Instituut voor de nationale rekeningen
ANALYSE VAN DE PRIJZEN JAARVERSLAG 2012 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM
Meer informatie: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Peter Van Herreweghe City Atrium Vooruitgangstraat 50 1210 Brussel Tel.: +32 2 277 83 96 E-mail:
[email protected]
2
Voorwoord Wanneer de inflatie piekte in 2008, werd in de regeringsverklaring1 van Leterme I, voor het eerst gewag gemaakt van een ‘Prijzenobservatorium’. Begin 2009 werd het takenpakket van het Instituut voor Nationale Rekeningen dan ook uitgebreid met het luik prijsobservatie en prijsanalyse. De wet (Wet van 8 maart 2009, tot wijziging van de wet van 21 december 1994 houdende diverse en sociale bepalingen) stipuleerde dat het de FOD Economie is die deze taak zal uitvoeren. In het Staatsblad van 9 juli 2009 werd het bestek (per MB) gepubliceerd. Dit bestek werd intussen aangepast (BS 7/4/2010 en BS 6/5/2011)om ook de analyse van de marges onder de aandacht te brengen, om de link met de mededingingsautoriteiten te beklemtonen, en bovendien werd er expliciet verwezen naar de mogelijkheid om beroep te doen op bestaande statistieken bij ADSEI die relevant zijn voor onderzoek m.b.t. prijzen en naar de wet van 1945 en het ministerieel uitvoeringsbesluit van 1993 om individuele inlichtingen i.v.m. prijsevolutie mee te delen. Intussen functioneert het Prijzenobservatorium vier jaar: sinds het eerste kwartaal 2009 publiceerde het binnen de voorziene tijdsbestekken zijn kwartaal- en jaarverslagen, net als een reeks punctuele verslagen. Het Instituut voor Nationale rekeningen wenst dan ook de leden van het Wetenschappelijk Comité voor Prijsobservatie en –analyse, wiens mandaat begin 2013 afloopt, te bedanken voor hun deelname aan het totstandkomen van de verslagen. De analyses van het Prijzenobservatorium worden, conform de wet, enkel gepubliceerd na de goedkeuring van de Raad van Bestuur van het INR en de validering door het Wetenschappelijk Comité voor Analyse van de Prijzen. In de verslagen wordt er aandacht besteed aan de totale inflatie en aan het prijsstijgingstempo en de bijdrage tot de inflatie van elk van de vijf grote productgroepen: energiedragers, bewerkte en niet-bewerkte levensmiddelen, diensten en tenslotte industriële, niet-energetische goederen. Voor elke productgroep wordt eerst de inflatie in België toegelicht en wordt het verloop van de consumptieprijzen vervolgens vergeleken met dat in de buurlanden. In een aantal gevallen werd in de verslagen gewezen op een afwijkend prijsverloop in België, zonder dat daar op basis van onderliggende cijfers een afdoende verklaring voor was. Diverse instellingen, waaronder het federale parlement, waren dan ook vragende partij om het onderzoeksdomein van het Prijzenobservatorium uit te breiden. In de federale regeringsverklaring van Di Rupo I2, werd er dan ook expliciet verwezen naar ‘maatregelen gericht op een effectieve (prijs-)analyse en op prijsbeheersing’. De tekst stelt verder dat het Prijzenobservatorium in zijn opdrachten zal worden versterkt en dat het de nodige middelen zal krijgen om marges te analyseren en abnormale prijsschommelingen op te sporen. De analyses van het Prijzenobservatorium zijn erop gericht om de voornaamste bewegingen van de prijzen aan de eindgebruiker in kaart te brengen, aan deze benadering worden de invalshoeken marges en prijsniveaus toegevoegd en wordt er aangestipt dat de marktwerking voor een bepaald goed of dienst ook moet worden onderzocht. Om zijn analyses te doen, beschikt het Prijzenobservatorium over de volgende bronnen: De benadering inzake prijsverloop vindt, omwille van de vergelijkbaarheid met andere lidstaten van de Europese Unie, plaats aan de hand van het geharmoniseerd indexcijfer der consumptieprijzen (GICP). Dit cijfer wordt maandelijks (halverwege elke maand) door Eurostat gepubliceerd. De gebruikte nomenclatuur is de COICOP-classificatie (die op het meest gedetailleerde niveau het prijsverloop volgt voor 94 productgroepen). Om het onderzoek verder te ventileren wordt voor de verslagen gebruik gemaakt van de consumptieprijsindex (CPI). In 2012 bevat de consumptiekorf 520 getuigen, verdeeld over 12 hoofdgroepen. Om de analyses verder uit te diepen over de ganse keten kan, worden gebruik gemaakt van de afzetprijsindex voor de verwerkende nijverheid (ADSEI), grondstofnoteringen (Eurostat en IMF), statistieken inzake bui1
Zie hoofdstuk 3 van het Federale Regeerakkoord van 18 maart 2008.
2
Zie deel 2.4.1 “Koopkracht, prijsbeheersing, bescherming van de consument en financiële regulering”, van de ontwerpverklaring over het algemeen beleid van 1 december 2011.
3
tenlandse handel (Eurostat en INR), structuurenquête ondernemingen en de bijhorende aankoopkaders,… Deze statistieken worden opgemaakt in het kader van de door Eurostat opgelegde verplichtingen. Initiatieven zoals de aanpassing van het Koninklijk Besluit met betrekking tot kortetermijnstatistieken (waartoe de afzetprijzen van de verwerkende nijverheid en van de dienstensectoren behoren) zullen ervoor zorgen dat het Prijzenobservatorium nog nadrukkelijker deze rol zal kunnen spelen. Om een grondig onderzoek uit te kunnen voeren naar het verloop van de (bruto-)marges van de diverse schakels in een markt, is een goede kwaliteit van afzetprijsstatistieken immers een noodzakelijke voorwaarde. Terwijl er met betrekking tot de inflatiemetingen (met andere woorden de procentuele jaar-op-jaar evoluties in de consumptieprijzen) op Europees vlak veel inspanningen zijn geleverd om tot geharmoniseerde cijfers en methoden te komen, is dit veel minder het geval voor de prijsniveaus. Zodat hier een beroep zal moeten worden gedaan op benaderende statistieken (prijsniveau-indices,…) of op informatie afkomstig van private dataleveranciers. Naast alle bestaande prijsstatistieken, heeft het Prijzenobservatorium, ook de mogelijkheid om een beroep te doen op de bepalingen van de wet van 22 januari 1945, en het KB van 20 april 1993, betreffende de economische reglementering en de prijzen. Op basis van deze wet, beschikt de FOD Economie, meer bepaald de Algemene Directie Controle en Bemiddeling (E7) over ruime bevoegdheden om toe te zien op de naleving van vastgestelde maximumprijzen en –winsten en van het verbod op verkoop aan abnormale prijzen, in het bijzonder rekening houdend met de staat van de markt. Hoofdstuk IV, artikel 8 van het KB stelt immer: “De ondernemingen zijn verplicht op vraag (van de Algemene Inspectie van de Prijzen en de Mededinging) alle inlichtingen te verschaffen in verband met de prijs-evolutie”. Voor het onderzoek naar de marktwerking, zijn geen gestandaardiseerde officiële statistieken voor handen, zodat deze benadering de ontwikkeling vraagt van nieuwe concepten, onderzoeksmethodes en indicatoren. Bovendien, zo leert raadpleging van de bestaande literatuur dient de theoretische benadering van het functioneren van een markt zij-aan-zij plaats te vinden met bijkomend veldonderzoek. Het Instituut voor Nationale Rekeningen wil deze gelegenheid aangrijpen om het belang van de toegang tot gedetailleerde, kwaliteitsvolle statistieken benadrukken.
4
Inleiding Met dit document publiceert het INR voor de vierde maal een jaarverslag over het verloop van de inflatie. De wet van 8 maart 2009, tot wijziging van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, voorziet dat de FOD Economie de taak van prijsobservatie en prijsanalyse voor rekening van het INR uitvoert. Conform het bestek dat de modaliteiten bepaalt van de wijze waarop de aan het INR geassocieerde instellingen hun opdrachten zullen uitvoeren, werd dit jaarverslag voor het einde van de maand februari goedgekeurd door de Raad van bestuur van het INR en verkreeg het rapport een gunstig advies van het Wetenschappelijk Comité. Net zoals voor de kwartaalverslagen start het rapport met een onderzoek van de totale inflatie in België en in de buurlanden, op basis van cijfergegevens van de geharmoniseerde consumptieprijsindex. Vervolgens wordt voor de vijf grote productgroepen nagegaan wat de voornaamste prijsbewegingen zijn. Op basis van detailgegevens van de nationale index worden daarbij individuele bewegingen van bepaalde producten of diensten toegelicht. Andere bronnen waar een beroep op wordt gedaan zijn statistieken van officiële instanties zoals het Internationaal Monetair Fonds, de Europese Commissie, de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (FOD Economie), … Het deel over energiedragers krijgt extra aandacht gelet op hun specifieke belang voor het inflatieverloop van de voorbije jaren. Voor elk van productgroepen worden ook de voornaamste verschillen tussen het prijsverloop in België en dat in de buurlanden in kaart gebracht. In een tweede deel komt de impact van de regeringsmaatregelen op de prijzen van gas en elektriciteit aan bod, en wordt op basis van verschillende hypotheses, de impact van deze maatregelen geraamd. Het jaarverslag biedt echter ook de gelegenheid om een aantal bijkomende thema’s uit te diepen. In overleg met het Wetenschappelijk Comité werd voor 2012 twee bijkomende onderwerpen weerhouden. Het betreft enerzijds prijsbewegingen in de productgroep bewerkte levensmiddelen, waarbij onderzoek werd gewijd aan de hoge grondstoffennoteringen voor levensmiddelen, en het prijszettingsgedrag in de voedingskolom. Meer specifiek werden de zuivelkolom en de chocolade- en suikerkolom onderzocht. Anderzijds werd, gezien de hoge inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen, en meer bepaald voor groenten en fruit, extra aandacht besteed aan de prijsvorming voor deze producten. Tenslotte, werd aan de hand van de meeste relevante, beschikbare statistieken een beeld geschetst van het prijsniveau voor een aantal productgroepen in België en de buurlanden. Dit jaarverslag wil de lezer tenslotte ook de mogelijkheid bieden om individuele prijsbewegingen, en de impact ervan op de inflatie, te ontdekken. Daarom werd als bijlage een overzicht opgenomen van het recente prijsverloop voor alle producten en diensten die, voor het opmaken van het maandelijkse indexcijfer, door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (FOD Economie) worden gevolgd.
5
6
Inhoudstafel Voorwoord .............................................................................................................................................. 3 Inleiding .................................................................................................................................................. 5 Inhoudstafel............................................................................................................................................ 7 Samenvatting ......................................................................................................................................... 9 I. Totale inflatie in 2012 ....................................................................................................................... 11 I.1 Totale inflatie .................................................................................................................................................................... 11 I.1.1 Totale inflatie in België ............................................................................................................................................. 11 I.1.2 Totale inflatie in de voornaamste buurlanden ........................................................................................................ 15 I.2 Energie.............................................................................................................................................................................. 18 I.2.1 De inflatie voor energie in België ............................................................................................................................ 18 I.2.2 De inflatie voor energie in de voornaamste buurlanden ....................................................................................... 24 I.3 Bewerkte levensmiddelen ............................................................................................................................................... 27 I.3.1 De inflatie voor bewerkte levensmiddelen in België .............................................................................................. 27 Box 1: Micro-onderzoek van enkele bewerkte levensmiddelen .................................................................................. 32 I.3.2 De inflatie voor bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden ......................................................... 35 I.4 Niet-bewerkte levensmiddelen ........................................................................................................................................ 36 I.4.1 De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in België....................................................................................... 36 I.4.2 De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden .................................................. 38 I.5 Diensten............................................................................................................................................................................ 40 I.5.1 De inflatie voor diensten in België........................................................................................................................... 40 I.5.2 De inflatie voor diensten in de voornaamste buurlanden ...................................................................................... 43 I.6 Niet-energetische industriële goederen.......................................................................................................................... 45 I.6.1 De inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België ........................................................................ 45 Box 2: Inflatiestijging voor kranten in België - een inhaalbeweging ............................................................................ 47 I.6.2 De inflatie voor niet-energetische industriële goederen in de voornaamste buurlanden.................................... 49
II. Invloed van de regeringsmaatregelen op de gemiddelde elektriciteits- en gasfactuur voor de consument............................................................................................................................................ 52 II.1 Inleiding............................................................................................................................................................................ 52 II.2 Vertrekhypotheses .......................................................................................................................................................... 53 II.3 Simulaties van de regeringsmaatregelen en het substitutie-effect voor de elektriciteitsmarkt in 2012 .................... 54 II.4 Simulaties van de regeringsmaatregelen en het substitutie-effect voor de gasmarkt in 2012.................................. 56 II.5 Conclusies ....................................................................................................................................................................... 58
III. Evolutie van de prijzen in de voedselketen: een analyse voor België en de buurlanden ............ 60 III.1 Aanpak van het onderzoek ........................................................................................................................................... 60 III.2 Prijsverloop in de voedingskolom in België en zijn voornaamste buurlanden........................................................... 61 III.3 Prijsverloop in de zuivelkolom in België en zijn voornaamste buurlanden ................................................................ 63 III.4 Prijsverloop in de kolom “Suiker, jam, honing, chocolade en ander suikerwerk” in België en zijn voornaamste buurlanden ............................................................................................................................................................................. 65 III.5 Besluit ............................................................................................................................................................................. 67
IV: Onderzoek van de prijsbewegingen van verse groenten en fruit. ................................................ 68 IV.1 Onderzoekskader .......................................................................................................................................................... 68 IV.2 Onderzoek naar de consumptie- en veilingprijzen van tomaten, kropsla, prei en appelen ..................................... 70
7
Lijst van afkortingen ............................................................................................................................. 75 Bijlagen ................................................................................................................................................. 76 Bijlage 1A: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen tussen het jaar 2011 en 2012 het sterkst zijn veranderd ............................................................................................................................................................................... 76 Bijlage 1B: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen in 2012 de grootste impact op de inflatie hebben ................................................................................................................................................................................... 82
8
Samenvatting 1.
In 2012 bedroeg de totale inflatie in België, gemeten aan de hand van de GICP, gemiddeld 2,6 %, tegenover nog 3,5 % het jaar voordien. Anders dan in 2010 en 2011, kwam de grootste bijdrage tot de totale inflatie dit jaar niet van de energetische producten (0,7 procentpunt in 2012 tegenover 1,9 procentpunt in 2011) maar van de productgroep diensten (1,0 procentpunt in 2012 tegenover 0,9 procentpunt in 2011).
2.
De onderliggende inflatie, daarentegen, versnelde met 0,1 procentpunt, tot gemiddeld 2,0 % in 2012. Terwijl er voor diensten gemiddeld hogere prijsstijgingen waren dan het jaar ervoor, stabiliseerde het inflatiecijfer zich voor de bewerkte levensmiddelen en vertraagde het iets voor de niet-energetische industriële goederen.
3.
Ook in onze voornaamste buurlanden lag het prijsstijgingstempo van de totale inflatie in 2012 gemiddeld lager dan in 2011 (2,4 % in 2011 naar 2,2 % in 2012), maar de vertraging is minder uitgesproken dan in België. Voor het eerst sinds 2007 zijn het niet zozeer de energetische producten die het inflatieverschil verklaren tussen België en zijn buurlanden, maar wel de diensten. Enkel voor de niet-bewerkte levensmiddelen en de niet-energetische industriële goederen stegen de consumptieprijzen in 2012 trager in België dan in de buurlanden.
4.
Het prijsstijgingstempo voor energiedragers nam in België af van 17,0 % in 2011 naar 6,0 % in 2012. Alle belangrijke energetische producten hebben bijgedragen tot de vertraging van de energie-inflatie. Desondanks betaalde de consument in 2012 6,5 % meer voor motorbrandstoffen (tegen +15,6 % in 2011) en 10,1 % meer voor huisbrandolie (tegen +27,8 % in 2011). Aan de basis hiervan ligt de lichte prijstoename van aardolie op de internationale markt, maar vooral de waardevermindering van de euro tegenover de dollar. In euro uitgedrukt, steeg de aardolieprijs met gemiddeld 9 % tussen 2011 en 2012 (terwijl dat een jaar geleden nog +33 % was). Elektriciteit en aardgas werden respectievelijk 1,9 % en 8,0 % duurder in 2012. De lichte prijsstijging voor elektriciteit in 2012 kwam voort uit een toename van de netwerktarieven, welke voor een groot deel gecompenseerd werd door een daling van de energiecomponent. Voor gas namen zowel de energiecomponent als de netwerktarieven toe met 8 à 9 %. De daling van het prijsstijgingstempo voor zowel elektriciteit als aardgas kan voornamelijk toegeschreven worden aan een lagere prijstoename van de energiecomponent.
5.
Net zoals in België, is de inflatie voor energetische producten in onze voornaamste buurlanden sterk verminderd, tot gemiddeld 5,6 % in 2012 (tegen 10,4 % in 2011). Voor elektriciteit kwam het prijsstijgingstempo in België in 2012 lager uit dan in onze buurlanden. Enkel voor gas kwam de inflatie in België nog steeds duidelijk (1,7 procentpunt) hoger uit dan in onze buurlanden.
6.
In 2012 werden een aantal maatregelen genomen ter verbetering van de werking van de elektriciteit –en gasmarkt in België. De wet van 8 januari 2012 verplicht energieleveranciers om elke verandering in de tariefformule voorafgaand te laten goedkeuren door de CREG, terwijl de indexering van variabele elektriciteit- en gascontracten beperkt wordt tot vier keer per jaar. Deze wet werd met ingang van 1 januari 2013 van kracht. Op 29 maart 2012 werd met een nieuwe wet de indexering van de prijzen voor variabele contracten naar boven toe tijdelijk bevroren, en dit van april tot december 2012. Eind 2012 tenslotte werden de criteria vastgelegd waaraan de parameters in elektriciteit- en gascontracten moeten beantwoorden. Daarnaast werd tijdens het verslagjaar de dynamiek op de energiemarkt aangewakkerd door allerlei initiatieven zoals de campagne “Gas – elektriciteit: Durf vergelijken” van de FOD Economie, de wettelijke regeling om kosteloos een contract op te zeggen, ...
7.
Op basis van uitgevoerde simulaties blijkt dat de regeringsmaatregelen in 2012 hebben bijgedragen tot een daling van de energie-inflatie. Ook de hernieuwde marktdynamiek heeft een impact gehad door een verschuiving in de marktaandelen van duurdere naar goedkopere energieleveranciers. Wanneer cumulatief rekening gehouden wordt met de regeringsmaatregelen en het substitutie-effect, wordt de impact geschat op 1,2 procentpunt voor de energie-inflatie en op 0,15 procentpunt (waarvan twee derden afkomstig is van de bevriezing van de energieprijzen) voor de totale inflatie. Zonder de bevriezing van de prijzen en het substitutie-effect, zou de energie-inflatie dus uitgekomen zijn op 7,2 % (in plaats van 6 %) en de totale inflatie op 2,8 % (in plaats van 2,6 %).
9
8.
De verdere toename van de internationale noteringen voor voedingsgrondstoffen had ook in 2012 een opwaartse impact op de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen. Ten opzichte van het voorgaande jaar lagen de consumentenprijzen voor deze voedingsproducten in 2012 gemiddeld 3,1 % hoger (wat een even sterke prijstoename is als in 2011). In onze voornaamste buurlanden, is de inflatie voor deze productgroep licht vertraagd tot 2,8 % in 2012. Voornamelijk zuivelproducten en suikerwaren hebben bijgedragen tot het inflatieverschil voor bewerkte levensmiddelen tussen België en zijn buurlanden.
9.
Onderzoek naar het prijsverloop in de voedingskolom, toont het bestaan aan van asymmetrie in het prijstransmissie-mechanisme. Bij scherpe toenames van de grondstofnoteringen, zoals in 2007 en in de afgelopen periode, reageren de prijzen van de voedingsproducenten en van de detailhandel snel en betekenisvol. Wanneer de noteringen voor voedingsgrondstoffen fors terugvallen, reageren de producentenprijzen vaak trager en minder sterk. De consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen vertonen gemiddeld vrijwel geen correctie naar beneden toe. Deze asymmetrie komt voor in België en in de buurlanden. Enkel in Duitsland lijken de gemiddelde consumptieprijzen af te nemen bij dalende grondstofnoteringen. Een uitgebreidere set aan prijs- en kostenstatistieken zou een verdere opvolging van het prijsverloop in de voedingsketen vergemakkelijken. Het Prijzenobservatorium is alvast vragende partij.
10. Het prijsstijgingstempo voor niet-bewerkte levensmiddelen liep, in 2012, elk kwartaal verder op, en bedroeg gemiddeld 3,4 %, vooral als gevolg van een inflatieversnelling voor zowel fruit, groenten als vis. Ook in onze voornaamste buurlanden versnelde de inflatie voor deze productgroep. 11. Uit het onderzoek naar de prijsbewegingen van enkele verse fruit- en groentesoorten, blijkt dat de prijzen eenzelfde evolutie vertonen in België als in enkele buurlanden, met weliswaar meer uitgesproken prijsschommelingen in ons land. Het verloop van de consumptieprijzen in België voor tomaten, prei, kropsla en jonagold-appelen wordt bepaald door de veilingprijzen, die op hun beurt bepaald worden door vraag- en aanbodfactoren. De volatiliteit blijkt, zowel in opwaartse als in neerwaartse zin, iets groter bij de veilingprijzen. 12. De diensteninflatie versnelde tot gemiddeld 2,5 % in 2012. Hoewel ook in onze buurlanden de diensteninflatie opgelopen is (tot 1,6 % in 2012), nam het inflatieverschil met België toe. Tussen 2008 en 2012 gingen de prijzen voor diensten met gemiddeld 6,2 % naar boven in onze voornaamste buurlanden, tegenover 9,0 % in België. De ongunstige prijsontwikkeling in restaurants en cafés in België heeft daar voor een groot deel toe bijgedragen. 13. In 2012 bedroeg de inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België 0,9 %, tegenover gemiddeld 1,3 % in onze voornaamste buurlanden. Niettemin was het prijsverloop gedurende de afgelopen vier jaar minder gunstig voor de Belgische consument.
10
I. Totale inflatie in 20123 4 I.1 Totale inflatie I.1.1 Totale inflatie in België Het gemiddelde consumptieprijspeil is ook in 2012 verder blijven stijgen (op enkele maanden na weliswaar, zoals in de traditionele soldenmaanden januari en juli), zij het aan een iets trager tempo dan in 2011. In 2012 was de geharmoniseerde index der consumptieprijzen in België (uitgedrukt in basisjaar 2008=100) opgeklommen tot gemiddeld 108,6 punten. De consumptieprijzen voor energiedragers kenden in 2012 een grillig verloop, in het eerste en het derde kwartaal waren ze opwaarts gericht, terwijl ze in het tweede en het laatste kwartaal 2012 iets terugvielen. De energieprijzen bleven in het algemeen echter op een hoog niveau: gemiddeld lagen ze 17 % hoger dan vier jaar eerder, in 2008. Ten opzichte van 2011 betaalde de consument in het verslagjaar gemiddeld 6,0 % meer voor energetische producten. De onderliggende inflatie, die geen rekening houdt met het prijsverloop van de niet-bewerkte levensmiddelen en energiedragers, steeg tussen 2008 en 2012 met 7 %. Grafiek 1A: Recent verloop van de GICP, de onderliggende inflatie en de consumptieprijzen voor energiedragers (Index 2008=100)
120
130 125 120 115
110
110 105 100 95
100
90 85 80 75
90
2007
2008 GICP (linkerschaal)
2009
2010
Onderliggende inflatie (linkerschaal)
2011
2012
70
Energiedragers (rechterschaal)
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
3
De gemiddelde inflatie voor een kwartaal wordt berekend als de procentuele variatie van het rekenkundige gemiddelde van de indexcijfers van het betrokken kwartaal ten opzichte van het rekenkundige gemiddelde van de indexcijfers van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar. 4
Omwille van de vergelijkbaarheid met de evoluties in andere Europese landen gebeurt de analyse op grond van de geharmoniseerde consumptieprijsindex (GICP). Waar nodig wordt voor de Belgische cijfers nog verder in detail getreden op basis van de gegevens afkomstig van de nationale consumptieprijsindex.
11
In 2012 bedroeg de totale inflatie gemiddeld 2,6 %, tegen 3,5 % in 2011. De afname van de inflatie, die inzette vanaf het derde kwartaal 2011 (met een kwartaalinflatie van 3,6 %) werd daarmee verder gezet in de loop van 2012 (in het vierde kwartaal 2012 kwam de totale inflatie uit op 2,3 %). Het profiel van de totale inflatie werd de afgelopen jaren voor een groot deel bepaald door het verloop van de prijzen voor energetische producten, in 2012 was dat niet anders. De inflatie voor energie vertraagde sterk, van gemiddeld 17,0 % in 2011 naar 6,0 % in 2012. In het vierde kwartaal 2012 betaalde de consument gemiddeld amper 2,4 % meer voor energie dan in de overeenstemmende periode van 2011. Grafiek 1B: Recent verloop van de GICP, de onderliggende inflatie en de consumptieprijzen voor energiedragers (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar)
7
35
6
30
5
25
4
20
3
15
2
10
1
5
0
0
-1
-5
-2
-10
-3
-15
-4
-20
-5
2007
2008 GICP (linkerschaal)
2009
2010
Onderliggende inflatie (linkerschaal)
2011
2012
-25
Energiedragers (rechterschaal)
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
De onderliggende inflatie versnelde met 0,1 procentpunt, van 1,9 % in 2011 naar 2,0 % in 2012. Van de drie componenten van de onderliggende inflatie (diensten, niet-energetische industriële goederen en bewerkte levensmiddelen), nam het prijsstijgingstempo enkel toe bij de diensten (van 2,2 % in 2011 naar 2,5 % in 2012). Het inflatiecijfer stabiliseerde zich op een hoog peil voor de bewerkte levensmiddelen (3,1 %) en vertraagde5 iets voor de niet-energetische industriële goederen (van 1,0 % naar 0,9 %).
5
De lagere inflatiebijdrage voor kledij, speelde hier een belangrijke rol in. Kledij had in 2012, immers een groter gewicht dan in 2011. Waardoor dit goed in de soldenmaanden een negatieve bijdrage leverde tot de inflatie.
12
De belangrijkste prijsbewegingen bij de vijf grote productgroepen6 van de GICP kunnen als volgt samengevat worden:
Het prijsstijgingstempo voor energiedragers nam af van 17,0 % in 2011 naar 6,0 % in 2012. De inflatie voor energetische producten ging sinds het derde kwartaal 2011 stelselmatig naar omlaag: ze bedroeg 18,0 % in het derde kwartaal 2011 en kwam in het vierde kwartaal 2012 uit op nauwelijks 2,4 %. De impact van deze productgroep op de algemene inflatie is dan ook sterk afgenomen, van 1,9 procentpunt in 2011 naar 0,7 procentpunt in 2012.
De diensteninflatie bedroeg in 2012 gemiddeld 2,5 %. Omwille van het grote gewicht van deze consumptiekorf (diensten vertegenwoordigen bijna 40 % van de korf), droeg deze productgroep 1,0 procentpunt bij tot de totale inflatie.
In vergelijking met 2011 lagen de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen 3,1 % hoger tijdens het verslagjaar. De bijdrage tot de totale inflatie bleef stabiel op 0,4 procentpunt.
De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen versnelde van amper 0,2 % in 2011 naar 3,4 % in 2012. De productgroep met het kleinste gewicht in de korf (7,9 %) leverde zo toch een bijdrage van 0,3 procentpunt tot de totale inflatie.
De consument betaalde in 2012 gemiddeld 0,9 % meer voor niet-energetische industriële goederen dan in 2011. Deze productgroep had een opwaartse impact van 0,2 procentpunt op de totale inflatie, iets minder dan verleden jaar.
De gezondheidsindex, die onder meer gebruikt wordt voor de indexering van de sociale uitkeringen en de overheidswedden, lag in 2012 gemiddeld 2,7 % hoger dan in 2011. In 2012 werd de spilindex tweemaal overschreden, namelijk in januari en november. Het was geleden van 2008 dat er in één jaar nog twee spilindexoverschrijdingen hadden plaatsgevonden. Tabel 1: Geharmoniseerde consumptieprijsindex (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) Totaal 2010 2011 2012 2011 2012
IV I II III IV 2012 - IV Okt Nov Dec Gewicht 2012 (in %)
2,3 3,5 2,6 3,4 3,2 2,6 2,4 2,3 2,6 2,2 2,1 100,0
Energiedragers 10,0 17,0 6,0 16,3 12,2 5,4 4,4 2,4 4,5 1,5 1,4 11,7
Diensten 1,4 2,2 2,5 2,1 2,5 2,5 2,6 2,5 2,5 2,5 2,4 39,2
Bewerkte levensmiddelen 1,0 3,1 3,1 3,6 3,5 2,9 2,7 3,2 3,3 3,2 3,1 13,2
Nietbewerkte levensmiddelena 3,5 0,2 3,4 0,4 1,7 3,0 4,1 2,8 5,7 4,3 4,5 7,9
Nietenergetische industriële goederen 0,8 1,0 0,9 1,1 1,0 1,1 0,7 0,8 0,8 0,8 0,8 28,1
p.m. Onderliggende inflatieb 1,1 1,9 2,0 2,0 2,1 2,1 1,9 2,0 2,1 2,1 2,0 80,4
p.m. Gezondheidsindexc 1,7 3,1 2,7 3,2 3,3 2,6 2,4 2,3 2,5 2,2 2,2 92,5
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI a b Fruit, groenten, vlees en vis. Gemeten aan de hand van de GICP, zonder niet-bewerkte levensmiddelen en energiedragers. c Nationale consumptieprijsindex, zonder tabak, alcoholhoudende dranken, benzine en diesel.
6
Zoals elk jaar werd ook in 2012 het gewichtenschema voor het geharmoniseerd indexcijfer der consumptieprijzen (GICP) aangepast. Sinds 2011 gebeurt dit op basis van de meest recente versie van de Nationale Rekeningen. Voor de gewichten van de vijf grote productgroepen binnen de GICP vonden in België de volgende verschuivingen plaats: het belang van zowel de bewerkte als de onbewerkte levensmiddelen in de consumptiekorf ging iets omlaag (beide met 0,4 procentpunt). Ook het gewicht van de niet-energetische industriële goederen werd dit jaar verder teruggebracht tot 28,1 % (met 0,4 procentpunt). Het belang van de productgroepen diensten (+0,6 procentpunt) en energie (+0,7 procentpunt) nam daarentegen toe tot respectievelijk 39,2 % en 11,7 %.
13
Grafiek 2: Bijdrage tot de inflatie (In procentpunt, jaar- en kwartaalgemiddelden)
6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3
Niet-energetische industriële goederen Bewerkte levensmiddelen Energie
Diensten Niet-bewerkte levensmiddelen GICP
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
Tussen 2008 en 2012 nam het gemiddelde consumptieprijspeil in België, zoals hoger geschetst, toe met 9 %. Over de beschouwde periode kenden de energetische producten, en in mindere mate de niet-bewerkte levensmiddelen, het meest volatiele prijsverloop. In vergelijking met vier jaar eerder, lagen de consumptieprijzen voor energetische producten maar liefst 17 % hoger (Gezien de afhankelijkheid van de aardolienoteringen voor huisbrandolie en motorbrandstoffen, en in steeds mindere mate voor gas en elektriciteit, dient dit omzichtig te worden geïnterpreteerd. De aardolienoteringen bevonden zich in 2012 immers op een hoog niveau.). Afgezien van periodieke prijsschommelingen, bedroeg de toename van de consumptieprijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen gemiddeld 7,5 %, iets onder de stijging van de totale index. De consumptieprijzen voor diensten vertonen een continu, opwaarts verloop, en liggen min of meer in lijn met die van de totale index (+9 % tussen 2008 en 2012). Bij de productgroep bewerkte levensmiddelen bleven de consumptieprijzen in 2009 en begin 2010 lange tijd stabiel (na de forse stijging in 2008 ten gevolge van de grondstoffenrally), maar gingen ze nadien sterk naar boven om in 2012 uiteindelijk 9 % hoger te liggen dan in het basisjaar 2008. De niet-energetische industriële goederen laten het laagste groeiritme optekenen over de afgelopen jaren en deze producten werden gemiddeld slechts 4 % duurder op vier jaar tijd.
14
Grafiek 3: Verloop van de GICP en de consumptieprijzen van de vijf grote productgroepen (Index 2008=100)
125 120 115 110 105 100 95 90 85 80 75
2007
2008 2009 GICP Energiedragers Niet-bewerkte levensmiddelen
2010
2011 2012 Diensten Bewerkte levensmiddelen Niet-energetische industriële goederen
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
I.1.2 Totale inflatie in de voornaamste buurlanden Met 2,2 % in 2012 vertraagde de inflatie in onze buurlanden gemiddeld genomen eveneens vergeleken met een jaar voordien (2,4 %), zij het minder uitgesproken dan in België (waar ze van 3,5 % naar 2,6 % ging, een peil dat hoger ligt dan het gemiddelde in onze buurlanden). Die algemene vertraging is toe te schrijven aan de inflatiedaling in Duitsland7 (2,1 % in 2012 tegenover 2,5 % in 2011) en in Frankrijk (2,2 % in 2012 tegenover 2,3 % in 2011). In Nederland versnelde de inflatie echter (van 2,5 % in 2011 tot 2,8 %8 in 2012). Het inflatieverschil tussen België en de buurlanden is dus aanzienlijk afgenomen in 2012, tot gemiddeld 0,4 procentpunt (in 2011 was dat 1,1 procentpunt).
7
De invoering van de nieuwe wegingsmethodologie (gebaseerd op de nationale rekeningen) volgens Europese Richtlijn EC 1114/2010 had een neerwaartse invloed op de inflatie in Duitsland in januari, maart, april, juli, augustus, september en november 2012. De invloed wordt geschat op 0,09 procentpunt: zonder die maatregel zou de totale inflatie 2,2 % in plaats van 2,1 % bedragen hebben. 8
In Nederland werd de btw-voet verhoogd van 19 naar 21 %, in oktober 2012, wat een opwaartse impact op de consumptieprijs met zich mee bracht.
