Instituut voor de nationale rekeningen
ANALYSE VAN DE PRIJZEN: TWEEDE KWARTAALVERSLAG 2012 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM
Meer informatie: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Peter Van Herreweghe City Atrium Vooruitgangstraat 50 1210 Brussel Tel.: +32 2 277 83 96 E-mail:
[email protected]
2
Inleiding In dit verslag wordt het verloop van de consumptieprijzen in België, in het tweede kwartaal 2012, onderzocht. Zoals bepaald in de wet van 8 maart 2009 werd deze taak van prijsobservatie en prijsanalyse toevertrouwd aan de FOD Economie voor rekening van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR). Er wordt aandacht besteed aan de totale inflatie en aan het prijsstijgingstempo en de bijdrage tot de inflatie van elk van de vijf grote productgroepen: energiedragers, bewerkte en niet-bewerkte levensmiddelen, diensten en ten slotte niet-energetische industriële goederen. Voor elke productgroep wordt eerst de inflatie in België toegelicht en wordt het verloop van de consumptieprijzen vervolgens vergeleken met dat in de buurlanden. De geharmoniseerde consumptieprijsindex (GICP), die opgesteld wordt conform de Europese methodologie, vormt veruit de belangrijkste gegevensbron voor het verslag. Naast het gebruik van de GICP, werd de analyse uitgebreid met detailgegevens van de nationale consumptieprijsindex of met andere statistieken van officiële instanties (IMF, EC, …). Het onderzoek naar prijsbewegingen van bepaalde types (A-merken, huismerken en eersteprijsproducten) van getuigenproducten werd gebaseerd op microgegevens, die verzameld werden om het indexcijfer der consumptieprijzen te berekenen. De Raad van Bestuur van het INR heeft dit verslag goedgekeurd op 20 juli 2012 en het Wetenschappelijk Comité voor prijsobservatie en -analyse verleende op 25 juli 2012 een gunstig advies.
3
Inhoudstafel Inleiding .................................................................................................................................................. 3 Inhoudstafel............................................................................................................................................ 4 Samenvatting ......................................................................................................................................... 5 I. Totale inflatie in het tweede kwartaal 2012 ....................................................................................... 7 I.1 Totale inflatie in België ........................................................................................................................................................7 I.2 Totale inflatie in de voornaamste buurlanden ................................................................................................................ 10
II De inflatie voor energie in het tweede kwartaal 2012...................................................................... 13 II.1 De inflatie voor energie in België ................................................................................................................................... 13 II.2 De inflatie voor energie in de voornaamste buurlanden .............................................................................................. 18
III De inflatie voor bewerkte levensmiddelen in het tweede kwartaal 2012 ....................................... 21 III.1 De inflatie voor bewerkte levensmiddelen in België .................................................................................................... 21 III.2 De inflatie voor bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden ............................................................... 24
IV. De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in het tweede kwartaal 2012 .............................. 25 IV.1 De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in België ............................................................................................ 25 IV.2 De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden ....................................................... 27
V De inflatie voor diensten in het tweede kwartaal 2012.................................................................... 27 V.1 De inflatie voor diensten in België ................................................................................................................................. 28 V.2 De inflatie voor diensten in de voornaamste buurlanden ............................................................................................ 30
VI. De inflatie voor niet-energetische industriële goederen in het tweede kwartaal 2012................. 30 VI.1 De inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België .............................................................................. 31 VI.2 De inflatie voor niet-energetische industriële goederen in de voornaamste buurlanden ......................................... 33
Lijst van afkortingen ............................................................................................................................. 34 Bijlagen ................................................................................................................................................. 35 Bijlage 1A: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen tussen het tweede kwartaal 2011 en 2012 het sterkst zijn veranderd ............................................................................................................................................................ 35 Bijlage 1B: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen in het tweede kwartaal 2012 de grootste impact op de inflatie hebben ................................................................................................................................................ 38
4
Samenvatting 1. In het tweede kwartaal 2012, bedroeg de inflatie in België, gemeten aan de hand van de GICP, gemiddeld 2,5 % (ten opzichte van 3,2 % in het eerste kwartaal). De inflatievertraging ten opzichte van de voorgaande kwartalen heeft zich verder gezet en was dit kwartaal nog iets meer uitgesproken. Ze kan voornamelijk toegeschreven worden aan de lagere inflatie voor energiedragers. 2. De inflatie voor energetische producten viel namelijk voor het derde kwartaal op rij terug, en de consument betaalde in het tweede kwartaal 2012 gemiddeld 5,4 % meer voor energiedragers dan in het overeenstemmende kwartaal 2011 (tegen nog gemiddeld 12,2 % in het eerste kwartaal 2012). Ondanks de depreciatie van de euro ten opzichte van de dollar, heeft de daling van de internationale aardoliekoers in de afgelopen periode vrijwel onmiddellijk geleid tot een vertraging van de inflatie voor motorbrandstoffen (4,8 % in het tweede kwartaal tegen 10,2 % in het eerste kwartaal 2012) en huisbrandolie (7,3 % in het tweede kwartaal tegen 17,7 % in het eerste kwartaal 2012). Ook voor aardgas en elektriciteit zwakte het prijsstijgingstempo af en kwam het uit op respectievelijk 11,6 % en 1,2 % in het tweede kwartaal (tegenover 16,4 % en 9,7 % in het eerste kwartaal 2012). Ondanks de daling van de aardolienoteringen heeft de beslissing van de regering om tijdelijk de opwaartse aanpassingen van de elektriciteits- en gasprijzen in variabele contracten te bevriezen een licht matigend effect gehad op het verloop van de consumentenprijzen voor beide energieproducten in het tweede kwartaal 2012. Voor wat betreft de elektriciteitsprijs, kwam de inflatievertraging tussen het eerste en het tweede kwartaal 2012 voor het grootste deel weliswaar op rekening van een kleinere jaar op jaar toename van de netwerktarieven. Deze laatsten kenden in mei en juni 2011 immers een sterke stijging, en bleven sindsdien nagenoeg stabiel, zodat de impact ervan op de inflatie voor elektriciteit stilaan weggeëbd is (en vanaf het derde kwartaal, per definitie, helemaal verdwenen zal zijn). De weerslag van de bevriezing van de opwaartse indexering van de energieprijzen, op de totale inflatie van het tweede kwartaal 2012 kan, op basis van een simulatie, worden geraamd op 0,1 procentpunt. Met andere woorden, zonder de tijdelijke bevriezing zou de inflatie zijn uitgekomen op 2,6 % in plaats van 2,5 %. 3. De diensteninflatie stabiliseerde zich en kwam in het tweede kwartaal 2012 opnieuw uit op gemiddeld 2,5 %. Voor de eerste keer sinds het eerste kwartaal 2010, kwam de grootste bijdrage tot de totale inflatie van de productgroep diensten (ongeveer 1 procentpunt) en niet van de energiedragers (0,6 procentpunt). De categorie vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging (waartoe onder andere restaurant en cafébezoek hoort) had opnieuw een groot aandeel (een derde) in de diensteninflatie. 4. Bewerkte levensmiddelen kostten in het tweede kwartaal 2012 gemiddeld 2,9 % meer dan in de overeenstemmende periode van vorig jaar, wat een lagere inflatie is dan in het eerste kwartaal 2012 (3,5 %). Nadat de grondstoffennoteringen in maart 2012 een recordhoogte bereikt hadden, kwam er het afgelopen kwartaal een kentering en daalden de koersen voor voedingsgrondstoffen. Nadat ze lange tijd opwaarts gericht waren, lijken de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen zich de afgelopen maanden dan ook te stabiliseren. Van alle onderzochte categorieën kenden enkel tabak en alcoholische dranken een opstoot van de inflatie, bij de andere categorieën (zuivel, granen, suikerwaren, …) nam de inflatie af tussen het eerste en tweede kwartaal 2012. Voor oliën en vetten daalde het inflatiecijfer eveneens, maar bleef het niettemin hoog (gemiddeld 6,4 % in het tweede kwartaal 2012). 5. Bij de niet-bewerkte levensmiddelen (vlees, vis, groenten en fruit) nam het prijsstijgingstempo opnieuw toe. Voor het eerst sinds het vierde kwartaal 2010, bedroeg de inflatie voor deze productgroep gemiddeld ongeveer 3 %. Vooral voor groenten (+7,3 %) werd dit kwartaal meer betaald dan een jaar eerder, gedurende de vier voorgaande kwartalen werden nog negatieve inflatiecijfers opgetekend voor deze categorie. 6. De consumptieprijzen voor de heterogene groep niet-energetische industriële goederen, ten slotte, lagen gemiddeld 1,1 % hoger dan in het tweede kwartaal 2011 (wat een kleine toename is tegenover het vorige kwartaal).
5
7. De onderliggende inflatie bleef op een relatief hoog niveau van 2,1 %, zoals in het eerste kwartaal 2012. Enkel bij de bewerkte levensmiddelen lag het prijsstijgingstempo lager dan in het eerste kwartaal. Wat de andere twee componenten van de onderliggende inflatie betreft, namelijk de diensten en de industriële niet-energetische goederen, was er min of meer sprake van een gelijkblijvende inflatie. 8. Ook in onze voornaamste buurlanden (Duitsland, Frankrijk en Nederland) vertraagde de inflatie, en kwam hij, in het tweede kwartaal 2012, uit op gemiddeld 2,2 % (ten opzichte van 2,5 % in het eerste kwartaal). In België was de inflatievertraging echter meer uitgesproken, waardoor het nog steeds positieve inflatieverschil met de buurlanden terugliep naar 0,3 procentpunt. Voor de onderliggende inflatie bleef het verschil daarentegen onveranderd: zowel in het eerste als in het tweede kwartaal 2012 beliep het 0,3 procentpunt. 9. Behalve voor de productgroep diensten, waar de inflatie in België stabiel bleef op een hoog niveau (2,5 %) maar in de buurlanden gemiddeld vertraagde (van 1,6 % naar 1,5 %), kende de inflatie in de overige productgroepen een gelijkaardig verloop in België en in de voornaamste buurlanden: een versnelling voor niet-energetische industriële goederen en niet bewerkte levensmiddelen en een vertraging voor bewerkte levensmiddelen en energiedragers. In België daalde de energie-inflatie weliswaar sneller tussen het eerste en het tweede kwartaal 2012, met name van 12,2 % naar 5,4 %, terwijl het prijsstijgingstempo voor energiedragers in de buurlanden gemiddeld af nam van 7,3 % naar 4,9 %.
6
I. Totale inflatie in het tweede kwartaal 20121 2 I.1 Totale inflatie in België Tijdens het tweede kwartaal 2012 is het gemiddelde algemene consumptieprijspeil, gemeten aan de hand van de GICP en met als basisjaar 2005=100, iets gedaald tot 118,2 punten in juni 2012. Ook de consumptieprijzen voor energiedragers vielen terug in de maanden mei en juni, waardoor de consument tijdens het afgelopen kwartaal gemiddeld minder voor energetische producten betaalde dan in het voorgaande kwartaal (0,4 %). Het prijspeil van de korf goederen en diensten die gebruikt wordt om de onderliggende inflatie (dus zonder energiedragers en zonder niet-bewerkte levensmiddelen) te berekenen, klom in juni 2012 naar 114,5 punten. De totale inflatie vertraagde het afgelopen kwartaal verder tot gemiddeld 2,5 % (tegen gemiddeld 3,2 % in het eerste kwartaal 2012), en kwam voor het eerst sinds het derde kwartaal 2010 uit onder de 3 %-drempel. In juni 2012 werd een inflatiecijfer van 2,2 % opgetekend. Grafiek 1A: Recent verloop van de GICP, de onderliggende inflatie en de consumptieprijzen voor energiedragers (Index 2005=100)
120
155 150 145
115
140 135
110
130 125 105
120 115
100
110 105
95
2007
2008 GICP (linkerschaal)
2009
2010
Onderliggende inflatie (linkerschaal)
2011
2012
100
Energiedragers (rechterschaal)
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
1
De gemiddelde inflatie voor een kwartaal wordt berekend als de procentuele variatie van het rekenkundige gemiddelde van de indexcijfers van het betrokken kwartaal t.o.v. het rekenkundige gemiddelde van de indexcijfers van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar. 2
Omwille van de vergelijkbaarheid met de evoluties in andere Europese landen gebeurt de analyse op grond van de geharmoniseerde consumptieprijsindex (GICP). Waar nodig wordt voor de Belgische cijfers nog verder in detail getreden op basis van de gegevens afkomstig van de nationale consumptieprijsindex.
7
Grafiek 1B: Recent verloop van de GICP, de onderliggende inflatie en de consumptieprijzen voor energiedragers (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar)
7
35
6
30
5
25
4
20
3
15
2
10
1
5
0
0
-1
-5
-2
-10
-3
-15
-4
-20
-5
2007
2008 GICP (linkerschaal)
2009
2010
Onderliggende inflatie (linkerschaal)
2011
2012
-25
Energiedragers (rechterschaal)
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
De belangrijkste prijsbewegingen bij de vijf grote productgroepen van de GICP kunnen als volgt worden samengevat:
De inflatie voor energetische producten viel voor het derde kwartaal op rij terug, en zelfs meer uitgesproken dan voorheen. De consument betaalde er gemiddeld 5,4 % meer voor dan in het overeenstemmende kwartaal 2011 (komende van gemiddeld 18,0 % in het derde kwartaal 2011). In juni 2012 lagen de prijzen gemiddeld 2,1 % hoger dan in de overeenstemmende maand in het voorgaande jaar. De opwaartse impact op de totale inflatie bedroeg het afgelopen kwartaal 0,6 procentpunt.
De consumptieprijzen voor diensten kwamen het afgelopen kwartaal gemiddeld 2,5 % hoger uit dan in het tweede kwartaal 2011. Ten opzichte van het voorgaande kwartaal, bleef de diensteninflatie quasi onveranderd. De bijdrage tot de totale inflatie kwam uit op 1 procentpunt, mede dankzij het grote gewicht van deze productgroep (39,2 %).
De inflatie voor bewerkte levensmiddelen vertraagde en bedroeg in het tweede kwartaal 2012 gemiddeld 2,9 % meer (tegen 3,5 % in het voorgaande kwartaal). Deze productgroep droeg 0,4 procentpunt bij tot de totale inflatie.
Bij de niet-bewerkte levensmiddelen (vlees, vis, groenten en fruit) nam het prijsstijgingstempo fors toe. Voor het eerst sinds het vierde kwartaal 2010, bedroeg de inflatie voor deze productgroep gemiddeld ongeveer 3,0 % (in mei en juni zelfs 3,4 %). Gezien het relatief kleine belang van deze groep binnen de indexkorf, bleef de bijdrage tot de totale inflatie echter beperkt tot 0,2 procentpunt.
De consumptieprijzen voor niet-energetische industriële goederen lagen gemiddeld 1,1 % hoger dan in het tweede kwartaal 2011. De opwaartse impact op de totale inflatie bedroeg 0,3 procentpunt.
