Instituut voor de nationale rekeningen
ANALYSE VAN DE PRIJZEN DERDE KWARTAALVERSLAG 2013 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM
Meer informatie: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Peter Van Herreweghe City Atrium Vooruitgangstraat 50 1210 Brussel Tel.: +32 2 277 83 96 E-mail:
[email protected]
2
Inleiding In dit verslag wordt het verloop van de consumptieprijzen in België in het derde kwartaal 2013 onderzocht. Zoals bepaald in de wet van 8 maart 2009 werd deze taak van prijsobservatie en prijsanalyse toevertrouwd aan de FOD Economie voor rekening van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR). Met de Wet van 3 april 2013, houdende de invoeging van boek V in het Wetboek van economisch recht (getiteld “De mededinging en de prijsevoluties”), wordt gesteld dat het Prijzenobservatorium onderzoek kan uitvoeren vanuit de invalshoeken prijsverloop, prijsniveau, marges en tenslotte marktwerking. Het spreekt voor zich dat het Prijzenobservatorium deze verschillende benaderingen zoveel mogelijk zal integreren in zijn toekomstige verslagen. Het derde kwartaalverslag 2013 focust op de totale inflatie in België en het prijsstijgingstempo van de vijf grote productgroepen: energiedragers, bewerkte en niet-bewerkte levensmiddelen, diensten en tenslotte industriële, niet-energetische goederen. Voor elke productgroep wordt eerst de inflatie in België toegelicht, welke vervolgens vergeleken wordt met die in de buurlanden. Het geharmoniseerd indexcijfer der consumptieprijzen (GICP), dat opgesteld wordt conform de Europese methodologie, vormt veruit de belangrijkste gegevensbron voor het verslag. De analyse werd uitgebreid met detailgegevens van de nationale consumptieprijsindex of met andere statistieken van officiële instanties (IMF, EC, …). De Raad van Bestuur van het INR heeft dit verslag goedgekeurd op 25 oktober en het Wetenschappelijk Comité voor prijsobservatie en -analyse verleende op 30 oktober een gunstig advies.
3
Inhoudstafel Inleiding ......................................................................................................................................................................................... 3 Inhoudstafel .................................................................................................................................................................................. 4 Samenvatting ................................................................................................................................................................................ 5 I Totale inflatie in het derde kwartaal 2013 ................................................................................................................................ 7 I.1 Totale inflatie in België ....................................................................................................................................................... 7 I.2 Totale inflatie in de voornaamste buurlanden ................................................................................................................ 10 II Inflatie voor energie in het derde kwartaal 2013 ................................................................................................................... 12 II.1 Inflatie voor energie in België ......................................................................................................................................... 12 II.2 Inflatie voor energie in de voornaamste buurlanden .................................................................................................... 19 Focus: Evolutie en niveau van de elektriciteits- en aardgasprijzen in België en in de buurlanden ............................ 20 III Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in het derde kwartaal 2013 .................................................................................... 23 III.1 Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in België .......................................................................................................... 23 Focus: Accijnzen voor alcoholische dranken en tabak .................................................................................................. 25 III.2 Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden ..................................................................... 28 IV Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in het derde kwartaal 2013 ............................................................................ 30 IV.1 Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in België .................................................................................................. 30 IV.2 Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden ............................................................. 31 V Inflatie voor diensten in het derde kwartaal 2013 ................................................................................................................. 33 V.1 Inflatie voor diensten in België ....................................................................................................................................... 33 V.2 Inflatie voor diensten in de voornaamste buurlanden .................................................................................................. 35 VI Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in het derde kwartaal 2013 .............................................................. 37 VI.1 Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België .................................................................................... 37 VI.2 Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in de voornaamste buurlanden ............................................... 39 Lijst van afkortingen ................................................................................................................................................................... 42 Bijlagen........................................................................................................................................................................................ 43 Bijlage 1A: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen tussen het derde kwartaal 2012 en 2013 het sterkst zijn veranderd............................................................................................................................................. 43 Bijlage 1B: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen in het derde kwartaal 2013 de grootste impact op de inflatie hebben ................................................................................................................................................. 48 Bijlage 2: Inflatie in het derde kwartaal 2013 zonder en met gewijzigde indirecte belastingen in België en de drie buurlanden ...................................................................................................................................................................... 51
4
Samenvatting 1.
De totale inflatie bleef in het derde kwartaal 2013 stabiel op gemiddeld 1,2 % (gemeten aan de hand van het GICP). De neerwaartse impact van de energieproducten (elektriciteit, aardgas, motorbrandstoffen en huisbrandolie) op de totale inflatie viel het afgelopen kwartaal iets terug tot 0,5 procentpunt.
2.
De onderliggende inflatie liep het afgelopen kwartaal iets op en kwam gemiddeld uit op 1,8 % (tegen 1,7 % in het voorgaande kwartaal). Voor diensten en niet-energetische industriële goederen, was er immers een toename van het prijsstijgingstempo, welke slechts gedeeltelijk gecompenseerd werd door een lagere inflatie van bewerkte levensmiddelen. Bij de twee productgroepen die geen deel uitmaken van de onderliggende inflatie, was de jaar-op-jaar prijsdaling voor energetische producten dit kwartaal minder uitgesproken dan in het voorgaande en viel de inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen fors terug.
3.
Anders dan in België, nam de totale inflatie in onze voornaamste buurlanden (Duitsland, Frankrijk en Nederland) toe tot gemiddeld 1,5 % in het derde kwartaal 2013 (dus een inflatieverschil ten gunste van België ten belope van 0,3 procentpunt). Het verschillende prijsverloop voor energieproducten lag opnieuw aan de basis van de lagere totale inflatie in België. Alle andere productgroepen hadden voor België een ongunstige, zij het beperkte(allen 0,1 procentpunt), impact op het inflatieverschil. De onderliggende inflatie nam ook toe in onze voornaamste buurlanden (van gemiddeld 1,1 % tot 1,4 %), maar ze bleef wel lager dan in België (hoewel het verschil in onderliggende inflatie iets terug liep).
4.
In België viel de jaar-op-jaar prijsdaling voor energieproducten in het derde kwartaal 2013 terug tot gemiddeld 4,7 % (tegen een daling met 5,4 % in het tweede kwartaal). De koers voor ruwe aardolie, uitgedrukt in dollar, kwam het afgelopen kwartaal weliswaar iets hoger uit dan in de overeenstemmende periode in 2012, maar dankzij de waardevermeerdering van de euro ten opzichte van de dollar kwam de aardoliekoers uitgedrukt in euro 4,2 % lager uit dan vorig jaar (tegen 6,9 % lager in het tweede kwartaal). Als gevolg daarvan, was ook de inflatie voor motorbrandstoffen (-4,6 % tegen -5,5 % in het tweede kwartaal) en huisbrandolie (-5,3 % tegen -7,7 % in het tweede kwartaal) minder uitgesproken. Ten opzichte van het overeenstemmende kwartaal 2012, kwamen de elektriciteitsprijzen 1,0 % lager uit (net zoals het voorgaande kwartaal). De neerwaartse impact van de jaar-op-jaar prijsdaling van de energiecomponent (-10,9 %) werd immers grotendeels teniet gedaan door de stijging op jaarbasis van de netwerktarieven (+5,9 %). De consumptieprijzen voor aardgas lagen het afgelopen kwartaal 9,5 % lager dan verleden jaar (tegen een jaar-opjaarprijsdaling van 9,2 % in het tweede kwartaal), als gevolg van de prijsdaling van de energiecomponent (14 %), bij nagenoeg gelijk gebleven netwerktarieven.
5.
Het prijsstijgingstempo voor energie nam verder af in onze buurlanden, maar het bleef positief (gemiddeld 1,2 % in het derde kwartaal 2013, tegen 1,5 % in het voorgaande). Alle energiedragers hebben bijgedragen aan het inflatieverschil voor energie in het voordeel van België, maar de grootste bijdrage kwam van elektriciteit en gas. Wat het prijsniveau betreft, lag, volgens de meest recente cijfers van de CREG, de elektriciteits- en aardgasprijs in september 2013 respectievelijke 4,0 en 3,7 % lager in België dan gemiddeld in onze voornaamste buurlanden (tegen respectievelijke 1,2 en 3,0 % lager in juni), terwijl voor gas 3,7 % minder betaald werd in België (tegen -3,0 % in juni). Met elk land afzonderlijk blijven wel uitgesproken prijsverschillen bestaan.
6.
De diensteninflatie in België steeg tot 1,9 % in het derde kwartaal 2013 (tegen 1,7 % in het tweede kwartaal), voornamelijk ten gevolge van de categorieën reizen en communicatie. Deze productgroep zorgde voor de belangrijkste bijdrage tot de totale inflatie (0,8 procentpunt), mede door het grote gewicht in de gehele consumptiekorf (bijna 40 %). Ook in onze buurlanden versnelde het prijsstijgingstempo voor diensten (van gemiddeld 1,2 % naar 1,5 %), maar de inflatie bleef er dus lager dan in België.
5
7.
Nadat de inflatie voor bewerkte levensmiddelen gestabiliseerd was in het tweede kwartaal (op 3,4 %), viel het prijsstijgingstempo het afgelopen kwartaal terug tot gemiddeld 3,1 %. De bijdrage tot de totale inflatie kwam uit op 0,4 procentpunt. Binnen deze productgroep, versnelde de inflatie enkel voor de categorie alcoholhoudende dranken (hogere accijnzen) en oliën en vetten. In onze buurlanden nam de inflatie voor deze productgroep toe tot gemiddeld 2,8 % (tegen 2,0 % in het voorgaande kwartaal). Vooral brood en granen (3,2 % in België tegen gemiddeld 1,5 % in onze buurlanden) en wijn (5,8 % tegen 2,2 %) hebben het afgelopen kwartaal een belangrijke bijdrage geleverd aan het inflatieverschil in het nadeel van België voor deze productgroep.
8.
Na een inflatiepiek in het tweede kwartaal van 2013 (+6,8 %) vertraagde het prijsstijgingstempo van de groep niet-bewerkte levensmiddelen het afgelopen kwartaal tot gemiddeld 4,4 %. De minder uitgesproken prijsbewegingen van groenten, fruit en vis liggen aan de basis van de inflatievertraging. Ook in onze buurlanden nam de inflatie voor deze productgroep af en ze kwam net zoals in België uit op gemiddeld 4,4 %.
9.
De inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België bedroeg 0,9 % in het derde kwartaal 2013 (tegen 0,8 % in het tweede kwartaal), in onze buurlanden vertraagde ze daarentegen tot gemiddeld 0,5 %.
6
I Totale inflatie in het derde kwartaal 20131 2 I.1 Totale inflatie in België Gemeten aan de hand van het GICP en met als basisjaar 2005=100, kwam het algemene consumptieprijspeil in september 2013 uit op 120,1, iets hoger dan in juni. De index van de onderliggende inflatie, die geen rekening houdt met het prijsverloop van de niet-bewerkte levensmiddelen en energetische producten, klom licht op tot 116,6. Beide curves vertoonden in juli een knik naar beneden als gevolg van de soldenperiode en ook in september was er telkens een kleine correctie. Aan de, sinds september 2012, voornamelijk neerwaarts gerichte trend van de consumptieprijzen voor energiedragers kwam het afgelopen kwartaal een einde. De totale inflatie bleef in het derde kwartaal 2013 stabiel op 1,2 %, en in september bedroeg ze amper 1,0 %. De jaar-op-jaar prijsdaling voor energiedragers in het derde kwartaal 2013 was iets minder uitgesproken dan in het voorgaande kwartaal (-5,4 % in het tweede kwartaal 2013, tegen -4,7 % het afgelopen kwartaal). Grafiek 1A: Recent verloop van het GICP, de onderliggende inflatie en de consumptieprijzen voor energiedragers (Index 2005=100)
160
125
155 150
120
145 140
115
135 130 125
110
120 115
105
110 105
100
2007
2008 GICP (linkerschaal)
2009
2010
2011
Onderliggende inflatie (linkerschaal)
2012
2013
100
Energiedragers (rechterschaal)
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
De gemiddelde inflatie voor een kwartaal wordt berekend als de procentuele variatie van het rekenkundige gemiddelde van de indexcijfers van het betrokken kwartaal ten opzichte van het rekenkundige gemiddelde van de indexcijfers van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar.
1
Omwille van de vergelijkbaarheid met de evoluties in andere Europese landen gebeurt de analyse op grond van het geharmoniseerde consumptieprijsindexcijfer (GICP). Waar nodig wordt voor de Belgische cijfers nog verder in detail getreden op basis van de gegevens afkomstig van de nationale consumptieprijsindex. 2
7
Grafiek 1B: Recent verloop van het GICP, de onderliggende inflatie en de consumptieprijzen voor energiedragers (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar)
7
35
6
30
5
25
4
20
3
15
2
10
1
5
0
0
-1
-5
-2
-10
-3
-15
-4
-20
-5
2007
2008 GICP (linkerschaal)
2009
2010
2011
Onderliggende inflatie (linkerschaal)
2012
2013
-25
Energiedragers (rechterschaal)
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
Meer in het bijzonder werden voor de vijf grote productgroepen van het GICP de volgende prijsbewegingen vastgesteld: •
Ten opzichte van het derde kwartaal 2012, betaalde de consument het afgelopen kwartaal gemiddeld 4,7 % minder voor energetische producten (tegen -5,4 % in het tweede kwartaal 2013). De energie-inflatie is nu al negen maanden op rij negatief (-5,3 % in september). De neerwaartse impact op de totale inflatie viel het afgelopen kwartaal iets terug tot 0,5 procentpunt.
•
De diensteninflatie steeg tot 1,9 % in het derde kwartaal 2013 (tegen 1,7 % in het tweede kwartaal). Deze productgroep zorgde voor de belangrijkste bijdrage tot de totale inflatie (0,8 procentpunt), onder meer door het grote gewicht in de gehele consumptiekorf (bijna 40 %).
•
Bewerkte levensmiddelen kostten het afgelopen kwartaal gemiddeld 3,1 % meer dan in 2012 (tegen een inflatie van 3,4 % in het tweede kwartaal 2013). De opwaartse impact op de totale inflatie kwam uit op 0,4 procentpunt.
•
Het prijsstijgingstempo van niet-bewerkte levensmiddelen viel terug tot gemiddeld 4,9 % (tegen 6,8 % in het voorgaande kwartaal). De niet-bewerkte levensmiddelen hebben een beperkt gewicht in de gehele consumptiekorf en leverden een bijdrage tot de totale inflatie ten belope van 0,3 procentpunt.
•
De inflatie voor niet-energetische industriële goederen bedroeg 0,9 % in het derde kwartaal 2013 (tegen 0,8 % in het tweede kwartaal). Deze productgroep droeg zo 0,2 procentpunt bij tot de totale inflatie.
8
Aangezien de toename van de inflatie voor diensten en niet-energetische industriële goederen slechts gedeeltelijk gecompenseerd werd door een lagere inflatie van de bewerkte levensmiddelen, liep de onderliggende inflatie in het derde kwartaal iets op tot gemiddeld 1,8 % (tegen 1,7 % in het voorgaande kwartaal). Het viermaands voortschrijdende gemiddelde van de gezondheidsindex bedroeg in september 120,9 en de spilindex, nu vastgelegd op 122,0, werd aldus niet overschreden 3. Tabel 1: Geharmoniseerde consumptieprijsindex (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld) Totaal 2010 2011 2012 2012
III IV 2013 I II III 2013 - III jul aug sep Gewicht 2013 (in %)
2,3 3,4 2,6 2,4 2,2 1,4 1,2 1,2 1,6 1,1 1,0 100,0
Energiedragers 10,0 17,0 6,0 4,4 2,4 -2,8 -5,4 -4,7 -3,0 -5,8 -5,3 11,3
Diensten 1,4 1,9 2,5 2,6 2,5 1,8 1,7 1,9 1,8 2,0 1,9 39,6
Bewerkte levensmiddelen 1,0 3,1 3,1 2,7 3,2 3,4 3,4 3,1 3,3 3,1 2,8 13,2
Nietbewerkte levensmiddelena 3,5 0,2 3,4 4,1 4,8 4,7 6,8 4,4 5,2 4,1 3,8 8,0
Nietenergetische industriële goederen 0,8 1,0 0,9 0,7 0,8 0,7 0,8 0,9 1,1 0,8 0,8 27,9
p.m. Onderliggende inflatieb 1,1 1,8 2,1 1,9 2,0 1,6 1,7 1,8 1,8 1,8 1,7 80,7
p.m. Gezondheidsindexc 1,7 3,1 2,7 2,4 2,3 1,2 1,4 1,3 1,6 1,2 1,1 92,5
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI a b Fruit, groenten, vlees en vis. Gemeten aan de hand van het GICP, zonder niet-bewerkte levensmiddelen en energiedragers. c Nationale consumptieprijsindex, zonder tabak, alcoholhoudende dranken, benzine en diesel.
Grafiek 2: Bijdrage tot de inflatie (In procentpunt, jaar- en kwartaalgemiddelden)
6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3
Niet-energetische industriële goederen Bewerkte levensmiddelen Energie
Diensten Niet-bewerkte levensmiddelen GICP
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
In haar meest recente inflatievooruitzichten gaat het Federaal Planbureau er van uit dat de spilindex pas in juni 2014 opnieuw overschreden zal worden.
3
9
I.2 Totale inflatie in de voornaamste buurlanden Na een lange periode van vertraging die in het eerste kwartaal 2012 van start is gegaan, is de totale inflatie in de buurlanden in het derde kwartaal 2013 gemiddeld 4 lichtjes gestegen tot 1,5 % (tegen 1,4 % in het vorige kwartaal; ter herinnering de inflatie in België in dit kwartaal is met 1,2 % stabiel gebleven). De gemiddelde inflatie van de buurlanden is dus voor het derde kwartaal op rij hoger dan de Belgische inflatie. Het verschil in het voordeel van België is in dit kwartaal ook groter geworden: 0,3 procentpunt (tegen 0,2 procentpunt in het tweede kwartaal 2013). Alleen Frankrijk had met een inflatie van 1,1 % (0,9 % in het vorige kwartaal) opnieuw een lager cijfer dan ons land. In Duitsland bedroeg de inflatie 1,7 % (1,5 % in het vorige kwartaal) en in Nederland 2,8 % (3,0 % in het vorige kwartaal). Ter herinnering: het btw-tarief in Nederland werd in oktober 2012 verhoogd van 19 naar 21 % (het verlaagde btw-tarief bleef echter op 6 %), wat een opwaartse impact had op de consumptieprijzen. Op basis van het GICP bij ongewijzigde btw- en accijnstarieven, welke door Eurostat wordt gepubliceerd, wordt vastgesteld dat de totale inflatie in Nederland in het derde kwartaal 2013 1,2 % bedroeg (tegenover 2,8 % nu)5. Voor België zou de totale inflatie bij ongewijzigde indirecte belastingen 1,1 % bedragen hebben tegenover 1,2 % nu6. Grafiek 3: Kwartaalevolutie van de totale inflatie en van de onderliggende inflatie in België en in de belangrijkste buurlanden (Jaarlijks veranderingspercentage) 6
3,5
Totale inflatie
Onderliggende inflatie
5
3,0
4
2,5
3 2,0 2 1,5 1 1,0
0
0,5
-1 -2 2008
2009
2010
België
2011
2012
Duitsland
0,0 2008
2013
Frankrijk
2009
Nederland
2010
2011
2012
2013
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
Net zoals in België is de onderliggende inflatie in de buurlanden in het derde kwartaal 2013 gemiddeld opnieuw gestegen: van 1,1 % tot 1,4 %, of een niveau dat nog steeds lager ligt dan in België (ter herinnering: die klom van 1,7 % naar 1,8 % tussen het tweede en het derde kwartaal 2013). Het verschil in onderliggende inflatie ten nade4
Gewogen gemiddelde op basis van de gewichten van elk land in 2013 die door Eurostat werden gepubliceerd.
Onder de vijf productgroepen zouden alleen de niet-bewerkte levensmiddelen, waarop de wijzigingen van de belastingtarieven niet van toepassing zijn, een identiek inflatiecijfer hebben gehad. Het gaat hier om een theoretische berekening waarbij wordt verondersteld dat de wijzigingen in de btw- en accijnstarieven volledig en onmiddellijk worden doorgerekend naar de consument. De berekening van de inflatie bij ongewijzigde indirecte belastingen werd toegevoegd in bijlage 2 voor België en de buurlanden, http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/hicp/methodology/hicp_constant_tax_rates. 5
In België is er alleen voor de bewerkte levensmiddelen een in inflatieverschil ten opzichte van de huidige situatie. Dit is onder andere te wijten aan de hogere accijnzen voor tabak en alcohol.
