Instituut voor de nationale rekeningen
ANALYSE VAN DE PRIJZEN: JAARVERSLAG 2010 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM
2
INLEIDING Met dit document publiceert het INR voor de tweede keer een jaarverslag over het verloop van de inflatie. De wet van 8 maart 2009, tot wijziging van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, voorziet dat de FOD Economie de taak van prijsobservatie en prijsanalyse voor rekening van het INR uitvoert. Conform het bestek dat de modaliteiten bepaalt van de wijze waarop de aan het INR geassocieerde instellingen hun opdrachten zullen uitvoeren werd dit jaarverslag voor het einde van de maand februari goedgekeurd door de Raad van bestuur van het INR en verkreeg het rapport een gunstig advies van het Wetenschappelijk Comité. Per ministerieel besluit van 26 maart 2010, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 7 april 2010, werd het bestek betreffende de prijsobservatie- en analyse van het INR gewijzigd. In het derde hoofdstuk van dat bestek, dat handelt over de methodologie, werden een aantal bestaande bevoegdheden van de FOD Economie expliciet opgesomd. Het gaat daarbij o.m. om de mogelijkheid om individuele gegevens op te vragen of te gebruiken om de opdracht tot prijsobservatie- en analyse uit te voeren, meer bepaald via de wet van 4 juli 1962 betreffende de openbare statistiek. Het nieuwe bestek verwijst eveneens naar de wet van 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen, en het ministerieel besluit van 20 april 1993 houdende het verplicht meedelen van inlichtingen door de ondernemingen in verband met prijsevolutie. De wetgever geeft op die manier het signaal dat het INR alle bestaande wettelijke middelen moet kunnen aanwenden om klaarheid te zien in de prijsvormingmechanismen. Net zoals voor de kwartaalverslagen start het rapport met een onderzoek van de inflatie in België. In eerste instantie wordt op basis van cijfergegevens van de geharmoniseerde consumptieprijsindex een algemeen beeld geschetst van het inflatieverloop in België. Vervolgens wordt voor de vijf grote productgroepen nagegaan wat de voornaamste vaststellingen zijn. Op basis van detailgegevens van de nationale index worden daarbij individuele prijsbewegingen van bepaalde producten of diensten toegelicht. Het deel over energiedragers krijgt extra aandacht gelet op hun specifieke belang voor het inflatieverloop van de voorbije jaren. In een tweede deel komt het verloop van de consumptieprijzen in de buurlanden aan bod, met een korte focus op de prijsniveaus voor een aantal producten. Het jaarverslag biedt echter ook de gelegenheid om een aantal bijkomende thema’s uit te diepen. In overleg met het Wetenschappelijk Comité werd voor 2010 één groot thema weerhouden: prijsbewegingen in de productgroep bewerkte levensmiddelen, waarbij aandacht werd besteed aan de hoge grondstoffennoteringen voor levensmiddelen, en het prijszettingsgedrag en de prijstransmissie voor een aantal producten. Dit jaarverslag wil de lezer ook de mogelijkheid bieden om individuele prijsbewegingen, en de impact ervan op de inflatie, te ontdekken. Daarom werd als bijlage een overzicht opgenomen van het recente prijsverloop voor alle producten en diensten die, voor het opmaken van het maandelijkse indexcijfer, door de FOD Economie worden gevolgd.
3
INHOUDSTAFEL INLEIDING .........................................................................................3 INHOUDSTAFEL.................................................................................4 SAMENVATTING ................................................................................6 ANALYSE VAN DE PRIJZEN: JAARVERSLAG 2010 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN ....................8 I. BELGISCHE INFLATIE IN 2010 .........................................................8 I.1. ALGEMEEN ........................................................................................... 8 I.2. ENERGIE ............................................................................................ 12 I.3. NIET-BEWERKTE LEVENSMIDDELEN ..................................................... 17 I.4. BEWERKTE LEVENSMIDDELEN ............................................................. 18 I.5. DIENSTEN .......................................................................................... 21 I.6. NIET-ENERGETISCHE INDUSTRIËLE GOEDEREN.................................... 23
II. VERGELIJKING VAN DE INFLATIE IN 2010 IN BELGIË EN IN DE BUURLANDEN ................................................................................ 27 II.1. INFLATIE IN 2010 ............................................................................... 27 II.2. EVOLUTIE VAN DE CONSUMPTIEPRIJZEN SINDS 2007.......................... 33 II.3. PRIJSNIVEAUS VERSUS PRIJSINDICES................................................. 36
III. MICRO-ANALYSE VAN DE CONSUMPTIEPRIJZEN VAN BEWERKTE LEVENSMIDDELEN .......................................................................... 40 III.1 ALGEMENE AANPAK ........................................................................... 40 III.2 KEUZE VAN DE BEWERKTE LEVENSMIDDELEN DIE VOOR GEDETAILLEERD ONDERZOEK IN HET VERSLAG 2010 IN AANMERKING KWAMEN.................... 42 III.3 ANALYSE VAN HET PRIJSTRANSMISSIEMECHANISME VOOR DE BEWERKTE LEVENSMIDDELEN..................................................................................... 43 III.3.A Prijsverloop in de voedingskolom .................................................................................... 43 III.3.B Onderzoek van de prijstransmissie voor koffie, bakkerijproducten, melkerijboter en chocolade................................................................................................................................... 45
III.4 UITSPLITSING VAN DE PRIJSEVOLUTIE VAN BEPAALDE BEWERKTE LEVENSMIDDELEN..................................................................................... 50 III.5 HET MICRO-ONDERZOEK OP PRODUCTNIVEAU .................................... 53 III.5.A Opbouw van de databank, testen van de representativiteit en structurele kenmerken per product. ...................................................................................................................................... 53 III.5.B Voornaamste algemene bevindingen over het geheel van de onderzochte producten . 55
4
III.5.C Enkele specifieke aandachtspunten per product. ........................................................... 57 KOFFIE.................................................................................................................................................. 57 MAISOLIE.............................................................................................................................................. 58 BRAADMARGARINE............................................................................................................................ 58 BOTER .................................................................................................................................................. 59 PURE CHOCOLADE ............................................................................................................................ 60 MELKCHOCOLADE.............................................................................................................................. 61 VRUCHTENJAM ................................................................................................................................... 61 TRAPPISTENBIER ............................................................................................................................... 62 WITBIER................................................................................................................................................ 63 CENTWAFEL ........................................................................................................................................ 64 PUDDINGPOEDER .............................................................................................................................. 64 EIEREN ................................................................................................................................................. 65 VOLLE YOGHURT................................................................................................................................ 66 SMELTKAAS......................................................................................................................................... 67 BELGISCHE HALFHARDE KAAS........................................................................................................ 68 HARDE KAAS (GOUDA TYPE)............................................................................................................ 68 HALFAFGEROOMDE MELK................................................................................................................ 69 BROODPRODUCTEN: BRUIN BROOD, ROZIJNENKOEKEN EN BROODJES .............................. 70
LIJST VAN AFKORTINGEN................................................................ 72 BIJLAGEN ...................................................................................... 74 BIJLAGE 1A: OVERZICHT VAN DE PRIJSWIJZIGINGEN BIJ PRODUCTEN EN DIENSTEN TUSSEN HET JAAR 2009 EN 2010 (RANGSCHIKKING IN DALENDE VOLGORDE VAN PRIJSSTIJGING)................................................................ 74 BIJLAGE 1B: OVERZICHT VAN DE IMPACT VAN DE PRIJSWIJZIGINGEN VAN PRODUCTEN EN DIENSTEN IN 2010 (RANGSCHIKKING IN DALENDE VOLGORDE VAN BIJDRAGE TOT DE INFLATIE) ............................................................... 80 BIJLAGE 2: DE BEHANDELING VAN SEIZOENSGEBONDEN PRODUCTEN IN DE HICP ....................................................................................................... 86 BIJLAGE 3: CONSUMPTIEPRIJSVERLOOP VOOR EEN AANTAL BEWERKTE LEVENSMIDDELEN IN BELGIË EN DE BUURLANDEN...................................... 89
5
SAMENVATTING 1. Na een nulinflatie in 2009 versnelde het prijsstijgingstempo in de loop van het verslagjaar aanzienlijk: van 1,2 % in het eerste kwartaal ging het naar 3,2 % in het vierde kwartaal (zelfs 3,4 % in december), zodat de gemiddelde inflatie in 2010 uitkwam op 2,3 %. 2. In vier van de vijf beschouwde productgroepen was er sprake van een versnelling, maar net zoals de voorbije jaren zijn het vooral de energiedragers - met een bijdrage van 1,1 procentpunt of bijna de helft van de totale inflatie - die het profiel van de inflatie bepaalden. Opwaarts gestuwd door hogere aardolienoteringen op de internationale markten werden vooral aardolieproducten in 2010 fors duurder (huisbrandolie +28 % en motorbrandstoffen +15 %). Voor elektriciteit en aardgas duurde het respectievelijk tot het tweede en het derde kwartaal voor de consumptieprijzen die van de overeenstemmende periode van 2009 overtroffen, waardoor de gemiddelde prijsstijging voor elektriciteit beperkt bleef tot 4 % en voor aardgas gemiddeld zelf minder betaald werd dan een jaar voordien. Niettemin zijn elektriciteit en vooral gas in de loop van het jaar fors duurder geworden (de jaaropjaarprijsstijging voor gas bedroeg in december 20 %). 3. De consument betaalde in 2010 gemiddeld 3,5 % meer voor niet-bewerkte levensmiddelen. Door abnormale klimatologische omstandigheden werden vooral groenten (+12 %) en in mindere mate fruit (+2 %) duurder. Ondanks zijn relatief beperkt gewicht droeg deze productgroep daarmee 0,3 procentpunt bij tot de inflatie. 4. Voor de productgroepen diensten en niet-energetische industriële goederen stegen de prijzen met respectievelijk 1,4 en 0,3 %. Samen goed voor ruim twee derde van de Belgische consumptiekorf leverden ze een bijdrage tot de inflatie van 0,8 procentpunt. 5. Gedurende het verslagjaar namen ook de grondstoffennoteringen van bewerkte levensmiddelen toe (tot het in 2008 bereikte recordpeil). Vooral ingevoerde grondstoffen zoals cacao en koffie werden fors duurder, maar ook de interne marktprijzen voor o.a. broodtarwe, boter en melkpoeder gingen omhoog. De reactie van de consumentenprijs bleef in eerste instantie gematigd, maar naar het einde van het jaar toe versnelde het prijsstijgingstempo voor bewerkte levensmiddelen (gemiddeld 1,7 % in het vierde kwartaal) onder impuls van producten zoals chocolade en koffie. Gemiddeld beschouwd kwam de inflatie voor bewerkte levensmiddelen uit op 1,0 %. 6. De eerder beperkte inflatiecijfers van de componenten ervan (bewerkte levensmiddelen, diensten en niet-energetische industriële goederen), resulteerden in een onderliggende inflatie van 1,1 %. Daarmee noteerde de Belgische onderliggende inflatie echter voor het twaalfde kwartaal na elkaar (vanaf begin 2008) boven het gemiddelde in de drie voornaamste buurlanden (0,8 %), wat erop wijst dat het positieve écart met de buurlanden niet enkel is toe te schrijven aan de hierna toegelichte grotere gevoeligheid voor prijsschommelingen van energetische grondstoffen, maar ook een diepere oorzaak heeft in het verloop van de andere binnenlandse kosten. Aanhoudend positieve inflatie-écarts tegenover de drie buurlanden wijzen op een verlies aan concurrentievermogen voor de Belgische economie. 7. Onder invloed van de prijzen voor energiedragers lag ook de totale inflatie in België (2,3 %) hoger dan in de buurlanden (gemiddeld 1,4 %). De grotere impact van energiedragers op de inflatie in België is het gevolg van een drietal factoren: een groter gewicht van energiedragers in de Belgische consumptiekorf, een lager accijnsniveau op aardolieproducten en tenslotte het in Europa unieke aanpassingsmechanisme waardoor de prijsbewegingen van energetische grondstoffen (zowel in negatieve zin zoals in 2009, als in positieve zin in het verslagjaar en eerder in 2008) iedere maand worden doorgerekend in de prijs die de Belgische consument betaalt voor aardgas en elektriciteit. Bij de tariefformules die de energieleveranciers daartoe gebruiken kan bovendien de vraag worden gesteld of ze een goede afspiegeling zijn van hun gemaakte kosten. Het is wellicht de CREG die het best gewapend is om hierop te antwoorden. Uit een studie die in oktober 2010 verscheen, bleek alvast dat door de gewijzigde bevoorradingsstructuur van de energieproducenten, de in voege zijnde formule van de parameter Nc (die door de meeste opera-
6
toren werd gebruikt) het effectieve kostenverloop van de elektriciteitsleveranciers niet goed weerspiegelt. Gezien de impact van de prijzen van energiedragers op de koopkracht en de inflatie is het van het grootste belang dat de energieprijzen van heel nabij worden opgevolgd. Het INR vindt dat het huidige model van prijsmonitoring voor gas en elektriciteit in België vatbaar is voor verbetering en kijkt met veel belangstelling uit naar initiatieven die kunnen zorgen voor meer transparantie in de werkelijke kosten voor energievoorziening en inefficiënties in de prijszetting kunnen elimineren. 8. In het jaarverslag is de analyse, zoals gedefinieerd in de opdrachten van het observatorium, vooral gericht op de evolutie van de consumptieprijzen. In de afgelopen jaren hebben Eurostat en de diverse nationale statistiekinstellingen ook inspanningen geleverd om de kwaliteit van de statistieken inzake prijsniveaus op te krikken. Op basis van de thans beschikbare informatie blijken de gemiddelde prijzen voor bewerkte levensmiddelen, zeker voor zuivelproducten en brood en granen, in ons land hoger te liggen dan in de buurlanden. Ook communicatiediensten (internet en gsm bijvoorbeeld) zouden in ons land duurder zijn. Omdat een internationale vergelijking van prijsniveau's, naast de analyse van inflatieontwikkelingen, belangrijke structurele informatie kan leveren over sectoren of producten waarvoor de Belgische economie minder performant is, moedigt het INR, Eurostat en de nationale statistische instelling aan om statistieken inzake prijsniveaus verder te ontwikkelen en te blijven publiceren. 9. In tegenstelling tot de prijzen voor energiedragers (waar de CREG deze taak uitoefent) worden de prijzen van de levensmiddelen niet systematisch opgevolgd, een opdracht die het prijzenobservatorium ter harte wil nemen. In een speciaal hoofdstuk van het jaarverslag wordt deze opvolging langs twee invalshoeken uitgewerkt: via de analyse van het transmissiemechanisme van kostenimpulsen naar de consumptieprijs en via een gedetailleerd onderzoek naar het prijszettingsgedrag van merken en/of winkelketens voor een aantal bewerkte levensmiddelen waarvan de prijzen sinds 2006 sneller stegen in België dan in de buurlanden. 10. Het studiewerk inzake prijstransmissie werd bemoeilijkt doordat slechts voor zeven van de eenentwintig levensmiddelen waarvoor een onderzoek aangewezen leek, kwaliteitsvolle, relevante afzetprijsstatistieken beschikbaar bleken. Het INR blijft dan ook vragende partij voor een wetgevend initiatief dat de bedrijven verplicht informatie te verstrekken voor deze statistieken (nu gaat het om vrijblijvende enquêtes). Voor de producten waar zo’n onderzoek wel mogelijk bleek, werd vastgesteld dat voor melkerijboter, bakkerijproducten, chocolade en koffie de verkoopprijzen van de voedingsindustrie snel en betekenisvol reageren op een toename van de onderliggende grondstoffenprijs. De consumptieprijzen van die artikelen reageren op hun beurt (maar eerder trapsgewijs) op de verhoogde verkoopprijzen van de levensmiddelenproducenten. Wanneer de grondstofprijzen daarentegen naar beneden gericht zijn, duurt het veel langer voor de voedingsindustrie haar prijzen bijstelt, terwijl de consumptieprijzen zelfs helemaal niet neerwaarts worden aangepast. Bij dalende grondstofprijzen zijn er dus aanwijzingen dat zowel de voedingsindustrie als de detailhandel de brutomarges vergroten. Voor bakkerijproducten (en in mindere mate melkerijboter) zijn er aanwijzingen dat de stijging van de consumptieprijzen tussen 2006 en 2010 groter is geweest dan wat op grond van de evoluties van de verschillende kostenelementen kon worden verwacht. 11. Ook het luik inzake het prijszettingsgedrag voor bewerkte levensmiddelen leverde een aantal interessante bevindingen op. Uit het onderzoek kwamen als voornaamste algemene bevindingen naar voor dat hard discounters hun winkelprijzen minder vaak aanpassen, dat de prijzen voor A-merken bij de andere grote winkelketens zowel qua niveau als qua evolutie dicht bij elkaar liggen, dat het onderzoek toelaat om atypische prijsbewegingen te identificeren (zoals een plotse zeer agressieve prijsstijging bij een A-merk puddingpoeder), dat prijsverhogingen voor A-merken doorgaans ‘verworven’ lijken te blijven, terwijl prijsbewegingen voor premier prix producten meer symmetrisch verlopen (maar beperkter zijn in omvang en frequentie). De prijszetting in dit marktsegment lijkt dus concurrentiëler te verlopen dan in het segment van de A-merken, waar productdifferentiatie blijkbaar toelaat een zekere marktmacht te verwerven.
7
ANALYSE VAN DE PRIJZEN: JAARVERSLAG 2010 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN I. BELGISCHE INFLATIE IN 2010 I.1. ALGEMEEN Nadat het gemiddelde consumptieprijspeil (uitgezonderd tijdens de twee soldenmaanden januari en juli) in de loop van 2009 vrij stabiel was gebleven, ging het vanaf begin 2010 opnieuw naar omhoog: in februari 2010 overschreed de HICP (uitgedrukt in index 2005=100), voor het eerst sinds september 2008, de waarde van 110 punten en in december kwam het uit op een maximumwaarde van 113,6 punten. De opwaartse druk op de gemiddelde consumptieprijzen kan voor het grootste deel worden toegeschreven aan de forse remonte van de energieprijzen in 2010: op een korte onderbreking in de maanden juni en juli na, stegen ze voortdurend, waardoor ze eind december 2010 17,1 % hoger lagen dan een jaar ervoor. Ook de prijzen van niet-bewerkte levensmiddelen (vooral voor groenten) gingen in 2010 sterk de hoogte in. Grafiek 1A: Recente evolutie van de HICP, de onderliggende inflatie en de prijzen voor energiedragers (Indexcijfers 2005=100) 140
115
135 130
110
125 120
105
115 110
100
105 95
100 2007
2008 HICP (linkerschaal)
2009 Onderliggende inflatie (linkerschaal)
2010 Energiedragers (rechterschaal)
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI
De inflatie kwam in 2010 uit op gemiddeld 2,3 %1 . Terwijl er in de laatste drie kwartalen van 2009 telkens een negatief inflatiecijfer werd opgetekend (uiteindelijk resulterend in een nulinflatie voor 2009), versnelde het prijsstijgingstempo stelselmatig gedurende het verslagjaar. Van 1,2 % in het eerste kwartaal nam de gemiddelde inflatie toe naar 3,2 % in het vierde kwartaal en in december 2010 lagen de consumptieprijzen liefst 3,4 % hoger dan in het vorige jaar. 1
Er zij aangestipt dat de Europese Centrale Bank als doelstelling voor het geheel van de eurozone een inflatiecijfer van 2,0 % nastreeft.
8
Grafiek 1B: Recente evolutie van de HICP, de onderliggende inflatie en prijzen voor energiedragers (Veranderingspercentages ten opzichte van de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar) 7
35
6
30
5
25
4
20
3
15
2
10
1
5
0
0
-1
-5
-2
-10
-3
-15
-4
-20
-5
-25 2007 HICP (linkerschaal)
2008
2009 Onderliggende inflatie (linkerschaal)
2010 Energiedragers (rechterschaal)
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI
Zoals aangehaald in de recente kwartaalverslagen werd het gewichtenschema van de consumptiekorf dat gebruikt wordt voor het berekenen van het Belgische geharmoniseerd indexcijfer der consumptieprijzen aangepast in 2010. Zoals de Europese regelgeving het voorschrijft, zijn de gewichten vanaf 2010 gebaseerd op de Nationale Rekeningen, en niet langer op de gezinsbudgetenquête. Op productgroepniveau bleven de gewichten nagenoeg stabiel, maar op het niveau van de individuele getuigen wijzigden de gewichten in een aantal gevallen wel aanzienlijk. Voor tabak bijvoorbeeld verdubbelde het gewicht van 1,2 naar 2,3 %, en ook het belang van motorbrandstoffen en huisbrandolie in de consumptiekorf nam toe (met respectievelijk 1,1 en 0,6 procentpunt). Andere producten boetten in aan belang, zoals elektriciteit (-0,1 procentpunt) en vooral gas (-0,4 procentpunt). Dergelijke verschuivingen kunnen gevolgen hebben voor de berekening van het indexcijfer en bijgevolg van de inflatie 2 3 .
2
Eerste kwartaalverslag 2010 van het Prijzenobservatorium, p.8.
3
Er zij aangestipt dat in 2010, conform een Europese richtlijn, de manier om gewichten toe te kennen aan seizoensproducten eveneens werd aangepast, in bijlage 2 wordt deze nieuwe methodologie toegelicht.
9
Tabel 1: Impact van de voornaamste verschuivingen in de gewichtenschema’s 2009 en 2010 voor de berekening van de HICP Prijswijziging ten opzichte van het voorgaande jaar
Gewichten (promille)
HICP Bewerkte levensmiddelen Tabak Niet-bewerkte levensmiddelen Energie Gas Elektriciteit Motorbrandstoffen Huisbrandolie Diensten Recreatieve sportdiensten Onderhoud en herstellingen van voertuigen Werkelijke woninghuur Niet-energetische industriële goederen Kledij Gegevensverwerkende apparatuur Aankoop nieuwe auto's
Oude gewichtenschema HICP 2009 1000,0 126.19 11,91 82,13 109,04 29,74 31,06 35,95 11,29 373,33 7,50
Oude gewichten 2010 (a)
Nieuwe gewichten 2010
1000 126,68 12,31 80,92 101,26 20,58 28,22 39,59 11,86 378,57 7,60
1000,0 130.60 23,42 77,95 112,37 16,99 26,88 50.41 17,46 379,08 9,53 27,20
Bijdrage tot de inflatie in 2010 (%)
Met oude gewichten
Met nieuwe gewichten
Met oude gewichten
Met nieuwe gewichten
Verschil
2,2 1,0 3,5 3,4 9,4 -1,7 4,1 14,9 28,0 1,3 1,5
2,3 1,0 3,5 3,5 10,0 -1,7 4,1 14,9 28,0 1,4 1,5
2,23 0,12 0,04 0,28 0,96 -0,04 0,12 0,57 0,31 0,50 0,01
2,33 0,13 0,06 0,28 1,13 -0,08 0,11 0,68 0,42 0,53 0,01
+0,10 +0,01 + 0,02 0,00 +0,17 -0,04 -0,01 + 0,11 + 0,11 +0,03 0,00
19,10 62,76
19,97 63,59
48,81
4,2 1,1
4,2 1,1
0,08 0,07
0,10 0,06
+0,02 -0,01
309,31 42,91 4,42 58,69
312,56 43,12 4,03 58,67
300,01 50,28 6,41 40,93
1,2 1,1 -9,4 0,6
0,8 1,1 -9,4 0,6
0,37 0,05 -0,04 0,04
0,26 0,01 -0,05 0,03
-0,11 -0,04 -0,01 -0,01
Bron: FOD Economie (a) Gezien de HICP berekend wordt op basis van een kettingindex (december=100) dienen de gewichten jaarlijks ten minste aangepast te worden om rekening te houden met het verloop van de relatieve prijzen gedurende het afgelopen jaar.
Op basis van de oude gewichten zou de inflatie 2,2 % bedragen hebben in de plaats van de met het nieuwe gewichtenschema opgetekende 2,3 %. Voor vrijwel alle onderliggende productgroepen had het nieuwe gewichtenschema een opwaartse impact op de inflatiecijfers voor 2010. Alleen voor de industriële nietenergetische goederen zorgde het voor een lager cijfer: (0,8 % tegenover 1,2 %). De prijzen voor de aardolieproducten, motorbrandstoffen en huisbrandolie zijn goed voor bijna 80 % van het verschil tussen de inflatie op basis van het oude en het nieuwe gewichtenschema. Opgesplitst naar de vijf grote productgroepen binnen de HICP kan het consumptieprijsverloop tussen 2009 en 2010 als volgt worden samengevat: •
Bij de energiedragers was de versnelling van het prijsstijgingstempo het meest uitgesproken. In het eerste kwartaal 2010 noteerde de energie-inflatie nog op 0,6 % maar vervolgens schoot ze pijlsnel omhoog, om in het vierde kwartaal uit te komen op 15,3 %. Gemiddeld over 2010 beschouwd stegen de energieprijzen met 10,0 %. Met een bijdrage van 1,1 procentpunt verklaren de energiedragers bijna de helft van de totale inflatie.
•
Voor niet-bewerkte levensmiddelen stegen de prijzen eveneens fors (gemiddeld +3,5 %) in 2010, met een versnelling gedurende het jaar. Hoewel deze productgroep een relatief beperkt gewicht (7,8 %) in de consumptiekorf heeft, leverden ook de niet-bewerkte levensmiddelen een aanzienlijke bijdrage (0,3 procentpunt) tot de inflatie.
•
In 2010 bedroeg de diensteninflatie 1,4 % en namen de consumptieprijzen voor industriële, nietenergetische goederen gemiddeld met 0,8 % toe. Samen goed voor ruim twee derden van het gewicht in de consumptiekorf, droegen ze respectievelijk 0,5 en 0,3 procentpunt bij tot de globale inflatie.
•
De consument betaalde in 2010 gemiddeld 1,0 % meer voor bewerkte levensmiddelen. In het eerste kwartaal kwam het prijsstijgingstempo uit op slechts 0,5 %, om vervolgens gaandeweg te versnellen, met als gevolg dat deze producten in december 2010 1,8 % meer kosten dan een jaar eerder.
10
Tabel 2: Geharmoniseerde consumptieprijsindex voor België (Veranderingspercentages ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) Totaal 2008 2009 2010 2009 2010
IV I II III IV 2010 Okt Nov Dec Gewichten 2010 (in %)
4,5 0,0 2,3 -0,2 1,2 2,4 2,6 3,2 3,1 3,0 3,4 100,0
Energiedragers 19,8 -14,0 10,0 -11,6 0,6 12,0 12,5 15,3 15,3 13,4 17,1 11,2
Diensten 2,3 2,6 1,4 1,9 1,4 1,3 1,2 1,7 1,6 1,9 1,6 37,9
Bewerkte levensmiddelen 7,8 1,7 1,0 0,6 0,5 0,7 1,3 1,7 1,7 1,8 1,8 13,1
Nietbewerkte levensa middelen 2,8 0,4 3,5 -1,1 1,6 2,8 5,0 4,8 4,8 4,4 5,3 7,8
Nietenergetische industriële goederen 1,3 1,4 0,8 1,4 1,1 0,8 0,5 0,7 0,8 0,7 0,7 30,0
p.m. Onderliggende b inflatie
p.m. Gezondc heidsindex
2,7 2,0 1,1 1,5 1,1 1,1 1,0 1,4 1,3 1,4 1,3 81,0
4,2 0,6 1,6 -0,4 0,3 1,6 2,3 2,5 2,6 2,5 2,6 92,5
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI a Fruit, groenten, vlees en vis. b Gemeten aan de hand van de HICP, ongerekend de niet-bewerkte levensmiddelen en energiedragers. c Nationale consumptieprijsindex, ongerekend tabak, alcoholhoudende dranken, benzine en diesel.
Anders dan in 2009 leverden alle vijf de productgroepen een positieve bijdrage tot de inflatie. Voor alle productgroepen, met uitzondering van de industriële niet-energetische goederen, versnelde de inflatie in de loop van het jaar. Deze laatste groep vormt samen met de bewerkte levensmiddelen en de diensten de korf waarop de onderliggende inflatie, die in 2010 gemiddeld 1,1 % bedroeg, wordt berekend. Zoals zal blijken uit deel II.1 bivakkeert de onderliggende inflatie al geruime tijd boven het gemiddelde van de 3 buurlanden. Dat wijst erop dat het positieve écart met de buurlanden niet enkel is toe te schrijven aan de grotere gevoeligheid voor prijsschommelingen van energetische grondstoffen, maar ook een diepere oorzaak heeft in het verloop van de andere binnenlandse kosten. Aanhoudend positieve inflatie-écarts tegenover de drie buurlanden wijzen op een verlies aan concurrentievermogen voor de Belgische economie. Er zij aangestipt dat de gezondheidsindex, die gebruikt wordt voor het aanpassen van de lonen, wedden en uitkeringen, in 2010 sneller steeg dan de onderliggende inflatie (+1,6 % ten opzichte van 1,1 %). In december 2010 was het prijsstijgingstempo van de gezondheidsindex zelfs opgelopen tot 2,6 %. Grafiek 2: Bijdrage tot de inflatie (In procentpunten, kwartaalgemiddelden) 7
7
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0
0
-1
-1
-2
-2
-3
-3 K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4 2008 2009 2010 2008 2008 2008 2008 2009 2009 2009 2009 2010 2010 2010 2010 Bewerkte levensmiddelen Energie Niet-energetische industriële goederen
Niet-bewerkte levensmiddelen Diensten HICP
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI
11
I.2. ENERGIE Gemiddeld beschouwd betaalde de consument in 2010 10 % meer voor het geheel van energiedragers (waarin zowel uitgaven voor huisvesting als voor vervoer vervat zitten) dan gedurende het voorgaande jaar. In 2009 waren de energieprijzen gemiddeld nog met 14 % gezakt en werden in de vier kwartalen negatieve inflatiecijfers opgetekend. Vanaf het eerste kwartaal 2010 echter werden opnieuw positieve inflatiecijfers genoteerd, die in de loop van het jaar versnelden: in het vierde kwartaal kostte energie gemiddeld 15,3 % meer dan in de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar. Vooral voor aardolieproducten (motorbrandstoffen en huisbrandolie) lag de gemiddelde consumptieprijs in 2010 fors hoger dan een jaar voordien. De prijsstijgingen voor die producten oefenden gedurende het volledige verslagjaar een sterke opwaartse druk uit op de inflatie. Gedurende het eerste kwartaal werd dit nog gecompenseerd door jaar-op-jaar prijsdalingen voor elektriciteit en aardgas, zodat de impact van de groep energiedragers op de inflatie toen nog beperkt was (0,1 procentpunt). Maar vanaf het tweede kwartaal tot eind 2010 droeg de groep energiedragers voor ruim de helft bij tot de totale gemiddelde consumptieprijsstijging, en bepaalde derhalve in grote mate het inflatieprofiel. Tabel 3: Recente evolutie van de prijzen voor energiedragers (Veranderingspercentages ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2009 2008 Brandstoffen voor wegvervoer Huisbrandolie Vaste brandstoffen Elektriciteit Gas Geheel van de energiedragers
2009
2010
10,8
-15,7
32,0 3,9 16,5 36,5
-34,9 4,7 -3,8 -9,5
19,8
-14,0
2010
2010
p.m. Gewicht in 2010
VI
I
II
III
IV
Okt
Nov
Dec
14,9
-0,9
16,4
17,7
11,3
14,5
14,9
11,6
17,1
44,9
28,0 0,9 4,1 -1,7
-14,6 1,6 -9,2 -28,4
26,6 1,0 -4,6 -24,3
36,0 0,4 7,4 -6,6
23,7 0,7 7,5 13,2
26,2 1,6 6,9 20,0
26,2 0,9 7,6 19,5
20,7 1,6 7,1 20,1
31,7 2,2 6,0 20,4
15,5 0,6 23,9 15,1
10,0
-11,6
0,6
12,0
12,5
15,3
15,3
13,4
17,1
100,0
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI
De voornaamste determinant van de consumptieprijzen voor energiedragers is het verloop van de aardolienoteringen op de internationale markten. In het geval van huisbrandolie en motorbrandstoffen vindt deze transmissie vrijwel onmiddellijk plaats, terwijl de consumptieprijzen voor aardgas en elektriciteit wat trager reageren. Nadat in de zomer 2008 de prijs voor een vat Brent olie een recordniveau van 132 $ had bereikt, zakten de noteringen in de daaropvolgende maanden bliksemsnel (tot 40 $ in december 2008). Sindsdien nam de prijs geleidelijk toe: in 2009 werd gemiddeld 61,5 $ (ruim een derde onder het niveau van 2008) per vat betaald en in 2010 79,5 $, nogmaals een stijging met 29 %. Door de waardevermindering van de euro tegenover de dollar (-5 %) kwam de gemiddelde prijsstijging voor een vat Brent olie, uitgedrukt in euro, in 2010 uit op 37 %. De gemiddelde consumptieprijzen voor huisbrandolie en motorbrandstoffen gingen dan ook fors de hoogte in, met gemiddeld respectievelijk 28,0 % en 14,9 %. Voor diesel bedroeg de maximumprijs in december 2010 gemiddeld 1,07 euro per liter (exclusief btw), dat is negentien eurocent meer dan een jaar ervoor. Er zij aangestipt dat de federale regering besliste om vanaf 1 januari 2010 het positieve cliquetsysteem opnieuw in te voeren. Dat is een systeem dat ertoe strekt om bij elke daling van de officiële maximumprijs van diesel, de accijnzen te verhogen met de helft van de prijsdaling exclusief btw. Gedurende 2010 trad het systeem vijf maal4 in werking tot eind mei de voorziene maximale verhoging van vier cent per liter werd bereikt. Zonder de herinvoering van het cliquetsysteem zou 1 liter diesel (exclusief btw) in december 2010 dus gemiddeld 1,03 euro gekost hebben.
4
Op 19 (+8,7) en 28 januari (+4,6), 14 april (+6,6) en 18 (+4,6) en 26 (+15,5 euro per 1000 liter) mei werd het positieve cliquetsysteem geactiveerd, wat leidde tot een verhoging van de bijzondere accijns.
12
Grafiek 3: Belgische consumptieprijzen voor energiedragers (Indexcijfers 2005=100) 200
180
160
140
120
100
80
Elektriciteit Motorbrandstoffen
Gas Totaal energiedragers
okt/10
jul/10
apr/10
jan/10
okt/09
jul/09
apr/09
jan/09
okt/08
jul/08
apr/08
jan/08
okt/07
jul/07
apr/07
jan/07
okt/06
jul/06
apr/06
jan/06
60
Huisbrandolie Brent (euro)
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI
Voor elektriciteit betaalde de consument in 2010 gemiddeld 4,1 % meer dan het voorgaande jaar. De consumptieprijs voor elektriciteit bestaat uit drie grote componenten: de prijs die de energieleveranciers aanrekenen, een aantal heffingen en belastingen en tenslotte de netwerktarieven. De toename van de elektriciteitsprijs kwam er ondanks een gemiddelde daling in 2010 van de parameter Nc, een grootheid die rekening houdt met de prijsevolutie van steenkool, aardolie en aardgas op de wereldmarkt en met de capaciteitsbezettingsgraad van de Belgische kerncentrales (ten opzichte van de gemiddelde benutting in de periode 19972002) en die door de operatoren gebruikt wordt om de energiecomponent in hun verkoopprijs te integreren. In vergelijking met een jaar voordien daalde deze parameter immers gemiddeld met 3,0 % (de beschouwde periode loopt van november van t-1 tot en met oktober t, gezien de parameter met 2 maanden vertraging wordt verrekend in de consumptieprijs van elektriciteit). Niettemin is deze parameter opwaarts gericht sinds de tweede helft van 2009 wat niet zonder invloed is op het profiel van elektriciteitprijzen. De andere vaak gebruikte indexeringsparameter Ne, die sinds de vrijmaking van de markt en het gebruik van de indexeringsformules, de grootste bijdrage tot de vergoeding van de energieleveranciers leverde, nam toe met 0,4 %, in navolging van zijn licht stijgend, weinig volatiel verloop. Ondanks het feit dat de energiecomponent van de elektriciteitsprijs duurder is geworden in de loop van het jaar, heeft die, gemiddeld over 2010, niet bijgedragen aan de verhoging van de elektriciteitsprijs voor de consument. Die waren vooral een gevolg van aanpassingen in de netwerktarieven. Het merendeel van de distributienetwerkbeheerders (80 %) verhoogden in de loop van 2009 hun tarieven (gemiddeld met 9,6 % ten opzichte van 2008) voor de regulatoire periode 20092012. Gezien deze tariefaanpassingen plaatsvonden in de loop van het jaar, brachten ze een prijsverhogend effect met zich mee bij de vergelijking van de gemiddelde elektriciteitsprijs tussen 2009 en 2010. De component heffingen en belastingen tenslotte had een geringe impact op de evolutie van de consumentenprijs. De federale heffing op elektriciteit nam in 2010 toe van 2,6 naar 4,1 euro per Mwh. Voor een gemiddeld gezin met een verbruik van 3.500 kWh betekent dit een jaarlijkse verhoging van de elektriciteitsfactuur met 5 euro.
13
Grafiek 4A: Elektriciteitsprijzen en determinanten van de energiecomponent (Indexcijfers januari 2008=100) 175
150
125
100
75
Consumptieprijzen elektriciteit
Parameter Nc (a)
jan/11
nov/10
sep/10
jul/10
mei/10
mrt/10
jan/10
nov/09
sep/09
jul/09
mei/09
mrt/09
jan/09
nov/08
sep/08
jul/08
mei/08
mrt/08
jan/08
50
Brent olieprijs (EURO) (a)
Bron: FOD Economie, ADSEI (a) De parameter Nc werd met twee maanden vertraagd, de Brent olieprijs met vier maanden, zodat de waarden overeenstemmen met het ogenblik van de verrekening in de consumptieprijsindex voor elektriciteit.
Grafiek 4B: Aardgasprijzen en determinanten van de energiecomponent (Indexcijfers januari 2008=100) 160 150 140 130 120 110 100 90 80 70 60 50 40 jan/11
nov/10
sep/10
jul/10
mei/10
mrt/10
jan/10
nov/09
sep/09
jul/09
mei/09
mrt/09
jan/09
nov/08
sep/08
jul/08
mei/08
mrt/08
jan/08
30
Consumptieprijzen gas
gewogen HUB-GOL (0,25HUB+0,0468GOL) (b)
GOL603 (b)
HUB (b)
Bron: FOD Economie, ADSEI (b) De HUB, GOL en gewogen HUB-GOL werden met twee maanden vertraagd, zodat de waarden overeenstemmen met het ogenblik van de verrekening in de consumptieprijsindex voor aardgas.