15
Grafiek 4A: Kwartaalevolutie van de totale inflatie en van de onderliggende inflatie in België en in de belangrijkste buurlanden (Wijziging op jaarbasis)
Totale inflatie
6
Onderliggende inflatie
3,0
5
2,5
4 3
2,0
2
1,5
1
1,0
0 0,5
-1 -2 2008
2009
2010
België
2011
Duitsland
0,0 2008
2012
2009
Nederland
Frankrijk
2010
2011
2012
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
Net als in België versnelde de onderliggende inflatie in 2012 in onze buurlanden ook, tot gemiddeld 1,6 % (1,4 % in 2011), een iets lager peil dan in ons land (2,0 %). Nederland liet in 2012 een hogere onderliggende inflatie optekenen dan België, namelijk 2,3 %9 (1,8 % in 2011). In Frankrijk bedroeg het peil in 2012 1,7 % (1,3 % in 2011) en in Duitsland viel er een lichte vertraging op te tekenen, van 1,5 % in 2011 tot 1,4 % in 2012. Grafiek 4B: Kwartaalevolutie van het GICP en van de onderliggende inflatie-index in België en in de belangrijkste buurlanden (Index 2008=100)
GICP
110
110
108
108
106
106
104
104
102
102
100
100
98 2008
2009 2010 2011 België Duitsland
Onderliggende inflatie
98 2008 2009 Nederland
2012 Frankrijk
2010 2011 2012 Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
Voor het eerst sinds 2007 zijn het niet langer de energieproducten die het grootste deel van het jaarlijkse inflatieverschil tussen België en de buurlanden uitmaken, maar de diensten, die in 2012 de grootste bijdrage leverden (0,3 procentpunt) ten nadele van ons land. Energieproducten en bewerkte levensmiddelen droegen elk 0,1 procentpunt bij tot het inflatieverschil ten nadele van België. Niet-energetische industriële goederen droegen daarentegen bij tot de verkleining van het inflatieverschil, met 0,1 procentpunt. De invloed van nietbewerkte levensmiddelen op het inflatieverschil bleef in 2012 bijzonder beperkt.
9
Door onder meer de btw-verhoging in Nederland.
16
Grafiek 5: Jaarlijkse bijdrage van elke component van het GICP aan het inflatieverschil tussen België en de buurlanden (In procentpunt)
2,0
1,5
1,0
0,5
0,0
-0,5
-1,0 2007
2008
2009
2010
Niet-energetische industriële goederen Bewerkte levensmiddelen Energie
2011
2012
Diensten Niet-bewerkte levensmiddelen Geheel GICP
Bronnen: EC, FOD Economie
Tussen 2008 en 2012 steeg het GICP gemiddeld met 6,4 % in de buurlanden (+6,1 % in Duitsland, +6,5 % in Frankrijk en +7,4 % in Nederland) tegenover een stijging van 8,6 % in België. Alle categorieën leverden een positieve bijdrage aan het verschil ten nadele van ons land, maar de energieproducten oefenden de grootste invloed uit. Het indexcijfer voor de onderliggende inflatie steeg sinds 2008 in de buurlanden gemiddeld met 5,3 %, tegenover een stijging van 7,3 % in België. Duitsland liet sinds 2008 een stijging van 4,8 % optekenen voor deze index, Frankrijk 5,5 % en Nederland 6,9 %. Tabel 2: GICP en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden in 2012 (Wijziging ten opzichte van 2011, tenzij anders vermeld)
Onderliggende inflatie Bewerkte levensmiddelen Niet-energetische industriële goederen Diensten Energie Niet-bewerkte levensmiddelen GICP
België
Gemiddelde van de buurlanden
2,0 3,1 0,9 2,5 6,0 3,4 2,6
1,6 2,8 1,3 1,6 5,6 3,8 2,2
Duitsland 1,4 2,6 1,3 1,3 5,6 4,5 2,1
Bronnen: EC, FOD Economie
17
Frankrijk 1,7 3,1 1,3 1,6 5,2 3,7 2,2
Nederland 2,3 2,8 0,9 3,2 6,9 1,7 2,8
Gewicht 2012 (in %) Gemiddelde België buurlanden 80,4 82,4 13,2 11,5 28,1 28,6 39,2 42,3 11,7 11,4 7,9 6,2 100,0 100,0
I.2 Energie I.2.1 De inflatie voor energie in België Na een inflatie van gemiddeld 17 % in 2011 bleven de consumptieprijzen voor energie in 2012 verder stijgen, zij het iets gematigder. Zo moest de consument gemiddeld 6 % meer betalen voor energieproducten in vergelijking met vorig jaar. In de loop van het jaar vertraagde het prijsstijgingstempo, van 12,2 % in het eerste kwartaal tot 2,4 % in het laatste kwartaal. De energie-inflatie viel zelfs terug tot 1,4 % in december. Hoewel de versnelling van de inflatie van de energieprijzen in 2011 (van 10 % in 2010 tot 17 % in 2011) voornamelijk te wijten was aan de prijsevolutie van gas en elektriciteit, droegen alle energieproducten (op vaste brandstoffen na) bij tot de inflatievertraging in 2012. Bovendien droegen de energieproducten meer dan de helft bij aan de totale inflatie tussen het tweede kwartaal van 2010 en het laatste kwartaal van 2011, maar hun invloed daalde sinds het begin van 2012 continu. Hun bijdrage aan de totale inflatie ligt zo op 27 % (0,7 procentpunt op een totale inflatie van 2,6 %) voor het volledige jaar 2012. Tabel 3: Recent verloop van de consumptieprijzen voor energiedragers (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2011 2010
Brandstoffen voor wegvervoer Vloeibare brandstoffen Vaste brandstoffen Elektriciteit Gas Totaal energiedragers
14,9 28,0 0,9 4,1 -1,7 10,0
2011
15,6 27,8 2,6 11,8 19,1 17,0
2012
2012 - IV
2012
6,5 10,1 3,9 1,9 8,0 6,0
IV
I
II
III
14,0 26,8 3,0 13,0 17,3 16,3
10,2 17,7 3,6 9,7 16,4 12,2
4,8 7,3 4,0 1,2 11,6 5,4
6,8 11,0 4,1 -2,2 4,6 4,4
IV
Okt
Nov
Dec
4,5 4,9 4,0 -0,3 0,7 2,4
7,7 13,0 4,2 -1,9 1,5 4,5
3,1 1,2 4,1 -0,5 1,5 1,5
2,7 0,9 3,7 1,6 -0,7 1,4
p.m. Gewicht in 2012 (in %) 36,7 14,4 0,6 24,9 23,3 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
De consumptieprijsschommelingen van de verschillende energieproducten worden met enige vertraging grotendeels bepaald door de evolutie van de olieprijzen op de internationale markten. Die link lijkt voor gas en elektriciteit echter geleidelijk af te nemen, en dat zal nog meer het geval zijn na de inwerkingtreding van de nieuwe koninklijke besluiten (21 december 2012) voor deze twee energieproducten10. Tussen januari 2009 en april 2011 gingen de olieprijzen de hoogte in, van $ 44 tot $ 124 per vat (een stijging van 182 %), waardoor de consumptieprijzen van de verschillende energieproducten aanzienlijk stegen. Vanaf mei 2011 daalde de prijs voor een vat lichtjes tot $ 108 in december 2011, een daling van 13 %. Begin 2012 namen de prijzen opnieuw toe, tot $ 125 per vat in maart. Daarna daalden de prijzen lichtjes, tot $ 109 in december 2012, of bijna hetzelfde peil als in december 2011. Zo bedroegen de olieprijzen in 2012 gemiddeld $ 112, een stijging van amper 1 % vergeleken met 2011. De koers van de euro ten opzichte van de dollar daalde aanzienlijk tijdens de beschouwde periode (-8 % in vergelijking met 2011), wat de Belgische energiefactuur beïnvloed heeft. De prijsstijging van een vat Brentolie, uitgedrukt in euro, bedroeg gemiddeld 9 % in 2012, om op € 87 uit te komen. De piekprijzen van juni 2008 (€ 85 per vat) werden in 2012 meerdere keren overschreden, met een maximum van € 94 in maart 2012, terwijl de piek van 2008 uitgedrukt in dollar niet werd overschreden.
10
De gevolgen van de koninklijke besluiten van 21 december 2012 worden uitgelegd aan het einde van het hoofdstuk over energie.
18
Grafiek 6: Consumptieprijzen voor energiedragers (Index 2005=100)
220 200 180 160 140 120 100 80 60
Elektriciteit Motorbrandstoffen
Gas Totaal energiedragers
Vloeibare brandstoffen Brent (euro)
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
De sterke schommelingen van de olieprijzen (in $) dit jaar (het veranderingspercentage in vergelijking met 2011 bedroeg gemiddeld ongeveer 1 %, maar het verschil tussen de minimum- en maximumprijs bedroeg 29 %) laten zich grotendeels verklaren door de aanhoudende geopolitieke spanningen in het Midden-Oosten, die onzekerheid over het aanbod veroorzaakt hebben. Ter herinnering: eind januari 2012 besliste de Europese Unie om een olie-embargo in te stellen tegen Iran. Dat trad van januari tot 1 juli 2012 geleidelijk in werking. De EU stelde in september eveneens een embargo in tegen de import van Syrische olie, dat onmiddellijk van kracht ging maar voor lopende contracten vanaf 15 november in werking trad. Daarnaast werd de stijging van de olieprijzen afgeremd door de vertraging van de wereldwijde economische groei. De brandstoffen en de vloeibare brandstoffen (stookolie), waarvan de prijzen vrijwel meteen reageren op de schommelingen in de noteringen voor aardolie, tekenden in 2012 een gemiddelde jaarlijkse prijsstijging op van respectievelijk 6,5 % en 10,1 %(vergeleken met een inflatie van 15,6 % en 27,8 % in 2011). Het prijsstijgingstempo van deze producten vertraagde zo op een jaar tijd aanzienlijk. Toch blijven de prijzen voor vloeibare brandstoffen sinds 2009 stijgen en naderen ze het record van juli 2008. De prijzen voor motorbrandstoffen bereikten dit jaar een nieuw hoogtepunt. Diesel bereikte in 2012 een maximumprijs van gemiddeld 1,53 euro per liter (inclusief btw), 9 cent meer dan een jaar voordien. In september bereikte de dieselprijs zelfs een recordpeil van 1,57 euro/liter (gemiddelde maandprijs, inclusief btw). Benzine (super 95) bereikte in 2012 een gemiddelde maximumprijs van 1,71 euro/liter (inclusief btw), een stijging van 10 eurocent in vergelijking met 2011. Een recordpeil werd bovendien bereikt in april, met een benzineprijs van 1,78 euro/liter (gemiddelde maandprijs, inclusief btw).
19
De consumptieprijzen voor gas en elektriciteit worden voornamelijk bepaald door de kost van de component "energie” en de distributietarieven van de netbeheerders. Andere factoren, zoals de transporttarieven en de verschillende belastingen en taksen, oefenen eveneens een aanzienlijke invloed uit op de prijsevolutie11. Toch schommelt het relatieve gewicht van de verschillende componenten sterk tussen de elektriciteits- en de gasfactuur. De prijs van de energie maakt gemiddeld 38 % van de totale elektriciteitsfactuur uit, terwijl het gewicht van de nettarieven (die de distributie- en transportkosten omvatten) 42 % bedraagt. Bij de gasfactuur is het aandeel van de energiecomponent aanzienlijk groter, namelijk bijna 61 %. De nettarieven hebben op hun beurt een gewicht van ongeveer 20 %, de helft als bij elektriciteit. 12
Grafiek 7: Gewicht van de verschillende componenten in de totale elektriciteits- en gasfactuur
(2012)
Elektriciteit
Gas 17,2%
17,3% 2,6%
2,4%
38,0%
19,9%
60,5%
42,1%
Energiecomponent
Taksen en heffingen
Nettarieven
Btw (21 %)
Bronnen: Eigen berekeningen, VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie
Ter herinnering: de CREG keurt sinds het exploitatiejaar 2009 de distributietarieven goed voor vier jaar13. De herziening ervan, oorspronkelijk vastgelegd voor juni 2012, zal uiteindelijk eind 2013 of zelfs pas in 2014 plaatsvinden. De CREG besliste om de huidige vierjaarlijkse tarieven te verlengen. De transporttarieven worden sinds het exploitatiejaar 2008 eveneens door de CREG voor vier jaar goedgekeurd. In 2012 werd een nieuwe meerjaarlijkse tarifering (2012-2015) goedgekeurd. De verkoopprijs van de energiecomponent wordt door de leveranciers vrij bepaald sinds de energie- en gasmarkt werd vrijgemaakt. Elke leverancier bepaalt voor zowel vaste als variabele contracten zijn eigen tariefformules, indexeringsparameters en wegingscoëfficiënten. In 2012 waren bepaalde indexeringsparameters nog gekoppeld aan de olieprijs, die bijgevolg - met enige vertraging - de kost van de energiecomponent van bepaalde energieleveranciers beïnvloedde. Om de volatiliteit van de energieprijzen te beperken, introduceerde de regering, via de wet van 8 januari 201214, een "vangnet"-reguleringsmechanisme voor de Belgische energiemarkt. Dat verplicht de elektriciteits- en gasleveranciers ertoe om alle wijzigingen in de prijsformules en tariefaanpassingen op voorhand ter controle bij de CREG in te dienen en beperkt het aantal indexeringen tot vier per jaar (voor huishoudens en kmo's) bij aanvang van elk kwartaal. De wet is echter pas volledig van kracht sinds 1 januari 2013. De indexeringen van de variabele contracten gebeuren sindsdien op 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober, maar ze moeten aan de 11
Het gewicht van de verschillende componenten kan sterk verschillen naargelang het type klant (consumptieprofiel en spanningsniveau van de aansluitingen), de distributiezone, de regio en de leverancier. 12
Het gewicht van de verschillende componenten werd berekend op basis van indicatoren, ontwikkeld door het Prijzenobservatorium. 13
Toch worden ze geïndexeerd en kunnen in bepaalde gevallen worden aangepast in de loop van de beschouwde periode wanneer er veranderingen in de kosten voor de netbeheerders opduiken (maar steeds na goedkeuring door de CREG). 14
Het gaat om de wet van 8 januari 2012 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen (van kracht sinds 21 januari 2012).
20
CREG worden meegedeeld, die de controle erop uitoefent. Daarnaast zorgde de wet van 29 maart 2012 houdende diverse bepalingen voor een tijdelijke bevriezing van de indexeringen van de variabele gas- en elektriciteitscontracten van april tot december 2012. Tijdens die overgangsperiode mochten de gas- en elektriciteitsprijzen niet naar boven worden geïndexeerd; prijsdalingen bleven wel van toepassing15. De energieleveranciers mochten de verschillende indexeringsformules, eigen aan elk variabel contract, ook niet veranderen. De tijdelijke bevriezing van de energieprijzen droeg bij tot het afremmen van de inflatie van de energiefactuur in 2012 (zie hoofdstuk II). De bevriezingsperiode moest de regering ook toelaten om, met hulp van de CREG, de prijsvorming voor gas en elektriciteit te onderzoeken en om een lijst met criteria op te stellen die de indexeringsparameters zullen moeten respecteren, zodat die de reële kosten van de energieleveranciers zo goed mogelijk weergeven. In dat opzicht werden op 21 december 2012 twee koninklijke besluiten aangenomen (meer details aan het einde van dit hoofdstuk). De consumptieprijzen voor elektriciteit zijn ook nu gestegen, met gemiddeld 1,9 % in 2012 tegenover 11,8 % in 2011. Hun groeitempo op jaarbasis is in de loop van het jaar dus sterk afgenomen. De prijzen zijn vanaf maart zelfs lichtjes gedaald, zodat de consument in het derde kwartaal 2,2 % minder moest betalen dan een jaar voordien. In het vierde kwartaal bleven de prijzen relatief stabiel vergeleken met dezelfde periode in 2011 (-0,3 %). Op basis van de indicator "gemiddelde Belgische elektriciteitsfactuur" kan de evolutie van de verschillende componenten van de elektriciteitsprijs worden geëvalueerd, namelijk de energiecomponent, de nettarieven evenals de taksen en belastingen. Nadat in 2011 een gemiddelde jaarlijkse stijging van meer dan 10 % werd opgetekend, daalde de kost van de energiecomponent van de elektriciteitsprijs in 2012 met 2,7 %. Deze energiecomponent heeft zo gemiddeld een aandeel van 38 % (8,9 c€/kWh) in de totale elektriciteitsfactuur. De bevriezing van de energieprijzen door de regering en de dynamiek van de markt die tussen april en december 2012 waargenomen werd, verklaren grotendeels de neerwaartse trend van de kost van deze component16. De nettarieven stegen in 2012, voornamelijk door de toepassing van het indexeringsmechanisme voor de distributietarieven17 in januari en door de nieuwe meerjaarlijkse tarieven 2012-2015 voor transport. Toch vertraagde hun prijsstijgingstempo op jaarbasis, van 8,3 % in 2012 tegenover 15,4 % het jaar voordien18. Die vertraging laat zich hoofdzakelijk verklaren door de sterke stijging van de distributietarieven in het tweede kwartaal van 2011 (in mei voor Eandis en juni voor Infrax), die de inflatieberekening tot juni 2012 nog beïnvloedde. Daarnaast stegen de nettarieven in 2012 gemiddeld tot 9,9 c€/kWh, goed voor 42,1 % van de totaalfactuur. Taksen en belastingen namen in 2012 gemiddeld met 8 % af ten opzichte van een jaar voordien. Die tendens laat zich verklaren door een daling, vanaf 1 april, van de federale bijdrage van 2012 ter financiering van bepaalde openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering en controle van de elektriciteitsmarkt.
15
In geval van overmacht, onvoorziene evoluties op de internationale grondstoffenmarkten of perverse effecten op de markt voorzag de wet de mogelijkheid om de bevriezing op te heffen. 16
Zie hoofdstuk over de invloed van de regeringsmaatregelen op de gemiddelde gas- en elektriciteitsfactuur van de consument. 17
Ter herinnering: de samengestelde componenten van het totale inkomen van de netbeheerder, die overeenkomen met de uitgaven die door de tarieven worden gedekt, evolueren tijdens de regulatoire periode van vier jaar op basis van een indexatiemechanisme zoals gedefinieerd in de koninklijke besluiten die daarop betrekking hebben. 18
De stijging van de nettarieven ten opzichte van een jaar voordien wordt verklaard door een algemene stijging van de transport- en distributietarieven (respectievelijk +14,4 % en +7,8 %).
21
Aldus is de lichte stijging van de consumptieprijzen voor elektriciteit in 2012 hoofdzakelijk het resultaat van een stijging van de nettarieven, deels gecompenseerd door een daling van de kost van de energiecomponent en van taksen en belastingen19. In 2012 bedroeg de totale elektriciteitsfactuur van een doorsneehuishouden (jaarlijks verbruik van 3.500 kWh aan enkelvoudig tarief) gemiddeld 823 euro, een stijging van 19,5 euro vergeleken met een jaar voordien. Grafiek 8A: Indicator voor een gemiddelde elektriciteitsfactuur en zijn componenten (Consumptieprofiel Dc1, in eurocent/kWh)
25
20
15
10
5
0
Energiecomponent
Nettarieven
Taksen en heffingen
Btw (21 %)
Bronnen: Eigen berekeningen, VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie Opm. 1: Op de elektriciteitsfactuur dekken de nettarieven de kosten voor het gebruik van de distributienetwerken en voor het transport. Opm. 2: De hoeveelheid gratis elektriciteit die in het Vlaamse Gewest wordt toegekend, werd opgenomen in de energiecomponent.
De consumptieprijzen voor gas zijn in 2012 eveneens gemiddeld gestegen, maar minder snel dan een jaar eerder. In het vierde kwartaal van 2012 bereikten de gasprijzen bijna terug hun niveau van het vierde kwartaal in 2011 (+0,7 %). Zo lag de gemiddelde gasfactuur op jaarbasis 8,0 % hoger in 2012, tegenover een stijging van 19,1 % in 2011. Op basis van de evolutie van de indicator "gemiddelde Belgische gasfactuur" blijkt dat het groeitempo op jaarbasis van de energiecomponent gemiddeld afnam tot 8,2 % in 2012, ten opzichte van 26,4 % het jaar voordien. Die vertraging is net als bij elektriciteit vooral het resultaat van de bevriezing van de opwaartse indexeringen van de variabele contracten en van de dynamiek van de markt20. Daarnaast is die component verantwoordelijk voor meer dan de helft van de prijsstijging voor gas op jaarbasis, en maakt hij 60,5 % (4,3 c€/kWh) uit van de totale gasfactuur.
19
De evolutie, in 2012, van de vaste contracten (die meer dan een kwart uitmaken van de in de indicatoren beschouwde contracten), heeft de totale gemiddelde elektriciteitsprijs beïnvloed. Indien deze gedurende het jaar niet geschommeld hadden (de waarde van de energiecomponent van januari werd gedurende het ganse jaar vast gehouden), zou de elektriciteitsfactuur een bijkomende inflatie van 0,8 procentpunt opgetekend hebben. 20
Dit wordt verder uitgewerkt in het hoofdstuk over de invloed van de regeringsmaatregelen op de gemiddelde gas- en elektriciteitsfacturen van de consument.
22
Het groeiritme op jaarbasis van de nettarieven (die 19,9 % van de totale gasfactuur uitmaken) is lichtjes versneld: +8,9 % in 2012 tegenover +5,2 % in 2011. Die stijging van de nettarieven verklaart ongeveer 20 % van de prijsstijging voor gas ten opzichte van een jaar voordien. Taksen en belastingen stegen op hun beurt gemiddeld met 14,3 % in 2012 (tegenover 11,1 % in 2011). Ter herinnering: de aanslagvoet voor de federale bijdrage en de toeslag "beschermde klanten" namen op 1 april af. Die maatregelen hadden echter weinig effect op de totale jaarlijkse gasfactuur. Aldus resulteert de stijging van de consumptieprijzen voor gas tussen 2011 en 2012 voornamelijk uit de toename van de energiecomponent (voor bijna 60 %) en de nettarieven (voor 20 %)21. Voor een gasverbruik van 23.260 kWh per jaar is de totale gasfactuur (op jaarbasis) gestegen met 130 euro tussen 2011 en 2012, tot een totaalbedrag van 1.663 euro. Grafiek 8B: Indicator voor een gemiddelde aardgasfactuur en zijn componenten (Consumptieprofiel D3, in eurocent/kWh)
8 7 6 5 4 3 2 1 0
Energiecomponent
Nettarieven
Taksen en heffingen
Btw (21 %)
Bronnen: Eigen berekeningen, VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie Opm. 1: Op de gasfactuur dekken de nettarieven de kosten voor het gebruik van de distributienetwerken. 22 Opm. 2: De meerkost voor beschermde klanten is niet onderworpen aan de btw .
De bevriezingsperiode van de gas- en elektriciteitsprijzen liet de regering en de CREG toe om na te denken over de berekeningswijze van de indexering van de variabele contracten. Ter herinnering: begin 2012 indexeerde Electrabel zijn variabele contracten voor elektriciteit op basis van de parameter Nc, die onder andere de evolutie van de prijzen voor aardolieproducten volgt. Wat betreft de gascontracten baseerden Electra21
Zoals voor elektriciteit het geval is, heeft de evolutie van de vaste contracten (die bijna 1/10 vertegenwoordigen van de in de indicatoren geschouwde contracten) in 2012 eveneens de totale gemiddelde gasprijs beïnvloed, maar op een meer gematigde wijze. Indien deze gedurende het jaar niet geschommeld hadden (de waarde van de energiecomponent van januari werd gedurende het ganse jaar vast gehouden), zou de inflatie voor gas een bijkomende stijging van 0,2 procentpunt gekend hebben. 22
Zie artikel 3 van het Koninklijk Besluit van 24 maart 2003, dat een federale bijdrage voorzag, bestemd voor de financiering van bepaalde openbare dienstverplichtingen en van kosten verbonden aan de regulering en controle van de aardgasmarkt.
23
bel, Luminus en Nuon zich op indexeringsparameters die sterk verbonden waren met de evolutie van de olieprijzen via de parameter GOL603 (die de prijs van gasolie met enkele maanden vertraging volgt). Andere leveranciers, zoals Eneco, Lampiris en Essent, indexeerden hun tarieven al op basis van de gasprijzen op de beurs. Om de koppeling van de gas- en elektriciteitsprijzen enerzijds, en de olieprijs anderzijds, te verzekeren, werden er op 21 december 2012 (Belgisch Staatsblad van 15 januari 2013) twee koninklijke besluiten aangenomen die een exhaustieve lijst vastlegden met toegelaten criteria voor de indexering van de elektriciteits- en gasprijzen door de leveranciers. Ze treden op 1 april 2013 in werking. De indexeringsparameters moeten onder meer beantwoorden aan de volgende criteria:
ze mogen alleen gebaseerd zijn op de evolutie van de werkelijke bevoorradingskosten van de leverancier (personeels-, afschrijvings- of exploitatiekosten mogen niet meer worden meegerekend in de evolutie van de parameters);
de parameters moeten berekend worden op basis van transparante, objectieve en verifieerbare gegevens of noteringen en moeten een benaming krijgen die duidelijk weergeeft op basis van welke elementen ze worden berekend;
ze mogen alleen worden berekend op basis van beursnoteringen van de Centraal West Europese gas- en elektriciteitsmarkt (CWE).
Daarnaast is het alleen bij gascontracten toegestaan om tijdens een overgangsperiode van twee jaar rekening te houden met de olie-index (in geval dat aangetoond is dat de reële bevoorrading van de leverancier bestaat uit gas waarvan de indexering ten minste gedeeltelijk gebeurt op basis van de olie-index). In 2013 mogen indexeringsformules van variabele gascontracten rekening houden met een olieparameter die maximum 50 % van de prijs op de Europese markt uitmaakt. Dat maximumpercentage zal in 2014 35 % bedragen en vanaf 2015 0 %. De loskoppeling van de gas- en olieprijs zal vanaf dan volledig zijn23. Ten slotte zorgden de bevriezing van de opwaartse indexeringen van de variabele gas- en elektriciteitscontracten, evenals diverse initiatieven zoals de campagne "Gas-Elektriciteit: durf vergelijken!" van de FOD Economie, de promotie van prijsvergelijkingstools, de toename van groepsaankopen, de afschaffing van de opzegvergoedingen en de media-aandacht rond deze initiatieven er in 2012 voor dat de leveranciers hun tariefbepaling herbekeken om zich op de markt te herpositioneren. Hoewel de prijsbevriezing sinds 1 januari 2013 niet meer van kracht is en de leveranciers hun tarieven opnieuw mogen indexeren, hebben sommige leveranciers hun tariefstrategie aangepast. Afhankelijk van de leverancier is er een wijziging in het gamma van voorgestelde contracten merkbaar, de toepassing van nieuwe indexeringsparameters en het verdwijnen van "standaard"contracten. Deze veranderingen op de energiemarkt en hun invloed worden in het eerste kwartaalverslag van 2013 geanalyseerd.
I.2.2 De inflatie voor energie in de voornaamste buurlanden Net als in België is de inflatie voor energieproducten in onze buurlanden in 2012 sterk afgenomen, tot gemiddeld 5,6 % (tegenover 10,4 % in 2011). De inflatie voor die categorie bleef dus iets hoger in België (6,0 % in 2012) dan in de buurlanden, maar het verschil is aanzienlijk gekrompen (van 6,6 procentpunt in 2011 tot 0,4 procentpunt in 2012). Energieproducten droegen 0,1 procentpunt bij aan het inflatieverschil ten nadele van België (dat in totaal 0,4 procentpunt bedroeg). Niettemin liet Nederland in 2012 een hogere inflatie voor energie optekenen dan België: 6,9 % (tegenover 7,9 % in 2011). Duitsland en Frankrijk kenden een lagere energie-inflatie dan België: 5,6 % in Duitsland (10,0 % in 2011) en 5,2 % in Frankrijk (12,0 % in 2011).
23
Enkel Electrabel zal van deze overgangsperiode gebruik maken.
24
De belangrijkste bijdrage tot het inflatieverschil voor energie ten nadele van België werd in 2012 geleverd door gas, gevolgd door vloeibare brandstoffen, en in mindere mate door motorbrandstoffen en smeermiddelen. Elektriciteit deed het inflatieverschil met de buurlanden verkleinen. Grafiek 9A: Kwartaalevolutie van de inflatie voor energieproducten in België en in de voornaamste buurlanden (Wijziging ten opzichte van het voorgaande jaar)
(Index 2008=100)
120
30
115 20
110 105
10
100 0
95 90
-10 -20 2008
85 2009 2010 2011 België Duitsland
80 2008 2009 Nederland
2012 Frankrijk
2010 2011 2012 Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
In tegenstelling tot in België (waar ze van 19,1 % naar 8,0 % daalde tussen 2011 en 2012) nam de inflatie voor gas in onze buurlanden gemiddeld slechts zeer lichtjes af, van 6,7 % in 2011 naar 6,3 % in 2012 (een gemiddelde inflatie die echter nog steeds lager is dan in ons land). In Duitsland nam ze zelfs toe, van 4,7 % in 2011 tot 5,5 % in 2012. In de twee andere buurlanden nam het prijsstijgingstempo van gas net als in België tussen 2011 en 2012 af. In Frankrijk bereikte de inflatie voor gas 6,8 % in 2012 (tegenover 9,3 % in 2011) en in Nederland 7,2 % (tegenover 7,4 % in 2011). De buurlanden zagen net als België het prijsstijgingstempo voor vloeibare brandstoffen aanzienlijk afnemen, van gemiddeld 24,1 % in 2011 tot 9,1 % in 2012 (in België lag het inflatiepeil hoger, namelijk 10,1 % in 2012). In Frankrijk bedroeg de inflatie voor vloeibare brandstoffen 9,6 % (tegenover 23,1 % in 2011) en in Duitsland 8,8 % (24,6 % in 2011). De inflatie voor motorbrandstoffen en smeermiddelen nam in de buurlanden net als in België af, tot gemiddeld 5,5 % in 2012 (12,0 % in 2011, tegenover 15,6 % in België in 2011 en 6,5 % in 2012). In Frankrijk bedroeg de inflatie voor die categorie 4,8 % (13,9 % in 2011), in Duitsland 5,6 % (10,9 % in 2011) en in Nederland 7,3 % (10,1 % in 2011), een hogere inflatie dan in België dus. De inflatie voor elektriciteit nam in de buurlanden gemiddeld genomen af, van 6,7 % tot 3,0 % tussen 2011 en 2012, maar minder sterk dan in ons land (van 11,8 % tot 1,9 % over dezelfde periode). In 2012 was de inflatie voor elektriciteit in België minder hoog dan in elk van de buurlanden. In Duitsland bedroeg ze 2,8 % (7,3 % in 2011), in Frankrijk 3,1 % (6,5 % in 2011) en in Nederland 4,7 % (3,1 % in 2011, een inflatieversnelling in de loop van dat jaar).
25
Tabel 4: Energie en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden in 2012 (Wijziging ten opzichte van 2011, tenzij anders vermeld) België Elektriciteit Gas Vloeibare brandstoffen Vaste brandstoffen Motorbrandstoffen en smeermiddelen Energie
Gemiddelde van de buurlanden
Duitsland
Frankrijk
Nederland
1,9 8,0 10,1 3,9
3,0 6,3 9,1 2,6
2,8 5,5 8,8 2,5
3,1 6,8 9,6 2,8
4,7 7,2
6,5 6,0
5,5 5,6
5,6 5,6
4,8 5,2
7,3 6,9
Gewicht 2012 (in %) Gemiddelde België buurlanden 2,9 2,9 2,7 1,8 1,7 1,0 0,1 0,1 4,3 11,7
4,5 11,4
Bron: EC, FOD Economie
Net als voor andere productgroepen werd het verloop van de consumptieprijzen voor energie over een langere periode geanalyseerd (van 2008 tot 2012). Een vergelijking in de tijd van de evolutie van energieprijzen (in het bijzonder gas- en elektriciteitsprijzen) tussen landen is delicaat, aangezien de energieprijzen in België veel volatieler zijn (zowel omhoog als omlaag, zie grafiek 9B). Dit gezegd zijnde, stegen de energieprijzen tussen 2008 en 2012, met gemiddeld 14,1 % in onze buurlanden (tegenover een stijging van 17,3 % in België), meer bepaald met 14,7 % in Frankrijk, 14,2 % in Duitsland en 11,3 % in Nederland. Over die vier jaar leverde gas voor de energieproducten de grootste bijdrage aan het inflatieverschil ten nadele van ons land. Met 2008 als referentie steeg de gasprijs in onze buurlanden in 2012 gemiddeld met 6,0 %, dus minder sterk dan in België (+14,5 %). De prijsevolutie op lange termijn verschilt sterk van het ene land tot het andere. In Frankrijk steeg de gasprijs tussen 2008 en 2012 met 19,3 % (meer dan in België), in Nederland met 2,7 % en in Duitsland nam hij met 0,6 % af. In België zette in het vierde kwartaal 2012, een daling van de gasprijs in, wat niet het geval is in de buurlanden. De elektriciteitsprijs nam in de buurlanden tussen 2008 en 2012 met gemiddeld 17,9 % toe, een sterkere stijging dan in België (+14,2 %). In Duitsland steeg de elektriciteitsprijs met 20,9% tussen 2008 en 2012, in Frankrijk met 14,5 % en in Nederland met 8,1 %. Tussen 2008 en 2012 nam de prijs voor vloeibare brandstoffen gemiddeld met 15,9 % toe in onze buurlanden (16,8 % in Duitsland en 14,9 % in Frankrijk) tegenover 16,8 % in België. Over dezelfde periode, nam de prijs van motorbrandstoffen in de buurlanden gemiddeld met 13,5 % toe (20,4 % in Nederland, 14,5 % in Duitsland en 10,4 % in Frankrijk), tegenover 18,8 % in België. Grafiek 9B: Kwartaalevolutie van de indexcijfers van de consumptieprijzen voor de verschillende energieproducten in België en in de voornaamste buurlanden (Index 2008=100)
115
115
105 95 95 75
85
55
75 2008
2009
2010
Elektriciteit België Gas België
2011
2008
2012
Elektriciteit Buurlanden Gas Buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
26
2009
2010
2011
2012
Vloeibare brandstoffen België
Vloeibare brandstoffen Buurlanden
Brandstoffen België
Brandstoffen Buurlanden
I.3 Bewerkte levensmiddelen I.3.1 De inflatie voor bewerkte levensmiddelen in België De verdere toename van de internationale noteringen voor voedingsgrondstoffen had ook in 2012 een opwaartse impact op zowel de afzetprijzen als op de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen. Ten opzichte van het jaar voordien noteerden de internationale grondstoffenprijzen in 2012 gemiddeld 5,7 % hoger, en in december 2012 lagen ze zelfs 13,5 % hoger dan in oktober 2011, toen ze zich op het laagste niveau van de afgelopen twee jaar bevonden. Nochtans leek er zich in het voorjaar van 2012 een prijscorrectie voor te doen (ten gevolge van dalende prijzen voor zuivelproducten, palmolie, suiker en koffie), maar tijdens de tweede jaarhelft van 2012 gingen de grondstoffennoteringen opnieuw de hoogte in ten gevolge van prijsstijgingen voor granen (te wijten aan een tegenvallende oogst ten gevolge van ongunstige weersomstandigheden in de Verenigde Staten en het Zwarte Zeegebied, de toegenomen vraag naar biobrandstoffen en graanaankopen op de financiële markten), zuivelproducten, olijfolie en cacao. Grafiek 10: Prijsverloop in de voedingskolom (Index 2008=100)
120 115 110 105 100 95 90 85 80 75
Internationale noteringen voedingsgrondstoffen in euro, gewogen aan de hand van de consumptie in België (a) Afzetprijs van voedingsindustrie, gewogen aan de hand van de consumptie in België (b) Consumptieprijs bewerkte levensmiddelen Consumptieprijs bewerkte levensmiddelen, exclusief alcoholhoudende dranken en tabak Bron: EC, ADSEI, NBB (a) Voor de grondstoffenprijzen werd op basis van de gegevens betreffende de Europese interne marktprijzen (granen, melk, eieren, vlees en vetten) en de grondstoffenprijzen van het IMF (suiker, cacao, koffie en vetten) een index samengesteld die het gemiddelde verloop van de voedingsgrondstoffennotering weergeeft. (b) Voor de berekening van de index betreffende de afzetprijzen werd een gewogen gemiddelde gemaakt van enerzijds de afzetprijzen voor de binnenlandse Belgische markt (voor de sectoren NACE 1040 Oliën en vetten, 1050 Zuivelproducten, 1060 Maalderijproducten, 1070 Bakkerijproducten, 1080 Andere voedingsmiddelen en 1100 Dranken) en anderzijds de (via Eurostat beschikbare) afzetprijzenstatistiek van dezelfde sectoren voor de Eurozone (17 landen). De in de detailhandel verkochte goederen worden immers zowel in België als in het buitenland geproduceerd. Aan beide reeksen werd, op basis van de input-outputtabellen (het intermediair verbruik door de detailhandel van producten afkomstig uit de voedingsindustrie en de groothandel is voor ongeveer de helft afkomstig uit België en wordt voor de andere helft ingevoerd), een gewicht toegekend van 50 %. Voor het samenstellen van de index werden de gewichten van de betreffende sectoren binnen de GICP gebruikt.
