Instituut voor de nationale rekeningen
ANALYSE VAN DE PRIJZEN: TWEEDE KWARTAALVERSLAG 2011 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM
Voorwoord In het tweede kwartaalverslag van 2011 worden de ontwikkelingen in het consumptieprijsverloop van de afgelopen maanden in detail bestudeerd. Zoals bepaald in de wet van 8 maart 2009, is de opdracht inzake prijsobservatie en -analyse toevertrouwd aan de FOD Economie, die ter zake voor rekening van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) handelt. De belangrijkste gegevensbron voor dit verslag is de geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP), die maandelijks wordt gepubliceerd door Eurostat. De HICP-cijfers voor juni, nodig voor dit kwartaalverslag, werden op 14 juli door Eurostat vrijgegeven. Voor meer detailinformatie werd een beroep gedaan op de nationale consumptieprijsindex1; daarnaast werd ook gebruik gemaakt van statistieken van andere officiële instanties (IMF, EC, …). In het eerste deel van het verslag komt de inflatie in België aan bod, met een opsplitsing over de vijf grote productgroepen energie, bewerkte en niet-bewerkte levensmiddelen, diensten en niet-energetische industriele goederen. Specifiek voor de bewerkte en de niet-bewerkte levensmiddelen werd een micro-onderzoek uitgevoerd voor een aantal van de producten waarvoor de grootste prijsschommelingen werden genoteerd. Zoals ook in het jaarverslag 2010 vermeld, wil het INR immers extra aandacht besteden aan het inflatieverloop van levensmiddelen. In het tweede deel van het kwartaalverslag wordt het verloop van de consumptieprijzen in België vergeleken met dat in onze voornaamste buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland. Op 25 juli werd het verslag goedgekeurd door de Raad van Bestuur van het INR en op 27 juli verkreeg het een gunstig advies van het Wetenschappelijk Comité voor prijsobservatie en -analyse.
1
Voor de nationale consumptieprijsindex (CPI) wordt nog steeds het gewichtenschema gebruikt dat werd vastgelegd na de volledige indexhervorming van 2006 (basis 2004=100) en de minihervorming van 2010. Volgens de HICP kwam de inflatie in het tweede kwartaal 2011 uit op 3,3 %, terwijl dat volgens de CPI 3,5 % was.
Inhoudstafel Voorwoord ......................................................................................2 Inhoudstafel ....................................................................................3 Samenvatting .................................................................................4 I. Belgische inflatie tijdens het tweede kwartaal 2011 ..................6 I.1. Algemeen ............................................................................................. 6 I.2 Energie.................................................................................................. 9 I.3 Bewerkte levensmiddelen .................................................................... 9 I.4 Niet-bewerkte levensmiddelen ........................................................... 20 I.5 Diensten .............................................................................................. 23 I.6 Niet-energetische industriële goederen ............................................. 25
II. Vergelijking van de inflatie tijdens het tweede kwartaal 2011 in België en in de voornaamste buurlanden ................................... 29 Lijst van afkortingen .................................................................... 36 Bijlagen........................................................................................ 37 Bijlage 1A ................................................................................................. 37 Bijlage 1B ................................................................................................. 40
3
Samenvatting 1. In het tweede kwartaal 2011 kwam de inflatie in België uit op 3,3 %, een lichte vertraging in vergelijking met het voorgaande kwartaal (3,5 %). Alleen voor bewerkte levensmiddelen lag het gemiddelde prijsstijgingstempo in het afgelopen kwartaal hoger dan in het eerste kwartaal (3,0 % tegen 2,3 %). 2. Onder impuls van de hoge internationale noteringen voor ruwe aardolie (in euro uitgedrukt, 33 % hoger dan een jaar geleden) kwam de energie-inflatie uit op 16,5 %, iets lager dan gedurende het voorgaande kwartaal (17,4 %). Energiedragers droegen zo 1,8 procentpunt, ruim de helft, bij tot de totale inflatie. Voor aardolieproducten zoals huisbrandolie en motorbrandstoffen vertraagde het prijsstijgingstempo, respectievelijk van 33 naar 25,2 % en van 17,7 naar 15,3 %, hetgeen deels werd gecompenseerd door forsere prijstoenames voor aardgas (van 18,8 naar 20,6 %) en elektriciteit (van 7,2 naar 11,9 %). De aardolienotering piekte immers in maart 2011 en gezien de vertraagde doorrekening ervan in de consumentenprijzen voor elektriciteit en gas kwam dit pas tot uiting in het beschouwde kwartaal. Deze opwaartse impuls nog versterkt door de stijging van de netwerktarieven in het tweede kwartaal 2011, vooral voor elektriciteit. 3. Bewerkte levensmiddelen werden in het tweede kwartaal 2011 opnieuw duurder. Het prijsstijgingstempo voor deze productgroep versnelde daarmee voor het vijfde kwartaal op rij en bedroeg nu al 3,0 % (en zelfs 3,4 % in juni). De bijdrage van deze productgroep tot de totale inflatie klom daardoor tot 0,4 procentpunt. De hausse van de grondstoffennoteringen voor levensmiddelen tijdens de voorbije maanden vindt nu duidelijk zijn weerslag in de prijzen verderop in de voedingskolom. Voor nagenoeg alle categorieën ging de inflatie in het tweede kwartaal 2011 verder omhoog. In vergelijking met vorig jaar kosten brood- en graanproducten inmiddels 4,9 % meer, voor oliën en vetten betaalde de consument 7 % meer en ook voor suikerwaren (+5,6 %) en alcoholvrije dranken (4,7 %) werden eveneens fors hogere prijzen genoteerd. Micro-economisch onderzoek voor een aantal producten (koekjes, Luikse wafels, cola en fruitsap) toonde aan dat de uitgesproken prijsstijgingen waarneembaar waren bij alle onderzochte winkelkanalen, behalve bij de hard discounter. Bij deze laatste keten bleven de prijzen over de beschouwde periode eerder ongewijzigd. 4. Hoewel het prijsstijgingstempo van de belangrijkste componenten van de onderliggende inflatie, namelijk diensten (van 2,6 naar 2,3 %) en industriële niet-energetische goederen (van 0,8 naar 0,7 %), iets vertraagde, zorgde de forse inflatieversnelling van de bewerkte levensmiddelen ervoor dat de onderliggende inflatie in het tweede kwartaal min of meer stabiel is gebleven. Ze kwam gemiddeld uit op 1,8 % (tegen 1,9 % in het eerste kwartaal). Diensten en niet-energetische industriële goederen, die samen twee derde van het totale gewicht in de consumptiekorf bepalen, droegen respectievelijk 0,9 en 0,2 procentpunt bij tot de totale inflatie van 3,3 %. 5. Voor niet-bewerkte levensmiddelen betaalde de consument dit kwartaal gemiddeld net iets minder dan twaalf maanden voordien (-0,1 %). Vlees (+2,0 %) en vis (+0,6 %) werden duurder, maar dat werd gecompenseerd door prijsdalingen voor fruit (-1,2 %) en vooral groenten (-5,1 %). De gemiddelde prijs die de consument voor tomaten en sla betaalde was uitzonderlijk laag (ruim een derde minder dan gemiddeld over de afgelopen vijf jaar). 6. In België vertraagde de inflatie iets (van 3,5 % naar 3,3 %), in elk van onze voornaamste buurlanden daarentegen nam het prijsstijgingstempo toe (gemiddeld versnelde de inflatie bij onze buren van 2,1 % naar 2,4 %). 7. Terwijl de onderliggende inflatie in België nagenoeg stabiel bleef (1,8 %), was er in de buurlanden een toename van gemiddeld 1,0 naar 1,5 %. Voor alle componenten van de onderliggende inflatie verkleinde het inflatieverschil tussen België en de voornaamste buurlanden: voor diensten werd het inflatieverschil gehalveerd (van 1,2 naar 0,6 procentpunt), voor bewerkte levensmiddelen verminderde het verschil met 0,7 procentpunt (van 1,1 naar 0,4 procentpunt) en voor industriële goederen kwam de gemiddelde inflatie in onze buurlanden (0,8 %) voor het eerst sinds het vierde kwartaal 2007 zelfs hoger uit dan in België
4
(0,7 %). Het écart inzake onderliggende inflatie, verminderde bijgevolg (van 0,9 naar 0,3 procentpunt) maar blijft niettemin negatief uitvallen voor België. 8. De prijzen voor energiedragers stegen het voorbije kwartaal sterker in België dan in de buurlanden (16,5 % tegenover 10,4 %). Niet alleen de snellere transmissie van de hoge aardolienoteringen in de Belgische consumentenprijzen droeg daar toe bij, maar ook de toename van de netwerktarieven voor elektriciteit. 9. In onze buurlanden namen de prijzen van niet-bewerkte levensmiddelen licht toe (+1,0 %), terwijl ze in België vrijwel ongewijzigd bleven.
5
I. Belgische inflatie tijdens het tweede kwartaal 20112 3 I.1. Algemeen Het gemiddelde algemene consumptieprijspeil (gemeten aan de hand van de HICP) is tijdens het afgelopen kwartaal verder blijven toenemen en kwam in juni uit op 115,7 punten (uitgedrukt in index 2005=100). Dat is vooral het gevolg van de consumptieprijzen voor energiedragers, die in juni immers gemiddeld 35 % hoger lagen dan in juli 2009 (weliswaar het laagste peil in de afgelopen vijf jaar). Medio 2011 lagen de energieprijzen 3,5 % hoger dan in juli 2008, het vorige recordniveau. Maar ook de prijzen voor niet-energetische industriële goederen, voor diensten en voor bewerkte levensmiddelen zijn in het tweede kwartaal 2011 gemiddeld gestegen. Hoewel de totale inflatie tussen het eerste en het tweede kwartaal 2011 gemiddeld iets is vertraagd (van 3,5 % tot 3,3 %) bevindt ze zich nog steeds op een hoog niveau. Zoals in de voorgaande verslagen vermeld, wordt het profiel van de algemene inflatie de laatste jaren voor een groot deel bepaald door de prijsschommelingen voor energetische producten: ook voor energiedragers vertraagde de inflatie enigszins (het prijsstijgingstempo kwam uit op 16,5 %, tegen 17,4 % in het eerste kwartaal). De onderliggende inflatie kwam dit kwartaal uit op gemiddeld 1,8 % (tegen 1,9 % in het vorige kwartaal). Grafiek 1A: Recente verloop van de HICP, de onderliggende inflatie en de prijzen voor energiedragers (Index 2005=100)
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI
2
De gemiddelde inflatie voor een kwartaal wordt berekend als de procentuele variatie van het rekenkundige gemiddelde van de indexcijfers van het betrokken kwartaal t.o.v. het rekenkundige gemiddelde van de indexcijfers van het overeenstemmende kwartaal het voorgaande jaar. 3
Omwille van de vergelijkbaarheid met de evoluties in andere Europese landen gebeurt de analyse op grond van de geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP). Waar nodig wordt voor de Belgische cijfers nog verder in detail getreden op basis van de gegevens afkomstig van de nationale consumptieprijsindex.
6
Grafiek 1B: Recente verloop van de HICP, de onderliggende inflatie en de prijzen voor energiedragers (Wijzigingen in % ten opzichte van de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar)
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI
De belangrijkste prijsbewegingen bij de vijf grote productgroepen van de HICP tijdens het tweede kwartaal 2011 kunnen als volgt worden samengevat: De consumptieprijzen voor energiedragers lagen in het tweede kwartaal 2011 16,5 % hoger dan in de overeenkomstige periode een jaar eerder. Met een gewicht van 11 % in de totale consumptiekorf, droeg deze productgroep ruim de helft (1,8 procentpunt) bij tot de algemene inflatie. De diensteninflatie is vertraagd tot gemiddeld 2,3 % in het tweede kwartaal. In april kwam de inflatie voor diensten nog uit op 2,6 %, in juni nog op 2,1 %. De opwaartse impact op de inflatie was goed voor 0,9 procentpunt. Voor het vijfde opeenvolgende kwartaal nam de inflatie voor bewerkte levensmiddelen toe en ze liep op tot 3,0 % in het tweede kwartaal 2011. Deze productgroep droeg uiteindelijk 0,4 procentpunt bij tot de algemene inflatie. Ter vergelijking: in het overeenstemmende kwartaal een jaar geleden bleef de bijdrage beperkt tot amper 0,1 procentpunt. In vergelijking met het eerste kwartaal is de inflatie voor niet-energetische industriële goederen nauwelijks veranderd. Ze bedroeg nu 0,7 %, met een opwaartse impact op de algemene inflatie van 0,2 procentpunt. Enkel voor de niet-bewerkte levensmiddelen lagen de consumentenprijzen iets lager dan een jaar geleden (-0,1 %). De negatieve bijdrage tot de inflatie was echter verwaarloosbaar.
7
Tabel 1: Geharmoniseerde consumptieprijsindex (Wijzigingen in % ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar) Totaal 2008 2009 2010 2010
II III IV 2011 I II 2011 - II April Mei Juni Gewicht 2011 (in ‰)
4,5 0,0 2,3 2,4 2,6 3,2 3,5 3,3 3,3 3,2 3,4 1.000,0
Energiedragers
Diensten
Bewerkte levensmiddelen
19,8 -14,0 10,0 12,0 12,5 15,3 17,4 16,5 16,3 15,8 17,3 110,2
2,3 2,6 1,4 1,3 1,2 1,7 2,5 2,3 2,6 2,2 2,1 385,8
7,8 1,7 1,0 0,7 1,3 1,7 2,3 3,0 2,7 3,0 3,4 135,6
Nietbewerkte levensmiddelena 2,8 0,4 3,5 2,8 5,0 4,8 0,7 -0,1 0,1 -0,5 0,0 83,1
Nietenergetische industriële goederen 1,3 1,4 0,8 0,8 0,5 0,7 0,8 0,7 0,6 0,6 0,8 285,3
p.m. Onderliggende inflatieb 2,7 2,0 1,1 1,1 1,0 1,4 1,9 1,8 1,9 1,8 1,9 806,7
p.m. Gezondheidsindexc 4,2 0,6 1,6 1,6 2,3 2,5 2,8 3,0 2,9 2,9 3,3 924,8
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI a Fruit, groenten, vlees en vis. b Gemeten aan de hand van de HICP, ongerekend de niet-bewerkte levensmiddelen en energiedragers. c Nationale consumptieprijsindex, ongerekend tabak, alcoholhoudende dranken, benzine en diesel.
Hoewel het prijsstijgingstempo van de componenten met het grootste gewicht in de onderliggende inflatie, namelijk diensten en industriële niet-energetische goederen, iets vertraagde, zorgde de forse versnelling van het prijsstijgingstempo voor de bewerkte levensmiddelen ervoor dat de onderliggende inflatie in het tweede kwartaal min of meer stabiel is gebleven en zo gemiddeld uitkwam op 1,8 %. Zoals hiervoor reeds gesteld, heeft de inflatieversnelling voor bewerkte levensmiddelen zich ook tijdens het tweede kwartaal voortgezet, hoewel de grondstoffenprijzen de afgelopen maanden stabiliseerden. Deze producten kostten in juni gemiddeld al 3,4 % meer dan een jaar voordien. De productcategorie van de bewerkte levensmiddelen komt in dit verslag daarom iets meer dan gebruikelijk aan bod. Grafiek 2: Bijdrage tot de inflatie (In procentpunt, jaar- en kwartaalgemiddelden)
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI
In juni bedroeg het viermaands voortschrijdende gemiddelde van de gezondheidsindex, waarin de prijzen voor tabak, alcoholische dranken, benzine en diesel niet opgenomen zijn, 115,8 punten (index 2004=100).