8
Voor het eerst sinds het eerste kwartaal 2010, kwam de voornaamste bijdrage tot de totale inflatie dus van de productgroep diensten en niet langer van de energiedragers. De onderliggende inflatie kwam in het afgelopen kwartaal, net zoals in het eerste kwartaal 2012, uit op 2,1 %. Wat de belangrijkste componenten van de onderliggende inflatie betreft, namelijk de diensten en de industriele niet-energetische goederen, bleef het inflatiecijfer nagenoeg ongewijzigd. Enkel bij de bewerkte levensmiddelen, de andere component van de onderliggende inflatie, lag het prijsstijgingstempo lager dan in het eerste kwartaal. Het viermaands voortschrijdend gemiddelde van de gezondheidsindex (basis 2004=100), die geen rekening houdt met het prijsverloop van tabak, alcoholische dranken, benzine en diesel, kwam in juni uit op 119,04. De spilindex die nu vastligt op 119,62 punten, werd niet overschreden3. Tabel 1: Geharmoniseerde consumptieprijsindex (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) Totaal 2009 2010 2011 2011
II III IV 2012 I II 2012 - II Apr Mei Juni Gewicht 2012 (in %)
0,0 2,3 3,5 3,3 3,6 3,4 3,2 2,5 2,9 2,6 2,2 100,0
Energiedragers -14,0 10,0 17,0 16,5 18,0 16,3 12,2 5,4 8,8 5,4 2,1 11,7
Diensten 2,6 1,4 2,2 2,3 2,0 2,1 2,5 2,5 2,2 2,6 2,7 39,2
Bewerkte levensmiddelen 1,7 1,0 3,1 3,0 3,5 3,6 3,5 2,9 3,2 2,9 2,5 13,2
Nietbewerkte levensmiddelena 0,4 3,5 0,2 -0,1 -0,4 0,4 1,7 3,0 2,2 3,4 3,4 7,9
Nietenergetische industriële goederen 1,4 0,8 1,0 0,7 1,2 1,1 1,0 1,1 1,3 1,0 0,9 28,1
p.m. Onderliggende inflatieb 2,0 1,1 1,9 1,8 2,0 2,0 2,1 2,1 2,1 2,1 2,0 80,4
p.m. Gezondheidsindexc 0,6 1,7 3,1 3,0 3,1 3,2 3,3 2,6 3,0 2,7 2,2 92,5
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI a b Fruit, groenten, vlees en vis. Gemeten aan de hand van de GICP, zonder niet-bewerkte levensmiddelen en energiedragers. c Nationale consumptieprijsindex, zonder tabak, alcoholhoudende dranken, benzine en diesel.
3
Het Federaal Planbureau gaat er in haar meest recente inflatievooruitzichten van uit dat de volgende overschrijding van de spilindex in januari 2013 zal plaatsvinden. De sociale uitkeringen (een maand later) en de wedden van het overheidspersoneel (twee maanden later) zouden dan pas in februari en maart 2013 met 2 % aangepast worden aan de gestegen levensduurte.
9
Grafiek 2: Bijdrage tot de inflatie (In procentpunt, jaar- en kwartaalgemiddelden)
6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3
Niet-energetische industriële goederen Bewerkte levensmiddelen Energie
Diensten Niet-bewerkte levensmiddelen GICP
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
I.2 Totale inflatie in de voornaamste buurlanden In de voornaamste buurlanden werd eveneens een afname van de inflatie vastgesteld maar minder uitgesproken dan in ons land, gemiddeld van 2,5 % naar 2,2 % tussen het eerste en het tweede kwartaal 2012. Daardoor is het inflatieverschil tussen België en de buurlanden dit kwartaal gekrompen tot 0,3 procentpunt (in het vorige kwartaal was dat nog 0,7 procentpunt). In Nederland bereikte de inflatie 2,6 % (2,9 % in het vorige kwartaal), in Frankrijk 2,3 % (2,6 % in het vorige kwartaal) en in Duitsland 2,1 % (2,4 % in het vorige kwartaal). Daarenboven is de evolutie in België en de buurlanden gelijklopend voor vier componenten van de totale inflatie (vertraging van de inflatie voor energieproducten en bewerkte levensmiddelen en versnelling voor niet-energetische industriële goederen en niet-bewerkte levensmiddelen). Voor de diensten bleef de inflatie in België echter stabiel, terwijl ze in de buurlanden gemiddeld vertraagde.
10
Grafiek 3A: Kwartaalevolutie van de inflatie in België en in de voornaamste buurlanden (Veranderingspercentage ten opzichte van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar)
6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 2007 België
2008
2009
Duitsland
Frankrijk
2010 Nederland
2011
2012
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
De onderliggende inflatie is in onze buurlanden licht vertraagd in het tweede kwartaal 2012. Gemiddeld bedroeg ze 1,8 % (1,9 % in het vorige kwartaal). Dat peil ligt nog altijd lager dan in België (waar de onderliggende inflatie in het tweede kwartaal 2012 2,1 % bedroeg). In Nederland bedroeg de onderliggende inflatie 2,2 % (2,3 % in het vorige kwartaal), in Frankrijk 1,9 % (2,0 % in het vorige kwartaal) en in Duitsland 1,6 % (1,7 % in het vorige kwartaal). Grafiek 3B: Kwartaalevolutie van de inflatie in België en in de voornaamste buurlanden (Veranderingspercentage ten opzichte van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar)
3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 2007
2008 België
Duitsland
2009
2010
Frankrijk
Nederland
Bronnen: EC, FOD Economie
11
2011
2012
Gemiddelde buurlanden
Grafiek 4: Driemaandelijkse bijdrage van elke component van het GICP aan het inflatieverschil tussen België en de drie voornaamste buurlanden (In procentpunt)
2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 -0,5 -1,0 -1,5
Niet-energetische industriële goederen Bewerkte levensmiddelen Energie
Diensten Niet-bewerkte levensmiddelen Geheel GICP
Bronnen: EC, FOD Economie
In dit kwartaal droegen de diensten (met 0,3 procentpunt) het meest bij tot het inflatieverschil tussen België en de buurlanden. De eerste plaats van de diensten is niet te wijten aan een toename van de bijdrage van deze categorie tot het inflatieverschil ten nadele van ons land maar veeleer toe te wijzen aan de sterke daling van de bijdrage van de energieproducten4. De bijdrage van de energieproducten bedroeg dit kwartaal 0,1 procentpunt (tegen 0,7 procentpunt in het vorige kwartaal). Samen hebben de bewerkte en niet-bewerkte levensmiddelen in het tweede kwartaal 2012 een bijdrage geleverd van minder dan 0,1 procentpunt tot de totale inflatie. De niet-energetische industriële goederen zorgden er daarentegen voor dat het inflatieverschil tussen België en de buurlanden met 0,1 procentpunt werd verkleind. Tabel 2: GICP en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden in het eerste kwartaal 2012 (Veranderingspercentage ten opzichte van het tweede kwartaal 2011, tenzij anders vermeld) België Onderliggende inflatie Bewerkte levensmiddelen Niet-energetische industriële goederen Diensten Energie Niet-bewerkte levensmiddelen GICP
2,1 2,9 1,1 2,5 5,4 3,0 2,5
Gemiddelde van de buurlanden
Duitsland
Frankrijk
Nederland
1,6 3,0 1,5 1,3 4,8 3,6 2,1
1,9 3,3 1,6 1,7 4,5 3,8 2,3
2,2 2,5 0,8 3,1 6,6 0,5 2,6
1,8 3,1 1,5 1,6 4,9 3,4 2,2
Gewicht in 2012 (in %) Gemiddelde België buurlanden 80,4 82,4 13,2 11,5 28,1 28,6 39,2 42,3 11,7 11,4 7,9 6,2 100,0 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie
4
Sinds 2008 zijn inderdaad vooral de consumptieprijzen van energieproducten bepalend voor het inflatieverschil tussen België en de buurlanden, zowel ten voordele (in 2009) als ten nadele van ons land (in 2008, 2010 en 2011).
12
II De inflatie voor energie in het tweede kwartaal 2012 II.1 De inflatie voor energie in België Sinds het derde kwartaal 2011 blijft de inflatie voor energieproducten vertragen. Na een gemiddelde jaarlijkse stijging van 12,2 % in het eerste kwartaal 2012 is het prijsstijgingstempo van de energieproducten in het tweede kwartaal 2012 opnieuw aanzienlijk gekrompen tot 5,4 % op jaarbasis. In juni bleef de inflatie zelfs beperkt tot 2,1 % in vergelijking met juni 2011. Na meer dan de helft te hebben bijgedragen aan de gemiddelde stijging van de consumptieprijzen tussen het tweede kwartaal 2010 en het laatste kwartaal 2011, is de invloed van de energieproducten op de totale inflatie in de eerste helft van het jaar aanzienlijk afgenomen. De bijdrage ervan op de totale inflatie ging van 43 % (1,4 procentpunt) in het eerste kwartaal naar 25 % (0,6 procentpunt) in het tweede kwartaal 2012. Tabel 3: Recent verloop van de consumptieprijzen voor energiedragers (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2011 2009
Brandstoffen voor wegvervoer Vloeibare brandstoffen Vaste brandstoffen Elektriciteit Gas Totaal energiedragers
-15,7 -34,9 4,7 -3,8 -9,5 -14,0
2010
14,9 28,0 0,9 4,1 -1,7 10,0
2012
2012 - II
2011
15,6 27,8 2,6 11,8 19,1 17,0
II
III
IV
I
15,3 25,2 2,5 11,9 20,6 16,5
15,7 26,6 2,6 15,0 20,0 18,0
14,0 26,8 3,0 13,0 17,3 16,3
10,2 17,7 3,6 9,7 16,4 12,2
II
Apr
Mei
Juni
4,8 7,3 4,0 1,2 11,6 5,4
8,0 7,9 4,1 6,9 15,0 8,8
4,0 10,7 4,0 -0,7 13,8 5,4
2,5 3,4 3,8 -2,3 6,3 2,1
p.m. Gewicht in 2012 (in %) 36,7 14,4 0,6 24,9 23,3 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
De evolutie van de olieprijzen op de internationale markten bepaalt, met enige vertraging, grotendeels de prijsschommelingen van de verschillende energieproducten. De afname van de olieprijzen in het tweede kwartaal begint zo een invloed te krijgen op de evolutie van de energieprijzen. Na in maart 2012 een piek bereikt te hebben ($ 125), vielen de olieprijzen met 23 % terug tot $ 96 in juni 2012. In vergelijking met hetzelfde kwartaal in 2011 daalde de gemiddelde prijs van een vat ruwe Brentolie in het tweede kwartaal 2012 met 7 % tot $ 110. Door de sterke waardevermindering van de euro ten opzichte van de dollar in dit kwartaal (11 %) nam de prijs van ruwe Brentolie in euro op jaarbasis toe met 4 % (tegenover 18 % in het eerste kwartaal) tot € 85. De daling van de olieprijzen laat zich grotendeels verklaren door de onzekerheid over de evolutie aan de vraagzijde, als gevolg van de algemene vertraging van de wereldeconomie, en door de stijging van het wereldwijde olieaanbod, voornamelijk door de productietoename in Saoedi-Arabië. De brandstoffen en de vloeibare brandstoffen (stookolie), waarvan de prijzen vrijwel meteen reageren op de schommelingen in de noteringen voor aardolie, zijn in het tweede kwartaal met respectievelijk 4,8 % en 7,3 % gestegen ten opzichte van dezelfde periode het jaar voordien. Het groeitempo van de prijzen is op die manier verder vertraagd ten opzichte van het vorige kwartaal. De gemiddelde maximumprijs voor diesel lag dit kwartaal op 1,51 euro/liter (inclusief btw), 7 eurocent meer dan een jaar voordien. De gemiddelde maximumprijs voor benzine (super 95) bereikte in het tweede kwartaal 2012 een peil van 1,72 euro/liter (inclusief btw), een stijging van 8 eurocent in vergelijking met dezelfde periode in 2011. Bovendien werd er in april een nieuw record bereikt: 1,78 euro/liter (gemiddelde maandprijs, inclusief btw).
13
Grafiek 5: Consumptieprijzen voor energiedragers (Index 2005=100)
220 200 180 160 140 120 100 80 60
Elektriciteit Motorbrandstoffen
Gas Totaal energiedragers
Vloeibare brandstoffen Brent (euro)
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
Zoals in de vorige rapporten al werd uitgelegd, worden de consumptieprijzen voor gas en elektriciteit voornamelijk bepaald door de kost van de energiecomponent en de tarieven van de netwerkbeheerders. Andere factoren, zoals belastingen, taksen en de transporttarieven, oefenen eveneens een aanzienlijke invloed uit op het verloop van deze prijzen5. De CREG keurt sinds exploitatiejaar 2009 de nettarieven goed voor een periode van vier jaar6. De verkoopprijs van de energiecomponent wordt door de leveranciers vrij bepaald sinds de energie- en gasmarkt werd vrijgemaakt. Zij gebruiken hun eigen tariefformules, indexparameters en wegingscoëfficiënten, zowel voor de vaste als variabele contracten. Bepaalde indexparameters zijn gekoppeld aan de olieprijzen, die dus - met enige vertraging - de kost van de energiecomponent van bepaalde energieleveranciers beïnvloeden. Ook de noteringen van andere grondstoffen zoals de spotprijs van aardgas of de prijs van stoololie maken deel uit van de tarieffomules van sommige energieleveranciers. Sinds 1 april 2012 zijn de opwaartse indexeringen van variabele gas- en elektriciteitscontracten tijdelijk bevroren voor een periode van negen maanden. Prijsdalingen blijven echter toegelaten7. De maatregel, die in werking trad via de wet van 29 maart 2012, geeft de CREG de mogelijkheid om de prijsvorming voor gas en elektriciteit te onderzoeken, en om tijdens die negen maanden een lijst met nieuwe toegelaten parameters
5
Het gewicht van de verschillende componenten kan sterk verschillen naargelang het type klant (consumptieprofiel en spanningsniveau van de aansluitingen), de distributiezones, de regio’s en de leveranciers. 6 Toch worden ze geïndexeerd en kunnen ze in bepaalde gevallen worden aangepast in de loop van diezelfde periode wanneer er veranderingen in de kosten voor de netbeheerders opduiken (steeds na goedkeuring door de CREG). 7
Bij overmacht, onvoorziene evoluties op de internationale grondstoffenmarkten of negatieve gevolgen op de markt voorziet de wet de mogelijkheid om de bevriezing stop te zetten.
