Agenda Commissie Maatschappelijke Ontwikkeling Woensdag 2 september 2015 Locatie: Aanvang: Voorzitter: Commissiegriffier: 1. 2. 3. 4.
Gemeentehuis, Raadszaal 19.30 uur Mw. J. van de Weg - Kruithof Mevrouw M.C. Luiting
Opening Vaststellen agenda Verslagen vorige vergaderingen (waaronder twee besloten verslagen) De actiepuntenlijst
Ter bespreking: Portefeuillehouder
Ambtenaar
Genodigden
5
Minimabeleid Het betreft een vervolg op de bijeenkomst van 24 juni. Vanavond is de gelegenheid om verder door te praten over de varianten en de verschillende bouwstenen. De bedoeling is dat het college na deze avond met een beleidsnotitie komt voor commissie en raad van oktober.
S.W. Krooneman
T. Schrör
WMO-raad Adviesraad Sociale Zaken
6
Vervolg onderzoek Berenschot naar toekomst sociale werkvoorziening Noord Veluwe Op 18 mei is in de commissie MO gesproken over de toekomst sociale werkvoorziening. Conform de toen gemaakte afspraak staat het rapport van Berenschot nu ter bespreking op de agenda. De bespreking is bedoeld om richting de wethouder aan te geven hoe de fracties tegen het rapport aan kijken. Daarna bespreekt de wethouder het rapport in het portefeuillehoudersoverleg van de RNV. Op basis van die besprekingen komt in het najaar een advies naar de raad.
S.W. Krooneman
J. Hofstede
7
Rapportage grote projecten: De rapportage verschijnt viermaandelijks. Op de agenda van deze commissie staan de grote projecten uit het sociaal domein: Jeugdwet, Participatiewet en WMO 2015. De commissie biedt de ruimte om waar gewenst verder bijgepraat te worden over het onderwerp, op basis van de voortgangsrapportages.
S.W. Krooneman
M. Wieringa A. van ’t Hul/ Y. de Vries / G. Pluim M. van Beek / G. Gerritsen
8
Brief van college over nevenvestiging voortgezet speciaal onderwijs de Ambelt in Elburg
H. Wessel S.W. Krooneman
T. Warmels
Ter kennisname: Portefeuillehouder
Ambtenaar
9
Toekomstige inrichting cliëntparticipatie sociaal domein
S.W. Krooneman
H. Oostendorp
10
Jaarverslag sociale recherche
S.W. Krooneman
Y. de Vries
11. Rondvraag 12. Sluiting
Genodigden
Gemeente Elburg Commissie Algemeen Bestuur, Ruimtelijke Ordening en Maatschappelijke Ontwikkeling Datum vergadering: Plaats: Aanwezig: Voorzitter: Commissiegriffier: Fractie AB: Fractie Fractie Fractie Fractie Fractie
CDA: CU: Elburg Beleid: PvdA: VVD:
Fractie D66: Fractie SGP: Portefeuillehouders: Ambtenaren: Insprekers:
15 juni 2015 Raadszaal, Gemeentehuis Elburg mevrouw J. van de Weg - Kruithof de heer M. Hofstede de heer G. Visscher , de heer G.W. Hoeve en mevrouw A.E. de Weerd de heer J.A. Neijzen en de heer C.H. Dijkhuizen de heer B. Bosman en de heer J. Dickhof de heer T.C. Pouwels en de heer P.R. van Andel de heer E.J. Vonk mevrouw M. Schoots - van Duren en de heer D.A. van Velthuysen de heer M. Smulders de heer J. Krooneman burgemeester F.A. de Lange de wethouders S.W. Krooneman, H. Wessel en M. Boukema de heren A. Klein, G. Gerritsen en J. Drost de dames T. van den Berg (Icare), B. de Witt, (Wiel) en B. Hemming (WMO-raad)
Agendapunten: Nr.
Onderwerp
Besluit
8.
Voorziening onderhoud gebouwen
9.
Financiële stukken RNV
10.
Financiële stukken GGD
11.
Motie jeugd GGZ
12.
Evaluatie Wmo-beleidsplan
1. De motie van 8 juli 2013 opdiepen. 2. Een scan uitvoeren van de gebouwen m.b.t. duurzaamheid. 3. Skola en ’t Huiken op het punt duurzaamheid bespreken met verantwoordelijke wethouder. 4. Als debatonderwerp agenderen voor de raad van 29 juni 2015. 1. Opmerkingen meegeven aan de AB leden. 2. Commissie informeren over de besluitvorming in de raad. 3. Vraag van de heer Vonk schriftelijk beantwoorden. Directeur GGD na de vakantie uitnodigen in de Commissie MO Uitkomsten landelijk onderzoek in de Commissie aan de orde stellen Als hamerstuk behandelen in de raad van 29 juni 2015
Korte weergave vragen en antwoorden* infosessie: * de antwoorden staan cursief, direct achter de vragen. 1. Opening De voorzitter opent om 19.30 uur de vergadering. 2. Vaststellen agenda De volgorde van de behandeling van de agendapunten 8 en 9 wordt gewijzigd.
2
3. Verslag vergadering Commissie RO en MO 18 mei 2015 De verslagen worden ongewijzigd vastgesteld. Aandachtspunt: correcte vermelding van de naam van de heer D.A. van Velthuysen. 4. Actiepuntenlijst Geen opmerkingen. 5. Voorjaarsnota Van het inspreekrecht wordt geen gebruik gemaakt. De voorjaarsnota komt als bespreekpunt aan de orde in de raadsvergadering van 6 juli 2015. 6. Financiële stukken VNOG De heer Bosman vraagt of er enig zicht is op wat het nieuw financieel verdeelmodel voor Elburg gaat betekenen en hoe het college aankijkt tegen de motie van de gemeente Voorst. De heer Smulders vraagt wat het college tegen een kostenverhoging gaat doen. De gemeente Voorst is daarin helder. Burgemeester De Lange antwoordt dat gezocht wordt naar een rechtvaardig verdeelmodel. Duidelijkheid is er nu nog niet. Het college steunt de motie van de gemeente Voorst niet. Het zou overigens wel logisch zijn dat het rijk de kosten geheel gaat betalen. Dat scheelt ook veel ambtelijke rompslomp. 7. Financiële stukken ODNV De heer Smulders constateert een forse afstand tussen ODNV en gemeente, waardoor controle beperkt kan plaatsvinden. Wethouder Boukema zegt dat het gaat over de overdracht van wettelijke taken. Destijds is gekozen voor het Gelders stelsel, waardoor ons ODNV nog redelijk dichtbij is. Gebleken is dat fusie geen winst oplevert, dus we gaan niet verder opschalen. De heer Bosman vraagt wat de meerwaarde is van extra kosten voor de inrichting van de organisatie en de overdracht van extra milieutaken. Je zou hopen dat de overdracht van taken geld oplevert. De omgevingsdienst kan door clustering de kwaliteit van dienstverlening beter waarborgen. We hebben behoefte aan een robuuste ODNV en willen dat ook mogelijk maken. Mevrouw Schoots zegt dat er in het begin sprake was van extra opstartkosten. Welke prestatieafspraken zijn er nu gemaakt? Wat zijn de risico’s en wat de voordelen van ODNV? Het ODNV voert wettelijke taken uit die getoetst kunnen worden. We proberen het in financieel opzicht zo voordelig mogelijk te doen. Het batig saldo over 2014 komt terug naar de gemeenten. 8. Voorziening onderhoud gebouwen De heer Neijzen vraagt wanneer het college werk gaat maken van de motie die de raad heeft aangenomen op 8 juli 2013 met betrekking tot de huisvesting onderwijs. Er ligt een du idelijke relatie met het beheerplan onderhoud gebouwen. De vergoeding voor het onderhoud van de scholen is afgestemd op het aantal leerlingen; er zijn scholen die extra ruimte hebben ; goed onderhoud is dan nauwelijks mogelijk. Verder gaat het in het voorstel over 4 voorzieningen voor 4 verschillende soorten gebouwen. Wat is hiervan de reden? Wethouder Wessel merkt op dat de motie opgediept zal worden gevolgd door een reactie hierop. Gelet op de marktsituatie is afstoten van gemeentelijke gebouwen in deze tijd niet gunstig. Voor vier voorzieningen is gekozen om meer inzicht/duidelijkheid te verschaffen. De heer Dickhof pleit voor het toepassen van cycli voor het onderhoud om beter zicht te krijgen op vervanging en meer grip op de meerjarenraming. De saldi nemen vanaf 2024 beduidend af. Verder vraagt hij of de Verordening Huisvesting Onderwijs overheen stemt met het beheerplan onderhoud en waarom er geen voorziening getroffen wordt voor de scholen. Tenslotte vraagt hij om ook voor de Openbare Ruimte (wegen) een beheerplan op te stellen. De meerjarenplanning van het onderhoud is gedetailleerd opgesteld met de jaren erbij. Elke 4 jaar vindt een herijking plaats, dus kunnen we zonodig tijdig bijstellen. Voor de scholen is de gemeente alleen verantwoordelijk voor de nieuwbouw, vandaar dat er geen voorziening voor ingesteld wordt. Voor de Openbare Ruimte, inclusief het wegbeheer, is een lange termijn visie vastgesteld. De heren Vonk en Smulders pleiten voor een actieplan over duurzaamheid in het beheerplan. We kunnen een scan laten uitvoeren voor de gemeentelijke gebouwen en daarna daarover een discussie voeren.
3
Mevrouw Schoots merkt op dat een scan overbodig is. We hebben voorbeelden beschikbaar zoals Skola en ’t Huiken. Het is belangrijk dat we per gebouw inzicht krijgen. De voorzitter trekt na de tweede termijn de volgende conclusies: 1. De motie van 8 juli 2013 opdiepen. 2. Een scan uitvoeren van de gebouwen m.b.t. duurzaamheid. 3. Skola en ’t Huiken op het punt duurzaamheid bespreken met verantwoordelijke wethouder. 4. Als debatonderwerp agenderen voor de raad van 29 juni 2015. 9. Financiële stukken RNV Mevrouw Schoots constateert dat er geen tijd is voor bespreking in de volgende raad. Besluitvorming moet in de raad plaatsvinden. Wethouder Wessel zegt dat zienswijzen meegenomen kunnen worden naar de vergadering van het Algemeen Bestuur RNV op 24 juni. De heer Bosman vraagt naar aanleiding van de afvalbegroting 2016 en het daarin opgenomen nadeel van € 650.000 wanneer de Programmabegroting 2016-2019 aan de orde komt. In de raadsvergadering van 28 oktober 2015 komt de MPB aan de orde. Het RNV nadeel heeft echter geen gevolgen voor de reinigingsheffing in Elburg. De heer Vonk vraagt aandacht voor de paragraaf verkeer en vervoer. Er staat een bedrag geraamd van € 775.000. Alle gemeenten worden genoemd behalve Elburg. Is er niets gevr aagd voor onze gemeente of staan we buiten spel? Graag schriftelijke beantwoording. De heer Smulders stelt dat de doelstellingen bij het onderdeel duurzaamheid niet erg ambitieus en soms vaag zijn. Met verwijzing naar het Coalitieprogramma pleit hij voor aanscherping van de doelstellingen. Wethouder Wessel stelt dat er ruimte is voor zienswijzen. De opmerkingen zullen meegegeven worden aan de AB leden van RNV. Over de formele besluitvorming in de raad zal de commissie worden geïnformeerd. 10. Financiële stukken GGD Besloten wordt de directeur van de GGD na de vakantie een keer uit te nodigen in de commissie. 11. Motie jeugd GGZ De heer Dijkhuizen stelt enkele vragen: 1. Heeft het college in de motie geen aanleiding gezien te onderzoeken de ouderbijdrage niet te innen, omdat de wettelijke grondslag ontbreekt? 2. Na de ambtelijke achtergrondstudie, zelfs via het landelijk partijbureau van de CU, geeft het college een geheel andere wending aan de uitvoering van de motie (smal bedoeld); hoe motiveert het college deze draai? 3. Als een motie niet wordt uitgevoerd dan kunnen daar raadsvragen over gesteld worden in een plenaire vergadering. De CU heeft blijkbaar een andere ingang bij de wethouder/het college. Dat is opmerkelijk en behoort niet zo te gaan. 4. Het mijden van zorg moet voorkomen worden. Heeft het college overwogen te stellen dat de ouderbijdrage over 2015 niet verschuldigd is? Wethouder Krooneman antwoordt dat hijzelf contact heeft opgenomen met het landelijk partijbureau van de CU; dat is dus niet ambtelijk gebeurd. In navolging van een aantal gemeenten dat de motie heeft ondersteund (100) heeft ook het college de motie overgenomen en naar eigen inzicht breed geïnterpreteerd, wat de meest logische weg leek. Na 1 januari 2015 is de eigen bijdrage opgeschort. Het kan zijn dat de eigen bijdrage alsnog geïnd moet worden. Op die wijze is er met de betrokkenen over gecommuniceerd. We zullen ons zoveel mogelijk coulant opstellen bij het innen van de ouderbijdrage. Het gaat tot op heden om 12 aanvragen in Elburg. Mevrouw Schoots pleit voor het voorkomen van valse hoop richting de burgers en daarover goed te communiceren. Is er budget voor het niet innen van de ouderbijdrage? Welke acties worden ondernomen richting het rijk? Van valse hoop richting burgers is geen sprake. Er is op een heldere manier via brieven gecommuniceerd. Budget is nu niet nodig, omdat we PM geraamd hebben. De heer Dickhof vraagt of de uitkomst van het landelijk onderzoek wordt besproken in de commissie, terwijl de heer Vonk vraagt wanneer de uitkomsten bekend zijn. De heer Visscher vraagt welke actie daadwerkelijk richting landelijke overheid is genomen.
4
Wethouder Krooneman antwoordt dat er regelmatig via de Regio contact is met Den Haag over dit onderwerp. Hij hoopt dat de uitkomst van het onderzoek binnenkort bekend zal zijn en dit komt dan in de Commissie aan de orde. De voorzitter trekt de conclusie dat de resultaten van het landelijk onderzoek in de Commissie aan de orde komen. 12. Evaluatie Wmo beleidsplan De dames T. van den Berg (Icare), B. de Witt, (Wiel) en B. Hemming (WMO-raad) verzorgen een korte mondelinge presentatie. De heer Dijkhuizen vraagt hoe het werk van Doe’th zich verhoudt in relatie tot het CJG en of de afname (halvering) van het aantal individuele voorzieningen niet te hard gaat. Hoe kan dat zo snel? Bereiken we iedereen? Hoe peilen we dat? Bij het CJG gaat het specifiek om de jeugd; bij Doe’th gaat het om een brede doelgroep. Daar waar nodig versterken ze elkaar. Beide onder één dak draagt zorg voor laagdrempeligheid. De afname van het aantal individuele voorzieningen houdt verband met o.m. het meer inschakelen van familie. Daarover zijn gesprekken gevoerd. Zorgmijding blijft een ingewikkelde kwestie. Mevrouw Schoots vraagt hoe het met de Wijkteams gaat. Welk punt hebben we bereikt? Ze maken gebruik van de mogelijkheden die er zijn, qua buurt, qua voorzieningen. Met elkaar integraal bezig zijn. De heer Vonk vraagt hoe de positie van wijkcomités wordt versterkt (pag.10), hoe faciliteren we die en wat wordt bedoeld met het aandachtspunt ‘misbruik van voorzieningen’ (pag 16). De Wijkcomités doen goed werk; ze functioneren niet allemaal op dezelfde wijze. Het is de bedoeling dat ze een slag te maken naar de sociale kant van de samenleving. De gemeente faciliteert waar dat nodig is. Over het misbruik van voorzieningen: dit is genoemd in de evaluatie en daarom opgenomen. Mevrouw De Weerd vraagt hoe de nieuwe samenstelling van de WMO-raad eruit gaat zien, op welke wijze de kwaliteitstoets op onderdelen wordt bijgesteld, of de ombudsma n blijft en hoe we de toename van de eenzaamheid en het voorzieningenniveau bij elkaar brengen. Bij de samenstelling van de WMO-raad wordt gekozen voor een integrale benadering. Doelgroepen en gebruikers zullen hierin zitting hebben. De bijstelling van de kwaliteitstoets heeft alles te maken met de doorontwikkeling van de keukentafelgesprekken. We raden mensen aan voor ondersteuning (familie, kennis) te zorgen tijdens de gesprekken. De Ombudsman is niet druk. Daar blijkt uit dat we er altijd proberen uit te komen. Dat er toch eenzaamheid is ondanks het hoge voorzieningenniveau, is lastig te voorkomen. Mensen hebben ook een eigen verantwoordelijkheid. Aan het eind van de bespreking constateert de voorzitter dat dit onderwerp als hamerstuk behandeld kan worden in de raadsvergadering van 28 juni 2015. 13. Intrekken plan tot bouw ondergrondse supermarkt De heer Van Velthuysen stelt dat er veel te doen is geweest over dit onderwerp. Het resultaat is onbevredigend. Wat gaat er nu gebeuren? Komt er een evaluatie? Wethouder Boukema zegt dat de initiatiefnemer afziet van het realiseren van de ondergrondse supermarkt vanwege de hoge stichtingskosten en de risico’s. We zoeken naar andere opties voor een discounter. De heer Neijzen stelt dat de plek voor een discounter voor handen is. ’t Harde schreeuwt om een tweede supermarkt. Waarom verder zoeken? Er moet wel een discounter zijn die zich daar wil vestigen. De discounter aan de Vrijheidsstraat heeft een huurcontract van 4 jaar, te nzij er een andere locatie gevonden wordt. 14. Rondvraag De heer Van Velthuysen vraagt aandacht voor de correcte spelling van zijn naam (en soms andere namen) in de verslaglegging van commissies. 15. Sluiting Om 21.50 uur sluit de voorzitter de vergadering.
Gemeente Elburg Commissie Maatschappelijke Ontwikkeling
Datum vergadering: Plaats:
24 juni 2015 Raadszaal, Gemeentehuis Elburg
Aanwezig: Voorzitter: Commissiegriffier: Fractie AB: Fractie CDA: Fractie CU: Fractie Elburg Beleid: Fractie PvdA: Fractie VVD: Fractie D66: Fractie SGP: Portefeuillehouder: Insprekers: Ambtenaren:
mw. J. van de Weg - Kruithof mevrouw M.C. Luiting mevrouw A.E. de Weerd - Deetman / de heer G. Visscher -de heer J. Dickhof de heer P.R. van Andel de heer E.J. Vonk mevrouw M. Schoots - van Duren de heer M. Smulders de heer J. Beens wethouder S.W. Krooneman -de heer J. Hofstede en mw. T. Schrör
Agendapunten: Nr.
Onderwerp
Besluit
1.
Minimabeleid
Vervolg op 2 september 2015 in extra cie MO
Openstaande vragen: Nieuw overzicht met de juiste bedragen. Wordt er goed op gelet of de aanvragers optimaal gebruik maken van alle landelijke regelingen en toeslagen. Of dit bij kwijtschelding gebeurt, is niet bekend. • Hoe zit het met de arbeidskorting in relatie tot de armoedeval. • Kan het eigen risico van de zorgverzekering meeverzekerd worden. In Zwolle gebeurt dit. Is er verschil tussen JSF en St. Leergeld en zo ja, wat dan. Korte weergave vragen en antwoorden* infosessie: * de antwoorden staan cursief, direct achter de vragen.
1.
Opening
2. Minimabeleid Mw. Schrör geeft een toelichting. Aandachtspunten zijn:
De cijfers in het totaaloverzicht van de 7 scenario’s in zowel het raadsvoorstel als in de bijlage kloppen niet. De cijfers in de bijlage kloppen wel grotendeels. Er komt een nieuw overzicht met de juiste bedragen. Het is nog niet duidelijk of de twee ton voor maatwerk chronisch zieken daadwerkelijk beschikbaar komt voor het minimabeleid.
2
Mw. Schrör kaart aan dat het wellicht wenselijk is om het meerkeuzebudget en het declaratiefonds samen te voegen. Het systeem wordt daarmee eenvoudiger en er komt meer vrijheid in de besteding van het geld voor de ontvanger. Een kindpakket kan uit extra middelen worden bepaald of door geld binnen het bestaande minimabeleid weg te halen, bv. uit het declaratiefonds. Hier ligt een keuze.
Mevrouw Schoots: Wordt er goed op gelet of de aanvragers optimaal gebruik maken van alle landelijke regelingen en toeslagen. Ja, sociale zaken doet dit wel. Of dit bij kwijtschelding gebeurt is niet bekend. Dit komt schriftelijk. Kan de woningstichting meegenomen worden als partner. Ook zij signaleren vroegtijdig armoede. De heer Beens: pleit voor minder scenario’s. Dit kan maar de wethouder krijgt dan wel graag een richting. De heer Visscher: Hoeveel geld is er nu eigenlijk. Er is € 637.876,- beschikbaar mits de gelden voor maatwerk chronisch zieken kunnen worden toegevoegd. Wat is gedaan met de brief van de Sociale Alliantie. Deze brief is meegenomen maar niet punt voor punt gecheckt met het nu voorliggende. De heer Smulders: is scenario 5a een duw naar de door het college gewenste richting. Ja De heer Vonk: Kunnen 7 scenario’s terug een paar door hier en daar wat te mixen. Wil in de volgende commissievergadering graag met de twee adviesraden in gesprek. Welk deel van het budget komt uit de minimagelden en welk deel uit de wmo -gelden. Is het genoemde budget in- of exclusief de 67.000 euro bezuiniging. De scenario’s zijn bedragen binnen de begroting inclusief de bezuiniging. De heer Dickhof: Mist aandacht voor bv. de voedselbank. Voor een aantal andere partijen regelen we wel huisvesting in ’t Huiken. Voor de voedselbank doen we inderdaad niets structureels. Hoe zit het met de arbeidskorting in relatie tot de armoedeval. Dit komt schriftelijk. Kan het eigen risico van de zorgverzekering meeverzekerd worden. In Zwolle gebeurt dit. Dit komt schriftelijk. Is het behalen van de startkwalificatie, zwemdiploma A, bijdrage leerlingvervoer en een PC gebord? Dit kan worden meegenomen in de nadere uitwerking. Hoe staat het met de gemeentelijke zorgplicht bij uithuisplaatsing. De gemeente heeft naar de letter van de wet geen zorgplicht maar voelt zich wel verantwoordelijk en handelt daarnaar. Is er verschil tussen JSF en St. Leergeld en zo ja, wat dan. Dit antwoord komt schriftelijk. De voorzitter concludeert dat de commissie de adviezen van de WMO-raad en de Adviesraad Sociale Zaken graag op schrift ontvangt en dat de commissie beide adviesorganen graag wil spreken in de volgende commissievergadering op 2 september. Ze zullen daartoe opnieuw worden uitgenodigd. Het aantal scenario’s kan wellicht wat minder door hier en daar wat te combineren. De beantwoording van de openstaande vragen zal tegelijk met een aangepast voorstel naar de commissie van 2 september komen.