8
De spilindex werd in april met 2 % overschreden, zodat de sociale uitkeringen en de lonen van de ambtenaren opwaarts werden aangepast in respectievelijk mei en juni4. De vorige spilindexoverschrijding vond plaats in augustus 2010.
I.2 Energie Na een gemiddelde stijging op jaarbasis van 17,4 % in het eerste kwartaal 2011, is het groeitempo van de energieprijzen in het tweede kwartaal licht afgenomen: de gemiddelde inflatie bedroeg 16,5 %. De invloed van alle energiedragers op de totale inflatie bedraagt in het tweede kwartaal 2011 1,8 procentpunt, waardoor ze meer dan de helft bijdragen tot de gemiddelde stijging van de consumptieprijzen. Tabel 2: Recent verloop van de prijzen voor energiedragers (Wijzigingen in % ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar) 2010
Brandstoffen voor wegvervoer Vloeibare brandstoffen Vaste brandstoffen Elektriciteit Gas Totaal energiedragers
2008
2009
2010
10,8
-15,7
32,0 3,9 16,5 36,5 19,8
2011
2011 - II April
Mei
Juni
p.m. Gewicht in 2011
II
III
IV
I
II
14,9
17,7
11,3
14,5
17,7
15,3
16,7
15,1
14,2
41,4
-34,9
28,0
36,0
23,7
26,2
33,2
25,2
31,3
20,8
23,6
12,9
4,7 -3,8 -9,5
0,9 4,1 -1,7
0,4 7,4 -6,6
0,7 7,5 13,2
1,6 6,9 20,0
2,0 7,2 18,8
2,5 11,9 20,6
2,0 7,8 18,2
2,6 13,2 19,2
3,0 14,6 24,2
0,6 25,1 20,1
-14,0
10,0
12,0
12,5
15,3
17,4
16,5
16,3
15,8
17,3
100,0
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI
De volgende maanden is de kans groot dat de consumptieprijzen voor energie hun hoge peil zullen aanhouden. De olieprijzen op de internationale markten bepalen immers, met enige vertraging, grotendeels de prijsschommelingen van de verschillende energiedragers. In het tweede kwartaal 2011 kostte een vat ruwe Brentolie gemiddeld $ 117,5, tegenover $ 104,8 in het vorige kwartaal. De gemiddelde stijging van de aardolieprijzen van jaar tot jaar klom zo in dezelfde periode van 37,5 % tot 49,9 %. De sterke waardestijging van de euro ten opzichte van de dollar in het tweede kwartaal compenseerde die stijging aanzienlijk: in euro uitgedrukt steeg de koers van Brentolie in dit kwartaal met 32,6 % tegenover 38,9 % in het eerste kwartaal. De sterke stijging van de aardolieprijzen kan worden verklaard door de toename van de wereldwijde consumptie, gestuwd door de vraag van de opkomende landen. Bovendien blijven de aanhoudende politieke spanningen in het Midden-Oosten en in Libië de hoge olieprijzen in stand houden. Om het hoofd te bieden aan deze problemen en de opschorting van de uitvoer van Libische ruwe olie te verhelpen, besliste het Internationaal Energieagentschap (IEA) op 23 juni om 60 miljoen olievaten uit haar strategische reserves vrij te geven. Die maatregel, die het beschikbare aanbod op de markten verhoogde, moet een nieuwe sterke stijging van de energieprijzen voorkomen. De volumes werden op de markt gebracht voor een periode van 30 dagen. Het betreft twee miljoen vaten per dag. Die beslissing lokte eind juni een daling van de dagkoers van Brentolie uit, waardoor die op het laagste niveau (in dollar) sinds februari uitkwam. Desondanks steeg de koers begin juli opnieuw naar het hoge peil van juni. De maatregel zal na 30 dagen opnieuw geëvalueerd worden, en naargelang de evolutie van de situatie kunnen er eventueel nieuwe maatregelen worden getroffen. De prijzen voor motorbrandstoffen en voor vloeibare brandstoffen, die bijna ogenblikkelijk reageren op schommelingen van de olieprijzen, kenden in het tweede kwartaal een stijging van respectievelijk 15,3 % en 25,2 %. Het groeitempo van deze prijzen is afgenomen ten opzichte van het eerste kwartaal. Voor diesel 4
Volgens de meest recente inflatievooruitzichten van het Federaal Planbureau zou de volgende overschrijding (de spilindex werd vastgelegd op 117,27) plaats vinden in februari 2012.
9
bleef de gemiddelde maximumprijs relatief stabiel in het tweede kwartaal. In juni bedroeg hij 1,44 euro/liter (inclusief btw), 20 eurocent meer dan twaalf maanden voordien. De gemiddelde maximumprijs voor benzine (super 95) bereikte met 1,65 euro/liter (inclusief btw) een hoogtepunt in april en mei. In juni daalde de prijs opnieuw naar 1,61 euro/liter. Dat is een stijging met 14 eurocent ten opzichte van juni 2010. Daarnaast werd het positieve cliquetsysteem, dat van toepassing is op diesel en een maximale accijnsstijging van 40 euro per 1.000 liter (exclusief btw) toelaat voor 2011, in mei opgeheven. Het systeem werd vijf keer toegepast en bereikte zo de totale voorziene aanpassing5. Het omgekeerde cliquetsysteem6, van toepassing sinds 12 mei 2011 tot het einde van het jaar, werd nog niet geactiveerd. Grafiek 3: Consumptieprijzen voor energie in België (Index 2005 = 100)
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI
Sinds het derde kwartaal 2009 blijven de consumptieprijzen voor elektriciteit stijgen. Het groeitempo van de prijzen op jaarbasis nam opnieuw toe en bereikte 11,9 % in het tweede kwartaal 2011, tegenover 7,2 % in het vorige kwartaal. De consumptieprijzen voor energiedragers lagen in juni zelfs 14,6 % hoger dan een jaar voordien. Er zijn twee belangrijke componenten die bijdragen tot de elektriciteitsprijs: de prijs van de energieleverancier (die sinds de vrijmaking van de elektriciteitsmarkt vrij te bepalen is ; elke leverancier gebruikt zijn eigen tariefformules, indexeringsparameters en wegingscoëfficiënten voor die parameters), en de distributietarieven. Bij de tariefformules die aangeboden worden door de energieleveranciers, kunnen 2 grote categorieën worden onderscheiden: formules met een maandelijkse indexering of formules die zijn vastgelegd voor een duur van
5
De vijf aanpassingen waren de volgende: 11,60 euro/1000 liter op 4 januari, 6,20 euro/1000 liter op 25 januari, 5,80 euro/1000 liter op 20 april, 14,10 euro/1000 liter op 6 mei, en 2,30 euro/1000 liter op 13 mei. 6
Ter herinnering: dit systeem voorziet een daling van de accijnzen ter compensatie van de gestegen BTW-inkomsten door de prijsstijging van de brandstoffen, zodra die laatste de drempel van 1,7 euro/liter voor loodvrije benzine en 1,5 euro/liter voor diesel overschrijden.
10
één tot drie jaar (ongeveer 17 % van de markt). Ook andere factoren oefenen een niet te verwaarlozen invloed uit op de evolutie van de consumptieprijzen, namelijk belastingen en taksen, en transporttarieven7. De recente stijging van de consumptieprijzen voor elektriciteit is te wijten aan het effect van het maandelijkse indexatiesysteem van de energieprijzen en aan de verhoging van de nettarieven. De stijging van de tarieven kan hoofdzakelijk worden verklaard door een stijging van de distributietarieven in Vlaanderen. In maart 2011 had de CREG de tariefverhoging van Eandis goedgekeurd wegens de kosten van gewestelijke subsidies voor de installatie van zonnepanelen. Ook het distributiebedrijf Infrax, eveneens uit het Vlaamse Gewest, heeft van de CREG toestemming gekregen om zijn tarieven te mogen aanpassen. Gezien het verloop van de aardolieprijzen in de laatste maanden en de invloed ervan op de energiecomponent voor de meerderheid van de indexeringsformules, is de kans groot dat de elektriciteitsprijs de komende maanden verder de hoogte zal ingaan. De gasprijzen kwamen in het tweede kwartaal 2011 20,6 % hoger uit dan een jaar eerder. Het groeitempo van de prijzen is dus versneld in vergelijking met het vorige kwartaal (18,8 %). In juni bereikte het inflatiepeil zelfs 24,2 %. De prijs voor aardgas die de eindverbruiker betaalt, dekt de prijs van de energieleverancier, de nettarieven, en verschillende belastingen en taksen8. Sinds de gasmarkt werd vrijgemaakt, wordt de verkoopprijs van de energiecomponent door de leveranciers vrij bepaald. Zij bepalen hun eigen tariefformules, indexeringsparameters en wegingcoëfficiënten. Gezien het recente verloop van de aardolieprijzen en de impact ervan op de energiecomponent, zal de consumptieprijs voor gas de komende maanden waarschijnlijk verder blijven toenemen. De componenten HUB en GOL,, door de belangrijkste energieleveranciers gebruikt om dat deel van de eindprijs te indexeren dat overeenkomt met de kosten voor de gasproductie, werden tot voor kort gepubliceerd door de CREG. Ter herinnering, de HUB volgt de evolutie van de prijzen voor de forwardaardgascontracten in Zeebrugge, terwijl GOL de evolutie van de prijsnoteringen voor olie uitdrukt. Na een grondige analyse van de kwaliteit van de gebruikte parameters voor het vastleggen van de gasprijzen9 was de CREG van oordeel dat de formules van de leveranciers, die hoofdzakelijk op olieparameters gebaseerd zijn, momenteel voorbijgestreefd zijn, aangezien de gasprijzen nu los van de olieprijzen evolueren. Bovendien stelde de CREG vast dat de tariefformules van de leveranciers, ongeacht de manier waarop gas werd getarifeerd (indexering hoofdzakelijk op basis van olie of gas), momenteel grote gelijkenissen vertonen, wat vragen doet rijzen op een geliberaliseerde gasmarkt. De CREG nam dus de beslissing om vanaf 1 juni 2011 de publicatie van een reeks parameters waarvan de gegrondheid niet meer kon worden gegarandeerd stop te zetten. Ze vraagt eveneens aan de leveranciers om meer representatieve parameters te gebruiken voor de gasprijzen. Om de prijsschommelingen voor elektriciteit en aardgas te beperken, besliste de Ministerraad om een “vangnet”-reguleringsmechanisme goed te keuren voor de Belgische energiemarkt. Dat verplicht de energieleveranciers ertoe om alle wijzigingen in de prijsformules en aanpassingen van energieprijzen op voorhand ter controle bij de CREG in te dienen en beperkt de indexering tot vier keer per jaar (voor huishoudens en kmo's). Op vraag van de Minister voor Energie mocht de CREG tegen 12 april 2011 eventuele opmerkingen bij het wetsontwerp indienen. De conclusies van de CREG werden op 6 mei 2011 in een studie gepresenteerd10. In de studie worden meerdere bedenkingen bij het ontwerp geformuleerd11. Daarnaast gaf de Raad 7
Het gewicht van de verschillende componenten kan sterk verschillen naargelang het type klant (consumptieprofiel en spanningsniveau van de aansluitingen), de distributiezones, de regio‟s en de leveranciers. 8 Het gewicht van de verschillende componenten kan sterk verschillen naargelang het type klant, de distributiezones, de gewesten en de leveranciers. 9 CREG, “de kwaliteit van de paramaters in de tarifering van aardgas”, 28 april 2011. 10
CREG, Studie over het “ontwerp van wettekst voor het „Vangnet‟ tegen niet verantwoorde schommelingen van de energieprijzen”, 6 mei 2011. 11
De belangrijkste conclusies van de CREG zijn de volgende: “Het voorliggend ontwerp van wettekst geeft de leveranciers de garantie dat geen enkele prijsstijging zal geweigerd worden; zou beter de hoogte van de tarieven beoordelen,
11
van State eind juni een negatief advies over sommige bepalingen van het wetsontwerp, door ze als een belemmering van de vrije markt te zien. Het reguleringsmechanisme zal dus waarschijnlijk niet op korte termijn in werking treden.
Box: Uitwerking van een indicator voor een gemiddelde factuur voor elektriciteit en gas Om zich een idee te kunnen vormen over de evolutie en de invloed van de verschillende componenten van de elektriciteits- en gasprijzen, heeft het Prijzenobservatorium zijn eigen indicatoren uitgewerkt. Deze zijn gebaseerd op de tariefevolutie van de belangrijkste energieleveranciers voor contracten met maandelijks geïndexeerde prijzen, waarbij de energieprijs de schommelingen van de markt volgt, en voor een gemiddelde consument. Op basis van de beschikbare informatie bij de verschillende regionale regulatoren van de elektriciteits- en gasmarkt (Brugel, Vreg, CWaPE) zijn de belangrijkste energieleveranciers in Vlaanderen en Wallonië Electrabel en Luminus. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest domineert Electrabel grotendeels de markt. Deze twee ondernemingen hebben samen een marktaandeel van om en bij 70 % over het geheel van België. Bij die energieleveranciers werden de contracten die gebaseerd zijn op een tariefformule die maandelijks wordt geïndexeerd, en met het voornaamste marktaandeel, in aanmerking genomen voor de berekening van de indicator. De netwerkbeheerders die in aanmerking werden genomen zijn de beheerders die een marktaandeel hebben van meer dan 10 % voor elk contracttype en elk gewest. De gemiddelde klant die voor elektriciteit als referentie werd genomen is klantprofiel Dc1, met een verbruik van 3.500 kWh/jaar aan enkelvoudig tarief. Voor gas is de referentieklant het klanttype D3, met een consumptie van 23.260 kWh/jaar (keuken, warm water en centrale verwarming). Op basis van die gegevens en de aangehaalde criteria, werden de indicatoren “gemiddelde Belgische elektriciteits- en gasfactuur" uitgewerkt, waarbij rekening werd gehouden met het marktaandeel van de netwerkbeheerders voor elk contracttype, en met het belang van elke regio op vlak van bevolking. In de berekeningen van de HICP worden alle verschillende consumptieprofielen in rekening gebracht (de door het Prijzenobservatorium weerhouden profielen zijn echter enkel de voornaamste, met een marktaandeel van 32 % voor het type Dc1 voor elektriciteit en een aandeel van 64 % voor het profiel D3 voor gas), net zoals het geheel van de energiecontracten (vast en variabel) en het geheel van de netwerkbeheerders. Daarnaast wordt het gewicht van elke lokaliteit in aanmerking genomen. Dat verklaart voor een groot deel het verschil tussen de evolutie van de elektriciteits- en gasprijzen via de HICP en via de nieuwe indicator (respectievelijk +11,9 % en +17,5 % voor elektriciteit; en +20,6 % en +24 % voor gas tussen de tweede kwartalen van 2010 en 2011).
eerder dan de stijging van de tarieven; geeft slechts de illusie dat de CREG de tarieven controleert; is eerder een vangnet voor de leveranciers dan voor de consumenten”.