14
voor de indexeringsformules op te stellen die de reële kosten van de energieleveranciers beter moeten weergeven. In de praktijk werden de waarden van de indexparameters van de verschillende leveranciers in maart 2012 als plafond ingesteld. Wanneer de “reële en actuele” waarde van de parameter de waarde van maart overschrijdt, wordt die laatste waarde behouden. Wanneer de waarde van de parameter echter onder de waarde van maart 2012 ligt, wordt de lagere waarde toegepast. Zoals hieronder aangegeven hebben de energieleveranciers in de meeste gevallen de parameterwaarden van maart behouden om de contracten van de laatste maanden te indexeren. Zoals hierboven uitgelegd wordt deze regel toegepast wanneer de “reële en actuele” waarde van de parameter de waarde van maart overschrijdt. Zonder deze bevriezingsmaatregel zou de energiecomponent van de gas- en elektriciteitsprijzen voor de variabele contracten in het tweede kwartaal 2012 zo goed als zeker verder gestegen zijn. Bijgevolg had de bevriezingsmaatregel voor de gas- en elektriciteitsprijzen voor variabele contracten een matigende invloed op de evolutie van de consumptieprijzen voor elektriciteit en gas in het tweede kwartaal 2012. Tabel 4: Evolutie van de voornaamste indexparameters voor elektriciteit en gas, toegepast door de energieleveranciers Voornaamste parameters voor elektriciteit Nc Electrabel Iem Luminus Iec Luminus connect Ne Electrabel et Luminus Ixc Nuon Ixe Nuon PIQ Essent NeQ Essent en Luminus Voornaamste parameters voor gas Gpi Electrabel Igm Luminus Igc Luminus connect Gni2 Nuon HUB1.0.1 Essent (toegepast tijdens K1-2012) TTF1.0.1 Essenst (toegepast vanaf K2-2012) Igd Electrabel, Luminus, Nuon, Essent
jan-12 2,1535 2,1142 2,5047 1,6103 2,5281 1,6267 2,1989 1,6123 jan-12 1,9363 1,6243 1,3219 1,9621 22,844 23,173 1,7482
feb-12 2,3271 2,0844 3,2913 1,6085 2,5281 1,6267 2,1989 1,6123 feb-12 1,9286 1,6167 1,4333 1,9551 22,196 22,037 1,7453
maart-12 2,2428 2,0557 2,589 1,6082 2,5281 1,6267 2,1989 1,6123 maart-12 1,9496 1,6376 1,3776 1,9744 23,974 23,859 1,7427
april-12 2,1991 2,0557 2,589 1,6082 1,8077 1,6267 1,8148 1,6082 april-12 1,9496 1,6376 1,3776 1,9744 23,974 23,859 1,7422
mei-12 2,2428 2,0557 2,4065 1,6082 1,8077 1,6267 1,8148 1,6082 mei-12 1,9496 1,6376 1,3776 1,9744 23,974 23,859 1,7427
juni-12 2,2428 2,0557 2,4773 1,6082 1,8077 1,6267 1,8148 1,6082 juni-12 1,9496 1,6376 1,3776 1,9744 23,974 23,859 1,7427
Bronnen: Electrabel, Luminus, Nuon, Essent
In vergelijking met het eerste kwartaal 2012, zijn de consumptieprijzen voor elektriciteit lichtjes gedaald (-0,2 %). Het prijsstijgingstempo op jaarbasis vertraagde sterk en kwam dit kwartaal uit op 1,2 %, tegenover 9,7 % in het vorige kwartaal. In juni 2012 was de elektriciteitsfactuur zelfs 2,3 % goedkoper dan in juni 2011. Op basis van de indicator "gemiddelde Belgische elektriciteitsfactuur" kan de evolutie van de verschillende componenten van de elektriciteitsprijs worden geëvalueerd. De energiecomponent van de elektriciteitsprijs daalde met 4,1 % in het tweede kwartaal 2012 ten opzichte van een jaar voordien (tegenover een inflatie van 4 % in het eerste kwartaal). Zo had ze een aandeel van gemiddeld 38,3 % (9,1 c€/kWh) van de totale elektriciteitsfactuur. Het prijsstijgingstempo op jaarbasis van de nettarieven bedroeg 8,4 % in het tweede kwartaal, tegenover 18,9 % in het vorige kwartaal. Die vertraging wordt voornamelijk verklaard door hun sterke stijging in het tweede kwartaal 2011 (in mei voor Eandis en juni voor Infrax). De nettarieven zijn gemiddeld gestegen tot 9,9 c€/kWh, goed voor 41,8 % van de totaalfactuur8. Taksen en belastingen namen in dit kwartaal gemiddeld met 8,1% af ten opzichte van een jaar voordien. De federale bijdrage voor 2012 tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt werd begin mei naar beneden herzien, met terugwerkende kracht vanaf 1 april. De doorgevoerde wijzigingen hebben betrekking op het, gedurende een jaar, schrappen van de bijdrage tot de financiering van het federale beleid ter reductie van de emissies 8
De stijging van de nettarieven ten opzichte van een jaar voordien wordt verklaard door een algemene stijging van de transport- en distributietarieven (respectievelijk +13,7 % en +8,0 %).
15
van broeikasgassen (Kyoto) en hebben betrekking op de vermindering van de bijdrage tot de financiering van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van maximumprijzen (Beschermde klanten)9. De vermindering van de federale bijdrage werd nog niet opgenomen in de tarieflijsten van alle energieleveranciers10. Die werden grotendeels aangepast vanaf juni, waardoor de maatregel een gedeeltelijke invloed had op de indicator in het tweede kwartaal, die gebaseerd is op de gegevens met één maand vertraging11. Zo blijkt dat de weliswaar beperkte stijging op jaarbasis van de consumptieprijzen voor elektriciteit hoofdzakelijk het gevolg is van de stijging van de nettarieven, die gedeeltelijk gecompenseerd werd door de daling van de energiecomponent en de taksen en belastingen. De aanzienlijke inflatievertraging voor elektriciteit tussen het eerste en tweede kwartaal 2012 wordt voor de helft verklaard door de netwerktarieven, waarvan het prijsstijgingstempo sterk vertraagd is, en voor een derde door de vermindering van de energiecomponent. Voor een huishouden met een jaarlijks verbruik van 3.500 kWh aan enkelvoudig tarief bedroeg de totale elektriciteitsfactuur in het tweede kwartaal 2012 gemiddeld 828,6 euro, een stijging van 13,8 euro vergeleken met het tweede kwartaal 2011. Grafiek 6A: Indicator voor een gemiddelde elektriciteitsfactuur en zijn componenten (Consumptieprofiel Dc1 - In eurocent/kWh)
25
20
15
10
5
0 K1/2010 K2/2010 K3/2010 K4/2010 K1/2011 K2/2011 K3/2011 K4/2011 K1/2012 K2/2012 2010 Energieprijs Nettarieven Taksen en heffingen Btw (21 %)
2011
Bronnen: VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie, eigen berekeningen Opm. 1: Op de elektriciteitsfactuur dekken de nettarieven de kosten voor het gebruik van de distributienetwerken en voor het transport. Opm. 2: De hoeveelheid gratis elektriciteit die in het Vlaamse Gewest wordt toegekend, werd opgenomen in de energiecomponent.
9
De federale bijdrage (01/04/2012-31/12/2012) wordt verder geïnd voor de financiering van de werkingskosten van de CREG, de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de denuclearisatie van bepaalde sites, en voor de financiering van de sociale maatregelen voorzien door de wet van 4 september 2002. 10
De daling van de federale bijdrage werd integraal doorgerekend in het ICP in het tweede kwartaal 2012.
11
Zie de methodologische nota in het jaarrapport uit 2011 van het Prijzenobservatorium.
16
Voor gas bleven de prijzen stabiel in vergelijking met het eerste kwartaal dit jaar. Toch stegen de prijzen tussen het tweede kwartaal 2011 en dat van 2012 met 11,6 %. Het groeitempo van de prijzen is niettemin vertraagd ten opzichte van het vorige kwartaal (16,4 %). In juni bereikte het inflatiepeil zelfs 6,3 % op een jaar. Op basis van de evolutie van de indicator "gemiddelde Belgische gasfactuur" blijkt dat het groeitempo op jaarbasis van de energiecomponent iets vertraagd is: gemiddeld 13,8 % in het tweede kwartaal 2012 ten opzichte van 19,7 % in het vorige kwartaal. Die vertraging wordt onder meer verklaard door de stabilisering van de kost van de energiecomponent tussen het eerste en tweede kwartaal van dit jaar dankzij de bevriezing van de indexparameters voor de variabele contracten. Die component is bovendien verantwoordelijk voor twee derde van de prijsstijging op jaarbasis voor gas en maakt 61,1 % (4,5 c€/kWh) uit van de totale gasfactuur. Het groeitempo op jaarbasis van de nettarieven is lichtjes versneld: +7,9 % in het tweede kwartaal 2012 tegenover +7,7 % in het vorige kwartaal. Met een aandeel van 19,3 % in de totaalfactuur voor gas in het tweede kwartaal verklaren de nettarieven 12,9 % van de stijging in vergelijking met een jaar voordien. Taksen en belastingen gingen dit kwartaal met 14,7 % naar omhoog en verklaren dus 2,8 % van de totale stijging van de gasprijzen op jaarbasis. De aanslagvoet van de federale bijdrage is sinds 1 april echter afgenomen wegens het afschaffen van de bijdrage tot de financiering van de forfaitaire verminderingen voor verwarming met aardgas (premie verwarming)12. Die maatregel wordt slechts deels meegerekend in de indicator, wegens een gedeeltelijke aanpassing van die kost in de fiches van de energieleveranciers13. De extra kost "beschermde klanten" werd eveneens gereduceerd op 1 april, maar die daling zal pas vanaf juni in de tarieven van de energieleveranciers merkbaar zijn. Die maatregel is dus nog niet meegerekend in de indicator, die gebaseerd is op gegevens met één maand vertraging14. Voor een gasverbruik van 23.260 kWh per jaar aan enkelvoudig tarief is de totale gasfactuur (op jaarbasis) gestegen met 189,2 euro tussen het tweede kwartaal 2011 en dat van 2012, tot een totaalbedrag van 1.728,6 euro.
12
De federale bijdrage “gas” (01/04/2012-31/12/2012) wordt verder geïnd voor de financiering van de werkingskosten van de CREG en voor de financiering van de sociale maatregelen voorzien door de wet van 4 september 2002. 13
De daling van de federale bijdrage werd integraal doorgerekend in het ICP in het tweede kwartaal 2012.
14
Zie de methodologische nota in het jaarrapport uit 2011 van het Prijzenobservatorium.
17
Grafiek 6B: Indicator voor een gemiddelde aardgasfactuur en zijn componenten (Consumptieprofiel D3, In eurocent/kWh)
8 7 6 5 4 3 2 1 0 K1/2010 K2/2010 K3/2010 K4/2010 K1/2011 K2/2011 K3/2011 K4/2011 K1/2012 K2/2012 2010 Energieprijs Nettarieven Taksen en heffingen Btw (21 %)
2011
Bronnen: VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie, eigen berekeningen Opm. 1: Op de gasfactuur dekken de nettarieven de kosten voor het gebruik van de distributienetwerken. 15 Opm. 2: De meerkost voor beschermde klanten is niet onderworpen aan de btw .
Op basis van de indicatoren “gemiddelde gas- en elektriciteitsfactuur” werd berekend wat de impact was van de regeringsmaatregel om geen opwaartse indexering van de energieprijs voor de variabele contracten meer toe te laten vanaf 1 april 201216. De energiecomponent van de indicator zou, zonder de bevriezing, voor aardgas, tussen het tweede kwartaal 2011 en dat van 2012 met 17,2 % zijn toegenomen en voor elektriciteit met 3,2 % zijn gedaald. Dankzij de beslissing van regering om de opwaartse indexering van de energiecomponent aan banden te leggen, bleef deze toename voor aardgas echter beperkt tot 13,8 % en was de daling voor elektriciteit iets meer uitgesproken, namelijk 4,1 %. De stijging van de totale factuur (energiecomponent, netwerktarieven, belastingen, …) voor elektriciteit en aardgas bleef daardoor beperkt tot respectievelijk 1,7 en 12,3 %, terwijl de toename zonder de opwaartse bevriezing iets hoger zijn zou uitgekomen, namelijk op respectievelijk 2,1 en 14,8 %. Op basis van deze simulatie werd berekend dat de impact op de inflatie voor energiedragers en op de totale inflatie (gemeten aan de hand van de GICP) respectievelijk 0,7 en 0,1 procentpunt bedroeg: zonder de bevriezing zou de energie-inflatie zijn uitgekomen op 6,1 % (in plaats van 5,4 %) en zou de totale inflatie 2,6 % hebben bedragen (in plaats van 2,5 %).
15
Zie artikel 3 van het Koninklijk Besluit van 24 maart 2003, dat een federale bijdrage voorzag, bestemd voor de financiering van bepaalde openbaredienstverplichtingen en van kosten verbonden aan de regulering en controle van de aardgasmarkt. 16
Om de impact van de bevriezing van de energieprijzen op de totale factuur van de consument te ramen, werden de indicatoren “gas” en “elektriciteit” herberekend op basis van de werkelijke waarden van sommige indexatieparameters. Het betreft de parameters Nc, Ne en Iem voor elektriciteit en de parameters IGD, GOL 603, HUB en Gpi (berekend op basis van de beschikbare gegevens van de CPI, HUB en Gol 603) voor gas. De werkelijke waarden van de andere indexatieparameters (Iec voor elektriciteit en Igm, Igc, Gni2 voor gas), die niet publiek beschikbaar zijn, werden geraamd op basis van het maandelijkse wijzigingspercentage van de parameter Iem voor elektriciteit en van de parameter Gpi voor gas. Er dient te worden opgemerkt dat er geen enkele wijziging werd aangebracht aan de vaste contracten, aangezien de maatregel inzake de bevriezing van de prijzen geen betrekking heeft op deze contracten.
18
II.2 De inflatie voor energie in de voornaamste buurlanden Net als in België, maar in mindere mate, vertraagde de inflatie voor energieproducten ook in onze buurlanden gemiddeld genomen in het tweede kwartaal 2012, om uit te komen op 4,9 % (7,3 % in het vorige kwartaal). De inflatie voor deze categorie bleef dus hoger in ons land (ter herinnering: 5,4 %) dan in de buurlanden maar het verschil werd beduidend kleiner. Nederland liet daarenboven voor deze categorie een hogere inflatie optekenen dan België, namelijk 6,6 % (8,3 % in het vorige kwartaal). De inflatie voor energieproducten bedroeg 4,8 % in Duitsland (7,1 % in het vorige kwartaal) en 4,5 % in Frankrijk (7,3 % in het vorige kwartaal). In juni was de inflatie voor energie voor het eerst sinds december 2009 zelfs hoger in al onze buurlanden: dat kwam neer op een gemiddelde energie-inflatie van 3,9 %, tegen 2,1 % in België. Grafiek 7: Kwartaalevolutie van de inflatie voor energieproducten in België en in de voornaamste buurlanden (Veranderingspercentage ten opzichte van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar)
30 25 20 15 10 5 0 -5 -10 -15 -20 2007 België
2008 Duitsland
2009 Frankrijk
2010
2011
2012
Nederland
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
Het inflatieverschil tussen België en de buurlanden voor energieproducten is vooral gedaald door de afname van de bijdrage van elektriciteit tot een peil onder nul. De inflatie voor deze energiedrager is in ons land sterk gedaald. Tussen het eerste en het tweede kwartaal 2012 ging ze zoals gezegd van 9,7 % naar 1,2 %. Die vertraging is grotendeels te danken aan de component tarieven van de netbeheerders en in mindere mate aan de energiecomponent (zie deel II.1, p. 16). De inflatie voor elektriciteit is gemiddeld in de buurlanden echter maar licht gedaald: van 3,0 % naar 2,8 % in dezelfde periode. In alle buurlanden was de inflatie voor deze energievorm dit kwartaal hoger dan in ons land: 5,2 % in Nederland (6,3 % in het vorige kwartaal), 3,0 % in Frankrijk (zoals in het vorige kwartaal) en 2,5 % in Duitsland (2,7 % in het vorige kwartaal). Sinds mei 2012 lag het prijsstijgingstempo voor elektriciteit in al onze buurlanden hoger dan in België. De grootste bijdrage tot het inflatieverschil voor energie ten nadele van België was dit kwartaal weggelegd voor gas. De inflatie voor gas daalde eveneens gemiddeld in de buurlanden en kwam uit op 6,3 % (tegen 8,1 % in het vorige kwartaal). Dat is heel wat lager dan in België (ter herinnering: 11,6 %). Deze afname van de gemiddelde inflatie voor gas in onze buurlanden is vooral te danken aan Frankrijk. Daar ging de inflatie voor deze energievorm tussen het eerste en het tweede kwartaal 2012 van 9,0 % naar 4,5 %. In Duitsland bedroeg de inflatie voor gas 6,6 % (6,8 % in het vorige kwartaal) en in Nederland 8,6 % (9,7 % in het vorige kwartaal).
