Instituut voor de nationale rekeningen
ANALYSE VAN DE PRIJZEN EERSTE KWARTAALVERSLAG 2015 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM
Meer informatie: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Peter Van Herreweghe City Atrium Vooruitgangstraat 50 1210 Brussel Tel.: +32 2 277 83 96 E-mail:
[email protected]
2
Inleiding De wet van 8 maart 2009, tot wijziging van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, voorziet dat de FOD Economie de taak van prijsobservatie en prijsanalyse voor rekening van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) uitvoert. Met de wet van 26 april 2013, houdende de invoeging van boek V in het Wetboek van economisch recht (getiteld "De mededinging en de prijsevoluties"), werd het onderzoeksdomein van het Prijzenobservatorium uitgebreid. Het Prijzenobservatorium kan voortaan onderzoek uitvoeren vanuit de invalshoeken prijsverloop, prijsniveau, marges en tenslotte marktwerking. In dit verslag wordt het verloop van de consumptieprijzen in België in het eerste kwartaal 2015 onderzocht. Er wordt aandacht besteed aan de totale inflatie en aan het prijsstijgingstempo van de vijf grote productgroepen: energiedragers, bewerkte en niet-bewerkte levensmiddelen, diensten en tenslotte industriële, niet-energetische goederen. Voor elke productgroep wordt eerst de inflatie in België toegelicht, welke vervolgens vergeleken wordt met die in de buurlanden. Het geharmoniseerd indexcijfer der consumptieprijzen (GICP), dat opgesteld wordt door de Algemene Directie Statistiek conform de Europese methodologie, vormt veruit de belangrijkste gegevensbron voor het verslag. De analyse werd uitgebreid met detailgegevens van het GICP en met andere statistieken van officiële instanties (IMF, EC, …). De Raad van Bestuur van het INR heeft dit verslag goedgekeurd op 24 april 2015 en het Wetenschappelijk Comité voor prijsobservatie en -analyse verleende op 29 april 2015 een gunstig advies.
3
Inhoudstafel Inleiding..........................................................................................................................................................................................3 Inhoudstafel ...................................................................................................................................................................................4 Samenvatting ................................................................................................................................................................................5 I Inflatie in het eerste kwartaal 2015 ............................................................................................................................................7 I.1. Totale inflatie in België .......................................................................................................................................................7 Focus : Aanpassing van het wegingsschema ................................................................................................................. 10 I.2 Totale inflatie in de voornaamste buurlanden ................................................................................................................ 11 II Inflatie voor energie in het eerste kwartaal 2015 .................................................................................................................. 13 II.1 Inflatie voor energie in België ......................................................................................................................................... 13 II.2 Inflatie voor energie in de voornaamste buurlanden .................................................................................................... 20 III Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in het eerste kwartaal 2015................................................................................... 23 III.1 Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in België.......................................................................................................... 23 III.2 Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden ..................................................................... 26 IV Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in het eerste kwartaal 2015 ........................................................................... 28 IV.1 Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in België .................................................................................................. 28 IV.2 Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden ............................................................. 29 V Inflatie voor diensten in het eerste kwartaal 2015................................................................................................................ 31 V.1 Inflatie voor diensten in België ....................................................................................................................................... 31 V.2 Inflatie voor diensten in de voornaamste buurlanden .................................................................................................. 33 VI Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in het eerste kwartaal 2015 ............................................................ 36 VI.1 Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België.................................................................................... 36 VI.2 Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in de voornaamste buurlanden ............................................... 38 Lijst van afkortingen ................................................................................................................................................................... 40 Bijlagen ....................................................................................................................................................................................... 41 Bijlage 1: Overzicht van de prijsbewegingen van producten en diensten tussen het eerste kwartaal 2014 en 2015 ... 41 Bijlage 2: Gewichten van de voornaamste productgroepen in het GICP in België en de drie voornaamste buurlanden in 2015 .................................................................................................................................................................................. 47 Bijlage 3: Inflatie in het eerste kwartaal 2015 met en zonder gewijzigde indirecte belastingen in België en in de voornaamste buurlanden ...................................................................................................................................................... 49 Bijlage 4: Overzicht maandelijkse kostprijs per aangeboden telecommunicatiedienst, voor België en de drie voornaamste buurlanden, voor telkens het goedkoopste tariefplan.................................................................................. 50
4
Samenvatting 1. In het eerste kwartaal 2015 is de totale inflatie in België, gemeten aan de hand van het GICP, negatief geworden en bedroeg gemiddeld -0,4 % (ten opzichte van 0,0 % in het voorgaande kwartaal). Het gaat om de laagste kwartaalinflatie sinds het derde kwartaal 2009 (-1,2 %). De vertraging van de totale inflatie wordt verklaard door een meer uitgesproken daling van de prijzen voor energieproducten op jaarbasis (de prijzen voor motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen zijn teruggevallen als gevolg van de daling van de olieprijzen). 2. De onderliggende inflatie steeg tot gemiddeld 1,6 % dit kwartaal (tegenover 1,3 % in het laatste kwartaal 2014) als gevolg van de toename van de inflatie voor de drie componenten: diensten, niet-energetische industriële goederen en bewerkte levensmiddelen. 3. De totale inflatie in de voornaamste buurlanden (Duitsland, Frankrijk en Nederland) werd dit kwartaal ook negatief (-0,2 % tegenover 0,4 % in het vorige kwartaal) maar blijft hoger dan die van België (-0,4 %). Het inflatieverschil ten opzichte van België vloeit voort uit de negatievere inflatie voor energieproducten (met een bijdrage van 0,9 procentpunt ten voordele van ons land). Voor de andere productgroepen, met uitzondering van de nietbewerkte levensmiddelen, was de inflatie in België hoger dan gemiddeld in de buurlanden, waardoor de onderliggende inflatie in België deze van de voornaamste buurlanden overtrof (1,6 % tegenover 0,6 %). 4. De prijsdaling op jaarbasis voor energieproducten was in het eerste kwartaal 2015 opnieuw toegenomen en bedroeg gemiddeld -14,0 % (tegenover -8,2 % in het laatste kwartaal 2014). Voor motorbrandstoffen en huisbrandolie bedroeg de prijsdaling op jaarbasis respectievelijk gemiddeld 14,7 % en 27,3 % (tegenover respectievelijk -6,3 % en -14,2 % in het voorgaande kwartaal) als gevolg van de terugval van de gemiddelde olieprijs dit kwartaal (-39,0 % in vergelijking met het overeenstemmende kwartaal in 2014, in euro). De prijsevolutie van elektriciteit blijft op jaarbasis negatief (-7,9 % tegenover -10,8 % in het voorgaande kwartaal). Deze negatieve inflatie voor elektriciteit laat zich grotendeels verklaren door de (tijdelijke) verlaging van het btw-tarief op alle componenten van de elektriciteitsfactuur van 21 % tot 6% sinds april 2014 (deze maatregel zal eind 2015 geëvalueerd worden). Bij constante belastingtarieven zou de consumptieprijs voor elektriciteit in het eerste kwartaal 2015 gestegen zijn met 5,1 % op jaarbasis. De verkoopprijs van de energiecomponent en de nettarieven lagen het afgelopen kwartaal respectievelijk 4,8 % en 8,6 % hoger dan in de overeenstemmende periode in 2014. De consumptieprijs voor aardgas is op jaarbasis met 8,9 % gedaald (tegenover -4,9 % in het vorige kwartaal), voornamelijk omwille van de daling van de kost van de energiecomponent (-11,0 %) gecombineerd met een afname van de distributietarieven (-5,6 %). 5. In onze voornaamste buurlanden was de prijsdaling voor energie op jaarbasis ook meer uitgesproken (-6,4 % tegenover -3,0 % in het voorgaande kwartaal), maar in mindere mate dan in België. Het inflatieverschil voor deze productgroep is dus opnieuw in het voordeel van België, vooral omwille van de sterkere daling van de prijzen voor elektriciteit en vloeibare brandstoffen en, in mindere mate, van de prijzen voor gas en motorbrandstoffen in België. Wat de prijsniveaus betreft, tonen de cijfers van de CREG aan dat de Belgische consument respectievelijk 13,2 % en 9,0 % minder moest betalen voor zijn totale elektriciteits- en gasfactuur (totaal voor alle componenten, inclusief nettarieven, btw en taksen) in het eerste kwartaal 2015 dan gemiddeld in de buurlanden. De prijsverschillen tussen de landen afzonderlijk blijven echter aanzienlijk.
5
6.
In het eerste kwartaal 2015 vielen de prijzen voor voedingsgrondstoffen (uitgedrukt in euro) terug met gemiddeld 8,5 % op jaarbasis. Bewerkte levensmiddelen (met inbegrip van tabak) kostten echter 1,3 % meer in de winkels. De inflatie voor deze productgroep bleef dus stabiel op dit relatief lage niveau (1,2 % in het laatste kwartaal 2014). Vooral het prijsstijgingstempo van niet-alcoholische dranken (van 1,2 % in het vierde kwartaal 2014 tot 2,1 % in het eerste kwartaal 2015) en van suiker, jam en chocolade (van 0,0 % tot 1,8 %) is toegenomen op jaarbasis. De inflatie daalde daarentegen onder andere voor zuivelproducten (van 0,4 % tot -1,3 %). De inflatie voor bewerkte levensmiddelen was opnieuw lager in de voornaamste buurlanden dan in België (0,4 % in het eerste kwartaal 2015). Voornamelijk tabak (5,2 % in België tegenover gemiddeld 2,1 % in de buurlanden) heeft significant bijgedragen tot dit inflatieverschil ten nadele van België.
7.
Niet-bewerkte levensmiddelen lieten voor het vierde kwartaal op rij een negatieve inflatie optekenen. Ze kostten dit kwartaal gemiddeld 0,9 % minder dan in dezelfde periode een jaar voordien, een minder uitgesproken daling op jaarbasis dan in de laatste drie kwartalen. In het eerste kwartaal 2015 betaalde de consument op jaarbasis 2,5 % minder voor fruit en 2,7 % minder voor groenten. De inflatie voor vlees bleef nagenoeg stabiel (-0,1 %) en vis was gemiddeld iets goedkoper op jaarbasis (-0,6 %). In de voornaamste buurlanden bedroeg de inflatie voor deze productgroep gemiddeld -0,3 %.
8. Nadat tweemaal opeenvolgend een vertraging vastgesteld werd is het prijsstijgingstempo voor diensten dit kwartaal versneld tot gemiddeld 2,4 % (tegenover 2,1 % in het laatste kwartaal 2014). Deze versnelling vloeit voornamelijk voort uit de stijging van de inflatie voor de categorie overige diensten, die bijvoorbeeld sociale bescherming en medische diensten omvat (3,1 % tegenover 2,0 % in het vierde kwartaal 2014). Voor communicatiediensten kwam de inflatie dit kwartaal minder negatief uit (-1,2 % tegenover -3,0 % in het laatste kwartaal 2014). Diensten hebben het grootste gewicht in de consumptiekorf (40,8 %) en hebben daarom de grootste bijdrage geleverd aan de totale inflatie in België (1,0 procentpunt). In de buurlanden is de inflatie voor diensten dit kwartaal daarentegen vertraagd (gemiddeld 1,2 %) en blijft bijgevolg op een lager niveau dan in België. 9. In het eerste kwartaal 2015 bedroeg de inflatie voor niet-energetische industriële producten gemiddeld 0,5 % (tegenover 0,2 % in het laatste kwartaal 2014, onder andere door de beperktere kortingen tijdens de wintersolden van 2015 dan in 2014). De inflatie vertraagde daarentegen in de voornaamste buurlanden, van gemiddeld -0,1 % in het laatste kwartaal 2014 tot -0,3 % in dit kwartaal.
6
I Inflatie in het eerste kwartaal 20151 2 I.1. Totale inflatie in België In maart 2015 kwam het gemiddelde consumptieprijspeil, gemeten aan de hand van het GICP (basisjaar 2008=100) uit op 110,9, een iets hoger niveau dan in december 2014. De index van de onderliggende inflatie, die geen rekening houdt met het prijsverloop van niet-bewerkte levensmiddelen en energiedragers, steeg in dezelfde periode en kwam uit op 112,3. In de maand januari, die een soldenmaand is, lieten beide curves een neerwaartse correctie zien. Aansluitend op de daling in het laatste kwartaal 2014 gingen de consumptieprijzen voor energieproducten in januari 2015 fors achteruit, voornamelijk als gevolg van de prijsdaling voor olieproducten (motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen), maar stegen nadien weer in februari en maart. Grafiek 1: Recent verloop van het GICP, de onderliggende inflatie-index en de consumptieprijzen voor energiedragers (Index 2008=100)
115
120 115
110
110 105
105
100 95
100
90 85
95
80
GICP (linkerschaal)
Onderliggende inflatie (linkerschaal)
Energiedragers (rechterschaal)
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium
In het eerste kwartaal 2015 ging de totale inflatie lichtjes achteruit en werd negatief, met een gemiddeld cijfer van -0,4 % (tegenover 0,0 % in het voorgaande kwartaal). Het gaat om het laagste inflatiepeil sinds het derde kwartaal 2009 (-1,2 %). De vertraging van de totale inflatie tussen het vierde kwartaal 2014 en het eerste kwartaal 2015 valt hoofdzakelijk te verklaren door de sterke inflatiedaling voor energie (motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen), wat in lichte mate gecompenseerd werd door de beperkte toename van de inflatie van de overige categorieën goederen en diensten.
1
De gemiddelde inflatie voor een kwartaal wordt berekend als de procentuele variatie van het rekenkundige gemiddelde van de indexcijfers van het betrokken kwartaal ten opzichte van het rekenkundige gemiddelde van de indexcijfers van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar. 2
Omwille van de vergelijkbaarheid met de evoluties in andere Europese landen gebeurt de analyse op grond van het geharmoniseerd indexcijfer der consumptieprijzen (GICP).
7
Grafiek 2: Recent verloop van de totale inflatie, de onderliggende inflatie en de consumptieprijzen voor energiedragers (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar)
7
35
6
30
5
25
4
20
3
15
2
10
1
5
0
0
-1
-5
-2
-10
-3
-15
-4
-20
-5
-25
Totale inflatie (linkerschaal)
Onderliggende inflatie (linkerschaal)
Energiedragers (rechterschaal)
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium
De voornaamste prijsbewegingen voor de vijf grote productgroepen van het GICP kunnen als volgt worden samengevat: •
In het eerste kwartaal 2015 waren energieproducten op jaarbasis 14,0 % goedkoper (tegenover -8,2 % in het laatste kwartaal 2014). De energie-inflatie is hierdoor negatief sinds het eerste kwartaal 2013. Dit komt voornamelijk door de sterk teruggelopen prijzen op jaarbasis voor motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen (stookolie) als gevolg van de forse daling van de prijzen voor ruwe olie en, in mindere mate, als gevolg van prijsdalingen voor gas en elektriciteit. Dit kwartaal is de negatieve bijdrage van deze productgroep aan de totale inflatie overigens toegenomen en kwam uit op -1,6 procentpunt.
•
Het prijsstijgingstempo voor diensten kende een lichte versnelling, met name van gemiddeld 2,1 % in het laatste kwartaal 2014 naar 2,4 % in het eerste kwartaal 2015. Deze productgroep leverde de voornaamste bijdrage tot de totale inflatie (1,0 procentpunt), omwille van het hogere inflatiecijfer vergeleken met de andere productgroepen en omdat deze productgroep in de consumptiekorf het zwaarst doorweegt (40,8 %).
•
Ten opzichte van een jaar geleden moest de consument dit kwartaal gemiddeld 1,3 % meer betalen voor bewerkte levensmiddelen (tegenover 1,2 % in het voorgaande kwartaal). Deze producten leverden een positieve bijdrage van 0,2 procentpunt tot de totale inflatie.
•
De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen bedroeg in het eerste kwartaal 2015 gemiddeld -0,9 % (tegen -2,1 % in het voorgaande kwartaal). Voor het vierde kwartaal op rij bleef de inflatie voor deze productgroep negatief. De impact ervan op de totale inflatie kwam uit op -0,1 procentpunt, ondanks het beperkte gewicht in de consumptiekorf (7,6 %).
•
Het prijsstijgingstempo van de niet-energetische industriële goederen versnelde tot 0,5 % gemiddeld in het eerste kwartaal 2015 (tegenover 0,2 % in het laatste kwartaal 2014). Deze productgroep droeg 0,1 procentpunt bij tot de totale inflatie.
8
De inflatiestijging voor diensten, niet-energetische industriële goederen en bewerkte levensmiddelen resulteerde in een toename van de onderliggende inflatie. Deze bedroeg het afgelopen kwartaal gemiddeld 1,6 % (tegenover 1,3 % in het vorige kwartaal) 3. Het voortschrijdend gemiddelde over vier maanden van de gezondheidsindex 4 kwam in maart uit op 100,66 (index 2013=100). De spilindex, die nu vastligt op 101,02 punten, werd dus niet overschreden. 5 Tabel 1: Recent verloop van de inflatie voor het geharmoniseerde indexcijfer der consumptieprijzen (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
Energiedragers Bewerkte levensmiddelen Niet-bewerkte levensmiddelena Diensten Niet-energetische industriële goederen p.m. Onderliggende inflatieb p.m. Gezondheidsindexc Totale inflatie
2012
2013
2014
6,0 3,1 3,4 2,5 0,9 2,1 2,7 2,6
-4,6 3,2 4,4 1,9 0,8 1,7 1,2 1,2
-6,0 2,2 -1,3 2,3 0,5 1,6 0,4 0,5
2014 I -3,6 2,3 0,5 2,2 0,7 1,7 1,1 1,0
II -5,5 2,8 -1,8 2,5 0,6 1,9 0,4 0,8
III -6,9 2,4 -1,9 2,2 0,4 1,6 0,1 0,4
IV -8,2 1,2 -2,1 2,1 0,2 1,3 0,0 0,0
2015 I -14,0 1,3 -0,9 2,4 0,5 1,6 0,0 -0,4
jan -16,4 1,2 -2,0 2,3 1,2 1,8 0,0 -0,6
2015 - I feb -14,5 1,2 -0,3 2,6 0,2 1,6 0,1 -0,4
maa -11,0 1,4 -0,4 2,2 0,2 1,4 -0,1 -0,1
Gewicht1 11,0 13,1 7,6 40,8 27,4 81,3 92,8 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium a b Fruit, groenten, vlees en vis. Gemeten aan de hand van het GICP, zonder niet-bewerkte levensmiddelen en energiedragers. c Nationale consumptieprijsindex, zonder tabak, alcoholhoudende dranken, benzine en diesel. 1 p.m. Gewicht in 2015 (in %)
Grafiek 3: Bijdrage tot de totale inflatie
(In procentpunt, jaar- en kwartaalgemiddelden)
6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3
Niet-energetische industriële goederen Bewerkte levensmiddelen Energie
Diensten Niet-bewerkte levensmiddelen GICP
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium
3
Met dezelfde gewichten als in 2014 voor alle onderliggende categorieën, zou de onderliggende inflatie in het eerste kwartaal 2015 iets lager uitgekomen zijn (impact van 0,02 procentpunt). 4
De gezondheidsindex wordt berekend op basis van de nationale consumptieprijsindex (NCPI) waarvan de methode op verschillende punten, o.a. het gewichtenschema, verschilt van die van de GICP. 5
In de meest recente inflatievooruitzichten (07/04/2015) gaat het Federaal Planbureau er van uit dat de spilindex in januari 2016 overschreden zal worden. Door het invoeren van de indexsprong zullen de sociale uitkeringen en de ambtenarenlonen echter niet worden opgetrokken.
9
Focus : Aanpassing van het wegingsschema Om het het meest recente consumptiepatroon zo goed mogelijk weer te geven wordt het wegingsschema van het GICP in het begin van elk jaar aangepast. In januari 2015 werd het wegingsschema zodoende gewijzigd op basis van de laatste versie (2013) van de nationale rekeningen (aangepast rekening houdend met de prijsevolutie in 2014), aangevuld met informatie uit de huishoudbudgetenquête (vooral voor de meest gedetailleerde niveaus). Voorts werd gebruik gemaakt van zeer gedetailleerde externe enquêtes om de weging van bepaalde specifieke producten (bijvoorbeeld voertuigen en reizen) te bepalen. Tussen 2014 en 2015 werden de gewichten van de vijf grote productgroepen binnen het Belgische GICP als volgt aangepast: het gewicht van de energiedragers bleef vrijwel ongewijzigd en bedraagt 11,0 %. Het belang van de diensten is met 1,3 procentpunt toegenomen tot 40,8 %. Omgekeerd is het gewicht van bewerkte en niet-bewerkte levensmiddelen en van niet-energetische industriële goederen teruggelopen tot respectievelijk 13,1 %, 7,6 % en 27,4 %. Tabel 2: Evolutie van de gewichten voor de geharmoniseerde consumptieprijsindex tussen 2014 en 2015 (In % of procentpunt)
Gewicht 2014 Gewicht 2015 Evolutie van de gewichten
Totaal 100,0 % 100,0 %
Energieproducten 10,9 % 11,0 % +0,1
Diensten 39,5 % 40,8 % +1,3
Bewerkte levensmiddelen 13,4 % 13,1 % -0,3
Niet-bewerkte levensmiddelen 8,2 % 7,6 % -0,6
Niet-energetische industriële goederen 27,9 % 27,4 % -0,5
Bronnen : EC, FOD Economie, AD Statistiek - Statistics Belgium
De voornaamste aanpassingen binnen de vijf productgroepen kunnen als volgt worden samengevat 6: voor de energieproducten is het belang van de vloeibare brandstoffen toegenomen (+5,3 procentpunt), terwijl het gewicht van motorbrandstoffen, gas en elektriciteit verminderd is (respectievelijk -0,8, -1,1 en -3,9 procentpunt). Binnen de diensten zijn de volgende categorieën in belang toegenomen: ziekenhuizen (+4,3 procentpunt), telefoon- en faxtoestellen en diensten (+1,7 procentpunt), accommodatie (+0,6 procentpunt) en diensten voor onderhoud en herstelling van de woning (+0,5 procentpunt); in belang gedaald zijn onder meer restaurants en cafés (-1,4 procentpunt), culturele diensten (-0,9 procentpunt) en medische en paramedische diensten (-0,6 procentpunt). Binnen de productgroep van de bewerkte levensmiddelen is het gewicht van tabak toegenomen (+2,0 procentpunt), terwijl dat van brood en granen (-1,4 procentpunt) en van zuivelproducten (-0,5 procentpunt) verminderd is. Binnen de niet-bewerkte levensmiddelen verloor vlees aan belang (-1,0 procentpunt), terwijl fruit en groenten een hoger gewicht toegewezen kregen (respectievelijk +0,7 en +0,4 procentpunt). Binnen de niet-energetische industriële goederen nam het gewicht van kleding af (-3,3 procentpunt), maar het gewicht van nieuwe auto’s (+1,7 procentpunt) en meubelen en stoffering (+1,8 procentpunt) werd naar boven toe herzien.