14
Ondanks een continue stijging in de loop van het verslagjaar betaalde de consument in 2010 gemiddeld 1,7 % minder voor aardgas dan het jaar ervoor (dat is vooral te verklaren door de nog zeer hoge prijzen aan het begin van 2009 of met andere woorden de verklaring ligt bij het zogenaamde “basiseffect”). Net als voor elektriciteit heeft de consument sinds 1 januari 2007 overal in België de vrijheid om te kiezen uit verschillende leveranciers. In de praktijk hanteren alle operatoren voor hun variabele contracten een tariefformule waarbij de verkoopprijs wordt geïndexeerd aan de hand van parameters die het verloop van de aankoopkosten van gas door de energieleveranciers zouden moeten weergeven. Daarbij kan worden aangestipt dat bij de twee voornaamste leveranciers de component 0,25 HUB + 0,0468 GOL603 voorkomt in de maandelijkse indexeringsformules, weliswaar met een andere constante in de formule. Welnu, rekening houdend met de vertraging van 2 maanden die speelt tussen de HUB-GOL603 noteringen en de invloed op de consumptieprijs van gas, daalde de gemiddelde HUB-GOL notering met 7,6 % in 2010. Door een aantal aanpassingen in de indexeringsformules (stijging vastrecht, in gebruikname van andere parameters zoals TTF en HFO in de verkoopsformules), maar hoofdzakelijk doordat de consumptieprijs van gas ook andere kostenelementen bevat, betaalde de consument uiteindelijk maar 1,7 % minder voor aardgas. De andere componenten van de eindprijs van gas, namelijk de heffingen (in augustus 2010 trad een nieuwe gastoeslag van 2,3 euro per Mwh in het Waalse Gewest in voege) en de netwerktarieven bleven in 2010 vrijwel ongewijzigd. De in 2009 ingediende voorstellen voor een verhoging van de distributienettarieven bestrijken immers de periode 2009-2012 en resulteerden in een verhoging van de tarieven met 8,4 % ten opzichte van 2008. Bij een vergelijking tussen de gemiddelde consumptieprijs voor gas in 2010 en 2009 speelden de tariefverhogingen van de netwerkbeheerders wel een rol, maar in een mindere mate dan voor elektriciteit. Ze wijzigden immers in de loop van 2009 en hadden aldus een opwaartse invloed op de gasprijs in 2010. Net zoals de voorgaande jaren bepaalt de productgroep energiedragers, ondanks zijn relatief beperkt gewicht in vergelijking met andere productgroepen, voor een groot stuk het profiel van de inflatie in 2010. Ook het inflatie-écart met de buurlanden in 2010 (zie deel II van dit jaarverslag) kan voor ruim de helft aan de groep energiedragers worden toegeschreven. Een aantal recente studies van de Nationale Bank en de CREG besteedde ruim aandacht aan aan de weerslag van de energiedragers op het inflatieverloop en aan de prijsvorming voor gas en elektriciteit meer in het bijzonder 5 . De hiernavolgende paragraaf pleegt deze analyses samen te vatten. Een drietal factoren zijn daarbij van belang. Ten eerste is het gewicht van de groep energiedragers in België groter dan in de buurlanden. In 2010 waren energiedragers goed voor 11,2 % van het totaal gewicht van de Belgische consumptiekorf, tegenover 10,3 % in Nederland en zelfs maar 8,2 % in Frankrijk. In Duitsland lag het aandeel (11,6 %) van energiedragers dan weer wat hoger (warmte-energie, een vector die in België niet voorkomt, is daarbij goed voor ruim 1,6 procentpunt van de groep energiedragers). Een andere verklaring ligt bij het relatief lage niveau van accijnzen en aanverwante belastingen die in België worden gevestigd op energiedragers. Voor 1 liter huisbrandolie bijvoorbeeld bedraagt de accijns in België twee eurocent tegenover gemiddeld 8 eurocent in de buurlanden. Een en ander betekent dat variaties in de noteringen van ruwe aardolie een sterkere impact hebben op de Belgische consumptieprijzen dan in de buurlanden. Dat geldt zowel in positieve als in negatieve zin. De gevoeligheid van de Belgische inflatie voor schommelingen van de olieprijs wordt nog versterkt door het in Europa vrijwel unieke indexeringsmechanisme waarbij het gros van de consumptieprijzen van gas en elektriciteit maandelijks worden aangepast aan de hand van parameters die het prijsverloop van de energetische grondstoffen weergeven. Door deze automatische indexering wordt het prijsrisico van de energieleverancier afgewenteld op de consument. Gezien de consument slechts één maal per jaar (ex post) wordt geconfronteerd met zijn afrekening, is hij zich bovendien vaak niet bewust van de maandelijkse schommelingen van de energieprijs. Zijn jaarverbruik wordt immers via een zogenaamd synthetisch lastenprofiel verdeeld over twaalf maanden en zo gekoppeld aan de maandelijks geïndexeerde prijs. Een verplichte voorafgaande meldingsplicht van een prijsstijging zou kunnen leiden tot meer transparantie en wellicht resulteren in minder frequente 5
Baugnet V. en Dury D., “Energiemarkten en de macro-economie” in Economisch Tijdschrift van de Nationale Bank van België, september 2010. Coppens F., “De toegenomen volatiliteit van de elektriciteitsprijs voor de Belgische huishoudens” in Economisch Tijdschrift van de Nationale Bank, september 2010. Swartenbroekx C., “Gevolgen van de liberalisering voor het vaststellen van de detailhandelsprijzen voor gas in België”, Economisch Tijdschrift van de Nationale Bank, december 2010.
15
aanpassingen van de energieprijzen waardoor ze minder volatiel worden en kan mogelijk ook leiden tot bijsturingen van het verbruik. Maar los daarvan kan bovendien de vraag worden gesteld naar de representativiteit van de huidige indexeringsformules en hun onderliggende parameters: weerspiegelt het gebruikte indexeringsmechanisme goed de evolutie van de kosten van de energieleveranciers? Op basis van publiek beschikbare informatie is het onmogelijk om een volledig beeld te krijgen van de kostprijs voor de productie en verkoop van energie in België. Het is wellicht de CREG die het best gewapend is om hierin bijkomende klaarheid te schenken. De wet houdende diverse bepalingen van 8 juni 2008 stelt immers dat één van de taken van de CREG net ‘het beoordelen of de prijzen van een elektriciteit- of aardgasbedrijf op een objectief verantwoorde wijze in verhouding staan tot de gemaakte kosten’ behelst. In oktober 2010 deelde de CREG in een persbericht mee dat na een grondige analyse was gebleken dat de representativiteit van de gepubliceerde parameters Ne, Nc en Lem niet meer kon verzekerd worden, zodat de waarde van de parameter Nc vanaf februari 2012 niet meer zal worden gepubliceerd. In een begeleidende studie6 wordt deze beslissing toegelicht. Bij de invoering van de parameter Nc in 2002 werd de berekening gebaseerd op de toenmalige bevoorradingskosten van de energieleveranciers (vooral Belgische productie, waarvoor de indexen van aardolie, steenkool, gas en de bezetting van het nucleaire park werden opgevolgd). Bijna 10 jaar later, na de vrijmaking van de energiemarkt, worden andere bevoorradingsbronnen aangeboord, zoals ingevoerde elektriciteit, aankopen op elektriciteitsbeurzen (zoals Belpex en Endex) en hernieuwbare energiebronnen, zodat kan worden aangenomen dat de in voege zijnde formules geen goede afspiegeling meer zijn van het effectieve kostenverloop van de energieleveranciers. Gezien het belang van gas- en elektriciteitsprijzen voor de koopkracht van de consument en de impact van de prijsschommelingen van gas en elektriciteit op de totale inflatie is een monitoring van deze prijzen meer dan ooit aan de orde. Tegen de achtergrond van de vrijgemaakte energiemarkt zou kunnen worden nagedacht over diverse systemen. Enerzijds zou kunnen worden gekozen voor een procedure met een voorafgaande kennisgeving van de tariefaanpassingen, waarbij de toezichthoudende instelling (de CREG) de rechtmatigheid van de voorgestelde aanpassing verifieert. Anderzijds zou de controle ex post kunnen plaats vinden, waarbij op gezette tijdstippen de energieprijzen worden beoordeeld, ten einde bepaalde prijsontwikkelingen bij een dominante marktspeler onder de aandacht te brengen van de mededingingsautoriteiten. In elk geval is ook het Prijzenobservatorium ervan overtuigd dat initiatieven moeten worden genomen die ertoe leiden dat de consument in België voor gas en elektriciteit prijzen betaalt die in overeenstemming zijn met de werkelijke kosten van de energievoorziening. Een grotere transparantie met betrekking tot deze laatste is hierbij van primordiaal belang. De ervaringen in onze buurlanden bewijzen dat dit haalbaar is zonder de vrijmaking van de gas- en elektriciteitsmarkt in gevaar te brengen.
6
“De kwaliteit van de Nc parameter”, CREG, september 2010.
16
I.3. NIET-BEWERKTE LEVENSMIDDELEN Voor de groep niet-bewerkte levensmiddelen versnelde de inflatie sterk in de eerste drie kwartalen van 2010. Daarna stabiliseerde ze in het laatste kwartaal op gemiddeld 4,8 %. Voor heel 2010 bedroeg de prijsstijging van deze producten 3,5 % (tegen 0,4 % in 2009). Zij droegen 0,3 procentpunt bij tot de totale inflatie. Grafiek 5: Recente evolutie van de consumptieprijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen in België 7
116
6
114
5 112 4 110
3 2
108
1
106
0 104 -1 102
-2
100
-3 2007
2008
2009
Indexcijfers (gemiddelde 2005=100) (linkerschaal)
2010 Inflatie (in %) (rechterschaal)
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI
Bovendien wordt sinds het eerste kwartaal van 2010 overeenkomstig de Europese richtlijnen een nieuw wegingsschema voor seizoensproducten toegepast op het HICP. Het nieuwe schema is o.m. van toepassing op de productgroepen “fruit” en “groenten”. Deze producten hebben geen variabele weging meer maar krijgen in de maanden waarin zij niet op de markt zijn een gewicht nul en in de andere maanden een vast gewicht. Hoewel deze veranderde methodologie een invloed heeft op de berekening van de inflatie voor deze groep producten, blijft de impact ervan op de totale inflatie beperkt, gezien het relatief geringe gewicht van de productengroep niet-bewerkte levensmiddelen (0,04 procentpunt) 7 . De sterke bijdrage van de productengroep niet-bewerkte levensmiddelen tot de inflatie in 2010 kan vooral worden verklaard door het prijsniveau van de groenten, dat veel hoger lag dat het jaar tevoren. Dat was ook het geval voor fruit, maar in veel mindere mate.
7
In bijlage 2 van dit verslag wordt de wijziging in het gewichtenschema voor niet-seizoensgebonden producten toegelicht.
17
Tabel 4: Recente evolutie van de consumptieprijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen (Veranderingspercentages ten opzichte van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2009
Vlees Waarvan Rundsvlees Varkensvlees Gevogelte Vleeswaren Vis Fruit Groenten Geheel van niet-bewerkte levensmiddelen
2010
2008
2009
2010
3,3 2,0 1,0 6,3 3,3 4,6 6,8 -2,7
2,5 2,2 0,9 1,9 2,9 -3,2 -4,1 -0,2
1,0 1,4 0,4 -0,8 1,4 2,0 2,3 12,3
IV 1,3 1,5 -1,1 1,6 1,6 -1,2 -4,7 -5,9
I 0,7 1,1 -0,1 -1,0 1,0 0,1 -4,0 8,3
II 0,8 1,0 -0,1 -0,5 1,2 3,0 2,6 7,7
III 1,1 1,9 0,4 -1,0 1,5 3,5 6,4 17,0
2,8
0,4
3,5
-1,1
1,6
2,8
5,0
Okt 10
Nov 10 Dec 10
IV 1,5 1,2 1,8 -0,1 1,8 1,6 4,5 17,5
1,9 2,6 2,1 -0,3 2,2 2,2 8,3 13,0
1,4 1,0 1,6 -0,5 1,7 1,9 2,6 16,5
1,2 0,1 1,7 0,5 1,6 0,7 2,5 22,9
p.m. Gewicht in 2010 (in %) 55,5 5,5 2,7 4,6 30,6 12,3 14,1 18,1
4,8
4,8
4,4
5,3
100,0
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI
De buitengewone weersomstandigheden (droogte in juli, overvloedige regenval in augustus) hadden een sterke invloed op het aanbod aan groenten en fruit. Daardoor kenden de prijzen ervan grote schommelingen over het jaar. Het hoge inflatieniveau wordt echter ook verklaard door het fenomeen van het basiseffect. de prijzen van deze producten lagen immers in de tweede helft van 2009 tamelijk laag. Fruit kostte in 2010 gemiddeld 2,3 % meer. De grootste stijgingen ziet men bij citroenen (+23,9 %), aardbeien (+16,7 %), nectarines (+13,9 %), meloenen (+13,6 %), perziken (+9,8 %) en druiven (+9 %). De prijzen van Conférence- en ronde peren daalden daarentegen sterk, respectievelijk met 15,6 % en 9,6 %. Voor groenten betaalde de verbruiker gemiddeld 12,3 % meer dan in 2009. Het inflatieniveau bereikte in december 2010 zelfs 22,9 %. De overgrote meerderheid van de verse groenten stegen sterk in prijs. Dat was meer bepaald het geval voor sla (+30 %), uien (+26 %), tomaten (+24,7 %), aardappelen (+24,7 %), asperges (+19 %) en bloemkool (+17,9 %). De prijs van champignons ging daarentegen fiks achteruit (-8,7 %). De gemiddelde prijsstijging van vlees (meer dan de helft van het gewicht van deze groep) bleef in 2010 beperkt tot 1 %. Toch stegen de prijzen gedurende het jaar steeds sneller, van 0,7 % in het eerste tot 1,5 % in het vierde kwartaal. Rundvlees kostte gemiddeld 1,4 % meer dan het jaar tevoren. De prijs van het varkensvlees bleef tamelijk stabiel (+0,4 %), hoewel de prijs van mestvarkens tijdens het jaar met 2,5 % afnam. Anderzijds kostte gevogelte een beetje minder dan het jaar tevoren (-0,8 %). Desondanks kenden vleeswaren, die voornamelijk uit varkensvlees en gevogelte worden gefabriceerd, een prijsstijging van 1,4 %. Die divergentie tussen de prijs van de grondstof en die van het afgewerkte product binnen de vleeswarenindustrie werd al duidelijk in de studie van de FOD Economie “Prijzen, kosten en rendabiliteit in de varkenskolom” 8 . Voor vis betaalde de consument gemiddeld 2 % meer dan in 2009. Die prijsstijging is vooral te wijten aan de verhoging van de prijzen van verschillende soorten verse vis (+12,1 % voor tong, +10,5 % voor oesters, +9,8 % voor zalm, +4,3 % voor kreeft, +4 % voor kabeljauw). De verbruiker moest echter minder betalen voor mosselen en grijze garnalen (resp. -9 % en -1,3 %).
I.4. BEWERKTE LEVENSMIDDELEN Voor bewerkte levensmiddelen betaalde de consument in 2010 gemiddeld 1 % meer dan in 2009. Het prijsstijgingstempo voor deze producten nam gedurende het jaar steeds sneller toe, van 0,5 % in januari tot 1,8 % in december. De prijsbewegingen voor deze groep producten wordt gedeeltelijk bepaald door de evolutie van de internationale noteringen voor voedingsgrondstoffen. In 2010 kenden die laatste een exponentiële groei: van december 2009 en december 2010 stegen de koersen met 31,2 %. In vergelijking met de voorgaande periode van sterke groei van de wereldprijzen, bleef de reactie van de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen 8
http://economie.fgov.be/nl/modules/publications/analyses_studies/prijzen_kosten_rendabiliteit_varkenskolom.jsp
18
relatief beperkt, althans in eerste instantie. Toch blijft voorzichtigheid geboden, aangezien de inflatie voor deze producten duidelijk in stijgende lijn gaat. Het risico dat de consumptieprijzen ontsporen mag niet onderschat worden. In hoofdstuk III gaat dit verslag gedetailleerd in op het prijsgedrag van verschillende individuele voedingsmiddelen tijdens de laatste vier jaren. De tekst hieronder betreft het jaar 2010 en de grote productcategorieen. Voor de belangrijkste subcategorie binnen de bewerkte levensmiddelen, namelijk brood en granen, heeft de consument ongeveer hetzelfde bedrag betaald als vorig jaar (0,3 %). Toch zijn de prijzen ervan sinds de tweede helft van 2010 sneller gestegen, in december met 2,2 %. De broodprijs steeg gemiddeld met 1,8 %, met een inflatie van 4,1 % voor het broodje, de zogenaamde “pistolet”. Na een afname met 20,4 % in 2009 is de prijs van spaghetti opnieuw sterk gedaald (-14,6 %). Die prijsdaling vond voornamelijk plaats in de eerste helft van 2010, met een afname van ongeveer 20 %. Daarna bleef de prijs relatief stabiel in de tweede jaarhelft. De prijs van rijst is eveneens met 2,9 % gedaald. Tabel 5: Evolutie van de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen (Veranderingspercentages ten opzichte van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2009
Brood en granen Zuivelproducten Halfvolle melk Volle melk Eieren Oliën en vetten Boter Suiker, jam, honing, chocolade Andere voedingsmiddelen Alcoholvrije dranken Alcoholhoudende dranken Tabak Totaal van de bewerkte levensmiddelen
2008
2009
2010
10,4 13,6 14,9 17,5 17,6 13,5 9,6 4,4 8,0 3,8 3,4 4,3
1,6 0,1 -0,6 -0,8 1,0 1,1 -3,8 3,1 1,6 0,8 3,2 2,5
7,8
1,7
2010 IV
Okt-10
Nov-10
Dec-10
IV
I
II
III
0,3 0,2 -7,2 -6,6 12,1 1,3 11,7 3,5 -0,5 1,0 0,4 3,5
-0,3 0,7 8,0 9,8 8,1 -2,3 0,3 -1,4 -1,4 -0,2 2,8 2,8
-0,7 1,2 0,4 1,7 22,4 0,1 7,2 0,0 -2,2 -0,3 1,8 3,8
-0,6 0,6 -2,5 -1,5 17,8 -0,3 11,0 3,7 -2,2 0,3 0,2 3,5
0,4 -0,4 -11,2 -10,8 8,4 2,2 15,7 4,6 1,1 1,8 -0,1 3,7
2,1 -0,7 -14,3 -14,2 0,8 3,3 12,8 5,7 1,2 2,3 -0,4 3,1
1,9 -0,4 -13,9 -12,7 3,4 3,6 14,8 5,0 1,2 1,6 -0,2 3,7
2,2 -0,9 -14,2 -15,1 3,2 3,1 11,9 5,9 1,2 2,2 -0,4 3,5
2,2 -0,8 -14,9 -14,8 -3,8 3,3 11,8 6,2 1,2 3,1 -0,5 2,2
1,0
0,6
0,5
0,7
1,3
1,7
1,7
1,8
1,8
p.m. Gewicht in 2010 (in %) 24,2 15,1 0,6 1,3 0,7 2,7 0,7 8,9 4,9 11,0 15,3 17,9 100,0
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI
De gemiddelde zuivelprijs is eveneens stabiel gebleven (0,2 %) ten opzichte van 2009. Dat is echter de resultante van zeer uiteenlopende evoluties binnen deze productcategorie. Zo kenden scharreleieren een sterke prijsstijging met +12,1 %. Maar de prijzen ervan stegen gedurende het jaar steeds trager, van +22,4 % in het eerste tot +0,8 % in het laatste kwartaal van 2010. De zeer sterke prijsstijging van eieren sinds december 2009 was het gevolg van een tijdelijk toegenomen vraag uit Duitsland. De Duitse detailhandel kwam zich tijdelijk bevoorraden in België (en in Nederland) omdat vele Duitse kippenhouders hun productie tijdelijk stillegden om over te schakelen naar zogenoemde verrijkte kooisystemen, om te voldoen aan een Europese richtlijn die vanaf 2012 in werking treedt. Vanaf mei 2010 daalden de prijzen opnieuw, toen de export naar die landen weer naar een normaal niveau terugkeerde. De eierprijs daalde sinds mei 2010 met 12,6 %. Voor halfvolle en volle melk betaalde de consument ongeveer 6 % (namelijk gemiddeld 14 en 16 eurocent voor halfvolle en volle melk) minder dan een jaar tevoren. De “premiers prix” volgen eveneens die trend, met een prijsdaling van gemiddeld 5,3 % (d.i. 3 eurocent per liter) op één jaar voor halfvolle melk. Als gevolg van het aflopen van het akkoord9 tussen Fedis, de Boerenbond en het ABS eind 2009 daalde de prijs van de halfvolle melk “premier prix” begin 2010 met ongeveer 11 eurocent. Nadien stabiliseerden de consumptieprijzen tijdens het jaar op ongeveer 0,51 euro per liter, iets hoger dus dan voor het melkakkoord. Eind 2010 lagen de prijzen voor de melkproducenten en de verkoopprijzen van de zuivelindustrie overigens hoger dan
9
Ter herinnering: dit akkoord, dat eind juni 2009 werd ondertekend, bepaalde dat 14 cent per liter door de leden van Fedis aangekochte melk zou gestort worden in een fonds, waarvan de winst werd teruggestort naar de melkproducenten om hun financiële situatie, die door de langdurige lage melkprijs precair was geworden, te verbeteren.
19
het jaar tevoren en een weinig hoger dan in het begin van de periode. Nadat ze een tijdlang was gestegen, kwam de brutomarge tussen de consumptieprijs en de verkoopprijs van de zuivelindustrie weer op een niveau dat vergelijkbaar is met dat van eind 2006, begin 2007. Grafiek 6: Evolutie van de consumptieprijs voor halfvolle melk, afzetprijzen van de melkindustrie en prijs voor de melkproducent (per liter, in eurocent) 65 60 55 50 45 40 35 30 25
de
c/ 0 fe 6 b/ 0 ap 7 r /0 ju 7 n/ 0 au 7 g/ 0 ok 7 t/0 de 7 c/ 0 fe 7 b/ 0 ap 8 r /0 ju 8 n/ 0 au 8 g/ 0 ok 8 t/0 de 8 c/ 0 fe 8 b/ 0 ap 9 r/0 ju 9 n/ 0 au 9 g/ 0 ok 9 t/0 de 9 c/ 0 fe 9 b/ 1 ap 0 r /1 ju 0 n/ 1 au 0 g/ 1 ok 0 t/1 de 0 c/ 10
20
Melkproducent
Afzetprijs melkindustrie
Premier prix
Bron: FOD Economie, ADSEI * Tot en met oktober 2008 zijn de cijfers voor de afzetprijs van de melkindustrie afkomstig van een enquête die FOD Economie toen hield bij de zuivelindustrie, de geraamde waarden (in stippellijn) komen van de maandelijkse enquête van ADSEI over afzetprijzen bij ondernemingen van de verwerkende industrie.
De prijsstijging voor suiker, jam, honing en chocolade versnelde gedurende heel het jaar 2010 tot gemiddeld 3,5 % voor heel de periode. Vooral melkchocolade, pure chocolade en toffees stegen sterk in prijs, respectievelijk met +11 %, +6,8 % en +4,5 %. Die resultaten zouden hun verklaring kunnen vinden in de sterke hausse van de cacaoprijs op de internationale markt (zie hoofdstuk III). Voor de categorie oliën en vetten gingen de prijzen in 2010 gemiddeld met 1,3 % omhoog. Toch moest de consument 11,7 % meer neertellen voor boter dan in 2009. Die scherpe stijging van de boterprijs wordt wellicht verklaard door de opwaartse trend van de boternoteringen op wereldvlak. We zien op dit moment een soortgelijke evolutie in Duitsland maar niet in Nederland of Frankrijk. Voor gewone margarine bleef de gemiddelde prijs tegenover 2009 ongeveer gelijk (+0,8 %). De prijs van maïsolie, van margarine op basis van olijfolie en van de olijfolie zelf daalde met respectievelijk 8,3 %, 5 % en 1,3 %. De prijzen van tabak en alcoholvrij dranken gingen tegenover 2009 omhoog met respectievelijk 3,5 % en 1 %. De grootste prijsstijgingen waren er bij koffie (in bonen of gemalen) (+3,4 %), cola light (+3,5 %), spuitwater (+3,5 %) en limonade (+2,2 %). Anderzijds betaalde de consument 3,1 % minder voor vruchtensap. De prijzen van alcoholhoudende dranken bleven ongeveer gelijk (+0,4 %).
20
I.5. DIENSTEN De diensteninflatie bedroeg in 2010 gemiddeld 1,4 %, tegen nog 2,6 % in 2009. Nadat de inflatie voor de diensten terugviel van 1,4 % in het eerste naar 1,2 % in het derde kwartaal van 2010, versnelde ze in het vierde kwartaal tot 1,7 %. Nochtans bleven de gemiddelde prijzen voor diensten vrijwel ongewijzigd sedert de zomer van 2010. Maar daar staat tegenover dat de dienstenprijzen in de overeenstemmende periode van 2009 gemiddeld gezakt waren. Grafiek 7: Recente evolutie van de consumptieprijzen voor diensten 114
4
112
3,5 3
110 2,5 108 2 106 1,5 104 1 102
0,5 0
100 2007
2008
2009
Index 2005=100 (linkerschaal)
2010 Inflatie (in %) (rechterschaal)
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI.
Voor alle grote subcategorieën, behalve voor vervoer (waar de inflatie stabiel bleef op 3,1 %), lag het gemiddelde prijsstijgingstempo in 2010 lager dan het jaar ervoor. Voor het geheel van de diensten die vallen onder de noemer vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging, goed voor bijna 30 % van de productgroep diensten, betaalde de consument in 2010 2,4 % meer dan een jaar voordien (tegen +3,5 % in 2009). Met een aandeel van 0,7 procentpunt droeg deze groep het meest bij tot de diensteninflatie. Terwijl een bezoek aan de kapper of het schoonheidssalon zowel in 2009 als 2010 gemiddeld 2,7 % duurder werd, vertraagde het prijsstijgingstempo van de overige diensten, waaronder cultuur- en sportdiensten en droogkuis, verstelling en verhuur van kleding. Wat de culturele diensten betreft, werd een bioscoopbezoek vorig jaar weliswaar fors duurder (+6,9 %, tegen +5,5 % in 2009) maar dat werd gecompenseerd door tragere prijsstijgingen voor een schouwburgabonnement en voor ééndagsattracties (respectievelijk 3,9 % en 3,1 %, tegen 6,7 % en 5,4 % in 2009). Voor restaurant- en cafébezoek vertraagde het gemiddelde prijsstijgingstempo van 3,6 % in 2009 tot 2,4 % in 2010. De btw-verlaging van 21 % naar 12 % in restaurants, met het oog op het aanmoedigen van de officiële werkgelegenheid in de sector, heeft dus niet geresulteerd in dalende prijzen. Uit micro-economisch onderzoek is wel gebleken dat het percentage restauranthouders dat zijn prijzen heeft verlaagd in december 2010 iets hoger lag dan in december 2009 (namelijk 6,8 % tegen 3,1 %), terwijl het aantal prijsstijgingen stabiel bleef (29,7 % tegenover 30,3 % in 2009). De FOD Economie volgt de prijzen op voor een aantal specifieke maaltijden, voor alle zes betaalde de restaurantbezoeker in december 2010 gemiddeld meer dan een jaar voordien (hoewel de omvang van de gemiddelde prijsdaling voor drie van de zes getuigen groter uitviel dan de gemiddelde prijsstijging).
21
Tabel 6: Prijswijzigingen in restaurants tussen december 2009 en december 2010 Totaal aantal opgenomen prijzen Daglunch Pepersteak Salade Niçoise Gebakken tong of forel Chinese dagschotel Pizza Restaurants
159 196 180 162 131 158 986 100 %
Aantal 9 15 9 16 6 12 67 6,8 %
Prijsdalingen Gemiddelde omvang (in euro) -2,06 -1,62 -0,71 -1,03 -3,20 -0,50
Aantal 38 65 67 54 29 40 293 29,7 %
Prijsstijgingen Gemiddelde omvang (in euro) 0,93 1,20 1,08 2,29 1,07 0,60
Gemiddelde prijswijziging (in euro) 0,09 0,30 0,37 0,90 0,18 0,07
Bron: FOD Economie, ADSEI
De prijsstijging voor huisvestingsdiensten bedroeg in 2010 gemiddeld 1,2 % (tegen 2,2 % in 2009) wat in de eerste plaats samenhangt met de vertraagde toename van de huurprijzen (+1,1 % tegenover +2 % in 2009), met een derde van het groepsgewicht, de belangrijkste categorie binnen de huisvestingsdiensten. De prijsstijging voor huisvuilophaling versnelde tot 3,4 %, terwijl de prijsstijging voor diensten aangaande onderhoud en herstelling van de woning vertraagde tot 1,5 %. Woningverzekeringen werden in 2010 gemiddeld 0,7 % goedkoper. De consument betaalde echter enkel in het eerste halfjaar minder dan in de overeenstemmende periode van 2009 (omwille van een daling van de ABEX-index, een index die het verloop van de kostprijs voor de bouw van woningen weerspiegelt). Vanaf juli 2010 werden de brandverzekeringspremies immers verhoogd na de overstromingen en de daarbij geleden waterschade, waardoor de inflatie voor woningverzekeringen eind 2010 weer steeg naar 1,5 %. Ook het prijsstijgingstempo voor reizen vertraagde aanzienlijk, namelijk van 2,9 % in 2009 tot 0,9 % in 2010. Dit is enerzijds te wijten aan goedkopere citytrips (-4,4 % in 2010 ten opzichte van +3,2 % in 2009) en anderzijds aan minder uitgesproken prijsstijgingen voor buitenlandse reizen (+1 % in 2010, tegen +5,1 % in 2009) en hotelkamers (+1,3 % in 2010, tegen +3 % in 2009). Voor de subcategorie overige diensten, waarvan de prijzen in 2009 nog met gemiddeld 2,6 % waren gestegen, werd in 2010 gemiddeld nauwelijks meer betaald dan het jaar ervoor. De prijzen voor medische en paramedische diensten daalden met 0,4 %, terwijl verpleging in een ziekenhuis 2,8 % goedkoper werd. Sinds januari 2010 werden immers de kamersupplementen voor tweepersoonskamers afgeschaft, waardoor een ziekenhuisopname in dit type kamer in 2010 fors goedkoper geworden is (-35,1 %). Ook voor verpleegkundige verzorging betaalde de patiënt in 2010 minder: het dagforfait daalde met 5,1 % (door de vermindering van het remgeld sinds juli 2009). De prijsstijging voor peutertuinen en rusthuizen (“sociale bescherming”) bedroeg in 2010 1,4 % (tegen 2,9 % in 2009) en ook het prijsstijgingstempo van de zorgverzekeringen kwam lager uit (+3,5 % tegen 6,3 % in 2009). Communicatiediensten werden in 2010 gemiddeld 2,2 % goedkoper (tegenover -0,5 % in 2009). De posttarieven (die een klein gewicht in de HICP vertegenwoordigen) bleven weliswaar stabiel (na een stijging van 9,6 % in 2009), maar de tarieven voor telefoon- en telefaxdiensten daalden met 2,3 %. De prijzen voor gsmverkeer namen af met 9,2 % en een internetabonnement werd gemiddeld 0,4 % goedkoper. De oorsprong van de daling van de gsm-tarieven ligt bij de forse prijsverminderingen die een van de grote gsm-operatoren in november 2009 had doorgevoerd. Er zij evenwel aangestipt dat de tarieven voor gsm-gesprekken (minder voor sms) in de tweede helft van 2010 opnieuw opwaarts gericht zijn: tussen het derde en het vierde kwartaal van 2010 was er sprake van een gemiddelde prijsverhoging met 1,3 %.
22
Tabel 7: Recente evolutie van de consumptieprijzen voor diensten (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periodes van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld)
Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging Droogkuis, verstelling en verhuur van kleding Sport Cultuur Restaurants en cafés Kapsalons en schoonheidsinstituten Vervoer Onderhoud en herstellingen Treinvervoer Personenvervoer over de weg Luchtvervoer Verzekeringen i.v.m. vervoer Huisvestingsdiensten Huur Huisvuilophaling Onderhoud en herstellingen Verzekeringen Reizen Overige Medische en paramedische diensten Sociale bescherming Ziekenhuisdiensten Zorgverzekeringen Andere diensten niet elders vermeld Communicatie Postdiensten Telefoon- en telefaxdiensten en uitrusting Geheel van de diensten
2010
2009
2010 I
II
III
IV
3,5
2,4
2,4
2,5
2,3
2,4
Okt10
Nov10
Dec10
2,4
2,3
2,4
Bijdrage tot inflatie (in %) 2009 2010 1,0
0,7
p.m. Gewicht 2010 (in %) 29,6
4,1
2,7
2,9
2,4
2,3
3,3
3,3
3,3
3,3
0,0
0,0
0,2
2,1 4,0 3,6
1,5 2,6 2,4
1,7 2,8 2,4
1,5 3,7 2,2
1,6 2,3 2,3
1,4 1,6 2,7
1,3 1,6 2,7
1,4 1,4 2,7
1,4 1,7 2,7
0,0 0,2 0,6
0,0 0,2 0,4
2,5 5,1 17,3
2,7
2,7
2,5
2,7
2,7
2,9
2,9
2,9
3,0
0,1
0,1
3,2
3,1 5,3 5,4
3,1 4,2 0,6
2,5 4,4 1,9
2,8 4,0 0,2
3,2 4,0 0,2
4,1 4,3 0,2
3,9 4,3 0,2
4,2 4,3 0,2
4,1 4,3 0,2
0,4 0,3 0,0
0,4 0,3 0,0
15,0 7,2 1,3
0,9
3,2
2,4
3,4
3,3
3,6
3,3
3,6
3,8
0,0
0,0
1,1
9,2
8,3
5,2
7,2
7,7
13,0
13,4
13,9
11,8
0,0
0,1
0,9
-1,2
0,3
-1,5
-0,3
0,8
2,2
2,3
2,3
2,2
0,0
0,0
2,3
2,2 2,0 2,4 2,5 2,6 2,9 2,6
1,2 1,1 3,4 1,5 -0,7 0,9 0,4
1,1 1,4 3,1 1,2 -3,2 1,7 0,3
1,0 1,1 3,4 1,7 -2,6 1,7 0,2
1,3 0,9 3,6 1,6 1,5 0,4 0,7
1,3 1,0 3,6 1,6 1,5 -0,3 0,5
1,2 0,9 3,6 1,5 1,5 0,7 0,5
1,3 1,0 3,6 1,6 1,5 0,6 0,5
1,3 1,0 3,6 1,7 1,5 -2,1 0,5
0,5 0,3 0,0 0,0 0,0 0,4 0,3
0,3 0,2 0,0 0,0 0,0 0,1 0,1
19,7 12,9 0,9 0,9 1,8 11,5 15,6
2,2
-0,4
-1,4
-1,4
0,7
0,7
0,7
0,7
0,7
0,1
0,0
2,5
2,9 2,8 6,3
1,4 -2,8 3,5
1,5 -2,0 3,5
1,9 -3,2 3,6
0,5 -3,0 3,6
1,6 -2,9 3,6
1,6 -2,9 3,6
1,6 -2,9 3,6
1,6 -2,9 3,6
0,0 0,0 0,1
0,0 -0,1 0,0
4,7 1,8 1,0
1,2
-0,5
-0,9
-0,8
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
0,0
0,0
2,3
-0,5 9,6
-2,2 0,0
-3,3 0,0
-3,5 0,0
-2,4 0,0
0,2 0,0
-2,2 0,0
1,2 0,0
1,6 0,0
0,0 0,0
-0,2 0,0
8,6 0,3
-0,9
-2,3
-3,4
-3,6
-2,5
0,2
-2,3
1,3
1,7
-0,1
-0,2
8,3
2,6
1,4
1,4
1,3
1,2
1,7
1,6
1,9
1,6
2,6
1,4
100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI.
Anders dan voor de andere categorieën van diensten bleef, zoals hiervoor reeds aangehaald, het prijsstijgingstempo bij de vervoerdiensten gemiddeld stabiel en lag het voor het derde opeenvolgende jaar in de buurt van 3 %. De prijsverhogingen van het personenvervoer per spoor waren weliswaar beperkter dan in 2009 (+0,6 % tegen +5,4 %) maar daartegenover stond dat de tarieven voor personenvervoer over de weg wel sneller stegen (3,2 % tegen 0,9 % in 2009), wat ondermeer toe te schrijven is aan fors duurder geworden busbiljetten (+9,1 % in 2010). Ook voor een vliegtuigticket werd in 2010 meer betaald (gemiddeld +8,3 %). De tarieven voor autoverzekeringen kenden, ten gevolge de verhoging van de premies voor burgerlijke aansprakelijkheid in juni 2010, een beperkte toename van 0,3 %. De prijsverhoging bij de andere diensten voor privévoertuigen (+3,3 % tegenover +1,4 % in 2009) is toe te schrijven aan de stijging van de tarieven voor de autokeuring in mei 2010 (+9 %), de eerste aanpassing sinds 2002.
I.6. NIET-ENERGETISCHE INDUSTRIËLE GOEDEREN Voor de groep niet-energetische industriële goederen werd in 2010 een gemiddelde inflatie opgetekend van 0,8 %, minder dan tijdens de voorgaande jaren (1,3 % in 2008, 1,4 % in 2009). Er zij aangestipt dat het prijsverloop voor deze groep in de loop van 2010 vrij sterk beïnvloed werd door de aanpassing van de gewichtenschema’s bij het begin van het verslagjaar. Dat is met name het gevolg voor de inflatiecijfers voor de maanden januari en juli. In die traditionele soldenmaanden wordt kleding heel wat goedkoper; aangezien het gewicht van kleding in het nieuwe gewichtenschema hoger ligt dan in het vorige, heeft dit de inflatie voor nietenergetische goederen in die maanden naar beneden geduwd. Mochten de gewichtenschema’s ongewijzigd zijn gebleven, dan zou de inflatie voor de niet-energetische industriële goederen uitgekomen zijn op 1,2 %. Over het jaar 2010 als geheel kan de impact op de totale inflatie geschat worden op 0,1 procentpunt.
23
Grafiek 8: Recent verloop van de consumptieprijzen voor niet-energetische industriële goederen 108
3,0
2,5
106
2,0 104 1,5 102 1,0 100 0,5 98
0,0
96
-0,5 2007
2008
2009
Index 2005=100 (linkerschaal)
2010 Inflatie (in %) (rechterschaal)
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI.
De samenstelling van deze groep is vrij heterogeen, wat aanleiding heeft gegeven tot zeer uiteenlopende prijsbewegingen, gaande van gemiddelde prijsverhogingen van ruim 10 % (voor sierraden, klokken en horloges) tot prijsdalingen van dezelfde orde van grootte (voor gegevensverwerkende apparatuur). Terwijl de prijzen van kleding in 2010 toenamen ten opzichte van het voorgaande jaar (+1,1 %), bleven de prijzen voor wagens vrijwel stabiel (+0,4 %). Deze twee categorieën hebben binnen de niet-energetische industriële goederen het grootste gewicht, namelijk 16,8 % en 13,6 %. Voor enkele categorieën lag de prijswijziging in lijn met die van vorig jaar: dat was o.m. het geval voor speelgoed (+0,7 %), huishoudapparaten (+0,5 %), meubelen en stoffering (+1,9 %), huishoudtextiel (+2,0 %), vaat- en glaswerk en huishoudartikelen (+3,0 %) en geneesmiddelen (-1,0 %). De gemiddelde prijsdaling voor geneesmiddelen vindt haar oorsprong in mei 2009: er was toen sprake van een eenmalige prijsdaling van gemiddeld 2,0 % voor alle terugbetaalbare geneesmiddelen, een prijsdaling van 2,5 % voor alle geneesmiddelen die al langer dan 2 jaar deel uitmaken van het referentieterugbetalingssysteem en sterke prijsverminderingen voor geneesmiddelen waarvan het octrooi verstreken was. Voor sieraden, klokken en horloges betaalde de consument in 2010 10,8 % meer dan het voorgaande jaar. Deze stijging hangt voornamelijk samen met de toename van de goudprijs (+32,3 % ten opzichte van de gemiddelde prijs in 2009): het prijskaartje van een gouden trouwring steeg in 2010 met meer dan 15 %. Ook drukwerk, schrijfwaren en tekenartikelen zagen hun prijs het afgelopen jaar met 8,3 % toenemen. Visitekaartjes werden in 2010 bijna 10 % duurder betaald dan in 2009, en ook de prijs voor schriften en balpennen kende een stijging met respectievelijk 6,9 % en 9,0 %. Boeken, kranten en tijdschriften werden op hun beurt 3 % duurder. Er zij aangestipt dat de grondstof voor papierwaren, namelijk pulp, in 2010 veel duurder is geworden. Maar tevens kan ook worden gesteld dat de daaraan voorafgaande periode van dalende pulpprijzen zich niet had vertaald in lagere consumptieprijzen voor papierwaren.