19
De vloeibare brandstoffen hebben dit kwartaal eveneens, zij het in mindere mate, bijgedragen tot het inflatieverschil ten nadele van ons land. Toch ging die bijdrage achteruit sinds vorig kwartaal. Net als in België nam de inflatie voor deze categorie energieproducten bij onze buren sterk af. Ze bedroeg 6,8 %, tegen 14,2 % in het vorige kwartaal. In Duitsland bedroeg de inflatie voor vloeibare brandstoffen dit kwartaal 8,2 %, dus meer dan in ons land (7,3 %); in Frankrijk was dat 5,9 %. Net als in België daalde de inflatie voor motorbrandstoffen in alle buurlanden tijdens het beschouwde kwartaal, en bedroeg gemiddeld 4,3 % (7,7 % in het vorige kwartaal), een lager peil dan in ons land (zoals gezegd 4,8 %). Toch lag de bijdrage van deze categorie tot het inflatieverschil dit kwartaal in de buurt van nul. In Duitsland bereikte de inflatie voor deze categorie 4,0 % (7,6 % in het vorige kwartaal), in Frankrijk 4,6 % (7,8 % in het vorige kwartaal) en in Nederland 5,3 % (7,8 % in het vorige kwartaal). Grafiek 8: Kwartaalevolutie van de inflatie voor de verschillende componenten van de energieproducten in België en in de voornaamste buurlanden (Veranderingspercentage ten opzichte van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar)
30
60
Elektriciteit
20
40
10
20
0
0
-10
-20
-20
-40 2007
2008
2009
2010
2011
2012
Gas
2007
60
2008
30
Vloeibare brandstoffen
40
2009
2010
2011
2012
Brandstoffen voor wegvervoer
20
20
10
0
0
-20
-10
-40
-20
-60
-30 2007
2008
2009 België
2010
2011
Duitsland
2012
2007
Frankrijk
Bronnen: EC, FOD Economie
20
2008
Nederland
2009
2010
2011
Gemiddelde buurlanden
2012
III De inflatie voor bewerkte levensmiddelen in het tweede kwartaal 2012 III.1 De inflatie voor bewerkte levensmiddelen in België Het verloop van de consumptieprijzen van bewerkte levensmiddelen wordt voor een deel bepaald door het verloop van de noteringen voor voedingsgrondstoffen op de internationale markten. De prijzen van deze grondstoffen klommen tijdens het eerste kwartaal 2012 tot een recordhoogte (in maart lagen de prijzen 0,9 % hoger dan in maart 2008, toen de vorige piek bereikt werd). Tijdens de eerste twee maanden van het afgelopen kwartaal (meest recente cijfers tot mei) kwam er echter een kentering en daalden de prijzen. Vooral de grondstofnoteringen voor zuivel (-14,4 %) en cacao (-7,7 %) gingen tussen maart en mei 2012 naar beneden. Begin 2012 namen de afzetprijzen van de voedingsindustrie toe, sinds maart lijken ze zich echter te stabiliseren. De consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen waren onder impuls van de gestegen grondstofnoteringen gedurende 2011 en het eerste kwartaal 2012 opwaarts gericht, in het tweede kwartaal 2012 kwam een einde aan deze toename. Grafiek 9: Prijsverloop in de voedingskolom (Index 2005=100)
145 140 135 130 125 120 115 110 105 100 95 jan/06
jan/07
jan/08
jan/09
jan/10
jan/11
jan/12
Internationale noteringen voedingsgrondstoffen in euro, gewogen aan de hand van de consumptie in België (a) Afzetprijs van voedingsindustrie, gewogen aan de hand van de consumptie in België (b) Consumptieprijs bewerkte levensmiddelen Consumptieprijs bewerkte levensmiddelen, exclusief alcoholhoudende dranken en tabak Bronnen: EC, ADSEI, NBB (a) Voor de grondstoffenprijzen werd op basis van de gegevens betreffende de Europese interne marktprijzen (granen, melk, eieren, vlees en vetten) en de grondstoffenprijzen van het IMF (suiker, cacao en koffie) een index samengesteld die het gemiddelde verloop van de voedingsgrondstoffennoteringen weergeeft. (b) Voor de berekening van de index betreffende de afzetprijzen werd een gewogen gemiddelde gemaakt van enerzijds de afzetprijzen voor de totale Belgische markt (voor de sectoren NACE 1040 Oliën en vetten, 1050 Zuivelproducten, 1060 Maalderijproducten, 1070 Bakkerijproducten, 1080 Andere voedingsmiddelen en 1100 Dranken) en anderzijds de (via Eurostat beschikbare) afzetprijzenstatistiek van dezelfde sectoren voor de eurozone (17 landen). De in de detailhandel verkochte goederen worden immers zowel in België als in het buitenland geproduceerd. Aan beide reeksen werd, op basis van de input-outputtabellen (het intermediair verbruik door de detailhandel van producten afkomstig uit de voedingsindustrie en de groothandel is voor ongeveer de helft afkomstig uit België en wordt voor de andere helft ingevoerd), een gewicht toegekend van 50 %. Voor het samenstellen van de index werden de gewichten van de betreffende sectoren binnen de nationale consumptieprijsindex gebruikt.
21
Ondanks de daling van de voorbije maanden lagen de grondstoffenprijzen gemiddeld 1,8 % hoger in het tweede kwartaal 2012 (enkel voor april en mei waren op de publicatiedatum al gegevens beschikbaar) in vergelijking met het overeenstemmende kwartaal in 2011. De producentenprijzen stegen in dezelfde periode (april-mei) met 3,0 %. De inflatie voor bewerkte levensmiddelen kwam het tweede kwartaal 2012 uit op 2,9 % (tegenover 3,5 % in het eerste kwartaal 2012). Deze vertraging komt scherper tot uiting indien we geen rekening houden met tabak en alcoholhoudende dranken, zonder deze twee categorieën ging de inflatie voor de groep bewerkte levensmiddelen immers van 4,5 % in het vorige kwartaal naar 2,8 % tijdens de onderzochte periode. Tabel 5: Recent verloop van de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld)
1,6 0,1 1,0 1,1 3,1 1,6 0,8 3,2 2,5
0,3 0,2 12,1 1,3 3,5 -0,5 1,0 0,4 3,5
4,5 2,7 -6,1 8,4 6,1 3,1 4,8 -0,4 1,4
4,9 2,1 -9,8 7,0 5,6 4,2 4,7 -0,5 1,0
4,8 3,8 -1,7 11,2 6,3 3,0 5,4 -0,4 1,2
4,6 4,2 -0,8 12,0 6,7 3,0 5,9 -0,3 1,3
4,0 3,5 5,5 10,2 7,3 5,2 4,9 0,5 1,4
2,3 2,9 19,0 6,4 3,8 3,2 3,3 1,6 3,2
2,8 3,2 17,0 7,4 4,9 4,6 4,8 1,9 2,1
2,3 3,0 19,8 6,4 3,9 2,4 3,2 1,5 3,6
1,9 2,5 20,4 5,3 2,7 2,6 1,8 1,3 4,0
p.m. gewicht in de groep in 2012 (in %) 24,6 14,8 0,7 3,0 9,0 5,0 10,7 14,4 18,6
1,3
1,3
4,5
4,4
5,1
5,2
4,5
2,8
3,6
2,8
2,2
67,0
1,7
1,0
3,1
3,0
3,5
3,6
3,5
2,9
3,2
2,9
2,5
100,0
2011 2009 Brood en granen Zuivelproducten Kippeneieren Oliën en vetten Suiker, jam, honing, chocolade Andere voedingsmiddelen Alcoholvrije dranken Alcoholhoudende dranken Tabak Bewerkte levensmiddelen, exclusief alcoholhoudende dranken en tabak Totaal van de bewerkte levensmiddelen
2010
2012
2012 - II
2011 II
III
IV
I
II
Apr
Mei
Juni
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
De inflatie voor de productcategorie brood en granen, goed voor net geen kwart van het gewicht van de groep bewerkte levensmiddelen, vertraagde voor het vierde kwartaal op rij, tot 2,3 % in de beschouwde periode. Na de forse prijsstijging in het eerste kwartaal 2011 werd bloem tussen maart en april 2012 7,5 % goedkoper, wellicht het gevolg van de forse terugval (-19,5 %) van de grondstofnotering van broodtarwe tussen maart 2011 en februari 2012 (intussen staat de broodtarwe opnieuw reeds heel wat hoger genoteerd). Deze maand-op-maand prijsdaling kan vooral worden toegeschreven aan de huismerken (-13,1 %) en de eersteprijsproducten (-10,7 %). Voor het dominante A-merk ging de prijs minder snel naar beneden (-3 %), hoewel de prijzen van dit merk, tussen januari en maart 2011, wel sterk gestegen waren (+17,8 %). Ten opzichte van de overeenstemmende periode vorig jaar, kostte bloem dit kwartaal dan ook 3,1 % minder. Voor rijst-, mokka-, fruittaartjes en eclairs daarentegen moest de consument dit kwartaal gemiddeld 2,9 % meer betalen. Ook voor cent wafers (+7,0 %), Luikse wafels (+5,6 %) en speculaas (+5,3 %) lagen de prijzen hoger dan in dezelfde periode van 2011. De consumptieprijs voor spaghetti volgde de dalende internationale notering voor durumtarwe (het belangrijkste ingrediënt van pasta) maar kostte niettemin nog 4,6 % meer dan vorig jaar. Voor puddingpoeder ten slotte, moest 2,7 % meer worden betaald. Ook voor de categorie zuivel werd een vertraging van het prijsstijgingstempo opgetekend: van 3,5 % in het eerste kwartaal tot 2,9 % in het tweede kwartaal 2012. Vooral het prijsverloop van volle melk valt op binnen deze rubriek. Terwijl de inflatie voor dit product in het eerste kwartaal 2012 nog uitkwam op 2,9 %, werd volle melk dit kwartaal 3,6 % goedkoper dan in de overeenstemmende periode in 2011. Vooral in april en juni 2012 daalden de consumptieprijzen voor volle melk fors (gecumuleerd gaat het om een prijsdaling van iets meer dan 5,0%), wellicht als gevolg van de gedaalde vergoeding voor de melkveehouder (van januari tot juni 2012 zowel op internationaal als op Belgisch vlak). De negatieve inflatiecijfers voor volle melk in het tweede kwartaal 2012 zijn het resultaat van jaar op jaar prijsdalingen van zowel eersteprijsproducten (-1,5 %) als huismerken (-8,9 %), voor de A-merken volle melk werden slechts vanaf juni jaar op jaar prijsdalingen genoteerd. Voor half volle melk, daarentegen, bleef de inflatie positief (+3,7 %). Voor dit product lag de consumptieprijs dit kwartaal enkel voor één van de drie reguliere huismerken (-1,8 %) lager dan in de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar. Voor de eersteprijsproducten, de andere huismerken en Amerken halfvolle melk was er dit kwartaal geen sprake van een gemiddelde prijsdaling ten opzichte van de overeenstemmende periode vorig jaar (hoewel consumptieprijzen voor de eersteprijsproducten in juni 2012 wel fors zakten en zo lager uitkwamen dan in juni 2011). Na de steile klim van de eierprijs tijdens het eerste
22
kwartaal van dit jaar17 bleven de consumptieprijzen voor eieren opwaarts gericht, hoewel de prijs op de markt van Kruishoutem naar omlaag ging. Eieren kostten het afgelopen kwartaal dan ook 19 % meer in vergelijking met het overeenstemmende kwartaal in 2011. Zoals verwacht werd, zette de vertraging van de inflatie voor de productgroep oliën en vetten zich in het tweede kwartaal 2012 door. Waar in het eerste kwartaal nog een gemiddelde prijsstijging van 10,2 % werd opgetekend ten opzichte van de overeenstemmende periode 2011, vertraagde de inflatie tijdens dit tweede kwartaal tot 6,4 %. De inflatiecijfers voor producten zoals margarine op basis van olijfolie (+17,8 %), minarine (+15,6 %), maïsolie (+11,2 %) en braadmargarine (+9,2 %) bleven niettemin hoog, ze zijn echter het gevolg van aanhoudende prijsstijgingen tussen maart en december 2011. Sindsdien namen de consumptieprijzen voor de meeste van deze getuigen licht af, alleen voor maïsolie bleef de consumptieprijs het afgelopen kwartaal verder opwaarts gericht. Voor de productgroep suiker, jam, honing en chocolade vertraagde het prijsstijgingstempo eveneens fors (3,8 % tegenover 7,3 % het voorgaande kwartaal) en bleef zo voor de eerste keer sinds zes kwartalen onder de 5 %. Ondanks de dalende internationale grondstofnoteringen voor cacao (tussen maart en mei zakte de notering met 8,7 %, en in mei lagen de prijzen zelfs 21 % lager dan een jaar geleden) zijn de op cacao gebaseerde consumentenproducten echter nog steeds fors duurder dan een jaar geleden: chocopasta (+19,1 % weliswaar kan dit deels verklaard worden door de duurder geworden hazelnoten, een grondstof voor chocopasta), candybars (+8,5 %), pralines (+4,1 %) en melkchocolade (+3,9 %). Tussen maart en april ging de consumptieprijs voor melkchocolade van enkele A-merken erg sterk omhoog (met maand-op-maand prijstoenames van respectievelijk 5,0 en 2,3 %). Pure chocolade werd iets goedkoper in vergelijking met tweede kwartaal 2011 (-0,8 %). Ondanks drie opeenvolgende maand op maand prijsdalingen (van maart tot juni), was ook suiker in het tweede kwartaal 2012 nog steeds 8,7 % duurder dan in de overeenstemmende periode 2011. Ijshoorntjes, ten slotte, werden het tweede kwartaal 2012 8,3 % goedkoper dan in de overeenstemmende periode in 2011. Voor de restgroep overige voedingsmiddelen werd dit kwartaal een inflatie opgetekend van 3,2 %, eveneens een vertraging ten opzichte van het eerste kwartaal van dit jaar (+5,2 %). In april en mei van vorig jaar deed zich een forse prijsstijging voor van tomatensoep, nadien bleef de consumptieprijs ervan nagenoeg stabiel. Sinds april 2012 daalde hij licht, zodat de inflatie voor tomatensoep het afgelopen kwartaal uit kwam op 11,1 % (tegenover nog 35,3 % in het eerste kwartaal 2012). Ook diepvriessoep kostte meer (+7,7 %). Enkel babyvoeding werd lichtjes goedkoper ten opzichte van de overeenstemmende periode in 2011. Het prijsstijgingstempo bij alcoholvrije dranken vertraagde van 4,9 % tijdens het eerste kwartaal 2012 tot 3,3 % dit kwartaal. Bij koffieproducten werden tegengestelde inflatiecijfers vastgesteld: koffie (gemalen of in bonen) werd 3,9 % duurder ten opzichte van vorig jaar, terwijl koffiepads bijna 4 % goedkoper werden. De afgelopen maanden daalden de consumptieprijzen voor beide koffieproducten wel als gevolg van de prijsdaling op de internationale grondstoffenmarkt voor koffie. In het tweede kwartaal 2012 kwam de grondstoffenprijs18 voor koffie immers al 20 % lager uit dan een jaar geleden. Instant cacaodrank kostte het afgelopen kwartaal 7,9 % meer dan in de overeenstemmende periode vorig jaar, terwijl voor thee 1,4 % minder betaald moest worden. Voor koude dranken (mineraal water, frisdrank en sappen) moest de afgelopen periode gemiddeld 3,5 % meer betaald worden in vergelijking met het tweede kwartaal 2011, eenzelfde prijsstijgingstempo als in het eerste kwartaal 2012. De productgroepen alcoholhoudende dranken en tabakswaren zijn de enige categorieën binnen de bewerkte levensmiddelen waarvoor de inflatie versnelde. Zo nam de inflatie voor alcoholhoudende dranken toe van 0,5 % in het eerste kwartaal naar 1,6 % tijdens de beschouwde periode. Zowel gedistilleerde dranken (van 2,3 % in het eerste kwartaal 2012 naar 3,7 % in het tweede kwartaal 2012), wijnen (van -0,2 % naar 0,9 % ) als bieren (van 1,1 % naar 2,2 %) kenden een opstoot van de inflatie. Ook voor tabakswaren ging het prijs17
De prijsstijging was toe te schrijven aan een Europese richtlijn, die sinds 1 januari 2012 dient te worden toegepast, en die de minimum oppervlakte voor een legbatterij vastlegt op 750 cm² (voorheen 550 cm²). Omwille van de nodige investeringen voor deze verrijkte kooien aarzelden vele houders van legbatterijen in eerste instantie om de vereiste aanpassingen door te voeren. Daardoor nam het aanbod tijdelijk af en werd de prijs de hoogte in geduwd. 18
Berekend als 85 % other milds (arabica) en 15 % robusta.