6
10
le van ons land is dus lichtjes gedaald van 0,6 tot 0,4 procentpunt tussen het tweede en derde kwartaal 2013. In de beschouwde periode, lopende vanaf het eerste kwartaal 2008, lag de onderliggende inflatie in België elk kwartaal boven het gemiddelde in de drie buurlanden. De onderliggende inflatie in het derde kwartaal 2013 bedroeg 0,9 % in Frankrijk (0,7 % in het vorige kwartaal) en 1,5 % in Duitsland (1,1 % in het vorige kwartaal). In Nederland was de onderliggende inflatie dit kwartaal echter opnieuw hoger dan in de andere landen, namelijk 3,0 % (3,1 % in het vorige kwartaal) omwille van onder meer de verhoging van het btw-tarief in oktober 2012 (zie hierboven). Grafiek 4: Driemaandelijkse bijdrage van elke component van het GICP aan het inflatieverschil tussen België en de buurlanden (In procentpunt)
2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 -0,5 -1,0 -1,5
Niet-energetische industriële goederen Bewerkte levensmiddelen Energie Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
Diensten Niet-bewerkte levensmiddelen Geheel GICP
Net zoals in het vorige kwartaal was het verschil in totale inflatie tussen België en de buurlanden dit kwartaal in het voordeel van ons land en nam het toe tot 0,3 procentpunt. De lagere totale inflatie in België is opnieuw te danken aan de energieproducten, waarvan de bijdrage tot het inflatieverschil ten voordele van België 0,7 procentpunt bedroeg. Alle andere productgroepen hadden een invloed in het nadeel van België: de diensten, de bewerkte levensmiddelen, de niet-bewerkte levensmiddelen en de niet-energetische industriële goederen hadden allen een bijdrage van 0,1 procentpunt in het nadeel van ons land. Tabel 2: GICP en haar componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden voor het derde kwartaal 2013 (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
Onderliggende inflatie Bewerkte levensmiddelen Niet-energetische industriële goederen Diensten Energie Niet-bewerkte levensmiddelen GICP
België
Gemiddelde buurlanden
Duitsland
Frankrijk
Nederland
1,8 3,1 0,9 1,9 -4,7 4,4 1,2
1,4 2,8 0,5 1,5 1,2 4,4 1,6
1,5 3,1 0,7 1,6 1,5 5,6 1,7
0,9 1,9 -0,1 1,1 0,8 3,4 1,1
3,0 4,6 2,3 3,1 0,3 3,9 2,8
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
11
Gewicht 2013 (in %) Gemiddelde buurlanden 80,7 82,4 13,2 11,8 27,9 27,1 39,6 43,5 11,3 11,2 8,0 6,4 100,0 100,0
België
II Inflatie voor energie in het derde kwartaal 2013 II.1 Inflatie voor energie in België De inflatie voor energie nam in de loop van 2012 steeds verder af. In het eerste kwartaal 2013 werd ze vervolgens negatief (-2,8 %) en de daling nam in het daaropvolgende kwartaal zelfs toe (-5,4 %). Die trend stabiliseerde zich enigszins in het derde kwartaal 2013, met een prijsdaling op jaarbasis van gemiddeld -4,7 %. Sinds 2012 nam de bijdrage van de energieproducten tot de totale inflatie dus voortdurend af, waardoor de totale inflatie meer en meer ging vertragen. In het derde kwartaal 2013 leverde deze productgroep een negatieve bijdrage van 0,5 procentpunt tot de totale inflatie (1,2 %) (tegenover een bijdrage van -0,6 procentpunt op een totale inflatie van 1,2 % in het tweede kwartaal 2013). Die negatieve bijdrage van de energieproducten, die sinds begin 2013 wordt waargenomen, resulteert voornamelijk uit een forse daling van de prijzen voor aardgas en voor olieproducten (motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen). Tabel 3: Recent verloop van de consumptieprijzen voor energiedragers (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
Vaste brandstoffen Elektriciteit Vloeibare brandstoffen Brandstoffen voor wegvervoer Gas Totaal energiedragers
2010
2011
2012
0,9 4,1 28,0 14,9 -1,7 10,0
2,6 11,8 27,8 15,6 19,1 17,0
3,9 1,9 10,1 6,5 8,0 6,0
2012 III 4,1 -2,2 11,0 6,8 4,6 4,4
IV 4,0 -0,3 4,9 4,5 0,7 2,4
2013 I 2,9 -0,1 -3,8 -2,3 -6,7 -2,8
II 3,6 -0,8 -7,7 -5,5 -9,2 -5,4
2013 - III III 3,9 -1,0 -5,3 -4,6 -9,5 -4,7
jul 4,1 -0,5 -1,4 -1,9 -9,1 -3,0
aug 3,6 -1,3 -8,3 -5,9 -10,0 -5,8
sep 4,1 -1,3 -6,0 -5,9 -9,5 -5,3
Bijdrage1 0,02 -0,26 -0,78 -1,78 -1,90 -4,70
Gewicht2 0,6 25,5 14,9 39,4 19,7 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI 1 2 Bijdrage tot de inflatie van de groep in het derde kwartaal 2013 (in procentpunt), p.m. Gewicht in 2013 in %
De schommelingen van de consumptieprijzen voor huisbrandolie en motorbrandstoffen worden voornamelijk bepaald door de evolutie van de olieprijzen op de internationale markten. De elektriciteits- en aardgasprijzen daarentegen zijn grotendeels losgekoppeld van de olieprijzen sinds de inwerkingtreding van de koninklijke besluiten van 21 december 2012 betreffende deze twee energieproducten 7. Immers, in het derde kwartaal namen enkel de aardgascontracten van Electrabel de olie-index nog in rekening in de tariefformules. Niettemin zal Electrabel vanaf 1 oktober 2013 zijn contracten met variabele gasprijzen indexeren volgens een nieuwe parameter, de TTF103 (Heren), die de gasprijs op de groothandelsmarkt in Nederland weerspiegelt (ESGM, European Spot Gas Markets). Na tussen het eerste en tweede kwartaal 2013 met 8,5 % te zijn gedaald, is de olieprijs uitgedrukt in USD weer beginnen stijgen (+7,5 % ten opzichte van het voorgaande kwartaal), en kwam gemiddeld uit op 111 USD/vat dit kwartaal. De gemiddelde prijs van een vat Brent-olie nam in het derde kwartaal 2013 toe ten opzichte van een jaar eerder (+1,4 %). Anderzijds is de wisselkoers van de euro tegenover de dollar in de beschouwde periode sterk gestegen (+5,9 % ten opzichte van het derde kwartaal 2012). De koers voor ruwe olie, uitgedrukt in euro, zijn daardoor op jaarbasis met gemiddeld 4,2 % gedaald (tegenover -6,9 % in het tweede kwartaal), en kwam uit op 84 EUR/vat.
Zoals vermeld in de vorige verslagen vaardigde de regering op 21 december 2012 twee koninklijke besluiten uit (Belgisch Staatsblad van 15 januari 2013), waardoor een exhaustieve lijst werd vastgelegd met toegelaten criteria voor de indexering van de elektriciteits- en gasprijzen door de leveranciers. Die criteria hebben onder meer tot doel de aardgas- en elektriciteitsprijzen los te koppelen van de olieprijs, zodat de indexeringsparameters de reële kosten voor de energieleveranciers beter zouden weerspiegelen. Enkel voor aardgascontracten, en indien de leverancier kan aantonen dat zijn reële bevoorrading bestaat uit gas waarvan de indexering ten minste gedeeltelijk gebeurt op basis van de olie-index, is het niettemin nog toegestaan om tijdens een overgangsperiode van twee jaar rekening te houden met de olie-index. 7
12
De prijsstijging voor ruwe olie tussen het tweede en derde kwartaal 2013 valt grotendeels te verklaren door de bezorgdheid om het wereldaanbod van ruwe olie, ingegeven door een gespannen geopolitieke toestand in Libië, Nigeria en Irak. Bovendien had het aanbod aan olie en olieproducten ook te lijden onder de onrust in Egypte, waar het Suez-kanaal een cruciale doorgangsweg betekent voor het olietransport, onder de overstromingen in Alberta (Canada) en onder de productiedaling in Amerikaanse raffinaderijen 8. Ook de verwachte stijging van de vraag in 2014 (wegens een conjunctuurverbetering van de wereldeconomie) heeft bijgedragen tot de stijging van de petroleumprijs. Grafiek 5: Consumptieprijzen voor energiedragers (Index 2005=100)
220 200 180 160 140 120 100 80 60
Electriciteit Motorbrandstoffen
Gas Totaal energiedragers
Vloeibare brandstoffen Brent (euro)
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
Met de recente stijging van de olieprijzen (+4,5 % uitgedrukt in euro ten opzichte van het tweede kwartaal) lieten de prijzen voor motorbrandstoffen en voor vloeibare brandstoffen (huisbrandolie), die vrijwel ogenblikkelijk reageren op schommelingen van de olieprijzen, dit kwartaal een stijging optekenen van respectievelijk 1,9 % en 4,2 % ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Desondanks vertoonden die producten nog steeds een negatieve inflatie, en wel voor de derde opeenvolgende keer. Voor vloeibare brandstoffen werd met name gemiddeld 5,3 % minder betaald in het derde kwartaal vergeleken met een jaar eerder (tegenover -7,7 % in het tweede kwartaal). De prijzen voor motorbrandstoffen namen dit kwartaal met 4,6 % af vergeleken met een jaar eerder (tegenover -5,5 % in het vorige kwartaal). Meer bepaald bedroeg de gemiddelde maximumprijs voor dieselolie 1,49 euro per liter (inclusief btw) in het onderzochte kwartaal, zijnde een daling van 6 cent ten opzichte van dezelfde periode in 2012. De gemiddelde maximumprijs van benzine (super 95) bereikte dit kwartaal 1,67 euro per liter (inclusief btw), 7 eurocent minder dan een jaar eerder.
International Energy Agency, “IEA releases Oil Market Report for July, August, September”, http://www.iea.org/newsroomandevents/news/2013/.
8
13
De consumptieprijzen voor aardgas en elektriciteit worden voornamelijk bepaald door de kost van de energiecomponent en door de nettarieven (distributie en transport). Verschillende belastingen en taksen oefenen eveneens een niet te verwaarlozen invloed uit op de prijsevolutie 9. Zoals in de vorige rapporten al werd uiteengezet, worden sinds het exploitatiejaar 2009 de distributietarieven door de CREG goedgekeurd voor vier jaar. Ze worden niettemin geïndexeerd en kunnen in bepaalde gevallen in de loop van de beschouwde periode worden aangepast wanneer er zich veranderingen voordoen in de kosten voor de netbeheerders (maar steeds na goedkeuring door de CREG). Door een beslissing van de CREG werden de voor de periode 2009 - 2012 geldende vierjaarlijkse tarieven verlengd tot eind 2014. Daarnaast keurt de CREG sinds het exploitatiejaar 2008 ook de transporttarieven goed voor een duur van vier jaar. In 2012 werd een nieuwe meerjaarlijkse (2012-2015) tarifering goedgekeurd. Toch werden de transporttarieven voor elektriciteit door de beslissing van de CREG van 16 mei laatstleden gecorrigeerd10. De nieuwe tariefbeslissing van de CREG heeft voornamelijk tot gevolg dat de tarieflasten gedeeltelijk worden doorgeschoven van de elektriciteitsproducenten naar de elektriciteitsconsumenten. Aldus gingen de transportkosten in de elektriciteitstarieven op 1 juni 2013 naar omhoog (verhoging die vanaf juli in aanmerking werd genomen voor de berekening van het GICP 11). Deze kosten zullen opnieuw toenemen in januari 2014. De verkoopprijs van de energiecomponent wordt door de leveranciers vrij bepaald sinds de vrijmaking van de elektriciteits- en gasmarkt. Zo bepaalt elke leverancier voor zowel vaste als variabele contracten zijn eigen tariefformules, indexparameters (die echter vanaf 1 april 2013 moeten beantwoorden aan de criteria van de koninklijke besluiten van 21/12/2012) en wegingscoëfficiënten. Daarnaast zijn de energieleveranciers voor de variabele contracten verplicht om alle wijzigingen in de prijsformules en tariefaanpassingen op voorhand ter controle bij de CREG in te dienen (wet van 8 januari 2012 12). Sedert 1 januari 2013 moeten de leveranciers het aantal indexeringen van de variabele contracten beperken tot vier keer per jaar telkens aan het begin van het kwartaal (voor de residentiële klanten en de kmo's): de indexeringen van de variabele contracten voor elektriciteit en aardgas werden zodoende toegelaten op 1 juli voor de toegepaste prijzen in het derde kwartaal 13.
Het gewicht van de verschillende componenten kan sterk verschillen al naargelang het type klant (consumptieprofiel en spanningsniveau van de aansluitingen), de distributiezone, het gewest en de leverancier. 9
Ter herinnering: de vroegere transporttarieven van Elia voor de regulatoire periode 2012-2015 werden door het hof van beroep van Brussel geannuleerd op 6 februari 2013. Het hof oordeelde immers dat de injectietarieven (kosten voor aansluiting van de centrales op het elektriciteitsnet en kosten van een onevenwicht tussen injecties en afnames op het net) die aan de elektriciteitsproducenten gefactureerd werden, geen wettelijke grondslag hadden, discriminerend waren, de reële kosten niet weergaven en het maximale injectietarief overschreden dat door het Europees recht wordt toegestaan. Derhalve werd de CREG door het hof verzocht een nieuwe tariefbeslissing te nemen (beslissing van de CREG van 16 mei 2013 betreffende “het gecorrigeerde tariefvoorstel van ELIA SYSTEM OPERATOR NV van 2 april 2013 voor de regulatoire periode 20122015” met toepassing van artikel 12quater, §2, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt). 10
Voor meer informatie over de gebruikte methodologie: FOD Economie, “Jaarverslag 2011 van het Prijzenobservatorium”, http://economie.fgov.be/nl/binaries/Rapport_annuel_2011_prix_observatoire_NL_tcm325-164371.pdf. 11
Het gaat om de wet van 8 januari 2012 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen (van kracht sinds 21 januari 2012). 12
De Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie ontvangt de gegevens van de CWaPE en de VREG met een maand vertraging. De indexen die daarop gebaseerd zijn hebben dus betrekking op de voorgaande maand. Hierdoor zullen de in het derde kwartaal 2013 doorgevoerde indexeringen van de variabele contracten voor elektriciteit en gas pas vanaf augustus in het GICP-berekening worden opgenomen voor het Vlaamse en Waalse Gewest. Dat is echter niet het geval voor Brussel, waar de gegevens in de loop van de maand zelf al beschikbaar zijn. 13
14
Vergeleken met een jaar eerder daalde de eindprijs van elektriciteit gemiddeld met 1,0 % dit kwartaal, zijnde een stabilisering van de inflatie t.o.v. het vorige kwartaal (-0,8 %). De elektriciteitsprijzen gingen ook tussen het tweede en derde kwartaal 2013 omlaag (-1,5 % gemiddeld). Op basis van de indicator "gemiddelde Belgische elektriciteitsfactuur" 14 kan de evolutie van de verschillende componenten van de elektriciteitsprijs worden geëvalueerd, namelijk de energiecomponent, de nettarieven en de taksen en belastingen. De kost van de energiecomponent van de elektriciteitsprijs (inclusief kosten voor groene energie en warmtekrachtkoppeling), die sinds het tweede kwartaal 2012 in dalende lijn is gegaan, bedroeg gemiddeld 7,9 cent/kWh in het derde kwartaal 2013 (ofwel 34,3 % van de totale prijs van elektriciteit). Er was dus dit kwartaal nogmaals een forse inkrimping van de genoemde component, en deze kwam 10,9 % lager uit dan in de overeenkomstige periode in 2012 (tegenover een inflatie van -9,2 % in het tweede kwartaal). Deze dalende trend is hoofdzakelijk te verklaren door de wijzigingen in het aanbod van de elektriciteitscontracten vanaf januari, de neerwaartse indexering van de variabele contracten, de gemiddelde daling van de vaste tarieven dit kwartaal, alsook de marktdynamiek (substitutie-effect). De kosten met betrekking tot de bijdrage groene stroom en warmtekrachtkoppeling, die goed zijn voor ongeveer 17,9 % van de energiecomponent (dit is 6,1 % van de totale prijs van elektriciteit), stegen met gemiddeld 37,5 % ten opzichte van een jaar tevoren 15. De nettarieven bedroegen gemiddeld 10,5 cent/kWh in het derde kwartaal 2013, goed voor 45,9 % van de totale prijs voor elektriciteit. Hun prijsstijgingstempo op jaarbasis ligt op 5,9 % dit kwartaal, tegenover 5,6 % in het vorige kwartaal. Deze tendens valt voornamelijk te verklaren door de forse verhoging van de transporttarieven (7,4 % in de totale prijs) met gemiddeld 60,2 % op jaarbasis. Deze stijging is grotendeels het gevolg van de sterke verhoging van deze tarieven in het Waals Gewest begin dit jaar, nadat Elia de financiële lasten veroorzaakt door energie uit zonnepanelen doorrekende op de elektriciteitsfactuur van de Waalse consumenten 16, alsook het gevolg van de inwerkingtreding op federaal niveau van de nieuwe transporttarieven sinds 1 juni (verwerkt in het GICP en in de indicator vanaf juli 17), zoals hierboven vermeld. De component taksen en belastingen stabiliseerde zich dit kwartaal vergeleken met een jaar voordien (+0,5 % gemiddeld). Uit dit alles blijkt dat de daling op jaarbasis van de consumptieprijzen voor elektriciteit hoofdzakelijk het gevolg is van de sterke daling van de verkoopprijs van de energiecomponent, grotendeels teniet gedaan door de stijging van de nettarieven.
Voor meer informatie over de uitwerking van de indicator van de gemiddelde elektriciteitsfactuur voor de consument: FOD Economie, “Jaarverslag 2011 van het Prijzenobservatorium”, http://economie.fgov.be/nl/binaries/Rapport_annuel_2011_prix_observatoire_NL_tcm325-164371.pdf. 14
Ter herinnering: de Belgische consument betaalt als onderdeel van zijn elektriciteitsfactuur een groenestroombijdrage (in de drie gewesten) en een bijdrage voor warmtekrachtkoppeling (enkel in Vlaanderen). Deze worden vrij bepaald door de elektriciteitsleveranciers en dienen om de aankoopkosten van verplichte groenestroomcertificaten te recupereren (quota vastgelegd per decreet). Voor meer informatie: FOD Economie, "Eerste kwartaalverslag 2013 van het Prijzenobservatorium”, http://statbel.fgov.be/nl/binaries/Observatoire_des_Prix_2013_Q1_NL_tcm325-223614.pdf. 15
Ter herinnering : in Wallonië en Brussel is de transportnetwerkbeheerder Elia verplicht groenestroomcertificaten te kopen tegen een gegarandeerde minimumprijs (in Vlaanderen zijn het de uitbaters van de distributienetwerken die daartoe verplicht zijn). Door de toename van het aantal groenstroomcertificaten in de loop van 2012 in Wallonië moest Elia zijn tarief in verband met zijn openbare-dienstverplichtingen fors bijsturen voor de financiering van de steunmaatregelen voor hernieuwbare energie in Wallonië: op 1 oktober 2012 en op 1 januari 2013. FOD Economie, "Eerste kwartaalverslag 2013 van het Prijzenobservatorium”, http://statbel.fgov.be/nl/binaries/Observatoire_des_Prix_2013_Q1_NL_tcm325-223614.pdf.
16
Voor meer informatie in verband met de gebruikte methodologie: FOD Economie, "Jaarverslag 2011 van het Prijzenobservatorium”, http://statbel.fgov.be/nl/binaries/Rapport_annuel_2011_prix_observatoire_NL_tcm325-164371.pdf. 17
15
In het derde kwartaal 2013 bedroegen de totale uitgaven voor elektriciteit in een gemiddeld huishouden (jaarlijks verbruik van 3.500 kWh aan enkelvoudig tarief) gemiddeld 803 euro, een vermindering van 16 euro vergeleken met een jaar geleden 18. Grafiek 6A: Indicator voor een gemiddelde elektriciteitsfactuur en zijn componenten (Consumptieprofiel Dc1 - In cent/kWh)
25
20
15
10
5
0
Energiecomponent
Nettarieven
Taksen en heffingen
Btw (21 %)
Bronnen: Eigen berekeningen, VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie Opm. 1: Op de elektriciteitsfactuur dekken de nettarieven de kosten voor het gebruik van de distributienetwerken en voor het transport. Opm. 2: De hoeveelheid gratis elektriciteit die in het Vlaamse Gewest wordt toegekend, werd opgenomen in de energiecomponent.
Voor wat betreft de consumptieprijzen voor aardgas, moest de consument in de beschouwde periode gemiddeld 9,5 % minder betalen op jaarbasis, tegenover -9,2 % in het vorige kwartaal. De gasprijs viel met 1,4 % terug tussen het tweede en het derde kwartaal 2013. De evolutie van de indicator "gemiddelde Belgische aardgasfactuur" 19 laat opnieuw een inkrimping zien van de kost van de energiecomponent (inclusief transportkost) in het derde kwartaal 2013. Deze noteerde een daling op jaarbasis van gemiddeld 14,0 %, tegenover -13,2 % in het voorgaande kwartaal. De energiecomponent was zodoende goed voor gemiddeld 57,9 % (dit is 3,7 cent/kWh) van de totale prijs voor aardgas in de beschouwde periode. Net als voor elektriciteit valt de daling van deze kost grotendeels te verklaren door de wijzigingen in het aanbod van de gascontracten vanaf januari, de neerwaartse indexering van de meeste variabele contracten in
Ter herinnering: de berekeningsmethode steunt op de verwervingsbenadering, overeenkomstig de richtlijnen van Eurostat voor het GICP. Deze benadering houdt rekening met een geschatte aankoopprijs (op jaarbasis) bij ondertekening van een contract. Deze geschatte prijs is dus gebaseerd op één enkele waarde (met name de actuele waarde) van de verschillende componenten in de door de energieleveranciers gehanteerde prijzen in tegenstelling tot de betalingsbenadering die rekening houdt met het gemiddelde van de maandelijkse prijzen van de afgelopen 12 maanden gewogen naar de maandelijkse verbruikshoeveelheden. 18
Voor meer informatie over de uitwerking van de indicator van de gemiddelde gasfactuur voor de consument: FOD Economie, “Jaarverslag 2011 van het Prijzenobservatorium”, http://economie.fgov.be/nl/binaries/Rapport_annuel_2011_prix_observatoire_NL_tcm325-164371.pdf.