6
In deze analyse werd de evolutie van de gewichten van goederen en diensten berekend in verhouding tot het gewicht van elke productgroep en bijgevolg niet in verhouding tot de gehele consumptiekorf.
10
I.2 Totale inflatie in de voornaamste buurlanden In het eerste kwartaal 2015 werd de totale inflatie lichtjes negatief in alle buurlanden en ook in België. Met een gemiddeld inflatiecijfer van -0,2 % 7 (tegenover 0,4 % in het laatste kwartaal 2014) zijn de prijzen op jaarbasis iets minder sterk gedaald in de buurlanden dan in België (-0,4 % tegen een nulinflatie in het laatste kwartaal 2014). Het inflatieverschil is dus dit kwartaal afgenomen tot 0,2 procentpunt ten voordele van ons land. Alleen Nederland kende een lagere inflatie dan België met -0,5 % (tegenover 0,2 % in het voorgaande kwartaal). In het eerste kwartaal 2015 is de inflatie in Nederland gedaald naar het laagste niveau sinds de start van de door Eurostat onderzochte periode (1997). In Duitsland en Frankrijk kwam de totale inflatie uit op -0,2 % in het eerste kwartaal 2015 (tegenover 0,4 % in Duitsland en 0,3 % in Frankrijk in het voorgaande kwartaal). Dit kwartaal lag de totale inflatie bij constante indirecte belastingen in de buurlanden gemiddeld lager (-0,3 %) dan in België (-0,1 %).8 Grafiek 4: Kwartaalevolutie van de totale inflatie en van de onderliggende inflatie in België en in de voornaamste buurlanden (Jaarlijks veranderingspercentage) 3,5
6
Onderliggende inflatie
Totale inflatie
5
3,0
4
2,5
3 2,0 2 1,5
1 0
1,0
-1
0,5
-2 2008
2009
België
2010
2011
2012
Duitsland
2013
2014
2015
0,0 2008
2009
2010
Nederland
Frankrijk
2011
2012
2013
2014
2015
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium
De onderliggende inflatie nam in de buurlanden af (tot gemiddeld 0,6 % in het eerste kwartaal 2015 tegenover 0,9 % in het voorgaande kwartaal). In België nam ze echter toe: van 1,3 % in het laatste kwartaal 2014 naar 1,6 % in het eerste kwartaal 2015. Bijgevolg nam het verschil in onderliggende inflatie met België dit kwartaal sterk toe en bedroeg het 0,9 procentpunt 9 ten nadele van ons land (tegenover 0,4 procentpunt in het voorgaande kwartaal). In alle buurlanden 7
Het gemiddelde van de buurlanden is gewogen met de gewichten van elk land in 2015 die door Eurostat worden gepubliceerd (relatief aandeel in de private consumptie). 8
Op basis van het GICP tegen constante btw- en accijnstarieven, dat door de Algemene Directie Statistiek wordt berekend en door Eurostat wordt gepubliceerd, zou de totale inflatie in België -0,1 % hebben bedragen in het eerste kwartaal 2015 (in plaats van -0,4 %), tegenover -0,5 % in Frankrijk (in plaats van -0,2 %) en -0,6 % in Nederland (in plaats van -0,5 %). In Duitsland is er geen verschil in inflatie te zien (-0,2 %). In België laten vooral de groepen bewerkte levensmiddelen (met daarin alcohol en tabak) en energie (met een daling van de btw voor elektriciteit) een verschil tussen hun inflatie bij ongewijzigde indirecte belastingen en de eigenlijke situatie optekenen. Sinds 1 januari 2015, worden de accijzen (met uitzondering van de accijnzen op tabak en bier) onderworpen aan een jaarlijkse automatische indexering rekening houdend met de inflatie en het risico voor concurrentie. In Frankrijk betreft dit voornamelijk de groepen energie, bewerkte levensmiddelen en in mindere mate diensten, terwijl het in Nederland gaat om de groepen energie en niet-energetische industriële goederen. 9
Indien de inflatiegegevens meer in detail bekeken worden bedroeg het verschil in onderliggende inflatie in het eerste kwartaal 2015 tussen België (1,56 %) en het gemiddelde van de buurlanden (0,62 %) 0,94 procentpunt.
11
kwam de onderliggende inflatie dit kwartaal lager uit. In Duitsland daalde ze van 1,1 % tot 1,0 %, in Nederland van 0,6 % tot 0,4 % en in Frankrijk van 0,6 % tot 0,2 %.10 Tabel 3: Inflatie voor het GICP en zijn productgroepen in België en in de voornaamste buurlanden in het eerste kwartaal 2015 (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld) België Energie Bewerkte levensmiddelen Niet-bewerkte levensmiddelen Diensten Niet-energetische industriële goederen Onderliggende inflatie GICP
Gemiddelde buurlanden
-14,0 1,3 -0,9 2,4 0,5 1,6 -0,4
Duitsland
-6,4 0,4 -0,3 1,2 -0,3 0,6 -0,2
-7,3 1,1 -1,3 1,2 0,4 1,0 -0,2
Frankrijk -5,1 -0,5 1,0 1,2 -0,9 0,2 -0,2
Nederland -5,9 1,1 -2,0 1,4 -1,5 0,4 -0,5
Gewicht 2015 (in %) Gemiddelde België buurlanden 11,0 10,7 13,1 11,8 7,6 6,2 40,8 44,6 27,4 26,6 81,3 83,1 100,0 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium
In het eerste kwartaal 2015 was het verschil in totale inflatie tussen België en de buurlanden dus ten voordele van ons land, namelijk 0,2 procentpunt. Alleen de energetische producten en, in veel mindere mate, de niet-bewerkte levensmiddelen lagen aan de basis van deze sterkere prijsdaling in België. In het beschouwde kwartaal was de inflatie van beide productgroepen negatiever in België. Voor energie ging het om een bijdrage van 0,9 procentpunt tot het inflatieverschil ten voordele van ons land, en voor niet-bewerkte levensmiddelen om een bijdrage van iets minder dan 0,1 procentpunt. Voor alle andere productgroepen lag de inflatie in België hoger dan gemiddeld in de buurlanden. Ze leverden dus een nadelige bijdrage tot het inflatieverschil, namelijk 0,4 procentpunt voor diensten, 0,2 procentpunt voor niet-energetische industriële goederen en 0,1 procentpunt voor bewerkte levensmiddelen.
10
In België zou de onderliggende inflatie bij constante indirecte belastingen 1,5 % hebben bedragen (in plaats van 1,6 % nu) en 0,3 % in Nederland (in plaats van 0,4 %). In Frankrijk en Duitsland is er geen verschil in onderliggende inflatie te zien (0,2 % voor Frankrijk en 1,0 % voor Duitsland). Dit kwartaal lag de onderliggende inflatie bij constante indirecte belastingen in België hoger dan in de buurlanden (1,5 % tegenover gemiddeld 0,6 %).
12
Grafiek 5: Bijdrage van elke component van het GICP aan het inflatieverschil tussen België en de voornaamste buurlanden (In procentpunt)
2,0
1,5
1,0
0,5
0,0
-0,5
-1,0
Niet-energetische industriële goederen Bewerkte levensmiddelen Energie Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium
Diensten Niet-bewerkte levensmiddelen Geheel GICP
II Inflatie voor energie in het eerste kwartaal 2015 II.1 Inflatie voor energie in België In het eerste kwartaal 2015 was er opnieuw een meer uitgesproken prijsdaling op jaarbasis voor energieproducten, en kwam uit op -14,0 % gemiddeld (tegenover -8,2 % in het laatste kwartaal 2014). Deze inflatievertraging is hoofdzakelijk te verklaren door de forse prijsdaling voor vloeibare brandstoffen (stookolie) en motorbrandstoffen tussen het vierde kwartaal 2014 en het eerste kwartaal 2015. De energie-inflatie bleef zo sinds het eerste kwartaal 2013 negatief en bereikte dit kwartaal haar laagste peil. Dit kwartaal kwam de bijdrage tot de totale inflatie van deze productgroep uit op -1,6 procentpunt op een totale inflatie van -0,4 % (tegenover een bijdrage van -0,9 procentpunt op een inflatie van 0,0 % in het laatste kwartaal 2014). Deze negatieve bijdrage resulteert voornamelijk uit de sterke prijsdaling op jaarbasis voor petroleumproducten (vloeibare brandstoffen en motorbrandstoffen) en in mindere mate uit de prijsdaling voor elektriciteit en gas. Tabel 4: Recent verloop van de consumptieprijzen voor energiedragers (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
Vaste brandstoffen Gas Elektriciteit Vloeibare brandstoffen Brandstoffen voor wegvervoer Energie
2012
2013
2014
3,9 8,0 1,9 10,1 6,5 6,0
3,4 -8,5 -0,9 -5,9 -4,6 -4,6
0,9 -5,6 -9,6 -7,1 -3,7 -6,0
2014 I 2,3 -2,7 -1,0 -6,7 -4,7 -3,6
II 1,1 -5,1 -14,3 -1,8 -1,3 -5,5
2015 III 0,6 -9,7 -12,4 -5,4 -2,4 -6,9
IV -0,3 -4,9 -10,8 -14,2 -6,3 -8,2
I 0,5 -8,9 -7,9 -27,3 -14,7 -14,0
2015 - I jan -0,2 -8,2 -7,3 -33,4 -18,3 -16,4
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium 1 2 Bijdrage tot de inflatie van de groep in het eerste kwartaal 2015 (in procentpunt), p.m. Gewicht in 2015 (in %)
13
feb 0,5 -10,2 -8,7 -27,1 -15,2 -14,5
maa 1,1 -8,3 -7,7 -21,2 -10,5 -11,0
Bijdrage1
Gewicht2
0,0 -1,8 -2,2 -4,4 -5,6 -14,0
1,0 19,8 21,8 19,4 37,9 100,0
De consumptieprijzen voor stookolie en motorbrandstoffen worden voornamelijk bepaald door de evolutie van de olieprijzen op de internationale markten. De elektriciteits- en gasprijzen daarentegen zijn sinds oktober 2013 losgekoppeld van de olieprijzen. 11 Tussen het derde kwartaal 2014 en het eerste kwartaal 2015 zijn de olieprijzen in USD fors achteruitgegaan tot gemiddeld 54,0 USD/vat dit kwartaal. In januari werd zelfs het laagste peil bereikt sinds begin 2009. De gemiddelde prijs voor een vat Brentolie lag hierdoor in het eerste kwartaal 2015 50,0 % lager dan een jaar geleden. De waardevermindering van de euro ten opzichte van de dollar (-18,0 % in vergelijking met het eerste kwartaal 2014) milderde wel de koersdaling van de in euro omgerekende ruwe olie. De olieprijs laat een vermindering van 39,0 % op jaarbasis optekenen tot 48,1 EUR/vat in het eerste kwartaal 2015. De daling van de olieprijs tussen het laatste kwartaal 2014 en het eerste kwartaal 2015 valt grotendeels te verklaren door een overvloedig olie-aanbod (productie door de OPEC-landen en productie van niet-conventionele Amerikaanse olie) evenalsals door een (reële of verwachte) geringe toename van de wereldvraag naar olie. 12 13 Grafiek 6: Consumptieprijzen voor energiedragers (Index 2008=100)
160 140 120 100 80 60 40
Electriciteit
Gas
Vloeibare brandstoffen
Motorbrandstoffen
Totaal energie
Brent (euro)
14
Bronnen: Insee , EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium
Als gevolg van de daling van de gemiddelde olieprijzen ondergingen ook vloeibare brandstoffen en motorbrandstoffen (stookolie) in het eerste kwartaal 2015 een prijsdaling op jaarbasis van respectievelijk 14,7 % en 27,3 % gemiddeld (te11
Zoals aangegeven in onze voorgaande rapporten nam de regering op 21 december 2012 twee koninklijke besluiten aan (Belgisch Staatsblad van 15 januari 2013) die een exhaustieve lijst vastgelegden met toegelaten criteria voor de indexering van de elektriciteits- en gasprijzen door de leveranciers. Deze criteria moeten ervoor zorgen dat de indexeringsparameters de reële kosten van de energieleveranciers beter weerspiegelen. In oktober 2013 werd het laatste gascontract losgekoppeld van de olieprijzen.
12
Insee, Prix du pétrole et des matières premières importées.
13
International Energy Agency, « IEA releases Oil Market Report for January, February and March 2015 ».
14
De evolutie van de oliekoers is gebaseerd op de gegevens gepubliceerd door Insee, "International prices of imported raw materials - Brent crude oil (London) - Prices in euros per barrel".
14
genover een inflatie van -6,3 % en -14,2 % in het laatste kwartaal 2014). Meer bepaald kwam de gemiddelde maximumprijs voor diesel uit op 1,24 EUR/liter (inclusief btw) in dit kwartaal, een daling van 20 cent ten opzichte van dezelfde periode in 2014. De gemiddelde maximumprijs van benzine (super 95) bereikte dit kwartaal 1,40 EUR/liter (inclusief btw), 21 eurocent minder dan een jaar eerder. De gemiddelde maximumprijs voor stookolie (minder dan 2000 l) kwam uit op 0,62 EUR/liter (inclusief btw) in het eerste kwartaal 2015, 22 cent lager dan een jaar tevoren. De consumptieprijzen voor aardgas en elektriciteit worden voornamelijk bepaald door de kost van de energiecomponent en door de nettarieven (distributie en transport). Ook diverse belastingen en taksen hebben een niet te verwaarlozen invloed op deze prijsevoluties, zoals het geval was bij de btw-daling voor elektriciteit sinds april 2014.15 Zoals in de vorige rapporten al werd uitgelegd, keurt de CREG sinds exploitatiejaar 2008 de transporttarieven voor elektriciteit en gas goed voor vier jaar 16. De transporttarieven voor elektriciteit werden echter aangepast in de meerjarige periode (2012-2015). Op 1 januari 2015 werden ze opgetrokken naar aanleiding van de wijziging door de CREG van het bedrag van de toeslag ter financiering van de (federale) groenestroomcertificaten. 17 Sinds 1 maart 2015 is er ook een extra tarief in voege getreden als gevolg van de nieuwe openbaredienstverplichting die als doel heeft te voorzien in de kosten van de strategische reserve 18, ingevoerd om het risico op een elektriciteitstekort te verminderen. 19 Anderzijds zijn sinds 1 januari 2015 de transporttarieven voor gas naar beneden aangepast. 20 Daarnaast keurde de CREG sinds exploitatiejaar 2009 ook de distributietarieven goed voor een duur van vier jaar. De vierjaarlijkse tarieven voor de periode 2009 - 2012 werden door een beslissing van de CREG verlengd tot eind 2014. In het kader van de zesde staatshervorming (bijzondere wet van 6 januari 2014) werd de regulering van de distributietarieven voor elektriciteit en gas op 1 juli 2014 overgedragen aan de gewesten. Deze bevoegdheid wordt voortaan uitgeoefend door de VREG (voor het Vlaams Gewest), de CWaPE (voor het Waals Gewest) en BRUGEL (voor het Brussels
15
Het gewicht van de verschillende componenten wisselt sterk tussen de elektriciteitsrekening en de gasrekening. Het kan ook sterk verschillen naargelang het type klant (consumptieprofiel en spanningsniveau van de aansluitingen), de distributiezones, het gewest en de leveranciers.
16
Ze mochten niettemin worden geïndexeerd en, in een aantal gevallen, in de loop van de periode worden aangepast (maar steeds na goedkeuring door de CREG).
17
Elia is er met name toe verplicht tegen een gewaarborgde minimumprijs de offshore-groenestroomcertificaten aan te kopen, die gelinkt zijn aan energieopwekking door middel van offshore-windparken en die door de nationale regulator, de CREG, worden uitgereikt. Zie Ministerieel Besluit van 18/12/2014 dewelkede toeslag vastlegt die door de netbeheerder dient te worden toegepast ter compensatie van de reële nettokost voorvloeiend uit de verplichting tot aankoop en verkoop van groenestroomcertificaten in 2015.
18
De Wet van 26 maart 2014 (tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, M.B. 01/04/2014) introduceert de mogelijkheid voor de transportbeheerder, Elia om, op vraag van de minister van Energie, een strategische reserve aan te leggen voor een welbepaalde periode. Deze reserve heeft als doelstelling om de bevoorradingszekerheid voor elektriciteit te garanderen in België in de wintermaanden. Daarom moet Elia op het einde van elk jaar de risico’s inschatten voor de winter van het volgende jaar. In geval van een risico op stroomtekort, moeten de centrales die tijdelijk of permanent niet meer werken omwille van rendabiliteitsproblemen toch beschikbaar blijven en zo maken zij deel uit van de strategische reserve.
19
Beslissing van de CREG van 29 januari 2015 over “het voorstel van 25 november 2014 van ELIA SYSTEM OPERATOR NV tot aanpassing vanaf 1 januari 2015 van de tarieven voor openbaredienstverplichtingen en van toeslagen en heffingen – Strategische reserve”. 20
Fluxys, de beheerder van het transportnet voor gas, herzag zijn tarieven naar beneden, wat voornamelijk mogelijk gemaakt werd doorcommerciële inspanningen en een beter kostenbeheer in de loop van de voorbije jaren. Zie het gezamenlijke persbericht CREG - Fluxys België van 2 december 2014.
15
Hoofdstedelijk Gewest), als gewestelijke regulerende overheden. Sinds 1 januari 201521 gelden de nieuwe distributietarieven voor elektriciteit en gas. 22 Op te merken valt dat in het kader van de programmawet van 19 december 2014 de federale regering besloten heeft het toepassingsgebied van de vennootschapsbelasting te wijzigen, zodat voortaan ook de intercommunales eraan zijn onderworpen. De meerderheid van de netbeheerders zijn intercommunales. Sommige van deze netbeheerders hebben al aangekondigd dat ze een verzoek zullen indienen om hun distributietarieven te mogen verhogen als gevolg van deze nieuwe belasting. Het nieuwe tarief "Vennootschapsbelasting" zal in werking kunnen treden na goedkeuring door de regionale regulator in de loop van 2015. In Brussel heeft de beheerder zijn distributietarieven reeds aangepast om die nieuwe extra belasting door te rekenen aan de consument. 23 De verkoopprijs van de energiecomponent wordt door de leveranciers vrij bepaald sinds de energie- en gasmarkt werd vrijgemaakt. Sinds het invoeren van het zogenaamde vangnetmechanisme voor de variabele contracten zijn de energieleveranciers verplicht om elke wijziging in de prijsformules en elke tariefaanpassing vooraf bij de CREG ter controle in te dienen (wet van 8 januari 2012) 24. Overigens zijn indexeringen van de variabele elektriciteits- en gascontracten toegelaten op 1 januari 2015 voor de prijzen geldig in het eerste kwartaal 2015. Vergeleken met een jaar eerder daalde de eindprijs van elektriciteit gemiddeld met 7,9 % in het eerste kwartaal 2015, tegenover -10,8 % in het vorige kwartaal. Deze negatieve inflatie is grotendeels te verklaren door de beslissing van de federale regering om vanaf april 2014 de btw-voet voor residentiële klanten (tijdelijk) te verlagen van 21 % tot 6 % voor alle componenten van de elektriciteitsrekening, dit tot einde 2015 (dan zal deze maatregel worden geëvalueerd). Bij gelijkblijvende belastingsvoet zouden de consumptieprijzen voor elektriciteit in het eerste kwartaal 2015 zijn gestegen met 5,1 % op jaarbasis, in tegenstelling tot een reële prijsverlaging van 7,9 %. Door middel van de indicator "gemiddelde Belgische elektriciteitsfactuur" 25 kan de evolutie worden opgevolgd van de verschillende componenten van de elektriciteitsprijs, namelijk de energiecomponent, de nettarieven, en de taksen en belastingen. In de totale elektriciteitsrekening heeft de energiecomponent een aandeel van 38,2 %, de nettarieven van 54,5 %, de taksen en heffingen van 2,5 %, en de btw van 4,8 %. Voor de totale gasrekening bedragen deze aandelen respectievelijk 56,8 %, 22,9 %, 3,2 % en 17,1 %. De kost van de energiecomponent binnen de elektriciteitsprijs (inclusief kosten voor groenestroom en warmtekrachtkoppeling) lag dit kwartaal 4,8 % hoger ten opzichte van dezelfde periode in 2014 (tegenover een inflatie van 5,5 % in het laatste kwartaal 2014) en kwam uit op 8,2 cent/kWh (38,2 % van de totale elektriciteitsprijs bij een standaard consumptiepatroon). Deze inflatie valt hoofdzakelijk te verklaren door de gemiddelde stijging van de energiecomponent in de vaste contracten. Opmerkelijk is dat de marktdynamiek (substitutie-effect ten voordele van goedkopere contracten) geen weerslag lijkt te hebben gehad op de gemiddelde kost van de energiecomponent. De kosten van de groene21
Vanaf 1 maart 2015 voor de netwerkbeheerder ORES
22
In het Vlaams Gewest werden de distributietarieven door de VREG goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2015 tot 31 december 2015. In het Waals Gewest werden de tarieven door de CWaPE goedgekeurd voor de regulatoire periode 2015-2016. In Brussel heeft regulator BRUGEL de nieuwe distributietarieven vastgelegd voor 5 jaar, van 2015 tot 2019, met de mogelijkheid tot indexering van deze tarieven in de loop van de periode.