23
stijgingstempo de hoogte in, van 1,4 % in het eerste kwartaal 2012 naar 3,2 % in het tweede kwartaal 2012. Vanaf 1 juli 2012 wordt bovendien een bijkomende accijnsverhoging van kracht voor tabakswaren.
III.2 De inflatie voor bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden In het tweede kwartaal 2012 vertraagde de inflatie voor bewerkte levensmiddelen eveneens in het geheel van de buurlanden (en voornamelijk in Nederland), ze bedroeg gemiddeld 3,1 % (4,2 % in het vorige kwartaal), een hoger peil dan in België (2,9 %). Ter herinnering: de inflatie voor deze categorie is sinds het derde kwartaal 2011 gemiddeld iets hoger in onze buurlanden. Anderzijds was dat inflatieverschil erg klein en het gewicht van deze productgroep nogal gering. Daarom droegen de bewerkte levensmiddelen nagenoeg niet bij tot het totale inflatieverschil tussen ons land en de buurlanden. In Frankrijk bedroeg de inflatie voor bewerkte levensmiddelen dit kwartaal 3,3 % (4,4 % in het vorige kwartaal en in Duitsland 3,0 % (4,0 % in het vorige kwartaal). Enkel in Nederland lag de inflatie voor deze producten in het tweede kwartaal 2012 lager dan in België, namelijk bij 2,5 % (4,2 % in het vorige kwartaal). Grafiek 10: Kwartaalevolutie van de inflatie voor bewerkte levensmiddelen in België en in de voornaamste buurlanden (Veranderingspercentage ten opzichte van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar)
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 -1 2007
2008 België
Duitsland
2009
2010
Frankrijk
Nederland
2011
2012
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
Achter dit kleine inflatieverschil voor bewerkte levensmiddelen ten voordele van ons land, dit kwartaal, werden voor deze productgroep opnieuw zowel positieve als negatieve bijdrages opgetekend voor de verschillende componenten ervan. Enerzijds droegen voornamelijk de categorieën “Oliën en vetten” en “Melk, kaas en eieren” bij tot het inflatieverschil ten nadele van ons land (met een inflatie voor oliën en vetten van gemiddeld -0,5 % in onze buurlanden tegenover 6,4 % in België, en gemiddeld 2,2 % in de buurlanden tegenover 3,2 % in België voor de zuivelproducten). Anderzijds is het opnieuw voornamelijk door tabak dat het inflatieverschil tussen ons land en de buurlanden verkleinde, met een inflatie, dit kwartaal, van gemiddeld 5,2 % in onze buurlanden en 3,2 % in België.
24
Tabel 6: Inflatie van bewerkte levensmiddelen en voornaamste componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden voor het tweede kwartaal 2012 (Wijziging op jaarbasis, tenzij anders vermeld) België Brood en granen Zuivelproducten Oliën en vetten Suiker, jam, honing, chocolade Andere voedingsmiddelen Koffie, thee, cacao Water en fruitsap Gedistilleerde dranken Wijn Bieren Tabak Bewerkte levensmiddelen
2,3 2,9 6,4 3,8 3,2 2,4 3,5 3,7 0,9 2,2 3,2 2,9
Gemiddelde van de buurlanden
Duitsland
Frankrijk
Nederland
4,3 0,9 -3,5 4,7 2,6 4,4 2,7 1,5 2,7 -0,3 5,2 3,0
1,9 1,6 2,4 2,5 1,8 7,0 4,6 7,3 2,9 1,7 5,6 3,3
1,8 2,2 0,8 1,2 2,3 4,8 1,2 1,6 1,2 1,6 5,0 2,5
3,0 1,4 -0,5 3,3 2,2 5,5 3,3 5,2 2,7 0,1 5,2 3,1
Gewicht in 2012 (in %) Gemiddelde België buurlanden 3,3 2,8 2,0 2,0 0,4 0,3 1,2 1,0 0,7 0,6 0,3 0,5 1,1 1,0 0,2 0,4 1,1 0,8 0,6 0,6 2,5 2,2 13,2 11,5
Bronnen: EC, FOD Economie
IV. De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in het tweede kwartaal 2012 IV.1 De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in België De inflatie voor de groep van de niet-bewerkte levensmiddelen versnelde fors in het tweede kwartaal 2012. De consumptieprijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen lagen gemiddeld 3 % hoger dan in de overeenstemmende periode 2011, terwijl de inflatie voor deze categorie in het eerste kwartaal gemiddeld nog 1,7 % bedroeg. Medio 2011 liet deze groep nog een negatieve inflatie optekenen, o.a. als gevolg van de EHECcrisis. Sinds het laatste kwartaal 2011 levert deze groep opnieuw een positieve bijdrage aan het algemeen prijsstijgingstempo, die weliswaar beperkt blijft (0,2 procentpunt gedurende het tweede kwartaal 2012) gezien het relatief kleine gewicht van deze groep in de totale consumptiekorf (amper 7,9 %). In het eerste kwartaal 2012 werden tegengestelde prijsbewegingen waargenomen binnen de groep: voor vlees, vis en fruit was er sprake van een positieve inflatie, terwijl groenten in het eerste kwartaal gemiddeld goedkoper waren dan in de overeenstemmende periode een jaar geleden. Aan de min of meer compenserende lagere prijzen van groenten is dit kwartaal een einde gekomen: groenten werden 7,3 % duurder in vergelijking met dezelfde periode vorig jaar. Vlees kostte gemiddeld 2,2 % meer en de consument betaalde ook meer voor vis dan in hetzelfde kwartaal 2011 (+3,4 %). Voor fruit werd een nulinflatie opgetekend. Het prijsstijgingstempo van vlees, vis en fruit vertraagde evenwel iets in vergelijking met het eerste kwartaal 2012. Vlees werd gemiddeld 2,2% duurder tegenover het tweede kwartaal 2011. In de categorie rundvlees werden biefstuk en karbonade respectievelijk 3,3 % en 3,6 % duurder. Voor varkensvlees moest 3 % meer worden betaald in vergelijking met de overeenstemmende periode vorig jaar. Bij de bereide vleeswaren sprongen de prijsstijgingen van gekookte ham (+2,7 %), hespenworst (+4,3 %) en gehakt (+3,3 %) in het oog. In de categorie vis deden zich fors uiteenlopende prijsbewegingen voor. Grijze garnalen zijn meer dan 16 % duurder geworden in vergelijking met het tweede kwartaal 2011. Nadat de consumptieprijzen voor grijze garnalen sinds begin 2009 nagenoeg stabiel bleven, ging ze de afgelopen maanden fors naar omhoog (+12,1 % tussen het eerste kwartaal en het tweede kwartaal 2012). Ook forel (+6,5 %), tonijn in blik (+6,7 %) en diepvriesmaaltijden op basis van vis (+3 %) werden heel wat duurder. De prijsdalingen van zalm (-9,4 %), tong (-2,7 %) en fish sticks19 (-18,0 %) konden niet verhinderen dat vis gemiddeld 3,4 % duurder is geworden dan een jaar voordien. 19
De consumptieprijs van fish sticks is sinds augustus 2009 in vrije val, een val die sterk versnelde dit kwartaal. In juni kostten fish sticks bijna 24 % minder dan een jaar ervoor in de overeenstemmende maand vooral onder impuls van een prijsdaling van het dominante A-merk, dat 24,4 % goedkoper was dan in juni 2011. De prijzen van fish sticks zijn ondertussen gezakt onder het niveau van 2004.
25
Voor het eerst sinds het eerste kwartaal 2011 leverde de categorie groenten opnieuw een positieve bijdrage tot de inflatie. De verse groenten waarvoor de consument in het tweede kwartaal 2012 beduidend meer moest betalen dan in de overeenstemmende periode vorig jaar zijn: kropsla (+50,8 %), komkommer (+42,8) %, witloof (+31,5 %), prei (+25,8 %), tomaten (+23,5 %), en asperges (+17,3 %). Prijsdalingen vielen dan weer te noteren voor ajuinen (-16,0 %), bloemkolen (-12,9 %) en broccoli (-5,5 %). Voor aardappelen ten slotte deden zich uitgesproken maand op maand prijsstijgingen voor (ze werden bijna de helft duurder tussen maart en april 2012) doordat deels werd overgeschakeld op prijsnoteringen voor de nieuwe oogst. Vergeleken met het overeenstemmende kwartaal in 2011 zijn aardappelen echter 13,0 % goedkoper geworden. Tegengestelde prijsbewegingen binnen de productcategorie fruit hebben uiteindelijk geleid tot een nulinflatie in het tweede kwartaal 2012. De verse soorten fruit waarvoor de consument meer moest betalen dan in de overeenstemmende periode in 2011 zijn: perziken (+28,2 %), kersen (+11,6 %), ronde peren (+8,2 %) en appelen van de soort Golden (+5,8 %). Ten opzichte van het voorgaande jaar, werden dan weer prijsdalingen opgetekend voor conferenceperen (-12,9%), kiwi’s (-8,6 %), bananen (-8,5 %), meloenen (-5,5 %) en aardbeien (-3,3 %). Tabel 7 Recent verloop van de consumptieprijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld)
II
III
IV
I
II
Apr
Mei
Juni
2,2 1,9 1,6 1,9 2,1 1,6 -1,0 -4,6
2,0 1,5 1,5 2,4 1,8 0,6 -1,2 -5,1
2,4 1,5 1,8 2,4 2,2 1,3 -0,5 -8,4
2,8 3,2 2,0 1,8 2,4 3,3 -1,0 -6,3
2,5 3,2 3,0 2,5 2,1 4,8 1,0 -1,1
2,2 2,9 3,0 2,0 2,0 3,4 0,0 7,3
2,2 3,0 2,8 2,8 2,2 3,6 -1,9 4,6
2,3 3,2 3,4 1,2 2,0 3,5 1,3 8,1
2,1 2,5 2,9 2,0 1,9 3,1 0,5 9,3
p.m. Gewicht in de groep in 2012 (in %) 53,8 6,3 3,1 5,3 35,6 12,5 14,7 19,0
0,2
-0,1
-0,4
0,4
1,7
3,0
2,2
3,4
3,4
100,0
2011
Vlees Waarvan Rundvlees Varkensvlees Gevogelte Vleeswaren Vis Fruit Groenten Geheel van de niet-bewerkte levensmiddelen
2009
2010
2010
2,5 2,2 0,9 1,9 2,9 -3,2 -4,1 -0,2
1,0 1,4 0,4 -0,8 1,4 2,0 2,3 12,3
0,4
3,5
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
26
2012 – II
2012
IV.2 De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen versnelde gemiddeld eveneens in de buurlanden. Ze bedroeg er dit kwartaal gemiddeld 3,4 % (2,5 % in het vorige kwartaal), een hoger peil dat hoger ligt dan in België (3,0 %). Gezien het beperkte gewicht van die productgroep in de consumptiekorf was de bijdrage van de onbewerkte voedingsmiddelen tot het inflatieverschil tussen België en het gemiddelde van de buurlanden bijna nihil. Grafiek 11: Kwartaalevolutie van de inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in België en in de voornaamste buurlanden (Wijzigingen in % t.o.v. het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar)
6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4 2007
2008 België
Duitsland
2009
2010
Frankrijk
Nederland
2011
2012
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
Het inflatieverschil ten voordele van ons land dit kwartaal is, opnieuw, vooral te danken aan vlees en in mindere mate aan fruit, met voor vlees een inflatie van gemiddeld 4,0 % in onze buurlanden en van 2,2 % in België en voor fruit een inflatie van gemiddeld 3,8 % in de buurlanden en een stabilisering van de consumptieprijzen in ons land. Groenten droegen daarentegen dit kwartaal sterk bij tot het inflatieverschil voor nietbewerkte levensmiddelen ten nadele van ons land, met een inflatie van gemiddeld 1,9 % in de buurlanden en 7,3 % in België.