19
16
de voorbije maand juli, de gemiddelde daling van de vaste tarieven en de marktdynamiek (substitutie-effect) tijdens dit kwartaal. De nettarieven (distributie en huur van gasmeter) bleven sinds het tweede kwartaal 2013 stabiel (≈ 0,0 %). Ze hebben een aandeel van gemiddeld 22,5 % in de totale aardgasprijs tijdens het derde kwartaal (met andere woorden 1,4 cent/kWh). Taksen en heffingen lieten dit kwartaal een daling op jaarbasis van 10,0 % optekenen, tegenover -11,7 % in het vorige kwartaal. Deze negatieve inflatie wordt hoofdzakelijk verklaard door een neerwaartse herziening van de toeslag beschermde klanten voor 2013, bestemd voor de financiering van de kost verbonden aan de toepassing van maximumprijzen (zogenaamde sociale tarieven). De afname op jaarbasis van de consumptieprijzen voor gas in het derde kwartaal 2013 is met andere woorden hoofdzakelijk te danken aan de sterke daling van de energiecomponent en van de taksen en belastingen, terwijl de nettarieven constant bleven. In het derde kwartaal 2013 bedroeg de totale aardgasprijs voor een gemiddeld huishouden (jaarlijks verbruik van 23.260 kWh) gemiddeld 1.486 euro, een vermindering van 173 euro vergeleken met een jaar geleden20. Grafiek 6B: Indicator voor een gemiddelde aardgasfactuur en zijn componenten (Consumptieprofiel D3, In cent/kWh)
8 7 6 5 4 3 2 1 0 Energiecomponent
Nettarieven
Taksen en heffingen
Btw (21 %)
Bronnen: Eigen berekeningen, VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie Opm. 1: Op de aardgasfactuur dekken de nettarieven de kosten voor het gebruik van de distributienetwerken. Opm. 2: De meerkost voor beschermde klanten is niet onderworpen aan de btw 21.
De marktdynamiek (dit is het aantal huishoudens die van energieleverancier zijn veranderd) lijkt zich in het derde kwartaal voort te zetten, maar op een trager tempo. Volgens de jongste statistieken van de VREG bedroeg Ter herinnering: de berekeningsmethode is gebaseerd op de verwervingsbenadering, overeenkomstig de richtlijnen van Eurostat voor het GICP. 20
Zie artikel 3 van het koninklijk besluit van 24 maart 2003, dat een federale bijdrage voorzag, bestemd voor de financiering van bepaalde openbaredienstverplichtingen en van kosten verbonden aan de regulering en controle van de aardgasmarkt. 21
17
het aantal residentiële klanten in het Vlaams Gewest dat van leverancier veranderde in het derde kwartaal 2013 3,1 % voor elektriciteit en 3,6 % voor gas, tegenover respectievelijk 3,7 % en 4,3 % in het vorige kwartaal. Ook in het Waalse Gewest daalde het cijfer voor elektriciteit van 5,0 % naar 4,1 % tussen het eerste en het tweede kwartaal 2013. Tabel 4: Percentage switches op de residentiële gas- en elektriciteitsmarkt 22 (Per gewest, kwartaal- en jaarlijkse bewegingen, in %) Elektriciteit (1) Vlaanderen Wallonië Brussel Gas (1) Vlaanderen Wallonië Brussel
T1-2012
T2-2012
3,5 3,3 1,4 T1-2012
3,5 3,1 1,6 T2-2012
3,5 4,6 1,6
T3-2012 4,9 4,0 2,3 T3-2012
4,3 3,6 1,8
5,3 4,6 2,5
T4-2012 4,8 4,3 3,0 T4-2012 5,6 5,1 3,4
T1-2013(2)
T2-2013
T3-2013
5,7 5,0 3,3 T1-2013(2)
3,7 4,1 Nb T2-2013
3,1 Nb Nb T3-2013
10,2 10,8 4,1 2011
16,7 14,7 8,3 2012
6,9 Nb 3,7
4,3 Nb Nb
3,6 Nb Nb
8,6 14,8 4,7
18,7 17,9 9,3
2011
2012
Bronnen: VREG, CWaPE en BRUGEL Opm. 1: De definitie van percentage switches varieert naargelang het gewest. De percentages zijn dus niet vergelijkbaar en tonen alleen een tendens per gewest. Opm. 2: De statistieken van het eerste kwartaal 2013 werden vooral bepaald door de cijfers van januari. Volgens de VREG wordt 1 januari 2013 beschouwd als een belangrijke overgangsdatum. Bovendien hebben de campagne “Durf vergelijken” en de groepsaankopen voor energie geleid tot een sterke stijging van het percentage switches in januari. Nb: niet beschikbaar
Uit de beschikbare gegevens blijkt dat het marktaandeel van de historische operator Electrabel weliswaar opnieuw is geslonken, maar minder uitgesproken dan tevoren. Andere leveranciers (Lampiris en Eni) zagen hun marktaandeel lichtjes stijgen in dezelfde periode. Het marktaandeel van Luminus lijkt zich te stabiliseren. Grafiek 7: Evolutie van het marktaandeel van de elektriciteits- (links) en gasleveranciers (rechts) op de huishoudelijke markt, per gewest
70%
70%
60%
60%
50%
50%
40%
40%
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
0%
Vlaanderen
Wallonië Brussel Electrabel Luminus Nuon/Eni
Essent
Vlaanderen Wallonië Lampiris Andere
K4-11 K1-12 K2-12 K3-12 K4-12 K1-13 K2-13 K3-13
80%
K4-11 K1-12 K2-12 K3-12 K4-12 K1-13 K2-13 K3-13
80%
K4-11 K1-12 K2-12 K3-12 K4-12 K1-13 K2-13 K3-13
90%
K4-11 K1-12 K2-12 K3-12 K4-12 K1-13 K2-13 K3-13
100%
90%
K4-11 K1-12 K2-12 K3-12 K4-12 K1-13 K2-13 K3-13
100%
K4-11 K1-12 K2-12 K3-12 K4-12 K1-13 K2-13 K3-13
(Aandeel in totaal aantal leveringspunten)
Brussel
Bronnen: VREG, CWaPE, BRUGEL Opmerking: Kwartaalgegevens weerspiegelen de situatie van de laatste maand van het kwartaal. Het marktaandeel van het derde kwartaal 2013 komt dus overeen met dat van september.
De regionale regulatoren publiceren statistieken over klanten die van energieleverancier veranderen (overstap naar de concurrentie). Die ‘switch’-cijfers houden geen rekening met een verandering van contract bij eenzelfde leverancier. Er bestaan vier soorten veranderingen: de “move-in” (vraag voor het openen van een teller), de “supplier switch” (wanneer een klant van leverancier verandert), de “customer switch” (wanneer bij een open leverpunt de klant verandert maar dezelfde leverancier als voordien behouden blijft) en de “combined switch” (wanneer bij een open leverpunt de klant verandert en de nieuwe klant een andere leverancier dan voordien kiest). 22
18
II.2 Inflatie voor energie in de voornaamste buurlanden In België is de prijsdaling van de energieproducten, in vergelijking met een jaar eerder, dit kwartaal minder uitgesproken (-4,7 % tegen -5,4 % in het vorige kwartaal). De inflatie voor energie is in de buurlanden echter positief gebleven; maar is gedaald en kwam gemiddeld uit op 1,2 % (tegen 1,5 % in het vorige kwartaal). Het inflatieverschil voor energie tussen België en de buurlanden is dit kwartaal dus in het voordeel van ons land en leverde een bijdrage van 0,7 procentpunt tot het totale inflatieverschil ten voordele van België. In Duitsland bedroeg de inflatie voor energieproducten dit kwartaal 1,5 % (2,0 % in het vorige kwartaal), in Nederland 0,3 % (1,2 % in het vorige kwartaal) en in Frankrijk 0,8 % (0,5 % in het vorige kwartaal) 23. Grafiek 8: Kwartaalevolutie van de energie-inflatie in België en in de voornaamste buurlanden (Jaarlijks veranderingspercentage)
30 25 20 15 10 5 0 -5 -10 -15 -20 2008
2009 België
2010 Duitsland
2011
Frankrijk
Nederland
2012
2013
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
In het derde kwartaal 2013 droeg elke energiedrager bij tot het behoud van het inflatieverschil ten voordele van ons land. In de eerste plaats gaat het om elektriciteit en gas en in mindere mate om motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen. De inflatie voor elektriciteit is dit kwartaal in de buurlanden gemiddeld genomen gedaald tot 9,4 % (tegenover 9,7 % in het vorige kwartaal). Dat is veel hoger dan de inflatie in ons land (-1,0 %). In Duitsland bereikte de inflatie voor elektriciteit 11,7 % (12,3 % in het vorige kwartaal) 24, in Frankrijk 6,5 % (6,3 % in het vorige kwartaal) en in Nederland 4,1 % (net zoals in het vorige kwartaal).
Op basis van het GICP met ongewijzigde btw- en accijnstarieven, dat door Eurostat wordt gepubliceerd, zou de inflatie voor energie in Nederland -3,6 % bedragen hebben (geen verschil in België). 23
Ter herinnering: de sterke stijging van de consumptieprijzen van de elektriciteit in Duitsland is het gevolg van de verhoging van een belasting om de investeringen in groene energie (windmolenparken, zonne-energie,...) te financieren. 24
19
Het prijsstijgingstempo van gas vertraagde in het derde kwartaal 2013 opnieuw in de buurlanden maar bleef met 1,7 % positief (tegenover 3,0 % in het vorige kwartaal), terwijl de daling van de consumentenprijzen van gas in België met 9,5 % in het derde kwartaal 2013 (tegenover -9,2 % in het vorige kwartaal) nog meer uitgesproken is. In Frankrijk bereikte de inflatie voor gas 3,6 % (5,1 % in het vorige kwartaal), in Duitsland 1,1 % (1,2 % in het vorige kwartaal) en in Nederland 0,4 % (4,0 % in het vorige kwartaal). In de focus wordt dieper ingegaan op de tegengestelde bewegingen tussen België en de buurlanden, zowel voor de prijs van aardgas als voor elektriciteit. De inflatie van motorbrandstoffen en smeermiddelen bleef met gemiddeld -3,0 % negatief in alle buurlanden (tegenover -3,3 % in het vorige kwartaal, in België van -5,5 % naar -4,6 %). In het derde kwartaal 2013 betaalde de consument in de buurlanden gemiddeld 4,8 % minder voor vloeibare brandstoffen25 ten opzichte van vorig jaar (4,6 % in het tweede kwartaal 2013). Ter herinnering: in België daalde de inflatie van de vloeibare brandstoffen tussen het tweede en het derde kwartaal 2013 van -7,7 % naar -5,3 %26. Tabel 5: Energie en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden voor het tweede kwartaal 2013 (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
Elektriciteit Gas Vloeibare brandstoffen Vaste brandstoffen Motorbrandstoffen smeermiddelen Energie
België
Gemiddelde buurlanden
Duitsland
Frankrijk
Nederland
-1,0 -9,5 -5,3 3,9
9,4 1,7 -4,8 3,3
11,7 1,1 -5,8 4,9
6,5 3,6 -3,2 0,5
4,1 0,4 0,0 Nb
-4,6 -4,7
-3,0 1,2
-4,0 1,5
-2,3 0,8
-1,2 0,3
en
Gewicht 2013 (in %) Gemiddelde België buurlanden 2,9 2,7 2,2 1,7 1,7 1,0 0,1 0,1 4,5
4,7
11,3
11,2
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI Nb: niet beschikbaar.
Focus: Evolutie en niveau van de elektriciteits- en aardgasprijzen in België en in de buurlanden Zoals vermeld in het vorige kwartaalverslag lagen de verschillende regeringsmaatregelen en andere initiatieven die in 2012 en 2013 in België zijn genomen ten grondslag aan een inhaalbeweging van de consumptieprijzen voor elektriciteit en aardgas in België en in de buurlanden. Wat elektriciteit betreft begonnen de Belgische prijzen te dalen in het tweede kwartaal 2013 en heeft die daling zich voortgezet in het derde kwartaal. Daarentegen vertoonden de gemiddelde elektriciteitsprijzen in de buurlanden in het derde kwartaal 2013 nog steeds een opwaartse tendens. Voor aardgas bleven de gemiddelde prijzen in de buurlanden min of meer stabiel in 2013, maar zakten daartegenover fors in België. Sinds 2005 is de prijs van elektriciteit met 39,4 % toegenomen in België en met gemiddeld 44,2 % in onze buurlanden. Voor aardgas stegen de consumptieprijzen in dezelfde tijdspanne met 49,5 % in ons land en met gemiddeld 43,1 % in de buurlanden.
25
Vloeibare brandstoffen worden niet opgenomen in het indexcijfer van Nederland.
De sterkere daling van de inflatie van de vloeibare brandstoffen in België wordt verklaard door de lagere accijnzen en andere forfaitaire taksen in ons land voor dit product, waardoor het sterker reageert op de schommelingen in de prijs voor de aardoliecomponent.
26
20
Grafiek 9: Kwartaalevolutie van de consumptieprijzen voor aardgas en elektriciteit in België en in de voornaamste buurlanden (Index 2005=100) 170
160
150
140
130
120
110
100 2008
2009
2010
2011
Elektriciteit België Gas België Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
2012
2013
Elektriciteit Buurlanden Gas Buurlanden
Om zich een idee te kunnen vormen van de respectievelijke prijsniveaus houdt de CREG een databank bij waarin energieprijzen (voor elektriciteit en aardgas) worden bijgehouden en door middel waarvan de gemiddelde energiefactuur van Belgische, Franse, Duitse en Nederlandse consumenten kan worden vergeleken 27. Volgens de CREG-methodologie ontving de Belgische consument in september 2013 een totale factuur (met alle daarin vervatte componenten, met inbegrip van de nettarieven, de verschillende taksen en btw) die voor elektriciteit 4,0 % lager lag dan gemiddeld in de buurlanden (tegenover -1,2 % in juni 2013)28 en voor aardgas 3,7 % lager 29 (tegenover -3,0 % in juni). Aangezien achter dat gemiddelde een grote heterogeniteit tussen de buurlanden schuil gaat, valt de analyse verschillend uit voor elk land afzonderlijk. Zo bleek in september 2013 de totale elektriciteitsfactuur 23,9 % minder hoog in België dan in Duitsland (in de eerste plaats door de veel hogere taksen die in Duitsland worden aangerekend en waarmee ondersteuningsmaatregelen voor investeringen in hernieuwbare energie worden gefinancierd), maar 10,7 % hoger dan in Nederland en 39,5 % hoger dan in Frankrijk. Weliswaar blijft het prijsverDe CREG publiceert deze gegevens sinds september 2012 in haar "Overzicht en evolutie van de elektriciteits-en gasprijzen voor residentiële klanten en KMO's". Het daarbij in aanmerking genomen profiel voor residentiële klanten impliceert een jaarlijks elektriciteitsverbruik van 3.500 kWh aan enkelvoudig tarief en een jaarlijks aardgasverbruik van 23.269 kWh. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar het tweede kwartaalverslag 2013 van het Prijzenobservatorium en naar de maandrapporten van de CREG. 27
Gemiddelde van de CREG-gegevens voor Duitsland, Frankrijk en Nederland, gewogen aan de hand van de voor elk land door Eurostat gepubliceerde gewichten in 2013.
28
De elektriciteits- en aardgasprijzen blijken in België sterker te reageren op de prijzen op de energiebeurs van de Centraal West-Europese markt. Die beursprijzen zijn in de loop van het tweede en derde kwartaal doorgaans minder hoog dan in de rest van het jaar. Het is dus niet uitgesloten dat het prijsverschil tussen België en de ons omringende landen tijdens de winter opnieuw groter wordt (Federaal Planbureau, “Monitoring van de relancestrategie van de Federale regering“, juli 2013). 29
21
schil tussen België en Frankrijk nog aanzienlijk, maar is het sinds juni ten gevolge van een sterke stijging van de elektriciteitstarieven in Frankrijk 30 toch met 9,3 procentpunt geslonken. Wat aardgas betreft kwam de totale factuur voor de Belgische consument in september 2013 minder hoog uit dan overal elders. De consumenten betaalden immers 2,6 % meer in Duitsland dan in België, in Frankrijk 2,3 % meer en in Nederland 14,4 % meer. Deze voor de Belgische consument gunstige evolutie van de totale energiefactuur is voornamelijk te danken aan de prijsdaling van de energiecomponent in ons land. Met name was er in september geen prijsverschil tussen België en de buurlanden voor de energiecomponent van elektriciteit, terwijl in juni 2013 nog een verschil van 7 % werd opgetekend ten nadele van België. Voor aardgas kwam het prijsverschil van de energiecomponent uit op 3,6 % in september 2013 in het nadeel van België (tegenover 4,2 % in het nadeel van België in juni). In het algemeen zijn de prijsverschillen voor elektriciteit en aardgas in september ten opzichte van juni 2013 en vergeleken met het gewogen gemiddelde van de drie ons omringende landen allemaal gunstig geëvolueerd voor ons land, zowel wat betreft de totale prijs als ook in het bijzonder de energiecomponent.
In augustus 2013 kwam er in Frankrijk een opwaartse aanpassing van de elektriciteitstarieven, zowel voor de energiecomponent als voor de nettarieven en de taksen die daarmee verbonden zijn (CREG, "Overzicht en evolutie van de elektriciteitsen gasprijzen voor residentiële klanten en KMO's", september 2013).
30
22
III Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in het derde kwartaal 2013 III.1 Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in België Ook in het derde kwartaal 2013 hield de daling van de grondstoffenprijzen voor bewerkte levensmiddelen aan, mits een kleine heropleving in september 2013. Vooral de sterk afgenomen graanprijzen op de Europese interne markt waren hiervoor verantwoordelijk, o.a. ten gevolge van het hogere aanbod. In september noteerden de grondstoffenprijzen 15,9 % lager (in euro) dan eind 2012, toen ze hun hoogste notering van de afgelopen jaren bereikten. De gemiddelde grondstoffenprijs voor bewerkte levensmiddelen in het derde kwartaal 2013 lag 12,0 % lager dan gedurende de overeenstemmende periode een jaar voordien. Grafiek 10: Prijsverloop in de voedingskolom
(Index 2005=100)
170 160 150 140 130 120 110 100 90
Internationale noteringen voedingsgrondstoffen in euro, gewogen aan de hand van de consumptie in België (a) Afzetprijs van voedingsindustrie, gewogen aan de hand van de consumptie in België (b) Consumptieprijs bewerkte levensmiddelen Bron: EC, FOD Economie, ADSEI, NBB (a) Voor de grondstoffenprijzen werd op basis van de gegevens betreffende de Europese interne marktprijzen (granen, melk, eieren, en vetten), de grondstoffenprijzen van het IMF (cacao, koffie en vetten) en de gemiddelde Europese prijs voor witte suiker (verkoopprijzen van de suikerraffinaderijen voor bulkproducten, beschikbaar vanaf juli 2006 tot juni 2013, en geëxtrapoleerd aan de hand van de afzetprijs van de suikerindustrie in de Eurozone – 17 landen) een index samengesteld die het gemiddelde verloop van de voedingsgrondstoffennotering weergeeft 31. (b) Voor de berekening van de index betreffende de afzetprijzen werd een gewogen gemiddelde gemaakt van enerzijds de afzetprijzen voor de binnenlandse Belgische markt (voor de sectoren NACE 1040 Oliën en vetten, 1050 Zuivelproducten, 1060 Maalderijproducten, 1070 Bakkerijproducten, 1080 Andere voedingsmiddelen en 1100 Dranken) en anderzijds de (via Eurostat beschikbare) afzetprijzenstatistiek van dezelfde sectoren voor de Eurozone (17 landen). De in de detailhandel verkochte goederen worden immers zowel in België als in het buitenland geproduceerd. Aan beide reeksen werd, op basis van de input-outputtabellen (het intermediair verbruik door de detailhandel van producten afkomstig uit de voedingsindustrie en de groothandel is voor ongeveer de helft afkomstig uit België en wordt voor de andere helft ingevoerd), een gewicht toegekend van 50 %. Voor het samenstellen van de index werden de gewichten van de betreffende sectoren binnen het GICP gebruikt.