24
Tabel 8: Recente evolutie van de consumptieprijzen voor de voornaamste soorten niet-energetische industriële goederen (Veranderingspercentages ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2009 Meubelen en stoffering Drukwerk, schrijfwaren en tekenartikelen Producten voor onderhoud en reparatie van de woning Sieraden, klokken en horloges Boeken
2010
2010 I
II
III
IV
Okt10
Nov10
Dec10
Bijdrage tot inflatie (in %) 2009 2010
p.m. Gewicht 2010 (in %)
2,1
1,9
2,1
2,0
1,8
1,7
1,7
1,5
1,8
0,1
0,1
7,2
4,8
8,3
7,2
8,8
9,0
8,1
8,4
8,2
7,8
0,1
0,1
1,4
4,3
2,4
3,3
2,1
1,9
2,2
2,3
2,1
2,2
0,3
0,1
3,6
8,4
10,8
8,4
9,1
10,9
14,7
14,0
14,7
15,4
0,1
0,1
1,0
1,7
3,0
3,9
3,2
3,0
1,8
3,1
0,5
2,0
0,0
0,1
2,3
Tuinbouw
1,4
2,8
2,5
3,3
2,9
2,7
3,5
2,1
2,6
0,0
0,1
2,6
Kranten en tijdschriften
3,3
3,0
3,7
3,1
2,6
2,6
2,6
2,6
2,6
0,1
0,1
2,6
Waterverbruik Nieuwe en tweedehands auto's Producten en diensten voor huisdieren Toestellen, artikelen en producten voor lichaamsverzorging Vaat- en glaswerk en huishoudartikelen Niet-duurzame huishoudartikelen Motorfietsen, fietsen en door dieren getrokken voertuigen
5,1
3,2
3,3
2,5
2,6
4,2
3,8
4,3
4,6
0,1
0,1
2,4
0,5
0,4
0,0
0,3
0,6
0,6
0,5
0,7
0,7
0,1
0,1
13,6
6,3
2,0
4,3
1,4
1,3
1,0
1,0
1,1
0,8
0,2
0,1
2,8
4,5
1,2
3,0
1,2
0,3
0,3
0,1
0,4
0,4
0,2
0,1
4,6
3,2
3,0
3,4
3,4
3,0
2,2
2,5
2,1
2,2
0,0
0,1
2,1
4,1
1,1
2,3
1,2
0,8
0,2
0,6
0,1
0,0
0,2
0,1
3,8
2,1
2,7
2,9
2,8
2,5
2,6
2,7
2,6
2,6
0,0
0,0
1,5
Schoeisel
2,0
1,4
2,4
1,4
0,7
1,4
1,4
1,4
1,4
0,1
0,0
4,1
Huishoudtextiel
2,1
2,0
3,4
1,8
1,5
1,5
1,6
1,5
1,5
0,0
0,0
2,2
Kleding Speelgoed en hobbyartikelen
0,3
1,1
2,2
0,3
1,9
0,4
0,6
0,4
0,3
0,0
0,0
16,8
0,7
0,7
1,0
0,9
0,3
0,5
0,4
0,5
0,4
0,0
0,0
2,7
Delen en toebehoren Gereedschap voor huis en tuin
3,0
0,4
0,5
0,1
0,2
0,6
0,3
0,6
0,8
0,0
0,0
1,6
1,8
0,0
1,0
0,2
-0,3
-0,7
-0,5
-0,8
-0,9
0,0
0,0
2,0
0,6
0,5
0,9
1,0
0,0
0,0
0,1
-0,1
-0,1
0,0
0,0
3,6
0,4
-0,2
0,2
-0,1
-0,4
-0,5
-0,6
-0,4
-0,5
0,0
0,0
2,2
Huishoudapparaten Andere medische producten, therapeutische apparaten en toestellen Dragers opname beeld en geluid
-5,1
-1,9
-1,8
-3,2
-0,8
-1,7
-1,9
-1,8
-1,5
-0,1
0,0
1,5
Foto- en filmapparatuur
-8,9
-6,7
-5,1
-6,7
-7,3
-7,6
-7,7
-7,7
-7,6
0,0
0,0
0,7
Geneesmiddelen Audio- en videoapparatuur Gegevensverwerking apparatuur Totaal niet-energetische industriële goederen
-1,2
-1,0
-2,3
-1,5
-0,1
0,1
0,0
0,0
0,1
-0,1
-0,1
4,3
-11,4
-8,1
-8,2
-8,8
-8,1
-7,4
-7,4
-7,5
-7,2
-0,1
-0,1
1,7
-11,6
-9,4
-8,6
-9,0
-9,7
-10,3
-10,4
-10,2
-10,5
-0,2
-0,2
2,1
1,4
0,8
1,1
0,8
0,5
0,7
0,8
0,7
0,7
1,4
0,8
100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI.
De prijzen van producten voor lichaamsverzorging en elektrische scheerapparaten stegen in 2010 licht (+1,2 %), nadat ze in de twee voorafgaande jaren vrij sterk waren toegenomen. Terwijl in 2009 de prijs voor toiletzeep met meer dan 11 % was gestegen en nagellak, tandpasta en aftershave ongeveer 7 % duurder waren geworden, bleef de prijsverhoging in 2010 beperkt tot minder dan 5 %. Daarenboven betaalde de consument in 2010 minder voor shampoo (-1,3 %), deodorant (-2,3 %), tampons (-3,3 %) en wegwerpluiers (-0,2 %). Andere producten zagen hun prijsstijgingstempo eveneens vertragen: schoenen werden 1,4 % duurder in 2010 (ten opzichte van +2,0 % in 2009), voor producten voor onderhoud en reparatie van de woning diende 2,4 % meer betaald te worden (ten opzichte van +4,3 % in 2009), de prijs voor niet-duurzame huishoudarti-
25
kelen steeg met 1,1 % (ten opzichte van +4,1 % in 2009) en de waterfactuur bleek 3,2 % duurder dan het voorgaande jaar. De prijs voor (huis)dierenvoeding steeg met 1,4 % en een bezoek aan de dierenarts kostte 3,6 % meer dan een jaar voordien (ten opzichte van respectievelijk +6,8 % en +5,2 % in 2009). De prijsdaling voor audio- en videoapparatuur, foto- en filmapparatuur, gegevensverwerkende apparatuur en dragers voor opname van beeld en geluid zette zich voort, zij het in iets beperktere mate dan een jaar voordien. Vooral de prijzen van kleurentelevisies, personal computers, GPS’en en geheugenkaarten bleven zakken: deze producten werden respectievelijk 10,2 %, 12,4 %, 10,4 % en 12,2 % goedkoper.
26
II. VERGELIJKING VAN DE INFLATIE IN 2010 IN BELGIË EN IN DE BUURLANDEN
II.1. INFLATIE IN 2010 Na de algemene vertraging in 2009 versnelt de inflatie in 2010 overal, maar in België meer dan elders. Over heel het jaar 2010 is de inflatie in België (2,3 %) hoger dan in de drie buurlanden (gemiddeld 1,4 %). Frankrijk kende een inflatie van 1,7 %, Duitsland 1,2 % en Nederland 0,9 %. Dit inflatieverschil tussen België en zijn buurlanden werd nog sterker tegen het einde van het jaar. In het vierde kwartaal van 2010 bedroeg de inflatie in België 3,2 %, tegenover slechts gemiddeld 1,7 % in de buurlanden. Hierbij mag men niet uit het oog verliezen dat de wijzigingen in de gewichten van de producten in de HICP, die regelmatig in alle landen worden uitgevoerd, een zekere invloed hebben op het inflatiecijfer. Zoals het INR al in het eerste kwartaalverslag van 201010 heeft aangestipt, waren de schommelingen van de gewichten in 2010 in België veel groter dan in de buurlanden. Dit had nadelige gevolgen voor België op de omvang van het inflatieverschil. Wanneer de gewichten voor de verschillende producten in de HICP in 2010 dezelfde waren gebleven als in 2009, zou de Belgische inflatie in 2010 2,2 % bedragen hebben in plaats van 2,3 %. Grafiek 9: Verloop van de HICP in België en de buurlanden (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periodes van het voorgaande jaar) 6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 K1-07 K2-07 K3-07 K4-07 K1-08 K2-08 K3-08 K4-08 K1-09 K2-09 K3-09 K4-09 K1-10 K2-10 K3-10 K4-10 België
Frankrijk
Duitsland
Nederland
Gemiddelde drie buurlanden
Bron: EC, FOD Economie
Dat de inflatie in België in 2010 hoger ligt dan in de buurlanden is enerzijds het gevolg van een hogere onderliggende inflatie (en van al haar componenten) en anderzijds van een sterkere prijsstijging voor de andere categorieën goederen, meer bepaald de energiedragers en de niet-bewerkte levensmiddelen. Meer in het bijzonder hebben de energiedragers in 2010 het meest bijgedragen tot het inflatieverschil tussen 10
INR – Prijzenobservatorium (2010), Analyse van de prijzen: Eerste kwartaalverslag 2010 van het Instituut voor de Nationale Rekeningen, p. 5
27
België en de buurlanden: meer dan de helft van het verschil wordt verklaard door de prijs van de energiedragers. De bijdrage van de niet-energetische industriële goederen verklaart 0,2 procentpunt van het inflatieverschil. De bewerkte en niet-bewerkte levensmiddelen hebben in gelijke mate bijgedragen, elk met ongeveer 0,1 procentpunt. De bijdrage van de diensten tot het inflatieverschil ten nadele van België bleef dan weer beperkt. Grafiek 10: Bijdrage van elke component tot het inflatieverschil tussen België en de buurlanden 2,0
1,5
1,0
0,5
0,0
-0,5
-1,0 2007
2008
2009
Energie Bewerkte levensmiddelen Diensten
2010
Niet-bewerkte levensmiddelen Niet-energetische industriële goederen Geheel HICP
Bron: EC, FOD Economie
Sinds het tweede kwartaal van 2008 evolueren de prijzen van de producten die de onderliggende inflatie vormen sneller in België. Toch is in 2010, met een onderliggende inflatie van 1,1 % in België tegen gemiddeld 0,8 % in de buurlanden, het verschil tussen België en zijn buurlanden met 0,3 procentpunt afgenomen in vergelijking met de twee voorgaande jaren. Anderzijds is de onderliggende inflatie in België in het vierde kwartaal van 2010 weer sterk toegenomen. Zoals hierboven reeds vermeld, is die hogere onderliggende inflatie in België in 2010 het gevolg van een sterkere prijsstijging van alle componenten van de onderliggende inflatie in ons land, d.w.z. zowel van de niet-energetische industriële goederen als van de diensten en de bewerkte levensmiddelen.
28
Grafiek 11: Verloop van de onderliggende inflatie en haar componenten in België en in de buurlanden (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periodes van het voorgaande jaar) Onderliggende inflatie
Niet-energetische industriële goederen
3,5
2,0
3,0
1,5
2,5
1,0
2,0 0,5 1,5 0,0
1,0
-0,5
0,5
Frankrijk
Duitsland
Nederland
België
Gemiddelde drie buurlanden
France
Diensten
Duitsland
Nederland
K3-10
K2-10
K1-10
K4-09
K3-09
K2-09
K1-09
K4-08
K3-08
K2-08
K1-08
K4-07
K3-07
K1-07
K4-10
K3-10
K2-10
K1-10
K4-09
K3-09
K2-09
K1-09
K4-08
K3-08
K2-08
K1-08
K4-07
K3-07
K2-07
K1-07
België
K2-07
-1,0
0,0
Gemiddelde drie buurlanden
Bewerkte levensmiddelen 9
3,5
8
3,0
7
2,5
6
2,0
5 4
1,5
3
1,0
2 1
0,5
0
België
Frankrijk
Duitsland
Nederland
Gemiddelde drie buurlanden
België
Frankrijk
Duitsland
Nederland
K3-10
K2-10
K1-10
K4-09
K3-09
K2-09
K1-09
K4-08
K3-08
K2-08
K1-08
K4-07
K3-07
K2-07
K1-07
K3-10
K2-10
K1-10
K4-09
K3-09
K2-09
K1-09
K4-08
K3-08
K2-08
K1-08
K4-07
K3-07
K2-07
-1 K1-07
0,0
Gemiddelde drie buurlanden
Bron: EC, FOD Economie
In 2010 bedroeg de inflatie van de niet-energetische industriële goederen in België 0,8 %, tegen gemiddeld 0,3 % in de buurlanden (0,5 % in Duitsland, 0,2 % in Frankrijk en -0,2 % in Nederland). De inflatie voor deze categorie is eind 2010 algemeen gestegen. Daardoor kwam een einde aan de periode van tragere prijsstijgingen die een jaar tevoren was begonnen. Toch moet eveneens opgemerkt worden dat wanneer de gewichten van 2010 voor de verschillende producten die de niet-energetische industriële goederen vormen, in België ongewijzigd waren gebleven tegenover 2009, de inflatie voor de niet-energetische industriële goederen in België in 2010 nog hoger zou geweest zijn, namelijk 1,2 % in plaats van 0,8 % nu. De grootste positieve bijdrage tot het inflatieverschil werd in 2010 geleverd door de categorie “Meubelen en stoffering”. Terwijl de prijzen in België de vorige drie jaren nog parallel evolueerden met die in de buurlanden, groeiden ze er in 2010 van weg. De Belgische inflatie voor deze producten bedroeg 1,9 %, tegen gemiddeld nagenoeg een nulgroei in de buurlanden. Er dient te worden aangestipt dat in België het gewicht van deze categorie in het indexcijfer van de niet-energetische industriële goederen in 2010 is gestegen (van 6,4 % in 2009 naar 7,2 % in 2010), wat niet het geval was in de buurlanden. “Drukwerk, schrijfwaren en tekenartikelen” hebben eveneens in 2010 significant bijgedragen tot het inflatieverschil tussen België en zijn buurlanden (terwijl het gewicht ervan in de korf van de Belgische HICP in 2010 zeer licht afnam, van 1,5 % naar 1,4 %). Voor deze subcategorie bedroeg de inflatie in 2010 8,3 %, tegen gemiddeld 0,6 % in de buurlanden. De prijsevolutie van “Producten voor onderhoud en reparatie van de woning” heeft eveneens een rol gespeeld. Voor deze subcategorie bedroeg de inflatie in 2010 2,4 % tegenover gemiddeld 1,4 % in de buurlanden. Deze categorie heeft sinds 2007 een positieve impact op het inflatieverschil. Dat is te wijten aan het gewicht ervan in het indexcijfer, dat in België hoger ligt, ondanks een daling ervan in 2010 (deze subcategorie staat in voor 3,6 % van het indexcijfer van de niet-energetische industriële goederen, tegenover gemiddeld 2,3 % in de buurlanden. In 2009 was dit nog respectievelijk 5,9 % en 2,3 %).
29
De prijzen van “Nieuwe en tweedehands auto’s” hebben eveneens lichtjes bijgedragen tot het inflatieverschil ten nadele van België, met een inflatie van 0,4 % voor deze subcategorie in België in 2010, tegenover gemiddeld -0,1 % in de buurlanden. Bovendien heeft deze subcategorie een belangrijk gewicht in het indexcijfer van de niet-energetische industriële goederen (13,6 % in België en 13,1 % in de buurlanden in 2010). De impact van de subcategorie “Boeken” dient eveneens onderstreept te worden: de inflatie bedroeg in België in 2010 3,0 %, tegen gemiddeld -0,2 % in de buurlanden. De inflatie voor de diensten bedroeg in België 1,4 % tegenover gemiddeld 1,2 % in de buurlanden. Nochtans was de inflatie in Nederland en Frankrijk hoger (respectievelijk 2,0 % en 1,5 %). In Duitsland lag ze echter beduidend lager (0,7 %). Hierbij dient te worden opgemerkt dat wanneer de gewichten voor de verschillende subcategorieën van de diensten in 2010 in België gelijk waren gebleven aan die van 2009, de inflatie voor de diensten in België identiek zou geweest zijn aan het gemiddelde van de buurlanden, namelijk 1,2 % in plaats van 1,4 %. Voor bepaalde categorieën van diensten had de Belgische consument in 2010 af te rekenen met een minder gunstige prijsevolutie dan gemiddeld in de buurlanden. Dat is met name het geval voor “Restaurants en cafés”, een subcategorie met een hoger gewicht in België. In 2010 bedroeg de gemiddelde inflatie voor “Restaurants en cafés” in België 2,4 % (deze categorie staat voor 17,3 % van de diensten), tegenover gemiddeld 0,8 % in de buurlanden (waar de categorie staat voor 9,0 % van de diensten). De subcategorie “Onderhoud en herstellingen” droeg in 2010 significant bij tot het inflatieverschil tussen België en de buurlanden. Dat was enerzijds het resultaat van een grotere prijsstijging van deze subcategorie in België (in 2010 bedroeg de inflatie 4,2 % in België, tegen gemiddeld 1,7 % in de buurlanden) en anderzijds van een stijgend gewicht van deze subcategorie binnen de diensten in België in 2010 (van 5,1 % in 2009 naar 7,2 % in 2010). Voor “Pakketreizen” werd de Belgische consument geconfronteerd met een lichte prijsstijging (+1,0 %), terwijl de prijzen in de buurlanden gemiddeld een beetje daalden (-0,9 %). Ten slotte stegen in 2010 ook de prijzen voor “Luchtvervoer” in België sterk (8,3 %) terwijl ze in de buurlanden gemiddeld met -0,3 % daalden. Behalve in het eerste kwartaal van 2010 was de inflatie voor bewerkte levensmiddelen in België sinds begin 2007 altijd hoger dan in de buurlanden. In 2010 kostten bewerkte levensmiddelen in België gemiddeld 1,0 % meer dan in 2009. In de buurlanden bedroeg die stijging gemiddeld 0,7 % (Duitsland 0,8 %, Frankrijk 0,7 % en Nederland 0,3 %). Na een algemene vertraging van de prijsstijging voor deze categorie in 2009, ging de inflatie voor bewerkte levensmiddelen weer in stijgende lijn in 2010. In het vierde kwartaal van 2010 bedroeg zij in België 1,7 %, tegen gemiddeld 1,1 % in de buurlanden. Overigens kan worden opgemerkt dat wanneer de gewichten voor de subcategorieën van de bewerkte levensmiddelen in België in 2010 dezelfde waren gebleven als in 2009, de Belgische inflatie voor bewerkte levensmiddelen in 2010 minder hoog zou zijn geweest, zij het nog steeds lichtjes hoger dan gemiddeld in de buurlanden, namelijk 0,8 % in plaats van 1,0 %. In tegenstelling tot de vorige jaren heeft de subcategorie “Suiker, jam, honing, siroop, chocolade en snoep” in 2010 grotendeels bijgedragen tot het inflatieverschil tussen België en zijn buurlanden. In 2009 was het inflatieverschil vooral te wijten aan de subcategorie “Melk, kaas en eieren” en in 2007-2008 aan “Brood en granen”. De inflatie voor “Suiker, jam, honing, siroop, chocolade en snoep” bedroeg in 2010 in België 3,5 %, tegen gemiddeld -0,7 % in de buurlanden (-0,4 % in Frankrijk, -0,7 % in Nederland en -1,0 % in Duitsland).
30
Grafiek 12: Verloop van de inflatie voor energiedragers in België en de buurlanden (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periodes van het voorgaande jaar) 30 25 20 15 10 5 0 -5 -10 -15 -20 -25 K1-07 K2-07 K3-07 K4-07 K1-08 K2-08 K3-08 K4-08 K1-09 K2-09 K3-09 K4-09 K1-10 K2-10 K3-10 K4-10 België
Frankrijk
Duitsland
Nederland
Gemiddelde drie buurlanden
Bron: EC, FOD Economie
Na een periode in 2009 waarin de energieprijzen daalden, zijn ze in 2010 weer significant gestegen, in het bijzonder in België (+10,0 % in België tegen gemiddeld +5,8 % in de buurlanden). De Belgische inflatie voor de energieproducten is dus – in tegenstelling tot 2009 – opnieuw hoger dan het gemiddelde van de buurlanden. De situatie is echter verschillend indien elk land afzonderlijk wordt beschouwd: in 2010 bedroeg de inflatie voor energieproducten in Frankrijk 9,7 %, in Duitsland 3,9 % en in Nederland 0,5 %. Wanneer de gewichten voor de subcategorieën van energieproducten in België in 2010 dezelfde waren gebleven als in 2009, zou de Belgische inflatie voor energieproducten in 2010 minder hoog zijn geweest, zij het nog steeds hoger dan gemiddeld in de buurlanden, namelijk 9,4 % in plaats van 10,0 %. De “Vloeibare brandstoffen” hebben het meest bijgedragen tot het inflatieverschil tussen België en de buurlanden, gevolgd door de “Motorbrandstoffen en smeermiddelen”. “Vloeibare brandstoffen” kenden in België in 2010 een inflatie van 28,0 %, tegenover gemiddeld 22,8 % in de buurlanden. Daarbij dient te worden opgemerkt dat deze categorie in België altijd een hoger gewicht heeft gehad in de energie-index, en dat dit gewicht in 2010 nog toegenomen is: 15,5 % van de energieproducten in België (10,4 % in 2009), tegen gemiddeld 8,7 % in de buurlanden (8,4 % in 2009). De inflatie voor "Motorbrandstoffen en smeermiddelen” bedroeg in België in 2010 14,9 %, tegen gemiddeld 12,0 % in de buurlanden. In 2010 vertegenwoordigde deze categorie in alle landen een belangrijk deel van de energieproducten. In België is dat aandeel sinds 2010 nog groter: 44,9 % van de energieproducten in België (33,0 % in 2009), tegen gemiddeld 39,7 % in de buurlanden (36,8 % in 2009). Ook voor gas en elektriciteit was de prijsevolutie in België in 2010 gemiddeld minder voordelig dan in de buurlanden. De gasprijzen daalden gemiddeld met -1,7 % in België, tegen gemiddeld -2,8 % in de buurlanden (6,0 % in Frankrijk, -8,6 % in Duitsland en Nederland). De elektriciteitsprijzen stegen gemiddeld met 4,1 % in België, tegen gemiddeld 2,1 % in de buurlanden (3,1 % in Duitsland, 2,4 % in Frankrijk, -6,7 % in Nederland). Toch droegen die twee categorieën maar beperkt bij tot het inflatieverschil tussen België en zijn buurlanden, aangezien hun respectievelijke gewicht in België daalde. Terwijl gas in 2009 in België nog stond voor 27,3 % van de energieproducten (gemiddeld 19,6 % in de buurlanden), was dat in 2010 nog maar 15,1 % (gemiddeld 16,0 % bij de buren). Zo ook voor elektriciteit, in 2009 nog goed voor 28,5 % van de energieproducten in België (25,7 % in de buurlanden) en in 2010 nog slechts 23,9 % (gemiddeld 26,9 % bij de buurlanden).
31
Grafiek 13: Verloop van de inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in België en de buurlanden (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periodes van het voorgaande jaar) 6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4 K1-07 K2-07 K3-07 K4-07 K1-08 K2-08 K3-08 K4-08 K1-09 K2-09 K3-09 K4-09 K1-10 K2-10 K3-10 K4-10 België
Frankrijk
Duitsland
Nederland
Gemiddelde drie buurlanden
Bron: EC, FOD Economie
In 2010 is de inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen overal sterk gestegen, maar nog in sterkere mate in België (3,5 % tegen gemiddeld 2,5 % in de buurlanden). De combinatie van wegingswijzigingen en wijzigingen in de methodologie voor de behandeling van de prijzen van seizoensproducten verklaren ten dele de versnelling van de inflatie in België. Met dezelfde gewichten als in 2009 en zonder verandering van methodologie zou de prijsstijging van de niet-bewerkte levensmiddelen in 2010 slechts 3,0 % bedragen hebben in plaats van 3,5 %. “Groenten, inclusief aardappelen en andere knollen” hebben het meest bijgedragen tot het inflatieverschil ten nadele van België. De inflatie in 2010 voor deze subcategorie bedroeg in België 12,3 %, tegen gemiddeld 6,2 % in de buurlanden (6,4 % in Frankrijk, 6,3 % in Duitsland en 5,1 % in Nederland). Tabel 9: Inflatie in 2010 en de voornaamste componenten in België en de drie buurlanden Gemiddelde van de buurlanden
België A. Veranderingspercentage ten opzichte van 2009 Energie Niet-bewerkte levensmiddelen Bewerkte levensmiddelen Niet-energetische industriële goederen Diensten Onderliggende inflatie HICP B. Bijdrage tot de inflatie in 2010 Energie Niet-bewerkte levensmiddelen Bewerkte levensmiddelen Niet-energetische industriële goederen Diensten Onderliggende inflatie HICP
Duitsland
Frankrijk
Nederland
10,0 3,5 1,0 0,8 1,4 1,1 2,3
5,8 2,5 0,7 0,3 1,2 0,8 1,4
3,9 3,0 0,8 0,5 0,7 0,6 1,2
9,7 2,1 0,7 0,2 1,5 0,9 1,7
0,5 1,2 0,3 -0,2 2,0 1,0 0,9
1,1 0,3 0,1 0,3 0,5 0,9 2,3
0,6 0,2 0,1 0,1 0,5 0,7 1,4
0,5 0,2 0,1 0,1 0,3 0,5 1,2
0,8 0,2 0,1 0,1 0,6 0,8 1,7
0,1 0,1 0,0 -0,1 0,8 0,8 0,9
Bron: EC, FOD Economie
32
II.2. EVOLUTIE VAN DE CONSUMPTIEPRIJZEN SINDS 2007 Sinds 2007 hebben alle beschouwde landen een forse toename van de inflatie gekend, opgestuwd door de algemene scherpe stijging van de prijzen van energie en voedingsgrondstoffen. Sinds begin 2008 ontstaat er een duidelijke kloof tussen België en de anderen. Ondanks een algemene vertraging van de prijsstijgingen in 2009 bleef het Belgische indexcijfer hoger dan dat in de buurlanden. In 2010 gingen de prijzen opnieuw omhoog en opnieuw waren de stijgingen meer uitgesproken in België. Tussen de eerste helft van 2007, vlak voor de eerste scherpe prijsstijging, en het vierde kwartaal van 2010, stegen de consumptieprijzen in België met 8,9 %, tegen slechts met 5,8 % bij de buren. Die snellere prijsstijging in België was het geval voor zowel alle productcategorieën van de onderliggende inflatie als voor de energiedragers en de niet-bewerkte levensmiddelen. Men moet dus wel vaststellen dat de prijzen in België, zowel in het totaal als voor alle grote productcategorieën, sneller gestegen zijn dan in elk van de drie buurlanden. Grafiek 14: Verloop van de HICP in België en de buurlanden (Index eerste helft 2007=100) 110
108
106
104
102
100
98 K1-07 K2-07 K3-07 K4-07 K1-08 K2-08 K3-08 K4-08 K1-09 K2-09 K3-09 K4-09 K1-10 K2-10 K3-10 K4-10 België
Frankrijk
Duitsland
Nederland
Gemiddelde drie buurlanden
Bron: FOD Economie
De onderliggende inflatie (bestaande uit de niet-energetische industriële goederen, de diensten en de bewerkte levensmiddelen) steeg sinds de eerste helft van 2007 in België met 7,5 %, tegen gemiddeld met 5,1 % in de buurlanden. Sinds de tweede helft van 2008 ligt de Belgische onderliggende inflatie hoger dan de indexen van de buurlanden. De prijzen van niet-energetische industriële goederen gingen sinds de eerste helft van 2007 met 5,3 % omhoog, tegen gemiddeld slechts 2,5 % in de buurlanden (3,3 % in Duitsland, 2,2 % in Frankrijk en -0,5 % in Nederland). Die sterkere stijging van de Belgische index is te wijten aan het accumulerende effect van lichtjes hogere prijsstijgingen voor die categorie in België gedurende heel de beschouwde periode. Ter herinnering: het INR heeft een diepgaande analyse gemaakt van de inflatie van niet-energetische industriële goederen in het tweede kwartaalverslag van 201011 . 11
Instituut voor de Nationale Rekeningen – Prijzenobservatorium (2010), Analyse van de prijzen: tweede kwartaalverslag 2010 van het Instituut voor de nationale rekeningen, p.25.
33
Voor de diensten zijn de gemiddelde prijzen sinds de eerste helft van 2007 in België eveneens meer gestegen dan gemiddeld in de buurlanden: 7,4 % in België tegen gemiddeld 6,3 % in de buurlanden. Anderzijds wordt dat gemiddelde laag gehouden door het indexcijfer van de diensten in Duitsland (dat sinds de eerste helft van 2007 slechts met 5,2 % steeg). De evolutie van de index in Frankrijk en Nederland is vergelijkbaar met die in België (7,3 % in Nederland en 7,2 % in Frankrijk). De index voor bewerkte levensmiddelen is sinds de eerste helft van 2007 dan weer veel sterker gestegen in België, namelijk met 13,2 % tegen gemiddeld 8,3 % bij de buren (11,1 % in Nederland, 8,6 % in Frankrijk en 7,7 % in Duitsland). Terwijl in alle landen een sterke stijging van de index voor bewerkte levensmiddelen merkbaar was in 2007, stijgt de Belgische index vanaf 2008 duidelijk boven het gemiddelde uit. Dat blijft zo tot op het einde van de periode. Grafiek 15: Verloop van de index voor de onderliggende inflatie en zijn componenten in België en de buurlanden (Index eerste helft 2007=100) Onderliggende inflatie
België
Frankrijk
Duitsland
Nederland
België
Gemiddelde drie buurlanden
Frankrijk
Duitsland
Diensten
Nederland
T4-10
T3-10
T2-10
T1-10
T4-09
T3-09
T2-09
T1-09
T4-08
T3-08
T2-08
T1-08
T4-07
T3-07
T1-07
K4-10
K3-10
K2-10
K1-10
K4-09
K3-09
96 K2-09
98
96 K1-09
100
98 K4-08
100
K3-08
102
K2-08
104
102
K1-08
104
K4-07
106
K3-07
108
106
K2-07
108
K1-07
110
T2-07
Niet-energetische industriële goederen
110
Gemiddelde drie buurlanden
Bewerkte levensmiddelen
110
116
108
114 112
106
110
104
108
102
106 104
100
België
Frankrijk
Duitsland
Nederland
Gemiddelde drie buurlanden
België
Frankrijk
Duitsland
Nederland
K4-10
K3-10
K2-10
K1-10
K4-09
K3-09
K2-09
K1-09
K4-08
K3-08
K2-08
K1-08
K4-07
K3-07
K1-07
K4-10
K3-10
K2-10
K1-10
K4-09
K3-09
K2-09
K1-09
K4-08
K3-08
K2-08
K1-08
K4-07
K3-07
K2-07
98 K1-07
100
96
K2-07
102 98
Gemiddelde drie buurlanden
Bron: EC, FOD Economie
Ook voor niet-bewerkte levensmiddelen zijn de consumptieprijzen in België sterker gestegen dan in de buurlanden: sedert de eerste helft van 2007 steeg het indexcijfer voor niet-bewerkte levensmiddelen in België met 6,9 %, tegen gemiddeld 5,1 % in de buurlanden (6,4 % in Nederland, 5,7 % in Frankrijk en 4,4 % in Duitsland).
34
Grafiek 16: Verloop van de index voor energiedragers en niet-bewerkte levensmiddelen in België en de buurlanden (Index eerste helft 2007=100) Energiedragers
Niet-bewerkte levensmiddelen 110
130
108
125 120
106
115 104
110 102
België
Frankrijk
Duitsland
Nederland
België
Gemiddelde drie buurlanden
Frankrijk
Duitsland
Nederland
K4-10
K3-10
K2-10
K1-10
K4-09
K3-09
K2-09
K1-09
K4-08
K3-08
K2-08
K1-08
K4-07
K3-07
K1-07
K4-10
K3-10
K2-10
K1-10
K4-09
K3-09
K2-09
K1-09
K4-08
K3-08
K2-08
K1-08
K4-07
K3-07
95 K2-07
98 K1-07
100 K2-07
105
100
Gemiddelde drie buurlanden
Bron: EC, FOD Economie
Voor energieproducten is de vergelijking in de tijd delicater. Zoals het INR al in vorige verslagen heeft vastgesteld, reageren de energieprijzen in België sterker dan in andere landen, zowel in opwaartse als in neerwaartse zin. Het gekozen tijdstip voor de vergelijking is dus van belang. In 2008 bijvoorbeeld stegen de energieprijzen sterker dan in de buurlanden. Maar ook in de periode van dalende prijzen daarna was de afname in België groter dan bij de buren. Anderzijds moet men vaststellen dat de energieprijzen in het derde kwartaal 2009, toen de index zijn laagste peil bereikte, in België nog altijd 3,8 % hoger lagen dan in de eerste helft van 2007. In de andere landen was dat gemiddeld slechts 2,7 % hoger. In 2010 gingen de energieprijzen weer in stijgende lijn. Om de bovengenoemde redenen stegen ze in België logischerwijze weer sterker dan in de andere landen. In het vierde kwartaal 2010 was de index voor energiedragers sinds de eerste helft van 2007 met 20,2 % gestegen in België, tegen gemiddeld 11,3 % in de buurlanden (14,0 % in Frankrijk, 11,1 % in Duitsland en 2,6 % in Nederland. Wanneer we de subcategorieën beschouwen, was de prijsevolutie voor vloeibare brandstoffen en voor motorbrandstoffen en smeermiddelen in België ongeveer dezelfde als in de buurlanden, met niettemin een lichtjes snellere stijging voor motorbrandstoffen en smeermiddelen in 2010. In het vierde kwartaal 2010 was de prijs voor vloeibare brandstoffen in België sinds de eerste helft van 2007 met 26,3 % gestegen (tegen gemiddeld 26,0 % bij de buren). De prijs voor motorbrandstoffen en smeermiddelen was daarentegen in België met 14,7 % gestegen (tegen 10,6 % in de buurlanden). Heel anders is het gesteld bij het gas. De gasindex nam vanaf het vierde kwartaal 2008 duidelijk een andere vlucht dan in de omringende landen. Hoewel België, net als bij de algemene energieprijsindex, telkens sterkere schommelingen vertoont dan de buurlanden, zowel omhoog als omlaag, bleef het Belgische prijsindexcijfer voor gas beduidend hoger dan dat in de buurlanden op het moment dat de gasprijs eind 2009 stabiliseerde (namelijk 8,2 % in België tegen gemiddeld -0,6 % bij de buren sinds de eerste helft van 2007). In het vierde kwartaal 2010 was de gasprijs in België sinds de eerste helft van 2007 met 29,8 % gestegen, tegen gemiddeld 6,3 % bij de buren. Ook voor elektriciteit waren de prijsbewegingen zowel omhoog als omlaag meer uitgesproken in België dan in de buurlanden. Hier was er overigens geen sprake van een prijsdaling in de buurlanden, behalve in Nederland. Op het einde van de cyclus, eind 2009, was de Belgische elektriciteitsprijsindex opnieuw gelijk aan het gemiddelde in de buurlanden (namelijk 8,1 % hoger dan in de eerste helft van 2007). Toen in 2010 de elektriciteitsprijs weer in stijgende lijn ging, nam de Belgische index logischerwijs opnieuw afstand van de gemiddelde index. In het vierde kwartaal 2010 waren de prijzen in België gestegen met 17,1 %, tegen gemiddeld 11,4 % bij de buren. Merk op dat Duitsland sinds het tweede kwartaal van 2009 een hogere index heeft dan België.