Gemeente Elburg Themabijeenkomst Passend Onderwijs
Datum vergadering: Plaats:
24 juni 2015 Raadszaal, Gemeentehuis Elburg
Aanwezig: Voorzitter: Commissiegriffier: Fractie AB: Fractie CDA: Fractie CU: Fractie Elburg Beleid: Fractie PvdA: Fractie VVD: Fractie D66: Fractie SGP: Portefeuillehouder: Genodigden:
Ambtenaren:
mw. J. van de Weg - Kruithof mevrouw M.C. Luiting mevrouw A.E. de Weerd - Deetman / de heer G. Visscher de heer J.A. Neijzen de heer J. Dickhof de heer P.R. van Andel de heer E.J. Vonk mevrouw M. Schoots - van Duren / Dhr. D.A. van Velthuysen de heer M. Smulders de heer J. Beens wethouder S.W. Krooneman De heer H. Buscher (onderwijszorgkoepel), dhr. J. v.d. Stouwe (educatieve voorziening i.o.), Dhr. G. van de Kamp (St. Leerlingenzorg NWV), Dhr. Klein (Nuborgcollege), Mw. Ph. Bultman (Inspiratiegroep ouders) Mw. M. Wieringa
Agendapunten: Nr.
Onderwerp
Besluit
1.
Verzoek Nuborgh Oostenlicht
Komt terug in najaar in raadscie.
1.
Opening
2.
Passend Onderwijs
Wethouder Krooneman geeft eerst een algemene inleiding. Primair onderwijs Dhr. Buscher geeft een presentatie over passend onderwijs in het primair onderwijs. Conclusie is dat het begin er is, maar dat we er nog lang niet zijn. Wat lastig werkt is de gekozen structuur met 32 mensen in de Raad van Toezicht. Deze structuur gaat per 1 december 2015 veranderen. Positief is in ieder geval dat alle kinderen een plekje hebben op een school, niemand zit thuis. De heer van de Stouwe houdt een verhaal over de tussenvoorziening. Het streven van de tussenvoorziening is om zoveel mogelijk leerlingen thuisnabij onderwijs te geven. Dit kan door een voorziening te creëren op de reguliere basisscholen, waarbij extra ondersteuning komt voor de leerlingen die dat nodig hebben. Denk bv. aan leerlingen die in de ochtend naar de tussenvoorziening gaan en in de middag in het regulier onderwijs meedraaien. Een dergelijke voorz iening is bedoeld als tijdelijk. Na een aantal maanden zal voor een leerling definitief de keuze moeten worden gemaakt voor regulier of speciaal onderwijs. De ruwe inschatting is dat de helft van de kin-
2
deren (nu 150) hiermee in het regulier onderwijs terecht kunnen en daarmee niet meer buiten onze gemeente naar school hoeven. Voor de tussenvoorziening wordt gedacht aan 4 groepen van maximaal 15 leerlingen elk, 2 in Elburg en 2 groepen in ’t Harde. Kosten bedragen ca. 90.000 euro per groep per jaar. De gemeente heeft bij het vormgeven van een tussenvoorziening een makelaarsfunctie. Flankerend beleid en goodwill van de gemeente is nodig. De gemeente heeft niet de regiefunctie. De gemeente kan bv. zorgen voor verbinding tussen de tussenvoorziening en het CJG opdat elkaars expertise wordt gedeeld. Voortgezet onderwijs Dhr. Van de Kamp geeft een presentatie. In het voortgezet onderwijs gaat het om 360 leerlingen verspreid over 8 gemeenten. Het gebied is geografisch behoorlijk uitgestrekt, van Elburg tot en met Nijkerk. Bovendien kent het gebied drie arbeidsmarktregio’s. Voor een kwalitatief goede voorziening is centralisatie nodig. Streven is de leerlingen die nu naar Kampen, Zwolle, Apeldoorn gaan in de eigen regio een plek te kunnen geven. Dhr. Klein vertelt hoe het passend onderwijs op de Nuborgh is geregeld. Op het LF is ambulante begeleiding in de school. Docenten leren omgaan met gedr agsproblemen, er zijn zorgmentoren en ondersteuningscoaches voor de leerlingen. De school heeft een psycholoog in dienst genomen. Verder is er pluspunt, waar leerlingen worden opgevangen die tijdelijk niet meer in het regulier onderwijs kunnen. Doel is terugkeer naar de eigen klas. Pluspunt wordt ook gebruikt voor de overstap van speciaal onderwijs naar regulier onderwijs. Dit is een grote stap voor een leerling. Voor de Nuborgh gaat het om maximaal 36 leerlingen. Oostenlicht kent een samenwerking met de Ambelt voor praktisch onderwijs. In het tweede leerjaar komen leerlingen van de Ambelt op vrijdag naar Oostenlicht om kennis te maken met diverse vormen van praktijkonderwijs om zo een goede richting te kunnen kiezen voor het derde jaar. Momenteel gaat het om 18 leerlingen. 11 daarvan willen nu het derde en vierde leerjaar op Oostenlicht doorbrengen in het regulier onderwijs. Voor het tweede leerjaar zijn voor schooljaar 2015/2016 30 aanmeldingen. Op dit moment wordt gebruik gemaakt van een noodgebouw. Dit is echter niet houdbaar voor de lange termijn. Het gaat bij deze constructie uiteindelijk naar schatting om 40 tot 80 leerlingen uit Elburg, Nunspeet, Harderwijk, Zeewolde die dan bij Oostenlicht naar school kunnen. Deze constructie is ontstaan omdat Oostenlicht al de praktijklokalen heeft. In een centrale voorziening zouden die lokalen nieuw gebouwd moeten worden. De heer Klein vraagt de commissie of hij op deze wijze een vso voorziening in Elburg moet opzetten en moet uitbouwen. Dat betekent op termijn dat er een verzoek voor nieuwbouw zal komen. Als de raad nu al zou aangeven hier geen geld voor over te hebben, dan kan hij dit experiment wel stoppen. De heer van de Kamp en de heer Klein geven beide aan dat de constructie van Oostenlicht/Ambelt strijdig lijkt met de centralisatiegedachte van 1 school om voldoende kwaliteit te kunnen leveren. Dit hoeft echter niet strijdig te zijn. Dit is afhankelijk van de omvang van de Elburgse voorziening. Leerlingen uit Nijkerk zullen vermoedelijk niet voor deze optie k iezen. Mw. Schoots: Hoe is de overstap school naar werk. De heer Van de Kamp geeft aan dat het hier vooral om leerlingen in het praktijkonderwijs gaat. Die behalen geen regulier diploma, al helemaal niet met de verplichte reken- en spellingstoets. Onduidelijk is of deze leerlingen in de toekomst recht krijgen op beschermd werken. De afstemming tussen onderwijs, arbeidsmarkt en gemeente vindt plaats in het OOGO. De heer Vonk: Kunnen de docenten voor de theorielessen niet naar Nunspeet in plaats van de Ambelt naar Elburg. De heer Klein geeft aan dat de huur door de Ambelt is opgezegd. In Nunspeet zijn geen lokalen meer. Bovendien is dit organisatorisch niet te doen voor de school.
3
Mw. Ph. Bultman spreekt namens de inspiratiegroep. De voorzitter concludeert dat de heer Klein nu geen antwoord krijgt op zijn vraag over de vso voorziening. Deze avond is niet bedoeld voor besluitvorming. De wethouder komt na het regionaal OOGO in het najaar terug naar de commissie. Dan zal over het verzoek van de heer Klein word en gesproken. NB: de diverse presentaties komen op ris.
Actiepuntenlijst MO versie 18 augustus 2015 NR.
Onderwerp/verzoek
Ontstaan op
Toezegging college / planning
Domein
Zie M1510
motie convenant paracommercie: “In samenwerking met de para commerciële organisaties een convenant op te stellen inzake alcoholmatigingsbeleid met speciale aandacht voor jongeren. Jaarlijks verslag te doen van de planning en effecten van de uitgevoerde activiteiten en de gemeenteraad te informeren over bijstellingen van de activiteitenkalender”.
raad 25 nov 2013
November/ december 2014 College stelt voor dit naar mei 2015 te verdagen. Wordt nu verwacht in najaar
SL
Zie M1514
informatie over mogelijkheden wijkbewoners betrekken bij groenonderhoud
raad 25 maart 2013
Januari 2015. Pilots zijn in ontwikkeling.
SL/R
1
Onderzoek duurzame warmte en zuiveringsinstallatie zwembad (motie D66)
Raad 26 mei 2014
Meenemen met onderzoek warmte installaties in 2015 (maart 2015: offerte loopt)
SL
Evaluatie jeugdhulp medio 2015 incl. kentallen CJG
Cie MO 3 dec 2014
M1505
A-viertje met uitleg over (juridische) structuur, taken en bevoegdheden van stichting Proo.
Cie 2 feb 2015
Komt met nieuwe stukken Proo in juni
SL
M1513
D66: vraagt naar de status van de kwijtschelding 117.000,- MFC.
Cie MO 2 maart 2015
Dit onderwerp wordt meegenomen in de bredere context van toekomst MFC.
SL
M1514
D66: vraagt naar het betrekken van wijkbewoners bij het groen
Cie MO 2 maart 2015
R
M1518
EB: Wat zijn de totale kosten voor stichting WIEL
Cie Mo 23 maart 2015
SL
M1525
CU: verzoek om jaarverslag en jaarplan streekarchief
Cie MO 18 mei 2015
Afgehandeld, 8 juni op bis
SL
M1526
EB Is horecaconvenant vrijwillig aangegaan of een dictaat vanuit de gemeente en waarom is de inlooptijd op zaterdag maar tot 24.00 uur.
Cie 18 mei 2015
Afgehandeld, 8 juni op bis
SL
M1527
Huisvesting asielzoekers (VVD)
Mail 8 juni 2015
Afgehandeld, 18 aug. op bis
SL
M1528
Staza uitvoering motie onderwijshuisvesting (CDA)
Cie 15 juni
Afgehandeld, bis 22 juni
SL
M1529
GGD uitnodigen in commissie MO
Cie 15 juni
Griffie
M1530
Uitkomsten landelijk onderzoek ouderbijdrage jeugd – ggz delen met de commissie MO
Cie 15 juni
SL
M1531
Klopt het dat de cijfers zoals genoemd in het raadsvoorstel minimabeleid op pagina 2 niet stroken met de getallen die in de bijlage met de Scenario’s gebruikt worden, zie daarvoor bijvoorbeeld pagina 3? Ik hoor graag van welke cijfers we uit moeten gaan (CDA)
Mail 22 juni
SL
Afgehandeld, 24 juni op bis
SL
M1532 Van diverse fracties
• Nieuw overzicht met de juiste bedragen. • Wordt er goed op gelet of de aanvragers optimaal gebruik maken van alle landelijke regelingen en toeslagen. Of dit bij kwijtschelding gebeurt, is niet bekend. • Hoe zit het met de arbeidskorting in relatie tot de armoedeval. • Kan het eigen risico van de zorgverzekering meeverzekerd worden. In Zwolle gebeurt dit. • Is er verschil tussen JSF en St. Leergeld en zo ja, wat dan.
Cie MO 24 juni
Beantwoording in cie stukken 2 sept
SL
M1533
Vragen PvdA over uitstroom Van Kinsbergen Basisschool
6 juli
Afgehandeld, 18 aug op bis
SL
M1534
Jeugdraad bespreken in commissie
Raad 6 juli
SL
M1535
Motie VVD over Subsidie Vestingval
Raad 6 juli
Fin
M1536
Motie VVD over Evenementenbeleid
Raad 6 juli
Wordt meegenomen in expertmeeting toerisme
SL
M1537
Vragen CDA over dagactiviteiten dementerenden
Vragenhalfuur raad 6 juli
Najaar terugkoppeling via evaluatie verordening
SL
M1538
Vraag SGP over WMO keukentafelgesprekken
Juli 2015
Afgehandeld, bis 8 juli
SL
M1539
Vragen CDA over huishoudelijke hulp 1
Juli 2015
Afgehandeld, bis 8 juli
SL
B en W - advies
Gemeente Elburg Afdelingshoofd Portefeuillehouder
S.W. Krooneman
Afdeling
Sociale 81 Burgerzaken
Advies van
Tamara Schrör
Datum advies
1-6-2015
Advies O.R.
Nee
I . o . m . afdeling(en)
FP
I.o.m. wijkcontactambtenaar
Nee
w
w
w Beslissing d . d .
9-6-2015
Nummer
Conform v o o r s t e l .
Besluit
Openbaar
Persbericht
Nee
Commissie
Ja
Ter bespreking
Raad
Ja
Ter b e s l u i t v o r m i n g
1
w
Onderwerp Scenario's herijking minimabeleid Voorstel I n s t e m m e n met het raadsvoorstel. Agendacommissie voorstellen het raadsvoorstel ter bespreking te agenderen v o o r de commissie MO en ter b e s l u i t v o r m i n g voor te leggen aan de Raad.
Toelichting De Raad heeft 2015 uitgeroepen t o t ' j a a r van de m i n i m a ' en een t r a j e c t uitgestippeld o m te komen t o t herijking van het m i n i m a b e l e i d . Tijdens de werksessie met de Raad op 20 mei j l . is afgesproken dat op basis van de u i t k o m s t e n van die avond een aantal scenario's w o r d t u i t g e w e r k t en dat deze geagendeerd worden voor de raadsvergadering van 6 j u l i 2 0 1 5 .
1
Bij de griffier is er op aangedrongen om daarvoor de scenario's nog te mogen presenteren aan de commissie MO, omdat deze waarschijnlijk best wat toelichting behoeven en tevens kunnen dan eventuele vragen kunnen worden b e a n t w o o r d , hetgeen het besluitvormingsproces ten goede k o m t . Op dit m o m e n t is nog niet bekend wanneer de commissie hierover kan spreken. Communicatieparagraaf De conceptstukken zijn ter informatie aan de Beide raden worden deze maand uitgenodigd uitwerking van de scenario's in beleidsnota's In het t r a j e c t t o t nu toe hebben zij uiteraard
Adviesraad Sociale Zaken en de Wmo-raad v e r z o n d e n . voor een toelichting op de voorstellen. Bij de nadere worden Wmo-raad en Adviesraad Sociale Zaken b e t r o k k e n . ook mee kunnen p r a t e n .
Financiële p a r a g r a a f Diverse scenario's passen binnen de beschikbare middelen indien de middelen m a a t w e r k v o o r z i e n i n g chronisch zieken onderdeel blijft van het beschikbare budget m i n i m a b e l e i d . Als de Raad meer geld beschikbaar wenst te stellen, zal aanvullende dekking moeten worden g e v o n d e n . Nadere uitwerking volgt na besluitvorming door de Raad. Risicoparagraaf
2
Uitwerking scenario's herijking minimabeleid en armoedeval GEHUWD / SAMENWONEND met 2 schoolgaande kinderen van 14 en 17 jaar
Scenario 1 huidig beleid Netto inkomen per maand excl. vakantietoeslag Huur en gemeentelijke kwijtschelding Huur exclusief servicekosten verschil tov kwijtschelding Rijksregelingen Zorgtoeslag Huurtoeslag Kindgebonden budget Gemeentelijke regelingen Collectieve ziektekostenverzekering Declaratiefonds Meerkeuzebudget Individuele inkomenstoeslag Inkomen
Participatiewet € 1.304
105% € 1.369
110% € 1.434
115% € 1.500
120% € 1.565
125% € 1.630
-€ 600
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
€ 149 € 286 € 195
€ 138 € 286 € 190
€ 127 € 267 € 184
€ 116 € 247 € 179
€ 105 € 227 € 173
€ 95 € 205 € 168
€ 70 € 60 € 31 € 44 € 1.539
€ 70 € 60 € 31 € 44 € 1.542
€0 €0 €0 €0 € 1.366
€0 €0 €0 €0 € 1.396
€0 €0 €0 €0 € 1.424
€0 €0 €0 €0 € 1.452
Scenario 2 huidig beleid, maar tot 110% 100% vergoeding en tot 120% 50% vergoeding en tot en met 125% 25% vergoeding van gemeentelijke regelingen Netto inkomen per maand excl. vakantietoeslag Huur en gemeentelijke kwijtschelding Huur exclusief servicekosten verschil tov kwijtschelding Rijksregelingen Zorgtoeslag Huurtoeslag Kindgebonden budget Gemeentelijke regelingen Collectieve ziektekostenverzekering Declaratiefonds Meerkeuzebudget Individuele inkomenstoeslag Inkomen
Participatiewet € 1.304
105% € 1.369
110% € 1.434
115% € 1.500
120% € 1.565
125% € 1.630
-€ 600
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
€ 149 € 286 € 195
€ 138 € 286 € 190
€ 127 € 267 € 184
€ 116 € 247 € 179
€ 105 € 227 € 173
€ 95 € 205 € 168
€ 70 € 60 € 31 € 44 € 1.539
€ 70 € 60 € 31 € 44 € 1.542
€ 35 € 30 € 16 €0 € 1.447
€ 35 € 30 € 16 €0 € 1.477
€ 13 € 15 €8 €0 € 1.460
€ 13 € 15 €8 €0 € 1.488
Uitwerking scenario's herijking minimabeleid en armoedeval Scenario 3 huidig beleid, maar collectieve ziektekostenverzekering tot 125% Netto inkomen per maand excl. vakantietoeslag Huur en gemeentelijke kwijtschelding Huur exclusief servicekosten verschil tov kwijtschelding Rijksregelingen Zorgtoeslag Huurtoeslag Kindgebonden budget Gemeentelijke regelingen Collectieve ziektekostenverzekering Declaratiefonds Meerkeuzebudget Individuele inkomenstoeslag Inkomen
Participatiewet € 1.304
105% € 1.369
110% € 1.434
115% € 1.500
120% € 1.565
125% € 1.630
-€ 600
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
€ 149 € 286 € 195
€ 138 € 286 € 190
€ 127 € 267 € 184
€ 116 € 247 € 179
€ 105 € 227 € 173
€ 95 € 205 € 168
€ 70 € 60 € 31 € 44 € 1.539
€ 70 € 60 € 31 € 44 € 1.542
€ 70 €0 €0 €0 € 1.436
€ 70 €0 €0 €0 € 1.466
€ 70 €0 €0 €0 € 1.494
€ 70 €0 €0 €0 € 1.522
Scenario 4 huidig beleid, maar declaratiefonds en meerkeuzebudget naar 125% Netto inkomen per maand excl. vakantietoeslag Huur en gemeentelijke kwijtschelding Huur exclusief servicekosten verschil tov kwijtschelding Rijksregelingen Zorgtoeslag Huurtoeslag Kindgebonden budget Gemeentelijke regelingen Collectieve ziektekostenverzekering Declaratiefonds Meerkeuzebudget Individuele inkomenstoeslag Inkomen
Participatiewet € 1.304
105% € 1.369
110% € 1.434
115% € 1.500
120% € 1.565
125% € 1.630
-€ 600
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
€ 149 € 286 € 195
€ 138 € 286 € 190
€ 127 € 267 € 184
€ 116 € 247 € 179
€ 105 € 227 € 173
€ 95 € 205 € 168
€ 70 € 60 € 31 € 44 € 1.539
€ 70 € 60 € 31 € 44 € 1.542
€0 € 60 € 31 €0 € 1.457
€0 € 60 € 31 €0 € 1.487
€0 € 60 € 31 €0 € 1.515
€0 € 60 € 31 €0 € 1.543
Uitwerking scenario's herijking minimabeleid en armoedeval Scenario 5 huidig beleid, declaratiefonds een meerkeuzepakket voor kinderen op 125% Netto inkomen per maand excl. vakantietoeslag Huur en gemeentelijke kwijtschelding Huur exclusief servicekosten verschil tov kwijtschelding Rijksregelingen Zorgtoeslag Huurtoeslag Kindgebonden budget Gemeentelijke regelingen Collectieve ziektekostenverzekering Declaratiefonds Meerkeuzebudget Individuele inkomenstoeslag Inkomen
Participatiewet € 1.304
105% € 1.369
110% € 1.434
115% € 1.500
120% € 1.565
125% € 1.630
-€ 600
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
€ 149 € 286 € 195
€ 138 € 286 € 190
€ 127 € 267 € 184
€ 116 € 247 € 179
€ 105 € 227 € 173
€ 95 € 205 € 168
€ 70 € 60 € 31 € 44 € 1.539
€ 70 € 60 € 31 € 44 € 1.542
€0 € 30 € 16 €0 € 1.412
€0 € 30 € 16 €0 € 1.442
€0 € 30 € 16 €0 € 1.470
€0 € 30 € 16 €0 € 1.498
Participatiewet € 1.304
105% € 1.369
110% € 1.434
115% € 1.500
120% € 1.565
125% € 1.630
-€ 600
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
€ 149 € 286 € 195
€ 138 € 286 € 190
€ 127 € 267 € 184
€ 116 € 247 € 179
€ 105 € 227 € 173
€ 95 € 205 € 168
€ 70 € 60 € 31 € 44 € 1.539
€0 €0 €0 €0 € 1.337
€0 €0 €0 €0 € 1.366
€0 €0 €0 €0 € 1.396
€0 €0 €0 €0 € 1.424
€0 €0 €0 €0 € 1.452
Scenario 6 huidig beleid, maar inkomensgrens op 100% Netto inkomen per maand excl. vakantietoeslag Huur en gemeentelijke kwijtschelding Huur exclusief servicekosten verschil tov kwijtschelding Rijksregelingen Zorgtoeslag Huurtoeslag Kindgebonden budget Gemeentelijke regelingen Collectieve ziektekostenverzekering Declaratiefonds Meerkeuzebudget Individuele inkomenstoeslag Inkomen
Uitwerking scenario's herijking minimabeleid en armoedeval Scenario 7 geen minimabeleid Netto inkomen per maand excl. vakantietoeslag Huur en gemeentelijke kwijtschelding Huur exclusief servicekosten verschil tov kwijtschelding Rijksregelingen Zorgtoeslag Huurtoeslag Kindgebonden budget Gemeentelijke regelingen Collectieve ziektekostenverzekering Declaratiefonds Meerkeuzebudget Individuele inkomenstoeslag Inkomen
Participatiewet € 1.304
105% € 1.369
110% € 1.434
115% € 1.500
120% € 1.565
125% € 1.630
-€ 600
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
-€ 600 -€ 46
€ 149 € 286 € 195
€ 138 € 286 € 190
€ 127 € 267 € 184
€ 116 € 247 € 179
€ 105 € 227 € 173
€ 95 € 205 € 168
€0 €0 €0 €0 € 1.334
€0 €0 €0 €0 € 1.337
€0 €0 €0 €0 € 1.366
€0 €0 €0 €0 € 1.396
€0 €0 €0 €0 € 1.424
€0 €0 €0 €0 € 1.452
D E
R A A D
D E R
G E M E E N T E
E L B U R G
Portefeuillehouder: S.W. Krooneman Commissievergadering: Raadsvergadering : 6 juli 2015
AAN
DE
RAAD
Onderwerp: Scenario’s herijking minimabeleid Wij stellen u voor: 1. Kennis te nemen van mogelijke scenario’s voor de herijking van het minimabeleid en te kiezen voor a. Scenario 1, aangevuld met een extra (natura) kindpakket van € 40.000 en extra investeren in preventie € 25.000. Dat past precies binnen de begroting; of b. Scenario 5a en 50% van inkomen boven 110% bijstandsnorm in aanmerking nemen als draagkracht om armoedeval tegen te gaan. Meerkeuzebudget declaratiefonds afschaffen. Scenario aanvullen met een extra (natura) kindpakket van € 50.000 en extra inve steren in preventie € 40.000. Dat past precies binnen de begroting; of c. Scenario 6 en daarbij uitgaan van het besteedbare inkomen op 100%. Maatwerk in schrijnende situaties. Scenario aanvullen met een extra (natura) kindpakket van € 50.000 en extra investeren in preventie € 40.000. Dat past ruim binnen de begroting. Beschrijving probleem of maatschappelijke wens 2015 is door uw raad uitgeroepen tot jaar van de minima. Het doel is te komen tot een herijking van het minimabeleid. Oorzakenanalyse Het traject herijking van het minimabeleid is door de raad geïnitieerd om te komen tot kaders voor het gemeentelijk minimabeleid. De volgende stappen zijn hiertoe ondernomen: 1. Onderzoek door het Verwey-Jonker Instituut, opgeleverd in de zomer van 2014 2. De armoedeconferentie op 15 oktober 2014 3. Een algemene informatieavond over minimabeleid 4 maart 2015 4. Een expertmeeting op 15 april 2015 5. Een werksessie op 20 mei jl. waarin de raad aan de hand van stellingen heeft gediscussieerd over mogelijke uitganspunten. Na behandeling van dit raadsvoorstel worden de volgende stappen gezet: 6. Ambtelijke uitwerking van gekozen scenario(‘s) 7. Vaststelling minimabeleid 2016 ev Wat willen we bereiken / indicatoren? Een evenwichtig minimabeleid voor inwoners van Elburg Samenwerking tussen partijen die zich met minima bezig houden Voorkomen en vroegsignalering van armoede Zoveel mogelijk voorkomen van de armoedeval Oplossingsrichtingen In de bijlage vindt u verschillende scenario’s die zijn uitgewerkt naar aanleiding van de bijeenkomst van 20 mei jl. De uitgangspunten (op basis van de door uw raad gevoerde discussie) zijn: 1. Huidig pakket voldoet, zoek naar verbeteringen, meer kindgericht 2. Voorkom armoedeval, werk moet lonen
2
3. 4. 5. 6.