27
De afzetprijzen van de voedingsindustrie lagen tijdens het verslagjaar gemiddeld 2,7 % hoger dan een jaar voordien. Medio 2012 leken ze zich nochtans te stabiliseren, maar sinds augustus gingen ze wederom in stijgende lijn. Ook de consument zag de prijzen voor bewerkte levensmiddelen toenemen, en betaalde in 2012 gemiddeld 3,1 % meer dan tijdens het voorgaande jaar. Terwijl het prijsstijgingstempo in het tweede en derde kwartaal 2012 iets vertraagde (tot respectievelijk 2,9 % en 2,7 %), nam het in het vierde kwartaal weer toe tot 3,2 %. Voor alle productgroepen, uitgezonderd tabak, alcoholische dranken en andere voedingsmiddelen, werd een vertraging of, in het geval van zuivelproducten, een quasi-stabilisatie van het prijsstijgingstempo opgetekend in 2012. Voor oliën en vetten werd de inflatie zelfs negatief in het vierde kwartaal van 2012 (-0,7 % tegenover nog +12,0 % in het laatste kwartaal 2011). Tabel 5: Recent verloop van de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2011 2010
Brood en granen Zuivelproducten Kippeneieren Oliën en vetten Suiker, jam, chocolade Andere voedingsmiddelen Alcoholvrije dranken Alcoholhoudende dranken Tabak Bewerkte levensmiddelen, excl. alcohol en tabak Totaal van de bewerkte levensmiddelen
2011
2012
2012 - IV
2012 IV
I
II
III
IV
Okt
Nov
Dec
Bijdrage tot de inflatie van de groep in 2012 (in procentpunt) 0,71 0,38 0,12 0,11 0,44 0,20 0,30 0,26 0,67
p.m. gewicht in de groep in 2012 (in %) 24,6 14,8 0,7 3,0 9,0 5,0 10,7 14,4 18,6
0,3 0,2 12,1 1,3 3,5 -0,5 1,0 0,4 3,5
4,5 2,7 -6,1 8,4 6,1 3,1 4,8 -0,4 1,4
2,9 2,6 17,1 3,9 4,9 3,9 2,8 1,8 3,6
4,6 4,2 -0,8 12,0 6,7 3,0 5,9 -0,3 1,3
4,0 3,5 5,5 10,2 7,3 5,2 4,9 0,5 1,4
2,3 2,9 19,0 6,4 3,8 3,2 3,3 1,6 3,2
2,3 1,9 21,4 0,5 4,2 3,1 1,5 2,2 4,4
3,1 2,0 22,4 -0,7 4,3 4,3 1,6 3,0 5,2
3,2 2,2 23,6 -0,9 4,8 4,4 1,6 2,9 5,2
3,1 2,1 22,4 -0,6 3,8 4,3 1,7 3,3 5,2
2,9 1,8 21,1 -0,6 4,2 4,2 1,4 2,9 5,2
1,3
4,5
3,0
5,2
4,5
2,8
2,2
2,5
2,7
2,5
2,4
2,13
67,0
1,0
3,1
3,1
3,6
3,5
2,9
2,7
3,2
3,3
3,2
3,1
3,07
100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
De belangrijkste subcategorie binnen de bewerkte levensmiddelen, brood en granen (die een kwart van het gewicht van de groep vertegenwoordigt), leverde tijdens het verslagjaar een bijdrage tot de inflatie van de bewerkte levensmiddelen van 0,7 procentpunt. De inflatie ervan bedroeg in 2012 gemiddeld 2,9 %. Nadat het prijsstijgingstempo in de loop van 2012 afnam (van 4,0 % in het eerste kwartaal tot 2,3 % in het tweede en derde kwartaal), liep het in het vierde kwartaal opnieuw op tot 3,1 %. Vooral voor speculaas (+6,2 %), cent wafers (+6,2 %), spaghetti (+5,8 %), Luikse wafels (+5,7 %) puddingpoeder (+4,4 %), biscuits (+3,9 %) en fruittaartjes (+3,3 %) betaalde de consument opvallend meer in 2012. Anderzijds blijkt dat de consumptieprijs voor bloem tijdens het afgelopen jaar slechts met 0,3 % toegenomen is, terwijl de inflatie voor dit product in 2011 nog 26,0 % bedroeg. De gemiddelde prijs voor broodtarwe, de grondstof voor bloem, was in 2012 2,0 % hoger in vergelijking met het voorgaande jaar. Harde tarwe, de belangrijkste grondstof van spaghetti, noteerde in december 2012 nog steeds 79,3 % hoger dan in maart 2010, toen deze grondstoffennotering aan zijn recentste opmars begon. Ondanks het feit dat de prijs voor harde tarwe tijdens de afgelopen twee jaar vrij stabiel bleef, nam de consumptieprijs voor spaghetti sinds medio 2012 met 10,2 % toe. Voor tabakswaren, waarvoor de bijdrage tot de inflatie van de bewerkte levensmiddelen in 2012 0,7 procentpunt bedroeg, betaalde de consument in 2012 (+3,6 %) fors meer dan een jaar voordien, terwijl het inflatiecijfer in 2011 slechts uitgekomen was op 1,4 %. Het prijsstijgingstempo ging tijdens het verslagjaar in stijgende lijn, van 1,4 % in het eerste kwartaal naar zelfs 5,2 % in het vierde kwartaal. Aan de basis hiervan ligt een bijkomende accijnsverhoging voor tabakswaren die op 1 juli 2012 in werking trad. Suiker, jam, honing, chocolade en suikerwaren (met een bijdrage tot de inflatie van bewerkte levensmiddelen van 0,4 procentpunt) werden in 2012 gemiddeld 4,9 % duurder, iets lager dan het hoge prijsstijgingstempo van het jaar voordien (+6,1 %). Terwijl de inflatie voor deze productgroep in het eerste kwartaal 2012 opliep tot 7,3 %, bedroeg ze in het vierde kwartaal nog 4,3 %. Nog steeds levert de groep Chocolade en suikerwerk een relatief belangrijke bijdrage tot de totale inflatie (namelijk 0,05 procentpunt, tegen nog 0,07 procentpunt in 2011). Nochtans lagen de internationale noteringen voor cacao (uitgedrukt in euro) in 2012 13,5 % lager
28
dan in het jaar voordien. Op productniveau werd in de eerste plaats chocopasta duurder (+16,7 %) (wat deels kan verklaard worden door de prijsstijging van hazelnoten, een belangrijke grondstof voor chocopasta), maar ook voor kristalsuiker (+9,0 %), candybars (+8,8 %), toffees (+5,9 %), melkchocolade (+6,1 %), roomijs (+4,9 %), pralines (+4,1 %) en viervruchtenjam (+3,5 %) diende de consument opmerkelijk meer te betalen. Enkel ijshoorntjes (-6,2 %) werden goedkoper. In 2012 bleef de inflatie voor zuivelproducten (eveneens goed voor een bijdrage van 0,4 procentpunt tot de inflatie van de bewerkte levensmiddelen) nagenoeg gelijk aan die van het voorgaande jaar (namelijk +2,6 % tegen +2,7 % in 2011). Terwijl het jaar-op-jaar prijsstijgingstempo in het eerste kwartaal 2012 3,5 % bedroeg, was het in het vierde kwartaal afgenomen tot 2,0 %. Voornamelijk eieren werden opvallend duurder in 2012 (+17,1 % ten opzichte van 2011), evenals geconcentreerde melk (+11,8 %), Gruyère smeltkaas (+5,3 %), geraspte Emmenthalkaas (+4,4 %), verse room (+4,3 %) en verse kaas met fijne kruiden (+3,1 %). De prijs van halfvolle melk steeg met 2,3 % en de prijs voor volle melk daalde met 2,0 %, terwijl de vergoeding van de melkveehouder daalde (met gemiddeld 10,2 % in 2012 ten opzichte van het jaar voordien). Ook in de ons omringende landen bleef de consumptieprijs voor melk in 2012 gemiddeld op hetzelfde niveau als een jaar eerder: in Duitsland daalde de prijs met 2,1 %, terwijl in Nederland en Frankrijk gemiddeld respectievelijk 4,6 % en 1,7 % meer betaald werd. Zowel in België als in de drie besproken buurlanden was de melkprijs tijdens de laatste maanden van 2012 opwaarts gericht. Over een langere periode beschouwd (2008-2012) lijken de consumptieprijzen in België en Duitsland wat volatieler, terwijl de prijs voor Nederlandse en Franse melk eerder geleidelijk evolueert (zie ook deel III van dit jaarverslag). Terwijl de inflatie voor eieren24 in het vierde kwartaal van 2011 nog negatief was (-0,8 %), liep deze in de loop van 2012 op van 5,5 % in het eerste kwartaal tot 22,4 % in het vierde kwartaal 2012. De consumptieprijs voor eieren lijkt de (producenten)prijs op de markt van Kruishoutem immers niet te volgen. Sinds maart 2012 kende deze laatste een sterke daling (-43,8 % in augustus 2012 ten opzichte van maart), maar noteerde in december alweer 30,7 % hoger dan in augustus. De consumptieprijs steeg in de periode van sterk dalende producentenprijzen, tussen maart en augustus, echter met 9,7 %, om zich nadien te stabiliseren op dit hoge niveau. In 2012 ging de eierprijs ook in Nederland fors naar omhoog (hoewel minder uitgesproken dan in België), terwijl de prijsstijging zowel in Duitsland als in Frankrijk (waar de consumptieprijs vooral in 2011 geleidelijk hoger klom) eerder beperkt bleef. Op winkelniveau is het opvallend dat sommige ketens deze producentenprijsdaling vrijwel onmiddellijk volgen, terwijl anderen hun prijzen daarentegen zelfs verder lieten toenemen. Twee winkelketens volgden pas later de prijsdaling op de markt van Kruishoutem, nadat de brutomarge eerst nog enkele maanden hoog gehouden werd.
24
De prijstoename voor eieren kan worden gerelateerd aan een Europese richtlijn, die sinds 1 januari 2012 van kracht is, en die stelt dat de minimum oppervlakte van een legbatterij 750 cm² dient te omvatten, tegenover 550 cm² voordien. Vele houders van legbatterijen hebben de vereiste investeringen voor deze verrijkte kooien in eerste instantie uitgesteld, waardoor het aanbod tijdelijk afnam en de prijs bijgevolg de hoogte ingeduwd werd. Intussen zijn de Belgische legbatterijen aangepast, is het aanbod opnieuw op peil en zijn de prijzen op de markt van Kruishoutem gedaald. Ter herinnering: medio 2010 leidde de toegenomen vraag naar eieren vanuit Duitsland eveneens tot sterke consumptieprijsverhogingen voor eieren.
29
Grafiek11: Prijsverloop voor enkele zuivelproducten (Index 2008=100)
Consumptieprijzen "Melk" (België en buurlanden)
Consumptie- en marktprijzen "Melk" (België) 115
125
110
115
105
105
100
95
95 90
85
85
75
80
65
75
Vergoeding melkveehouder
CPI Volle melk
CPI Half afgeroomde melk
België
Consumptie- en marktprijzen "Eieren" (België)
Duitsland
Frankrijk
Nederland
Consumptieprijzen "Eieren" (België en buurlanden) 135
230
130
210
125
190
120
170 150
115
130
110
110
105
90
100
70
95
Eierprijs markt Kruishoutem
CPI eieren
België
Bronnen: Gemeente Kruishoutem (http://www.kruishoutem.be), FOD Economie, ADSEI
30
Duitsland
Frankrijk
Nederland
De consumptieprijs voor alcoholvrije dranken (die een bijdrage tot de inflatie van de bewerkte levensmiddelen hebben van 0,3 procentpunt) nam in 2012 met gemiddeld 2,8 % toe (tegenover +4,8 % in 2011). Het prijsstijgingstempo vertraagde in de loop van 2012 van +4,9 % in het eerste kwartaal tot +1,6 % in het vierde kwartaal. Voor instantcacaodrank diende de consument in 2012 gemiddeld 6,1 % meer te betalen dan een jaar voordien, en ook cola light (+4,1 %), koffie (+3,5 %), cola (+3,5 %), limonade (+3,3 %) en nietgashoudend water (+3,2 %) kostten duidelijk meer, terwijl enkel koffiepads goedkoper werden (-2,7 %). Ter herinnering: in 2011 namen de prijzen voor koffie en koffiepads nog toe met respectievelijk 19,3 % en 7,0 %. De sterk gedaalde internationale prijzen voor koffiebonen25, die in 2012 gemiddeld 23,6 % (uitgedrukt in euro) lager noteerden dan een jaar voordien, resulteerden in een minder hoge inflatie voor koffie, maar enkel voor koffiepads kwam het effectief tot een prijsdaling. De productgroep alcoholhoudende dranken, werd in 2012 gemiddeld 1,8 % duurder, waarbij in het vierde kwartaal al 3,0 % meer moest betaald worden in vergelijking met de overeenstemmende periode een jaar eerder. Voornamelijk Roséwijn (+5,3 %), pilsbier in bak (+4,8 %), likeur (+4,8 %), Vermout (+2,5 %) en trappistenbier (+2,4 %) werden aanzienlijk duurder in 2012. Na de prijsaanpassingen die het afgelopen jaar in de biersector doorgevoerd werden (zowel AB Inbev, Alken-Maes als brouwerij Haacht verhoogden in maart en april hun prijzen met gemiddeld 6 %) kondigden AB Inbev en Alken-Maes onlangs een nieuwe prijsverhoging aan omwille van toegenomen grondstoffen- en energieprijzen, duurdere verpakkingen en hogere loonkosten. Vanaf 1 februari 2013 zou bier van AB Inbev gemiddeld 2 cent per glas duurder worden26, en ook AlkenMaes zou de prijs in februari optrekken. De categorie andere voedingsmiddelen liet in 2012 een gemiddelde inflatie van 3,9 % optekenen, wat iets meer is dan een jaar voordien (+3,1 %). De consument betaalde in 2012 gevoelig meer voor tomatensoep dan een jaar voordien (+8,3 %), maar ook diepvriessoep (+7,6 %), mayonaise (+3,8 %) en mosterd (+2,5 %) werden duurder. De prijstoename van mayonaise (met een inflatie van +6,9 % in het vierde kwartaal) is mogelijk te wijten aan de hoge prijzen voor belangrijke grondstoffen zoals eieren en oliën. Hoewel de consumptieprijzen voor oliën en vetten in 2012 gemiddeld 3,9 % hoger uitkwamen dan het voorgaande jaar (tegenover nog +8,4 % in 2011), droeg deze productgroep door haar beperkte gewicht toch maar 0,1 procentpunt bij tot de inflatie van de bewerkte levensmiddelen. In de loop van het verslagjaar vertraagde het prijsstijgingstempo van 10,2 % in het eerste kwartaal tot zelfs -0,7 % in het vierde kwartaal. Op detailniveau betaalde de consument in 2012 fors meer voor margarine op basis van olijfolie (+10,4 %), en dit terwijl olijfolie zelf 2,8 % goedkoper werd. Minarine werd 9,6 % duurder in het verslagjaar, maïsolie 8,5 % en gewone braadmargarine 2,7 %. Toch lag de inflatie voor heel wat producten in 2012 lager dan in het voorgaande jaar (o.a. voor gewone braadmargarine, melkerijboter en olijfolie), wat leidde tot een vertraging van de inflatie voor de groep oliën en vetten. Nochtans noteerde olijfolie op de internationale grondstoffenmarkt in 2012 gemiddeld 10,5 % hoger dan het jaar voordien (uitgedrukt in euro), tegenover -7,6 % in 2011. Andere grondstoffennoteringen voor oliën (zonnebloemolie en sojaolie) lagen nog steeds op het hoge niveau dat in 2011 bereikt werd. Over een periode van vijf jaar, van 2008 tot 2012, nam de prijs voor alle productgroepen die onder de bewerkte levensmiddelen vallen flink toe. Voornamelijk suiker, jam, honing, chocolade en suikerwerk werden fors duurder (+23,4 %), maar ook voor oliën en vetten (+21,9 %), tabak (+15,9 %), andere voedingsmiddelen (+14,6 %), brood en granen (+14,5 %), alcoholvrije dranken (+13,0 %), alcoholische dranken (+8,3 %) en zuivelproducten (+7,9 %) diende de consument meer te betalen. Zowel de prijzen voor suiker, jam, honing, chocolade en suikerwerk als tabak gingen begin 2010 met een schok de hoogte in, wat begin 2011 nogmaals gebeurde, maar dan ook bij de andere productgroepen, namelijk oliën en vetten, alcoholvrije dranken, brood en granen, zuivelproducten en andere voedingsmiddelen
25
Berekend als 85 % other milds (arabica) en 15 % robusta.
26
Persbericht AB Inbev 6 november 2012
31
Grafiek 12: Verloop van de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen (Index 2008=100)
125 120 115 110 105 100 95 90
Brood en granen Suiker, jam, honing en chocolade Alcoholhoudenden dranken
Zuivelproducten Andere voedingsmiddelen Tabak
Oliën en vetten Alcoholvrije dranken
Bron: EC, FOD Economie
Box 1: Micro-onderzoek van enkele bewerkte levensmiddelen Zoals hiervoor gesteld, bedroeg de inflatie voor bewerkte levensmiddelen in 2012 gemiddeld 3,1 %. Met deze micro-analyse zal worden onderzocht of de prijsstijgingen voor de weerhouden producten al dan niet gelijklopend waren bij de diverse types (A-merken, huismerken en eersteprijsproducten) van deze bewerkte levensmiddelen. Om te komen tot een analysestaal werd in eerste instantie op basis van de GICP-gegevens bepaald welke van de 11 onderliggende categorieën van de productgroep bewerkte levensmiddelen in 2012 het meest bijgedragen hebben tot het positieve inflatieverschil met de buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland. Grafiek 13 illustreert dat het om de categorieën Melk, kaas en eieren (0,21 procentpunt), Suiker, jam, honing, siroop, chocolade en suikerwerk (0,18 procentpunt), Brood en granen (0,17 procentpunt), Oliën en vetten (0,12 procentpunt), Andere voedingsmiddelen (0,09 procentpunt) en Bieren (0,07 procentpunt) gaat. Vervolgens werden voor deze 6 categorieën (met 63 producten in de consumptiekorf) enkel de producten weerhouden waarvoor de gemiddelde inflatie in 2012 hoger lag dan de inflatie voor de bewerkte levensmiddelen (3,1 %), en die daarnaast ook het meeste bijdroegen tot de inflatie. De volgende getuigeproducten werden uiteindelijk weerhouden: Luikse wafels, spaghetti, puddingpoeder, geconcentreerde melk, verse room, geraspte Emmenthalkaas, eieren, margarine op basis van olijfolie, maïsolie, kristalsuiker, viervruchtenjam, melkchocolade, roomijs, mayonaise en pilsbier (in bak). Deze producten hebben een gewicht van 18,66 ‰ in de totale consumptiekorf (15,6 % van het gewicht van de bewerkte levensmiddelen).
32
Grafiek 13: Bijdrage van elke onderliggende groep tot de inflatie voor bewerkte levensmiddelen (in procentpunt)
3
2
1
0
-1
-2 2006
2007
2008
2009
Tabak Wijn Mineraalwater, frisdranken en sappen Voedingsmiddelen n.e.g. Oliën en vetten Brood en granen
2010
2011
2012
Bieren Gedistilleerde dranken Koffie, thee, cacao Suiker, jam, honing, chocolade en suikerwerk Melk, kaas en eieren Bewerkte levensmiddelen, inclusief alcohol en tabak
Bronnen: EC, ADSEI, FOD Economie
Dit micro-onderzoek gebeurde op basis van de informatie waarmee de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie maandelijks de consumptieprijsindex berekent. De observaties dienden echter aan drie voorwaarden te voldoen vooraleer ze weerhouden werden voor de analyse: in de eerste plaats dienden alle prijsgegevens voor de periode januari 2011 – december 2012 aanwezig te zijn, de reeks diende dus volledig te zijn. Daarnaast werden de observaties waarvoor het veld ‘merk’ in de microdatabank onvolledige informatie bevatte uit de analyse geweerd. Tot slot werd nog een klein aantal observaties buiten beschouwing gelaten omwille van onverklaarbare schommelingen in de prijsopname. Om vertekening van de resultaten te voorkomen, werd geen aandacht besteed aan bepaalde types van producten indien er onvoldoende waarnemingen overbleven (minder dan 10). Gemiddeld bleven, na toepassing van de vernoemde drempels, 80 % van de waarnemingen per product over ter analyse.
33
Tabel 6: Gemiddelde inflatie in 2012 voor enkele producten van de bewerkte levensmiddelen (1) (In %)
Pilsbier (bak) Melkchocolade Viervruchtenconfituur Verse room Roomijs Geraspte Emmenthalkaas Luikse wafel Maïsolie Geconcentreerde melk Margarine op basis van olijfolie Mayonaise Eieren (2) Puddingpoeder Spaghetti Kristalsuiker (3)
Totale inflatie in het staal 5,0 6,0 3,8 4,7 5,0 3,9 5,0 8,9 12,0 10,5 3,1 18,4 4,3 6,0 8,9
A-merken 4,9 6,1 4,1 5,2 5,0 1,3 2,2 9,1 12,9 10,5 3,0 4,3 5,3 17,6
Huismerken -2,2 6,1 7,5 4,9 8,3 8,5 10,6 5,0 18,7 -
Eersteprijsproducten 0,7 18,5 1,0 1,2 2,1 0,3 8,3 1,5 6,9 1,7
Bron: ADSEI, FOD Economie (1) Voor de lege cellen waren ofwel geen gegevens voorhanden, ofwel beantwoordde het staal niet aan de minimumdrempel van 10 beschikbare waarnemingen. Het betreft een rekenkundig gemiddelde van de voor handen zijnde observaties. (2) Voor eieren werd geen onderscheid gemaakt tussen de producttypes. (3) Voor suiker is het prijsverschil tussen de hoogst genoteerde en laagst genoteerde prijzen eerder klein, in tegenstelling tot voor de andere producten. Bovendien lijken de diverse winkelketens geen specifiek huismerk aan te bieden, maar bieden ze suiker aan onder een merknaam die elders ook voorkomt.
Tabel 6 herneemt voor de 15 weerhouden producten de gemiddelde inflatie in 2012 ten opzichte van het jaar voordien, de volgende kolommen bevatten de inflatie per producttype. Voor eieren liep de jaarinflatie in 2012 erg sterk op, namelijk tot 18,4 %. Ook voor geconcentreerde melk en margarine op basis van olijfolie bedroeg de jaar-op-jaarprijswijziging meer dan 10 %, terwijl de inflatie voor verse room, puddingpoeder, geraspte Emmenthalkaas, viervruchtenconfituur en mayonaise minder dan 5 % bedroeg. De prijs voor eieren ging in alle gevolgde verkooppunten sterk de hoogte in, voornamelijk tijdens het voorjaar van 2012, toen de prijs op de markt van Kruishoutem ook fel toegenomen was. De daaropvolgende daling van de Kruishoutem-notering leidde slechts bij twee ketens (waar de prijs relatief het felst gestegen was) vrijwel meteen tot een correctie van de consumptieprijs van eieren. Anderzijds had één winkelketen zijn prijzen aan het eind van 2012 nog steeds niet naar beneden toe bijgesteld. Voor de A-merken schommelde het inflatiepeil voor de meeste producten rond de inflatie van het totale staal (de inflatie voor alle merken samen). De uitzonderingen hierbij zijn geraspte Emmenthalkaas en Luikse wafels, waarvoor de inflatie van de A-merken veel lager ligt dan voor alle merken samen, terwijl de inflatie voor kristalsuiker voor de A-merken op haar beurt veel hoger lag dan gemiddeld voor alle merken. Voor de huismerken bedroeg de inflatie van alle producten meer dan 5 %, met uitzondering van geraspte Emmenthalkaas (+4,9 %) en viervruchtenconfituur, waarvoor de inflatie zelfs negatief was (-2,2 %). Voor driekwart van de eersteprijsproducten bleef de prijsstijging in 2012 eerder beperkt (tot ongeveer 2 %), maar voor viervruchtenconfituur (+18,5 %), maïsolie (+8,3 %) en spaghetti (+6,9 %) gingen de prijzen toch sterk de hoogte in. Al bij al lijkt de gemiddelde prijsstijging (in 2012) bij de weerhouden producten, wanneer er drie producttypes tot het analysestaal behoren, meer uitgesproken te zijn bij de huismerken, gevolgd door de A-merken en tenslotte de eersteprijsproducten. Dat was onder meer het geval voor verse room, roomijs, geraspte Emmenthal, Luikse wafels en mayonaise.
34
I.3.2 De inflatie voor bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden In 2012 nam de inflatie voor bewerkte levensmiddelen in onze buurlanden gemiddeld lichtjes af, van 2,9 % in 2011 tot 2,8 % in 2012, een lager peil dan in ons land (3,1 %, hetzelfde peil als het jaar voordien). In Duitsland bedroeg de inflatie voor bewerkte levensmiddelen in 2012 2,6 % (3,0 % in 2011), in Frankrijk 3,1 % (2,9 % in 2011) en in Nederland 2,8 % (2,7 % in 2011). In het vierde kwartaal van 2012 steeg de inflatie voor bewerkte levensmiddelen in België en Nederland opnieuw, waarschijnlijk onder invloed van een opflakkering van de noteringen voor voedingsgrondstoffen, terwijl ze stabiel bleef in Frankrijk en Duitsland. Tabel 7: Bewerkte levensmiddelen en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden in 2012 (Wijziging ten opzichte van 2011, tenzij anders vermeld)
Brood en granen Melk, kaas en eieren Oliën en vetten Suiker, jam, honing, chocolade Andere voedingswaren Koffie, thee en cacao Mineraalwater, frisdranken en sappen Gedistilleerde dranken Wijnen Bier Tabak Bewerkte levensmiddelen
België
Gemiddelde buurlanden
2,9 2,6 3,9 4,9 3,9 2,2 2,9 2,9 1,3 2,4 3,6 3,1
2,8 1,0 -0,2 3,0 2,0 4,4 3,1 5,0 2,6 0,8 4,9 2,8
Duitsland 4,0 0,4 -2,7 4,0 2,4 3,9 2,6 1,5 2,5 0,4 4,0 2,6
Frankrijk 1,8 1,3 2,1 2,4 1,5 5,2 3,9 7,1 2,7 1,5 6,2 3,1
Nederland 2,1 2,3 1,0 1,7 2,1 3,9 2,8 1,1 1,7 3,7 5,5 2,8
Gewicht 2012 (in %) Gemiddelde buurlanden 3,2 2,8 1,9 2,0 0,4 0,3 1,2 1,0 0,7 0,6 0,3 0,5 1,1 1,0 0,2 0,4 1,1 0,8 0,6 0,6 2,5 2,2 13,2 11,5
België
Bronnen: EC, FOD Economie
Het zijn hoofdzakelijk zuivelproducten en suiker en suikerwerk die dit jaar bijdroegen tot het inflatieverschil ten nadele van ons land voor de bewerkte levensmiddelen (de bewerkte levensmiddelen droegen 0,1 procentpunt bij tot het inflatieverschil ten nadele van België, dat in totaal 0,4 procentpunt bedroeg). Zuivelproducten zagen hun inflatiepeil aanzienlijk dalen in de buurlanden, van gemiddeld 3,0 % in 2011 tot 1,0 % in 2012 (0,4 % in Duitsland, 1,3 % in Frankrijk en 2,3 % in Nederland), terwijl het in ons land slechts lichtjes afnam (van 2,7 % in 2011 tot 2,6 % in 2012). Ondanks een inflatiedaling voor suiker en suikerwerk in ons land dit jaar, en een gemiddelde toename in de buurlanden, bleef de inflatie voor deze categorie in ons land hoger (4,9 % in België, tegenover gemiddeld 3,0 % in onze buurlanden, of 4,0 % voor Duitsland, 2,4 % voor Frankrijk en 1,7 % voor Nederland). Het inflatieverschil voor suiker en suikerwerk was in 2011 al opvallend: 6,1 % in België tegen gemiddeld 1,3 % in de buurlanden. Tussen 2008 en 2012 zagen de bewerkte levensmiddelen in de buurlanden hun prijzen toenemen met gemiddeld 7,2 % (tegenover 9,2 % in België): 6,4 % in Duitsland, 7,7 % in Frankrijk en 9,6 % in Nederland (een sterkere stijging dan in ons land). Suiker en suikerwerk droegen eveneens het meest bij aan de sterkere prijsstijging in België over vijf jaar. Tussen 2008 en 2012 nam de prijs voor deze categorie in België met 18,7 % toe tegenover gemiddeld 5,2 % in onze buurlanden.
35
Grafiek 14: Kwartaalevolutie van de inflatie voor bewerkte levensmiddelen in België en in de voornaamste buurlanden (Wijziging ten opzichte van het voorgaande jaar)
(Index 2008=100)
10
112
8
110 108
6
106
4
104
2
102
0
100
-2
98 2008
2009 2010 2011 België Duitsland
2008 2009 Nederland
2012 Frankrijk
2010 2011 2012 Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
I.4 Niet-bewerkte levensmiddelen I.4.1 De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in België Nadat de gemiddelde consumptieprijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen in 2011 nagenoeg ongewijzigd bleven (gemiddeld +0,2 %) trok de inflatie voor deze productgroep in 2012 fors aan en kwam ze uit op 3,4 %. Elk kwartaal liet deze groep in 2012 een hoger prijsstijgingstempo optekenen, om te pieken in het vierde kwartaal op gemiddeld 4,8 %. De niet-bewerkte levensmiddelen droegen zo 0,3 procentpunt bij tot de totale inflatie. Terwijl in 2011 tegengestelde prijsbewegingen binnen de groep elkaar in evenwicht hielden (vlees en vis werden in 2011 duurder ten opzichte van het voorgaande jaar, terwijl de consument voor fruit en groenten minder betaalde), werd in 2012 een prijstoename genoteerd voor alle categorieën in vergelijking met 2011. Tabel 8 Recent verloop van de consumptieprijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld)
III
IV
Okt
Nov
Dec
2,2 2,9 3,0 2,0 2,0 3,4 0,0 7,3
1,8 2,1 3,1 2,0 1,5 5,1 3,7 10,1
2,7 2,9 6,3 2,6 2,6 4,2 8,0 8,6
2,3 2,8 6,4 0,9 2,2 5,2 10,5 12,2
2,8 2,6 5,7 3,2 2,8 4,3 7,1 6,3
3,1 3,4 6,8 3,7 2,8 3,0 6,5 7,7
p.m. Gewicht in de groep in 2012 (in %) 53,8 6,3 3,1 5,3 35,6 12,5 14,7 19,0
3,0
4,1
4,8
5,7
4,3
4,5
100,0
2011
Vlees Waarvan Rundvlees Varkensvlees Gevogelte Vleeswaren Vis Fruit Groenten Geheel van de niet-bewerkte levensmiddelen
2010
2011
2012
1,0 1,4 0,4 -0,8 1,4 2,0 2,3 12,3
2,2 1,9 1,6 1,9 2,1 1,6 -1,0 -4,6
3,5
0,2
2012 – IV
2012
IV
I
2,3 2,8 3,8 2,3 2,1 4,4 3,2 5,9
2,8 3,2 2,0 1,8 2,4 3,3 -1,0 -6,3
2,5 3,2 3,0 2,5 2,1 4,8 1,0 -1,1
3,4
0,4
1,7
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
36
II
Vlees werd in 2012 gemiddeld 2,3 % duurder ten opzichte van 2011. Bij het rundvlees werden zowel biefstuk (+3,0 %) als de (verwerkte) stukken duurder (karbonade +3,2 %, brochette +2,8 %, gehakt +2,7 %). Ook voor varkensvlees werd een opmerkelijke inflatieversnelling opgetekend: gemiddeld 3,8 % over het hele jaar met zelfs een piek tijdens het vierde kwartaal van 6,3 %. De vorige drie jaren, toen de prijzen voor varkenskarkassen laag waren, bleef de consumptieprijs voor varkensvlees stabiel. In 2012 lag de gemiddelde prijs voor een varkenskarkas echter bijna 14 % hoger dan het jaar ervoor, wat onmiddellijk een impact had op de prijs die de consument betaalde voor varkensvlees. Ook de consumptieprijs van charcuterie vervaardigd met varkensvlees volgde die stijgende trend: hespenworst werd 3,7 % duurder in 2012, vleessalade 2,7 % en voor gerookt spek moest 2,5 % meer worden betaald in vergelijking met 2011. Tenslotte werd ook vlees van gevogelte (braadkip en kalkoenborstfilet) gemiddeld 2,3 % duurder. De inflatie voor vis liep in 2012 op tot gemiddeld +4,4 % (tegen 1,6 % in 2011). Vooral voor grijze garnalen moest de consument veel meer betalen (+22,3 %) in 2012 dan in 2011. Aan de basis daarvan ligt een mindere vangst. Ook tonijn in blik (8,8 %), mosselen (+8,3 %), forel (+5,2 %) en oesters (+3,4 %) werden flink duurder. Zalm werd in 2012 5 % goedkoper dan een jaar ervoor (en dat na een periode van aanhoudende prijsstijgingen). Gerookte zalm volgde deze trend. Aan de sterke prijsdaling voor fishsticks kwam eind 2012 een eind, desalniettemin lag de prijs gemiddeld 14,8 % lager dan in 2011. Voor groenten en fruit werd in de loop van 2012 een gelijkaardig inflatieverloop opgetekend: lage of zelfs negatieve inflatiecijfers aan het begin van het verslagjaar die opliepen naar hoge waarden tegen eind 2012. Na een gemiddelde prijsdaling voor fruit in 2011 (-1,0 % tegenover 2010) trokken de prijzen fors aan in de tweede helft van 2012. In het vierde kwartaal van 2012 piekte het prijsstijgingstempo voor fruit op meer dan 8 %. Over het ganse jaar beschouwd betaalde de consument gemiddeld 3,2 % meer voor fruit dan in 2011. Zowel inheemse als uitheemse fruitsoorten werden duurder. De belangrijkste stijgers bij het inheems fruit waren: kersen (+14,8 %), ronde peren (+13,8 %), pruimen (+7,3 %), appelen Golden (+6,2 %), appelen Granny (+5,5 %) en appelen Jonagold (+4,6 %). Enkel aardbeien (-9,2 %) en Conférence peren (-1 %) werden goedkoper ten opzichte van vorig jaar. Voor uitheems fruit moest de consument ook beduidend meer betalen in 2012: perziken (+17,3 %), nectarines (+13,2 %) en pompelmoezen (+6,2 %) waren daarbij de meest opvallende stijgers. Voor bananen en meloenen werd minder betaald ten opzichte van 2011: respectievelijk 4,7 % en 3,4 %. Pindanootjes en ananas in blik tenslotte, fruit dat weliswaar bewerkt is geweest maar toch in de groep van de niet-bewerkte levensmiddelen is ondergebracht, werden eveneens opmerkelijk duurder: +12 % en +9,4 %. Na een negatieve inflatie voor groenten in het eerste kwartaal 2012 versnelde het prijsstijgingstempo om te pieken op 10,1 % in het derde kwartaal. Gemiddeld moest voor groenten in 2012 5,9 % meer worden betaald dan een jaar ervoor. Vooral voor komkommers (+42,9 %), tomaten (+15,1 %), kropsla (+15 %), en paprika’s (+6,4 %) lagen de consumentenprijzen in 2012 beduidend hoger dan in 2011. Enkel veldsla liet een prijsdaling van 9,8 % optekenen. Ook voor groenten gecultiveerd in volle grond moest de consument gemiddeld meer betalen. De inflatie voor broccoli (+19,6 %), asperges (+17,4 %), wortelen (+16,2 %), prei (+15 %), en witloof (+4,9 %) sprong daarbij het meest in het oog. In 2012 betaalde de consument minder voor ajuin (9,1 %) en spruitjes (-5,2 %) ten opzichte van 2011. Gepelde tomaten, witte bonen in tomatensaus en chips, die eveneens bij de niet-bewerkte levensmiddelen worden ingedeeld, werden ook duurder (respectievelijk +8,8 %, +6,9 % en +4,8 %). Voor aardappelen, tenslotte, moest de consument gemiddeld 2 % minder betalen in vergelijking met 2011. In de eerste zes maanden van 2012 werden nog negatieve inflatiecijfers genoteerd, maar door de tegenvallende oogst, lagen de prijzen vanaf het derde kwartaal 2012 opmerkelijk hoger dan in de tweede helft van 2011.