35
Grafiek 17: Verloop van de index voor de energiecomponenten in België en de buurlanden (Index eerste helft 2007=100) Gas
Elektriciteit
160
125
150
120 115
140
110
130
105
120
100 95
110
België
Frankrijk
Duitsland
Nederland
België
Gemiddelde drie buurlanden
Frankrijk
Duitsland
Nederland
K4-10
K3-10
K2-10
K1-10
K4-09
K3-09
K2-09
K1-09
K4-08
K3-08
K2-08
K1-08
K4-07
K3-07
K1-07
K4-10
K3-10
K2-10
K1-10
K4-09
K3-09
K2-09
K1-09
K4-08
K3-08
K2-08
K1-08
K4-07
K3-07
K2-07
80 K1-07
85
90
K2-07
90
100
Gemiddelde drie buurlanden
Brandstoffen en smeermiddelen
Huisbrandolie 170
125
160
120
150
115
140 130
110
120
105
110
100
België
Frankrijk
Duitsland
Gemiddelde twee buurlanden
België
Frankrijk
Duitsland
Nederland
K4-10
K3-10
K2-10
K1-10
K4-09
K3-09
K2-09
K1-09
K4-08
K3-08
K2-08
K1-08
K4-07
K3-07
K1-07
K4-10
K3-10
K2-10
K1-10
K4-09
K3-09
K2-09
K1-09
K4-08
K3-08
K2-08
K1-08
K4-07
K3-07
90 K2-07
95
80 K1-07
90
K2-07
100
Gemiddelde drie buurlanden
Bron: EC, FOD Economie
II.3. PRIJSNIVEAUS VERSUS PRIJSINDICES Aan de hand van een vergelijking van de evoluties in de geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen in België en in de buurlanden is het mogelijk te analyseren in welke mate het prijsverloop van verschillende productcategorieën in ons land tussen twee tijdstippen afwijkt van wat er zich elders heeft voorgedaan. Zo wordt inflatie gedefinieerd als de procentuele prijswijziging ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar. Maar dat geeft geen inzicht in het gemiddelde prijsniveau van de verschillende producten en diensten. De Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) van de FOD Economie publiceert daarom ook de achterliggende prijsniveaus van de nationale consumptieprijsindex (weliswaar met een vertraging van drie maanden). In de meeste landen wordt echter geen informatie gepubliceerd over prijsniveaus. Bijgevolg bestaan er voor bijvoorbeeld de geharmoniseerde consumptieprijsindex geen vergelijkbare gegevens over de achterliggende prijsniveaus in de verschillende landen. Op Europees vlak worden steeds meer initiatieven genomen om toch betrouwbare informatie over de relatieve prijzen in de verschillende lidstaten te bekomen. Sterk uiteenlopende prijsniveaus tussen de landen onderling zouden immers kunnen wijzen op een slechte marktwerking of een gebrek aan integratie. Lange tijd publiceerde de EU enkel in het kader van de koopkrachtpariteiten informatie over relatieve prijsniveaus. De basisinformatie voor die gegevensbron is afkomstig uit op geregelde tijdstippen (om de drie jaar) door de nationale statistiekinstellingen speciaal daarvoor opgezette enquêtes. De resultaten zijn beschikbaar op de website van Eurostat. Meer en meer gebruikt die instelling dit basismateriaal voor analysedoeleinden. Dat was bijvoorbeeld het geval met de studie “Price levels for food, beverages and tobacco across the European market differ significantly” (Statistics in Focus, nr 30/2010). Uit de studie bleek o.m. dat de Belgische consumptieprijzen voor voeding en niet-alcoholische dranken in 2009 gemiddeld 15 % hoger lagen dan het
36
EU-gemiddelde. Daarmee lag ons land in de buurt van Frankrijk en Duitsland, maar in Nederland zou de consument zelfs iets minder betalen dan het EU-gemiddelde. Hierna wordt een tabel weergegeven met een extract van de meest gedetailleerde en meest recente informatie die voor België en de drie buurlanden beschikbaar is. Het gaat echter nog steeds om productcategorieën, waarvan de samenstelling niet noodzakelijk uniform is. Zo zouden de consumptieprijzen voor oliën en vetten in ons land ruim hoger liggen dan in elk van de buurlanden. Het is echter niet uit te maken in hoeverre dit te maken zou kunnen hebben met de verschillende voorkeuren van de consumenten (boter versus olie bijvoorbeeld). Maar hoe dan ook levert deze databank toch indicaties op. Voor enkele specifieke producten en diensten, zoals bijvoorbeeld gas- en elektriciteitsprijzen, publiceert de EU al enkele jaren gedetailleerde informatie en meer recent (naar aanleiding van mededeling 724/2007 van de Europese Commissie met als titel “Een interne markt voor het Europa van de 21ste eeuw”) werd het initiatief genomen om een zogenaamd scorebord voor de consumentenmarkten op te stellen. Meer bepaald heeft Eurostat in samenwerking met de nationale statistiekinstellingen het project “Consumer prices research” opgezet teneinde een dataset te creëren van vergelijkbare prijsniveaus. Aanvankelijk waren veel van de gegevens experimenteel en hadden meerdere landen, waaronder België, geen groen licht gegeven voor de publicatie van de gedetailleerde prijsdata. In de vierde editie van “The consumer markets scoreboard” (oktober 2010) worden per land prijsniveaus gepubliceerd voor 168 zeer in detail gedefinieerde (en dus in principe goed vergelijkbare) consumptiegoederen en –diensten. Dat de meeste lidstaten nu toestemming hebben gegeven tot publicatie zou er moeten op wijzen dat de kwaliteit van de data op zijn minst voldoende is om grote tendensen weer te geven. Een compleet tussen de landen vergelijkbare databank zal trouwens nooit bestaan, al was het maar dat een en hetzelfde product zelden of nooit voorkomt in de verschillende landen (o.m. omwille van verschillende verpakkingen, verschillende aangeboden pakketten, inhoudelijk verschillende samenstelling, …). Zonder in detail te willen treden, kunnen op basis van beide bronnen (koopkrachtpariteiten en consumer scoreboard) enkele belangrijke vaststellingen worden gedaan: •
Het jaar 2009 was een relatief gunstig jaar voor de vergelijking van energieprijzen tussen België en de buurlanden. Voor energie betaalde de Belgische consument gemiddeld minder dan zijn buren in Duitsland, Frankrijk en Nederland. De Franse consument is er beter aan toe dan de Belgische maar onze noorderburen en de Duitse consumenten betalen meer. Voor brandstoffen (diesel en ongelode benzine) zijn de verschillen niet erg groot, maar de prijzen voor stookolie liggen in ons land duidelijk lager dan in elk van de buurlanden. Ook voor gas liggen de Belgische prijzen aan de consument lager dan gemiddeld (in de buurt van de Franse prijzen, maar goedkoper dan in Duitsland en Nederland). Dat is voor een goed deel te danken aan relatief lage heffingen op deze energiebron in ons land: voor belastingen liggen de aardgasprijzen in België (net als in Frankrijk) hoger dan in Duitsland en Nederland. In 2010 zijn de energieprijzen opnieuw gestegen, en sneller in Belgïe dan in de buurlanden;
•
Wat de niet-bewerkte levensmiddelen betreft, liggen de vleesprijzen in België ongeveer op het gemiddelde van de buurlanden. Fruit, groenten en aardappelen zouden relatief goedkoop zijn, maar vis wordt zeer duur betaald (hoogste prijsniveau binnen de EU);
•
Alle categorieën bewerkte voedingsmiddelen zijn relatief duur in België, maar dat geldt meer in het bijzonder voor brood en granen en voor zuivelproducten;
•
Terwijl (zowel niet-alcoholische als alcoholische) dranken in ons land eveneens duurder worden betaald dan gemiddeld bij de buren is het omgekeerde waar voor tabak. De consumptieprijzen voor deze groep producten liggen in België gemiddeld ruim 10 % onder het niveau van de buurlanden;
•
Voor diensten is het beeld vrij genuanceerd, maar er zijn toch twee categorieën waarvoor de consument duidelijk meer betaalt dan elders. Hotels en restaurant en cafe-bezoek is ongeveer even duur als in Frankrijk, maar ongeveer 10 % duurder dan in Nederland en bijna 20 % dan in Duitland.
37
Voor communicatiediensten kunnen gelijksoortige vaststellingen worden gedaan: de Belgische en de Franse consument betalen gemiddeld veel meer dan de Duitse en de Nederlandse. Vooral internetgebruik, maar ook gsm-gesprekken en vaste-telefoongesprekken zijn duurder bij ons. •
In de categorie niet-energetische industriële goederen liggen de prijzen in België gemiddeld veeleer aan de hoge kant. Dat is met name het gevolg van duurder dan gemiddelde kledij en schoeisel. Ook voor audiovisuele, fotografische en informatica-uitrusting wordt in ons land meer betaald. Volgens de cijfers van de consumer scorebord is België (in vergelijking met elk van de drie buurlanden) het duurst voor al de onderzochte computers alsook voor alle fototoestellen. Van de drie in het onderzoek opgenomen televisietoestellen bleek de prijs in België in twee gevallen ook het hoogst.
Tabel 10: Prijsniveaus in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland in 2009 (EU27=100) België Energie Elektriciteit Schijf DC : 2 500 kWh < Verbruik < 5 000 kWh (HT) Schijf DC : 2 500 kWh < Verbruik < 5 000 kWh (TTC) Schijf DD : 5 000 kWh < Verbruik < 15 000 kWh (HT) Schijf DD : 5 000 kWh < Verbruik < 15 000 kWh (TTC) Gas Schijf D1 : Verbruik < 20 GJ (HT) Schijf D1 : Verbruik < 20 GJ (TTC) Schijf D2 : 20 GJ < Verbruik < 200 GJ (HT) Schijf D2 : 20 GJ < Verbruik < 200 GJ (TTC) Niet-bewerkte levensmiddelen Vlees Vis Fruit, groenten, aardappelen Bewerkte levensmiddelen Brood en granen Melk, kaas en eieren Oliën en vetten Andere voedingsmiddelen Alcoholvrije dranken Alcoholhoudende dranken Tabak Diensten Vrije tijd en cultuur Hotels, cafés en restaurants Vervoer Persoonlijke vervoersmiddelen Vervoersdienstn Communicatie Niet-energetische industriële goederen Kledij Schoenen Meubelen en stoffering Huishoudtoestellen Foto- en fimapparatuur
Duitsland
Frankrijk
Nederland
Gemiddelde van de 3 buurlanden 112,0
107,1
121,7
95,7
128,6
126,7 121,2 114,3 109,5
112,9 141,7 111,2 139,7
75,4 74,9 71,3 69,5
103,5 101,7 101,6 131,2
97,0 111,2 94,3 110,9
111,5 108,8 105,7 101,1
118,1 124,5 103,8 108,0
147,8 133,8 110,2 99,4
109,2 136,6 100,6 133,8
129,1 129,4 106,0 107,1
121 127,8 109,2
126,5 108,4 126,4
121,9 109,7 117,5
115,1 105,5 104,2
123,6 108,6 120,7
116,1 121 124,2 104,6 116,6 101,1 108,1
110,5 91,2 97,3 106 106,7 90,5 119,4
112,7 102,8 106,1 102,8 97,1 95 133,6
99,1 92,1 83 80,2 96,8 98,9 111
110,3 95,9 99,4 102,2 101,9 93,1 124,2
106,8 121,8 101,9 103,2 109,3 116,1
104,2 102,2 108,2 104,2 113,5 93,6
111,9 121,2 103,4 101,4 112,2 121,2
104,8 108,5 116,4 121,7 106,5 88,7
107,3 110,4 107,1 104,8 112,3 104,1
115,9 111 104,4 103,7 105,6
105 102,4 97,8 94,9 95,9
108,7 96,2 105,4 112,7 107,3
104,9 107,8 100,6 92,3 99,1
106,5 100,5 101,1 101,7 100,8
Bron: EC
38
Tabel 11: Vergelijking van de prijsniveaus in 2009 (in euro) België Bewerkte levensmiddelen Spaghetti 1 kg Mineraalwater 1 l Diensten Internet 4 – 8 Mb Internet 8 – 20 Mb Mobiel – prijs per minuut Telefoon – comp basket Telefoon – gem. gebruik Telefoon – 10 min locaal Taxi 5 km – dagtarief 1 bioscoopticket Niet-energetische industriële goederen Damesjeans VW Golf + belasting Ford Fiesta + belasting Renault Clio + belasting Fiat Punto + belasting BMW 320d + belasting Mercedes C220 + belasting IPOD Nano 4G IPOD Shuffle 2G IPOD Nano 3G Koelkast 301 – 350L A+ Microgolf 0.7 – 0.8 kW Wasmachine m 5,5 – 6L 1.3 – 1.4 krpm A+ Strijkijzen 2,4kW Netbook atom < 11 100 – 200 G Laptop core 2 15– 16 200 – 300 G Laptop core2 15– 16 300 – 400 G TV 32LG3000 TV LE32A336 TV LE32A330 Digitaal fototoestel Ixus 80 IS Digitaal fototoestel Lumix DMC TZ5 Digitaal fototoestel Coolpix S210
Duitsland
2 0,4
2,6 0,5
75,63 50,92 0,18 46,8 43,8 0,62 9,1 7,3
45,99 29,05 0,14 37,8 35,4 0,29 6,9 7,1
53,1 17.571 14.430 16.215 15.499 33.352 34.798 141 49 153 537 94 717 74 387 789 854 535 443 479 191 327 153
Bron: EC
39
35,9 16.650 13.500 15.400 16.350 34.100 35.968 146 48 149 561 74 619 61 380 757 799 465 453 453 158 290 135
Frankrijk
Nederland 1,3 0,3
34,9 17,9 0,14 39,7 40,4 0,36
15.695 13.330 16.262 15.750 33.500 32.607 149 52 161 540 68 428 72 375 730 812 510 494 381 172 287 141
18,83 21,2 0,2 57,4 39,2 0,55 4,7 8,5 65,4 19.551 15.232 16.790 19.595 43.329 44.365 133 47 140 394 67 574 66 367 654 746 449 390 428 179 293 146
III. MICRO-ANALYSE VAN DE CONSUMPTIEPRIJZEN VAN BEWERKTE LEVENSMIDDELEN
III.1 ALGEMENE AANPAK De jongste jaren werden de internationale grondstoffenprijzen gekenmerkt door een turbulent verloop. Voor de consumptieprijzen waarvan de grondstof een substantieel deel uitmaakt van de kostprijs is dat niet zonder gevolgen gebleven. Het meest voor de hand liggende voorbeeld betreft de energieprijzen. De noteringen van ruwe aardolie op de internationale markten zijn heel volatiel, met grote wijzigingen in de consumptieprijzen van de verschillende energiedragers als gevolg. Maar ook de internationale noteringen voor voedingsgrondstoffen vertoonden recent heel sterke schommelingen, met kort opeenvolgende pieken en dalen. De bewegingen van de internationale grondstoffenprijzen zijn een gegeven voor een land als België en derhalve kunnen de nationale autoriteiten er enkel op toezien dat de transmissie van de prijswijzigingen op wereldvlak naar de prijzen die de consument betaalt op een marktconforme wijze verloopt. In het geval van de energieprijzen bestaat er in België nog een zekere vorm van regulering (bijvoorbeeld de programmaovereenkomst betreffende de regeling van de maximum verkoopprijzen van de aardolieproducten) of zijn er gespecialiseerde instellingen zoals de CREG wiens kerntaak erin bestaat de werking van de energiemarkt van nabij op te volgen. Maar voor de bewerkte levensmiddelen is dit niet het geval. Nochtans is deze productgroep in ons land goed voor 13 % van de gezinsbestedingen, wat meer is dan het aandeel van energie (11 %), evenals het gemiddelde in de buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland. Het INR acht het dan ook nodig om de consumptieprijzen voor die producten nog meer in detail op te volgen. Sinds haar oprichting heeft het Prijzenobservatorium over dit thema al een aantal analyses verricht (zoals de punctuele studies over de melk-, varkensvlees- en rundvleesprijzen en het onderzoek naar de transmissie van de kosten naar de consumptieprijzen waarvan de resultaten in het jaarverslag van 2009 werden gepubliceerd). De nieuwe opwaartse grondstoffennoteringen en de eerste signalen van een pass through naar de consumptieprijzen (o.a. voor koffie en chocolade) tijdens het verslagjaar resulteerden in een plan van aanpak om op systematische wijze de consumptieprijzen van de 87 producten die in de index der consumptieprijzen onder de noemer “Bewerkte levensmiddelen” worden gerangschikt te screenen. Zoals het in de opdrachten van het Observatorium bepaald is, wordt daarbij vooral een micro-economische aanpak gevolgd, met aandacht voor het verloop van prijzen en marges. Het uitgewerkte systeem bestaat uit twee hoofdassen. Het eerste deel behandelt de transmissie in bepaalde ‘filières’ van levensmiddelen. Daarin wordt het prijsverloop in alle schakels onderzocht, met aandacht voor de input- (kosten) en outputzijde (verkoopprijzen) in de voedingsindustrie en de distributie. Bedoeling is zodoende een inzicht te krijgen in de evolutie van de marges bij de verschillende betrokkenen. In een goed werkende markt zou er immers kunnen verwacht worden dat de marges niet stelselmatig groter worden. In een tweede deel wordt, op productniveau, het prijszettinggedrag in de detailhandel geanalyseerd. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de individuele prijsnoteringen die maandelijks worden verzameld door de agenten van de FOD Economie in het kader van de index der consumptieprijzen. Dit deel valt op zijn beurt uiteen in twee luiken. Eerst wordt, per product of eventueel per productgroep, onderzocht of veranderingen in prijsstijgingstempo’s veeleer het resultaat zijn van meer of minder frequente prijsaanpassingen in de distributie dan gemiddeld, of veeleer toe te schrijven zijn aan wijzigingen in de gemiddelde omvang van de prijsveranderingen (of het ge-
40
volg van beide fenomenen samen). Het Prijzenobservatorium heeft zich hierbij sterk laten inspireren door eerdere werkzaamheden van de Nationale Bank van België 12 in dit domein. In het tweede luik worden de individuele maandelijkse prijsnoteringen voor een product gehergroepeerd volgens verschillende criteria. In het verleden, o.m. naar aanleiding van de studie over de melkprijs was er al een hergroepering gebeurd op basis van kwartielen. Maar voortaan zal het Prijzenobservatorium, met de medewerking van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie, de prijzen kunnen hergroeperen per winkelgroep (denk daarbij aan de grote winkelketens en de hard discounters of andere categorieën van verkooppunten, zoals bijvoorbeeld kleine kruideniers en warme bakkers in het geval van broodproducten) en eveneens per merknaam. Vooral die laatste benadering is interessant omdat het een antwoord kan bieden op vragen zoals “ Bestaan er verschillen tussen het prijszettinggedrag van de grote winkelketens voor een identiek (merk)product?” of “In welke mate verhouden de consumptieprijzen van twee merken die een bepaald product aanbieden zich tot elkaar?”. Deze tweevoudige aanpak wordt in de praktijk in een aantal gevallen beperkt door gegevens- en/of vertrouwelijkheidsproblemen. De gegevensproblemen situeren zich vooral in het luik van de “transmissiebenadering”. Een van de voor dergelijke benadering cruciale variabelen is de prijs die de producenten uit de voedingsindustrie voor het onderzochte product hanteren (verkoopprijs van de voedingsindustrie, kost voor de distributie). Van de 20 consumptieproducten die voor onderzoek in aanmerking kwamen (zie hierna), bleken, na een strenge selectie, maar in 4 gevallen betrouwbare indicatoren te bestaan over de prijzen die de verwerkende industrie hanteert. In de overige gevallen was het staal bedrijven dat informatie verstrekt niet voldoende representatief, was het getuigeproduct niet relevant voor dit onderzoek of bevatten de reeksen breuken in de tijd. Terwijl dit soort lacunes op geaggregeerd niveau minder meespeelt, hebben ze op productniveau tot gevolg dat er vaak geen bruikbare informatie bestaat over de afzetprijs van de producenten van een welbepaald consumptieproduct. Als antwoord op deze problemen en naar aanleiding van al eerder gemaakte opmerkingen in verslagen van het Prijzenobservatorium is bij de ADSEI een moderniseringsproject opgestart voor de industriële afzetprijsindexen. In het project wordt de hele keten van prijsinzameling tot verwerking herbekeken en ligt de nadruk vooral op het actueel houden van de goederenkorf en prijsopnamepunten, de elektronische inzameling van de gegevens en de verwerking vanuit een datawarehouse-omgeving. Bovendien is het aangewezen dat de enquête via een koninklijk besluit verplicht gemaakt wordt om de nodige representativiteit te kunnen garanderen. Deze verplichting geldt trouwens nu reeds bij andere belangrijke enquêtes zoals de prodcomenquête en de structuurenquête. De problemen in het tweede deel zijn van een andere orde. Om vertrouwelijkheidsredenen en om de kwaliteit van de index der consumptieprijzen niet in gevaar te brengen, kan het Prijzenobservatorium geen resultaten publiceren waarin individuele merknamen of namen van winkelketens worden vermeld. Dat probleem wordt verholpen door de reeksen te coderen. Zo zal er sprake zijn van de prijs van koffie voor het merk A (Amerk), merk B (distributiemerk) en merk C (premier prix) in winkelketen 1, 2, 3, ….
12
“Analyse van de aanpassing van de prijzen van bewerkte levensmiddelen op microniveau”, Economisch Tijdschrift van de Nationale Bank van België, speciale editie van april 2008, blz 77-87.
41
III.2 KEUZE VAN DE BEWERKTE LEVENSMIDDELEN DIE VOOR GEDETAILLEERD ONDERZOEK IN HET VERSLAG 2010 IN AANMERKING KWAMEN Gelet op het grote aantal producten dat gevolgd wordt in het kader van de index der consumptieprijzen, heeft het Prijzenobservatorium een aantal belangrijke getuigeproducten geselecteerd uit de korf van individuele producten en die prioritair behandeld. Daartoe is er vertrokken van de gegevens op het meest gedetailleerde HICP-niveau voor de bewerkte levensmiddelen. Voor elk van de elf productgroepen is er onderzocht in welke mate ze bijgedragen hebben tot de inflatie in 2010 en tot de prijsstijging van de bewerkte levensmiddelen sinds december 2006. Die bijdrage is uiteraard het resultaat van de gemiddelde prijswijziging voor een product en van het gewicht (het aandeel) ervan in de groep bewerkte levensmiddelen. De keuze voor het meest gedetailleerde HICP-niveau had als doel om het prijsverloop in ons land te vergelijken met de overeenstemmende prijswijzigingen in (het gemiddelde van) de buurlanden. Op basis van die analyse werd beslist vijf productgroepen vooralsnog niet te behandelen. Het gaat meer bepaald om alcoholische dranken en wijnen (waarvan de prijzen in beide gevallen de jongste jaren minder snel zijn toegenomen dan in de buurlanden), de groep mineraalwater, frisdranken en sappen (inflatietempo kleiner dan 1 % in 2009 en 2010), tabakswaren (waar vooral accijnzen een groot deel van de kostprijs uitmaken en waarvan de prijsstijgingen in 2010 heel beperkt waren) en tenslotte de groep niet elders genoemde voedingsmiddelen (omdat het een zeer heterogene groep is, waarvoor prijsvergelijkingen met het buitenland - gelet op het risico dat de samenstelling land per land sterk verschilt - minder opportuun zijn). Uiteindelijk bleven nog zes productgroepen over, waarvoor de prijzen in België sneller stegen dan gemiddeld in de buurlanden, namelijk 13 : •
Brood en granen (+19 % in België, +10 % in de buurlanden)
•
Koffie, thee en cacao (+12 % in België, +4 % in de buurlanden)
•
Oliën en vetten (+20 % in België, +16 % in de buurlanden)
•
Melk, kaas en eieren (+19 % in België, +10 % in de buurlanden)
•
Suiker, jam en honing (+15 % in België, +6 % in de buurlanden)
•
Bieren (+11 % in België, +6 % in de buurlanden)
Samen vertegenwoordigen zij 58 % van het geheel van de bewerkte levensmiddelen. Met een gemiddelde prijsstijging van 17 % tussen eind 2006 en eind 2010 waren zij verantwoordelijk voor twee derde van de gecumuleerde inflatie van de groep bewerkte levensmiddelen. Vorig jaar verhoogden de consumptieprijzen voor die productgroepen gemiddeld met 1,0 %. Op het niveau van deze zes productgroepen werd het onderzoek uitgevoerd naar de frequentie en de omvang van de prijswijzigingen over de periode van december 2006 tot december 2010. Voor het micro-onderzoek op individueel productniveau en voor de kostprijsanalyse diende de selectie nog te worden verfijnd. Binnen elk van de zes categorieën werden die individuele producten weerhouden die de afgelopen 4 jaar de grootste prijsstijgingen tentoon hebben gespreid en voldoende gewicht hebben om een bijdrage te leveren tot de inflatie van de bewerkte levensmiddelen.
13
Zie ook de grafieken in bijlage 3: het consumptieprijsverloop van de zes weerhouden productgroepen bij het onderzoek van de berwerkte levensmiddelen.
42
Uiteindelijk kwamen 21 producten in aanmerking voor gedetailleerd onderzoek (zie tabel). De gemiddelde consumptieprijs van die korf producten nam tussen eind 2006 en eind 2010 toe met 22 % (tegen +17 % voor het geheel van de 6 overkoepelende productgroepen). Gemiddeld over 2010 werd die korf 2,9 % duurder (tegen +1,0 % voor het geheel van de zes overkoepelende productgroepen). Tabel 12: Overzicht van prijswijzigingen en bijdrage tot de inflatie van de 21 weerhouden producten Bewerkte levensmiddelen
Brood & granen Bruin brood (800 g) Puddingpoeder Broodje Cent wafer Rozijnenkoek (suissekoek) Som Melk, kaas en eieren Half afgeroomde melk Volle yoghurt Belgische halfharde kaas Harde kaas Gouda-type Smeltkaas (gruyère) Kippeneieren Som Oliën en vetten Melkerijboter Gewone braadmargarine Maïsolie Som Suiker, jam, honing, Choc. & suikerwaren Viervruchtenjam Melkchocolade Pure chocolade Toffees Som Koffie, thee en cacao Koffie (in bonen of gemalen) Som Bieren Witbier (verloren verpakking) Trappistenbier Som
Prijswijziging 12/2006 – 12/2010 (%) 18,7 12,8 36,5 31,3 27,8 23,4 17,8 19,8 18,4 18,3 21,4 32,9 35,9 18 27,6 24,5 33,2 14,9 13,8 23,6 12,9 20,6 12 17,6 11,4 16,3 15,2
Bijdrage tot prijswijziging van de productgroep 12/2006 – 12/2010 (procentpunt) 18,7 1,3 1,4 3,4 1,1 1,5 8,7 17,8 1,7 1,6 1,8 2 1,5 1,7 10,3 18 6,6 4 5,3 15,9 14,9 1,5 3,4 1,6 4,8 11,3 12 11,2 11,2 11,4 4,1 3,6 7,7
Bijdrage tot de totale prijswijziging 12/2006 – 12/2010 (procentpunt) 0,59 0,04 0,04 0,11 0,04 0,05 0,24 0,36 0,03 0,03 0,04 0,04 0,03 0,03 0,2 0,07 0,03 0,02 0,02 0,07 0,17 0,02 0,04 0,02 0,05 0,13 0,05 0,04 0,04 0,05 0,02 0,02 0,04
Jaarinflatie 2010 (%) 0,3 0,7 1,4 4,1 6,2 4,0 0,2 -6,6 1,7 -0,3 -0,3 3,2 12,2 1,3 11,7 0,8 -8,3 3,5 -0,5 11,0 6,8 4,5 1,9 3,4 1,8 3,1 3,7
PM: Gewicht in de productgroep (%) 100 10,4 3,9 10,4 4,3 6,44 35,44 100 8,6 9,2 9,4 9,4 4,2 4,7 45,5 100 24,8 17,3 16,5 58,6 100 10,7 13,3 13,3 23,3 60,6 100 62,1 62,1 100 25 25 50
PM: Gewicht in totale indexkorf 2010 (‰) 31,0 3,2 1,2 3,2 1,3 2,0 11,0 21,2 1,8 2,0 2,0 2,0 0,9 1,0 9,7 3,9 1,0 0,7 0,6 2,3 11,3 1,2 1,5 1,5 2,6 6,8 3,5 2,2 2,2 4,6 1,2 1,2 2,3
Bron: ADSEI, berekeningen INR
III.3 ANALYSE VAN HET PRIJSTRANSMISSIEMECHANISME VOOR DE BEWERKTE LEVENSMIDDELEN III.3.A Prijsverloop in de voedingskolom Zoals geweten vertoonden de grondstoffennoteringen voor levensmiddelen in 2010 een forse opwaartse beweging. De gemiddelde prijzen voor voedingsgrondstoffen (gewogen in functie van de Belgische consumptiekorf, en uitgedrukt in euro) evenaarden eind december zelfs nagenoeg het niveau dat in 2008 werd bereikt. Aan de basis van deze hausse liggen prijsbewegingen voor andere grondstoffen dan degene die in 2007-2008 verantwoordelijk waren voor de prijsstijgingen. De gemiddelde grondstoffennoteringen werd toen opwaarts gestuwd door harde tarwe, rogge en melkpoeder. In 2010 was de stijging meer uitgesproken voor landbouwproducten afkomstig van buiten de Europese Unie. Voor zuivel en graanproducten namen de interne marktprijzen in de tweede helft van 2010 toe (broodtarwe verdubbelde in prijs, net als brouwerijgerst), maar ze bleven vooralsnog onder de noteringen die in de loop van 2008 werden bereikt. Voor Arabica-koffie en cacaobonen, die door de Europese voedingsindustrie worden ingevoerd, stegen de koersen in de loop van 2010 tot een recordpeil. Tussen begin 2007 tot en met het eerste kwartaal 2010 bleef de prijs voor Arabica-koffiebonen min of meer stabiel. Vanaf april stegen de note-
43
ringen in een stevig tempo en in december 2010 werd voor 1 pond Arabica-bonen 2,4 dollar betaald tegen gemiddeld 1,6 dollar in het eerste kwartaal 2010. De cacaonoteringen vertoonden de afgelopen vier jaar een volatieler verloop. Maar ook deze grondstof werd in 2010 duur betaald (piek van 3,5 dollar per kilo in januari 2010) en in vergelijking met 2009 lagen de cacaonoteringen gemiddeld 8 % hoger. Voor de voedingsindustrie vormen de aankopen van grondstoffen een belangrijke kostenpost. De ondernemingen die bewerkte levensmiddelen produceren (NACE-codes 10.30 tot en met 10.80) zijn er zowel in België als in Europa in geslaagd om hun afzetprijzen te verhogen toen ze geconfronteerd werden met een forse toename van hun grondstoffenkosten. Tussen juli 2007 en maart 2008 stegen de grondstoffennoteringen (gewogen in functie van de consumptiekorf en uitgedrukt in euro) met gemiddeld 21 %. Over dezelfde tijdspanne klommen de afzetprijzen voor de voedingsindustrie met 7 % (met 9 % in België en met 5 % in de eurozone). De consumptieprijzen reageren op hun beurt snel en betekenisvol op de verhoging van de kosten van de detailhandel (hogere afzetprijs van de voedingsindustrie). In de beschouwde periode namen ze eveneens met 7 % toe. Toen de grondstofkosten nadien gingen dalen (tussen maart en december 2008 met 24 %), zijn de afzetprijzen van de industrie veel trager naar beneden gegaan en veel minder proportioneel. De consumptieprijzen daarentegen bleven licht opwaarts gericht. Wanneer vanaf april 2010 de grondstoffenprijzen opnieuw zijn beginnen klimmen, vertoonden de afzetprijzen van de voedingsindustrie opnieuw een snelle reactie, zodat zowel de grondstoffennoteringen als de afzetprijzen zich eind 2010 opnieuw op het niveau van 2008 bevonden. Gemiddeld beschouwd is de reactie van de consumptieprijzen op deze nieuwe schok in de grondstoffenprijs vooralsnog uitgebleven. Het INR zal in de komende maanden nauwgezet toezien of er alsnog een reactie van de consumptieprijzen van bewerkte levensmiddelen volgt. Een mogelijkheid is dat in de laatste schakel van de keten (de detailhandel) de afgelopen jaren de brutomarges van bewerkte levensmiddelen aanzienlijk vergroot werden, waardoor een buffer werd opgebouwd. Grafiek 18: Prijsverloop in de voedingskolom (Index 2005=100) 145 140 135 130 125 120 115 110 105 100 jan/06
jan/07
jan/08
jan/09
jan/10
Consumptieprijs bewerkte levensmiddelen Internationale noteringen voedingsgrondstoffen in euro Veranderingspercentage van de consumptieprijzen van bewerkte levensmiddelen
Bron: EC, ADSEI, NBB
44
III.3.B Onderzoek van de prijstransmissie voor koffie, bakkerijproducten, melkerijboter en chocolade Zoals hoger vermeld (zie deel III.1) werd voor elk van de 21 getuigeproducten die sinds december 2006 de grootste bijdrage leverden tot de prijsstijging van bewerkte levensmiddelen gepoogd om het transmissiemechanisme te onderzoeken. Om deze analyse op betrouwbare en wetenschappelijk onderbouwde manier uit te voeren, is een van de basisvoorwaarden de beschikbaarheid van relevante cijfergegevens voor alle schakels in de onderzochte voedingsfilières. Wat de afzetprijzen van de verwerkende industrie betreft, bleken de beschikbare cijferreeksen, om hoger aangehaalde redenen, slechts voor vier filières (voor zeven van de eenentwintig getuigeproducten) bruikbaar. Voor deze vier filières werd in het onderzoek het verloop van de prijzen op drie niveaus in overweging genomen: •
Voor de grondstoffenprijzen werd op basis van de gegevens van de meest recente structuurenquête14 en de daarbijhorende aankoopkaders een index samengesteld die het verloop van de voornaamste door de sector gebruikte grondstoffen weergeeft. Voor de chocolade-industrie werden bijvoorbeeld cacao, suiker en melkpoeder gebruikt om de index op te bouwen.
•
In de volgende schakel, de voedingsindustrie, werd voor de afzetprijs (de verkoopprijs aan de detailhandel) van de ondernemingen die actief zijn in de onderzochte filière een gewogen gemiddelde gemaakt van enerzijds de binnenlandse afzetprijs 15 (microdata van de afzetprijzenstatistiek van ADSEI) en anderzijds de (via Eurostat beschikbare) afzetprijzenstatistiek van de overkoepelende sector op NACE4-niveau. De in de detailhandel verkochte goederen worden immers zowel in België als in het buitenland geproduceerd. Aan beide reeksen werd, op basis van de inputoutputtabellen (het intermediair verbruik door de detailhandel van producten afkomstig uit de voedingsindustrie en de groothandel is voor ongeveer de helft afkomstig uit België en wordt voor de andere helft ingevoerd), een gewicht toegekend van 50 %. Meer gedetaileerde gegevens omtrent de origine van de in de detailhandel verkochte producten zijn niet beschikbaar. Voor de koffiebranderijen bijvoorbeeld werden de beschikbare reeksen van de Belgische producenten van gebrande koffie gebruikt (prodcomcode 1083.1150), terwijl voor de afzetprijs van de ingevoerde bewerkte levensmiddelen de cijferreeks van de overkoepelende sector “vervaardiging van koffie, thee en cacao” (NACE-code 10.83 - de meest gedetailleerde reeks) gebruikt werd.
•
Om de inputzijde van de Belgische voedingsindustrie (de kosten van de voedingsindustrie) te onderzoeken, werd eveneens een beroep gedaan op de resultaten van de structuurenquête en de aankoopkaders, teneinde de structuur van de voornaamste kosten (grondstoffen, energie, lonen, vervoer, verpakking, afschrijvingen) in kaart te brengen.
•
De consumptieprijzen tenslotte zijn afkomstig van het indexcijfer der consumptieprijzen.
14
De structuurenquête wordt door ADSEI uitgevoerd en bestaat uit een jaarlijkse enquête (bij 36.000 ondernemingen) en een aantal specifieke enquêtes (waaronder de hier gebruikte aankoopkaders) die op gezette tijdstippen (meerjaarlijks) plaats vinden. De ventilering gaat tot op NACE 4 niveau.
15
De binnenlandse afzetprijs werd bekomen door een grondige evaluatie, samen met ADSEI, van de individuele gegevensreeksen van de afzetprijzenstatistiek. Deze maandelijkse statistiek is het resultaat van een telefonische enquête bij een aantal ondernemingen die een bepaald product vervaardigen. De reeksen per onderneming werden tenslotte gewogen op basis van de leveringen van elke deelnemende onderneming.
45
Grafiek 19: Prijsverloop in de levensmiddelenfilières koffie, broodje, bruin brood en rozijnenkoek, melkerijboter en chocolade (Index december 2006=100) Broodje, bruin brood en rozijnenkoek
Koffie 170
170
160
160 150
150
140 140
130 130
120
120
110
110
100
100
90 80
90
Grondstoffenindex
Consumptieprijs boter
Bron: ADSEI, berekeningen INR
46
Afzetprijs
okt/10
dec/10 dec/10
aug/10
okt/10
jun/10
feb/10
apr/10
okt/09
dec/09
jun/09
aug/09
apr/09
feb/09
okt/08
Consumptieprijs pure chocolade
jun/10
aug/10
feb/10
apr/10
okt/09
dec/09
aug/09
jun/09
feb/09
apr/09
okt/08
dec/08
jun/08
apr/08
feb/08
okt/07
dec/07
jun/07
aug/07
apr/07
feb/07
dec/06
dec/10
okt/10
aug/10
jun/10
feb/10
apr/10
okt/09
dec/09
aug/09
90 jun/09
70 apr/09
100
feb/09
80
okt/08
110
dec/08
90
jun/08
120
aug/08
100
apr/08
130
feb/08
110
dec/07
140
okt/07
120
jun/07
150
aug/07
130
apr/07
160
feb/07
140
dec/06
Consumptieprijs broodje
Chocolade 170
Afzetprijs
dec/08
jun/08
Afzetprijs Consumptieprijs rozijnenkoek
Melkerijboter 150
Grondstoffenindex
aug/08
feb/08
apr/08
dec/07
okt/07
jun/07
aug/07
feb/07
dec/06
okt/10
dec/10
aug/10
jun/10
feb/10
apr/10
okt/09
dec/09
jun/09
aug/09
Grondstoffenindex Consumptieprijs bruin brood
Consumptieprijs koffie
aug/08
Afzetprijs
apr/09
feb/09
okt/08
dec/08
jun/08
aug/08
feb/08
apr/08
dec/07
okt/07
jun/07
aug/07
feb/07
apr/07
dec/06
Grondstoffenindex
apr/07
70 80
Consumptieprijs melkchocolade
Tussen december 2006 en december 2009 kende de gemiddelde prijs van koffiebonen (gewogen als 85 % Arabica en 15 % Robusta) een licht fluctuerend verloop. Zowel de producentenprijs als de consumentenprijs voor koffie zijn in die periode gestegen. Beiden namen geleidelijk toe, zodat in december 2009 de producentenprijs 9 % meer bedroeg dan drie jaar voordien en de consument 7 % meer betaalde voor zijn koffie (opvallend zijn de schokken in zowel de afzet- als consumptieprijs, gevolgd door stabiele prijzen). Sinds december 2009 gaat de grondstoffenprijs in stijgende lijn: in december 2010 kostten koffiebonen 67 % dan een jaar voordien. De consumentenprijzen reageerden eerst op de recente opwaartse schok in de grondstoffennoteringen in juli 2010, terwijl de koffiebranderijen pas drie maanden later hun afzetprijzen verhoogden. Aangezien de grondstoffennoteringen nog steeds opwaarts gericht zijn en de betrokkenen uit de sector verdere prijsverhogingen hebben aangekondigd zal het INR met bijzonder veel aandacht het verloop van de prijzen in deze filière opvolgen. Zeker wanneer de grondstoffennoteringen terugkeren naar hun normale niveau zal het uitkijken zijn naar de reactie van de verwerkende industrie en de detailhandel. Tussen medio 2007 en maart 2008 stegen de broodtarweprijzen met ruim 66 %. De reactie van zowel de afzetprijs van de tarwebloemproducenten als de consumptieprijs voor broodjes, bruin brood en rozijnenkoeken volgde vrijwel onmiddellijk : in maart 2008 lag de afzetprijs 27 % hoger dan in juli 2007; voor zijn pistolets, bruin brood en rozijnenkoeken betaalde de consument respectievelijk 12 %, 7 % en 8 % meer dan in juli 2007. Tussen maart en december 2008 daalde de prijs van broodtarwe met 49 %. De afzetprijs nam in dezelfde periode in veel beperktere mate af (-7 %), terwijl de consumptieprijzen bleven stijgen (+4 % voor broodjes en rozijnenkoeken en +1 % voor bruin brood). De periode tussen begin 2009 en midden 2010 wordt gekenmerkt door een fluctuerende prijs voor broodtarwe met een licht dalende tendens (-3 %), de producentenprijs daalt in dezelfde periode met bijna 10 %. De consumptieprijzen voor broodjes (+5 %) en rozijnenkoeken (+6 %) blijven echter toenemen, terwijl de prijs voor bruin brood quasi stabiel blijft. In de tweede helft van 2010 steeg de prijs van broodtarwe andermaal sterk: in december 2010 werd 59 % meer betaald dan in juli 2010. In dezelfde periode neemt de producentenprijs toe met bijna 17 %, terwijl de consumptieprijzen hun stijging aanhouden: voor bruin brood wordt 2 % meer betaald, voor broodjes 3 % en voor rozijnenkoeken 2 %. De afzetprijs van de tarwebloemproducenten volgt dus enigszins het verloop van de prijs voor broodtarwe, zowel wanneer de grondstoffenprijzen stijgen als in periodes van dalende grondstoffenprijzen. De amplitude van de reactie is proportioneel, zowel bij stijgende als bij dalende grondstoffenprijzen. In een periode van afnemende grondstoffenprijzen was de reactieperiode wel veel langer dan bij een stijging van de grondstoffenprijzen, hetgeen zou kunnen impliceren dat de brutomarges tijdelijk toenemen. Opmerkelijk is de snelheid en de omvang van de reactie van de afzetprijs op de hogere broodtarweprijs in de tweede helft van 2010. Wat de consumptieprijzen betreft deden zich in de bestudeerde periode geen noemenswaardige prijsdalingen voor, de prijs die de consument betaalt ging voortdurend in stijgende lijn, en dit ondanks de daling van de afzetprijzen van de verwerkende industrie (de aankoopkost van de detailhandel) in bepaalde periodes. Zowel bij de tarwemeelproducenten (althans voor de reactieperiode) als op niveau van de detailhandel is dus duidelijk sprake van een asymmetrisch prijsverloop. De grondstoffenprijs (de prijs die de melkveehouder ontvangt voor zijn melk) van melk fluctueerde in de beschouwde periode sterk (tussen 21 en 45 eurocent per liter). In december 2010 ontving de melkveehouder 17 % meer voor zijn melk dan vier jaar geleden (of 35 eurocent per liter). Het is opmerkelijk dat de stijging van de afzet- en consumptieprijzen van melkerijboter nog meer uitgesproken was. Hun totale stijging bedroeg respectievelijk 23 % en 28 %. Die evolutie is het resultaat van een asymmetrie in de aanpassing van de afzet- en consumptieprijzen. Deze aanpassingen gebeuren snel en proportioneel in tijden van stijgende grondstoffenprijzen, maar veel trager in periodes van dalende grondstoffenprijzen. Tussen april en eind 2007 is de prijs die de melkveehouder ontvangt met bijna 60 % gestegen. De impact van die schok zorgde in diezelfde periode snel voor een stijging van de afzetprijs van melkerijboter met 28 % en van de consumptieprijs met 23 %. Tussen de piek van eind 2007 en juni 2009 ziet de melkveehouder de prijs van zijn melk instorten met 52 %. De afzetprijs ging eveneens sterk achteruit (-28 %), terwijl de consumptieprijs zich veel minder en veel minder snel aanpaste (-11 %). Tussen juli 2009 en eind 2010 steeg de grondstoffenprijs van melk met 60 %. Opnieuw wordt de afzetprijs (+25 %) en de consumptieprijs (+15 %) relatief snel aangepast. Bijgevolg betaalt de consument in december 2010 voor melkerijboter ongeveer 3 %
47
meer dan in december 2007, terwijl de grondstoffen- en afzetprijs heel wat lager liggen dan hun maximum van eind 2007 (respectievelijk -22 % en -9 %). De voornaamste grondstoffen voor de chocoladeproductie zijn cacaobonen, melkpoeder en suiker. Het gewogen prijsindexcijfer van die drie grondstoffen evolueerde tamelijk instabiel maar wel in positieve zin tussen december 2006 en 2010, met afwisselende periodes van stijgingen en dalingen. Tussen december 2006 en mei 2009 steeg het prijsindexcijfer van de grondstoffen in totaal met 23 %. De afzetprijzen pasten zich snel en proportioneel aan aan die schommelingen, terwijl de gemiddelde consumptieprijs van pure en melkchocolade zich veel langzamer aanpaste. In mei 2009 waren beide met 6 % gestegen in vergelijking met december 2006. Tussen mei 2009 en december 2010 versnelde de stijging van de grondstoffenprijzen (+21 %), waarbij in juli 2010 een piek bereikt werd. Die schok werd in dezelfde periode snel omgezet in een stijging van de afzetprijzen met 7 %. Nadat de consument kon profiteren van een lichte prijsdaling (-3 %) tussen mei 2009 en maart 2010, werd de consumptieprijs in april 2010 weer bruusk bijgesteld (+11 %). Die prijsstijging zette zich door tot december 2010. Tussen mei 2009 en december 2010 steeg de prijs van pure chocolade met 6 % en die van melkchocolade met 16 %. De consument betaalt bijgevolg in december 2010 13 % meer voor pure chocolade en 24 % meer voor melkchocolade dan vier jaar tevoren. De afzetprijzen stegen in diezelfde periode in totaal met 14 %, terwijl de grondstoffennotering met 48 % toenam. Samenvattend kan worden gesteld dat, voor de vier onderzochte transmissieschema’s, de afzetprijzen van de voedingsindustrie snel en betekenisvol reageren op een opwaartse schok van de grondstoffennoteringen. Voor melkerijboter en bakkerijproducten, waarbij in de beschouwde periode van december 2006 tot en met december 2010 de grondstoffennoteringen gedurende een langere termijn neerwaarts gericht waren, duurde het in deze periodes van dalende grondstoffenprijzen veel langer eer de afzetprijs proportioneel reageerde. Dit impliceert een op zijn minst tijdelijke vergroting van de brutomarges van de voedingsmiddelenproducenten. De consumptieprijzen zijn minder volatiel (het aandeel van de meest volatiele kostencomponent – grondstof – is dan ook veel kleiner) en opwaarts gericht. De prijsbewegingen vinden (behalve voor bakkerijproducten) eerder trapsgewijs plaats (koffie +5 % in juli 2010, melkerijboter +24 % in het tweede halfjaar van 2007 en +7 % tussen mei en augustus 2010, en tenslotte melkchocolade +17 % en pure chocolade +13 % tussen maart en juli 2010). Ook voor de laatste schakel in de keten, de detailhandel, zijn er aanwijzingen dat bij dalende afzetprijzen (een uitgestelde reactie op dalende grondstoffennoteringen) de brutomarges verhoogd worden. Voor dit onderzoek werd ook een theoretische afzet- en consumptieprijs berekend. Voor elk van de diverse posten (grondstoffen, loonkosten, verpakking, energie, andere) van de kostenstructuur van de producenten van levensmiddelen en de detailhandel werd het verloop tussen december 2006 en december 2010 benaderd. Vervolgens werd het verloop van de kostenpost gebruikt om de theoretische evolutie van zowel afzetals consumptieprijs te berekenen. De daartoe gebruikte proxy’s waren: •
Voor de grondstoffen: gewogen grondstoffenindex (zie p. 45 van dit verslag);
•
Voor de loonkost: evolutie van de loonkost per eenheid product (bezoldigingen tegenover toegevoegde waarde) van de bedrijfstak voor het meest gedetailleerde niveau (aanbod- en gebruikstabellen);
•
Voor energie: evolutie van de HICP-index voor het geheel van energiedragers (daarbij wordt rekening gehouden met vervoer, gas en elektriciteit);
•
De verpakkingskost tenslotte werd benaderd via de microdata van de afzetprijzenstatistiek (ADSEI);
•
Het verloop van de overige kosten werd gecorreleerd aan de index van de onderliggende inflatie.
