Amsterdams onderwijs in beeld
Studiewijzer Pabo Voltijd
Blok 1.1 2015-2016
1
Inhoud BLOK 1.1 | DIT IS AMSTERDAM! - AMSTERDAMS ONDERWIJS IN BEELD ................................................................ 3 HOE ZIET DE OPLEIDING OP HOOFDLIJNEN ERUIT? ..................................................................................................................4 HET ONDERWIJSPROGRAMMA VAN PABO HVA - EEN OVERZICHT VAN DEZE STUDIEWIJZER ............................................................4 BEKNOPT OVERZICHT STUDIEPROGRAMMA EN TOETSING BLOK 1.1 VT ......................................................................................6 HOOFDSTUK 1.| THEMAONDERWIJS – DE HOOR- EN WERKCOLLEGES .................................................................. 7 HOOFDSTUK 2.| DE BEROEPSOPDRACHT – AMSTERDAMSE LEERKRACHTEN IN BEELD ........................................ 11 HOOFDSTUK 3.| KENNIS EN VAARDIGHEDEN - DE VAKCOLLEGES ........................................................................ 17 NEDERLANDS 1.1: HET KINDERBOEK OP DE BASISSCHOOL .....................................................................................................18 REKENEN EN WISKUNDE IN DE BOVENBOUW .......................................................................................................................20 BASISDIDACTIEK BIOLOGIE ..............................................................................................................................................23 BASISDIDACTIEK GESCHIEDENIS .......................................................................................................................................25 INTRODUCTIE EN BASIS(VAK)DIDACTIEK AARDRIJKSKUNDE ....................................................................................................28 MUZIEK ......................................................................................................................................................................30 BEELDENDE VORMING ...................................................................................................................................................32 EIGEN VAARDIGHEID NEDERLANDS ...................................................................................................................................34 EIGEN VAARDIGHEID REKENEN .........................................................................................................................................36 CULTUURPROJECT 1.2 VT: CULTUUR EN IK.........................................................................................................................38 HOOFDSTUK 4. | DE PRAKTIJK VAN HET BASISONDERWIJS .................................................................................. 39 HOOFDSTUK 5. | STUDIELOOPBAANBEGELEIDING ............................................................................................... 41 HOOFDSTUK 6. | PRAKTISCHE INFORMATIE......................................................................................................... 43 BIJLAGE 1. | BEOORDELINGSFORMULIER BEROEPSOPDRACHT 1.1 - AMSTERDAMS ONDERWIJS IN BEELD.......... 46 BIJLAGE 2. | BEOORDELINGSFORMULIER VAKOPDRACHT NEDERLANDS.............................................................. 48 BIJLAGE 3. | BEOORDELINGSFORMULIER PRAKTIJK 1.1 VT................................................................................... 49 BIJLAGE 4. | DE TAALNORM VAN PABO HVA ....................................................................................................... 51
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 2
BLOK 1.1 | Dit is Amsterdam! - Amsterdams onderwijs in beeld INLEIDING - Welkom in Amsterdam. Dit is de stad waar je wordt opgeleid tot leerkracht basisonderwijs. Niet alleen in het Kohnstammhuis van de HvA, maar vooral ook in al die Amsterdamse basisscholen. In deze scholen wordt de basis gelegd voor de toekomst van een nieuwe generatie Amsterdammers. Meesters en juffen zijn daarin onmisbaar. Zij dragen bij aan de ontwikkeling van kinderen door hen kennis, vaardigheden en een goede houding te laten verwerven. Zij spreken kinderen aan op hun talenten en mogelijkheden en laten kinderen dingen leren die zij zelf niet voor mogelijk hadden gehouden. Zij hebben oog voor alle kinderen in de klas en steken hun nek uit voor kinderen die extra steun in de rug nodig hebben. Deze meesters en juffen creëren zo’n sfeer in de klas dat kinderen met plezier naar school komen en zin hebben om te leren. Zo’n meester of juf word jij ook. De komende vier jaar werk je samen met medestudenten, docenten en leerkrachten in de Amsterdamse basisscholen om dat te bereiken. De lat ligt hoog. De Amsterdamse kinderen verdienen de beste leerkrachten. Maar wat weet jij eigenlijk al van het Amsterdamse basisonderwijs en van die duizenden Amsterdamse kinderen? Meestal heb je nog een redelijk goed beeld van je eigen basisschool. Van de vakken die je leuk vond, of juist niet. Van de leerkrachten waarover je enthousiast was, of juist niet. Maar heb je ook een goed beeld van hoe het er op andere basisscholen aan toe ging? Op welke manier het onderwijs daar werd vormgegeven? In dit eerste blok maak je kennis met de diversiteit van het Amsterdamse basisonderwijs. Je maakt kennis met de diversiteit aan kinderen, hun sociaal-culturele achtergronden en het ontwikkelingsniveau van de kinderen. Ook ga je jezelf verdiepen in de verschillende rollen van de leerkracht. Als leerkracht geef je niet alleen les, maar je bent bijvoorbeeld ook medeopvoeder van de kinderen in jouw klas, je ontwerpt eigen onderwijs, je maakt onderdeel uit van een team van leerkrachten.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 3
Hoe ziet de opleiding op hoofdlijnen eruit? Je bent natuurlijk net begonnen aan deze opleiding. Alles is nog nieuw. Bekijk hier het grotere plaatje van jouw opleiding met alle thema’s per blok op een rij, zodat je weet wat je de komende vier jaar ongeveer kunt verwachten. Kennismaken met onderwijs en met de stad Amsterdam
Kind in de grote stad / Leerkracht in de grote stad
1
1.1 Amsterdams onderwijs in beeld
1.2 Lesgeven over Amsterdam
1.3 Leren door te spelen
1.4 Heden en verleden van het Nederlandse basisonderwijs
Praktijk
Bovenbouw
Bovenbouw
Onderbouw (accent groep 1 en 2)
Onderbouw (accent groep 1 en 2)
2
2.1 Leren en ontwikkelen stimuleren
2.2 Diversiteit: contact en communicatie
2.3 De wereld verkennen: kinderen leren verschillend
2.4 Leren in en met de groep
Praktijk
Onderbouw (accent groep 3 en 4)
Onderbouw (accent groep 3 en 4)
Bovenbouw
Bovenbouw
3
3.1 Hanteren van verschillen tussen kinderen in de groep, in onder- c.q. bovenbouw
3.2 Omgaan met verschillen: Samenwerken met ouders en deskundigen in en buiten de school
Praktijk
Bouw profilering leeftijdsgroep
Bouw profilering leeftijdsgroep
Differentiatie in opvoeden en onderwijzen
Kinderen leren op verschillende manieren
Hanteren van verschillen tussen kinderen in onder-/ bovenbouw
Verantwoordelijkheid nemen voor het leerproces van kind en groep
Minor
Voorbereiden overgang naar het werkveld
4
4.1 Eigen (LiO)-groep: verantwoordelijkheid nemen voor het leerproces van kind en groep
4.2 (Eigen) onderwijs ontwikkelen en verantwoorden
4.3 Voorbereiden overgang naar het werkveld
4.4 Voorbereiden overgang naar het werkveld
Praktijk
LIO
LIO
LIO
LIO
Het onderwijsprogramma van Pabo HvA - Een overzicht van deze studiewijzer Ieder blok wordt het onderwijs op de pabo verzorgd rondom een specifiek thema. Voor het komend blok is dat Amsterdams onderwijs in beeld. Met deze studiewijzer geven we je graag een overzicht van wat je dit blok allemaal kunt verwachten. Ieder blok is schematisch op te delen in vier onderdelen. Het themaonderwijs / pedagogiek, dat in het schema hieronder in het gele vak is aangegeven, bestaat uit hoorcolleges en werkcolleges, waarvan de kennis aan het einde van het blok wordt getoetst in de thematoets (zie hoofdstuk 1 van deze studiewijzer). Daarnaast werk je het gehele blok aan een beroepsopdracht. Deze opdracht vormt de schakel tussen de kennis en vaardigheden die je tijdens de colleges opdoet (links in het schema), en de praktische toepassing van die kennis voor de klas ('Praktijk', rechts in het schema) - vandaar ook dat de beroepsopdracht in het schema in het midden is geplaatst. Het beroepsproduct dat je aan het eind van het blok inlevert, heeft altijd een directe link met het werken in de klas en in de school (zie hoofdstuk 2). De vakinhoudelijke kennis en vaardigheden staan ook in het teken van het blokthema. Je volgt vakcolleges en je oefent je vaardigheden in de verschillende vakdomeinen. In hoofdstuk 3 zijn alle vakken die je dit blok gaat volgen uitgebreid beschreven, alsmede de literatuur die je ervoor nodig hebt, en alle andere relevante informatie. Let op: het is van belang dat je weet dat sommige, verschillende vakken vallen onder dezelfde SIS-code, die steeds als één eenheid worden getoetst. Aan het begin van hoofdstuk 3 van deze studiewijzer leggen we dat uit.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 4
We starten zo snel mogelijk met het stage lopen in de échte praktijk van het basisonderwijs. Al in de derde lesweek begin je daar mee en wel (onder voorbehoud dat het praktisch geregeld kan worden op jouw stageschool) in de bovenbouw. Alle informatie over de praktijk vind je in de praktijkgids (die is te downloaden via intranet), maar in deze studiewijzer worden de belangrijkste zaken met betrekking tot de praktijk voor komend blok in hoofdstuk 4 nog even voor je op een rij gezet. Tijdens de studieloopbaanbegeleiding (hoofdstuk 5 van deze studiewijzer) word je begeleid door je kerndocent. Deze ondersteunt je bij het uitvoeren van de beroepsopdracht, ziet toe op je studievoortgang en koppelt je stageervaringen aan de opleiding. Het onderwijsprogramma voor dit blok ziet er daarmee als volgt in schema uit. Hieronder tref je eerst een gekleurd blokkenschema, waaruit je kunt opmaken hoe de verschillende onderdelen zich tot elkaar verhouden. Daaronder vind je in schema welke studiepunten je voor dit blok moet behalen. Let op: sommige studieonderdelen (zoals Studieloopbaanbegeleiding) worden wel aangeboden, maar pas aan het eind van het volgende blok getoetst en in studiepunten ‘verzilverd’. Thema: Amsterdams onderwijs in beeld
Thematoets
Kennis en Vaardigheden
Vaktoets RW Vakopdracht NE EV toets RE EV toets NE
Beroepsopdracht
Beroepsopdracht
Praktijk
Studieloopbaanbegeleiding Je krijgt aan het eind van dit semester één studiepunt ter afronding van de SLB
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 5
Praktijktoets
Beknopt overzicht studieprogramma en toetsing blok 1.1 VT Hieronder vind je een samenvatting van het studieaanbod en de wijze van toetsen van blok 1.1. Uitgebreide informatie (b.v. over de toetsstof en de omschrijving van de opdracht) vind je in deze studiewijzer bij het betreffende studieonderdeel.
BLOK 1.1 VT COLLEGES Door Hoorcolleges Pedagogiek/themalijn Vakdocent of gastdocent
Vakcolleges rekenen Vakdocenten rekenen
Vakcolleges Nederlands Vakdocenten Nederlands
Begeleidingscolleges Werkcolleges Practica Beroepsopdracht Kerndocent Stage Opleider in de school of stagedocent Stagementor
2015-2016
STUDIEPROGRAMMA & TOETSING TOETSING
Pedagogiek / Themalijn 1.1 (thematoets)
Vaktoets rekenen/wiskunde 1.1
STP.
TOETSVORM
TOETSMOMENT
HERKANSING
Multiple choice 40 vragen
Toetsweek 2 van blok 1.1 kalenderweek 45
Blok 1.2: Kalenderweek 4
3
2
Multiple choice 40 vragen
Verslag Vakopdracht Nederlands 1.1
2
(zie voor de specifieke eisen de opdracht in de studiewijzer) Beoordeling door vakdocent a.d.h.v. beoordelingsformulier (zie voor de specifieke eisen de opdracht in de studiewijzer).
Datum1 Toetsweek 1 van blok 1.1 kalenderweek 44
Beoordeling door andere kerndocent a.d.h.v. beoordelingsformulier
Datum1
Verslag Beroepsopdracht 1.1
2
Stagebeoordeling Praktijk 1.1
3
Beoordeling door opleider in de school of stagedocent a.d.h.v. beoordelingsformulier
Eigen vaardigheid Rekenen/wiskunde 1.1 Vakdocenten rekenen
Eigen vaardigheid Rekenen/wiskunde 1.1
1
MC toets CITO
Eigen vaardigheid Nederlands 1.1 Vakdocenten Nederlands
Eigen vaardigheid Nederlands 1.1
1
MC toets CITO
TOTAAL AANTAL STUDIEPUNTEN BLOK VT 1.1
Datum1: Toetsweek 2 van blok 1.1 kalenderweek 45 Datum1 Toetsweek 1 van blok 1.1 kalenderweek 44
Toetsweek 1 van blok 1.1 kalenderweek 44 Datum1 Toetsweek 1 van blok 1.1 kalenderweek 44 Datum1 Toetsweek 1 van blok 1.1 kalenderweek 44 Datum1
Blok 1.2: Kalenderweek 4
Blok 1.2: Kalenderweek 4
Blok 1.2: Kalenderweek 4
Blok 1.2: Kalenderweek 4
Week 4 Week 14
Week 4 Week 14
14
Tot slot: in hoofdstuk 6 van deze studiewijzer hebben we alle praktische informatie voor je op een rijtje gezet, zoals een kalenderoverzicht van dit blok, een overzicht van handige en belangrijke internetsites, de BSA-norm, een overzicht van het vereiste taalniveau, etc.
1
Zie voor de toetsdata het actuele toetsrooster en vul hier de datum zelf in.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 6
HOOFDSTUK 1.| Themaonderwijs – De hoor- en werkcolleges SIS-code:
Pedagogiek/Themalijn 3.1
INLEIDING - Zoals in ieder blok gelden de hoor- en werkcolleges als het vertrekpunt van het onderwijs binnen het periodethema. In de hoorcolleges behandelen we steeds de theorie, die we in de werkcolleges samen op interactieve wijze toepassen. Hieronder beschrijven we eerst de leerdoelen van die hoor- en werkcolleges en daarna geven we schematisch weer wat je gedurende het blok per college kunt verwachten. Met leerdoelen hebben we geformuleerd wat we willen dat iedere student aan het eind van het betreffende onderdeel (of het nu de hoor- en werkcolleges in algemene zin zijn, of de vakken afzonderlijk) minimaal moet weten en/of kunnen.
1.1 Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van de reeks?
Je herkent de eerste vier competentiegebieden leerkracht basisonderwijs in de praktijk van de basisschool. Je kent de begrippen leefwereld en belevingswereld en kunt informatie over de leef- en belevingswereld van kinderen in Amsterdam gebruiken om de beginsituatie voor een les te formuleren. Je kunt definiëren wat adaptief onderwijs is en je weet wat de drie psychologische basisbehoeften relatie, competentie en autonomie inhouden. Je kent de onderlinge relatie tussen beginsituatie, lesdoelen en lesinhoud. Je kent enkele manieren om het pedagogische klimaat te beïnvloeden. Je weet op welke manieren je door middel van klassenmanagement de voorwaarden voor succesvol onderwijs kunt scheppen. Je kent de belangrijkste ontwikkelingspsychologische theorieën en hun uitgangspunten.
1.2 Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten
Jouw activiteiten vooraf
Hoorcollege 1. Kennismaken met het Amsterdamse basisonderwijs Leerkracht basisonderwijs, dat wil je worden! In het basisonderwijs werken duizenden leerkrachten met veel plezier en enthousiasme. Wat drijft hen, wat motiveert hen, wat is er zo leuk aan dit vak? En wat moet je kunnen en doen om een goede leerkracht te worden? Verschillende (toekomstige) collega’s vertellen je hierover tijdens dit college. Daarbij zal zeker ook je eerste stage-ervaring besproken worden, wat kan je straks verwachten, wat moet je wel en wat vooral niet doen?
Er is geen voorbereiding nodig.