Stimuleer participatie Aandacht voor preventie en vroegsignalering Investeer in verbinding met partners Gemeente voert bijdrage regelingen uit, partner naturavoorzieningen, kijk ook naar nieuwe armoede
Op basis van deze uitwerking kunt u bepalen welke onderdelen u nader uitgewerkt wilt zien in de Kadernota minimabeleid en schuldhulpverlening, welke in november van dit jaar ter besluitvorming aan uw raad wordt voorgelegd. Planning Na bespreking van de diverse scenario’s in uw raad volgt in november een raadsvoorstel met de uitwerking voor het minimabeleid en schuldhulpverlening in 2016 ev. Bij de uitwerking worden de Wmoraad en de Adviesraad Sociale Zaken betrokken. Naast hun adviesfunctie is met name de bespreking met de Wmo-raad van belang in verband met de evaluatie van de inzet van de middelen voor maatwerk chronisch zieken. Communicatieparagraaf Volgt bij het beleidskader Minimabeleid en schuldhulpverlening november van dit jaar. Financiële paragraaf Begroting minimabeleid 2016 bijzondere bijstand
€ 172.245
schuldhulpverlening
€ 125.000
declaratiefonds
€ 205.000
versobering minima
-€ 67.200
subtotaal beschikbaar
€ 435.045
maatwerk chronisch zieken
€ 202.831
totaal beschikbaar
€ 637.876
NB in bovenstaande begroting is het budget maatwerkvoorziening chronisch zieken opgenomen. Evaluatie van de regeling moet nog plaatsvinden. Er is nog geen integrale afweging gemaakt over de inzet van het budget maatwerk chronisch zieken. Mocht het budget voor de maatwerkvoorziening niet beschikbaar zijn voor het minimabeleid dan moeten aanvullende middelen gezocht worden op de scenario’s.
Kosten verschillende scenario’s Scenario
1
2
3
4
5
6
7
€ 616.760
€ 716.870
€ 676.160
€ 797.660
€ 678.266
€ 483.260
€ 275.000
preventie
€ 40.000
€ 40.000
€ 40.000
€ 40.000
€ 40.000
€ 40.000
€ 40.000
extra kindpakket
€ 50.000
€ 50.000
€ 50.000
€ 50.000
€ 50.000
€ 50.000
€0
€ 706.760
€ 806.870
€ 766.160
€ 887.660
€ 768.266
€ 573.260
€ 315.000
-€ 50.000
-€ 50.000
-€ 50.000
-€ 50.000
-€ 50.000
-€ 50.000
€0
€ 656.760
€ 756.870
€ 716.160
€ 837.660
€ 718.266
€ 523.260
€ 315.000
verwachte kosten aanvulling op scenario's
korting declaratiefonds kinderen Totale verwachte kosten
NB Bovenstaande kostenramingen zijn exclusief hogere uitvoeringskosten en hogere uitgaven door het terugdringen van niet gebruik.
3
Elburg, 9 juni 2015 Burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg, de burgemeester, de secretaris, F.A. de Lange.
J.K.C. van der Jagt.
Scenario’s minimabeleid 2016
1
Inleiding Dit document is opgesteld op basis van de bespreking die tijdens de werkbijeenkomst van raadsleden over minimabeleid heeft plaatsgevonden op 20 mei jl. In dit document vindt u diverse scenario’s voor het minimabeleid in 2016 en verder. Bij het opstellen van deze scenario’s hebben we rekening gehouden met uitgangspunten die in de werkbijeenkomst naar voren zijn gekomen. Uitgangspunten scenario’s: 1. Huidig pakket voldoet, zoek naar verbeteringen, meer kindgericht 2. Voorkom armoedeval, werk moet lonen 3. Stimuleer participatiegericht 4. Aandacht voor preventie en vroegsignalering 5. Investeer in verbinding met partners 6. Gemeente voert bijdrage regelingen uit, partner naturavoorzieningen, kijk ook naar de nieuwe armoede De scenario’s die zijn opgesteld op basis van uitgangspunt 1 en 2 zijn uitgewerkt in mogelijke omvang van de doelgroep en vervolgens zijn de financiële consequenties van het scenario weergegeven. De mogelijkheden benoemd onder 3 en verder zijn meer beschrijvend van aar d en kunnen combinaties vormen met de scenario’s onder punt 1 en 2. Om de consequenties in omvang en budget te kunnen berekenen zijn een aantal aannames ge daan. Hiervoor is gebruik gemaakt van een aantal bronnen. Deze zijn de administratie van Sociale Zaken, het Centraal Bureau voor de Statistiek en de minimascan van Stimulansz. Aannames uitwerking scenario’s: De omvang van de doelgroep is gebaseerd op de minimascan Stimulansz (zie bijlage 1). Deze gaat slechts tot 125% van het sociaal minimum. Ook CBS gaat tot deze hoogte. Waar de raad 130% heeft genoemd, hanteren wij in de scenario’s maximaal 125% omdat we niet over de omvang van huishoudens met een inkomen tot 130% beschikken. Het gebruik van minimaregelingen m.u.v. collectieve verzekering is 60% van de doelgroep. Dit percentage is gebaseerd op het gebruik van de declaratieregelingen ten opzichte van de doelgroep. Het gebruik van de collectieve verzekering is 40% van de doelgroep. Ook hierbij is het aantal gebruikers afgezet tegen de potentiële doelgroep. In bijlage 1 is achtergrond informatie opgenomen met daarin een totaal overzicht van de doelgroep, het beschikbare budget, het gebruik van de huidige regelingen en informatie over deze regelingen. Ook is er een excelbestand bijgevoegd. Dit bestand geeft weer wat de invloed van de beschreven scenario’s op de armoedeval is. Hierbij is een echtpaar met 2 kinderen als uitgangspunt genomen. Alle scenario’s zijn met zorgvuldigheid berekend. De uitwerking in de praktijk kan echter afwijken, omdat bij de berekening een aantal aannames zijn gedaan. Bovendien is uiteindelijk ook het aantal aanvragen een factor van belang.
2
Samenvattend overzicht kosten en gevolgen van scenario voor de armoedeval Scenario Verwachte kosten scenario
1
2
3
4
5
6
7
€ 572.600
€ 623.549
€ 632.000
€ 722.450
€ 659.930
€ 456.350
€ 275.000
€ 40.000
€ 40.000
€ 40.000
€ 40.000
€ 40.000
€ 40.000
€ 40.000
aanvulling op scenario's Preventie extra kindpakket Korting declaratiefonds kinderen Totale verwachten kosten Armoedeval
€ 50.000
€ 50.000
€ 50.000
€ 50.000
€ 50.000
€ 50.000
€0
€ 662.600
€ 713.549
€ 722.000
€ 812.450
€ 749.930
€ 546.350
€ 315.000
-€ 50.000
€ 50.000
-€ 50.000
€ 50.000
-€ 50.000
-€ 50.000
€0
€ 612.600
€ 763.549
€ 672.000
€ 862.450
€ 699.930
€ 496.350
€ 315.000
groot
middel
middel
middel
middel
groot
klein
Bij de berekening is uitgegaan van meerkeuzepakket B. Onderstaande laat de te verwachte kosten van de verschillende pakketten op jaarbasis zien. Kosten per jaar per pakket Meerkeuzepakket A
€ 188.160
Meerkeuzepakket B
€ 144.000
Meerkeuzepakket C
€ 96.000
Meerkeuzepakket D
€ 48.000
Begroting minimabeleid 2016 Bijzondere bijstand
€ 172.245
Schuldhulpverlening
€ 125.000
Declaratiefonds
€ 205.000
Versobering minima Subtotaal beschikbaar Maatwerk chronisch zieken Totaal beschikbaar
-€ 67.200 € 435.045 € 202.831 € 637.876
NB in bovenstaande begroting is het budget maatwerkvoorziening chronisch zieken opgenomen. Evaluatie van de regeling moet nog plaatsvinden. Mocht het budget voor de maatwerkvoorziening niet beschikbaar zijn voor het minimabeleid dan moeten aanvullende middelen gezocht worden op de scenario’s.
3
Uitwerking van de uitgangspunten in scenario’s 1.
Huidig pakket voldoet, zoek naar verbeteringen, meer kindgericht Verhoging inkomensgrens declaratiefonds voor kinderen, rest blijft gelijk. Verhoging inkomensgrens collectieve ziektekostenverzekering naar 125%, overige regelingen blijven gelijk. Mogelijkheden in vergoedingen voor kinderen vergroten.
Hieronder volgen een aantal scenario’s die aan bovenstaande uitgangspunten voldoen. Het eerste scenario is voortzetting van het huidige beleid. Scenario 1 huidig beleid aantal doelgroep
% gebruik
bedrag per jaar
verwachte kosten
Collectieve ziektekostenverzekering
640
40%
€ 330
€ 84.480
Declaratiefonds
640
60%
€ 180
€ 69.120
Meerkeuzebudget B*
640
60%
€ 375
€ 144.000
Gemeentelijke regelingen
bijzondere bijstand
€ 135.000
schuldhulpverlening
€ 140.000
totale verwachte kosten scenario 1
€ 572.600
*gemiddelde uitgaven van meerkeuzebudget in 2014 is € 490, maximaal budget is € 1500 (obv gezinsgrootte). Gemiddelde 33%. Maximale bedrag budget B is € 1125. 33% is dan € 375. Bij de scenario’s zijn we uitgegaan van het meerkeuzepakket B. In 2015 is het meerkeuzepakket A nog van toepassing. Op jaarbasis zijn de verschillen in kosten voor de verschillende pakketten als volg: Kosten per jaar per pakket Meerkeuzepakket A
€ 188.160
Meerkeuzepakket B
€ 144.000
Meerkeuzepakket C
€ 96.000
Meerkeuzepakket D
€ 48.000
Mocht de raad toch kiezen voor pakket A in 2016 dan zijn de te verwachten kosten + € 44.160. Ook binnen de voortzetting van het huidige beleid kan gezocht worden naar mogelijkheden voor verbetering of aanpassing. De mogelijkheden in aanpassing van inkomensgrenzen specifiek voor kindregelingen komt terug in scenario 2. Binnen de huidige regelingen zijn er mogelijkheden om extra kostensoorten specifiek toe te voegen voor kinderen. Scenario 2 huidig beleid, maar declaratiefonds en meerkeuzebudget voor kinderen naar 125% doelgroep 110%
% gebruik
bedrag per inwoner per jaar
verwachte kosten
Collectieve ziektekostenverzekering
640
40%
€ 330
€ 84.480
Declaratiefonds
640
60%
€ 180
€ 69.120
Meerkeuzebudget B*
640
60%
€ 375
€ 144.000
Gemeentelijke regelingen
4
doelgroep 110 tot 125%*
% gebruik
bedrag per inwoner per jaar
verwachte kosten
Declaratiefonds
153
60%
€ 180
€ 16.524
Meerkeuzebudget B
153
60%
€ 375
€ 34.425
Gemeentelijke regelingen
Bijzondere bijstand
€ 135.000
Schuldhulpverlening
€ 140.000
totale verwachte kosten scenario 2
€ 623.549
*huidige gebruik declaratiefonds is 66% alleenstaand en 34% alleenstaande ouders of echtparen met kinderen. Scenario 3 laat de budgettaire consequenties zien bij het aanpassen van de inkomensgrens specifiek voor de collectieve ziektekostenverzekering. Scenario 3 huidig beleid, maar collectieve ziektekostenverzekering tot en met 125% doelgroep 110%
% gebruik
bedrag per inwoner per jaar
verwachte kosten
Collectieve ziektekostenverzekering
640
40%
€ 330
€ 84.480
Declaratiefonds
640
60%
€ 180
€ 69.120
Meerkeuzebudget B*
640
60%
€ 375
€ 144.000
doelgroep 110 tot 125%
% gebruik
bedrag per inwoner per jaar
verwachte kosten
450
40%
330
€ 59.400
Gemeentelijke regelingen
Gemeentelijke regelingen Collectieve ziektekostenverzekering Bijzondere bijstand
€ 135.000
Schuldhulpverlening
€ 140.000
totale verwachte kosten scenario 3
€ 632.000
Het vierde scenario laat de budgettaire consequenties zien als de inkomensgr enzen van alle regelingen verhoogd worden naar 125%. Scenario 4 huidig beleid, maar declaratiefonds en meerkeuzebudget naar 125% doelgroep 110%
% gebruik
bedrag per inwoner per jaar
verwachte kosten
Collectieve ziektekostenverzekering
640
40%
€ 330
€ 84.480
Declaratiefonds
640
60%
€ 180
€ 69.120
Meerkeuzebudget B*
640
60%
€ 375
€ 144.000
Gemeentelijke regelingen
5
doelgroep 110 tot 125%
% gebruik
bedrag per inwoner per jaar
verwachte kosten
Declaratiefonds
450
60%
€ 180
€ 48.600
Meerkeuzebudget
450
60%
€ 375
€ 101.250
Gemeentelijke regelingen
Bijzondere bijstand
€ 135.000
Schuldhulpverlening
€ 140.000
totale verwachte kosten scenario 4
€ 722.450
In bijlage Uitwerking scenario’s herijking minimabeleid en armoedeval (seperaat excel bestand) is voor alle scenario’s in kaart gebracht wat het scenario betekent voor de inkomenspositie voor minima tot 125% van het sociaal minimum. NB in de scenario’s is geen rekening gehouden met hogere uitvoeringslasten door meer diversiteit in inkomensgrenzen. Kindpakket / volwassenpakket Ook binnen de huidige regelingen is het mogelijk om een groter onderscheid aan te brengen in een kindpakket en een volwassenenpakket. Hierbij kan aansluiting gezocht worden bij de indeling zoals die bijvoorbeeld in de gemeente Oldebroek wordt gehanteerd. Kindpakket Het pakket kan bestaan uit: Activiteitenbijdrage voor deelname aan culturele, maatschappelijk en sportieve voorzieningen en activiteiten, zoals uitgaven aan: o Benodigdheden voor school als gymkleding, schoolreisjes, schoolbijdrage, werkweek, reiskosten, fiets, computer of laptop o Kosten kinderpartijtje o Studiebegeleiding of peuterspeelzaal o Abonnementen, lidmaatschappen en zwemles o Entreegelden voor bioscoop, musea, zwembad, theater, pretpark; o Specifieke vergoeding voor deelname aan sport en de daarbij behorende kosten. Dit kan uitgevoerd worden als onderdeel van het declaratiefonds, maar kan ook bij een andere organisatie worden neergelegd. Hierbij kan gedacht worden aan het Jeugdsportfonds of stichting Leergeld. Volwassenenpakket Het pakket kan bestaan uit: Activiteitenbijdrage voor deelname aan culturele, maatschappelijk en sportieve voorzieningen en activiteiten, zoals uitgaven aan: o Contributies van verenigingen, waaronder sportverenigingen o Abonnementen en lidmaatschappen voor bijvoorbeeld bibliotheek of belangenorganisaties o Entreegelden voor bioscoop, musea, zwembad, theater, pretpark o Mediakosten, zoals telefoon-, televisie- en internetkosten o Indirecte kosten om aan van de voorzieningen en activiteiten gebruik te maken, zoals sportkleding en reiskosten, fiets. De vraag is of bij deze indeling het meerkeuzebudget kan komen te vervallen en ingezet kan worden voor andere onderdelen van het minimabeleid, zoals de specifieke vergoeding voor kinderen en preventie. 2.
Voorkom armoedeval, werk moet lonen
6
Er zijn een aantal mogelijkheden om dit uitgangspunt te verwerken in een scenario. Allereerst is ervoor gekozen om een geleidende schaal van inkomensgrenzen te hanteren: Tot 110% 100% vergoeding van de huidige regelingen Van 110% tot 120% 50% vergoeding van de huidige regelingen Van 120% tot 125% 25% vergoeding van de huidige regelingen Deze uitwerking is opgenomen in scenario 5. Scenario 5 huidig beleid maar tot 110% 100% vergoeding, van 110 tot 120% 50% vergoeding en tot en met 125% 25% vergoeding doelgroep 110%
% gebruik
bedrag per inwoner per jaar
verwachte kosten
Collectieve ziektekostenverzekering
640
40%
€ 330
€ 84.480
Declaratiefonds
640
60%
€ 180
€ 69.120
Meerkeuzebudget B*
640
60%
€ 375
€ 144.000
doelgroep 110-tot 120%
% gebruik
bedrag per inwoner per jaar
verwachte kosten
Collectieve ziektekostenverzekering
300
40%
€ 165
€ 19.800
Declaratiefonds
300
60%
€ 90
€ 16.200
Meerkeuzebudget
300
60%
€ 188
€ 33.840
doelgroep 120 tot 125%
% gebruik
bedrag per inwoner per jaar
verwachte kosten
Collectieve ziektekostenverzekering
150
40%
€ 83
€ 4.980
Declaratiefonds
150
60%
€ 45
€ 4.050
Meerkeuzebudget
150
60%
€ 94
€ 8.460
Gemeentelijke regelingen
Gemeentelijke regelingen
Gemeentelijke regelingen
bijzondere bijstand
€ 135.000
schuldhulpverlening
€ 140.000
totale verwachte kosten scenario 5
€ 659.930
Scenario 5a Nog meer opties voor een geleidende schaal Ook kan gekozen worden de draagkracht principes van de bijzondere bijstand toe te passen. Nu geldt voor de bijzondere bijstand het volgende: tot 100% van de norm is er geen draagkracht. Van het inkomen boven de 100% wordt 35% als draagkracht genomen. Een inwoner met een inkomen van € 100 boven de bijstandsnorm, heeft een draagkracht van € 35. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de vergoeding. Stel een inwoner heeft een inkomen van 120% van de norm: € 1565. De norm is € 1304. Het meerinkomen op jaarbasis is € 3132. Hiervan nemen we 35% als draagkracht: € 1096. Dit bedrag trekken we af van de regelingen die de inwoner aanvraagt. Het restant wordt aan de inwoner uit betaald.