23
Op grond van de BRUGEL-gegevens wordt de omvang van deze nieuwe extra kost voor de Brusselse consument geschat op 13 euro op de jaarlijkse elektriciteitsrekening (bij een verbruik van 3.500 kWh) en 21 euro voor de jaarlijkse gasrekening (bij een verbruik van 23.260 kWh). 24
Die wet voert onder meer het vangnetmechanisme in, waarin die maatregelen vervat zijn en dat op 31 december 2014 ten einde moest lopen. Het KB van 19 december 2014 (houdende verlenging van het mechanisme ingevoerd door artikel 20bis van de wet van 29 april 1999, publicatie in het B.S. op 30/12/2014) schrijft echter de verlenging voor van het vangnetmechanisme gedurende drie jaar, tot en met 31 december 2017.
25
De methodiek aangewend bij het berekenen van de indicator van de gemiddelde elektriciteitsfactuur voor de consument wordt uiteengezet in het "Jaarverslag 2011 van het Prijzenobservatorium".
16
stroom- en warmtekrachtkoppelingsbijdrage, die goed zijn voor ongeveer 19,5 % van de energiecomponent (7,4 % van de totale prijs van elektriciteit) zijn met gemiddeld 11,1 % gestegen ten opzichte van verleden jaar 26. De nettarieven gingen verder omhoog en kwamen gemiddeld uit op 11,7 cent/kWh in het eerste kwartaal 2015, wat goed is voor 54,5 % van de totale elektriciteitsprijs. Het prijsstijgingstempo op jaarbasis van deze tarieven kwam uit op 8,6 % dit kwartaal, tegenover 2,9 % in het vorige kwartaal. Meer bepaald zijn dit kwartaal (+4,3 % gemiddeld op jaarbasis) de tarieven voor elektriciteitstransport gestegen (met een gewicht van 9,3 % in de totale prijs) als gevolg van de aanpassing door de CREG van het tarief bedoeld voor de financiering van de (federale) groenestroomcertificaten, alsook als gevolg van de toepassing sinds 1 maart 2015 van een tarief voor de nieuwe openbaredienstverplichting, ter financiering van de kosten voor de strategische reserve. Na gedurende twee jaren bevroren te zijn geweest, stegen de distributiekosten met 9,2 % op jaarbasis, voornamelijk als gevolg van het in voege treden van nieuwe distributietarieven. Maar er deden zich opmerkelijke verschillen voor tussen de gewesten onderling. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kende een daling van deze tarieven met gemiddeld 5,0 % (ondankst de introductie van het nieuwe tarief “vennootschapsbelasting”) 27, terwijl het Waals en Vlaams gewest een stijging lieten optekenen van respectievelijk 5,5 % en 12,6 % op jaarbasis. De aanvragen voor tariefverhogingen werden gemotiveerd door de inspanningen van gerealiseerde investeringen van de afgelopen jaren, alsmede door de aankoopverplichting voor de distributienetbeheerders in Vlaanderen van groenestroomcertificaten voor de leveringen van elektriciteit tijdens de twee laatste jaren. 28 De component taksen en extra kosten (exclusief btw) 29, met een aandeel van 2,5 % in de totale prijs, ging in het eerste kwartaal 2015 gemiddeld met 4,5 % achteruit tegenover een jaar tevoren. Overigens was er sinds 1 april 2014 een tijdelijke btw-verlaging op elektriciteit van 21 % naar 6 %. Daaruit blijkt dat de daling op jaarbasis van de consumptieprijzen voor elektriciteit in het eerste kwartaal 2015 hoofdzakelijk te wijten is aan de btw-verlaging, deels gecompenseerd door de stijging van de energiecomponent en van de nettarieven. In het eerste kwartaal 2015 bedroeg de totale jaarlijkse elektriciteitsrekening van een doorsneehuishouden (jaarlijks verbruik van 3.500 kWh aan enkelvoudig tarief) gemiddeld 749 EUR, een vermindering van 60 EUR vergeleken met een jaar geleden 30.
26
De Belgische consument betaalt als onderdeel van zijn elektriciteitsfactuur een groenestroombijdrage (in de drie gewesten) en een bijdrage voor warmtekrachtkoppeling (enkel in Vlaanderen). Deze worden vrij bepaald door de elektriciteitsleveranciers en dienen om de aankoopkosten van verplichte groenestroomcertificaten terug te winnen (quota vastgelegd per decreet). Voor nadere informatie hierover: FOD Economie, "Eerste kwartaalverslag 2013 van het Prijzenobservatorium".
27
Op grond van zijn eigen tariefstelsel heeft regulator BRUGEL de nieuwe distributietarieven vastgelegd voor 5 jaar (van 2015 tot 2019), met een geplande indexering van die tarieven in de loop van de periode. Voor 2015 gaan de tarieven in dalende lijn wegens de sinds 2009 waargenomen structurele vermindering van de verbruikte hoeveelheden energie en als gevolg van de vermindering van de kosten voor de distributienetbeheerder over de gehele periode. Deze distributietarieven zullen vervolgens in de komende jaren terug geleidelijk aan stijgen. 28
In Vlaanderen zijn de distributienerbeheerders verplicht groenestroomcertificaten te kopen tegen een gegarandeerde minimumprijs. In Wallonië en Brussel geldt die verplichting voor de beheerder van het transmissienet Elia. 29
Deze component omvat de energiebijdrage, de federale bijdrage, de retributie voor de aansluiting in Wallonië en de toeslag voor de openbare dienstverplichtingen in Brussel.
30
De berekeningsmethode is gebaseerd op de verwervingsbenadering volgens de richtlijnen van Eurostat voor het GICP. Die benadering houdt rekening met een geschatte aankoopprijs (op jaarbasis) bij het ondertekenen van het contract. Die geschatte prijs is dus gebaseerd op een enkele waarde (de actuele waarde) van verschillende prijscomponenten die de energieleveranciers toepassen, in tegenstelling tot de betalingsbenadering, die rekening houdt met het gemiddelde van de maandprijzen van de 12 laatste maanden gewogen naargelang het maandelijkse consumptieniveau.
17
Grafiek 7: Indicator voor een gemiddelde elektriciteitsfactuur en zijn componenten (Consumptieprofiel Dc1 - In cent/kWh)
25
20
15
10
5
0
Energiecomponent
Nettarieven
Taksen en heffingen
Btw
Bronnen: Eigen berekeningen, VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie Opm. 1: Op de elektriciteitsfactuur dekken de nettarieven de kosten voor het gebruik van de distributienetwerken en voor het transport. Opm. 2: De hoeveelheid gratis elektriciteit die in het Vlaamse Gewest wordt toegekend, werd opgenomen in de energiecomponent. Deze steun zal worden afgeschaft vanaf 1 januari 2016.
Voor gas was de daling van de consumptieprijs op jaarbasis begin 2015 nog meer uitgesproken; de consument betaalde gemiddeld 8,9 % minder dan in dezelfde periode vorig jaar (tegenover een inflatie van -4,9 % in het vorige trimester). De indicator "gemiddelde Belgische gasfactuur" toont dat voor de kost van de energiecomponent van de gasprijs (inclusief transportkosten) een negatieve inflatie van gemiddeld 11,0 % genoteerd werd (tegenover -7,2 % in het vorige kwartaal). Deze component kostte 3,4 cent/kWh (of 56,8 % van de totale gasfactuur voor een standaard consumptieprofiel) tijdens de beschouwde periode. De daling van de kost van de energiecomponent wordt onder andere verklaard door de vermindering met 7,0 % van de transporttarieven van aardgas in januari 2015 (deze tarieven maken deel uit van de energiecomponent van gas, met een gewicht van 4,4 %).31 Deze daling werd volledig doorgerekend in de factuur van de consumenten. Naast deze vermindering van de transportkosten werd de daling van de energiecomponent van gas dit kwartaal ook veroorzaakt door de daling van de waarde van de indexeringsparameters van de variabele contracten, en door een gemiddelde daling van de vaste tarieven (die echter opnieuw zijn gestegen in maart). De marktdynamiek (substitutie-effect in het voordeel van goedkopere contracten) lijkt geen aanzienlijke invloed te hebben gehad op de evolutie van de gemiddelde kost van de energiecomponent in het kwartaal onder beschouwing. Na de prijsbevriezing van twee jaar hebben de regionale regulatoren nieuwe nettarieven (distributie, metingen en tellingen) goedgekeurd, die op 1 januari 2015 van kracht werden. De eindverbruiker betaalde dit kwartaal gemiddeld 5,6 % minder voor de distributiekosten van gas op jaarbasis. Er zijn echter verschillen tussen de gewesten. Deze tarieven daalden op jaarbasis met respectievelijk 6,6 % en 12,1 % in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Vlaams Ge-
31
De evolutie van de transporttarieven van aardgas en hun aandeel in de totale factuur werden door middel van de gegevens gepubliceerd door Electrabel in haar maandelijkse tarieffiches geschat.
18
west. In het Waals Gewest werd er een stijging van 3,1 % genoteerd. Het aandeel van de distributiekosten in het totaalbedrag van de gasfactuur bedroeg in dit kwartaal gemiddeld 22,9 %, of 1,4 cent/kWh. De taksen en heffingen op gas (exclusief btw) 32 werden in het eerste kwartaal 2015 aanzienlijk verhoogd: een stijging met 26,5 % op jaarbasis. Vanwege het relatief beperkte gewicht (3,2 %) van de taksen in de totaalfactuur voor gas was de impact ervan echter gering. In totaal blijkt dat de daling op jaarbasis van de consumptieprijzen voor gas in het eerste kwartaal 2015 voornamelijk te wijten is aan de daling van de kost van de energiecomponent (inclusief de transportkosten) samen met de daling van de distributietarieven. In het eerste kwartaal 2015 bedroeg de totale jaarlijkse gasfactuur van een doorsneehuishouden (jaarlijks verbruik van 23.260 kWh) gemiddeld 1.373 EUR, een vermindering van 131 EUR vergeleken met een jaar voordien.33 Grafiek 8: Indicator voor een gemiddelde aardgasfactuur en zijn componenten (Consumptieprofiel D3, In cent/kWh)
8 7 6 5 4 3 2 1 0
Energiecomponent
Nettarieven
Taksen en heffingen
Btw (21 %)
Bronnen: Eigen berekeningen, VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie Opm. 1: Op de gasfactuur dekken de nettarieven de kosten voor het gebruik van de distributienetwerken. Opm. 2: De toeslag beschermde klanten en de federale bijdrage zijn (sinds april 2014) niet onderworpen aan btw.
Na een geleidelijke vertraging in 2014 is de marktdynamiek (het aantal huishoudens dat van energieleverancier wisselde, berekend op basis van het aantal residentiële toegangspunten per leverancier) opnieuw toegenomen in het Vlaams Gewest in het eerste kwartaal 2015. Volgens de laatste statistieken van de VREG bedroeg het aandeel residentiële klanten in het Vlaams Gewest dat van leverancier veranderde in het eerste kwartaal 2015 3,9 % voor elektriciteit en 4,9 % voor gas (tegenover respectievelijk 2,1 % en 2,4 % in het vorige kwartaal). De percentages van het eerste kwartaal 2015 overschreden zelfs die van het eerste kwartaal 2014 (die gemiddeld respectievelijk 3,8 % en 4,6 % bedroe32
Deze component omvat de energiebijdrage, de federale bijdrage, de bijdrage beschermde klanten, de retributie voor de aansluiting in Wallonië en de toeslag voor de openbare dienstverplichtingen in Brussel.
33
De berekeningsmethode is gebaseerd op de verwervingsbenadering volgens de richtlijnen van Eurostat voor het GICP, en houdt geen rekening met de maandelijkse consumptieniveaus.
19
gen). Ter herinnering: de cijfers van het eerste kwartaal worden sterk beïnvloed door de resultaten van januari, een maand die traditioneel beschouwd wordt als een belangrijke overgangsmaand. Volgens de VREG zijn de marktaandelen van de historische operator Electrabel en van haar concurrenten Lampiris et Eni in het Vlaams Gewest in het beschouwde kwartaal licht verminderd ten gunste van Essent. Het marktaandeel van Luminus lijkt zich in Vlaanderen te stabiliseren. Voor het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest was het onmogelijk de ontwikkelingen in de energiemarkt in het eerste kwartaal 2015 te kennen toen dit rapport werd opgesteld.
II.2 Inflatie voor energie in de voornaamste buurlanden Net zoals in België zijn de energieprijzen in onze buurlanden in het eerste kwartaal 2015 op jaarbasis nog sterker gedaald, maar in mindere mate. De daling bedraagt gemiddeld -6,4 % (-3,0 % in het voorgaande kwartaal). De energieprijzen in België zijn dit kwartaal met 14,0 % gedaald op jaarbasis (-8,2 % in het voorgaande kwartaal). De inflatie voor energieproducten was opnieuw negatiever in België en deze productgroep leverde een bijdrage van 0,9 procentpunt tot het totale inflatieverschil ten voordele van België. Zoals sinds het derde kwartaal 2014 al het geval is, kenden alle buurlanden een negatieve inflatie voor energie in het eerste kwartaal 2015: -7,3 % in Duitsland (tegenover -3,6 % in het vorige kwartaal), -5,9 % in Nederland (tegenover -2,2 % in het voorgaande kwartaal) en -5,1 % in Frankrijk (tegenover -2,0 % in het vorige kwartaal).34 Grafiek 9: Kwartaalevolutie van de consumptieprijzen voor energie in België en in de voornaamste buurlanden (Jaarlijks veranderingspercentage)
30 25 20 15 10 5 0 -5 -10 -15 -20 2008
2009 België
2010 Duitsland
2011 Frankrijk
2012 Nederland
2013 2014 Gemiddelde buurlanden
2015
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium
34
Bij ongewijzigde indirecte belastingen zou de inflatie voor energie in het eerste kwartaal 2015 in België -10,9 % bedragen hebben (in plaats van -14,0 % nu, als gevolg van de btw-verlaging op elektriciteit van 21 % naar 6 % sinds april 2014), -7,8 % in Frankrijk (in plaats van -5,1 % nu, als gevolg van de invoering van een nieuwe klimaat- en energiebijdrage op het gasverbruik van huishoudens in april 2014 en de verhoging ervan in januari 2015 en de verhoging van de accijnzen op aardolieproducten in januari 2015), -7,2 % in Duitsland (in plaats van -7,3 % nu) en -7,0 % in Nederland (in plaats van -5,9 % nu, als gevolg van een verhoging van de accijnzen op alle aardolieproducten in januari 2015).
20
In het eerste kwartaal 2015 hebben alle onderzochte energieproducten bijgedragen tot het inflatieverschil voor energie ten voordele van België. Elektriciteit en vloeibare brandstoffen leverden dit kwartaal de grootste bijdragen, in mindere mate gevolgd door gas en motorbrandstoffen. In het eerste kwartaal 2015 zijn de prijzen voor elektriciteit op jaarbasis verder gedaald in België, als gevolg van de verlaging van de btw op elektriciteit van 21 % tot 6 % sinds april 2014 (-7,9 % maar minder uitgesproken dan in het voorgaande kwartaal), maar ze zijn gemiddeld verder gestegen in de buurlanden, zij het op een trager tempo (+1,5 % tegenover +2,4 %in het voorgaande kwartaal). In Nederland zijn de prijzen voor elektriciteit op jaarbasis opnieuw afgenomen (-0,9 % tegenover -0,8 % in het vorige kwartaal). In Duitsland zijn de prijzen in dit kwartaal ongewijzigd gebleven op jaarbasis (0,0 % tegenover 1,8 % in het laatste kwartaal 2014). De inflatie voor elektriciteit in Frankrijk is daarentegen licht toegenomen in dit kwartaal (4,3 % tegenover 4,1 % in het vorige kwartaal). Naast de vergelijking van de prijsevolutie op jaarbasis werd het prijsniveau van elektriciteit ook geanalyseerd in België en in de buurlanden, op basis van cijfers gepubliceerd door de CREG 35. Volgens de CREG-methodologie betaalde de Belgische consument in het eerste kwartaal 2015 voor zijn totale elektriciteitsfactuur (het totaal van alle componenten, inclusief netwerkkosten, diverse taksen en btw) 13,2 % minder dan gemiddeld in de buurlanden. In vergelijking met Duitsland betaalde de Belgische consument dit kwartaal veel minder voor zijn totale elektriciteitsfactuur, namelijk 29,6 %36. De Belgische consument betaalde voor zijn totale elektriciteitsfactuur echter 20,3 % meer dan in Frankrijk en 4,3 % meer dan in Nederland. Terwijl de prijsdaling op jaarbasis voor gas meer uitgesproken was in België in het eerste kwartaal 2015 (-8,9 % tegenover -4,9 % in het vorige kwartaal), zijn de gasprijzen gemiddeld ook sterker gedaald in de buurlanden maar in mindere mate dan in ons land (-1,1 %). Dit kwartaal bleek de inflatie voor gas negatief te zijn in Duitsland en in Nederland: -1,2% in Duitsland (tegenover -0,7 % in het vorige kwartaal), -3,3 % in Nederland (tegenover -1,0 % in het voorgaande kwartaal). In Frankrijk daarentegen is de prijs voor gas min of meer stabiel gebleven in vergelijking met het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar (+0,1 % tegenover 1,2 % in het vorige kwartaal). Net als voor elektriciteit vergelijkt de CREG ook de prijzen voor gas tussen België en de buurlanden. In het eerste kwartaal 2015 moest de Belgische consument gemiddeld 9,0 % minder betalen voor de totale gasfactuur dan zijn buurlanden. In vergelijking met elk buurland afzonderlijk betaalde de Belgische consument respectievelijk 7,6 %, 8,8 % en 17,2 % minder dan zijn Duitse, Franse en Nederlandse buren. Wat aardolieproducten betreft, lieten alle onderzochte landen in het eerste kwartaal 2015 een verdere prijsdaling op jaarbasis optekenen, maar deze daling was veel meer uitgesproken in België, vooral voor vloeibare brandstoffen37. In vergelijking met de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar zijn deze prijzen gemiddeld met 22,1 % gedaald in de buurlanden (-13,3 % in het vorige kwartaal) tegenover een daling met 27,3 % in België (-14,2 % in het laatste kwartaal 2014). In Duitsland zijn de prijzen van de vloeibare brandstoffen op jaarbasis gedaald met 24,0 % (-14,4 % in het vorige kwartaal) en in Frankrijk met 18,5 % (-11,1 % in het vorige kwartaal). 38 Motorbrandstoffen zagen hun prijzen dalen met gemiddeld 11,5 % op jaarbasis in de buurlanden (-5,9 % in het vorige kwartaal) tegenover een daling 35
De vergelijking van de energieprijzen tussen België en de buurlanden is gebaseerd op de methodologie van Frontier Economics die gehanteerd werd in de studie International comparison of electricity and gas prices for households en die verder ontwikkeld werd door de CREG. Voor meer informatie over deze publicaties en de methodologie, zie FOD Economie "Jaarverslag 2013 van het Prijzenobservatorium", INR. Voor elk land maakt de CREG een prijsvergelijking op basis van drie contracten: het standaardaanbod van de standaardleverancier, het beste aanbod en een concurrerend aanbod van de tweede leverancier op de markt. 36
Om de investeringen in hernieuwbare energiebronnen te financieren, heeft Duitsland begin 2013 de belastingen op elektriciteit verhoogd.
37
De sterkere daling van de inflatie van de aardolieproducten, en meer bepaald de vloeibare brandstoffen, in België wordt verklaard door de lagere accijnzen in ons land voor deze producten, waardoor ze sneller reageren op de schommelingen in de prijs voor de aardoliecomponent. Bovendien hebben Frankrijk en Nederland op 1 januari 2015 hun accijnzen op deze aardolieproducten nog meer verhoogd dan ons land.
38
Vloeibare brandstoffen worden niet opgenomen in het indexcijfer van Nederland.
21
met 14,7 % in België (-6,3 % in het vorige kwartaal). In vergelijking met het eerste kwartaal 2014 zijn de prijzen van brandstoffen in Duitsland met 12,2 % gedaald, in Frankrijk met 11,0 % en in Nederland met 10,3 % (in het vorige kwartaal bedroeg de inflatie respectievelijk -6,6 %, -5,7 % en -3,9 %). Naast de vergelijking van de prijsevolutie op jaarbasis kan het prijsniveau van aardolieproducten (net zoals voor elektriciteit en gas) ook geanalyseerd worden in België en in de buurlanden op basis van gegevens (inclusief btw en accijnzen) gepubliceerd door de Europese Commissie.39 Uit deze gegevens blijkt dat de prijs van benzine lager was in België dan in de buurlanden in het eerste kwartaal 2015: de prijs (eurosuper 95) was 2,1 % goedkoper in België dan gemiddeld in de buurlanden (in vergelijking met de individuele landen was België 12,8 % goedkoper dan Nederland, 1,6 % goedkoper dan in Duitsland maar 0,1 % duurder dan in Frankrijk)40. Voor diesel lagen de prijzen min of meer op hetzelfde niveau in België en gemiddeld in de buurlanden: 0,9 % goedkoper in België (5,9 % goedkoper in vergelijking met Nederland, 1,1 % goedkoper in vergelijking met Duitsland maar 0,7 % duurder in vergelijking met Frankrijk).41 Voor huisbrandolie moest de Belgische consument echter 11,1 % minder betalen dan gemiddeld in de buurlanden 42 (17,7 % minder dan Frankrijk en 5,6 % minder dan Duitsland). 43 Tabel 5: Inflatie voor energie en voornaamste categorieën in België en in de voornaamste buurlanden in het eerste kwartaal 2015 (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
Vaste brandstoffen Gas Elektriciteit Vloeibare brandstoffen Brandstoffen voor wegvervoer Energie
België
Gemiddelde buurlanden
Duitsland
0,5 -8,9 -7,9 -27,3 -14,7 -14,0
0,0 -1,1 1,5 -22,1 -11,5 -6,4
-0,5 -1,2 0,0 -24,0 -12,2 -7,3
Frankrijk 0,7 0,1 4,3 -18,5 -11,0 -5,1
Nederland Nb -3,3 -0,9 Nb -10,3 -5,9
Gewicht 2015 (in %) Gemiddelde buurlanden 1,0 1,1 19,8 20,4 21,8 28,9 19,5 10,9 37,9 36,9 100,0 100,0 België
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium Nb: niet beschikbaar.