48
Tabel 13: Berekening van een theoretische producentenprijs Componenten
LandbouwVerpakking grondstoffen
Indexverloop
Energie
Andere kosten
Lonen
Bruin brood, broodje en rozijnenkoek (a) Kostenstructuur Index in dec 2010 (basis 2006=100)
46,9 % 144,4
1,4 %
2,0 %
119,3
10,7 %
122,2
103,2
Index in dec 2010 (basis 2006=100)
60,5 % 116,5
8,1 %
1,6 %
113,9
7,8 %
122,2
99,6
Index in dec 2010 (basis 2006=100)
33,6 % 148,7
8,2 %
0,9 %
121,5
10,8 %
122,2
105,4
Index in dec 2010 (basis 2006=100)
30,5 % 166,5
7,7%
1,5 %
113,9
14,8 %
122,2
108,2
134,5
113,2
135,7
122,7
121,6
126,6
121,1
22,0 % 108,1 46,5 % 108,1
Koffie Kostenstructuur
125,0 108,1
Chocolade Kostenstructuur
Waargenomen Belgische IPP
39,0 %
Melkerijboter Kostenstructuur
Theoretische IPP
45,5 % 108,1
Bron: ADSEI, berekeningen INR (a) De berekende en waargenomen IPP zijn in dit geval de verkoopsprijzen van de tarwemeelproducenten.
Tabel 14: Berekening van een theoretische consumptieprijs (In de grote winkelketens) Componenten Aankopen handelsgoederen
Energie
Indexverloop
Lonen
Andere kosten
Bruin brood, broodje en rozijnenkoek Kostenstructuur detailhandel Indiex in dec 2010 (basis 2006=100)
78,4 % 129,0
0,7 % 122,2
9,7 % 113,1
Index in dec 2010 (basis 2006=100)
78,4% 123,2
0,7 % 122,2
9,7 % 113,1
Index in dec 2010 (basis 2006=100)
78,4 % 113,6
0,7 % 122,2
9,7 % 113,1
Index in dec 2010 (basis 2006=100)
78,4 % 114,6
0,7 % 122,2
9,7 % 113,1
120,5
127,6
113,0
118,2
113,8
117,6
11,2 % 108,1 11,2 % 108,1
Koffie Kostenstructuur detailhandel
122,4
108,1
Chocolade Kostenstructuur detailhandel
125,1 11,2 %
Melkerijboter Kostenstructuur detailhandel
Theoretische Waargenomen ICP ICP
11,2 % 108,1
Bron: ADSEI, berekeningen INR
Uit deze oefening bleek dat in het geval van melkerijboter de afzetprijs van Belgische melkerijboterproducenten en de consumptieprijs voor boter over de beschouwde periode (december 2006-december 2010) sterker steeg (respectievelijk ruim tweeëntwintig en zeven procentpunt) dan verwacht kon worden. Voor broodproducten lijkt de toename van de Belgische afzetprijs van de tarwemeelproducten sinds 2006 eveneens aan de hoge kant. Uit een analyse van de jaarrekeningen blijkt effectief dat de gemiddelde nettoverkoopsmarges van de zuivelindustrie en de tarwemeelproducenten stegen van respectievelijk 2,3 % en 0,5 % in 2007, naar 4,2 % en 3,6 % in 2009. Voor twee van de vier producten (chocolade en koffie) lag de reële afzetprijs niet hoger dan het berekende theoretische equivalent, terwijl de consumptieprijs wel hoger lag. Maar men moet er zich van bewust zijn dat de transmissie van kostenelementen niet altijd simultaan verloopt (uit vorige studies is bijvoorbeeld gebleken dat bij dalende kosten de transmissie naar de consumptieprijzen veel trager gebeurt dan in het geval van stijgende kosten) en het niet uitgesloten is dat de uiteindelijke aanpassing van
49
de eindprijzen aan de recent gestegen grondstoffenprijzen nog niet is voltooid. Het zal dan ook nodig zijn de oefening te herhalen nadat de grondstoffenprijzen langere tijd stabiel zijn gebleven (of zijn gedaald).
III.4 UITSPLITSING VAN DE PRIJSEVOLUTIE VAN BEPAALDE BEWERKTE LEVENSMIDDELEN In de analyse hieronder wordt de prijsevolutie van verschillende bewerkte levensmiddelen uitgesplitst in twee elementen: de gemiddelde omvang van de prijswijzigingen enerzijds en de frequentie van de prijswijzigingen anderzijds. Dankzij die uitsplitsing kan er worden nagegaan in welke mate de inflatie-evolutie eerder gerelateerd is aan stijgingen in de frequentie of aan de omvang van de prijswijzigingen. In de speciale uitgave van het Economisch Tijdschrift van 2008 splitste de NBB drie categorieën van bewerkte levensmiddelen (“Brood en granen”, “Zuivelproducten” en “Oliën en vetten”) op dezelfde manier uit. Die analyse toonde aan dat de stijging van de inflatie vanaf juni 2007 hoofdzakelijk toe te schrijven was aan een toename van de frequentie van de prijsstijgingen en een afname van de frequentie van de prijsdalingen. De gemiddelde omvang van de prijsstijgingen en –dalingen bleef echter relatief stabiel. De manier van prijsbepaling leek dus te zijn veranderd als antwoord op de sterke prijsstijgingen van voedingsgrondstoffen. De periode van sterke inflatie voor de beschouwde productgroepen leek bijgevolg van relatief korte duur te zijn. Hieronder werd dezelfde oefening gedaan voor de geselecteerde producten om na te gaan of de distributieketens intussen hun gedrag significant hebben gewijzigd. Daarvoor werd de methodologie gebruikt die staat uitgelegd in deel 2 en 3 van Bijlage E in de analyse van de NBB. Ze werd toegepast op de periode van februari 2004 tot december 2010. De eerste conclusie van de oefening is dezelfde als die van de NBB: de toename van de inflatie voor de beschouwde productgroepen in 2008 is hoofdzakelijk de weergave van een toename in de frequentie van de prijsstijgingen. Grafiek 20: Frequenties (links) en gemiddelde omvang (rechts) van prijsstijginen en prijsdalingen bij een aantal bewerkte levensmiddelen Geheel van onderzochte bewerkte levensmiddelen
Geheel van onderzochte bewerkte levensmiddelen
0,20
50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
0,18 0,16 0,14 0,12 0,10 0,08 0,06 0,04
fe b/ 04 au g/ 04 fe b/ 0 au 5 g/ 05 fe b/ 06 au g/ 06 fe b/ 07 au g/ 07 fe b/ 08 au g/ 08 fe b/ 09 au g/ 09 fe b/ 1 au 0 g/ 10
fe b/ 04 au g/ 04 fe b/ 0 au 5 g/ 05 fe b/ 06 au g/ 06 fe b/ 0 au 7 g/ 07 fe b/ 0 au 8 g/ 08 fe b/ 09 au g/ 09 fe b/ 1 au 0 g/ 10
0,02
Frequentie prijsstijgingen
Frequentie prijsdalingen
Gemiddelde omvang prijsstijgingen
Brood en granen
Gemiddelde omvang prijsdalingen
Brood en granen
0,20
50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
0,18 0,16 0,14 0,12 0,10 0,08 0,06 0,04
Frequentie prijsstijgingen
fe b/ 04 au g/ 04 fe b/ 05 au g/ 05 fe b/ 06 au g/ 06 fe b/ 07 au g/ 07 fe b/ 08 au g/ 08 fe b/ 09 au g/ 09 fe b/ 1 au 0 g/ 10
fe b/ 04 au g/ 04 fe b/ 05 au g/ 05 fe b/ 06 au g/ 06 fe b/ 07 au g/ 07 fe b/ 08 au g/ 08 fe b/ 09 au g/ 09 fe b/ 1 au 0 g/ 10
0,02
Frequentie prijsdalingen
Gemiddelde omvang prijsstijgingen
50
Gemiddelde omvang prijsdalingen
Melk, kaas en eieren
Melk, kaas en eieren
0,20
50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
0,18 0,16 0,14 0,12 0,10 0,08 0,06 0,04
Frequentie prijsstijgingen
fe b/ 1 au 0 g/ 10
au
g/ 0
9
9
8
b/ 0 fe
au
fe
g/ 0
b/ 0
8
7 g/ 0
au
Gemiddelde omvang prijsstijgingen
Oliën en vetten
Gemiddelde omvang prijsdalingen
Oliën en vetten
0,20
50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
0,18 0,16 0,14 0,12 0,10 0,08 0,06 0,04
Gemiddelde omvang prijsstijgingen
Frequentie prijsdalingen
Suiker, jam, honing, chocolade en suikerwaren
fe b/ 1 au 0 g/ 10
au
g/ 0
9
9
8
b/ 0 fe
g/ 0
au
au
fe
g/ 0
b/ 0
8
7
7
6
b/ 0 fe
g/ 0
au
au
fe
g/ 0
b/ 0
6
5
5
4
b/ 0 fe
g/ 0
au
fe
b/ 0
4
fe b/ 04 au g/ 04 fe b/ 05 au g/ 05 fe b/ 06 au g/ 06 fe b/ 07 au g/ 07 fe b/ 08 au g/ 08 fe b/ 09 au g/ 09 fe b/ 1 au 0 g/ 10
0,02
Frequentie prijsstijgingen
Gemiddelde omvang prijsdalingen
Suiker, jam, honing, chocolade en suikerwaren
0,20
50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
0,18 0,16 0,14 0,12 0,10 0,08 0,06 0,04
Frequentie prijsstijgingen
Gemiddelde omvang prijsstijgingen
Frequentie prijsdalingen
Koffie, thee en cacao
fe b/ 1 au 0 g/ 10
au
g/ 0
9
9
8
b/ 0 fe
g/ 0
au
au
fe
g/ 0
b/ 0
8
7
7
6
b/ 0 fe
g/ 0
au
au
fe
g/ 0
b/ 0
6
5
5 b/ 0
fe
g/ 0
au
fe
au
4
4 b/ 0
0 g/ 1
0 b/ 1
fe
g/ 0
9
9 b/ 0
fe
au
au
g/ 0
8
8 b/ 0
fe
au
g/ 0
7
7 b/ 0
fe
au
g/ 0
6
6 b/ 0
fe
Gemiddelde omvang prijsdalingen
Koffie, thee en cacao
50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
0,20 0,18 0,16 0,14 0,12 0,10 0,08 0,06 0,04
Frequentie prijsstijgingen
Gemiddelde omvang prijsstijgingen
Frequentie prijsdalingen
51
fe b/ 1 au 0 g/ 10
9
9 g/ 0
au
b/ 0 fe
au
g/ 0
8
8
fe
b/ 0
7 g/ 0
au
b/ 0
7
6
6
g/ 0
au
b/ 0 fe
au
g/ 0
5
5
4
b/ 0 fe
g/ 0
au
fe
b/ 0
fe b/ 04 au g/ 04 fe b/ 05 au g/ 05 fe b/ 06 au g/ 06 fe b/ 07 au g/ 07 fe b/ 08 au g/ 08 fe b/ 09 au g/ 09 fe b/ 1 au 0 g/ 10
4
0,02 fe
au
g/ 0
5
5
fe
b/ 0
4 g/ 0
b/ 0
4
0,02 au
fe
7
6
b/ 0 fe
g/ 0
au
fe
g/ 0
b/ 0
6
5
5
fe
Frequentie prijsdalingen
au
b/ 0
4
4
g/ 0
au
au
fe
g/ 1
b/ 0
0
0
9
b/ 1
g/ 0 au
fe
8
9 b/ 0
fe
au
fe
au
g/ 0
b/ 0
8
7
7
g/ 0
b/ 0 fe
g/ 0
6
6 b/ 0
au
au
fe
g/ 0
5
5
4
b/ 0 fe
g/ 0 au
fe
b/ 0
4
0,02
Gemiddelde omvang prijsdalingen
Bieren
Bieren
0,20 0,18 0,16 0,14 0,12 0,10 0,08 0,06 0,04
au 0 g/ 10
9
b/ 1
g/ 0
au
fe
8
9 b/ 0
fe
au
fe
Gemiddelde omvang prijsstijgingen
g/ 0
b/ 0
8
7
7 b/ 0
g/ 0
g/ 0
6 fe
au
fe
au
b/ 0
6
5
5 b/ 0
fe
au
g/ 0
4 g/ 0
au
fe
b/ 0
4
0,02
fe b/ 04 au g/ 04 fe b/ 05 au g/ 05 fe b/ 06 au g/ 06 fe b/ 07 au g/ 07 fe b/ 08 au g/ 08 fe b/ 09 au g/ 09 fe b/ 1 au 0 g/ 10
50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Gemiddelde omvang prijsdalingen
Frequentie prijsstijgingen
Frequentie prijsdalingen
Bron: FOD Economie
Voor alle beschouwde levensmiddelen, goed voor een korf van meer dan 48% van alle bewerkte levensmiddelen en 7,5% van de totale consumptiekorf, blijkt dat vanaf de tweede helft van 2008 de frequenties van de prijsschommelingen opnieuw het niveau van voor 2006 haalden. Tegelijk lijkt de omvang van de prijsdalingen te zijn geëvolueerd. Uit de analyse van de productcategorieën blijkt dat er voor sommige categorieën aanzienlijke veranderingen werden opgetekend. Grafiek 21: Frequenties (links) en gemiddelde omvang (rechts) van prijsstijginen en prijsdalingen bij een aantal bewerkte levensmiddelen van koffie en chocolade Pure Chocolade
60%
0,16
50%
0,14
40%
0,12 0,10
30%
0,08
20%
0,06 0,04
10%
0,02
0%
Frequentie prijsstijgingen
au g/ 04 fe b/ 0 au 5 g/ 05 fe b/ 06 au g/ 06 fe b/ 07 au g/ 07 fe b/ 08 au g/ 08 fe b/ 09 au g/ 09 fe b/ 1 au 0 g/ 10
/0 4 fe b
au g/ 04 fe b/ 05 au g/ 05 fe b/ 06 au g/ 06 fe b/ 07 au g/ 07 fe b/ 08 au g/ 08 fe b/ 09 au g/ 09 fe b/ 10 au g/ 10
0,00
/0 4
Gemiddelde omvang prijsstijgingen
Frequentie prijsdalingen
Koffie
Gemiddelde omvang prijsdalingen
Koffie
60%
0,18 0,16
50%
0,14
40%
0,12 0,10
30%
0,08 0,06
20%
0,04
10%
0,02
Frequentie prijsdalingen
Gemiddelde omvang prijsstijgingen
fe b/ 1 au 0 g/ 10
9 g/ 0
au
fe
b/ 0
9
8
8
g/ 0
au
fe
b/ 0
7
au
fe
b/ 0
7
6
6
g/ 0
au
b/ 0 fe
g/ 0
5
5
fe
au
b/ 0
4 g/ 0
au
b/ 0 fe
fe b/ 04 au g/ 04 fe b/ 05 au g/ 05 fe b/ 06 au g/ 06 fe b/ 07 au g/ 07 fe b/ 08 au g/ 08 fe b/ 09 au g/ 09 fe b/ 1 au 0 g/ 10 Frequentie prijsstijgingen
4
0,00
0%
g/ 0
fe b
Pure Chocolade
0,18
Gemiddelde omvang prijsdalingen
Bron: ADSEI, berekeningen INR
Zo lijkt de categorie "Suiker, jam, honing, chocolade en suikerwaren” een zekere seizoensgebonden evolutie te kennen, hoofdzakelijk toe te schrijven aan melkchocolade en toffees. Eveneens kon er vanaf 2010 een verhoging van de gemiddelde omvang van de prijsschommelingen worden vastgesteld. Die evolutie is voornamelijk toe te schrijven aan chocolade, zoals onderstaande grafiek aantoont.
52
Voor de categorie "Koffie, thee en cacao” lijkt vanaf eind 2009 de prijszettingspolitiek veranderd te zijn, aangezien de frequentie van de prijsstijgingen en vooral de prijsdalingen gemiddeld hoger is dan die van twee jaar eerder. Die evolutie gaat gepaard met een toename van de gemiddelde omvang van de prijsstijgingen. Zoals onderstaande grafiek aantoont, is die trend vooral toe te schrijven aan koffie. De toename van de frequentie van prijsstijgingen in die categorie tussen eind 2004 en begin 2006 is eveneens grotendeels toe te schrijven aan dat product.
III.5 HET MICRO-ONDERZOEK OP PRODUCTNIVEAU III.5.A Opbouw van de databank, testen van de representativiteit en structurele kenmerken per product. Specifiek voor de productcategorie van de levensmiddelen nemen de agenten van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie maandelijks prijzen op in de gespecialiseerde voedingswinkels en de grootdistributie verspreid over het hele land. Per winkel worden het product, het merk, de verpakkingshoeveelheid en uiteraard de prijs genoteerd. Per product worden meer dan 400 getuigen (zijnde een unieke combinatie van een bepaald product in een specifieke winkel) gevolgd. De Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie houdt al deze prijsopnames bij in een aparte databank. Het Prijzenobservatorium heeft deze gegevens gebruikt voor haar micro-economisch onderzoek naar prijszettingsgedrag. Alvorens de micro-analyse aan te vatten, werden deze ruwe basisdata “gezuiverd” voor een aantal elementen. Zo zijn enkel die getuigen weerhouden waarvoor gedurende de volledige beschouwde periode de prijzen geregistreerd werden en waarvoor ook steeds hetzelfde merk gevolgd werd (dit betekent concreet dat het totaal aantal waarnemingen per getuige gelijk moet zijn aan 49, namelijk het aantal maanden van december 2006 tot en met december 2010). Kleine speciaalzaken die in de beschouwde periode de overstap maakten naar één van de grote winkelketens werden buiten beschouwing gelaten. De verschillende winkels zijn onderverdeeld de volgende groepen: Aldi, Carrefour, Champion, Colruyt, Delhaize, Intermarché, Lidl en Louis Delhaize. Er zij aangestipt dat in deze fase van het onderzoek winkelketens die tot eenzelfde groep behoren als een geheel werden beschouwd. Dat geldt bijvoorbeeld voor de winkelketens Spar en Okay, die samen als “Colruyt” worden beschouwd. Kruidenierszaken werden ondergebracht in een aparte groep, maar werden finaal niet bij het onderzoek betrokken. Zoals hierna zal blijken zijn hun prijzen, gelet op het beperkte gewicht dat ze in het geheel van het aanbod vertegenwoordigen, immers niet bepalend voor de gemiddelde prijsniveaus of prijsevoluties per product. Daarenboven gaat het om een sterk heterogene groep, waar de prijszettingsstrategieën deels kunnen worden bepaald door specifieke, individuele factoren. Aangezien in de oorspronkelijke gegevens de verpakkingshoeveelheid kan verschillen van getuige tot getuige werden op dat vlak de prijzen uiteraard gestandaardiseerd. In de uiteindelijke analyse werd enkel gewerkt met de getuigen waarvan het desbetreffende merk meer dan 2,5 % vertegenwoordigt van het totale aantal getuigen. De achterliggende reden is dat voor de heel kleine merken het risico bestaat dat er te weinig observaties bestaan om wetenschappelijk gefundeerde vaststellingen te doen. Gemiddeld beschouwd bleven nog ruim 300 tijdreeksen per product (266 in het geval van brood, pistolets en rozijnenkoeken) over voor analyse, wat neerkomt op ruim 80 % (96 % in het geval van de bakkerijproducten) van het aantal basisreeksen. Er kan zonder enige twijfel worden gesteld dat de “gezuiverde reeksen” representatief zijn voor het geheel: de correlatiecoëfficiënten tussen de gemiddelde ADSEI prijs voor de onderzochte producten en de berekende gemiddelde prijs voor het staal in de databank bedragen minimaal 98 %. Afhankelijk van de structurele kenmerken van het winkelaanbod van elk product kan de benadering van het onderzoek enigszins verschillen. In grote lijnen kunnen binnen de 21 producten drie grote groepen worden onderscheiden.
53
De eerste groep bestaat uit de producten waarvoor de merknamen een niet onaanzienlijk gewicht in het totale aanbod hebben en die, behalve in de hard discounters, door alle grote winkelketens worden aangeboden. Het betreft meer bepaald volgende consumptiegoederen: koffie, maïsolie, puddingpoeder, half afgeroomde melk, smeltkaas, volle yoghurt, melkchocolade, pure chocolade, trappistenbier, witbier, Belgische halfharde kaas, centwafels, confituur en gewone braadmargarine. In dat geval werd in de eerste plaats uitgegaan van de vergelijking van de consumptieprijzen per merk. Er zij aangestipt dat afhankelijk van het product meer of minder merken voorkomen in het staal van ADSEI. In een aantal gevallen (puddingpoeder, smeltkaas, melkchocolade, pure chocolade en witbier) vertegenwoordigt het meest voorkomende merk minstens driekwart van het aanbod en zijn er relatief weinig andere merken in het staal opgenomen (die tenminste een aandeel van 2,5 % hebben). Voor andere producten zijn er wel meerdere merken beschikbaar. Tabel 15: Overzichtstabel van het onderzoeksstaal voor het micro-onderzoek
Naam product
Pain gris (800 g)* Petit pain dit "pistolet"* Cent wafer Couque suisse* Puddingpoeder Half afgeroomde melk Volle yoghurt (natuur) Belgische halfharde kaas Harde kaas Gouda-type* Smeltkaas (gruyère) Kippeneieren* Melkerijboter Margarine ordinaire à cuire Maïsolie Confiture aux quatre fruits Chocolat au lait Chocolat fondant Koffie(in bonen of gemalen) Bière blanche Bière trappiste
A. Aantal observaties
303 302 422 316 375 449 379 405 443 419 466 427 463 470 471 392 415 482 415 414
B. Aantal observaties voor analyse (met kruideniers en merken < 3 %) 266 273 329 287 296 353 269 265 329 374 242 312 405 411 385 356 375 434 329 399
C. Aantal observaties voor analyse (zonder kruideniers en merken <3 %) 252 267 297 278 283 313 247 242 264 347 164 249 366 353 334 334 341 392 310 376
D. Verhouding C / B (in %) 94,7 97,8 90,3 96,9 95,6 88,7 91,8 91,3 80,2 92,8 67,8 79,8 90,4 85,9 86,8 93,8 90,9 90,3 94,2 94,2
E. Correlatiecoëfficiënt bekomen reeks en gepubliceerde cijfers (in %) 99,85 99,64 99,59 99,75 99,94 99,34 99,35 99,61 99,44 99,95 98,25 99,12 99,37 99,87 99,44 98,78 98,00 99,61 98,93 99,80
F. Aantal weerhouden merken t.o.v. totaal aantal merken
4 op 10 2 op 2 7 op 14 4 op 11 6 op 11 3 op 6 7 op 29 4 op 8 5 op 11 6 op 16 2 op 5 2 op 5 8 op 17 3 op 5 4 op 5
G. Aandeel grootste merk in C (in %) 69,05 71,16 64,3 65,47 89,4 19,2 67,2 31,0 25,4 74,6 41,5 32,1 69,7 59,8 47,6 94,3 89,4 44,1 83,5 48,7
Bron: ADSEI, berekeningen INR * In plaats van een merkenbenadering werd hier gekozen om het onderzoek per winkelketen uit te voeren.
De tweede groep bestaat uit producten waarvoor er geen echte merknamen zijn en waarvoor het aanbod per winkelketen vrij heterogeen is. Dat is met name het geval voor eieren en harde kaas van het Gouda-type. Voor deze groep wordt vooral aandacht besteed aan het verloop van de gemiddelde prijzen per winkel. Tenslotte is er nog een derde groep, die bestaat uit de bakkerijproducten bruin brood, broodjes en rozijnenkoeken. Daar is het aanbod voor het leeuwendeel in handen van gespecialiseerde bakkers en is er uiteraard geen sprake van verschillende merken. In dit geval kwam het er in de eerste plaats op aan op te volgen in hoeverre prijsaanpassingen al dan niet synchroon verlopen. Ook toffees behoren tot de 21 getuigeproducten. Maar de observaties omvatten een heterogene groep artikels (chocoladebonbons, fruitsnoep, …) zodat een analyse per merk of per winkelketen niet relevant bleek.
54
III.5.B Voornaamste algemene bevindingen over het geheel van de onderzochte producten Hoewel de gemiddelde prijzen van alle beschouwde producten zonder uitzondering in december 2010 opmerkelijk hoger lagen dan vier jaar voordien kan niet gewaagd worden van een vergelijkbaar patroon in prijsevolutie: voor een aantal producten zijn de prijzen geleidelijk en vrij continu gestegen (broodproducten), voor andere is er veeleer sprake van een eenmalige (of tweemalige), vrij kortstondige prijsopstoot (die soms recent – in 2009 of 2010 – en soms langer geleden optrad). Dat blijkt uit volgende tabel. Tabel 16: Periodes van op- (rood) neerwaartse (groen) tendensen in de consumptieprijzen voor een aantal bewerkte levensmiddelen
12
11
10
09
08
07
06
05
04
03
02
01
12
11
10
09
2010 08
07
06
05
04
03
02
01
12
11
10
09
2009 08
07
06
05
04
03
02
01
12
11
10
09
2008 08
07
06
05
04
03
02
01
2007
Koffie Maïsolie Margarine à cuire Melkerijboter Chocolat fondant Chocolat au lait Confiture Bière trappiste Bière blanche Cent wafer Puddingpoeder Eieren Volle yoghurt Smeltkaas Belg. halfharde kaas
Harde kaas Gouda Half volle melk Pain gris (800 g) Couque suisse Petit pain
Bron: ADSEI, berekeningen INR
In die gevallen waar de onderliggende grondstoffenprijzen van het onderzochte consumptieproduct eerst tijdelijk sterk in de hoogte zijn gegaan en nadien opnieuw zijn gaan dalen, is er duidelijk sprake van asymmetrie in het consumptieprijsverloop. Dat betekent met andere woorden dat de hogere grondstoffenprijzen (meestal vrij snel) wordt doorgerekend aan de consument, maar dat een daling van de grondstoffenprijzen geen (of nauwelijks) neerwaartse prijsaanpassingen voor de consument teweegbrengt. Er is een duidelijk onderscheid in het prijszettingsgedrag van de hard discounters enerzijds en de andere grote winkelketens anderzijds. Bij de eerste groep worden de prijzen veel minder vaak aangepast dan bij de tweede groep en treden er wel af en toe significante prijsdalingen op als de basisgrondstoffen goedkoper worden. Bij de andere winkelketens is dat voor het grootste deel van hun aanbod, namelijk de A-merken, nauwelijks het geval: voor die A-merken heeft een prijsverhoging meestal een definitief karakter. Voor de huismerken en de premiers prix passen de grotere winkelketens wel wat vaker prijsdalingen toe. Een en ander heeft tot gevolg dat de spreiding tussen de prijzen bij de hard discounters en die in de andere winkelketens, zeker als ze worden uitgedrukt in euro, alsmaar groter wordt. Voor de korf bewerkte levensmiddelen die in elk van de vijf grote winkelketens (Carrefour, Colruyt, Delhaize, Aldi en Lidl) kan gekocht worden (7 producten van de 21 uit het onderzoeksstaal) lagen de prijzen van de hard discounters eind 2010 zowat 10 % hoger dan eind 2006. Bij de andere winkelketens bedroeg de prijsstijging gemiddeld meer dan 20 %. De prijsevolutie van de korf bewerkte levensmiddelen in de verschillende grote winkelketens vertoont opvallende gelijkenissen.
55
Grafiek 22: Gemiddelde prijzen per winkelketen voor de 7 gemeenschappelijke producten (Index december 2006=100) 130 125 120 115 110 105 100
de c
/0 fe 6 b/ 0 ap 7 r/0 ju 7 n/ 0 au 7 g/ 0 ok 7 t/0 de 7 c/ 0 fe 7 b/ 0 ap 8 r/0 ju 8 n/ 0 au 8 g/ 0 ok 8 t/0 de 8 c/ 0 fe 8 b/ 0 ap 9 r/0 ju 9 n/ 0 au 9 g/ 0 ok 9 t/0 de 9 c/ 0 fe 9 b/ 1 ap 0 r/1 ju 0 n/ 1 au 0 g/ 1 ok 0 t/1 de 0 c/ 10
95
1
2
3
4
5
Bron: ADSEI, berekeningen INR
Wat de grote merknamen betreft, heeft het onderzoek uitgewezen dat de prijsevoluties (en zelfs de prijsniveaus) bij de 3 grote winkelketens gemiddeld heel sterk gecorreleerd zijn. Meer in detail beschouwd (per individueel merk) zijn er weliswaar af en toe uitzonderingen, maar er kan niet gesteld worden dat een of andere grote winkelketen een systematisch anders prijszettingsgedrag heeft dan de andere. Er zij ook nog aangestipt dat er in het geval van merknamen of bepaalde huishoudmerken af en toe aanwijzingen zijn dat er van externe specifieke omstandigheden geprofiteerd wordt om, ten minste tijdelijk, de (bruto) marges te verhogen. Zo zijn de consumptieprijzen voor halfafgeroomde melk van het grootste A-merk slechts met mondjesmaat verminderd na het aflopen van het melkakkoord tussen de distributie en de melkveehouders eind 2009, terwijl nochtans de prijzen van de zuivelindustrie eind 2009 op een even hoog peil stonden. Een ander voorbeeld betreft de prijzen van eieren: een van de grote winkelketens heeft in de loop van 2010 de prijzen niet verlaagd nadat de gevolgen van de tijdelijke grotere vraag vanuit Duitsland volledig achter de rug lagen. Zoals hoger vastgesteld worden de consumptieprijzen voor de onderzochte bewerkte levensmiddelen veel minder frequent gewijzigd bij de hard discounters dan bij de andere winkelketens. Dat is slechts ten dele te verklaren door het minder uitgebreide assortiment per product van de eerste groep: voor elk van de door een grote winkelketen aangeboden versies, ook voor de premiers prix, van een product wijzigen de prijzen doorgaans frequenter dan het geval is bij de hard discounters.
56
III.5.C Enkele specifieke aandachtspunten per product. A-merken worden met letter A aangeduid, distributiemerken met letter B en premier prix met ‘C’. Voor koffie bevat het onderzoeksstaal bijvoorbeeld 3 A-merken, 3 distributiemerken en 2 premier prix. KOFFIE Met een gemiddelde stijging in 2010 van 3,4 % was koffie een van de bewerkte levensmiddelen waarvan de prijzen het meest toenamen. Vooral in de tweede helft van het jaar gingen de consumptieprijzen fors de hoogte in en in december lagen ze gemiddeld 10 % hoger dan een jaar ervoor. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de sterke prijsstijging van de grondstoffenprijzen die tussen eind 2009 en eind 2010 met meer dan 70 % zijn geklommen. Het waren de A-merken die, weliswaar met enige vertraging, het meest reageerden op de stijgende noteringen van de grondstof: in juni werd een eerste, omvangrijke verhoging doorgevoerd en ook tijdens de rest van 2010 volgden nog enkele prijsaanpassingen; in december lagen de prijzen van de A-merken al zowat 12 % hoger dan 6 maanden ervoor. Het patroon van de prijsaanpassingen voor A-merken in de verschillende winkelketens was vrij goed vergelijkbaar, hoewel aan het einde van 2010 de prijsverschillen tussen de ketens iets groter waren dan aan het begin van het jaar. Dat zou een tijdelijk verschijnsel kunnen zijn, omdat de prijsaanpassingen nog aan de gang waren en de winkelketens hun finale ”evenwichtsprijs” nog niet hebben bereikt. De prijzen van de distributiemerken namen gemiddeld minder sterk toe en het patroon van de prijsaanpassingen was anders dan bij de A-merken: voor een aantal distributiemerken vonden de eerste prijsverhogingen al in 2009 of in de eerste maanden van 2010 plaats en in de loop van het jaar 2010 werden soms tijdelijke prijsverminderingen toegepast. De prijzen van de premiers prix die al meer dan drie jaar stabiel waren gebleven, hebben veel later gereageerd en zijn pas in november licht verhoogd. Bij de vorige noemenswaardige (zij het veel minder omvangrijke) verhoging van de gemiddelde consumptieprijs voor koffie, namelijk in mei-juni 2008, werden gelijksoortige ontwikkelingen opgetekend: de prijsaanpassingen waren vooral het werk van de A-merken en de premiers prix wijzigden niet of nauwelijks. Dat heeft uiteindelijk tot gevolg dat het verschil tussen de goedkoopste en de duurste koffieproducten (de Amerken) alsmaar groter wordt. Maar indien de prijzen van de distributiemerken onderling vergeleken worden dan neigen zij blijkbaar meer en meer naar elkaar toe. Dat zou een indicatie kunnen zijn van verscherpte prijsconcurrentie tussen de warenhuisketens. Grafiek 23: Consumptieprijzen per merk (links) en prijzen per winkel van het voornaamste merk (rechts) (in euro/kg) 12
11,0
11 10,5
10 9
10,0
8 9,5
7 6
9,0
5
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 07 se p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 08 se p/ 0 de 8 c/ 0 m 8 rt/ 0 ju 9 n/ 09 se p/ 0 de 9 c/ 09 m rt/ 1 ju 0 n/ 1 se 0 p/ 1 de 0 c/ 10
A1
A2
A3
B1
B2
B3
C1
C2
Gemiddelde prijs
Bron: ADSEI, berekening INR
57
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 0 se 7 p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 08 se p/ 0 de 8 c/ 0 m 8 rt/ 0 ju 9 n/ 0 se 9 p/ 09 de c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 1 se 0 p/ 1 de 0 c/ 10
8,5
4
Winkel 1
Winkel 2
Winkel 3
MAISOLIE De gemiddelde consumptieprijs voor 1 liter maïsolie lag in december 2010 ruim 50 eurocent hoger dan in december 2006 (1,88 euro/l tegen 1,43 euro). Dat is grotendeels de resultante van twee tegengestelde bewegingen. Tussen eind 2007 en eind 2008 werd een gemiddelde prijsverhoging van ruim 0,75 euro genoteerd, die slechts deels ongedaan werd gemaakt door de prijsverminderingen over gans 2009 en de eerste drie kwartalen van 2010. Uitgesplitst naar merk zijn de prijsbewegingen in de beschouwde periode niet synchroon verlopen. De prijzen van het A-merk zijn reeds in november 2007 beginnen stijgen, wat een tweetal maanden vroeger is dan voor de andere merken. Maar wat nog meer opvalt is dat de prijzen van het A-merk heel wat langer opwaarts gericht waren dan de andere: ze zijn blijven stijgen tot oktober 2009, terwijl de andere merken toen reeds geruime tijd van maand tot maand goedkoper werden. De prijzen van het A-merk zijn later ook wel beginnen zakken en dit tot en met het einde van 2010, terwijl de prijzen van de premiers prix producten in de tweede helft van het verslagjaar veeleer stabiel bleven en die van een distributiemerk zelfs opnieuw waren gestegen. Daarnaast waren de gecumuleerde prijsstijgingen, uitgedrukt in euro, groter voor het A-merk dan voor de andere soorten, terwijl de prijsdalingen geringer waren (behalve in vergelijking met het distributiemerk, dat, zoals hiervoor is gesteld, nog een periode van toename heeft gekend). M.a.w het prijsverschil tussen het duurste product (het A-merk) en de andere soorten is in de beschouwde periode opmerkelijk toegenomen. Uit een vergelijking van de prijzen van het A-merk in de verschillende winkelketens, blijkt dat ze zowel in niveau als in variatie nauw bij elkaar aanleunden tot oktober 2009, dus ook ten tijde van de prijsverhogingen. Nadien waren de ontwikkelingen meer uiteenlopend. Grafiek 24: Consumptieprijzen per merk (links) en prijzen per winkel van het voornaamste merk (rechts) (in euro/l) 2,9
3
2,7
2,5
2,5 2
2,3
1,5
2,1 1,9
1
1,7 1,5
A1
B1
C1
C2
C3
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 07 se p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 08 se p/ 0 de 8 c/ 0 m 8 rt/ 0 ju 9 n/ 0 se 9 p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 07 se p/ 0 de 7 c/ 07 m rt/ 0 ju 8 n/ 08 se p/ 0 de 8 c/ 08 m rt/ 0 ju 9 n/ 09 se p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
0,5
Gemiddelde prijs
Winkel 1
Winkel 2
Winkel 3
Bron: ADSEI, berekening INR
BRAADMARGARINE Het verloop van de gemiddelde consumptieprijzen voor gewone braadmargarine over de beschouwde periode is in drie delen op te splitsen: van eind 2006 tot juli 2008 stegen de prijzen (met in totaal gemiddeld 34 eurocent per kilogram, daarna daalden de prijzen tot augustus 2010 (met in totaal gemiddeld 26 eurocent) om tenslotte opnieuw toe te nemen in de laatste vier maanden van 2010 (met gemiddeld 25 eurocent). Net zoals voor o.m. maïsolie was het prijsverloop niet synchroon tussen de verschillende merken. In dit geval nam de prijs van het kleinste merk het eerst toe (vanaf begin 2007, en heel matig) en blijft deze ook het langst opwaarts gericht (tot april 2009). De prijzen van het A-merk met het grootste gewicht in de index der consumptieprijzen zijn maar beginnen toenemen vanaf mei 2007 en in juli 2008 werd reeds een keerpunt bereikt. Maar dat neemt niet weg dat de gecumuleerde omvang van de prijsverhoging veel groter was voor de A-merken (bijna 40 eurocent, tegen iets meer dan 10 eurocent bij de andere producten).