In tegenstelling tot de grafiek die in de vorige verslagen gepubliceerd werd, werd vlees als grondstof buiten beschouwing gelaten, wat de curve volatieler maakt. 31
23
De afzetprijzen van de voedingsindustrie daarentegen bleven in de periode juli-augustus 201332 opwaarts gericht, en lagen gemiddeld 4,1 % hoger in vergelijking met de overeenstemmende periode een jaar voordien. De consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen namen tussen het derde kwartaal 2012 en dat van 2013 toe met 3,1 %. Voor alle categorieën van de bewerkte levensmiddelen betaalde de consument in het derde kwartaal 2013 meer dan een jaar voordien. In vergelijking met het voorgaande kwartaal vertraagde het inflatieritme van 3,4 % naar 3,1 %, wat te danken is aan een lagere inflatie voor brood en granen, suiker, jam, honing en chocolade, andere voedingsmiddelen en tabak. Voor zuivelproducten en alcoholvrije dranken bleef de inflatie (nagenoeg) stabiel. Enkel voor alcoholhoudende dranken en oliën en vetten versnelde het inflatieritme het afgelopen kwartaal. Tabel 6: Recent verloop van de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
Alcoholhoudende dranken Brood en granen Tabak Zuivelproducten Suiker, jam, chocolade Alcoholvrije dranken Oliën en vetten Andere voedingsmiddelen Totaal van de bewerkte levensmiddelen
2010
2011
2012
0,4 0,3 3,5 0,2 3,5 1,0 1,3 -0,5
-0,4 4,5 1,4 2,7 6,1 4,8 8,4 3,1
1,0
3,1
2012
2013
2013 – III
1,8 2,9 3,6 2,6 4,9 2,8 3,9 3,9
III 2,2 2,3 4,4 1,9 4,2 1,5 0,4 3,1
IV 3,0 3,1 5,2 2,0 4,3 1,6 -0,7 4,3
I 4,3 3,1 5,2 1,6 4,5 1,7 2,1 2,9
II 5,1 3,7 3,7 2,0 4,5 1,1 2,8 3,1
III 5,6 3,2 3,5 2,1 2,9 1,0 3,2 0,9
jul 5,4 3,8 2,7 2,3 3,8 1,4 3,4 2,3
aug 5,7 3,2 3,7 2,1 3,0 1,1 3,1 0,5
sep 5,5 2,6 4,2 2,0 2,1 0,5 2,9 0,0
Bijdrage1 0,85 0,78 0,64 0,31 0,27 0,10 0,09 0,05
3,1
2,7
3,2
3,4
3,4
3,1
3,3
3,1
2,8
3,09
Gewicht2 15,2 24,3 17,8 14,7 9,3 11,0 2,7 5,0 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI 1 2 Bijdrage tot de inflatie van de groep in het derde kwartaal 2013 (in procentpunt), p.m. gewicht in de groep in 2013 (in %)
Van alle onderliggende productgroepen droegen de alcoholhoudende dranken in het derde kwartaal 2013 het meeste bij tot de inflatie van de bewerkte levensmiddelen, namelijk meer dan 0,8 procentpunt. Voor het zevende kwartaal op rij werd voor de alcoholhoudende dranken een hogere inflatie opgetekend, tot gemiddeld 5,6 %. Op productniveau nam voor elke getuige in de consumptiekorf de inflatie toe: vermout (+12,9 % in het derde kwartaal 2013), roséwijn (+11,7 %), jenever (+10,3 %), whisky (+6,8 %), likeur (+6,3 %) en een bak pilsbier (+5,8 %). Als verklaring kan al naargelang het product o.a. verwezen worden naar prijsverhogingen op het niveau van de producent (bijvoorbeeld voor bier) en naar de verschillende accijnsverhogingen voor alcoholische dranken in 2012 en 2013. Volgens de publicaties van Eurostat zou de inflatie voor alcoholische dranken, zonder wijzigingen van de indirecte belastingen (btw en accijnzen), uitgekomen zijn op 3,4 % in het derde kwartaal 2013. De impact van de prijstoename van brood en granen (met een gewicht van 24,3 % de belangrijkste categorie binnen de bewerkte levensmiddelen) op de inflatie van de bewerkte levensmiddelen nam ten opzichte van het vorige kwartaal af tot 0,8 procentpunt: het prijsstijgingstempo vertraagde namelijk van 3,7 % in het tweede kwartaal tot 3,2 % in het derde kwartaal 2013. Vooral voor Luikse wafels (+10,0 %), puddingpoeder (+9,3 %) en biscuits (+4,8 %) moest de consument opvallend meer betalen. Voor spaghetti, waarvoor de prijs sinds februari 2013 (de hoogste notering in de laatste vier jaar) met 13,7 % is gedaald, bedroeg de jaar-op-jaar prijsdaling in het beschouwde kwartaal 3,5 %. Mogelijk hangt dit samen met de afname van de notering voor harde tarwe (de belangrijkste grondstof voor spaghetti), die sinds de recentste maximumnotering in september 2012 al met 13,0 % afnam. De bijdrage van tabak tot de inflatie van de bewerkte levensmiddelen beliep het voorbije kwartaal 0,6 procentpunt, en het inflatietempo zwakte lichtjes af tot +3,5 % (tegenover +3,7 % in het tweede kwartaal 2013). Op jaarbasis moest in het derde kwartaal 2013 voor losse tabak 9,4 % en voor sigaretten 2,2 % meer worden betaald. De sterke prijsstijging voor tabakswaren is onder andere het gevolg van de verschillende accijnsverhogingen in 2012 en 2013, en ook voor januari 2014 wordt een nieuwe accijnsverhoging voorzien. Zonder wijzigingen
32
De meest recente gegevens met betrekking tot de afzetprijzen dateren van augustus 2013.
24
van de indirecte belastingen (btw en accijnzen), zou de inflatie voor het derde kwartaal 2013 uitgekomen zijn op gemiddeld -0,7 %. De zuivelproducten, waarvoor de inflatie in het derde kwartaal 2013 stabiel bleef op 2,1 %, droegen 0,3 procentpunt bij tot de inflatie van de bewerkte levensmiddelen. Op productniveau vallen de prijsstijgingen voor volle melk (+11,5 %), volle natuuryoghurt (+7,9 %) en halfvolle melk (+5,1 %) op. Er wordt vastgesteld dat de consumptieprijs voor volle melk volatieler is en dat hij de uitbetaalde prijs aan de melkveehouder, dewelke sterk gestegen is sinds juli 2012 (+41,5 %), beter volgt dan de consumptieprijs voor halfvolle melk. De consumptieprijzen voor eieren kwamen het afgelopen kwartaal gemiddeld 7,3 % lager uit dan een jaar voordien, de eerder genoteerde prijsdaling op de markt van Kruishoutem wordt nu dus geweerspiegeld in de consumentenprijzen. Het inflatietempo van de categorie suiker, jam, honing en chocolade nam af van 4,5 % in het tweede kwartaal tot 2,9 % in het derde kwartaal 2013. IJshoorntjes waren het afgelopen kwartaal 9,3 % duurder dan een jaar voordien, en ook voor pralines (+5,0 %), viervruchtenjam (+3,9 %) en roomijs (+3,8 %) diende men fors meer te betalen. Opvallend is de vertraging van de inflatie voor chocoladeproducten (met uitzondering van pralines), en zeker voor chocopasta (+2,5 % in het derde kwartaal tegenover +6,0 % in het tweede kwartaal 2013). De internationale noteringen voor cacaobonen lagen in het derde kwartaal 2013 gemiddeld 6,5 % (uitgedrukt in euro) lager dan gedurende de overeenstemmende periode een jaar eerder, hoewel ze sinds het voorjaar van 2013 weer opwaarts gericht zijn. De prijs van een andere grondstof voor chocolade, namelijk witte suiker (i.e. bulkproducten van de suikerraffinaderijen), heeft zich gestabiliseerd op een hoog niveau en lag in juni 2013 (de recentst beschikbare gegevens) 2,4 % hoger dan een jaar voordien. De inflatie voor alcoholvrije dranken stabiliseerde zich in het derde kwartaal 2013 op 1,0 %. Vooral voor de gesuikerde frisdranken diende de consument meer te betalen: limonade +5,5 % en cola +3,9 %. Gashoudend water werd eveneens duurder (+5,9 %), en ook voor instant cacao betaalde men 3,5 % meer. Koffie en thee werden daarentegen goedkoper: koffiepads -5,4 %, koffie(in bonen of gemalen) -2,0 % en thee -0,7 %. De internationale prijzen voor koffiebonen33 blijven immers neerwaarts gericht, en noteerden in het derde kwartaal 2013 28,4 % lager dan gedurende dezelfde periode een jaar voordien (uitgedrukt in euro). Voor oliën en vetten bedroeg de inflatie 3,2 %, een versnelling ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Forse prijsstijgingen werden opgetekend voor melkerijboter (+9,4 %) en olijfolie (+9,1 %), terwijl maïsolie (-4,7 %), minarine (-2,6 %) en gewone braadmargarine (-1,6 %) goedkoper werden. Op de internationale grondstoffenmarkt werd olijfolie tijdens het afgelopen kwartaal 11,0 % duurder in vergelijking met een jaar voordien (hoewel de notering tussen februari en september 2013 met 7,3 % daalde), terwijl de noteringen voor zowel sojaolie als palm- en zonnebloemolie zo’n 25 % lager uitkwamen dan een jaar eerder (uitgedrukt in euro). De andere voedingsmiddelen tot slot kenden in het derde kwartaal 2013 (+0,9 %) een sterke vertraging van de inflatie ten opzichte van het vorige kwartaal (+3,1 %). De vertraging van de inflatie is voornamelijk toe te schrijven aan mayonaise (-0,3 % ten opzichte van +5,0 % in het vorige kwartaal) en tomatensoep (-0,7 % ten opzichte van +3,2 % in het vorige kwartaal).
Focus: Accijnzen voor alcoholische dranken en tabak De afgelopen kwartalen ging de consumptieprijs van alcoholische dranken en tabak in België sterk omhoog in. In september 2013 bedroeg de jaar-op-jaar prijsstijging voor alcoholische dranken 5,5 % en voor tabaksproducten 4,2 %. Met ongewijzigde indirecte belastingen (btw en accijnzen), zouden de consumptieprijzen en dus de inflatiecijfers in 2013 lager uitvallen, namelijk 3,0 % voor alcoholische dranken en 0,0 % voor tabaksproducten.
33
Berekend als 85 % other milds (arabica) en 15 % robusta.
25
Wat betreft de inflatie voor de bewerkte levensmiddelen in het derde kwartaal 2013, blijkt dat deze voor België flink hoger uitkomt dan wanneer de accijnzen en btw onveranderd zouden zijn gebleven, namelijk +3,1 % tegenover +2,0 %. Grafiek 11: GICP (gewoon en zonder gewijzigde indirecte belastingen) voor België (Index 2005=100)
140
120
Alcoholische dranken
135
115
Tabak
130 125
110
120 115
105
110 105
100
100 95
95
GICP
GICP constante belastingen
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
In de loop van 2012 en 2013 werden meerdere accijnsverhogingen van kracht 34. Voor een aantal producten werd de impact van de recente accijnsverhogingen geraamd tussen januari 2012 en september 2013. De verschillende accijnsverhogingen voor tabakswaren (die samen met de btw voor sigaretten ongeveer 76 % uitmaken van de prijs, en voor tabak ruim 60 %) beïnvloedden de prijs met 20,7 cent voor een pakje van 19 sigaretten en 47,2 cent voor een pakje rooktabak van 50 gram 35. De gemiddelde consumptieprijsstijging voor sigaretten en rooktabak tussen januari 2012 en september 2013 (respectievelijk +7,7 % en +16,8 %) kan voor meer dan de helft verklaard worden door de accijnsverhoging. Voor ethylalcohol (bijvoorbeeld whisky) bedraagt de meerprijs omwille van de accijnzen meer dan 1 euro per fles van 0,7 liter (de totale consumptieprijsstijging is bijna uitsluitend te wijten aan de accijnsverhoging), en ook mousserende wijn werd ruim 25 cent per fles duurder 36. De prijstoename gerelateerd aan de accijnzen voor bier bedraagt minder dan 2 cent per liter, en amper 1,1 % van de consumptieprijsstijging tussen januari 2012 en september 2013 (in totaal +13,0 %) is het gevolg van de accijnsverhoging 37.
Al naargelang het product werden de accijnsverhogingen doorgevoerd op 9 januari 2012, 1 juli 2012, 1 januari 2013, 1 februari 2013, 1 juli 2013 en 5 augustus 2013. 34
In september 2013 bedroeg de gemiddelde prijs voor een pakje met 19 lange sigaretten 5,17 euro. Sinds 1 juli 2013 bedroeg de ad valorem accijns, ten belope van 50,41 % van de kleinhandelsprijs, 2,61 euro, terwijl de specifieke accijns (21,99 euro per 1000 stuks) 0,42 euro bedroeg voor een pakje, wat in totaal neerkomt op 3,03 euro aan accijnzen. De btw (21 %/1,21 = 17,36 %, aangezien de btw berekend wordt op de prijs inclusief accijnzen) bedroeg 0,90 euro. In totaal betaalde de consument dus 3,92 euro aan accijnzen en btw, wat neerkomt op bijna 76 % van de gemiddelde consumptieprijs. 35
Vanaf 5 augustus 2013 bedroegen de accijnzen op mousserende wijn 194,94 euro per hectoliter, wat neerkomt op 1,46 euro voor een fles van 0,75 liter. 36
De scherpe prijsstijgingen voor bier tijdens de afgelopen kwartalen zijn dus eerder aan andere factoren te wijten (onder andere prijsverhogingen door de producent). 37
26
Tabel 7: Overzicht van de accijnsverhogingen voor enkele geselecteerde producten in de periode januari 2012 – september 2013 Aantal accijnsverhogingen Sigaretten (pakje van 19 sigaretten) Rooktabak (pakje van 50 gram) Bier (1 liter pils - 12°Plato) 5 Niet-mousserende wijn (0,75 liter) 6 Mousserende wijn (0,75 liter) 7 Ethylalcohol (0,7 liter – 40 % volume bij 20°C) 8
Aandeel accijnzen en Gemiddelde consumpTotale accijnsbtw in consumptieprijs tieprijswijziging (in %) 2 verhoging (in eurocent) jan 2012 – sep 2013 (in %) 1
Bijdrage van accijnzen tot de consumptieprijswijziging (in procentpunt) 2
3
20,7 3
75,8
+7,7
+4,3
4
47,2 4
60,4
+16,8
+10,2
1
1,6
30,5
+13,0
+1,1
2
7,4
25,4
+18,4
+1,6
2
25,4
22,6
+2,2
+0,9
2
102,7
63,2
+9,2
+8,7
Bronnen: FOD Financiën (Centrale Administratie der douane en accijnzen, Dienst Accijnsprocedures), ADSEI, berekeningen FOD Economie 1 In de gemiddelde consumptieprijs van september 2013 2 Raming van de prijsverandering na de verschillende accijnsverhogingen (exclusief btw), ten opzichte van de gemiddelde consumptieprijs in januari 2012 3 Bij een gemiddelde prijs voor lange sigaretten van 5,17 euro in september 2013 tegenover 4,80 euro in januari 2012 4 Bij een gemiddelde prijs voor tabak van 5,41 euro in september 2013 tegenover 4,63 euro in januari 2012 5 Gemiddelde prijs voor een bak pilsbier (1 liter) in september 2013 ten opzichte van januari 2012 6 Gemiddelde prijs voor een fles Roséwijn - Côtes de Provence in september 2013 ten opzichte van januari 2012 7 Gemiddelde prijs voor een fles Champagne in september 2013 ten opzichte van januari 2012 8 Gemiddelde prijs voor een fles Whisky in september 2013 ten opzichte van januari 2012
In vergelijking met onze buurlanden, zijn de specifieke accijnzen voor tabakswaren minder hoog in België, terwijl de ad valorem accijns daarentegen hoger ligt (met uitzondering van Frankrijk, waar de ad valorme accijns voor rooktabak zich op hetzelfde niveau bevindt). Het aandeel van de totale belastingen (accijnzen en btw) in de consumentenprijs voor sigaretten bevindt zich in België op hetzelfde niveau als in Duitsland (ruim 76 %). In Frankrijk en Nederland bedragen de totale belastingen zelfs meer dan 81 % van de gewogen gemiddelde prijs. Tabel 8: Overzicht van de accijnzen voor tabaksproducten in België en zijn buurlanden (toestand op 1 juli 2013) Sigaretten Rooktabak
Specifieke accijns (in euro per 1000 sigaretten) Ad valorem accijns (in %) Totale belastingen (incl. btw) 1 Specifieke accijns (in euro,per kg) Ad valorem accijns (in %)
België 21,99 50,41 76,98 12,50 31,50
Duitsland 94,40 21,80 76,61 45,00 14,51
Frankrijk 45,75 49,70 81,09 61,50 32,00
Nederland 169,86 2,36 83,91 72,64 7,19
Bron: EC 1 Als percentage van de gemiddelde consumentenprijs
Met uitzondering van bier, liggen de accijnzen in België voor de geselecteerde alcoholische dranken hoger dan in Duitsland en Frankrijk. Behalve voor ethylalcohol, komen de accijnzen in België lager uit dan in Nederland. Tabel 9: Accijnzen voor alcoholische dranken in België en zijn buurlanden in euro (toestand op 1 juli 2013) Bier (1 liter pils) Niet-mousserende wijn (0,75 liter) Mousserende wijn (0,75 liter) Ethylalcohol (0,7 liter)
België 1 0,2217 0,4273 1,4621 5,9331
Duitsland 0,0944 0,0000 1,0200 3,6484
Bronnen: EC, berekeningen FOD Economie 1 België: toestand op 5 augustus 2013, de recentste accijnsverhoging
27
Frankrijk 0,3600 0,0275 0,0680 4,7293
Nederland 0,35904 0,6267 1,8044 4,4632
III.2 Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden In tegenstelling tot de situatie in België, waar de inflatie voor de bewerkte levensmiddelen vertraagde (van 3,4 % naar 3,1 % dit kwartaal), nam het prijsstijgingstempo van deze categorie sterk toe in alle buurlanden. Het steeg van 2,0 % in het vorige kwartaal naar 2,8 % in het derde kwartaal 2013, een niveau dat nog altijd lager is dan in ons land. Het verschil in het nadeel van België is echter gekrompen tot 0,3 procentpunt. In Frankrijk bedroeg de inflatie voor bewerkte levensmiddelen 1,9 % (1,4 % in het vorige kwartaal) en in Duitsland 3,1 % (2,0 % in het vorige kwartaal). In Nederland bleef ze met 4,6 % stabiel38. Grafiek 12: Kwartaalevolutie van de inflatie voor bewerkte levensmiddelen in België en in de voornaamste buurlanden (Jaarlijks veranderingspercentage)
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 -1 2008
2009 België
Duitsland
2010
2011
Frankrijk
Nederland
2012
2013
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
Met uitzondering van tabak en in mindere mate oliën en vetten en melkproducten (waarvoor de inflatie in België lager lag) lieten de andere categorieën van bewerkte levensmiddelen een hogere inflatie optekenen in België en droegen ze bij tot het inflatieverschil ten nadele van ons land. Dit kwartaal leverden brood en granen en wijn de belangrijkste bijdragen in ons nadeel. Net als in België vertraagde de inflatie voor brood en granen in onze buurlanden tot gemiddeld 1,5 % (1,7 % in het vorige kwartaal), een aanzienlijk lager niveau dan in ons land (3,2 %). In tegenstelling tot in andere landen stabiliseerden de prijzen in Frankrijk vanaf het derde kwartaal 2012. Daarom laat het land een lagere inflatie voor brood en granen optekenen dan de andere landen: 0,5 % dit kwartaal (tegenover 0,7 % in het vorige kwartaal).
Ter herinnering: de reden van de sterke inflatie van bewerkte levensmiddelen in Nederland is onder meer te verklaren door de stijging van btw en accijnzen. Op basis van het GICP met ongewijzigde btw- en accijnstarieven, dat door Eurostat wordt gepubliceerd, zou de inflatie voor bewerkte levensmiddelen in Nederland 2,0 % zijn geweest. 38
28
Terwijl in de buurlanden de inflatie voor wijn gemiddeld genomen vertraagde in 2012, bleef ze in 2013 stabiel. In België nam ze echter aanzienlijk toe: van -0,1 % tot 5,8 % over dezelfde periode. De indirecte belastingen op wijn namen in januari 2013 sterker toe in België dan gemiddeld in de buurlanden39. Tabel 10: Bewerkte levensmiddelen en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden voor het derde kwartaal 2013 40 41 42 (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
Brood en granen Melk, kaas en eieren Oliën en vetten Suiker, jam, honing, chocolade Andere voedingswaren Koffie, thee en cacao Mineraalwater, frisdranken en sappen Gedistilleerde dranken Wijnen Bier Tabak Bewerkte levensmiddelen
België
Gemiddelde buurlanden
Duitsland
Frankrijk
Nederland
3,2 2,1 3,2 2,9 0,9 -2,3 1,8 7,0 5,8 4,8 3,5 3,1
1,5 2,6 7,3 1,4 0,6 -2,2 0,7 1,4 2,2 2,4 7,1 2,8
2,3 6,5 14,6 3,2 1,2 -2,9 2,2 1,3 1,8 0,5 3,8 3,1
0,5 -0,7 1,1 -0,4 -1,0 -1,6 -1,6 1,1 2,2 12,8 9,9 1,9
2,1 2,2 3,0 1,7 2,5 -1,4 3,1 4,1 5,0 5,4 13,5 4,6
Gewicht 2013 (in %) Gemiddelde buurlanden 3,2 2,2 1,9 2,0 0,4 0,3 1,2 1,0 0,7 0,6 0,3 0,5 1,2 1,0 0,2 0,4 1,2 0,8 0,7 0,6 2,3 2,4 13,2 11,8
België
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
Met ongewijzigde indirecte belastingen zou de inflatie voor wijn, gepubliceerd door Eurostat, in september 2013 in België 3,8 % bedragen hebben, 1,6 % in Duitsland, 2,1 % in Frankrijk en -0,8 % in Nederland; tegenover respectievelijk 5,8 %, 1,8 %, 2,2 % en 5,0 % nu. Dat verschil valt te verklaren door de stijging van de indirecte belastingen, die in België en Nederland meer uitgesproken waren.