39
The European Market Observatory for Energy.
40
Vergeleken met België lagen de accijnzen voor benzine (loodvrije, 61,52 eurocent per liter in België) in januari 2015 in Frankrijk 1,4 % hoger, in Duitsland 6,4 % hoger en in Nederland 24,5 % hoger. In 2015 bedroeg de btw voor benzine in België 21 %, in Duitsland 19 %, in Frankrijk 20 % en in Nederland 21 %.
41
Vergeleken met België lagen de accijnzen voor diesel (42,88 eurocent per liter in België) in januari 2015 in Frankrijk 9,2 % hoger, in Duitsland 9,7 % hoger en in Nederland 12,4 % hoger. In 2015 bedroeg de btw voor diesel in België 21 %, in Duitsland 19 %, in Frankrijk 20 % en in Nederland 21 %.
42
Huisbrandolie wordt niet opgenomen in het indexcijfer van Nederland.
43
De accijnzen op huisbrandolie zijn veel lager in België (1,715 eurocent per liter in België) dan in de buurlanden. Vergeleken met ons land waren de accijnzen voor huisbrandolie in januari 2015 in Duitsland 3,6 keer hoger en in Frankrijk 4,5 keer hoger. In 2015 bedroeg de btw voor huisbrandolie in België eveneens 21%, in Duitsland 19% en in Frankrijk 20%.
22
III Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in het eerste kwartaal 2015 III.1 Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in België In het eerste kwartaal 2015 lagen de grondstoffennoteringen voor bewerkte levensmiddelen (uitgedrukt in euro) 8,4 % lager dan een jaar voordien. Na de scherpe prijsdaling in de loop van 2014, gingen ze tussen oktober 2014 en februari 2015 wel met 6,6 % de hoogte in. Aan de grondslag van de daling op jaarbasis liggen nog steeds de afnemende Europese prijzen voor witte suiker, evenals de graan- en zuivelprijzen op de Europese markt, die echter na een periode van prijsdalingen opnieuw lijken toe te nemen 44. In maart 2015 lijkt zich weliswaar een nieuwe daling van de grondstoffennoteringen in te zetten. Grafiek 10: Prijsverloop in de voedingskolom (Index 2008=100)
115 105 95 85 75 65
Internationale noteringen voedingsgrondstoffen in euro, gewogen aan de hand van de consumptie in België (a) Afzetprijs van voedingsindustrie, gewogen aan de hand van de consumptie in België (b) Consumptieprijs bewerkte levensmiddelen Bronnen: EC, IMF, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium, NBB (a) Voor de grondstoffenprijzen werd op basis van de gegevens betreffende de Europese interne marktprijzen (granen, melk, eieren, en vetten), de grondstoffenprijzen van het IMF (cacao, koffie en vetten) en de gemiddelde Europese prijs voor witte suiker (verkoopprijzen van de suikerraffinaderijen voor bulkproducten, beschikbaar vanaf juli 2006 tot januari 2015, en geëxtrapoleerd aan de hand van de afzetprijs van de suikerindustrie in de Eurozone – 19 landen, en de laatste maand constant gehouden) een index samengesteld die het gemiddelde verloop van de voedingsgrondstoffennotering weergeeft. (b) Voor de berekening van de index betreffende de afzetprijzen werd een gewogen gemiddelde gemaakt van enerzijds de afzetprijzen voor de binnenlandse Belgische markt (voor de sectoren NACE 1040 Oliën en vetten, 1050 Zuivelproducten, 1060 Maalderijproducten, 1070 Bakkerijproducten, 1080 Andere voedingsmiddelen en 1100 Dranken) en anderzijds de (via Eurostat beschikbare) afzetprijzenstatistiek van dezelfde sectoren voor de Eurozone (19 landen). De in de detailhandel verkochte goederen worden immers zowel in België als in het buitenland geproduceerd. Aan beide reeksen werd, op basis van de input-outputtabellen, een gewicht toegekend van respectievelijk 60 % en 40 % (overeenkomstig het intermediair verbruik van bewerkte voedingsproducten van Belgische en buitenlandse oorsprong in de detailhandel). Voor het samenstellen van de index werden de gewichten van de betreffende sectoren binnen het GICP gebruikt. 44
De daling van de suikerprijs zou het gevolg zijn van een overaanbod op de Europese markt. Ook de lagere graanprijzen zijn veroorzaakt door een groot aanbod. De lagere zuivelprijzen zouden indirect een gevolg kunnen zijn van het Russische handelsembargo. De zuivelprijzen worden immers beïnvloed door vraag en aanbod op de wereldmarkt en in het eerste kwartaal 2015 waren de wereldprijzen voor bijvoorbeeld boter en magere melkpoeder ook sterk gedaald op jaarbasis. (Bronnen: EC, agripress.be)
23
Sinds april 2014 zijn de afzetprijzen van de voedingsindustrie lichtjes neerwaarts gericht. In januari-februari 201545 noteerden ze 1,6 % lager dan een jaar voordien. De consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen namen in de tweede helft van 2014 iets af, maar kenden sinds begin 2015 opnieuw een stijging. In het eerste kwartaal 2015 kwamen ze gemiddeld 1,3 % hoger uit dan in de overeenstemmende periode in 2014. In vergelijking met het voorgaande kwartaal bleef de inflatie in het eerste kwartaal 2015 nagenoeg op hetzelfde niveau. Voor de productgroepen alcoholvrije dranken (van 1,2 % naar 2,1 %), suiker, jam en chocolade (van 0,0 % naar 1,8 %) en brood en granen (van -0,2 % naar 0,2 %) nam het prijsstijgingstempo toe, terwijl de prijsdaling op jaarbasis voor oliën en vetten (van -1,7 % naar -1,1 %) iets minder uitgesproken was. De inflatie voor tabak (van 5,6 % naar 5,2 %), zuivel (van 0,4 % naar -1,3 %) en andere voedingsmiddelen (van -1,0 % naar -1,4 %) is gedaald. Enkel voor alcoholhoudende dranken bleef het prijsstijgingstempo quasi gelijk (van 1,1 % naar 1,0 %). Tabel 6: Recent verloop van de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
Tabak Alcoholvrije dranken Alcoholhoudende dranken Suiker, jam, chocolade Brood en granen Oliën en vetten Andere voedingswaren Zuivelproducten Bewerkte levensmiddelen
2012
2013
2014
3,6 2,8 1,8 4,9 2,9 3,9 3,9 2,6
4,2 1,1 5,2 3,4 2,9 2,4 1,7 2,2
3,1
3,2
2014
2015
2015 – I
6,9 1,0 3,2 0,0 0,1 -0,2 -0,9 2,6
I 5,9 -0,1 4,8 0,0 0,5 0,5 -1,2 3,1
II 8,8 1,3 4,1 -0,1 0,0 0,7 -0,9 3,7
III 7,3 1,6 2,7 0,1 0,0 -0,1 -0,3 3,2
IV 5,6 1,2 1,1 0,0 -0,2 -1,7 -1,0 0,4
I 5,2 2,1 1,0 1,8 0,2 -1,1 -1,4 -1,3
jan 5,4 1,7 0,8 1,9 0,1 -1,1 -1,4 -0,9
feb 5,3 2,0 1,1 1,4 0,3 -1,6 -1,5 -1,4
maa 5,0 2,5 1,2 2,0 0,4 -0,5 -1,4 -1,4
2,2
2,3
2,8
2,4
1,2
1,3
1,2
1,2
1,4
Bijdrage1
Gewicht2
1,0 0,2 0,2 0,1 0,1 0,0 -0,1 -0,2
20,2 10,8 16,1 8,4 22,8 2,4 4,8 14,5
1,3
100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium 1 2 Bijdrage tot de inflatie van de groep in het eerste kwartaal 2015 (in procentpunt), p.m. Gewicht in de groep in 2015 (in %)
De productcategorie tabak 46 was in het eerste kwartaal 2015 goed voor driekwart (1,0 procentpunt) van de inflatie voor bewerkte levensmiddelen. Nochtans vertraagde het prijsstijgingstempo opnieuw en kwam het uit op 5,2 % (tegenover 5,6 % tijdens het voorgaande kwartaal). Vooral losse tabak werd duurder (+6,1 %), maar ook voor lange en korte sigaretten (respectievelijk +5,6 % en +3,7 %) diende de consument meer te betalen. De accijnzen voor tabakswaren werden op 1 januari 2015 verhoogd, de vorige accijnsverhoging dateert van 1 januari 2014. Mochten de indirecte belastingen (btw en accijnzen) constant gebleven zijn, dan zou de inflatie voor tabaksproducten in het eerste kwartaal 2015 uitgekomen zijn op 4,3 %.47 Met een bijdrage van 0,2 procentpunt leverden de alcoholvrije dranken de op één na grootste bijdrage tot de inflatie van de bewerkte levensmiddelen. Het prijsstijgingstempo voor alcoholvrije dranken nam het afgelopen kwartaal opnieuw toe en kwam in het eerste kwartaal 2015 uit op 2,1 % (tegenover 1,2 % tijdens het voorgaande kwartaal). Limonade met thee-extracten (+10,4 %) werd opvallend duurder, evenals koffie (in bonen of gemalen) (+8,7 %), limonade (+5,5 %) en gashoudend water (+5,0 %). Voor instantcacao (-6,6 %), cola (-4,2 %) en energiedrank (-4,1 %) moest daarentegen minder betaald worden. De internationale noteringen voor koffiebonen 48 (uitgedrukt in euro) kenden tussen november 2013 en oktober 2014 een enorme opstoot (+90,3 %)49. Sindsdien zijn de koffieboonnoteringen neerwaarts 45
De meest recente gegevens dateren van februari 2015.
46
Het aandeel van tabak binnen de totale korf van de bewerkte levensmiddelen nam toe van 18,3 % in 2014 naar 20,2 % in 2015, voornamelijk ten nadele van brood en granen.
47
De Europese afzetprijs voor de vervaardiging van tabaksproducten lag in de periode januari-februari 2015 2,1 % hoger dan een jaar voordien.
48
Berekend als 85 % other milds (arabica) en 15 % robusta.
49
De hoge noteringen voor koffiebonen zijn onder andere veroorzaakt door slechte oogsten en minder gunstige weersvooruitzichten voor de koffieproductie in Brazilië, de grootste uitvoerder van koffiebonen ter wereld. (Bron: Bloomberg)
24
gericht (-15,8 % in maart 2015 ten opzichte van oktober 2014), maar dat heeft vooralsnog geen effect op de consumptieprijs voor koffie. De inflatie voor alcoholische dranken bedroeg 1,0 % en bleef dus nagenoeg gelijk aan de inflatie van het voorgaande kwartaal (1,1 %). Vooral vermout (+4,8 %), Beaujolais (+4,4 %), pilsbier in bak (+3,7 %) en trappistenbier (+3,0 %) werden op één jaar tijd fors duurder. Zonder wijziging van de indirecte belastingen zou de inflatie voor alcoholische dranken iets lager uitgekomen zijn (+0,9 %). Ondanks de stijging van de accijnzen voor alcoholische dranken op 1 januari 2015, bleef de impact dus heel beperkt. 50 De jaar-op-jaar prijsstijging van de productgroep suiker, jam en chocolade kwam in het eerste kwartaal 2015, na een nulinflatie in 2014, uit op 1,8 %. Voor melkchocolade (+8,5 %), pure chocolade (+7,4 %), melkchocolade met praliné (+6,8 %), pralines (+4,3 %) en chocopasta (+3,5 %) moest de consument opvallend meer betalen. Aardbeienjam (-8,0 %), viervruchtenjam (-4,2 %) en ijshoorntjes (-3,9 %) werden daarentegen goedkoper. Op de grondstoffenmarkt voor suiker, jam en chocoladeproducten blijven de noteringen voor witte suiker (i.e. bulkproducten van de suikerraffinaderijen) neerwaarts gericht: tussen januari 2013, toen de Europese prijs voor witte suiker zich op een hoogtepunt bevond, en januari 2015 (de meest recente beschikbare gegevens) daalde deze met 43,0 % als gevolg van overproductie op de Europese markt. De internationale noteringen voor cacaobonen lagen daarentegen in het eerste kwartaal 2015 (uitgedrukt in euro) 20,3 % hoger dan een jaar voordien en zelfs 61,4 % hoger dan in februari 2013 (hun meest recente laagste notering).51 De impact van de productgroep brood en granen, met een gewicht van 22,8 % de grootste groep binnen de bewerkte levensmiddelen, op de inflatie van de bewerkte levensmiddelen bedroeg in de beschouwde periode amper 0,1 procentpunt. Nadat de prijzen verleden jaar zo goed als stabiel gebleven waren op jaarbasis, bleef de inflatie ook in het eerste kwartaal 2015 beperkt tot 0,2 % met niettemin opvallende prijsdalingen voor ontbijtgranen (-11,8 %) en bloem (-3,4 %). De belangrijkste grondstof voor deze laatste, namelijk broodtarwe, noteerde in het eerste kwartaal 2015 5,2 % lager dan het voorgaande jaar. Deegwaren kostten in de winkel slechts 0,8 % meer, ondanks het feit dat de notering voor harde tarwe, de belangrijkste grondstof voor pasta, in de beschouwde periode 43,6 % hoger lag dan een jaar voordien. Voor het derde kwartaal op rij was de inflatie voor oliën en vetten negatief en bedroeg in het eerste kwartaal 2015 -1,1 %. Voor gewone braadmargarine betaalde de consument 5,2 % minder en ook olijfolie werd 4,2 % goedkoper, hoewel de prijs voor olijfolie de laatste drie maanden opnieuw opwaarts gericht was. Een aantal olienoteringen op de internationale grondstoffenmarkt kwamen in het eerste kwartaal 2015 lager uit dan in de overeenstemmende periode een jaar eerder: palmolie werd (uitgedrukt in euro) 6,2 % goedkoper op jaarbasis en sojaolie 3,5 %. De internationale noteringen voor olijfolie en zonnebloemolie daarentegen lagen respectievelijk 54,4 %52 en 4,5 % hoger dan een jaar voordien. Voor het zesde kwartaal op rij kenden de consumptieprijzen voor andere voedingswaren een jaar-op-jaar prijsdaling, zij het iets minder uitgesproken dan het kwartaal voordien (-1,4 % in het eerste kwartaal 2015 tegenover -1,0 % in het vierde kwartaal 2014). Deze prijsdaling is onder andere te wijten aan tomatensoep, die in de beschouwde periode 14,2 % goedkoper werd.
50
De Belgische afzetprijzen voor gedistilleerde dranken en bier lagen in de periode januari-februari 2015 (meest recente gegevens) respectievelijk 5,1 % en 3,5 % hoger dan tijdens de overeenstemmende periode een jaar eerder. De Europese afzetprijzen voor gedistilleerde dranken en wijn namen met respectievelijk 0,5 % en 0,4 % toe, terwijl die voor bier 2,9 % hoger uitkwamen. 51
De hogere noteringen voor cacaobonen op de wereldmarkt zouden het gevolg zijn van een hogere vraag dan voorspeld, voornamelijk vanuit Noord-Amerika en Azië. (Bron: Bloomberg)
52
Deze hoge noteringen voor olijfolie zijn het gevolg van slechte oogsten in twee belangrijke producerende landen, namelijk Spanje en Italië. Deze landen zagen in 2014 hun productie met respectievelijk de helft en een derde dalen door extreme weersomstandigheden en een plaag van de olijfvlieg. (Bron: Bloomberg)
25
Ook voor de zuivelproducten was de inflatie negatief in het eerste kwartaal 2015. Sinds het tweede kwartaal 2014 (+3,7 %) vertraagde het prijsstijgingstempo stelselmatig, om in het eerste kwartaal 2015 uit te komen op -1,3 %. Voor zowel volle als halfvolle melk diende de consument opvallend minder te betalen (respectievelijk -7,3 % en -8,9 %). Waarschijnlijk ligt de daling van de melkprijs, uitbetaald aan de melkveehouder, hier aan de oorsprong. Sinds december 2013, toen de melkprijs uitbetaald aan de melkveehouder zich op een hoogtepunt bevond (43,13 cent per liter), is deze met 29,9 % gedaald om uit te komen op 30,23 cent per liter in februari 2015 (meest recente gegevens). De dalende melkprijzen zijn enerzijds het gevolg van een productiestijging zowel binnen als buiten de EU en anderzijds zorgen ook de Russische invoerstop op Europese landbouwproducten en een lagere uitvoer naar China voor een neerwaartse druk op de mondiale prijzen van zuivelproducten53. Op jaarbasis waren eieren in het eerste kwartaal 2015 1,1 % goedkoper in de winkel. De (producenten)prijs op de markt van Kruishoutem kwam in het eerste kwartaal 2015 echter 8,5 % hoger uit dan een jaar voordien.
III.2 Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden De inflatie voor bewerkte levensmiddelen vertraagde gemiddeld in de buurlanden, van 0,9 % in het laatste kwartaal 2014 naar 0,4 % in het eerste kwartaal 2015. In België is ze echter licht toegenomen in dezelfde periode (van 1,2 % naar 1,3 %). Het inflatieverschil voor bewerkte levensmiddelen is dus groter geworden ten nadele van België, als gevolg van het inflatieverloop van de categorieën tabak en zuivelproducten 54. Alle buurlanden zagen hun inflatie voor bewerkte levensmiddelen dit kwartaal vertragen. In Duitsland en Nederland bereikte ze 1,1 % (tegenover respectievelijk 1,5 % en 1,4 % in het voorgaande kwartaal). In Frankrijk betaalde de consument zelfs gemiddeld 0,5 % minder voor bewerkte levensmiddelen in vergelijking met de overeenstemmende periode in 2014 (+0,1 % in het voorgaande kwartaal).55
53
Bronnen: BCZ, Europese Commissie
54
In het eerste kwartaal 2015 kwam de inflatie voor zuivelproducten negatief uit zowel in België (-1,3 % tegenover 0,4 in het voorgaande kwartaal) als gemiddelde in de buurlanden (-1,0 % tegenover 1,3 % gemiddeld). Ondanks de lagere inflatie voor deze categorie in België, is deze gemiddeld sterker afgenomen in de buurlanden ten opzichte van het voorgaande kwartaal.
55
Bij ongewijzigde indirecte belastingen zou de inflatie voor bewerkte levensmiddelen in België op 1,1 % uitgekomen zijn (tegenover 1,3 % nu), in Duitsland 0,9 % (tegenover 1,1 % nu) en in Frankrijk -0,6 % (tegenover -0,5 % nu), voornamelijk als gevolg van wijzigingen van accijnzen op tabak en/of alcoholische dranken. In Nederland zou de inflatie voor bewerkte levensmiddelen ongewijzigd zijn gebleven (1,1 %) ondanks de lichte verhoging van accijnzen op tabak in januari 2015.
26
Grafiek 11: Kwartaalevolutie van de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen in België en in de voornaamste buurlanden (Jaarlijks veranderingspercentage)
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 -1 2008
2009 België
2010 Duitsland
2011 Frankrijk
2012 Nederland
2013 2014 2015 Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium
Zoals het geval is sinds het tweede kwartaal 2014 heeft vooral tabak dit kwartaal bijgedragen tot het inflatieverschil ten nadele van ons land. In het eerste kwartaal 2015 was de gemiddelde daling van de inflatie voor tabak groter in de buurlanden, waar ze vertraagde van 3,1 % naar 2,1 %, dan in België, waar ze vorig kwartaal al een hoger peil bereikte (in ons land vertraagde de inflatie voor tabak van 5,6 % naar 5,2 % tussen het laatste kwartaal 2014 en het eerste kwartaal 2015). Deze vertraging van de inflatie voor tabak in de buurlanden is vooral te wijten aan Frankrijk en in mindere mate aan Duitsland, waar de inflatie voor deze categorie daalde tot respectievelijk 0,6 % (tegenover 3,5 % in het vorige kwartaal) en 2,9 % (tegenover 3,2 % in het vorige kwartaal). In Nederland nam de inflatie voor tabak echter aanzienlijk toe en bedroeg ze 3,3 % (tegenover 1,1 % in het voorgaande kwartaal). 56 Als tabak en alcoholhoudende dranken niet worden meegerekend, zouden de prijzen voor bewerkte levensmiddelen in het eerste kwartaal 2015 in België op jaarbasis met 0,2 % zijn gestegen, terwijl ze zouden zijn gedaald met gemiddeld 0,2 % in de drie buurlanden (+0,8 % in Nederland, +0,3 % in Duitsland en -1,1 % in Frankrijk).
56
Bij ongewijzigde indirecte belastingen zou de inflatie voor tabak in België 4,3 % bereikt hebben (tegenover 5,2 % nu), in Frankrijk 0,5 % (tegenover 0,6 % nu), in Duitsland 2,2 % (tegenover 2,9 % nu) en in Nederland 2,9 % (tegenover 3,3 % nu).