12
Grafiek 4A: Indicator voor een gemiddelde elektriciteitsfactuur en zijn componenten (In eurocent/kWh)
Bron: Electrabel, Luminus, FOD Economie, eigen berekeningen Opm. 1: Op de elektriciteitsfactuur dekken de nettarieven de kosten voor het gebruik van de distributienetwerken en voor het transport. Opm. 2: De hoeveelheid gratis elektriciteit die in het Vlaamse Gewest wordt toegekend, werd opgenomen in de energiecomponent.
De indicator voor een gemiddelde elektriciteitsfactuur toont goed dat de energiecomponent van de consumptieprijzen voor elektriciteit in het tweede kwartaal 2011 bleef stijgen. In vergelijking met een jaar voordien ging het groeitempo omhoog van 11,7 % in het eerste kwartaal tot 15,5 % in het tweede kwartaal, en bereikte het zo een gemiddeld aandeel van 39,8 % (9,5 eurocent/kWh) in de totaalfactuur voor elektriciteit. De nettarieven12 zijn in het tweede kwartaal gemiddeld genomen sterk gestegen: hun groeitempo op jaarbasis lag zo, voor de contracten die werden weerhouden voor deze indicator, op 19,8 %, tegenover 4,5 % in het vorige kwartaal. De nettarieven zijn gemiddeld gestegen tot 9,5 eurocent/kWh, goed voor 39,8 % van de totaalfactuur.
12
Ter herinnering: sinds exploitatiejaar 2009 worden de nettarieven goedgekeurd voor vier jaar, waarbij echter tijdens de regulatoire periode van vier jaar ruimte voorzien is voor aanpassingen en indexeringen.
13
Grafiek 4B: Indicator voor een gemiddelde factuur voor aardgas en zijn componenten (In eurocent/kWh)
Bron: Electrabel, Luminus, FOD Economie, eigen berekeningen Opm.: Op de gasfactuur dekken de nettarieven de kosten voor het gebruik van de distributienetwerken.
In het tweede kwartaal 2011 lag de energiecomponent van de consumptieprijzen bij de contracten die voor de indicator voor gas werden weerhouden, 31,5 % hoger dan een jaar voordien, met een aandeel van 60,6 % (4,1 eurocent/kWh) in de totaalfactuur voor gas. De nettarieven13 stegen gemiddeld met 6,9 % tussen het tweede kwartaal 2010 en 2011 (tegenover 5,2 % in het eerste kwartaal 2011). De gemiddelde kostprijs van de nettarieven bedroeg in dit kwartaal 19,9 % (1,4 eurocent/kWh) van de totaalfactuur voor gas.
I.3 Bewerkte levensmiddelen Het prijsverloop van de bewerkte levensmiddelen hangt ten dele samen met de schommelingen van de internationale grondstoffennoteringen voor levensmiddelen. Sinds oktober 2009 zijn deze laatste heel sterk opwaarts gericht, hoewel ze de laatste maanden enigszins stabiliseerden. In vergelijking met een jaar eerder lagen de grondstoffenprijzen voor levensmiddelen in mei 2011 (de recentst beschikbare cijfers) nog steeds 33,0 % hoger. Nadat ze aanvankelijk eerder gematigd reageerden op de nieuwe grondstoffenhausse, zijn de prijzen verderop in de voedingskolom thans duidelijk opwaarts gericht. Zo bedroeg de jaar-op-jaarstijging van de afzetprijzen in mei 2011 (eveneens de meest recente maand waarvoor bij het verschijnen van dit verslag cijfers beschikbaar waren) 5,7 %. Ook bij de laatste schakel in de keten, de detailhandel, stegen de voedselprijzen, met een nieuwe versnelling van het prijsstijgingstempo van de bewerkte levensmiddelen tot gevolg (voor het vijfde kwartaal op rij gaat de inflatie voor deze productgroep omhoog). Zo betaalde de consument in het tweede kwartaal 2011 gemiddeld 3,0 % meer voor bewerkte levensmiddelen dan een jaar voordien. In juni 2011 betaalde de consument zelfs 3,4 % meer dan twaalf maanden ervoor. Voor dezelfde productgroep,
13
Ter herinnering: sinds exploitatiejaar 2009 worden de nettarieven goedgekeurd voor vier jaar, waarbij echter tijdens de regulatoire periode van vier jaar ruimte voorzien is voor aanpassingen en indexeringen.
14
exclusief alcoholische dranken en tabak, kwam de inflatie zelfs uit op gemiddeld 4,4 % gedurende het beschouwde kwartaal en zelfs op 5,0 % in juni 2011. Grafiek 5: Prijsverloop in de voedingskolom (Index 2005=100)
Bron: EC, ADSEI, NBB (a) Voor de grondstoffenprijzen werd op basis van de gegevens betreffende de Europese interne marktprijzen (granen, melk, eieren, vlees en vetten) en de grondstoffenprijzen van het IMF (suiker, cacao en koffie) een index samengesteld die het gemiddelde verloop van de voedingsgrondstoffennoteringen weergeeft. (b) Voor de berekening van de index betreffende de afzetprijzen werd een gewogen gemiddelde gemaakt van enerzijds de afzetprijzen voor de totale Belgische markt (voor de sectoren NACE 1040 Oliën en vetten, 1050 Zuivelproducten, 1060 Maalderijproducten, 1070 Bakkerijproducten, 1080 Andere voedingsmiddelen en 1100 Dranken) en anderzijds de (via Eurostat beschikbare) afzetprijzenstatistiek van dezelfde sectoren voor de Eurozone (17 landen). De in de detailhandel verkochte goederen worden immers zowel in België als in het buitenland geproduceerd. Aan beide reeksen werd, op basis van de input-outputtabellen (het intermediair verbruik door de detailhandel van producten afkomstig uit de voedingsindustrie en de groothandel is voor ongeveer de helft afkomstig uit België en wordt voor de andere helft ingevoerd), een gewicht toegekend van 50 %. Voor het samenstellen van de index werden de gewichten van de betreffende sectoren binnen de nationale consumptieprijsindex gebruikt.
Voor de meeste soorten voedingsmiddelen lagen de prijzen in het tweede kwartaal 2011 opvallend hoger dan een jaar eerder. Zeker de laatste maanden versnelde de inflatie fors voor zowel brood en granen, zuivelproducten, oliën en vetten, suiker, jam, honing en chocolade als voor de andere voedingsmiddelen. Ook de prijzen van alcoholvrije dranken gingen fors naar omhoog. Alcoholhoudende dranken daarentegen werden iets goedkoper en in vergelijking met het vorige kwartaal nam het prijsstijgingstempo voor tabak af (+1,0 % ten opzichte van +1,9 %).
15
Tabel 3: Recent verloop van de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen (Wijzigingen in % ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar) 2010 2008 Brood en granen Zuivelproducten Kaas Oliën en vetten Boter Suiker, jam, honing, chocolade Andere voedingsmiddelen Alcoholvrije dranken Alcoholhoudende dranken Tabak Bewerkte levensmiddelen, exclusief alcoholhoudende dranken en tabak Totaal van de bewerkte levensmiddelen
2009
2010
2011
2011 - II
II
III
IV
I
II
Apr
Mei
Jun
p.m. gewicht in de groep in 2011 (in %) 23,9 14,5 7,7 2,7 0,7 8,9 4,9 10,6 15,0 19,5
10,4 13,6 12,8 13,5 9,6 4,4 8,0 3,8 3,4 4,3
1,6 0,1 0,1 1,1 -3,8 3,1 1,6 0,8 3,2 2,5
0,3 0,2 -1,0 1,3 11,7 3,5 -0,5 1,0 0,4 3,5
-0,6 0,6 -1,9 -0,3 11,0 3,7 -2,2 0,3 0,2 3,5
0,4 -0,4 -0,8 2,2 15,7 4,6 1,1 1,8 -0,1 3,7
2,1 -0,7 0,5 3,3 12,8 5,7 1,2 2,3 -0,4 3,1
3,6 0,6 2,1 3,2 7,7 5,6 2,3 3,3 -0,5 1,9
4,9 2,1 3,5 7,0 8,9 5,6 4,2 4,7 -0,5 1,0
4,8 1,7 3,5 6,2 9,4 4,9 2,9 3,2 -0,5 1,5
4,9 1,9 3,5 7,5 10,7 5,6 4,9 5,2 -0,6 0,6
5,0 2,8 3,4 7,3 6,7 6,4 4,9 5,8 -0,3 1,0
9,0
1,3
1,3
0,8
1,6
2,4
3,1
4,4
3,8
4,5
5,0
65,5
7,8
1,7
1,0
0,7
1,3
1,7
2,3
3,0
2,7
3,0
3,4
100,0
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI
Voor brood en granen, met een aandeel van 23,9 % de grootste categorie binnen de bewerkte levensmiddelen, betaalde de consument in het tweede kwartaal 2011 4,9 % meer dan een jaar voordien. De inflatie voor deze productgroep nam vooral toe omdat, in navolging van meel en brood, nu ook bij vrijwel alle andere bakkerijproducten hoge prijsstijgingen werden genoteerd. Uitschieters zijn bloem (+26,7 %), cent wafers (+11,8 %), Luikse wafels (+9,5 %) en koekjes (biscuits) (+9,3 %). Ook voor pistolets (+6,7 %), speciaal brood van 400 gram (+5,6 %) en meergranenbrood (+5,5 %) werd fors meer betaald. Enkel voor puddingpoeder (+1,8 %), verse ravioli (+1,6 %) en speculaas (+0,7 %) bleef het prijsstijgingstempo eerder beperkt. Prijsdalingen werden alleen voor rijst in kookbuiltjes (-3,5 %) en pizza (-2,8 %) genoteerd. Terwijl de prijzen voor zuivelproducten in 2009 en 2010 gemiddeld nauwelijks waren gestegen, betaalde de consument in het tweede kwartaal 2011 voor melk, kaas en eieren gemiddeld 2,1 % meer dan een jaar eerder. Hierbij springt met name de prijstoename voor kaas in het oog: in het tweede kwartaal 2011 kostte kaas 3,5 % meer dan 12 maanden eerder (wat overeenstemt met een bijdrage van 0,04 procentpunt tot de totale inflatie), terwijl de inflatie in het eerste kwartaal 2,1 % bedroeg. Gruyère smeltkaas (+7,0 %) werd flink duurder, evenals Camembert (+6,0 %), geraspte Emmenthal (+4,7 %), harde kaas van het Gouda-type (+3,5 %) en Belgische halfharde kaas (+2,1 %).
16
Grafiek 6: Prijsverloop voor kaas (Index 2005=100)
Bron: ADSEI, berekeningen INR
Als voornaamste grondstof voor kaas wordt melk gebruikt. De vorige piek van de melkprijs (die de veehouder ontvangt) dateert van november 2007. De prijs van de Belgische kaasmakerijen en de consumptieprijs voor kaas volgden toen de stijgende trend van de melkprijs, zij het minder proportioneel. De daaropvolgende prijsdaling voor melk met als dieptepunt juni 2009 (-52,0 % ten opzichte van november 2007) had als gevolg dat ook de producentenprijs van de kaasmakerij fors naar beneden ging tot maart 2010 (-22 % ten opzichte van november 2007). De consumptieprijs voor kaas bleef daarentegen stijgen tot november 2008, om daarna te stabiliseren. Vanaf juni 2009 ging de melkprijs opnieuw met meer dan de helft omhoog, hetgeen op zijn beurt tot een opwaartse reactie van de producentenprijs van de kaasmakerijen leidde, die tussen maart 2010 en mei 2011 toenam met 17,3 %. Vanaf juli 2010 ging ook de consumptieprijs van kaas weer omhoog (hoewel de afzetprijzen van de kaasmakerijen zich nog steeds onder hun piekniveau van eind 2008 bevonden), wat uiteindelijk leidde tot een inflatiepercentage van 3,5 % in het tweede kwartaal 2011. Het asymmetrisch prijsverloop dat in eerdere verslagen uitvoerig werd beschreven wordt met andere woorden ook hier weer waargenomen. Volle melk en halfvolle melk kostten respectievelijk 0,1 % minder en 1,6 % meer dan twaalf maanden geleden. Voor volle natuuryoghurt betaalde de consument 3,8 % meer. De consumptieprijs voor eieren daalde daarentegen met 9,8 %. Dat was het gevolg van een forse daling van de producentenprijs: op de markt van Kruishoutem werd in juni 2011 41,9 % minder betaald voor een bruin scharrelei van mediumgrootte (3,77 eurocent half juni 2011 ten opzichte van 6,49 eurocent half juni 2010). Medio 2010 was de eierprijs fors naar omhoog gegaan vanwege een tijdelijke zeer sterke toename van de vraag vanuit Duitsland. In het tweede kwartaal 2011 diende voor oliën en vetten 7,0 % meer te worden betaald dan 12 maanden eerder. De prijzen van melkerijboter en gewone braadmargarine stegen bijvoorbeeld met respectievelijk 8,9 % en 17,0 %. Margarine wordt in de eerste plaats gemaakt uit plantaardige of dierlijke oliën. De internationale grondstoffennoteringen voor bijvoorbeeld sojaolie, palmolie en zonnebloemolie namen in de periode april - mei 2011 met respectievelijk 34,3 %, 29,8 % en 36,8 % toe (uitgedrukt in euro) ten opzichte van twaalf maanden eerder. Net zoals in het vorige kwartaal kwam de inflatie voor suiker, jam, honing en chocolade in het tweede kwartaal 2011 uit op 5,6 % (een bijdrage tot de totale inflatie van bijna 0,1 procentpunt). In de loop van het tweede
17
kwartaal ging het prijsstijgingstempo verder omhoog, om in juni 2011 6,4 % te bereiken. Melkchocolade en pure chocolade kostten in het tweede kwartaal 2011 respectievelijk 13,7 % en 9,5 % meer. Voor boterhampasta (choco), toffees en viervruchtenjam diende 9,8 %, 7,5 % en 3,9 % meer te worden betaald. Een ijshoorntje kostte evenwel 5,0 % minder en candybars werden 3,8 % goedkoper. Het zijn dus hoofdzakelijk de van cacao afgeleide producten die hebben bijgedragen tot de hoge inflatie van deze productgroep. Nochtans kan op de internationale markt worden waargenomen dat de prijzen voor cacao stilaan beginnen te dalen: uitgedrukt in euro namen de cacaonoteringen in april - mei 2011 gemiddeld met 12,8 % af ten opzichte van een jaar voordien, wat mogelijk samenhangt met de stabilisering van de politieke situatie in Ivoorkust. Het Prijzenobservatorium zal de volgende maanden nagaan of dit ook zal leiden tot neerwaartse prijsaanpassingen in de consumptieprijzen. De inflatie voor de categorie met overige voedingsmiddelen liep in het tweede kwartaal 2011 op tot 4,2 %, eveneens een versnelling ten opzichte van het voorgaande kwartaal (+2,3 %). In mei en juni 2011 liep de inflatie van deze productcategorie op tot zelfs 4,9 %. Vooral tomatensoep (+9,0 %) en mayonaise (+6,0 %) moesten dit kwartaal duurder betaald worden. In het tweede kwartaal 2011 stegen de prijzen voor alcoholvrije dranken met 4,7 %, eveneens een versnelling ten opzichte van het vorige kwartaal (+3,3 %). In juni 2011 betaalde de consument zelfs 5,8 % meer dan een jaar voordien. Koffie werd in het tweede kwartaal 2011 gemiddeld 20,4 % duurder (+22,6 % voor gemalen koffie of koffiebonen, +12,5 % voor koffiepads). De internationale noteringen voor koffiebonen14 (uitgedrukt in euro) noteerden in mei 2011 nog steeds 47,0 % hoger dan een jaar voordien, maar gaan in dalende lijn. Ook voor vruchtensap (+5,9 %), instantcacaodrank (+3,9 %) en cola (+3,3 %) diende de consument meer te betalen. Thee werd echter flink goedkoper (-7,4 %). De prijzen voor alcoholhoudende dranken daalden tot slot met 0,5 %, waarbij voornamelijk whisky (-4,7 %), porto (-3,1 %) en witbier (-3,1 %) goedkoper werden, terwijl het prijsstijgingstempo van tabak vertraagde tot +1,0 %. Voor een aantal producten (cola, vruchtensap, koekjes (biscuits) en Luikse wafels) waarvan de prijzen het laatste kwartaal fors toenamen in vergelijking met een jaar eerder en die niet in eerdere verslagen werden behandeld, heeft het Prijzenobservatorium een micro-onderzoek uitgevoerd om te achterhalen of de prijsstijgingen zich bij alle winkelketens voordeden. Bij dit micro-onderzoek heeft het Prijzenobservatorium gebruik gemaakt van de databank met prijsopnames van de Algemene Directie Statistiek, waar de berekening van het indexcijfer der consumptieprijzen op gebaseerd is. Net zoals bij een gelijkaardige oefening voor het jaarverslag 2010, werden enkel de prijsopnames weerhouden die voor onderzoek inzake prijszetting relevant zijn. Dit wil zeggen dat enkel de opnames waarvoor van januari 2006 tot en met juni 2011 (66 maanden) een prijsnotering beschikbaar is in het onderzoeksstaal werden opgenomen. Voor cola bleven na het toepassen van deze filter 374 prijsopnames (85,4 %) beschikbaar voor het onderzoek. Ook winkelpunten die over het geheel van de beschouwde periode veranderden van groep (bijvoorbeeld speciaalzaken die door een grote distributiegroep werden overgenomen) werden buiten het staal gelaten. De winkelpunten werden dan ingedeeld bij één van de overkoepelende groepen (Super GB en Carrefour werden bijvoorbeeld beiden toegewezen aan de Carrefour-groep). Tenslotte werd enkel het prijszettinggedrag van de groepen met een aandeel van 3 % of meer in onderzoeksstaal geanalyseerd. Met minder observaties bestaat immers het risico dat het gemiddelde prijszettinggedrag van een groep wordt vertekend. In de praktijk betekent dit dat het prijsgedrag van vijf groepen onderzocht werd: drie „reguliere‟ winkelketens (aangeduid als A1, A2 en A3 in de grafiek), een hard discounter (aangeduid als B) en kruidenierszaken (C in de grafiek).