39
De sterke inflatie van oliën en vetten in Duitsland dit kwartaal (14,6 %) is te wijten aan een aanzienlijke prijsstijging voor boter (sinds mei 2013) en olijfolie (sinds februari 2013).
40
Dit kwartaal was er in Nederland eveneens een aanzienlijke stijging voor tabak (13,5 %). Volgens cijfers gepubliceerd door Eurostat zou de inflatie voor tabak met ongewijzigde indirecte belastingen in september 2013 in dat land 2,8 % bedragen hebben. 41
De sterke inflatie voor melkproducten in Duitsland dit kwartaal (6,5 % tegenover 3,9 % in het vorige kwartaal) is te wijten aan de prijsstijging van alle melkproducten sinds mei 2013 (bewaarmelk, verse melk, geconcentreerde melk) en van room en wrongel. 42
29
IV Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in het derde kwartaal 2013 IV.1 Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in België Na een inflatiepiek in het tweede kwartaal 2013 (+6,8 %) vertraagde het prijsstijgingstempo van de groep nietbewerkte levensmiddelen het afgelopen kwartaal tot gemiddeld 4,4 %. De inflatie voor deze groep bleef daarmee op een hoog niveau en leverde een bijdrage van 0,3 procentpunt aan de totale inflatie. Zowel de prijsbewegingen van groenten, fruit en, in mindere mate, vis liggen aan de basis van de inflatievertraging. Tabel 11: Recent verloop van de inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
Vlees Waarvan Rundvlees Varkensvlees Gevogelte Vleeswaren Vis Fruit Groenten Geheel van de niet-bewerkte levensmiddelen
2010
2011
2012
1,0 1,4 0,4 -0,8 1,4 2,0 2,3 12,3
2,2 1,9 1,6 1,9 2,1 1,6 -1,0 -4,6
2,3 2,8 3,8 2,3 2,1 4,4 3,2 5,9
3,5
0,2
3,4
2012 III 1,8 2,1 3,1 2,0 1,5 5,1 3,7 10,1 4,1
2013 – III
IV 2,7 2,9 6,3 2,6 2,6 4,2 8,0 8,6
I 3,7 4,7 6,5 5,1 3,4 2,6 13,4 2,7
2013 II 4,6 5,9 6,2 6,2 3,9 5,1 16,9 6,1
III 4,5 6,7 5,9 6,4 3,8 3,8 5,8 3,6
jul 4,7 7,5 5,5 6,5 4,0 6,5 6,9 4,4
aug 4,5 6,5 5,7 6,6 3,9 2,7 7,4 1,4
sep 4,1 6,2 6,6 6,1 3,6 2,2 3,1 5,0
4,8
4,7
6,8
4,4
5,2
4,1
3,8
Gewicht1 53,5 6,3 3,1 5,3 35,4 11,9 14,6 20,0 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI 1 p.m. Gewicht in de groep in 2013 (in %)
Voor vlees kwamen de consumentenprijzen het afgelopen kwartaal gemiddeld 4,5 % hoger uit dan in het overeenstemmende kwartaal in 2012, nagenoeg hetzelfde inflatiecijfer als in het tweede kwartaal 2013. Het prijsstijgingstempo voor rundvlees versnelde in vergelijking met het tweede kwartaal: 6,7 % tegenover 5,9 %, en dit vooral onder impuls van de hogere inflatiecijfers voor karbonade en biefstuk. Aan de basis van de consumptieprijsstijgingen voor rundvlees liggen wellicht de hogere opbrengstprijzen voor runderkarkassen. Ondanks de vertraging in vergelijking met het tweede kwartaal 2013, blijft ook de inflatie voor varkensvlees hoog (5,9 %). Ook Frankfurter worstjes, een afgeleid product van varkensvlees, kende een opvallende prijsstijging op jaarbasis: +15,7 % in het derde kwartaal 2013. De gemiddelde jaar-op-jaarprijsstijging voor vis vertraagde ten opzichte van het tweede kwartaal 2013: 3,8 % tegenover 5,1 %. Binnen de categorie werden tegengestelde prijsbewegingen genoteerd: zo moest de consument 15,1 % meer betalen voor zalm en 17,7 % meer voor grijze garnalen in vergelijking met de overeenstemmende periode in 2012. Tong daarentegen werd 9,3 % goedkoper over dezelfde periode. De consumentenprijs voor vissoorten zoals tong en grijze garnalen lijken grotendeels gecorreleerd te zijn met de overeenstemmende prijzen op visveilingen, die op hun beurt worden bepaald door vraag en aanbod. Na de inflatieopstoot tijdens het tweede kwartaal 2013 (16,9 %)43 liet de categorie fruit een sterke inflatievertraging optekenen tot gemiddeld 5,8 %. In vergelijking met de overeenstemmende periode 2012, moest vooral voor inheems vers fruit meer worden betaald: conference peren (+31,7 %), golden appelen (+19,7 %), jonagold appelen (+15,9 %), ronde peren (+15,9 %) en granny appelen (+10,7 %). De consumptieprijs voor appelen en peren volgen in belangrijke mate de marktprijzen die via de fruitveilingen tot stand komen, welke voornamelijk
Door de latere oogst voor zacht fruit (zoals aardbeien en kersen) en het lagere aanbod appelen en peren (door de slechte oogst in 2012) piekten de fruitprijzen in het derde kwartaal 2013. 43
30
worden bepaald door vraag en aanbod 44. Ook abrikozen (+14,7 %), pruimen (+14,5 %), meloenen (+10,4 %) en aardbeien (+8,3 %) kostten het afgelopen kwartaal fors meer dan in de overeenstemmende periode in 2012. Ook de gemiddelde inflatie voor de categorie groenten vertraagde in het derde kwartaal 2013 in vergelijking met het vorige kwartaal: 3,6 % ten opzichte van 6,1 %. Ook de categorie groenten werd gekenmerkt door tegengestelde prijsbewegingen. De inflatie was hoog voor paprika’s (+18,6 %), kropsla (+18,2 %), champignons (+12 %) en bloemkool (+7,6 %). Daartegenover werden een aantal groentesoorten goedkoper ten opzichte van de overeenstemmende periode vorig jaar: witloof (-14,5 %), prei (-13,5 %), wortelen (-8,9 %) en broccoli (-7,8 %). Verse inheemse groenten worden in hoofdzaak gecommercialiseerd via de groenteveilingen waarbij de marktprijs wordt bepaald door vraag en aanbod. Door het slechte weer in het voorjaar en de droge zomermaanden viel de aardappeloogst wat later. De consument moest tijdens de beschouwde periode liefst 32,8 % meer betalen voor aardappelen dan in het derde kwartaal 2012.
IV.2 Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden Zoals in België is in de buurlanden de inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen gedaald. Ze bedroeg gemiddeld 4,4 % in het derde kwartaal 2013 (tegenover 5,1 % in het vorige kwartaal), dit is hetzelfde niveau als in ons land. In Duitsland vertraagde de inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen tot 5,6 % dit kwartaal (6,6 % in het vorige kwartaal), in Nederland tot 3,9 % 45 (5,1 % in het vorige kwartaal) en in Frankrijk tot 3,4 % (3,8 % in het vorige kwartaal).
Volgens de veilingassociatie Lava zou de Belgische appelproductie voor het seizoen 2013/2014 9 % kleiner geraamd worden dan deze van het seizoen 2012/2013 en 34 % kleiner in vergelijking met het seizoen 2011/2012. De langdurige slechte weersomstandigheden in het voorjaar zouden daar de oorzaak van zijn. De perenproductie zou volgens dezelfde ramingenmet 8 % stijgen ten opzichte van het seizoen 2012/2013, maar onder het niveau van 2011/2012 blijven. (Logistieke en Administratieve Veilingassociatie (Lava), “Meer Europees hardfruit, lagere oogst in België”, www.lava.be)
44
De wijzigingen van de belastingtarieven zijn niet van toepassing op de niet-bewerkte levensmiddelen. Bij constante indirecte belastingtarieven zouden ze een identiek inflatiecijfer hebben gekend. 45
31
Grafiek 13: Kwartaalevolutie van de inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in België en in de voornaamste buurlanden (Jaarlijks veranderingspercentage)
8
6
4
2
0
-2
-4 2008
2009 België
2010 Duitsland
2011 Frankrijk
2012
Nederland
2013
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
Fruit ligt aan de basis van de convergentie van de inflatiecijfers tussen België en de buurlanden voor de nietbewerkte levensmiddelen in dit kwartaal. De inflatie voor fruit daalde in het derde kwartaal immers fors, in België met name van 16,9 % tot 5,8 %, terwijl ze in de buurlanden gemiddeld maar lichtjes afnam van 8,9 % tot 7,7 %. De inflatie voor vlees was in het nadeel van België: ze bedroeg 4,5 % in België in het derde kwartaal 2013 tegenover gemiddeld 3,5 % in de buurlanden. Tabel 12: Niet-bewerkte levensmiddelen en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden voor het derde kwartaal 2013 (Jaarlijks veranderingspercentage)
Vlees Vis Fruit Groenten, aardappelen inbegrepen Niet-bewerkte levensmiddelen
België
Gemiddelde buurlanden
Duitsland
Frankrijk
Nederland
4,5 3,8 5,8 3,6 4,4
3,5 1,8 7,7 5,3 4,4
4,0 2,6 7,8 8,4 5,6
3,2 1,4 7,8 2,7 3,4
3,3 1,8 6,6 3,6 3,9
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
32
Gewicht 2013 (in %) Gemiddelde België buurlanden 4,3 3,2 1,0 0,7 1,2 1,1 1,6 1,4 8,1 6,4
V Inflatie voor diensten in het derde kwartaal 2013 V.1 Inflatie voor diensten in België In het derde kwartaal 2013 lagen de consumptieprijzen voor diensten gemiddeld 1,9 % hoger dan in de overeenstemmende periode in 2012, wat een lichte stijging van het prijsstijgingstempo is ten opzichte van de voorgaande kwartalen (1,8 % in het eerste en 1,7 % in het tweede kwartaal 2013). Door het grote gewicht van deze productgroep in de totale consumptiekorf (bijna 40 %), leverden de diensten opnieuw de belangrijkste bijdrage tot de totale inflatie (0,8 procentpunt). Terwijl binnen de productgroep diensten de categorieën reizen en communicatie bijgedragen hebben tot de toename van het prijsstijgingstempo van de productgroep diensten, veranderde de inflatie in het derde kwartaal 2013 voor de overige categorieën nauwelijks ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Na een jaar-op-jaar prijsdaling in het vorige kwartaal (-4,3 %), liet de categorie reizen namelijk opnieuw een beperkte inflatie noteren in het derde kwartaal 2013 (0,9 %). Communicatiediensten vertoonden in het derde kwartaal 2013 nog steeds een jaar-op-jaar prijsdaling, maar minder uitgesproken dan in voorgaande kwartalen (-2,2 % tegenover nog -3,0 % in het eerste kwartaal 2013). De categorie vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging leverde met 0,6 procentpunt nog steeds de grootste bijdrage tot de diensteninflatie. De consument betaalde voor deze diensten in het derde kwartaal 2013 gemiddeld 2,3 % meer dan een jaar eerder (2,4 % in het tweede kwartaal). De gemiddelde prijsstijging (+2,8 %) voor restaurant- en cafébezoek zorgde binnen deze categorie voor de grootste bijdrage tot de inflatie, mede door hun aanzienlijke gewicht. De voornaamste prijsstijgingen werden genoteerd in de frituren, fastfood & snackbars, met sterke jaar-op-jaar prijstoenames voor frisdrank uit een automaat (+5,7 %) en voor een vleessnack in een fastfoodzaak (+5,0 %). De lichte daling van het prijsstijgingstempo in de categorie vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging is grotendeels te danken aan de vertraging van de inflatie voor kapsalons en schoonheidsinstituten (+2,5 % in het derde kwartaal 2013 tegenover 2,8 % in het tweede kwartaal 2013) en culturele diensten (1,4 % in het derde kwartaal 2013 tegenover 1,9 % in het tweede kwartaal 2013). De consumptieprijzen voor overige diensten zijn gestegen met 2,1 % ten opzichte van het derde kwartaal 2012. Deze categorie leverde ook een belangrijke bijdrage (0,5 procentpunt) tot de diensteninflatie. Een derde van die bijdrage kan worden toegeschreven aan sociale bescherming. In juli zijn de tarieven in zowel peutertuinen als rusthuizen (respectievelijk +0,1 % en 0,6 % tegenover juni) naar boven bijgesteld. Opmerkelijk is de inflatieversnelling van andere verzekeringen in het derde kwartaal 2013 (5,1 % tegenover 3,7 % in het voorgaande kwartaal). Deze versnelling is voornamelijk toe te schrijven aan een stijging van de premies voor de familiale verzekering burgerlijke aansprakelijkheid (+6,8 % in het derde kwartaal 2013 tegen 4,4 % in het tweede kwartaal). De categorie huisvestingsdiensten droeg eveneens 0,5 procentpunt bij tot de diensteninflatie, de inflatie voor deze rubriek kwam het afgelopen kwartaal uit op gemiddeld 2,4 %. Voor het derde kwartaal op rij is er sprake van een inflatieversnelling bij de huishoudelijke diensten voor onderhoud van de woning (5,0 % het afgelopen kwartaal, tegen nog 1,7 % in het vierde kwartaal 2012). Aan de basis van de toename van het prijsstijgingstempo tussen het tweede en derde kwartaal 2013 lagen vooral het uurtarief schoonmaken (van 4,1 % in het tweede kwartaal 2013 naar 5,4 % in het afgelopen kwartaal) en het onderhoud van de verwarmingsinstallatie (van 2,0 % naar 3,2 %). De werkelijke woninghuur, die meer dan de helft van het gewicht van de categorie huisvestingsdiensten vertegenwoordigt, kwam gemiddeld 1,2 % hoger uit dan in de overeenstemmende periode 2012. Binnen de categorie transport (gemiddelde inflatie van 2,8 % in het derde kwartaal 2013) leverde de subcategorie onderhoud en reparatie (inflatie van 3,9 %) de voornaamste bijdrage tot de diensteninflatie. Het gaat om een verdere toename van het prijsstijgingstempo (komende van 2,2 % in het vierde kwartaal 2012). Voor het verversen van olie bijvoorbeeld betaalde de consument in het afgelopen kwartaal 5,0 % meer dan in het derde kwar-
33
taal 2012. Ook de prijzen voor vliegtuigtickets gingen fors naar omhoog (6,7 % in vergelijking met een jaar eerder, en tijdens de zomermaanden lagen de prijzen 6,4 % hoger dan in het tweede kwartaal 2013)46. Voor de categorie reizen werd in het derde kwartaal 2013 gemiddeld 0,9 % meer betaald dan een jaar eerder (tegenover een jaar-op-jaar prijsdaling van 4,3 % in het tweede kwartaal 2013). Voor een weekend aan zee (pakketreis) en voor een hotelkamer betaalde de consument het afgelopen kwartaal meer dan in de overeenstemmende periode vorig jaar (respectievelijk +2,8 % en +3,0 %), terwijl de huur van een vakantiewoning in prijs is gedaald (-3,5 %). De categorie communicatie leverde een negatieve bijdrage tot de diensteninflatie (-0,1 procentpunt). Vergeleken met de overeenstemmende periode in 2012, betaalde de consument het afgelopen kwartaal gemiddeld 2,2 % minder voor communicatiediensten. In de beschouwde periode gingen de prijzen binnen de rubriek telefoon- en faxtoestellen en telefoon- en faxdiensten met gemiddeld 2,4 % naar beneden47 48. Hoewel de tarieven voor een telefoongesprek met vast toestel het afgelopen kwartaal gemiddeld 7,2 % hoger lagen dan verleden jaar, lieten gsm-tarieven een jaar-op-jaar prijsdaling van maar liefst 13,9 % optekenen. Tabel 13: Recente verloop van de diensteninflatie (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld)
Vrijetijdsbesteding en Lichaamsverzorging Restaurants en cafés Kapsalons en schoonheidsinstituten Culturele diensten Kantines Recreatieve sportdiensten Droogkuis, verstelling en verhuur kledij Herstel apparaten en toebehoren Overige diensten Sociale bescherming Ziekenhuizen Medische en paramedische diensten Andere diensten, n.e.g. Geneesk.prestat.tandartsen Bijdrage aanvullende verzekering Andere verzekeringen Onderwijs Financiële diensten, n.e.g. Huisvestingsdiensten Huishoudelijke en andere diensten voor de woning Huur Verzekeringen Riolering Diensten onderhoud, herstelling woning And. diensten i.v.m. woning Huisvuilophaling Herstelling huishoudapparaten
2010
2011
2012
2,4
2,6
2,4 2,7 2,6 2,4 1,5 2,7 2,6 0,4 1,4 -2,8 -0,4 -0,5 0,9 3,5 1,2 3,2 -0,2 1,2
2012
2013
2013 – III aug
sep
Bijdrage1
Gewicht2
III
IV
I
II
III
jul
2,9
3,2
2,7
2,6
2,4
2,3
2,0
2,4
2,6
0,64
27,8
2,8 2,7 2,0 2,3 2,1 3,5 2,8 1,9 3,1 1,9 -0,3 1,6 1,4 4,2 1,5 0,4 1,8 2,0
2,7 2,2 5,0 2,6 1,5 3,5 0,7 2,9 3,8 1,5 1,6 6,4 1,6 1,4 1,0 2,4 -0,7 2,4
2,8 2,4 6,6 2,6 1,4 3,5 0,5 2,9 3,9 1,4 1,4 6,4 1,6 2,0 0,9 3,0 -0,8 2,5
2,7 2,6 4,3 2,7 0,2 3,3 0,2 2,4 2,7 1,4 2,3 6,4 1,6 2,0 0,0 0,5 -0,8 2,6
2,8 2,7 2,7 2,7 0,3 3,3 0,6 1,8 2,1 2,3 2,3 1,3 4,2 2,8 1,1 0,5 -0,8 2,2
2,8 2,8 1,9 2,7 -0,1 3,3 1,6 2,0 2,2 2,5 2,7 1,4 4,2 3,4 3,7 0,5 -0,5 2,3
2,8 2,5 1,4 2,5 0,7 3,7 2,3 2,1 2,4 2,5 2,7 1,4 4,2 2,7 5,1 0,5 -0,5 2,4
2,8 2,6 -0,5 2,7 0,1 3,4 1,9 2,1 2,4 2,5 2,7 1,2 4,2 2,7 3,7 0,5 -0,5 2,4
2,7 2,3 2,1 2,8 0,9 3,5 2,1 2,1 2,4 2,5 2,7 1,3 4,2 2,7 5,9 0,5 -0,5 2,6
2,9 2,6 2,6 2,0 0,9 4,1 2,9 2,1 2,4 2,5 2,7 1,5 4,2 2,7 5,9 0,5 -0,5 2,3
0,44 0,08 0,07 0,03 0,02 0,01 0,00 0,52 0,19 0,12 0,08 0,04 0,04 0,03 0,02 0,01 -0,01 0,48
16,3 3,3 4,5 1,1 2,3 0,2 0,1 24,8 8,4 4,6 3,1 3,1 0,9 1,0 0,4 1,6 1,8 19,8
2,0
1,2
1,7
1,8
1,7
2,6
4,0
5,0
4,7
5,0
5,2
0,14
2,8
1,1 -0,7
1,1 7,7
1,5 1,9 3,4 1,5
1,8 2,5 -0,8 1,8
1,5 5,7 11,4 1,8 2,7 1,2 1,4
1,6 5,2 11,3 1,9 2,6 3,4 1,2
1,5 6,7 11,3 2,0 1,8 3,4 1,1
1,3 6,3 3,6 2,0 2,2 3,4 1,2
1,3 6,8 3,4 2,1 3,0 1,5 1,5
1,2 7,0 3,3 2,2 3,4 0,5 2,1
1,2 7,7 3,3 2,0 3,1 0,5 1,7
1,4 7,7 3,3 2,3 3,2 0,5 1,9
1,2 5,5 3,3 2,2 3,8 0,5 2,8
0,13 0,13 0,03 0,02 0,02 0,01 0,01
10,8 1,9 0,9 0,8 0,3 2,0 0,3
In tegenstelling tot de CPI, die alleen rekening houdt met de prijzen van vliegtuigtickets vier maanden op voorhand, houdt het GICP ook rekening met de prijzen twee maanden en twee weken op voorhand. In het derde kwartaal 2013 bedroeg de inflatie voor vliegtickets volgens het GICP 6,7 %, terwijl de inflatie volgens de CPI 8,6 % bedroeg
46
Volgens de CPI bedroeg de inflatie voor communicatie 2,0 % in het derde kwartaal 2013. Dit verschil is onder meer te verklaren door een verschil in methodologie tussen het GICP en de CPI. Zo heeft vaste telefonie een groter gewicht in de CPI dan in het GICP. 47
48
In november 2013 lanceert de FOD Economie een informatiecampagne ‘Telefoon, gsm, internet, tv: durf te vergelijken’. Federale ambtenaren zullen in verschillende gemeenten in België inwoners informeren over het vergelijken van de verschillende aanbieders en het kiezen van de meest voordelige telecomaanbieding en dit op basis van de website www.bestetarief.be van het BIPT.