Hoorcollege 2. De competenties van de leerkracht
Je bestudeert:
Een leerkracht basisonderwijs heeft veel verschillende rollen en taken. Onder ander de didactische rol (goed les kunnen geven), de pedagogische rol (de leerkracht is ook opvoeder), en de organisatorische rol worden inleidend besproken. Deze rollen worden in dit college toegelicht met behulp van de competenties.
Alkema et al. (2015). Meer dan onderwijs. Hoofdstuk 1.1, 1.2 , 1.3 , 1.4 en 1.6.
In dit college hoor je alvast wat deze competenties inhouden en hoe je ze bij je mentor kunt observeren in je stageklas.
http://scan.onderwijscooperatie.nl/bekwaamheid/matrix.swf
Bekijk de competentiematrix leerkracht basisonderwijs op de website van de onderwijscoöperatie.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 7
Werkcollege 2. De competenties van de leerkracht; de pedagogische opdracht In dit werkcollege bespreken we de pedagogische opdracht van de school. Wat is opvoeden? En hoever reikt de pedagogische opdracht van de school? Hoe zie jij dit en hoe heeft dit invloed op jouw handelen als leerkracht? Hoorcollege 3. Inleiding klassenmanagement: Het pedagogisch klimaat in de klas In dit college leer je wat het ‘pedagogisch klimaat’ van een klas is en hoe je als leerkracht het pedagogisch klimaat kunt beïnvloeden. Dat heeft te maken met hoe de leerkracht instructie geeft, hoe de interactie met leerlingen is, en hoe de leerkracht zijn zaken in de klas heeft georganiseerd. We behandelen de theorie van adaptief onderwijs en gaan in op drie psychologische basisbehoeften: relatie, competentie en autonomie. Werkcollege 3. Het pedagogisch klimaat in de klas In dit werkcollege ga je aan het werk met de uitgangspunten van een pedagogisch klimaat en de drie psychologische basisbehoeften en maakt een vertaalslag naar het werken in de klas.
Niet van toepassing.
Je bestudeert: Eijkeren, M. van (2013). Pedagogisch-didactisch begeleiden. Hoofdstuk 4, 5 en 6.
Je gaat binnenkort je eerste lessen voorbereiden. Schrijf ter voorbereiding op dit werkcollege de vragen op die je hebt over de organisatie van je eerste lessen.
Je bent nu (bijna) begonnen met je stage; op welke aspecten van klassenmanagement kan je als eerste gaan letten? We gaan in op praktische zaken zoals bijvoorbeeld de lesstart (orde nemen) of het geven van beurten. Hoorcollege 4. De verschillende leef- en belevingswerelden van kinderen en de invloed daarvan op het onderwijs De feitelijke omgeving waarin Amsterdamse kinderen opgroeien verschilt. Daarnaast verschilt de manier waarop kinderen hun leefwereld ervaren. In dit college worden de begrippen leefwereld en belevingswereld behandeld en gaan we in op de invloed hiervan op het onderwijs. Als je de leefwereld en de belevingswereld van je leerlingen kent, kan je hierop je onderwijs afstemmen. Bijvoorbeeld, een kind dat geen boeken thuis heeft of nooit een uitstapje maakt, heeft een andere beginsituatie dan een kind dat dagelijks leest en vaak naar een museum gaat. Daar hou je rekening mee bij je lesinhouden.
Je bestudeert: Alkema et al. (2015). Meer dan onderwijs. Hoofdstuk 2.2.
Van Eijkeren (2013). Pedagogisch-didactisch begeleiden. Hoofdstuk 1.
Beschrijf in ongeveer vijf zinnen de voornaamste aspecten van jouw leef- en belevingswereld toen je op de basisschool zat.
Om deze informatie te verzamelen zul je de komende periode met de kinderen gaan praten. Ook zal je ze gaan observeren. In dit college zal daarom ook nader worden ingegaan op het observeren van kinderen.
Werkcollege 4. Het bepalen van de beginsituatie van de leerlingen Het lesvoorbereidingsformulier wordt besproken. We kijken specifiek naar twee dingen; de indeling van een les (inleiding, kern en slot) en het bepalen van de beginsituatie. Voor het bepalen van een beginsituatie is het belangrijk dat je de leef- en belevingswereld in kaart hebt gebracht, en dat je andere algemene informatie over je stageklas hebt. Die informatie kan je vragen aan je stagementor en je kunt leerlingen observeren. Je hebt echter nog meer nodig; je moet weten welke inhoudelijke didactische voorkennis je leerlingen al hebben over het onderwerp van jouw les. In dit werkcollege gaan we bij gegeven lesdoelen een les maken. Wat moet je te weten komen over de beginsituatie en hoe doe je dit? Wat is de inleiding, kern en slot van deze les?
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 8
Hoorcollege 5. Klassenmanagement: Organisatie van de leeromgeving, het beheer van tijd en ruimte Als leerkracht is het niet alleen van belang dat je weet wát je de kinderen in de klas wilt leren en met gebruik van welke didactiek je dat het beste kunt doen. Ook is het de taak van de leerkracht om alle onderwijsactiviteiten in de klas en het leren van individuele kinderen zo goed mogelijk te organiseren. Dit wordt klassenmanagement genoemd. Doelmatig klassenmanagement is een voorwaarde voor succesvol onderwijs. In dit college behandelen we wat er allemaal komt kijken bij klassenmanagement. We zoomen in op onderdelen van je klassenorganisatie zoals de inrichting van je klas en de regels.
Je bestudeert: Van Eijkeren (2013). Pedagogisch-didactisch begeleiden. Hoofdstuk 11.1 en 11.2.
Werkcollege 5. Aan het werk met de organisatie van de leeromgeving en het beheren van tijd en ruimte
Noteer 5 tot 10 regels die in je stageklas gelden.
In het werkcollege ga je praktisch aan de slag met de organisatie van de leeromgeving in jouw stageklas. Een belangrijk onderdeel daarvan zijn regels; welke regels stel je en hoe kan je de regels handhaven?
Bekijk de inrichting van het klaslokaal op je stageschool. Maak aantekeningen over hoe het lokaal is ingericht of maak een plattegrond.
Wat zijn kenmerken van een goede inrichting van een klaslokaal?
Hoorcollege 6. Ontwikkelingspsychologie, een inleiding
Je bestudeert:
Kinderen ontwikkelen zich op verschillende aspecten en kinderen verschillen in de manier waarop zij zich ontwikkelen. In dit college worden enkele begrippen uit de ontwikkelingspsychologie behandeld en gaan we in op verschillende ontwikkelingstheorieën.
Hooijmaaijers, Stokhof & Verhulst (2012). Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs. Hoofdstuk 2.3 en 2.4.
Werkcollege 6. Ontwikkelingspsychologie, een inleiding
Je bestudeert:
In dit werkcollege kijken we nader naar de verschillende theorieën over de ontwikkeling van kinderen.
Hooijmaaijers, Stokhof & Verhulst (2012). Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs. Hoofdstuk 2.3 en 2.4.
Je toont aan de hand van filmpjes aan dat je begrijpt wat de ontwikkelingstheorieën inhouden.
Je zoekt informatie over één van de ontwikkelingstheorieën. De kerndocent deelt de klas vooraf in zodat iedereen een andere theorie opzoekt. Je neemt een laptop mee naar de les.
1.3 Toetsing De leerdoelen die bij het themaonderwijs horen, worden getoetst in de thematoets (raadpleeg je rooster of het kalenderoverzicht in hoofdstuk 6). Het betreft een schriftelijk tentamen, dat zal bestaan uit 40 meerkeuzevragen. De toets wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) indien minimaal 67% van de meerkeuzevragen goed beantwoord is.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 9
1.4 Literatuur/toetsstof Alkema, E., Dam, E. van, Kuipers, J., Linghout, C., & Tjerkstra, T. (2015). Meer dan onderwijs, theorie en praktijk van het onderwijs in de basisschool. Assen: Van Gorcum.
Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 2.2:
De pedagogische opdracht van het onderwijs, paragraaf 1.1, 1.2, 1.3, 1.4 en 1.6 De beginsituatie van kinderen
Hooijmaaijers, T., Stokhof, T., & Verhulst, F. (2012). Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs. Assen: Van Gorcum.
Hoofdstuk 2.3 Hoofdstuk 2.4
Begrippen uit de ontwikkelingspsychologie Ontwikkelingstheorieën in het kort
Eijkeren, M. van (2013). Pedagogisch-didactisch begeleiden. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 4: Hoofdstuk 5: Hoofdstuk 6: Hoofdstuk 11.1: Hoofdstuk 11.2:
Observeren Pedagogisch klimaat: in de groep Kinderen begeleiden: relatie Kinderen begeleiden: autonomie en competentie Klassenmanagement Inrichting klaslokaal
De PowerPointpresentaties uit de hoorcolleges.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 10
HOOFDSTUK 2.| De beroepsopdracht – Amsterdamse leerkrachten in beeld SIS-code:
Beroepsopdracht 1.1
Over enkele weken sta je voor een klas met kinderen, op een voor jou onbekende Amsterdamse basisschool. Hoe ga je dat aanpakken? Je hebt geen idee wat voor school dit is en welke kinderen er in de klas zitten. Ongetwijfeld vraag je jezelf af: Wie zijn deze kinderen en wat is hun achtergrond? Hoe zien zij de wereld en hoe kan ik hen helpen zich te ontwikkelen? Maar ook: Wat wordt er nu precies van mij als leerkracht verwacht? Welke lessen ga ik geven? Hoe moet ik met de ouders omgaan? Alle antwoorden op deze vragen zullen van student tot student verschillen. Dat heeft natuurlijk te maken met jouw eigen achtergrond en de ervaring die je al hebt opgedaan in het onderwijs. Het heeft ook zeker te maken met de achtergrond van de kinderen in jouw stageklas en de visie van de school en jouw mentor op wat de taak is van het basisonderwijs. Je gaat beginnen aan jouw opleiding, in vier jaar tijd ontwikkel je jezelf met behulp en onder begeleiding van anderen tot leerkracht basisonderwijs.
INLEIDING - Alle kinderen op Nederlandse basisscholen moeten aan het einde van de basisschool ongeveer hetzelfde hebben geleerd, dit is vastgelegd in de kerndoelen voor het basisonderwijs. Op die manier wordt ervoor gezorgd dat er een doorgaande lijn is van de basisschool naar het voortgezet onderwijs. De manier waarop scholen en leerkrachten invulling geven aan het onderwijs om de kerndoelen te bereiken kan verschillen. Gedurende jouw vierjarige opleiding werk je samen met ten minste zes ervaren leerkrachten basisonderwijs en ben je zelf de leerkracht van ten minste zes groepen kinderen van verschillende leeftijden. Deze leerkrachten en deze kinderen lijken op het eerste gezicht misschien veel op elkaar. Toch zijn zij onderling ook zeer verschillend. Op veel verschillende manieren. Leerkrachten hebben eigen ideeën over wat goed onderwijs is en wat daarin mag worden verwacht van de leerkracht en de kinderen. In deze beroepsopdracht ga jij op onderzoek uit. Wat zijn de verschillende competentiegebieden van de leerkracht en wat is de visie van jouw mentor daarop?
2.1 Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
De student kent verschillende vormen van richting en inrichting van het basisonderwijs in Amsterdam. De student kent de eerste vier competentiegebieden van een leerkracht basisonderwijs. De student kan de visie van de stagementor op de eerste vier competentiegebieden beschrijven en herkennen in de onderwijspraktijk. De student kan een interview voorbereiden en uitvoeren volgens plan, en de resultaten en conclusies op een overzichtelijke wijze presenteren aan anderen.
2.2 Relatie met de praktijk Als leerkracht krijg je te maken met verschillende kinderen, collega’s en scholen. Zicht krijgen op de verschillen tussen leerkrachten en scholen is van groot belang om een goed beeld te krijgen van wat er van jou als leerkracht wordt verwacht. Op deze manier leer je ook over de verschillende rollen die de leerkracht heeft en begin je met het bepalen van jouw opvattingen over goed onderwijs, later in het studiejaar zul je deze opvattingen gebruiken om jouw eigen visie op onderwijs te geven.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 11
2.3 Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten
Jouw activiteiten vooraf
Week 1 - Bijeenkomst 1 Je blikt terug op jouw eigen basisschooltijd en gaat op zoek naar informatie die over jouw basisschool te vinden is. Wat was typerend voor jouw basisschool? Basisscholen verschillen op het gebied van richting en inrichting. Welke grondslag (richting) werd er uitgedragen en op welke wijze was die van invloed op het onderwijs? Op welke manier werd er op jouw basisschool onderwijs gegeven (inrichting)? Elke school heeft een schoolgids waarin zij een beschrijving geeft van het onderwijs. Je gaat hierin op zoek naar de antwoorden op de vragen over de richting en inrichting van jouw basisschool. Week 2 - Bijeenkomst 2 De richting en inrichting van een school zijn van invloed op het werk van leerkrachten. Tijdens deze bijeenkomst bespreken we hiervan verschillende voorbeelden.
Neem je laptop mee naar de bijeenkomst. Lees de beschrijving van de beroepsopdracht in de studiewijzer voor blok 1.1. Noteer de vragen die je hebt zodat je deze kunt bespreken met je kerndocent.
Bestudeer de schoolgids en het schoolplan van twee basisscholen. Je kunt hierbij denken aan je eigen oude basisschool en Amsterdamse basisscholen. Welke overeenkomsten en verschillen worden zichtbaar met betrekking tot de richting en de inrichting van het onderwijs op beide scholen? Breng de resultaten van je analyse mee naar de bijeenkomst. Zoek op internet naar drie voorbeelden van een infographic over het basisonderwijs en breng het beste voorbeeld mee naar de bijeenkomst.
Week 3 - Bijeenkomst 3 Tijdens deze bijeenkomst bespreken we deelproduct 1.
Deelproduct 1 is afgerond: je brengt het werk mee naar de bijeenkomst zodat medestudenten feedback kunnen geven.
Wat wordt er van een leerkracht verwacht? Waar moet een leerkracht aan voldoen? In deze les verdiepen we ons in de competenties voor de leerkracht basisonderwijs. Wat houden de competenties in en hoe herken je ze in je stagepraktijk? Week 4 - Bijeenkomst 4 Als onderdeel van deze beroepsopdracht interview je jouw stagementor over de eerste vier competentiegebieden van de leerkracht basisonderwijs. Tijdens deze bijeenkomsten bespreken we wat er allemaal komt kijken bij het uitvoeren van een interview. Op basis hiervan ga je aan de slag met de voorbereiding van het interview met jouw stagementor. Daarnaast krijg je informatie over het maken van een infographic.
Maak voor elk van de eerste vier competentiegebieden een aantal concept interviewvragen en breng deze mee naar de bijeenkomst.
Week 5 - Stageweek Week 6 - Bijeenkomst 5 Tijdens deze bijeenkomst bespreken we deelproduct 2. Week 7 - Bijeenkomst 6 Het concept eindproduct is klaar. Ieder presenteert de infographics Tijdens de bijeenkomst krijg je feedback van medestudenten. Ook blikken we terug op deze periode en bespreken we wat je hebt geleerd.
Deelproduct 2 is afgerond: je brengt het werk mee naar de bijeenkomst zodat medestudenten feedback kunnen geven. Het concept eindproduct is afgerond: je brengt het werk mee naar de bijeenkomst zodat medestudenten feedback kunnen geven.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 12
Behalve de begeleiding die je ontvangt van je kerndocent in het kader van deze beroepsopdracht, volg je tevens drie practica bij de kerndocent. Dit zijn specifieke trainingen waar je leerkrachtvaardigheden leert, die je nodig hebt in de praktijk van het basisonderwijs. 2.3 Practica - Wat is per practicum de inzet en de verwachting? Bijeenkomsten
Jouw activiteiten vooraf
1.leiding geven aan een groep: Kennismaking en groepsbinding Al snel zal je gaan stage lopen en dan zul je merken dat spelvormen ideaal zijn om kennis te maken met je leerlingen. Maar je kunt spelletjes ook inzetten als werkvorm, als energizer of om bij te dragen aan een goede groepssfeer. In deze bijeenkomst leer je verschillende spelletjes en activiteiten kennen die je direct kunt inzetten in je stageschool. We zullen met dit onderwerp een inleiding geven in het leiding geven aan een groep. 2. Lesvoorbereiding In dit practicum krijg je meer informatie over het lesvoorbereidingsformulier. We komen terug op de informatie die je kreeg op de eerste twee dinsdagen stagevoorbereiding. Vervolgens gaan we oefenen met het maken van de lesinhoud in een inleiding, kern en slot van de les. 3. Basiscommunicatie I Relaties spelen een grote rol bij hoe een kind de school beleeft. In het hoorcollege heb je geleerd dat de behoefte aan veiligheid en relatie een basisbehoefte is van leerlingen. Kinderen kunnen pas leren als er een veilige leeromgeving is. Hoe kom je als leerkracht aan die behoefte tegemoet? Daarvoor moet je onder andere goed contact kunnen maken en kunnen communiceren met kinderen. Tijdens jouw stage voer je gesprekken met leerlingen. Daarbij gebruik je de technieken die je in dit practicum gaat oefenen.