7
Een andere mogelijkheid die aansluit bij het huidig beleid is de inkomensgrens op 110% te stellen en van het meer-inkomen 50% als draagkracht aan te merken. De hoogte van de vergoeding boven de grens van 110% kent dan ook een geleidende schaal. Hoe hoger het inkomen, hoe minder recht op bijdragen uit het minimabeleid. Deze mogelijkheden zijn moeilijk vertalen in financiële zin, omdat het sterk afhankelijk is van het meerinkomen, de omvang van het huishouden en de regelingen die een inwoner aanvraag. Voor een enkele regeling zal er vaak geen recht zijn, maar bij meerdere regelingen w aarschijnlijk wel. De verwachting is wel dat deze opties een positief effect hebben op de armoedeval. Daarentegen brengen deze opties hogere uitvoeringskosten met zich mee. De totale kosten van de eerste optie zijn minimaal gelijk aan scenario 6. Beperking van de inkomensgrenzen Naast een verruiming van de inkomensgrenzen is een versobering van de inkomensgrenzen een optie om de armoedeval tegen te gaan. Onderstaand scenario geeft de consequenties weer van het aanpassen van de inkomensgrens naar 100%. Scenario 6 huidig beleid, inkomensgrenzen op 100% aantal doelgroep
% gebruik
bedrag per jaar
verwachte kosten
Collectieve ziektekostenverzekering
390
40%
€ 330
€ 51.480
Declaratiefonds
390
60%
€ 180
€ 42.120
Meerkeuzebudget B*
390
60%
€ 375
€ 87.750
Gemeentelijke regelingen
bijzondere bijstand
€ 135.000
schuldhulpverlening
€ 140.000
totale verwachte kosten scenario 6
€ 456.350
Is vasthouden aan het huidig beleid nog mogelijk? Tijdens de bijeenkomsten met de experts, maar ook in de discussie van de raad is naar voren gekomen dat het huidige beleid voldoet. Maar is het huidige beleid gezien de bezuinigingen nog wel in stand te houden. In het onderstaande scenario’s laten wij zien wat de financiële consequenties zijn van het niet langer uitvoeren van de gemeentelijke regelingen. Dit scenario brengt de laagste armoedeval met zich mee. Scenario 7 geen aanvullend minimabeleid aantal doelgroep
% gebruik
bedrag per jaar
verwachte kosten
Collectieve ziektekostenverzekering
0
40%
€ 330
€ 0
Declaratiefonds
0
60%
€ 180
€ 0
Meerkeuzebudget B*
0
60%
€ 375
€ 0
Gemeentelijke regelingen
bijzondere bijstand
€ 135.000
schuldhulpverlening
€ 140.000
totale verwachte kosten scenario 7
€ 275.000
8
3. Stimuleer participatie gericht In de huidige verordening zijn weinig mogelijkheden opgenomen om participatie te stimuleren. De verordening biedt de mogelijkheid voor: Inkomenstenvrijlating bij part-time werk Stimuleringspremie bij deelname aan participatieplaats De re-integratie verordening wordt aangepast om de verstrekking van premie weer mogelijk te maken. Gedacht wordt aan de volgende premies: o Een premie bij volledige uitstroom uit de uitkering o Premies voor deelname aan maatschappelijke participatie De kosten worden gedekt uit het participatiebudget en komen niet ten laste van het minimabeleid. 4.
Aandacht voor preventie en vroeg signalering Dit onderdeel heeft een relatie met de punten genoemd onder 5 en kan ook samen met de partners worden opgepakt. Voorlichting huisartsen, scholen, grote werkgevers herkenning van armoede en sociale uitsluiting Meer voorlichting in huis aan huis: maandelijks een vraag en antwoord met betrekking tot minimabeleid Ambassadeurs (ervaringsdeskundigen) voor minimabeleid Training aan professionals en vrijwilligers in zorg over herkennen armoede en sociale uitsluiting Minimabeleid onderdeel keukentafel gesprek Wmo, vooral ook bij voorlichting eigen bijdrage irt collectieve ziektekostenverzekering Binnen de huidige begroting zijn geen middelen opgenomen voor preventie en vroeg signalering. De overweging is om hier in 2016 wel middelen voor vrij te maken.
5.
Investeer in verbinding met partners We gaan in gesprek met partners om te komen tot heldere afspraken over de taakomvang van en de wijze van overdragen van klanten. Ook moet het voor onze inwoners duidelijk zijn waar zij met hun vragen terecht kunnen. Het aanbod overlapt elkaar bij voorkeur niet. Als er toch sprake is van overlap dan worden daar duidelijke afspraken over gemaakt.
6.
Voortzetten huidige beweging armoedeconferentie en integrale schuldhulpverlening Regiegroep minima bestaande uit partners die bezig zijn met minima onder voorzitterschap van Gemeente Elburg Doelstelling van de regiegroep: o Samenwerking o Kan er toegewerkt worden naar uitwisseling van clientgegevens? o Voorkomen dubbelingen in aanbod o Eenheid in beleid o Een loket / voorportaal uitwerken
Gemeente voert bijdrage regelingen uit, partner naturavoorzieningen Bij de uitvoering houdt gemeente rekening met volgende punten: Bij uitvoering van de regelingen is maatwerk te allen tijde mogelijk De inkomensgrenzen gaat uit van het besteedbaar inkomen en niet het feitelijk inkomen. Hiermee kunnen de zogenaamde nieuwe doelgroepen (hoog inkomen, maar zeer hoge lasten en schuldensituatie en ZZP’ers) ook in aanmerking komen voor de regelingen. Onderzocht wordt of bijvoorbeeld kwijtschelding ook bij koophuizen en op basis van besteedbaar inkomen verleend kan worden. Niet gebruik wordt tegen gegaan door: meer afstemming met partners, meer voorlichting etc (zie ook onder 4 aandacht voor preventie en vroegsignalering. Stimuleren van maatschappelijke initiatieven, zoals ruilwinkels, marktplaatsen op social m edia, uitleenpunten, sport- en spel activiteiten in wijken en buurten etc. Wat de samenleving zelf kan, vooral stimuleren en waar kan en nodig faciliteren. Uitgaan van Wmo gedachte: gekantelde aanpak.
9
Bijlage 1
Achtergrond informatie
Gebruik 2014 gebruik
Minimaregelingen Declaratiefonds
2013
kosten 2014
2014
bijdrage
360
€
45.448
€
57.607
meerkeuzebudget
340
€
140.396
€
166.822
computer/printer Subtotaal declaratiefonds Bijzondere bijstand
2013
319 Duurzame gebruiksgoederen rest
Subtotaal individuele bijzondere bijstand
7
€
7.721
€
2.231
360
€
193.565
€
226.660 65.872
30
€
53.256
€
152
€
53.781
€
69.467
165
€
107.037
€
135.339
58
€
Maatwerkvoorziening zorgverzekering
nvt
Individuele inkomenstoeslag
nvt
25.394
€
24.388
Individuele studietoeslag
nvt
nvt
Schuldhulpverlening
107
113
€
nvt 121.892
€
nvt 141.014
Totaal minima
408
449
€
447.888
€
527.401
Begroting minimabeleid 2016 bijzondere bijstand
€ 172.245
schuldhulpverlening
€ 125.000
declaratiefonds
€ 205.000
versobering minima
-€ 67.200
subtotaal beschikbaar maatwerk chronisch zieken totaal beschikbaar
€ 435.045 € 202.831 € 637.876
Budget maatwerkvoorziening chronisch zieken wordt in 2015 niet volledig benut. Met de Wmo raad is afgesproken om de regeling te evalueren en nodig bij te stellen. Dit bijstellen kan gezocht worden in de inkomensgrenzen, maar ook in het vergoeden van bepaalde meerkosten.
Omvang doelgroep Tabel 1 omvang en samenstelling doelgroep minimabeleid aantal huishoudens met een inkomen tot …% van het sociaal minimum 101%
105%
110%
115%
120%
125%
Inkomen uit arbeid
90
100
110
120
140
170
Inkomen uit eigen onderneming
90
90
100
110
120
130
Uitkering werkloosheid
10
10
20
20
30
30
Uitkering ziekte / arbeidsongeschikt
10
20
30
40
50
60
Uitkering ouderdom / nabestaanden
90
150
220
320
400
490
100
120
160
190
200
210
390
490
640
800
940
1090
uitkering sociale voorzieningen
Tabel 2 percentage huishouden met een inkomen tot …% van het sociaal minimum Elburg
101%
105%
110%
115%
120%
125%
4,46%
5,60%
7,30%
9,10%
10,70%
12,50%
Tabel 3 aantal kinderen tot 18 jaar in huishoudens met een inkomen tot …% van het sociaal minimum Elburg
101%
105%
110%
115%
120%
125%
230
230
340
340
340
450
Bron: Stimulansz, peildatum 1 januari 2014
10
Bijlage 2 De bestaande regelingen in Elburg Dit is een overzicht van minimaregelingen waar o.a. burgers met een laag inkomen tot 110%1 in 2015 recht op kunnen hebben. Geld te besteden aan
Voor wie met laag inkomen
Hoogte bedrag per jaar
Naam regeling
Voorwaarden
Sportieve en ontspannende activiteiten
Hele doelgroep
€ 180 per gezinslid
Declaratiefonds; bijdrage
Klant heeft geen recht op WSF of WTOS
Sportieve en ontspannende activiteiten
Hele doelgroep
Afhankelijk van gezinssamenstelling van € 475 - € 1.500
Declaratiefonds; meerkeuzebudget
Klant leeft al minimaal 12 maanden van een laag inkomen Klant heeft geen recht op WSF of WTOS
Computer met printer
Ouder met schoolgaand kind
1 x in 5 jaar: € 455 computer + € 70 printer
Declaratiefonds; computerregeling
Schoolgaande kinderen vanaf groep 5 basisschool Geen andere werkende computer aanwezig
Vrij besteedbaar
Hele doelgroep
Afhankelijk van WOZwaarde van de woning
Kwijtschelding belastingen en heffingen
Aanvraag kan binnen 3 maanden na dagtekening aanslagbiljet van de gemeente Klant moet informatie leveren over bezittingen, vermogen en schulden
Noodzakelijke aankopen in bijzondere situaties
Hele doelgroep
Geen vast bedrag, afhankelijk van draagkracht klant
Individuele bijzondere bijstand
Kosten moeten bijzonder en noodzakelijk zijn, niet vergoed door andere organisaties
Duurzame gebruiksgoederen en huisraad als wasmachine, tv, vloerbedekking
Hele doelgroep
1 x in 2 jaar: € 700 voor alleenstaande, € 1.000 voor 2 pers, daarna elke persoon € 150
Bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen
Klant leeft minimaal 3 jaar op bijstandsniveau
Vrij besteedbaar
Hele doelgroep
€ 240 bijdrage in de premie
Maatwerkvoorziening Inkomenssteun (nieuw in 2015)
Klant heeft geen uitzicht op inkomensverbetering van meer dan 20% Klant heeft geen recht op WSF
1
= 110% van de bijstandsnorm. In 2015: € 1.057 per maand voor een alleenstaande, € 1.510 per maand voor een echtpaar (inclusief vakantiegeld), waarbij vermogen maximaal € 5.895 per persoon. 11
Vrij besteedbaar
Personen ouder dan 21 jaar, jonger dan pensioenleeftijd
Afhankelijk van gezinssamenstelling € 370 tot € 527
Wettelijk: Individuele inkomenstoeslag (nieuw in 2015)
Klant leeft minimaal 5 jaar op bijstandsniveau Klant heeft geen uitzicht op inkomensverbetering
Vrij besteedbaar
Student
€ 1.200 per jaar
Wettelijk: individuele studietoeslag (nieuw in 2015)
Klant is minimaal 18 jaar Klant heeft recht op WSF of WTOS Klant is niet in staat minimumloon te verdienen Studenten die bewezen niet in staat zijn een bijbaantje te nemen om hun studie te betalen.
12
Het gebruik van de regelingen In 2013 en 2014 werd op de volgende manier gebruik gemaakt van de regelingen. De aantallen zijn in huishoudens, tenzij anders aangegeven. Regeling
Gebruik 2013
Gebruik 2014
Kosten 2013
Kosten 2014
Declaratiefonds; bijdrage
319
360
€ 45.448
€ 57.607
Declaratiefonds; meerkeuzebudget
296
340
€ 140.396
€ 166.822
Declaratiefonds; computerregeling
17
7
€ 7.721
€ 2.231
Kwijtschelding belastingen en heffingen
249
250
“€ 57.888”
“€ 87.886”
Individuele bijzondere bijstand
140
151
€ 53.781
€ 69.467
Bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen
24
30
€ 53.256
€ 65.872
Maatwerkvoorziening Inkomenssteun (nieuw)
Bijzonderheden
2014 incl. gedeelte 2013 Kosten worden gedekt door ontvangsten gem. belastingen
“165”
nvt
nvt
Aantal personen die gebruik maakten van de oude regeling Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering. Per 2015 zijn 261 mensen verzekerd via de nieuwe regeling
Individuele inkomenstoeslag (nieuw)
62
58
€ 25.394
€ 24.388
Cijfers van de langdurigheidstoeslag, voorloper van deze minimaregeling
individuele studietoeslag (nieuw)
nvt
nvt
nvt
nvt
Minimaregeling geldt per 1 januari 2015 en is nog niet aangevraagd.
€ 141.014
Volledig traject onder regie van gemeente, gedeeltelijk uitbesteed aan sociaal.nl, incl. schuldregeling en budgetbeheer.
Schuldhulpverlening
107
113
€ 121.892
13
B en W
-
advies
Gemeente Elburg Afdelingshoofd Portefeuillehouder
S.W.
Krooneman
Afdeling
S o c i a l e 8i
Advies
van
Jan
Datum
advies
17-6-2015
Advies
O.R.
Nee
I.o.m.
afdeling(en)
I.o.m.
wijkcontactambtenaar
Burgerzaken
Hofstede
w
w
w Beslissing Conform
d.d.
Nummer
23-6-2015
7
voorstel.
Besluit
Openbaar
Persbericht
Nee
Commissie
Ja
ter
kennisname
Raad
Ja
ter
kennisname
Onderwerp Vervolg onderzoek
Berenschot
Voorstel Kennis nemen
van onderzoeksrapport
en voorlopig
ambtelijk
advies
projectgroep.
Toelichting Het onderwerp onderwerpen bekijken en
dat
hier aan de orde
i s , is a b s o l u u t é é n v a n d e
in h e t h e l e t r a n s i t i e g e w e l d . is h e t e e n w a r e u i t d a g i n g
de IG als b e d r i j f te behartigen... O p P a r t i c i p a t i e w e t e n in e e n a n d e r e
om
Bovendien enerzijds
het ene
meest complexe
en
moeilijke
is h e t v a n z o v e e l v e r s c h i l l e n d e de belangen
moment
van de g e m e e n t e
verantwoordelijk
setting 'ineens' aandeelhouder
constructie.
l
voor
invalshoeken
beleid en
van de IG. Geen
te
en anderzijds die uitvoering
eenvoudige
van
D a a r n a a s t zijn er de diverse s a m e n w e r k i n g s v e r b a n d e n weergegeven
in o n d e r s t a a n d
veelzeggend
en arbeidsmarktregio's,
plaatje. K o r t o m , aan alle kanten
hetgeen
treffend
is
gecompliceerd.
Ui Hoort»»» «I
í
Toch
heeft Berenschot
inmiddels een gedegen
rapport
uitgebracht en de projectgroep
voorlopig advies u i t g e b r a c h t als eerste reactie. Zeer positief e e n s l u i d e n d is e n h e t z o u e e n e n o r m e en
Proson
betrokken
meerwaarde
hebben
zijn, z o w e l a m b t e l i j k als b e s t u u r l i j k ,
is d a t d i t -
als de g e m e e n t e n
samen
heeft
een
weliswaar voorlopige
eensgezind
-
advies
die bij de Inclusief blijven optrekken
in
Groep deze.
Communicatieparagraaf »
Vorige week van
»
Op
heeft het portefeuillehoudersoverleg
het verschijnen 17 juni 2 0 1 5
Na h e t z o m e r r e c e s
Financiële
EWA een
persbericht
tijdens een regionale
bijeenkomst
zaken. komt
laten
uitgaan
naar
aanleiding
rapport.
zijn de raadsleden
over de stand van «
van dit
het terug op alle ( b e s t u u r l i j k e )
paragraaf
n.v.t.
Risicoparagraaf n.v.t.
2
agenda's.
door
Berenschot
bijgepraat
Vervolgonderzoek mogelijkheden toekomstige sw-uitvoering Noord Veluwse gemeenten concept
Ad Baan Maarten Adelmeijer 9 juni 2015
51612
Vervolgonderzoek mogelijkheden toekomstige swuitvoering Noord Veluwse gemeenten concept Inhoud
Pagina
1. Inleiding
1
1.1 Aanleiding en doel 1.2 Onderzoeksvragen 1.3 Stappen in het onderzoeksproces en afstemming met de opdrachtgevers
2. De businesscase 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Uitvoering marktconsultatie Publieke uitvoering van de sw De businesscase Deelconclusies met betrekking tot businesscase Vertaling van de uitkomsten van de businesscase naar gemeenten
3. Proson en Bartiméus 3.1 Proson 3.2 Bartiméus 3.3 Deelconclusie met betrekking tot Proson en Bartiméus
4. De uitgangssituatie en de mogelijkheden van de IG 4.2 Mogelijkheden IG bij de uitvoering van de P-wet
5. De mogelijke opties voor de uitvoering van de Participatiewet 5.1 5.2 5.3 5.4
Vijf opties Uitwerking van de vijf opties Vergelijking van voor- en nadelen aan de hand van de gekozen ijkpunten Deelconclusie
1 1 2
4 4 9 11 12 14
16 16 17 17
19 22
25 25 27 32 35
6. Bestuurlijk-juridische (eigendoms)structuur
36
7. Advies
41
Bijlage 1. Bijlage 2. Bijlage 3. Bijlage 4.
51612
Uitkomsten marktconsultatie Berenschotmemo rijkssubsidie Wsw Berekeningen businesscase Uitgangspunten Participatiewet en budget Participatiewet per gemeente
2 3 5 7
51612
1. Inleiding
Deze rapportage bevat de uitkomsten van het onderzoek door Berenschot naar de mogelijkheden voor de toekomstige uitvoering van de sw in Noord-Veluwe. Dit onderzoek is een vervolg op het door Iroko in 2014 uitgevoerde scenario-onderzoek1. 1.1 Aanleiding en doel De Participatiewet heeft directe consequenties voor de uitvoering van de sw. En daarnaast kan de uitvoering van de sw niet los gezien worden van de bredere uitvoering van de Participatiewet, de impact van de decentralisaties Wmo en Jeugd en de nog recente vorming van nieuwe arbeidsmarktregio’s met de vorming van de nieuwe regionale werkbedrijven. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de zeven gemeenten van de GR Noord-Veluwe met als doel onderbouwing van de te maken keuzes door de zeven gemeenten ten aanzien van de toekomstige uitvoering van de sw en – in het verlengde daarvan - het uitvoeren van de Participatiewet. Aan de opdrachtverlening voor het onderzoek lag het door de zeven gemeenten onderschreven besluit ten grondslag om de mogelijkheden tot vervreemding en de consequenties daarvan in de vorm van een businesscase te laten onderzoeken. 1.2 Onderzoeksvragen De onderzoeksvragen zijn lopende het onderzoek aangevuld en aangescherpt. Bij de start zijn vier onderzoeksvragen aan het onderzoek meegegeven: 1. Werk een businesscase uit op basis van scenario 4 van Iroko2 met betrekking tot vervreemding/privatisering van (onderdelen van) de Inclusief Groep NV. De businesscase moet dusdanig concreet inhoudelijk en financieel zijn uitgewerkt, dat op basis daarvan de gemeentebesturen kunnen besluiten of tot uitvoering van dit scenario wordt overgegaan. 2. Onderzoek parallel aan het opstellen van de businesscase welke rol en welk aanbod de Inclusief Groep NV en Proson BV kunnen hebben/doen bij de uitvoering van de Participatiewet voor de gemeenten. 3. Breng in beeld wat de consequenties voor de bedrijfsvoering van de Inclusief Groep NV zijn op basis van het onderzoek bij de punten 1. en 2. en geef hierbij zo realistisch mogelijke bandbreedtes aan. 4. Onderzoek en beschrijf welke bestuurlijk-juridische (eigendoms)structuur het beste past bij de uitkomsten van het onderzoek en langs welke weg die structuur te realiseren is. Vraag 4
1
‘Afbouw met beleid’, scenario’s voor de uitvoering van de Wsw in de regio Noord-Veluwe vanaf 2015 (mei
2014) 2
Scenario 4 gaat ervan uit dat op termijn de werkbedrijven van de IG worden vervreemd.
