1,79 1,77 1,04 1,03 111,40 111,19 73,62 74,16 12,22 12,33 2,64 2,62 8,61 8,03 2,91 3,07 7,38 7,16 3,71 3,50 0,31 0,31 0,00 0,00 81,87 82,74 16,50 17,43 23,92 22,90 0,00 0,00 12,70 11,74
11,97
12,33
14,05
13,75
11,73
12,06
11,54
11,30
5,94 3,57 3,55 2,83
6,28 3,79 3,69 1,67
8,68 9,40 7,56 3,94
9,05 11,46 6,28 4,36
4,25 11,26 7,01 0,00
4,38 10,23 7,13 0,00
7,49 0,94 7,54 1,23
7,77 2,92 7,37 1,29
COICOP Toeristenreizendiensten Pakketreizen Accommodatie Communicatiediensten Telefoon- en faxtoestellen en telefoon- en faxdiensten Posterijen Niet-energetische industriële goederen Semi-duurzame goederen Kleding Schoeisel Spelen, speelgoed & hobby-artikelen Boeken Huishoudtextiel Vaat-,glaswerk & huishoudartikelen Delen en toebehoren Gereedschap voor huis & tuin Dragers opname beeld & geluid Andere artikelen voor persoonlijk gebruik Andere kleding artikelen & toebehoren Sport- & kampeer artikelen, artikelen recreatie Kledingstoffen Niet-duurzame goederen Elektrische toestellen en artikelen voor lichaamsverzorging Niet-duurzame huishoudartikelen Geneesmiddelen Producten voor normaal onderhoud & reparatie woning Tuinbouw Huisdieren, diensten en producten voor huisdieren Kranten en tijdschriften Andere medische producten, therapeutische apparaten en toestellen Waterverbruik Allerlei drukwerk, schrijfwaren en tekenartikelen Duurzame goederen Nieuwe & tweedehandse auto's Meubelen en stoffering Huishoudapparaten Gegevensverwerkende apparatuur Audio- en videoapparatuur Motorfietsen en fietsen Sieraden,klokken & horloges Foto- en filmapparatuur Grote duurzame goederen voor recreatie binnenshuis en buitenshuis alsmede muziekinstrumenten Tapijten & andere vloerbekleding Totale GICP
België 2012 2013 28,88 23,53 16,49 17,17 12,39 6,37 25,53 25,06 24,45 23,93 1,08 1,13 280,51 279,12 107,02 105,60 52,84 50,12 10,64 10,98 6,96 6,98 5,88 6,21 5,62 5,64 5,16 5,22 5,11 5,49 4,87 5,03 4,22 4,15 2,86 2,84 1,52 1,57 0,92 0,94 0,42 0,44 84,46 84,54 13,60 13,61 12,44 12,42 12,35 10,87 10,08 9,73 7,91 8,43 7,72 7,90 6,17 6,72
Duitsland 2012 2013 48,94 49,17 31,20 37,81 17,74 11,90 30,18 31,64 27,90 28,97 2,28 2,67 270,41 263,85 96,38 94,60 40,97 38,14 11,01 9,76 6,16 6,40 6,58 7,12 4,29 4,13 3,99 3,98 7,32 8,52 5,24 6,19 3,23 2,83 3,08 2,56 1,21 1,43 3,30 2,61 0,00 0,93 87,47 79,53 13,79 13,56 5,45 5,60 12,03 11,64 7,94 4,63 8,64 8,15 5,63 6,61 8,47 7,41
Frankrijk 2012 2013 17,07 17,70 2,99 3,00 14,08 14,70 31,15 28,62 29,13 26,64 2,02 1,99 303,66 276,56 121,32 94,71 36,27 35,49 11,55 11,46 4,91 4,85 4,46 4,55 4,91 4,95 7,72 8,64 28,97 3,87 5,47 5,42 3,00 2,69 5,83 4,79 3,74 3,72 4,44 4,05 0,05 0,23 87,04 89,09 21,98 22,29 10,90 12,21 13,08 12,93 3,00 3,14 7,02 7,47 7,23 7,46 7,79 7,32
Nederland 2012 2013 26,02 27,45 18,37 19,41 7,65 8,04 39,89 40,00 38,54 38,70 1,35 1,31 294,41 284,72 108,56 104,75 48,87 46,73 10,19 10,23 7,43 7,79 7,45 6,64 5,62 5,34 6,91 6,87 3,39 3,52 3,83 3,69 4,35 3,76 4,28 4,45 2,11 1,93 3,00 2,84 1,13 0,97 80,10 78,67 19,74 19,88 7,43 7,40 4,45 4,46 12,14 11,69 8,18 7,90 5,76 5,78 7,22 6,76
5,86
6,83
9,47
10,33
6,88
7,20
5,12
5,05
4,60 3,73 89,04 39,31 17,72 10,34 5,30 5,16 3,76 3,39 1,99
4,21 3,81 88,98 38,17 18,24 10,14 5,74 5,26 4,04 3,19 2,08
12,33 3,72 86,56 33,08 21,97 7,63 5,64 4,07 2,59 3,62 2,06
8,85 2,75 89,72 34,99 19,78 9,85 5,43 5,13 3,64 4,69 1,80
4,99 4,17 95,30 40,48 16,12 9,39 6,87 7,08 3,03 8,26 1,35
4,83 4,23 92,76 36,53 16,19 9,42 7,17 6,55 3,15 8,12 1,15
5,74 4,32 105,73 33,23 24,24 8,50 4,99 10,48 7,20 5,77 1,27
5,57 4,19 101,30 29,74 22,99 8,55 5,07 10,46 7,40 6,01 1,46
1,04
1,05
2,91
2,56
2,29
4,05
4,78
4,51
1,03 1.000,00
1,06 1.000,00
2,99 1.000,00
1,85 1.000,00
0,43 1.000,00
5,27 1.000,00
5,12 1.000,00
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
50
0,41 1.000,00