Er is geen voorbereiding nodig.
Er is geen voorbereiding nodig.
Er is geen voorbereiding nodig.
2.4 De beroepsopdracht Deelproduct 1 Je beschrijft de richting en inrichting van het onderwijs van jouw stageschool. Hiervoor maak je gebruik van informatie uit de schoolgids en de websites van de school en het schoolbestuur. Voor de uitwerking van deelproduct 1 gebruik je het voorgeschreven format. Controleer of de geschreven tekst voldoet aan de eisen die worden gesteld in de pabo taalnorm en het B2 taalniveau. Met het zoeken naar deze informatie en het beschrijven van het onderwijs oefen je in het verzamelen van data en het verwerken ervan in een tekst voor een doelgroep. Dit draagt bij aan de voorbereiding op het doen van onderzoek. Uitwerking deelproduct 1 (richtlijn voor het aantal woorden: 1.000) Naam student: Naam stageschool: 1. Richting. a. Noem de richting van onderwijs op jouw stageschool. b. Beschrijf op welke wijze deze richting van invloed is op de onderwijspraktijk van jouw stageschool. 2. Inrichting. a. Noem drie kenmerkende elementen van de visie op onderwijs (pedagogiek en/of didactiek) van de stageschool. b. Beschrijf op welke wijze dit zichtbaar is in de onderwijspraktijk van jouw stageschool. 3. Werkwijze. a. Benoem welke documenten je hebt gebruikt om de richting en inrichting van het onderwijs te beschrijven en beschrijf hoe je te werk bent gegaan om deze vragen te beantwoorden.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 13
Deelproduct 2 Je beschrijft de visie van jouw stagementor op de eerste vier competentiegebieden van de leerkracht basisonderwijs en de wijze waarop hij dit in de praktijk laat zien. Hiervoor houd je een interview met de stagementor en zoek je in de praktijk naar voorbeelden van deze visie. Voor de uitwerking van deelproduct 2 gebruik je het voorgeschreven format. Controleer of de geschreven tekst voldoet aan de eisen die worden gesteld in de pabo taalnorm en het B2 taalniveau. Met het voorbereiden en uitvoeren van het interview met je mentor oefen je in het systematisch verzamelen van gegevens gericht op een specifiek onderwerp. Hiermee word je voorbereid op het verwerven van andere vaardigheden zoals observeren en het voeren van professionele gesprekken. Dit draagt bij aan de voorbereiding op het doen van onderzoek. Uitwerking deelproduct 2 (richtlijn voor het aantal woorden: 1.500) Naam student: Naam stageschool: Naam stagementor: 1. Visie van de stagementor op de eerste vier competentiegebieden. a. Beschrijf de visie van de stagementor op de interpersoonlijke competentie, benoem tenminste drie elementen. b. Beschrijf de visie van de stagementor op de pedagogische competentie, benoem tenminste drie elementen. c. Beschrijf de visie van de stagementor op de vakinhoudelijk en didactische competentie, benoem tenminste drie elementen. d. Beschrijf de visie van de stagementor op de organisatorische competentie, benoem tenminste drie elementen. 2. Praktijkvoorbeelden. a. Beschrijf tenminste één voorbeeld van hoe de stagementor zijn visie op de interpersoonlijke competentie in praktijk brengt. b. Beschrijf tenminste één voorbeeld van hoe de stagementor zijn visie op de pedagogische competentie in praktijk brengt. c. Beschrijf tenminste één voorbeeld van hoe de stagementor zijn visie op de vakinhoudelijke en didactische competentie in praktijk brengt. d. Beschrijf tenminste één voorbeeld van hoe de stagementor zijn visie op de organisatorische competentie in praktijk brengt. 3. Werkwijze. a. Benoem welke drie onderwerpen je per competentie hebt besproken in het interview met de stagementor. b. Beschrijf wat voor een soort interview je hebt gehouden, hoe je het interview hebt voorbereid, hoe je dit hebt uitgevoerd en hoe je de resultaten hebt verwerkt. c. Beschrijf op welke systematische wijze je het handelen van jouw mentor hebt geobserveerd. 4. Bijlagen. a. Voeg de leidraad voor het interview met de stagementor als bijlage toe. b. Voeg het schema voor het observeren van de stagementor als bijlage toe.
Eindproduct De afronding van beroepsopdracht 1.1 bestaat uit verschillende delen die gezamenlijk worden beoordeeld: 1. 2. 3.
Deelproduct 1. Deelproduct 2. Een digitale infographic van maximaal 1 A3 op basis van deelproduct 1. In deze infographic presenteer je de kern van de informatie over de richting en inrichting van het onderwijs op jouw stageschool. 4. Een digitale infographic van maximaal 1 A3 op basis van deelproduct 2. In deze infographic presenteer je de kern van de informatie over de visie van jouw stagementor op de eerste vier competentiegebieden en hoe deze zichtbaar zijn in zijn dagelijks handelen. Een infographic is een vorm van presenteren van informatie waarbij alleen essentiële tekst wordt gebruikt en gegevens grafisch worden weergegeven. Het is een andere vorm dan een verslag en vraagt daarom dat je goed
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 14
nadenkt over dat wat je hebt verzameld en de manier waarop je het aan anderen toont. Door het maken van een infographic oefen je vaardigheden die bijvoorbeeld nodig zijn bij het communiceren met collega’s en ouders.
Inleveren van het eindproduct Het eindproduct moet worden ingeleverd via de Dropbox van Beroepsopdracht 1.1 op de DLWO. De deadline voor het inleveren wordt opgenomen in het (toets)rooster en staat vermeld op de inleverpagina van de betreffende Dropbox. Het is niet mogelijk om een opdracht ná de deadline in te leveren, de mogelijkheid tot inleveren sluit automatisch op de genoemde dag en tijd. Het is niet mogelijk om een opdracht op een andere wijze in te leveren dan via de Dropbox, bijvoorbeeld via e-mail bij een docent. Ingeleverde documenten worden gecontroleerd op plagiaat. Daarna worden de documenten beschikbaar gesteld aan een docent voor de beoordeling. Geef je document een duidelijke naam volgens een vast format: Blok-StudiedeelStudiejaar-VoornaamAchternaam-Klas-InhoudDocument.docx. Voor deze beroepsopdracht wordt dat bijvoorbeeld: 11-Beroepsopdracht1516-VoornaamAchternaam-Klas-Eindproduct.docx Let ook op de volgende punten:
Als het eindproduct uit meerdere documenten bestaat, probeer deze dan samen te voegen en als één document in te leveren. Als dat niet lukt of niet mogelijk is lever dan de documenten stuk voor stuk in. Zorg ervoor dat de correcte document-extensie wordt gebruikt (bijvoorbeeld .pdf .doc of .docx) en gebruik slechts één punt voorafgaande aan de extensie. Het gebruik van twee punten (..docx) kan problemen opleveren bij het inleveren van het document. Gebruik géén aparte leestekens in de naam, zoals & ! : / ” ) Let op de grootte van het document. Verklein (het bestandsformaat van) foto's wanneer mogelijk. Wacht niet tot de laatste minuut met inleveren.
2.5 Beoordelingscriteria De beoordelingscriteria zijn uitgewerkt in een beoordelingsformulier, dat als bijlage in deze studiewijzer opgenomen is. De beoordelingscriteria sluiten aan op de leerdoelen van deze collegereeks:
De student toont in voldoende mate aan de verschillende vormen van richting en inrichting van het basisonderwijs in Amsterdam te kennen. De student toont in voldoende mate aan de eerste vier competentiegebieden van een leerkracht basisonderwijs te kennen. De student toont in voldoende mate aan de visie van de stagementor op de eerste vier competentiegebieden te kunnen beschrijven en herkennen in de onderwijspraktijk. De student toont in voldoende mate aan een interview te kunnen voorbereiden en uitvoeren volgens plan, en de resultaten en conclusies op een overzichtelijke wijze te kunnen presenteren aan anderen.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 15
Het schriftelijk taalgebruik wordt in dit blok (en ook in blok 1.2) formatief beoordeeld. In blok 1.1 en 1.2 krijg je feedback als het schriftelijk taalgebruik nog niet voldoet aan de pabo taalnorm. In blok 1.3 en 1.4 moet het schriftelijk taalgebruik aan de pabo taalnorm voldoen, anders wordt de afronding als onvoldoende beoordeeld. Let op: Als voldoende beoordeelde producten worden altijd opgenomen in het portfolio. Een geactualiseerd portfolio geldt als voorwaarde voor het functioneringsgesprek met de kerndocent aan het eind van het semester. Houd je portfolio dus zorgvuldig bij!
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 16
HOOFDSTUK 3.| Kennis en vaardigheden - de vakcolleges
INLEIDING - Dit onderdeel van de studiewijzer beschrijft de vakcolleges die je dit blok gaat volgen. Iedere beschrijving hieronder is op dezelfde wijze gestructureerd. We beginnen met een korte inleiding. Dan volgt steeds een beschrijving van de leerdoelen en een schema met het programma. Dit schema is opgedeeld in een kolom met daarin het onderwerp van het college en een korte beschrijving van de inhoud. Daarnaast een kolom waarin de voorbereiding staat vermeld die dat van je vraagt. Verder vind je informatie over de toetsing en een overzicht van de literatuur/toetsstof.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 17
3.1
Titel: Vakdomein: SIS-code:
Nederlands 1.1: Het kinderboek op de basisschool Nederlands Vakopdracht Nederlands 1.1
INLEIDING – Nederlands begint met de module Het kinderboek op de basisschool. Tijdens deze lessen houden we ons bezig met kinderboeken voor kinderen van vier tot twaalf jaar. Op basisscholen wordt veel gelezen, daarnaast vinden er vaak allerlei activiteiten plaats in het kader van boekpromotie en leesbevordering. Het is van belang dat aankomende leerkrachten hiervan op de hoogte zijn. Je leest recente jeugdliteratuur uit diverse genres. Je beoordeelt de boeken en wisselt meningen uit. In de praktijk lees je regelmatig voor en in de vakcolleges wordt dit geoefend. In deze periode valt de Kinderboekenweek (7 tot en met 18 oktober 2015; thema: ‘Raar maar waar’.) We bestuderen de geschiedenis van het kinderboek, de kerndoelen en het gebruik van het kinderboek op de stageschool, onderzoeken en beoordelen diverse genres jeugdliteratuur en we onderzoeken mogelijke schriftelijke en mondelinge verwerkingsvormen. Tijdens elke les lezen enkele studenten voor uit een kinderboek. Dit wordt beoordeeld door de medestudenten en de vakdocent. Uiteindelijk zal de beste voorlezer van de klas worden uitgekozen en deze doet mee aan de Pabo HvA Voorleeswedstrijd 2015 – 2016, die gehouden wordt in januari 2016. Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
Je kent de kerndoelen primair onderwijs die met jeugdliteratuur te maken hebben. Je kent de theorie omtrent het jeugdboek. Je kent de uitgangspunten van de didactiek en de methodiek die horen bij jeugdliteratuur. Je kent de geschiedenis van het kinderboek op hoofdlijnen, kunt de verschillende genres van jeugdliteratuur noemen en kunt het belang van het kinderboek in de basisschool benoemen. Je kunt jeugdliteratuur vanuit verschillende perspectieven beschouwen. Je kunt de belangrijkste voorleestechnieken toepassen in de stage en hierop reflecteren.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf 1. Introductie en korte geschiedenis van het kinderboek Tijdens deze les krijg je uitleg over de colleges en hoe dit vak wordt afgerond. Ook wordt een korte geschiedenis van het Kinderboek behandeld.
Je bestudeert:
2. Het informatieve jeugdboek Tijdens deze les behandelen we de beoordelingscriteria van het informatieve boek en bespreken we hoe deze boeken in de klas gebruikt kunnen worden.
Je bestudeert:
3. Boekpromotie en leesbevordering We bespreken de eigen ervaringen met kinderboeken en je maakt kennis met verschillende activiteiten op de basisschool van boekpromotie en leesbevordering, waaronder de Kinderboekenweek.
Je bestudeert:
Paus et al. (2014). Portaal. Praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs. Hoofdstuk 8.1: Jeugdliteratuur – Achtergrondkennis Hoofdstuk 8.2: Ontwikkelingslijnen van jeugdliteratuur
Paus et al. (2014). Portaal. Praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs. Hoofdstuk 8.3: Didactiek van jeugdliteratuur
Kerndoel 9 www.tule.slo.nl
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 18
4. De historische jeugdroman Tijdens deze les behandelen we de beoordelingscriteria van de historische jeugdroman en bespreken we hoe deze boeken in de klas gebruikt kunnen worden. 5. Poëzie voor kinderen Tijdens deze les behandelen we de beoordelingscriteria van poëzie voor kinderen en bespreken we hoe deze boeken in de klas gebruikt kunnen worden. 6. Schriftelijke en mondelinge verwerkingsvormen Tijdens deze les bespreken we hoe een boekverslag of een boekpresentatie er in een klas uit kan zien.
Toetsing De leerdoelen worden getoetst in de vakopdracht Nederlands 1.1. Het betreft een schriftelijk tentamen, in de vorm van een verslag. Het verslag wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 6) indien alle beoordelingscriteria als voldoende zijn aangemerkt.
Literatuur Paus, H. (Red.) (2014). Portaal. Praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs. Bussum: Coutinho. Alle collegestof, dat wil zeggen PowerPoints alsmede uitgereikte materialen.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 19
3.2
Titel:
Vakdomein: SIS-code:
Rekenen en wiskunde in de bovenbouw Rekenen Wiskunde Vaktoets Rekenen-Wiskunde 1.1
INLEIDING – Rekenen-wiskunde streeft in onze opleiding naar een professioneel gecijferde leraar. Dit is een leraar die beschikt over een behoorlijke dosis rekenvaardigheid die het basisschoolniveau overstijgt, reken-wiskunde betekenis kan geven voor leerlingen, niveauverhogingen kan bewerkstelligen en het wiskundig denken kan bevorderen. In deze eenheid wordt een begin gemaakt met het bespreken van de uitgangspunten – de zogeheten onderwijsleerprincipes - van de didactiek van realistisch rekenen die gelden voor alle domeinen van rekenwiskunde en groepen van de basisschool. Je maakt kennis met een denkbeeldige wereld waarin mensen (net zoals stripfiguren) vier in plaats van vijf vingers aan een hand hebben. De gevolgen hiervan voor het getallensysteem en het rekenen hierbinnen ervaar je in de bijeenkomsten. Reflectie op de ervaringen en het gebruikte materiaal binnen deze wereld zullen naast uitgelokte redeneringen zicht geven op de bakens van de lange leerlijn hele getallen van de basisschool, de deelgebieden, doelstellingen en de gebruikte materialen, modellen en rekenstrategieën. Schijnbaar zeer verschillende verschijningsvormen zoals de opbouw van een schelp en de structuur van de opbouw van dennenappels of het stapelen van blikken en het schudden van handen tijdens bij een receptie hebben een gemeenschappelijke getalsmatige basis. Verwondering vormt een goede basis voor het ontwikkelen van een positieve wiskundige attitude. Je komt in aanraking met bijzondere verschijningsvorm van getallen, namelijk figuratieve getallen. Je leert hierdoor weer op een andere manier de kracht van modellen en strategieën leren om getalsmatig greep te krijgen op de wereld om ons heen. Door het probleemgeoriënteerde karakter van deze eenheid kom je niet alleen in aanraking met basiskennis van rekenen maar ook met hogere orde vaardigheden zoals reflecteren , redeneren, structuren herkennen, verklaringen zoeken en streven naar meer algemene kennis. Tenslotte krijg je behalve reken-wiskundige kennis en inzichten in de didactische uitgangspunten van realistisch rekenen ook praktische tips hoe een rekenles in elkaar kan zitten, afhankelijk van de te bereiken doelstellingen. Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
Je kent de wiskundige domeinen van het curriculum rekenen en wiskunde van de bovenbouw. Je kent de didactische opbouw context-model-formeel. Je kunt rekendoelstellingen op landelijk, school- en groepsniveau herkennen en benoemen; Je kent de uitgangspunten van realistische rekenmethodes en kunt deze in praktische situaties herkennen. Je herkent, benoemt en ervaart de uitgangspunten van de didactiek van realistisch rekenen door binnen een ander talstelsel te rekenen. Je beschikt over een aantoonbaar voldoende niveau van gecijferdheid met betrekking tot hele getallen met bijbehorende vaktaal.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 20
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten 1. Handen schudden en figuratieve getallen Wat zou een wereld zonder getallen zijn? Door op onze alledaagse ervaringen te reflecteren komen wij op het spoor van verschillende verschijningsvormen van getallen en vijf domeinen van rekenenwiskunde: meten, meetkunde, hele getallen, breuken, procenten en verbanden.