37
Grafiek 15: Verloop van de consumptieprijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen (Index 2008=100)
120 115 110 105 100 95 90 85
Vlees
Vis
Fruit
Groenten
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
Over een langere periode beschouwd stellen we vast dat de prijzen voor fruit en groenten, zoals kon worden verwacht, veel volatieler zijn dan voor vlees en vis. Over de afgelopen vier jaar nam de gemiddelde prijs voor vlees stelselmatig toe om in 2012 uiteindelijk 8,2 % hoger uit te komen dan in 2008, terwijl voor vis de prijzen gemiddeld 4,3 % hoger lagen. Groenten werden 12,2 % duurder, voor fruit daarentegen moest de consument in 2012 gemiddeld 0,4 % minder betalen in vergelijking met 2008.
I.4.2 De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen versnelde dit jaar gemiddeld in onze buurlanden, net als in België, en bereikte 3,8 % (1,5 % in 2011), een niveau dat lichtjes boven dat van ons land lag (waar de inflatie voor deze categorie in 2012 3,4 % bedroeg). Gezien het beperkte gewicht van die productgroep in de consumptiekorf bleek de bijdrage van de onbewerkte voedingsmiddelen tot het inflatieverschil tussen België en het gemiddelde van de buurlanden bijgevolg bijna nihil te zijn. De inflatie voor deze categorie bedroeg dit jaar 4,5 % in Duitsland, 3,7 % in Frankrijk en 1,7 % in Nederland.
38
De minder sterke inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in België is vooral het resultaat van een gunstiger prijsstijgingstempo van vlees in ons land. Zo bedroeg de inflatie voor vlees in 2012 in België 2,3 % tegenover gemiddeld 4,0 % in de buurlanden (5,4 % in Duitsland, 3,0 % in Frankrijk en 2,9 % in Nederland). Tabel 9: Niet-bewerkte levensmiddelen en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden in 2012 (Wijziging ten opzichte van 2011, tenzij anders vermeld)
2,3 4,4 3,2
4,0 3,1 5,0
5,4 5,1 5,8
3,0 2,3 4,4
2,9 3,0 2,5
Gewicht 2012 (in %) Gemiddelde buurlanden 4,2 3,2 1,0 0,1 1,2 1,1
5,9
3,1
1,6
6,1
-1,7
1,5
1,2
3,4
3,8
4,5
3,7
1,7
7,9
6,2
België Vlees Vis en zeevruchten Fruit Groenten, inclusief aardappelen en andere knollen Niet-bewerkte levensmiddelen
Gemiddelde buurlanden
Duitsland
Frankrijk
Nederland
België
Bronnen: EC, FOD Economie
Tussen 2008 en 2012 stegen de prijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen op relatief dezelfde manier in België (+7,7 %) en in de buurlanden (+7,6 % gemiddeld). In werkelijkheid droegen groenten bij tot de toename van het verschil, en fruit tot de afname ervan. Grafiek 16: Kwartaalevolutie van de inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in België en in de voornaamste buurlanden (Wijziging ten opzichte van het voorgaande jaar)
(Index 2008=100)
8
110
6
108
4
106
2
104 102
0
100
-2
98
-4
96 2008
2009 2010 2011 België Duitsland
2012 Frankrijk
2008 2009 Nederland
Bronnen: EC, FOD Economie
39
2010 2011 2012 Gemiddelde buurlanden
I.5 Diensten I.5.1 De inflatie voor diensten in België In vergelijking met 2011 kwamen de consumptieprijzen in de productgroep diensten in het verslagjaar gemiddeld 2,5 % hoger uit. Dit is een verdere toename van de inflatie van deze productgroep ten opzichte van 2010 en 2011 (toen de inflatie respectievelijk 1,4 % en 2,2 % bedroeg). Gedurende alle kwartalen van 2012 lag de inflatie min of meer op hetzelfde niveau. Omwille van zijn grote gewicht (bijna 40 % van de totale consumptiekorf), droeg deze productgroep 1,0 procentpunt bij tot de algemene inflatie. Het verloop van de inflatie in de verschillende categorieën vertoonde het afgelopen jaar een verschillend patroon. Voor de categorieën ‘Reizen’, ‘Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging’, ‘Huisvesting’ en ‘Diversen’ lag het prijsstijgingstempo hoger in 2012 dan in 2011. Voor de categorie ‘Transport’ daarentegen nam de inflatie gemiddeld af en voor de categorie ‘Communicatie’ lagen de consumptieprijzen gemiddeld zelfs lager in 2012 dan in 2011. De categorie ‘Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging’ levert met 0,8 procentpunt de grootste bijdrage (een derde) tot de diensteninflatie. De consument betaalde in 2012 gemiddeld 2,9 % meer dan vorig jaar voor deze diensten (tegen 2,6 % in 2011). Binnen deze categorie is het restaurant- en cafébezoek goed voor meer dan de helft van het gewicht en de prijzen stegen er gemiddeld met 2,7 % in 2012. Vooral de inflatie voor pilsbier (+3,3 % in 2012) en speciaalbier (+3,5 %) kwam hoog uit (in maart 2012 kondigden de brouwers met een dominante marktpositie een verhoging van hun tarieven voor caféhouders aan). Ook de consumptieprijzen voor culturele diensten stegen het afgelopen jaar aanzienlijk (+5,0 % in 2012, tegen +2,0 % in 2011). Deze stijging is onder andere het gevolg van een stijging van de prijs voor een abonnement teledistributie (met digitale televisie en huur van een decoder), vooral door de verhoogde btw–aanslagvoet van 12 % naar 21 % en van het duurder worden van een schouwburgabonnement, hoewel de jaarlijkse verhoging in september (+2,7 %), iets lager uitviel dan de voorgaande jaren. Net als voor ‘Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging’ zijn de consumptieprijzen voor ‘Overige diensten’ gestegen met 2,9 % ten opzichte van 2011. Dit is een toename van de inflatie tegenover de twee voorgaande jaren toen de inflatie respectievelijk 0,4 % en 1,9 % bedroeg. Met een bijdrage van 0,7 procentpunt tot de diensteninflatie had deze categorie de tweede belangrijkste impact . Vooral de inflatie voor ‘Andere diensten’ is opmerkelijk (+6,4 %). Aan de basis hiervan ligt in de eerste plaats de regeringsbeslissing om sinds 1 januari 2012 de notariskosten voor een hypotheeklening te onderwerpen zijn aan het btw-tarief van 21 %. Maar ook de tarieven van de twee getuigen die vallen onder ‘Sociale bescherming’ namen toe (gemiddeld met 3,8 %) en dat is in de eerste plaats toe te schrijven aan rusthuizen. De categorie ‘Huisvestingsdiensten’ droeg 0,5 procentpunt bij tot de diensteninflatie. Voor het tweede jaar op rij steeg de inflatie in deze categorie (2,4 % in 2012, 2,0 % in 2011 en 1,2 % in 2010). De toegenomen inflatie van deze categorie kan grotendeels worden verklaard door een stijging van de huurprijzen (+1,5 %). De nietsociale huurprijzen stegen met 1,3 %, terwijl de sociale huurprijzen in 2012 gemiddeld 4,0 % hoger uitkwamen. Sinds begin 2012 werd de berekeningswijze voor sociale huurwoningen in Vlaanderen aangepast. Door de nieuwe berekeningswijze valt de sociale huurprijs hoger uit. De sociale huur werd met ingang van 1 januari 2012 namelijk berekend door een hoger percentage te nemen van het referentie-inkomen dan voordien (1/55e van het referentie-inkomen tegenover 1/57e voordien). De kosten voor huisvuilophaling stegen met 1,2 % in 2012 als gevolg van de prijsstijging voor vuilniszakken in twee van de lokaliteiten, die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de index. In de categorie ‘Huisvestingsdiensten’ werd in 2012 tenslotte ook nog een forse stijging van de premies voor brandverzekering genoteerd (+5,7 %, nadat ze in 2011 al gemiddeld 7,0 % hoger kwamen te liggen dan in 2010). In tegenstelling tot bij de voorgaande categorieën, daalde het prijsstijgingstempo in de categorie ‘Transport’ (2,3 % in 2012 ten opzichte van 3,2 % in 2011). Met een bijdrage van 0,2 procentpunt tot de diensteninflatie, levert de subcategorie ‘Onderhoud en reparatie’ de voornaamste bijdrage. De inflatie van deze subcategorie daalde voor het tweede jaar op rij (+2,3 % in 2012 tegenover 3,8 % in 2011 en 4,2 % in 2010). De consument betaalde in 2012 3,8% meer voor een vliegtuigticket27. Het prijsstijgingstempo voor gecombineerd per27
. In 2012 steeg de inflatie voor vliegtuigtickets met 2,3 % volgens het ICP en met 3,8 % volgens het GICP. Het verschil wordt veroorzaakt door een andere definitie en een ander onderzoekstaal voor de CPI en de GICP.
40
sonenvervoer kwam uit op 4,7 % in 2012 (tegen 4,3 % in 2011). Zowel De Lijn, de TEC als de MIVB verhoogden de prijs voor een aantal van hun producten28. Tabel 10: Recente evolutie van de inflatie voor diensten (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2011 2010
Vrijetijdsbesteding en Lichaamsverzorging Restaurants en cafés Culturele diensten Kapsalons en schoonheidsinstituten Recreatieve sportdiensten Kantines Droogkuis, verstelling en verhuur kledij Overige diensten Andere diensten, n.e.g. Sociale bescherming Ziekenhuizen Medische en paramedische diensten Onderwijs Geneesk.prestat.tandartsen Bijdrage aanvullende verzekering Andere verzekeringen Financiële diensten, n.e.g. Huisvestingsdiensten Huur Riolering Verzekeringen Huishoudelijke en andere diensten voor de woning Diensten onderhoud, herstelling woning And. diensten i.v.m. woning Huisvuilophaling Herstelling huishoudapparaten Vervoerdiensten Onderhoud en herstellingen Andere diensten voor privévoertuigen Personenvervoer door de lucht Personenvervoer per spoor Verzekeringen i.v.m. het vervoer Personenvervoer over de weg Gecombineerde biljetten Andere vervoerdiensten Reizen Pakketreizen Accommodatie Communicatie Telefoon- en faxtoestellen en -diensten Posterijen Totaal diensten
2011
2012
2012 - IV
2012 IV
I
II
III
IV
3,0
3,2
2,7
Okt Nov
2,4
2,6
2,9
2,4
2,6
2,4 2,6 2,7 1,5 2,4 2,7 0,4 -0,5 1,4 -2,8 -0,4 3,2 0,9 3,5 1,2 -0,2 1,2 1,1
2,8 2,0 2,7 2,1 2,3 3,5 1,9 1,6 3,1 1,9 -0,3 0,4 1,4 4,2 1,5 1,8 2,0 1,1
2,5 1,7 2,4 2,5 2,7 3,4 2,4 1,7 3,9 2,0 -0,3 3,0 1,4 4,2 1,6 1,9 1,8 1,2
-0,7
7,7
2,7 5,0 2,2 1,5 2,6 3,5 2,9 6,4 3,8 1,5 1,6 2,4 1,6 1,4 1,0 -0,7 2,4 1,5 11,4 5,7
7,0
2,5 3,5 1,8 2,5 2,6 3,3 3,2 6,3 4,6 1,7 1,4 3,0 1,6 0,4 1,6 -0,4 2,1 1,4 11,8 6,3
2,8
2,0
1,2
1,7
0,7
1,5
1,8
1,8
1,7
1,7
1,5 1,9 3,4 1,5 3,1 4,2 3,3 8,3 0,6 0,3 3,2 1,7 2,3 0,9 1,0 0,6 -2,2 -2,3 0,0 1,4
1,8 2,5 -0,8 1,8 3,2 3,8 4,0 7,5 0,6 0,4 3,5 4,3 2,0 2,3 2,9 1,5 0,5 0,4 3,4 2,2
1,8 2,7 1,2 1,4 2,3 2,3 2,0 3,8 2,9 1,3 2,6 4,7 2,0 4,1 5,0 2,9 -0,6 -1,0 6,6 2,5
1,9 3,0 -2,9 1,9 2,3 3,2 2,2 4,5 0,6 -0,4 3,4 4,7 1,5 3,6 5,1 1,3 -1,1 -1,3 3,4 2,1
1,8 3,4 -2,9 1,8 2,1 2,6 1,3 4,1 2,3 0,2 3,2 5,0 1,5 2,9 4,1 1,5 0,5 0,2 6,6 2,5
1,7 3,2 1,2 1,4 2,1 2,2 1,5 3,7 3,1 1,3 2,4 4,6 1,8 4,5 5,4 3,3 -1,3 -1,7 6,6 2,5
1,9 2,6 3,4 1,2 2,5 2,2 2,7 4,4 3,1 1,9 2,4 4,6 2,1 4,7 5,6 3,4 -1,3 -1,7 6,6 2,6
2,0 1,8 3,4 1,1 2,4 2,2 2,6 3,1 3,1 1,6 2,5 4,6 2,6 4,3 5,0 3,5 -0,4 -0,7 6,6 2,5
1,9 1,8 3,4 1,2 2,4 2,1 2,6 3,0 3,1 2,0 2,4 4,6 2,4 4,4 4,9 3,6 -0,1 -0,4 6,6 2,5
Dec
Bijdrage tot de inflatie van de groep in 2012 (in procentpunt)
p.m. Gewicht in de groep in 2012 (in %)
2,8
2,6
0,78
26,4
2,7 2,8 2,7 2,8 2,7 5,7 6,6 4,3 4,2 4,7 1,8 2,4 2,6 2,7 2,7 2,2 1,4 0,2 0,3 0,1 2,6 2,6 2,7 2,7 2,7 3,7 3,5 3,3 3,2 3,3 3,0 2,9 2,4 2,4 2,4 6,4 6,4 6,4 6,5 6,4 4,3 3,9 2,7 2,7 2,7 1,4 1,4 1,4 1,4 1,4 1,4 1,4 2,3 2,4 2,4 3,0 3,0 0,5 0,5 0,5 1,6 1,6 1,6 1,6 1,6 1,3 2,0 2,0 2,0 2,0 1,3 0,9 0,0 0,0 0,0 -0,8 -0,8 -0,8 -0,8 -0,8 2,2 2,5 2,6 2,6 2,6 1,5 1,6 1,5 1,5 1,5 11,2 11,3 11,3 11,3 11,3 4,6 5,2 6,7 6,7 6,7
2,6 3,9 2,5 0,1 2,7 3,5 2,3 6,3 2,7 1,4 2,2 0,5 1,6 2,0 0,0 -0,8 2,6 1,5 11,3 6,7
0,42 0,22 0,07 0,04 0,03 0,01 0,66 0,27 0,24 0,05 0,05 0,04 0,01 0,01 0,01 -0,02 0,46 0,17 0,11 0,10
15,3 4,2 3,3 2,2 1,0 0,1 25,7 4,3 7,1 3,9 3,1 1,5 0,9 0,9 0,7 3,3 19,3 10,8 0,9 1,6
1,7
1,7
0,05
2,9
2,0 1,9 3,4 1,2 2,4 2,1 2,6 3,9 3,1 1,3 2,6 4,6 2,5 3,9 4,5 3,3 -0,2 -0,5 6,6 2,5
2,0 1,7 3,4 0,8 2,4 2,3 2,6 2,6 3,1 1,3 2,5 4,6 2,8 4,6 5,5 3,4 -0,9 -1,2 6,6 2,4
0,01 0,01 0,01 0,00 0,35 0,16 0,06 0,04 0,03 0,03 0,02 0,02 0,00 0,30 0,23 0,08 -0,05 -0,07 0,02 2,51
0,8 1,2 0,9 0,3 14,7 6,6 2,7 1,0 1,0 2,1 0,9 0,4 0,1 7,4 4,2 3,2 6,5 6,2 0,3 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
Van alle grote categorieën bij de productgroep diensten, liet ‘Reizen’ de sterkste inflatie optekenen: +4,1 % in 2012. Door het eerder kleine gewicht van deze categorie bleef haar bijdrage tot de diensteninflatie echter beperkt tot 0,3 procentpunt. Voor pakketreizen betaalde de consument in 2012 gemiddeld 5 % meer dan in 2011, voor buitenlandse pakketreizen nam de prijs zelfs met 8 % toe.
28
Zo verhoogde de MIVB haar tarieven in februari 2012, na goedkeuring door de Brusselse regering. Bij haar tariefverhoging dient de MIVB rekening te houden met de jaarlijkse evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, vermeerderd met 2 % (met een plafond van 6 % boven de inflatie voor de hele periode 2007-2011). De prijs voor een MTBmaandabonnement steeg met 2 % terwijl de kostprijs van een 10-rittenkaart ‘Jump’ verhoogd werd met 4 %. In Vlaanderen verhoogde De Lijn haar tarieven voor een omnipas 1 maand (+5 %) op 1 februari 2012, terwijl de tarieven voor meerrittenkaarten ongewijzigd bleven. Net als De Lijn en de MIVB, heeft de TEC haar tarieven verhoogd op 1 februari 2012, dit zowel voor de meerrittenkaarten (+32 %) als voor de maandabonnementen (+5,7 %).
41
Communicatie is de enige dienstencategorie waar de prijzen het afgelopen jaar daalden in vergelijking met 2011 (met gemiddeld -0,6 %), en was bijgevolg goed voor een negatieve bijdrage van 0,1 procentpunt tot de diensteninflatie. Telefoon- en faxtoestellen en –diensten werden gemiddeld 1 % goedkoper in 2012. Vooral de kosten voor gsm-gesprekken, die overigens hetzelfde gewicht hebben als de gesprekken via vaste lijn, gingen in 2012 fors naar beneden (-10,3 %). De prijs voor gesprekken met een vast telefoontoestel daarentegen stegen het afgelopen jaar met 7,5 % ten opzichte van het voorgaande jaar. Het prijsverloop van diensten laat over een langere periode erg uiteenlopende tendensen zien al naargelang de categorie. De afgelopen jaren vertoonden de consumptieprijzen voor Huisvesting en diverse goederen een gelijkaardig verloop als het aggregaat Diensten. In vergelijking met vier jaar eerder lagen de consumptieprijzen voor deze categorieën zo’n 8 à 9 % hoger. Vervoerdiensten kenden, net als ‘Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging’, de grootste prijstoename (+13 %). Ook voor ‘Reizen’ vertonen de prijzen een stijgende tendens, echter gekenmerkt door de jaarlijks weerkerende uitersten in de vakantieperiodes (naar boven toe voor pakketreizen en weekends in de Ardennen en aan zee, naar onderen toe voor city trips). De categorie ‘Communicatie’ vertoont als enige een dalend verloop van de prijzen, hoewel die afname zich voornamelijk in 2007 en eind 2009 voordeed. Na een opwaartse knik in januari 2012 (hogere prijs voor vaste telefonie en briefport) is het prijsniveau in de loop van het verslagjaar terug gedaald. Grafiek 17: Recente evolutie van de consumptieprijzen voor diensten (Index 2008=100))
120
115
110
105
100
95
90
Diensten Vrije tijd en lichaamsverzorging Diverse
Communicatie Reizen
Bronnen: FOD Economie, ADSEI
42
Huisvesting Transport
I.5.2 De inflatie voor diensten in de voornaamste buurlanden Met 0,3 procentpunt leverden diensten in 2012 de grootste bijdrage aan het totale inflatieverschil tussen België en de buurlanden. De inflatie voor diensten bij onze buren versnelde in 2012 gemiddeld zeer lichtjes, met 1,6 % (1,5 % in 2011). In België bedroeg de inflatie voor deze categorie in 2012 2,5 % (2,2 % in 2011). Met 1,3 % zag Duitsland de inflatie voor diensten lichtjes vertragen (1,4 % in 2011). In Frankrijk bleef ze met 1,6 % stabiel. In Nederland nam ze echter toe tot 3,2 %29 (2,4 % in 2011), een hoger niveau dan in ons land. Vooral telefoontoestellen en -diensten en niet-elders-gedefinieerde diensten zorgden bij de diensten in 2012 voor het inflatieverschil ten nadele van ons land. Telefoontoestellen en -diensten zagen hun prijzen bij onze buren gemiddeld met 4,6 % afnemen (-0,2 % in Nederland, -1,4 % in Duitsland en -9,7 % in Frankrijk30), maar in ons land namen ze in 2012 slechts met 1,0 % af. De prijzen van niet-elders-gedefinieerde diensten namen in onze buurlanden gemiddeld met 1,5 % toe in vergelijking met vorig jaar (2,0 % in Duitsland, 1,7 % in Frankrijk en 0,4 % in Nederland), tegenover een stijging van 6,4 % in België. Tussen 2008 en 2012 namen de prijzen van diensten in onze buurlanden gemiddeld met 6,2 % toe (+4,7 % in Duitsland, +7,1 % in Frankrijk en zelfs +10,4 % in Nederland), tegenover 9,0 % in België. Sinds 2008 zijn het vooral restaurants en cafés die bijdroegen tot het inflatieverschil voor dienstenprijzen tussen België en de buurlanden. Op vijf jaar tijd namen de prijzen van restaurants en cafés in België met 12,0 % toe, tegenover gemiddeld 6,7 % in onze buurlanden.
29
Zie eerder, de standaard btw-voet in Nederland werd in oktober 2012 verhoogd van 19 naar 21 %.
30
De komst van Free, een vierde mobiele operator met bijzonder lage tarieven, lanceerde een ware prijzenoorlog op de Franse markt.
43
Tabel 11: Diensten en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden in 2012 (Wijziging ten opzichte van 2011, tenzij anders vermeld) België Huisvestingsdiensten Werkelijke woninghuur Diensten onderhoud, herstelling woning Huisvuilophaling Saneringsdiensten Andere diensten i. v. m. woning Herstelling van meubelen, stoffering en vloerbekleding Reparatie van huishoudapparaten Huishoudelijke diensten i. v. m. onderhoud Verzekeringen in verband met de woning Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging Droogkuis, verstelling en verhuur kledij Sport, kampeer, speelgoed, hobbyartikelen Sport- en vrijetijdsdiensten Culturele diensten Restaurants en cafés Kantines Kapsalons en schoonheidsinstituten Reizen Pakketreizen Accommodatie Vervoerdiensten Onderhoud en herstellingen Andere diensten i. v. m. privévoertuigen Personenvervoer per spoor Personenvervoer over de weg Personenvervoer door de lucht Personenvervoer over water Gecombineerd personenvervoer Andere aankopen van vervoersdiensten Verzekeringen i. v. m. het vervoer Communicatiediensten Posterijen Telefoon- en faxtoestellen en -diensten Diverse diensten Medische en paramedische diensten Diensten van tandartsen Ziekenhuizen Onderwijs Sociale bescherming Verzekeringen i. v. m. de gezondheid Andere verzekeringen Financiële diensten, n.e.g. Andere diensten, n.e.g. Diensten
2,4 1,5 1,8 1,2 11,4 2,7
Gemiddelde buurlanden
Duitsland
Frankrijk
1,7 1,4 3,7 0,5 1,6 2,3
1,1 1,2 3,0 -0,7 0,3 1,5
2,5 1,6 4,0 3,3 4,9 3,9
Nederland 2,0 2,3 4,9 -0,8 2,4 1,3
Gewicht in 2012 (in %) Gemiddelde België buurlanden 7,6 12,7 4,2 8,7 0,3 0,9 0,3 0,6 0,4 0,8 0,5 0,6
2,5
2,2
3,2
0,0
0,1
1,4 1,7 5,7
2,0 2,5 2,7
1,7 1,4 1,7
2,5 3,3 3,3
4,2 2,0 0,7
0,1 1,1 0,6
0,1 0,5 0,4
2,9
2,3
1,7
2,7
2,9
10,3
9,0
3,5 0,7 1,5 5,0 2,7 2,6 2,2 4,1 5,0 2,9 2,3 2,3 2,0 2,9 2,6 3,8
1,5 1,6 2,8 2,2 2,5 2,3 1,6 3,4 4,2 1,9 2,3 3,1 1,1 3,8 2,4 3,7 2,2 2,7 0,7 -0,8 -4,2 1,3 -4,6 1,7 2,4 3,5 4,9 -0,9 3,2 3,4 0,8 -6,3 1,5 1,6
1,1 1,9 2,1 1,2 2,1 1,8 1,5 3,8 4,4 2,7 2,0 3,0 0,5 3,8 2,5 7,6 7,2 3,0 2,8 -2,6 -1,3 0,5 -1,4 0,2 0,2 4,4 5,3 -3,6 1,9 1,6 0,7 -15,9 2,0 1,3
2,2 0,9 3,1 2,9 2,9 2,4 1,6 2,7 1,2 3,1 2,3 3,0 2,2 4,0 1,2 1,5 -4,9 1,5 -0,1 2,1 -9,0 1,4 -9,7 2,5 0,9 1,5 2,4 2,7 3,0 5,4
0,8 2,8 3,7 4,9 2,2 2,4 2,4 3,1 3,6 2,3 3,5 3,6 1,2 3,5 8,3 5,5 -2,9
0,1 0,0 0,9 1,6 6,0 0,4 1,3 2,9 1,6 1,2 5,8 2,6 1,1 0,4 0,4 0,4 0,0 0,1 0,0 0,8 2,6 0,1 2,4 10,1 1,2 0,4 1,5 0,6 2,8 0,4 0,3 1,3 1,7 39,2
0,1 0,1 1,1 1,7 4,3 0,7 1,0 3,4 1,9 1,5 6,5 2,1 1,1 0,7 0,4 0,6 0,1 0,6 0,1 0,8 3,1 0,2 2,9 7,5 1,3 0,7 0,5 0,7 1,5 0,9 0,2 0,6 1,0 42,3
4,7 2,0 1,3 -0,6 6,6 -1,0 2,9 1,6 1,6 1,5 2,4 3,8 1,4 1,0 -0,7 6,4 2,5
Bronnen: EC, FOD Economie
44
1,6 1,7 1,6
-1,5 2,1 0,1 7,0 -0,2 6,4 22,2 5,2 2,8 11,0 5,5 3,0 0,4 0,4 3,2
Grafiek 18: Kwartaalevolutie van de inflatie voor diensten in België en in de voornaamste buurlanden (Wijziging ten opzichte van het voorgaande jaar)
(Index 2008=100)
4,0
118
3,5
116
3,0
114
2,5 2,0
112
1,5
110
1,0
108
0,5
106
0,0
104 2008
2009 België
2010
2011 Duitsland
2012 Frankrijk
2008 2009 Nederland
2010 2011 2012 Gemiddelde buurlanden
Sources : CE, SPF Economie
I.6 Niet-energetische industriële goederen I.6.1 De inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België In 2012 bedroeg de inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België 0,9 % (tegenover 1,0 % in 2011). Deze bijzonder lichte vertraging laat zich onder meer verklaren door de afname van de inflatie voor de belangrijkste subcategorieën, zoals kleding31 (van 1,5 % in 2011 tot 1,1 % in 2012) en nieuwe auto’s (van 0,8 % tot -0,3 % in 2012). De niet-energetische industriële goederen, die 28,1 % uitmaken van de totale goederen en diensten voor het berekenen van het algemene indexcijfer van de consumptieprijzen, droegen 0,2 procentpunt bij aan de totale inflatie in 2012. De bijzonder heterogene groep niet-energetische industriële goederen kan worden onderverdeeld in nietduurzame goederen (zoals bloemen en medicatie), halfduurzame goederen (zoals kleding en schoeisel) en duurzame goederen (zoals juwelen en auto's). De inflatie voor niet-duurzame goederen steeg gemiddeld tot 2,1 % (tegenover 1,6 % in 2011), de inflatie voor half-duurzame goederen vertraagde (van 1,2 % tot 0,9 %), terwijl de consumptieprijzen voor duurzame goederen lichtjes daalden in 2012 (-0,2 % na een stabilisering in 2010 en 2011).
31
Kledij had in 2012 een groter gewicht dan in 2011, waardoor de solden een neerwaartse impact hadden op het inflatiecijfer van de overkoepelende groep(en).
45
Tabel 12: Recente evolutie van de consumptieprijzen voor niet-energetische industriële goederen (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij ander vermeld)
1,8 1,1
1,6 1,0
2,1 3,9
1,9 3,8
2,4 5,4
2,5 5,3
1,8 3,8
1,7 1,2
1,9 1,8
1,7 1,1
1,6 0,6
Bijdrage tot de inflatie van de groep in 2012 (in procentpunt) 0,66 0,18
2,4
2,5
2,6
2,6
2,5
2,6
2,5
2,8
2,9
2,7
2,7
0,10
3,6
3,0 2,8
3,4 1,5
4,1 3,2
3,7 0,4
3,1 3,1
3,3 5,4
3,6 1,9
6,5 2,3
5,3 3,2
7,1 1,4
7,1 2,5
0,09 0,09
2,2 2,8
2,0
0,7
2,9
1,6
2,7
3,1
3,3
2,6
3,6
2,5
1,6
0,08
2,8
3,2
3,8
4,2
2,2
4,2
4,4
3,8
4,6
4,6
4,6
4,6
0,07
1,6
8,3
5,7
3,6
4,2
3,3
3,2
3,8
4,2
4,1
4,3
4,2
0,05
1,3
1,2
1,2
0,8
1,8
1,4
0,6
0,6
0,7
0,6
0,8
0,8
0,04
4,8
-0,2
0,1
0,5
0,4
0,5
0,5
0,5
0,3
0,2
0,4
0,4
0,01
-1,0 1,1 1,4 1,1 2,0 3,0 0,4 2,0 0,7 3,0 0,0 2,0
-0,5 1,2 1,8 1,5 2,8 2,8 1,3 2,1 1,1 -0,2 -1,1 0,8
-1,1 0,9 2,2 1,1 2,4 1,9 1,8 1,6 0,7 0,5 0,7 0,9
-0,4 1,3 1,7 1,4 4,0 3,2 1,8 2,6 1,0 0,1 -0,7 1,4
-0,1 1,0 3,2 1,4 3,4 2,7 2,0 2,5 0,6 0,3 0,1 1,0
-0,5 1,0 1,5 1,0 2,6 1,7 2,0 1,7 0,3 1,8 0,6 1,2
-1,9 0,7 3,1 1,1 1,6 1,6 1,9 1,5 0,7 0,4 0,9 0,3
-2,1 0,9 1,3 0,9 2,2 1,8 1,3 0,8 1,1 -0,7 1,1 1,0
-1,7 0,9 1,2 0,9 2,5 1,8 1,7 1,0 1,1 -1,9 1,3 1,0
-2,2 0,9 1,4 0,8 2,1 1,8 1,2 0,8 1,1 -0,4 1,1 1,3
-2,2 0,8 1,4 0,8 2,0 1,9 1,0 0,7 0,9 0,3 0,9 0,7
-0,05 0,29 0,08 0,06 0,05 0,04 0,03 0,02 0,02 0,01 0,01 0,00
4,4 38,2 3,8 18,8 2,0 1,8 1,8 1,0 2,5 2,1 1,7 0,5
-0,7
0,4
0,4
0,2
0,2
0,5
0,4
0,3
0,4
0,3
0,4
0,00
0,3
1,6
0,0
0,5
0,4
-0,1
0,7
0,1
1,1
1,1
1,0
1,1
0,00
0,2
-1,9
-2,6
-2,5
-3,6
-2,9
-2,8
-2,4
-1,8
-0,9
-1,3
-3,3
-0,04
1,5
0,0 10,8 1,9 2,7 0,5 1,3 1,4 -6,7 0,4 -8,1 -9,4
0,0 15,9 2,1 2,4 0,0 1,9 2,3 -7,0 0,8 -7,2 -13,5
-0,2 14,8 1,7 0,5 0,2 1,9 1,6 -3,4 -0,3 -6,5 -9,3
-0,1 16,6 2,2 2,0 0,1 2,2 2,3 -6,4 0,5 -7,9 -13,7
-0,2 16,7 1,9 1,5 0,3 2,1 1,9 -4,8 -0,1 -7,8 -11,6
-0,2 17,7 1,4 0,3 0,2 1,7 1,5 -3,3 -0,4 -6,8 -9,2
-0,2 15,3 1,6 0,1 0,2 1,9 1,4 -2,7 -0,6 -6,4 -8,1
-0,1 10,0 1,7 0,2 0,0 1,7 1,4 -2,6 -0,2 -5,0 -8,0
-0,4 11,3 1,8 0,2 0,0 1,6 1,2 -3,1 -0,8 -5,7 -7,8
0,0 9,6 1,7 0,2 0,1 1,9 1,6 -2,5 0,1 -4,9 -8,4
0,0 9,3 1,6 0,2 0,0 1,7 1,6 -2,3 0,1 -4,4 -7,9
-0,06 0,17 0,11 0,01 0,01 0,01 0,01 -0,02 -0,04 -0,12 -0,18
31,7 1,2 6,3 1,3 3,7 0,4 0,4 0,7 14,0 1,8 1,9
0,8
1,0
0,9
1,0
1,0
1,1
0,7
0,8
0,8
0,8
0,8
0,89
100,0
2011 2010
Niet-duurzame goederen Niet-duurzame huishoudart. Producten voor onderhoud & herstellingen woning Kranten en tijdschriften Tuinbouw Producten en diensten voor huisdieren Waterverbruik Allerlei drukwerk, schrijfwaren en tekenartikelen Toestellen en artikelen voor lichaamsverzorging Andere medische producten, therapeutische apparaten en toestellen Geneesmiddelen Half-duurzame goederen Schoeisel Kleding Huishoudtextiel Vaat-,glaswerk&huishoudart. Delen en toebehoren And. art. voor pers. gebruik Speelgoed & hobbyartikelen Boeken Gereedschap voor huis & tuin Andere kleding artikelen Sport, kampeer & recreatie artikelen Kledingstoffen Dragers opname beeld & geluid Duurzame goederen Sieraden,klokken & horloges Meubelen en stoffering Motorfietsen en fietsen Huishoudapparaten Tapijten en vloerbekleding Grote goederen voor recreatie Foto- en filmapparatuur Nieuwe auto's Audio- en videoapparatuur Gegevensverwerk. apparatuur Niet-energetische industriële goederen
2011
2012
2012 - IV
2012 IV
I
II
III
IV
Okt
Nov
Dec
p.m. Gewicht in de groep in 2012 (in %) 30,1 4,4
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
Niet-duurzame en halfduurzame goederen hebben in 2012 respectievelijk 0,7 en 0,3 procentpunt bijgedragen aan de inflatie van niet-energetische industriële goederen. Duurzame goederen leverden echter een negatieve bijdrage (0,1 procentpunt).