51612
1
komt voort uit de wens van de aandeelhoudende gemeenten om de bestuurlijk-juridische (eigendoms)structuur beter te gaan laten aansluiten bij de veranderende rol van gemeenten onder de Participatiewet. Lopende het onderzoek zijn nog twee aanvullende vragen meegegeven: 5. De vraag om ook de sw-medewerkers bij Proson in het onderzoek mee te nemen, maar niet de organisatie. 6. Het onderzoek na het afronden de businesscase te verbreden door, kijkend vanuit de brede context van de Participatiewet, de mogelijke uitvoeringsopties voor de Noord-Veluwse gemeenten in beeld te brengen. 1.3 Stappen in het onderzoeksproces en afstemming met de opdrachtgevers De volgende stappen die in dit onderzoek zijn genomen: 1. Inventarisatie en bewerking van de relevante informatie en de samenhang van de swuitvoering met de bredere uitvoering van de P-wet. 2. Voorbereiding en uitvoering van de marktconsulatie. 3. Opstellen businesscase op basis van de marktconsulatie. 4. Uitwerking van de rol van de IG en Proson. 5. Beschrijven en toetsen van mogelijke opties voor de uitvoering van de Participatiewet. 6. Aangeven afwegingen rond de juridische structuur. De ambtelijke werkgroep, met daarin een vertegenwoordiging van alle gemeenten, was nauw betrokken bij alle stappen in het onderzoek. Bij iedere stap in het onderzoek heeft afstemming plaatsgevonden met de verantwoordelijke portefeuillehouders in het EWA-overleg. De gemeentesecretaris van Ermelo had daarbij een coördinerende rol en een verbindende rol richting EWA-overleg. De voorbereiding van de EWA-overleggen vond steeds plaats met de voorzitter van dit overleg, de burgemeester van Oldebroek en de gemeentesecretaris van Ermelo en de voorzitter van de ambtelijke werkgroep. Gedurende het onderzoek heeft Berenschot meerdere keren afstemming gehad met de IG. Daarin ging het om de toetsing op de gebruikte cijfers en op de gevolgde berekeningswijze. Daarnaast heeft Berenschot één keer gesproken met Proson en één keer met Bartiméus. De gebruikte cijfers zijn ook door die beide organisaties gecheckt. Over de berekeningswijze is er daarmee overeenstemming verkregen. Aanvullende inhoudelijke feedback van de beide uitvoeringsorganisaties is, zover die niet in strijd was met de lijn van het rapport, zoveel mogelijk meegenomen. De marktconsultatie is uitgevoerd door Berenschot in samenwerking met MBCF, gespecialiseerd in bedrijfswaarderingen en fusies en overnames. Berenschot heeft dit rapport opgesteld vanuit zijn onafhankelijke rol als onderzoeksbureau. Op 9 juni 2015 is dit rapport aangeboden aan de portefeuillehouders in het EWA-overleg ten behoeve van de verdere besluitvorming. Naar aanleiding van dit overleg zijn nog de laatste aanpassingen aangebracht.
51612
2
Op 17 juni wordt het rapport gepresenteerd aan een vertegenwoordiging van de zeven gemeenteraden. Het rapport zal door de ambtelijke werkgroep voorzien worden van een ambtelijk advies.
51612
3
2. De businesscase
In dit hoofdstuk gaan we in op onderzoeksvraag 1: ‘Werk een businesscase uit op basis van scenario 4 van Iroko met betrekking tot vervreemding/privatisering van (onderdelen van) de Inclusief Groep NV’. Daarbij gaan we eerst, op basis van een marktconsultatie, in op de financiële consequenties van het vervreemden van onderdelen van IG of van het hele sw-bedrijf. Vervolgens zetten we daar de financiële consequenties van de optie publieke uitvoering tegenover. En tot slot vergelijken we die twee uitkomsten met elkaar en laten zien waar de verschillen vandaan komen. Gehanteerde begrippen en definities Het financieel resultaat van de IG hangt af van twee zaken; het subsidieresultaat en het operationeel resultaat. Het subsidieresultaat is afhankelijk van de rijksbijdrage en van de loonkosten sw. De rijksbijdrage is in principe niet beïnvloedbaar. Het operationeel resultaat bestaat uit de opbrengsten uit bedrijfsvoering enerzijds en de kosten (zoals kosten regulier personeel, huisvesting enz.) anderzijds. 2.1 Uitvoering marktconsultatie Om de financiële consequenties van vervreemding in beeld te krijgen is in samenwerking met MBCF3 een marktconsulatie uitgevoerd. De marktconsultatie is ingestoken als een verkenning en niet als een aanloop naar verkoop van (onderdelen van) de IG. Het ging bij er deze marktconsulatie om een beeld te krijgen van de voorwaarden waaronder partijen zouden willen overnemen en wat daarmee de financiële consequenties zijn voor de gemeenten die nu lid zijn van de GR. MBCF heeft daartoe samen met Berenschot een ‘teaser’ opgesteld als basis voor de gesprekken met private partijen. In die teaser is (financiële) informatie opgenomen over de IG en Proson. De gesprekspunten voor de marktconsultatie zijn bepaald op basis van de wensen en voorwaarden die de gemeenten hebben meegegeven voor de marktconsultatie. Ten behoeve van de marktconsultatie hebben Berenschot en MBCF in afstemming met de werkgroep en de portefeuillehouders van de Noord-Veluwse gemeenten een selectie gemaakt van tien partijen, waarvan verwacht kon worden dat zij goed inzicht kunnen bieden in de voorwaarden voor overname vanuit de markt. Zes van de tien benaderde partijen bleken daadwerkelijk geïnteresseerd in overname. Vijf daarvan bleken ook bereid deel te nemen aan een verdiepend gesprek. Met de partijen is afgesproken dat wel hun namen vermeld mochten worden, maar dat er geen koppeling met door hen voorwaarden herkenbaar in de rapportage opgenomen zou worden.. De benaderde partijen zijn:
3
Mazars Berenschot Corporate Finance (MBCF) heeft een samenwerkingsverband met
managementadviesbureau Berenschot en accountancy dienstverlener Mazars. MBCF adviseert aandeelhouders van middelgrote en grotere ondernemingen, managementteams en participatiemaatschappijen op het gebied van fusies & overnames.
51612
4
1. Dolmans 2. DonkerGroen 3. Goedwerkt 4. Magis010 5. De Meewerkers 6. Vebego 7. Sight Landscaping 8. Novon Schoonmaak 9. Zalsman Drukkerij 10. Van Werven Er is in het kader van de marktconsultatie ook een gesprek met Bartiméus gevoerd. De uitkomsten daarvan zijn verwerkt in het hoofdstuk ‘Proson en Bartiméus’. Hoofdpunten uit de marktconsulatie Er is interesse voor overname van in Groen en eventueel heel Werken op locatie (WOL). Er is interesse in overname van het geheel. Er is geen interesse in overname van alleen beschut. Ten aanzien van de het overnemen van WOL gaven partijen aan dat het hier gaat om een redelijk uitgekristalliseerde marktsituatie, met een klein financieel effect en een overzienbaar risico. Ten aanzien van het overnemen van het geheel gaven partijen aan dat het hier gaat om een nog nieuwe marktsituatie. Ze kunnen nog niet overzien of daar financieel effect te behalen is en doen daarover vooraf geen uitspraken.. Uit de marktconsultatie blijkt dat de voorwaarden van marktpartijen op twee punten afwijken van wensen van gemeenten: 1. Voor de marktpartijen is overname van het sw-bedrijf of van onderdelen daarvan niet aantrekkelijk zonder dat daar garanties op werk van gemeenten tegenover staan. Met de garantie van werk van de kant van de gemeente is er zowel interesse voor onderdelen van het sw-bedrijf of voor het geheel en is er bereidheid om personeel (zowel sw-personeel als regulier personeel) en locaties over te nemen. 2. Marktpartijen die geïnteresseerd zijn in overname van het gehele bedrijf stellen als voorwaarde dat gemeenten bereid zijn afspraken te maken over instroom van nieuwe doelgroepen. Uit de marktconsultatie blijkt verder dat in de optie vervreemding van onderdelen van de IG (groen en schoonmaak) er een verbetering van het financieel resultaat is te behalen van maximaal € 400.000. Dat is nader toegelicht bij punt 8 van de volgende paragraaf ‘uitkomsten per gesprekspunt’. Bij overname van de IG in zijn geheel is er op basis van de uitspraken van de gesprekspartners op voorhand geen verbetering van het financieel resultaat te verwachten. 1. Uitkomsten per gesprekspunt We vatten hieronder per gesprekspunt de belangrijkste uitkomsten samen. Een uitgebreidere beschrijving is te vinden in bijlage 1 ‘Marktconsultatie Sw Noord-Veluwe’
51612
5
2. Overname sw-personeel:
De gesprekspartners geven aan onder de onderstaande voorwaarde bereid te zijn de verantwoordelijkheid voor al het sw-personeel voor onbepaalde tijd over te nemen via een detacheerconstructie
Die voorwaarde is dat de gemeenten het huidige niveau van gemeentelijk werk garanderen voor een periode van vijf tot tien jaar. Die contracten zouden bijvoorbeeld via aanbesteding gekoppeld kunnen worden aan het overnemen het sw-personeel op detacheringsbasis: werk en uitvoering sw worden gezamenlijk in één aanbesteding in de markt gezet .
Alleen langdurig zieke medewerkers worden uitgesloten van de overname. Die zouden dus door de GR overgenomen moeten worden.
.3 Regulier personeel kan in principe mee over:
De partijen geven aan in principe bereid te zijn regulier personeel over te nemen met uitzonderling van het personeel in de holding.
Zij willen daarbij wel de ruimte om het reguliere personeel anders in te zetten.
4. Overname of huur van bestaande locaties:
De meeste gesprekspartners geven aan de ‘doellocaties ‘(bv groen) over te willen nemen. Voor het hoofdgebouw geldt dat de meeste gesprekspartners dat wel willen wel huren, maar niet willen kopen.
Over de instroom van nieuwe doelgroepen (die heeft vooral betrekking op de overname van het geheel) zijn toezeggingen van de gemeenten nodig: alle partijen (ook de partijen die alleen in WOL zijn geïnteresseerd) geven aan hier vooraf afspraken over te willen maken. Voor de overnemers van WOL zou, zonder afspraken over nieuwe doelgroepen, instroom van regulier personeel een mogelijk alternatief zijn.
De gesprekspartners geven aan dat zij bij de overname van het geheel vooraf toezeggingen en afspraken willen over de instroom van nieuwe doelgroepen. Dat betekent dat daar ook loonkostensubsidie en vergoeding van de begeleidingskosten aan vast zit. Voor WOL moet dan gedacht worden aan begeleidingskosten in de orde van € 3.000 tot € 4.000 per persoon per jaar. Dit komt overeen met bedragen die reguliere werkgevers in praktijk hebben volgens een onderzoek dat Berenschot heeft uitgevoerd in opdracht van werkgeversvereniging AWVN. Ook de IG gaat uit van vergelijkbare bedragen.
Voor wat betreft het onderdeel beschut geven de gesprekspartners aan dat overname alleen interessant is als er instroom van arbeidsmatige dagbesteding en/of beschut nieuw zal plaatsvinden.
5. Er is zowel interesse voor IG als geheel als voor onderdelen:
Zowel voor overname van het geheel als voor overname van onderdelen is er interesse bij de gesprekspartners.
51612
6
Geen van de gesprekspartners is geïnteresseerd in het overnemen van uitsluitend de Beschut activiteiten. Daarvoor is de schaal te klein. En daarmee zouden er ook te weinig persoonlijke ontwikkelmogelijkheden zijn voor de sw werknemers.
Overname van Proson wordt niet door de gesprekspartners uitgesloten. Wel geven zij aan Proson als een complicerende factor te ervaren, gezien de financiële vervlechting met Bartiméus.
6. De gesprekspartners zijn bereid een voor hen reëel ondernemersrisico te dragen maar zoeken ook manieren om dat in dammen (en dus deels bij de gemeenten te laten).
Voor de gesprekspartners die de WOL-activiteiten willen overnemen geldt dat als met sw’ers ook gemeentelijk werk mee komt, de overige risico’s hanteerbaar zijn. Zij geven aan dat de activiteiten wel altijd in een aparte bv ondergebracht zullen worden. Dat beperkt voor het moederbedrijf immers het risico als het toch fout mocht gaan.
Voor de gesprekspartners die geïnteresseerd zijn in overname van de IG als geheel geldt dat zij hierbij weinig andere voorbeelden hebben waar ze op kunnen terugvallen. Dat betekent dat zij de risico’s vooraf niet goed in kunnen schatten. Ook zij geven aan dat ze wel bereid zijn om bedrijfsrisico te nemen, maar ook hier geldt dat ze dat ze de nieuwe constructie juridisch zo willen inrichten dat het moederbedrijf niet omvalt als het fout gaat.
De gesprekspartners staan open voor constructies met partnerschap waarbij niet alleen de risico’s worden gedeeld maar ook een deel van ‘de upside’ bij de gemeenten terugkomt.
7. Transactiestructuur In nieuwe constructie zullen sw’ers bij de GR in dienst blijven. De rijkssubsidie waarmee de swlonen betaald moeten worden komt binnen bij de gemeenten. Kanttekening hierbij is dat het in de toekomst geen automatisme meer is dat het de sw-bijdragen ook één op één worden doorgesluisd naar de uitvoeringsorganisatie. Vanaf 2015 is er sprake van een ongedeeld reintegratie budget. De bijdrage voor de sw (‘fictief budget’) maakt hier dan onderdeel van uit. Zie ook nadere toelichting in paragraaf 2.4. De sw-medewerkers worden in de nieuwe constructie als groep gedetacheerd bij de uitvoeringsorganisatie. De uitvoeringsorganisatie betaalt 1 vooraf vastgestelde detacheervergoeding voor de gehele groep. Bedrijfsrisico en verantwoordelijkheid voor werk liggen bij de uitvoeringsorganisatie. Alleen sw werknemers > 6 maanden ziek vallen onder de verantwoordelijkheid van de GR. In figuur 1 is de transactiestructuur na overdracht van (onderdelen van) het sw-bedrijf schematisch weergegeven.
51612
7
Figuur 1 Transactiestructuur na overdracht sw-bedrijf
De linker pijl staat voor het detacheren van sw-medewerkers door de GR bij de bv, de rechter pijl geeft de betaling van een detacheervergoeding door de bv aan de GR. In de detacheervergoeding kunnen elementen verdisconteerd worden van enerzijds loonwaarde en anderzijds begeleidingskosten. De transacties voor verkoop kunnen plaatsvinden bij de verkoop, maar kunnen ook verdisconteerd worden in de detacheervergoeding. Op deze wijze betaalt de private uitvoerder voor de inzet van sw-personeel, zonder verantwoordelijk te zijn voor, of risico te dragen met betrekking tot de voor uitvoerder nietbeïnvloedbare, sw-loonkosten en rijkssubsidie. De Gemeenschappelijke Regeling heeft de swmedewerkers in dienst, betaalt hun loonkosten, ontvangt via de gemeentelijke GR-leden de rijkssubsidie en detacheert alle sw-medewerkers bij de private uitvoerder(s). De private uitvoerder(s) betaalt of betalen een detacheervergoeding aan de Gemeenschappelijke Regeling. Regulier personeel is in dienst van de private uitvoerder, deze is ook eigenaar van machines en gebouwen en sluit contracten met partijen voor wie zij werk uitvoert. 8. Prijs en financieel resultaat
Geen van de bevraagde partijen is bereid een eenmalige prijs voor overname te betalen. De vergoeding is verwerkt in de prijs die de uitvoeringsorganisatie betaalt aan de GR voor de detachering van de gehele groep sw-medewerkers.
Voor overname van de IG als geheel geldt dat dit wel tot verbetering zou kunnen leiden, maar dat dat op voorhand niet te becijferen is. De gesprekspartners kunnen daarvoor geen prijs noemen en geen garantie geven.
Voor overname van alleen het WOL-deel (met name groen) geldt : als al het personeel wordt overgenomen is een tarief rond € 7 - € 9 per uur realistisch. N.B.: Dat betekent een resultaatverbetering van 0 - € 2. 000 per fte ten opzichte van het huidige operationeel resultaat van € 7.000 per fte.
Daarmee zou bij overname van de WOL-activiteiten een verbetering van het financieel resultaat het hierboven eerder genoemde bedrag van € 400.000 gerealiseerd kunnen worden.
51612
8
Bij overname van WOL geven de gesprekspartners aan dat zij bij het uitbesteden van Groen de gemeenten voordelen in natura kunnen bieden en voordelen in de vorm van ‘total cost of ownership’. Kanttekening daarbij is dat dit voordeel niet is voorbehouden aan de private constructie. Ook de IG kan, in samenspel met partnerbedrijven vergelijkbare voordelen bieden. Dat laatste gebeurt ook nu al in Nunspeet en Nijkerk (vanuit de samenwerking met Sight Landscape).
2.2 Publieke uitvoering van de sw Om in de businesscase de financiële resultaten van publieke en private uitvoering tegen elkaar af te kunnen zetten, gaan we in deze paragraaf eerst in op de optie publieke uitvoering van de sw: door Inclusief Groep. Hierbij kijken we niet alleen naar in het verleden behaalde resultaten, maar ook naar wat er binnen de publieke uitvoering aan resultaatverbetering mogelijk zou zijn. Hoe doet de IG het nu en wat kunnen de gemeenten van IG? Het financieel resultaat van een sw-bedrijf valt uiteen in 2 elementen:
Het (wel beïnvloedbare) operationeel resultaat, bestaande uit enerzijds bedrijfsinkomsten en anderzijds bedrijfskosten, waarvan de belangrijkste betreffen kosten van regulier personeel en huisvesting.
Het (niet of nauwelijks beïnvloedbare) subsidieresultaat, bestaande uit enerzijds sw rijkssubsidie en anderzijds sw loonkosten.
Operationeel resultaat IG 1. De IG haalt de afgelopen jaren een goed financieel resultaat. In vergelijking met het gemiddelde sw-bedrijf doet de IG het financieel gezien beter. Over 2013 ontvingen sw- bedrijven gemiddeld € 1.422 per fte gemeentelijke bijdrage, dat zou bij IG met ongeveer 800 fte € 1 mln. gemeentelijke bijdrage betekend hebben. De IG behaalde echter een positief resultaat van € 0,2 mln. Exclusief afwaardering deelneming Biga was het resultaat € 0,9 mln. Over 2014 is een resultaat behaald van € 1,6 mln. 2. Uitgaande van de cijfers van de IG zal het tot 2020 een positief operationeel resultaat handhaven op het huidige niveau van € 0,7 mln. per jaar. Dit bedrag kan worden gebruikt om het tekort in het subsidieresultaat te beperken. Dit operationeel resultaat is het bedrag dat dient ter vergelijking met de bedragen die marktpartijen willen betalen voor de detachering van de gehele groep sw-medewerkers. 3. Iroko ging uit van achteruitgang van operationeel resultaat van + € 0,7 mln. nu naar - € 0,1 mln. in 2020. Iroko ging er daarbij vanuit er geen nieuwe instroom van doelgroepen is waardoor krimp ontstaat. De belangrijkste reden waarom Iroko een resultaatverbetering verwachtte bij (gedeeltelijke) privatisering is dat er vanuit werd gegaan dat er dan wel instroom van nieuwe doelgroepen is.
51612
9
4. Inclusief Groep gaat ervan uit dat ze de rendabele werksoorten in stand kan houden door daarop regulier personeel te laten instromen. Dat voorkomt krimp en voorkomt wegvallen van rendabele klanten. Daarnaast verwacht IG in de periode tot 2020 nog 5 fte regulier direct personeel en 10 fte regulier indirect personeel te kunnen laten afvloeien waarmee het aantal medewerkers kan worden teruggebracht van 52 naar 42. Dit wil de IG bereiken door het samenvoegen van Gresbo en de holding. Op basis van de onderbouwing door de IG zien we dit als een realistische efficiencyslag. 5. Berenschot acht op basis van de onderbouwing door de IG en het feit dat de IG in de afgelopen jaren steeds de begroting heeft weten waar te maken, de uitgangspunten realistisch. In al deze cijfers zijn resultaten uit deelnemingen meegenomen en zijn geen resultaten met betrekking tot uitvoering van Wwb-activiteiten meegenomen. Subsidieresultaat IG Over 2015 bedraagt het subsidieresultaat voor de IG - € 0,3 mln. Ten aanzien van de ontwikkeling van het subsidieresultaat in de komende jaren zijn er twee scenario’s: 1. Het kabinet verlaagt de rijkssubsidie per fte, van € 26.000 per fte in 2015 tot niveau wettelijk minimumloon (€ 22.700) per fte in 2020. Bij 600 fte (in2020) betekent dat op termijn een verslechtering van € 2 mln. per jaar. 2. Het subsidieresultaat blijft ongeveer gelijk als gevolg van een groter dan verwachte uitstroom uit de sw. Recente berekening in opdracht van SZW laten zien dat de uitstroom de komende jaren hoger zou kunnen zijn dan eerder door SZW geprognotiseerd. Als daarbij het totaal beschikbare bedrag gelijk blijft, zal de rijkssubsidie per fte komende jaren ook vrijwel gelijk blijven. Een memo met nadere uitleg over deze twee scenario’s is bijgevoegd als bijlage 2. In onze ogen is de kans aanzienlijk is dat de eventuele meevaller in scenario 2 door het Rijk zelf geïncasseerd zal worden. Daarom achten we het voor de Noord-Veluwse gemeenten het verstandigst om uit te gaan van het worst case scenario met de verslechtering van het subsidieresultaat. Dit wordt ook door de IG gehanteerd. Financieel resultaat IG negatief in worst case scenario Zoals tabel 1 laat zien, ontstaat in het slechtste scenario een jaarlijks oplopend tekort in het financieel resultaat. Deze verwachte tekorten op het financieel resultaat betekenen dat de IG, om in de zwarte cijfers te blijven, in het worst case scenario moet interen op het eigen vermogen. Tellen we operationeel resultaat en subsidieresultaat op, dan ontstaat het volgende overzicht:
51612
10
Tabel 1 Verwacht financieel resultaat IG tot 2020
€ mln. Subsidieresultaat Operationeel resultaat Financieel resultaat
2015 -0,3 0,4
2016 -0,7 0,6
2017 -1,0 0,7
2018 -1,3 0,7
2019 -1,6 0,7
2020 -1,8 0,7
0,1
-0,1
-0,3
-0,6
-0,9
-1,1
Toelichting bij tabel 1: Het operationeel resultaat 2014 kwam uit op € 0,7 mln. (hoger dan begroot); Berenschot verwacht dat het operationeel resultaat voor 2015 ook hoger uit zal komen dan begroot, mede omdat het resultaat over de eerste 4 maanden € 0,5 mln. bedraagt. Zoals hiervoor aangegeven gaan de schattingen voor het subsidieresultaat uit van het ‘worst case scenario’. Hierbij zijn komende jaren meevallers dus niet uitgesloten. Het eigen vermogen van IG bedraagt per 31-12-2014 ongeveer € 7 mln. Op basis van de berekeningen van de IG gaan we er van uit dat in dit scenario tot 2020 geen tekort aan liquide middelen ontstaat. Kijkend naar het compenseren van een tekort op langere termijn zou het Eigen Vermogen qua omvang ook na 2012 op zich ook nog langer toereikend kunnen zijn, maar dat vereist wel dat er na 2020 dan wel de nodige liquide middelen vrijgemaakt kunnen worden. 2.3 De businesscase De aannames onder de businesscase. De inschatting van het uiteindelijke financiële resultaat van de private constructie ten opzichte van de publieke constructie is afhankelijk van de aanname en prognose die gekozen wordt. We presenteren hieronder de eerst de uitkomsten van de businesscase en gaan vervolgens in op de aannames die onder de businesscase liggen. Tabel 2 Jaarlijks operationeel resultaat van beide opties A. Publiek
B. Privaat
C. Verschil
1. Op basis van uitgangspunten Iroko
-0,1 mln.