Jouw activiteiten vooraf Je bestudeert: Hele getallen. Reken-wiskundedidactiek. Van Zanten et al. (2014). Hoofdstuk 1, p. 1-15. Kennisbasis rekenen-wiskunde. Lerarenopleiding basisonderwijs Van Zanten c.s. (2009). Te downloaden met de volgende link: http://www.fi.uu.nl/publicaties/literatuur/2009KennisbasisRekenenW iskunde.pdf
Naar aanleidingen hiervan gaan we in op de vraag : wat is volgens jouw goed rekenonderwijs? Welke ervaringen heb je, welke herinneringen heb je aan dit vak? Vandaag maken wij ook kennis met het vak en de didactiek. Je gaat ontdekken dat schematisering en een systematische notatie van het handen schudden aan de basis staat van het vinden van regels en formules. 2. Tellen, optellen en aftrekken revisited Waarschijnlijk ben je allang vergeten hoe je hebt leren tellen en rekenen. In deze bijeenkomst ga je je verplaatsen in een kleuter die aan het begin staat van de verovering van de getallenwereld. Je ervaart dat het leren tellen, optellen en aftrekken niet zo vanzelfsprekend is als het lijkt. Wat zijn de belangrijkste mijlpalen van het leren tellen, het optellen en aftrekken? Wat hielp je om deze vaardigheden in de denkbeeldige wereld van ‘okt’ uit te voeren en te begrijpen? 3. Vermenigvuldigen en delen revisited Deze bijeenkomst ga je nog een stapje verder in de denkbeeldige wereld van ‘okt’. OP basis van de ervaringen en inzichten van de vorige bijeenkomst wordt het lijntje doorgetrokken naar groep 4 en 5. Wat zijn de belangrijkste mijlpalen van het leren vermenigvuldigen en delen? Wat hielp je om deze vaardigheden in de denkbeeldige wereld van ‘okt’ uit te voeren en te begrijpen? 4. Hoofdrekenen met en zonder contexten In deze bijeenkomst staat een hoofrekenles centraal zoals je die in de praktijk tegenkomt. Je leert de opbouw kennen van een les uit een rekenmethode en krijgt praktische tips voor de uitvoering van zo’n les. 5. Zeker leren rekenen en leren rekenen met gezond verstand Staartdelen is het leren werken volgens een vaste aanpak. Succes gegarandeerd. Bij het leren oplossen van problemen ligt dit anders. Hier kun je door het stellen van goede vragen en aanwijzingen leerlingen in interactieve lessen leerlingen aansporen tot reflectie op en redeneren over hun oplossingen en zo de kans op succes vergroten. Dit vereist een goede wiskundige attitude. 6. Gecijferdheid en de onderwijsleerprincipes van realistisch rekenen Deze bijeenkomst staat in het teken van een terugblik op de afgelopen bijeenkomsten. Door reflectie en redeneren probeer je de opgedane ervaringen en inzichten in verband te brengen met de vijf onderwijsleerprincipes van realistisch rekenen. Als het goed is, zie je in alle rekenlessen op de basisschool een of meer van deze principes terug.
Je bestudeert: Hele getallen. Reken-wiskundedidactiek. Van Zanten et al. (2014). Hoofdstuk 1, p. 16-17. Ale, P., & Schaik, van M. (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd. H1 Capita selecta uit Het land van Okt. Werkbladen worden ter beschikking gesteld.
Je bestudeert: Hele getallen. Reken-wiskundedidactiek. Van Zanten et al. (2014). Hoofdstuk 1, p. 16-17. Ale, P., & Schaik, van M. (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd. H1. Capita selecta uit Het land van Okt. Werkbladen worden ter beschikking gesteld. Je bestudeert: Hele getallen. Reken-wiskundedidactiek. Van Zanten et al. (2014). Hoofdstuk 1, p. 18-32. Proeve van een nationaal programma voor het rekenwiskundeonderwijs op de basisschool. Deel 1. Treffers c.s. (1989). p. 41- 48. Wordt via DLWO beschikbaar gesteld. Je bestudeert: Hele getallen. Reken-wiskundedidactiek. Van Zanten et al. (2014). Hoofdstuk 1, p. 16-17. Proeve van een nationaal programma voor het rekenwiskundeonderwijs op de basisschool. Deel 1. Treffers c.s. (1989), p. 914, en p. 49 - 57. Wordt via DLWO beschikbaar gesteld. Je bestudeert: Hele getallen. Reken-wiskundedidactiek. Van Zanten et al. (2014). Hoofdstuk 7, p. 193-214.
Toetsing Schriftelijk tentamen ( 40 meerkeuzevragen). De toets wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5 ) indien minimaal 67 % van de meerkeuzevragen goed beantwoord is, afhankelijk van het totaal aantal goedgekeurde toetsitems. Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 21
Literatuur / toetsstof Brom-Snijders, P. van den, Bergh, J. van den, Hutten, O., & Zanten, M. van (2014). Hele getallen. Rekenwiskundedidactiek. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Ale, P., & Schaik, M. van (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Bussum: Coutinho.
Hoofdstuk 1: Eigen vaardigheid hele getallen in de context van het acht- en tientallig talstelsel.
De stof die tijdens de bijeenkomsten is behandeld. Zie hiervoor de volgende literatuur (beschikbaar via DLWO): Treffers, A., Moor, E. de, Feijs, E. (1989). Proeve van een nationaal programma voor het reken-wiskundeonderwijs op de basisschool.
p. 9 -14 p. 41 -57
Zanten, van , M., Barth, F., Faarts, J., Gool, van, A. & Keijzer, R. (2009). Kennisbasis rekenen-wiskunde. Lerarenopleiding basisonderwijs Van Zanten c.s. Utrecht: Elwier/Panama.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 22
3.3
Titel: Vakdomein: SIS-code:
Basisdidactiek Biologie Natuur & Techniek (I) Vaktoets Mens & Wereld 1.2
INLEIDING - Bij dit vak maken we een start met het aanleren van de basisvaardigheden die nodig zijn voor het kunnen voorbereiden en uitvoeren van praktische werkvormen in de klas. Deze basisvaardigheden zijn essentieel voor het geven van lessen biologie, maar ze zijn ook relevant voor natuurkunde en techniek. Er is dit semester gekozen voor biologie, omdat dit vak goed aansluit bij het thema omgevingsonderwijs. De aangeboden werkvormen zullen direct inzetbaar zijn bij het werkplekleren. Voor deze collegereeks is het van belang dat je beschikt over natuurwetenschappelijke kennis op het niveau dat getoetst is in de landelijk verplichte Toelatingstoets Mens en Wereld.
Let op: deze collegereeks wordt alternerend aangeboden. Dat wil zeggen dat je, afhankelijk van je rooster, het onderwijsaanbod in het eerste of tweede blok van dit semester volgt. Leerdoelen
Je kunt de levende natuur in de schoolomgeving inzetten bij biologielessen. Je oefent met praktische werkvormen voor biologie, kunt uitleggen welke werkvormen geschikt zijn voor het behalen van de gewenste leerdoelen en kunt deze werkvormen toepassen in de praktijk. Je begrijpt de didactiek van onderzoekend leren en kunt de achterliggende theorie uitleggen. Je begrijpt de didactiek van natuurbeleving en kunt de achterliggende theorie uitleggen.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten
Jouw activiteiten vooraf
1. Veldwerk In deze les staat het doen van veldwerk en de beleving hiervan centraal. We doen een vegetatie-onderzoek en zullen vervolgens de bijbehorende didactiek doornemen.
Je bestudeert: De Vaan & Marell (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Inleiding & Hoofdstuk 1 t/m 3. De Vaan & Marell (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Hoofdstuk 8 en 10.5.
2. Praktische werkvormen biologie (1) Tijdens deze les gaan we in op de samenhang tussen doen en denken en gesloten/open werkvormen. Hierna passen we deze theorie toe bij het oefenen van enkele basale werkvormen bij biologie.
Je bestudeert: De Vaan & Marell (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Hoofdstuk 5. De Vaan & Marell (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Hoofdstuk 10.
3. Praktische werkvormen biologie (2) Deze les wordt er kennisgemaakt met het toepassen van de natuurwetenschappelijke onderzoeksmethode. Middels het opzetten van een kiemingsexperiment wordt deze methode vervolgens toegepast in de praktijk.
Je bestudeert: De Vaan & Marell (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Hoofdstuk 6.
4. Onderzoekend leren (1) Tijdens deze les zal de uitkomst van het kiemingsexperiment gekoppeld worden aan de didactiek van onderzoekend leren. Er zal met name aandacht worden besteed aan de fasen ‘rapportage en communicatie’ en ‘verbreding en verdieping’.
Je bestudeert: De Vaan & Marell (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Hoofdstuk 9.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 23
5. Onderzoekend leren (2) Tijdens deze les gebruiken we een circuitpracticum voor het oefenen in het operationaliseren van onderzoeksvragen en besteden we daarbij aandacht aan de leerlijnen biologie.
Je bestudeert: De Vaan & Marell (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Hoofdstuk 9 en 10. http://tule.slo.nl (Leerlijnen Oriëntatie op jezelf en de Wereld behorende bij kerndoelen 40 en 41).
6. Repetitie basisdidactiek biologie Tijdens deze les repeteren we de toetsstof basisdidactiek biologie aan de hand van de open vragen.
Je bestudeert: De Vaan & Marell (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Hoofdstuk 1, 2, 3, 5, 6, 8, 9 en 10.
Toetsing Deze collegereeks maakt deel uit van studieonderdeel Mens en Wereld 1.2. Deze wordt getoetst in de vaktoets van blok 1.2. Dit betreft een schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen). De grens voldoende / onvoldoende hangt af van het aantal vragen en het aantal antwoordmogelijkheden. Gemiddeld moet gerekend worden op minimaal 67% goede antwoorden voor een voldoende. Literatuur / toetsstof Vaan E. de, & Marell, J. (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Bussum: Coutinho.
Hoofdstuk 1: Waarover gaat natuuronderwijs? Hoofdstuk 2: Doen en denken Hoofdstuk 3: Waarnemen Hoofdstuk 5: Onderwijsleerstijlen bij natuuronderwijs Hoofdstuk 6: Onderzoekend en ontdekkend leren Hoofdstuk 8: Natuurbeleving Hoofdstuk 9: Stap voor stap: structuur in de les Hoofdstuk 10: Werkvormen met ‘echt’ materiaal
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 24
3.4
Titel: Vakdomein: SIS-code:
Basisdidactiek Geschiedenis Geschiedenis (I) Vaktoets Mens & Wereld 1.2
INLEIDING – In dit studiejaar krijg je voor het eerst te maken met het vakdidactiek geschiedenis (aangeboden in twee verschillende modules die elk afzonderlijk getoetst worden). In de eerste module zal kennis worden gemaakt met de functie en doelstelling van geschiedenisonderwijs op de basisschool. Geschiedenis gaat over verloop van tijd, over dingen die zijn veranderd of relatief hetzelfde zijn gebleven. Vandaar dat zal worden stilgestaan bij de ontwikkeling van (historisch) tijdsbesef bij kinderen. Voor leerlingen, zeker in het basisonderwijs, is het verleden (en daaraan gekoppeld het vak geschiedenis) iets abstracts dat – op het eerste gezicht- ver van hun belevingwereld af staat. De geschiedenis dient dan ook geconcretiseerd te worden aan de hand van verschillende beeldvormers, waarbij het uitgangspunt altijd de belevingswereld van het kind moet zijn. In deze module komen verschillende beeldvormers aan bod komen, te weten: stilstaand en bewegend beeld, historische begrippen. Deze beeldvormers zijn het middel ter stimulering van historisch denken en redeneren bij kinderen. Daarnaast maakt de student kennis met historische vaardigheden als standplaatsgebondenheid, causaliteit, (dis)continuïteit en het toetsen van betrouwbaarheid. Tot slot wordt in de eerste module een begin gemaakt met het opzetten van een geschiedenisles: de instap. Let op: deze collegereeks wordt alternerend aangeboden. Dat wil zeggen dat je, afhankelijk van je rooster, het onderwijsaanbod in het eerste of de tweede blok van dit semester volgt.
Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
Je kunt de drie kernconcepten van het vak beschrijven (te weten: tijdsbesef, historische werkelijkheid en historisch redeneren) en hun onderlinge relatie aan de hand van voorbeelden illustreren. Je kunt de ontwikkeling van tijdsbesef bij kinderen verwoorden en kan aan de hand van passende werkvormen aangeven hoe de ontwikkeling van tijdsbesef bij leerlingen kan worden gestimuleerd. Je kunt uitleggen welke betekenis ‘beeldvorming’ voor geschiedenisonderwijs heeft en kan bewegende en stilstaande beelden op een juiste en verantwoorde manier inzetten in de geschiedenisles. Je kunt verschillende werkvormen, die historisch denken en redeneren bevorderen, ontwikkelen en inzetten en de theoretische gedachte daarachter uitleggen. Je kunt verschillende didactische benaderingswijzen toepassen om vakbegrippen en historische kennis in relevante contexten en thema’s te verduidelijken met als doel kennisconstructie bij leerlingen te stimuleren. Je bent in staat een motiverende en/of activerende instap voor een geschiedenisles te bedenken en didactisch te onderbouwen, waarbij hij gebruikt maakt van een van de verschillende beeldvormers uit het beeldvormingschema.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 25
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf
1. Introductie vak geschiedenis: nut en doelstellingen In dit college staat de functie en ontwikkeling van geschiedenisonderwijs op de basisschool centraal.
Je bestudeert: Kooi, J. van der & Groot-Reuvenkamp, M. (2009). Geschiedenis en samenleving. p. 239-248; (Bij 2de druk 2013: p.227-239) Straaten, van, D. red. (2012). Historisch denken. Basisboek voor de vakdocent. p. 11-17. (Wordt beschikbaar gesteld tijdens bijeenkomst.)
2. Kinderen en (historisch) tijdsbesef. In dit werkcollege zal worden stilgestaan bij de ontwikkeling van (historisch) tijdsbesef bij kinderen en de bijbehorende didactische mogelijkheden.
3. Didactische mogelijkheden van de instap. In deze bijeenkomst zal worden stilgestaan bij de verschillenden didactische mogelijkheden van de instap tijdens de geschiedenisles. 4. Werken met beeldvormers: stilstaand beeld Het stilstaande beeld, waaronder afbeeldingen, prenten, en de bijbehorende didactiek staat in deze les centraal.