46
Hoewel de inflatie voor niet-duurzame goederen in 2012 steeg ten opzichte van het voorgaande jaar (van 1,6 % in 2011 tot 2,1 % in 2012), is ze lichtjes gedaald in de tweede helft van 2012: van 2,4 % in het eerste kwartaal tot 1,7 % in het laatste kwartaal. In de categorie niet-duurzame goederen leverden de nietduurzame huishoudartikelen de grootste bijdrage aan de inflatie van de niet-energetische industriële goederen in 2012 (0,18 procentpunt). Ze waren gemiddeld bijna 4,0 % duurder dan een jaar voordien. De prijzen voor waspoeder en vloeibare afwasmiddelen namen bijvoorbeeld sterk toe vanaf het laatste kwartaal van 2011 en bleven ook in 2012 hoog. De inflatie voor snijbloemen evolueerde aan een meer uitgesproken groeitempo in 2012 (3,2 %) dan in 2011 (1,5 %): de prijzen van onder meer chrysanten, rozen en solidagos namen in 2012 sterker toe dan in 2011: met respectievelijk 8,6 %, 5,4 % en 4,4 %. Eigenaars van honden en katten moesten in 2012 gemiddeld 2,9 % meer betalen, tegenover een inflatie van 0,7 % een jaar eerder. Het prijsstijgingstempo van drinkwater (4,2 % in 2012 tegenover 3,8 % in 2011) nam toe door de tariefverhoging van bepaalde waterleveranciers dit jaar (de sterke stijging van de zuiveringskosten ligt hier aan de basis32).
Box 2: Inflatiestijging voor kranten in België - een inhaalbeweging Na de stijging in 2011 hebben bepaalde uitgevers de prijzen van hun kranten en tijdschriften in 2012 opnieuw aanzienlijk verhoogd (gemiddeld +4,1 %). In september en november 2012 is de prijs van verschillende kranten met 10 eurocent gestegen33. In het vierde kwartaal van 2012 lagen de prijzen gemiddeld 6,5% hoger dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Grafiek 19 toont dat de prijsstijging van Belgische kranten op het einde van het jaar een inhaalbeweging maakt op de evolutie die de tarieven van dagbladen in Nederland en Duitsland sinds 2008 meemaken. In 2012 stegen de prijzen van Belgische kranten tegen hetzelfde tempo (4,1 %) als de Nederlandse (4,5 %) en Duitse (3,9 %) dagbladen. In Frankrijk stegen de krantenprijzen slechts met 2,2 % in 2012, maar de Franse uitgevers kondigden in januari 2013 prijsstijgingen aan. De prijzen voor dagbladen liggen over het algemeen hoger in Frankrijk, Nederland en Duitsland dan in België. Grafiek 19: Recente evolutie van het geharmoniseerde en nationale indexcijfer van de consumptieprijzen voor kranten en tijdschriften in België en de belangrijkste buurlanden (Index 2008=100)
Kranten en tijdschriften (GICP) 125
125
120
120
115
115
110
110
105
105
100
100
95
95
België
Duitsland
Kranten (ICP)
Frankrijk
Nederland
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
32
FOD Economie, Drinkwatervoorziening in België: sectoronderzoek, 2012.
33
In België wordt het indexcijfer van de consumptieprijzen voor kranten berekend op basis van een gemengde steekproef met prijzen van dagbladen en jaarabonnementen.
47
Prijzen voor drukwerk en schrijfwaren zagen hun groeitempo voor het tweede jaar op rij afnemen (3,6 % in 2012, tegenover 8,3 % in 2010 en 5,7 % in 2011). Hoewel de inflatie voor producten voor lichaamsverzorging dit jaar gemiddeld ook trager evolueerde (0,8 % tegenover 1,2 % in 2011), nam de inflatie voor sommige artikelen echter aanzienlijk toe, zoals wegwerpluiers (4,6 % tegenover -1,5 % in 2011), zeep (4,3 % tegenover 1,9 % in 2011) en shampoo (4,0 % tegenover -1,1 % in 2011). De daling van de prijzen voor medicatie zette zich in 2012 door (met een prijsdaling van meer dan 2,1 % in het vierde kwartaal vergeleken met dezelfde periode in 2011). De halfduurzame goederen kostten in 2012 0,9 % meer (tegenover 1,2 % in 2011). De lagere bijdrage van kleding34 (0,06 procentpunt, tegenover 0,25 procentpunt in 2011) tot de inflatie van niet-energetische industriële goederen kan de vertraging van de inflatie in deze categorie deels verklaren. Het prijsstijgingstempo van huishoudtextiel (zoals sponshanddoeken, gordijnstof en dekbedovertrekken en slopen) vertraagde in 2012 (2,4 % tegenover 2,8 % in 2011), net als dat van niet-elektrische huishoudelijke apparaten zoals vuurvaste schotels (2,9 % tegenover 7,1 % in 2011). Ook de inflatie voor speelgoed evolueerde gemiddeld genomen aan een minder uitgesproken tempo (0,7 % tegenover 1,1 % in 2011). De consument betaalde gemiddeld genomen bijvoorbeeld 6% minder voor een spelconsole dan een jaar voordien. De prijzen voor schoeisel kenden echter minder uitgesproken kortingen tijdens de winter- en zomersolden van 2012 dan het jaar voordien. Schoeisel kostte gemiddeld genomen 2,2 % meer in 2012 (tegenover een inflatie van 1,8 % in 2011). Na een gemiddelde prijsdaling van boeken in 2011 (-0,2 %) bedroeg de inflatie in 2012 slechts 0,5 % door een prijsverlaging van woordenboeken. De prijzen van duurzame goederen namen in 2012 gemiddeld lichtjes af (-0,2 %) vergeleken met een jaar voordien. Toch evolueerden de prijzen van de verschillende componenten in deze categorie in uiteenlopende richtingen. De inflatie voor “sierraden, klokken en horloges” bleef in 2012 bijzonder hoog (+14,8 %), ondanks de aanzienlijke vertraging van het prijsstijgingstempo voor de subcategorie gouden trouwringen in het laatste kwartaal van 2012. Hun prijzen bleven hoog, aangezien de goudprijzen sinds begin 2010 opwaarts gericht zijn. Het afschaffen van de ecopremies door de federale regering op 1 januari 2012 kan de concessiehouders ertoe hebben aangezet de kortingen op hun voertuigen te verhogen (-0,3 % in 2012 tegenover +0,8 % in 2011). De prijsdaling van informaticaproducten, foto- en filmapparatuur en audio- en videoapparatuur was nog steeds aanzienlijk in 2012, zij het minder uitgesproken dan de vorige jaren. Alleen externe harde schijven zijn duurder geworden (+7,2 % tussen 2011 en 2012), waarschijnlijk als gevolg van de overstromingen in Thailand eind 2011.
34
Als gevolg van de verandering in gewicht begin 2012 is de bijdrage van kleding aan de inflatie van niet-energetische industriële goederen in het eerste en derde kwartaal van 2012 negatief. Kleding heeft bij de niet-energetische industriële goederen een gewicht van 18,8 % in 2012 in plaats van 16,4 % in 2011, wat een neerwaartse invloed heeft op de inflatie in 2012.
48
Grafiek 20: Recente evolutie van de consumptieprijzen voor niet-energetische industriële goederen (Index 2008=100) 115
110
105
100
95
90
85
Duurzame goederen
Half duurzame goederen
Niet duurzame goederen
Geheel van de productgroep
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
Een analyse op langere termijn toont dat de prijzen voor niet-duurzame goederen gemiddeld genomen het meest geëvolueerd zijn (met een stijging van bijna 10 % tussen 2008 en 2012, 4 procentpunt meer dan het totaal van de niet-energetische industriële goederen). Over dezelfde periode zijn de prijzen voor halfduurzame goederen gelijkmatiger geëvolueerd (behalve tijdens de soldenperiodes). Ze zijn nu 8 % hoger dan in 2008. De prijzen voor duurzame goederen zijn in dezelfde periode gemiddeld genomen bijzonder stabiel gebleven.
I.6.2 De inflatie voor niet-energetische industriële goederen in de voornaamste buurlanden In tegenstelling tot België zagen de buurlanden hun inflatie voor niet-energetische industriële goederen in 2012 stijgen, tot gemiddeld 1,3 % (0,7 % in 2011), een hogere inflatie dus dan in ons land (0,9 % in 2012). In Duitsland en Frankrijk bedroeg de inflatie voor niet-energetische industriële goederen in 2012 1,3 % (respectievelijk 1,0 % en 0,5 % in 2011) en in Nederland 0,9% (0,6 % in 2011).
49
Tabel 13: Niet-energetische industriële goederen en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden in 2012 (Wijziging ten opzichte van 2011, tenzij anders vermeld) België Niet-duurzame goederen Producten voor onderhoud & herstelling woning Watervoorziening Niet-duurzame huishoudartikelen Farmaceutische producten Andere medische producten, therapeutische producten en apparaten Tuinen, planten en bloemen Producten en diensten voor huisdieren Kranten en tijdschriften Allerlei drukwerk, schrijfwaren en tekenartikelen Toestellen en artikelen voor lichaamsverzorging Half-duurzame goederen Kledingstoffen Kleding Andere kledingartikelen en toebehoren Schoeisel en schoenreparaties Huishoudtextiel Vaat, glaswerk en huishoudelijke artikelen Gereedschap voor huis en tuin Delen en toebehoren Dragers van beeld of geluid Spelen, speelgoed en hobby's artikelen Sport, kampeer & recreatie artikelen Boeken Andere artikelen voor persoonlijk gebruik Duurzame goederen Meubelen en stoffering Tapijten en vloerbekleding Huishoudelijke apparaten Nieuwe en tweedehandse auto's Motorfietsen en fietsen Audio- en videoapparatuur Foto- en filmapparatuur Gegevensverwerkende apparatuur Grote duurzame goederen voor recreatie Juwelen, klokken en horloges Niet-energetische industriële goederen
Gemiddelde buurlanden
Duitsland
Frankrijk
Nederland
Gewicht 2012 (in %) Gemiddelde België buurlanden 8,4 8,7
2,1
1,8
1,7
1,9
2,0
2,6
2,9
2,9
3,5
2,2
1,0
0,6
4,2 3,9 -1,1
1,3 2,4 1,2
1,7 1,4 1,2
2,1 3,1 0,3
-7,0 1,3 11,1
0,5 1,2 1,2
0,9 0,8 1,8
0,5
1,4
1,4
1,5
0,4
0,6
0,8
3,2 2,9 4,1
3,3 1,6 3,3
3,0 0,5 3,9
3,6 2,6 2,2
3,5 2,3 4,5
0,8 0,8 0,6
0,8 0,7 0,8
3,6
1,4
0,9
2,1
1,1
0,4
0,4
0,8
1,1
0,4
1,3
1,8
1,4
1,8
0,9 0,5 1,1 0,9 2,2 2,4 1,9 0,7 1,8 -2,5 0,7 0,4 0,5 1,6 -0,2 1,7 1,9 0,2 -0,3 0,5 -6,5 -3,4 -9,3 1,6 14,8 0,9
2,0 5,8 2,5 2,4 1,6 4,8 1,7 1,2 2,5 0,2 -0,9 0,6 2,1 2,2 0,0 0,9 0,6 -1,7 1,1 0,3 -8,9 -8,4 -5,5 1,6 8,1 1,3
2,2
2,0 1,2 2,4 3,3 1,6 8,0 1,4 1,1 2,1 -2,5 -1,0 0,5 2,9 2,4 0,0 1,3 2,3 -2,2 2,0 -0,6 -11,6 -14,4 -4,8 -0,4 9,2 1,3
1,0 6,7 0,6 -0,6 -0,2 2,4 2,9 1,0 2,7 -1,1 -0,8 1,3 -0,5 5,6 0,1 0,6 0,9 -1,1 1,3 0,0 -6,1 -7,5 -3,8 2,7 5,9 0,9
10,7 0,0 5,3 0,2 1,1 0,6 0,5 0,5 0,5 0,4 0,7 0,1 0,6 0,3 8,9 1,8 0,1 1,0 3,9 0,4 0,5 0,2 0,5 0,1 0,3 28,1
10,7 0,0 4,0 0,2 1,1 0,5 0,6 0,5 1,6 0,3 0,6 0,4 0,6 0,4 9,2 2,0 0,2 0,8 3,6 0,3 0,6 0,2 0,6 0,3 0,6 28,6
2,8 1,3 2,0 2,7 1,9 1,3 3,5 2,5 -0,8 0,6 2,1 0,8 -0,1 0,7 0,3 -1,5 0,1 1,2 -6,1 -3,7 -6,6 2,3 6,9 1,3
Bronnen: EC, FOD Economie
Kleding droeg het meest bij tot het inflatieverschil ten voordele van ons land in 2012 (niet-energetische industriële goederen droegen bij tot de verkleining van het inflatieverschil met de buurlanden met 0,1 procentpunt). De buurlanden lieten gemiddeld een inflatie optekenen voor deze categorie van 2,5 % in 2012 (2,8 % in Duitsland, 2,4 % in Frankrijk en 0,6 % in Nederland). In België bedroeg de inflatie voor deze categorie in 2012 1,1 %, een aanzienlijk lager niveau dan het gemiddelde van de buurlanden. Tussen 2008 en 2012 stegen de prijzen voor niet-energetische industriële goederen gemiddeld met 3,1% in onze buurlanden (tegenover 4,1 % in België): +4,0 % in Duitsland, +2,5 % in Frankrijk en +1,2 % in Nederland.
50
Grafiek 21: Kwartaalevolutie van de inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België en in de voornaamste buurlanden (Wijziging ten opzichte van het voorgaande jaar)
(Index 2008=100)
2,0
106 105
1,5
104 1,0
103 102
0,5
101
0,0
100 -0,5
99
-1,0
98 2008
2009 België
2010
2011 Duitsland
2008 2009 Nederland
2012 Frankrijk
Sources : CE, SPF Economie
51
2010 2011 2012 Gemiddelde buurlanden
II. Impact van de regeringsmaatregelen op de gemiddelde elektriciteits- en gasfactuur voor de consument II.1 Inleiding Aan de hand van de indicatoren “gemiddelde gas- en elektriciteitsfactuur” kon de impact van de verschillende regeringsmaatregelen op de gas- en elektriciteitsfactuur van de consumenten in 2012 worden geëvalueerd. Het gaat om de bevriezing van de energieprijzen en de vermindering van de federale bijdrage vanaf 1 april 2012. De gevolgen van de veranderingen van de dynamiek van de markt zullen eveneens worden geraamd. De opwaartse indexeringen van variabele gas- en elektriciteitscontracten werden vanaf 1 april voor een periode van 9 maanden bevroren. Neerwaartse indexeringen bleven op hun beurt in die periode van toepassing op variabele contracten. Zoals de tabel hieronder aangeeft, liet de maatregel toe de waarde van de indexparameters, zoals die gebruikt werd door de verschillende leveranciers, in maart 2012 tijdelijk als plafond in te stellen. In de meeste gevallen gebruikten de leveranciers inderdaad de waarden van de parameters in maart om hun contracten in de 9 laatste maanden van 2012 te indexeren. Gezien de stijging van de reële waarden van de indexparameters sinds april 2012 zou de gemiddelde kost van de energiecomponent van de gas- en elektriciteitsprijzen voor variabele contracten zonder de invoering van de prijsbevriezingsmaatregel verder gestegen zijn. Tabel 14: Evolutie van de voornaamste indexparameters voor elektriciteit en gas, toegepast door de energieleveranciers (2012) Voornaamste parameters voor elektriciteit jan feb Nc Electrabel 2,154 2,327 Iem Luminus 2,114 2,084 Iec Luminus connect 2,505 3,291 Electrabel en 1,610 1,609 Ne Luminus Voornaamste parameters voor gas jan feb Gpi Electrabel 1,936 1,929 Igm Luminus 1,624 1,617 Igc Luminus connect 1,322 1,433 Gni2 Nuon 1,962 1,955 HUB Essent 22,84 22,20 Electrabel, Nuon, Igd 1,748 1,745 Luminus, Essent
maa 2,243 2,056 2,589
apr 2,199 2,056 2,589
mei 2,243 2,056 2,407
jun 2,243 2,056 2,477
jul 2,243 2,056 2,476
aug 2,109 2,055 2,589
sep 2,078 2,040 2,589
okt 2,243 2,055 2,589
nov 2,243 2,056 2,589
dec 2,243 2,056 2,589
1,608
1,608
1,608
1,608
1,608
1,608
1,608
1,608
1,608
1,608
maa 1,950 1,638 1,378 1,974 23,97
apr 1,950 1,638 1,378 1,974 23,97
mei 1,950 1,638 1,378 1,974 23,97
jun 1,950 1,638 1,378 1,974 23,97
jul 1,950 1,638 1,378 1,974 23,39
aug 1,950 1,638 1,378 1,974 23,93
sep 1,950 1,638 1,378 1,974 23,97
okt 1,950 1,638 1,378 1,974 23,97
nov 1,950 1,638 1,378 1,974 23,97
dec 1,950 1,638 1,378 1,974 23,97
1,743
1,742
1,743
1,743
1,743
1,743
1,743
1,743
1,743
1,743
Bronnen: Electrabel, Luminus, Nuon, Essent
Daarnaast werd de federale bijdrage voor 2012 tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de energiemarkt begin mei naar beneden herzien, met terugwerkende kracht vanaf 1 april. Voor de elektriciteitsmarkt hebben de doorgevoerde wijzigingen betrekking op het gedurende een jaar schrappen van de bijdrage tot de financiering van het federale beleid ter reductie van de emissies van broeikasgassen (Kyoto protocol) en op de vermindering van de bijdrage tot de financiering van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van maximumprijzen (Beschermde klanten)35. Voor de gasmarkt gaat het om het afschaffen van de bijdrage tot de financiering van de forfaitaire verminderingen voor verwarming met aardgas (premie verwarming)36. De toeslag “beschermde klanten” werd op 1 april eveneens verminderd.
35
De federale bijdrage (01/04/2012-31/12/2012) werd verder geïnd voor de financiering van de werkingskosten van de CREG, de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de denuclearisatie van bepaalde sites, en voor de financiering van de sociale maatregelen voorzien door de wet van 4 september 2002. 36
De federale bijdrage “gas” (01/04/2012 – 31/12/2012) werd verder geïnd voor de werkingskosten van de CREG en voor de financiering van sociale maatregelen die voortvloeien uit de Wet van 4 september 2002.
52
Het Prijzenobservatorium heeft ten slotte ook rekening willen houden met het substitutie-effect, namelijk de invloed op het inflatiepeil van de veranderingen in de marktaandelen van de verschillende leveranciers sinds maart 2012. Het aantal huishoudens dat van energieleverancier is veranderd, of van contract bij dezelfde energieleverancier, is vanaf het tweede kwartaal namelijk toegenomen met een reeks regeringsinitiatieven zoals de prijsbevriezing, de campagne "Gas en elektriciteit: Durf vergelijken" van de FOD Economie, de promotie van prijsvergelijktools, de afschaffing van opzegvergoedingen en de media-aandacht rond die initiatieven. Volgens de laatste statistieken van de VREG bedroeg het aantal residentiële klanten in het Vlaams Gewest dat van leverancier veranderde voor het volledige jaar 2012 16,7 % voor elektriciteit en 18,7 % voor gas, tegenover respectievelijk 10,2 % en 8,6 % in 201137. De gegevens van de drie eerste kwartalen van 2012 tonen een gelijkaardige tendens voor het Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Om de invloed van de verschillende maatregelen op de gas- en elektriciteitsfactuur van de consumenten en het substitutie-effect te evalueren, werden er verschillende simulaties uitgevoerd.
II.2 Vertrekhypotheses Op basis van de indicatoren die het Prijzenobservatorium heeft uitgewerkt, kunnen de verschillende effecten worden geraamd. De indicatoren volgen de gemiddelde evolutie van de tarieven van de voornaamste contracten die de energieleveranciers aanbieden voor een welbepaald consumptieprofiel. De gebruikte methodologie is relatief gelijklopend met die van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie bij de berekening van het ICP. Ze is gebaseerd op een geschatte aankoopprijs (op jaarbasis) bij het ondertekenen van een contract. De resultaten voor 2012 zijn dus berekend als een gemiddelde van de maandelijkse aankoopprijs voor gas en elektriciteit. Het Prijzenobservatorium houdt alleen rekening met contracten die nog steeds op de markt zijn en een marktaandeel hebben dat hoger is dan 1 %, wat de realiteit van de markt deels weerspiegelt. Bepaalde huishoudens hebben immers contracten die de energieleveranciers momenteel niet meer aanbieden. Daarnaast kunnen de contracten standaardcontracten zijn38, vaste contracten (met een duur van een tot drie jaar) of variabele contracten die gebaseerd zijn op maandelijkse indexeringen. Sociale contracten zijn echter niet inbegrepen. Alle netbeheerders werden in aanmerking genomen voor elk contracttype en voor elk gewest. Daarnaast werden de gegevens voor het Vlaamse en Waalse Gewest met een maand opgeschoven om overeen te komen met de berekeningen van het ICP39. Gezien de gebruikte methodologie moet worden opgemerkt dat de maandelijkse waarde van de indicatoren een gemiddelde is van de aankoopprijzen die maand van de opgenomen contracten, gewogen in functie van het marktaandeel. Er wordt dus geen rekening gehouden met verbruiksschommelingen tijdens het jaar voor het klantprofiel. Om de invloed van het bevriezen van de energieprijzen in te schatten, werden de indicatoren “gas” en “elektriciteit” herberekend in functie van de reële waarden van bepaalde indexparameters. Het gaat om de parameters Nc, Ne en Iem voor elektriciteit en de parameters IGD, GOL 603, HUB, Igm en Gpi (die laatste wordt berekend op basis van beschikbare gegevens van CPI, HUB en GOL 603) voor gas. De reële waarden van de andere indexparameters (Iec voor elektriciteit en Igc, Gni2 voor gas), niet publiek beschikbaar, werden geschat op basis van het maandelijkse variatiepercentage van de parameter Iem voor elektriciteit en de parameter Gpi voor gas. Aangezien de prijsbevriezingsmaatregel alleen van toepassing was op variabele contracten, werd er geen enkele wijziging aangebracht aan de vaste contracten. 37
De resultaten worden berekend op basis van het aantal residentiële toegangspunten dat voor een andere leverancier koos (maandelijkse bewegingen). 38
De standaardcontracten komen overeen met het basisaanbod van de energieleverancier wanneer die de standaardleverancier is en er op geen enkel specifiek aanbod is ingegaan. 39
De Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie ontvangt de gegevens van de CWaPE en de VREG met een maand vertraging. De indexen die daarop gebaseerd zijn, hebben dus betrekking op de voorgaande maand. Dat is echter niet het geval voor Brussel, waar de gegevens in de maand zelf al beschikbaar zijn.
53
Voor de reductie van de federale bijdrage en van de toeslag “beschermde klanten” werden de indicatoren “gas” en “elektriciteit” herberekend alsof de reductie niet van toepassing was. De waarden voor die variabele in maart 2012 werden behouden van april tot december 2012. Het substitutie-effect, dat toelaat de invloed van de dynamiek van de markt op het inflatiepeil te meten, werd berekend op basis van de vaste marktaandelen vanaf maart 2012, de datum vanaf wanneer de regeringsmaatregelen van toepassing waren. De waarden van de marktaandelen van de energieleveranciers in de drie gewesten in maart 2012 werden dus constant gehouden tijdens de rest van 2012, van april tot december.
II.3 Simulaties van de regeringsmaatregelen en het substitutie-effect voor de elektriciteitsmarkt in 2012 De reële situatie komt overeen met de situatie op de elektriciteitsmarkt, zoals die momenteel door de consument gekend is (klantprofiel Dc1, met een verbruik van 3.500 kWh/jaar aan enkelvoudig tarief). Met andere woorden: de reductie van de federale bijdrage en de prijsbevriezing tussen april en december 2012 werden toegepast op de energiefactuur: Er werden vijf simulaties uitgevoerd:
Situatie 1: Marktsituatie wanneer de federale bijdrage op 1 april 2012 niet werd verminderd. De gekende waarden voor die variabele in maart 2012 werden behouden van april tot december 2012.
Situatie 2: Marktsituatie wanneer de bevriezing van de energieprijzen op 1 april 2012 niet werd toegepast. De “reële” waarden van de indexparameters werden toegepast op verschillende variabele contracten tussen april en december 2012.
Situatie 3: Gecumuleerd effect wanneer de prijzen niet bevroren werden en de federale bijdrage niet gereduceerd werd.
Situatie 4: Marktsituatie wanneer de marktaandelen van de verschillende energieleveranciers sinds maart 2012 niet meer geëvolueerd waren. Prijsbevriezing en reductie van de federale bijdrage werden toegepast.
Situatie 5: Gecumuleerd effect wanneer de prijzen niet bevroren werden en de federale bijdrage niet verminderd werd, en wanneer de marktaandelen sinds maart 2012 ongewijzigd bleven.
Tabellen 15 en 16 geven de bijdragen aan de inflatie weer en de wijziging tegenover het voorgaande jaar van de verschillende componenten van de elektriciteitsfactuur in 2012 in de verschillende hierboven beschreven situaties.
54
Tabel 15: Bijdrage van de verschillende componenten aan de totale inflatie van de elektriciteitsfactuur in 2012 (Klantprofiel Dc1, in procentpunt)
Elektriciteitsfactuur
Reële situatie in 2012
Energiecomponent Nettarieven Taksen en belastingen Andere taksen Btw Totaalfactuur 2012 (%) Totale invloed
-1,1 3,3 -0,2 ≈ 0,0 0,4 2,4 -
Situatie 1: Federale bijdrage ongewijzigd op 1 april -1,1 3,3 -0,1 ≈ 0,0 0,5 2,6 0,2
Situatie 2: Geen prijsbevriezing -0,6 3,3 -0,2 ≈ 0,0 0,5 3,0 0,6
Situatie 3: Gecumuleerd: prijsbevriezing en federale bijdrage -0,6 3,3 -0,1 ≈ 0,0 0,6 3,2 0,8
Situatie 5: Gecumuleerd: prijsSituatie 4: bevriezing, federale Substitutie-effect bijdrage en substitutie-effect -0,8 -0,3 3,3 3,3 -0,3 -0,1 ≈ 0,0 ≈ 0,0 0,5 0,6 2,7 3,5 0,3 1,1
Bronnen: Eigen berekeningen, VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie
Tabel 16: Inflatie van de verschillende componenten van de elektriciteitsfactuur in 2012 (Klantprofiel Dc1, wijzigingspercentage tegenover 2011)
Elektriciteitsfactuur
Energiecomponent Nettarieven Taksen en belastingen Andere taksen Btw Totaalfactuur 2012
Reële situatie in 2012 -2,7 8,3 -9,1 2,3 2,4 2,4
Situatie 1: Federale bijdrage ongewijzigd op 1 april -2,7 8,3 -2,8 2,3 2,6 2,6
Situatie 2: Geen prijsbevriezing -1,4 8,3 -9,1 2,3 3,0 3,0
Situatie 5: Situatie 3: Gecumuleerd: prijsGecumuleerd: Situatie 4: bevriezing, federale prijsbevriezing en Substitutie-effect bijdrage en federale bijdrage substitutie-effect -1,4 -2,1 -0,8 8,3 8,3 8,3 -2,8 -9,9 -3,9 2,3 2,3 2,3 3,2 2,7 3,5 3,2 2,7 3,5
Bronnen: Eigen berekeningen, VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie
In de huidige marktsituatie bedroeg de inflatie van de elektriciteitsfactuur voor klantprofiel Dc1 in 2012 2,4 %. Wanneer de federale bijdrage op 1 april niet verminderd was, zouden de elektriciteitsprijzen met 2,6 % gestegen zijn vergeleken met 2011, een stijging van 0,2 procentpunt vergeleken met de reële situatie. Daarnaast zou, wanneer de elektriciteitsprijzen niet bevroren waren geweest, de inflatie een peil van 3,0 % bereikt hebben, een stijging van 0,6 procentpunt. De twee regeringsmaatregelen, namelijk het bevriezen van de opwaartse indexering en de reductie van de federale bijdrage op 1 april 2012, hebben ervoor gezorgd dat het prijsstijgingstempo van de elektriciteitsfactuur in 2012 met 0,8 procentpunt verminderde (3,2 % tegenover 2,4 %) vergeleken met een jaar voordien. Wanneer het substitutie-effect daaraan wordt toegevoegd, neemt de inflatie van de elektriciteitsfactuur met 1,1 procentpunt af40. De kost van de energiecomponent daalde met 2,7 % tussen 2011 en 2012. Zonder de prijsbevriezing zou die daling minder sterk geweest zijn (-1,4 %). Met toevoeging van het substitutie-effect zou de energiecomponent gemiddeld slechts met 0,8 % zijn afgenomen. Taksen en toeslagen namen in 2012 gemiddeld met 9,1 % af, tegenover een daling van 2,8 % wanneer de bijdragen “Kyoto” en “Beschermde klanten” gedurende een jaar niet afgeschaft zouden worden. De regeringsmaatregelen van 1 april 2012 hebben zo voor een verdere inflatiedaling van de verschillende componenten van de elektriciteitsfactuur gezorgd, met een respectievelijke daling van 1,3 procentpunt voor de energiecomponent en van 6,3 procentpunt voor taksen en toeslagen. De grafiek 22 laat toe om de evolutie van de elektriciteitsfactuur in de verschillende situaties te vergelijken.
40
Het substitutie-effect had een invloed van 0,3 procentpunt op de inflatie van de totale elektriciteitsfactuur in 2012. Volgens onze schattingen verklaart de versnelling van de marktdynamiek twee derde van die invloed, of 0,2 procentpunt.
55
Grafiek 22: Evolutie van de totale elektriciteitsfactuur (links) en de energiecomponent (rechts) in 2012 (Januari 2012 = 100)
105
104 103
104
102 103
101
102
100
101
99 98
100
97
99
96 jan/12 mrt/12 mei/12 jul/12 sep/12 nov/12
jan/12
Werkelijke situatie
mrt/12
mei/12
jul/12
sep/12
nov/12
Ongewijzigde federale bijdrage Gecumuleerd effect (zonder bevriezing en met ongewijzigde bijdrage)
Geen prijsbevriezing
Bronnen: Eigen berekeningen, VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie
Tussen maart en december 2012 nam de totale elektriciteitsfactuur met 1,5 % af. Zonder de regeringsmaatregelen (reductie van de federale bijdrage en bevriezing van de opwaartse indexeringen van de energieprijzen) had ze een omgekeerde evolutie gekend. Ze zou zijn toegenomen met 1 %. De totale invloed is dus een prijsdaling van 2,5 procentpunt tussen maart en december 2012. Wanneer we de evolutie van de energiecomponent met en zonder prijsbevriezingsmaatregel van dichterbij bekijken, blijkt dat die met 5,2 % gedaald is tussen maart en december 2012, tegenover een daling van 0,4 % zonder regeringsmaatregel.
II.4 Simulaties van de regeringsmaatregelen en het substitutie-effect voor de gasmarkt in 2012 De reële situatie komt overeen met de situatie op de gasmarkt, zoals die momenteel door de consument gekend is (klantprofiel D3, met een verbruik van 23.260 kWh/jaar - keuken, warm water en centrale verwarming). Met andere woorden: de vermindering van de federale bijdrage, de toeslag “beschermde klanten” en de prijsbevriezing op 1 april werden toegepast op de energiefactuur. Er werden vijf simulaties uitgevoerd:
Situatie 1: Marktsituatie wanneer de federale bijdrage en de toeslag “beschermde klanten” op 1 april 2012 niet werden verminderd. De gekende waarden voor die variabele in maart 2012 werden behouden van april tot december 2012.
Situatie 2: Marktsituatie wanneer de bevriezing van de energieprijzen op 1 april 2012 niet werd toegepast. De “reële” waarden van de indexparameters werden toegepast op verschillende variabele contracten tussen april en december 2012.
Situatie 3: Gecumuleerd effect wanneer de prijzen niet bevroren werden en de federale bijdrage en de toeslag “beschermde klanten” niet gereduceerd werden.
Situatie 4: Marktsituatie wanneer de marktaandelen van de verschillende energieleveranciers sinds maart 2012 niet meer geëvolueerd waren. Prijsbevriezing en reductie van de federale bijdrage werden toegepast.
Situatie 5: Gecumuleerd effect wanneer de prijzen niet bevroren werden en de federale bijdrage en de toeslag “beschermde klanten” niet gereduceerd werden, en wanneer de marktaandelen sinds maart 2012 ongewijzigd bleven.