58
De meer recente toename van het gemiddelde consumptieprijspeil in de laatste maanden van 2010 is dan weer een gevolg van het opnieuw duurder worden van het grootste A-merk. De prijzen van de andere margarinesoorten is recent daarentegen vrij stabiel gebleven. Wordt het prijsverloop van het A-merk met het grootste gewicht per winkel geanalyseerd, dan kan worden vastgesteld dat er weliswaar tijdelijk verschillende prijsniveaus gelden, maar dat ze regelmatig terug naar elkaar toegroeien. Grafiek 25: Consumptieprijzen per merk (links) en prijzen per winkel van het voornaamste merk (rechts) (in euro/kg) 2,0
1,9
1,8
1,8
1,6 1,7
1,4
1,6
1,2 1,0
1,5
0,8 1,4
0,4
1,3
de
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 0 se 7 p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 08 se p/ 0 de 8 c/ 0 m 8 rt/ 0 ju 9 n/ 0 se 9 p/ 0 de 9 c/ 09 m rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 07 se p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 08 ju n/ 0 se 8 p/ 08 de c/ 0 m 8 rt/ 0 ju 9 n/ 0 se 9 p/ 09 de c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
0,6
A1
A2
C1
C2
Winkel 1
Gemiddelde prijs
Winkel 2
Winkel 3
Bron: ADSEI, berekening INR
BOTER Voor 1 kg boter betaalde de consument in december 2010 gemiddeld 6,7 euro, dat is 1,6 euro meer dan 4 jaar ervoor. In die tijdspanne zijn er twee periodes geweest waarin de gemiddelde prijzen zijn gestegen, namelijk van juli 2007 tot december 2007 (+1,1 euro/kg) en van oktober 2009 tot augustus 2010 (+1,0 euro). Tussendoor (van februari 2008 tot juni 2008) is de boterprijs licht gedaald (0,4 euro). De prijzen van de A-merken zijn in de beschouwde periode nooit neerwaarts gericht geweest en op vier jaar tijd gemiddeld met iets minder dan 2 euro toegenomen. Tussen de A-merken onderling zijn er weliswaar verschillen in gemiddeld prijsniveau, maar in variatie volgen ze elkaar vrij dicht op. De prijzen van de distributiemerken en de premiers prix zijn minder asymmetrisch vermits zij in de eerste helft van 2008 wel zijn gedaald. Zowel aan het begin als aan het einde van de beschouwde periode waren de prijzen van de A-merken ongeveer dubbel zo duur als de premiers prix prijzen. De prijzen van de distributiemerken liggen dichter in de buurt van deze laatste dan van de prijzen van de A-merken.
59
Grafiek 26: Consumptieprijzen per merk (links) en prijzen per winkel van het voornaamste merk (rechts) (in euro/kg) 9
8
8
7,5
7
7
6 6,5 5 6
4
5,5
2
5
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 07 se p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 08 se p/ 0 de 8 c/ 08 m rt/ 0 ju 9 n/ 09 se p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
de c/ 0 m 6 rt/ 07 ju n/ 0 se 7 p/ 07 de c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 0 se 8 p/ 0 de 8 c/ 0 m 8 rt/ 0 ju 9 n/ 0 se 9 p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 10 ju n/ 1 se 0 p/ 1 de 0 c/ 10
3
A1
A2
A3
B1
B2
B3
C1
Reeks1
Gemiddelde prijs
Reeks2
Reeks3
Bron: ADSEI, berekening INR
PURE CHOCOLADE In december 2010 betaalde de consument voor 1 kg pure chocolade gemiddeld 7,3 euro, dat is bijna 1 euro meer dan 4 jaar ervoor (6,4 euro in december 2006). De prijzen zijn gestegen in de eerste maanden en de zomer 2008 (met in totaal 0,5 euro) en in mei 2009 licht gedaald (-0,2 euro). Maar veruit de grootste prijsbewegingen deden zich voor in 2010. Tussen maart en juni werd pure chocolade gemiddeld 1 euro duurder. In de daaropvolgende drie maanden daalde de gemiddelde prijs lichtjes (-0,3 euro). De prijsbewegingen voor pure chocolade worden volledig gedomineerd door die van het meest bekende A-merk, dat in de index der consumptieprijzen een gewicht vertegenwoordigt van 89 % van het geheel van pure chocolade. Buiten een premiers prix product is er trouwens geen enkele andere pure-chocoladesoort die in de index meer dan 2,5 % van het totaal vertegenwoordigt. De enige prijsstijging bij het premier prix product over het geheel van de periode bleef zonder gevolgen voor het gemiddelde prijsniveau van pure chocolade. Uit een vergelijking van het prijsverloop van het A-merk in de verschillende winkelketens blijkt dat er tot de eerste helft van vorig jaar een grote onderlinge convergentie bestond. Maar in de meest recente periode is daar enigszins verandering in gekomen. Sommige winkelketens hebben hun prijzen aanvankelijk sterker laten toenemen dan andere, maar die hebben achteraf hun prijzen ook iets meer laten zakken. Dat zou er kunnen op wijzen dat een winkelketen het zich niet kan veroorloven om de prijsverschillen met de andere ketens langdurig te verhogen. Grafiek 27: Consumptieprijzen per merk (links) en prijzen per winkel van het voornaamste merk (rechts) (in euro/kg) 8,5
7
8,0
6
7,5
5
7,0
4
6,5
3
6,0
A1
C1
de
de
c/ 0 m 6 rt / 0 ju 7 n/ 0 se 7 p/ de 07 c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 0 se 8 p/ de 08 c/ 0 m 8 rt/ 0 ju 9 n/ 0 se 9 p/ de 09 c/ 0 m 9 rt / 1 ju 0 n/ 1 se 0 p/ de 10 c/ 10
c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 0 se 7 p/ de 07 c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 0 se 8 p/ de 08 c/ 0 m 8 rt/ 09 ju n/ s e 09 p/ de 09 c/ 0 m 9 rt/ 10 ju n/ s e 10 p/ de 10 c/ 10
8
Gemiddelde prijs
Winkel 1
Bron: ADSEI, berekening INR
60
Winkel 2
Winkel 3
MELKCHOCOLADE De prijzen van melkchocolade zijn heel sterk gestegen in de laatste drie kwartalen van 2010. In de daaraan voorafgaande periode werden gemiddeld weinig of geen noemenswaardige bewegingen opgetekend en in maart 2010 betaalde de consument gemiddeld niet meer dan in december 2006. Maar in de periode april-juni 2010 verhoogde de prijs met gemiddeld 1,3 euro (van 8,5 euro/kg naar 10,3 euro, hetzij een toename met 21 %). In de twee laatste maanden van 2010 kwam er nog eens gemiddeld 0,3 euro bij. Net zoals dat het geval is voor pure chocolade, wordt het prijsverloop voor melkchocolade volledig bepaald door dat van het grootste A-merk. Maar anders dan voor pure chocolade en voor andere voedingsproducten, zijn de prijsontwikkelingen voor dat A-merk sterk verschillend geweest naargelang de winkelketen. In de periode van december 2006 tot maart 2010 (periode waarbinnen de gemiddelde prijzen nauwelijks wijzigden) hebben bepaalde winkelketens de prijzen voor dat A-merk vrij sterk laten stijgen, terwijl andere winkelketens hun prijzen weinig veranderden en bij nog andere dat product zelfs goedkoper werd. Er zij wel aangestipt dat het de kleinere winkelketens zijn die hun prijzen in opwaartse zin hebben aangepast. Grafiek 28: Consumptieprijzen per merk (links) en prijzen per winkel van het voornaamste merk (rechts) (in euro/kg) 11
11
10
10
9 8
9 7 6
8
5
7
A1
A2
C1
c/ 0 m 6 r t/ 0 ju 7 n/ 07 se p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 r t/ 0 ju 8 n/ 0 se 8 p/ 0 de 8 c/ 08 m r t/ 0 ju 9 n/ 0 se 9 p/ 09 de c/ 0 m 9 r t/ 1 ju 0 n/ 1 se 0 p/ 10 de c/ 10
de
m
de
c/ 06 rt / 0 ju 7 n/ 0 se 7 p/ de 07 c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 0 se 8 p/ de 08 c/ 0 m 8 rt/ 0 ju 9 n/ se 09 p/ de 09 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ se 10 p/ de 10 c/ 10
4
Winkel 1
Gemiddelde prijs
Winkel 2
Winkel 3
Bron: ADSEI, berekening INR
VRUCHTENJAM De gemiddelde consumptieprijs voor vruchtenjam is tussen december 2006 en september 2009 geleidelijk gestegen, met om de 6 maanden een verhoging van de prijs met gemiddeld 1 eurocent per kilogram. Aan die tendens is een einde gekomen in oktober 2009 toen voor de enige keer in de beschouwde periode iets minder moest worden betaald dan de maand ervoor. Sindsdien is het gemiddelde consumptieprijspeil ongewijzigd gebleven. Voor dit product bevat het onderzoeksstaal zowel A-merken, distributiemerken als premiers prix. In de index der consumptieprijzen zijn er in totaal zes soorten vruchtenjam die een gewicht van meer dan 2,5 % vertegenwoordigen. Het A-merk heeft het grootste gewicht, maar is minder bepalend voor het gemiddeld prijsverloop dan het geval is voor het A-merk voor chocolade. Het prijsverloop van de verschillende merken tijdens de afgelopen vier jaar is vrij sterk uiteenlopend en gezamenlijke periodes van prijsstijgingen of prijsdalingen kunnen bijvoorbeeld niet worden onderscheiden. Mogelijk heeft dat te maken met de aard van het product: de samenstelling van de jam kan verschillend zijn naargelang het product en de prijzen van de erin verwerkte vruchten evolueren niet noodzakelijk in dezelfde zin.
61
Grafiek 29: Consumptieprijzen per merk (links) en prijzen per winkel van het voornaamste merk (rechts) (in euro/kg) 4,5
1,95
4,0
1,90 1,85
3,5
1,80 3,0 1,75 2,5
1,70 1,65
1,5
1,60
A1
B1
B2
B3
C1
C2
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 0 se 7 p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 08 se p/ 0 de 8 c/ 0 m 8 rt/ 0 ju 9 n/ 0 se 9 p/ 0 de 9 c/ 09 m rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 0 se 7 p/ 07 de c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 08 se p/ 0 de 8 c/ 08 m rt/ 0 ju 9 n/ 09 se p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
2,0
Gemiddelde prijs
Winkel 1
Winkel 2
Winkel 3
Bron: ADSEI, berekening INR
TRAPPISTENBIER De consumentenprijs van bier wordt gevolgd aan de hand van vier getuigen, die elk een gewicht van een kwart in de index voor bier vertegenwoordigen: pilsbier in blik, pilsbier in gewaarborgde verpakking, witbier en trappistenbier. In de beschouwde periode zijn het vooral deze laatste twee die duurder zijn geworden. Terwijl een krat pils tussen december 2006 en december 2010 gemiddeld 11 % duurder werd, zijn de prijzen voor trappist en witbier met zowat 15 % gestegen. De prijs van trappist is beginnen stijgen rond de jaarwisseling van 2007-2008 en was opwaarts gericht tot augustus vorig jaar. Daarna volgde een periode van meer stabiele prijzen. Hoewel elk van de vier trappistenmerken die worden gevolgd in het kader van de index van de consumptieprijzen gevoelig in prijs is gestegen, zijn er toch een aantal significante verschillen in hun respectieve prijsverloop tijdens de afgelopen vier jaar: •
zo bedroeg de totale prijsstijging voor een bepaald merk zowat het dubbele van dat van een ander merk;
•
de prijs van één van de merken (groene curve) is in 2008 3 à 4 maanden voor die van de andere merken beginnen toenemen. Voor datzelfde merk hebben de prijzen zich in de loop van 2010 ook het snelst gestabiliseerd.
Worden de prijzen van elk van de trappistenmerken in de verschillende winkelketens vergeleken dan blijken zowel de prijsniveaus als het prijsverloop nogal uiteenlopend te zijn (meer in elk geval dan doorgaans het geval is voor de A-merken uit het onderzochte staal).
62
Grafiek 30: Consumptieprijzen per merk (links) en prijzen per winkel van het voornaamste merk (rechts) (in euro/l)
3,9
3,1
3,7
3,0
3,5
2,9
3,3
2,8
3,1
2,7
2,9
2,6
2,7
2,5
2,5
2,4
de
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 07 se p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 08 se p/ 0 de 8 c/ 08 m rt/ 0 ju 9 n/ 09 se p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 07 se p/ 0 de 7 c/ 07 m rt/ 0 ju 8 n/ 0 se 8 p/ 0 de 8 c/ 08 m rt/ 0 ju 9 n/ 0 se 9 p/ 09 de c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 1 se 0 p/ 10 de c/ 10
4,1
3,2
A1
A2
A3
A4
Winkel 1
Gemiddelde prijs
Winkel 2
Winkel 3
Bron: ADSEI, berekening INR
WITBIER De gemiddelde prijs van witbier was, op enkele korte onderbrekingen na, systematisch opwaarts gericht. Voor dit soort bier is er één A-merk dat, door zijn grote gewicht in het totaal van de voor dit product gevolgde getuigen in de index, sterk bepalend is voor de gemiddelde prijsevoluties. De prijzen van de twee andere getuigen (die toch een marktaandeel hebben van meer dan 2,5 %) zijn in de afgelopen jaar ongeveer in dezelfde mate toegenomen dan die van de marktleider, maar het tussentijds pad was wel verschillend. Terwijl de prijzen van het meest bekende A-merk vooral tussen augustus 2008 en augustus 2009 zijn verhoogd, werd het distributiemerk veeleer in de tweede helft van 2009 duurder. De prijzen voor het kleinere A-merk kenden een iets grilliger verloop en zijn in verschillende stappen opwaarts aangepast, met vooral een fikse prijsstijging in het laatste kwartaal van 2010. Grafiek 31: Consumptieprijzen per merk (links) en prijzen per winkel van het voornaamste merk (rechts) (in euro/l) 2,40
2,30 2,25
2,30
2,20 2,20
2,15
2,10
2,10 2,05
2,00
2,00
1,90
1,95 1,90
1,80
1,85
1,70
de
c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 07 se p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 0 se 8 p/ 0 de 8 c/ 08 m rt/ 0 ju 9 n/ 09 se p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 0 se 7 p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 0 se 8 p/ 0 de 8 c/ 08 m rt/ 0 ju 9 n/ 0 se 9 p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 1 se 0 p/ 1 de 0 c/ 10
1,80
A1
A2
B1
Gemiddelde prijs
Winkel 1
Bron: ADSEI, berekening INR
63
Winkel 2
Winkel 3
CENTWAFEL Centwafels is een van de producten waarvan de gemiddelde consumptieprijs de afgelopen vier jaar bijna continu opwaarts gericht was. In december 2010 betaalde de klant zowat 30 % meer dan vier jaar ervoor. Voor dit product is er ook één A-merk dat, door het grote gewicht onder de getuigen die gevolgd worden in het kader van de index, in grote mate bepalend is voor het gemiddelde prijsverloop. De prijzen voor dat Amerk zijn continu gestegen (iets sneller eind 2007-begin 2008). Het prijsverloop in elk van de winkelketens was vrij uniform. De prijzen van de distributiemerken zijn lange tijd stabiel gebleven (op 1 of 2 op- of neerwaartse prijsaanpassingen na), maar in de loop van 2010 zijn ze wel veel duurder geworden. Daardoor lag het gemiddelde prijsverschil tussen het A-merk en de distributiemerken aan het einde van vorig jaar ongeveer op hetzelfde niveau als vier jaar voordien. De gemiddelde prijs van het premiers prix product is in de beschouwde periode daarentegen onveranderd gebleven, met als gevolg dat het eind vorig jaar ruim 60 % goedkoper was dan het A-merk. Grafiek 32: Consumptieprijzen per merk (links) en prijzen per winkel van het voornaamste merk (rechts) (in euro/kg) 0,80
0,9
0,78
0,8
0,76
0,7
0,74
0,6
0,72 0,70
0,5
0,68
0,4
0,66 0,64
0,3
0,62 0,60
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 07 se p/ 0 de 7 c/ 07 m rt/ 0 ju 8 n/ 08 se p/ 0 de 8 c/ 0 m 8 rt/ 0 ju 9 n/ 09 se p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 07 se p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 0 se 8 p/ 08 de c/ 0 m 8 rt/ 0 ju 9 n/ 0 se 9 p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
0,2
A1
B1
B2
C1
Gemiddelde prijs
Winkel 1
Winkel 2
Winkel 3
Bron: ADSEI, berekening INR
PUDDINGPOEDER Ook voor puddingpoeder namen de consumptieprijzen de afgelopen vier jaar continu toe. Er zijn vier periodes te onderscheiden waarin de prijsverhogingen zijn geconcentreerd: begin 2007, eerste helft 2008, eerste helft 2009 en tweede kwartaal 2010. Vooral in de eerste zes maanden van 2008 en in de eerste drie kwartalen van 2010 ging de gemiddelde prijs fors de hoogte in. Puddingpoeder is in die zin speciaal dat de markt gedomineerd wordt door twee A-merken, terwijl er weinig of geen distributiemerken of premiers prix voorhanden zijn. Binnen het staal van ADSEI heeft het ene A-merk een gewicht dat bijna drie keer zo groot is als dat van het andere. Dat heeft uiteraard tot gevolg dat de prijsaanpassingen voor het grootste A-merk sterk doorspelen in het gemiddelde. Maar omdat de prijzen van het andere merk tussen februari 2008 en juli 2008 gemiddeld met maar liefst 68 % werden verhoogd, hebben zij een grote rol gespeeld in de versnelde gemiddelde prijsstijging in de eerste helft van 2008. Door die felle prijsverhoging is dat merk nu veel duurder geworden dan het andere, terwijl het omgekeerde voorheen gold. Men kan zich de vraag stellen of de consument zich bewust is van de ommekeer in de relatieve prijzen, vooral omdat de prijsverhoging bij dat ene merk grotendeels tot stand is gekomen via een aanpassing in het aangeboden gewicht (en het aantal gebruikseenheden) per verpakkingseenheid.
64
Grafiek 33: Consumptieprijzen per merk (links) en prijzen per winkel van het voornaamste merk (rechts) (in euro/kg) 6,0
3,9
5,5
3,7
5,0
3,5
4,5 3,3 4,0 3,1
3,5
2,9
2,5
2,7
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 0 se 7 p/ 07 de c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 08 se p/ 0 de 8 c/ 08 m rt/ 0 ju 9 n/ 09 se p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
de c/ 0 m 6 rt/ 07 ju n/ 0 se 7 p/ 07 de c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 0 se 8 p/ 0 de 8 c/ 0 m 8 rt/ 0 ju 9 n/ 09 se p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 1 se 0 p/ 1 de 0 c/ 10
3,0
A1
A2
Winkel 1
Gemiddelde prijs
Winkel 2
Winkel 3
Bron: ADSEI, berekening INR
EIEREN In december 2010 betaalde de consument gemiddeld 36 % meer voor eieren dan vier jaar ervoor, nochtans lag de basisprijs op de markt van Kruishoutem toen niet hoger dan vier jaar ervoor. De beschouwde periode kan in vier delen worden opgesplitst. Van december 2006 tot februari 2008 werd dit product geleidelijk wat duurder. Daarna bleven de prijzen, op een daling in oktober 2008 na, stabiel tot september 2009. Vanwege de verandering in de vraagomstandigheden (de vraag vanuit Duitsland steeg aanzienlijk) schoot de consumentenprijs voor eieren snel de hoogte in tijdens de maanden september 2009 tot en met februari 2010. Toen de Duitse vraag opnieuw naar een gebruikelijker niveau terugkeerde, ging ook de gemiddelde consumptieprijs in de Belgische winkels zakken en keerde hij terug naar het niveau van voor de prijsopstoot. Voor eieren bestaan er geen echte merknamen en gebeurde de analyse op basis van de gemiddelde prijs per winkelketen. Een eerste vaststelling is dat er altijd grote verschillen zijn geweest tussen de prijzen van de beschouwde ketens: in de duurdere winkelketens betaalt de consument meer dan het dubbele dan in de goedkopere ketens. Maar dat belet niet dat de winkelketens hun prijzen voor eieren in grote lijnen op een vergelijkbare manier hebben laten evolueren: tot begin 2008 waren de prijzen overal opwaarts gericht en nadien veeleer stabiel (enkel bij een van de de premiers prix was er een lichte prijsafname). De tijdelijk speciale marktomstandigheden tussen september 2009 en september 2010 werden in bijna alle winkelketens eveneens op een soortgelijke wijze verwerkt: de prijsstijging die eerst plaatsgreep (enigszins verschillend in amplitude van keten tot keten) werd nadien volledig ongedaan gemaakt. Toch is er één uitzondering: een van de winkelketens heeft de prijs voor eieren nog niet laten zakken na de terugkeer naar een meer normale marktsituatie (er zij wel aan toegevoegd dat de prijsverhoging er iets lager was dan gemiddeld in de andere ketens).
65
Grafiek 34: Consumptieprijzen per winkelketen (in euro) 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1
de c/ 0 m 6 rt/ 07 ju n/ 0 se 7 p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 08 ju n/ 0 se 8 p/ 0 de 8 c/ 0 m 8 rt/ 09 ju n/ 0 se 9 p/ 09 de c/ 0 m 9 rt/ 10 ju n/ 1 se 0 p/ 1 de 0 c/ 10
0,5
1
2
3
4
5
Gemiddelde prijs
Bron: ADSEI, berekening INR
VOLLE YOGHURT Net zoals in het geval van smeltkaas, halfafgeroomde melk, harde kaas en halfharde kaas (waarvan het prijsverloop hierna wordt toegelicht) wordt de prijs voor volle yoghurt mede bepaald door de producentenprijs voor melk. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het consumptieprijsverloop voor die producten bepaalde gelijkenissen vertoont. Voor volle yoghurt bleven de consumptieprijzen in de beschouwde periode aanvankelijk stabiel. Maar tussen september 2007 en maart 2008 nam de gemiddelde prijs toe met een kwart (van 2,0 naar 2,5 euro/kg). In die periode waren ook de prijzen voor de melkveehouder aanzienlijk gestegen. Nadien bleven de prijzen aan de consument gemiddeld stabiel, in weerwil van het feit dat de prijzen die de melkveehouder in die periode ontving tijdelijk zeer sterk zijn gedaald. Voor yoghurt bestaan er zowel A-merken, distributiemerken als premiers prix. Wordt het prijsverloop van de verschillende soorten met elkaar vergeleken dan blijkt dat ze alle duurder zijn geworden in het laatste kwartaal van 2007 en de eerste helft van 2008. Er zij wel aangestipt dat de prijzen van het A-merk langer zijn blijven toenemen dan de andere en daardoor uiteindelijk op een hoger niveau zijn komen te liggen dan de gemiddelde prijzen van de distributiemerken (wat voorheen niet het geval was). In de daaropvolgende periode vertoonden de prijzen van de distributiemerken en de premiers prix een licht dalende tendens (en dus de goedkoper geworden melkprijs enigszins doorrekenden aan de klant), wat helemaal niet het geval was voor de prijzen van het A-merk, die daarentegen nog licht opwaarts gericht bleven. Wat het A-merk betreft, is het trouwens opvallend dat de verschillende winkelketens zeer vergelijkbare prijsniveaus en prijsaanpassingen hanteren. Zelfs een zeer tijdelijke prijsvermindering in december 2008 bleek in alle winkelketens tegelijkertijd te hebben plaatsgevonden.
66
Grafiek 35: Consumptieprijzen per merk (links) en prijzen per winkel van het voornaamste merk (rechts) (in euro/kg) 3
3,0 2,9
2,5
2,8 2,7
2
2,6 2,5 2,4
1,5
2,3 2,2
1
2,1 2,0
A1
B1
B2
C1
de
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 07 se p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 08 se p/ 0 de 8 c/ 08 m rt/ 0 ju 9 n/ 09 se p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 07 se p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 0 se 8 p/ 0 de 8 c/ 08 m rt/ 0 ju 9 n/ 0 se 9 p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 1 se 0 p/ 1 de 0 c/ 10
0,5
Gemiddelde prijs
Reeks1
Reeks2
Reeks3
Bron: ADSEI, berekening INR
SMELTKAAS Ook de prijzen van smeltkaas bleven aanvankelijk stabiel, om dan zeer sterk te stijgen tussen september 2007 en maart 2008 (van 9,5 euro/kg naar 11,2 euro, een toename met 18 %). Nadien bleef de tendens licht opwaarts gericht (12,5 euro in december 2010). Voor dit product bevinden zich in het onderzochte staal geen distributiemerken. Het prijsverloop wordt in grote mate bepaald door één A-merk. Het andere A-merk is duurder en de prijs ervan vertoont een trendmatige stijging. Tussen december 2006 en december 2010 is de prijs ervan het meest gestegen. De prijzen van het goedkoopste merk (de premiers prix) wijzigden veel minder dan die van het andere en over het geheel van de periode ook in minder grote mate. Een en ander heeft tot gevolg dat het prijsverschil tussen het goedkoopste product en de andere in de beschouwde periode is vergroot. Wat het A-merk met het grootste gewicht betreft, kan worden gesteld dat de verschillende winkelketens opnieuw sterk vergelijkbare prijzen en prijsaanpassingen hanteren. Er is wel een keten die geregeld heel tijdelijk zijn prijzen laat zakken. Grafiek 36: Consumptieprijzen per merk (links) en prijzen per winkel van het voornaamste merk (rechts) (in euro/kg) 18
14
16
13
14 12
12 10
11
8
10
6 9
4
8
m
de
c/ 06 rt/ 0 ju 7 n/ 0 se 7 p/ 07 de c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 0 se 8 p/ 08 de c/ 0 m 8 rt/ 0 ju 9 n/ 09 se p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 1 se 0 p/ 10 de c/ 10
de c/ 0 m 6 rt/ 07 ju n/ 0 se 7 p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 0 se 8 p/ 0 de 8 c/ 08 m rt/ 0 ju 9 n/ 0 se 9 p/ 0 de 9 c/ 09 m rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
2
A1
A2
C1
Gemiddelde prijs
Reeks1
Bron: ADSEI, berekening INR
67
Reeks2
Reeks3
BELGISCHE HALFHARDE KAAS De prijs van halfharde kaas was in de eerste helft licht opwaarts gericht. Daarna gingen de prijzen pijlsnel naar omhoog: tussen juli 2007 en februari 2008 namen de prijzen toe met 13 % (van 12,8 euro/kg in juli tot 14,5 euro in februari 2008). Daarna bleven ze een tijdlang stabiel, om in november 2009 iets te zakken. Sindsdien zijn er weinig of geen prijsbewegingen meer geweest. De A-merken bepalen volledig het beeld. Wat het voornaamste A-merk betreft, zijn er anders dan voor de meeste merken grotere verschillen tussen het prijsverloop in de verschillende winkelketens. In de periode juli 2007 tot en met februari 2008 hebben de verschillende winkelketens de prijzen van het A-merk wel allemaal fors verhoogd, maar in de rest van de periode bleken er toch wat meer verschillen in het prijsgedrag van toepassing te zijn. Grafiek 37: Consumptieprijzen per merk (links) en prijzen per winkel van het voornaamste merk (rechts) (in euro/kg) 16
14
15
12
14
10
13
8
12
6
11
4
10
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 07 se p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 08 se p/ 0 de 8 c/ 08 m rt/ 0 ju 9 n/ 09 se p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 0 se 7 p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 08 ju n/ 0 se 8 p/ 0 de 8 c/ 0 m 8 rt/ 0 ju 9 n/ 09 se p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
16
A1
A2
A3
A4
A5
A6
C1
Gemiddelde prijs
Winkel 1
Winkel 2
Winkel 3
Bron: ADSEI, berekening INR
HARDE KAAS (GOUDA TYPE) De consumptieprijs voor harde kaas was aanvankelijk stabiel, maar net als voor de andere zuivelproducten werd de consument daarna geconfronteerd met forse prijsstijgingen. Tussen september 2007 en maart 2008 was er sprake van een toename met 19 % (van 6,8 euro naar 8,1 euro/kg). Op een lichte daling in april en augustus 2009 na, bleven de prijzen daarna geruime tijd gemiddeld stabiel. Naar het einde van de beschouwde periode leek er zich een lichte opwaartse prijstendens af te tekenen. Voor harde kaas zijn er geen echte A-merken en bijna elke winkelketen heeft zijn specifiek aanbod van harde kaas. In de periode van forse prijsstijging hebben alle winkels hun prijzen opgevoerd, maar de hard discounters toch in mindere mate dan de andere. De lichte prijsdalingen in de loop van 2009 waren trouwens ook te danken aan prijsaanpassingen bij de goedkopere winkels. De prijzen van de andere winkelketens blijven meestal in mekaars buurt, al komt het voor dat een keten zijn prijzen tijdelijk meer laat afwijken (in opwaartse zin) van de andere dan gewoonlijk. Maar op de langere termijn neigen de prijzen terug naar mekaar.
68
Grafiek 38: Consumptieprijzen per winkelketen (in euro/kg) 10 9 8 7 6 5 4
de c/ 0 m 6 rt/ 07 ju n/ 0 se 7 p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 08 ju n/ 0 se 8 p/ 0 de 8 c/ 0 m 8 rt/ 09 ju n/ 0 se 9 p/ 09 de c/ 0 m 9 rt/ 10 ju n/ 1 se 0 p/ 1 de 0 c/ 10
3
1
2
3
4
5
6
7
8
Gemiddelde prijs
Bron: ADSEI, berekening INR
HALFAFGEROOMDE MELK Na een licht opwaartse tendens in de eerste helft van 2007 was er ook bij de prijzen van halfafgeroomde melk sprake van een zeer forse verhoging in de daaropvolgende maanden: tussen juni 2007 en januari 2008 schoot de prijs naar omhoog met 33 % (van gemiddeld 0,58 euro per liter in juni 2007 tot gemiddeld 0,77 euro in januari 2008). Tijdens de volgende drie maanden bleven de prijzen voor halfafgeroomde melk gemiddeld stabiel op dat hoge niveau, om nadien heel geleidelijk en traag te zakken tot juni 2009 (gemiddelde prijs van 0,67 euro). Meteen na het melkakkoord tussen de distributie en de producenten diende de consument opnieuw veel meer te betalen voor melk. Na het aflopen van dat akkoord kwamen de prijzen vrij snel (vanaf april 2010) opnieuw in de buurt te liggen van die van voor het melkakkoord. Sindsdien is het gemiddelde prijspeil gestabiliseerd, maar dat is het resultaat, zoals hierna zal blijken, van uiteenlopende evoluties bij de verschillende merken. Ook voor halfafgeroomde melk worden in het kader van de index der consumptieprijzen zowel A-merken, distributiemerken als premiers prix gevolgd. Rekening houdend met de tijdens de beschouwde periode zeer sterk wisselende marktomstandigheden (periodes van fors oplopende en daarna fors teruglopende prijzen voor de melkveehouders, tijdelijk melkakkoord) wekt het geen verwondering dat de prijsbewegingen van de verschillende merken in grote lijnen overeenstemmen. Maar er kunnen toch een ganse reeks specifieke prijsgedragingen worden onderscheiden. Zo stemmen de prijsniveaus en de prijsaanpassingen voor de premiers prix praktisch volledig overeen. De prijsbewegingen verlopen er meer symmetrisch dan bij de andere merken, met andere woorden prijzen lijken zich aan de wisselende marktomstandigheden zowel in opwaartse als in neerwaartse zin op een vergelijkbare manier aan te passen. Dat is al minder het geval voor de distributiemerken, waar al een zekere weerstand voor neerwaartse prijsaanpassingen lijkt te bestaan. Maar dat is nog duidelijker voor het A-merk met het grootste gewicht. Na de eerste periode van forse prijstoename (dus vanaf februari 2008) en tot aan de vooravond van het melkakkoord is het A-merk nauwelijks goedkoper geworden, terwijl de prijzen bij de hard discounters fors werden verlaagd. Na het aflopen van het melkakkoord heeft dat A-merk er heel wat langer dan de andere over gedaan om de prijzen opnieuw naar het oorspronkelijke niveau te laten terugkeren. Wat dit laatste betreft, kan worden vastgesteld dat de winkelketens niet allemaal tegen hetzelfde tempo hun prijzen hebben laten zakken. Gemiddeld beschouwd heeft het tot de laatste maanden van 2010 geduurd vooraleer het aflopen van het melkakkoord in de prijzen van het A-merk was doorgerekend. Ondertussen zijn de prijzen van enkele distributiemerken reeds opnieuw opwaarts gericht (allicht omdat de prijzen aan de melkveehouder eveneens al een tijd aan het stijgen zijn).
69
Grafiek 39: Consumptieprijzen per merk (links) en prijzen per winkel van het voornaamste merk (rechts) (in euro/l) 1,1
1,1
1
1,05 1
0,9
0,95
0,8
0,9 0,7
0,85
0,6
0,8 0,75
0,4
0,7
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 0 se 7 p/ 07 de c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 08 se p/ 0 de 8 c/ 08 m rt/ 0 ju 9 n/ 09 se p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 0 se 7 p/ 07 de c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 0 se 8 p/ 0 de 8 c/ 0 m 8 rt/ 09 ju n/ 0 se 9 p/ 0 de 9 c/ 09 m rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
0,5
A1
A2
B1
B2
B3
C1
C2
Gemiddelde prijs
Winkel 1
Winkel 2
Winkel 3
Bron: ADSEI, berekening INR
BROODPRODUCTEN: BRUIN BROOD, ROZIJNENKOEKEN EN BROODJES De consument heeft af te rekenen met voortdurend licht stijgende broodprijzen. In de beschouwde periode gingen de gemiddelde prijzen geleidelijk naar omhoog. In de tweede helft van 2007 nam het prijsstijgingstempo wel tijdelijk toe (allicht onder impuls van stijgende producentenprijzen). In december 2010 werd voor een bruin brood gemiddeld 13,3 % (of bijna 30 eurocent) meer betaald dan in december 2006. Het aanbod is hoofdzakelijk afkomstig van de gewone bakkerijen, maar voor de index der consumptieprijzen worden ook de prijzen in enkele winkelketens opgevolgd. Terwijl de gewone bakkers hun prijzen nooit laten zakken, is dat in de grotere winkelketens wel af en toe het geval geweest, al blijven ook in die gevallen prijsverminderingen zeer beperkt in aantal en omvang. Grafiek 40: Consumptieprijzen bruin brood in bakkerijen en winkelketens (in euro) 2,6 2,5 2,4 2,3 2,2 2,1 2,0
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 0 se 7 p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 08 ju n/ 0 se 8 p/ 0 de 8 c/ 0 m 8 rt/ 09 ju n/ 0 se 9 p/ 09 de c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
1,9
1
2
3
Gemiddelde prijs
Bron: ADSEI, berekening INR
Voor twee andere broodproducten die in het kader van de index van de consumptieprijzen worden opgevolgd, namelijk broodjes en rozijnenkoeken, zijn de prijzen tijdens de beschouwde periode nog sterker gestegen. Een broodje kostte in december 2010 gemiddeld bijna 17 % meer dan 4 jaar ervoor. De prijzen zijn geleidelijk verhoogd. Bij de winkelketens die broodjes aanbieden werden relatief sterkere prijsstijgingen doorgevoerd dan gemiddeld bij de gewone bakkerijen. Daardoor betaalt de consument nu gemiddeld meer in een grote winkelketen dan bij de gewone bakker. Maar door het geringe gewicht van de winkelketens voor dat product heeft dat het gemiddelde maar in beperkte mate beïnvloed.