Boxtel, C. van en Drie, J. van (2008) ‘Vermogen tot historisch redeneren: onderliggende kennis, vaardigheden en inzichten’, in Kleio, nr 43, p 45-54. (Wordt beschikbaar gesteld tijdens bijeenkomst.) Kooi, J. van der & Groot-Reuvenkamp , M. (2009). Geschiedenis en samenleving 250 – 267 en p. 391 – 399 (Bij 2de druk 2013: p. 251 – 261 en p. 388 – 396) Wilschut, A. (2012) ‘Historisch denken over tijd. Onderzoek naar tijdsbewustzijn', in: Kleio, nr 3, pag. 12-17. (Wordt beschikbaar gesteld tijdens bijeenkomst.) Je bestudeert: Wilschut, Van Straaten & Van Riessen (2004). Geschiedenisdidactiek. p. 257 – 272. (Wordt beschikbaar gesteld tijdens bijeenkomst.)
Je bestudeert: Van der Kooij & Groot-Reuvenkamp (2009). Geschiedenis en samenleving. p. 284-300. (bij 2de druk 2013: p. 282-298.) Wilschut, Van Straaten & Van Riessen (2004). Geschiedenisdidactiek. p. 181 – 196. (Wordt beschikbaar gesteld tijdens bijeenkomst.)
5. Werken met beeldvormers: bewegend beeld Het bewegende beeld, waaronder films en documentaires, en de bijbehorende didactiek staat in deze les centraal.
Je bestudeert: Van der Kooij & Groot-Reuvenkamp (2009). Geschiedenis en samenleving. p. 284-300. (bij 2de druk 2013: p. 282-298.)
6. Werken met de beeldvormer: (sleutel)begrippen Omgaan met abstracte begrippen in de geschiedenisles staat centraal in dit werkcollege.
Wilschut, Van Straaten & Van Riessen (2004). Geschiedenisdidactiek. p. 181 – 196. (Wordt beschikbaar gesteld tijdens bijeenkomst.) Je bestudeert: Wilschut, Van Straaten & Van Riessen (2004). Geschiedenisdidactiek. p. 53- 60; p. 290- 294. (Wordt beschikbaar gesteld tijdens bijeenkomst.)
Toetsing Deze collegereeks maakt deel uit van studieonderdeel Mens en Wereld 1.2. Deze wordt getoetst in de vaktoets van blok 1.2. Dit betreft een schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen). De grens voldoende / onvoldoende hangt af van het aantal vragen en het aantal antwoordmogelijkheden. Gemiddeld moet gerekend worden op minimaal 67% goede antwoorden voor een voldoende. Literatuur/toetsstof Boxtel, C. van, & Drie, J. van (2008). Vermogen tot historisch redeneren: onderliggende kennis, vaardigheden en inzichten, Kleio, 43, 45-54.
p. 45 - 54 Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 26
Kooij, C. van der, & Groot-Reuvenkamp, M. (2009 OF 2013) Geschiedenis en samenleving. Kennisbasis inhoud en didactiek. Groningen: Noordhoff.
p. 239-248 p. 250-267 p. 284-300 p. 391-399
(Bij 2de druk 2013; p. 227- 239) (Bij 2de druk 2013: p. 251 -261) (Bij 2de druk 2013: p. 282- 298) (Bij 2de druk 2013: p. 388- 396)
Straaten , D. van (red.) (2012). Historisch denken. Basisboek voor de vakdocent. Assen: Van Gorcum.
p. 11-17
Wildschut, A., Straaten, D. van, & Riessen, M. van (2004). Geschiedenisdidactiek. Handboek voor de vakdocent. Bussum: Coutinho.
p. 53-60 p. 181-196 p. 257–272 p. 290-294
Wilschut, A. (2012). Historisch denken over tijd. Onderzoek naar tijdsbewustzijn. Kleio, 52 (3). 12-17.
p. 12 -17
De PowerPoints van de werkcolleges (zie DLWO VT Mens & Wereld 1.1).
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 27
3.5
Titel: Vakdomein: SIS-code:
Introductie en Basis(vak)didactiek Aardrijkskunde Aardrijkskunde (I) Vaktoets Mens & Wereld 1.2
INLEIDING - In deze collegereeks wordt het leergebied Aardrijkskunde geïntroduceerd. Naast het ‘denken met aardrijkskunde’, wordt aandacht besteed aan de vakdidactische principes van een aardrijkskundeles. Hierbij wordt de link gelegd met omgevingsonderwijs. Voor deze module is het van belang dat je beschikt over aardrijkskundige kennis op het niveau dat getoetst is in de landelijk verplichte Toelatingstoets Mens en Wereld. Let op: deze collegereeks wordt alternerend aangeboden. Dat wil zeggen dat je, afhankelijk van je rooster, het onderwijsaanbod in het eerste of in het tweede blok van dit semester volgt.
Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
Je kunt vakinhoudelijke uitgangspunten en de vakinhoudelijke doelstellingen van het vak aardrijkskunde in het basisonderwijs noemen en verklaren. Je kunt het nut van kaarten, soorten kaarten en typen kaartvaardigheden die bij het aardrijkskundeonderwijs een rol spelen noemen en de achtergronden ervan uitleggen. Je kunt lessen ontwikkelen met kaarten en/of de atlas waarbij kinderen de kaartvaardigheden (kaartlezen, kaartanalyse, kaartinterpretatie) kunnen gebruiken. Je kunt geografische vragen en geografische werkwijzen noemen, verklaren en gebruiken als structurering van de leerstof. Je kunt de stappen voor het voorbereiden van een aardrijkskundeles doorlopen om zo te komen tot een goede les voor kinderen in het basisonderwijs. Je kunt de mogelijkheden van de omgeving van de school voor het onderwijzen van het vak benoemen.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten
Jouw activiteiten vooraf
1. Wat is aardrijkskundedidactiek? Aardrijkskunde, wat is dat voor vak? In deze bijeenkomst wordt duidelijk gemaakt wat het vak aardrijkskunde precies inhoudt en worden de vakinhoudelijke doelstellingen toegelicht en verklaard.
2. Kaartvaardigheid In deze les leer je lesgeven met het aardrijkskundige ‘basismateriaal’: de kaart, de atlas, Google Earth, etc.
3. Aspecten van een goede Aardrijkskundeles I De aspecten van een goede aardrijkskunde les worden behandeld. Daarbij staan leerstofanalyse en voorbereiding op de lesstof centraal.
Je bestudeert: De Hamer et al. (2007). Aardrijkskunde geven. Hoofdstuk 1.1 & 4.1. Centrum voor educatieve geografie (2009). Handboek vakdidactiek aardrijkskunde. Hoofdstuk 2.1 en 2.3. Je bestudeert: De Hamer et al. (2007). Aardrijkskunde geven. Hoofdstuk 3.1. Centrum voor educatieve geografie (2009). Handboek vakdidactiek aardrijkskunde. Hoofdstuk 7.3.5 en 7.4.3. Je bestudeert: De Hamer et al. (2007). Aardrijkskunde geven. Hoofdstuk 2.1 & 8.1. Centrum voor educatieve geografie (2009). Handboek vakdidactiek aardrijkskunde. Hoofdstuk 5.1; 5.3 t/m 5.4.4.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 28
4. Aspecten van een goede Aardrijkskundeles II Deze les is een vervolg op de vorige bijeenkomst. Ditmaal gaat het vooral om het specifiek uitwerken van de aardrijkskundeles.
5. Werkvormen bij de aardrijkskundeles In deze les worden verschillende typen werkvormen geïntroduceerd en één specifieke werkvorm, namelijk een simulatie/spel volledig tot uitvoering gebracht en op bruikbaarheid voor het p.o. geanalyseerd.
6. Aardrijkskundig veldwerk en -onderzoek In deze les leer je veldwerk en -onderzoek uit te voeren. De directe omgeving van de school is daarbij het uitgangspunt.
Je bestudeert: De Hamer et al. (2007). Aardrijkskunde geven. Hoofdstuk 5.1. Centrum voor educatieve geografie (2009). Handboek vakdidactiek aardrijkskunde. Hoofdstuk 5.4.5 & 5.4.6. Tijdens het college wordt gewerkt met het aanbevolen maar niet verplichte boek: Hoogeveen, P & J. Winkels (2011). Het didactische werkvormenboek: Variatie en differentiatie in de praktijk. Assen: Van Gorcum B.V.
Je bestudeert: De Hamer et al. (2007). Aardrijkskunde geven. Hoofdstuk 7.1 & 7.2. Centrum voor educatieve geografie (2009). Handboek vakdidactiek aardrijkskunde. Hoofdstuk 8.1; 8.3 & 8.4.
Toetsing Deze collegereeks maakt deel uit van studieonderdeel Mens en Wereld 1.2. Deze wordt getoetst in de vaktoets van blok 1.2. Dit betreft een schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen). De grens voldoende / onvoldoende hangt af van het aantal vragen en het aantal antwoordmogelijkheden. Gemiddeld moet gerekend worden op minimaal 67% goede antwoorden voor een voldoende. Literatuur/toetsstof Centrum voor educatieve geografie (2009). Handboek vakdidactiek aardrijkskunde. Amsterdam: Landelijk Expertisecentrum Mens- en Maatschappijvakken. (Gratis te downloaden: www.vakdidactiekaardrijkskunde.nl).
Hoofdstuk 2.1: Aardrijkskunde, wat is dat voor vak? - Inleiding Hoofdstuk 2.3. Schoolaardrijkskunde, wat is dat eigenlijk? Hoofdstuk 5.1: Een aardrijkskundeles ontwikkelen - Inleiding Hoofdstuk 5.3: Aspecten van een goede les Hoofdstuk 5.4: Het ontwikkelen van een goede les Hoofdstuk 7.3.5 en 7.4.3: Kaart en atlas in de klas Hoofdstuk 8.1: De eigen omgeving en veldwerk - Inleiding Hoofdstuk 8.3: De omgeving in het aardrijkskundeonderwijs Hoofdstuk 8.4: Veldwerk
Hamer A. de, Bakker, A., Heck, M. van, & Broere, H. (2007). Aardrijkskunde geven: Praktische didactiek voor het basisonderwijs. Assen: Van Gorcum B.V.
Hoofdstuk 1.1: Wat is aardrijkskunde? Hoofdstuk 2.1: Aardrijkskundedoelen Hoofdstuk 3.1: Lesgeven met de kaart Hoofdstuk 4.1: Leren waarderen Hoofdstuk 5.1: Lessen maken Hoofdstuk 7.1: Op onderzoek uit Hoofdstuk 7.2: Aardrijkskunde in je omgeving Hoofdstuk 8.1: Leerlijnen
Aanvullende artikelen en PowerPoints, te vinden op de MW 1.1_1.2 AK didactiekpagina op DLWO. Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 29
3.6
Titel: Vakdomein: SIS-code:
Muziek Muziek Vakopdracht Kunstzinnige Oriëntatie 1.2
INLEIDING – Muziek is in de huidige maatschappij een niet weg te denken verschijnsel. Muziek klinkt overal, is zelfs op elk moment beschikbaar voor volwassenen en voor kinderen en is een universele taal die grenzen overschrijdt. Dankzij internet en de ontwikkeling van de elektronische media kan bijna iedereen voortdurend beschikken over welke muziek dan ook. Steeds meer (hersen)onderzoeken bevestigen dat muziekonderwijs goed is voor kinderen: Zij leren naar elkaar te luisteren, met elkaar te bewegen, met elkaar te zingen en muziek te maken en muziek te ontwerpen. Daardoor worden kinderen socialer en kunnen schoolprestaties verbeteren. Wethouder Gehrels heeft een plan ontwikkeld om het muziekonderwijs in Amsterdam te verbeteren. Op veel Amsterdamse basisscholen wordt nu wekelijks muziekonderwijs aangeboden. Daar zal je in de praktijk zeker mee te maken krijgen. In deze collegereeks word je getraind in jouw muzikale vaardigheden en leer je hoe je muziek kunt aanbieden in de verschillende klassen van de basisschool. Let op: deze collegereeks wordt alternerend aangeboden. Dat wil zeggen dat je, afhankelijk van je rooster, het onderwijsaanbod in het eerste of tweede blok van dit semester krijgt aangeboden. Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
De student ontwerpt ter introductie op een liedaanbieding een videoclip, waarin elementen van de stad Amsterdam worden gekoppeld aan de inhoud van het lied. De student kan bij de uitwerking van een liedaanbieding een koppeling maken tussen beginsituatie en lesdoelen en doelen op de langere termijn. De student beschikt over basale didactische vaardigheden voor het vak muziek.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten
Jouw activiteiten vooraf
1. Jij en muziek Welke rol speelt muziek in jouw leven? Wat weet jij nog van muziek op de basisschool? Welke liedjes ken je nog? In deze les starten we met het werken aan jouw muzikale vaardigheden en maak je kennis met het vak muziek op de basisschool. 2. De rol van de leerkracht Zingen met een groep is een activiteit waarbij je veel leiding moet geven. Jij als leerkracht bepaalt het liedrepertoire, het startmoment, de toonhoogte en het tempo. Het doel is de leerlingen zelfstandig te leren zingen. Hoe bereid je je hier op voor?
Je bestudeert: Lei, R. van de, & Haverkort, F. & Noordam, L. (2010). Muziek Meester: Hoofdstuk 1.
3. Instructie bij zingen Voor het aanleren van een lied moet de les ook goed voorbereid worden. De organisatie van de les is belangrijk voor een goede didactische uitvoering van de les. In deze les wordt de lesvoorbereiding van een liedaanbieding behandeld.
Je bestudeert: Lei, R. van de, & Haverkort, F. & Noordam, L. (2010). Muziek Meester: Hoofdstuk 2: blz. 39 tot en met 60.
4. Muziek Maken Bij het domein muziek maken kan je instrumenten of bodypercussie inzetten om een liedbegeleiding, of een klankspel uit te voeren. In deze les gaan we dieper in op de eigenvaardigheid muziek maken en bekijken we hoe dit domein kan worden ingezet in de stageklas.
Je bestudeert: Lei, R. van de, & Haverkort, F. & Noordam, L. (2010). Muziek Meester: Hoofdstuk 2 blz. 33-39. Maak een repertoirelijst van de liedjes die jij kent voor de onderbouw, middenbouw en bovenbouw. Gebruik hiervoor de liedbundel Eigenwijs.
Kies een lied uit de liedbundel Eigenwijs en maak een lesopzet van een liedaanbieding. Je bestudeert Lei, R. van de, & Haverkort, F. & Noordam, L. (2010). Muziek Meester: Hoofdstuk 4 blz.85 t/m 96 en 107 t/m 115 Bekijk op de site http://www.muziekmeester.nl de videolessen van I like the flowers. Beschrijf wat jij nodig denkt te hebben om deze lessen op een vergelijkbare manier te kunnen uitvoeren. Wat is jouw beginsituatie?
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 30
5. Luisterdidactiek Muziek neemt in het leven van kinderen in de bovenbouw vaak al een belangrijke plaats in. Zij luisteren naar muziek en hebben ook al een duidelijke voorkeur. In luisterlessen leren kinderen klankaspecten en vormaspecten te herkennen en te benoemen. Hierdoor ervaren zij welke betekenis muziek kan geven.
Je bestudeert: Lei, R. van de, & Haverkort, F. & Noordam, L. (2010). Muziek Meester: Hoofdstuk 3 blz 61 t/m71
6. Lesontwerp muziek ( vakopdracht). Hoe ziet de opbouw van een muziekles eruit, welke domeinen kan je met elkaar combineren en hoe zorg je voor een goede planning van de onderdelen van je muziekles? In deze les gaan we in op de inhoud en uitwerking van de vakopdracht 1.2.
Je bestudeert:
Neem een muziekfragment mee waar jij graag naar luistert. Benoem op welke wijze jij verbonden bent met dit muziekfragment en geef aan welke muzikale aspecten jou aanspreken.
In de studiewijzer 1.2: Vakopdracht 1.2 beeldende vorming en muziek.