56
Tabellen 17 en 18 geven de bijdragen aan de inflatie en het wijzigingspercentage tegenover 2011 weer van de verschillende componenten van de gasfactuur in 2012 in de verschillende hierboven beschreven situaties. Tabel 17: Bijdrage van de verschillende componenten aan de totale inflatie van de gasfactuur in 2012 (Klantprofiel D3, in procentpunt)
Gasfactuur
Reële situatie in 2012
Energiecomponent Nettarieven Taksen en belastingen Btw Totaalfactuur 2012 (%) Totale invloed
5,0 1,8 0,3 1,4 8,5 -
Situatie 1: Federale bijdrage ongewijzigd op 1 april 5,0 1,8 0,4 1,4 8,6 0,1
Situatie 2: Geen prijsbevriezing 7,1 1,8 0,3 1,9 11,1 2,6
Situatie 3: Gecumuleerd: prijsbevriezing en federale bijdrage 7,1 1,8 0,4 1,9 11,2 2,7
Situatie 5: Gecumuleerd: prijsSituatie 4: bevriezing, federale Substitutie-effect bijdrage en substitutie-effect 6,0 8,3 1,8 1,8 0,3 0,4 1,6 2,1 9,7 12,6 1,2 4,1
Bronnen: Eigen berekeningen VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie
Tabel 18: Inflatie van de verschillende componenten van de gasfactuur in 2012 (Klantprofiel D3, wijzigingspercentage tegenover 2011)
Gasfactuur
Energiecomponent Nettarieven Taksen en belastingen Btw Totaalfactuur 2012
Reële situatie in 2012 8,2 8,9 14,3 8,2 8,5
Situatie 1: Federale bijdrage ongewijzigd op 1 april 8,2 8,9 18,2 8,2 8,6
Situatie 2: Geen prijsbevriezing 11,8 8,9 14,3 10,9 11,1
Situatie 5: Situatie 3: Gecumuleerd: prijsGecumuleerd: Situatie 4: bevriezing, federale prijsbevriezing en Substitutie-effect bijdrage en federale bijdrage substitutie-effect 11,8 9,8 13,8 8,9 8,9 8,9 18,2 14,3 18,3 10,9 9,4 12,3 11,2 9,7 12,6
Bronnen: Eigen berekeningen VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie
In de reële marktsituatie bedroeg de inflatie van de gasfactuur voor klantprofiel D3 in 2012 8,5 %. Wanneer de federale bijdrage op 1 april niet verminderd was, zouden de gasprijzen met 8,6 % gestegen zijn vergeleken met 2011, een stijging van 0,1 procentpunt vergeleken met de reële situatie. Daarnaast zou de inflatie een niveau van 11,1 % bereikt hebben wanneer de opwaartse indexeringen van de gasprijzen tussen april en december 2012 niet bevroren waren geweest. Dat is een stijging van 2,6 procentpunt. Door de combinatie van die twee regeringsmaatregelen is de stijging van de kost van de totale gasfactuur in 2012 met 2,7 procentpunt teruggedrongen (11,2 % tegenover 8,5 %) in vergelijking met het jaar voordien. Wanneer het substitutie-effect daaraan wordt toegevoegd, neemt de inflatie van de gasfactuur met 4,1 procentpunt af41. Meer specifiek steeg de prijs van de energiecomponent met 8,2 % tussen 2011 en 2012. Zonder de prijsbevriezing zou de prijsstijging veel hoger zijn, namelijk 11,8 %. Met toevoeging van het substitutie-effect zou de energiecomponent gemiddeld met 13,8 % zijn gestegen. Taksen en toeslagen stegen met 14,3 %, tegenover een stijging van 18,2 % wanneer de bijdrage “premie verwarming” niet een jaar was opgeschort en de toeslag “beschermde klanten” niet gereduceerd was. De regeringsmaatregelen van 1 april 2012 hebben zo de inflatie van de verschillende componenten van de gasfactuur afgeremd, met een respectievelijke daling van 3,6 procentpunt voor de energiecomponent en van 3,9 procentpunt voor taksen en toeslagen. De grafiek 23 laat toe om de evolutie van de gasfactuur in de verschillende situaties te vergelijken.
41
Het substitutie-effect had een invloed van 1,2 procentpunt op de inflatie van de totale gasfactuur in 2012. Volgens onze schattingen verklaart de versnelling van de marktdynamiek drie vierde van die invloed, of 1 procentpunt.
57
Grafiek 23: Evolutie van de totale gasfactuur (links) en de energiecomponent (rechts) in 2012 (Januari 2012 = 100)
106
106
105
104
104 102
103 102
100
101
98
100 96
99 98
94 jan/12 mrt/12 mei/12 jul/12 sep/12 nov/12
jan/12
Werkelijke situatie Geen prijsbevriezing
mrt/12
mei/12
jul/12
sep/12
nov/12
Ongewijzigde federale bijdrage Gecumuleerd effect (zonder bevriezing en met ongewijzigde bijdrage)
Bronnen: Eigen berekeningen VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie
Tussen maart en december 2012 nam de totale gasfactuur met 2,5 % af. Zonder de regeringsmaatregelen (reductie van de federale bijdrage en bevriezing van de opwaartse indexeringen van de energieprijzen) had ze een stijgende evolutie gekend. Ze zou zijn toegenomen met 2,6 %. De totale invloed is dus een prijsdaling van 5,1 procentpunt tussen maart en december 2012. Wanneer we de evolutie van de energiecomponent met en zonder prijsbevriezingsmaatregel van dichterbij bekijken, blijkt dat die met 3,5 % gedaald is tussen maart en december 2012, tegenover een stijging van 3,2 % zonder regeringsmaatregel.
II.5 Conclusies Uit de simulaties blijkt dat de regeringsmaatregelen van 2012 (prijsbevriezing en vermindering van de federale bijdrage en de toeslag “beschermde klanten”) bijgedragen hebben tot de verlaging van de inflatie van de energiefactuur:
De totale elektriciteitsfactuur steeg in 2012 met 2,4 % vergeleken met 2011, tegenover 3,2 % als de regeringsmaatregelen niet werden doorgevoerd. De totale invloed is dus 0,8 procentpunt.
De totale gasfactuur kende een stijging van 8,5 % in 2012 vergeleken met een jaar voordien, tegenover 11,2 % als de regeringsmaatregelen niet werden doorgevoerd. De totale invloed bedraagt dus 2,7 procentpunt.
Er droeg ook nog een ander element bij aan de vertraging van de inflatie. Naast de bevriezing van de energieprijzen waren er nog andere regeringsinitiatieven (hoofdzakelijk het afschaffen van de opzegvergoeding en de campagne “durf vergelijken”) die de marktdynamiek beïnvloedden tussen maart en december 2012 en veranderingen veroorzaakten in de marktaandelen van de energieleveranciers. Die marktdynamiek, gemeten door het substitutie-effect, heeft zo de kost van de gemiddelde energiefactuur naar beneden getrokken, met 0,3 procentpunt voor elektriciteit en 1,2 procentpunt voor gas. De resultaten tonen dus de belangrijke rol van de regeringsmaatregelen in de daling van de inflatie voor elektriciteit in 2012 (bijdrage tot de daling van 0,8 procentpunt); het substitutie-effect had een meer gematigde invloed (0,3 procentpunt). Ook bij aardgas zijn het de regeringsmaatregelen die de grootste invloed op het inflatiepeil hadden (bijdrage tot de daling van 2,7 procentpunt). Toch had het substitutie-effect een niet te verwaarlozen invloed (1,2 procentpunt). Door de verschillende resultaten met de gegevens van het GICP te combineren, heeft het Prijzenobservatorium de invloed van de regeringsmaatregelen op de inflatie van energieproducten en de totale inflatie bere-
58
kend: die bedraagt respectievelijk 0,8 en 0,1 procentpunt voor het hele jaar 2012. De inflatie voor energieproducten zou dus op 6,8 % gelegen hebben (in plaats van 6,0 %) terwijl de totale inflatie 2,7 % (in plaats van 2,6 %) zou geweest zijn zonder de prijsbevriezing en de vermindering van de federale bijdrage. Met het substitutie-effect bijgerekend is de totale invloed op de inflatie van energieproducten en de totale inflatie respectievelijk 1,2 en 0,15 procentpunt. Zo zou het inflatiepeil voor 2012 7,2 % bedragen hebben voor het totaal van de energieproducten en 2,8 % voor de totale inflatie bij een stabiele marktdynamiek en zonder prijsbevriezing en vermindering van de federale bijdrage.
59
III. Evolutie van de prijzen in de voedselketen: een analyse van het prijstransmissiemechanisme voor België en de buurlanden III.1 Aanpak van het onderzoek In de verslagen van het Prijzenobservatorium werd reeds aandacht besteed aan het prijsverloop in de voedingskolom. Niettemin lijkt het gepast om dit thema ook in dit jaarverslag grondig te behandelen. Aan de basis van deze beslissing ligt enerzijds het hoge peil waarop de grondstofnoteringen in 2012 uitkwamen. Anderzijds lieten de bewerkte levensmiddelen de laatste jaren meermaals een hoge inflatie optekenen die tot voor kort stelselmatig boven die van de buurlanden lag. Bovendien heeft de productgroep een aanzienlijk gewicht (13,7 %) in de Belgische consumptiekorf. Naast het prijsverloop voor de kolom bewerkte levensmiddelen in België wordt het onderzoek uitgebreid met een vergelijkende analyse voor de buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland. Naast de geaggregeerde productgroep van de bewerkte levensmiddelen werd ervoor geopteerd om ook de twee subproductgroepen te analyseren, die het meeste bijdroegen tot het inflatieverschil met de buurlanden, namelijk de zuivelproducten en de groep “suiker, jam, honing, chocolade en suikerwerk” (met een respectievelijke bijdrage van 0,21 en 0,18 procentpunt tot dat inflatieverschil van de bewerkte levensmiddelen). In dit onderzoek wordt het prijstransmissiemechanisme voor elk van de vier landen onderzocht. Telkens wordt het prijsverloop in drie stadia van de kolom geanalyseerd. Vertrekkend van de grondstofnoteringen worden vervolgens de verkoopprijzen van de voedingsindustrie (of van de relevante subsectoren, namelijk de zuivel- en de chocolade- en suikerproducenten) en daarna de consumptieprijzen in de laatste schakel van de keten, de detailhandel, opgevolgd. Voor het bepalen van de grondstoffen-, producenten- en consumptieprijzen voor de bewerkte levensmiddelen werd op nagenoeg dezelfde manier tewerk gegaan als voor de grafiek “Prijsverloop in de voedingskolom”, die in elk verslag wordt behandeld (gezien de volatiliteit van de grondstofnoteringen en de impact ervan op de volgende schakels in de keten).
De Europese interne landbouwmarktprijzen en de grondstoffenprijzen van het IMF, die gewogen worden met behulp van de gewichten van de GICP per land, vormen de basis voor de index die het gemiddelde verloop van de voedingsgrondstoffennotering weergeeft.
De producentenprijsindex (via Eurostat) werd berekend via een gewogen gemiddelde (gewichten van de overeenstemmende subproductgroepen binnen de GICP42) van enerzijds de afzetprijzen voor de binnenlandse markt43 (voor de sectoren NACE 1040 Oliën en vetten, 1050 Zuivelproducten, 1060 Maalderijproducten, 1070 Bakkerijproducten, 1080 Andere voedingsmiddelen en 1100 Dranken) en anderzijds de afzetprijzenstatistiek van dezelfde sectoren voor de eurozone (17 landen). De in de detailhandel verkochte goederen worden immers zowel lokaal als in het buitenland geproduceerd. Daarom werd aan beide reeksen een gewicht toegekend van 50 %.
42
Voor het bekomen van het gewicht van 1060 Maalderijproducten en 1070 Bakkerijproducten werd het gewicht van de categorie “brood en granen” binnen de GICP toegewezen aan maalderijproducten en aan bakkerijproducten op basis van de gewichten van de desbetreffende getuigeproducten binnen de nationale ICP’s . 43
Voor Nederland werden de producentenprijzen volgens de goederennomenclatuur Prodcom gebruikt, beschikbaar op de website van het CBS. Deze gegevens verschillen wat van de gegevens beschikbaar via Eurostat, maar hier kunnen enkel de gegevens voor NACE 10 Vervaardiging van voedingsmiddelen en 11 Vervaardiging van dranken geraadpleegd worden. Desalniettemin vertonen de gegevens uit beide bronnen dezelfde evolutie voor NACE 10 en 11. Ook de producentenprijzen voor zuivelproducten en “suiker, jam, honing, chocolade en suikerwerk” werden op dezelfde manier bepaald.
60
Voor de consumptieprijzen werd, zoals steeds, de GICP-databank met de reeksen voor de bewerkte levensmiddelen gebruikt, en werd eveneens een index berekend voor de bewerkte levensmiddelen, uitgezonderd tabak en alcoholische dranken44.
III.2 Prijsverloop in de voedingskolom in België en zijn voornaamste buurlanden De voedingsgrondstofnoteringen zijn al enkele jaren gekenmerkt door een grote volatiliteit. Grafiek 24 illustreert dit turbulente verloop. Na een eerste grondstoffenrally in 2007-2008, vooral door toedoen van gestegen noteringen voor harde tarwe, rogge en zuivelproducten, kenden de grondstofnoteringen vanaf maart 2008 een forse krimp. Begin 2010 gingen ze, eerst nog geleidelijk, maar vanaf april 2010 steil, omhoog. Net één jaar later, in mei 2011, bereikten de voedingsgrondstoffen, onder impuls van koffiebonen, cacao en granen (zowel brood- als harde tarwe, maïs, gerst en rogge) bijna opnieuw het niveau dat ze in de loop van 2008 haalden. Na een lichte correctie bereikten ze eind 2012 tenslotte een nieuwe piek (voor België 5,9 % hoger dan in 2008), waarbij vooral de noteringen voor granen, zuivelproducten, olijfolie en cacao een hoog niveau haalden. Dit verloop van de voedingsgrondstoffen is nagenoeg identiek voor België en de buurlanden45. Hieronder wordt onderzocht hoe de prijzen in het vervolg van de keten reageerden op dit volatiele verloop. Hoewel deze grondstoffen een essentieel onderdeel zijn van het eindproduct, varieert het uiteindelijke gewicht van de aankoop van deze grondstoffen, en dus de impact ervan, op de verkoopprijzen. Bij de prijstransmissie spelen ook overige factoren zoals het belang van andere kosten (energie, verpakking, ...), de aard van het product (meer of minder toegevoegde waarde), de marktmacht waarover een sector of onderneming beschikt, … eveneens een rol. Over het algemeen kende het land een piek in de producentenprijzen in juli-augustus 2008, door de stijging in de noteringen van grondstoffen. De productieprijzen van de voedingssector bereikten daarna hun laagste peil in oktober 2009, hoewel de reactie minder uitgesproken en minder snel was in de neerwaartse fase van de voedingsgrondstoffen. Frankrijk en, in mindere mate, Duitsland lieten een veel sterkere daling optekenen dan België en Nederland in die periode: in vergelijking met de piek van juli 2008 was de producentprijs in oktober 2009 2,7 % minder hoog in België, 3,3 % minder hoog in Nederland, 4,8 % minder hoog in Duitsland en 7,8 % minder hoog in Frankrijk. De prijzen van grondstoffen daalden in dezelfde periode in elk land evenredig. Dat verschil is tot nu toe niet ingehaald. Met 2008 als referentiejaar waren de producentenprijzen eind 2012 gestegen met 7,7 % in België, 8,5 % in Nederland, 5,1 % in Duitsland en 1,4 % in Frankrijk.Indien geen rekening zou worden gehouden met de aankopen van de detailhandel in het buitenland (die voor de helft worden meegerekend in de grafiek), vertoont het verloop van de afzetprijzen van de voedingsindustrie in elk van de onderzochte landen een nog meer uiteenlopend beeld: Franse voedingsproducenten lieten hun verkoopprijzen in 2009 zakken tot op het niveau van voor de grondstoffenhausse. Voor Duitsland en Nederland was de correctie al minder groot, terwijl de verkoopprijzen van de Belgische voedingsindustrie nauwelijks naar beneden gingen. Over het geheel van de beschouwde periode zijn de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen in elk van de onderzochte landen, gemiddeld genomen, stelselmatig toegenomen. Toen de noteringen voor voedingsgrondstoffen en de prijzen van de voedingsproducenten in 2007-2008 een eerste forse knik kenden, zijn de consumptieprijzen eveneens sterk gestegen (in België werd in 2008 een gemiddelde inflatie van 7,8 % genoteerd voor bewerkte levensmiddelen, in de buurlanden kwam die gemiddeld uit op 5,6 %). Toen de prijzen in de voorgaande schakels in de keten vanaf maart 2008 neerwaarts gericht waren, volgde er geen correctie van de consumptieprijzen. Onder impuls van de toegenomen stroomopwaartse prijzen werd vervolgens een geleidelijke toename van de consumptieprijzen genoteerd, maar in tegenstelling tot in 2008 was de inflatie voor de bewerkte levensmiddelen niet duidelijk hoger in België dan in de buurlanden. 44
Herweging op basis van het totaal van de productgroep, mits uitsluiting van de categorieën “alcoholische dranken” en “tabak”. 45
Voor de vier onderzochte landen werden, voor de berekening van de grondstoffenindex, dezelfde reeksen gebruikt. Ze werden vervolgens gewogen aan de hand van het licht verschillend gewicht van elke categorie in de productgroep bewerkte levensmiddelen.
61
Grafiek 24: Evolutie van de verschillende componenten van de voedingskolom in België en in de buurlanden (Index 2008=100)
120
België
120
115
115
110
110
105
105
100
100
95
95
90
90
85
85
80
80
75
75
Frankrijk
Duitsland
Nederland
120 115 110 105 100 95 90 85 80 75
120 115 110 105 100 95 90 85 80 75
Voedingsgrondstoffen Afzetprijs voedingsindustrie
Consumptieprijs bewerkte levensmiddelen Consumptieprijs bewerkte levensmiddelen, excl. alcohol en tabak
Bronnen: EC, IMF, NBB, CBS, DESTATIS, INSEE, ADSEI, FOD Economie
62
III.3 Prijsverloop in de zuivelkolom in België en zijn voornaamste buurlanden Het spreekt voor zich dat de zuivelkorf en het productassortiment van de zuivelsector een waaier aan producten bevat (melk, boter, kaas en zelfs eieren), en dat voor hun productie nog andere grondstoffen worden gebruikt dan melk. Melk is echter de belangrijkste basisgrondstof voor deze zuivelproducten. Voor elk van de onderzochte landen is een prijs voor de melkveehouder beschikbaar. Daarom werd de melkprijs voor standaardmelk in euro per 100 kilogram46 gebruikt voor de berekening van de grondstoffenindex. Indien per land de melkprijs (prijs betaald door zuivelondernemingen aan de melkveehouder) van meer dan 1 bedrijf beschikbaar was, werd hiervan een rekenkundig gemiddelde gemaakt om tot de grondstoffenindex voor het desbetreffende land te komen. De binnenlandse afzetprijzen van de sector 1051 Melk- en kaasmakerijen (waarbij geen rekening wordt gehouden met de Europese afzetprijzen aangezien de zuivelproducten die in een land geconsumeerd worden, daar ook meestal geproduceerd worden) en de consumptieprijzen voor de zuivelproducten via de GICP maken de dataset voor de analyse van het prijstransmissiemechanisme compleet. Na een periode van relatieve stabiliteit gingen de prijzen voor verse melk (de vergoeding aan de melkveehouder) in de tweede helft van 2007 pijlsnel naar omhoog. Slechte klimatologische omstandigheden in Australië en Zuid-Amerika en een toenemende vraag lagen aan de basis van deze toename die zich zowel in België als in de buurlanden voordeed. Nadien volgde een afkoelingsperiode die zou lopen tot de zomer van 2009. Vanaf midden 2009 tot het najaar van 2011 (in België stegen de prijzen maar tot februari 2011) waren de vergoedingen aan de melkveehouder vervolgens opnieuw opwaarts gericht (minder uitgesproken in Frankrijk). In 2012, tenslotte, volgde eerst een felle correctie van de prijzen, waarna ze in de tweede helft van het jaar opnieuw opveerden (enkel in Frankrijk bleven ze neerwaarts gericht, de eerdere correctie was er ook minder groot). In tegenstelling tot voor het geheel van de voedselkolom, verloopt de reactie van de gemiddelde producentenprijzen van de zuivelindustrie op de turbulente grondstofnoteringen in de afgelopen vijf jaar wel symmetrisch. De eerste piek in de melkprijs gaf aanleiding tot een opstoot van de verkoopprijzen van melk- en kaasbedrijven, maar toen zij hun aankoopprijzen in de daaropvolgende jaren zagen afnemen, daalden de afzetprijzen van de zuivelindustrie wel. Deze symmetrische reactie (vooral qua omvang, en in mindere mate qua snelheid) vond zowel in België als in de buurlanden plaats. Vanaf de zomer van 2009 zijn zowel de vergoeding voor de melkveehouder als de verkoopprijzen van de zuivelondernemingen opwaarts gericht, en vertonen beide in de eerste helft van 2012 een lichte correctie. De gemiddelde consumptieprijzen van zuivelproducten kenden enkel in België een verloop zonder correctie. Toen de vergoedingen aan de melkveehouder, gevolgd door de verkoopprijzen van de zuivelindustrie, in 2007 piekten, ging de prijs in de detailhandel eveneens sterk naar omhoog. In België werd in 2008 een zuivelinflatie ten belope van 13,6 % opgetekend, in de buurlanden zagen we vergelijkbare cijfers (gemiddeld 11,5 %). Op de forse terugval van de vergoedingen aan de melkveehouder, en van de producentenprijzen van de zuivelondernemingen, werd enkel in Duitsland een uitgesproken correctie van de consumentenprijs genoteerd. In Frankrijk en Nederland namen de prijzen in de detailhandel iets af, maar veel geleidelijker en minder uitgesproken, terwijl de Belgische prijzen voor de zuivelkorf nagenoeg ongewijzigd bleven. Onder impuls van prijsstijgingen bij de voorgaande schakels in de keten gingen de prijzen voor zuivelproducten in de detailhandel in 2010 opnieuw naar omhoog (met uitzondering van Nederland, waar de prijzen pas bij aanvang van 2011 toenamen). Opvallend is de vaststelling dat de prijscorrectie in de eerste helft van 2012 opnieuw enkel in Duitsland aanleiding gaf tot een (lichte) afname van de consumptieprijzen.
46
Bron : http://www.milkprices.nl
63
Grafiek 25: Evolutie van de verschillende componenten van de zuivelkolom in België en in de buurlanden (Index 2008=100)
België
140 130 120 110 100 90 80 70 60
Frankrijk
Nederland
130 125 120 115 110 105 100 95 90 85 80 75 70 65 60 55
115 110 105 100 95 90 85 80 75 70 65
Melk
Duitsland
125 120 115 110 105 100 95 90 85 80 75 70 65
Producentenprijs zuivelindustrie
Zuivelproducten
Bronnen: International milk price reviews (http://www.milkprices.nl), EC, CBS, DESTATIS, INSEE, ADSEI, FOD Economie
64
III.4 Prijsverloop in de kolom “Suiker, jam, honing, chocolade en ander suikerwerk” in België en zijn voornaamste buurlanden Om de grondstoffenindex voor deze subproductgroep, verder benoemd als de ‘suiker- en chocoladekolom’, te berekenen, werd op basis van de resultaten van de structuurenquête (meer bepaald de aankoopkaders) bij de Belgische chocolade-, suikerwaren- en roomijsproducenten het aandeel van de drie belangrijkste grondstoffen, namelijk cacao, suiker en melkpoeder in het geheel van de aangekochte grondstoffen berekend. Dit aandeel werd vervolgens toegepast op het gewicht van de categorieën suiker, roomijs, chocolade, … in de nationale consumptieprijsindex om zo te komen tot het gewicht van cacao (ongeveer 40 %), suiker (ongeveer 40 %) en melkpoeder (ongeveer 20 %) binnen de gecombineerde grondstoffenindex, waarvoor tevens een zesmaandelijks voortschrijdend gemiddelde werd berekend om de zeer volatiele cacaoprijzen wat uit te vlakken. Aangezien voor zowel België als Nederland de afzetprijzen voor de sector 1081 Vervaardiging van suiker niet gepubliceerd worden omwille van confidentialiteitsredenen, werd de sector 1080 Vervaardiging van andere voedingsmiddelen gekozen als vertegenwoordiger van de binnenlandse afzetprijzen voor de sector 1081 en 1082 Vervaardiging van cacao, chocolade en suikerwerk. Deze twee sectoren hebben veruit het grootste aandeel in de productie van de overkoepelende sector 1080. Samen met de verkoopprijzen van de roomijsproducenten, sector 1052, (elk met hun gewicht in de nationale consumptiekorven) worden zij gebruikt om de afzetprijsindex te bepalen. Bovendien werd ook voor deze subproductgroep de afzetprijs binnen de EU17 mee in rekening genomen (elk voor 50 %). De consumptieprijzen volgens de GICP van de productgroep Suiker, jam, honing, chocolade en suikerwerk, waartoe ook roomijs behoort, geven het prijsverloop weer voor de laatste schakel in de keten, de detailhandel. De gemiddelde grondstoffennoteringen voor de suiker- en chocoladekolom gingen over de beschouwde periode een eerste keer naar omhoog in 2007, onder impuls van de gestegen prijzen voor melkpoeder. Aan de basis van de volgende piek in september 2010 lagen hoge noteringen voor cacao en in mindere mate voor melkpoeder. Na de correctie in de loop van 2011 vertoonde de grondstoffenindex voor de suiker- en chocoladekolom naar het einde van sinds mei 2012 toe opnieuw een opwaartse knik. Zowel voor suiker, melkpoeder als cacao gingen de noteringen toen naar omhoog. De verkoopprijzen van de producenten van suikerwaren, chocolade en roomijs reageerden in 2007 en 2008 geleidelijk op de gestegen grondstofnoteringen. Wanneer de grondstoffenindex neerwaarts georiënteerd was, daalden de aankoopprijzen van de detailhandel iets, maar enkel in Frankrijk werd een daling genoteerd die symmetrisch was aan de initiële toename. Ook de volgende hausse van de grondstoffennoteringen, in 2009-2010, leidde (begin 2011) tot een opwaartse beweging van de verkoopprijzen van de suiker-, chocolade-, en roomijsproducenten. De daaropvolgende correctie van de grondstofnoteringen voor de suiker- en chocoladekolom heeft, hoewel ze in twee jaar tijd zo’n 15 à 20 % zakten, in geen enkel van de onderzochte landen geleid tot een daling van de afzetprijzen van de producenten van deze chocolade- en suikerwaren. De consumptieprijzen in de suiker- en chocoladekolom kenden in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland tot begin 2010 een gelijkaardig verloop, tot de Belgische consumptieprijs voor chocolade- en suikerproducten zich, met een erg scherpe prijsstijging, losmaakte van de evolutie die in de buurlanden werd opgetekend (hoewel de aankoopprijzen van de detailhandel overal in dezelfde mate waren toegenomen). Een jaar later deed zich hetzelfde voor: een forse toename van de consumptieprijzen in België, die ditmaal (weliswaar meer gematigd) ook in Duitsland en Frankrijk werd opgetekend. De beschikbare Eurostat-gegevens wijzen erop dat de verkoopprijzen van de overkoepelende sector Vervaardiging van andere voedingsmiddelen begin 2011 opwaarts gericht waren, zodat hogere aankoopkosten de toegenomen consumptieprijzen, althans deels, zouden kunnen verklaren. In het vorige jaarverslag was gebleken dat de aankoopprijzen, althans voor chocolade, in België effectief fors waren toegenomen, en dat ze gedeeltelijk de gestegen consumptieprijzen konden verklaren.
65
Grafiek 26: Prijsverloop in de suiker- en chocoladekolom voor België en de voornaamste buurlanden (Index 2008=100)
125
België
115
Duitsland
120 110
115 110
105
105
100
100 95
95
90 85
115
90
Frankrijk
Nederland 115
110
110
105
105
100
100
95
95
90
90
Producentenprijs overige voedingsproducten Consumptieprijs chocolade en suiker
Voedingsgrondstoffen Bronnen: EC, IMF, CBS, DESTATIS, INSEE, ADSEI, FOD Economie
66
III.5 Besluit De noteringen voor voedingsgrondstoffen halen nu al twee jaar een erg hoog peil, de prijzen stroomafwaarts in de keten (van de voedingsindustrie en voor de consument) worden daar door beïnvloed, met als gevolg inflatiecijfers die gemiddeld hoger liggen dan 3 %. Dit onderzoek wees verder op het bestaan van een asymmetrie in het prijstransmissie-mechanisme in de voedingskolom, dit verschijnsel wordt benoemd als een ‘rockets and feathers’ prijsverloop. Bij scherpe toenames van de grondstofnoteringen, zoals in 2007 en de afgelopen periode reageren de prijzen van de voedingsproducenten en van de detailhandel snel en betekenisvol. Wanneer de noteringen voor voedingsgrondstoffen vervolgens fors terugvallen, reageren de producentenprijzen veel trager, en vaak ook minder sterk. In de laatste schakel van de keten, wordt gemiddeld een neerwaartse prijsstarheid opgetekend: consumptieprijzen vertonen gemiddeld vrijwel geen correctie naar beneden toe. Deze asymmetrie komt voor in België en in de buurlanden. In Duitsland lijken de gemiddelde consumptieprijzen wel af te nemen bij dalende grondstofnoteringen. Naast een onderzoek op geaggregeerd niveau, werd de prijstransmissie ook voor de zuivel- en voor de chocolade- en suikerkolom onderzocht. De beschikbare cijfers tonen aan dat voor de zuivelkolom de verkoopprijzen van de melk- en kaasfabrieken wel reageren op prijsdalingen van hun grondstoffen, terwijl dat in mindere mate het geval is voor de chocolade- en suikerindustrie. Naast de aankopen van grondstoffen, spelen ook andere kosten (lonen, energie, verpakking, …)uiteraard eveneens een rol bij de prijsvorming. Het Instituut voor Nationale Rekeningen, en meer bepaald het Prijzenobservatorium, is vragende partij om het arsenaal aan statistieken, die een verdere opvolging van het prijsverloop in deze keten faciliteren, uit te breiden. De aandacht die de Europese instellingen hieraan besteden, via onder meer de food price monitoring tool, en de subgroep voeding van het competitienetwerk, kan enkel worden aangemoedigd. Ook het Prijzenobservatorium zal het prijsverloop in de voedingskolom van nabij blijven opvolgen.
67
IV: Onderzoek van de prijsbewegingen van verse groenten en fruit. IV.1 Onderzoekskader Nadat de consumentenprijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen gemiddeld nagenoeg onveranderd gebleven waren in 2011, kwam het prijsstijgingstempo voor deze productgroep in 2012 uit op 3,4 % (na de groep van de energetische producten de op één na grootste prijstoename in 2012). Binnen de niet-bewerkte levensmiddelen, viel vooral het inflatieverloop voor groenten en fruit op. Het consumptieprijsverloop voor groenten en fruit is uiterst volatiel, zo lieten deze producten in 2011 nog een gemiddelde prijsdaling optekenen tegenover het voorgaande jaar (met een inflatie van -1,0 % voor fruit en maar liefst -4,6 % voor groenten). In 2012 daarentegen, liep de inflatie voor fruit en groenten in België op tot respectievelijk 3,2 % en 5,9 %. Deze hoge inflatiecijfers liggen aan de basis van de extra aandacht die in dit verslag wordt besteed aan het prijsverloop van groenten en fruit. Ook in onze drie voornaamste buurlanden lagen de consumptieprijzen voor fruit en groeten in 2012 opmerkelijk hoger dan in het voorgaande jaar (gemiddeld 5,0 % voor fruit en 3,1 % voor groenten in 2012, tegenover respectievelijk gemiddeld 3,4 % en -3,9 % in 2011). In 2012 betaalde de Duitse consument voor fruit gemiddeld 5,8 % meer dan in het voorgaande jaar en in Frankrijk 4,4 % meer. In Nederland bleef de prijsverhoging voor fruit beperkt tot 2,5 %. Voor groenten lag het prijsstijgingstempo enkel in Frankrijk (met 6,1 %) nog hoger dan in België. In Duitsland werden groenten 1,6 % duurder, terwijl in Nederland de consumptieprijzen voor groenten gemiddeld zelfs 1,7 % lager noteerden dan in 2011. Grafiek 27 illustreert dat, ondanks een andere samenstelling van de categorieën 47 groenten en fruit in België en zijn voornaamste buurlanden , de fruit- en groentenprijzen in de detailhandel in de vier onderzochte landen een gelijkaardig profiel vertonen over de afgelopen vijf jaar. Niet alleen de samenstelling van de productkorven voor fruit en groenten is verschillend per land, maar ook hun gewicht in de totale consumptiekorf. Zo hebben fruit en groenten een iets groter gewicht in België (respectievelijk 1,2 % en 1,5 %) dan gemiddeld in onze voornaamste buurlanden (respectievelijk 1,1 % voor fruit en 1,2 % voor groenten), zodat de volatiliteit van de consumptieprijzen een licht grotere impact heeft op de totale inflatie. De gewichten die toegekend worden aan vers fruit en verse groenten zijn vast (in België bedraagt dat voor vers fruit bijvoorbeeld 10,17 promille), maar voor elk product afzonderlijk varieert dat gewicht maandelijks in functie van het aanbod. Aan aardbeien wordt bijvoorbeeld enkel in de zomermaanden een gewicht toebedeeld. In dit deel wordt het verloop van de consumentenprijzen van enkele groenten- en fruitsoorten in België en Duitsland, Frankrijk en Nederland onderzocht. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de factoren die aan de basis liggen van dit consumptieverloop. De bevoorrading van inheems fruit en groenten in de Belgische detailhandel vindt in hoofdzaak plaats via afzetcooperaties of veilingen. De transactie komt daarbij tot stand op dagbasis (het zogenaamde kloksysteem), maar ook op contractbasis worden producten verhandeld. Vraag- en aanbodfactoren spelen een cruciale rol bij de prijsvorming. Zo nam in 2011 de vraag naar heel wat verse groenten af omwille van de ehec-crisis, terwijl in 2012 de aanvoer van een aantal producten werd beïnvloed door ongunstige klimatologische omstandigheden (het koude voorjaar zorgde voor een tegenvallende oogst voor bijvoorbeeld prei). Ook een tegenvallende (of een latere/vroegere) oogst in een andere lidstaat kan een impact hebben op de prijsvorming. Klimatologische omstandigheden zijn overigens niet alleen aan aanbodzijde van belang. Een minder warme zomer zou bijvoorbeeld kunnen leiden tot een lagere consumptie van typische zomervruchten zoals perziken en nectarines48.