70
In het geval van rozijnenkoeken betaalde de consument in december zowat 20 % meer dan vier jaar ervoor. De prijzen zijn continu in de tijd gestegen en ook hier valt op dat de winkelketens hun prijzen relatief meer hebben opgetrokken dan de bakkers. Grafiek 41: Consumptieprijzen broodjes (links) en rozijnenkoeken (rechts) in bakkerijen en winkelketens (in euro) 0,43
1,00
0,41
0,95
0,39
0,90
0,37
0,85
0,35
0,80
0,33
0,75
0,31
0,70
0,29
0,65
0,25
0,60 de
m
de
c/ 06 rt / 0 ju 7 n/ se 07 p/ de 07 c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ se 08 p/ de 08 c/ 0 m 8 rt/ 0 ju 9 n/ 0 se 9 p/ d e 09 c/ 0 m 9 rt / 1 ju 0 n/ 1 se 0 p/ de 10 c/ 10
c/ 0 m 6 r t/ 0 ju 7 n/ 0 se 7 p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 r t/ 0 ju 8 n/ 0 se 8 p/ de 08 c/ 0 m 8 r t/ 0 ju 9 n/ 0 se 9 p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 r t/ 1 ju 0 n/ se 1 0 p/ de 10 c/ 10
0,27
1
2
3
1
Gemiddelde prijs
Bron: ADSEI, berekening INR
71
2
3
Gemiddelde prijs
LIJST VAN AFKORTINGEN ABEX
Associatie van Belgische Experten
ABS
Algemeen boerensyndicaat
ADSEI
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Belpex
Belgian Power Exchange
BIV
Belasting op Inverkeerstelling
BTW
Belasting op Toegevoegde Waarde
COICOP
Classification Of Individual Consumption According to Purpose
CPI
Consumenten Prijs Index
CREG
Commissie voor de Regulering van de Electriciteit en het Gas
EC
Europese Commissie
EG
Europese Gemeenschap
Endex
European Energy Derivatives Exchange
EU
Europese Unie
Fedis
Belgische federatie van de distributieondernemingen (Comeos)
FOD Economie
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O, Middenstand en Energie
HICP
Harmonized Indices of Consumer Prices
HT
Zonder belasting
INR
Instituut voor de Nationale Rekeningen
IPP
Index der producentenprijzen
K1
Eerste kwartaal
K2
Tweede kwartaal
K3
Derde kwartaal
K4
Vierde kwartaal
Kg
Kilogram
Km
Kilometer
kWh
Kilowattuur
LPG
Liquefied Petroleum Gas
72
mWh
megawattuur (1000 kWh)
NACE
Economische activiteitennomenclatuur in de Europese Gemeenschap
NBB
Nationale Bank van België
TTC
Alle belastingen inbegrepen
73
BIJLAGEN BIJLAGE 1A: OVERZICHT VAN DE PRIJSWIJZIGINGEN BIJ PRODUCTEN EN DIENSTEN TUSSEN HET JAAR 2009 EN 2010 (RANGSCHIKKING IN DALENDE VOLGORDE VAN PRIJSSTIJGING) Benaming LPG Gasolie voor verwarming: levering van minstens 2000 l
Gewicht 2010 (‰) 0,67
Inflatie (%) 29,6
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Benaming
0,02
Gewicht 2010 (‰)
Inflatie (%)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Bioscoop
2,67
6,9
0,02
Schrift met losse bladen
1,89
6,9
0,01
Erwtjes
0,77
6,8
0,01
Pure chocolade
1,50
6,8
0,01 0,00
3,92
28,7
0,13
Kropsla Gasolie voor verwarming: levering minder dan 2000 l
0,52
28,1
0,01
5,88
27,5
0,19
Komkommers
0,09
6,8
Aardappelen
1,84
25,8
0,05
Cent wafer
1,34
6,2
0,01
Ajuin
0,48
25,8
0,01
Pruimen
0,11
6,1
0,00
Tomaten
1,91
24,5
0,04
Olieverversen
5,83
5,6
0,04
Citroenen
0,28
22,9
0,01
Spliterwten
0,06
5,6
0,00
Aardbeien
0,63
22,1
0,01
Veearts: raadpleging
1,28
5,6
0,01
Abrikozen
0,06
21,6
0,00
Frankfurter worstjes
0,59
5,5
0,00
Asperges
0,14
18,9
0,00
Verklarend woordenboek
1,00
5,5
0,01
Perziken Gasolie voor wegvervoer ("diesel")
0,19
18,5
0,00
Sociale huur
5,07
5,4
0,03
0,66
5,3
0,00
0,39
5,3
0,00
17,80
18,4
0,34
Diepvriesfriet
Bloemkolen
0,43
17,5
0,01
Gerbera's
Gouden trouwring
1,54
15,1
0,04
Lelies
0,39
5,2
0,00
0,00
Stripverhaal
1,00
5,0
0,01
1,59
5,0
0,01
Kersen
0,15
14,8
Paprika's
0,53
14,6
0,01
Fluorescerende buislamp
Propaan
0,49
13,9
0,01
Dweil
1,16
4,9
0,01
1,60
4,8
0,01
Nectarines
0,32
13,7
0,00
Frisdrank (automaat)
Meloenen
0,13
13,6
0,00
Chips
1,46
4,7
0,01
0,00
Candybar (automaat)
1,60
4,7
0,01
5,59
4,7
0,03
Butaan
0,34
13,1
Tong
0,36
12,3
0,00
Lange sigaretten
Kippeneieren
1,00
12,1
0,01
Nagellak
1,16
4,7
0,01
Kattenvoeding (Alu-schaaltje)
1,64
4,6
0,01
Spruitjes
0,07
4,6
0,00
Melkerijboter Ongelode benzine 95 RON ("eurosuper") Ongelode benzine 98 RON ("superplus")
0,96
11,7
0,01
13,91
11,3
0,16
Solidago
0,11
4,6
0,00
5,81
11,2
0,07
Toffees
2,63
4,5
0,01
Melkchocolade
1,50
11,0
0,02
Elektriciteit: De (20000kW)
2,78
4,5
0,01
Druiven
0,42
10,9
0,00
Elektriciteit: Da (600 kW)
0,56
4,4
0,00
0,64
4,4
0,00
0,03
10,5
0,00
Begrafenisondernemingen
Visitekaartjes
0,83
9,9
0,01
Alstroemeria
0,21
4,3
0,00
Witloof
1,05
9,9
0,01
Elektrische koffiezet
0,39
4,3
0,00
0,03
4,3
0,00
Oesters
1,45
9,7
0,02
Zeekreeft
Biljet
0,23
9,1
0,00
Elektriciteit: Db (1200 kW)
3,89
4,2
0,02
Autokeuring
0,89
9,0
0,01
Elektriciteit: Dd (7500 kW)
8,33
4,1
0,04
Balpen
1,89
9,0
0,02
Braadpan
0,41
4,1
0,00
Groene bonen
0,23
8,8
0,00
Broodje
3,23
4,1
0,02
3,33
4,1
0,01
0,38
4,0
0,00
Zalm
Vliegtuigticket
1,91
8,3
0,01
Elektriciteit: Dc (3500 kW)
Broccoli
0,30
7,3
0,00
Toiletpapier
74
Benaming
Gewicht 2010 (‰)
Inflatie (%)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Benaming
Gewicht 2010 (‰)
Inflatie (%)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Rozijnenkoek (suissekoek)
2,00
4,0
0,01
Pop
1,03
3,2
0,00
Elektriciteit: Dc1(3500 kW)
8,89
3,9
0,04
Vuurvaste schotel
0,59
3,1
0,00
Strijkplank
1,12
3,9
0,00
3,1
0,00
0,57
3,9
0,00
Torische brilglazen Universiteit: inschrijvingsgeld en examengeld
1,04
Diepvriessoepgroenten
2,30
3,1
0,01
Schouwburgabonnement
3,77
3,9
0,02
Eendagsattracties
1,84
3,1
0,01
Emailverf
3,09
3,9
0,01
Lederen laarzen
1,91
3,1
0,01
Vervangen van remblokjes
5,83
3,8
0,02
Tijdschriften
5,02
3,1
0,02
Aperitief
0,22
3,8
0,00
Reisbijstandsverzekering
0,56
3,1
0,00
Spathiphyllum
0,54
3,8
0,00
Roomijs
1,03
3,1
0,00
Tabletten voor vaatwasser
0,58
3,8
0,00
Festivals
1,88
3,1
0,01
Bouwdoos
1,03
3,8
0,00
Witbier (verloren verpakking)
1,15
3,0
0,00
Ravioli (vers)
0,47
3,8
0,00
Rozen
1,93
3,0
0,01
Trappistenbier
1,15
3,7
0,00
Maandabonnement
0,68
3,0
0,00
Damesfiets
1,09
3,7
0,00
Stof voor overgordijnen
0,73
3,0
0,00
Potgrond
0,71
3,7
0,00
Droogkuis van kostuum
0,47
2,9
0,00
Haarsnit
1,76
3,6
0,01
Autorijschool
1,24
2,9
0,00
Huishoudvuilnisbak Zonnebankabonnement 10 beurten
1,12
3,6
0,00
Toeristische reisgids
1,00
2,9
0,00
0,57
3,6
0,00
Kleuring
3,25
2,9
0,01
0,17
3,5
0,00
Kattenvoeding (Blik)
1,64
2,9
0,00
3,53
3,5
0,01
Hespenworst
2,09
2,9
0,01
Dagbladen
3,43
2,8
0,01
Witte bonen in tomatensaus
0,77
2,8
0,00
Crematie
0,32
2,7
0,00
Zakje friet
1,60
2,7
0,00
Huur van garage
2,70
2,7
0,01
Kleine speelgoedauto
1,03
2,7
0,00
0,80
2,7
0,00
0,41
2,7
0,00
0,54
2,7
0,00
Aardappelen (nieuwe oogst) Bijdrage aanvullende ziekteverzekering Gashoudend water
1,20
3,5
0,00
Ruitenwisser
1,36
3,5
0,00
Colalimonade (light)
2,18
3,5
0,01
Naaigaren
0,84
3,5
0,00
Kabeljauw
0,86
3,5
0,00
Veldsla
0,07
3,4
0,00
Ab.digit.telev.(themaboek.)
1,00
3,4
0,00
Ficus
0,54
3,4
0,00
Diepvriessoep Maandelijks stadsabonnement
Huisvuilophaling
3,91
3,4
0,01
Vasttapijt
Verzolen van schoenen Woordenboek NederlandsFrans en Frans-Nederlands
0,30
3,4
0,00
Pralines
0,77
2,7
0,00
1,00
3,4
0,00
Pepersteak
5,08
2,7
0,01
Koffie (in bonen of gemalen)
2,15
3,4
0,01
Espressokoffie
0,55
2,7
0,00
Uurtarief elektrotechnicus
0,77
2,6
0,00
Acrylverf
3,09
2,6
0,01
Kinderzitje
1,03
2,6
0,00
0,39
2,6
0,00
Speciaal bier
3,34
3,4
0,01
Hypericum
0,11
3,4
0,00
Pilsbier
5,11
3,4
0,02
1,00
3,4
0,00
Mineraalwater
0,89
3,4
0,00
Pleisters Voetbalwedstrijd 1ste provinciale
1,42
2,6
0,00
Prei
0,38
3,3
0,00
Kinderfiets
1,09
2,6
0,00
Salade Niçoise
5,08
3,3
0,02
Sferische brilglazen
1,04
2,6
0,00
Jaarlijks schoolabonnement
0,21
3,3
0,00
Kostprijs internaat
0,35
2,6
0,00
Uurtarief garagist Hogeschool: Inschrijvingsgeld en examengeld
5,83
3,3
0,02
Zwembad
1,42
2,6
0,00
3,46
3,3
0,01
Schuimrubberen matras
1,02
2,6
0,00
Appelen : Granny
0,31
2,5
0,00
Sinaasappelen
2,08
2,5
0,01
Stuk belegd stokbrood
1,60
2,5
0,00
Tulpen
0,39
2,5
0,00
Mokkataartje
1,00
2,5
0,00
Colalimonade
Smeltkaas (gruyère)
0,89
3,2
0,00
Kousenbroek
0,92
3,2
0,00
Toiletzeep
0,74
3,2
0,00
Mosterd
0,39
3,2
0,00
Waterverbruik
7,42
3,2
0,03
75
Benaming
Gewicht 2010 (‰)
Inflatie (%)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Benaming
Gewicht 2010 (‰)
Inflatie (%)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Tabak
2,51
2,4
0,01
Maaltijd restaurant
5,08
1,9
0,01
Vleessnack
1,60
2,4
0,00
Rijsttaart
1,00
1,8
0,00
Chrysanten
0,77
2,4
0,00
Mandarijnen
0,82
1,8
0,00
Wassen van hemd
0,24
2,4
0,00
Verse worst
3,01
1,8
0,01
Middagmaal op school
3,38
2,4
0,01
Hometrainer
1,12
1,8
0,00
Verhuisdiensten
0,31
2,3
0,00
Reiskoffer
1,03
1,8
0,00
Watergolf Onderhoud van centrale verwarming
3,25
2,3
0,01
Uurtarief schilder
2,17
1,8
0,00
0,97
2,3
0,00
Kalanchoe
0,54
1,8
0,00
1,36
1,8
0,00
Tandpasta
0,74
2,3
0,00
Cement
3,09
2,3
0,01
Autobatterij Bereide diepvriesmaaltijd op basis van vis
1,86
1,8
0,00
Elektrisch scheerapparaat
0,63
2,3
0,00
Moderne slaapkamer
1,97
1,8
0,00
Uurtarief schoonmaken Eénpersoonskamer (gewone rechthebbenden)
7,19
2,3
0,02
Lattenbodem
2,03
1,7
0,00
Boeken
4,00
1,7
0,01
Gepelde tomaten
1,54
1,7
0,00
1,95
1,7
0,00
2,13
2,3
0,00
Permanent
3,25
2,3
0,01
Stoomstrijkijzer
0,35
2,3
0,00
Limonade (orange of citroen)
1,78
2,2
0,00
Volle yoghurt (natuur) Huishoudhandschoenen in rubber
1,16
1,7
0,00
Mengkraan
3,09
2,2
0,01
Slip
1,00
1,7
0,00
Bottines
1,76
2,2
0,00
Jeansbroek
1,81
1,7
0,00
Schoonheidscrème
1,16
2,2
0,00
Parka (zomer)
0,63
1,7
0,00
Tulpenbollen
0,71
2,2
0,00
Broek in ribfluweel (winter)
1,03
1,7
0,00
Gerookte zalm
0,72
2,2
0,00
Elektrische boormachine
1,43
1,7
0,00
Slaapkleed
0,74
2,2
0,00
Synthetisch dekbed
0,62
1,6
0,00
Scooter
3,89
2,2
0,01
Vleessalade
0,79
1,6
0,00
Azalea
0,27
2,1
0,00
Vensterglas
3,09
1,6
0,01
Ananas
0,44
2,1
0,00
Vloeibaar wasmiddel
2,68
1,6
0,00
Keukentafel
4,19
2,1
0,01
Biefstuk
2,73
1,6
0,00
Korte sigaretten
2,39
2,1
0,01
Boerenpastei
1,12
1,6
0,00
Gordijnstof
0,73
2,1
0,00
Filet américain
1,79
1,6
0,00
Forel
0,36
2,1
0,00
Snoeischaar
0,98
1,5
0,00
Eau de toilette voor dames
1,00
2,0
0,00
1,5
0,00
0,66
2,0
0,00
Portefeuille Veearts: ovariectomie van een kat
1,03
Slip Aftershave
1,00
2,0
0,00
Hoeslaken
0,62
2,0
0,00
Huur van bestelwagen
1,33
2,0
1,28
1,5
0,00
1,24
1,5
0,00
0,00
Drank op basis van soja Uurtarief reparatie verwarmingsinstallatie
2,80
1,5
0,00
Chinese dagschotel
7,60
1,5
0,01
Inktpatroon
0,98
1,5
0,00
Koffiepadmachine
0,49
1,5
0,00
Waspoeder
2,63
1,5
0,00
Karbonade
1,09
1,5
0,00
Dekbedovertrek en slopen
0,62
1,5
0,00
Bustehouder
1,25
1,4
0,00
Uurtarief elektricien
2,17
1,4
0,00
Badmat
0,64
1,4
0,00
Eiken eetkamer
0,90
1,4
0,00
Tennisabonnement (winter)
0,71
1,4
0,00
Puddingpoeder
1,21
1,4
0,00
Haargel Vervanging van uurwerkbatterij
1,16
2,0
0,00
0,36
2,0
0,00
Jeansbroek
1,03
2,0
0,00
Gebakken tong of forel
5,08
2,0
0,01
Blouse (winter)
1,15
2,0
0,00
Fruittaartje
1,00
2,0
0,00
Hamburger (fastfood)
5,34
2,0
0,01
Taxi
0,35
1,9
0,00
Eclair
1,00
1,9
0,00
Salon
4,81
1,9
0,01
Schoorsteenvegen Abonnement autopechbestrijding
0,94
1,9
0,00
0,92
1,9
0,00
Cordon bleu
0,92
1,4
0,00
Luikse wafel
2,00
1,9
0,00
Glasvezelbehang
3,09
1,4
0,00
76
Benaming
Gewicht 2010 (‰)
Inflatie (%)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Benaming
Gewicht 2010 (‰)
Inflatie (%)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Geneeskundige met aanvullende opleiding : huisbezoek
0,86
0,9
0,00
Specialist : raadpleging
2,28
0,9
0,00
Kalkoenborstfilet
1,15
0,9
0,00
Vullingen van caviteiten
0,58
0,9
0,00
Anorak (winter)
0,79
0,9
0,00
Meergranenbrood
1,78
0,9
0,00
Stadsbroek
1,03
0,9
0,00
Consultatie tandarts
0,58
0,9
0,00
Woordspel
1,03
0,8
0,00
Konijn
0,92
0,8
0,00
Pizza
7,17
0,8
0,01
Gemengde sla Pilsbier (gewaarborgde verpakking)
0,26
0,8
0,00
1,15
0,8
0,00
Gewone braadmargarine
0,67
0,8
0,00
GSM-toestel
1,55
0,8
0,00
Gekookte ham
5,85
0,8
0,00
T-shirt (zomer)
1,15
0,8
0,00
Sportvest
0,60
0,7
0,00
Blazer
0,60
0,7
0,00
Pantalon (zomer)
0,91
0,7
0,00
Colalimonade
2,18
0,7
0,00
Uurtarief loodgieter
2,17
1,3
0,00
Cornflakes
1,21
1,3
0,00
Elektrische frituurketel
0,44
1,3
0,00
Kramiek
0,47
1,3
0,00
Hotelkamer
4,56
1,3
0,01
Weekend in de Ardennen
4,02
1,3
0,01
Droogkast
0,57
1,3
0,00
Koffiefilters
1,16
1,3
0,00
Gehakt
4,00
1,3
0,01
Verticale diepvries
0,31
1,3
0,00
Varkensgebraad van de hesp
1,07
1,3
0,00
Antraciet Roséwijn : Côtes de Provence
0,51
1,3
0,00
2,26
1,3
0,00
Salami
3,10
1,3
0,00
Gerookt spek
1,44
1,3
0,00
Lamsbout
1,19
1,2
0,00
Weekend aan zee
5,10
1,2
0,01
Maandtreinkaart 45 km
0,56
1,2
0,00
Lage lederen veterschoenen
1,59
1,2
0,00
Lage lederen schoenen
1,91
1,2
0,00
Stof voor jurk
0,31
1,2
0,00
Badpak Jaarlijkse schooltreinkaart 20 km
0,58
1,2
0,00
0,56
1,2
0,00
Niet-sociale huur
Polsuurwerk
0,78
1,1
0,00
Meerrittenkaart
0,26
1,1
0,00
Combi-koelkast
0,89
1,1
Rok (zomer)
0,81
Sportschoenen
1,76
Rok (winter)
2,29
0,7
0,00
57,26
0,7
0,04
Boterhampasta
0,61
0,7
0,00
Pull-over (winter)
2,04
0,7
0,00
0,00
Speciaal brood (400 g)
0,73
0,7
0,00
1,1
0,00
Go Pass
0,42
0,7
0,00
1,1
0,00
Babyvoeding
1,43
0,7
0,00
0,81
1,1
0,00
Niet-gashoudend water
2,74
0,7
0,00
Hamburger
1,02
1,1
0,00
Rosbief
0,82
0,7
0,00
Pensen Geneeskundige met aanvullende opleiding : raadpleging
2,09
1,1
0,00
Bruin brood (800 g)
3,22
0,7
0,00
0,86
1,0
0,00
Hemd
1,87
0,6
0,00
Speciaal brood (800 g)
2,22
0,6
0,00
Dunne lende
0,82
0,6
0,00
Elektrische gazonmaaier
0,40
0,6
0,00
Pull-over (winter)
0,84
0,6
0,00
Mantel (winter)
0,63
0,5
0,00
Anorak (winter)
0,28
0,5
0,00
Sweater
0,69
0,5
0,00
Anorak (winter)
0,63
0,5
0,00
Biljet 45 km
0,42
0,5
0,00
Verse magere kaas
0,99
0,5
0,00
Parka (zomer)
0,79
0,5
0,00
Biljet 20 km
0,42
0,5
0,00
Houten tuintafel
1,42
0,5
0,00
Haarlak
1,16
0,5
0,00
Strijkijzer met stoomgener.
0,87
0,5
0,00
Houtskool
0,51
0,5
0,00
Balklamp halogeen
1,59
1,0
0,00
Pingpongtafel
1,12
1,0
0,00
Kop en schoteltje
0,42
1,0
0,00
Wassalon
0,58
1,0
0,00
Meerrittenkaart
0,58
1,0
0,00
Parka (zomer)
0,28
1,0
0,00
Tennisracket
0,71
1,0
0,00
Vleesbrochette
1,47
1,0
0,00
Buitenlandse reizen
14,81
1,0
0,02
Kruippakje
0,66
1,0
0,00
Peutertuinen
2,37
1,0
0,00
Vaatwasser
0,81
1,0
0,00
Verkeersbelasting
8,34
0,9
0,01
Cyclamen
0,27
0,9
0,00
Inox kookpot
0,41
0,9
Hemdblouse
0,00
77
Benaming
Gewicht 2010 (‰)
Inflatie (%)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Benaming
Gewicht 2010 (‰)
Inflatie (%)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Huur van een DVD
0,37
0,5
0,00
Bermuda (zomer)
0,91
0,0
0,00
Maandtreinkaart 20 km Familiale verzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid Voetbalwedstrijd 1ste klasse (nationaal)
0,56
0,5
0,00
Body
0,66
-0,1
0,00
1,56
0,5
0,00
1,42
0,4
Draagbare spelconsole
1,03
0,4
Wasmachine
1,38
Rauwe ham Individuele behandeling kinesitherapie
1,36 2,63
Biljet 90 km weekend
0,42
-0,1
0,00
Kalfsgebraad
0,79
-0,2
0,00
0,00
Vitro-keramische kookplaat
0,75
-0,2
0,00
0,00
Wegwerpluier
1,69
-0,2
0,00
0,4
0,00
Bankdiensten
2,63
-0,2
0,00
0,4
0,00
Hondenvoeding (Brokken)
1,64
-0,2
0,00
0,00
Varkensrib spiering
0,67
-0,3
0,00
2,00
-0,3
0,00
0,4
Limonade met thee-extracten
1,23
0,4
0,00
Belgische halfharde kaas
Bloem
0,56
0,4
0,00
Porto
0,79
-0,3
0,00
Pilsbier (blik)
1,15
-0,3
0,00
Trainingspak
0,67
-0,3
0,00
Harde kaas Gouda-type
2,00
-0,3
0,00
Biscuits
1,34
-0,3
0,00
Steakmes
0,18
-0,3
0,00
Internetabonnement
5,09
-0,4
0,00
Tonijn in blik
0,70
-0,4
0,00
Pantalon (winter)
0,91
-0,4
0,00
Pull-over (zomer)
0,84
-0,4
0,00
Sponshanddoek Nieuwe wagens (BIV inbegrepen)
0,91
0,4
0,00
65,90
0,4
0,02
Uitreikingskosten paspoort
1,97
0,4
0,00
Sledestofzuiger
0,59
0,4
0,00
Rolmeter
0,50
0,4
0,00
Zakdoek in katoen
1,45
0,4
0,00
T-shirt
1,08
0,3
0,00
Laminaat Autoverzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid
0,54
0,3
0,00
9,26
0,3
0,00
Joggingschoenen
1,59
-0,4
0,00
Spiegel
2,11
0,3
0,00
Microgolfoven
0,51
-0,5
0,00
0,00
Jeansbroek
2,46
-0,5
0,00 0,00
Camping
0,69
0,3
Vermout
0,79
0,3
0,00
Kostuum in wol (winter)
0,83
-0,5
Fotokopie
0,80
0,3
0,00
Viervruchtenjam
1,21
-0,5
0,00
0,71
-0,6
0,00
Tennisabonnement (zomer)
0,71
0,3
0,00
Vloeibare meststof
Likeur Kostuum in gemengd weefsel (zomer)
1,11
0,2
0,00
Condooms
0,39
-0,6
0,00
0,83
0,2
0,00
Aluminiumfolie
1,16
-0,6
0,00
Douchegel
0,74
0,2
0,00
Muziek-CD
1,32
-0,6
0,00
Wegwerpcontactlenzen
1,04
0,2
0,00
Regenmantel (zomer)
0,63
-0,6
0,00
Jurk (winter)
0,55
0,2
0,00
Lange broek
1,68
-0,7
0,00
Varkensrib van de filet
0,94
0,2
0,00
Pompelmoezen
0,34
-0,7
0,00
Mantelpak (winter)
0,36
0,2
0,00
Vloeibare allesreiniger
1,52
-0,7
0,00
Mantelpak (zomer)
0,36
0,2
0,00
Tennisschoenen
0,95
-0,7
0,00
Educatieve CD-ROM
0,24
0,1
0,00
Riesling : Elzas
2,26
-0,7
0,00
Beaujolais
2,26
0,1
0,00
Brandverzekering
6,34
-0,7
-0,01
Elektrische radiator
1,51
0,1
0,00
Kabeljauwfilet
0,61
-0,7
0,00
Yoghurt met fruit (mager) Telefoongesprekken via abonneetoestel
1,95
0,1
0,00
Bananen
1,41
-0,8
0,00
Jenever
0,34
-0,8
0,00
16,93
0,0
0,00
Thee (builtjes)
0,43
-0,9
0,00
Verse room
0,83
0,0
0,00
Pull-over (zomer)
2,04
-0,9
0,00
Bordeaux supérieur AC
2,26
0,0
0,00
Hondenvoeding (Blik)
1,64
-1,0
0,00
Briefport Gemeenschappelijke kamer (WIGW met voorkeurregime)
1,21
0,0
0,00
Farmaceutische specialiteiten
17,75
-1,0
-0,02
0,71
0,0
0,00
Verse kaas met fijne kruiden
0,99
-1,0
0,00
Klinische biologie Gemeenschappelijke kamer (gewone rechthebbenden)
0,87
0,0
0,00
Minarine
0,48
-1,0
0,00
Kiwi's
0,81
-1,0
0,00
3,55
0,0
0,00
Koffiepads
0,70
-1,0
0,00
Babysit dienst
0,57
0,0
0,00
Sokken
0,74
-1,1
0,00
Medische beeldvorming
0,87
0,0
0,00
78
Benaming Schrijnwerker: plaatsing parket
Gewicht 2010 (‰) 0,10
Inflatie (%)
-1,2
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Benaming
0,00
0,56
-4,5
0,00
1,03
-4,6
0,00
Camembert Margarine op basis van olijfolie Verpleeegkundige verzorging : dagforfait
1,17
-4,9
-0,01
0,48
-5,0
0,00
2,63
-5,1
-0,01
DVD speler
0,72
-5,6
0,00
Pizza
1,77
-6,0
-0,01
MP3/MP4-speler
0,58
-6,2
0,00
Half afgeroomde melk
1,82
-6,6
-0,01
Elektronische bloeddrukmeter
1,58
-6,8
-0,01
Appelen : Jonagold
1,18
-7,0
-0,01
Volle melk
0,90
-7,2
-0,01
Digitaal fototoestel
1,72
-7,3
-0,01
Pindanootjes
0,75
-7,5
-0,01
Afdr.digit.foto's(internet)
1,03
-7,5
-0,01
Mosselen
0,75
-8,3
-0,01
Maïsolie
0,64
-8,3
-0,01
0,33
-8,6
0,00
1,16
-1,2
0,00
3,44
-1,2
0,00
Champagne
1,18
-1,3
0,00
Shampoo
0,74
-1,3
0,00
Instantcacaodrank
0,18
-1,3
0,00
Olijfolie
0,64
-1,3
0,00
Brie
1,17
-1,3
0,00
Jurk (zomer)
0,55
-1,4
0,00
T-shirt
2,13
-1,4
0,00
Aardgas: D2 (4652 kWh)
0,89
-1,4
0,00
Tennisballen
0,71
-1,5
0,00
DVD (muziek of film)
2,48
-1,5
0,00
Afdr.digit.foto's (fotogr.)
1,03
-1,6
0,00
Voetbal
0,71
-1,6
0,00
Lederen vest Notariskosten hypotheeklening
0,62
-1,6
0,00
5,65
-1,7
-0,01
Kristalsuiker
0,61
-1,8
0,00
Ronde peren Champignons
0,64
-2,1
0,00
2,95
-2,1
-0,01
Speculaas
1,34
-2,1
0,00
1,04
-2,1
0,00
11,44
-2,3
-0,03
Droge batterij Aardgas: D3 (23260 kWh) Deodorant
1,16
-2,3
0,00
Aardgas: D3b (34890 kWh)
5,19
-2,4
-0,02
Geconcentreerde melk
0,28
-2,4
0,00
Fishsticks
0,61
-2,5
0,00
Aardgas: D1 (2326 kWh)
0,36
-2,5
0,00
Candybar
0,41
-2,5
0,00
Huur vakantiewoning
1,74
-2,6
0,00
Tomatensoep
0,80
-2,7
0,00
Lege DVD-RW
0,31
-2,7
0,00
Hifi-keten
0,36
-2,7
0,00
Geraspte Emmenthal
2,00
-2,8
-0,01
Videospel voor console
1,03
-2,8
0,00
Rijst in kookbuiltjes
0,38
-2,9
0,00
Vloeibaar afwasmiddel
0,62
-2,9
0,00
Vruchtensap
2,43
-3,1
-0,01
IJshoorntje
1,03
-3,3
0,00
Hygiënische tampon
0,87
-3,3
0,00
Autoband
2,06
-3,4
-0,01
Appelen: Golden
0,25
-3,6
0,00
Spaarlamp
0,96
-3,7
0,00
Draadloze telefoon
0,11
-3,8
0,00
DVD-recorder
0,49
-4,2
0,00
Whisky
0,69
-4,3
0,00
Digitale camcorder
0,46
-4,4
0,00
Citytrips
0,85
-4,4
0,00
0,76
-8,6
-0,01
11,73
-9,2
-0,07
Kleurentelevisie
3,26
-10,2
-0,01
GPS
0,70
-10,4
0,00
Geheugenkaart
0,82
-12,2
0,00
Personal computer
4,43
-12,3
-0,03
Spaghetti
1,77
-14,6
-0,03
Peren : Conférence Ziekenhuis: tweepersoonskamer
0,35
-20,5
-0,01
0,71
-35,1
-0,02
GSM-gesprekken
79
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Spelconsole
Braadkip
Mayonaise
Inflatie (%)
Multifunctionele printer
Grijze garnalen
Wortelen
Gewicht 2010 (‰)
BIJLAGE 1B: OVERZICHT VAN DE IMPACT VAN DE PRIJSWIJZIGINGEN VAN PRODUCTEN EN DIENSTEN IN 2010 (RANGSCHIKKING IN DALENDE VOLGORDE VAN BIJDRAGE TOT DE INFLATIE) Benaming Gasolie voor wegvervoer ("diesel") Gasolie voor verwarming: levering minder dan 2000 l Ongelode benzine 95 RON ("eurosuper") Gasolie voor verwarming: levering van minstens 2000 l Ongelode benzine 98 RON ("superplus")
Gewicht 2010 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
17,80
0,34
18,4
5,88
0,19
27,5
Gewicht 2010 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
2,63
0,01
4,5
Vliegtuigticket
1,91
0,01
8,3
Huisvuilophaling
3,91
0,01
3,4
3,34
0,01
3,4
0,96
0,01
11,7
3,46
0,01
3,3
Gebakken tong of forel
5,08
0,01
2,0
Ajuin
0,48
0,01
25,8
Hamburger (fastfood)
5,34
0,01
2,0
Chinese dagschotel
7,60
0,01
1,5
Dagbladen
3,43
0,01
2,8
Maaltijd restaurant
5,08
0,01
1,9
Kleuring
3,25
0,01
2,9
Pure chocolade
1,50
0,01
6,8
Rozijnenkoek (suissekoek)
2,00
0,01
4,0
Salon
4,81
0,01
1,9
Inflatie (%)
Benaming Toffees
Inflatie (%)
13,91
0,16
11,3
Speciaal bier
3,92
0,13
28,7
Melkerijboter Hogeschool: Inschrijvingsgeld en examengeld
5,81
0,07
11,2
1,84
0,05
25,8
57,26
0,04
0,7
Olieverversen
5,83
0,04
5,6
Tomaten
1,91
0,04
24,5
Elektriciteit: Dc1(3500 kW)
8,89
0,04
3,9
Elektriciteit: Dd (7500 kW)
8,33
0,04
4,1
Gouden trouwring
1,54
0,04
15,1
Sociale huur
5,07
0,03
5,4
Lange sigaretten
5,59
0,03
4,7
Waterverbruik Nieuwe wagens (BIV inbegrepen)
7,42
0,03
3,2
Fluorescerende buislamp
1,59
0,01
5,0
65,90
0,02
0,4
Cent wafer
1,34
0,01
6,2
3,8
Middagmaal op school
3,38
0,01
2,4
Keukentafel
4,19
0,01
2,1
Acrylverf
3,09
0,01
2,6
2,15
0,01
3,4
Aardappelen Niet-sociale huur
Vervangen van remblokjes
5,83
0,02
Uurtarief garagist
5,83
0,02
3,3
LPG
0,67
0,02
29,6
Bioscoop
2,67
0,02
6,9
Koffie (in bonen of gemalen)
Pilsbier
5,11
0,02
3,4
Cement
3,09
0,01
2,3
3,3
Watergolf
3,25
0,01
2,3
Huur van garage
2,70
0,01
2,7
Bloemkolen
0,43
0,01
17,5
1,60
0,01
4,8
Salade Niçoise
5,08
0,02
Balpen
1,89
0,02
9,0
Melkchocolade
1,50
0,02
11,0
Zalm
1,45
0,02
9,7
Frisdrank (automaat)
Elektriciteit: Db (1200 kW)
3,89
0,02
4,2
Visitekaartjes
0,83
0,01
9,9
Uurtarief schoonmaken
7,19
0,02
2,3
Candybar (automaat)
1,60
0,01
4,7
3,89
0,01
2,2
Schouwburgabonnement
3,77
0,02
3,9
Scooter
Tijdschriften
5,02
0,02
3,1
Permanent
3,25
0,01
2,3
1,05
0,01
9,9 3,5
Broodje Buitenlandse reizen Elektriciteit: Dc (3500 kW)
3,23
0,02
4,1
Witloof
14,81
0,02
1,0
Colalimonade (light)
2,18
0,01
3,33
0,01
4,1
Veearts: raadpleging
1,28
0,01
5,6
Mengkraan Universiteit: inschrijvingsgeld en examengeld
3,09
0,01
2,2
2,30
0,01
3,1
Autokeuring
0,89
0,01
9,0
Propaan
0,49
0,01
13,9
Tabak
2,51
0,01
2,4
Pepersteak
5,08
0,01
2,7
Kippeneieren
1,00
0,01
12,1
Aardbeien
0,63
0,01
22,1
Elektriciteit: De (20000kW)
2,78
0,01
4,5
Schrift met losse bladen Bijdrage aanvullende ziekteverzekering
1,89
0,01
6,9
3,53
0,01
3,5
Kattenvoeding (Alu-schaaltje)
1,64
0,01
4,6
Kropsla
0,52
0,01
28,1
Nagellak
1,16
0,01
4,7
Emailverf
3,09
0,01
3,9
Boeken
4,00
0,01
1,7
80
Benaming
Gewicht 2010 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
Benaming
Gewicht 2010 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
Chips
1,46
0,01
4,7
Zwembad
1,42
0,00
2,6
Haarsnit
1,76
0,01
3,6
Bottines
1,76
0,00
2,2
Rozen
1,93
0,01
3,0
Diepvriesfriet
0,66
0,00
5,3
Weekend aan zee
5,10
0,01
1,2
Waspoeder
2,63
0,00
1,5
Verkeersbelasting
8,34
0,01
0,9
Colalimonade
1,00
0,00
3,4
Citroenen
0,28
0,01
22,9
Limonade (orange of citroen)
1,78
0,00
2,2
Pizza
7,17
0,01
0,8
1,24
0,00
2,9
Hespenworst
2,09
0,01
2,9
Autorijschool Bereide diepvriesmaaltijd op basis van vis
1,86
0,00
1,8
Lederen laarzen
1,91
0,01
3,1
Glasvezelbehang
3,09
0,00
1,4
Vensterglas
3,09
0,01
1,6
0,89
0,00
3,2
Hotelkamer
4,56
0,01
1,3
Festivals
1,88
0,01
3,1
Smeltkaas (gruyère) Woordenboek NederlandsFrans en Frans-Nederlands
1,00
0,00
3,4
1,97
0,00
1,8
Korte sigaretten
2,39
0,01
2,1
Moderne slaapkamer
Erwtjes
0,77
0,01
6,8
Roomijs
1,03
0,00
3,1
Sinaasappelen
2,08
0,01
2,5
Torische brilglazen
1,04
0,00
3,1
0,59
0,00
5,5
Verse worst
3,01
0,01
1,8
Frankfurter worstjes
Eendagsattracties
1,84
0,01
3,1
Uurtarief elektricien
2,17
0,00
1,4
Verklarend woordenboek
1,00
0,01
5,5
Lattenbodem
2,03
0,00
1,7
Volle yoghurt (natuur)
1,95
0,00
1,7
Bouwdoos
1,03
0,00
3,8
4,9
Mineraalwater
0,89
0,00
3,4
0,19
0,00
18,5
Stripverhaal
1,00
0,01
5,0
Paprika's
0,53
0,01
14,6
Dweil
1,16
0,01
Weekend in de Ardennen
4,02
0,01
1,3
Perziken
Gehakt Eénpersoonskamer (gewone rechthebbenden)
4,00
0,01
1,3
Ab.digit.telev.(themaboek.)