Toetsing Deze onderwijseenheid wordt getoetst in de vakopdracht 1.2- Beeldende Vorming en Muziek. Alle leesstof die in de lessen is behandeld wordt getoetst in jaar 2, blok 2.2
Literatuur Lei, R. van de, Noordam, L., & Haverkort, F. (2010). Muziek Meester. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 31
3.7
Titel: Vakdomein: SIS-code:
Beeldende Vorming Beeldende Vorming Vakopdracht Kunstzinnige Oriëntatie 1.2
INLEIDING – Tijdens deze collegereeks maak je kennis met het vak beeldende vorming en de kerndoelen die daarbij horen. Door onderwijs ben je in staat de zeggingskracht van beelden die overal om ons heen te zien zijn, te ervaren voor wat betreft functie en betekenis. Je bespreekt de beeldende middelen (beeldende aspecten en materialen/ technieken) die daarvoor gebruikt zijn. Je maakt kennis met de kerndoelen en het belang van een doorgaande leerlijn. De ontwikkelingsfasen met betrekking tot het beeldend werk van kinderen en de manier waarop beeldende vorming een bijdrage levert aan de totale ontwikkeling van het kind, staan centraal in dit programma. Door middel van het zelf maken en bespreken van beeldend werk en het koppelen daarvan aan de onderwijspraktijk met kinderen, wordt een basis gelegd om zelf les te kunnen geven. Basale didactische vaardigheden en de basis van klassenmanagement komen aan het bod. Door het observeren van kinderen die beeldend bezig zijn, ervaar je de verschillen tussen kinderen. Let op: deze collegereeks wordt alternerend aangeboden. Dat wil zeggen dat je, afhankelijk van je rooster, het onderwijsaanbod in de eerste of de tweede periode van dit semester volgt. Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
Je kent de verschillende functies en betekenissen die beelden kunnen hebben en je kunt dit aantonen met voorbeelden;
Je weet welke bijdrage beeldende onderwijs aan de ontwikkeling van het kind levert; Je hebt basiskennis over de materialen/ technieken, de beeldaspecten en beeldfuncties; Je kunt kinderwerkstukken onderbouwd koppelen aan de fase van beeldende ontwikkeling en aan de algemene ontwikkelingsaspecten van leerlingen van 4 tot 12 jaar; Je kunt beelden selecteren en uitleggen aan de hand van beeldaspecten en beeldfuncties. Je bent in staat de beeldende opdrachten volgens de gegeven criteria uit te voeren, waarbij je beeldend onderzoek doet.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten
Jouw activiteiten vooraf
1. Beelden en vormgeven, kerndoelen In deze eerste bijeenkomst beeldende vorming word je je ervan bewust hoe kinderen opgroeien in een wereld van beelden en wat de functie en betekenis van die beelden kunnen zijn. Je gaat in op vormgeving, materiaal en werkproces. Verder maak je kennis met de kerndoelen voor dit vakgebied. In de les ga je werken aan een beeldende opdracht.
Je bestudeert: Van Onna & Jacobse (2013). Laat maar zien. Hoofdstuk 1 Mens en beeld p. 13 t/m 23
2. Sporen van ontwikkeling, verschillen tussen kinderen. Bijdragen van beeldende vorming aan de ontwikkeling Je maakt kennis met de beeldende ontwikkelingsfasen van kinderen en de verschillen tussen kinderen, zodat je straks weet wat voor opdrachten je kunt geven. Je begrijpt en leert uit te leggen waarom beeldend werken belangrijk voor de ontwikkeling van een kind is. In de les werk je aan een beeldende opdracht. 3. Beeldaspecten
Je bestudeert: Van Onna & Jacobse (2013). Laat maar zien. Hoofdstuk 11 Sporen van ontwikkeling, blz. 239 t/m 277.
Bestudeer de website: http://tule.slo.nl/KunstzinnigeOrientatie/FKDKunstzinnigeOrientatie.html (beeldende vorming).
Verzameld beeldmateriaal voor de beeldende opdracht meenemen.
Je bestudeert: Van Onna & Jacobse (2013). Laat maar zien. Hoofdstuk 8, blz. 155 t/m 183.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 32
Je leert wat beeldaspecten zijn en dat deze een deel van de leerstof voor kinderen vormen. Ruimte, kleur, vorm, textuur en compositie bestaan ieder uit een reeks aan te leren begrippen. In de les werken we aan een beeldende opdracht. 4. Beeldend onderwijs, visie en didactiek, doelen In deze bijeenkomst maak je kennis met de essentie van het vak en de benodigde didactiek (proces en product). Wat beeldend vormgeven is kun je uitleggen vanuit het cirkelmodel (MVBmodel).
Bestudeer de website http://beeldende-vormgeving.jouwweb.nl
Je bestudeert: Van Onna & Jacobse (2013). Laat maar zien. Hoofdstuk 2 Zien en maken p. 25 t/m 47.
In de les werken we aan een beeldende opdracht. 5. Didactische vaardigheden en klassenmanagement; beeldend onderwijs in de groep: voorbereiding en oriëntatie Je leert over waar het om gaat bij beeldende vorming en de kerndoelen. Je leert over het Format voor basisplan (blz. 338) en het Format voor de les(fasen)beschrijving (blz. 339.). Je kunt de brede ontwikkeling die beeldende vorming bewerkstelligt benoemen. In de les werken we aan een beeldende opdracht.
Je bestudeert: Van Onna & Jacobse (2013) Laat maar zien. hoofdstuk 3 Beeldend onderwijs , p. 49 t/m 67
6. Afronding beeldende opdracht en presentatie. Je neemt kennis over de voorbereiding van de les en wat daar bij komt kijken (Beginsituatie, soort lesactiviteit, basisplan, doelen en evaluatiecriteria). De leerkracht houdt rekening met de condities, zoals de beschikbaarheid van het materiaal, de ruimte, de tijd, de inrichting van het lokaal, de kennis en vaardigheden, en de interesses van de kinderen.
Van Onna & Jacobse (2013) Laat maar zien. hoofdstuk 4 Voorbereiding p. 69 t/m 83 Al het beeldende werk afmaken. Het verzamelde beeldmateriaal meenemen naar huis en bewaren voor de portfoliopresentatie.
Toetsing Deze collegereeks maakt deel uit van Kunstzinnige oriëntatie. Deze onderwijseenheid wordt getoetst in de vaktoets van blok 1.4. Dit betreft een schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen). De grens voldoende / onvoldoende hangt af van het aantal vragen en het aantal antwoordmogelijkheden. Gemiddeld moet gerekend worden op minimaal 67% goede antwoorden voor een voldoende. In vakopdracht 1.2 wordt het beeldend portfolio getoetst. De criteria voor de verschillende opdrachten worden in de les besproken en toegelicht.
Literatuur Onna, J. van & Jacobse, A. (2013). Laat maar zien, een didactische handleiding voor beeldend onderwijs. Groningen: Noordhoff.
Hoofdstuk 1, Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 11
Laat maar zien. Mens en beeld Laat maar zien. Zien en maken Laat maar zien. Beeldend onderwijs Laat maar zien. Voorbereiding Laat maar zien. Beeldaspecten Laat maar zien. Sporen van ontwikkeling
p.13 t/m 23 p. 25 t/m 47 p. 49 t/m 67 p. 69 t/m 83 p. 155 t/m 183 p. 239 t/m 279
Aanbevolen: Boermans 5e editie, Beeldende Begrippen. Uitgeverij Lambo. http://beeldende-vormgeving.jouwweb.nl http://kunstgeschiedenis.jouwweb.nl
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 33
3.8
Titel: Vakdomein:
Eigen vaardigheid Nederlands Nederlands
INLEIDING - Elke leerkracht moet correct kunnen spellen en vaardigheid bezitten in het redekundig en taalkundig ontleden van zinnen. Je moet boven de stof staan om het aan kinderen te kunnen uitleggen. Daarnaast wordt er van je verwacht dat je de verslagen en lesvoorbereidingen in correct Nederlands inlevert. Ook zul je in correct Nederlands moeten kunnen e-mailen. In het eerste jaar moet je daarom een toets over spelling, schriftelijk formuleren, interpunctie en grammatica afleggen. Tijdens de vakcolleges maak je oefeningen ter voorbereiding op de toets. De docent bespreekt deze oefeningen en geeft uitleg over de spelling- en grammaticaregels die van toepassing zijn. Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
Je hebt kennis van de spellingregels van het Nederlands, de interpunctie, de correcte wijze van formuleren, van de regels voor redekundig ontleden (zinsdelen) en taalkundig ontleden (woordsoorten). Je kunt die kennis in voldoende mate in de praktijk toepassen en bij de Taaltoets-pabo haal je een minimale score van 128 items goed, hetgeen gelijk staat aan het cijfer 5,5.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten 1. Introductie en spelling niet-werkwoorden (onveranderlijke vormen) Deze bijeenkomst wordt uitgelegd wat de eisen van de pabo zijn ten aanzien van je taalniveau. Het tweede deel van deze bijeenkomst behandelen we de belangrijkste spellingsregels van onveranderlijke vormen.
Jouw activiteiten vooraf Je bestudeert:
2. Werkwoordspelling We bespreken de regels van de tegenwoordige en de verleden tijd, we behandelen het voltooid deelwoord en het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Je bestudeert: De Weerdt (2008). De Taaltoets- pabo haal je zo. P.29 t/m 30. Je maakt de oefeningen op pagina 75 t/m 81. Je maakt tevens oefeningen via: http://www.cambiumned.nl http://www.beterspellen.nl http://www.jufmelis.nl
3. Interpunctie en formuleren Om een zin begrijpelijk te maken, is interpunctie nodig. We behandelen de plaatsing van verschillende leestekens in een zin. Het tweede deel van deze les staat in het teken van formuleren. We bespreken de onderdelen contaminaties en foutieve woordkeuze.
De Weerdt (2008). De Taaltoets- pabo haal je zo. P.31 t/m 36. Je maakt de oefeningen op pagina 81-87.
(Dit geldt ter voorbereiding voor ieder college) Je bestudeert: De Weerdt (2008). De Taaltoets- pabo haal je zo. P.52 t/m 54 & P.44 45 Je maakt de oefeningen op pagina 94 t/m 97 en pagina 88 t/m 93.
4. Formuleren Tijdens deze bijeenkomst besteden we aandacht aan foutieve woordkeuze, foutieve samentrekking en verschil in getal (incongruentie). Je maakt tijdens deze les een schrijfopdracht, deze wordt door de docent nagekeken en je krijgt een schrijfadvies mee.
Je bestudeert:
5. Taalkundig ontleden (woordbenoemen) We behandelen de basisbegrippen die je bij taalkundig ontleden moet kunnen herkennen en benoemen.
Je bestudeert:
De Weerdt (2008). De Taaltoets- pabo haal je zo. P.44 & 45. Je maakt de oefeningen op pagina 88 t/m 93.
De Weerdt (2008). De Taaltoets- pabo haal je zo. P.58 t/m 61. Je maakt de oefeningen op pagina 98 t/m 103.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 34
6. Redekundig ontleden (zinsontleden)
Je bestudeert:
We behandelen de belangrijkste zinsdelen die je moet kunnen herkennen en benoemen in een hoofdzin.
De Weerdt (2008). De Taaltoets- pabo haal je zo. P.65 t/m 68. Je maakt de oefeningen op pagina 104 t/m 109.
Toetsing De eigen vaardigheid Nederlands wordt getoetst middels een digitale multiplechoicetoets. Deze toets is ontwikkeld in opdracht van de overheid en is voor alle pabo’s hetzelfde. Voor de Taaltoets-pabo moet je minimaal een score behalen van 128 items goed, hetgeen gelijk staat aan het cijfer 5,5. Voor meer informatie over de taaltoets: www.cito.nl/onderwijs/hoger%20onderwijs/ho_toetsen_pabo/taaltoets_pabo.aspx Literatuur / toetsstof Weerdt, H. de (2008). De Taaltoets-pabo haal je zo. Bussum: Coutinho. Alle collegestof, dat wil zeggen PowerPoints alsmede uitgereikte materialen.
Taalspreekuur voor studenten van DOO Heb je moeite met het formuleren van goedlopende zinnen? Lukt het je niet om een tekst met een goede opbouw te schrijven? Krijg je kritiek op de leesbaarheid van je verslag? Is het lezen van lange teksten een probleem? Heb je een presentatie, maar weet je niet hoe je het aan moet pakken? Heb je je verslag teruggekregen met rode strepen? Tijdens het taalspreekuur krijg je op afspraak advies van een docent Nederlands. Samen kan gekeken worden naar bijvoorbeeld de feedback op je werkstuk, naar de opbouw van je tekst, naar je formuleringen of schrijfwijzen, naar leesstrategieën bij teksten of naar de uitvoering van je presentatie. Elke week is er een taalspreekuur voor studenten van DOO. Je kunt je hiervoor aanmelden als je een specifieke taalvraag hebt. Het is belangrijk dat je werk mailt met voorbeelden van jouw taalprobleem. Kijk voor meer informatie op de schermen en op DLWO.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 35
3.9
Titel: Vakdomein:
Eigen vaardigheid rekenen Rekenen en Wiskunde
INLEIDING - De WISCAT-pabo in jaar 1 heeft als doel vast te stellen of de student kan rekenen op het niveau van groep 8+. Om onderwijs te kunnen verzorgen is een veel diepere kennis van rekenen-wiskunde en didactiek nodig. In deze eenheid komt dan ook meer wiskundig getinte kennis aan de orde en diepere kennis die gekoppeld is aan de (vak-)didactiek. Beide kennisdelen zijn onderwerp van de bijeenkomsten en hebben als doel de gecijferdheid verder te ontwikkelen. Een voorbeeld vraag op het gebied van didactische kennis: welk model ligt ten grondslag aan de commutatieve eigenschap? En een voorbeeld van meer wiskundig getinte kennis: laat door middel van een model zien dat (a+b)2 = a2 + 2ab + b2. Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van de reeks?
Je kunt op minstens twee verschillende manieren een opgave uitrekenen en uitleggen. Je kunt omgaan met grote en kleine getallen, positief, negatief en ook kommagetallen/breuken Je kunt globaal benaderend rekenen en schattend gebruikmaken van een set referentiematen Je kunt op reflectieve wijze zijn eigen oplossingen en die van anderen analyseren, dat wil zeggen aangeven hoe gerekend is en de procedure controleren op juistheid en dit categoriseren op oplossingsniveau en – strategie. Je kunt de context, het model en de formele oplossing in uitwerkingen herkennen en hanteren. Je kunt analoge (isomorfe) en uitdagende opgaven bedenken bij een gegeven opgave.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf 1. Getallen Inzicht in de eigenschappen van bewerkingen, het gebruik van contexten en modellen vormen de basis voor het maken van opgaven binnen alle domeinen. Het op verschillende manieren en niveaus kunnen oplossen van opgave is een voorwaarde op kinderen adequaat te kunnen helpen met rekenen en wiskunde.
Je bestudeert: Ale & Van Schaik (2011). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk 1.
3. Breuken, kommagetallen, Verhoudingen, procenten Procenten vormen een belangrijk onderdeel van het reken- en wiskundeonderwijs van de bovenbouw. In deze les gaan we in op de betekenis van procenten en exponentiële groei door middel van de verschillende niveaus (context, model, formeel).
Je bestudeert: Ale & Van Schaik (2011). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk 2.
4. Meten & Meetkunde Meten en meetkunde zijn domeinen die vaak ondersteunend gebruikt worden bij breuken en verhoudingen. Een groot repertoire van meeten meetkunde activiteiten maakt de leerkracht dus didactisch slagvaardiger bij andere wiskundige domeinen.
Je bestudeert: Ale & Van Schaik (2011). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstukken 3 en 4.