47
Zo bestaat de productkorf voor fruit in België hoofdzakelijk uit vers fruit (met een aandeel van bijna 90 %) en in mindere mate uit conserven en gedroogd fruit. In Duitsland en Nederland bv. is het aandeel vers fruit iets minder uitgesproken (respectievelijk 80 % en 84 %). Voor groenten geldt het omgekeerde, met een relatief kleiner aandeel verse groenten in de Belgische consumptiekorf. Ook de afzonderlijke fruitsoorten zelf verschillen tussen de vier landen onderling (door een ander consumptiepatroon) 48
Rapport au parlement français : Prix et coûts dans l’agroalimentaire, p. 96.
68
Grafiek 27: Evolutie van de inflatie voor fruit en groenten in België en de voornaamste buurlanden (veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar)
Fruit
20
(Index 2008=100)
Fruit
120
15
115
10
110
5
105
0 100 -5 95
-10
-15
90
-20
85 2008
2009
2010
2011
2008
2012
Groenten
25
120
15
115
10
110
5
105
0
100
-5
95
-10
90
-15
85 2009
2010 België
2011 2012 Duitsland
2008 2009 Nederland
Frankrijk
Bron: EC, FOD Economie
69
2010
2011
2012
Groenten
125
20
2008
2009
2010 2011 Gemiddelde buurlanden
2012
Allereerst zal het verloop van de consumptieprijzen voor enkele groenten –en fruitsoorten in België vergeleken worden met het verloop ervan in enkele buurlanden. Voor de evolutie van de consumentenprijzen wordt een beroep gedaan op de nationale index der consumptieprijzen (ICP). Aangezien de veilingprijzen een goede indicator lijken te zijn voor de aankoopprijzen van de distributie49, zal vervolgens het verloop van de Belgische consumptieprijzen vergeleken worden met de evolutie van deze veilingprijzen. De Algemene Directie Statistiek en Economische informatie (ADSEI) publiceert op maandbasis de veilingprijzen voor een aantal landbouwproducten. Tenslotte worden ook de aanvoergegevens van de Belgische veilingen, eveneens afkomstig van ADSEI, gekoppeld aan de veilingprijzen. Er werd getracht om de meest gedetailleerde gegevens te gebruiken, zowel op het vlak van aanvoergegevens als op het niveau van de prijzen. Wanneer bleek dat de aanvoergegevens van bepaalde soorten sterk fluctueerden over de jaren heen, werd weliswaar voor een meer geaggregeerd niveau gekozen. Voor de analyse wordt gefocust op de fruit- en groentensoorten met de grootste bijdrage tot de totale inflatie. Uitheemse producten (zoals sinaasappelen of nectarinen) werden buiten beschouwing gelaten. Tomaten (0,023 procentpunt, en een inflatie van maar liefst 15,1 %), prei (0,006 procentpunt, en een inflatie van 15,1 %), kropsla (0,006 procentpunt, en een inflatie van 15,0 % in 2012) en jonagold – appelen (0,0043 procentpunt, bij een inflatie van 4,6 % in 2012) hadden een grote opwaartse impact, en werden weerhouden. Aangezien er geen informatie beschikbaar was voor de veilingprijzen van wortelen, werd dit product uiteindelijk niet geselecteerd (ondanks een opwaartse impact van 0,011 procentpunt). Sommige van de onderzochte producten worden het ganse jaar door geoogst (o.a. onder glas), andere kennen een meer beperkte oogstperiode.
IV.2 Onderzoek naar de consumptie- en veilingprijzen van tomaten, kropsla, prei en appelen Wat de evolutie van de consumentenprijzen in België en de buurlanden betreft, vertonen de prijzen voor tomaten, prei en kropsla eenzelfde evolutie in België als in de buurlanden Frankrijk en Duitsland50, met weliswaar meer uitgesproken prijsschommelingen in ons land. De prijs van tomaten en kropsla volgt overigens een duidelijk seizoenspatroon: de prijzen liggen hoog in het begin van het jaar (bij een eerder beperkt aanbod), terwijl deze groenten het goedkoopst zijn in de zomermaanden. Voor prei worden in de lente en (aan het begin van) de zomer hogere consumptieprijzen opgetekend. In alle drie de onderzochte landen was er in 2012 een opstoot van de inflatie voor deze drie groenten (hoewel eerder beperkt voor prei in Duitsland). Specifiek voor prei lagen de prijzen in België in 2012 gemiddeld hoger dan in de voorgaande jaren (2008 tot en met 2011), wat niet het geval was in de andere landen. Ook het prijsverloop van appelen kent grote gelijkenissen tussen de drie landen (desalniettemin vertoont de prijsevolutie van Belgische Golden–appelen en Belgische Granny-appelen nog meer overeenkomsten met de prijsevolutie in de buurlanden dan de Jonagold-soort). In Frankrijk en Duitsland lagen de prijzen voor appelen in 2012 gemiddeld hoger dan in de voorgaande jaren.
49
85 % van de groenten en fruit geteeld in België worden verhandeld via een producentenorganisatie (veilingen), terwijl de drie belangrijkste grootdistribiteurs in ons land (goed voor een marktaandeel van 71,2 % in 2011) verklaren dat meer dan 85 % van hun aangekochte verse groenten en fruit van Belgische makelij zijn. 50
Het gaat om gegevens uit de nationale index der consumptieprijzen voor België (afkomstig van ADSEI), Frankrijk (INSEE) en Duitsland (Destatis). Voor tomaten zijn de benamingen dezelfde in de drie bestudeerde landen, voor prei, kropsla en jonagold – appels werd een meer algemeen productniveau in beschouwing genomen voor Frankrijk en Duitsland (bv. lauch oder anderes Blatt- und Stielgemüse voor prei in Duitsland, pommes in Frankrijk voor jonagold - appelen). Voor Nederland zijn op dit productniveau (tomaat, prei, kropsla en appel) geen gegevens beschikbaar.
70
Grafiek 28: Verloop van de consumentenprijzen voor appelen, kropsla, prei en tomaten (Index 2008=100)
120 115 110 105 100 95 90 85 80 75 70
Appelen
Prei
200 180
160 140
120 100 80 60
Kropsla
Tomaten
180 200
160 140
150
120 100
100
80 60 40
50
België
Frankrijk
Duitsland
Bron: Destatis, FOD Economie, Insee
71
Het profiel van het verloop van de consumptieprijzen wordt voor de vier onderzochte producten bepaald door de veilingprijzen (grafiek 29). De volatiliteit blijkt met meer uitgesproken pieken en dalen, stroomopwaarts (bij de veilingprijzen), iets groter dan bij de consumentenprijzen. Er lijkt evenwel een duidelijke correlatie te bestaat tussen beide reeksen. De consumentenprijs volgt de veilingprijs (zeer duidelijk bij tomaten, kropsla en prei, iets minder zichtbaar bij Jonagold-appelen). Er kan voor deze producten bovendien gewag worden gemaakt van een symmetrische prijstransmissie. De prijzen in de detailhandel worden zowel naar boven als naar beneden aangepast aan de evolutie van de veilingprijs. Om na te gaan in hoeverre het aanbod bepalend is voor de prijsvorming op de veiling werden aanvoer- en prijsgegevens vervolgens tegen elkaar afgezet. Over het algemeen kan vastgesteld worden dat de prijzen hoger liggen tijdens de jaren met een eerder beperkt aanbod, terwijl de veilingprijzen naar beneden gaan bij een relatief hoger aanbod (grafiek 30). Voor prei, waarvan de aanvoer veel stabieler is, is dit verband minder duidelijk. Zo was de aanvoer van appelen hoger in 2009 en 2010 dan de jaren ervoor, met een lagere veilingprijs tot gevolg. In 201251 zouden seizoensgebonden factoren een invloed gehad hebben op de prijs van appelen: door de tegenvallende appeloogst waren de prijzen in september hoog opgelopen. Net als in de buurlanden, zouden klimatologische omstandigheden (met een koud voorjaar) het aanbod hebben verminderd. Ook de schade aan boomgaarden door de ‘Pukkelpopstorm’ in augustus 2011 heeft mogelijks een invloed gehad op het aanbod en de prijzen van de oogst 2011-2012. Het aanbod van prei blijft relatief stabiel over de jaren heen. In 2011 was er tijdelijk een hoger aanbod en dat vertaalde zich in een lagere veilingprijzen. Ondanks het feit dat prei niet rechtstreeks werd getroffen door de EHEC bacterie, lijkt de prijsdaling in 2011 ook daaraan gelieerd. Dit geldt bij uitbreiding voor heel wat verse groenten dat jaar (een Europees fenomeen). Prei is, net zoals de overige drie beschouwde producten, het hele jaar beschik52 baar . Desalniettemin spelen seizoensgebonden factoren een rol: de koudegolf in het voorjaar van 2012 heeft ook de preiplanten aangetast, waardoor in het derde en vierde kwartaal de aanvoer lager uitkwam dan in 2011, en de prijzen fors toenamen. Het aanbod aan kropsla lijkt, sinds 2007, jaar na jaar minder te worden, terwijl de aanvoer van tomaten een licht stijgende trend laat optekenen. De gemiddelde veilingprijzen voor beide producten vertonen dan ook een tegengestelde trend. Voor beide producten viel de prijs in 2011 erg fel terug. Andere factoren53 dan het aanbod kunnen effectief een grote invloed hebben op de veilingprijzen, zo veroorzaakte de EHEC besmetting in 2011 een sterke neerwaartse druk op de veilingprijzen van tomaten en kropsla.
51
Aanvoergegevens van appelen Jonagold niet beschikbaar voor 2011 en 2012.
52
Was prei vanouds een typische herfst- en wintergroente, door gebruik te maken van verschillende rassen is het nu mogelijk het hele jaar door prei aan te voeren. Doordat de zomerprei in mei begint te bloeien wordt de laatste winterprei gerooid midden tot eind april en in koelcellen bewaard. Deze prei kan zo tot eind juni bewaard worden. 53
Ook andere elementen kunnen een invloed hebben zoals in- en uitvoer, consumentenvoorkeur, enzovoort.
72
Grafiek 29: Verloop van de consumenten- en veilingprijzen voor jonagold-appelen, kropsla, prei en tomaten (Index 2008=100)
140
Jonagold appelen
Prei
210 190
120
170 150
100
130 110
80
90 60
70 50
40
250
30
Kropsla
Tomaten
400 350
200
300 250
150
200 100
150 100
50
50 0
0
Veilingprijs
Consumentenprijs
Bron: ADSEI, berekeningen FOD Economie
73
Grafiek 30: Evolutie van de veilingprijs en de aanvoer op de Belgische veilingen voor jonagold-appelen, kropsla, prei en tomaten (Index 2007=100)
Jonagold appelen
140
Prei 160
120
140
100
120
80
100 80
60
60 40
40
20
20
0
0 2007
2008
2009
2010
2007
2008
Kropsla
2009
2010
2011
2012
2010
2011
2012
Tomaten
140
140
120
120
100
100
80
80
60
60
40
40
20
20
0
0 2007
2008
2009
2010 2011 2012 Aanvoer Veilingprijs
2007
Bron: ADSEI, berekeningen FOD Economie
74
2008
2009
Lijst van afkortingen ADSEI
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie
BRUGEL
Brusselse regulator voor energie (BRUssel Gas ELektriciteit)
BS
Belgisch Staatsblad
Btw
Belasting op toegevoegde waarde
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
CREG
Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas
CWaPE
Commission wallonne pour l'Energie
DESTATIS
Statistischen Bundesamtes
EC
Europese Commissie
Eurostat
Statistical Office of the European Commission
FOD Economie
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie
GICP
Geharmoniseerd consumptieprijsindex
IMF
Internationaal Monetair Fonds
INR
Instituut voor de nationale rekeningen
INSEE
Institut National de la Statistique et des Études Économiques
K1
Eerste kwartaal
K2
Tweede kwartaal
K3
Derde kwartaal
K4
Vierde kwartaal
kWh
Kilowattuur
MB
Ministerieel besluit
MIVB
Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel
NACE
Economische activiteitennomenclatuur in de Europese Gemeenschap
NBB
Nationale Bank van België
VREG
Vlaamse regulator van de elektriciteits- en gasmarkt
75
Bijlagen Bijlage 1A: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen tussen het jaar 2011 en 2012 het sterkst zijn veranderd (Rangschikking in dalende volgorde van prijsstijging) Benaming
Gewicht 2012 (‰)
Inflatie (%)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Benaming
Komkommers
0,09
42,8
0,00
Pruimen
Notariskosten hypotheeklening
5,65
22,8
0,12
Grijze garnalen
1,16
22,3
0,02
Externe harde schijf Huishoudhandschoenen rubber
Broccoli
0,30
19,6
0,00
Gouden trouwring
1,54
18,7
0,06
Asperges
0,14
17,3
0,00
Perziken
0,19
17,3
0,00
Kippeneieren
1,00
17,1
0,02
Boterhampasta
0,61
16,7
0,01
Wortelen
0,64
16,2
0,01
Tomaten
1,91
15,1
0,02
Prei
0,38
15,1
0,01
Kropsla
0,52
15,0
0,01
Kersen
0,15
14,8
0,00
Ronde peren
0,33
13,8
0,00
Nectarines
0,32
13,2
0,00
Pindanootjes
0,75
12,0
0,01
Geconcentreerde melk
0,28
11,8
0,00
Vloeibaar afwasmiddel Margarine op basis van olijfolie Gasolie voor verwarming: levering van minstens 2000 l Gasolie voor verwarming: levering minder dan 2000 l Minarine
0,62
10,4
0,01
Gewicht 2012 (‰)
Inflatie (%)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
0,11
7,3
0,00
0,51
7,2
0,00
in 1,16
7,1
0,01
Witte bonen in tomatensaus
0,77
6,9
0,01
Jaarlijks schoolabonnement Ongelode benzine 98 RON ("superplus")
0,21
6,6
0,00
5,81
6,6
0,05
Briefport Gasolie voor wegvervoer ("diesel") Ongelode benzine 95 RON ("eurosuper")
1,21
6,6
0,01
17,80
6,5
0,16
13,91
6,5
0,11
Paprika's
0,53
6,4
0,00
Butaan
0,34
6,3
0,00
Aardgas: D2 (4652 kWh)
0,89
6,3
0,01
Appelen: Golden
0,25
6,2
0,00
Pompelmoezen
0,34
6,2
0,00
Speculaas
1,34
6,2
0,01
Cent wafer
1,34
6,2
0,01
Melkchocolade
1,50
6,1
0,01
Instantcacaodrank
0,18
6,1
0,00
0,48
10,4
0,01
Waspoeder
2,63
6,0
0,01
3,92
10,2
0,07
Toffees
2,63
5,9
0,02
5,88
10,0
0,11
Hondenvoeding (Blik)
1,64
5,9
0,01
0,00
Spaghetti
1,77
5,8
0,01
2,00
5,7
0,01
0,48
9,6
Ananas
0,44
9,4
0,00
Luikse wafel
Kristalsuiker
0,61
9,0
0,00
Brandverzekering
6,34
5,7
0,04
0,01
Aardgas: D1 (2326 kWh)
0,36
5,6
0,00
0,42
5,6
0,00
Lpg
0,67
8,9
Gepelde tomaten
1,54
8,8
0,02
Biljet 20 km
Tonijn in blik
0,70
8,8
0,01
Appelen: Granny
0,31
5,5
0,00
3,09
5,5
0,02
Candybar
0,41
8,7
0,00
Acrylverf
Chrysanten
0,77
8,6
0,01
Rozen
1,93
5,4
0,01
0,01
Autokeuring
0,89
5,3
0,00
2,26
5,3
0,01
Maïsolie
0,64
8,5
Aardgas: D3b (34890 kWh)
5,19
8,5
0,06
Roséwijn: Côtes de Provence
Tomatensoep
0,80
8,3
0,01
Smeltkaas (gruyère)
0,89
5,3
0,01
7,42
5,2
0,05
0,75
8,3
0,01
Waterverbruik
Aardgas: D3 (23260 kWh)
11,44
8,3
0,14
Meerrittenkaart
0,58
5,2
0,00
Buitenlandse reizen
14,81
8,0
0,13
Forel
0,36
5,2
0,00
0,51
4,9
0,00
Mosselen
Diepvriessoep
0,80
7,6
0,01
Antraciet
Abonn. teledistr. (+digit.tv) Telefoongesprekken via abonneetoestel
6,79
7,6
0,05
Roomijs
1,03
4,9
0,01
Balpen
1,89
4,9
0,01
Witloof Pilsbier (gewaarborgde verpakking)
1,05
4,9
0,00
1,15
4,8
0,01
Propaan
16,93
7,5
0,11
0,49
7,3
0,00
76
Gewicht 2012 (‰)
Inflatie (%)
Gewicht 2012 (‰)
Inflatie (%)
Chips
1,46
4,8
0,01
Likeur
1,11
4,8
0,01
Viervruchtenjam
1,21
3,5
0,00
Speciaal bier
3,34
3,5
0,01
Fluorescerende buislamp
1,59
4,8
Rusthuizen
2,38
4,8
0,01
Koffie (in bonen of gemalen)
2,15
3,5
0,01
0,01
Colalimonade
2,18
3,5
0,01
Ab.digit.telev.(themaboek.)
1,00
Appelen: Jonagold
1,18
4,7
0,00
Hotelkamer
4,56
3,5
0,02
4,6
0,00
Begrafenisondernemingen
0,64
3,5
Wegwerpluier
0,00
1,69
4,6
0,01
Reisbijstandsverzekering
0,56
3,4
0,00
Stripverhaal
1,00
4,5
0,00
Droogkuis van kostuum
0,47
3,4
0,00
Varkensrib spiering
0,67
4,4
0,00
Oesters
0,03
3,4
0,00
Tijdschriften
5,02
4,4
0,02
Citytrips
0,85
3,4
0,00
Balklamp halogeen
1,59
4,4
0,01
Vleessnack
1,60
3,4
0,01
Geraspte Emmenthal
2,00
4,4
0,01
Veearts: raadpleging
1,28
3,3
0,00
Puddingpoeder
1,21
4,4
0,01
Candybar (automaat)
1,60
3,3
0,01
Solidago
0,11
4,4
0,00
Woordspel
1,03
3,3
0,00
Biljet 45 km
0,42
4,4
0,00
Maandabonnement
0,68
3,3
0,00
Toiletzeep
0,74
4,3
0,00
Eendagsattracties
1,84
3,3
0,01
Verse room
0,83
4,3
0,00
Limonade (orange of citroen)
1,78
3,3
0,01
Tabletten voor vaatwasser
0,58
4,3
0,00
Vervanging van uurwerkbatterij
0,36
3,3
0,00
Tabak
2,51
4,2
0,01
Fruittaartje
1,00
3,2
0,00
Spliterwten
0,06
4,1
0,00
Pilsbier
5,11
3,2
0,02
Maandelijks stadsabonnement
0,41
4,1
0,00
Zakje friet
1,60
3,2
0,01
Koffiefilters
1,16
4,1
0,00
Azalea
0,27
3,2
0,00
Pralines
0,77
4,1
0,00
Karbonade
1,09
3,2
0,00
Aperitief
0,22
4,1
0,00
Vloeibare allesreiniger
1,52
3,2
0,00
Colalimonade (light)
2,18
4,1
0,01
Groene bonen
0,23
3,2
0,00
Sociale huur
5,07
4,0
0,02
Biljet 90 km weekend
0,42
3,2
0,00
Pop
1,03
4,0
0,00
Niet-gashoudend water
2,74
3,1
0,01
Shampoo
0,74
4,0
0,00
Snoeischaar
0,98
3,1
0,00
Emailverf
3,09
3,9
0,01
Verse kaas met fijne kruiden
0,99
3,1
0,00
Douchegel
0,74
3,9
0,00
Korte sigaretten
2,39
3,1
0,01
Biscuits
1,34
3,9
0,01
Filet américain
1,79
3,1
0,01
Varkensrib van de filet
0,94
3,9
0,00
Chinese dagschotel
7,60
3,1
0,02
Sinaasappelen
2,08
3,8
0,01
Gerbera's
0,39
3,1
0,00
Mayonaise
2,95
3,7
0,01
Salade Niçoise
5,08
3,0
0,02
Hespenworst
2,09
3,7
0,01
Biefstuk
2,73
3,0
0,01
Dagbladen
3,43
3,7
0,01
Lamsbout
1,19
3,0
0,00
Weekend aan zee
5,10
3,7
0,02
Espressokoffie
0,55
3,0
0,00
Tandpasta Bereide diepvriesmaaltijd basis van vis
0,74
3,7
0,00
Hondenvoeding (Brokken)
1,64
3,0
0,00
Elektriciteit: Dd (7500 kW)
8,33
3,0
0,03
Slip
0,66
3,0
0,00
Limonade met thee-extracten
1,23
2,9
0,00
Vuurvaste schotel
0,59
2,9
0,00
Biljet
0,23
2,9
0,00
Stof voor overgordijnen
0,73
2,9
0,00
Kalkoenborstfilet
1,15
2,9
0,00
Broodje
3,23
2,9
0,01
Colalimonade
1,00
2,9
0,00
Slip
1,00
2,9
0,00
Potgrond
0,71
2,9
0,00
Benaming
Hypericum Kattenvoeding (Alu-schaaltje)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
op 1,86
3,6
0,01
0,11
3,6
0,00
1,64
3,6
0,01
Schouwburgabonnement
3,77
3,6
0,02
Sponshanddoek
0,91
3,5
0,00
Olieverversen
5,83
3,5
0,03
Lange sigaretten
5,59
3,5
0,02
Wassen van hemd
Benaming
0,24
3,5
0,00
Hoeslaken
0,62
3,5
0,00
Varkensgebraad van de hesp
1,07
3,5
0,00
77
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Gewicht 2012 (‰)
Inflatie (%)
Mokkataartje Hogeschool: Inschrijvingsgeld en examengeld
1,00
2,9
3,46
2,9
0,01
Jeansbroek
1,81
2,8
0,00
Benaming
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt) 0,00
Lederen laarzen
1,91
2,8
0,01
Visitekaartjes
0,83
2,8
0,00
Alstroemeria
0,21
2,8
0,00
Peutertuinen
2,37
2,8
0,01
Crematie
0,32
2,8
0,00
Boerenpastei
1,12
2,8
0,00
Eclair
1,00
2,8
0,00
Torische brilglazen
1,04
2,8
0,00
Vleesbrochette
1,47
2,8
0,00
Bloemkolen
0,43
2,8
0,00
Stuk belegd stokbrood
1,60
2,7
0,00
Weekend in de Ardennen
4,02
2,7
0,01
Vleessalade
0,79
2,7
0,00
Rijsttaart
1,00
2,7
0,00
Festivals
1,88
2,7
0,01
Citroenen
0,28
2,7
0,00
Gewicht 2012 (‰)
Inflatie (%)
Aluminiumfolie
1,16
2,5
0,00
Volle yoghurt (natuur)
1,95
2,5
0,00
Huishoudvuilnisbak
1,12
2,5
0,00
Synthetisch dekbed
0,62
2,4
0,00
Permanent
3,25
2,4
0,01
Verzolen van schoenen
0,30
2,4
0,00
Bottines
1,76
2,4
0,00
Pizza
7,17
2,4
0,02
Mandarijnen
0,82
2,4
0,00
Braadpan
0,41
2,4
0,00
Vloeibaar wasmiddel
2,68
2,4
0,01
Trappistenbier
1,15
2,4
0,00
Gekookte ham
5,85
2,4
0,01
Rosbief
0,82
2,4
0,00
Tulpen
0,39
2,4
0,00
Schrift met losse bladen
1,89
2,4
0,00
Vasttapijt
0,54
2,3
0,00
Maaltijd restaurant
5,08
2,3
0,01
Stadsbroek
1,03
2,3
0,00
Vliegtuigticket
1,91
2,3
0,00
3,25
2,3
0,01
0,57
2,3
0,00
Benaming
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Middagmaal op school
3,38
2,7
0,01
Zwembad
1,42
2,7
0,00
Schoorsteenvegen
0,94
2,7
0,00
Kleuring Zonnebankabonnement beurten
Gewone braadmargarine
0,67
2,7
0,00
Maandtreinkaart 45 km
0,56
2,3
0,00
Erwtjes
0,77
2,7
0,00
Mengkraan
3,09
2,3
0,01
Druiven
0,42
2,7
0,00
Pensen
2,09
2,3
0,00
Toeristische reisgids
1,00
2,7
0,00
Uurtarief elektricien
2,17
2,3
0,01
Gehakt
4,00
2,6
0,01
Half afgeroomde melk
1,82
2,3
0,00
Abrikozen
0,06
2,6
0,00
Parka (zomer)
0,79
2,2
0,00
Uurtarief garagist
5,83
2,6
0,02
Belgische halfharde kaas
2,00
2,2
0,00
Maandtreinkaart 20 km
0,56
2,6
0,00
Polsuurwerk
0,78
2,2
0,00
Reiskoffer
1,03
2,6
0,00
Gebakken tong of forel
5,08
2,2
0,01
Gordijnstof
0,73
2,6
0,00
Pepersteak
5,08
2,2
0,01
Watergolf
3,25
2,6
0,01
Hamburger
1,02
2,2
0,00
Kostprijs internaat Jaarlijkse schooltreinkaart 20 km
0,35
2,6
0,00
2,67
2,1
0,01
0,56
2,6
0,00
Bioscoop Veearts: ovariotomie van een kat
1,28
2,1
0,00
Broek in ribfluweel (winter)
1,03
2,6
0,00
Elektriciteit: Dc (3500 kW)
3,33
2,1
0,01
Houtskool
0,51
2,6
0,00
Huur van garage
2,70
2,1
0,01
Gerookt spek
1,44
2,5
0,00
Vensterglas
3,09
2,1
0,01
Dekbedovertrek en slopen
0,62
2,5
0,00
0,27
2,1
0,00
Camping
0,69
2,5
0,00
Cyclamen Voetbalwedstrijd 1ste provinciale
1,42
2,1
0,00
Mineraalwater
0,89
2,5
0,00
Elektriciteit: De (20000kW)
2,78
2,1
0,01
Gashoudend water Abonnement autopechbestrijding
1,20
2,5
0,00
Slaapkleed
0,74
2,1
0,00
0,92
2,5
0,00
Verhuisdiensten
0,31
2,1
0,00
Mosterd
0,39
2,5
0,00
Kramiek
0,47
2,1
0,00
Ficus
0,54
2,5
0,00
Braadkip
3,44
2,1
0,01
Vermout
0,79
2,5
0,00
Anorak (winter)
0,63
2,0
0,00
Rozijnenkoek (suissekoek)
2,00
2,5
0,01
Champignons
0,76
2,0
0,00
78
10
Gewicht 2012 (‰)
Inflatie (%)
Gewicht 2012 (‰)
Inflatie (%)
Brie
1,17
2,0
0,00
Uurtarief schoonmaken
7,19
2,0
0,01
Hometrainer
1,12
1,6
0,00
Whisky
0,69
1,6
0,00
Meergranenbrood
1,78
2,0
Ruitenwisser
1,36
2,0
0,00
Vullingen van caviteiten
0,58
1,6
0,00
0,00
Lederen vest
0,62
1,6
0,00
Zeekreeft
0,03
Pure chocolade
1,50
2,0
0,00
Rauwe ham
1,36
1,6
0,00
2,0
0,00
Dunne lende
0,82
1,6
Damesfiets
0,00
1,09
2,0
0,00
Autorijschool
1,24
1,6
0,00
Parka (zomer)
0,28
2,0
0,00
Kop en schoteltje
0,42
1,6
0,00
Vloeibare meststof
0,71
2,0
0,00
0,66
1,6
0,00
Bordeaux supérieur AC
2,26
2,0
0,00
Body Verpleeegkundige verzorging : dagforfait
2,63
1,6
0,00
Specialist: raadpleging
2,28
1,9
0,00
Speciaalbrood (800 g)
2,22
1,5
0,00
Hemd
1,87
1,9
0,00
Pingpongtafel
1,12
1,5
0,00
Verkeersbelasting Geneeskundige met aanvullende opleiding: huisbezoek
8,34
1,9
0,01
Anorak (winter)
0,28
1,5
0,00
0,86
1,9
0,00
Portefeuille
1,03
1,5
0,00
Anorak (winter)
0,79
1,9
0,00
Keukentafel
4,19
1,5
0,01
Tennisabonnement (zomer) Gemeenschappelijke kamer (wigw met voorkeurregime)
0,71
1,9
0,00
Salami
3,10
1,5
0,00
0,71
1,9
0,00
Draagbare spelconsole
1,03
1,5
0,00
Naaigaren
0,84
1,5
0,00
Kalanchoe
0,54
1,5
0,00
Afdr.digit.foto's(internet)
1,03
1,5
0,00
Kalfsgebraad
0,79
1,5
0,00
0,64
1,5
0,00
3,53
1,4
0,01
Benaming
Bustehouder
1,25
1,8
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
0,00
Ravioli (vers)
0,47
1,8
0,00
Jeansbroek
1,03
1,8
0,00
Cornflakes
1,21
1,8
Benaming
0,00
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Elektriciteit: Dc1(3500 kW)
8,89
1,8
0,02
Hamburger (fastfood)
5,34
1,8
0,01
Badmat Bijdrage aanvullende ziekteverzekering
Uurtarief schilder
2,17
1,8
0,00
Blazer
0,60
1,4
0,00
Frisdrank (automaat)
1,60
1,8
0,00
Laminaat
0,54
1,4
0,00
Schuimrubberen matras
1,02
1,8
0,00
Tulpenbollen
0,71
1,4
0,00
Blouse (winter)
1,15
1,8
0,00
1,4
0,00
0,92
1,8
0,00
Uurtarief loodgieter Voetbalwedstrijd 1ste (nationaal)
2,17
Kousenbroek
1,42
1,4
0,00
Speciaal brood (400 g) Onderhoud van centrale verwarming
0,73
1,8
0,00
1,4
0,00
1,8
0,00
Taxi Uurtarief reparatie verwarmingsinstallatie
0,35
0,97
2,80
1,4
0,00
Autoband
2,06
1,7
0,00
Inox kookpot
0,41
1,3
0,00
Lattenbodem Geneeskundige met aanvullende opleiding: raadpleging
2,03
1,7
0,00
Lage lederen schoenen
1,91
1,3
0,00
0,86
1,7
0,00
Vruchtensap
2,43
1,3
0,00
Kabeljauw
0,86
1,7
0,00
Rijst in kookbuiltjes
0,38
1,3
0,00
Witbier (verloren verpakking) Eénpersoonskamer (gewone rechthebbenden)
1,15
1,7
0,00
Sferische brilglazen
1,04
1,3
0,00
Houten tuintafel
1,42
1,3
0,00
Pantalon (zomer)
0,91
1,3
0,00
Tennisracket
0,71
1,3
0,00
Fotokopie Gemeenschappelijke kamer (gewone rechthebbenden)
0,80
1,3
0,00
2,13
1,7
0,00
Tennisabonnement (winter) Individuele behandeling kinesitherapie
0,71
1,7
0,00
2,63
1,7
0,00
Sweater
0,69
1,7
0,00
Verticale diepvries Universiteit: inschrijvingsgeld en examengeld
0,31
1,7
0,00
2,30
1,7
0,00
Aftershave
1,00
1,7
0,00
Consultatie tandarts
0,58
1,7
0,00
Stoomstrijkijzer
0,35
1,7
0,00
Elektrisch scheerapparaat Autobatterij
klasse
3,55
1,3
0,00
57,26
1,3
0,07
Tweepersoonskamer Autoverzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid
0,71
1,3
0,00
9,26
1,2
0,01
Trainingspak
0,67
1,2
0,00
Sportvest
0,60
1,2
0,00
Huisvuilophaling
3,91
1,2
0,00
Niet-sociale huur
0,63 1,36
1,6 1,6
0,00 0,00
79
Gewicht 2012 (‰)
Inflatie (%)
Strijkplank
1,12
1,2
0,00
Harde kaas Gouda-type
2,00
0,4%
0,00%
Toiletpapier
0,38
1,2
0,00
Vaatwasser
0,81
0,4%
0,00%
Lage lederen veterschoenen
1,59
1,2
0,00
Frankfurter worstjes
0,59
0,4%
0,00%
Huur vakantiewoning
1,74
1,2
0,00
Champagne
1,18
0,4%
0,00%
Salon
4,81
1,2
0,01
Pull-over (zomer)
0,84
0,4%
0,00%
Parka (zomer)
0,63
1,2
0,00
Badpak
0,58
0,4%
0,00%
Melkerijboter
0,96
1,1
0,00
Hemdblouse
2,29
0,4%
0,00%
Moderne slaapkamer
1,97
1,1
0,00
Huur van een dvd
0,37
0,4%
0,00%
Lange broek
1,68
1,1
0,00
Lege dvd-rw
0,31
0,4%
0,00%
Schrijnwerker: plaatsing parket
0,10
1,1
0,00
Uitreikingskosten paspoort
1,97
0,4%
0,00%
Kruippakje
0,66
1,1
0,00
Gemengde sla
0,26
0,3%
0,00%
Mantelpak (zomer)
0,36
1,1
0,00
Mantelpak (winter)
0,36
0,3%
0,00%
Pleisters
0,39
1,0
0,00
Bloem
0,56
0,3%
0,00%
Regenmantel (zomer)
0,63
1,0
0,00
Jurk (zomer)
0,55
0,3%
0,00%
Tennisschoenen
0,95
1,0
0,00
Huur van bestelwagen
1,33
0,3%
0,00%
Spaarlamp
0,96
1,0
0,00
Jurk (winter)
0,55
0,3%
0,00%
Droogkast
0,57
1,0
0,00
Fitnessabonnement
1,41
0,3%
0,00%
Zakdoek in katoen
1,45
1,0
0,00
T-shirt (zomer)
1,15
0,2%
0,00%
Eiken eetkamer
0,90
0,9
0,00
Rok (zomer)
0,81
0,2%
0,00%
Wasmachine
1,38
0,9
0,00
Wegwerpcontactlenzen
1,04
0,2%
0,00%
Bermuda zomer)
0,91
0,9
0,00
Pantalon (winter)
0,91
0,2%
0,00%
Bruinbrood (800 g)
3,22
0,9
0,00
Elektrische koffiezet
0,39
0,2%
0,00%
Strijkijzer met stoomgener.