14
Berekend als 85 % other milds (arabica) en 15 % robusta.
18
Grafiek 7: Prijzen per winkelketen van enkele bewerkte levensmiddelen (in euro per kg of per liter)
Bron: ADSEI, berekeningen INR
Uit de analyse blijkt dat de stijging van de consumptieprijs voor de onderzochte producten zich voordoet bij alle verkoopskanalen uitgezonderd de hard discounter. Voor twee producten was de toename van de gemiddelde prijs meer uitgesproken bij de reguliere winkelketens dan in de kruidenierszaken. De gemiddelde prijs voor Luikse wafels steeg tussen het tweede kwartaal 2010 en 2011 immers met respectievelijk 18,3 %, 8,4 % en 14,2 % in de reguliere winkelketens, terwijl de prijsstijging bij de kruideniers 7,3 % bedroeg. Ook voor koekjes treedt dit fenomeen op: de consument betaalde in de reguliere winkelketens 9 à 10 % meer dan een jaar voordien, terwijl de prijsstijging bij de kruideniers beperkt bleef tot 6,8 %. Voor fruitsap en cola was de prijsstijging bij de kruidenier omvangrijker dan bij twee reguliere winkelketens, maar toch beperkter dan bij de derde winkelketen (+8,9 % ten opzichte van +7,0 % voor fruitsap, +9,4 % ten opzichte van +4,1 % voor cola). Het prijsverloop bij de reguliere winkelketens vertoont grote gelijkenissen. Enkel voor cola vertoont de prijszetting van een bepaalde winkelketen een wel zeer volatiel karakter. Bij de drie reguliere winkelketens stegen ook telkens de prijzen van zowel de A-merken als de distributiemerken, waarbij de distributiemerken voor Luikse wafels (+20,4 % ten opzichte van +3,3 %) en fruitsap (+5,5 % tegenover +3,6 %) meer in prijs toenamen dan de A-merken. Voor cola en koekjes zijn de prijsopnames voor huismerken onvoldoende representatief in het onderzoeksstaal om dergelijke vaststellingen te kunnen maken. De prijzen bij de discounter daarentegen bleven constant of daalden zelf: ten opzichte van een jaar eerder verminderde de prijs voor cola in het tweede kwartaal 2011 met 8,0 %, terwijl de prijs voor koekjes (+0,0 %) en Luikse wafels (-0,3 %) (quasi) ongewijzigd bleef. Enkel voor fruitsap, het enige voedingsmiddel waarvan de discountprijs geen vlak profiel vertoont, diende de consument 4,6 % meer te betalen. Voor alle producten nam de vork waartussen de gemiddelde prijzen bij de verschillende afzetkanalen schommelen dan ook iets toe gedurende de beschouwde periode. Voor een gelijkaardig product, hoewel het aanbod bij elk winkelkanaal zowel qua merk als verpakking verschillend is, bedroeg de hard discount prijs de helft tot bijna een vierde (cola) van de prijs in de andere winkelkanalen.
I.4 Niet-bewerkte levensmiddelen In het tweede kwartaal 2011 lagen de consumptieprijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen gemiddeld ongeveer op hetzelfde niveau als twaalf maanden ervoor (-0,1 %). De (negatieve) bijdrage tot de totale inflatie was dan ook vrijwel nihil. Deze quasi „nulinflatie‟ was het resultaat van uiteenlopende prijsbewegingen. De consument betaalde in het beschouwde kwartaal 2,0 % meer voor vlees (goed voor ruim de helft van het gewicht van de niet-bewerkte levensmiddelen) en 0,6 % meer voor vis, maar fruit (-1,2 %) en vooral groenten (-5,1 %) werden goedkoper. Tabel 4: Recent verloop van de consumptieprijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen (Wijzigingen in % ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar) 2010
Vlees Waarvan Rundvlees Varkensvlees Gevogelte Vleeswaren Vis Fruit Groenten Geheel van de niet-bewerkte levensmiddelen
2008
2009
2010
3,3 2,0 1,0 6,3 3,3 4,6 6,8 -2,7
2,5 2,2 0,9 1,9 2,9 -3,2 -4,1 -0,2
2,8
0,4
Mei
Jun
1,9 1,8 0,9 2,5 1,6 1,1 6,1 -8,3
2,0 1,5 1,3 3,2 1,8 1,0 -6,4 -3,3
2,0 1,3 2,1 1,5 1,9 -0,2 -2,5 -3,4
p.m. Gewicht in de groep in 2011 (in %) 52,7 6,2 3,1 5,2 34,9 11,7 13,9 21,7
1,9
2,0
2,0
100,0
2011 - II
2011
II
III
IV
I
II
1,0 1,4 0,4 -0,8 1,4 2,0 2,3 12,3
0,8 1,0 -0,1 -0,5 1,2 3,0 2,6 7,7
1,1 1,9 0,4 -1,0 1,5 3,5 6,4 17,0
1,5 1,2 1,8 -0,1 1,8 1,6 4,5 17,5
1,7 1,2 1,0 1,2 2,0 1,3 -1,5 0,8
2,0 1,5 1,5 2,4 1,8 0,6 -1,2 -5,1
3,5
2,8
5,0
4,8
1,0
2,0
Apr
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI
Tussen het tweede kwartaal 2010 en van 2011 werden vrijwel alle soorten vers vlees duurder. Vooral lamsbout (+5,2 %), kalkoenborstfilet (+3,9 %) en karbonade (+2,8 %) stegen in prijs. Voor vleeswaren betaalde de consument gemiddeld 1,8 % meer. Zowel kabeljauw (+9,6 %), tong (+7,7 %) als forel (+4,5 %) werden duurder, maar net zoals de voorgaande kwartalen ging in het tweede kwartaal 2011 vooral de prijs voor verse zalm naar omhoog (+11,8 %) in verge-
20
lijking met vorig jaar In het tweede kwartaal 2011 werd zalm net een kwart duurder betaald dan in de periode 2006-2009. De Chileense zalmindustrie (de tweede grootste producent, na Noorwegen, die goed is voor meer dan de helft van de zalmproductie) heeft eind 2009 te kampen gehad met een uitbraak van een besmettelijke virale aandoening, die tot 60 % van het Chileense zalmbestand heeft vernietigd. Ook in Frankrijk leidde dit tot een forse toename van de winkelprijs voor verse zalm in vergelijking met 2006-2009 (+23,5 %). Wat verse vis betreft, betaalde de consument enkel voor grijze garnalen (dankzij het grotere aanbod door gunstige klimatologische omstandigheden) minder (-4,4 %) dan twaalf maanden geleden. Voor gerookte en diepgevroren vis, samen goed voor ongeveer de helft van het gewicht van alle visproducten, bleven de prijzen nagenoeg stabiel. Zowel groenten als fruit werden in het tweede kwartaal 2011 opvallend goedkoper in vergelijking met het voorgaande jaar. Voor fruit is dat deels het gevolg van de hoge prijzen in mei en juni vorig jaar en van het ruime aanbod aan fruit in het voorjaar 2011 (op zijn beurt het resultaat van gunstige klimatologische omstandigheden voor de inheemse fruittelers en een extra aanbod uit Zuiderse landen). Perziken (-19,7 %), aardbeien (-12,5 %) en meloenen (-11,4 %) werden goedkoper. Ronde peren (+14,2 %), pompelmoezen (+10,6 %) en Jonagold appelen (+9,4 %) werden dan weer duurder. Ook voor groenten speelde er, door de hoge prijzen in het voorjaar van 2010, een basiseffect. De prijsval werd nog versterkt door de moeilijkheden die de sector ondervond na het aantreffen van de EHEC bacterie op groenten in Duitsland15. Het Prijzenobservatorium heeft ter gelegenheid van dit kwartaalverslag een micro-analyse uitgevoerd voor de vier soorten groenten die het afgelopen kwartaal de grootste impact (zowel opwaarts als naar beneden toe) hebben gehad op de inflatie voor verse groenten (uitgezonderd aardappelen). Kropsla en tomaten werden respectievelijk 41,6 en 24,9 % goedkoper in vergelijking met de overeenstemmende periode van vorig jaar. In dat kwartaal hadden ze een aandeel (dat maandelijks wordt gewijzigd in functie van het aanbod van dit seizoensproduct) van gemiddeld respectievelijk 5,8 % en 26,3 % in het totale gewicht van groenten (exclusief aardappelen). Enkel bloemkolen (+25,4 %), wortelen (+15,7 %) en uien (+18,9 %) stegen in prijs in vergelijking met twaalf maanden voordien, waarbij de twee eerstgenoemde producten de grootste positieve bijdrage leverden tot de gemiddelde inflatie voor groenten. Het onderzoek concentreerde zich dan ook op de prijszetting voor kropsla, tomaten, bloemkool en wortelen bij de drie winkelketens met het grootste marktaandeel (aangeduid al A1, A2 en A3) en bij kruidenierszaken (B in de grafiek)16. Algemeen kan op basis van de microdata worden gesteld dat de prijzen bij de vier aanbodkanalen steeds in dezelfde richting bewegen, zowel bij een opgaande als een dalende tendens. Uit het onderzoek zijn geen rechtstreekse aanwijzingen naar voren getreden waaruit zou kunnen blijken dat bepaalde winkelketens in hun prijszetting voor de beschouwde groenten geen rekening houden met de schommelingen in de kostprijs van het product. Voor typische zomergroenten zoals tomaten en sla worden van mei tot augustus altijd lagere prijzen genoteerd. De gemiddelde prijzen die de consument in het tweede kwartaal 2011 betaalde, waren echter uitzonderlijk laag. Zowel sla als tomaten kostten veel minder dan gemiddeld over de afgelopen vijf jaar. In twee van de vier afzetkanalen werd voor beide producten zelfs een derde minder betaald. Voor wortelen wijken de prijzen niet substantieel af van de prijs die vanaf 2006 gemiddeld werd betaald gedurende het tweede kwartaal (de maximale afwijking per winkelketen bedroeg 8 %). Voor bloemkolen lag de winkelprijs in het tweede kwartaal 2011 daarentegen bij alle vier de distributiepunten hoger dan gemiddeld (minimum 15 en maximum 34 %).
15
Eind mei werd in Duitsland de EHEC bacterie (een variant van de E.coli bacterie) aangetroffen en gedurende een lange periode was er geen uitsluitsel over de bron van de bacterie. Die onzekerheid zorgde voor een klap voor de Europese groentenindustrie. Vooral het invoerverbod dat Rusland uitvaardigde tijdens de maand juni kwam hard aan; daardoor steeg immers het aanbod op de interne markt en zakten de prijzen in elkaar. Europa exporteert jaarlijks 1,1 miljoen tongroenten naar Rusland voor een waarde van 600 miljoen euro. Het Belgische aandeel daarin bedraagt ongeveer 30 miljoen per jaar. 16
Bij dit onderzoek werd dezelfde methodologie toegepast als bij de bewerkte levensmiddelen, met name beschikbaarheid van 66 prijsopnames, toewijzing aan de overkoepelende distributiegroep en toepassen van de 3 % drempel.
21
Grafiek 8: Prijzen per winkelketen van enkele niet-bewerkte levensmiddelen (In euro per kg)
Bron: ADSEI, berekeningen INR
22
Tot slot lagen de prijzen voor aardappelen in het tweede kwartaal 2011 gemiddeld 6,8 % hoger dan in de overeenstemmende periode van vorig jaar. Dat was vooral te wijten aan een prijsstijging van de nieuwe aardappelen (+7,6 %).