Toetsing Deze onderwijseenheid wordt getoetst middels de wiscat toets. De HvA norm voor een voldoende ligt op een Wiscat score van 115 (cijfer is dan 5,5). Dat is hoger dan het landelijk gemiddelde voor een voldoende. Tijdens de bijeenkomsten kunnen onderdelen van een voorbeeldtoets LKB worden aangeboden.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 36
Literatuur /tentamenstof Ale, P.F. J. & Schaik M.F., van (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd, kennisbasis voor leerkrachten basisonderwijs. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
Hoofdstuk 1: Hele getallen Hoofdstuk 2: Verhoudingen, procenten, breuken en kommagetallen Hoofdstuk 3: Meten Hoofdstuk 4: Meetkunde
Literatuur / toetsstof Ale, P.F. J., & Schaik, M.F. van (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd, kennisbasis voor leerkrachten basisonderwijs. Bussum: Coutinho. http://10voordeleraar.nl/doen/oefentoetsen
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 37
Titel:
3.10
Vakdomeinen: SIS-code:
Cultuurproject 1.2 VT: cultuur en ik Cultuureducatie en burgerschapsvorming Cultuuronderwijs 1
INLEIDING – Cultuur is alles wat mensen doen of maken (Van Heusden, 2010). Ieder mens is een drager van zijn cultuur ofwel een cultuurdrager. Als leerkracht en cultuurdrager heb je de maatschappelijke taak om kinderen (de) cultuur waarin wij leven bij te brengen. Binnen de twee leerdomeinen cultuureducatie en burgerschapsvorming worden kinderen cultureel (zelf)bewust en leren zij reflecteren op (de) cultuur. Kunst- , erfgoed- en mediaonderwijs zijn daarbij doel en middel. Het Ministerie van OC&W en het Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) hebben voor de leerkracht basisonderwijs drie basisberoepstaken cultuureducatie geformuleerd: 1. 2. 3.
Inspireren als cultuurdrager en cultuuroverdrager; een visie op cultuureducatie ontwikkelen; cultuureducatieve activiteiten kunnen ontwerpen.
De essentie van burgerschap kent drie domeinen: 1. 2. 3.
Democratie - kennis van hoe een democratie werkt en houdingen en sociale vaardigheden die nodig zijn voor actieve betrokkenheid in de samenleving. Identiteit - kennis, houdingen en vaardigheden die van belang zijn bij identiteitsontwikkeling in een pluriforme samenleving. Participatie - houdingen en vaardigheden om actief mee te doen in sociale verbanden.
Een leerlijn cultuurdragerschap & burgerschapsvorming Op diverse momenten in het curriculum van Pabo HvA zal er impliciet en expliciet aandacht zijn voor de leerdomeinen cultuureducatie en burgerschapsvorming. In jaar 4 ga je zichtbaar maken wat cultuurdragerschap en burgerschap voor jou en het onderwijs betekent en hoe jij daar inhoud en vorm aan geeft. Dit moment wordt gezien als het sluitstuk van de leerlijn cultuureducatie en burgerschapsvorming. Op verschillende momenten binnen en buiten je opleiding, bouw je aan een persoonlijk cultuurdossier, waarvoor je in jaar 4 studiepunten zult ontvangen. Het cultuurproject is een moment in het curriculum waarin de aandacht is gericht op de ontwikkeling van jouw cultuurdragerschap. Cultuurprojecten jaar 1 voltijd In het eerste jaar zijn er twee cultuurprojecten. Het eerste cultuurproject is geroosterd van 9 tot en met 13 november. Dinsdag 10 november is een gewone stagedag die je wellicht met een culturele bril kunt voorbereiden. Tijdens de andere dagen ben je actief en productief bezig met verkenning en beleving van ‘cultuur en ik’. Houd er rekening mee dat mogelijke kosten tijdens dit project voor eigen rekening kunnen zijn (bijv. entree culturele instelling). Meer informatie zal tijdig op DLWO te vinden zijn. Toetsing Voor de cultuurprojecten ontvangt je één studiepunt in blok 1.4 indien je actief hebt deelgenomen aan de activiteiten en de daarmee verbonden opdrachten voldoende hebt uitgevoerd. Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015 Pagina 38
HOOFDSTUK 4. SIS-code:
| De praktijk van het basisonderwijs Praktijk 1.1
INLEIDING – Om het vak leerkracht basisonderwijs goed in de vingers te krijgen is het van belang dat je al vroeg in de opleiding ‘de praktijk’ in gaat. Je maakt kennis met kinderen in de basisschoolleeftijd en met de dagelijkse gang van zaken in het onderwijs. Je geeft je eerste lessen waarin je de kennis en vaardigheden die je op de opleiding opdoet, direct kunt toetsen en toepassen in de praktijk. Je loopt in dit blok stage op een Amsterdamse basisschool, onder goede begeleiding van een mentor en een opleider in de school (of een stagedocent van de opleiding). In de praktijk voer je activiteiten uit die bijdragen aan de ontwikkeling van je competenties. Deze ontwikkeling volg je gedurende de gehele stageperiode aan de hand van de competentiematrix “Lesgeven in de grote stad” van de Pabo HvA. Na een stagevoorbereiding op de opleiding, maak je in dit blok kennis met de klas, waar je het komende semester stage zult lopen. Een eerste vereiste als leerkracht basisonderwijs, is dat je in ieder geval contact kunt leggen met de kinderen die gaat ontmoeten. Je presenteert jezelf en maakt kennis met de groep en de mentor. Lees voordat je aan de stage begint de praktijkgids eerst nog eens grondig door. 4.1 Stagedoelen
Je weet jezelf duidelijk te presenteren aan jouw stageklas en je maakt op een natuurlijke, informele wijze contact met de groep. Je kunt leerlingen individueel benaderen en leren kennen. Je kunt in overleg met jouw mentor een realistische planning maken voor jouw praktijkactiviteiten per blok en per dag. Je hebt je verdiept in de belevingswereld van de kinderen in de groep. Je hebt een start gemaakt met het systematisch observeren van het handelen van de leerkracht. Je hebt bij het voorbereiden van de gegeven lessen rekening gehouden met de begrippen beginsituatie, verantwoording en lesdoelen. Je kunt de kinderen helpen en stimuleren bij hun leertaken.
4.2 Stageactiviteiten
Je stelt je voor / je presenteert je aan de stageklas (op een originele en doordachte wijze). Je voegt in in de groep, ondersteunt de leerkracht bij het voorbereiden van de dag en bij het afsluiten / opruimen nadat de kinderen naar huis zijn. Je verzorgt observatieopdrachten van kinderen en de mentor aan de hand van observatie-instrumenten. Je verzorgt met ingang van de stageweek iedere stagedag een voorbereide les. Je voert in totaal minstens zeven groepslessen uit, keuze/voorbereiding van de lessen onder intensieve begeleiding van de mentor. Je verzorgt met ingang van de stageweek iedere stagedag een individuele instructie. Je voert in totaal dus minstens zeven individuele instructies uit; keuze/voorbereiding van de lessen onder begeleiding.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 39
4.3 Beoordelingsprocedure Voorwaarde voor beoordeling is altijd dat je de stageactiviteiten hebt uitgevoerd en dat je je stagemap hebt geactualiseerd. De beoordeling van de stage (de toekenning van het eindcijfer) wordt gegeven door de opleider in de school (bij een opleidingsschool), of door de stagedocent (in het geval van een niet-opleidingsschool). De procedure is als volgt: Aan het eind van blok 1.1 geeft de mentor een schriftelijke adviesbeoordeling door het beoordelingsformulier in te vullen met onvoldoende, voldoende, goed of excellent. De mentor licht het advies mondeling toe in een gesprek met jou en stuurt de adviesbeoordeling naar de opleider in school of de stagedocent. De opleider in de school / stagedocent is de examinator en komt op basis van de adviesbeoordeling van de mentor (die in een gesprek met de student door de mentor is toegelicht), het eigen lesbezoek en het daarop aansluitende gesprek met jou tot een eindbeoordeling, vult het beoordelingsformulier in en geeft het cijfer. Je neemt de eindbeoordeling van de opleider in de school / stagedocent op in het portfolio. Meer informatie over de praktijk en de beoordelingsprocedure is te vinden in de Praktijkgids 2015-2016. Let op: Je neemt de stagebeoordeling op in je portfolio.
4.4 Stem- / spraakgebruik en stemproblemen in de stage De stem is één van de belangrijke gereedschappen van een leerkracht. Het is belangrijk dat je je daar bewust van wordt en dat je als leerkracht (in opleiding) al leert zorg en aandacht te besteden aan dit aspect van het beroep. Fransje van Luin, de logopedist van de Pabo, is de aangewezen persoon om studenten te ondersteunen bij goed stemgebruik. Zij verzorgt lessen over juist stemgebruik en zij kan je begeleiden bij het verbeteren van stemgebruik en spreekvaardigheid. Daarbij is een goede signalering van belang. Hiervoor is een observatieformulier samengesteld aan de hand waarvan je zelf zicht kunt krijgen op je eigen stemgebruik, en aan de hand waarvan je mentor (of opleider) je gericht kan observeren. Het formulier dient als hulpmiddel om te kijken of het raadzaam is naar een logopedist te gaan voor stemadvies. Tijdens individuele begeleidingsmomenten van ca. 30 min. kun je gericht advies krijgen en/of je werkt samen met de logopedist aan de belangrijkste aspecten om stem- en spraakproblemen in de toekomst zoveel mogelijk te kunnen voorkomen. Het observatieformulier is te vinden in de bijlagen van de Praktijkgids 2015-2016. Je kunt het formulier dus zélf invullen, maar daarnaast vraagt de opleiding aan de opleiders dit formulier in te vullen als tijdens de stage is gebleken dat er stemproblemen zijn (of dreigen). In alle gevallen is het je eigen verantwoordelijkheid om contact te leggen met de logopediste, Fransje van Luin. Zij is voor meer informatie of aanmelding voor consult te bereiken via
[email protected]
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 40
HOOFDSTUK 5. | Studieloopbaanbegeleiding SIS-code:
Studieloopbaanbegeleiding 1.2
INLEIDING – Het doel van studieloopbaanbegeleiding is dat je leert je om je zelfstandig te ontwikkelen tot een professionele leerkracht in het basisonderwijs. Daarom zoomen we in op je studievaardigheden en op het verloop van je studie (het studie-aspect), maar ook op jouw professionele ontwikkeling tot leerkracht basisonderwijs (het loopbaanaspect). In deze eerste periode maak je kennis met de opleiding en je stageschool. Je krijgt begeleiding om te leren van de ervaringen en resultaten in je studie en stage. Tijdens studieloopbaanbegeleiding leer je zicht te krijgen op de kennis die je zult verwerven en vaardigheden die je dit eerste studiejaar zult gaan ontwikkelen. Je leert jezelf hierin kritisch te volgen en te leren van de ervaringen die jij en je medestudenten in studie en stage opdoen. De kerndocent is de begeleider van het leerproces dat jij zelf leert vorm te geven. Wekelijks wordt er 50 minuten studieloopbaanbegeleiding gegeven door je kerndocent. Daarin is jouw voorbereiding en inbreng een belangrijk onderdeel van de bijeenkomst. In je stage ga je je laten filmen door je mentor en/of begeleider. Deze filmopnames worden tijdens de bijeenkomsten gebruikt als input voor gezamenlijke gesprekken over de ontwikkeling tot leerkracht basisonderwijs. In blok 1.1 zal tevens een individueel kennismakingsgesprek met je kerndocent worden geroosterd. 5.1 Leerdoelen
De student herkent de eigen leerstijl en kan in zijn leerproces verschillende leerstrategieën inzetten. De student koppelt de verworven kennis en vaardigheden aan specifieke onderdelen van de competentiematrix. De student benoemt, naar aanleiding van de eerste stage-ervaringen, de sterke en zwakke punten in zijn ontwikkeling tot leerkracht basisonderwijs. De student reflecteert met behulp van de reflectiecyclus van Korthagen op zijn eigen handelen.
5.2 Het programma- Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten
Jouw activiteiten vooraf
1. Kennismaking Tijdens deze bijeenkomst maak je nader kennis met je kerndocent en medestudenten en leer je zicht te krijgen op de inhoud van de studie voor jaar 1, de kennis die je gaat verwerven en vaardigheden die je als leerkracht gaat ontwikkelen.
Bestudeer de studiewijzer 1.1, de intranetsite van de opleiding (http://intranet.doo.hva.nl), de praktijkgids en de studiegids.
2. Studievaardigheden en leerstrategieën. Tijdens deze bijeenkomst gaan we in gesprek over ieders kwaliteiten en aandachtspunten. Hoe leer jij? Welke leerstijl heb jij? Onderzocht wordt welke leerstrategieën jou kunnen helpen in de ontwikkeling van je studievaardigheid.
Beschrijf in het kort jouw plan van aanpak als jij voor een tentamen veel studiestof moet verwerken. Hoe begin je, hoe verwerk je de stof? Ben je iemand die herhaling nodig heeft, of juist op het laatste moment begint? Maak je aantekeningen of juist niet?
3.Studievaardigheden: Denken in competenties op HBO-niveau Een leerkracht basisonderwijs moet heel wat kennen en kunnen op hbo-niveau. In de competentiematrix ‘Leren lesgeven in de grote stad’ staat beschreven wat van een leerkracht basisonderwijs wordt gevraagd. We verdiepen ons in de competentiematrix en we relateren dat aan leren op hbo-niveau.
Bestudeer de competentiematrix ‘Leren lesgeven in de grote stad’. Markeer de onderdelen waarin jouw kwaliteiten liggen en markeer met een andere kleur op welke punten je je wilt ontwikkelen.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 41
4. Praktijkervaringen In deze les staan de eerste praktijkervaringen die je hebt gehad en de ervaringen die je in de stageweek zult gaan krijgen centraal. Hiervoor kijken we naar de stagedoelen, stageactiviteiten, planning van de stageweek en afspraken die je hebt gemaakt met je mentor over de lessen die gaat verzorgen. Hoe bereid je je hier zo efficiënt mogelijk op voor? Waar liggen jouw aandachtspunten waar het gaat om voorbereiden en planning in de stage?
Neem een planning voor de stageactiviteiten mee naar de les.
5. Stageweek
Maak een evaluatie op een lesvoorbereiding en uitvoering van de les en verwerk de feedback van je mentor. Neem het geheel mee naar les 6 en/of 7. Bij elke bijeenkomst van studie- en praktijkervaring wordt met je kerndocent afgesproken welk onderwerp ter tafel zal komen en hoor je aan welke voorbereiding moet worden voldaan. Neem een stageles met een eigen evaluatie op de les en feedback van de mentor mee naar de bijeenkomst.
6 en 7. Studie- en praktijkervaring Tijdens deze bijeenkomst is er ruimte voor gesprek en feedback. Als je in je stage, of studie tegen dingen aanloopt die vragen oproepen dan kan je die met je medestudenten en je kerndocent bespreken. De inbreng neem je mee naar de bijeenkomst. Ook zal er aandacht worden besteed aan het maken van lesvoorbereidingen, reflectievaardigheden, organisatie van stageactiviteiten en studieonderdelen en onderwijsnieuws in Nederland en Amsterdam.
5.3 Toetsing Aan het eind van dit semester, in blok 1.2, heb je een functioneringsgesprek met je kerndocent. Je hebt voorafgaand aan het gesprek je portfolio geactualiseerd met de (ten minste voldoende beoordeelde) beroeps- en vakopdrachten. Het portfolio wordt daarmee het totaal aan opdrachten, evaluaties en beoordelingen van je opleiding. In het functioneringsgesprek reflecteer je op de eigen ontwikkeling. De kerndocent geeft een beoordeling op basis van de opgestelde criteria, jouw reflectieve vaardigheden tijdens het gesprek en je houding over de afgelopen periode. Jouw actieve deelname aan de studie, waaronder aanwezigheid in de colleges komt ook aan de orde tijdens het gesprek en in de beoordeling.
5.4 Kennismakingsgesprek Alle eerstejaars voltijdstudenten voeren in de eerste weken van hun opleiding een kennismakingsgesprek met hun kerndocent. Dit gesprek duurt 20 tot 30 minuten en hiervoor word je uitgenodigd door jouw kerndocent. Deelname aan dit gesprek is verplicht en onderdeel van studieloopbaanbegeleiding (SLB). Naast een onderlinge kennismaking is het doel van dit gesprek om zicht te krijgen op jouw motivatie om de opleiding te volgen. Ook is het belangrijk om te onderzoeken of er aandachtspunten zijn waarop jij moet letten tijdens het studeren.