27
V De inflatie voor diensten in het tweede kwartaal 2012 V.1 De inflatie voor diensten in België Na een versnelling in het eerste kwartaal 2012 bleef de inflatie voor diensten in het tweede kwartaal 2012 op 2,5 %. “Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging” (van 2,6 % in het eerste kwartaal naar 3,0 % in het tweede kwartaal) en “Reizen” (van 2,9 % naar 4,5 %) zagen hun inflatie toenemen, terwijl de inflatie voor “Communicatiediensten” afnam (van 0,5 % in januari 2012 naar -1,8 % in juni 2012). Het prijsstijgingstempo van "Diverse diensten", "Huisvestingsdiensten" en "Transportdiensten" is tussen het eerste en tweede kwartaal 2012 gemiddeld genomen min of meer stabiel gebleven. De inflatie voor diensten droeg 1,0 procentpunt bij aan de totale inflatie in het tweede kwartaal 2012. Voor het eerst sinds het eerste kwartaal 2010 is de belangrijkste bijdrage aan de totale inflatie toe te schrijven aan de dienstengroep en niet aan de energieproducten. Met 0,8 procentpunt droeg “Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging” het grootste deel (een derde) bij aan de inflatie voor diensten dit kwartaal. De inflatie voor vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging bedroeg 3,0 % in het tweede kwartaal 2012, tegenover 2,6 % in het eerste kwartaal 2012. Deze evolutie kan grotendeels worden verklaard door de versnelling van het prijsstijgingstempo op jaarbasis in restaurants en cafés (2,7 % tegenover 2,5 % in het eerste kwartaal 2012), maar ook voor culturele diensten (+5,7 % tegenover 3,5 % in het eerste kwartaal 2012). Consumenten betaalden voor een dagschotel op restaurant in het tweede kwartaal bijna 2,9 % meer dan in dezelfde periode een jaar voordien. In cafés kostte drank ook aanzienlijk meer dan een jaar eerder: +2,8 % voor mineraalwater en +3,8 % voor speciaal bier of een aperitief. De versnelling van de inflatie voor culturele diensten werd onder meer in gang gezet door de evolutie van prijzen voor eendagsattracties (met zoals elk jaar, een terugkerende prijsstijging in april, +3,9 % in 2012) en voor het afdrukken van digitale foto’s via internet (gestegen met 3,5 % in mei 2012 ten opzichte van april 2012). De prijzen in de categorie “Diverse diensten” stegen met 3,0 % in het tweede kwartaal 2012 ten opzichte van het tweede kwartaal 2011. Met 0,7 procentpunt droegen de diverse diensten ook sterk bij tot de inflatie voor diensten, net als in het eerste kwartaal 2012 voornamelijk door de stijging van de kosten voor de sociale bescherming (die crèches en rusthuizen omvat) en door de introductie van een btw-tarief van 21 % op notariskosten voor hypothecaire leningen sinds januari 2012 (een dienst die opgenomen is onder de rubriek Andere diensten n.e.g.). De inflatie voor "Huisvestingsdiensten" bleef in het tweede kwartaal 2012 stabiel boven de 2 %. De huisvestingsdiensten droegen 0,4 procentpunt bij tot de diensteninflatie. Vergeleken met het tweede kwartaal 2011 betaalde de consument gemiddeld 1,5 % meer voor de huur. Net als in het eerste kwartaal 2012 droeg de stijging van de brandverzekeringspremie (+4,6 % sinds januari 2012) aanzienlijk bij tot de inflatie voor huisvestingsdiensten. De kosten voor afvalverwerking werden geïndexeerd in mei (+3,2 % tussen april en mei) als gevolg van de sterke stijging van de prijzen voor vuilniszakken in twee lokaliteiten. De inflatie voor deze rubriek bedroeg 1,2 % in het tweede kwartaal (tegenover een inflatie van -2,9 % in het eerste kwartaal 2012). Ook al is het gewicht van “Reizen” relatief laag in het totaal van de diensten (nauwelijks 7,4 %), toch droegen ze eveneens 0,3 procentpunt bij aan de inflatie voor diensten in het tweede kwartaal 2012. De prijzen van reizen gingen met 4,5 % naar omhoog in het tweede kwartaal 2012 vergeleken met het overeenstemmende kwartaal in 2011 (tegenover een inflatie van 2,9 % in het eerste kwartaal 2012). De prijzen van buitenlandse reizen lagen 9,3 % hoger in vergelijking met het tweede kwartaal 2011. De prijzen voor de huur van een vakantiewoning stegen ook aanzienlijk tussen het tweede kwartaal 2011 en dat van 2012 (+6,3 %). In juni liep de prijsstijging zelfs op tot 10,8 % in vergelijking met juni 2011. Met een gewicht van 14,7 % in het totaal van de diensten droegen de "Transportdiensten" 0,3 procentpunt bij tot de inflatie voor diensten in dit kwartaal. De inflatie voor transportdiensten lag in dezelfde lijn (2,1 %) als in het eerste kwartaal 2012. Achter dat stabiele inflatiepeil zitten uiteenlopende schommelingen tussen de verschillende rubrieken van de transportdiensten. Enerzijds is het prijsstijgingstempo van diensten voor “Reparatie en onderhoud” - de belangrijkste categorie van de transportdiensten, die onder meer het uurtarief van een garagist, alsook de kosten voor pechverhelping en de vervanging van remschijven omvat - dit kwartaal
28
minder snel gestegen dan in het eerste kwartaal 2012 (+2,2 % in het tweede kwartaal tegenover 2,6 % in het eerste kwartaal). De gematigdere inflatie voor vliegtuigtickets in het tweede kwartaal droeg eveneens bij aan de inflatievertraging voor transportdiensten. Anderzijds werd de jaarlijkse indexering van de treintarieven (+3,1 % in februari) en de aanpassing van de autoverzekeringspremies (+1,6 % in maart) in het eerste kwartaal 2012 volledig doorgerekend in het inflatiepeil van de transportdiensten in het tweede kwartaal 2012, waardoor de inflatie voor deze getuigen dit kwartaal versnelde. In vergelijking met het overeenkomstige kwartaal in 2011 namen de prijzen voor “Communicatiediensten” in het tweede kwartaal 2012 af (-1,3 %). Met een beperkt gewicht in het totaal van de diensten (6,5 %) droeg deze rubriek dus negatief bij tot de inflatie voor de diensten: -0,1 procentpunt. De prijsdaling werd veroorzaakt door de afname maand na maand van de kosten voor gsm-communicatie in april (-4,6 %) en juni 2012 (-2,4 %) in vergelijking met de voorgaande maanden. In april 2012 bood een operator namelijk een meer voordelige tariefstructuur van zijn abonnementen aan, en in juni verlaagde die operator de prijzen voor prepaid kaarten. Tabel 8: Recente evolutie van de inflatie voor diensten (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2011 2009
Vrijetijdsbesteding en Lichaamsverzorging Restaurants en cafés Culturele diensten Kapsalons en schoonheidsinstituten Recreatieve sportdiensten Kantines Droogkuis, verstelling en verhuur kledij Diversen Andere diensten, n.e.g. Sociale bescherming Ziekenhuizen Onderwijs Medische en paramedische diensten Geneesk.prestat.tandartsen Bijdrage aanvullende verzekering Andere verzekeringen Financiële diensten, n.e.g. Huisvestingsdiensten Huur Riolering Verzekeringen Diensten onderhoud & herstelling woning And. diensten i.v.m. woning Huisvuilophaling Herstelling huishoudapparaten Reizen Pakketreizen Accommodatie Vervoerdiensten Onderhoud en herstellingen Andere diensten voor privévoertuigen Personenvervoer door de lucht Personenvervoer per spoor Verzekeringen i.v.m. het vervoer Personenvervoer over de weg Gecombineerde biljetten Communicatie Posterijen Telefoon- en faxtoestellen en -diensten Totaal diensten
2010
2012
2012 - II
2011 II
III
IV
I
II 3,0
Bijdrage tot de inflatie van de groep in 2012-II (in procentpunt)
p.m. Gewicht in de groep in 2012 (in %)
Apr
Mei
Juni
2,7
3,0
3,4
0,82
26,4
2,7 2,6 2,8 5,7 4,1 5,3 1,8 1,4 2,0 2,2 2,1 2,2 2,6 2,6 2,6 3,7 3,5 3,8 3,0 3,0 3,1 6,4 6,3 6,5 4,3 4,3 4,3 1,4 1,4 1,4 3,0 3,0 3,0 1,4 1,4 1,4 1,6 1,6 1,6 1,3 0,1 2,0 1,3 1,3 1,3 -0,4 -0,8 -0,8 2,2 2,1 2,3 1,5 1,4 1,5 11,2 11,0 11,3 4,6 5,4 4,2
2,8 7,8 2,0 2,3 2,6 3,8 3,1 6,5 4,3 1,4 3,0 1,4 1,6 2,0 1,3 -0,8 2,3 1,5 11,3 4,2
0,43 0,24 0,06 0,05 0,03 0,01 0,67 0,27 0,25 0,05 0,05 0,04 0,01 0,01 0,01 -0,03 0,44 0,17 0,11 0,08
15,3 4,2 3,3 2,2 1,0 0,1 25,7 4,3 7,1 3,9 1,5 3,1 0,9 0,9 0,7 3,3 19,3 10,8 0,9 1,6
3,5
2,4
2,6
2,7
2,4
2,4
2,6
3,6 4,0 2,7 2,1 5,8 4,1 2,6 1,2 2,9 2,8 2,4 2,2 4,3 6,3 2,5 2,0 2,2 2,0
2,4 2,6 2,7 1,5 2,4 2,7 0,4 -0,5 1,4 -2,8 3,2 -0,4 0,9 3,5 1,2 -0,2 1,2 1,1
2,8 2,0 2,7 2,1 2,3 3,5 1,9 1,6 3,1 1,9 0,4 -0,3 1,4 4,2 1,5 1,8 2,0 1,1
2,9 1,9 2,9 2,5 2,2 3,4 1,6 1,6 2,5 2,5 -0,5 -0,3 1,4 4,2 1,5 1,9 2,1 1,1
2,8 0,9 2,7 2,1 2,3 3,9 1,9 1,6 3,5 2,2 -0,5 -0,3 1,4 4,2 1,5 1,9 1,8 1,1
2,5 1,7 2,4 2,5 2,7 3,4 2,4 1,7 3,9 2,0 3,0 -0,3 1,4 4,2 1,6 1,9 1,8 1,2
2,6
-0,7
7,7
8,7
7,0
7,0
2,5 3,5 1,8 2,5 2,6 3,3 3,2 6,3 4,6 1,7 3,0 1,4 1,6 0,4 1,6 -0,4 2,1 1,4 11,8 6,3
2,5
1,5
1,8
1,6
1,8
1,9
1,8
1,7
1,7
1,6
1,7
0,01
0,8
4,1 2,4 1,9 2,9 3,7 1,8 3,1 5,3 1,4 9,2 5,4 -1,2 0,9 2,8 -0,5 9,6 -0,9 2,6
1,9 3,4 1,5 0,9 1,0 0,6 3,1 4,2 3,3 8,3 0,6 0,3 3,2 1,7 -2,2 0,0 -2,3 1,4
2,5 -0,8 1,8 2,3 2,9 1,5 3,2 3,8 4,0 7,5 0,6 0,4 3,5 4,3 0,5 3,4 0,4 2,2
2,2 -0,8 1,7 1,9 1,9 1,8 3,4 4,0 4,3 9,1 0,6 0,9 3,7 4,7 1,4 3,4 1,3 2,3
2,7 -2,9 2,0 2,0 2,1 2,1 2,9 3,8 4,2 5,6 0,6 -0,8 3,6 4,7 -0,2 3,4 -0,3 2,0
3,0 -2,9 1,9 3,6 5,1 1,3 2,3 3,2 2,2 4,5 0,6 -0,4 3,4 4,7 -1,1 3,4 -1,3 2,1
3,4 -2,9 1,8 2,9 4,1 1,5 2,1 2,6 1,3 4,1 2,3 0,2 3,2 5,0 0,5 6,6 0,2 2,5
3,2 1,2 1,4 4,5 5,4 3,3 2,1 2,2 1,5 3,7 3,1 1,3 2,4 4,6 -1,3 6,6 -1,7 2,5
3,2 -2,9 1,6 3,1 4,1 1,6 1,8 1,9 1,3 2,3 3,1 0,6 2,6 4,6 -1,1 6,6 -1,4 2,2
3,2 3,2 1,3 4,9 5,6 4,0 2,2 2,2 1,6 4,3 3,1 1,6 2,3 4,6 -1,1 6,6 -1,4 2,6
3,2 3,4 1,2 5,5 6,3 4,3 2,3 2,4 1,6 4,5 3,1 1,6 2,3 4,6 -1,8 6,6 -2,1 2,7
0,01 0,01 0,00 0,35 0,25 0,09 0,33 0,15 0,04 0,03 0,03 0,03 0,02 0,02 -0,10 0,02 -0,11 2,51
1,2 0,9 0,3 7,4 4,2 3,2 14,7 6,6 2,7 1,0 1,0 2,1 0,9 0,4 6,5 0,3 6,2 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
29
V.2 De inflatie voor diensten in de voornaamste buurlanden De diensten hebben in het tweede kwartaal 2012 de grootste bijdrage geleverd tot het inflatieverschil tussen België en de voornaamste buurlanden, namelijk 0,3 procentpunt. In tegenstelling tot België, waar de inflatie voor deze categorie dit kwartaal gelijk bleef, is ze bij onze buren vertraagd om uit te komen op gemiddeld 1,6 %, dat is minder dan in ons land (2,5 %). Individueel gezien liet Nederland in dit kwartaal echter de hoogste inflatie voor deze categorie optekenen: 3,1 % (2,9 % in het vorige kwartaal). De inflatie voor diensten bedroeg 1,7 % in Frankrijk (zoals in het vorige kwartaal) en 1,3 % in Duitsland (1,4 % in het vorige kwartaal). Grafiek 12: Kwartaalevolutie van de diensteninflatie in België en in de voornaamste buurlanden (Wijzigingen in % t.o.v. het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar)
3,5
3,0
2,5
2,0
1,5
1,0
0,5 2007
2008 België
Duitsland
2009
2010
Frankrijk
Nederland
2011
2012
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
In het tweede kwartaal 2012 hebben vooral de niet elders geklasseerde diensten en in mindere mate de restaurants en cafés en de telefoontoestellen en -diensten de grootste bijdragen geleverd tot het inflatieverschil voor diensten ten nadele van België. De inflatie voor niet elders geklasseerde diensten bedroeg dit kwartaal 6,4 % in België (onder meer ten gevolge van de verhoging van de notariskosten), tegen gemiddeld 1,1 % bij de buren. Voor restaurants en cafés bedroeg de inflatie in België dit kwartaal 2,7 % tegen gemiddeld 2,5 % bij de buren. Voor telefoon- en faxtoestellen en -diensten daalden de prijzen in België tussen het tweede kwartaal 2011 en 2012 in België met 1,7 %, terwijl de consumenten in de voornaamste buurlanden in die periode hun factuur gemiddeld met 4,1 % zagen dalen.