34
Vervoerdiensten Onderhoud en herstellingen Personenvervoer door de lucht Andere diensten voor privévoertuigen Verzekeringen i.v.m. het vervoer Personenvervoer per spoor Personenvervoer over de weg Andere vervoerdiensten Gecombineerde biljetten Reizen Pakketreizen Accommodatie Communicatie Posterijen Telefoon- en faxtoestellen en -diensten Totaal diensten
2010
2011
2012
3,1 4,2 8,3 3,3 0,3 0,6 3,2 2,3 1,7 0,9 1,0 0,6 -2,2 0,0 -2,3 1,4
3,2 3,8 7,5 4,0 0,4 0,6 3,5 2,0 4,3 -0,5 -2,1 1,5 0,5 3,4 0,4 1,9
2,3 2,3 3,8 2,0 1,3 2,9 2,6 2,0 4,7 3,6 4,0 2,9 -0,6 6,6 -1,0 2,5
2012 III 2,5 2,2 4,4 2,7 1,9 3,1 2,3 2,1 4,6 4,7 5,6 3,4 -1,3 6,6 -1,7 2,6
IV 2,4 2,2 3,1 2,6 1,6 3,1 2,5 2,6 4,6 3,8 3,9 3,5 -0,4 6,6 -0,7 2,5
2013
2013 – III
I 2,1 2,7 2,6 2,4 0,8 2,2 -0,8 2,7
II 2,7 3,5 6,0 2,2 1,3 1,7 0,3 3,0
III 2,8 3,9 6,7 1,2 1,4 1,7 0,7 2,7
jul aug 2,6 2,8 3,5 4,0 5,9 6,2 1,2 1,1 1,7 1,1 1,7 1,7 0,6 0,7 2,5 2,7
sep 3,1 4,4 8,0 1,2 1,3 1,7 0,8 2,9
Bijdrage1 0,43 0,26 0,07 0,03 0,03 0,02 0,01 0,00
0,2 2,9 -6,7 -3,0 3,1 -3,2 1,8
-4,3 -1,7 -4,0 -3,2 3,1 -3,5 1,7
0,9 2,2 4,3 -2,2 3,1 -2,4 1,9
3,5 4,0 8,8 -2,3 3,1 -2,5 1,8
-4,1 -0,9 -6,9 -2,2 3,1 -2,4 1,9
-0,01 0,09 -0,10 -0,14 0,01 -0,15 1,9
2,9 3,0 9,5 -2,0 3,1 -2,3 2,0
Gewicht2 15,2 6,8 1,1 2,8 2,1 1,3 1,1 0,1 5,9 4,3 1,6 6,3 0,3 6,01 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI 1 2 Bijdrage tot de inflatie van de groep in het derde kwartaal 2013 (in procentpunt), p.m. gewicht in de groep in 2013 (in %)
V.2 Inflatie voor diensten in de voornaamste buurlanden Zoals in België versnelde tijdens dit kwartaal het gemiddelde prijsstijgingstempo van de diensten ook in de buurlanden. Het steeg van 1,2 % in het tweede kwartaal 2013 naar 1,5 % in het derde kwartaal (in België nam het toe van 1,7 % tot 1,9 %). Achter dit gemiddelde gaat echter een grote heterogeniteit tussen de buurlanden onderling schuil. Frankrijk liet sinds begin 2013 een vrij lage inflatie voor diensten optekenen. Deze bedroeg 1,1 % in het derde kwartaal (0,7 % in het vorige kwartaal). De diensteninflatie in Nederland bleek met 3,1 % daarentegen zeer hoog49 (2,8 % in het vorige kwartaal). In Duitsland bedroeg de inflatie voor die categorie 1,6 % (1,2 % in het vorige kwartaal). De bijdrage van de diensten tot het inflatieverschil ten nadele van ons land werd in dit kwartaal beperkt tot 0,1 procentpunt (0,2 procentpunt in het vorige kwartaal).
Echter, met vaste belastingtarieven en berekend op basis het GICP gepubliceerd door Eurostat, zou de inflatie voor diensten in Nederland in het derde kwartaal 2013 2,3 % hebben bedragen.
49
35
Grafiek 14: Kwartaalevolutie van de inflatie voor diensten in België en in de voornaamste buurlanden (Jaarlijks veranderingspercentage)
4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 2008
2009
België
2010
Duitsland
2011
Frankrijk
2012
Nederland
2013
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
Zoals in de vorige twee kwartalen hebben in het derde kwartaal 2013 de medische en paramedische diensten het meest bijgedragen tot het inflatieverschil voor de diensten ten nadele van ons land. Onder impuls van Duitsland was de inflatie voor medische en paramedische diensten gemiddeld opnieuw negatief in de buurlanden : 8,6 % (tegenover -8,4 % in het vorige kwartaal). In Duitsland bedroeg de inflatie voor die categorie -15,7 % 50 (tegenover -15,6 % in het vorige kwartaal). De inflatie voor de medische en paramedische diensten in België is met 2,7 % in het derde kwartaal 2013 stabiel gebleven. Tabel 14: Diensten en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden voor het derde kwartaal 2013 (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld) België Huisvestingsdiensten Werkelijke woninghuur Diensten onderhoud, reparatie woning Huisvuilophaling Saneringsdiensten Andere diensten i.v.m. de woning Reparatie meubelen, stoffering en vloerbekleding Reparatie van huishoudapparaten Huishoudelijke diensten i.v.m. onderhoud Verzekering i.v.m. woning
Gemiddelde buurlanden
2,4 1,2 2,2 0,5 3,3 3,4
1,8 1,8 1,7 0,5 0,6 1,6
14,4
2,2
2,1
2,0
5,0
1,7
7,0
4,7
Duitsland 1,1 1,3 1,7 -0,4 0,4 2,5
Frankrijk
Nederland
Gewicht in 2013 (in %) Gemiddelde België buurlanden 7,9 12,7 4,3 8,7 0,3 0,8 0,8 0,6 0,4 0,8 0,1 0,7
2,5 2,2 2,0 2,8 0,9 1,0
3,4 4,6 -3,6 -0,9 3,2 -1,4
2,9
1,0
0,0
0,0
0,1
2,0
1,3
6,9
0,1
0,0
-2,5
4,3
1,5
1,1
0,6
-2,3
6,7
14,6
0,7
0,4
In Duitsland moest de patiënt in elk kwartaal na het eerste bezoek bij de dokter telkens een bijdrage betalen. Deze driemaandelijkse bijdrage werd in januari 2013 afgeschaft. 50
36
België Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging Droogkuis, reparatie en verhuur kleding Sport, kampeer, speelgoed, hobbyartikelen Recreatieve sportdiensten Culturele diensten Restaurants en cafés Kantines Kapsalons en schoonheidsinstituten Reizen Pakketreizen Accommodatie Vervoerdiensten Onderhoud en reparatie Andere diensten privé-voertuigen Personenvervoer per spoor Personenvervoer over de weg Personenvervoer door de lucht Personenvervoer over water Gecombineerde biljetten Andere vervoerdiensten Verzekering i.v.m. vervoer Communicatiediensten Posterijen Telefoon- en faxtoestellen en -diensten Overige diensten Medische en paramedische beroepen Geneeskundige prestaties tandartsen Verpleging in ziekenhuis Onderwijs Sociale bescherming Verzekering i.v.m. de gezondheid Andere verzekeringen Financiële diensten, n.e.g. Andere diensten n.e.g. Diensten
Gemiddelde buurlanden
Duitsland
Frankrijk
Nederland
Gewicht in 2013 (in %) Gemiddelde België buurlanden 11,0 9,1
2,3
2,2
2,4
2,0
2,2
3,7
1,5
1,5
1,6
0,2
0,1
0,1
2,3
1,5
1,2
1,5
2,3
0,0
0,1
0,6 1,4 2,8 2,5 2,5 0,9 2,2 4,3 2,8 3,9 1,2 1,7 0,7 6,7 0,0 0,0 2,7 1,4 -2,2 3,1 -2,4 2,1 2,7 4,2 2,5 0,5 2,4 2,7 5,1 -0,5 1,4 1,9
3,0 1,5 2,3 2,6 2,1 5,4 5,2 7,6 2,3 3,0 1,1 2,7 1,8 0,1 2,7 3,2 0,2 3,8 -4,2 3,1 -4,8 0,0 -8,6 -2,3 2,3 2,9 4,7 2,7 2,3 -4,3 2,2 1,5
4,6 1,2 2,5 2,9 2,7 7,1 6,0 11,9 2,7 2,7 1,0 3,3 1,7 0,4 -4,7 3,6 1,1 6,9 -1,5 1,8 -1,8 -1,9 -15,7 -4,8 2,5 3,2 4,1 2,4 1,7 -16,5 5,0 1,6
2,1 1,5 2,1 2,5 1,3 0,7 0,0 0,8 1,2 2,5 1,3 2,4 1,4 -1,3 23,2 1,0 -2,1 -1,7 -8,7 3,4 -9,6 1,4 -0,4 0,5 1,0 2,2 2,5 2,9 0,0 0,0 1,0 1,1
0,5 3,4 2,5 1,8 1,8 2,3 4,8 -3,8 5,1 5,7 1,6 2,6 3,6 7,6 0,9 0,0 2,2 11,8 -1,9 16,8 -2,5 4,6 2,2 -0,8 0,0 2,1 13,5 1,9 13,0 3,6 2,0 3,1
0,9 1,8 6,5 0,4 1,3 2,4 1,7 0,6 6,0 2,7 1,1 0,5 0,4 0,4 0,0 0,0 0,0 0,8 2,5 0,1 2,4 9,8 1,2 0,4 1,8 0,6 3,3 0,4 0,2 0,7 1,2 39,6
1,0 1,6 4,4 0,8 1,0 3,5 2,2 1,3 7,9 3,1 1,5 0,7 0,4 0,7 0,1 0,8 0,1 0,7 3,1 0,2 2,9 7,3 1,3 0,7 0,5 0,7 1,3 1,0 0,2 0,5 1,1 43,5
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
VI Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in het derde kwartaal 2013 VI.1 Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België In het derde kwartaal 2013 bedroeg de inflatie bij de niet-energetische industriële goederen in België gemiddeld 0,9 % (tegenover 0,8 % in het tweede kwartaal 2013). De niet-energetische industriële goederen, die 27,9 % van de consumptiekorf (van het GICP) uitmaken, droegen 0,2 procentpunt bij tot de totale inflatie in het derde kwartaal 2013. De bijzonder heterogene groep van de niet-energetische industriële goederen kan worden onderverdeeld in drie categorieën: half-duurzame goederen (zoals kleding en schoeisel), niet-duurzame goederen (zoals bloemen en geneesmiddelen), en duurzame goederen (zoals sieraden en auto's). De lichte versnelling van de inflatie bij de niet-energetische industriële goederen is toe te schrijven aan het versnelde prijsstijgingstempo voor niet-duurzame producten (van 1,0 % in het tweede kwartaal tot 1,4 % in het beschouwde kwartaal) en in mindere mate voor half-duurzame goederen (van 1,4 % tot 1,5 %). Bij de duurzame goederen is de inflatie in vergelijking met het voorgaande kwartaal negatief geworden: -0,2 %.
37
Tabel 15: Recente evolutie van de inflatie voor niet-energetische industriële goederen (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij ander vermeld)
Half-duurzame goederen Kleding Huishoudtextiel Vaat-,glaswerk&huishoudart. Gereedschap voor huis & tuin Andere kleding artikelen And. art. voor pers. gebruik Schoeisel Speelgoed & hobbyartikelen Boeken Sport, kampeer & recreatie artikelen Dragers opname beeld & geluid Kledingstoffen Delen en toebehoren Niet-duurzame goederen Kranten en tijdschriften Producten voor onderhoud & herstellingen woning Toestellen en artikelen voor lichaamsverzorging Allerlei drukwerk, schrijfwaren en tekenartikelen Waterverbruik Tuinbouw Producten en diensten voor huisdieren Andere medische producten, therapeutische apparaten en toestellen Niet-duurzame huishoudart. Geneesmiddelen Duurzame goederen Meubelen en stoffering Nieuwe auto's Sieraden,klokken & horloges Motorfietsen, fietsen Tapijten en vloerbekleding Grote goederen voor recreatie Huishoudapparaten Foto- en filmapparatuur Audio- en videoapparatuur Gegevensverwerk. apparatuur Niet-energetische industriële goederen
2010
2011
2012
1,1 1,1 2,0 3,0 0,0 2,0 2,0 1,4 0,7 3,0
1,2 1,5 2,8 2,8 -1,1 0,8 2,1 1,8 1,1 -0,2
0,9 1,1 2,4 1,9 0,7 0,9 1,6 2,2 0,7 0,5
2012 III 0,7 1,1 1,6 1,6 0,9 0,3 1,5 3,1 0,7 0,4
2013 IV 0,9 0,9 2,2 1,8 1,1 1,0 0,8 1,3 1,1 -0,7
I 1,2 1,6 2,2 1,9 1,1 2,0 0,7 -0,3 0,7 1,1
II 1,4 1,8 2,2 2,3 1,2 2,2 1,1 1,4 0,4 0,1
2013 – III III 1,5 1,9 2,5 2,3 1,0 3,1 1,1 0,6 0,3 0,2
jul 2,0 2,8 3,5 2,3 1,2 4,0 1,0 -1,6 0,3 0,3
aug 1,2 1,6 2,0 2,3 1,1 2,8 1,0 1,5 0,2 0,2
sep 1,2 1,6 1,9 2,2 0,8 2,6 1,2 1,5 0,4 0,1
1
Bijdrage 0,56 0,42 0,05 0,04 0,02 0,02 0,01 0,01 0,01 0,00
Gewicht2 37,8 18,0 2,0 1,9 1,8 0,6 1,0 3,9 2,5 2,2
-0,7
0,4
0,4
0,4
0,3
0,2
-0,6
-0,7
-0,8
-0,6
-0,7
0,00
0,3
-1,9 1,6 0,4 1,8 3,0
-2,6 0,0 1,3 1,6 3,4
-2,5 0,5 1,8 2,1 4,1
-2,4 0,1 1,9 1,8 3,6
-1,8 1,1 1,3 1,7 6,5
-2,3 -0,1 0,7 0,9 6,6
-0,2 -2,6 0,1 1,0 6,7
-0,2 -2,5 -0,3 1,4 7,9
0,0 -1,5 -0,2 1,6 9,0
-0,2 -2,7 -0,3 1,4 9,0
-0,4 -3,2 -0,6 1,2 5,7
0,00 0,00 -0,01 0,42 0,19
1,5 0,2 2,0 30,3 2,4
2,4
2,5
2,6
2,5
2,8
2,8
3,1
3,2
3,2
3,2
3,1
0,11
3,5
1,2
1,2
0,8
0,6
0,7
0,8
2,0
2,3
2,4
2,3
2,1
0,11
4,9
8,3
5,7
3,6
3,8
4,2
4,4
4,4
3,8
4,3
4,1
2,9
0,05
1,4
3,2 2,8
3,8 1,5
4,2 3,2
3,8 1,9
4,6 2,3
2,5 -1,5
2,5 -0,7
3,1 1,1
3,2 1,2
3,2 0,5
3,0 1,4
0,05 0,02
1,5 3,0
2,0
0,7
2,9
3,3
2,6
1,3
1,3
0,2
0,7
0,1
-0,3
0,01
2,8
-0,2
0,1
0,5
0,5
0,3
0,2
0,1
0,1
0,1
-0,1
0,3
0,00
2,4
1,1 -1,0 0,0 1,9 0,4 10,8 2,7 1,3 1,4 0,5 -6,7 -8,1 -9,4
1,0 -0,5 0,0 2,1 0,8 15,9 2,4 1,9 2,3 0,0 -7,0 -7,2 -13,5
3,9 -1,1 -0,2 1,7 -0,3 14,8 0,5 1,9 1,6 0,2 -3,4 -6,5 -9,3
3,8 -1,9 -0,2 1,6 -0,6 15,3 0,1 1,9 1,4 0,2 -2,7 -6,4 -8,1
1,2 -2,1 -0,1 1,7 -0,2 10,0 0,2 1,7 1,4 0,0 -2,6 -5,0 -8,0
0,0 -2,3 0,0 1,8 0,2 8,2 0,3 1,8 1,4 -0,4 -2,1 -5,3 -7,2
-0,9 -2,9 0,0 2,2 0,2 4,0 1,3 1,7 1,3 -0,1 -2,6 -4,2 -8,4
-0,9 -2,1 -0,2 1,9 0,2 2,4 1,5 1,7 1,2 -0,4 -3,7 -5,0 -7,5
-0,8 -2,1 -0,4 2,0 0,2 2,6 1,4 1,6 1,2 -1,3 -4,7 -6,5 -7,2
-1,0 -2,0 -0,2 1,7 0,2 2,6 1,4 1,8 1,2 -0,2 -3,3 -3,9 -7,4
-0,8 -2,0 -0,1 2,0 0,2 1,9 1,7 1,7 1,1 0,1 -3,1 -4,7 -7,8
-0,04 -0,08 -0,08 0,13 0,03 0,03 0,02 0,01 0,00 -0,02 -0,03 -0,10 -0,15
4,5 3,9 31,9 6,5 13,7 1,1 1,4 0,4 0,4 3,6 0,7 1,9 2,1
0,8
1,0
0,9
0,7
0,8
0,7
0,8
0,9
1,1
0,8
0,8
0,91
100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI 1 2 Bijdrage tot de inflatie van de groep in het derde kwartaal 2013 (in procentpunt), p.m. gewicht in de groep in 2013 (in %)
De half-duurzame producten (met een bijdrage van 0,6 procentpunt) hebben het meest de inflatie van de productgroep gevoed. De inflatietoename bij de half-duurzame goederen wordt voornamelijk veroorzaakt door de prijsevolutie van kleding51 en huishoudtextiel. Met name moest voor kleding ten opzichte van dezelfde periode van 2012 gemiddeld 1,9 % meer worden betaald (tegenover een inflatie van 1,8 % in het tweede kwartaal 2013), terwijl huishoudtextiel 2,5 % duurder werd (tegenover 2,2 % in het voorgaande kwartaal).
Ten gevolge van de iets minder uitgesproken solden dan in juli 2012 kwam de inflatie voor kleren uit op 2,8 % in juli 2013. Met dezelfde kortingen zou de inflatie voor kledij uitgekomen zijn op 1,8 % en zou de inflatie voor de niet-energetische industriële goederen zich gestabiliseerd hebben op 0,8 %.
51
38
Bij de niet-duurzame goederen werd de inflatiestijging in het derde kwartaal ten opzichte van het tweede kwartaal 2013 onder meer aangewakkerd door de prijsevolutie van kranten en tijdschriften, tuinbouwproducten en geneesmiddelen. Na forse prijsstijgingen in 2012 gingen de prijzen voor dagbladen in juli 2013 opnieuw de hoogte in (+4,3 % tegenover juni 2013) en versnelde het inflatietempo van 6,7 % in het tweede kwartaal naar 7,9 % in het derde kwartaal 2013. Voor tuinbouwproducten werd de inflatie positief in het beschouwde kwartaal (+1,1 %), nadat deze in de eerste twee kwartalen negatief was (-1,5 % en-0,7 %). De evolutie van de inflatie bij snijbloemen (dit is de voornaamste rubriek binnen de categorie tuinbouwproducten) werd grotendeels bepaald door de tijdelijke gestegen prijzen voor rozen, chrysanten, lelies en gerbera's in de loop van het tweede kwartaal van 2012. Bij de geneesmiddelen bleek het inflatiecijfer in het derde kwartaal 2013 minder negatief uit te vallen in vergelijking met het tweede kwartaal (-2,1 % tegenover -2,9 %). Voor duurzame goederen kwam de inflatie in het derde kwartaal van 2013 licht negatief uit (-0,2 % ten opzichte van 0,0 % in het vorige kwartaal), onder meer door een vertraging van de inflatie bij sieraden en uurwerken en bij huishoudtoestellen, maar ook door de afname van de prijzen voor audio- en video-apparatuur. Hoewel de inflatie voor meubelen tussen het tweede en het derde kwartaal 2013 terugliep (van 2,2 % naar 1,9 %) leverde deze categorie de voornaamste bijdrage tot de inflatie bij de duurzame goederen. Voor sieraden en uurwerken vertraagde de inflatie gevoelig. Gouden trouwringen waren nog slechts 0,7 % duurder in het derde kwartaal 2013 dan in het overeenkomstige kwartaal van het voorgaande jaar. De evolutie van de inflatie van gouden trouwringen is waarschijnlijk in verband te brengen met de sterke daling van de goudprijs sinds eind 2012. In het derde kwartaal namen de prijzen voor audio- en video-apparatuur (waaronder kleuren-dvd-spelers) met 5,0 % af op jaarbasis (tegen een daling met 4,2 % in het tweede kwartaal 2013).
VI.2 Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in de voornaamste buurlanden De inflatie voor niet-energetische industriële goederen evolueerde in ons land opnieuw anders dan gemiddeld in de buurlanden. Terwijl de inflatie in België in stijgende lijn ging, gaande van 0,8 % naar 0,9 % in het derde kwartaal 2013, daalde het gemiddelde prijsstijgingstempo in de buurlanden van 0,8 % tot 0,5 % (vooral onder impuls van Frankrijk). Dit is een lager niveau dan in ons land, en leverde daardoor een bijdrage van 0,1 procentpunt tot het totale inflatieverschil ten nadele van België. In Duitsland bedroeg de inflatie voor niet-energetische industriele goederen in dit kwartaal 0,7 % (zoals in het vorige kwartaal). In Nederland bedroeg ze 2,3 % (tegen 3,0 % in het vorige kwartaal) 52 en in Frankrijk -0,1 % (tegen 0,3 % in het vorige kwartaal).