27
Tabel 7: Inflatie voor bewerkte levensmiddelen en voornaamste categorieën in België en in de voornaamste buurlanden in het eerste kwartaal 2015 (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld) Gemiddelde buurlanden
België Tabak Mineraalwater, frisdranken en sappen Koffie, thee en cacao Wijnen Gedistilleerde dranken Bier Suiker, jam, chocolade Brood en granen Oliën en vetten Andere voedingswaren Zuivelproducten Bewerkte levensmiddelen
5,2 1,3 5,4 0,5 -0,5 2,4 1,8 0,2 -1,1 -1,4 -1,3 1,3
2,1 -0,9 4,8 1,2 0,1 1,1 0,3 0,5 -5,0 -1,4 -1,0 0,4
Duitsland
Frankrijk
2,9 -1,0 9,4 0,9 1,0 1,6 3,2 1,6 -8,7 0,5 -2,3 1,1
0,6 -1,0 -1,3 1,7 -0,4 -0,7 -2,1 -0,6 -1,4 -3,9 -0,4 -0,5
Gewicht 2015 (in %) Gemiddelde buurlanden 20,2 19,6 8,4 7,9 2,4 3,9 9,6 7,1 1,4 3,2 5,1 5,7 8,4 8,6 22,8 19,5 2,4 2,7 4,8 4,9 14,5 17,0 100,0 100,0
Nederland
België
3,3 1,0 8,2 -0,3 0,8 -1,3 -1,2 0,4 -1,3 -1,0 2,2 1,1
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium
IV Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in het eerste kwartaal 2015 IV.1 Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in België Tijdens het eerste kwartaal 2015 was er voor de groep van de niet-bewerkte levensmiddelen opnieuw een negatieve inflatie, en dit voor het vierde kwartaal op rij. Met -0,9 % was de jaar-op-jaar prijsdaling echter minder uitgesproken dan in de laatste drie kwartalen van 2014. Voor fruit moest de consument 2,5 % minder betalen op jaarbasis (tegenover een inflatie van -5,5 % in het vierde kwartaal 2014) en voor groenten 2,7 % minder (tegenover -6,6 % in het vorige kwartaal). De prijs van vlees in de winkel is zo goed als stabiel gebleven in vergelijking met een jaar eerder (-0,1 %), terwijl het afgelopen kwartaal vis gemiddeld iets goedkoper was dan in de overeenstemmende periode een jaar eerder(-0,6 %). Gezien het relatief kleine gewicht van de niet-bewerkte levensmiddelen in de totale productkorf (7,6 %) bleef de impact op de totale inflatie beperkt tot -0,1 %. Tabel 8: Recent verloop van de consumptieprijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
Vlees Vis Fruit Groenten Niet-bewerkte levensmiddelen
2012
2013
2014
2,3 4,4 3,2 5,9
4,0 3,7 8,5 2,9
3,4
4,4
2014
2015
2015 – I
1,0 2,0 -4,5 -7,4
I 2,1 3,9 -3,1 -3,2
II 1,2 2,4 -3,7 -10,7
III 0,8 1,7 -6,0 -8,8
IV -0,2 0,1 -5,5 -6,6
I -0,1 -0,6 -2,5 -2,7
jan 0,0 -0,7 -6,9 -5,2
feb -0,3 -0,7 -0,9 -0,4
maa 0,0 -0,6 0,3 -2,5
-1,3
0,5
-1,8
-1,9
-2,1
-0,9
-2,0
-0,3
-0,4
Bijdrage1
Gewicht2
0,0 -0,1 -0,3 -0,5
53,4 12,1 15,0 19,5
-0,9
100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium 1 2 Bijdrage tot de inflatie van de groep in het eerste kwartaal 2015 (in procentpunt), p.m. Gewicht in de groep in 2015 (in %)
Vlees kostte het afgelopen kwartaal ongeveer evenveel als in de overeenstemmende periode vorig jaar. Terwijl de consumptieprijs voor runds-en kalfsvlees nog iets toenam op jaarbasis (+1,1 %), bleef de prijs stabiel voor varkensvlees (-0,3 %) en vleesbereidingen (-0,4 %) en was er sprake van een prijsdaling voor gevogelte (-4,2 %). Wat de landbouwprijs betreft, kwam voornamelijk de varkenskarkasprijs het afgelopen kwartaal lager uit dan verleden jaar (-15,8 %), terwijl een runderkarkas een prijsdaling van 5,0 % kende over de beschouwde periode. Voor het eerst sinds het vierde kwartaal 2009 werd vis gemiddeld goedkoper in vergelijking met de overeenstemmende periode een jaar eerder(-0,6 %). Binnen de productgroep waren er echter tegengestelde prijsbewegingen waar te nemen. Terwijl verse vis, zoals tong (+4,1 % tussen het eerste kwartaal 2014 en dat van 2015), forel (+3,9 %) en kabeljauw (+3,6 %) gemiddeld duurder werd, waren er significante prijsdalingen voor verse zeevruchten zoals grijze garnalen (gemiddeld -6,9 % in vergelijking met het eerste kwartaal 2014) en mosselen (-12,2 %). Voor diepgevroren vis zoals
28
zalm en fishsticks lagen de consumptieprijzen het afgelopen kwartaal hoger dan een jaar geleden (+5,2 %). Voor tonijn in blik daarentegen betaalde de consument 4,1 % minder ten opzichte van het overeenstemmende kwartaal vorig jaar. Na de jaar-op-jaar prijsdaling in 2014 (gemiddeld -4,5 %), was fruit tijdens de beschouwde periode opnieuw goedkoper ten opzichte van de overeenstemmende periode vorig jaar 57, zij het iets minder uitgesproken met 2,5 %. Vooral bij inheems vers fruit waren de prijsdalingen minder opvallend. Zo kostten bijvoorbeeld ronde peren 4,8 % minder (vorig kwartaal nog 31,7 % minder), conference peren waren 13,9 % goedkoper (vorig kwartaal nog 33,2 %) en appelen golden 18,5 % goedkoper (tegenover een prijsdaling van 27,3 % tijdens het laatste kwartaal van 2014). De enige fruitsoort waar de consument meer moest voor betalen waren kiwi’s, die 5,5 % duurder zijn geworden ten opzichte van het eerste kwartaal 2014. Net zoals fruit, liet ook de categorie groenten voor het vijfde opeenvolgende kwartaal een negatieve inflatie optekenen. De jaar-op-jaar prijsdalingen voor groenten waren echter eveneens een stuk minder uitgesproken tijdens de beschouwde periode dan tijdens het laatste kwartaal 2014 (-2,7 % ten opzichte van -6,6 %), desondanks leverde deze categorie nog steeds de grootste bijdrage aan de negatieve inflatie voor onbewerkte levensmiddelen (-0,5 procentpunt). In vergelijking met het voorgaande kwartaal, was er nu zelfs een positieve inflatie voor kropsla (+19,5 %), bloemkolen (+18,6 %) en prei (+7,8 %). Ook witloof (+22,1 %) en veldsla (+5,6 %) noteerden een stuk duurder ten opzichte van het eerste kwartaal 2014. De jaar-op-jaar prijsstijgingen voor deze groenten werden echter meer dan gecompenseerd door de negatieve inflatie voor broccoli (-20,7 %), paprika’s (-8,7 %), wortelen (-5,9 %) en gemengde sla (-4,2 %). Door een uitzonderlijk hoog aanbod58 ten slotte, kostten ook aardappelen veel minder dan verleden jaar (-19,8 %).
IV.2 Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden In het eerste kwartaal 2015 werd gemiddeld in onze voornaamste buurlanden opnieuw een negatieve inflatie opgetekend voor niet-bewerkte levensmiddelen: -0,3 % gemiddeld in de buurlanden tegenover -0,9 % in België. De bijdrage van deze productgroep tot het totale inflatieverschil kwam voor het tweede kwartaal op rij uit op 0,1 procentpunt ten voordele van België. In Duitsland en Nederland werd de inflatie voor deze productgroep in het eerste kwartaal 2015 meer uitgesproken negatief, met respectievelijk -1,3 % en -2,0 % (-0,9 % en -1,2 % in het laatste kwartaal 2014). Frankrijk daarentegen kende een toename van de inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen van 0,2 % in het voorgaande kwartaal naar 1,0 % het afgelopen kwartaal.
57
Onder andere als gevolg van de relatief goede oogst in 2014 en de neerwaartse impact van de Russische boycot op de prijzen.
58
De Belgische aardappeloogst 2014 zorgde voor een totale productie van 4,58 miljoen ton. Als gevolg van het grotere areaal en de hogere opbrengst per hectare, was de productie ruim 1 miljoen ton groter dan het gemiddelde van de voorbije 5 jaar (bron: Het Interprovinciaal Proefcentrum voor de Aardappelteelt, PCA).
29
Grafiek 12: Kwartaalevolutie van de consumptieprijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen in België en in de voornaamste buurlanden (Jaarlijks veranderingspercentage)
8
6
4
2
0
-2
-4 2008
2009 België
2010
2011
Duitsland
2012
Frankrijk
2013
Nederland
2014
2015
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium
Met uitzondering van vlees leverden alle categorieën een voor ons land gunstige bijdrage aan het inflatieverschil voor onbewerkte levensmiddelen. 59 Groenten leverden de belangrijkste bijdrage ten voordele van ons land doordat de Belgische inflatie voor deze categorie respectievelijk -2,7 % bedroeg daar waar de buurlanden gemiddeld een minder negatieve inflatie lieten optekenen (-0,2 %). Voor groenten kan, net zoals voor fruit, opgemerkt worden dat de inflatie zowel in België als in de voornaamste buurlanden begin 2015 minder negatief is geworden dan gemiddeld in 2014. Tabel 9: Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen en voornaamste categorieën in België en in de voornaamste buurlanden in het eerste kwartaal 2015 (Jaarlijks veranderingspercentage) België Vlees Vis Fruit Groenten Niet-bewerkte levensmiddelen
-0,1 -0,6 -2,5 -2,7 -0,9
Gemiddelde buurlanden -0,4 0,5 -0,9 -0,2 -0,3
Duitsland -0,9 1,0 -1,7 -2,5 -1,3
Frankrijk 0,2 0,2 0,4 4,1 1,0
Nederland -1,8 0,2 -1,8 -2,9 -2,0
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium
59
De inflatie voor vlees bedroeg -0,1 % in België tegenover -0,4 % gemiddeld in de buurlanden.
30
Gewicht 2015 (in %) Gemiddelde België buurlanden 53,4 50,6 12,1 10,8 15,0 16,5 19,5 22,0 100,0 100,0
V Inflatie voor diensten in het eerste kwartaal 2015 V.1 Inflatie voor diensten in België In het eerste kwartaal 2015 kwam de diensteninflatie uit op 2,4 %, wat een versnelling betekende van het prijsstijgingstempo na twee opeenvolgende vertragingen. Met een gewicht van 40,8 % droeg deze productgroep het meeste bij tot de totale inflatie (1,0 procentpunt). De versnelling van het prijsstijgingstempo voor diensten werd in de eerste plaats veroorzaakt door de toename van de inflatie voor overige diensten (onder andere sociale bescherming en diensten van artsen, van 2,0 % in vierde kwartaal 2014 naar 3,1 % in eerste kwartaal 2015). Ook vervoer- en communicatiediensten hebben bijgedragen tot de versnelling van de diensteninflatie. Terwijl voor vervoerdiensten de inflatie toenam van 1,9 % in het vierde kwartaal 2014 tot 2,3 % in het eerste kwartaal 2015, kwam de inflatie voor communicatiediensten minder laag uit (-1,2 % in het eerste kwartaal 2015 tegenover -3,0 % in het vierde kwartaal 2014). Het prijsstijgingstempo van vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging bleef nagenoeg stabiel (2,6 % in het eerste kwartaal 2015). Enkel voor huisvestingsdiensten (van 3,6 % naar 3,3 %) en reizen (van 1,2 % naar 0,0 %) is de inflatie afgenomen. Tabel 10: Recente verloop van de consumptieprijzen voor diensten (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
Overige diensten Sociale bescherming Medische en paramedische diensten Ziekenhuizen Verzekering i.v.m. gezondheid Onderwijs Andere verzekeringen Financiële diensten, n.e.g. Geneeskundige prestataties tandartsen Andere diensten, n.e.g. Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging Restaurants en cafés Culturele diensten Kapsalons en schoonheidsinstituten Recreatieve sportdiensten Kantines Droogkuis, verstelling en verhuur kledij Herstelling audio en videoapparatuur Huisvestingsdiensten Huishoudelijke en andere diensten voor de woning Riolering Huur Huisvuilophaling Verzekering i.v.m. woning Diensten onderhoud, herstelling woning Andere diensten i.v.m. woning Vervoerdiensten Onderhoud en herstellingen Personenvervoer door de lucht Personenvervoer over de weg Andere diensten voor privévoertuigen Verzekeringen i.v.m. het vervoer Personenvervoer per spoor Andere vervoerdiensten
2012
2013
2014
2,9 3,8 1,6 1,5 1,4 2,4 1,0 -0,7 1,6 6,4 2,9 2,7 5,0 2,2 1,5 2,6 3,5 0,7 2,4
2,0 2,3 2,3 2,5 2,9 0,8 4,0 -0,6 4,2 1,4 2,5 2,9 2,3 2,7 0,7 2,4 3,6 1,9 2,4
1,7 11,4 1,5 1,2 5,7 1,8 2,7 2,3 2,3 3,8 2,6 2,0 1,3 2,9 2,0
2014
2015
2015 – I jan feb maa 2,9 3,1 3,3 4,0 4,6 4,9 8,1 8,1 8,1 1,1 1,6 1,6 3,0 2,9 2,9 1,3 1,3 1,3 3,3 3,3 3,3 3,5 3,5 3,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 2,7 2,6 2,6 2,7 2,7 2,7 3,4 3,2 3,3 2,6 2,3 2,2 2,0 2,0 1,8 1,6 1,6 1,6 3,0 2,9 3,0 4,4 4,1 4,5 3,6 3,3 3,1
1,9 2,6 1,1 0,8 4,5 1,6 4,2 3,3 1,4 1,5 2,9 2,9 3,3 2,8 2,3 1,9 3,7 4,3 3,3
I 1,7 1,7 1,4 0,5 5,9 1,7 4,9 3,3 1,4 2,0 2,8 2,9 2,9 3,0 1,7 2,0 4,1 3,3 2,8
II 2,1 2,9 1,0 1,0 4,0 1,7 5,8 3,3 1,4 1,7 2,8 3,0 2,3 2,8 2,7 2,0 3,9 4,6 3,3
III 1,8 2,5 1,0 0,9 4,0 1,7 3,2 3,3 1,4 1,2 3,1 2,9 4,4 2,8 3,0 1,8 3,6 4,9 3,6
IV 2,0 3,3 1,0 0,9 4,0 1,3 3,1 3,3 1,4 0,9 2,7 2,7 3,4 2,6 1,7 1,6 3,2 4,4 3,6
I 3,1 4,5 8,1 1,4 2,9 1,3 3,3 3,5 0,0 0,0 2,6 2,7 3,3 2,4 1,9 1,6 3,0 4,3 3,3
4,3
5,4
4,7
5,2
5,9
5,7
5,1
5,4
5,2
3,4 1,3 1,4 6,4 2,1 3,1 2,8 3,8 6,0 0,2 1,8 1,2 1,8 2,8
9,4 1,7 18,5 3,6 2,4 3,7 2,8 3,9 3,8 3,6 1,0 1,3 1,7 3,7
8,5 1,8 0,5 4,0 2,1 3,7 3,4 4,8 2,0 4,5 1,5 1,9 1,7 3,3
9,7 1,7 18,5 3,8 2,6 4,1 2,8 4,1 3,8 3,6 1,1 0,6 1,7 4,1
9,7 1,7 27,5 3,1 2,6 3,7 3,1 3,7 10,8 3,2 0,5 1,7 1,7 4,1
9,7 1,7 27,5 3,4 2,3 3,2 1,9 3,0 -1,6 3,0 0,8 1,0 1,7 3,3
11,5 1,3 27,5 2,4 2,3 2,8 2,3 2,8 4,4 4,5 0,7 0,7 0,6 3,0
14,0 1,4 27,5 2,4 2,3 3,4 2,3 3,0 5,5 3,1 0,7 0,4 1,7 3,5
10,4 1,2 27,5 2,4 2,2 2,9 2,3 2,9 4,3 5,1 0,7 0,4 0,0 3,5
31
Bijdrage1
Gewicht2
0,76 0,36 0,22 0,10 0,04 0,02 0,02 0,01 0,00 0,00 0,72 0,43 0,14 0,08 0,05 0,02 0,00 0,00 0,66
25,8 6,4 2,7 8,9 1,4 1,3 0,5 0,2 1,0 1,6 25,1 14,9 3,6 3,5 2,2 0,7 0,1 0,1 20,4
4,8
0,18
3,4
10,4 1,1 27,5 2,4 2,3 2,3 2,3 2,6 3,5 5,2 0,7 1,3 0,0 2,1
0,14 0,14 0,11 0,05 0,03 0,01 0,36 0,20 0,06 0,06 0,02 0,01 0,01 0,00
1,2 11,0 0,6 2,2 1,7 0,2 15,3 7,0 0,6 1,3 2,9 2,3 1,2 0,1
Reizen
3,6
-1,2
1,5
3,0
Pakketreizen
4,0
1,0
2,5
2,5
3,8
Accommodatie Communicatie Posterijen Telefoon- en faxtoestellen en -diensten Diensten
2,9
-2,3
-1,3
4,5
5,2 -0,2
-0,6 6,6 -1,0 2,5
-2,9 3,1 -3,2 1,9
-2,8 4,1 -3,1 2,3
-3,8 3,0 -4,1 2,2
-1,9 4,5 -2,2 2,5
60
-1,6
1,2
0,0
0,6
2,7
-3,3
-0,04
6,6
0,7
1,8
-0,6
0,1
2,9
-4,8
-0,04
4,4
61
-7,4 -2,5 4,5 -2,8 2,2
-0,4
2,0
1,3
3,5
1,2
-0,01
2,2
-3,0 4,5 -3,3 2,1
-1,2 4,3 -1,4 2,4
-2,5 7,5 -2,8 2,3
-0,5 2,9 -0,7 2,6
-0,5 2,9 -0,7 2,2
-0,05 0,01 -0,07 2,39
8,4 0,3 8,1 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium 1 2 Bijdrage tot de inflatie van de groep in het eerste kwartaal 2015 (in procentpunt), p.m. gewicht in de groep in 2015 (in %)
De productcategorie overige diensten leverde het afgelopen kwartaal de grootste bijdrage tot de diensteninflatie (0,76 procentpunt). In het eerste kwartaal 2015 diende de consument gemiddeld 3,1 % meer te betalen voor deze diensten dan in de overeenkomstige periode 2014. Zo kostte sociale bescherming in het eerste kwartaal 2015 gemiddeld 4,5 % meer dan een jaar voordien. Voornamelijk een verblijf in een rusthuis werd duurder. Voor diensten van artsen en van beoefenaren van paramedische beroepen betaalde de consument in het eerste kwartaal 2015 gemiddeld 8,1 % meer dan in het eerste kwartaal 2014 (enkel de eigen bijdrage voor de patiënt, het zogenaamde remgeld, wordt in de index in rekening gebracht). Deze prijsstijging werd onder andere veroorzaakt door de harmonisering van het remgeld bij een bezoek aan een specialist. Dit bedrag werd op 1 januari 2015 ingesteld op 12 EUR. De prijs voor verpleging in een ziekenhuis nam op jaarbasis met gemiddeld 1,4 % toe (wat te wijten is aan de prijsstijging voor een éénpersoonskamer). De versnelling van het prijsstijgingstempo van overige diensten (van 2,0 % naar 3,1 %) was voornamelijk het gevolg van de toename van de inflatie van de subcategorieën diensten van artsen en beoefenaren van paramedische beroepen (van 1,0 % naar 8,1 %), sociale bescherming (van 3,3 % naar 4,5 %) en verpleging in een ziekenhuis (van 0,9 % naar 1,4 %). Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging heeft in het eerste kwartaal 2015 de op één na grootste bijdrage tot de diensteninflatie geleverd (0,72 procentpunt). De jaar-op-jaar prijsstijging van deze productcategorie kwam in het eerste kwartaal 2015 uit op 2,6 %. De subcategorie restaurants en cafés droeg, door het grote gewicht, het meeste bij tot de inflatie van vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging. Voor een restaurant- of cafébezoek diende de consument in het eerste kwartaal 2015 gemiddeld 2,7 % meer te betalen dan een jaar geleden. Culturele diensten (zoals onder andere museum-, bibliotheek- of dierentuinbezoek en festivals) waren in het eerste kwartaal 2015 gemiddeld 3,3 % duurder dan in de overeenkomstige periode 2014. Het prijsstijgingstempo van de productcategorie vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging bleef min of meer stabiel, net als dat van de onderliggende categorieën. De inflatie voor huisvestingdiensten daalde licht tot 3,3 % in het eerste kwartaal 2015 (tegenover 3,6 % in het vierde kwartaal 2014). Huishoudelijke diensten voor het onderhoud van de woning waren in het eerste kwartaal 2015 gemiddeld 5,1 % duurder dan in de overeenkomstige periode 2014. Voornamelijk een babysitdienst kostte meer dan een jaar geleden. Bijdragen voor riolering lagen in het eerste kwartaal 2015 maar liefst 11,5 % hoger dan een jaar eerder. De bovengemeentelijke saneringsbijdrage voor water werd zowel in Vlaanderen als in Wallonië verhoogd op 1 januari 2015. Daarnaast hebben verschillende gemeenten ook de gemeentelijke saneringsbijdrage voor water opgetrokken. Werkelijke woninghuur kwam in de beschouwde periode 1,3 % hoger uit dan een jaar voordien. De vertraging van het prijsstijgingstempo van de productcategorie huisvestingsdiensten werd onder andere veroorzaakt door een afname van de inflatie voor de werkelijke woninghuur (van 1,7 % naar 1,3 %), voor huishoudelijke diensten voor het onderhoud van de woning (van 5,7 % naar 5,1 %) en voor de verzekering in verband met de woning (van 3,4 % naar 2,4 %). De inflatie voor vervoerdiensten kwam in het eerste kwartaal 2015 uit op 2,3 %, wat een versnelling is ten opzichte van het vierde kwartaal 2014 (1,9 %). Mede door zijn grote gewicht, heeft de subcategorie onderhoud en reparatie de grootste bijdrage geleverd tot de inflatie van de vervoerdiensten. De consument diende in het eerste kwartaal 2015 gemiddeld 2,8 % meer te betalen voor deze diensten (onder andere vervangen van remblokjes en olie verversen). Per60
De hogere inflatie (5,2 %) in het tweede kwartaal 2014 heeft onder andere te maken met de periode waarin de paasvakantie viel in 2013 en 2014. In 2014 viel de paasvakantie volledig in april, terwijl de paasvakantie in 2013 deels in maart viel.
61
De lage inflatie (-7,4 %) in het derde kwartaal 2014 is te wijten aan fors lagere prijzen voor voornamelijk campings, vakantiecentra en jeugdherbergen.