30
VI. De inflatie voor niet-energetische industriële goederen in het tweede kwartaal 2012 VI.1 De inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België De inflatie voor niet-energetische industriële producten droeg in het tweede kwartaal 2012 0,3 procentpunt bij aan de totale inflatie. De consumptieprijzen van niet-energetische industriële goederen stegen gemiddeld met 1,1 % in vergelijking met het overeenstemmende kwartaal in 2011, een gelijkaardig groeitempo als in het eerste kwartaal 2012 (1,0 %). De inflatie van de prijzen voor industriële producten vertraagde echter gedurende het tweede kwartaal 2012 en ging van 1,3 % in april naar 1,0 % in mei, en naar 0,9 % in juni. De bijzonder heterogene groep niet-energetische industriële producten zijn op te delen in drie componenten: de niet-duurzame goederen (zoals watervoorziening, snijbloemen en geneesmiddelen), de halfduurzame goederen (zoals kleding en schoeisel) en de duurzame goederen (zoals meubelen en auto’s). De nietduurzame en halfduurzame goederen droegen in het tweede kwartaal 2012 0,8 en 0,4 procentpunt bij aan de inflatie voor industriële producten, de duurzame goederen leverden een negatieve bijdrage van 0,1 procentpunt. Algemeen genomen verliep het prijsstijgingstempo van de drie componenten in het eerste en tweede kwartaal 2012 gelijk: gemiddeld +2,5 % voor de niet-duurzame goederen, +1,0 % voor de halfduurzame goederen en -0,2 % voor de duurzame goederen. Het inflatiepeil van de niet-duurzame goederen nam in het tweede kwartaal 2012 elke maand af: van 2,9 % in april (ten opzichte van dezelfde maand in 2011) over 2,6 % in mei tot 2,1 % in juni. Aan de basis van de vertraging van het prijsstijgingstempo van deze component liggen de tarieven voor waterverbruik, de prijzen voor snijbloemen, medicatie en niet-duurzame huishoudartikelen. De prijzen voor rozen schommelen in functie van enkele jaarlijkse feestdagen: ze bereiken een piek in februari voor Valentijnsdag en in mei voor moederdag. In april 2012 lag het inflatiepeil van snijbloemen (zoals rozen, chrysanten, gerbera’s en guldenroedes) uitzonderlijk hoog in vergelijking met de voorgaande jaren (+11,2 % tegenover -0,8 % in april 2011). Hoewel de prijzen van niet-duurzame huishoudartikelen, zoals vloeibare afwasmiddelen en waspoeder tussen het tweede kwartaal 2011 en dat van 2012 sterk gestegen zijn (+13,3 % en +9,7 %), lijken hun prijzen zich sinds eind 2011 te stabiliseren. De inflatie voor katten- en hondenvoer blijft hoog (+3,1 % ten opzichte van het tweede kwartaal 2011), wat hoofdzakelijk het gevolg is van een prijsstijging in de tweede jaarhelft van 2011. Wat artikelen voor lichaamsverzorging betreft, betaalde de consument dit kwartaal meer voor wegwerpluierbroekjes ten opzichte van hetzelfde kwartaal in 2011 (+5,2 %). Een gedetailleerde analyse van de prijsopname voor luierbroekjes toont dat het voornamelijk de prijzen van twee distributiemerken (respectievelijk met 10,2 en 6,2 %) en van het dominante A-merk (in mindere mate) zijn die het sterkst zijn gestegen. De prijzen van de merken van hard-discounters zijn tussen het tweede kwartaal 2011 en dat van 2012 constant gebleven. De prijzen voor zeep, tandpasta en shampoo, waarvoor het inflatiepeil dit kwartaal 3,0 % overschreed, kenden een dalende tendens, na een scherpe stijging eind 2011. De halfduurzame goederen kostten gemiddeld 1,0 % meer in het tweede kwartaal 2012 dan een jaar voordien en droegen 0,4 procentpunt bij aan de inflatie voor niet-energetische industriële goederen. De inflatie voor kleding en schoeisel, de belangrijkste rubrieken van de halfduurzame niet-energetische industriële goederen, bedroeg 1,0 % en 1,5 % in het tweede kwartaal 2012, tegenover 1,4 % en 3,2 % in het eerste kwartaal. Die inflatievertraging kan onder andere worden verklaard door de minder uitgesproken solden in januari 2012 ten opzichte van een jaar voordien. De prijsinflatie voor huishoudtextiel en niet-elektrische huishoudelijke apparaten is dit kwartaal ook afgeremd (respectievelijk 2,7 % en 1,7 % in het tweede kwartaal, tegenover 3,7 % en 2,7 % in het eerste kwartaal 2012). Het veranderingspercentage van de prijzen voor boeken en tijdschriften kende daarentegen in het tweede kwartaal 2012 echter een sterke stijging (van 0,4 % tot 1,8 %): de prijzen voor strips, boeken en reisgidsen gingen op een jaar met 5,8 %, 2,6 % en 2,5 % naar omhoog. Alleen de prijzen voor woordenboeken daalden in vergelijking met hetzelfde kwartaal in 2011. Voor duurzame goederen bleef de inflatie zo goed als stabiel in dit tweede kwartaal (-0,2 %). De prijzen van de verschillende getuigen in deze categorie kenden echter een tegengesteld verloop. De daling van de goudkoers (in euro) tussen december 2011 en mei 2012 werd niet doorgerekend in de prijzen van gouden
31
trouwringen, die dit kwartaal zelfs duurder werden, resulterend in een prijsstijging van 22,7 % tussen het tweede kwartaal 2011 en dat van 2012. Het prijsstijgingstempo van meubelen vertraagde lichtjes. De prijzen voor nieuwe auto’s daalden met 0,4 % tussen het tweede kwartaal 2011 en dat van 2012. Ten slotte betaalde de consument minder voor de aanschaf van bepaalde informaticaproducten (gemiddeld -9,2 % ten opzichte van het tweede kwartaal 2011, met zelfs een daling van 15,0 % voor computers). Alleen de prijzen van externe harde schijven stegen ten opzichte van dezelfde periode in 2011 (+7,1 %). De overstromingen in Thailand van oktober 2011 hebben de productie van externe harde schijven beperkt en de prijzen ervan doen stijgen. Tabel 9: Recente evolutie van de consumptieprijzen voor niet-energetische industriële goederen
20
(Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij ander vermeld) 2011 2009
Niet-duurzame goederen 3,2 Niet-duurzame huishoudart. 4,1 Tuinbouw 1,4 Producten voor onderhoud & 4,3 herstellingen woning Producten en diensten voor 6,3 huisdieren Kranten en tijdschriften 3,3 Waterverbruik 5,1 Allerlei drukwerk, schrijfwaren 4,8 en tekenartikelen Toestellen en artikelen voor 4,5 lichaamsverzorging Geneesmiddelen -1,2 Half-duurzame goederen 1,0 Kleding 0,3 Schoeisel 2,0 Huishoudtextiel 2,1 Boeken 1,7 Delen en toebehoren 3,0 Vaat-,glaswerk&huishoudart. 3,2 And. art. voor pers. gebruik 3,7 Gereedschap voor huis & tuin 1,8 Dragers opname beeld & ge-5,1 luid Duurzame goederen 0,2 Sieraden,klokken & horloges 8,4 Meubelen en stoffering 2,1 Huishoudapparaten 0,6 Tapijten en vloerbekleding 1,3 Grote goederen voor recreatie 1,5 Foto- en filmapparatuur -8,9 Nieuwe auto's 0,5 Audio- en videoapparatuur -11,4 Gegevensverwerk. apparatuur -11,6 Niet-energetische industriële 1,4 goederen
2010
2012
2012 - II
2011 II
III
IV
I
II
Apr
Mei
Juni
Bijdrage tot de inflatie van de groep (in procentpunt) 2012-II
p.m. Gewicht in de groep in 2012 (in %) 30,1 4,4 2,8
1,8 1,1 2,8
1,6 1,0 1,5
1,2 -0,3 -0,1
1,7 0,9 3,0
1,9 3,8 0,4
2,4 5,4 3,1
2,5 5,3 5,4
2,9 5,7 6,5
2,6 5,5 5,3
2,1 4,8 4,3
0,78 0,23 0,15
2,4
2,5
2,5
2,6
2,6
2,5
2,6
2,6
2,7
2,5
0,10
3,6
2,0
0,7
0,1
0,4
1,6
2,7
3,1
3,0
3,0
3,2
0,09
2,8
3,0 3,2
3,4 3,8
3,3 4,4
3,9 4,2
3,7 2,2
3,1 4,2
3,3 4,4
3,6 5,6
3,6 3,7
2,8 3,7
0,08 0,07
2,2 1,6
8,3
5,7
6,1
4,9
4,2
3,3
3,2
2,8
3,4
3,5
0,05
1,3
1,2
1,2
1,0
1,4
1,8
1,4
0,6
0,9
0,5
0,3
0,03
4,8
-1,0 1,1 1,1 1,4 2,0 3,0 0,4 3,0 2,0 0,0
-0,5 1,2 1,5 1,8 2,8 -0,2 1,3 2,8 2,1 -1,1
-0,8 0,9 0,8 1,7 3,1 -0,6 1,3 2,7 2,0 -1,3
-0,3 1,7 2,3 2,2 3,1 -0,1 1,3 2,8 2,4 -1,1
-0,4 1,3 1,4 1,7 4,0 0,1 1,8 3,2 2,6 -0,7
-0,1 1,0 1,4 3,2 3,4 0,3 2,0 2,7 2,5 0,1
-0,5 1,0 1,0 1,5 2,6 1,8 2,0 1,7 1,7 0,6
0,2 1,1 1,1 1,3 2,8 2,1 2,1 1,7 1,7 0,7
-0,3 1,0 1,0 1,6 2,5 1,1 2,0 1,8 1,7 0,4
-1,3 1,0 1,0 1,7 2,5 2,1 2,0 1,5 1,8 0,7
-0,02 0,38 0,16 0,06 0,05 0,04 0,04 0,03 0,02 0,01
4,4 38,2 18,8 3,8 2,0 2,1 1,8 1,8 1,0 1,7
-1,9
-2,6
-1,7
-2,6
-3,6
-2,9
-2,8
-1,8
-2,6
-4,2
-0,04
1,5
0,0 10,8 1,9 0,5 1,3 1,4 -6,7 0,4 -8,1 -9,4
0,0 15,9 2,1 0,0 1,9 2,3 -7,0 0,8 -7,2 -13,5
0,0 15,7 2,1 -0,8 1,9 2,4 -7,6 0,9 -7,0 -13,3
0,1 15,5 2,3 0,3 1,6 2,6 -6,3 0,9 -7,0 -14,2
-0,1 16,6 2,2 0,1 2,2 2,3 -6,4 0,5 -7,9 -13,7
-0,2 16,7 1,9 0,3 2,1 1,9 -4,8 -0,1 -7,8 -11,6
-0,2 17,7 1,4 0,2 1,7 1,5 -3,3 -0,4 -6,8 -9,2
0,0 17,5 1,7 0,2 1,6 1,6 -3,6 0,0 -7,1 -9,5
-0,4 17,9 1,3 0,1 1,7 1,5 -3,3 -0,7 -7,0 -9,0
-0,3 17,8 1,3 0,3 1,8 1,4 -3,1 -0,7 -6,2 -9,1
-0,07 0,20 0,09 0,01 0,01 0,01 -0,02 -0,06 -0,12 -0,18
31,7 1,2 6,3 3,7 0,4 0,4 0,7 14,0 1,8 1,9
0,8
1,0
0,7
1,2
1,0
1,0
1,1
1,3
1,0
0,9
1,10
100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
20
Gezien het groot aantal getuigen in deze groep, worden enkel de voornaamste rubrieken (belangrijke bijdrage en/of uitgesproken prijsbeweging) opgenomen in de tabel. De ontbrekende getuigen vertegenwoordigen 1,0 % van het totale gewicht.
32
VI.2 De inflatie voor niet-energetische industriële goederen in de voornaamste buurlanden De inflatie voor niet-energetische industriële goederen versnelde in het tweede kwartaal 2012 eveneens in de buurlanden en bedroeg gemiddeld 1,5 % (1,3 % in het vorige kwartaal), een hoger niveau dan in België (1,1 %). De inflatie voor deze categorie bedroeg 1,5 % in Duitsland (1,3 % in het vorige kwartaal), 1,6 % in Frankrijk (1,3 % in het vorige kwartaal) en 0,8 % in Nederland (zoals in het vorige kwartaal). Grafiek 13: Kwartaalevolutie van de inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België en in de voornaamste buurlanden (Wijzigingen in % t.o.v. het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar)
2,0
1,5
1,0
0,5
0,0
-0,5
-1,0 2007 België
2008 Duitsland
2009
2010
Frankrijk
Nederland
2011
2012
Gemiddelde buurlanden
Bronnen: EC, FOD Economie
De categorie "Kleding" droeg in het tweede kwartaal 2012 het meest bij tot het inflatieverschil ten voordele van België voor de niet-energetische industriële goederen. In dit kwartaal bedroeg de inflatie voor deze categorie 1,0 % in België en gemiddeld 3,4 % in de buurlanden (3,8 % voor Duitsland, 3,2 % voor Frankrijk en 2,1 % voor Nederland). Nieuwe en tweedehandsauto’s hebben eveneens bijgedragen om het inflatieverschil ten voordele van België voor niet-energetische industriële goederen in het tweede kwartaal 2012 te vergroten. De inflatie voor deze categorie bedroeg gemiddeld 1,0 % in de buurlanden, terwijl de Belgische consument kon genieten van een daling van de consumptieprijzen met 0,4 % tegenover het overeenstemmende kwartaal vorig jaar.
33
Lijst van afkortingen ADSEI
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie
BRUGEL
Brusselse regulator voor energie (BRUssel Gas ELektriciteit)
Btw
Belasting op toegevoegde waarde
CREG
Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas
CWaPE
Commission wallonne pour l'Energie
EC
Europese Commissie
Eurostat
Statistical Office of the European Commission
FOD Economie
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie
GICP
Geharmoniseerd consumptieprijsindex
IMF
Internationaal Monetair Fonds
INR
Instituut voor de nationale rekeningen
K1
Eerste kwartaal
K2
Tweede kwartaal
K3
Derde kwartaal
K4
Vierde kwartaal
kWh
Kilowattuur
NACE
Economische activiteitennomenclatuur in de Europese Gemeenschap
NBB
Nationale Bank van België
VREG
Vlaamse regulator van de elektriciteits- en gasmarkt
34
Bijlagen Bijlage 1A: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen tussen het tweede kwartaal 2011 en 2012 het sterkst zijn veranderd (Rangschikking in dalende volgorde van prijsstijging) Benaming
Gewicht 2011 (‰)
Inflatie (%)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Benaming
Gewicht 2011 (‰)
Inflatie (%)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Kropsla
0,46
50,8
0,01
Diepvriessoep
0,80
7,7
0,01
Komkommers
0,35
42,8
0,01
Hypericum
0,11
7,6
0,00
Witloof
0,72
31,5
0,01
0,39
7,6
0,00
Perziken
0,14
28,2
0,00
16,93
7,5
0,11
Prei
0,25
25,8
0,01
Tomaten
2,07
23,5
0,04
3,92
7,4
0,05
Notariskosten hypotheeklening
5,65
22,7
0,12
Gerbera's Telefoongesprekken via abonneetoestel Gasolie voor verwarming: levering van minstens 2000 l Gasolie voor verwarming: levering minder dan 2000 l
5,88
7,3
0,08
Gouden trouwring
1,54
22,7
0,07
0,51
7,1
0,00