+0,4 mln.
0,5 mln.
2. Op basis van uitgangspunten IG en uitkomst marktconsultatie
+ 0,4 mln.
0,4- 0,8 mln.
0 – 0,4 mln.
3. IG met reguliere instroom
+0,7 mln
51612
11
Toelichting op de mogelijke besparing Iroko verwacht dat bij privatisering partijen niet bereid zijn een prijs voor overname te betalen, maar dat een verbetering ontstaat doordat er instroom van doelgroepen blijft, waardoor geen krimp noodzakelijk is. Iroko komt daarmee op een verschil van + € 0,5 mln. De IG verwacht in de publieke constructie een aanzienlijk beter resultaat dan Iroko. Dat komt door verder te bezuinigen op regulier overhead personeel, onder meer door samenvoeging van Gresbo en Holding. De IG verwacht het huidige operationeel resultaat daardoor slechts te laten zakken tot + € 0,4 mln. De marktconsultatie heeft als uitkomst dat privatiseren van de onderdelen groen en schoonmaak een financieel effect zal hebben van minimaal € 0 en maximaal + € 0,4 mln. per jaar. Het effect van + € 0,4 mln. komt overeen met de situatie waarin IG als gevolg van de privatisering van de WOL-activiteiten doorgaat in aparte bedrijfsonderdelen. De overhead die het geheel bijeen houdt is dan niet meer nodig bij IG. Een aantal van die taken blijft bestaan en zal mogelijk bij sociale diensten of gemeenten opgebouwd moeten worden. Daarbij kan gedacht worden aan: kennis van de sw, kennis van inzet arbeidsbeperkten, kennis van benaderen van bedrijven voor die doelgroep, het leveren van een bijdrage aan een regionaal werkbedrijf. Die kennis is nodig voor het besturen van de (verzelfstandigde of uitbestede) onderdelen en voor beleidsontwikkeling bij gemeenten. Als IG reguliere krachten inzet om uitstromend sw personeel ter vervangen, wordt krimp voorkomen en kan het operationeel resultaat op het niveau van + € 0,7 mln. per jaar blijven. Kanttekeningen bij de geraamde besparing indien overhead wordt afgebouwd:
Hierbij zal sprake zijn van een verschuiving van kosten naar gemeenten als het gevolg van het verdwijnen van de huidige overhead, en daarmee neemt het financiële voordeel van privatisering navenant af.
Afbouw van de centrale overhead vergt eenmalige transitiekosten, met name voor afvloeiing van personeel.
De belangrijkste ingrediënten van de onderliggende berekeningswijze zijn opgenomen in bijlage 3. Deze berekeningswijze is afgestemd met de IG en Proson en door hen onderschreven. 2.4 Deelconclusies met betrekking tot businesscase Voor- en nadelen privatiseren Wol-overnemers:
Weinig risico.
Afspraken over nieuwe doelgroepen nodig.
Vergt mee aanbesteden gemeentelijk werk.
Voordeel voor gemeente niet via alleen via detacheringsvergoeding maar ook via verlaging van kosten onderhoud te door ‘cost of ownership’.
51612
12
Geheel-overnemers:
Betreden nieuw terrein.
Daardoor geen zekerheden of prijsverbetering vooraf.
Duidelijkheid over instroom beschut nieuw/arbeidsmatige dagbesteding van belang.
Betalen geen prijs.
Voor beide Nadelen:
Er verandert niks wezenlijks met de huidige situatie.
Het bedrijfsrisico is niet volledig weg.
Vooraf afspraken nodig over nieuwe doelgroepen en gemeentelijk werk.
Sturing op de samenwerking in de regio is in de private varianten lastiger, wat invloed kan hebben op de samenwerking met de regionale werkbedrijven.
Voordelen:
Bestuur en management eenvoudiger.
Meer mogelijkheden/kansen om buiten de regio te opereren.
Tucht, regime, innovatie, verbinding, expertise vanuit de markt.
Werk uit andere takken van hetzelfde bedrijf/aansluiten.
Leidt tot vergrote private betrokkenheid.
Financiële voor- en nadelen van privatisering Iroko verwachtte een voordeel van privatiseren ten opzichte van voortzetten van de publieke constructie omdat dan instroom nieuwe doelgroepen is gegarandeerd, waardoor geen krimp nodig is met kosten en verlies aan inkomsten als gevolg daarvan. De IG geeft echter aan de renderende activiteiten ook in de publieke constructie voort te kunnen zetten met inzet van reguliere krachten. De gemeenten geven aan geen garanties vooraf te willen geven aan private partijen die taken overnemen. Daarmee zijn de financiële voordelen van privatisering beperkt en concentreren zich op twee aspecten: 1. Indien het bedrijf wordt opgeknipt in verschillende kleine units is een deel van de centrale overhead niet langer nodig. Daar staat tegenover dat een aantal taken dan bij gemeenten of sociale diensten belegd moet worden en dat er kosten aan afvloeiingsregelingen bestaan. 1. Privatiseren van groen en schoonmaak zou resultaatverbetering kunnen opleveren.
51612
13
2.5 Vertaling van de uitkomsten van de businesscase naar gemeenten Tabel 3 geeft een overzicht van de beschikbare re-integratiebudgetten na aftrek van van de verwachte uitgaven voor de sw op basis van de geprognotiseerde aantallen sw’ers. Kanttekening hierbij is dat het in de toekomst geen automatisme meer is dat het de sw-bijdragen door de gemeenten ook één op één worden doorgesluisd naar de uitvoeringsorganisatie. Vanaf 2015 is er sprake van een ongedeeld re-integratie budget. De bijdrage voor de sw (‘fictief budget’) maar hier onderdeel van uit. Gemeenten kunnen daarmee in principe zelf bepalen hoe ze dit budget uitgeven. Wel zitten de gemeenten vast aan hun verplichtingen ten aanzien van de zittende sw-groep. De wijze waarop zij het nakomen van die verplichtingen financieren staat hen vrij. Om een beeld te geven welke Participatiewetmiddelen gemeenten beschikbaar hebben en wat daarvan resteert, hebben we in tabel 3 de verwachte sw-uitgaven (gebaseerd op de huidige systematiek van de overdracht van geoormerkte sw-middelen) afgetrokken van de geprognotiseerde re-integratiebudgetten. In tabel 3 is te zien dat het totaal gebundeld re-integratiebudget voor alle gemeenten tot 2020 een dalende lijn vertoont. In bijlage 4 is de aangegeven waar deze prognoses op zijn gebaseerd en welke financiële gevolgen van de P-wet daarop van invloed kunnen zijn. Tabel 3: beschikbaar re-integratiebudget na tekort SW Gemeente
(alle bedragen in mln €)
Elburg
beschikbaar re-integratiebudget na tekort SW
-0,68
-0,70
-0,66
-0,60
-0,57
-0,50
Putten
beschikbaar re-integratiebudget na tekort SW
-0,4
-0,3
-0,3
-0,3
-0,3
-0,2
Nunspeet
beschikbaar re-integratiebudget na tekort SW
-0,6
-0,6
-0,5
-0,5
-0,4
-0,4
Oldebroek
beschikbaar re-integratiebudget na tekort SW
-0,5
-0,4
-0,4
-0,3
-0,3
-0,2
Harderwijk
beschikbaar re-integratiebudget na tekort SW
-0,29
-0,56
-0,50
-0,43
-0,36
-0,24
Ermelo
beschikbaar re-integratiebudget na tekort SW
-0,64
-0,67
-0,63
-0,57
-0,54
-0,46
beschikbaar re-integratiebudget na tekort SW
-0,37
-0,43
-0,44
-0,43
-0,40
-0,34
51612
2015* 2016* 2017* 2018* 2019* 2020*
14
De prognoses in tabel 3 zijn gebaseerd op de volgende uitgangspunten4:
We hebben gerekend met de zogenaamde standaard eenheden (SE).
Wij gaan van de cijfers per gemeente, dat is inclusief sw-ers die in die gemeente wonen maar bij een ander sw-bedrijf werken.
We zijn uitgegaan van de uitstroomprognoses van SEO, zie ook tabel 2 en 3 in bijlage 4.
We zijn uitgegaan van uitvoeringskosten sw van € 27.000 per SE: gemiddelde loonkosten van € 28.000 – gemiddeld positief operationeel resultaat van € 1.000 = € 27.000. We hebben daarbij begeleid werken buiten beschouwing gelaten. Neem je dat ook mee dan kom je gemiddeld ongeveer € 2.000 per SE lager uit.
Consequenties van de businesscase voor de financiële ruimte per gemeente Omdat de gemeenten met elkaar eigenaar zijn van de IG, werkt het financieel resultaat dat voortkomt uit de verschillende varianten van de businesscase door in de beschikbare middelen per gemeente. Een positief financieel resultaat vergroot die ruimte. Een negatief resultaat verkleint die ruimte. We hebben geconstateerd dat het voordeel dat te behalen zou (bij vervreemden van de WOLactiviteiten) € 0 - €400.000 bedraagt. Als dat bedrag verdeeld wordt (op basis van de verdeelsleutel die daarvoor geldt), gaat het dus gemiddeld om een bedrag van rond de € 57.000. Kijkend naar de omvang van de budgetten , blijkt dat een aantal gemeenten geen ruimte meer heeft in het P-budget na aftrek van het tekort op de sw. Kanttekeningen daarbij:
4
hierbij is uitgegaan van het door ons meest waarschijnlijk geachte negatieve scenario voor de sw rijkssubsidie, waarbij eventuele meevallers door een hogere sw-uitstroom door het Rijk worden afgeroomd. . In de tabel is nog geen rekening gehouden met de mogelijke inzet van het eigen vermogen van IG voor het dekken van het sw tekort. Dat eigen vermogen bedraagt € 7 mln. en is over de genoemde periode in ieder geval voldoende om het tekort aan liquide middelen op te vangen tot 2020. Daarmee is het Eigen Vermogen in 2020 echter niet uitgeput. Kijkend naar het compenseren van een tekort op langere termijn zou het Eigen Vermogen nog langer toereikend kunnen zijn, mits er een manier gevonden wordt om ook na 2020 wel de nodige liquide middelen vrij te maken. Het gaat bij de inzet van het Eigen Vermogen hoe dan ook om een tijdelijke oplossing om het tekort te dekken. Om op lange termijn te voorkomen dat er jaarlijks geld bijgelegd moet worden, is een structurele verdere beperking van de sw-uitgaven nodig.
De IG gaat in de jaarverslagen en balanced scorecard uit van de eigen populatie sw’ers en hanteert andere
aannames voor de uitvoeringskosten. Daarom kunnen de bedragen in tabel afwijken van de IG-cijfers.
51612
15
3. Proson en Bartiméus
In aanvulling op de oorspronkelijke opdracht hebben gemeenten verzocht de inzet van swmedewerkers van Proson mee te nemen in marktconsultatie en businesscase. 3.1 Proson Proson is in formele zin onderaannemer van de IG en voert de sw uit voor 136 mensen, waarvan de helft blind of slechtziend. Deze specifieke groep woont deels in begeleid wonen van Bartiméus, in Ermelo. Ze werken in een gebouw dat eigendom is van Bartiméus en verhuurd aan Proson, geheel aangepast aan werk door blinden en slechtzienden. De aard van de beperking maakt dat er geen werk in groen en schoonmaak plaatsvindt en het aantal detacheringen zeer beperkt is. Anderzijds geldt dat deze mensen veel competenties hebben, en als de voorzieningen op hen zijn aangepast kunnen ze relatief complex werk uitvoeren. Daardoor heeft Proson relatief hoogwaardig intern werk met een relatief goed financieel resultaat: het operationeel resultaat van Proson is positief, terwijl het vrijwel alleen binnen werk betreft. Proson heeft een begeleidingsmethodiek voor intern werk waardoor mensen met een ernstige beperking relatief hoge opbrengsten kunnen genereren. Deze methodiek kan voor een bredere groep worden ingezet. Er is meer werk (met een hoge opbrengst) dan er mensen beschikbaar zijn, waardoor er relatief eenvoudig structurele werkgelegenheid te creëren is voor nieuwe instroom. Ook kunnen en de opbrengsten van de interne afdelingen van IG omhoog door werk van opdrachtgevers van Proson ook onder te brengen bij IG. Proson heeft een orderportefeuille als onderaannemer met structurele productie activiteiten. De afhankelijkheid van Proson en klant is wederzijds. De structurele samenwerking maakt Proson een interessante partij voor de uitvoering van intern werk. Ook is de orderportefeuille interessant voor marktpartijen. Bovenstaande impliceert dat het voor de mensen en voor de financiën beter is werk, contracten en voorzieningen van Proson over te nemen dan om de sw-medewerkers van Proson bij IG in te zetten. Het subsidieresultaat van Proson is negatief en bedraagt over 2015 - € 0,5 mln. Proson heeft gemiddeld hoge sw loonkosten omdat er veel sw-medewerkers in hogere loonschalen in staffuncties zitten. Het operationeel resultaat bedraagt over 2015 + € 0,2 mln., wat een goede prestatie is voor intern werk. Het totale resultaat bedraagt daarmee - € 0,3 mln. en is dus, anders dan bij IG, negatief. Onze verwachting is dat bij overname door IG bespaard kan worden op overhead (directeur, inhuur P&O en controlling), waardoor het operationeel resultaat met € 0,1 tot € 0,3 mln. kan worden verbeterd. Proson geeft aan dat een directe relatie met gemeenten meer mogelijkheden zou geven om haar expertise in te zetten op het uitvoeren van P-wet trajecten voor gemeenten.
51612
16
3.2 Bartiméus Bartiméus is 100% eigenaar van Proson en draagt nu de verliezen van Proson en geeft aan niet bereid te zijn die verliezen nog te dragen. Zij is van mening dat gemeenten de verantwoordelijkheid hebben voor hun sw-medewerkers. Er is sprake van een zakelijke verwevenheid tussen Bartiméus en Proson: Bartiméus is eigenaar van het gebouw dat Proson huurt; Proson heeft 10 tot 15 mensen gedetacheerd bij Bartiméus; Proson huurt taken met betrekking tot P&O en controlling in bij Bartiméus; veel blinden en slechtzienden die werken bij Proson wonen in begeleid wonen van Bartiméus. Proson doet opdrachten voor Bartiméus, zoals IG dat doet voor gemeenten. Beiden werken ook voor andere opdrachtgevers. Op verzoek van Bartiméus is ook met hen een gesprek gevoerd over de marktconsultatie voor de uitvoering van de sw in de regio Noord-West-Veluwe. Na bestudering van de teaser is Bartiméus tot de conclusie gekomen besluitvorming van gemeenten verder af te wachten. Bartiméus geeft aan met name belang te hechten aan zorgvuldige uitvoering van de sw voor de specifieke doelgroep van blinden en slechtzienden. Bartiméus staat open voor uitvoering van die taak door andere partijen dan Bartiméus. Indien dat gebeurt door een niet publieke partij acht Bartiméus het van groot belang dat er waarborgen zijn voor zorgvuldige uitvoering. Indien die waarborgen er niet zijn is Bartiméus bereid te overwegen zelf met Proson de uitvoering te blijven doen. Daarbij kan er echter geen sprake meer van zijn dat middelen van Bartiméus besteed worden aan de uitvoering van de sw. Omdat er geen instroom meer is in de sw zullen dan andere doelgroepen moeten instromen. De voor intern werk relatief mooie werkzaamheden zijn heel geschikt voor het uitvoeren van trajecten voor mensen die onder P-wet vallen en op weg zijn naar werk, uit Harderwijk, Ermelo en Putten. Door de opbrengsten van het werk kunnen kosten voor uitvoering van de Participatiewet omlaag worden gebracht. Ontvlechting van Proson uit Bartiméus vergt onderhandeling vanwege de onderlinge vervlechting. Die onderhandeling betreft kosten die Bartiméus aan Proson in rekening brengt en de mogelijkheden daarop te besparen, met name inhuur overhead taken en huur van het gebouw (prijs en periode); detacheringen door Proson bij Bartiméus; afspraken over begeleiding van de specifieke doelgroep. 3.3 Deelconclusie met betrekking tot Proson en Bartiméus Gemeenten zoeken naar wegen om de uitvoering van de sw voor de groep bij Proson toekomstbestendig te maken. Zowel gezien vanuit de doelgroep als vanuit financieel perspectief verdient het aanbeveling de groep in te zetten met werk en voorzieningen van Proson. Dat vergt onderhandelingen tussen enerzijds gemeenten en anderzijds Bartiméus, eigenaar van Proson. Dit is nodig in alle scenario’s: private of publieke uitvoering. Indien geen zorgvuldige uitvoering van de sw voor deze groep door andere partijen gegarandeerd kan worden is Bartiméus bereid met Proson deze uitvoering zelf te blijven doen. Zij is echter niet langer bereid tekorten te dekken. En omdat er geen instroom meer is in de sw zou dan overwogen
51612
17
kunnen worden om structureel trajecten voor mensen die onder de Participatiewet vallen voor gemeenten uit te voeren.
51612
18
4. De uitgangssituatie en de mogelijkheden van de IG
In hoofdstuk 2 hebben we, als antwoord op onderzoeksvraag 1, in beeld gebracht welke meerwaarde privatisering van de IG zou kunnen opleveren. Daartoe hebben de verwachte financiële consequenties van publieke uitvoering vergeleken met die van private uitvoering. In dit hoofdstuk gaan we, in antwoord op de laatste onderzoeksvraag, vanuit een breder perspectief in op de voor de Noord-Veluwe mogelijke opties de uitvoering van de P-wet en de voor- en nadelen daarvan. In dit bredere verband beantwoorden we ook onderzoeksvraag 2 over de rol die de IG en Proson kunnen spelen in de uitvoering van de P-wet. Voordat we ingaan op deze vraag, schetsen we eerst de uitgangssituatie. 4.1 De historie en de uitgangssituatie De regionale puzzel De samenwerking in de regio Noord-Veluwe en de samenwerking in de GR is een historisch gegroeid verband. De komst van de Participatiewet en de nieuwe landelijke indeling in arbeidsmarktregio’s, maar ook de regionale economische en ruimtelijke ontwikkelingen brengen nieuwe overwegingen met zich mee en vormen daarmee belangrijke aanleidingen voor gemeenten om de keuzes ten aanzien van dit samenwerkingsverband te herijken. We duiden die herijking hier in figuur 2 aan als ‘de regionale puzzel’.
51612
19
Figuur 2. De regionale puzzel van Noord-Veluwe in schema
Toelichting op figuur 2:
Zwarte lijnen geven de drie Arbeidsmarktregio aan.
De drie lichtblauwe ovalen geven drie economische regio’s aan.