I.5 Diensten Na een aanzienlijke versnelling in de twee voorgaande kwartalen is de inflatie voor diensten lichtjes teruggevallen in het tweede kwartaal 2011. Niettemin blijft ze redelijk hoog (+2,3 % tegenover +2,5 % in het eerste kwartaal). Rekening houdend met hun aanzienlijk gewicht in de HICP (38,6 %) droegen de diensten dit kwartaal 0,9 procentpunt bij tot de totale inflatie. De diensten worden volgens de HICP-nomenclatuur onderverdeeld in zes grote subcategorieën. Met een gewicht van 28,2 % is de productgroep “vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging” de belangrijkste. Huisvestingsdiensten vertegenwoordigen op hun beurt iets meer dan 20 %. De andere productgroepen zijn vervoerdiensten, reizen, communicatiediensten en, ten slotte, diverse diensten. Tabel 5: Recente evolutie van de inflatie voor diensten
17
(Wijzigingen in % ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar) 2010
Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging Restaurants en cafés Culturele diensten Kapsalons en schoonheidsinstituten Recreatieve sportdiensten Vervoerdiensten Onderhoud en herstellingen Personenvervoer door de lucht Andere diensten voor privévoertuigen Personenvervoer over de weg Verzekeringen in verband met het vervoer Personenvervoer per spoor Huisvestingsdiensten Verzekeringen Huur Huisvuilophaling Varia Sociale bescherming Bijdrage aanvullende verzekering Ziekenhuizen Financiële diensten, n.e.g. Onderwijs Reizen Pakketreizen Accommodatie Communicatie Telefoon- en faxtoestellen en -diensten Totaal diensten
2008
2009
2010
3,4 3,8 2,8
3,5 3,6 4,0
2,8 1,9 3,0 4,3
2011
2011 - II
Bijdrage tot de p.m. Geinflatie van de wicht in groep (in pro- de groep Juni centpunt) in 2011 K2 2011 (in %)
II
III
IV
I
II
Apr
Mei
2,4 2,4 2,6
2,5 2,2 3,7
2,3 2,3 2,3
2,4 2,7 1,6
2,8 2,8 3,5
2,7 2,9 1,9
2,9 3,0 2,9
2,8 2,9 2,4
2,4 3,0 0,3
0,78 0,49 0,09
28,2 16,2 5,0
2,7 2,1 3,1 5,3
2,7 1,5 3,1 4,2
2,7 1,5 2,8 4,0
2,7 1,6 3,2 4,0
2,9 1,4 4,1 4,3
3,0 1,4 4,1 4,4
2,9 2,5 3,4 4,0
2,8 2,5 3,8 4,0
2,8 2,5 3,4 3,9
2,9 2,5 3,1 4,0
0,09 0,06 0,53 0,29
3,1 2,6 16,5 7,3
3,8
9,2
8,3
7,2
7,7
13,0
11,5
9,1
9,8
8,9
8,5
0,08
0,9
1,8
1,4
3,3
2,9
3,4
4,9
5,6
4,3
5,2
3,8
3,8
0,08
3,3
2,4
0,9
3,2
3,4
3,3
3,6
3,2
3,7
3,6
3,8
3,8
0,04
1,0
1,4 2,6 2,1 4,2 1,9 0,7 0,0 1,6
-1,2 5,4 2,2 2,6 2,0 2,4 2,6 2,9
0,3 0,6 1,2 -0,7 1,1 3,4 0,4 1,4
-0,3 0,2 1,0 -2,6 1,1 3,4 0,2 1,9
0,8 0,2 1,3 1,5 0,9 3,6 0,7 0,5
2,2 0,2 1,3 1,5 1,0 3,6 0,5 1,6
2,0 0,5 2,2 8,0 1,0 3,6 1,5 2,4
0,9 0,6 2,1 8,7 1,1 -0,8 1,6 2,5
2,1 0,6 2,3 9,0 1,1 3,6 1,8 3,0
1,3 0,6 2,2 10,2 1,1 -2,9 1,6 2,3
-0,8 0,6 1,8 6,9 1,1 -2,9 1,6 2,3
0,02 0,01 0,43 0,16 0,14 -0,01 0,27 0,12
2,6 1,1 20,8 1,9 12,2 1,2 16,9 5,0
3,2 1,4 -3,6 1,9 4,6 4,1 5,3 -2,9
6,3 2,8 2,0 2,4 2,9 3,7 1,8 -0,5
3,5 -2,8 -0,2 3,2 0,9 1,0 0,6 -2,2
3,6 -3,2 -0,4 4,5 1,7 1,7 1,6 -3,5
3,6 -3,0 -0,4 4,5 0,4 1,1 -1,0 -2,4
3,6 -2,9 -0,4 -0,5 -0,3 -0,2 -0,3 0,2
4,4 1,0 1,5 -0,5 1,8 2,4 0,4 1,8
4,2 2,5 1,9 -0,5 1,9 1,9 1,8 1,4
4,2 2,5 1,9 -0,5 2,6 2,3 2,9 1,4
4,2 2,5 1,9 -0,5 0,4 1,3 -1,1 2,2
4,2 2,5 1,9 -0,5 2,9 2,1 3,7 0,6
0,05 0,04 0,03 -0,01 0,17 0,10 0,07 0,12
1,1 1,6 1,5 1,7 9,9 5,7 4,3 7,6
-2,2 2,3
-0,9 2,6
-2,3 1,4
-3,6 1,3
-2,5 1,2
0,2 1,7
1,7 2,5
1,3 2,3
1,3 2,6
2,1 2,2
0,5 2,1
0,11 2,31
7,3 100,0
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI
17
Gezien het groot aantal getuigen in deze groep werden enkel de voornaamste rubrieken (met de grootste bijdrage of de meest uitgesproken prijsbewegingen) weergegeven in de tabel. De ontbrekende diensten vertegenwoordigen een gewicht van 13,4 % in het totaal.
23
In het tweede kwartaal 2011 zorgde de categorie “vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging” voor de grootste bijdrage (0,8 procentpunt) tot de diensteninflatie. De prijzen van deze diensten stegen gemiddeld met 2,7 %. De prijzen van restaurants en cafés, die meer dan de helft van het gewicht van deze categorie uitmaken, zijn met 2,9 % gestegen. In restaurants betaalden klanten gemiddeld 2,4 % meer in het tweede kwartaal 2011 dan in dezelfde periode vorig jaar. Tegelijk lieten cafés hun prijzen gemiddeld met 3,9 % stijgen. Zowel nietalcoholische (koffie, limonade, mineraalwater +3,4 %) als alcoholische dranken (pils +3,9 %, speciaal bier +4,3 %) werden duurder. De prijzen voor recreatie en sport stegen aanzienlijk sterker in het tweede kwartaal 2011 (+2,5 % op jaarbasis, tegenover +1,4 % in het eerste kwartaal 2011), door de stijging van de prijzen voor voetbalwedstrijden in eerste klasse (+6,2 %) en van de toegangsprijzen voor zwembaden (+4,7 %). De prijzen voor culturele diensten namen daarentegen minder sterk toe dan in het eerste kwartaal 2011 (1,9 % tegenover 3,5 % in het eerste kwartaal 2011), voornamelijk dankzij de abonnementen voor teledistributie (1,2 % tegenover 1,9 % in het eerste kwartaal 2011) en de toegangsprijzen voor attractieparken (1,6 % tegenover 2,2 % in het eerste kwartaal 2011). De categorie “vervoerdiensten” droeg dit kwartaal 0,5 procentpunt bij tot de diensteninflatie. Hoewel dat nog steeds hoog is, vertraagde het groeitempo van de prijzen voor vervoerdiensten van 4,1 % in het eerste kwartaal tot 3,4 % in het tweede kwartaal 2011. Die vertraging werd hoofdzakelijk tot stand gebracht door de subcategorieën „Andere diensten voor privévoertuigen‟ (van 5,6 % in het eerste kwartaal naar 4,3 %), „Onderhoud en herstellingen‟ (van 4,4 % in het eerste kwartaal naar 4 %) en vliegtuigtickets (van 11,5 % naar 9,1 %). Gebruikers van wegvervoer zagen echter een lichte opflakkering van de prijzen voor bussen en taxi‟s (3,7 % tegenover 3,2 % in het eerste kwartaal 2011). De inflatie voor “huisvestingsdiensten” bleef iets boven 2 % en droeg in het tweede kwartaal 2011 0,4 procentpunt bij tot de diensteninflatie voor. Als gevolg van de erg slechte klimatologische omstandigheden in 2010 (met een aanzienlijke toename van het aantal schadeclaims) hebben de verzekeringsmaatschappijen die hun premies begin februari 2011 nog niet verhoogd hadden, dit gedaan in de daarop volgende maanden. De huishoudens betaalden minder voor hun huisvuilophaling dan in dezelfde periode vorig jaar (-0,8 % tegenover 3,6 % in het eerste kwartaal 2011). Deze prijzen liggen op hetzelfde niveau als voor mei 2010, toen ze aanzienlijk duurder werden. De daling kan enerzijds worden verklaard door de afschaffing van een specifieke gemeentelijke belasting voor afval en anderzijds door de uitdeling van een aantal gratis huisvuilzakken in bepaalde gemeenten. De categorie “reizen” droeg 0,2 procentpunt bij tot de diensteninflatie. De prijzen voor toeristische reizen en overnachtingen lieten gelijkaardige inflatiecijfers optekenen: iets minder dan 2 % in het tweede kwartaal 2011. De prijsdaling van kerosine vanaf mei 2011 liet zich nog niet voelen in de prijzen voor reizen. Op haar beurt droeg de categorie “communicatie” 0,1 procentpunt bij tot de diensteninflatie. De prijsstijging op jaarbasis voor die categorie bedroeg dit kwartaal 1,4 %, tegenover 1,8 % in het eerste kwartaal 2011. Die vertraging werd veroorzaakt door de minder snelle evolutie van de kosten voor telefonische communicatie (1,3 % tegenover 1,7 % in het eerste kwartaal 2011). De inflatie voor gsm-communicatie nam bijvoorbeeld af van 4,1 % in het eerste kwartaal tot 2,5 % in dit kwartaal. De inflatie voor de categorie “varia” bleef met 1,6 % in het tweede kwartaal 2011 min of meer stabiel. Twee subcategorieën zagen hun prijzen aanzienlijk stijgen: de gezondheidszorg in ziekenhuizen (2,5 % tegenover 1,0 % in het eerste kwartaal 2011) en de financiële diensten (1,9 % tegenover 1,5 % in het eerste kwartaal 2011). De sterkere inflatie van de prijzen voor gezondheidszorg in ziekenhuizen in het tweede kwartaal 2011 is eerder te wijten aan een basiseffect (afschaffen van het supplement voor een tweepersoonskamer in februari 2010) dan aan een verhoging van de prijzen in 2011, die nog steeds lager liggen dan in 2009. De prijzen voor verzekeringen in verband met de gezondheid stegen daarentegen minder snel (van 4,4 % naar 4,2 %).
24
Samengevat kunnen we zeggen dat de lichte vertraging van de inflatie voor diensten in het tweede kwartaal 2011 kan worden verklaard door de prijzen voor vervoerdiensten en communicatiediensten. De inflatie voor de andere categorieën bleef min of meer stabiel tussen het eerste en tweede kwartaal 2011. Grafiek 9: Evolutie op middellange termijn van de consumptieprijzen voor diensten (Index 2005=100)
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI
Op langere termijn blijkt dat de prijzen voor de verschillende subcategorieën van diensten op uiteenlopende manieren evolueerden. Sinds 2005 stegen de prijzen voor vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging en voor vervoerdiensten gestaag. Vanaf midden 2007 weken ze aanzienlijk af van het gemiddelde verloop van de diensten, om op vijf en een half jaar tijd een stijging van bijna 20 % te bereiken. De prijzen voor reizen, die onderworpen zijn aan een seizoenseffect tijdens vakantieperiodes, volgden een opwaartse trend in dezelfde orde als die van de eerste geanalyseerde categorie. Op hun beurt stegen de prijzen voor huisvestingsdiensten iets minder snel (bijna 15 %). De prijzen voor communicatie namen met 10 % af sinds 2005. Die afname wordt vooral gekenmerkt door twee aanzienlijke dalingen in 2007 en eind 2009. Sindsdien zijn de prijzen voor communicatie zo goed als stabiel gebleven.
I.6 Niet-energetische industriële goederen Net zoals in de vier voorgaande kwartalen bleef de inflatie van niet-energetische industriële goederen in het tweede kwartaal 2011 beperkt tot minder dan 1 %, meer bepaald tot 0,7 % en droeg zo 0,2 procentpunt bij tot de totale inflatie van dit kwartaal. Het gaat om een bijzonder heterogene productgroep met soms zeer uiteenlopende prijsschommelingen.
25
Tabel 6: Recente evolutie van de consumptieprijzen voor de voornaamste soorten niet-energetische industriële goederen (Wijzigingen in % ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar)
II
III
IV
I
II
Apr
Mei
Juni
1,8 3,2 2,4
1,6 2,5 2,1
1,5 2,6 1,9
1,6 4,2 2,2
1,4 4,3 2,3
1,2 4,4 2,5
1,1 4,4 2,3
0,9 4,3 2,4
1,5 4,3 2,7
Bijdrage tot de inflatie van de groep (in procentpunt) T2 2011 0,36 0,10 0,09
4,8 3,3
8,3 3,0
8,8 3,1
9,0 2,6
8,1 2,6
7,5 2,9
6,1 3,3
6,4 3,0
6,0 3,0
5,9 3,8
0,09 0,08
1,6 2,4
4,5
1,2
1,2
0,3
0,3
0,6
1,0
0,8
1,0
1,2
0,05
5,0
6,3 1,4 4,1 -1,2 1,0 0,3 2,0 2,1 3,2 0,7 3,0 3,7 0,9
2,0 2,8 1,1 -1,0 1,1 1,1 1,4 2,0 3,0 0,7 0,4 2,0 2,0
1,4 3,3 1,2 -1,5 0,8 0,3 1,4 1,8 3,4 0,9 0,1 2,2 2,2
1,3 2,9 0,8 -0,1 1,1 1,9 0,7 1,5 3,0 0,3 0,2 1,4 1,3
1,0 2,7 0,2 0,1 0,7 0,4 1,4 1,5 2,2 0,5 0,6 1,1 1,0
0,5 2,5 -0,3 -0,3 1,0 1,4 1,6 1,0 2,4 0,8 0,9 1,2 0,0
0,1 -0,1 -0,3 -0,8 0,9 0,8 1,7 3,1 2,7 1,4 1,3 2,0 1,1
0,1 0,3 -0,2 -0,8 0,7 0,6 1,8 2,8 2,6 1,3 1,2 1,5 1,0
0,0 -2,2 -0,5 -0,8 1,0 0,9 1,7 3,1 2,7 1,3 1,4 2,3 1,2
0,2 1,9 0,0 -0,8 1,1 0,9 1,7 3,3 2,8 1,4 1,3 2,2 1,0
0,00 -0,01 -0,01 -0,04 0,34 0,13 0,07 0,07 0,05 0,04 0,02 0,02 0,01
2,8 3,0 4,4 4,8 38,8 16,4 3,7 2,1 2,0 2,7 1,8 1,0 0,5
0,4 0,1 1,0 1,7 1,8 -5,1 0,2 8,4 2,1 0,5
-0,2 -0,7 1,6 3,0 0,0 -1,9 0 10,8 1,9 0,4
-0,1 -1,0 1,3 3,2 0,2 -3,2 0,2 9,1 2,0 0,3
-0,4 -0,8 1,1 3,0 -0,3 -0,8 -0,1 10,9 1,8 0,6
-0,5 -0,4 0,6 1,8 -0,7 -1,7 0,1 14,7 1,7 0,6
-0,3 0,0 -0,9 -0,1 -1,3 -2,4 0,0 15,6 1,8 0,7
0,1 0,6 0,2 -0,6 -1,3 -1,7 0,0 15,7 2,1 0,9
0,0 0,7 0,2 -1,0 -1,4 -2,3 -0,1 16,2 1,8 0,7
0,2 0,6 0,1 -0,8 -1,1 -1,6 0,0 15,9 2,1 0,9
0,1 0,6 0,2 0,1 -1,3 -1,1 0,0 15,1 2,4 0,9
0,00 0,00 0,00 -0,01 -0,02 -0,03 0,00 0,17 0,14 0,12
2,3 0,3 0,1 2,4 1,9 1,5 31,5 1,1 6,4 13,4
2,1
2,7
2,8
2,5
2,6
2,5
2,4
2,5
2,3
2,5
0,04
1,5
1,5 1,3 0,6 -8,9 -11,4 -11,6
1,4 1,3 0,5 -6,7 -8,1 -9,4
1,5 1,2 1,0 -6,7 -8,8 -9,0
1,3 1,6 0,0 -7,3 -8,1 -9,7
1,7 1,8 0,0 -7,6 -7,4 -10,3
2,0 1,7 0,3 -7,8 -7,0 -12,7
2,4 1,9 -0,8 -7,6 -7,0 -13,3
1,9 2,0 -0,8 -7,4 -6,4 -13,3
2,6 1,9 -0,7 -7,7 -6,9 -13,4
2,6 1,9 -0,7 -7,6 -7,8 -13,4
0,01 0,01 -0,03 -0,05 -0,13 -0,28
0,4 0,4 3,7 0,7 1,8 2,0
1,4
0,8
0,8
0,5
0,7
0,8
0,7
0,6
0,6
0,8
0,69
100,0
2010 2008
Niet-duurzame goederen 3,1 Waterverbruik 7,3 Prod.vr norm.ond.&rep.won. 3,8 Allerlei drukwerk, schrijfwaren en tekenartikelen 4,1 Kranten en tijdschriften 3,5 Toestellen en artikelen voor lichaamsverzorging 3,3 Voeding en diensten voor huisdieren 3,8 Tuinbouw 1,4 Niet-duurzame huishoudart. 5,5 Geneesmiddelen -0,4 Half-duurzame goederen 1,2 Kleding 0,7 Schoeisel 2,3 Huishoudtextiel 1,7 Vaat-,glaswerk&huishoudart. 3,6 Spelen,speelgoed&hobby-art. 1,0 Delen en toebehoren 2,7 And.artik.voor pers.gebruik 2,7 And. kled.artik.&toebehoren 0,7 Geneesmiddelen en gelijkaardige producten 0,9 Sport-&kamp.art.,art.recr. 0,1 Kledingstoffen 2,0 Boeken 2,1 Gereedschap vr huis & tuin 2,3 Dragers opname beeld&geluid -4,5 Duurzame goederen -0,3 Sieraden,klokken & horloges 8,5 Meubelen en stoffering 1,9 Nieuwe &tweedehandse auto's 0,6 Motorfietsen, fietsen en door dieren getrokken voertuigen -0,2 Grote duurzame goederen voor recreatie en cultuur 1,3 Tapijten & and.vloerbekled. 2,0 Huishoudapparaten -0,4 Foto- en filmapparatuur -12,6 Audio- en videoapparatuur -13,9 Gegevensverwerk. apparatuur -14,0 Niet-energetische industriële goederen 1,3
2009
2010
3,2 5,1 4,3
2011
2011 - II
p.m. Gewicht in de groep in 2011 (in %) 29,6 1,9 3,8
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI
De nomenclatuur van de HICP onderscheidt drie grote subgroepen volgens de “levensduur” van de betreffende producten: Niet-duurzame consumptiegoederen, gedefinieerd als goederen die normaal (mits een normale of gemiddelde fysieke slijtagegraad) minder dan een jaar kunnen worden gebruikt, duurzame goederen, die herhaaldelijk of continu voor consumptiedoeleinden kunnen worden gebruikt gedurende een jaar of langer, en ten slotte half-duurzame goederen zoals kleren en schoenen. Zij staan respectievelijk voor 29,6 %, 31,5 % en 38,8 % van het aggregaat. Maar zelfs binnen die drie groepen vinden we vaak weinig homogene producten. Zowel geneesmiddelen als kranten en tijdschriften en het waterverbruik behoren bijvoorbeeld tot de niet-duurzame goederen. Bij de duurzame goederen vinden we juwelen maar ook auto‟s en audiovisuele toestellen terug. Hoe dan ook hebben de niet-duurzame industriële goederen met 0,4 procentpunt het meest bijgedragen tot de inflatie van de niet-energetische industriële goederen in het tweede kwartaal 2011. De prijs ervan steeg gemiddeld met 1,2 % in het tweede kwartaal 2011 tegenover twaalf maanden voordien.