32
sonenvervoer door de lucht was in de beschouwde periode 4,4 % duurder dan een jaar voordien. Ook de tarieven voor personenvervoer over de weg namen toe op jaarbasis (+4,5 %). Op 1 februari 2015 hebben zowel MIVB als De Lijn hun tarieven aangepast, terwijl de tarieven van de Waalse vervoersmaatschappij TEC ongewijzigd bleven. De versnelling van het prijsstijgingstempo van de vervoerdiensten werd voornamelijk veroorzaakt door de subcategorie personenvervoer door de lucht (van -1,6 % naar 4,4 %). Voor reizen was er in het eerste kwartaal 2015 geen prijsverandering op jaarbasis. Pakketreizen werden in de beschouwde periode gemiddeld 0,6 % goedkoper. Zo werd voor citytrips veel minder betaald. Accommodaties (zoals een hotelkamer) daarentegen kwamen gemiddeld 2,0 % duurder uit op jaarbasis. De vertraging van de inflatie voor reizen (van 1,2 % naar 0,0 %) is voornamelijk te danken aan een vertraging van het prijsstijgingstempo van pakketreizen (van 1,8 % naar -0,6 %). Communicatiediensten waren in het eerste kwartaal 2015 op jaarbasis gemiddeld 1,2 % goedkoper. Hiermee kwam het inflatiecijfer in het eerste kwartaal 2015 minder negatief uit dan de voorgaande kwartalen. Consumptieprijzen voor mobiele telefoondiensten lagen in het eerste kwartaal 2015 gemiddeld 7,4 % lager, terwijl een telefoongesprek met een vast toestel gemiddeld 4,7 % duurder was. Bundels, dewelke goed zijn voor tweederde van het gewicht van de categorie telefoon- en faxdiensten en waarbij meer specifiek triple play - aanbiedingen gevolgd worden, kwamen in het eerste kwartaal 2015 gemiddeld 0,4 % duurder uit dan in de overeenstemmende periode 2014. Uit een studie van het BIPT over de prijsniveaus van telecommunicatiediensten in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland62 blijkt dat de tarieven in België voor twee specifieke triple play – profielen, namelijk een profiel met een medium internet snelheid (30 Mbps ≤ snelh < 60 Mbps) en met een zeer hoge snelheid (> 100Mbps), duurder zijn dan het gewogen gemiddelde van de drie voornaamste buurlanden (respectievelijk 17,5 % en 28,8 % duurder in België). Voor beide profielen zijn de Nederlandse tarieven het duurst (respectievelijk 18,1 % en 11,7 % duurder dan in België) en de tarieven in Frankrijk het goedkoopst (respectievelijk 72,0 % en 111,1 % duurder in België). De Belgische aanbiedingen met internet in de snelheidscategorie van 60 tot 100 Mbps kunnen enkel maar vergeleken worden met Nederland. In deze laatste categorie blijkt België te beschikken over de goedkoopste aanbiedingen (19,1 % goedkoper dan in Nederland).
V.2 Inflatie voor diensten in de voornaamste buurlanden Daar waar de Belgische inflatie voor diensten lichtjes versnelde tot 2,4 % in het eerste kwartaal 2015, vertraagde de inflatie voor diensten in de voornaamste buurlanden licht tot 1,2 % (respectievelijk 2,1 % en 1,5 % in het laatste kwartaal 2014). Hierdoor nam de bijdrage van de diensten tot het totale inflatieverschil ten nadele van België toe tot 0,4 procentpunt. In onze voornaamste buurlanden was de inflatie voor diensten erg gelijkaardig met 1,4 % in Nederland, en 1,2 % in Duitsland en Frankrijk. 63
62
Op 22 januari 2015 publiceerde het BIPT de vergelijkende studie Prijsniveau Telecomproducten in België, Nederland, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk (tarieven van augustus 2014). In bijlage 4 is een samenvattende tabel opgenomen met daarin de tarieven voor de verschillende profielen voor de verschillende landen. In de analyse van het Prijzenobservatorium werd het Verenigd Koninkrijk buiten beschouwing gelaten. In de BIPT-studie werden consumentenprofielen opgesteld voor mobiele telefonie – post paid (6 profielen), mobiele telefonie – pre-paid (4 profielen), vaste telefonie (5 profielen), mobiel internet (4 profielen) en multiple play (Dual play - 1 profiel, Triple play – 3 profielen). Voor elk profiel werd per operator het goedkoopste tarief weerhouden. Op basis van de marktaandelen van de verschillende operatoren werd per profiel een gewogen gemiddelde berekend.
63
Bij ongewijzigde indirecte belastingen was de inflatie voor diensten in elk van de onderzochte landen hetzelfde geweest als de reële inflatie.
33
Grafiek 13: Kwartaalevolutie van de consumptieprijzen voor diensten in België en in de voornaamste buurlanden (Jaarlijks veranderingspercentage)
4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 2008
2009 België
2010 Duitsland
2011
2012
Frankrijk
Nederland
2013
2014
2015
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium
Naast de categorie cafés en restaurants leverden nog een aantal categorieën een aanzienlijke bijdrage aan het inflatieverschil voor diensten ten nadele van ons land, zijnde sociale bescherming (waartoe rusthuizen en peutertuinen behoren), medische en paramedische diensten en huishoudelijke en ander diensten in verband met woning (vb. uitgaven voor babysitdiensten en schoonmaakdiensten). 64 De categorie huur leverde de belangrijkste bijdrage aan het inflatieverschil ten voordele van ons land, voornamelijk omwille van het kleinere gewicht van deze categorie in België.
64
Voor elk van deze categorieën liet België een hogere inflatie optekenen dan gemiddeld in de buurlanden: voor cafés en restaurants was dit respectievelijk 2,7 % tegenover 1,9 % en voor sociale bescherming 4,5 % tegenover 3,0 %, het grotere gewicht van deze twee categorieën in België verklaarde mede de belangrijke bijdrage. Voor huishoudelijke en andere diensten in verband met woning en medische en paramedische diensten kwam de inflatie in België aanzienlijk hoger uit dan in de buurlanden met respectievelijk 5,2 % en 8,1 % in België tegenover 1,6 % en 0,4 % in de voornaamste buurlanden.
34
Tabel 11: Inflatie voor diensten en voornaamste categorieën in België en in de voornaamste buurlanden in het eerste kwartaal 2015 (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld) België Overige diensten Sociale bescherming Medische en paramedische diensten Ziekenhuizen Verzekering i.v.m. gezondheid Onderwijs Andere verzekeringen Financiële diensten, n.e.g. Geneeskundige prestaties tandartsen Andere diensten, n.e.g. Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging Restaurants en cafés Culturele diensten Kapsalons en schoonheidsinstituten Recreatieve sportdiensten Kantines Droogkuis, verstelling en verhuur kledij Herstelling audio en videoapparatuur Huisvestingsdiensten Huishoudelijke en andere diensten voor de woning Riolering Huur Huisvuilophaling Verzekering i.v.m. woning Diensten onderhoud, herstelling woning Andere diensten i.v.m. woning Vervoerdiensten Onderhoud en herstellingen Personenvervoer door de lucht Personenvervoer over de weg Andere diensten voor privévoertuigen Verzekering i.v.m. vervoer Personenvervoer per spoor Andere vervoerdiensten Reizen Pakketreizen Accommodatie
Gemiddelde buurlanden
Duitsland
Frankrijk
Nederland
3,1
1,0
0,5
1,5
2,3
4,5 8,1 1,4 2,9 1,3 3,3 3,5 0,0 0,0 2,6 2,7 3,3 2,4 1,9 1,6 3,0 4,3 3,3 5,1 11,5 1,3 27,5 2,4 2,3 2,8 2,3 2,8 4,4 4,5 0,7 0,7 0,6 3,0 0,0 -0,6 2,0
3,0 0,4 -4,2 2,0 0,0 0,6 1,0 1,7 1,1 1,9 1,9 1,4 2,3 2,1 2,1 1,8 3,0 1,4 1,6 1,0 1,4 0,9 1,5 2,0 1,5 1,8 1,8 2,0 3,3 1,2 0,4 2,2 -0,4 0,5 -0,6 1,8
2,9 0,4 -5,2 1,6 -1,2 0,5 1,2 1,7 1,0 2,4 2,6 1,3 3,2 3,1 2,3 3,0 1,4 1,4 4,5 0,5 1,3 0,4 0,5 2,6 1,8 2,1 2,9 3,9
1,5 0,5 -0,1 2,5 2,0 Nb 0,8 2,5 1,3 1,4 1,4 1,1 0,9 1,5 1,8 0,6 2,9 1,1 0,1 2,3 0,8 1,9 2,0 1,7 1,1 1,5 1,3 0,5 2,1 1,8 0,9
6,6 -0,2 Nb 2,2 3,5 2,0 1,2 -0,7 1,1 1,8 1,4 2,6 2,5 0,7 4,4 -0,9 5,1 3,2 1,2 1,1
7,4 1,0 -0,5 0,9 1,7 0,0 -1,1 2,6
67
5,2 -1,6 1,8 0,9 1,9
68
65
4,3 0,5 0,6 2,3 0,3 1,4 0,1 4,7 3,1 -0,4 3,9 1,7 -1,9 1,9 2,3 6,2
66
Gewicht in 2015 (in %) Gemiddelde België buurlanden 24,1 17,0 6,4 2,7 8,9 1,4 1,3 0,5 0,2 1,0 1,6 25,2 14,9 3,6 3,5 2,2 0,7 0,1 0,1 20,4 3,4 1,2 11,0 0,6 2,2 1,7 0,2 15,3 7,0 0,6 1,3 2,9 2,3 1,2 0,1 6,6 4,4 2,2
3,3 2,9 1,1 2,4 1,7 0,6 1,1 1,5 2,3 21,1 10,1 3,9 2,3 2,4 1,9 0,3 0,2 28,8 1,2 1,8 20,1 1,4 0,9 1,9 1,3 17,8 6,7 1,5 0,9 3,1 1,6 1,8 0,2 8,2 5,0 3,1
65
De inflatieversnelling in Nederland voor sociale bescherming wordt voornamelijk veroorzaakt door het onderdeel thuiszorg. De eigen bijdrage van de patiënt voor thuiszorg is sterk gestegen ten gevolge van de invoering van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) op 1 januari 2015. 66
Begin 2015 is er sprake van een toename van de huurprijzen op jaarbasis in Nederland. Volgens CBS is dit een gevolg van de invoering van het nieuwe (inkomensafhankelijke) huurbeleid in juli 2014.
67
De invoering van het minimumloon in Duitsland op 1 januari 2015 heeft onder andere geleid tot hogere tarieven voor taxiverplaatsingen in heel wat Duitse steden en gemeenten. 68
Op 31 december 2014 werden de nieuwe tarieven van de SNCF toepasbaar.
35
Communicatie Posterijen Telefoon- en faxtoestellen en -diensten Diensten
-1,2
-2,0
-1,2
-1,7
4,3 -1,4 2,4
4,8 -2,4 1,2
2,2 -1,5 1,2
9,1 -2,6 1,2
69
-5,8
8,4
7,1
7,1 -6,3 1,4
0,3 8,1 100,0
0,5 6,6 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium Nb: Niet beschikbaar
VI Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in het eerste kwartaal 2015 VI.1 Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België In het eerste kwartaal 2015 bedroeg de inflatie voor de niet-energetische industriële goederen gemiddeld 0,5 % (tegenover 0,2 % in het laatste kwartaal 2014). Met een gewicht van 27,4 % in de consumptiekorf droeg deze productgroep 0,1 procentpunt bij aan de totale inflatie. De bijzonder heterogene groep niet-energetische industriële goederen kan worden onderverdeeld in niet-duurzame goederen (zoals producten voor lichaamsverzorging en medicatie), half-duurzame goederen (zoals kleding en schoeisel) en duurzame goederen (zoals meubelen en auto's). Tabel 12: Recent verloop van de consumptieprijzen voor niet-energetische industriële goederen (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij ander vermeld)
Half-duurzame goederen Kleding Schoeisel Huishoudtextiel Vaat-,glaswerk en huishoudartikelen Gereedschap voor huis en tuin Andere kleding artikelen Kledingstoffen Speelgoed en hobbyartikelen Andere artikelen voor persoonlijk gebruik Sport, kampeer en recreatieartikelen Delen en toebehoren Boeken Dragers opname beeld en geluid Niet-duurzame goederen Kranten en tijdschriften Producten voor onderhoud en herstelling woning Tuinbouw Watervoorziening Allerlei drukwerk en schrijfwaren Producten voor huisdieren Andere medische producten Toestellen en artikelen voor lichaamsverzorging Niet-duurzame huishoudartikelen Geneesmiddelen
2014
2015
2015 – I
Bijdrage1
Gewicht2
2012
2013
2014
0,9 1,1 2,2 2,4 1,9 0,7 0,9 0,5 0,7
1,4 1,7 0,8 2,1 2,1 1,0 2,5 -2,2 0,5
1,6
1,0
0,4
-0,2
0,3
0,3
0,5
0,5
-0,2
-0,2
-0,2
-0,1
-0,2
0,00
0,6
1,8 0,5 -2,5 2,1 4,1
0,0 0,6 -0,6 1,1 6,6
-0,5 1,2 -1,9 0,9 4,6
-0,7 1,5 0,9 0,7 4,4
-0,5 0,2 -1,3 1,0 4,7
-0,5 0,8 -2,3 1,1 4,6
-0,4 2,2 -5,0 0,6 4,5
-0,7 -0,9 -6,3 0,5 4,8
-0,7 -2,8 -7,1 0,6 4,2
-0,7 0,3 -5,0 0,4 6,0
-0,7 -0,3 -6,7 0,4 4,3
-0,01 -0,02 -0,08 0,15 0,11
1,7 2,0 0,7 31,5 2,1
2,6
2,9
2,1
2,5
2,0
2,0
1,8
1,5
1,7
1,5
1,3
0,06
4,3
3,2 4,2 3,6 2,9 0,5
0,1 2,6 4,0 0,6 0,3
1,7 3,3 1,8 0,7 0,7
1,0 3,0 2,9 -0,1 0,7
1,1 3,4 2,1 0,9 1,0
3,0 3,4 1,5 1,0 0,7
1,9 3,4 0,8 1,0 0,4
1,7 2,4 1,1 0,0 -0,3
0,8 3,3 0,9 0,2 0,0
1,6 2,3 1,2 0,3 -0,5
2,6 1,8 1,1 -0,5 -0,6
0,05 0,05 0,01 0,00 -0,01
3,0 2,1 1,4 2,8 2,6
0,8
1,9
1,5
2,4
2,1
1,6
0,0
-0,4
-0,2
-0,4
-0,4
-0,02
4,6
3,9 -1,1
-0,7 -2,3
-1,1 -2,6
-2,0 -3,3
-0,9 -2,2
-0,6 -2,2
-0,8 -2,8
-1,2 -1,4
-0,7 -1,3
-2,1 -1,3
-0,8 -1,7
-0,04 -0,06
3,8 4,8
0,7 1,0 1,2 1,1 1,7 0,5 1,0 -0,8 0,4
I 1,5 2,2 1,9 1,5 2,1 0,7 1,7 -2,4 0,9
II 0,9 1,2 1,4 1,2 1,8 0,4 1,3 -0,2 0,5
III 0,3 0,6 0,8 0,6 1,7 0,5 0,4 -0,7 0,4
IV 0,3 0,3 0,8 1,1 1,2 0,3 0,5 0,0 0,0
I 0,7 0,9 1,7 1,8 1,0 0,3 1,0 0,7 0,1
jan 2,0 2,3 3,9 2,9 1,1 0,2 2,2 2,0 0,0
feb 0,2 0,4 0,8 1,1 0,9 0,2 0,3 -0,1 0,0
maa 0,2 0,3 1,0 1,3 0,8 0,5 0,5 0,4 0,3
0,6
1,4
0,6
0,4
0,2
0,0
0,1
0,0
-0,2
0,43 0,44 0,05 0,03 0,02 0,00 0,00 0,00 0,00
35,0 15,6 4,2 2,3 1,8 2,3 0,8 0,2 1,8
0,00
1,1
Op 1 januari 2015 zijn de posttarieven in Frankrijk toegenomen, de prijs van postzegels nam toe met 10 cent voor de lettre prioritaire en met 6 cent voor de lettre économique . In Nederland werden ook nieuwe tarieven toepasbaar op 1 januari 2015: het basistarief voor brieven binnen Nederland nam toe met 5 cent tot 69 cent en voor internationale brieven nam het tarief tot met 10 cent tot 1,15 EUR. Ook andere diensten en type verzendingen werden duurder. 69
36
Duurzame goederen Nieuwe auto's Meubelen en stoffering Motorfietsen en fietsen Grote goederen voor recreatie Sieraden,klokken en horloges Tapijten en vloerbekleding Foto- en filmapparatuur Huishoudapparaten Audio- en videoapparatuur Gegevensverwerkende apparatuur Niet-energetische industriële goederen
-0,2 -0,3 1,7 0,5 1,6 14,8 1,9 -3,4 0,2 -6,5 -9,3
-0,1 0,3 2,0 1,3 1,3 3,4 1,7 -2,7 -0,3 -5,1 -7,5
-0,1 1,3 1,5 1,9 0,7 -3,0 1,0 -3,5 -0,7 -5,4 -5,6
-0,1 0,6 1,8 2,0 0,7 -2,6 1,3 -3,5 -0,6 -4,4 -5,5
0,0 1,3 1,5 2,0 1,2 -4,0 1,1 -3,7 -0,4 -6,6 -4,7
0,0 1,5 1,5 2,0 1,2 -3,6 1,0 -3,5 -0,7 -5,5 -5,5
-0,1 1,7 1,0 1,6 -0,1 -1,8 0,5 -3,4 -1,1 -5,2 -6,6
-0,2 1,6 0,9 1,6 1,2 0,2 0,5 -4,1 -1,8 -5,7 -7,0
-0,5 1,6 0,9 1,8 0,0 -1,0 0,4 -4,9 -3,0 -7,4 -7,3
-0,1 1,6 1,0 1,5 1,2 0,0 0,4 -4,1 -1,3 -5,4 -6,8
0,0 1,6 0,8 1,4 2,5 1,7 0,7 -3,2 -1,2 -4,2 -7,0
-0,08 0,20 0,06 0,02 0,00 0,00 0,00 -0,02 -0,10 -0,10 -0,16
33,5 14,1 8,4 1,3 0,4 1,0 0,3 0,4 4,6 1,4 1,6
0,9
0,8
0,5
0,7
0,6
0,4
0,2
0,5
1,2
0,2
0,2
0,50
100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium 1 2 Bijdrage tot de inflatie van de groep in het eerste kwartaal 2015 (in procentpunt), p.m. gewicht in de groep in 2015 (in %)
De versnelling van de inflatie van de niet-energetische industriële goederen tussen het vierde kwartaal 2014 en het eerste kwartaal 2015 wordt verklaard door een hoger prijsstijgingstempo voor half-duurzame goederen (van 0,3 % in het laatste kwartaal 2014 naar 0,7 % in het eerste kwartaal 2015). Tijdens dezelfde periode vertraagde de inflatie voor niet-duurzame goederen lichtjes (van 0,6 % naar 0,5 %) terwijl de prijzen van duurzame goederen op jaarbasis nog steeds daalden (van -0,1 % naar -0,2 %). Vooral half-duurzame goederen droegen bij tot de inflatie van de nietenergetische industriële goederen met 0,4 procentpunt. Met een inflatiecijfer van 0,9 % in het eerste kwartaal 2015 leverde kleding, die 15,6 % van de niet-energetische industriële goederen vertegenwoordigt, de grootste bijdrage tot de inflatie voor half-duurzame goederen (0,7 %)70. De inflatie voor informatiedragers (zoals de Blu-ray disk) werd daarentegen negatief voor het vierde kwartaal op rij en de daling op jaarbasis was dit kwartaal nog meer uitgesproken (-6,3 %). De versnelling van de inflatie van de nietenergetische industriële goederen is hoofdzakelijk te wijten aan de stijging van de inflatie voor kleding. De prijsdaling voor boeken71 op jaarbasis compenseerde slechts gedeeltelijk de gemiddelde stijging van de prijzen van half-duurzame goederen. Kranten en tijdschriften, die de belangrijkste bijdrage tot de inflatie voor niet-duurzame goederen leverden (0,5 %), kostten in 2014 4,8 % meer dan een jaar voordien. Het prijsstijgingstempo van materiaal voor onderhoud en reparatie van de woning (zoals email verf) daalde voor het zesde kwartaal op rij. De inflatie bedroeg dit kwartaal 1,5 %. De tarieven voor drinkwatervoorziening stegen met 2,4 % tussen het eerste kwartaal 2014 en het eerste kwartaal 2015. Verschillende waterbedrijven hebben begin 2015 hun tarieven verhoogd. De prijzen van medicatie zijn dit kwartaal daarentegen gedaald met 1,4 %. De consument betaalde gemiddeld 1,2 % minder voor niet-duurzame huishoudartikelen (zoals vloeibare allesreiniger of aluminiumfolie, waarvan de prijs op jaarbasis sterk daalde). Wat duurzame goederen betreft, zijn de prijzen op jaarbasis lichtjes gedaald (0,2 %). Auto's en meubelen hebben het meest bijgedragen tot de inflatie voor duurzame goederen en hun prijzen stegen met respectievelijk 1,6 % en 0,9 %. Voor het eerst sinds het derde kwartaal 2013 was de inflatie voor sieraden, klokken en horloges positief (0,2 %), onder andere door de sterke stijging van de goudkoers (+15,7 % tussen november 2014 en maart 2015). De prijzen van gegevensverwerkende apparatuur (-7,0 %; zoals tablets), audio- en videoapparatuur (-5,7 %; zoals kleurentelevisies) en foto- en filmapparatuur (-4,1 %; zoals digitale fototoestellen) zijn op jaarbasis daarentegen sterk gedaald.
70
De wintersolden op kleding en schoeisel waren minder belangrijk in januari 2015 (-23,3 % voor kleding; -19,6 % voor schoeisel) dan in januari 2014 (-24,8 % voor kleding; -22,0 % voor schoeisel). Met hetzelfde dalingspercentage als in januari 2014 zou de inflatie voor kleding en schoeisel in januari 2015 respectievelijk 0,3 % (in plaats van 2,3 %) en 0,9 % (in plaats van 3,9 %) hebben bedragen. De inflatie voor niet-energetische industriële goederen zou in januari 2015 0,7 % hebben bedragen (in plaats van 1,2 %) en 0,4 % tijdens dit kwartaal. Het gewicht van kleding in de index van de consumptieprijzen voor niet-energetische industriële goederen bedraagt 15,6 % (tegenover nog 19,0 % in 2014). Met dezelfde gewichten als in 2014, zou zowel de inflatie voor kleding als voor niet-energetische industriële goederen uitgekomen zijn op 0,2 % in het eerste kwartaal 2015.