52
Bij ongewijzigde indirecte belastingen zou de inflatie voor niet-energetische industriële goederen 0,8 % hebben bedragen.
39
Grafiek 15: Kwartaalevolutie van de inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België en in de voornaamste buurlanden (Jaarlijks veranderingspercentage)
3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 -0,5 -1,0 2008
2009 België
Duitsland
2010
2011
Frankrijk
Nederland
2012
2013
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
Sinds het eerste kwartaal 2013 levert kleding de grootste bijdrage tot het inflatieverschil ten nadele van ons land voor de niet-energetische industriële goederen. Sinds het eerste kwartaal 2013 is er immers gemiddeld bijna geen inflatie meer voor kleding in de buurlanden (0,5 % in het derde kwartaal 2013, 0,2 % in het vorige kwartaal) terwijl het prijstijgingtempo in België sinds het begin van dit jaar continu is gestegen en 1,9 % bereikte in het derde kwartaal. Deze lage gemiddelde inflatie voor kleding in de buurlanden is te wijten aan de evolutie van de prijzen in Duitsland, waar de inflatie voor deze getuige vanaf het eerste kwartaal 2013 is gedaald (-0,1 % in het derde kwartaal 2013).
40
Tabel 16: Niet-energetische industriële goederen en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden in het derde kwartaal 2013 (Jaarlijks veranderingspercentage) België Niet-duurzame goederen Producten voor normaal onderhoud en reparatie van de woning Waterverbruik Niet-duurzame huishoudartikelen Geneesmiddelen Andere medische producten, therapeutische apparaten en toestellen Tuinbouw Producten en diensten voor huisdieren Kranten en tijdschriften Allerlei drukwerk, schrijfwaren en tekenartikelen Toestellen en artikelen voor lichaamsverzorging Half-duurzame goederen Kledingstoffen Kleding Andere kleding artikelen en toebehoren Schoeisel Huishoudtextiel Vaat-, glaswerk en huishoudartikelen Gereedschap voor huis en tuin Delen en toebehoren Dragers opname beeld en geluid Spelen, speelgoed en hobbyartikelen Sport-, kampeer- en recreatieartikelen Boeken Andere artikelen voor persoonlijk gebruik Duurzame goederen Meubelen en stoffering Tapijten en andere vloerbekleding Huishoudapparaten Nieuwe en tweedehandse auto’s Motorfietsen en fietsen Audio- en videoapparatuur Foto- en filmapparatuur Gegevensverwerkende apparatuur Grote goederen voor recreatie Sieraden, klokken en horloges Niet-energetische industriële goederen
Gemiddelde v d buurlanden
Duitsland
Frankrijk
Nederland
Gewicht 2013 (in %) Gemiddelde v België d buurlanden 8,5 8,3
1,4
1,3
1,5
0,5
4,3
3,2
1,8
1,9
1,8
2,2
1,0
0,5
3,1 -0,9 -2,1
1,9 0,4 0,0
1,8 -0,1 2,0
2,4 0,7 -2,4
1,1 0,4 -0,9
0,4 1,2 1,1
0,7 0,8 1,2
0,1
2,2
1,1
0,2
26,0
0,7
0,9
1,1 0,2 7,9
2,9 1,1 4,5
3,6 0,5 4,4
1,7 1,6 4,4
3,8 2,8 6,3
0,8 0,8 0,7
0,8 0,7 0,7
3,8
1,1
2,9
-0,7
2,4
0,4
0,4
2,3
-0,1
-1,1
-0,1
3,8
1,4
1,8
1,5 -2,5 1,9 3,1 0,6 2,5 2,3 1,0 -0,3 -0,2 0,3 -0,7 0,2 1,1 -0,2 1,9 1,7 -0,4 0,2 1,5 -5,0 -3,7 -7,5 1,2 2,4 0,9
0,8 -0,4 0,5 1,4 1,8 2,5 1,3 1,0 0,2 0,0 1,5 0,8 2,9 1,4 -0,7 1,0 0,7 -2,2 0,6 1,5 -6,3 -6,5 -8,6 1,3 1,8 0,5
1,1
-0,1 4,5 1,1 0,9 1,9 3,9 0,4 0,9 0,6 -3,4 -1,3 -0,3 -1,0 1,5 -1,2 1,0 -0,4 -2,9 0,8 1,0 -9,7 -16,5 -8,3 0,9 1,2 -0,1
2,1 1,9 1,3 -2,3 0,8 3,2 1,3 -0,6 8,2 1,7 4,8 -1,9 7,7 2,7 1,1 0,1 0,7 -2,4 3,9 3,7 -0,6 7,2 -3,3 -0,1 -0,8 2,3
10,6 0,0 5,0 0,2 1,1 0,6 0,5 0,5 0,6 0,4 0,7 0,1 0,6 0,3 8,9 1,8 0,1 1,0 3,8 0,4 0,5 0,2 0,6 0,1 0,3 27,9
9,6 0,1 3,8 0,2 1,1 0,5 0,6 0,6 0,6 0,3 0,6 0,3 0,6 0,4 9,2 1,9 0,2 1,0 3,5 0,4 0,6 0,2 0,6 0,3 0,6 27,1
-0,1 3,3 2,0 1,0 2,9 1,2 0,2 2,1 2,6 2,3 4,1 0,9 -0,6 1,1 1,0 -1,9 0,0 1,0 -5,0 -3,1 -9,8 2,3 3,1 0,7
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
41
Lijst van afkortingen ADSEI
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie
BRUGEL
Brusselse regulator voor energie (BRUssel Gas ELektriciteit)
btw
Belasting op toegevoegde waarde
CPI
(Nationale) consumptieprijsindex
CREG
Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas
CWaPE
Commission wallonne pour l'Energie
EC
Europese Commissie
Eurostat
Statistical Office of the European Commission
FOD Economie
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie
GICP
Geharmoniseerd indexcijfer van de consumptieprijzen
IMF
Internationaal Monetair Fonds
INR
Instituut voor de nationale rekeningen
K1
Eerste kwartaal
K2
Tweede kwartaal
K3
Derde kwartaal
K4
Vierde kwartaal
kWh
Kilowattuur
NACE
Economische activiteitennomenclatuur in de Europese Gemeenschap
NBB
Nationale Bank van België
VREG
Vlaamse regulator van de elektriciteits- en gasmarkt
wigw
Weduwen, invaliden, gepensioneerde en wezen
42
Bijlagen Bijlage 1A: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen tussen het derde kwartaal 2012 en 2013 het sterkst zijn veranderd (Rangschikking in dalende volgorde van prijsstijging) Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Benaming
Aardappelen
2,01
32,8
0,08
Telefoongesprekken via toestel
Peren: conference
0,08
31,7
0,00
Appelen: golden
0,24
19,7
0,00
Paprika's
0,61
18,6
0,01
Kropsla
0,60
18,2
0,01
Appelen: jonagold
1,00
16,0
0,01
Ronde peren
0,28
15,9
0,01
Frankfurter worstjes
0,59
15,7
0,01
Zalm
1,28
15,1
0,02
Abrikozen
0,14
14,7
0,00
Grijze garnalen
1,31
14,7
0,02
Pruimen
0,44
14,5
0,01
Tandpasta
0,74
14,3
0,01
Vermout
0,79
12,9
0,01
Spliterwten
0,06
12,5
0,00
Champignons
0,77
12,0
0,01
Dagbladen
3,43
11,8
0,04
Roséwijn: Côtes de Provence
2,26
11,7
0,03
Volle melk
0,90
11,5
0,01
Jaarlijks schoolabonnement
0,21
11,5
0,00
Appelen: granny
0,34
10,7
0,00
Fluorescerende buislamp
1,59
10,6
0,02
Meloenen
0,44
10,4
0,00
Jenever
0,34
10,3
0,00
Luikse wafel
2,00
10,0
0,02
Tabak
2,51
9,4
0,03
Melkerijboter
0,96
9,4
0,01
Puddingpoeder
1,21
9,3
0,01
IJshoorntje
1,03
9,3
0,01
Naaigaren
0,84
9,2
0,01
Olijfolie
0,64
9,1
0,01
Balpen
1,89
8,8
0,02
Vliegtuigticket
1,91
8,6
0,01
Aardbeien
0,41
8,3
0,00
Ajuin
0,62
8,2
0,01
Volle yoghurt (natuur)
1,95
7,9
0,02
Karbonade
1,09
7,7
0,01
Bloemkolen
0,56
7,6
0,00
Braadkip
3,44
7,5
0,02
Biefstuk
2,73
7,2
0,02
43
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3 16,93
7,2
0,11
Filet américain
1,79
7,1
0,01
Brandverzekering Familiale verzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid
6,34
7,0
0,05
1,56
6,8
0,01
Whisky
0,69
6,8
0,00
Varkensrib van de filet
0,94
6,5
0,01
Mosterd
0,39
6,4
0,00
Likeur
1,11
6,3
0,01
Meerrittenkaart
0,58
6,1
0,00
Houtskool
0,51
6,1
0,00
Varkensgebraad van de hesp
1,07
6,0
0,01
Gashoudend water
1,20
5,9
0,01
Wegwerpluier
1,69
5,8
0,01
Pilsbier (gewaarborgde verpakking)
1,15
5,8
0,01
Vleessalade
0,79
5,7
0,00
Frisdrank (automaat)
1,60
5,7
0,01
Verse worst
3,01
5,7
0,02
Huishoudvuilnisbak
1,12
5,5
0,01
Limonade (orange of citroen)
1,78
5,5
0,01
Erwtjes
0,77
5,5
0,00
Rosbief
0,82
5,4
0,00
Emailverf
3,09
5,4
0,02
Tijdschriften
5,02
5,4
0,03
Uurtarief schoonmaken
7,19
5,4
0,04
Acrylverf
3,09
5,1
0,02
Half afgeroomde melk
1,82
5,1
0,01
Diepvriesfriet
0,66
5,0
0,00
Varkensrib spiering
0,67
5,0
0,00
Trappistenbier
1,15
5,0
0,01
Toiletzeep
0,74
5,0
0,00
Bordeaux supérieur AC
2,26
5,0
0,01
Olieverversen
5,83
5,0
0,04
Beaujolais
2,26
5,0
0,01
Pralines
0,77
5,0
0,00
Gerookt spek
1,44
5,0
0,01
Vleessnack
1,60
4,9
0,01
Bioscoop
2,67
4,9
0,01
Dunne lende
0,82
4,9
0,00
Pensen
2,09
4,9
0,01
Biscuits
1,34
4,8
0,01
Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Broodje
3,23
4,8
0,02
Instantcacaodrank
0,18
3,5
0,00
Riesling: Elzas
2,26
4,8
0,01
1,15
3,5
0,00
Tonijn in blik
0,70
4,7
0,00
Droogkuis van kostuum
0,47
4,6
0,00
Kalkoenborstfilet Geneeskundige met aanvullende opleiding : huisbezoek
0,86
3,5
0,00
Shampoo
0,74
4,6
0,00
Groene bonen
0,46
3,4
0,00
Pilsbier (blik)
1,15
4,5
0,00
Smeltkaas (gruyère)
0,89
3,4
0,00
Snoeischaar
0,98
4,5
0,00
Onderhoud van centrale verwarming
0,97
3,2
0,00
Tulpen
0,39
4,4
0,00
Colalimonade (light)
2,18
3,2
0,01
Hamburger
1,02
4,4
0,00
Zakje friet
1,60
3,2
0,01
Douchegel
0,74
4,4
0,00
Verzolen van schoenen
0,30
3,2
0,00
Koffiefilters
1,16
4,4
0,00
Watergolf
3,25
3,2
0,01
Consultatie tandarts
0,58
4,2
0,00
Rozijnenkoek (suissekoek)
2,00
3,2
0,01
Bananen
1,16
4,2
0,00
Uurtarief garagist
5,83
3,1
0,02
Witbier (verloren verpakking)
1,15
4,2
0,00
Gehakt
4,00
3,1
0,01
Elektriciteit: De (20000kW)
2,78
4,2
0,01
Briefport
1,21
3,1
0,00
Vullingen van caviteiten
0,58
4,2
0,00
Pompelmoezen
0,27
3,1
0,00
Draagbare spelconsole
1,03
4,2
0,00
Wassen van hemd
0,24
3,1
0,00
Konijn
0,92
4,1
0,00
Vensterglas
3,09
3,0
0,01
Individuele behandeling kinesitherapie
2,63
4,1
0,01
Rijst in kookbuiltjes
0,38
3,0
0,00
Schoorsteenvegen
0,94
4,1
0,00
Meergranenbrood
1,78
3,0
0,01
Verse room
0,83
4,1
0,00
Hoeslaken
0,62
3,0
0,00
Cordon bleu
0,92
4,1
0,00
Hotelkamer
4,56
3,0
0,01
Bereide diepvriesmaaltijd op basis van vis
1,86
4,1
0,01
Kramiek
0,47
3,0
0,00
Witte bonen in tomatensaus
0,77
4,1
0,00
Haarlak
1,16
3,0
0,00
Fruittaartje
1,00
4,1
0,00
Gsm-toestel
1,55
2,9
0,00
Haargel
1,16
4,0
0,00
Stof voor overgordijnen
0,73
2,9
0,00
Abonnement teledistributie (+digitale tv)
6,79
4,0
0,03
Deodorant
1,16
2,9
0,00
Peutertuinen
2,37
4,0
0,01
Verse magere kaas
0,99
2,9
0,00
Vloeibare meststof
0,71
4,0
0,00
Pizza
7,17
2,9
0,02
Viervruchtenjam
1,21
3,9
0,01
Hespenworst
2,09
2,9
0,01
Druiven
0,54
3,9
0,00
Vasttapijt
0,54
2,9
0,00
Ananas (blik)
0,44
3,9
0,00
Biljet 20 km
0,42
2,9
0,00
Colalimonade
2,18
3,9
0,01
Verpleeegkundige verzorging: dagforfait
2,63
2,9
0,00
Potgrond
0,71
3,9
0,00
Huishoudhandschoenen in rubber
1,16
2,9
0,00
Speculaas
1,34
3,8
0,01
Permanent
3,25
2,9
0,01
Roomijs
1,03
3,8
0,00
Stoomstrijkijzer
0,35
2,9
0,00
Zwembad
1,42
3,8
0,01
Uurtarief reparatie verwarmingsinstallatie
2,80
2,8
0,01
Vleesbrochette
1,47
3,8
0,01
Sinaasappelen
1,52
2,8
0,00
Boerenpastei
1,12
3,8
0,00
Weekend aan zee
5,10
2,8
0,01
Fishsticks
0,61
3,7
0,00
Kop en schoteltje
0,42
2,8
0,00
Mokkataartje
1,00
3,7
0,00
Vervanging van uurwerkbatterij
0,36
2,8
0,00
Balklamp halogeen
1,59
3,7
0,01
Kostprijs internaat
0,35
2,8
0,00
Cent wafer
1,34
3,6
0,01
Pepersteak
5,08
2,7
0,01
Vervangen van remblokjes
5,83
3,6
0,02
Aperitief
0,22
2,7
0,00
Zonnebankabonnement 10 beurten
0,57
3,6
0,00
Bijdrage aanvullende ziekteverzekering
3,53
2,7
0,01
Pop
1,03
3,6
0,00
Schouwburgabonnement
3,77
2,7
0,01
Reiskoffer
1,03
3,6
0,00
Cement
3,09
2,7
0,01
Specialist: raadpleging
2,28
3,6
0,01
Reisbijstandsverzekering
0,56
2,7
0,00
Eclair
1,00
3,5
0,00
Tweepersoonskamer
0,71
2,7
0,00
44
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Benaming Pleisters Gemeenschappelijke rechthebbenden)
0,39 kamer
(gewone
2,7
Benaming
0,00
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Uurtarief schilder
2,17
2,1
0,00
Uurtarief elektricien
2,17
2,1
0,00
Citytrips
0,85
2,1
0,00
Candybar (automaat)
1,60
2,1
0,00
Azalea
0,27
2,1
0,00
Salade Niçoise
5,08
2,1
0,01
Pure chocolade
1,50
2,0
0,00
Yoghurt met fruit (mager)
1,95
2,0
0,00
1,00
2,0
0,00
3,55
2,7
0,01
Kiwi's
0,77
2,7
0,00
Diepvriessoep
0,80
2,7
0,00
Hamburger (fastfood)
5,34
2,6
0,01
Speciaalbrood (400 g)
0,73
2,6
0,00
Elektrische gazonmaaier
0,40
2,6
0,00
Torische brilglazen
1,04
2,6
0,00
Belgische halfharde kaas
2,00
2,6
0,01
Brie
1,17
2,6
0,00
Colalimonade (cafés) Abonnement digitale televisie (themaboeketten)
1,00
2,0
0,00
Middagmaal op school
3,38
2,6
0,01
Ruitenwisser
1,36
2,0
0,00
Porto
0,79
2,6
0,00
Kleuring
3,25
2,0
0,01
Visitekaartjes
0,83
2,6
0,00
Festivals
1,88
2,0
0,00
Bruinbrood (800 g)
3,22
2,6
0,01
Ficus
0,54
2,0
0,00
Speciaalbrood (800 g)
2,22
2,6
0,01
Chinese dagschotel
7,60
2,0
0,01
Salon
4,81
2,5
0,01
1,21
1,9
0,00
Sferische brilglazen
1,04
2,5
0,00
Camembert
1,17
2,5
0,00
Cornflakes Universiteit: inschrijvingsgeld en examengeld
2,30
1,9
0,00
Boterhampasta
0,61
2,5
0,00
Gordijnstof
0,73
1,9
0,00
Biljet 90 km weekend
0,42
2,5
0,00
Verhuisdiensten
0,31
1,9
0,00
Uurtarief loodgieter
2,17
2,5
0,01
0,32
1,9
0,00
Pilsbier
5,11
2,4
0,01
Crematie Gemeenschappelijke kamer (wigw met voorkeurregime)
0,71
1,9
0,00
Schuimrubberen matras
1,02
2,4
0,00
Mengkraan
3,09
1,8
0,01
Rauwe ham
1,36
2,4
0,00
Gekookte ham
5,85
1,8
0,01
Begrafenisondernemingen
0,64
2,4
0,00
Espressokoffie
0,55
1,8
0,00
Mosselen
1,01
2,4
0,00
Dweil
1,16
1,8
0,00
Abonnement autopechbestrijding
0,92
2,4
0,00
Synthetisch dekbed
0,62
1,8
0,00
Tulpenbollen
0,71
2,4
0,00
Hometrainer
1,12
1,8
0,00
Steakmes
0,18
2,4
0,00
Notariskosten hypotheeklening
5,65
1,7
0,01
Stuk belegd stokbrood
1,60
2,3
0,00
Internetabonnement
5,09
1,7
0,01
Speciaal bier
3,34
2,3
0,01
Taxi
0,35
1,7
0,00
Kinderfiets
1,09
2,3
0,00
Aluminiumfolie
1,16
1,7
0,00
Sociale huur
5,07
2,3
0,01
Haarsnit
1,76
1,7
0,00
Rijsttaart
1,00
2,3
0,00
Portefeuille
1,03
1,7
0,00
Waterverbruik
7,42
2,3
0,02
Damesfiets
1,09
1,7
0,00
Antraciet
0,51
2,3
0,00
Elektrische boormachine
1,43
1,7
0,00
Lange sigaretten
5,59
2,3
0,01
Weekend in de Ardennen
4,02
1,7
0,01
Mp3/mp4-speler
0,58
2,3
0,00
Candybar
0,41
1,7
0,00
Vuurvaste schotel
0,59
2,2
0,00
Gepelde tomaten
1,54
1,6
0,00
Dvd (muziek of film)
2,48
2,2
0,00
Chrysanten
0,77
1,6
0,00
Zakdoek in katoen
1,45
2,2
0,00
Rusthuizen
2,38
1,6
0,00
Mineraalwater
0,89
2,2
0,00
Maandtreinkaart 45 km
0,56
1,6
0,00
Glasvezelbehang
3,09
2,2
0,01
Huur van garage
2,70
1,5
0,00
Elektrische koffiezet
0,39
2,2
0,00
Biljet 45 km
0,42
1,5
0,00
Maaltijd restaurant Eénpersoonskamer (gewone rechthebbenden)
5,08
2,2
0,01
Stripverhaal
1,00
1,5
0,00
2,13
2,1
0,00
Autorijschool
1,24
1,5
0,00
Korte sigaretten
2,39
2,1
0,01
Melkchocolade
1,50
1,5
0,00
Salami
3,10
2,1
0,01
Uurtarief elektrotechnicus
0,77
1,5
0,00
45
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Benaming
Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Sponshanddoek
0,91
1,5
0,00
Combi-koelkast
0,89
-1,5
0,00
Dvd-recorder
0,49
1,5
0,00
Afdruk digitale foto's (fotograaf)
1,03
-1,6
0,00
Houten tuintafel
1,42
1,4
0,00
Jeansbroek (dames)
1,81
-1,6
0,00
Geconcentreerde melk
0,28
1,4
0,00
Gewone braadmargarine
0,67
-1,6
0,00
Kalfsgebraad
0,79
1,4
0,00
Tennisschoenen
0,95
-1,6
0,00
Schrift met losse bladen
1,89
1,4
0,00
Body
0,66
-1,7
0,00
Spathiphyllum Autoverzekering lijkheid
0,54
1,4
0,00
Kabeljauwfilet
0,61
-1,7
0,00
9,26
1,4
0,01
Elektriciteit: Dc1 (3500 kW)
8,89
-1,7
-0,02
Veearts: ovariotomie van een kat
1,28
1,4
0,00
Lederen laarzen
1,91
-1,7
0,00
Muziek-cd
1,32
1,4
0,00
Jeansbroek (heren)
1,03
-1,8
0,00
Gerookte zalm
0,72
1,4
0,00
Bottines
1,76
-1,8
0,00
Elektrische radiator
1,51
1,3
0,00
Nectarines
1,28
-1,8
0,00
Maandtreinkaart 20 km
0,56
1,3
0,00
Autoband
2,06
-1,8
0,00
Jaarlijkse schooltreinkaart 20 km
0,56
1,3
0,00
Lage lederen veterschoenen
1,59
-1,8
0,00
Spaarlamp
0,96
1,3
0,00
Droogkast
0,57
-1,9
0,00
Keukentafel
4,19
1,3
0,00
Badpak
0,58
-1,9
0,00
Limonade met thee-extracten
1,23
1,3
0,00
Alstroemeria
0,21
-1,9
0,00
Gebakken tong of forel
5,08
1,2
0,01
Hypericum
0,11
-1,9
0,00
Champagne
1,18
1,2
0,00
Parka (zomer) (heren)
0,18
-1,9
0,00
Lamsbout
1,19
1,2
0,00
Koffie (in bonen of gemalen)
2,15
-2,0
-0,01
Verkeersbelasting
8,34
1,2
0,01
Hygiënische tampon
0,87
-2,0
0,00
Polsuurwerk
0,78
1,1
0,00
Niet-gashoudend water
2,74
-2,1
-0,01
Maandelijks stadsabonnement
0,41
1,1
0,00
Diepvriessoepgroenten
0,57
-2,2
0,00
Eendagsattracties
1,84
1,1
0,00
Stadsbroek
1,03
-2,2
0,00
Pindanootjes
0,75
1,1
0,00
Schoonheidscrème
1,16
-2,3
0,00
Ravioli (vers)
0,47
1,1
0,00
Voetbal
0,71
-2,3
0,00
57,26
1,1
0,06
Kostuum in gemengd weefsel (zomer)
0,55
-2,3
0,00
Braadpan
0,41
1,1
0,00
T-shirt (zomer)
0,76
-2,4
0,00
Veearts: raadpleging
1,28
1,0
0,00
Gps
0,70
-2,4
0,00
Pizza
1,77
1,0
0,00
0,23
-2,4
0,00
Verklarend woordenboek
1,00
1,0
0,00
Biljet Gasolie voor verwarming: levering minder dan 2000 l
5,88
-2,5
-0,03
Kleine speelgoedauto
1,03
1,0
0,00
Anorak (winter) (heren)
0,37
-2,5
0,00
Laminaat
0,54
1,0
0,00
Ongelode benzine 98 RON ("superplus")
5,81
-2,5
-0,02
Toeristische reisgids
1,00
1,0
0,00
1,08
-2,5
0,00
Joggingschoenen
1,59
-1,0
0,00
Verticale diepvries
0,31
-1,0
0,00
T-shirt (heren) Gasolie voor verwarming: levering van minstens 2000 l
3,92
-2,5
-0,02
Aftershave
1,00
-1,0
0,00
Minarine
0,48
-2,6
0,00
Bustehouder
1,25
-1,1
0,00
Broek in ribfluweel (winter)
1,03
-2,7
0,00
Stof voor jurk
0,31
-1,1
0,00
Sokken
0,74
-2,7
0,00
Vaatwasser
0,81
-1,1
0,00
Lage lederen schoenen
1,91
-2,7
0,00
17,75
-1,2
-0,02
Slaapkleed
0,74
-2,8
0,00
Lege dvd-RW
0,31
-1,2
0,00
Hemd
1,87
-2,8
0,00
Kousenbroek
0,92
-1,2
0,00
Sportschoenen
1,76
-2,8
0,00
Trainingspak
0,67
-1,2
0,00
Digitale camcorder
0,46
-2,8
0,00
Kinderzitje
1,03
-1,3
0,00
Kostuum in wol (winter)
1,10
-2,9
0,00
Elektriciteit: Dc (3500 kW)
3,33
-1,3
-0,01
Vitrokeramische kookplaat
0,75
-2,9
0,00
Solidago
0,11
-1,4
0,00
Kalanchoe
0,54
-3,0
0,00
Draadloze telefoon
0,11
-1,5
0,00
Meerrittenkaart
0,26
-3,0
0,00
Vloeibare allesreiniger
1,52
-3,1
0,00
Burgerlijke
Niet-sociale huur
Farmaceutische specialiteiten
Aansprake-
46
Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Benaming
Gewicht1 Inflatie2 Bijdrage3
Elektronische bloeddrukmeter
1,58
-3,1
0,00
Koffiepads
0,70
-5,4
0,00
Digitaal fototoestel
1,72
-3,2
0,00
Elektriciteit: Da (600 kW)
0,56
-5,5
0,00
Bermuda (zomer)
0,91
-3,2
0,00
T-shirt (kinderen)
2,13
-5,5
-0,01
Citroenen
0,23
-3,2
0,00
Mantel (winter)
0,83
-5,5
0,00
Kersen
0,38
-3,2
0,00
Pullover (zomer) (dames)
1,36
-5,7
-0,01
Microgolfoven
0,51
-3,2
0,00
Rok (winter)
1,08
-5,7
-0,01
Propaan
0,49
-3,3
0,00
Jurk (winter)
0,73
-6,0
0,00
Parka (zomer) (kinderen)
0,53
-3,3
0,00
Hemdblouse
2,29
-6,2
-0,01
Woordspel
1,03
-3,3
0,00
Dvd speler
0,72
-6,5
0,00
Pantalon (zomer)
0,60
-3,3
0,00
Tomaten
2,24
-6,9
-0,01
Pullover (winter) (heren)
1,12
-3,4
0,00
Kippeneieren
1,00
-7,3
-0,01
Huur vakantiewoning
1,74
-3,5
-0,01
Broccoli
0,30
-7,8
0,00
Blouse (winter)
1,53
-3,5
0,00
Wortelen
0,72
-8,9
-0,01
Spaghetti
1,77
-3,5
-0,01
Tong
0,33
-9,3
0,00
Geraspte Emmenthal
2,00
-3,5
-0,01
Aardgas: D2 (4652 kWh)
0,89
-9,5
-0,01
Externe harde schijf
0,51
-3,5
0,00
Aardgas: D3b (34890 kWh)
5,19
-9,7
-0,08
Regenmantel (zomer)
0,42
-3,5
0,00
Aardgas: D3 (23260 kWh)
11,44
-9,8
-0,17
Voetbalwedstrijd 1ste klasse (nationaal)
1,42
-3,5
0,00
Aardgas: D1 (2326 kWh)
0,36
-10,2
0,00
Pantalon (winter) (dames)
1,21
-3,5
0,00
Personal computer
4,43
-13,2
-0,02
Waspoeder
2,63
-3,6
-0,01
Prei
0,39
-13,5
-0,01
Pullover (winter)
2,72
-3,8
-0,01
Gsm-gesprekken
11,73
-13,9
-0,07
Hifi-keten
0,36
-3,9
0,00
Witloof
0,35
-14,5
0,00
Sweater
0,69
-3,9
0,00
Elektriciteit: Db (1200 kW)
3,89
-3,9
-0,02
Wifi modem/router
0,23
-3,9
0,00
Lange broek
1,68
-4,0
-0,01
Anorak (winter) (dames) Ongelode benzine 95 RON ("eurosuper") Anorak (winter) (kinderen)
0,83
-4,1
0,00
13,91
-4,1
-0,07
1,05
-4,2
0,00
17,80
-4,2
-0,11
Jeansbroek (kinderen)
2,46
-4,3
-0,01
Drank op basis van soja
1,24
-4,3
-0,01
Lpg
0,67
-4,3
0,00
Lederen vest
0,62
-4,4
0,00
Mantelpak (zomer)
0,24
-4,4
0,00
Parka (zomer) (dames)
0,42
-4,5
0,00
Vloeibaar afwasmiddel
0,62
-4,5
0,00
Jurk (zomer)
0,37
-4,5
0,00
Perziken
0,63
-4,6
0,00
Rok (zomer)
0,54
-4,6
0,00
Maïsolie
0,64
-4,7
0,00
Kleurentelevisie
3,26
-4,7
0,00
Pullover (zomer) (heren)
0,56
-4,8
0,00
Blazer
0,60
-5,0
0,00
Kruippakje
0,66
-5,2
0,00
Vloeibaar wasmiddel
2,68
-5,2
-0,01
Mantelpak (winter)
0,48
-5,2
0,00
Geheugenkaart
0,82
-5,3
0,00
Sportvest
0,60
-5,4
0,00
Gasolie voor wegvervoer ("diesel")
Bronnen: ADSEI, Eigen berekeningen: FOD Economie. 1 2 3 Gewicht 2013 in ‰, Inflatie in %, Bijdrage tot de inflatie in procentpunt
47
Bijlage 1B: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen in het derde kwartaal 2013 de grootste impact op de inflatie hebben (Rangschikking in dalende volgorde van bijdrage tot de inflatie) Benaming
Gewicht1 Bijdrage2
Inflatie3
Gewicht1 Bijdrage2
Benaming
Inflatie3
Autoverzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid
9,26
0,01
1,38
Salade Niçoise
5,08
0,01
2,06
Schouwburgabonnement
3,77
0,01
2,69
Notariskosten hypotheeklening
5,65
0,01
1,74
Salon
4,81
0,01
2,53
Vensterglas
3,09
0,01
3,04
Maaltijd restaurant
5,08
0,01
2,15
Watergolf
3,25
0,01
3,17
Vermout
0,79
0,01
12,89
Bijdrage aanvullende ziekteverzekering
3,53
0,01
2,71
Gekookte ham
5,85
0,01
1,82
Bordeaux supérieur AC
2,26
0,01
4,98
Pensen
2,09
0,01
4,87
Melkerijboter
0,96
0,01
9,43
0,74
0,01
14,33
2,32
Tandpasta Familiale verzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid
1,56
0,01
6,81
0,02
2,88
Volle melk
0,90
0,01
11,53
0,02
3,15
Permanent
3,25
0,01
2,85
1,59
0,02
10,61
Frisdrank (automaat)
1,60
0,01
5,70
2,73
0,02
7,19
Half afgeroomde melk
1,82
0,01
5,06
Balpen
1,89
0,02
8,80
Riesling: Elzas
2,26
0,01
4,75
Broodje
3,23
0,02
4,76
Middagmaal op school
3,38
0,01
2,58
Emailverf
3,09
0,02
5,36
Peutertuinen
2,37
0,01
3,98
Acrylverf
3,09
0,02
5,08
Frankfurter worstjes
0,59
0,01
15,71
Verse worst
3,01
0,02
5,70
Limonade (orange of citroen)
1,78
0,01
5,51
Volle yoghurt (natuur)
1,95
0,02
7,90
Individuele behandeling kinesitherapie
2,63
0,01
4,11
Pepersteak
5,08
0,01
2,74
Cement
3,09
0,01
2,68
Hamburger (fastfood)
5,34
0,01
2,63
Karbonade
1,09
0,01
7,75
Appelen: jonagold
1,00
0,01
15,97
Speciaal bier Gemeenschappelijke rechthebbenden)
3,34
0,01
2,34
3,55
0,01
2,67
Bruinbrood (800 g)
3,22
0,01
2,56
Vleessnack
1,60
0,01
4,93
Specialist: raadpleging
2,28
0,01
3,57
Wegwerpluier
1,69
0,01
5,84
Beaujolais
2,26
0,01
4,96
Colalimonade
2,18
0,01
3,89
Uurtarief reparatie verwarmingsinstallatie
2,80
0,01
2,84
Naaigaren
0,84
0,01
9,23
Bereide diepvriesmaaltijd op basis van vis
1,86
0,01
4,08
Verkeersbelasting
8,34
0,01
1,16
Gerookt spek
1,44
0,01
4,96
Telefoongesprekken via toestel
16,93
0,11
7,18
2,01
0,08
32,79
Niet-sociale huur
57,26
0,06
1,10
Brandverzekering
6,34
0,05
6,97
Dagbladen
3,43
0,04
11,77
Uurtarief schoonmaken
7,19
0,04
5,35
Olieverversen
5,83
0,04
4,97
Abonnement teledistributie (+digitale tv)
6,79
0,03
3,99
Tijdschriften
5,02
0,03
5,36
Tabak
2,51
0,03
9,44
Roséwijn: Côtes de Provence
2,26
0,03
11,65
Zalm
1,28
0,02
15,06
Braadkip
3,44
0,02
7,48
Vervangen van remblokjes
5,83
0,02
3,64
Luikse wafel
2,00
0,02
9,95
Grijze garnalen
1,31
0,02
14,71
Waterverbruik
7,42
0,02
Pizza
7,17
Uurtarief garagist
5,83
Fluorescerende buislamp Biefstuk
Aardappelen
Weekend aan zee
5,10
0,01
2,78
Lange sigaretten
5,59
0,01
2,30
Chinese dagschotel
7,60
0,01
1,97
Vliegtuigticket
1,91
0,01
8,60
Hotelkamer
4,56
0,01
3,01
Elektriciteit: De (20000kW)
2,78
0,01
4,18
Pilsbier
5,11
0,01
2,44
Puddingpoeder
1,21
0,01
9,34
Bioscoop
2,67
0,01
4,93
Sociale huur
5,07
0,01
2,33
65,90
0,01
0,22
Gehakt
4,00
0,01
3,12
Filet américain
1,79
0,01
7,06
Nieuwe wagens (biv inbegrepen)
kamer
(gewone
Benaming
Gewicht1 Bijdrage2
Inflatie3
Benaming
Gewicht1 Bijdrage2
Inflatie3
Kropsla
0,60
0,01
18,19
Fruittaartje
1,00
0,00
4,06
IJshoorntje
1,03
0,01
9,26
Hamburger
1,02
0,00
4,41
Rozijnenkoek (suissekoek)
2,00
0,01
3,16
Sinaasappelen
1,52
0,00
2,82
Internetabonnement
5,09
0,01
1,74
Draagbare spelconsole
1,03
0,00
4,17
Biscuits
1,34
0,01
4,78
Boerenpastei
1,12
0,00
3,76
Colalimonade (light)
2,18
0,01
3,22
Appelen: Golden
0,24
0,00
19,71
Gebakken tong of forel
5,08
0,01
1,24
0,98
0,00
4,51
Likeur
1,11
0,01
6,33
Pilsbier (gewaarborgde verpakking)
1,15
0,01
5,80
Snoeischaar Universiteit: inschrijvingsgeld en examengeld
2,30
0,00
1,90
Gashoudend water
1,20
0,01
5,87
Verpleeegkundige verzorging: dagforfait
2,63
0,00
2,86
Champignons
0,77
0,01
12,00
Kalkoenborstfilet
1,15
0,00
3,51
Paprika's
0,61
0,01
18,63
Mokkataartje
1,00
0,00
3,73
Kleuring
3,25
0,01
1,97
Witte bonen in tomatensaus
0,77
0,00
4,08
Salami
3,10
0,01
2,11
Tonijn in blik
0,70
0,00
4,71
Weekend in de Ardennen
4,02
0,01
1,66
Lpg
0,67
0,00
-4,33
Huishoudvuilnisbak
1,12
0,01
5,52
Sportschoenen
1,76
0,00
-2,83
Hespenworst
2,09
0,01
2,87
Voetbalwedstrijd 1ste klasse (nationaal)
1,42
0,00
-3,53
Varkensgebraad van de hesp
1,07
0,01
5,97
Hemd
1,87
0,00
-2,81
Ajuin
0,62
0,01
8,23
Lage lederen schoenen
1,91
0,00
-2,73
Speciaalbrood (800 g)
2,22
0,01
2,55
Aardgas: D1 (2326 kWh)
0,36
0,00
-10,19
Cent wafer
1,34
0,01
3,64
Blouse (winter)
1,53
0,00
-3,45
Meergranenbrood
1,78
0,01
3,02
Elektriciteit: Dc (3500 kW)
3,33
-0,01
-1,34
Mengkraan
3,09
0,01
1,83
Lange broek
1,68
-0,01
-4,00
Trappistenbier
1,15
0,01
4,99
Drank op basis van soja
1,24
-0,01
-4,32
Korte sigaretten
2,39
0,01
2,13
Rok (winter)
1,08
-0,01
-5,67
Varkensrib van de filet
0,94
0,01
6,52
Niet-gashoudend water
2,74
-0,01
-2,07
Zwembad
1,42
0,01
3,78
Koffie (in bonen of gemalen)
2,15
-0,01
-2,04
Speculaas
1,34
0,01
3,82
Spaghetti
1,77
-0,01
-3,45
Zakje friet
1,60
0,01
3,20
Pullover (zomer) (dames)
1,36
-0,01
-5,65
Belgische halfharde kaas
2,00
0,01
2,61
Huur vakantiewoning
1,74
-0,01
-3,45
Vleesbrochette
1,47
0,01
3,77
Geraspte Emmenthal
2,00
-0,01
-3,50
Glasvezelbehang
3,09
0,01
2,16
Prei
0,39
-0,01
-13,47
Olijfolie
0,64
0,01
9,08
Jeansbroek (kinderen)
2,46
-0,01
-4,31
Pruimen
0,44
0,01
14,49
Waspoeder
2,63
-0,01
-3,60
Uurtarief loodgieter
2,17
0,01
2,46
Tomaten
2,24
-0,01
-6,86
Balklamp halogeen
1,59
0,01
3,68
Pullover (winter) (dames)
2,72
-0,01
-3,83
Ronde peren
0,28
0,01
15,87
Wortelen
0,72
-0,01
-8,94
Viervruchtenjam
1,21
0,01
3,92
T-shirt (kinderen)
2,13
-0,01
-5,50
Keukentafel
4,19
0,00
1,28
Kippeneieren
1,00
-0,01
-7,28
Pilsbier (blik)
1,15
0,00
4,53
Aardgas: D2 (4652 kWh)
0,89
-0,01
-9,45
Witbier (verloren verpakking)
1,15
0,00
4,20
Hemdblouse
2,29
-0,01
-6,17
Koffiefilters
1,16
0,00
4,36
Vloeibaar wasmiddel
2,68
-0,01
-5,16
Uurtarief elektricien
2,17
0,00
2,11
Elektriciteit: Db (1200 kW)
3,89
-0,02
-3,89
Erwtjes Eénpersoonskamer (gewone rechthebbenden)
0,77
0,00
5,47
2,13
0,00
Vleessalade
0,79
Uurtarief schilder
2,17
Huur van garage
2,70
Farmaceutische specialiteiten
17,75
-0,02
-1,17
Personal computer
4,43
-0,02
-13,21
2,14
Elektriciteit: Dc1 (3500 kW)
8,89
-0,02
-1,72
0,00
5,71
-0,02
-2,51
2,11
0,00
1,52
Ongelode benzine 98 RON ("superplus") Gasolie voor verwarming: levering van minstens 2000 l
5,81
0,00
3,92
-0,02
-2,54
49
Benaming Gasolie voor verwarming: levering minder dan 2000 l
Gewicht1 Bijdrage2
Inflatie3
5,88
-0,03
-2,47
Gsm-gesprekken
11,73
-0,07
-13,87
Ongelode benzine 95 RON ("eurosuper")
13,91
-0,07
-4,10
5,19
-0,08
-9,74
Gasolie voor wegvervoer ("diesel")
17,80
-0,11
-4,18
Aardgas: D3 (23260 kWh)
11,44
-0,17
-9,76
Aardgas: D3b (34890 kWh)
Bronnen: ADSEI, Eigen berekeningen: FOD Economie 1 2 Gewicht 2013 in ‰, Bijdrage tot de inflatie in procentpunt, 3 Inflatie in %
50
Bijlage 2: Inflatie in het derde kwartaal 2013 zonder en met gewijzigde indirecte belastingen in België en de drie buurlanden (Jaarlijks veranderingspercentage) België
Bewerkte levensmiddelen Niet-energetische industriële goederen Diensten Energie Niet-bewerkte levensmiddelen GICP
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
Met gewijzigde indirecte belastingen 3,1 0,9 1,9 -4,7 4,4 1,2
Zonder gewijzigde indirecte belastingen 2,0 0,9 1,9 -4,7 4,4 1,1
Duitsland Met Zonder gewijzigde gewijzigde indirecte indirecte belastingen belastingen 3,1 3,0 0,7 0,7 1,6 1,5 1,5 1,5 5,6 5,6 1,7 1,7
Frankrijk Met Zonder gewijzigde gewijzigde indirecte indirecte belastingen belastingen 1,9 1,6 -0,1 -0,1 1,1 1,0 0,8 0,3 3,4 3,4 1,1 1,0
Nederland Met Zonder gewijzigde gewijzigde indirecte indirecte belastingen belastingen 4,6 2,0 2,3 0,8 3,1 2,3 0,3 -3,6 3,9 3,9 2,8 1,2