26
Voor het derde kwartaal op rij ligt de waterfactuur gemiddeld 4 % boven die van de overeenkomstige periode in het vorige jaar (+4,4 % voor dit kwartaal). De prijzen van kranten en tijdschriften bleven met meer dan 3 % stijgen, met een forse toename in juni 2011. De inflatie van drukwerk bedroeg gemiddeld meer dan 6 %. De inflatie voor elektrische apparaten, voor producten voor lichaamsverzorging en producten voor onderhoud en reparatie van de woning gaat sinds einde 2010 lichtjes in stijgende lijn maar blijft nog ver onder de cijfers van 2008 en 2009. De prijzen voor douchegel en tandpasta zijn in het tweede kwartaal 2011 aanzienlijk gestegen. Bij de producten voor onderhoud en reparatie van de woning is de prijs van emailverf het sterkst gestegen (5,9 %). De bijdrage van de half-duurzame goederen tot de inflatie van de niet-energetische industriële goederen bedroeg in het tweede kwartaal 2011 0,3 procentpunt. Gemiddeld stegen de prijzen met iets minder dan 1 %. Dat cijfer ligt in lijn met de trend die men sinds een jaar ziet. De recente prijsstijging van katoen heeft vooralsnog geen invloed op de prijs van de kleding (met een gewicht van 42,2 % de grootste groep binnen de half-duurzame goederen). Die werden tussen het tweede kwartaal 2010 en dat van 2011 gemiddeld 0,8 % duurder. Huishoudtextiel (waaronder hoeslakens, gordijnstof en handdoeken, waarvan de prijs telkens gestegen is met meer dan 4 %) en speelgoed, vooral autootjes (+3,2 %) en poppen (+4,7 %) kenden een sterke stijging van de inflatiegraad met respectievelijk 3,1 % en 1,4 %. Duurzame goederen kennen al sinds meerdere jaren gemiddeld nauwelijks inflatie. Binnen die categorie industriële producten zien we echter forse prijsschommelingen in diametraal tegenovergestelde richtingen. Door de fel gestegen goudprijs blijven sieraden, klokken en horloges sterk in prijs toenemen: met meer dan 15 %. De meubelprijs is dan weer matig gestegen, met iets meer dan 2 %. De prijzen voor audio- en videoapparatuur, foto- en filmapparatuur en gegevensverwerkende apparatuur gingen dan weer sterk in dalende lijn (soms met meer dan 10 %). Nieuwe auto‟s, goed voor een derde van het gewicht in de categorie duurzame goederen, kenden een prijsstijging van 0,9 % in vergelijking met het tweede kwartaal 2010. Over een langere periode beschouwd zien we dat de prijzen van niet-duurzame goederen gemiddeld het meest zijn toegenomen (een stijging met ongeveer 15 % sinds 2005), hoewel ze sinds begin 2010 relatief stabiel blijken. Terwijl de prijzen van duurzame goederen stabiel bleven sinds 2005, werden de prijzen van half-duurzame goederen regelmatig naar boven toe aangepast (zij het met duidelijke afnames in de koopjesperiode): Het prijsniveau ervan ligt nu ongeveer 7 % hoger dan in 2005.
27
Grafiek 10: Evolutie op middellange termijn van de consumptieprijzen voor non-energetische industriële goederen (Index 2005=100)
Bron: EC, FOD Economie, ADSEI
28
II. Vergelijking van de inflatie tijdens het tweede kwartaal 2011 in België en in de voornaamste buurlanden Terwijl de inflatie in België in het tweede kwartaal 2011 vertraagde tot 3,3 % (tegen 3,5 % in het vorige kwartaal), versnelde ze nog in elk van onze voornaamste buurlanden. Toch bleef de inflatie in België hoger dan in de buurlanden, waar ze gemiddeld 2,4 % bedroeg (tegen 2,1 % in het vorige kwartaal) en meer in het bijzonder 2,5 % in Duitsland (tegen 2,2 % in het vorige kwartaal), 2,4 % in Nederland (tegen 2,0 % in het vorige kwartaal), en 2,2 % in Frankrijk (tegen 2,0 % in het vorige kwartaal). Het inflatieverschil tussen België en de buurlanden is dus gekrompen tot 0,9 procentpunt (tegen 1,4 procentpunt in het vorige kwartaal)18. Grafiek 11: Kwartaalevolutie van de totale inflatie in België en in de voornaamste buurlanden (Wijziging in % ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar)
Bron: EC, FOD Economie
De energieproducten liggen in het tweede kwartaal 2011 aan de oorsprong van meer dan drie kwart (namelijk 0,7 procentpunt) van het inflatieverschil tussen België en de buurlanden. De diensten hebben 0,2 procentpunt bijgedragen tot het inflatieverschil ten nadele van België en de bewerkte levensmiddelen 0,1 procentpunt. De bijdrage van niet-bewerkte levensmiddelen is licht in het voordeel van België geweest (-0,1 procentpunt). Wat betreft de niet-energetische industriële goederen kwam de bijdrage tot de totale inflatie uit op 0,2 procentpunt, zowel voor België als gemiddeld voor de drie voornaamste buurlanden.
18
Sinds januari 2011 is in het kader van de geharmoniseerde index voor consumptieprijzen – HICP – een nieuwe richtlijn in voege betreffende de berekening van de indices voor seizoensgebonden producten. Deze richtlijn beoogt een zekere mate van harmonisering van de berekeningswijzen van indices voor seizoensgebonden producten (vis, fruit, groenten, kleding en schoeisel). In het geval van de Belgische HICP werd de richtlijn al toegepast sinds 1 januari 2010. In Nederland was de methodologie reeds conform aan de richtlijn. Voor Frankrijk was de impact van de nieuwe methodologie in dit kwartaal niet significatief. Voor Duitsland daarentegen had de nieuwe berekeningswijze een opwaartse impact van 0,1 procentpunt voor de totale inflatie in april en mei, in juni was de impact ook voor Duitsland niet significatief.
29
Grafiek 12: Bijdrage van elke component van de HICP aan het inflatieverschil tussen België en de voornaamste buurlanden (In procentpunt)
Bron: EC, FOD Economie
Ondanks een inhaalbeweging in het prijsstijgingstempo van zijn drie deelcomponenten, blijft de onderliggende inflatie in België hoger dan in de buurlanden. In het tweede kwartaal 2011 bleef ze in België stabiel (1,8 %), terwijl ze in de buurlanden gemiddeld steeg van 1,0 % in het vorige kwartaal tot 1,5 % in dit kwartaal. In Duitsland steeg de onderliggende inflatie van 1,0 % tot 1,6 %, in Nederland ging ze van 1,3 % naar 1,6 % en in Frankrijk van 0,9 % naar 1,4 %.
30
Grafiek 13: Kwartaalevolutie van de onderliggende inflatie en haar componenten in België en in de belangrijkste buurlanden (Wijziging in % ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar)
Bron: EC, FOD Economie
Hoewel de inflatie voor diensten in België afnam van 2,5 % in het eerste kwartaal tot 2,3 % in het tweede kwartaal, blijft ze ruim hoger dan het gemiddelde van de buurlanden, waar ze met 0,4 procentpunt gestegen is (van 1,3 % tot 1,7 % tussen de eerste twee kwartalen 2011). De inflatie voor diensten is al sinds het derde kwartaal 2008 hoger in België dan gemiddeld in de buurlanden. Op meer gedetailleerd niveau blijkt dat “Restaurants en cafés” en “Telefoon- en faxtoestellen en -diensten” ook in het tweede kwartaal 2011 allebei, en met dezelfde omvang, de grootste bijdragen leverden tot het inflatieverschil op vlak van diensten ten nadele van België. De inflatie voor “Restaurants en cafés” bedroeg in het tweede kwartaal 2011 2,9 % in België, tegenover gemiddeld 1,5 % in de buurlanden. Voor “Telefoon- en faxtoestellen en -diensten” liet België in het tweede kwartaal 2011 een inflatie van 1,3 % optekenen, terwijl de belangrijkste buurlanden hun prijzen gemiddeld met -2,8 % zagen dalen. Dit kwartaal lag de inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België iets lager (0,7 %) dan gemiddeld in de buurlanden (0,8 %). Dat was sinds het vierde kwartaal 2007 niet meer het geval geweest. Tussen het eerste en tweede kwartaal 2011 vertraagde de inflatie voor die productcategorie in België (-0,2 procentpunt), terwijl ze in de buurlanden versnelde (gemiddeld +0,4 procentpunt in de buurlanden). De categorie “Onderdelen en accessoires (van voertuigen)” leverde voor de niet-energetische industriële goederen de gunstigste bijdrage tot het inflatieverschil in het voordeel van België. In het tweede kwartaal 2011 bedroeg de inflatie voor die categorie 1,3 % in België, tegenover gemiddeld 3,3 % in de buurlanden. De categorieën “Meubelen en stoffering” en “Drukwerk, schrijfwaren en tekenartikelen” leverden in het tweede kwartaal 2011 echter net zoals in het vorige kwartaal een voor België nadelige bijdrage tot het inflatieverschil. De prijzen voor meubelen gingen met 2,1 % omhoog in België, tegenover gemiddeld 0,9 % in de buurlanden. In dezelfde periode zagen drukwerk en schrijfwaren hun prijzen met 6,1 % de hoogte ingaan in België, tegenover gemiddeld 1,5 % in de buurlanden. In het tweede kwartaal 2011 versnelde de inflatie voor bewerkte levensmiddelen in alle onderzochte landen, en iets steviger in onze buurlanden. In België steeg ze van 2,3 % in het eerste kwartaal 2011 tot 3,0 % in het tweede kwartaal; in de buurlanden klom de inflatie over dezelfde periode gemiddeld van 1,2 % naar 2,6 %.
31
De Belgische inflatie voor bewerkte levensmiddelen blijft dus hoger dan die van de buurlanden, maar het verschil is deels weggewerkt. Net als in het eerste kwartaal zorgen de categorieën “Brood en granen” en “Suiker, jam, honing, stroop, chocolade en suikerwaren” in het tweede kwartaal voor de voornaamste bijdrage tot het inflatieverschil ten nadele van België. Dit kwartaal liet de categorie “Brood en granen” in België een inflatie van 4,9 % optekenen, tegenover gemiddeld 2,4 % in de buurlanden. De categorie “Suiker, jam, honing, stroop, chocolade en suikerwaren” was op haar beurt goed voor een inflatie van 5,6 % in België, tegenover gemiddeld slechts 0,8 % in de buurlanden. Op de "voedingsmiddelen n.e.g." na leverden alle andere productgroepen in deze categorie een voor België gunstige bijdrage tot het inflatieverschil. Een ventilering, maar meer specifieke producten, bestaan niet op Europees geharmoniseerd vlak. In de nationale consumptiekorven van de voornaamste buurlanden zijn evenwel gelijkaardige producten teruggevonden zoals degene die gebruikt werden voor het micro-onderzoek in het eerste deel van dit verslag en dit omwille van hun aanzienlijke inflatie in België: koekjes, vruchtensap, cola en koffie. Grafiek 14: Maandelijkse evolutie van de consumentenprijzen van koekjes, vruchtensappen, cola en koffie in België en de voornaamste buurlanden (Index 2005=100)
Bron: ADSEI, INSEE, Destatis, CBS
Meer bepaald bleven de prijzen van koekjes in België sinds 2009 relatief stabiel, met een gecumuleerde groei die vanaf 2005 tot in het eerste kwartaal 2011 aanzienlijk lager was dan in Duitsland19. De prijzen gingen in het tweede kwartaal 2011 in België echter sterk de hoogte in (+8,6 % in vergelijking met het vorige kwartaal), wat in Duitsland niet het geval is geweest (+0,8 % in dezelfde periode). Daardoor beende de Belgische index voor koekjes de Duitse in dit kwartaal bij en liet ze de Duitse zelfs achter zich.