71
De inflatie voor boeken bedroeg nog 2,2 % in het laatste kwartaal 2014 tegenover -0,9 % dit kwartaal.
37
VI.2 Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in de voornaamste buurlanden De inflatie voor niet-energetische industriële goederen kwam in onze buurlanden gemiddeld genomen uit op -0,3 % in het eerste kwartaal 2015 (ter herinnering op 0,5 % in België). Ten opzichte van het vierde kwartaal 2015 is de inflatie in onze voornaamste buurlanden voor deze productgroep vertraagd daar waar deze in België versnelde (inflatie bedroeg respectievelijk -0,1 % in onze buurlanden en 0,2 % in België in het voorgaande kwartaal). De bijdrage van de nietenergetische industriële goederen tot het totale inflatieverschil nam daardoor toe tot 0,2 procentpunt ten nadele van België. In Duitsland bleef de inflatie stabiel op 0,4 % daar waar deze in Frankrijk (-0,9 %) en Nederland (-1,5 %) vertraagde ten opzichte van het laatste kwartaal 2014 (toen bedroeg de inflatie in deze landen respectievelijk -0,5 % en -0,7 %).72 Grafiek 14: Kwartaalevolutie van de consumptieprijzen voor niet-energetische industriële goederen in België en in de voornaamste buurlanden (Jaarlijks veranderingspercentage)
3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 -0,5 -1,0 -1,5 -2,0 2008
2009 België
2010 Duitsland
2011
2012
Frankrijk
Nederland
2013
2014
2015
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium
Kleding leverde dit kwartaal een erg hoge bijdrage tot het inflatieverschil ten nadele van ons land voor de nietenergetische industriële goederen. De Belgische inflatie kwam met 0,9 % hoger uit dan gemiddeld in onze buurlanden (-1,1 %). Geneesmiddelen hebben het meest bijgedragen tot een vermindering van het inflatieverschil. De Belgische inflatie voor deze categorie bedroeg-1,4 % tegenover 1,8 % in de buurlanden.
72
Bij ongewijzigde indirecte belastingen was de inflatie voor niet-industriële goederen in Duitsland en Frankrijk hetzelfde geweest als de reële inflatie. De Belgische inflatie zou 0,4 % bedragen hebben en de Nederlandse -1,7 %.
38
Tabel 13: Inflatie voor niet-energetische industriële goederen en voornaamste categorieën in België en in de voornaamste buurlanden in het eerste kwartaal 2015 (Jaarlijks veranderingspercentage) België Half-duurzame goederen Kleding Schoeisel Huishoudtextiel Vaat-, glaswerk en huishoudartikelen Gereedschap voor huis en tuin Andere kleding artikelen Kledingstoffen Speelgoed en hobbyartikelen Andere artikelen voor persoonlijk gebruik Sport-, kampeer- en recreatieartikelen Delen en toebehoren Boeken Dragers opname beeld en geluid Niet-duurzame goederen Kranten en tijdschriften Producten voor onderhoud en herstelling woning Tuinbouw Watervoorziening Allerlei drukwerk en schrijfwaren Producten voor huisdieren Andere medische producten Toestellen en artikelen voor lichaamsverzorging Niet-duurzame huishoudartikelen Geneesmiddelen Duurzame goederen Nieuwe auto’s Meubelen en stoffering Motorfietsen en fietsen Grote goederen voor recreatie Sieraden, klokken en horloges Tapijten en vloerbekleding Foto- en filmapparatuur Huishoudapparaten Audio- en videoapparatuur Gegevensverwerkende apparatuur Niet-energetische industriële goederen
0,7 0,9 1,7 1,8 1,0 0,3 1,0 0,7 0,1 0,0 -0,2 -0,7 -0,9 -6,3 0,5 4,8 1,5 1,7 2,4 1,1 0,0 -0,3 -0,4 -1,2 -1,4 -0,2 1,6 0,9 1,6 1,2 0,2 0,5 -4,1 -1,8 -5,7 -7,0 0,5
Gemiddelde buurlanden -0,5 -1,1 0,4 0,3 -0,3 0,7 0,2 3,5 -1,2 0,5 -0,2 0,7 -1,9 -2,1 0,6 4,3 0,6 -0,7 1,1 0,7 0,5 1,3 -1,1 -0,5 1,8 -0,9 0,9 -0,1 0,2 1,1 -0,5 2,4 -4,4 -2,2 -8,7 -5,1 -0,3
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium Nb: Niet beschikbaar
39
Duitsland
Frankrijk
-0,1 -0,1 0,6 0,9 1,2 0,8 0,1 3,6 -0,9 0,4 1,1 0,0 -3,0 -0,2 1,7 5,7 1,1 -0,7 1,4 0,7 1,2 2,1 -0,9 0,4 4,9 -0,3 1,0 0,3 1,2 1,7 -0,8 4,7 -0,5 -2,1 -7,5 -3,1 0,4
-0,8 -2,1 0,6 0,1 -0,8 0,6 0,6 1,1 -2,3 0,8 -1,8 1,4 1,1 -3,0 -0,5 2,3 0,5 -0,2 0,7 0,7 -0,2 -0,2 -1,2 -0,6 -2,3 -1,5 0,4 -0,5 -1,0 0,2 0,1 0,5 -11,8 -2,3 -9,3 -7,4 -0,9
Nederland -2,3 -3,2 -2,8 -1,9 -2,5 -0,1 -2,0 Nb 0,0 -1,0 2,0 6,4 -3,2 -8,3 -0,6 4,2 0,3 -2,2 0,3 1,7 0,2 -0,6 -1,0 -4,2 0,2 -1,5 2,0 -1,0 -0,3 2,1 -3,3 -2,3 -10,7 -2,0 -11,4 -5,4 -1,5
Gewicht 2015 (in %) Gemiddelde België buurlanden 35,0 35,7 15,6 14,4 4,2 3,9 2,3 1,7 1,8 2,3 2,3 2,1 0,8 0,9 0,2 0,2 1,8 2,2 1,1 1,4 0,6 1,3 1,7 2,3 2,0 2,2 0,7 0,9 31,5 31,6 2,1 2,6 4,3 1,5 3,0 2,9 2,1 2,5 1,4 1,3 2,8 2,7 2,5 3,7 4,6 6,6 3,8 3,1 4,8 4,6 33,5 32,8 14,1 12,5 8,5 6,8 1,3 1,3 0,4 1,2 1,0 1,9 0,3 0,6 0,4 0,6 4,6 3,6 1,4 1,9 1,6 2,3 100,0 100,0
Lijst van afkortingen AD Statistiek-Statistics Belgium
Algemene Directie Statistiek van de FOD Economie
BCZ
Belgische Confederatie van de Zuivelindustrie
BRUGEL
Brusselse regulator voor energie (BRUssel Gas ELektriciteit)
Btw
Belasting op toegevoegde waarde
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek (Nederland)
COICOP
Classificatie van consumptieve uitgaven
CPI
Consumptieprijsindex
CREG
Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas
CWaPE
Commission wallonne pour l'Energie
EC
Europese Commissie
EU
Europese Unie
EUR
Euro
Eurostat
Statistical Office of the European Commission
FOD Economie
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie
GICP
Geharmoniseerde index der consumptieprijzen
IEA
International Energy Agency
IMF
Internationaal Monetair Fonds
INR
Instituut voor de nationale rekeningen
Insee
Institut national de la statistique et des études économiques (Frankrijk)
K1
Eerste kwartaal
K2
Tweede kwartaal
K3
Derde kwartaal
K4
Vierde kwartaal
kWh
Kilowattuur
NACE
Economische activiteitennomenclatuur in de Europese Gemeenschap
NBB
Nationale Bank van België
USD
United States dollar
VREG
Vlaamse regulator van de elektriciteits- en gasmarkt
40
Bijlagen Bijlage 1: Overzicht van de prijsbewegingen van producten en diensten tussen het eerste kwartaal 2014 en 2015 (Rangschikking in dalende volgorde van prijsstijging) Benaming
Inflatie in %
Benaming
Inflatie in %
Huisvuilophaling
27,5
Tijdschriften
4,5
Witloof *
22,1
Vliegtuigticket (GICP)
4,4
Kropsla *
19,5
Drank op basis van soja *
4,4
Bloemkolen *
18,6
Beaujolais
4,4
Specialist: raadpleging
16,9
Briefport
4,3
Babysit dienst
14,7
Uurtarief elektrotechnicus
4,3
Water (zuivering)
11,6
Pralines *
4,3
Limonade met thee-extracten *
10,4
Jeansbroek (voor heren)
4,1
Fishsticks *
10,2
Tong *
4,1
Anorak (winter)
10,1
Eendagsattracties (andere)
4,0
Maandabonnement
9,3
Camping
4,0
Blazer (D)
8,9
Biljet
3,9
Kostuum in wol (winter)
8,8
Forel *
3,9
Koffie (in bonen of gemalen) *
8,7
Eendagsattracties (park)
3,8
Meerrittenkaart
8,6
Korte sigaretten
3,7
Melkchocolade *
8,5
Pilsbier (bak)
3,7
Prei *
7,8
Verzolen van schoenen
3,6
Geneeskunde aanvullende opleiding: huisbezoeken
7,8
Kabeljauw *
3,6
Pure chocolade *
7,4
Olieverversen
3,5
Melkchocolade met praliné *
6,8
Maaltijd restaurant
3,5
Rusthuizen
6,1
Boterhampasta *
3,5
Tabak
6,1
Waspoeder: geconcentreerd
3,5
Deodorant
6,0
Scheermes: vullingen (H)
3,5
Toiletzeep
5,8
Bankdiensten
3,5
Diepvries tijgergarnalen *
5,8
Azalea
3,5
Pantalon (winter)
5,6
Vleessnack
3,4
Veldsla *
5,6
Kleuring
3,4
Lange sigaretten
5,6
Anorak (winter)
3,4
Afdrukken digitale foto's (internet)
5,6
Uurtarief elektricien
3,4
Limonade(orange of citroen) *
5,5
Salade niçoise
3,4
Alstroemeria
5,5
Spaghetti (maaltijd)
3,4
Kiwi's *
5,5
Parkings
3,3
Draagbare spelconsole
5,5
Weekend in de Ardennen
3,3
Veearts: ovariectomie kat
5,4
Jaarlijks schoolabonnement
3,3
Abonnement teledistributie (+ digitale tv)
5,2
Familiale verzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid
3,3
Dagbladen
5,1
Hygiënische tampon
3,3
Condooms
5,1
Zwembad
3,3
Eénpersoonskamer-gewone rechthebbende
5,1
Potgrond (10-20l)
3,3
Chips *
5,0
Chinese dagschotel
3,3
Gashoudend water *
5,0
Droogkuis van kostuum
3,3
Vermout
4,8
Blazer
3,2
Telefoongesprekken via toestel
4,7
Plaatsen advertentie
3,2
41
Benaming
Inflatie in %
Benaming
Inflatie in %
Huishoudrol
3,2
Pepersteak
2,3
Diepvriessoep *
3,2
Verstelwerk kleding
2,3
Wassen van hemd
3,2
Balpen
2,3
Festivals
3,1
Hoeslaken
2,3
Wijn : wit (café)
3,1
Snoeischaar
2,3
Blouse (winter)
3,1
Uurtarief loodgieter
2,3
Vervangen van remblokjes
3,1
Pilsbier (blik)
2,2
WC-reiniger
3,1
Honing *
2,2
Verhuisdiensten
3,0
Stores
2,2
Voetbalwedstrijd eerste klasse (nationaal)
3,0
Spiegel
2,2
Stuk belegd stokbrood
3,0
Karbonade *
2,2
Trappistenbier
3,0
Hamburger *
2,2
Uurtarief schoonmaken
3,0
Diepvriesmaaltijd - vlees *
2,1
Bottines
3,0
Ruitenwisser
2,1
Tennisabonnement (winter)
2,9
Stripverhaal
2,1
Bijdrage ziekteverzekering
2,9
Espressokoffie
2,1
Emailverf
2,9
Pizza
2,1
Candybar (automaat)
2,9
Roomijs *
2,1
Watergolf
2,8
Gerbera's
2,1
Schoorsteenvegen
2,8
Internetabonnement
2,1
Stadsbroek
2,8
Huur van garage
2,1
Vol-au-vent
2,8
Weekend aan zee
2,1
Hemd
2,8
Potlood
2,1
Colalimonade
2,8
Vleessalade *
2,1
Gebakken tong of forel
2,7
Joggingschoenen
2,0
Koelvloeistof
2,7
Kinderfiets
2,0
Kousenbroek
2,7
Naaigaren
2,0
Huishoudvuilnisbak
2,7
Fietshelm
2,0
Zakje friet
2,7
Lelies
2,0
Koffiepads *
2,7
Huur tuingereedschap
2,0
Dagmenu
2,6
Sociale huur
2,0
Mineraalwater
2,6
Uurtarief garagist
2,0
Permanent
2,6
Begrafenisondernemingen
2,0
Haarsnit
2,5
Hotelkamer
1,9
Italiaanse wijn
2,5
Vloeibare meststof
1,9
Gordijnstof
2,4
Brilglazen-sferisch
1,9
Water (verbruik)
2,4
Onderhoud van centrale verwarming
1,9
Steak tartare
2,4
Jeansbroek (voor dames)
1,9
Speciaal bier
2,4
Spathiphyllum
1,9
Uurtarief reparatie verwarmingsinstallatie
2,4
Kalfsgebraad *
1,8
Jenever
2,4
Droogkast
1,8
Silicone
2,4
Vervangen van uurwerkbatterij
1,8
Studentenhaver *
2,4
Damesfiets
1,8
Haarsnit (D)
2,4
Broodje *
1,7
Brandverzekering
2,4
Zout *
1,7
Pilsbier
2,4
Stof voor overgordijnen
1,7
Herstelling fiets
2,4
Wasverzachter
1,7
Vensterglas
2,3
Peper (zwart) *
1,7
Abonnement autopechbestrijding
2,3
Woordenboek N-F en F-N
1,7
42
Benaming
Inflatie in %
Benaming
Inflatie in %
Konijn *
1,7
Pull-over (winter)
1,2
Muesli *
1,6
Portefeuille
1,2
Lederen laarzen
1,6
Niet-sociale huur
1,2
Houtskool
1,6
Kip kerrie salade *
1,2
Bord, plat
1,6
Hogeschool: inschrijvings- & examengeld
1,2
Gerookte zalm *
1,6
Schoenen: sneakers
1,1
Middagmaal op school
1,6
Thee (builtjes) *
1,1
Keukentrap
1,6
Maïs (zoet, in blik) *
1,1
Huur van bestelwagen
1,6
Sauna
1,1
Nieuwe wagens (BIV inbegrepen)
1,6
Reisbijstandsverzekering
1,1
Geconcentreerde melk *
1,6
Lage lederen veterschoenen
1,1
Ketting
1,5
Toffees *
1,1
Bustehouder (push-up)
1,5
Kop en schoteltje
1,1
Crematie
1,5
Rosbief *
1,0
Inktpatroon
1,5
Filet américain *
1,0
Lage lederen schoenen
1,5
Acrylverf
1,0
Synthetisch dekbed
1,5
Volle yoghurt (natuur) *
1,0
Tulpenbollen
1,5
Ficus
1,0
Universiteit: inschrijvings- & examengeld
1,5
Kant-en-klare cocktail
1,0
Diepvrieszalm *
1,5
Biljet 45 km
1,0
Cider
1,5
Sportschoenen
1,0
Hometrainer
1,4
Salon
1,0
Trainingspak
1,4
Scooter
0,9
Torische brilglazen
1,4
Pingpongtafel
0,9
T-shirt
1,4
Badmat
0,9
Pindanootjes *
1,4
Biljet 20 km
0,9
Wenskaart
1,4
Frisdrank (automaat)
0,9
Catering voor senioren
1,4
Bereide diepvriesmaaltijd o.b.v. vis *
0,9
Bioscoop
1,4
Eau de toilette voor dames
0,9
Tandenborstel manueel
1,4
Inox kookpot
0,9
Autobatterij
1,4
Hamburger (fastfood)
0,9
Taxi
1,4
Tennisschoenen
0,9
Badhanddoek
1,4
Pop (type Barbie)
0,8
Veearts: raadpleging
1,4
Dunne lende *
0,8
Steakmes
1,3
Bedframe (dubbel)
0,8
Zonnebankabonnement (10 beurten)
1,3
Bruin brood (800 g) *
0,8
Schuimrubberen matras
1,3
Cement
0,8
Badpak
1,3
Biljet 90 km weekend
0,8
Gitaar
1,3
Verticale diepvries
0,8
Kostprijs internaat
1,3
Vliesbehang
0,8
Hondenvoeding (brokken)
1,3
Gezelschapsspel Monopoly
0,8
Lamsbout *
1,3
Briketten
0,8
Rolmeter
1,3
Porto
0,8
Fluorescerende buislamp
1,3
Vasttapijt
0,8
Verf : acryl (4-10l)
1,3
Strijkplank
0,8
Tennisballen
1,3
Zwembroek (H)
0,8
Anorak (winter)
1,2
Uurtarief schilder
0,8
Niet-gashoudend water *
1,2
Moderne slaapkamer
0,7
Toiletpapier
1,2
Elektrische gazonmaaier
0,7
43
Benaming
Inflatie in %
Benaming
Inflatie in %
Koelkast: tafelmodel(+/-120l)
0,7
Peutertuinen
0,2
Meergranenbrood *
0,7
Varkensrib spiering *
0,2
Dekbedovertrek en slopen
0,7
Sponshanddoek
0,2
Badschuim
0,7
Jaarlijkse schooltreinkaart 20 km
0,2
Speciaal brood (400 g) *
0,7
Vleesbrochette *
0,1
Vruchtensap *
0,7
Kalkoenborstfilet *
0,1
Go Pass
0,7
Chrysanten
0,1
Verse worst *
0,7
Elektrische boormachine
0,1
Autoverzekering Burgelijke Aansprakelijkheid
0,6
Glasvezelbehang
0,1
Vakantiedorpen (GICP)
0,6
Hondenvoeding (blik)
0,0
Biefstuk *
0,6
Badolie
0,0
Champagne
0,6
Nagellak
0,0
Hespenworst *
0,6
Geneeskunde aanvullende opleiding: raadpleging
0,0
Hemdblouse
0,6
Consultatie tandarts
0,0
Rauwe ham *
0,6
Vullingen van caviteiten
0,0
Erwtjes *
0,6
Klinische biologie
0,0
Braadpan
0,6
Medische beeldvorming
0,0
Gepelde tomaten *
0,5
Individuele behandeling kinesitherapie
0,0
Eiken eetkamer
0,5
Tweepersoonskamer
0,0
Notariskosten hypotheeklening
0,5
Tweepersoonskamer (OMNIO)
0,0
Schouwburgabonnement
0,5
Autokeuring
0,0
Kinderzitje
0,5
Wodka
0,0
Spelconsole
0,5
Bustehouder
0,0
Mantel (winter)
0,5
Keukentafel
0,0
Bordeaux supérieur AOC
0,5
Fietsverlichting
0,0
Speciaal brood (800 g) *
0,5
Cava
-0,1
Varkenslapje *
0,5
Vuurvaste schotel
-0,1
Kauwgom *
0,5
Koffiefilters
-0,1
Diepvriessoepgroenten *
0,5
Bouwdoos
-0,1
Kramiek *
0,4
Houten tuintafel
-0,1
Schrijnwerker:plaatsing parket
0,4
Tennisracket
-0,1
Maandtreinkaart 20 km
0,4
Ananas *
-0,1
Geheugenkaart
0,4
Sledestofzuiger
-0,1
Schoonheidscrème
0,4
Spaarlamp
-0,1
Slip
0,4
Glas (frisdrank)
-0,2
Mengkraan
0,4
Roséwijn: Côtes de Provence
-0,2
Douchegel
0,4
Varkensrib van de filet *
-0,2
Balklamp halogeen
0,4
Pocketverenmatras
-0,2
Schrift met losse bladen
0,4
Witbier (verloren verpakking)
-0,2
Bundle (telecom)
0,4
Buitenverlichting
-0,2
Puddingpoeder *
0,4
Salami *
-0,3
Cordon bleu *
0,3
Minarine *
-0,3
Verkeersbelasting
0,3
Wegwerpcontactlenzen
-0,3
Maïsolie *
0,3
Verse room *
-0,3
Autorijschool
0,3
Voetbal
-0,3
Lattenbodem
0,3
Fitnessabonnement
-0,4
Chileense wijn
0,3
Sportdrank *
-0,4
Polsuurwerk
0,3
Zakdoek in katoen (H)
-0,4
Maandtreinkaart 45 km
0,3
Videospel voor console
-0,4
44
Benaming
Inflatie in %
Benaming
Inflatie in %
Kattenvoeding (blik)
-0,4
Jurk (winter)
-1,4
Haarlak
-0,4
Candybar *
-1,4
Melkpoeder (baby's) *
-0,4
Waspoeder
-1,5
Rozen
-0,5
Aftershave
-1,5
Tulpen
-0,5
Microgolfoven
-1,5
Varkensgebraad van de hesp *
-0,5
Elektrische koffiezet
-1,5
Whisky
-0,5
Kalanchoe
-1,6
Gekookte ham *
-0,5
Combi-koelkast
-1,6
T-shirt (kind)
-0,5
Kruippakje
-1,6
Levering van bloemen
-0,6
Reiskoffer
-1,6
Slip
-0,6
Elektrisch scheerapparaat
-1,6
Tabletten voor vaatwasser
-0,7
Houtpellets
-1,6
Zalm *
-0,7
Vloerwisserdoeken
-1,7
Margarine o.b.v. olijfolie *
-0,7
Tomatenketchup *
-1,7
Schuursponsje
-0,7
Spruitjes *
-1,8
Gouden trouwring
-0,7
Pensen *
-1,8
Kleine speelgoedauto
-0,7
Mandarijnen *
-1,8