0,87
0,9
0,00
Sledestofzuiger
0,59
0,2%
0,00%
Elektrische boormachine
1,43
0,9
0,00
Rok (winter)
0,81
0,2%
0,00%
Videospel voor console
1,03
0,8
0,00
Sokken
0,74
0,1%
0,00%
Pullover (winter)
0,84
0,8
0,00
Medische beeldvorming
0,87
0,1%
0,00%
Internetabonnement
5,09
0,8
0,00
Elektriciteit: Db (1200 kW)
3,89
0,1%
0,00%
Pilsbier (blik)
1,15
0,8
0,00
Pullover (zomer)
2,04
0,1%
0,00%
Glasvezelbehang
3,09
0,8
0,00
Pullover (winter)
2,04
0,1%
0,00%
Stof voor jurk
0,31
0,8
0,00
Elektrische radiator
1,51
0,1%
0,00%
Condooms
0,39
0,7
0,00
Babyvoeding
1,43
0,1%
0,00%
Konijn
0,92
0,7
0,00
Pizza
1,77
0,1%
0,00%
Kinderzitje
1,03
0,7
0,00
Klinische biologie
0,87
0,0%
0,00%
Kostuum in wol (winter)
0,83
0,7
0,00
Babysit dienst
0,57
0,0%
0,00%
Joggingschoenen
1,59
0,7
0,00
0,0%
0,00%
0,71
0,7
0,00
Go Pass Familiale verzekering gerlijke Aansprakelijkheid
0,42
Tennisballen Uurtarief elektrotechnicus
0,77
0,7
0,00
Wassalon
0,58
0,7
0,00
Cordon bleu
0,92
0,7
0,00
Vervangen van remblokjes
5,83
0,7
0,00
Elektrische frituurketel
0,44
0,7
0,00
Cement
3,09
0,6
0,00
Haarsnit
1,76
0,6
0,00
Meerrittenkaart
0,26
0,6
0,00
T-shirt Kostuum in gemengd weefsel (zomer)
2,13
0,6
0,00
0,83
0,6
0,00
Kinderfiets
1,09
0,5
0,00
T-shirt
1,08
0,4
0,00
Benaming
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Gewicht 2012 (‰)
Benaming
80
Inflatie (%)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Bur1,56
0,0%
0,00%
Spiegel
2,11
0,0%
0,00%
Mantel (winter)
0,63
0,0%
0,00%
Bouwdoos
1,03
0,0%
0,00%
Droge batterij
1,04
-0,1%
0,00%
Diepvriesfriet
0,66
-0,1%
0,00%
Rolmeter
0,50
-0,2%
0,00%
Eau de toilette voor dames Woordenboek NederlandsFrans en Frans-Nederlands
1,00
-0,2%
0,00%
1,00
-0,2%
0,00%
Sportschoenen
1,76
-0,2%
0,00%
Boeken
4,00
-0,2%
0,00%
Verse magere kaas
0,99
-0,2%
0,00%
Educatieve cd-rom
0,24
-0,2%
0,00%
Gewicht 2012 (‰)
Inflatie (%)
Steakmes
0,18
-0,2
0,00
Elektronische bloeddrukmeter
1,58
-2,6
0,00
Deodorant
1,16
-0,3
0,00%
Koffiepads
0,70
-2,7
0,00
Elektrische gazonmaaier Nieuwe wagens (BIV inbegrepen)
0,40
-0,3
0,00%
Olijfolie
0,64
-2,8
0,00
Digitaal fototoestel
1,72
-3,0
0,00
Mp3/mp4-speler
0,58
-3,0
0,00
Draadloze telefoon
0,11
-3,3
0,00
Meloenen
0,13
-3,4
0,00
Multifunctionele printer
0,56
-3,8
0,00
Gps
0,70
-3,8
0,00
Dvd (muziek of film)
2,48
-3,9
-0,01
Wifi modem/router
0,23
-4,0
0,00
Digitale camcorder
0,46
-4,3
0,00
Hygiënische tampon
0,87
-4,6
0,00
Bananen
1,41
-4,7
-0,01
Zalm
1,45
-4,9
-0,01
Spruitjes
0,07
-5,2
0,00
Aardappelen (nieuwe oogst)
0,17
-5,3
0,00
Dvd speler
0,72
-5,9
0,00
IJshoorntje
1,03
-6,2
-0,01
Spelconsole
1,03
-6,2
0,00
Kleurentelevisie
3,26
-8,0
-0,01
Geheugenkaart
0,82
-8,2
0,00
Ajuin
0,48
-9,1
-0,01
Aardbeien
0,63
-9,2
-0,01
Veldsla
0,07
-9,8
0,00
11,73
-10,3
-0,06
Fishsticks
0,61
-14,8
-0,01
Personal computer
4,43
-14,9
-0,02
Benaming
Kleine speelgoedauto Koffiepadmachine
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
65,90
-0,3
-0,02%
1,03
-0,3
0,00%
0,49
-0,4
0,00%
Muziek-cd
1,32
-0,4
0,00%
Diepvriessoepgroenten
0,57
-0,4
0,00%
Vlamspaarlamp
0,96
-0,4
0,00%
Jeansbroek
2,46
-0,5
0,00%
Jenever
0,34
-0,5
0,00%
Scooter
3,89
-0,5
0,00%
Gsm-toestel
1,55
-0,6
0,00%
Vitro-keramische kookplaat
0,75
-0,6
0,00%
Nagellak
1,16
-0,6
0,00%
Riesling: Elzas
2,26
-0,6
0,00%
Dvd-recorder
0,49
-0,7
0,00%
Bankdiensten
2,63
-0,7
0,00%
Camembert
1,17
-0,7
0,00%
Verse worst
3,01
-0,8
0,00%
Haarlak
1,16
-0,9
0,00%
Yoghurt met fruit (mager)
1,95
-0,9
0,00%
Kabeljauwfilet
0,61
-1,0
0,00
Dweil
1,16
-1,0
0,00
Lelies
0,39
-1,0
0,00
Peren: Conference
0,35
-1,0
0,00
Combi-koelkast
0,89
-1,1
0,00
Elektriciteit: Da (600 kW) Farmaceutische specialiteiten
Benaming
0,56
-1,1
0,00
17,75
-1,2
-0,02
Spathiphyllum
0,54
-1,2
0,00
Drank op basis van soja
1,24
-1,2
0,00
Voetbal
0,71
-1,2
0,00
Inktpatroon
0,98
-1,2
0,00
Kattenvoeding (Blik)
1,64
-1,3
0,00
Beaujolais
2,26
-1,3
0,00
Afdr.digit.foto's (fotogr.)
1,03
-1,4
0,00
Aardappelen
1,84
-1,5
0,00
Schoonheidscrème
1,16
-1,5
0,00
Verklarend woordenboek
1,00
-1,6
0,00
Gerookte zalm
0,72
-1,7
0,00
Porto
0,79
-1,7
0,00
Haargel
1,16
-1,7
0,00
Volle melk
0,90
-2,0
0,00
Hifi-keten
0,36
-2,1
0,00
Microgolfoven
0,51
-2,1
0,00
Thee (builtjes)
0,43
-2,2
0,00
Tong
0,36
-2,5
0,00
Kiwi's
0,81
-2,5
0,00
Gsm-gesprekken
Gewicht 2012 (‰)
Inflatie (%)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Bronnen: ADSEI, Eigen berekeningen: FOD Economie.
81
Bijlage 1B: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen in 2012 de grootste impact op de inflatie hebben (Rangschikking in dalende volgorde van bijdrage tot de inflatie) Benaming Gasolie voor wegvervoer ("diesel")
Gewicht 2011 (‰) 17,80
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt) 0,16
Inflatie (%)
6,50
Aardgas: D3 (23260 kWh)
11,44
0,14
8,26
Buitenlandse reizen
14,81
0,13
8,04
Notariskosten hypotheeklening Telefoongesprekken via abonneetoestel Ongelode benzine 95 RON ("eurosuper") Gasolie voor verwarming: levering minder dan 2000 l Gasolie voor verwarming: levering van minstens 2000 l Niet-sociale huur
Gewicht 2011 (‰)
Benaming
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
Gebakken tong of forel
5,08
0,01
2,21
Luikse wafel
2,00
0,01
5,71
Tabak
2,51
0,01
4,22
Broodje
3,23
0,01
2,91
5,65
0,12
22,80
Maaltijd restaurant
5,08
0,01
2,34
16,93
0,11
7,52
Melkchocolade
1,50
0,01
6,13
Pepersteak
5,08
0,01
2,17
Roséwijn: Côtes de Provence
2,26
0,01
5,28
Rozen
1,93
0,01
5,37
2,38
0,01
4,75
13,91
0,11
6,46
5,88
0,11
10,00
3,92
0,07
10,17
Rusthuizen
57,26
0,07
1,26
Mayonaise
2,95
0,01
3,75
Wortelen Autoverzekering Aansprakelijkheid
0,64
0,01
16,22
Aardgas: D3b (34890 kWh)
5,19
0,06
8,47
Gouden trouwring
1,54
0,06
18,67
Abonn. teledistr. (+digit.tv)
6,79
0,05
7,57
Waterverbruik Ongelode benzine 98 RON ("superplus")
7,42
0,05
5,22
5,81
0,05
6,56
Brandverzekering
6,34
0,04
Elektriciteit: Dd (7500 kW)
8,33
0,03
Burgerlijke 9,26
0,01
1,25
Boterhampasta
0,61
0,01
16,66
Hondenvoeding (Blik)
1,64
0,01
5,87
Weekend in de Ardennen
4,02
0,01
2,74
5,70
Balpen
1,89
0,01
4,88
2,96
Gehakt
4,00
0,01
2,65
0,75
0,01
12,00
Olieverversen
5,83
0,03
3,53
Pindanootjes
Tijdschriften
5,02
0,02
4,43
Hamburger (fastfood)
5,34
0,01
1,80
Tomaten
1,91
0,02
15,14
1,77
0,01
5,80
Sociale huur
5,07
0,02
4,00
Spaghetti Hogeschool: Inschrijvingsgeld en examengeld
3,46
0,01
2,86
Chinese dagschotel
7,60
0,02
3,08
Koffie (in bonen of gemalen)
2,15
0,01
3,47
Grijze garnalen
1,16
0,02
22,34
Cent wafer
1,34
0,01
6,20
Lange sigaretten
5,59
0,02
3,51
Middagmaal op school
3,38
0,01
2,71
Kippeneieren
1,00
0,02
17,06
Fluorescerende buislamp
1,59
0,01
4,76
Elektriciteit: Dc1(3500 kW)
8,89
0,02
1,81
Geraspte Emmenthal
2,00
0,01
4,39
Weekend aan zee
5,10
0,02
3,69
Watergolf
3,25
0,01
2,59
Pilsbier
5,11
0,02
3,25
Speculaas
1,34
0,01
6,21
Toffees
2,63
0,02
5,88
Colalimonade (light)
2,18
0,01
4,06
Pizza
7,17
0,02
2,42
Lpg
0,67
0,01
8,86
Acrylverf
3,09
0,02
5,45
Biefstuk
2,73
0,01
3,02
Uurtarief garagist
5,83
0,02
2,64
Elektriciteit: Dc (3500 kW)
3,33
0,01
2,12
Salade Niçoise
5,08
0,02
3,03
Briefport
1,21
0,01
6,55
Gepelde tomaten
1,54
0,02
8,79
Niet-gashoudend water
2,74
0,01
3,15
Schouwburgabonnement
3,77
0,02
3,61
Hespenworst
2,09
0,01
3,73
Hotelkamer
4,56
0,02
3,46
Korte sigaretten
2,39
0,01
3,10
Waspoeder
2,63
0,01
6,00
0,01
2,45
7,19
0,01
2,00
Emailverf
3,09
0,01
3,93
Permanent Huishoudhandschoenen in rubber
3,25
Uurtarief schoonmaken
1,16
0,01
7,12
2,37
Vensterglas
3,09
0,01
2,10
3,25
0,01
2,29
Gekookte ham
5,85
0,01
Dagbladen
3,43
0,01
3,72
Kleuring
Speciaal bier
3,34
0,01
3,47
Sinaasappelen
2,08
0,01
3,80
1,94
Aardgas: D2 (4652 kWh)
0,89
0,01
6,26
Verkeersbelasting
8,34
0,01
Gewicht 2011 (‰)
Benaming
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
Gewicht 2011 (‰)
Benaming
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
Mengkraan
3,09
0,01
2,28
Minarine
0,48
0,00
9,58
Colalimonade
2,18
0,01
3,46
Pensen
2,09
0,00
2,27
Tonijn in blik
0,70
0,01
8,76
Belgische halfharde kaas
2,00
0,00
2,25
Elektriciteit: De (20000kW)
2,78
0,01
2,07
Salami
3,10
0,00
1,49
Maïsolie Bereide diepvriesmaaltijd basis van vis
0,64
0,01
8,51
Stuk belegd stokbrood
1,60
0,00
2,75
Specialist: raadpleging
2,28
0,00
1,95
Hondenvoeding (Brokken)
1,64
0,00
2,97
Kristalsuiker
0,61
0,00
9,03
Aluminiumfolie
1,16
0,00
2,49
Autokeuring
0,89
0,00
5,31
Koffiefilters
1,16
0,00
4,09
Viervruchtenjam
1,21
0,00
3,49
Veearts: raadpleging
1,28
0,00
3,34
Propaan
0,49
0,00
7,31
Ananas
0,44
0,00
9,37
Huisvuilophaling
3,91
0,00
1,24
Appelen: Jonagold
1,18
0,00
4,61
Half afgeroomde melk
1,82
0,00
2,26
Broccoli
0,30
0,00
19,56
Vervangen van remblokjes
5,83
0,00
0,66
1,00
0,00
4,66
op
Witte bonen in tomatensaus Tomatensoep
1,86
0,01
3,64
0,77
0,01
6,88
0,80
0,01
8,32
Mosselen
0,75
0,01
8,29
Braadkip
3,44
0,01
2,05
Kropsla
0,52
0,01
15,03
Diepvriessoep
0,80
0,01
7,60
Wegwerpluier
1,69
0,01
4,59
Vloeibaar wasmiddel
2,68
0,01
2,41
Peutertuinen
2,37
0,01
2,79
Chips
1,46
0,01
4,78
Puddingpoeder
1,21
0,01
4,38
Vloeibaar afwasmiddel
0,62
0,01
10,45
Balklamp halogeen
1,59
0,01
4,42
Huur van garage
2,70
0,01
2,12
Prei
0,38
0,01
15,08
Chrysanten
0,77
0,01
8,57
Ab.digit.telev.(themaboek.) Gemeenschappelijke kamer (gewone rechthebbenden)
3,55
0,00
1,26
Smeltkaas (gruyère)
0,89
0,01
5,28
Vloeibare allesreiniger
1,52
0,00
3,21
Bioscoop
2,67
0,01
2,15
Bordeaux supérieur AC
2,26
0,00
1,95
Keukentafel
4,19
0,01
1,49
Bottines
1,76
0,00
2,44
Margarine op basis van olijfolie
0,48
0,01
10,41
Zwembad
1,42
0,00
2,70
Rozijnenkoek (suissekoek)
2,00
0,01
2,49
Candybar
0,41
0,00
8,75
Eendagsattracties
1,84
0,01
3,30
Ronde peren
0,33
0,00
13,83
Vleessnack
1,60
0,01
3,36
1,47
0,00
2,76
Biscuits
1,34
0,01
3,89
Vleesbrochette Uurtarief reparatie verwarmingsinstallatie
2,80
0,00
1,36
Candybar (automaat)
1,60
0,01
3,33
Meergranenbrood
1,78
0,00
2,00
Lederen laarzen
1,91
0,01
2,82
Geconcentreerde melk
0,28
0,00
11,80
Zakje friet Bijdrage aanvullende ziekteverzekering Pilsbier (gewaarborgde verpakking)
1,60
0,01
3,25
Uurtarief schilder
2,17
0,00
1,80
3,53
0,01
1,43
Gerookt spek
1,44
0,00
2,54
1,15
0,01
4,81
1,91
0,00
2,30
Kattenvoeding (Alu-schaaltje)
1,64
0,01
3,61
Vliegtuigticket Universiteit: inschrijvingsgeld en examengeld
2,30
0,00
1,67
Filet américain
1,79
0,01
3,09
Pop Eénpersoonskamer rechthebbenden)
1,03
0,00
3,96
Salon
4,81
0,01
1,17
Limonade (orange of citroen)
1,78
0,01
3,26
Festivals
1,88
0,01
2,71
Roomijs
1,03
0,01
4,89
Uurtarief elektricien
2,17
0,01
2,27
Likeur
1,11
0,01
(gewone 2,13
0,00
1,68
Witloof
1,05
0,00
4,88
Verse room
0,83
0,00
4,29
1,09
0,00
3,23
4,76
Karbonade Individuele behandeling kinesitherapie
2,63
0,00
1,68
2,22
0,00
1,55
Schrift met losse bladen
1,89
0,00
2,35
Speciaalbrood (800 g)
Stripverhaal
1,00
0,00
4,54
Varkensgebraad van de hesp
1,07
0,00
3,50
0,32
0,00
13,19
1,00
0,00
3,25
Jeansbroek
1,81
0,00
2,83
Nectarines
Volle yoghurt (natuur)
1,95
0,00
2,49
Fruittaartje
83
Benaming
Gewicht 2011 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
Gewicht 2011 (‰)
Benaming
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
Kalkoenborstfilet
1,15
0,00
2,91
Begrafenisondernemingen
0,64
0,00
3,46
Lamsbout
1,19
0,00
3,00
Cornflakes
1,21
0,00
1,82
Internetabonnement
5,09
0,00
0,81
Visitekaartjes
0,83
0,00
2,82
Toiletzeep
0,74
0,00
4,33
Mineraalwater
0,89
0,00
2,52
Vruchtensap
2,43
0,00
1,31
Brie
1,17
0,00
2,02
Varkensrib van de filet
0,94
0,00
3,85
Lage lederen schoenen
1,91
0,00
1,33
Pralines
0,77
0,00
4,07
Komkommers
0,09
0,00
42,85
Lattenbodem
2,03
0,00
1,73
Biljet 20 km
0,42
0,00
5,56
Woordspel
1,03
0,00
3,32
0,77
0,00
2,67
Hemd
1,87
0,00
1,94
Erwtjes Verpleeegkundige verzorging : dagforfait
2,63
0,00
1,55
Meerrittenkaart
0,58
0,00
5,20
Asperges
0,14
0,00
17,35
Mokkataartje
1,00
0,00
2,86
Stof voor overgordijnen
0,73
0,00
2,91
Colalimonade
1,00
0,00
2,89
Tabletten voor vaatwasser
0,58
0,00
4,26
Boerenpastei
1,12
0,00
2,77
Vleessalade
0,79
0,00
2,73
Sponshanddoek
0,91
0,00
3,54
Paprika's
0,53
0,00
6,36
Voetbalwedstrijd 1ste provinciale
1,42
0,00
2,08
Maandabonnement
0,68
0,00
3,32
Eclair
1,00
0,00
2,76
Bustehouder
1,25
0,00
1,85
Pure chocolade
1,50
0,00
1,96
Damesfiets
1,09
0,00
1,95
Uurtarief loodgieter
2,17
0,00
1,39
Stadsbroek
1,03
0,00
2,32
Bruinbrood (800 g)
3,22
0,00
0,88
Hoeslaken
0,62
0,00
3,50
Limonade met thee-extracten
1,23
0,00
2,94
Hamburger
1,02
0,00
2,15
Rijsttaart
1,00
0,00
2,73
Moderne slaapkamer
1,97
0,00
1,14
Frisdrank (automaat)
1,60
0,00
1,79
Rauwe ham
1,36
0,00
1,60
Torische brilglazen
1,04
0,00
2,76
Cement
3,09
0,00
0,62
Gashoudend water
1,20
0,00
2,52
Forel
0,36
0,00
5,19
Perziken
0,19
0,00
17,31
Kersen
0,15
0,00
14,82
Snoeischaar
0,98
0,00
3,15
Gewone braadmargarine
0,67
0,00
2,68
Verse kaas met fijne kruiden
0,99
0,00
3,13
Gordijnstof
0,73
0,00
2,59
Huishoudvuilnisbak
1,12
0,00
2,48
Pompelmoezen
0,34
0,00
6,22
Antraciet
0,51
0,00
4,95
Potgrond
0,71
0,00
2,86
Externe harde schijf
0,51
0,00
7,25
Reisbijstandsverzekering
0,56
0,00
3,44
Slip
1,00
0,00
2,87
Witbier (verloren verpakking)
1,15
0,00
1,71
Trappistenbier
1,15
0,00
2,39
Vermout
0,79
0,00
2,50
Autoband
2,06
0,00
1,74
Mandarijnen
0,82
0,00
2,42
Citytrips
0,85
0,00
3,38
Glasvezelbehang
3,09
0,00
0,79
Shampoo
0,74
0,00
3,95
Huur vakantiewoning
1,74
0,00
1,21
Reiskoffer
1,03
0,00
2,62
Autorijschool
1,24
0,00
1,58
Toeristische reisgids
1,00
0,00
2,65
Camping
0,69
0,00
2,53
Ruitenwisser
1,36
0,00
1,98
1,15
0,00
1,76
Veearts: ovariotomie van een kat
1,28
0,00
2,14
Douchegel
0,74
0,00
3,92
Blouse (winter) Geneeskundige met aanvullende opleiding : huisbezoek
0,86
0,00
1,93
1,02
0,00
1,77
Varkensrib spiering
0,67
0,00
4,44
Schuimrubberen matras
Butaan
0,34
0,00
6,28
Jeansbroek
1,03
0,00
1,84
3,68
0,42
0,00
4,37
Schoorsteenvegen
0,94
0,00
2,69
Biljet 45 km Voetbalwedstrijd (nationaal)
1,42
0,00
1,39
Aardgas: D1 (2326 kWh)
0,36
0,00
5,62
Rosbief
0,82
0,00
2,37
Abonnement autopechbestrijding
0,92
0,00
2,51
Lage lederen veterschoenen
1,59
0,00
1,23
Autobatterij
1,36
0,00
1,63
Slip
0,66
0,00
2,96
Broek in ribfluweel (winter)
1,03
0,00
2,57
Tandpasta
0,74
0,00
84
1ste
klasse
Benaming Vuurvaste schotel Onderhoud van centrale verwarming
Gewicht 2011 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
0,59
0,00
2,93
0,97
0,00
1,75
Maandelijks stadsabonnement
0,41
0,00
4,12
Espressokoffie
0,55
0,00
3,00
Droogkuis van kostuum
0,47
0,00
3,43
Hometrainer
1,12
0,00
1,62
Kousenbroek
0,92
0,00
1,76
Aftershave
1,00
0,00
Benaming
1,66
Parka (zomer)
0,79
0,00
2,25
Houten tuintafel
1,42
0,00
1,29
Gewicht 2011 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
Haarsnit
1,76
0,00
0,61
Vervanging van uurwerkbatterij
0,36
0,00
3,26
Anorak (winter)
0,63
0,00
2,04
Elektrische boormachine
1,43
0,00
0,86
Pantalon (zomer)
0,91
0,00
1,27
Tulpenbollen
0,71
0,00
1,40
Afdr.digit.foto's(internet)
1,03
0,00
1,47
Ravioli (vers)
0,47
0,00
1,84
Gerbera's
0,39
0,00
3,06
Sweater
0,69
0,00
1,68
Wasmachine
1,38
0,00
0,91
T-shirt
2,13
0,00
0,58
Kramiek
0,47
0,00
2,05
Maandtreinkaart 20 km
0,56
0,00
2,63
Polsuurwerk Geneeskundige met aanvullende opleiding : raadpleging
0,78
0,00
2,23
0,86
0,00
1,71
Braadpan
0,41
0,00
2,42
Appelen: Granny
0,31
0,00
5,50
Whisky
0,69
0,00
1,62
Draagbare spelconsole
1,03
0,00
1,48
Aperitief
0,22
0,00
4,06
Lange broek
1,68
0,00
1,13
Crematie
0,32
0,00
2,78
Pingpongtafel
1,12
0,00
1,54
Joggingschoenen
1,59
0,00
0,69
Portefeuille
1,03
0,00
1,51
Fotokopie
0,80
0,00
1,27
Dekbedovertrek en slopen
0,62
0,00
2,53
Kostprijs internaat
0,35
0,00
2,59
Kabeljauw
0,86
0,00
1,71
Consultatie tandarts
0,58
0,00
1,65
Sferische brilglazen
1,04
0,00
1,29
Elektrisch scheerapparaat
0,63
0,00
1,64
Ficus
0,54
0,00
2,50
Vullingen van caviteiten
0,58
0,00
1,62
Strijkplank
1,12
0,00
1,23
Wassen van hemd
0,24
0,00
3,50
Speciaal brood (400 g)
0,73
0,00
1,76
Harde kaas Gouda-type
2,00
0,00
0,44
Slaapkleed
0,74
0,00
2,07
Pilsbier (blik)
1,15
0,00
0,79
Synthetisch dekbed
0,62
0,00
2,45
Kalanchoe
0,54
0,00
1,47
Maandtreinkaart 45 km
0,56
0,00
2,28
Badmat
0,64
0,00
1,45
Biljet 90 km weekend
0,42
0,00
3,18
Instantcacaodrank
0,18
0,00
6,11
Jaarlijks schoolabonnement Zonnebankabonnement 10 beurten
0,21
0,00
6,60
Azalea
0,27
0,00
3,24
0,57
0,00
2,29
Body
0,66
0,00
1,57
1,93
Groene bonen
0,23
0,00
3,19
0,62
0,00
1,61
Anorak (winter)
0,79
0,00
Bloemkolen
0,43
0,00
2,75
Lederen vest
Naaigaren Gemeenschappelijke kamer (wigw met voorkeurregime)
0,84
0,00
1,48
Tulpen
0,39
0,00
2,37
Eiken eetkamer
0,90
0,00
0,95
0,71
0,00
1,87
Verzolen van schoenen
0,30
0,00
2,45
Melkerijboter
0,96
0,00
1,14
Tennisschoenen
0,95
0,00
0,96
Tennisabonnement (zomer)
0,71
0,00
1,88
Biljet
0,23
0,00
2,92
Appelen: Golden
0,25
0,00
6,24
Blazer
0,60
0,00
1,42
Dunne lende
0,82
0,00
1,59
Kinderzitje
1,03
0,00
0,73
Vasttapijt
0,54
0,00
2,34
Citroenen
0,28
0,00
2,71
Houtskool
0,51
0,00
2,55
Tennisracket
0,71
0,00
1,27
Kalfsgebraad
0,79
0,00
1,46
Bermuda zomer)
0,91
0,00
0,91
Druiven
0,42
0,00
2,65
Hemdblouse
2,29
0,00
0,37
Mosterd
0,39
0,00
2,51
Trainingspak
0,67
0,00
1,25
Tennisabonnement (winter)
0,71
0,00
1,68
Parka (zomer)
0,63
0,00
1,16
Vloeibare meststof
0,71
0,00
1,95
Sportvest
0,60
0,00
1,25
Champignons
0,76
0,00
2,03
Laminaat
0,54
0,00
1,41
Zakdoek in katoen
1,45
0,00
0,95
Kop en schoteltje
0,42
0,00
1,57
85
Benaming
Gewicht 2011 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
Benaming
Gewicht 2011 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
Pruimen
0,11
0,00
7,27
Pullover (zomer)
2,04
0,00
0,14
Uitreikingskosten paspoort
1,97
0,00
0,36
Badpak
0,58
0,00
0,38
Pullover (winter)
0,84
0,00
0,84
Wegwerpcontactlenzen
1,04
0,00
0,21
Elektriciteit: Db (1200 kW)
3,89
0,00
0,14
Rok (zomer)
0,81
0,00
0,24
Konijn
0,92
0,00
0,74
Pullover (winter)
2,04
0,00
0,09
Verhuisdiensten
0,31
0,00
2,06
Abrikozen
0,06
0,00
2,64
Spaarlamp
0,96
0,00
0,96
Pantalon (winter)
0,91
0,00
0,19
Kruippakje
0,66
0,00
1,12
Meerrittenkaart
0,26
0,00
0,60
Jaarlijkse schooltreinkaart 20 km
0,56
0,00
2,58
Jurk (zomer)
0,55
0,00
0,30
Cordon bleu
0,92
0,00
0,66
Jurk (winter)
0,55
0,00
0,29
Strijkijzer met stoomgener.
0,87
0,00
0,87
Huur van een dvd
0,37
0,00
0,37
Videospel voor console
1,03
0,00
0,84
Babyvoeding
1,43
0,00
0,08
Kinderfiets
1,09
0,00
0,54
Rok (winter)
0,81
0,00
0,15
Alstroemeria
0,21
0,00
2,80
Pizza
1,77
0,00
0,06
Uurtarief elektrotechnicus
0,77
0,00
0,67
Oesters
0,03
0,00
3,41
Inox kookpot
0,41
0,00
1,35
Medische beeldvorming
0,87
0,00
0,14
Stoomstrijkijzer
0,35
0,00
1,65
Schrijnwerker: plaatsing parket
0,10
0,00
1,13
Tweepersoonskamer
0,71
0,00
1,25
Mantelpak (winter)
0,36
0,00
0,32
Taxi
0,35
0,00
1,38
Elektrische radiator
1,51
0,00
0,08
Champagne
1,18
0,00
0,42
Sokken
0,74
0,00
0,15
Cyclamen
0,27
0,00
2,09
Sledestofzuiger
0,59
0,00
0,18
Rijst in kookbuiltjes
0,38
0,00
1,29
Gemengde sla
0,26
0,00
0,33
Kostuum in wol (winter)
0,83
0,00
0,72
Elektrische koffiezet
0,39
0,00
0,18
Parka (zomer)
0,28
0,00
1,95
Zeekreeft
0,03
0,00
1,97
Regenmantel (zomer)
0,63
0,00
0,98
Lege dvd-rw
0,31
0,00
0,37
Droogkast
0,57
0,00
0,95
Go Pass
0,42
0,00
0,00
Toiletpapier
0,38
0,00
1,23
Klinische biologie
0,87
0,00
0,00
Verticale diepvries
0,31
0,00
1,67
0,00
0,00
0,11
0,00
4,37
Babysit dienst Familiale verzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid
0,57
Solidago
1,56
0,00
0,00
Pleisters Kostuum in gemengd weefsel (zomer)
0,39
0,00
1,04
Mantel (winter)
0,63
0,00
-0,03
0,83
0,00
0,58
Bouwdoos
1,03
0,00
-0,03
T-shirt
1,08
0,00
0,45
Steakmes
0,18
0,00
-0,24
Fitnessabonnement
1,41
0,00
0,28
Educatieve cd-rom
0,24
0,00
-0,22
Tennisballen
0,71
0,00
0,67
Spiegel
2,11
0,00
-0,03
Wassalon
0,58
0,00
0,67
Rolmeter
0,50
0,00
-0,16
Anorak (winter)
0,28
0,00
1,54
Droge batterij
1,04
0,00
-0,08
Hypericum
0,11
0,00
3,64
Diepvriesfriet
0,66
0,00
-0,13
Mantelpak (zomer)
0,36
0,00
1,08
Elektrische gazonmaaier
0,40
0,00
-0,31
Spliterwten
0,06
0,00
4,14
Dvd-recorder
0,49
0,00
-0,68
Huur van bestelwagen
1,33
0,00
0,29
Koffiepadmachine
0,49
0,00
-0,36
Bloem
0,56
0,00
0,32
Jenever
0,34
0,00
-0,51
Vaatwasser
0,81
0,00
0,43
1,00
0,00
-0,17
Pullover (zomer)
0,84
0,00
0,40
Eau de toilette voor dames Woordenboek Nederlands-Frans en Frans-Nederlands
1,00
0,00
-0,20
Elektrische frituurketel
0,44
0,00
0,65
Draadloze telefoon
0,11
0,00
-3,30
Frankfurter worstjes
0,59
0,00
0,43
Verse magere kaas
0,99
0,00
-0,22
T-shirt (zomer)
1,15
0,00
0,25
Diepvriessoepgroenten
0,57
0,00
-0,38
Condooms
0,39
0,00
0,75
Peren : Conférence
0,35
0,00
-1,03
Stof voor jurk
0,31
0,00
0,77
Deodorant
1,16
0,00
-0,28
86
Benaming
Gewicht 2011 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
Benaming
Gewicht 2011 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
Kleine speelgoedauto
1,03
0,00
-0,32
Digitaal fototoestel
1,72
0,00
-2,98
Sportschoenen
1,76
0,00
-0,21
Kattenvoeding (Blik)
1,64
0,00
-1,28
Vitro-keramische kookplaat
0,75
0,00
-0,57
Verse worst
3,01
0,00
-0,76
Muziek-cd
1,32
0,00
-0,38
Beaujolais
2,26
0,00
-1,33
Vlamspaarlamp
0,96
0,00
-0,43
Elektronische bloeddrukmeter
1,58
0,00
-2,59
Meloenen
0,13
0,00
-3,44
Aardappelen
1,84
0,00
-1,52
Hifi-keten
0,36
0,00
-2,07
Hygiënische tampon
0,87
0,00
-4,63
Spruitjes
0,07
0,00
-5,17
Spelconsole
1,03
0,00
-6,22
Lelies
0,39
0,00
-0,98
Ajuin
0,48
-0,00
-9,11
Gsm-toestel
1,55
0,00
-0,56
IJshoorntje
1,03
-0,01
-6,16
Kabeljauwfilet
0,61
0,00
-0,96
Bananen
1,41
-0,01
-4,74
Spathiphyllum
0,54
0,00
-1,18
Dvd (muziek of film)
2,48
-0,01
-3,89
Voetbal
0,71
0,00
-1,20
Aardbeien
0,63
-0,01
-9,16
WIFI modem/router
0,23
0,00
-3,99
Kleurentelevisie
3,26
-0,01
-8,00
Elektriciteit: Da (600 kW)
0,56
0,00
-1,13
Fishsticks
0,61
-0,01
-14,80
Digitale camcorder
0,46
0,00
-4,34
Zalm
1,45
-0,01
-4,95
Microgolfoven
0,51
0,00
-2,08
17,75
-0,02
-1,15
Boeken
4,00
0,00
-0,21
Farmaceutische specialiteiten Nieuwe wagens (BIV inbegrepen)
65,90
-0,02
-0,31
Combi-koelkast
0,89
0,00
-1,07
4,43
-0,02
-14,87
Thee (builtjes)
0,43
0,00
-2,21
11,73
-0,06
-10,30
Camembert
1,17
0,00
-0,72
Mp3/mp4-speler
0,58
0,00
-3,03
Nagellak
1,16
0,00
-0,61
Veldsla
0,07
0,00
-9,78
Tong
0,36
0,00
-2,49
Inktpatroon
0,98
0,00
-1,24
Haarlak
1,16
0,00
-0,92
Jeansbroek
2,46
0,00
-0,48
Dweil
1,16
0,00
-0,96
Multifunctionele printer
0,56
0,00
-3,76
Afdr.digit.foto's (fotogr.)
1,03
0,00
-1,38
Porto
0,79
0,00
-1,69
Gerookte zalm
0,72
0,00
-1,68
Gps
0,70
0,00
-3,83
Riesling: Elzas
2,26
0,00
-0,63
Aardappelen (nieuwe oogst)
0,17
0,00
-5,30
Drank op basis van soja
1,24
0,00
-1,20
Verklarend woordenboek
1,00
0,00
-1,63
Dvd speler
0,72
0,00
-5,94
Bankdiensten
2,63
0,00
-0,68
Olijfolie
0,64
0,00
-2,82
Yoghurt met fruit (mager)
1,95
0,00
-0,94
Volle melk
0,90
0,00
-1,99
Scooter
3,89
0,00
-0,53
Haargel
1,16
0,00
-1,71
Schoonheidscrème
1,16
0,00
-1,55
Kiwi's
0,81
0,00
-2,52
Koffiepads
0,70
0,00
-2,71
Geheugenkaart
0,82
0,00
-8,24
Personal computer Gsm-gesprekken
Bronnen: ADSEI, Eigen berekeningen: FOD Economie
87