19
Frankrijk en Nederland publiceren geen specifieke gegevens over koekjes.
32
Voor cola20 ligt de Belgische index sinds mei 2009 hoger dan die van Duitsland, en de kloof lijkt alleen maar te vergroten. Tussen 2005 en het tweede kwartaal 2011 steeg de prijs voor cola in België met 10,5 %, tegenover 5,0 % in Duitsland. In vergelijking met het tweede kwartaal 2010 klommen de gemiddelde prijzen voor cola in dit kwartaal in België met 1,9 % (tegen 4,2 % in Duitsland). De index voor de consumentenprijs van koffie lag in België hoger dan in de drie voornaamste buurlanden. Zoals al in vorige verslagen werd aangehaald, blijft de prijs voor koffie in België sinds juli 2010 stijgen (+24,4 % tussen juni 2010 en juni 2011). Sinds het eerste kwartaal 2011 zien de buurlanden, met enige vertraging, hun prijzen voor koffie eveneens sterk toenemen (met een prijsstijging die in Nederland hoger ligt dan in België: +25,3 % in Nederland, +10,6 % in Duitsland en +10,1 % in Frankrijk tussen juni 2010 en juni 2011). Op het eerste gezicht lijkt de Belgische inflatie voor vruchtensappen21 relatief hoog (+8,2 % tussen juni 2010 en juni 2011), maar die evolutie komt niet alleen in België voor. De prijzen voor vruchtensappen namen in de buurlanden in dezelfde periode zelfs sneller toe (+10,0 % in Nederland en +12,8 % in Duitsland). Daarnaast kennen België en Nederland een relatief gelijkaardige toename van de prijzen voor vruchtensap sinds 2005 (respectievelijk +19,8 % en +18,5 % tussen 2005 en het tweede kwartaal 2011), terwijl de toename in Duitsland veel hoger uitkwam (+37,0 % in dezelfde periode). Grafiek 15: Kwartaalevolutie van de inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen en voor energieproducten in België en de belangrijkste buurlanden (Index 2005=100)
Bron: EC, FOD Economie
De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen vertraagde in het tweede kwartaal 2011 in alle onderzochte landen, behalve in Nederland, waar ze stabiel bleef (3,2 %). In België vertoonden de prijzen voor die productcategorie zelfs een lichte daling (-0,1 % in het tweede kwartaal 2011, tegen 1,0 % in het vorige kwartaal). Het gemiddelde van de buurlanden voor die prijzen steeg echter lichtjes (1,0 %) in vergelijking met vorig jaar (tegen 2,5 % in het vorige kwartaal). Het positieve inflatieverschil in het tweede kwartaal 2011 heeft België vooral te danken aan de categorieën “fruit” en “vis”. In dat kwartaal namen de prijzen voor fruit met -1,2 % af in vergelijking met hetzelfde kwartaal vorig jaar, terwijl ze in de buurlanden in dezelfde periode gemiddeld met 1,8 % stegen. De Belgische prijzen voor vis bleven in het tweede kwartaal 2011, ten opzichte van een jaar voordie, relatief stabiel (+0,6 %). In de buurlanden gingen ze echter gemiddeld met 3,6 % omhoog. Voor groenten lieten de Belgische prijzen dit kwartaal een aanzienlijke daling optekenen (-5,1 % in vergelijking met hetzelfde kwartaal vorig jaar). Zoals in het eerste deel van dit rapport werd aangehaald, was dit deels te wijten aan de vrees voor de EHEC-bacterie bij de consument. Ook in de buurlanden was diezelfde daling merkbaar, behalve in Nederland (-5,6 % in Frankrijk en -3,9 % in Duitsland, maar +3,4 % in Nederland).
20
Frankrijk en Nederland publiceren geen specifieke gegevens over cola.
21
Frankrijk publiceert geen specifieke gegevens over vruchtensap.
33
In het tweede kwartaal 2011 is de inflatie voor energieproducten in België en gemiddeld in de buurlanden lichtjes gedaald. De inflatie voor energie is echter veel hoger in België (16,5 % tegen 17,4 % in het vorige kwartaal) dan in de belangrijkste buurlanden (gemiddeld 10,2 % tegen 10,9 % in het vorige kwartaal). Daardoor levert energie opnieuw een belangrijke positieve bijdrage (0,7 procentpunt) aan het inflatieverschil tussen België en de belangrijkste buurlanden. De belangrijkste bijdrage tot het inflatieverschil voor energie ten nadele van België werd dit kwartaal geleverd door gas, gevolgd door motorbrandstoffen en smeermiddelen, vloeibare brandstoffen en elektriciteit. De inflatie voor gas versnelde in het tweede kwartaal 2011 in België, maar in de buurlanden nam ze gemiddeld af. In België bereikte ze 20,6 % (18,8 % in het vorige kwartaal). In onze buurlanden werd er voor gas een aanzienlijk lagere inflatie opgetekend: gemiddeld 6,8 % (7,2 % in het vorige kwartaal). De inflatie voor motorbrandstoffen vertraagde in het tweede kwartaal 2011 in alle onderzochte landen, behalve in Duitsland, waar ze lichtjes versnelde. In België stegen de prijzen voor motorbrandstoffen dit kwartaal met 15,3 % in vergelijking met hetzelfde kwartaal vorig jaar (17,7 % in het eerste kwartaal 2011). In de buurlanden stegen ze in dezelfde periode gemiddeld met 11,9 % (13,0 % in het eerste kwartaal 2011). Ook de inflatie voor vloeibare brandstoffen vertoonde in alle onderzochte landen dit kwartaal een sterke vertraging. In het tweede kwartaal 2011 bedroeg ze in België 25,2 % (33,2 % in het vorige kwartaal), tegenover gemiddeld 21,2 % in de buurlanden (29,3 % in het vorige kwartaal). Elektriciteit leverde ook een positieve bijdrage aan het inflatieverschil ten nadele van België. Het groeitempo van de elektriciteitsprijzen versnelde in België stevig (van 7,2 % tot 11,9 % tussen de twee eerste kwartalen van 2011) en gemiddeld minder stevig in de buurlanden (van 6,6 % tot 6,8 % in dezelfde periode). Het verschillend prijsverloop kan worden verklaard door een stijging van de netwerktarieven in Vlaanderen en een snellere, en meer uitgesproken transmissie van de noteringen van energiegrondstoffen in de energiecomponent van de Belgische consumptieprijzen. Deze laatste eigenschap is enerzijds het gevolg van een redelijk laag niveau van accijnzen en aanverwante belastingen in België, en vooral van het – in Europa unieke – maandelijkse indexeringsmodel van de consumptieprijzen voor gas en elektriciteit op basis van tariefformules die gekoppeld zijn aan het verloop van de noteringen voor energiegrondstoffen.
34
Tabel 7: HICP en voornaamste componenten in België en in de drie buurlanden België
Gemiddelde v. d. buurlanden
Duitsland
Frankrijk
Nederland
Energie
16,5
10,2
9,6
11,9
7,9
Niet-bewerkte levensmiddelen
-0,1
1,0
1,0
0,4
3,2
Bewerkte levensmiddelen
3,0
2,6
2,9
2,4
2,5
Niet-energetische industriële goederen
0,7
0,8
1,0
0,6
0,5
Diensten
2,3
1,7
1,6
1,7
2,1
Onderliggende inflatie
1,8
1,5
1,6
1,4
1,6
HICP
3,3
2,4
2,5
2,2
2,4
Energie
1,8
1,1
1,2
1,1
0,8
Niet-bewerkte levensmiddelen
0,0
0,1
0,0
0,0
0,2
Bewerkte levensmiddelen
0,4
0,3
0,3
0,3
0,3
Niet-energetische industriële goederen
0,2
0,2
0,3
0,2
0,2
Diensten
0,9
0,7
0,7
0,7
0,9
Onderliggende inflatie
1,5
1,2
1,3
1,1
1,4
GICP
3,3
2,4
2,5
2,2
2,4
A. Veranderingspercentage t.o.v. het tweede kwartaal 2010
B. Bijdrage tot de inflatie in het tweede kwartaal 2011
Bron: EC, FOD Economie
35
Lijst van afkortingen ADSEI
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie
Brugel
Brusselse regulator voor energie (BRUssel Gas ELektriciteit)
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek (Nederland)
CREG
Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas
Cwape
Commission wallonne pour l'Energie
Destatis
Statistisches Bundesamt Deutschland
EC
Europese Commissie
FOD Economie
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie
HICP
Geharmoniseerd consumptieprijsindex (Harmonised Index of Consumer Prices)
ICP
Indexcijfer der consumptieprijzen
IMF
Internationaal Monetair Fonds
INR
Instituut voor de nationale rekeningen
INSEE
Institut national de la statistique et des études économiques (Frankrijk)
K1
Eerste kwartaal
K2
Tweede kwartaal
K3
Derde kwartaal
K4
Vierde kwartaal
NACE
Economische activiteitennomenclatuur in de Europese Gemeenschap
VREG
Vlaamse regulator van de elektriciteits- en gasmarkt
36
Bijlagen Bijlage 1A Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen tussen het tweede kwartaal 2010 en 2011 het sterkst zijn veranderd (rangschikking in dalende volgorde van prijsstijging) Benaming Bloem Gasolie voor verwarming: levering van minstens 2000 l
Gewicht 2011 (‰)
Inflatie (%)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
0,56
26,7
0,02
3,92
25,6
0,16
Inflatie (%)
Tomatensoep
0,80
9,0
0,01
Melkerijboter
0,96
8,9
0,01
Brandverzekering
6,34
8,7
0,06
Huur van bestelwagen
1,33
8,5
0,01
0,44 5,88
24,9
0,22
Kiwi's
0,79
7,7
0,01
Koffie (in bonen of gemalen)
2,15
22,6
0,05
Tong
0,41
7,7
0,00
Aardgas: D3b (34890 kWh)
5,19
22,0
0,14
Witte bonen in tomatensaus
0,77
7,6
0,01
Gouden trouwring
1,54
21,3
0,05
Toffees
2,63
7,5
0,02
11,44
21,2
0,29
Vuurvaste schotel
0,59
7,5
0,00
17,80
20,0
0,43
Visitekaartjes
0,83
7,4
0,01
0,01
Elektriciteit: Da (600 kW)
0,56
7,3
0,00
1,91
7,1
0,01
Ajuin
0,47
18,9
0,01
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Bloemkolen Gasolie voor verwarming: levering minder dan 2000 l
Aardgas: D3 (23260 kWh) Gasolie voor wegvervoer ("diesel")
25,4
Gewicht 2011 (‰)
Benaming
Gewone braadmargarine
0,67
17,0
0,01
Vliegtuigticket
LPG
0,67
16,5
0,01
Schrift met losse bladen
1,89
7,1
0,01
0,89
7,0
0,01
Wortelen
0,61
15,7
0,01
Smeltkaas (gruyère)
Aardgas: D2 (4652 kWh)
0,89
15,0
0,02
Aardappelen
2,01
6,8
0,02
0,00
Waterverbruik
7,42
6,7
0,06
3,23
6,7
0,03
Ronde peren
0,27
14,2
Melkchocolade
1,50
13,7
0,02
Broodje
Butaan
0,34
13,3
0,01
Fluorescerende buislamp
1,59
6,5
0,01
0,12
Festivals
1,88
6,5
0,01
0,58
6,3
0,00
Elektriciteit: Dd (7500 kW)
8,33
13,2
Aardgas: D1 (2326 kWh)
0,36
12,9
0,01
Meerrittenkaart
Koffiepads
0,70
12,5
0,01
0,64
6,2
0,00
Elektriciteit: Dc1(3500 kW)
8,89
12,2
0,12
Maïsolie Voetbalwedstrijd 1ste klasse (nationaal)
1,42
6,2
0,01
Elektriciteit: Dc (3500 kW)
3,33
12,2
0,04
Mayonaise
2,95
6,0
0,02
Zalm
1,74
11,8
0,03
Camembert
1,17
6,0
0,01
Cent wafer
1,34
11,8
0,02
Vruchtensap
2,43
5,9
0,01
Propaan Ongelode benzine 95 RON ("eurosuper") Ongelode benzine 98 RON ("superplus")
0,49
11,6
0,01
Emailverf
3,09
5,9
0,02
Minarine
0,48
5,9
0,00
Spliterwten
0,06
5,7
0,00
Appelen: Granny
0,36
5,7
0,00
Meerrittenkaart
0,26
5,7
0,00
Speciaalbrood (400 g)
0,73
5,6
0,00
Meergranenbrood
1,78
5,5
0,01
Reisbijstandsverzekering
0,56
5,5
0,00
Douchegel
0,74
5,4
0,00
Potgrond
0,71
5,3
0,00
Candybar (automaat)
1,60
5,3
0,01
Gsm-toestel
1,55
5,2
0,00
Lamsbout
1,19
5,1
0,01
Rozijnenkoek (suissekoek)
2,00
5,0
0,01
13,91
11,0
0,17
5,81
10,8
0,07
Elektriciteit: De (20000kW)
2,78
10,7
0,03
Pompelmoezen
0,38
10,6
0,00
Pindanootjes
0,75
10,3
0,01
Ananas
0,44
10,1
0,00
Elektriciteit: Db (1200 kW)
3,89
9,8
0,04
Boterhampasta
0,61
9,8
0,01
Kabeljauw
0,95
9,7
0,01