Arbeidsmarktregio’s De zeven gemeenten zijn verdeeld over drie verschillende arbeidsmarktregio’s. Binnen die arbeidsmarktregio’s krijgt de samenwerking met het UWV en de werkgevers op basis van de landelijke afspraken verder zijn beslag in het regionale werkbedrijf. In alle drie de betrokken arbeidsmarktregio’s zijn de meest noodzakelijke afspraken inmiddels gemaakt en vastgelegd. Regionale oriëntatie Nijkerk is met betrekking tot werkgelegenheid georiënteerd op de stad en de regio Amersfoort. Oldebroek is georiënteerd op Zwolle. De geografische ligging en de sterke economische kracht in de regio’s Amersfoort en Zwolle zijn de voornaamste reden hiervoor. Uitvoeringsorganisaties Harderwijk en Ermelo hebben samen met Zeewolde de intergemeentelijke sociale dienst Veluwerand. Deze samenwerking staat open voor aansluiting van meer gemeenten, maar op dit
51612
20
moment zijn daarvoor nog geen kandidaten. De gemeenten Ermelo, Harderwijk en Zeewolde werken ook ten aanzien van (een aantal) bedrijfsvoeringstaken samen in het samenwerkingsverband Meerinzicht. Ook die samenwerking is ondergebracht in een gemeenschappelijke regeling. De vijf andere gemeenten hebben een eigen sociale dienst. Een deel van die vijf gemeenten werkt onderling samen ten aanzien van een aantal bedrijfsvoeringstaken. Daarnaast wordt door zes van de zeven gemeenten (Putten, Ermelo, Nunspeet, Harderwijk, Elburg en Oldebroek) samengewerkt op het niveau van de Regio Noord-Veluwe, waarin op verschillende beleidsterreinen wordt samengewerkt. Het gaat hierbij om samenwerking op het gebied van het sociaal domein en de decentralisaties, maar ook om samenwerking op strategisch vlak, het fysieke domein, economie en toerisme. Werkgeversservice Kijkend naar de brede doelgroep van de Participatie is het partnerschap met werkgevers vitaal. Voor de uitkeringsgerechtigden liggen daar de kansen voor werk al dan niet met ondersteuning met instrumenten zoals loonkostensubsidie, jobcoaching, Tekenend voor de regio is dat de contacten met werkgevers goed zijn en dat werkgevers ook bereidheid tonen om mensen op te nemen. De gemeenten Harderwijk, Ermelo en Zeewolde werken op het gebied van werkgeversservice samen via de Sociale dienst Veluwerand. Vanuit de SDV is er zowel op beleid als uitvoering pragmatische afstemming en samenwerking met de gemeenten Elburg, Putten en Nunspeet, die tot dezelfde arbeidsmarktregio behoren. Verder is er sprake van samenwerking in de uitvoering met andere publieke partners (sw-bedrijven, ROC) en private partijen. Gezamenlijke beleidsmatige uitgangspunten De zeven gemeenten hebben de volgende beleidsuitgangspunten gedefinieerd voor het uitvoeren van de Participatiewet.
Werk staat voorop.
Meerjarige uitgaven dienen binnen de beschikbare budgetten te blijven.
De beschikbare middelen worden door de gemeenten overwegend ingezet op mensen met afstand. Nijkerk zet in op mensen die binnen 2 jaar aan het werk geholpen kunnen worden; 1 jaar re-integratie inspanningen en 1 jaar jobhunting.
Klant gaat zelf aan de slag! Consulent zit er bovenop.
Activiteiten voor de nieuwe doelgroepen worden in eerste instantie onder verantwoordelijkheid van de gemeenten uitgevoerd, Beschut Nieuw kan worden ingezet voor de groep met 0-30% loonwaarde, maar op dit moment zijn daar geen concrete plannen voor aanwezig.
Het uitvoeren van de Participatiewet leidt op sommige vlakken tot verschillen tussen de gemeenten in de regio Noord-Veluwe. Zo zijn de gemeenten ingedeeld in drie verschillende arbeidsmarktregio’s en zijn er verschillen in de mate waarin gemeenten taken uitbesteden en zelf uitvoeren.
51612
21
Bestuurlijke visie op de uitvoering van de sw zoals aangegeven door de portefeuillehouders Overeenkomst: Zoveel mogelijk benutten van reguliere bedrijven en organisaties Onderlinge verschillen:
Ten aanzien van wensen en voorkeuren voor de regionale samenwerking rond de uitvoering van de Participatiewet.
In voorkeuren voor waar de taken voor de verschillende doelgroepen belegd kunnen worden.
In voorkeur ten aanzien van publieke of private oplossingen.
4.2 Mogelijkheden IG bij de uitvoering van de P-wet In tabel 4 is samengevat welke taken te onderscheiden zijn bij de uitvoering van de P-wet en bij welke van die taken IG en Proson een rol zouden kunnen spelen. 1. Welk instrumentarium hebben de gemeenten in de toekomst nodig om de Participatiewet op de beste manier uit te voeren? 2. Hoe kan de beschikbare en de noodzakelijke kennis en infrastructuur ten aanzien van de doelgroepen van de Participatiewet het best worden geborgd?
51612
22
Instrumenten Tabel 4. Benodigde instrumenten voor uitvoering P-wet en mogelijkheden IG en Proson Mogelijkheden IG en Proson
Alternatief
Rol als ‘gewone’ werkgever: werk bieden aan arbeidsbeperkten
Ja, vergt inzet van zowel loonkostensubsidie als begeleidingsvergoeding
Reguliere werkgevers
Beschut nieuw
Ja, kan gebaseerd worden op eigen werkplekken intern en werk in groen en schoonmaak. Echter vooralsnog geen plannen bij gemeenten .
Werken in de wijk georganiseerd door gemeente of zorg instelling
Arbeidsmatige dagbesteding in het kader van Wmo
Idem
idem
Begeleiden van arbeidsbeperkten
Ja, corebusiness
Sociale dienst of werkgeversservicepunt
Payroll functie
Ja
uitzendbureau
Detachering
Ja
Uitzendbureau
Reïntegratie trajecten en trajecten werknemersvaardigheden
Ervaring aanwezig, taak inmiddels vrijwel geheel afgebouwd
Sociale dienst of reïntegratiebedrijf
Diagnose geschiktheid tot werk
Idem
Sociale dienst of reïntegratiebedrijf
Matching van arbeidsbeperkten
Ervaring aanwezig, taak wordt inmiddels uitgevoerd door SDV
Sociale dienst of reïntegratiebedrijf
Regietaak bij verbinden begeleiding aan arbeidsbeperkten
Ja, ervaring opgedaan bij detacheren en begeleid werken
Sociale dienst of werkgeversservicepunt
IG kan deze taken uitvoeren en heeft deze taken in het verleden uitgevoerd. Ze zitten dicht aan tegen de kernexpertise die IG in vergelijking met andere sw-bedrijven goed uitvoert: naar en in werk begeleiden van mensen met een beperking. Daarmee is de IG ook in staat instrumenten te bieden die mogelijk interessant voor het regionale bedrijfsleven, bijvoorbeeld waar het gaat om het invullen van de garantiebanen. IG heeft in mei 2015 een Dienstencatalogus opgesteld ten behoeve van gemeenten. Deze is mede tot stand gekomen na overleg met een aantal betrokken gemeenten. Proson vormt hierin een toevoeging. Proson heeft als specifieke doelgroep blinden en slechtzienden. Ook als zij veel competenties hebben, zijn zij vaak aangewezen op intern werk vanwege de specifieke aanpassingen die nodig zijn. Daardoor heeft Proson relatief hoogwaardig intern werk beschikbaar. Dat werk kan ten behoeve van trajecten reïntegratie en werknemersvaardigheden voor de Participatiewet doelgroepen een interessante aanvulling zijn op het interne werk van IG. Er zijn echter ook andere partijen in de regio die bovengenoemde taken aan kunnen bieden. Het is aan gemeenten te kiezen welke taken zij waar beleggen.
51612
23
Voor gemeente en sociale dienst is daarbij van groot belang dat de uitvoerende organisatie zich dienend opstelt en de gemeente/sociale dienst als klant bedient. Deelconclusie Beeld van de IG:
Goed financieel resultaat.
Relatie met gemeenten: krachtige eigen koers die door gemeenten niet wordt gepercipieerd als dienend en klantgericht richting gemeenten. Omslag P-wet vraagt om meer dienende houding.
In principe kunnen de IG en Proson bij de uitvoering van alle Participatiewettaken een rol spelen. En mogelijk zou de IG/Proson ook een rol kunnen spelen bij de invulling van garantiebanen voor regionale bedrijven.
51612
24
5. De mogelijke opties voor de uitvoering van de Participatiewet
5.1 Vijf opties Op basis van ons onderzoek zien we, kijkend naar de uitkomsten van de businesscase en de rol die IG zou kunnen vervullen vijf mogelijke opties. Deze eerste twee opties komen rechtstreeks voort uit de verdere verkenning van scenario 4 van Iroko. De opties 3 – 5 komen voort uit de verbreding van de vraag om, in aansluiting op de businesscase, breder te kijken naar mogelijke en reële opties voor uitvoering van de P-wet. De vijf opties zijn: Optie 1: Privatiseren naar één partij. Optie 2: Groen en schoonmaak privatiseren. Optie 3: Fusie IG met Proson, P-wet dienstverlening als ‘plus-pakket’. Optie 4: IG en Proson herverkavelen en aansluiten bij sociale diensten. Optie 5: IG en alle sociale diensten fuseren. Belangrijke voorwaarde die gemeenten aangeven bij optie 3, maar die ook gelden voor de opties 3 en 4 is een meer dienende houding van de IG. Die voorwaarde is ingegeven door de volgende zaken. 1. Ervaringen van de afgelopen jaren: Ondanks de goede resultaten van de IG, de opdrachtgever – opdrachtnemer relatie in de afgelopen jaren door de gemeenten toch regelmatig als moeizaam werd ervaren. Vanuit het perspectief van de gemeenten was de IG teveel gericht op het eigen bedrijfsmatige perspectief. De wijze waarop de huidige productencatalogus tot stand komt wordt door de gemeenten als eenzijdig ervaren. Het aanbieden van de catalogus met door de IG bepaalde prijzen, lijkt weinig rekening te houden met de budgettaire mogelijkheden die gemeenten hebben en de onzekerheden waar ze voor staan. 2. Druk op gemeenten vanuit de decentralisaties: Het gegeven dat de uitvoering van de Participatiewet een nog groter appel doet op die dienende houding van de uitvoeringsorganisatie. Dat heeft te maken met druk die de decentralisatie leggen op de gemeenten om een nieuw takenpakket uit te voeren, waarvan de nieuwe taken met budgetkortingen van Rijk naar gemeenten zijn overgekomen. Dat betekent dat, om binnen het sociaal in de hele breedte de beschikbare budgetten de taken te kunnen uitvoeren en de burgers goed en met maatwerk te kunnen bedienen, innovatie nodig is in de uitvoering en dat er in de uitvoering ook zoveel mogelijk dient te worden gekeken naar synergiemogelijkheden tussen de beleidsterreinen P-wet, Wmo en Jeugd. De gekorte budgetten dwingen de gemeenten om te sturen op innovatie en op een efficiënte en effectieve uitvoering.
51612
25
Kijkend naar de uitvoering van de Participatiewet ontstaat bij veel gemeenten een financiële klem. De gemeente zit vast aan de relatief hoge uitgaven in de vorm van loon- en begeleidingskosten voor de sw-oud en door de budgetkortingen voor de komende die ook daar van kracht zijn kan daar een fors gat ontstaan. De afgelopen tien jaar zijn de budgetten voor reïntegratie fors afgenomen. Die daling zet ook in de komende jaren nog door. Als er tekorten ontstaan op de uitvoering van de sw, moeten die aangevuld worden uit de overige reïntegratiemiddelen, die al zeer schaars zijn. De Noord-Veluwse gemeenten willen de situatie vermijden dat het beschikbare budget opgaat aan de sw-verplichtingen en daardoor geen middelen overschieten voor reïntegratie. Dat zou namelijk uiteindelijk de gemeenten nog meer financiële problemen bezorgen aan de kant van het inkomensdeel, als er door het ontbreken van reïntegratie naar werk daardoor ook minder mensen uitstromen naar werk. De gemeentelijke bestuurders geven aan dat een transformatie nodig is waarbij de uitvoerders zich richting gemeenten meer dienen op te stellen als een servicegerichte organisatie. Dat geldt overigens niet alleen voor de IG en Proson, maar dat geldt ook voor de SDV en voor de andere gemeentelijke sociale diensten. Dat betekent dat de IG als uitvoerder niet allereerst de eigen begroting voor ogen moet hebben, maar de gemeentelijke begrotingen. En dat betekent dat de IG als uitvoerder in staat moet zijn om vanuit de gemeentelijke agenda te redeneren en te handelen. Optie 3 betekent dus geenszins dat de situatie bij het oude blijft. Een gunstig gegeven daarbij is dat de IG zich heeft al wel heeft geprofileerd als een sterk bedrijf, met uitermate goede werkgeverscontacten. De vraag is hoe de inzet van de IG nog meer gericht kan worden op de gemeentelijke opgaven en agenda. Daarvoor zien we in hoofdlijn de volgende aanknopingspunten::
De IG en Proson moeten aangezet worden om meer van buiten naar binnen denken en daarbij aan te sluiten op de gemeentelijke agenda. Zij moeten daarbij meer dan nu het geval is gaan opereren als een innovatieve uitvoerder in het brede sociaal domein. Dat geldt voor de uitvoering van de Participatiewettaken, waar de IG geen exclusieve aanbieder is. Dat geldt ook voor de uitvoering van de SW, waar ook gekeken moet worden naar mogelijke nieuwe vormen. Daar kan eventueel ook het ontwikkelen van dienstverlening voor regionale bedrijven onderdeel van uitmaken, bijvoorbeeld voor het realiseren van garantiebanen als bedrijven daar zelf onvoldoende in slagen.
In de opdrachtverlening is een heldere en eenduidige sturing nodig van de kant van de gemeenten, waarbij gemeenten concreet hun opdracht formuleren met daarbij de gewenste resultaatafspraken.
Ten aanzien van de inkoop van Participatiewettaken is er geen verplichting tot inkoop en zullen de IG en Proson dus moeten concurreren met andere aanbieders en met de gemeenten zelf.
Gemeenten zullen ook onderling balans moeten brengen in hun aandeel in het aanbesteding van werk aan de IG/Proson, of – als het niet mogelijk is daar evenredigheid in te brengen – een manier moeten bedenken waarin die aanbesteding wordt meegenomen in de verdeling van
51612
26
baten en lasten. NB: op dit moment is er geen sprake van een evenwichtige verdeling tussen gemeenten. De bovenstaande zaken kunnen meegenomen worden in een nieuw sociaal economisch contract (dit loopt af in 2016). 5.2 Uitwerking van de vijf opties In paragraaf 2.3 hebben we, vanuit het perspectief van de uitvoering van de sw, aangegeven welk financieel resultaat in de publieke opties gehaald zouden kunnen worden in de private en in de publieke opties. Bij de uitwerking van de bovenstaande opties, geven we voortbordurend op die businesscase aan, wat per optie aanvullende financiële effecten en aandachtspunten zijn. Uitwerking optie 1 Figuur 3. Privatiseren naar één partij
Financieel: Voordeel: Aandachtspunten:
Geen garanties voor beter resultaat Sw’ers en begeleiders werken in meer reguliere omgeving Private partijen gemotiveerd om hier een succes van te maken Gemeentelijk werk aanbesteden in één pakket met uitvoering sw Afspraken over instroom nieuwe doelgroepen vooraf
In deze optie gaat de uitvoering in zijn geheel over naar één partij. Er zijn verschillende partijen in de markt die zeer geïnteresseerd zijn en hun kennis en expertise zullen inzetten om hier een succes van te maken. Hiermee wordt echter nieuw terrein betreden. Partijen willen en kunnen daarom geen garanties geven over te bereiken resultaatverbetering. Uitwerking optie 2 Daarbij zou de individuele detachering bij IG/Proson kunnen blijven. Een alternatief is uitvoering van individuele detachering door de gemeenten zelf. Dit laatste lijkt logischer gezien de aansluiting op de rol van de gemeenten bij de uitvoering van de garantiebanen.
51612
27
Figuur 4. Groen en schoonmaak privatiseren
Financieel: Voordeel: Aandachtspunten:
Verbetering tussen € 0 tot € 0,4 mln. per jaar Ondernemersrisico Groen en Schoonmaak bij private partijen IG/Proson kan focussen op innovatie van Beschut Gemeentelijke groen en schoonmaak aanbesteden in één pakket met uitvoering sw
In deze optie wordt groen en schoonmaak geprivatiseerd. Dat is inmiddels een aantal keren in Nederland gedaan. De risico’s zijn daarom klein. Mogelijk is hiermee enige resultaatverbetering te bereiken. Uitwerking optie 3 Figuur 5. Fusie IG met Proson, P-wet dienstverlening als ‘pluspakket’
51612
28
Financieel: Voordeel:
Aandachtspunten:
Operationeel resultaat blijft op peil Geen extra gemeentelijke bijdrage tot 2020 Geen afspraken over gemeentelijk werk vooraf Geen afspraken over instroom doelgroepen vooraf Aanbod P-wetinstrumenten tegen kostprijs aan wie wil Meer dienende opstelling IG optie gemeenten nodig. Indien er geen gemeentelijke bijdrage wordt ingezet, moeten tekorten gedekt uit de reserve.
In deze optie blijft IG in publieke handen. Daarbij is een opstelling nodig waarbij IG zich richt op gemeenten als klant. Om dat te borgen stellen we daarbij een constructie voor waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen uitvoering sw-taken (gemeenten als eigenaar) en aanbieden P-wettaken (gemeenten als klant).
Uitvoering sw-taken (gemeenten als eigenaar). Gemeenten zijn eigenaar van IG die sw oud uitvoert. Zij dragen gezamenlijk inhoudelijk en financieel de verantwoordelijkheid. Zij maken ook gezamenlijk de keuzes met betrekking tot het beleid (bijvoorbeeld meer nadruk op detachering? Ook als dat tot financieel slechter resultaat leidt?). Op dit moment is de constructie dat de GR detacheert aan een Holding (NV). Die Holding heeft een Raad van Commissarissen met mensen uit onder andere het bedrijfsleven. Dat is een gebruikelijke constructie in de sw. Op die manier kunnen gemeenten zich richten op (voorwaarden van) detachering, terwijl mensen met een andere achtergrond zich richten op de bedrijfsvoering. Indien gemeenten zelf meer invloed willen uitoefenen op de bedrijfsvoering, kunnen ze ervoor kiezen deze constructie los te laten en alle activiteit uit te voeren in de GR. Dat betekent dat de wethouders SZ (in hun rol van bestuur van de GR) zowel over de mensen als over de bedrijfsvoering gaan. Zie verder hoofdstuk 6.
Aanbieden P-wettaken (gemeenten als klant). Gemeenten hebben verschillende wensen en budgetten voor uitvoering van de P-wet en beschikken over een verschillend instrumentarium. We adviseren daarom de P-wettaken in te kopen. Dat betekent dat elke gemeente met IG onderhandelt over diensten en prijs. Het is van belang dat de gezamenlijke gemeenten niet de gemeenten die hiervan gebruikmaken subsidiëren en omgekeerd dat de gemeenten die deze diensten inkopen geen te hoge prijs betalen die vervolgens leidt tot resultaat voor alle gemeenten. Daarom stellen we voor een aparte bv op te richten voor het uitvoeren van P-wettaken. Deze heeft zelf geen personeel in dienst en geen activa, maar koopt alle diensten in bij IG tegen
51612
29
kostprijs via een open calculatie. De P-wet-bv rekent ook via open calculatie tarieven voor de gemeenten die taken bij haar afnemen. Op deze wijze kan kennis, ervaring en infrastructuur van IG benut worden voor gemeenten die deze taken willen afnemen. Het oprichten van een aparte bv is een manier om de financiële stromen te ontvlechten en daarmee transparantie te creëren over de resultaten van uitvoering sw enerzijds en resultaten uitvoeren P-wet anderzijds. We stellen voor dat vooralsnog IG Holding eigenaar wordt van de bv P-wet. Op termijn is het denkbaar dat de gemeenten die van deze diensten gebruik maken gezamenlijk eigenaar worden van de bv. Het is ook mogelijk geen aparte bv op te richten, maar in de boekhouding van de Holding een aparte unit te creëren. Uitwerking optie 4 Figuur 6. IG en Proson herverkavelen en aansluiten bij sociale diensten
Hiermee ontstaan twee uitvoeringsorganisaties binnen de regio Noord Veluwe, beide bestaande uit de betrokken sociale diensten van de groep van gemeenten in combinatie met ofwel Proson ofwel de IG. Het privatiseren van de WOL-activiteiten is binnen optie 4 optioneel. Financieel:
Voordeel:
Aandachtspunten:
51612
Geen financiële verbetering door herverkaveling, eerder iets hoger kosten door toename transitiekosten door opsplitsing. Daar staan wel mogelijke voordelen tegenover doordat er kortere lijnen zijn in de uitvoering Congruentie in uitvoering P-wettaken: werkgeversdienstverlening, begeleiden naar werk, werkbedrijf Kleine schaal en meer regionale versnippering dan bij opties 3 en 5
30
Oldebroek richt zich economisch op Zwolle Nijkerk richt zich nu qua werkgelegenheid op de regio Amersfoort.
In dit scenario sluit de uitvoering van de sw aan op uitvoering van de andere P-wettaken zoals Wwb-uitkeringen en werkgeversdienstverlening door een deel aan te sluiten op het SDV werkgebied en de anderen samen te laten werken. Daarbij kunnen Oldebroek en Nijkerk kiezen voor aansluiting in deze regio’s of in hun eigen arbeidsmarktregio. Uitwerking optie 5 Figuur 7 IG en alle sociale diensten fuseren
Financieel:
Voordeel:
Aandachtspunten:
Besparing kosten holding. Voorlopige raming is dat deze vergelijkbaar zijn met die van optie 1 Congruentie in uitvoering P-wettaken: Werkgeversdienstverlening, begeleiden naar werk en werkbedrijf op de schaal van de subregio Voorwaarden waaronder gemeenten kunnen toetreden tot SDV Minimale betrokkenheid Nijkerk, keuze tussen Amersfoort of deze regio Oldebroek: richt zich economisch op Zwolle
In deze optie fuseert SDV (sociale dienst voor Harderwijk, Ermelo en Zeewolde) met sociale diensten van overige gemeenten en met IG. Aldus ontstaat één gezamenlijk instrumentarium voor het uitvoeren van de P-wet in de hele arbeidsmarktregio. In dit scenario moeten Oldebroek en Nijkerk kiezen tussen aansluiten hierbij dan wel bij respectievelijk arbeidsmarktregio Zwolle, Amersfoort.