Voorbereiding kennismakingsgesprek Je beschrijft in maximaal één A4 jouw antwoorden op de volgende twee vragen. 1. Wat motiveert (en inspireert) jou om leerkracht basisonderwijs te willen worden? 2. Wat zijn jouw sterke en zwakke kanten (of ontwikkelingspunten) die betrekking hebben op het vak van leerkracht basisonderwijs en jouw studie aan de pabo? Jouw antwoorden op deze twee vragen (op maximaal één A4) print je uit en breng je mee naar het kennismakingsgesprek. Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 42
HOOFDSTUK 6. | Praktische informatie INLEIDING - Dit hoofdstuk biedt een overzicht van alle belangrijke praktische informatie omtrent dit blok, namelijk de kalender, internetsites, de overgangsnorm en het minimum taalniveau dat we hanteren. 6.1 Opzet blok 1 Hieronder zie je in schema hoe dit blok verloopt: in de bovenste rij de weken van het blok, de rij eronder de kalenderweek, de rij daaronder de begindatum van die week, dan de invulling, en tenslotte de toets- en/of stageactiviteiten.
BLOK 1 1
2
3
4
5
6
7
8
9
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
31/08
07/09
14/09
21/09
28/09
05/10
12/10
19/10
26/10
02-11
HERFST
TOETSWEEK.1 Stagebeoord. Beroepsopdr. Vakopdracht
TOETSWEEK 2 Thematoets Vaktoets
16/09: 1e stagedag
STAGEWEEK ma t/m vr.
10
6.2 Belangrijke internetsites
http://rooster.hva.nl https://intranet.doo.hva.nl https://extranet.doo.hva.nl https://sis.hva.nl https://stip.hva.nl
Hier vind je het meest actuele rooster van jouw klas. Hier staat alle actuele informatie van de opleiding en de verschillende vakken. Informatie van het stagebureau voor externen. Bekijk hier jouw studievoortgang. Je kunt STIP gebruiken bij alle vragen rond het zoeken, vinden en gebruiken van (wetenschappelijke en vak-) informatie.
6.3 Belangrijke documenten (downloaden via de DLWO)
Competentiematrix “Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam)”. Praktijkgids 2015-2016.
6.4 Boekenlijst Een overzicht van de verplicht aan te schaffen boeken voor het eerste studiejaar vind je op deze website:
http://hbo.athenaeum.nl
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 43
6.5 BSA-norm Bij onvoldoende studievoortgang na jaar 1 kan de opleiding een negatief bindend studieadvies (BSA) afgeven. In dat geval zul je de opleiding helaas vroegtijdig moeten afbreken. Om zo’n negatief studieadvies te voorkomen moet je na het eerste studiejaar in het bezit zijn van minimaal 50 studiepunten.
6.6 Taalniveau Voor een student aan de leerkrachtenopleiding basisonderwijs is het van belang een goede beheersing van het Nederlands te hebben voor alle taalvaardigheden (spreken, gesprekken voeren, luisteren, lezen en schrijven). Van alle studenten wordt verwacht dat zij het Nederlands beheersen op B2-niveau aan het einde van de propedeuse en op C1-niveau aan het einde van de hoofdfase. Een beschrijving van deze taalniveaus vind je op http://www.erk.nl/docent/niveaubeschrijvingen/ .
Vereist niveau einde propedeuse (taalniveau B2) Aan het eind van de propedeuse moet je het B2-niveau aantonen op de volgende taalaspecten: 1. Spreken (presenteren). 2. Gesprekken voeren. 3. Schrijven. 4. Lezen. 5. Luisteren. Je toont aan het eind van het eerste jaar, in blok 1.4, je B2-niveau aan in spreken, gesprekken voeren en schrijven tijdens de volgende daartoe aangewezen opdrachten:
Schrijven: vakopdracht Nederlands, beoordeling door docent Nederlands. Spreken (presenteren): presentatie beroepsopdracht, beoordeling door de kerndocent. Gesprekken voeren: functioneringsgesprek, beoordeling door de kerndocent.
Deze opdrachten staan inhoudelijk beschreven in de Studiewijzers per blok. De opdrachten worden beoordeeld met beoordelingsformulieren voor schrijven, spreken en gesprekken voeren op B2-niveau. De beoordeling op taalniveau B-2 staat los van de inhoud van de opdracht. Deze wordt apart beoordeeld. Je krijgt de mogelijkheid gedurende het eerste jaar je taalniveau (zonodig) te ontwikkelen tot het vereiste B2 niveau. Tijdens blok 1 en 2 (het eerste semester) krijg je van de docenten bij diverse beoordelingen ontwikkelingsgerichte feedback op de drie genoemde taalaspecten. In blok 1 en 2, semester 1, van de propedeuse worden – als onderdeel van het vereiste B2-niveau - alle schrijfproducten van studenten taalontwikkelinggericht nagekeken met behulp van de Taalnorm pabo-HvA (deze vind je in een van de bijlagen bij deze studiewijzer). Gedurende dit blok kunnen de schrijfproducten nog niet op taal worden afgekeurd. De student moet wel zijn groei kunnen aantonen op dit gebied. Vanaf semester 2 van de propedeuse (en de hierop volgende studiejaren) worden alle schrijfproducten met deze taalnorm nagekeken en bij te veel fouten wordt het schrijfproduct met een onvoldoende beoordeling teruggegeven aan de student. Dit is dan ook gelijk de eerste beoordeling en je moet in dat geval het verslag in zijn geheel herkansen. Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 44
Daarnaast zal er in het schriftelijk en mondeling contact met alle docenten aandacht zijn voor de kwaliteit van het taalgebruik. Met behulp van al deze feedback kun je gericht toewerken naar het gewenste taalniveau. B2-niveau in luisteren en lezen wordt indirect aangetoond, namelijk via het volgen van (hoor)colleges en het lezen van studiestof. Je toont het B2-niveau luisteren en lezen aan door het behalen van de eerstejaarstoetsen. Bij deze taalonderdelen worden geen aparte beoordelingsformulieren voor ‘taalgebruik’ gehanteerd.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 45
BIJLAGE 1. | Beoordelingsformulier Beroepsopdracht 1.1 - Amsterdams onderwijs in beeld Pabo HvA 2015-2016 Student: Studentnummer: Klas: Kerndocent:
Cijfer: Datum beoordeling: Beoordelende docent:
A1. Voorwaardelijke onderdelen
Ja
Nee
1.
Het eindproduct bestaat uit deelproduct 1, deelproduct 2 en twee digitale infographics.
O
O
2.
De student laat zien dat de stagementor is geïnterviewd en geobserveerd.
O
O
O
O
A2. Formatieve beoordeling taalaspect (in semester 1 nog geen voorwaarde voor voldoende) 3.
Het schriftelijk werk voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA (zie bijlage bij de studiewijzer). Onvoldoende (0 punten)
B. Inhoudelijke criteria 1.
De student toont in voldoende mate aan de verschillende vormen van richting en inrichting van het basisonderwijs in Amsterdam te kennen.
2.
De student toont in voldoende mate aan de eerste vier competentiegebieden van een leerkracht basisonderwijs te kennen. De student toont in voldoende mate aan de visie van de stagementor op de eerste vier competentiegebieden te kunnen beschrijven en herkennen in de onderwijspraktijk.
3.
4.
De student toont in voldoende mate aan een interview te kunnen voorbereiden en uitvoeren volgens plan, en de resultaten en conclusies op een overzichtelijke wijze te kunnen presenteren aan anderen.
Niet helemaal voldoende (1 punt)
Voldoende (2 punten)
Goed (3 punten) Dit wordt door de beoordelaar verantwoord in de feedback.
De richting en de inrichting van de stageschool wordt op een correcte wijze beschreven. Met voorbeelden wordt toegelicht hoe de richting en inrichting van het onderwijs in de praktijk zichtbaar wordt (of kan worden). De competentiegebieden worden op een juiste manier uitgewerkt.
De visie van de stagementor op de eerste vier competentiegebieden wordt beschreven en bestaat uit tenminste drie aspecten per competentie. Met voorbeelden wordt toegelicht hoe de visie van de stagementor op de competentiegebieden in de praktijk zichtbaar is. De interviews en de observatie zijn op een systematische wijze voorbereid en uitgevoerd. De infographics zien er professioneel, verzorgd en overzichtelijk uit.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 46
C. Eindbeoordeling / cijfer Uitmuntend = 10 Zeer goed = 9 Goed = 8 Ruim voldoende = 7 Voldoende = 6 Net niet voldoende = 5 Onvoldoende = 4 Ruim onvoldoende = 3 Slecht = 2 Zeer slecht = 1
Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 12 punten. Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 11 punten. Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 10 punten. Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 9 punten. Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 8 punten. Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 7-9 punten. Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 5-6 punten. Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 3-4 punten. Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 1-2 punten. Aan twee voorwaardelijke onderdelen is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 0 punten.
D. Aanvullende feedback en opmerkingen kerndocent
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 47
BIJLAGE 2. | Beoordelingsformulier Vakopdracht Nederlands Pabo HvA 2015-2016
Student: Studentnummer: Cursusjaar: 2015-2016 Klas:
Cijfer: Datum beoordeling: Docent:
A. Algemeen criterium
Ja
Nee
O
O
Het verslag voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA (in semester 1 nog geen voorwaarde voor een voldoende).
B. Specifieke criteria
Onv.
1.
Het verslag voldoet aan de eisen die tijdens het college zijn uitgereikt.
2.
Naar de gelezen literatuur wordt correct verwezen.
3.
De student heeft een analyse geschreven van vijf boeken vanuit de gegeven genres en bestemd voor kinderen in de basisschoolleeftijd.
4.
De student heeft een tekst voorgelezen in de stageklas, deze is beoordeeld door de mentor met behulp van het formulier ‘beoordelingsformulier mentor’ en de student heeft hierop gereflecteerd met behulp van het formulier ‘Verantwoording en reflectie voorlezen in de stageklas’.
Voldoende
Goed
Aan alle eisen is voldaan.
n.v.t.
De literatuur wordt systematisch vermeld.
+ de literatuur wordt volgens de APArichtlijnen verwerkt.
Met de analyses toont de student aan dat hij in voldoende mate literair competent is.
+ Met twee of meer deelopdrachten toont de student aan dat hij op genuanceerde, originele en eigenzinnige wijze op literatuur kan reflecteren.
De beoordeling is voldoende. De student verantwoordt in voldoende mate zijn tekstkeuze. De student reflecteert in voldoende mate op het verloop van het voorlezen.
+ De student laat zien dat hij de spelling van de Nederlandse taal goed beheerst en stilistisch vaardig is. + De beoordeling is goed. + De student is in staat om het belang van het voorlezen voor het toekomstig beroep te duiden.
C. Eindbeoordeling / cijfer O
Uitmuntend = 10
Criterium 2 is als voldoende beoordeeld, criterium 3 is als goed beoordeeld en de criteria 4 of 5 (of beide) is/zijn als excellent beoordeeld (zie onderstaande aanvullende feedback van de docent).
O
Zeer goed = 9
Een van de onder B. genoemde algemene criteria is als voldoende beoordeeld en de overige drie zijn als goed beoordeeld.
O
Goed = 8
Twee van de onder B. genoemde algemene criteria zijn als voldoende beoordeeld en twee zijn als goed beoordeeld.
O
Ruim voldoende = 7
Drie van de onder B. genoemde algemene criteria zijn als voldoende beoordeeld en een criterium is als goed beoordeeld.
O
Voldoende = 6
Alle onder B. genoemde algemene criteria zijn als voldoende beoordeeld.
O
Matig =5
Een van de onder B. genoemde criteria is onvoldoende.
O
Onvoldoende = 4
Twee van de onder B. genoemde criteria zijn onvoldoende.
O
Ruim onvoldoende =3
Drie van de onder B. genoemde criteria zijn onvoldoende.
O
Slecht =2
Vier van de onder B. genoemde criteria zijn onvoldoende.
O
Zeer slecht =1
Vier van de onder B. genoemde criteria zijn onvoldoende en het taalniveau is zeer onvoldoende.
D. Aanvullende feedback en opmerkingen vakdocent
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 48
BIJLAGE 3. | Beoordelingsformulier praktijk 1.1 VT
Amsterdams onderwijs in beeld Pabo HvA 2015-2016
Student: Studentnummer: Cursusjaar: Klas: Kerndocent:
Cijfer: (in te vullen door opleider in de school) Datum beoordeling: Stageschool/groep: Mentor:
A. Voorwaardelijke onderdelen
Ja
Nee
De student heeft de stageactiviteiten voor dit blok uitgevoerd.
O
O
De stagemap van de student is op orde.
O
O
O/V/G/E
B. Beoordelingscriteria
1.
De student heeft zich weten te presenteren aan de stageklas.
2.
De student heeft op een natuurlijke, informele wijze contact gemaakt met de kinderen. Hij heeft leerlingen individueel benaderd en leren kennen. De student heeft, in overleg met de mentor, een realistische planning per dag gemaakt. De student heeft zich verdiept in de belevingswereld van de kinderen in de groep. De student heeft een start gemaakt met het systematisch observeren van het handelen van de leerkracht.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Voorbeelden van concreet waarneembaar gedrag De student heeft de introductie aan de stageklas voorbereid. Tijdens de introductie heeft de student contact gemaakt met de groep. De student heeft zelf initiatief genomen om contact te maken met alle kinderen in de groep. De student heeft actief contact met individuele leerlingen door bijvoorbeeld informele gesprekjes te voeren.
De student heeft samen met de mentor een planning gemaakt voor de stage in blok 1.1 en de overige afspraken schriftelijk vastgelegd. De student heeft zich gehouden aan de planning.
De student toont belangstelling voor wat leerlingen bezighoudt. De student maakt ook informeel contact met leerlingen.
De student heeft het handelen van de leerkracht geobserveerd aan de hand van aspecten van de vier beroepsrollen uit de competentiematrix. De student heeft naar aanleiding van de observatie aspecten die hem zijn opgevallen met de mentor besproken en/of heeft vragen gesteld. In de gezamenlijke voorbespreking van de lessen heeft de student oog gehad voor, of in ieder geval gevraagd naar, de beginsituatie van de leerlingen. De student heeft voor de gegeven lessen samen met de mentor passende lesdoelen geformuleerd en deze verantwoord.
De student heeft bij het voorbereiden van de gegeven lessen rekening gehouden met de begrippen beginsituatie, verantwoording en lesdoelen. De student heeft kinderen geholpen en gestimuleerd bij hun leertaken.
De student heeft laten zien open te staan voor feedback van de begeleider(s).
De student heeft leerlingen actief ondersteund bij het zelfstandig werken. De student heeft kinderen geregeld op weg geholpen bij het maken van opdrachten of het volgen van instructies. De student heeft zich open opgesteld ten aanzien van de feedback van de mentor. De student heeft laten zien de gegeven feedback te verwerken in volgende lessen.
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 49
C. Eindbeoordeling / cijfer Uitmuntend = 10
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; acht onder B genoemde onderdelen zijn als excellent beoordeeld.
Zeer goed = 9
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; zes of zeven onder B genoemde onderdelen zijn als excellent beoordeeld.
Goed = 8
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; acht onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Ruim voldoende = 7
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; drie of vier onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Voldoende = 6
Aan alle onder A genoemde onderdelen is voldaan en ten minste zeven van de onder B genoemde onderdelen zijn voldoende.
Onvoldoende = 5
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste twee onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
Onvoldoende = 4
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste drie onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
Onvoldoende = 3
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste vier onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
Onvoldoende = 2
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste vijf onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
Onvoldoende = 1
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste vier onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
D. Toelichting bij beoordeling
Logopedische screening / advies gewenst2 i.v.m.: o o
Stemgebruik, nl. Taalgebruik, nl.
Handtekening mentor Naam: Datum: Handtekening:
Handtekening opleider in de school / stagedocent Naam: Datum: Handtekening:
2
Alleen aankruisen indien van toepassing. Indien aangekruist s.v.p. ook de observatielijst stemgebruik invullen (formulier beschikbaar via extranet: www.hva.nl/pabo-stage). Voor logopedische screening / logopedisch advies is logopediste Fransje van Luin beschikbaar:
[email protected]
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 50
BIJLAGE 4. | De taalnorm van Pabo HvA
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 51
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 52
Studiewijzer VT 1.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 53