Pure chocolade
1,50
9,5
0,01
Luikse wafel
2,00
9,5
0,02
Appelen: Jonagold
1,27
9,4
0,01
Biscuits
1,34
9,3
0,01
37
Gewicht 2011 (‰)
Inflatie (%)
Diepvriessoepgroenten
0,57
4,9
0,00
Biljet Eénpersoonskamer (gewone rechthebbenden)
0,23
4,9
0,00
2,13
4,9
0,01
Benaming
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Cornflakes
1,21
4,8
0,01
Vermout
0,79
4,8
0,00
Zwembad
1,42
4,7
0,01
Balpen
1,89
4,7
0,01
Geraspte Emmenthal
2,00
4,7
0,01
Eclair
1,00
4,7
0,01
Pop
1,03
4,7
0,00
MP3/MP4-speler
0,58
4,6
0,00
Forel
0,44
4,5
0,00
Vervangen van remblokjes
5,83
4,4
0,03
Speciaal bier
3,34
4,3
Gewicht 2011 (‰)
Inflatie (%)
Reiskoffer
1,03
3,4
0,00
Mineraalwater
0,89
3,4
0,00
Zakje friet
1,60
3,4
0,01
Trappistenbier
1,15
3,4
0,00
Toiletpapier
0,38
3,4
0,00
Damesfiets
1,09
3,4
0,00
Pralines
0,77
3,4
0,00
Stof voor overgordijnen
0,73
3,4
0,00
Briefport
1,21
3,4
0,00
Dekbedovertrek en slopen
0,62
3,4
0,00
Huur van garage
2,70
3,3
0,01
Colalimonade
2,18
3,3
0,01
Spaghetti
1,77
3,3
0,01
Begrafenisondernemingen
0,64
3,3
0,00
Espressokoffie
0,55
3,3
0,00
Hamburger (fastfood)
5,34
3,3
0,02
Colalimonade
1,00
3,3
0,00
Benaming
0,02
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Dagbladen
3,43
4,3
0,02
Sponshanddoek Bijdrage aanvullende ziekteverzekering
0,91
4,3
0,00
3,53
4,2
0,02
Stuk belegd stokbrood
1,60
3,2
0,01
Autokeuring
0,89
4,1
0,00
Erwtjes
0,77
3,2
0,00
Hoeslaken
0,62
4,1
0,00
Droogkuis van kostuum
0,47
3,2
0,00
Olieverversen
5,83
4,1
0,03
Diepvriessoep
0,80
3,2
0,00
Lederen laarzen
1,91
4,1
0,01
Camping
0,69
3,2
0,00
Antraciet
0,51
4,1
0,00
Verzolen van schoenen
0,30
3,2
0,00
Speciaalbrood (800 g)
2,22
4,0
0,01
Kleine speelgoedauto
1,03
3,2
0,00
Gordijnstof
0,73
4,0
0,00
Gebakken tong of forel
5,08
3,2
0,02
Instantcacaodrank
0,18
3,9
0,00
Tandpasta
0,74
3,1
0,00
Kalkoenborstfilet
1,15
3,9
0,00
Permanent
3,25
3,1
0,01
Lattenbodem
2,03
3,9
0,01
2,38
3,1
0,01
Viervruchtenjam
1,21
3,9
0,00
Pilsbier
5,11
3,9
0,02
Rusthuizen Onderhoud verwarming
Wassen van hemd
0,24
3,9
0,00
Kinderfiets
1,09
3,8
0,00
Volle yoghurt (natuur)
1,95
3,8
0,01
Konijn
0,92
3,7
0,00
Hometrainer
1,12
3,7
0,00
Slip
0,66
3,7
0,00
Bruinbrood (800 g)
3,22
3,7
0,01
Salade Niçoise
5,08
3,7
0,02
Taxi
0,35
3,7
0,00
Torische brilglazen
1,04
3,7
0,00
Gerookte zalm
0,72
3,7
0,00
Vasttapijt
0,54
3,6
0,00
Sociale huur
5,07
3,6
0,02
van
centrale 0,97
3,1
0,00
Uurtarief elektrotechnicus
0,77
3,1
0,00
Kabeljauwfilet
0,61
3,1
0,00
Maandabonnement
0,68
3,1
0,00
Vloeibaar wasmiddel
2,68
3,0
0,01
Aperitief
0,22
3,0
0,00
Huur vakantiewoning
1,74
3,0
0,00
Schouwburgabonnement
3,77
3,0
0,01
Schuimrubberen matras
1,02
3,0
0,00
Strijkplank
1,12
3,0
0,00
Alstroemeria
0,21
-3,0
0,00
Tabletten voor vaatwasser
0,58
-3,1
0,00
Boeken
4,00
-3,1
-0,01
Witbier (verloren verpakking)
1,15
-3,1
0,00
0,79
-3,1
0,00
Jeansbroek
1,03
3,6
0,00
Uurtarief garagist
5,83
3,6
0,02
Porto Margarine op basis van olijfolie
0,48
-3,2
0,00
Vleessnack
1,60
3,6
0,01
WIFI modem/router
0,23
-3,2
0,00
Rijsttaart
1,00
3,6
0,00
Kersen
0,22
-3,3
0,00
Harde kaas Gouda-type
2,00
3,5
0,01
Vloeibaar afwasmiddel
0,62
-3,3
0,00
Kramiek
0,47
3,5
0,00
Fishsticks
0,61
-3,4
0,00
38
Gewicht 2011 (‰)
Benaming
Inflatie (%)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Frankfurter worstjes
0,59
-3,5
0,00
Dvd-recorder
0,49
-3,5
0,00
Rijst in kookbuiltjes
0,38
-3,5
0,00
Draadloze telefoon
0,11
-3,6
0,00
Elektrische radiator
1,51
-3,7
-0,01
Prei
0,25
-3,7
0,00
Candybar
0,41
-3,8
0,00
Solidago
0,11
-3,8
0,00
Hypericum
0,11
-3,9
0,00
Afdr.digit.foto's(internet)
1,03
-4,1
0,00
Geheugenkaart
0,82
-4,3
0,00
Grijze garnalen
1,45
-4,4
-0,01
Gerbera's
0,39
-4,4
0,00
Condooms
0,39
-4,5
0,00
Whisky
0,69
-4,7
0,00
Citroenen
0,28
-4,8
0,00
Multifunctionele printer
0,56
-5,0
0,00
IJshoorntje
1,03
-5,0
0,00
Droge batterij
1,04
-5,1
-0,01
Spaarlamp
0,96
-5,3
0,00
Digitale camcorder
0,46
-5,3
0,00
Abrikozen
0,10
-5,9
0,00
Groene bonen
0,29
-6,0
0,00
Vloeibare allesreiniger
1,52
-6,1
-0,01
Tulpen
0,39
-6,9
0,00
Sinaasappelen
2,15
-6,9
-0,02
Externe harde schijf
0,51
-6,9
0,00
Thee (builtjes) Verpleeegkundige ging: dagforfait
0,43
-7,4
0,00
verzor2,63
-7,8
-0,01
Gps
0,70
-8,0
0,00
Digitaal fototoestel
1,72
-8,0
-0,01
Dvd-speler
0,72
-8,9
0,00
Chips
1,46
-9,5
-0,01
Kleurentelevisie
3,26
-9,7
-0,01
Kippeneieren
1,00
-9,8
-0,01
Meloenen
0,07
-11,4
0,00
Aardbeien
2,09
-12,5
-0,03
Asperges
0,58
-12,6
-0,01
Witloof
0,72
-12,6
-0,01
Paprika's
0,53
-15,3
-0,01
Personal computer
4,43
-18,1
-0,04
Perziken
0,14
-19,7
0,00
Komkommers
0,35
-20,5
-0,01
Tomaten
2,07
-24,9
-0,05
Broccoli
0,25
-29,3
-0,01
Kropsla
0,46
-41,6
-0,02
Bron: ADSEI, Eigen berekeningen: FOD Economie.
39
Bijlage 1B Overzicht van de producten en diensten waarvan de prijzen in het tweede kwartaal 2011 de grootste impact op de inflatie hebben (rangschikking in dalende volgorde van bijdrage tot de inflatie) Benaming Gasolie voor ("diesel")
Gewicht 2011 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
wegvervoer
Aardgas: D3 (23260 kWh) Gasolie voor verwarming: levering minder dan 2000 l Ongelode benzine 95 RON ("eurosuper") Gasolie voor verwarming: levering van minstens 2000 l
17,80
0,43
20,0
11,44
0,29
21,2
5,88
0,22
24,9
13,91
0,17
11,0
3,92
0,16
25,6
Aardgas: D3b (34890 kWh)
5,19
0,14
22,0
Elektriciteit: Dd (7500 kW) Elektriciteit: Dc1(3500 kW) Ongelode benzine 98 RON ("superplus")
8,33 8,89
0,12 0,12
13,2 12,2
5,81
0,07
10,8
Waterverbruik
7,42
0,06
6,7
Brandverzekering Gouden trouwring
6,34 1,54
0,06 0,05
8,7 21,3
Koffie (in bonen of gemalen) Nieuwe wagens (BIV inbegrepen)
2,15
0,05
22,6
65,90
0,05
0,9
Niet-sociale huur
57,26
0,05
0,9
Elektriciteit: Dc (3500 kW) Elektriciteit: Db (1200 kW)
3,33 3,89
0,04 0,04
12,2 9,8
Elektriciteit: De (20000kW)
2,78
0,03
10,7
Olieverversen
5,83
0,03
Vervangen van remblokjes
5,83
0,03
Zalm
1,74
0,03
11,8
3,23 14,81
0,03 0,03
6,7 1,6
Melkchocolade
1,50
0,02
13,7
Uurtarief garagist
5,83
0,02
Toffees Pilsbier
2,63 5,11
0,02 0,02
Salade Niçoise
5,08
Sociale huur
Gewicht 2011 (‰)
Benaming
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
Verkeersbelasting
8,34
0,02
2,3
Vruchtensap
2,43
0,01
5,9
Pure chocolade Schrift met losse bladen
1,50 1,89
0,01 0,01
9,5 7,1
Lpg
0,67
0,01
16,5
Pizza
7,17
0,01
1,8
Tijdschriften
5,02
0,01
2,5
Biscuits
1,34
0,01
9,3
Schouwburgabonnement Bruinbrood (800 g)
3,77 3,22
0,01 0,01
3,0 3,7
Bloemkolen
0,44
0,01
25,4
Festivals
1,88
0,01
6,5
Fluorescerende buislamp
1,59
0,01
6,5
Rozijnenkoek (suissekoek)
2,00
0,01
5,0
Vliegtuigticket Gehakt
1,91 4,00
0,01 0,01
7,1 2,8
Gewone braadmargarine
0,67
0,01
17,0
Vensterglas Eénpersoonskamer rechthebbenden)
3,09
0,01
2,9
(gewone 2,13
0,01
4,9
Meergranenbrood Weekend aan zee
1,78 5,10
0,01 0,01
5,5 2,0
4,1
Notariskosten hypotheeklening
5,65
0,01
1,9
4,4
Permanent
3,25
0,01
3,1
Ajuin
0,47
0,01
18,9
Balpen
1,89
0,01
4,7
Weekend in de Ardennen Watergolf
4,02 3,25
0,01 0,01
2,5 2,9
3,6
Huur van garage
2,70
0,01
3,3
7,5 3,9
Kleuring
3,25
0,01
2,8
Melkerijboter
0,96
0,01
8,9
0,02
3,7
Speciaalbrood (800 g)
2,22
0,01
4,0
5,07
0,02
3,6
Emailverf
3,09
0,02
5,9
Geraspte Emmenthal Huur van bestelwagen
2,00 1,33
0,01 0,01
4,7 8,5
Bloem
0,56
0,02
26,7
Wortelen
0,61
0,01
15,7
9,5 3,3
Candybar (automaat)
1,60
0,01
5,3
Kabeljauw
0,95
0,01
9,7
3,2
Abonn. teledistr. (+digit.tv)
6,79
0,01
1,2
6,8
Appelen: Jonagold Pindanootjes
1,27 0,75
0,01 0,01
9,4 10,3
Koffiepads Voetbalwedstrijd 1ste klasse (nationaal)
0,70
0,01
12,5
1,42
0,01
6,2
Vloeibaar wasmiddel Lederen laarzen
2,68 1,91
0,01 0,01
3,0 4,1
Acrylverf Autoverzekering Aansprakelijkheid
3,09
0,01
2,4
9,26
0,01
0,9
3,38
0,01
2,2
Broodje Buitenlandse reizen
Luikse wafel Hamburger (fastfood) Gebakken tong of forel
2,00 5,34 5,08
0,02 0,02 0,02
Aardappelen
2,01
0,02
Mayonaise
2,95
0,02
6,0
Cent wafer Bijdrage aanvullende ziekteverzekering
1,34
0,02
11,8
3,53
0,02
4,2
Speciaal bier
3,34
0,02
4,3
Chinese dagschotel
7,60
0,02
2,2
11,73
0,02
2,5
Gsm-gesprekken Dagbladen Aardgas: D2 (4652 kWh)
3,43 0,89
0,02 0,02
4,3 15,0
Pepersteak
5,08
0,02
2,8
Burgerlijke
Middagmaal op school
Gewicht 2011 (‰)
Benaming
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
Benaming
Gewicht 2011 (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Inflatie (%)
Lange sigaretten
5,59
0,01
1,2
Elektrische radiator
1,51
-0,01
-3,7
Uurtarief schoonmaken Smeltkaas (gruyère)
7,19 0,89
0,01 0,01
1,0 7,0
Pizza Droge batterij
1,77 1,04
-0,01 -0,01
-2,8 -5,1
Volle yoghurt (natuur)
1,95
0,01
3,8
Grijze garnalen
1,45
-0,01
-4,4
Internetabonnement
5,09
0,01
1,7
Komkommers
0,35
-0,01
-20,5
Lattenbodem
2,03
0,01
3,9
Witloof
0,72
-0,01
-12,6
Rusthuizen
2,38
0,01
3,1
Digitaal fototoestel
1,72
-0,01
-8,0
Harde kaas Gouda-type Verse worst
2,00 3,01
0,01 0,01
3,5 2,4
Paprika's Asperges
0,53 0,58
-0,01 -0,01
-15,3 -12,6
Zwembad
1,42
0,01
4,7
Broccoli
0,25
-0,01
-29,3
Witte bonen in tomatensaus
0,77
0,01
7,6
Vloeibare allesreiniger
1,52
-0,01
-6,1
Colalimonade
2,18
0,01
3,3
Kleurentelevisie
3,26
-0,01
-9,7
Camembert
1,17
0,01
6,0
Boeken
4,00
-0,01
-3,1
Tomatensoep Hotelkamer
0,80 4,56
0,01 0,01
9,0 1,5
17,75
-0,01
-0,8
Propaan
0,49
0,01
11,6
Farmaceutische specialiteiten Verpleeegkundige verzorging : dagforfait
Cornflakes
1,21
0,01
4,8
Salami
3,10
0,01
2,0
Visitekaartjes
0,83
0,01
7,4
Vleessnack Salon
1,60 4,81
0,01 0,01
3,6 1,3
Hespenworst
2,09
0,01
2,8
Braadkip
3,44
0,01
1,8
Boterhampasta
0,61
0,01
9,8
Zakje friet
1,60
0,01
3,4
Spaghetti
1,77
0,01
3,3
Lamsbout Stuk belegd stokbrood
1,19 1,60
0,01 0,01
5,1 3,2
Kiwi's
0,79
0,01
7,7
Aardgas: D1 (2326 kWh)
0,36
0,01
12,9
Haarsnit
1,76
0,01
2,8
Butaan
0,34
0,01
13,3
Eclair Pensen
1,00 2,09
0,01 0,01
4,7 2,4
Maaltijd restaurant
5,08
0,01
1,0
Roséwijn : Côtes de Provence
2,26
0,00
2,2
Viervruchtenjam Uurtarief reparatie warmingsinstallatie
1,21
0,00
3,9
2,80
0,00
1,7
0,64
0,00
6,2
Uurtarief elektricien
2,17
0,00
2,1
Bankdiensten
2,63
0,00
1,9
Gsm-toestel
1,55
0,00
5,2
Yoghurt met fruit (mager) Huur vakantiewoning
1,95 1,74
0,00 0,00
2,5 3,0
Glasvezelbehang
3,09
0,00
1,8
Mengkraan
3,09
0,00
1,4
Kalkoenborstfilet
1,15
0,00
3,9
Elektriciteit: Da (600 kW) Gemeenschappelijke kamer (gewone rechthebbenden)
0,56
0,00
7,3
3,55
0,00
1,3
Belgische halfharde kaas
2,00
0,00
2,1
Speciaalbrood (400 g)
0,73
0,00
5,6
Hondenvoeding (Blik)
1,64
0,00
-2,4
IJshoorntje
1,03
0,00
-5,0
-0,01
-7,8
1,00
-0,01
-9,8
Chips
1,46
-0,01
-9,5
Sinaasappelen
2,15
-0,02
-6,9
Kropsla Aardbeien
0,46 2,09
-0,02 -0,03
-41,6 -12,5
Personal computer
4,43
-0,04
-18,1
Tomaten
2,07
-0,05
-24,9
Bron: ADSEI, Eigen berekeningen: FOD Economie
ver-
Maïsolie
2,63
Kippeneieren
41