1,00
0,00
3,4
Gepelde tomaten
1,54
0,00
1,7
2,13
0,00
2,3
Begrafenisondernemingen
0,64
0,00
4,4
Kattenvoeding (Blik)
1,64
0,00
2,9
Kousenbroek
0,92
0,00
3,2
Ruitenwisser
1,36
0,00
3,5
Uurtarief loodgieter
2,17
0,00
1,3
Druiven
0,42
0,00
10,9
Naaigaren
0,84
0,00
3,5
Zakje friet
1,60
0,00
2,7
Sferische brilglazen
1,04
0,00
2,6
Butaan
0,34
0,00
13,1
Jeansbroek
1,81
0,00
1,7
Biefstuk
2,73
0,00
1,6
Toeristische reisgids
1,00
0,00
2,9
Gekookte ham
5,85
0,00
0,8
1,03
0,00
3,2
Strijkplank Uurtarief reparatie verwarmingsinstallatie
1,12
0,00
3,9
Pop Roséwijn : Côtes de Provence
2,26
0,00
1,3
2,80
0,00
1,5
Kabeljauw
0,86
0,00
3,5
Vloeibaar wasmiddel
2,68
0,00
1,6
0,00
1,8
1,15
0,00
3,7
Tong
0,36
0,00
12,3
Autobatterij Autoverzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid
1,36
Trappistenbier
9,26
0,00
0,3
Stuk belegd stokbrood
1,60
0,00
2,5
Mokkataartje
1,00
0,00
2,5
1,79
0,00
1,6
Salami
3,10
0,00
1,3
Filet américain
Vleessnack
1,60
0,00
2,4
Kinderzitje
1,03
0,00
2,6
3,6
Schoonheidscrème
1,16
0,00
2,2
1,02
0,00
2,6
Huishoudvuilnisbak
1,12
0,00
Gashoudend water
1,20
0,00
3,5
Schuimrubberen matras
Damesfiets
1,09
0,00
3,7
Elektriciteit: Da (600 kW)
0,56
0,00
4,4
Kleine speelgoedauto
1,03
0,00
2,7
Kinderfiets
1,09
0,00
2,6
Lelies
0,39
0,00
5,2
Potgrond
0,71
0,00
3,7
Toiletzeep
0,74
0,00
3,2
Witte bonen in tomatensaus
0,77
0,00
2,8
Uurtarief schilder Voetbalwedstrijd 1ste provinciale
2,17
0,00
1,8
1,42
0,00
2,6
Luikse wafel
2,00
0,00
1,9
Witbier (verloren verpakking)
1,15
0,00
3,0
Nectarines
0,32
0,00
13,7
81
Gewicht 2010 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Asperges
0,14
0,00
18,9
Diepvriessoepgroenten Onderhoud van centrale verwarming
0,57
0,00
3,9
0,97
0,00
2,3
Benaming
Stof voor overgordijnen
0,73
0,00
3,0
Diepvriessoep
0,80
0,00
2,7
Pensen
2,09
0,00
2,28
0,00
0,9
Bruin brood (800 g)
3,22
0,00
0,7
2,37
0,00
1,0
Haargel
1,16
0,00
2,0
Huur van bestelwagen
1,33
0,00
2,0
Lage lederen schoenen
1,91
0,00
1,2
Biljet
0,23
0,00
9,1
Spathiphyllum
0,54
0,00
3,8
Ravioli (vers)
0,47
0,00
3,8
Pralines
0,77
0,00
2,7
Elektrische boormachine
1,43
0,00
1,7
Eclair
1,00
0,00
1,9
Fruittaartje
1,00
0,00
2,0
Blouse (winter)
1,15
0,00
2,0
Groene bonen
0,23
0,00
8,8
Eau de toilette voor dames
1,00
0,00
2,0
Uurtarief elektrotechnicus
0,77
0,00
2,6
Puddingpoeder
1,21
0,00
1,4
Niet-gashoudend water
2,74
0,00
0,7
Reisbijstandsverzekering
0,56
0,00
3,1
Chrysanten
0,77
0,00
2,4
Bustehouder
1,25
0,00
1,4
Meergranenbrood
1,78
0,00
0,9
Tulpenbollen
0,71
0,00
2,2
Braadpan
0,41
0,00
4,1
Meloenen
0,13
0,00
13,6
Karbonade
1,09
0,00
1,5
Slip
1,00
0,00
1,7
Gordijnstof
0,73
0,00
2,1
Tandpasta
0,74
0,00
2,3
Broek in ribfluweel (winter)
1,03
0,00
1,7
Mandarijnen
0,82
0,00
1,8
Elektrische koffiezet
0,39
0,00
4,3
Portefeuille
1,03
0,00
1,5
Gerookte zalm
0,72
0,00
2,2
Toiletpapier
0,38
0,00
4,0
Espressokoffie
0,55
0,00
2,7
Mosterd
0,39
0,00
3,2
Slaapkleed
0,74
0,00
2,2
Koffiefilters
1,16
0,00
1,3
Colalimonade
2,18
0,00
0,7
Balklamp halogeen
1,59
0,00
1,0
Prei
0,38
0,00
3,3
Snoeischaar
0,98
0,00
1,5
0,58 0,57
0,00
3,6
Droogkuis van kostuum
0,47
0,00
2,9
Drank op basis van soja
1,24
0,00
1,5
Vleesbrochette
1,47
0,00
1,0
Aftershave
1,00
0,00
2,0
Speciaal brood (800 g)
2,22
0,00
0,6
Rijsttaart
1,00
0,00
1,8
Lamsbout
1,19
0,00
1,2
Jeansbroek
1,03
0,00
2,0
Hemdblouse
2,29
0,00
0,7
Maandabonnement Abonnement autopechbestrijding
0,68
0,00
3,0
Vasttapijt
0,54
0,00
2,7
1,9
Vleessalade
0,79
0,00
1,6
Pull-over (winter)
2,04
0,00
0,7
Varkensgebraad van de hesp
1,07
0,00
1,3
Elektrisch scheerapparaat
0,63
0,00
2,3
0,00
3,8
Inflatie (%)
Tabletten voor vaatwasser Zonnebankabonnement 10 beurten
0,92
0,00
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Benaming
1,1
Specialist: raadpleging Peutertuinen
Gewicht 2010 (‰)
Inflatie (%)
Ficus Veearts: ovariectomie van een kat
0,54
0,00
3,4
1,28
0,00
1,5
Gerookt spek Huishoudhandschoenen in rubber
1,44
0,00
1,3
Cordon bleu
0,92
0,00
1,4
1,16
0,00
1,7
Hoeslaken
0,62
0,00
2,0
0,66
0,00
2,0
1,03
0,00
1,8
Slip
Hometrainer
1,12
0,00
1,8
Eiken eetkamer
0,90
0,00
1,4
Schoorsteenvegen
0,94
0,00
1,9
Inktpatroon
0,98
0,00
1,5
Hemd Maandelijks stadsabonnement
1,87
0,00
0,6
0,41
0,00
2,7
Babyvoeding
1,43
0,00
0,7
Abrikozen
0,06
0,00
21,6
Kalkoenborstfilet
1,15
0,00
0,9
Hamburger
1,02
0,00
1,1
Kalanchoe
0,54
0,00
1,8
Reiskoffer
Lage lederen veterschoenen
1,59
0,00
1,2
Boerenpastei
1,12
0,00
1,6
Kersen
0,15
0,00
14,8
Cornflakes
1,21
0,00
1,3
Broccoli
0,30
0,00
7,3
Vuurvaste schotel
0,59
0,00
3,1
Sportschoenen
1,76
0,00
1,1
Gerbera's
0,39
0,00
5,
82
Gewicht 2010 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Pleisters
0,39
0,00
2,6
Verzolen van schoenen
0,30
0,00
3,4
Pingpongtafel Pilsbier (gewaarborgde verpakking) Geneeskundige met aanvullende opleiding : raadpleging
1,12
0,00
1,0
Benaming
Gewicht 2010 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Spiegel
2,11
0,00
0,3
Pantalon (zomer)
0,91
0,00
0,7
Anorak (winter)
0,79
0,00
0,9
Tennisracket
0,71
0,00
1,0
Inflatie (%)
Benaming
Inflatie (%)
1,15
0,00
0,8
Meerrittenkaart
0,58
0,00
1,0
0,86
0,00
1,0
Wassen van hemd
0,24
0,00
2,4
Parka (zomer)
0,63
0,00
1,7
1,36
0,00
0,4
Tennisabonnement (winter) Individuele behandeling kinesitherapie
0,71
0,00
1,4
Rauwe ham Voetbalwedstrijd 1ste klasse (nationaal)
1,42
0,00
0,4
2,63
0,00
0,4
Wassalon
0,58
0,00
1,0
Synthetisch dekbed
0,62
0,00
1,6
Azalea
0,27
0,00
2,1
Crematie
0,32
0,00
2,7
Verse magere kaas
0,99
0,00
0,5
Kostprijs internaat Geneeskundige met aanvullende opleiding : huisbezoek
0,35
0,00
2,6
Pruimen
0,11
0,00
6,1
0,9
Haarlak
1,16
0,00
0,5
0,73
0,00
0,7
0,86
0,00
Ananas
0,44
0,00
2,1
Speciaal brood (400 g)
Aardappelen (nieuwe oogst)
0,17
0,00
3,5
Elektrische frituurketel
0,44
0,00
1,3
0,66
0,00
1,0
Aperitief
0,22
0,00
3,8
Kruippakje
Tulpen
0,39
0,00
2,5
Gewone braadmargarine
0,67
0,00
0,8
1,4
Wasmachine
1,38
0,00
0,4
0,82
0,00
0,7
Badmat
0,64
0,00
Woordspel
1,03
0,00
0,8
Rosbief
Alstroemeria
0,21
0,00
4,3
Vullingen van caviteiten
0,58
0,00
0,9
1,5
Consultatie tandarts
0,58
0,00
0,9
1,03
0,00
0,4
Dekbedovertrek en slopen
0,62
0,00
Combi-koelkast
0,89
0,00
1,1
Draagbare spelconsole
Rok (zomer)
0,81
0,00
1,1
Dunne lende
0,82
0,00
0,6
Komkommers
0,09
0,00
6,8
Zakdoek in katoen
1,45
0,00
0,4
Solidago
0,11
0,00
4,6
Spliterwten
0,06
0,00
5,6
Limonade met thee-extracten
1,23
0,00
0,4
Pull-over (winter)
0,84
0,00
0,6
Kop en schoteltje
0,42
0,00
1,0
Boterhampasta
0,61
0,00
0,7
Blazer
0,60
0,00
0,7
Spruitjes
0,07
0,00
4,6
Sportvest
0,60
0,00
0,7
Parka (zomer)
0,79
0,00
0,5
Inox kookpot
0,41
0,00
0,9
Stof voor jurk
0,31
0,00
1,2
Verticale diepvries
0,31
0,00
1,3
Forel Telefoongesprekken via abonneetoestel
0,36
0,00
2,1
16,93
0,00
0,0
Stadsbroek
1,03
0,00
0,9
Polsuurwerk
0,78
0,00
1,1
Rok (winter)
0,81
0,00
1,1
T-shirt (zomer)
1,15
0,00
0,8
Maandtreinkaart 45 km
0,56
0,00
1,2
Taxi
0,35
0,00
1,9
Antraciet
0,51
0,00
1,3
Stoomstrijkijzer
0,35
0,00
2,3
Uitreikingskosten paspoort
1,97
0,00
0,4
GSM-toestel
1,55
0,00
0,8
Verhuisdiensten
0,31
0,00
2,3
Konijn Familiale verzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid
0,92
0,00
0,8
1,56
0,00
0,5
Hypericum
0,11
0,00
3,4
Appelen : Granny Vervanging van uurwerkbatterij
0,31
0,00
2,5
Strijkijzer met stoomgener.
0,87
0,00
0,5
0,36
0,00
2,0
Sponshanddoek
0,91
0,00
0,4
Droogkast
0,57
0,00
1,3
Sweater
0,69
0,00
0,5
Vaatwasser
0,81
0,00
1,0
T-shirt
1,08
0,00
0,3
Jaarlijks schoolabonnement
0,21
0,00
3,3
Bloem
0,56
0,00
0,4
Koffiepadmachine
0,49
0,00
1,5
Veldsla
0,07
0,00
3,4
Kramiek
0,47
0,00
1,3
Mantel (winter)
0,63
0,00
0,5
Houten tuintafel
1,42
0,00
0,5
Anorak (winter)
0,63
0,00
0,5
Badpak
0,58
0,00
1,2
Go Pass
0,42
0,00
0,7
83
Benaming
Gewicht 2010 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Maandtreinkaart 20 km
0,56
0,00
0,5
Oesters Jaarlijkse schooltreinkaart 20 km
0,03
0,00
10,5
0,56
0,00
1,2
Meerrittenkaart
0,26
0,00
1,1
Likeur
1,11
0,00
0,2
Parka (zomer)
0,28
0,00
0,79
0,00
0,3
Beaujolais
2,26
0,00
0,1
0,42
0,00
0,5
Camping
0,69
0,00
0,3
Houtskool
0,51
0,00
0,5
Cyclamen
0,27
0,00
0,9
Fotokopie
0,80
0,00
0,3
Biljet 20 km
0,42
0,00
0,5
Elektrische gazonmaaier
0,40
0,00
0,6
Gemengde sla
0,26
0,00
0,8
Sledestofzuiger
0,59
0,00
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Varkensrib spiering
0,67
0,00
-0,3
Microgolfoven
0,51
0,00
-0,5
Kalfsgebraad
0,79
0,00
-0,2
Trainingspak
0,67
0,00
-0,3
Instantcacaodrank
0,18
0,00
-1,3
Condooms
0,39
0,00
-0,6
Porto
0,79
0,00
-0,3
Pompelmoezen
0,34
0,00
-0,7
Draadloze telefoon
0,11
0,00
-3,8
Jenever
0,34
0,00
-0,8
Pull-over (zomer)
0,84
0,00
-0,4
Pantalon (winter)
0,91
0,00
-0,4
Tonijn in blik
0,70
0,00
-0,4
Wegwerpluier
1,69
0,00
-0,2
Regenmantel (zomer)
0,63
0,00
-0,6
Pilsbier (blik)
1,15
0,00
-0,3
Vloeibare meststof
0,71
0,00
-0,6
Kostuum in wol (winter)
0,83
0,00
-0,5
Thee (builtjes)
0,43
0,00
-0,9
Lege DVD-RW
0,31
0,00
-2,7
Benaming
1,0
Vermout Biljet 45 km
Gewicht 2010 (‰)
Inflatie (%)
0,4
Tennisabonnement (zomer)
0,71
0,00
0,3
Wegwerpcontactlenzen
1,04
0,00
0,2
Inflatie (%)
Elektrische radiator Kostuum in gemengd weefsel (zomer)
1,51
0,00
0,1
Hondenvoeding (Brokken)
1,64
0,00
-0,2
0,83
0,00
0,2
Biscuits
1,34
0,00
-0,3
Rolmeter
0,50
0,00
0,4
Minarine
0,48
0,00
-1,0
Huur van een DVD
0,37
0,00
0,5
Kabeljauwfilet
0,61
0,00
-0,7
Laminaat
0,54
0,00
0,3
Belgische halfharde kaas
2,00
0,00
-0,3
Douchegel
0,74
0,00
0,2
Bankdiensten
2,63
0,00
-0,2
Varkensrib van de filet
0,94
0,00
0,2
Tennisschoenen
0,95
0,00
-0,7
Anorak (winter)
0,28
0,00
0,5
Hifi-keten
0,36
0,00
-2,7
Yoghurt met fruit (mager)
1,95
0,00
0,1
Harde kaas Gouda-type
2,00
0,00
-0,3
Zeekreeft
0,03
0,00
4,3
Viervruchtenjam
1,21
0,00
-0,5
Jurk (winter)
0,55
0,00
0,2
Joggingschoenen
1,59
0,00
-0,4
Mantelpak (zomer)
0,36
0,00
0,2
Muziek-CD
1,32
0,00
-0,6
Mantelpak (winter)
0,36
0,00
0,2
Jurk (zomer)
0,55
0,00
-1,4
Bordeaux supérieur AC
2,26
0,00
0,0
Koffiepads
0,70
0,00
-1,0
Verse room
0,83
0,00
0,0
Appelen: Golden
0,25
0,00
-3,6
Educatieve CD-ROM Gemeenschappelijke kamer (WIGW met voorkeurregime)
0,24
0,00
0,1
Sokken
0,74
0,00
-1,1
0,71
0,00
0,0
Kiwi's
0,81
0,00
-1,0
0,0
Geconcentreerde melk
0,28
0,00
-2,4
Digitale camcorder
0,46
0,00
-4,4
Lederen vest
0,62
0,00
-1,6
Olijfolie
0,64
0,00
-1,3
Tennisballen
0,71
0,00
-1,5
DVD-recorder
0,49
0,00
-4,2
Voetbal
0,71
0,00
-1,6
Verse kaas met fijne kruiden
0,99
0,00
-1,0
Shampoo
0,74
0,00
-1,3
Lange broek
1,68
0,00
-0,7
Klinische biologie Gemeenschappelijke kamer (gewone rechthebbenden)
0,87
0,00
3,55
0,00
0,0
Babysit dienst
0,57
0,00
0,0
Medische beeldvorming
0,87
0,00
0,0
Briefport
1,21
0,00
0,0
Bermuda (zomer)
0,91
0,00
0,0
Biljet 90 km weekend
0,42
0,00
-0,1
Body
0,66
0,00
-0,1
Steakmes Schrijnwerker: plaatsing parket
0,18
0,00
-0,3
0,10
0,00
-1,2
Vloeibare allesreiniger
1,52
0,00
-0,7
Vitro-keramische kookplaat
0,75
0,00
-0,2
Kristalsuiker
0,61
0,00
-1,8
84
Gewicht 2010 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Gewicht 2010 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Jeansbroek
2,46
0,00
-0,5
Bananen
1,41
0,00
-0,8
Appelen : Jonagold
1,18
-0,01
-7,0
Pindanootjes
0,75
-0,01
-7,5
Aluminiumfolie
1,16
0,00
Aardgas: D1 (2326 kWh)
0,36
0,00
-0,6
Mosselen
0,75
-0,01
-8,3
-2,5
Maïsolie
0,64
-0,01
-8,3
Grijze garnalen
1,16
Rijst in kookbuiltjes
0,38
0,00
-1,2
Volle melk
0,90
-0,01
-7,2
0,00
-2,9
Peren : Conférence
0,35
-0,01
-20,5
Candybar
0,41
0,00
-2,5
Vruchtensap
2,43
-0,01
-3,1
Wortelen
0,64
0,00
-2,1
-0,01
-6,8
1,03
0,00
-1,6
2,63
-0,01
-5,1
Riesling : Elzas
2,26
0,00
-0,7
Fishsticks
0,61
0,00
-2,5
Elektronische bloeddrukmeter Verpleeegkundige verzorging : dagforfait Notariskosten hypotheeklening
1,58
Afdr.digit.foto's (fotogr.)
5,65
-0,01
-1,7
Multifunctionele printer
0,56
0,00
-4,5
Pizza
1,77
-0,01
-6,0
3,26
-0,01
-10,2
1,82
-0,01
-6,6
Benaming
Inflatie (%)
Benaming
Inflatie (%)
Aardgas: D2 (4652 kWh)
0,89
0,00
-1,4
Kleurentelevisie
Pull-over (zomer)
2,04
0,00
-0,9
Half afgeroomde melk
Champagne
1,18
0,00
-1,3
Farmaceutische specialiteiten
17,75
-0,02
-1,0
5,19
-0,02
-2,4
1,17
0,00
-1,3
Aardgas: D3b (34890 kWh)
Internetabonnement
5,09
0,00
-0,4
Tweepersoonskamer
0,71
-0,02
-35,1
MP3/MP4-speler
0,58
0,00
-6,2
Personal computer
4,43
-0,03
-12,3
1,77
-0,03
-14,6
Brie
Hondenvoeding (Blik)
1,64
0,00
-1,0
Spaghetti
Vloeibaar afwasmiddel
0,62
0,00
-2,9
Aardgas: D3 (23260 kWh)
11,44
-0,03
-2,3
GSM-gesprekken
11,73
-0,07
-9,2
DVD speler
0,72
0,00
-5,6
Tomatensoep
0,80
0,00
-2,7
Videospel voor console
1,03
0,00
-2,8
Droge batterij
1,04
0,00
-2,1
Hygiënische tampon
0,87
0,00
-3,3
Spaarlamp
0,96
0,00
-3,7
DVD (muziek of film)
2,48
0,00
-1,5
Deodorant
1,16
0,00
-2,3
T-shirt
2,13
0,00
-1,4
Ronde peren Margarine op basis van olijfolie
0,33
0,00
-8,6
0,48
0,00
-5,0
Whisky
0,69
0,00
-4,3
Speculaas
1,34
0,00
-2,1
IJshoorntje
1,03
0,00
-3,3
Spelconsole
1,03
0,00
-4,6
Geheugenkaart
0,82
0,00
-12,2
Citytrips
0,85
0,00
-4,4
GPS
0,70
0,00
-10,4
Braadkip
3,44
0,00
-1,2
Huur vakantiewoning
1,74
0,00
-2,6
Brandverzekering
6,34
-0,01
-0,7
Champignons
0,76
-0,01
-8,6
Geraspte Emmenthal
2,00
-0,01
-2,8
Autoband
2,06
-0,01
-3,4
Camembert
1,17
-0,01
-4,9
Digitaal fototoestel
1,72
-0,01
-7,3
Afdr.digit.foto's(internet)
1,03
-0,01
-7,5
Mayonaise
2,95
-0,01
-2,1
85
BIJLAGE 2: DE BEHANDELING VAN SEIZOENSGEBONDEN PRODUCTEN IN DE HICP Sinds januari 2011 is in het kader van de geharmoniseerde index voor consumptieprijzen – HICP – een nieuwe richtlijn in voege betreffende de berekening van de indices voor seizoensgebonden producten (Verordening (EG) Nr. 330/2009 van de Commissie van 22 april 2009). Deze richtlijn beoogt een zekere mate van harmonisering van de berekeningswijzen van indices voor seizoensgebonden producten (vis, fruit, groenten, kleding en schoeisel). In het geval van de Belgische HICP wordt de richtlijn al toegepast sinds 1 januari 2010 – één jaar vooraleer de richtlijn officieel in voege trad. Voor het in voege treden van de richtlijn hanteerden de lidstaten verschillende methoden voor de berekening van indices voor seizoensgebonden producten. Onder bepaalde omstandigheden kunnen dergelijke verschillende berekeningsmethoden leiden tot verschillende inflatiepercepties. Deze problematiek wordt eveneens gekenmerkt door de afwezigheid van een algemeen erkende referentiemethode. Producten hebben een seizoensgebonden karakter indien ze ten eerste niet gedurende het hele jaar verkrijgbaar zijn en ten tweede er een regelmatig jaarpatroon bestaat dat deze beschikbaarheid reguleert. Voor bepaalde productgroepen (bv. kleding, schoeisel) is dit patroon vrij eenvoudig en bovenal heel stabiel. Voor verse producten zoals fruit en groenten kan het patroon veel complexer zijn en afhankelijk van het effectieve seizoensverloop dat in bepaalde jaren gevoelig kan afwijken van de normale verwachting (bv. een verlaat of verkort seizoen). De eenvoudigste wijze om met seizoensgebonden producten om te gaan is het hanteren van vaste jaarlijkse gewichten zoals bij gewone producten. Tijdens de maanden van niet beschikbaarheid wordt de laatst waargenomen gemiddelde prijs steeds overgedragen naar de volgende maand. Deze praktijk is evenwel problematisch omdat de overgedragen prijs refereert naar een verleden dat niet relevant is voor de actuele prijsevolutie. Het overdragen van de laatst waargenomen prijs gedurende een langere periode kan eenvoudig vermeden worden door telkens twee producten (die verwant zijn maar refereren naar verschillende seizoenen) aan elkaar te koppelen. Deze werkwijze stuit echter op natuurlijke grenzen naarmate de verwantschap tussen beide producten afneemt – bv. abonnement zomertennis afgewisseld door abonnement wintertennis sluiten veel natuurlijker op elkaar aan dan skipak afgewisseld door zwempak – en naarmate de bestedingsgewichten van beide producten van elkaar verschillen. In het geval van de Belgische CPI en HICP wordt deze methode meermaals toegepast in het geval van kleding en het ‘tennisabonnement’. Het hanteren van variabele seizoensgewichten is in theorie de beste methode om een index van seizoensgebonden producten te berekenen. In dit geval blijft het gewicht van de productgroep constant maar variëren de gewichten van de individuele producten. Indien deze methode voor kleding en schoeisel wordt toegepast resulteert dit normaliter in een verschillende productmix en een verschillende gewichtsverdeling tijdens de zomer- en wintermaanden. In het geval van verse producten zoals fruit, groenten en vis is het gebruikelijk dat de gewichten van de individuele producten variëren van maand tot maand. Deze werkwijze kan echter in de praktijk tot belangrijke vertekeningen leiden bij de indexberekening indien het actuele seizoenspatroon (bv. uitzonderlijk strenge winter of natte zomer) substantieel afwijkt van het gemiddelde seizoenspatroon dat aan de basis ligt van de variabele seizoensgewichten. Indien het seizoenspatroon samenvalt met het gemiddelde seizoenspatroon zullen hoge prijzen normaliter samengaan met lage gewichten en omgekeerd. Indien in een bepaald jaar echter het seizoenspatroon substantieel afwijkt van het gemiddelde seizoenspatroon kan dat leiden tot niet bedoelde combinaties (bv. hoge actuele prijzen gekoppeld aan hoge gewichten). Uitzonderlijke klimatologische omstandigheden kunnen bijvoorbeeld leiden tot een laag aanbod van aardbeien en dus een hoge aardbeienprijs in de zomer, hetgeen in dit geval een opwaartse impact op het indexcijfer der consumptieprijzen zou hebben. De keuze tussen vaste jaarlijkse gewichten en variabele seizoensgewichten hangt in de praktijk ook samen met andere factoren. Indien in het geval van “verse producten” gebruik gemaakt wordt van relatief vage pro-
86
ductdefinities (bv. ‘appel’ of ‘peer’) dan verhoogt dit de kans dat men kiest voor vaste jaarlijkse gewichten. De seizoenen van de verschillende perenvariëteiten lopen vaak niet samen. Zodoende wordt de periode waarin een bepaald product beschikbaar is langer. Vage productdefinities openen in het geval van “verse producten” tevens de deur om meer rekening te houden met import in plaats van eigen kweek. Import impliceert een langere periode van beschikbaarheid en vergroot zodoende de waarschijnlijkheid van vaste jaarlijkse gewichten. Het al dan niet rekening houden met import is in vele gevallen onderhevig aan een geografische logica. In landen met een belangrijke groenten- en fruitsector spelen de seizoenen een belangrijke prijsbepalende rol. Buiten het seizoen kan steeds import verkregen worden maar dit is dan vermoedelijk veel duurder, met een lagere consumptie tot gevolg. In andere landen (bv. Finland) is de import van fruit en groenten doorlopend een belangrijk fenomeen. Tot slot is nog vermeldenswaard dat in een systeem met vaste jaargewichten, producten die slechts gedurende een kort seizoen beschikbaar zijn (bv. kersen) een hogere kans hebben om niet in de index opgenomen te worden. De reden is dat producten normaliter pas in de index worden opgenomen indien hun bestedingsgewicht een minimumdrempel (bv. 1 pro mille) overschrijdt. In het geval van vaste jaargewichten is de kans reëel dat enkel zal rekening gehouden worden met bestedingsgewichten op jaarbasis. De richtlijn betreffende de berekening van indices voor seizoensgebonden producten legt een aantal minimumnormen op waaraan de lidstaten moeten voldoen bij de berekening van indices voor seizoensgebonden producten. Het toepassingsgebied van deze richtlijn omvat de volgende COICOP- groepen: “01.1.3 Vis”, “01.1.6 Fruit”, “01.1.7 Groenten”, “03.1 Kleding”, “03.2 Schoeisel”. Deze richtlijn is al bij al vrij pluralistisch aangezien ze meerdere methoden toelaat. De eerste reeks toegelaten methoden betreft de combinatie van vaste jaarlijkse gewichten met een procedure om de ontbrekende indices (niet beschikbaar buiten seizoen) te vervangen door een schatting. Daarnaast is ook een indexcijfer met klassespecifieke seizoensgewichten toegestaan. Dit is een variante van het indexcijfer met variabele seizoensgewichten. Voor een seizoensgebonden product dat buiten het seizoen is, is het gewicht nul. Seizoensgebonden producten die zich binnen het seizoen bevinden moeten daartegen in principe hetzelfde gewicht houden. Het gewicht van de overkoepelende productgroep blijft uiteraard constant. Prijswijzigingen van seizoensgebonden producten waarvan het gemiddelde bestedingsgewicht – als ze in seizoen zijn – minstens twee promille bedraagt, moeten in de HICP tot uitdrukking komen. Indien een lidstaat vóór de invoering van de richtlijn een systeem van variabele seizoensgewichten hanteerde en indien deze variabele seizoensgewichten het enige informatieve referentiekader vormen, dan is een stelsel van klassespecifieke seizoensgewichten niet realiseerbaar. Het is in dergelijk geval niet mogelijk om gelijktijdig te voldoen aan de bepaling dat zowel de in-seizoensgewichten van de seizoensgebonden producten, als het gewicht van de overkoepelende productcategorie, constant moeten zijn. Aangezien het in de praktijk net die landen zijn, die voorheen al variabele seizoensgewichten hanteren, die het meest geïnteresseerd zullen zijn in klassespecifieke seizoensgewichten, voorziet Eurostat daarom in een iteratieve procedure die ertoe leidt dat het ideaal van klassespecifieke seizoensgewichten zoveel als mogelijk wordt benaderd. Dat is met name het geval in België. In het geval van kledij en schoeisel hadden de bepalingen van de richtlijn geen consequenties. In het geval van de verse seizoensgebonden producten – verse vis, vers fruit en verse groenten – moest worden overgestapt van een stelsel van variabele seizoensgewichten naar een stelsel van klassespecifieke seizoensgewichten. Dit gebeurde aan de hand van de door Eurostat voorgeschreven iteratieve methode via dewelke het ideaal van klassespecifieke seizoensgewichten zoveel als mogelijk werd benaderd. In de drie onderstaande tabellen die betrekking hebben op ‘vers fruit’ wordt de overgang van een stelsel van variabele seizoensgewichten – zoals nog steeds in voege bij de CPI – naar klassegebonden seizoensgewichten – althans een benadering ervan – geïllustreerd.
87
Tabel 1: Variabele seizoensgewichten ‘vers fruit’ in de Belgische CPI Vers fruit Appel Jonag Appel Gold Appel Grann Ronde peer Peer Confer Druiven Perzik Abrikoos Pruim Kersen Nectarine Sinaasappel Citroen Pompelmoes Mandarijn Banaan Aardbeien Meloen Kiwi
Jan 10,17 1,40 0,26 0,27 0,46 0,53 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,53 0,29 0,39 1,80 1,50 0,00 0,00 0,75
Feb 10,17 1,42 0,28 0,34 0,32 0,65 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,83 0,30 0,39 1,21 1,62 0,00 0,00 0,82
Mrt 10,17 1,54 0,31 0,34 0,24 0,69 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,97 0,29 0,43 0,81 1,72 0,00 0,00 0,83
Apr 10,17 1,45 0,31 0,35 0,29 0,58 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,62 0,30 0,44 0,00 1,63 1,40 0,00 0,79
Mei 10,17 1,28 0,29 0,38 0,25 0,46 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,13 0,29 0,38 0,00 1,39 2,59 0,00 0,74
Jun 10,17 1,07 0,26 0,36 0,26 0,00 0,00 0,43 0,30 0,00 0,65 0,00 1,70 0,24 0,32 0,00 1,26 2,27 0,21 0,83
Jul 10,17 0,91 0,22 0,31 0,22 0,00 0,00 0,64 0,42 0,00 1,14 1,14 1,45 0,20 0,25 0,00 1,07 1,24 0,29 0,68
Aug 10,17 1,11 0,28 0,40 0,26 0,00 0,00 0,79 0,00 0,65 0,00 1,75 1,61 0,25 0,31 0,00 1,23 0,00 0,68 0,84
Sep 10,17 0,99 0,23 0,32 0,35 0,25 1,62 0,47 0,00 0,66 0,00 0,94 1,49 0,25 0,26 0,00 1,19 0,00 0,35 0,79
Okt 10,17 1,07 0,21 0,25 0,45 0,35 1,74 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 1,78 0,28 0,28 1,40 1,42 0,00 0,00 0,94
Nov 10,17 1,02 0,17 0,20 0,41 0,37 1,10 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 1,79 0,26 0,29 2,26 1,45 0,00 0,00 0,85
Dec 10,17 0,93 0,19 0,19 0,40 0,36 0,63 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,02 0,39 0,32 2,40 1,47 0,00 0,00 0,86
Nov 10,37 1,18 0,25 0,31 0,33 0,47 1,27 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,08 0,28 0,34 1,65 1,41 0,00 0,00 0,81
Dec 10,37 1,18 0,25 0,31 0,33 0,47 1,27 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,08 0,28 0,34 1,65 1,41 0,00 0,00 0,81
Nov 10,17 1,16 0,25 0,30 0,32 0,45 1,32 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,04 0,27 0,33 1,53 1,39 0,00 0,00 0,80
Dec 10,17 1,16 0,25 0,30 0,32 0,45 1,32 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,04 0,27 0,33 1,53 1,39 0,00 0,00 0,80
Gem 10,17 1,18 0,25 0,31 0,33 0,35 0,42 0,19 0,06 0,11 0,15 0,32 2,08 0,28 0,34 0,82 1,41 0,63 0,13 0,81
Bron: ADSEI
Tabel 2: Van variabele seizoensgewichten naar “class confined seasonal weights” (stap 2 van iteratie) Jan Vers fruit 9,10 Appel Jonag 1,18 Appel Gold 0,25 Appel Grann 0,31 Ronde peer 0,33 Peer Confer 0,47 Druiven 0,00 Perzik 0,00 Abrikoos 0,00 Pruim 0,00 Kersen 0,00 Nectarine 0,00 Sinaasappel 2,08 Citroen 0,28 Pompelmoes 0,34 Mandarijn 1,65 Banaan 1,41 Aardbeien 0,00 Meloen 0,00 Kiwi 0,81
Feb 9,10 1,18 0,25 0,31 0,33 0,47 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,08 0,28 0,34 1,65 1,41 0,00 0,00 0,81
Mrt 9,10 1,18 0,25 0,31 0,33 0,47 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,08 0,28 0,34 1,65 1,41 0,00 0,00 0,81
Apr 9,33 1,18 0,25 0,31 0,33 0,47 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,08 0,28 0,34 0,00 1,41 1,88 0,00 0,81
Mei 9,33 1,18 0,25 0,31 0,33 0,47 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,08 0,28 0,34 0,00 1,41 1,88 0,00 0,81
Jun 11,08 1,18 0,25 0,31 0,33 0,00 0,00 0,58 0,36 0,00 0,90 0,00 2,08 0,28 0,34 0,00 1,41 1,88 0,38 0,81
Jul 12,36 1,18 0,25 0,31 0,33 0,00 0,00 0,58 0,36 0,00 0,90 1,28 2,08 0,28 0,34 0,00 1,41 1,88 0,38 0,81
Aug 9,88 1,18 0,25 0,31 0,33 0,00 0,00 0,58 0,00 0,66 0,00 1,28 2,08 0,28 0,34 0,00 1,41 0,00 0,38 0,81
Sep 11,62 1,18 0,25 0,31 0,33 0,47 1,27 0,58 0,00 0,66 0,00 1,28 2,08 0,28 0,34 0,00 1,41 0,00 0,38 0,81
Okt 10,37 1,18 0,25 0,31 0,33 0,47 1,27 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,08 0,28 0,34 1,65 1,41 0,00 0,00 0,81
Gem 10,17 1,18 0,25 0,31 0,33 0,35 0,42 0,19 0,06 0,11 0,15 0,32 2,08 0,28 0,34 0,82 1,41 0,63 0,13 0,81
Bron: ADSEI
Tabel 3: Van variabele seizoensgewichten naar “class confined seasonal weights” (voltooiing iteratie) Vers fruit Appel Jonag Appel Gold Appel Grann Ronde peer Peer Confer Druiven Perzik Abrikoos Pruim Kersen Nectarine Sinaasappel Citroen Pompelmoes Mandarijn Banaan Aardbeien Meloen Kiwi
Jan 10,17 1,34 0,28 0,35 0,37 0,51 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,35 0,31 0,38 1,76 1,60 0,00 0,00 0,92
Feb 10,17 1,34 0,28 0,35 0,37 0,51 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,35 0,31 0,38 1,76 1,60 0,00 0,00 0,92
Mrt 10,17 1,34 0,28 0,35 0,37 0,51 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,35 0,31 0,38 1,76 1,60 0,00 0,00 0,92
Apr 10,17 1,28 0,27 0,33 0,35 0,49 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,25 0,30 0,37 0,00 1,53 2,12 0,00 0,88
Mei 10,17 1,28 0,27 0,33 0,35 0,49 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,25 0,30 0,37 0,00 1,53 2,12 0,00 0,88
Jun 10,17 1,04 0,22 0,27 0,29 0,00 0,00 0,59 0,38 0,00 0,95 0,00 1,83 0,24 0,30 0,00 1,24 1,73 0,39 0,71
Jul 10,17 0,92 0,20 0,24 0,25 0,00 0,00 0,52 0,34 0,00 0,84 1,14 1,62 0,22 0,26 0,00 1,10 1,53 0,34 0,63
Bron: ADSEI
88
Aug 10,17 1,17 0,25 0,31 0,32 0,00 0,00 0,66 0,00 0,71 0,00 1,45 2,06 0,28 0,34 0,00 1,40 0,00 0,43 0,80
Sep 10,17 1,00 0,21 0,26 0,27 0,38 1,13 0,56 0,00 0,60 0,00 1,24 1,75 0,23 0,29 0,00 1,19 0,00 0,37 0,68
Okt 10,17 1,16 0,25 0,30 0,32 0,45 1,32 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,04 0,27 0,33 1,53 1,39 0,00 0,00 0,80
Gem 10,17 1,18 0,25 0,31 0,33 0,35 0,42 0,19 0,06 0,11 0,15 0,32 2,08 0,28 0,34 0,82 1,41 0,63 0,13 0,81
BIJLAGE 3: CONSUMPTIEPRIJSVERLOOP VOOR EEN AANTAL BEWERKTE LEVENSMIDDELEN IN BELGIË EN DE BUURLANDEN Grafiek 1: Consumptieprijsverloop voor een aantal bewerkte levensmiddelen in België en de buurlanden (Index december 2006=100) Brood en granen
Koffie, thee, cacao
123
114 112
118
110 108
113
106 108
104 102
103
100
België
Frankrijk
Duitsland
Nederland
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 07 se p/ 0 de 7 c/ 07 m rt/ 0 ju 8 n/ 08 se p/ 0 de 8 c/ 08 m rt/ 0 ju 9 n/ 0 se 9 p/ 09 de c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 1 se 0 p/ 1 de 0 c/ 10
98
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 07 se p/ 0 de 7 c/ 07 m rt/ 0 ju 8 n/ 08 se p/ 0 de 8 c/ 0 m 8 rt/ 0 ju 9 n/ 09 se p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
98
Gemiddelde 3 landen
België
Frankrijk
Duitsland
Nederland
Gemiddelde 3 landen
Melk, kaas en eieren
Oliën en vetten
123
133 128
118
123 113
118 113
108
108 103
103 98
België
Frankrijk
Duitsland
Nederland
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 0 se 7 p/ 0 de 7 c/ 07 m rt/ 0 ju 8 n/ 0 se 8 p/ 0 de 8 c/ 08 m rt/ 0 ju 9 n/ 0 se 9 p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
de
c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 07 se p/ 0 de 7 c/ 0 m 7 rt/ 0 ju 8 n/ 0 se 8 p/ 0 de 8 c/ 08 m rt/ 0 ju 9 n/ 09 se p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
98
Gemiddelde 3 landen
België
Frankrijk
Suiker, jam, honing, chocolade en confiserie
116
Duitsland
Nederland
Gemiddelde 3 landen
Bieren
123
114 118
112 110
113
108 106
108
104 102
103
100
België
Frankrijk
Duitsland
Nederland
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 0 se 7 p/ 0 de 7 c/ 07 m rt/ 0 ju 8 n/ 0 se 8 p/ 0 de 8 c/ 0 m 8 rt/ 0 ju 9 n/ 0 se 9 p/ 0 de 9 c/ 09 m rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
98
de c/ 0 m 6 rt/ 0 ju 7 n/ 07 se p/ 0 de 7 c/ 07 m rt/ 0 ju 8 n/ 08 se p/ 0 de 8 c/ 0 m 8 rt/ 0 ju 9 n/ 09 se p/ 0 de 9 c/ 0 m 9 rt/ 1 ju 0 n/ 10 se p/ 1 de 0 c/ 10
98
Gemiddelde 3 landen
België
Bron: EC
89
Frankrijk
Duitsland
Nederland
Gemiddelde 3 landen