Margarine op basis van olijfolie
0,48
19,7
0,01
Boterhampasta
0,61
19,1
0,01
Kippeneieren
1,00
19,0
0,02
Asperges
0,58
17,3
0,01
Grijze garnalen
1,45
16,3
0,02
Minarine
0,48
15,6
0,01
Chrysanten
0,77
13,6
0,01
Vloeibaar afwasmiddel
0,62
13,3
0,01
Geconcentreerde melk
0,28
13,0
0,00
Aardgas: D3b (34890 kWh)
5,19
12,5
0,09
Ananas (blik) Aardgas: D3 (23260 kWh) Wortelen
0,44
12,3
0,01
11,44
12,2
0,20
0,61
12,0
0,01
Pindanootjes
0,75
11,9
0,01
Kersen
0,22
11,6
0,00
Maïsolie
0,64
11,2
Externe harde schijf Huishoudhandschoenen rubber
0,01
in 1,16
7,1
0,01
Cent wafer
1,34
7,0
0,01
Hondenvoeding (Blik)
1,64
6,9
0,01
Jaarlijks schoolabonnement
0,21
6,9
0,00
Tonijn in blik
0,70
6,7
0,01
Alstroemeria
0,21
6,7
0,00
Briefport
1,21
6,6
0,01
Forel
0,44
6,5
0,00
Huur vakantiewoning
1,74
6,3
0,01
Biljet 20 km
0,42
6,1
0,00
Acrylverf
3,09
5,9
0,02
Stripverhaal
1,00
5,8
0,01
Appelen: Golden
0,29
5,8
0,00
Autokeuring
0,89
5,8
0,00
Luikse wafel
2,00
5,6
0,01
Tulpen Ongelode benzine 98 RON ("superplus")
0,39
5,6
0,00
5,81
5,5
0,04
Vloeibare allesreiniger Ongelode benzine 95 RON ("eurosuper")
1,52
5,4
0,01
13,91
5,3
0,09
Speculaas
1,34
5,3
0,01
Paprika's
0,53
5,3
0,00
Toffees
2,63
5,3
0,02
Likeur
1,11
5,2
0,01
Antraciet
0,51
5,2
0,00
Waterverbruik
7,42
5,2
0,05
Geraspte Emmenthal
2,00
5,2
0,01
Meerrittenkaart
0,58
5,0
0,00
Verse room
0,83
4,9
0,00
Woordspel
1,03
4,9
0,00
Wegwerpluier
1,69
4,8
0,01
Tomatensoep
0,80
11,1
0,01
Solidago
0,11
9,8
0,00
Groene bonen
0,29
9,8
0,00
Gepelde tomaten
1,54
9,7
0,02
Waspoeder
2,63
9,7
0,02
Witte bonen in tomatensaus
0,77
9,5
0,01
Rozen
1,93
9,4
0,02
14,81
9,3
0,14
Aardgas: D2 (4652 kWh)
0,89
9,2
0,01
Gewone braadmargarine
0,67
9,2
0,01
Kristalsuiker
0,61
8,8
0,00
Candybar
0,41
8,5
0,00
Ronde peren
0,27
8,2
0,00
Aardgas: D1 (2326 kWh)
0,36
8,1
0,00
Instantcacaodrank Abonnement teledistributie (+digitale tv)
0,18
7,9
0,00
6,79
7,9
0,05
Rusthuizen
2,38
4,8
0,01
Chips
1,46
7,9
0,01
Smeltkaas (gruyère)
0,89
4,8
0,01
Buitenlandse reizen
35
Gewicht 2011 (‰)
Inflatie (%)
Reisbijstandsverzekering
0,56
4,8
0,00
Biljet 45 km
0,42
4,8
0,00
Aperitief
0,22
4,7
Kattenvoeding (Alu-schaaltje)
1,64
4,7
Afdruk digitale foto's (internet)
1,03
Spaghetti Voetbalwedstrijd (nationaal)
1,77
Benaming
1ste
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Gewicht 2011 (‰)
Inflatie (%)
Pilsbier
5,11
3,6
0,02
Sponshanddoek
0,91
3,6
0,00
0,00
Kalanchoe
0,54
3,6
0,00
0,01
Colalimonade
2,18
3,6
0,01
4,6
0,00
Zakje friet
1,60
3,6
0,01
4,6
0,01
Whisky
0,69
3,6
0,00
Sociale huur
5,07
3,6
0,02
Begrafenisondernemingen
0,64
3,5
0,00
Viervruchtenjam
1,21
3,5
0,00
Erwtjes
0,77
3,5
0,00
Benaming
klasse
Brandverzekering Balklamp halogeen Lelies Gasolie voor wegvervoer ("diesel")
1,42
4,6
0,01
6,34
4,6
0,03
1,59
4,6
0,01
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
0,39
4,5
0,00
Emailverf
3,09
3,5
0,01
17,80
4,5
0,11
Espressokoffie
0,55
3,5
0,00
Niet-gashoudend water
2,74
4,5
0,01
Shampoo
0,74
3,4
0,00
Appelen: Granny
0,36
4,4
0,00
Biljet 90 km weekend
0,42
3,4
0,00
Varkensrib van de filet
0,94
4,3
0,00
Pop
1,03
3,4
0,00
Hespenworst
2,09
4,3
0,01
Snoeischaar
0,98
3,3
0,00
Tabletten voor vaatwasser
0,58
4,3
0,00
Veearts: raadpleging
1,28
3,3
0,00
Colalimonade (light)
2,18
4,2
0,01
Lange sigaretten
5,59
3,3
0,02
Limonade met thee-extracten
1,23
4,2
0,00
Biefstuk
2,73
3,3
0,01
Maandelijks stadsabonnement
0,41
4,2
0,00
Verse kaas met fijne kruiden
0,99
3,3
0,00
Weekend aan zee
5,10
4,1
0,02
Gehakt
4,00
3,3
0,01
Roséwijn : Côtes de Provence
2,26
4,1
0,01
Maandabonnement
0,68
3,3
0,00
Vliegtuigticket
1,91
4,1
0,01
Festivals
1,88
3,2
0,01
Pralines
0,77
4,1
0,00
Belgische halfharde kaas
2,00
3,2
0,01
Vloeibaar wasmiddel
2,68
4,1
0,01
Colalimonade
1,00
3,2
0,00
Balpen
1,89
4,1
0,01
Tabak
2,51
3,2
0,01
Schouwburgabonnement Pilsbier (gewaarborgde verpakking) Hogeschool: inschrijvingsgeld en examengeld
3,77
4,1
0,02
Schoorsteenvegen
0,94
3,1
0,00
1,81
3,1
0,01
1,15
4,0
0,00
3,46
4,0
0,01
Jeansbroek Abonnement digitale televisie (themaboeketten)
1,00
3,1
0,00
1,00
3,1
0,00
Fluorescerende buislamp
1,59
4,0
0,01
Fruittaartje
Tandpasta
0,74
3,9
0,00
Lederen laarzen
1,91
3,1
0,01
1,04
3,1
0,00
Melkchocolade
1,50
3,9
0,01
Koffie (in bonen of gemalen)
2,15
3,9
0,01
Torische brilglazen Bereide diepvriesmaaltijd basis van vis
1,86
3,0
0,01
Eendagsattracties
1,84
3,9
0,01
Mokkataartje
1,00
3,0
0,00
Olieverversen
5,83
3,8
0,03
Vermout
0,79
3,0
0,00
Azalea
0,27
3,8
0,00
Kalkoenborstfilet
1,15
3,0
0,00
Roomijs
1,03
3,8
0,00
Korte sigaretten
2,39
3,0
0,01
Tijdschriften
5,02
3,8
0,02
Spliterwten
0,06
3,0
0,00
Speciaal bier
3,34
3,8
0,01
Slip
0,66
3,0
0,00
Peutertuinen
2,37
3,8
0,01
Citytrips
0,85
3,0
0,00
Candybar (automaat)
1,60
3,7
0,01
Chinese dagschotel
7,60
3,0
0,02
Droogkuis van kostuum
0,47
3,7
0,00
Citroenen
0,28
-3,0
0,00
Toiletzeep
0,74
3,7
0,00
Olijfolie
0,64
-3,0
0,00
Abrikozen
0,10
3,7
0,00
Haargel
1,16
-3,0
0,00
Half afgeroomde melk
1,82
3,7
0,01
Verklarend woordenboek
1,00
-3,1
0,00
Vervanging van uurwerkbatterij
0,36
3,6
0,00
Bloem
0,56
-3,1
0,00
Wassen van hemd
0,24
3,6
0,00
Aardbeien
2,09
-3,3
-0,01
Karbonade
1,09
3,6
0,00
Draadloze telefoon
0,11
-3,4
0,00
36
op
Benaming
Gewicht 2011 (‰)
Inflatie (%)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Appelen: Jonagold
1,27
-3,4
0,00
Volle melk
0,90
-3,6
0,00
Gps
0,70
-4,0
0,00
Koffiepads
0,70
-4,0
0,00
MP3/MP4-speler
0,58
-4,0
0,00
WIFI modem/router
0,23
-4,5
0,00
Multifunctionele printer
0,56
-4,9
0,00
Digitale camcorder
0,46
-5,0
0,00
Hygiënische tampon
0,87
-5,1
0,00
Aardappelen (nieuwe oogst)
0,67
-5,3
-0,01
Dvd (muziek of film)
2,48
-5,4
-0,01
Meloenen
0,07
-5,5
0,00
Broccoli
0,25
-5,5
0,00
Dvd speler
0,72
-6,3
0,00
Geheugenkaart
0,82
-7,7
0,00
Kleurentelevisie
3,26
-8,3
-0,01
IJshoorntje
1,03
-8,3
-0,01
Bananen
1,43
-8,5
-0,01
Kiwi's
0,79
-8,6
-0,01
Spelconsole
1,03
-9,2
-0,01
Zalm
1,74
-9,4
-0,02
11,73
-12,2
-0,08
Bloemkolen
0,44
-12,9
-0,01
Peren: Conference
0,35
-12,9
0,00
Aardappelen
1,34
-13,0
-0,02
Personal computer
4,43
-14,8
-0,02
Ajuin
0,47
-16,0
-0,01
Fishsticks
0,61
-18,0
-0,01
Gsm-gesprekken
Bronnen: ADSEI, Eigen berekeningen: FOD Economie.
37
Bijlage 1B: Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen in het tweede kwartaal 2012 de grootste impact op de inflatie hebben (Rangschikking in dalende volgorde van bijdrage tot de inflatie) Benaming
Gewicht 2011 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
Aardgas: D3 (23260 kWh)
11,44
0,20
12,2
Buitenlandse reizen
14,81
0,14
9,3
5,65
0,12
22,7
Notariskosten hypotheeklening Gasolie voor wegvervoer ("diesel") Telefoongesprekken via abonneetoestel
17,80
0,11
4,5
16,93
0,11
7,5
Benaming
Gewicht 2011 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
Witloof
0,72
0,01
31,5
Hondenvoeding (Blik)
1,64
0,01
6,9
Hotelkamer
4,56
0,01
2,9
Luikse wafel
2,00
0,01
5,6
Emailverf
3,09
0,01
3,5
Boterhampasta
0,61
0,01
19,1
Kropsla
0,46
0,01
50,8
Niet-gashoudend water
2,74
0,01
4,5
Rusthuizen
2,38
0,01
4,8
Elektriciteit: Dc1 (3500 kW) Autoverzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid
8,89
0,01
1,1
9,26
0,01
1,3
Koffie (in bonen of gemalen)
2,15
0,01
3,9
Cent wafer
1,34
0,01
7,0
2,68
0,01
4,1
Aardgas: D3b (34890 kWh) Ongelode benzine 95 RON ("eurosuper") Gasolie voor verwarming: levering minder dan 2000 l
5,19
0,09
12,5
13,91
0,09
5,3
5,88
0,08
7,3
Niet-sociale huur
57,26
0,07
1,3
Gouden trouwring Gasolie voor verwarming: levering van minstens 2000 l Abonnement teledistributie (+digitale tv)
1,54
0,07
22,7
3,92
0,05
7,4
6,79
0,05
7,9
Vloeibaar wasmiddel
Waterverbruik Ongelode benzine 98 RON ("superplus")
7,42
0,05
5,2
Aardgas: D2 (4652 kWh)
0,89
0,01
9,2
5,81
0,04
5,5
Gebakken tong of forel
5,08
0,01
1,8
Tomaten
2,07
0,04
23,5
Geraspte Emmenthal
2,00
0,01
5,2
Brandverzekering
6,34
0,03
4,6
Pindanootjes
0,75
0,01
11,9
Olieverversen
5,83
0,03
3,8
Margarine op basis van olijfolie
0,48
0,01
19,7
Waspoeder
2,63
0,02
9,7
Chips
1,46
0,01
7,9
Elektriciteit: Dd (7500 kW)
8,33
0,02
2,3
Pepersteak
5,08
0,01
1,8
Kippeneieren
1,00
0,02
19,0
Huur vakantiewoning
1,74
0,01
6,3
Chinese dagschotel
7,60
0,02
3,0
Dagbladen
3,43
0,01
2,7
Weekend aan zee
5,10
0,02
4,1
Weekend in de Ardennen
4,02
0,01
2,4
Lange sigaretten
5,59
0,02
3,3
Komkommers
0,35
0,01
42,8
Sociale huur
5,07
0,02
3,6
Chrysanten
0,77
0,01
13,6
Pilsbier
5,11
0,02
3,6
Middagmaal op school
3,38
0,01
2,7
Tijdschriften
5,02
0,02
3,8
Boeken
4,00
0,01
2,6
Pizza
7,17
0,02
2,7
Hespenworst
2,09
0,01
4,3
Rozen
1,93
0,02
9,4
Hamburger (fastfood)
5,34
0,01
1,6
Grijze garnalen
1,45
0,02
16,3
Roséwijn: Côtes de Provence
2,26
0,01
4,1
Acrylverf
3,09
0,02
5,9
Biefstuk
2,73
0,01
3,3
Uurtarief garagist
5,83
0,02
2,7
Tabak
2,51
0,01
3,2
Schouwburgabonnement
3,77
0,02
4,1
Asperges
0,58
0,01
17,3
Gepelde tomaten
1,54
0,02
9,7
Witte bonen in tomatensaus
0,77
0,01
9,5
Salade Niçoise
5,08
0,02
2,9
Colalimonade (light)
2,18
0,01
4,2
Toffees
2,63
0,02
5,3
Maïsolie
0,64
0,01
11,2
Gekookte ham
5,85
0,02
2,7
Balpen
1,89
0,01
4,1
Uurtarief schoonmaken
7,19
0,02
2,1
Tomatensoep
0,80
0,01
11,1
Maaltijd restaurant
5,08
0,01
2,9
Peutertuinen
2,37
0,01
3,8
Speciaal bier Hogeschool: inschrijvingsgeld en examengeld
3,34
0,01
3,8
Briefport
1,21
0,01
6,6
Mengkraan
3,09
0,01
2,6
3,46
0,01
4,0
Spaghetti
1,77
0,01
4,6
Gehakt
4,00
0,01
3,3
Korte sigaretten
2,39
0,01
3,0
Gewicht 2011 (‰)
Benaming
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
Huishoudhandschoenen in rubber
1,16
0,01
7,1
Vloeibaar afwasmiddel
0,62
0,01
13,3
Prei
0,25
0,01
25,8
Wortelen
0,61
0,01
12,0
Melkchocolade
1,50
0,01
Benaming
3,9
Gewicht 2011 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
Autokeuring
0,89
0,00
5,8
Vleessnack
1,60
0,00
2,9
Woordspel
1,03
0,00
4,9
Rozijnenkoek (suissekoek)
2,00
0,00
2,1
Uurtarief elektricien
2,17
0,00
2,1
Aluminiumfolie
1,16
0,00
2,6
2,15
0,00
2,2
1,15
0,00
4,0
Minarine
0,48
0,01
15,6
Watergolf
3,25
0,01
2,2
Speculaas
1,34
0,01
5,3
Sinaasappelen Pilsbier (gewaarborgde verpakking)
Fluorescerende buislamp
1,59
0,01
4,0
Salami
3,10
0,00
1,4
Colalimonade
2,18
0,01
3,6
Viervruchtenjam
1,21
0,00
3,5
Kleuring
3,25
0,01
2,2
Limonade (orange of citroen)
1,78
0,00
2,8
Kattenvoeding (Alu-schaaltje)
1,64
0,01
4,7
Veearts: raadpleging
1,28
0,00
3,3
Vloeibare allesreiniger
1,52
0,01
5,4
Bottines
1,76
0,00
2,7
Vensterglas
3,09
0,01
1,9
Kristalsuiker
0,61
0,00
8,8
Verkeersbelasting
8,34
0,01
1,0
Stuk belegd stokbrood
1,60
0,00
2,6
Permanent
3,25
0,01
2,1
Pensen
2,09
0,00
2,0
Half afgeroomde melk
1,82
0,01
3,7
Limonade met thee-extracten
1,23
0,00
4,2
Wegwerpluier
1,69
0,01
4,8
Aardappelen (nieuwe oogst)
0,67
-0,01
-5,3
Eendagsattracties
1,84
0,01
3,9
Kiwi's
0,79
-0,01
-8,6
Belgische halfharde kaas
2,00
0,01
3,2
Spelconsole
1,03
-0,01
-9,2
Vruchtensap
2,43
0,01
2,6
IJshoorntje
1,03
-0,01
-8,3
Diepvriessoep
0,80
0,01
7,7
Bloemkolen
0,44
-0,01
-12,9
Gewone braadmargarine
0,67
0,01
9,2
Aardbeien
2,09
-0,01
-3,3
Vliegtuigticket
1,91
0,01
4,1
Farmaceutische specialiteiten
17,75
-0,01
-0,5
Balklamp halogeen
1,59
0,01
4,6
Kleurentelevisie
3,26
-0,01
-8,3
Candybar (automaat)
1,60
0,01
3,7
Dvd (muziek of film)
2,48
-0,01
-5,4
Broodje
3,23
0,01
1,5
Ajuin
0,47
-0,01
-16,0
Stripverhaal Voetbalwedstrijd (nationaal)
1,00
0,01
5,8
Fishsticks
0,61
-0,01
-18,0
Bananen
1,43
-0,01
-8,5
Aardappelen
1,34
-0,02
-13,0
Zalm
1,74
-0,02
-9,4
Personal computer Nieuwe wagens (BIV inbegrepen)
4,43
-0,02
-14,8
65,90
-0,03
-0,4
Gsm-gesprekken
11,73
-0,08
-12,2
1ste
klasse
Elektriciteit: Dc (3500 kW)
1,42
0,01
4,6
3,33
0,01
1,5
Festivals
1,88
0,01
3,2
Zakje friet
1,60
0,01
3,6
Mayonaise
2,95
0,01
2,0
Lederen laarzen
1,91
0,01
3,1
Keukentafel Bereide diepvriesmaaltijd basis van vis
4,19
0,01
1,5
Bronnen: ADSEI, Eigen berekeningen: FOD Economie
op 1,86
0,01
3,0
Volle yoghurt (natuur)
1,95
0,01
2,9
Ananas (blik)
0,44
0,01
12,3
Likeur
1,11
0,01
5,2
Jeansbroek
1,81
0,01
3,1
Smeltkaas (gruyère)
0,89
0,01
4,8
Schrift met losse bladen
1,89
0,01
2,6
Tonijn in blik
0,70
0,01
6,7
Bioscoop Bijdrage aanvullende ziekteverzekering
2,67
0,01
1,9
3,53
0,01
1,3
Braadkip
3,44
0,01
1,6
Huur van garage
2,70
0,01
1,8
39