Elektronische bloeddrukmeter
-0,7
Strijkijzer met stoomgenerator
-1,9
Keukenrobot
-0,8
Jeansbroek (voor kinderen)
-1,9
Australische wijn
-0,9
Boeken
-1,9
Pizza (diepgevroren) *
-0,9
Speelgoed-keukentje
-2,0
Diepvriesfriet
-0,9
GPS
-2,0
Lange broek
-0,9
Shampoo
-2,1
Lederen vest
-0,9
Pleisters
-2,1
Vlamspaarlamp
-0,9
Mosterd *
-2,2
Laminaat
-0,9
Hoortoestel
-2,2
Gerookt spek *
-0,9
Citroenen *
-2,2
Buitenlanse reizen (GICP)
-1,0
Voetbalwedstrijd eerste provinciale
-2,3
Melkerijboter *
-1,0
Pompelmoezen *
-2,3
Elektrische frituurketel
-1,0
Tandpasta
-2,4
Sokken
-1,0
Champignons *
-2,5
Frankfurter worstjes *
-1,0
Incontinentiemateriaal
-2,5
Dweil
-1,1
Sokken (J - mt 28-33)
-2,5
Colalimonade (light) *
-1,1
Vloeibaar wasmiddel
-2,6
Sweater
-1,1
Autoband
-2,6
Likeur
-1,1
Smartphone - GSM
-2,7
Yoghurt met fruit (mager) *
-1,1
Abonnement digitale televisie (themaboeket)
-2,8
Droge batterij
-1,1
Popconcerten
-2,9
Multivruchtensap *
-1,2
Multifunctionele printer
-3,0
Gehakt *
-1,2
Lege DVD-RW
-3,0
Diepvriesfriet *
-1,3
Bananen *
-3,1
Rugzak
-1,3
Draadloze telefoon
-3,1
Papier (A4 formaat)
-1,3
Sinaasappelen *
-3,1
Rok (M - 8 tot 12j)
-1,3
Tandenborstel (elektrisch)
-3,1
Wegwerpluier
-1,3
Koortsthermometer
-3,1
Body
-1,3
Wasmachine
-3,2
Vloeibaar afwasmiddel
-1,3
Wattenstaafjes
-3,3
Farmaceutische specialiteiten
-1,4
Elektrische radiator
-3,4
Shampoo hond
-1,4
Reinigingsproducten voor ramen
-3,4
45
Benaming
Inflatie in %
Benaming
Inflatie in %
Hifi-keten
-3,5
Elektriciteit Dc1 (3500 kWu)
-8,4
Kattenvoeding (aluminium-schaaltje)
-3,6
Elektriciteit Db (1200 kWu)
-8,5
Braadkip *
-3,6
Paprika's *
-8,7
Digitale camcorder
-3,7
Aardgas D3 (23260 kWu)
-9,1
IJshoorntje *
-3,9
Aardgas D3b (34890 kWu)
-9,3
Babyvoeding *
-3,9
Tablet
Deodorant : roll-on
-3,9
Vloeibare allesreiniger
-10,6
Vaatwasser
-3,9
Appelen: Granny *
-10,7
Kippenborstfilet *
-3,9
Ongelode benzine 98RON "superplus"
-11,3
Vitro-keramische kookplaat
-4,0
Ajuin *
-11,8
Software
-4,0
Mosselen *
-12,2
Huishoudhandschoenen in rubber
-4,0
Aluminiumfolie
-13,2
Energiedrank *
-4,1
Peren: Conference *
-13,9
Tonijn in blik *
-4,1
Ongelode benzine 95RON "eurosuper"
-14,1
Digitaal fototoestel
-4,2
Tomatensoep *
-14,2
Gemengde sla *
-4,2
Gasolie wegvervoer "diesel"
-15,2
Olijfolie *
-4,2
Cornflakes *
-15,6
Colalimonade *
-4,2
Propaan
-17,5
Viervruchtenjam *
-4,2
Butaan
-17,8
Uitreikingskosten paspoort
-4,5
Appelen: Golden *
-18,5
Koffiepadmachine
-4,5
Broccoli *
-20,7
Rok (winter)
-4,6
Aardappelen
-25,3
Riesling : Elzas
-4,7
Aardappelen *
-25,6
Kattenbakvulling
-4,7
Appelen: Jonagold *
-25,9
Ronde peren *
-4,8
Gasolie verwarming: levering<2000 l
-26,8
Tomaten *
-5,1
Gasolie verwarming: levering>2000 l
-27,7
Pull-over (winter)
-5,1
LPG
-32,1
Gewone braadmargarine *
-5,2
Mayonaise *
-5,2
Elektriciteit De (20000 kWu)
-5,5
Haargel
-5,6
Aardgas D1 (2326 kWu)
-5,8
Wortelen *
-5,9
Toiletzeep : vloeibaar
-6,5
Instantcacaodrank *
-6,6
Blu-ray disk
-6,7
Kleurentelevisie
-6,8
Blu-ray-speler
-6,8
DVD (muziek of film)
-6,9
Grijze garnalen *
-6,9
Elektriciteit Dd (7500 kWu)
-7,2
Aardgas D2 (4652 kWu)
-7,3
Citytrips
-7,3
Elektriciteit Dc (3500 kWu)
-7,4
GSM-gesprekken
-7,4
Personal computer
-7,8
Jam (aardbeien) *
-8,0
Antikalk product
-8,2
Elektriciteit Da (600 kWu)
-8,3
-9,3
Bronnen: AD Statistiek-Statistics Belgium, Eigen berekeningen: FOD Economie *: Prijsevolutie berekend op basis van de CPI, prijsevolutie van de andere getuigen berekend op basis van de GICP
46
Bijlage 2: Gewichten van de voornaamste productgroepen in het GICP in België en de drie voornaamste buurlanden in 2015 (In ‰) België
COICOP Energie Brandstoffen voor wegvervoer Elektriciteit Gas Vloeibare brandstoffen Vaste brandstoffen Warmte-energie Diensten Overige diensten Ziekenhuizen Sociale bescherming Medische en paramedische diensten Andere diensten, n.e.g. Verzekering i.v.m. de gezondheid Onderwijs Geneeskundige prestaties tandartsen Andere verzekeringen Financiële diensten, n.e.g. Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging Restaurants en cafés Culturele diensten Kapsalons en schoonheidsinstituten Recreatieve sportdiensten Kantines Droogkuis, verstelling en verhuur kledij Herstelling audio en videoapparatuur Huisvestingsdiensten Huur Huishoudelijke en andere diensten voor de woning Verzekeringen i.v.m. de woning Diensten onderhoud, herstelling woning Riolering Huisvuilophaling Andere diensten i.v.m. woning Herstel van meubels, stoffering en vloerbekleding Herstelling van huishoudapparaten Vervoer Onderhoud en herstellingen Andere diensten voor privévoertuigen Verzekeringen .i.v.m. het vervoer Personenvervoer over de weg Personenvervoer per spoor Personenvervoer door de lucht Andere vervoerdiensten Personenvervoer over zee en bevaarbare binnenwateren Communicatie Telefoon- en faxtoestellen en -diensten Posterijen Reizen Pakketreizen Accommodatie Bewerkte levensmiddelen Brood en granen Tabak Zuivelproducten Wijnen Mineraalwater, frisdranken en sappen Suiker, jam ,honing, chocolade & suikerwaren Bier Andere voedingswaren
2014 109,15 42,25 28,13 22,81 15,34 0,62 0,00 395,44 96,81 18,28 32,95 12,69 13,95 5,03 6,46 4,61 1,96 0,89 110,45 64,43 17,82 13,41 9,47 4,33 0,63 0,36 76,38 43,06 14,22 8,11 4,77 3,89 1,55 0,79 0,00 0,00 62,01 27,79 12,26 8,22 4,65 4,65 4,14 0,29 0,00 26,61 25,53 1,07 23,19 16,85 6,33 134,52 32,57 24,57 20,13 12,58 11,59 11,64 6,68 6,60
2015 110,21 41,75 24,07 21,84 21,44 1,11 0,00 408,18 98,50 36,39 26,26 10,85 6,64 5,73 5,50 4,15 2,12 0,85 102,66 60,85 14,68 14,48 8,84 2,84 0,53 0,43 83,25 45,08 13,81 9,01 7,00 5,02 2,37 0,95 0,00 0,00 62,63 28,55 11,68 9,24 5,26 4,76 2,64 0,50 0,00 34,21 33,17 1,04 26,94 17,89 9,05 131,02 29,89 26,52 18,96 12,53 11,01 10,96 6,70 6,30
47
Duitsland 2014 2015 119,38 117,76 42,25 39,41 32,92 33,47 14,32 24,75 12,29 16,85 1,18 1,24 16,42 2,04 449,47 453,89 72,84 75,48 7,51 7,65 14,16 13,73 12,04 13,73 5,43 5,58 11,53 11,80 9,29 9,79 5,99 5,85 4,55 4,63 2,34 2,72 79,03 80,66 35,01 35,40 17,60 18,08 10,88 11,21 8,67 8,91 5,07 5,10 1,24 1,29 0,56 0,53 138,47 140,06 102,04 103,48 3,43 3,40 2,04 2,14 4,76 5,66 10,41 10,46 7,24 7,36 7,07 7,02 0,97 0,00 0,51 0,54 74,80 75,01 22,28 22,21 17,42 15,59 7,05 7,07 1,48 1,63 8,66 9,12 3,43 3,75 0,56 0,60 0,76 1,00 32,04 33,00 29,48 30,38 2,56 2,62 52,29 49,68 40,02 37,36 12,27 12,32 114,06 111,13 20,34 20,28 25,18 24,36 18,08 17,12 6,80 6,80 9,76 8,96 8,85 8,79 10,21 10,21 5,00 4,96
Frankrijk 2014 2015 98,48 94,11 43,94 38,73 27,72 29,45 14,97 15,26 8,74 7,36 1,09 1,32 2,02 1,99 426,46 435,30 70,57 74,46 2,31 2,34 13,21 14,97 12,30 12,75 14,38 14,61 10,02 11,20 4,42 4,57 7,32 7,41 0,00 0,00 6,61 6,61 105,15 106,89 53,88 54,58 14,12 14,52 9,50 9,48 11,64 11,81 13,12 13,61 1,42 1,44 1,47 1,45 115,37 116,67 71,24 71,30 7,91 7,35 6,84 6,99 13,60 13,86 5,56 5,85 4,84 4,90 4,41 5,43 0,67 0,66 0,30 0,32 88,69 90,44 41,80 42,14 12,29 12,49 7,72 8,29 6,64 6,67 5,90 5,95 10,49 10,95 0,68 0,67 0,42 0,39 28,78 28,66 26,77 26,64 2,02 2,03 17,89 18,17 2,89 2,81 15,00 15,36 127,51 127,15 24,76 24,97 22,76 22,11 24,53 24,76 10,45 10,68 10,19 10,20 11,87 11,78 2,33 2,38 5,98 5,80
Nederland 2014 2015 116,92 97,71 52,29 42,72 21,79 22,79 42,84 32,20 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 427,51 448,66 87,65 82,35 0,00 0,00 19,70 20,90 12,20 10,52 23,52 20,08 3,54 2,79 8,07 9,77 8,00 9,14 1,43 1,31 11,19 7,84 96,76 118,52 48,04 60,52 18,63 23,41 8,37 10,12 14,40 17,74 4,94 6,04 1,00 0,34 1,38 0,36 114,74 114,28 76,87 89,17 12,83 10,34 2,94 2,66 3,49 1,22 3,11 3,11 7,14 6,42 8,05 1,08 0,00 0,00 0,31 0,30 61,01 59,34 25,87 21,41 6,13 7,31 5,24 4,83 5,76 5,95 9,08 9,05 6,19 7,23 1,74 2,48 1,00 1,08 39,49 37,76 37,96 36,30 1,54 1,46 27,86 36,41 19,84 19,97 8,02 16,44 125,63 122,75 28,20 30,59 23,70 21,15 18,15 17,81 7,08 7,64 7,92 8,61 10,78 11,09 4,67 5,17 14,21 9,98
COICOP Koffie, thee en cacao Oliën en vetten Gedistilleerde dranken Niet bewerkte levensmiddelen Vlees Groenten Fruit Vis Niet-energetische industriële goederen Half-duurzame goederen Kleding Schoeisel Huishoudtextiel Gereedschap voor huis en tuin Boeken Speelgoed en hobbyartikelen Vaat-, glaswerk en huishoudartikelen Delen en toebehoren Andere artikelen voor persoonlijk gebruik Andere kleding artikelen Dragers opname beeld en geluid Sport, kampeer en recreatieartikelen Kledingstoffen Duurzame goederen Nieuwe en tweedehands auto's Meubelen en stoffering Huishoudapparaten Gegevensverwerkende apparatuur Audio- en videoapparatuur Motorfietsen en fietsen Sieraden,klokken en horloges Foto- en filmapparatuur Grote goederen voor recreatie Tapijten en vloerbekleding Niet-duurzame goederen Geneesmiddelen Toestellen en artikelen voor lichaamsverzorging Producten voor onderhoud en herstelling woning Niet-duurzame huishoudartikelen Tuinbouw Producten voor huisdieren Andere medische producten, therapeutische apparaten Kranten en tijdschriften Waterverbruik Allerlei drukwerk, schrijfwaren en tekenartikelen Totale GICP
België 2014 2015 2,55 3,16 3,63 3,15 2,00 1,84 82,00 76,42 44,64 40,80 15,66 14,92 11,73 11,46 9,96 9,25 278,89 274,16 106,81 96,07 52,87 42,74 11,09 11,50 5,26 6,36 4,75 6,36 5,84 5,53 6,75 4,97 4,92 4,84 5,16 4,66 2,91 2,99 1,68 2,08 4,15 1,93 0,97 1,66 0,44 0,45 86,09 91,76 34,59 38,68 18,41 23,17 10,68 12,48 6,34 4,47 5,47 3,89 4,02 3,60 2,76 2,67 2,08 1,09 0,63 0,98 1,11 0,73 85,99 86,33 11,94 13,16 14,27 12,52 9,98 11,85 12,19 10,54 8,40 8,27 7,88 7,69 6,54 6,99 6,44 5,79 4,69 5,75 3,67 3,76 1.000,00 1.000,00
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
48
Duitsland 2014 2015 4,20 4,51 3,36 2,77 2,28 2,37 53,91 50,28 24,83 23,71 13,95 12,18 10,83 10,11 4,30 4,28 263,18 266,94 94,41 96,22 37,76 39,61 9,65 9,66 4,12 4,17 6,19 6,25 7,37 7,01 6,52 6,73 4,10 4,36 8,13 8,33 2,57 2,65 1,45 1,47 2,94 2,31 2,71 2,72 0,90 0,95 88,44 87,81 33,20 33,21 20,26 20,00 9,84 10,29 5,54 5,19 5,41 5,06 3,47 3,42 4,35 4,27 1,84 1,79 2,60 2,74 1,93 1,84 80,33 82,91 12,34 13,58 13,02 13,37 4,57 4,56 5,60 5,74 8,33 8,18 6,69 6,76 10,82 11,94 7,54 7,52 8,55 8,48 2,87 2,78 1.000,00 1.000,00
Frankrijk 2014 2015 4,99 4,88 3,83 3,85 5,83 5,74 79,85 79,67 43,54 43,21 14,59 14,91 10,89 10,83 10,83 10,72 267,70 263,77 92,39 91,27 34,42 34,11 11,45 11,37 4,73 4,50 5,40 5,39 4,32 4,28 4,53 4,47 8,65 8,42 3,78 3,87 5,06 5,16 3,52 3,54 2,31 2,02 4,15 4,09 0,08 0,08 86,84 84,99 33,45 34,28 15,69 15,08 9,58 9,35 7,15 7,02 5,48 4,68 2,99 2,83 7,21 6,74 1,10 0,93 3,80 3,69 0,40 0,39 88,47 87,50 12,44 12,28 22,55 22,55 3,09 3,03 12,23 11,83 6,95 6,74 7,69 7,78 7,38 7,63 7,19 6,83 4,85 4,81 4,10 4,02 1.000,00 1.000,00
Nederland 2014 2015 4,98 4,52 2,82 2,52 3,12 3,68 57,09 59,24 26,25 28,11 14,60 17,61 10,78 9,36 5,46 4,17 272,86 271,64 101,47 102,20 46,69 47,84 9,90 10,52 4,98 5,24 3,48 3,38 6,66 5,80 7,46 7,26 6,64 6,57 3,33 3,13 4,35 3,37 1,93 1,71 3,35 3,27 2,70 4,12 0,00 0,00 93,84 93,59 27,18 30,09 20,86 20,11 8,42 7,71 4,43 7,29 10,01 6,64 7,00 6,03 5,84 4,01 1,25 2,70 4,38 4,74 4,47 4,26 77,54 75,85 4,79 5,18 20,52 20,36 10,75 4,04 7,28 7,14 7,91 8,35 6,02 8,54 5,26 7,32 6,17 5,18 5,10 4,69 3,73 5,05 1.000,00 1.000,00
Bijlage 3: Inflatie in het eerste kwartaal 2015 met en zonder gewijzigde indirecte belastingen in België en in de voornaamste buurlanden (Jaarlijks veranderingpercentage) België
Energie Bewerkte levensmiddelen Niet-bewerkte levensmiddelen Diensten Niet-energetische industriële goederen Onderliggende inflatie GICP
Gemiddelde van de buurlanden Met Zonder gewijzigde gewijzigde indirecte indirecte belastingen belastingen -6,4 -7,4
Duitsland
Met gewijzigde indirecte belastingen -14,0
Zonder gewijzigde indirecte belastingen -10,9
1,3
1,1
0,4
-0,3
1,1
-0,9
-0,9
-0,3
0,0
2,4
2,4
1,2
1,3
0,5
0,4
-0,3
-0,4
1,6 -0,4
1,5 -0,1
0,6 -0,2
0,6 -0,3
Frankrijk
Met Zonder gewijzigde gewijzigde indirecte indirecte belastingen belastingen -7,3 -7,2
Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium
49
Nederland
Met gewijzigde indirecte belastingen -5,1
Zonder gewijzigde indirecte belastingen -7,8
Met Zonder gewijzigde gewijzigde indirecte indirecte belastingen belastingen -5,9 -7,0
0,9
-0,5
-0,6
1,1
1,1
-1,3
-1,3
1,0
1,0
-2,0
-2,0
1,2
1,3
1,2
1,2
1,4
1,4
0,4
0,4
-0,9
-0,9
-1,5
-1,7
1,0 -0,2
1,0 -0,2
0,2 -0,2
0,2 -0,5
0,4 -0,5
0,3 -0,6
Bijlage 4: Overzicht maandelijkse kostprijs per aangeboden telecommunicatiedienst, voor België en de drie voornaamste buurlanden, voor telkens het goedkoopste tariefplan (EUR per maand, tarieven augustus 2014) België Mobiele Telefonie - post paid Weinig bellen zonder data (60 min, 50 SMS) Gemiddeld bellen zonder data (120 min, 100 SMS) Weinig bellen met weinig data (100 min, 100 SMS, 50 MB) Gemiddeld bellen met data (120 min, 200 SMS, 200 MB) Veel bellen met veel data (300 min, onbeperkt SMS, 1 GB) Intens bellen met intense data (400 min, onbeperkt SMS, 2 GB) Mobiele Telefonie - pre-paid Weinig bellen zonder data (50 min, 100 SMS) Veel bellen zonder data (100 min, 150 SMS) Gemiddeld bellen met data (50 min, 50 SMS, 50 MB) Weinig bellen met veel data (20 min, onbeperkt SMS, 1 GB) Vaste Telefonie Laag verbruik (25 oproepen) Medium verbruik, dal of weekend (70 oproepen, 70 % dal of weekend) Medium verbruik, piek (70 oproepen, 60 % piek) Hoog verbruik, dal of weekend (120 oproepen, 70% dal of weekend) Hoog verbruik, piek (120 oproepen, 60% piek) Mobiel Internet Laag volume (200 MB < vol ≤ 500 MB) Gemiddeld volume (500 MB < vol ≤ 1 GB)* Hoog volume (1 GB < vol ≤ 2 GB) Zeer hoog volume (2 GB < vol ≤ 5 GB) Multiple play Dual-play: Breedband + Vaste Telefonie Medium snelheid, medium volume (30 Mbps ≤ snelh < 60 Mbps) Triple-play: Breedband + TV + Vaste Telefonie Medium snelheid (30 Mbps ≤ snelh < 60 Mbps) Hoge snelheid (60 Mbps ≤ snelh < 100 Mbps) Zeer hoge snelheid (> 100Mbps)
Gemiddelde buurlanden
Duitsland
Frankrijk
Nederland
Verschil BE Gemiddelde buurlanden (in %)
11,57
10,58
12,69
7,47
11,70
9,3 %
12,67
14,50
19,78
7,47
14,08
-12,6 %
12,67
15,62
20,55
8,27
18,55
-18,9 %
13,80
19,80
22,97
15,13
21,41
-30,3 %
27,43
39,82
51,99
26,10
28,61
-31,1 %
37,92
47,15
63,95
26,90
37,06
-19,6 %
12,78
16,89
16,34
18,25
14,29
-24,3 %
16,25
21,99
22,75
20,05
25,78
-26,1 %
15,00
18,63
17,32
20,05
20,03
-19,5 %
17,40
31,83
32,43
31,01
Nb
-45,3 %
25,59
23,86
24,27
22,27
28,18
7,2 %
30,80
31,05
30,82
30,38
35,17
-0,8 %
31,84
31,37
30,82
30,53
37,95
1,5 %
33,54
39,30
40,08
38,57
37,95
-14,7 %
34,58
39,30
40,08
38,57
37,95
-12,0 %
9,40 Nb 16,93 33,53
10,53 Nb 20,92 21,35
Nb Nb 21,57 24,87
9,93 Nb 20,05 15,03
13,03 Nb Nb 27,83
55,40
55,28
76,93
Nb
51,42
0,2 %
67,92
57,80
66,95
39,48
82,91
17,5 %
71,79
88,76
Nb
Nb
88,76
-19,1 %
83,01
64,43
77,74
39,33
93,99
28,8 %
Bron: BIPT Groen: land met goedkoopste tarieven, Rood: land met duurste tarieven * Niet representatief in België Nb: Niet beschikbaar
50
Nb
-10,7 % -19,1 % 57,1 %