51612
31
5.3 Vergelijking van voor- en nadelen aan de hand van de gekozen ijkpunten In tabel 5 hebben we de vijf opties afgezet tegen de criteria die door Iroko zijn gebruikt bij de vergelijking van de vier scenario’s. Met als verschil dat we, redenerend uit de bredere uitvoering van de Participatiewet, bij de criteria 5 en 11 Wsw hebben vervangen door P-wet. Tabel 5. Toetsing vijf opties aan de hand van de ijkpunten zoals Iroko die heeft gebruikt
Richting 1 Privatiseren 1 partij
1. Exploitatieresultaat van de nieuwe uitvoering in 2020
Optie 2 Onderdelen privatiseren
Optie 3 IG/Proson + P-wetdienstverlening
0- 0,4 mln.
Optie 4 Herverkave -len
Optie 5 Eén regionale uitvoeringsorganisatie
Kleine +
0- 0,4 mln.
H
H
2. Zo laag mogelijke frictiekosten (tot 2020) 3. Onrust voor de doelgroep op korte termijn 4. Gevolgen voor de doelgroep op lange termijn 5. Regie/sturingsmogelijkhed en voor gemeenten op de uitvoering van de P-wet
H
T
H
T
6. Gevolgen voor de eenheid/synergie van de regionale werkgeversbenadering 7. Streven naar zo regulier mogelijke werkplekken
T
T
8. Kansen voor de combinaties in uitvoering decentralisaties 9. Mate waarin gemeenten bedrijfsmatig risico lopen 10. Juridische consequenties 11.Ondernemerschap/vrijh eid voor de uitvoerder(s) van de P-wet Aantal x groen Groen:
3
4
8
6
8
meest gunstig voor gemeenten; Rood:minst gunstig voor gemeenten; Geel: voor- en nadelen
H: huidig; T: Toekomstig (na gewijzigde sturing).
51612
32
Toelichting op de tabel 1. Exploitatieresultaat van de nieuwe uitvoering in 2020. In de businesscase is aangegeven dat optie 2 jaarlijks € 0,4 mln. op zou kunnen leveren. Datzelfde geldt voor optie 5 omdat ook daar verwacht kan worden dat een vergelijkbaar bedrag bespaard kan worden op de overhead. Uit de businesscase en de marktconsulatie kwam naar voren dat aan optie 1 geen financiële voordelen gekoppeld kunnen worden. Optie 3 is in de businesscase eigenlijk als uitgangssituatie genomen. Het voordeel van optie 2 is berekend ten opzicht van optie 3. Omdat optie 4 leidt tot opdeling van de capaciteit verwachten we daar geen efficiencyvoordelen van. Wel ontstaan er mogelijk voordelen door de korte lijnen. 2. Zo laag mogelijke frictiekosten (tot 2020). Optie 4 en 5 vergen ten opzicht van de huidige situatie het meeste verbouwing. Daar zullen dan naar verwachting de frictiekosten ook het hoogst zijn. 3. Onrust voor de doelgroep op korte termijn en 4. Gevolgen voor de doelgroep op lange termijn. We verwachten dat de opties privatiseren het meeste onrust teweeg zullen brengen bij de doelgroep. De doelgroep is gevoelig voor onzekerheid. Hoewel er landelijk voorbeelden van geslaagde privatisering, verwachten wij dat, ook met uitleg over garanties voor continuïteit, de meeste onrust zal ontstaan bij de twee private opties en veel minder bij de drie publieke opties. Kijkend naar de gevolgen op de lange termijn, schatten we in dat voor de doelgroep zelf de stabiliteit het grootst is bij de publieke opties. In de private opties zullen ontwikkelingen in de markt sneller doorwerken in de feitelijke werksituatie, er is meer kans op samenvoeging met andere onderdelen of van bovenregionale samenwerking. 5. Regie/sturingsmogelijkheden voor gemeenten op de uitvoering van de Wsw. Voor wat betreft de regie- en sturingsmogelijkheden geldt voor de private opties dat er twee kanten aan zitten. Enerzijds is de sturing eenvoudiger doordat je als gemeente kan sturen op resultaat en een heldere opdrachtgever–opdrachtnemerrelatie hebt met de private partijen. Anderzijds heb je als gemeenten minder regie op de uitvoering. Voor de gemeenteraden geldt dat zij ten opzichte van de publieke situatie meer op afstand staan en minder sturingsmogelijkheden hebben. Daarom geven we die opties oranje mee. Voor de optie 4 geldt dat er sprake is van korte lijnen. Die komen de sturingsmogelijkheden ten goede. Voor optie 5 geldt dat er vanuit één uitvoeringsorganisatie ook goede sturingsmogelijkheden zijn. Voor optie 3 maken we onderscheid in de huidige situatie en de toekomstige situatie. In de huidige situatie is gebleken dat, ondanks het feit dat de sturingsmogelijkheden in theorie aanwezig zijn, die in de praktijk toch regelmatig als moeizaam ervaren wordt. In onze ogen zou op basis van de onder optie 3 geschetste suggesties die sturingsmogelijkheden vanuit de optiek van de gemeenten sterk kunnen verbeteren, vandaar de keuze voor de kleur groen in het vakje T (toekomst).
51612
33
6. Gevolgen voor de eenheid/synergie van de regionale werkgeversbenadering. We hebben de opties 3 en 5 als het meest gunstig voor de regionale werkgeversbenadering gekwalificeerd. In beide gevallen is er goede afstemming mogelijk op een zo groot mogelijke regionale schaal. Bij verkaveling ontstaat er gemakkelijker versnippering. Bij de private richtingen zal het ook meer moeite kosten om vanuit de werkgeversbenadering regionaal zo uniform mogelijk te houden. 7. Streven naar zo regulier mogelijke werkplekken. Bij ijkpunt 7, het streven naar zo regulier mogelijke werkplekken, zijn we bij de kwalificaties van de vijf opties uitgegaan de werkplekken voor de sw’ers en Participatiewetcliënten zelf. Een andere manier is om ook de uitvoering van de begeleiding in de beschouwing te betrekken. In dat geval zouden de private opties beter scoren dan de publieke omdat dan immers ook de begeleiders vanuit een privaat bedrijf opereren. Uitgaande van de doelgroepen geven we de private opties groen. Voor de publieke opties geldt dat ze groen kunnen worden, mits er ook daadwerkelijk op de uitstroom gestuurd kan worden. Ook daarvoor verwijzen we naar de mogelijkheden die we daarvoor onder optie 3 hebben genoemd. Kanttekening bij dit ijkpunt is dat er bij het werven van werkplekken sprake kan zijn van concurrentie tussen de doelgroepen met een verschillende loonwaarde. Dat geldt voor alle opties. En in alle opties zal er aandacht moeten zijn voor een eerlijk speelveld en het voorkomen van verdringing. 8. Kansen voor de combinaties in uitvoering decentralisaties. Kijkend naar de kansen voor combinaties en synergie in de uitvoering van de decentralisaties, zien we de publieke opties als gunstiger dan de private opties omdat er bij de publieke opties veel meer regie op het uitvoeringsproces van de kant van de gemeenten zelf mogelijk is. 9. Mate waarin gemeenten bedrijfsmatig risico lopen. Bij de mate waarin de gemeenten bedrijfsmatig risico lopen, hebben we de private opties groen meegegeven. In die opties nemen de private bedrijven zelf immers ook een deel van het ondernemersrisico op zich. Dat neemt overigens niet weg dat, zoals ook aangegeven in de marktconsultatie, de gemeente uiteindelijk toch met afbreukrisico’s rekening moeten houden. 10. Juridische consequenties. Bij de juridische consequenties hebben we de private opties geel gegeven en de publieke opties groen. De reden daarvoor is dat de aanbesteding de nodige juridische complicaties met zich meebrengt en dat ook de wijze waarop de deal met de private bedrijven wordt gemaakt een zeer zorgvuldige juridische voorbereiding vraagt. Ook in de publieke opties is er sprake van juridische vraagstukken, onder andere omdat gemeenten meer naar een inkooprelatie willen en dat geldstromen binnen de uitvoeringsorganisatie gescheiden moeten kunnen worden. Ook is het waarschijnlijk dat de juridische structuur bijgesteld moet worden. Toch zijn die juridische gevolgen gemakkelijker te overzien dan die van privatisering.
51612
34
11. Ondernemerschap/vrijheid voor de uitvoerder(s) van de Wsw. De ondernemersvrijheid is in de private opties onmiskenbaar het grootst. 5.4 Deelconclusie Kijkend naar het aantal keren dat de opties groen scoren is de uitkomst als volgt: Tabel 6. Toetsing vijf richtingen aan de hand van de ijkpunten zoals Iroko die heeft gebruikt
Aantal x groen
Optie 1
Optie 2
Optie 3
Optie 4
Optie 5
Privatiseren één partij
Onderdelen privatiseren
IG/Proson + P-wetdienstverlening
Herverkavelen
Eén regionale uitvoeringsorganisatie
3
4
8
6
8
Puur kijkend naar som, komen de opties 3 en 5 als beste uit de bus. Bij optie 5 (en bij optie 4) is wel sprake van een keer rood. Optie 4 volgt na 3 en 5. Van de private opties scoort 2 beter dan 1. Uiteraard is de weging van de opties meer dan deze optelsom. De volgorde van de ijkpunten is willekeurig en weerspiegelt niet het gewicht ervan. Wel is ons in de gesprekken duidelijk geworden dat de ijkpunten 4, 5, 6, 7 en 8 voor alle gemeenten een zwaar gewicht hebben. Met name de ijkpunten 3 en 11 lijken per gemeente anders gewogen te worden. Deze tabel is niet meer dan een schematische weergave met een door ons beredeneerde toekenning van de drie kleuren. We denken wel dat deze tabel kan helpen om transparant te maken hoe de gemeenten de verschillende voor- en nadelen afwegen.
51612
35
6. Bestuurlijk-juridische (eigendoms)structuur
In dit hoofdstuk komt onderzoeksvraag 4 aan de orde: Onderzoek en beschrijf welke bestuurlijk-juridische (eigendoms)structuur het beste past bij de uitkomsten van het onderzoek en langs welke weg die structuur te realiseren is. Vraag 4 komt voort uit de wens van de aandeelhoudende gemeenten om de bestuurlijk-juridische (eigendoms)structuur beter te gaan laten aansluiten bij de veranderende rol van gemeenten onder de Participatiewet. Paragraaf 6.1 beschrijft de huidige structuur. In paragraaf 6.2 gaan we in op de aanbestedingsvraagstukken rond de 2 opties die voortkomen uit de uitwerking van scenario 4 uit het Iroko-rapport. in paragraaf 6.3 gaan we in op juridische aspecten die aan de orde zijn bij de verschillende opties voor de uitvoering van de Participatiewettaken. 6.1 Huidige structuur IG De gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Nijkerk, Oldebroek en Putten nemen deel aan de gemeenschappelijke regelingen Regio Noord-Veluwe (GR RNV). De GR RNV is enig aandeelhouder in Inclusief Groep NV. Deze privaatrechtelijke organisatie is belast met de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening Wsw. Personen met een Wsw-dienstverband kunnen wettelijk gezien alleen in dienst zijn van een publieke organisatie. Dit kan bijvoorbeeld een gemeente of een gemeenschappelijke regeling zijn. In de beschreven constructie zijn de Sw’ers in dienst van de GR RNV. Tussen de GR RNV en Inclusief Groep NV ligt een contract over de inzet van deze Sw’ers. De huidige constructie is hieronder schematisch weergegeven. Figuur 8. De GR RNV en de Inclusief Groep NV
Gezamenlijk hebben de gemeenten volledige zeggenschap over de GR RNV en heeft de GR RNV volledige zeggenschap over de inclusief groep NV. Daarnaast voert de Inclusief Groep het 51612
36
overgrote deel van haar werkzaamheden uit ten behoeve van de deelnemende gemeenten. In beginsel kunnen de gemeenten zich in deze huidige situatie beroepen op ‘quasi inbesteden’ wanneer ze opdrachten verlenen aan de Inclusief Groep. Dit betekent dat ze opdrachten aan de Inclusief Groep mogen gunnen alsof het een eigen dienst is. Deze opdrachten hoeven niet aanbesteed te worden. Wanneer de eigendomsverhoudingen binnen Inclusief Groep NV veranderen, heeft dit consequenties op onder anderen het gebied van aanbestedingsrecht. 6.2 Aanbestedingsrechtelijke aspecten Aandelen bij een private partij Zodra een private partij aandelen verwerft in Inclusief Groep NV (het percentage is hierbij irrelevant) heeft dit als consequentie dat de deelnemende gemeenten en de GR zich niet meer kunnen beroepen op quasi-inbesteding. Opdrachten aan Inclusief Groep NV kunnen niet direct gegund worden, maar zullen moeten worden aanbesteed. Ook de eventuele verkoop van onderdelen van de Inclusief Groep NV is in principe aanbestedingsplichtig op het moment dat met deze verkoop ook verleende opdrachten van de gemeenten of de GR meegaan. Wanneer een aanbesteding wordt uitgeschreven kan het inzetten van sw’ers die in dienst zijn van de GR RNV als voorwaarde worden opgenomen. Door anderen laten uitvoeren van sw-taken of onderdelen daarvan Het laten uitvoeren van sw-taken door private partijen, zoals het uitvoeren van WOL-activiteiten voor groen of schoonmaak is in principe aanbestedingsplichtig. Uitzonderingen die daarvoor gelden zijn:
artikel 2.82 Aanbestedingswet voor sw (was tot 1 april 2014 BAO art 19)
quasi inbesteden: toezicht + merendeel werkzaamheden voor gemeente + geen directe participatie privékapitaal
alleenrecht, alleen als partij zelf aanbestedende dienst is.
Mogelijkheden binnen aanbestedingsrecht:
Voorwaarden stellen voor de inzet van sw’ers.
Rechtstreeks gunnen percelen.
Voor zogenaamde 2B-diensten5 geldt: wel transparant, publiceren, meervoudig onderhands, maar niet aanbesteden (arbeidsbemiddeling).
Wat betekent dat voor te maken afspraken over doelgroepen?
5
Dit zijn diensten waarvoor een verlicht Europees regime geldt.
51612
37
Afspraken over doelgroepen opnemen in bestek en offerte.
Transparantie.
Raamcontract met kaders voor inzet beschut nieuw en arbeidsmatige dagbesteding.
De Wet overgang onderneming is waarschijnlijk van toepassing:
Art. 7:663 BW: rechten en verplichtingen werkgever gaan van rechtswege over naar verkrijger.
Gaat om economische eenheid die haar identiteit behoudt.
Het is waarschijnlijk dat bij vervreemding sprake zal zijn van ‘overgang van onderneming’.
Dat betekent dat reguliere werknemer alle rechten en plichten meeneemt. Dat betekent vervolgens dat je pas mag reorganiseren na de overgang.
Bij overname van alleen WOL geldt:
waarschijnlijk alleen personeel dat direct te relateren is aan de WOL-activiteiten
geven duidelijkheid over voorwaarden inzet nieuwe doelgroepen.
Bij overname van het geheel geldt: overname van al het personeel, inclusief ondersteunend personeel. In beide gevallen geldt het volgende:
Meest veilig is om aan te besteden, package deal uitvoeren sw als gemeentelijk werk. Nagaan mogelijkheden verlicht regime.
Wet overgang personeel van toepassing: al het regulier personeel gaat mee.
Conclusie Vergelijking tussen optie 1 en optie 2 : Optie overname van het geheel:
Aanbestedingsproces complexer: verschillende werkzaamheden, afspraken over doelgroepen.
Afspraken nodig over risico van faillissement, zekerheden, mee profiteren van gemeenten bij positieve uitkomst.
Optie overname van WOL-taken:
Eenvoudiger aanbestedingsproces.
Beperkt risico.
6.3 Juridische consequenties aspecten bij de opties 1-5 Het voordeel van de huidige constructie met een holding onder de GR is dat er daarmee een helder onderscheid bestaat tussen de verschillende rollen. De GR wordt bestuurd door de portefeuillehouders van de zeven gemeenten. Zij hebben de rol van opdrachtgever voor de 51612
38
uitvoeringsorganisatie en zijn verantwoordelijk voor een goede vertaling van het gemeentelijke beleid. De holding heeft een Raad van Commissarissen (RvC) die zich richt op het bedrijfsbelang en verantwoordelijk is voor een goede bedrijfsvoering en de directeur aanwijst. De Algemene Aandeelhoudersvergadering (AVA) wordt deels door de wethouders sociaal ingevuld en deels door andere wethouders (financiën). Zoals ook al aangegeven in hoofdstuk 5 is een belangrijk voordeel van de nv-vorm dat die het mogelijk maakt dat vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, vanuit hun competenties en netwerk, vanuit de RvC zeggenschap hebben op de bedrijfsvoering en de directie daarin kunnen sturen. Deze rolverdeling, waarbij verschillende rollen bij verschillende personen zijn belegd, roept een ‘spanning’ op tussen die verschillende personen. Dat kan dus ook het geval zijn tussen de wethouders sociaal en wethouders financiën. In onze ogen is deze spanning niet te vermijden, en in enige mate zelfs wenselijk. Het gaat in wezen om een ‘natuurlijke spanning’ tussen twee verschillende rollen waarbij twee belangen worden afgewogen. Het alternatief is alle onderdelen binnen de GR te brengen. Daarmee hebben de wethouders sociaal meer sturingsmogelijkheden. Dan verplaatst de spanning zich echter naar een ‘pettenprobleem’, waarbij de wethouders sociaal verschillende petten op hebben en te maken kunnen krijgen met conflicterende belangen tussen beide petten. Zoals in hoofdstuk 5 is aangegeven is de wens van gemeenten dat de inzet van de IG nog meer dan nu het geval was, gericht gaat worden op de gemeentelijke opgaven en agenda. Naar onze mening is het daarbij niet zinvol om de voordelen van de nv-constructie op te geven. Wel zou gekeken kunnen worden naar de wenselijkheid van een ander afrekenmechanisme, waarbij niet het operationeel resultaat dominant is, maar andere doelstellingen die voor de gemeenten van belang zijn, zoals het aantal mensen dat op een reguliere werkplek geplaatst wordt. De drie publieke opties uit hoofdstuk 5 Optie 3 houdt in doorgaan met de GR zoals nu met daarin wel een onderscheid tussen de uitvoering van de sw-taken en de uitvoering van de P-wettaken. Optie 4 leidt tot een GR twee groepen van gemeenten met dienstverleningsovereenkomsten. Optie 5 leidt tot een GR met alle gemeenten (+ evt. Zeewolde) samen met de IG en Proson. In deze opties blijft IG in publieke handen. Daarbij is met name voor de uitvoering van de Pwettaken dan wel een vorm nodig waarbij IG zich richt op gemeenten als klant. Om dat te borgen stellen we daarbij een constructie voor waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen:
uitvoering sw-taken (alle gemeenten zijn eigenaar)
aanbieden P-wettaken (alle of beperkt aantal gemeenten is klant).
Uitvoering sw-taken (gemeenten als eigenaar) Gemeenten zijn eigenaar van IG die sw oud uitvoert. Zij dragen gezamenlijk inhoudelijk en financieel de verantwoordelijkheid. Zij maken ook gezamenlijk de keuzes met betrekking tot het beleid.
51612
39
Indien gemeenten zelf meer invloed willen uitoefenen op de bedrijfsvoering, kunnen ze ervoor kiezen deze constructie los te laten en alle activiteit uit te voeren in de GR. Dat betekent dat de wethouders SZ zowel over de mensen als over de bedrijfsvoering gaan. Aanbieden P-wettaken (gemeenten als klant) Gemeenten hebben verschillende wensen en budgetten voor uitvoering van de P-wet en beschikken over een verschillend instrumentarium. We adviseren daarom de P-wettaken in te kopen. Dat betekent dat elke gemeente met de IG onderhandelt over diensten en prijs. Het is van belang dat de gezamenlijke gemeenten niet de gemeenten die hiervan gebruik maken subsidiëren en omgekeerd dat de gemeenten die deze diensten inkopen geen te hoge prijs betekent die vervolgens leidt tot resultaat voor alle gemeenten. Daarom stellen we voor een aparte bv op te richten voor het uitvoeren van P-wettaken. Deze heeft zelf geen personeel in dienst en bezig geen activa, maar koopt alle diensten in bij IG tegen kostprijs via een open calculatie. De Pwet bv rekent ook via open calculatie tarieven voor de gemeenten die taken bij haar afnemen. Op deze wijze kan kennis, ervaring en infrastructuur van IG benut worden voor gemeenten die deze taken willen afnemen. Het oprichten van een aparte bv helpt bij het creëren van transparantie over de resultaten van uitvoering sw enerzijds en resultaten uitvoeren P-wet anderzijds. We stellen voor dat vooralsnog IG Holding eigenaar wordt van de bv P-wet. Op termijn is het denkbaar dat de gemeenten die van deze diensten gebruik maken gezamenlijk eigenaar worden van de bv. Het is ook mogelijk geen aparte bv op te richten, maar in de boekhouding van de holding een aparte unit te creëren In schema: Figuur 9. P-wet uitvoering in aparte bv onder de holding
51612
40
7. Advies
Het onderzoek in een notendop Het doel van het onderzoek was allereerst om op basis van scenario 4 van Iroko in beeld te brengen welke meerwaarde privatisering van de IG-groep zou kunnen opleveren. Daartoe is de marktconsultatie uitgevoerd en de businesscase opgesteld. Lopende het onderzoek bleek uit de marktconsultatie en de businesscase dat privatisering inderdaad mogelijk lijkt, dat er met bepaalde vormen van privatisering wel financiële voordelen te behalen zijn, maar dat daar ook nadelen tegenover staan, onder andere in de vorm van verplichtingen die de gemeenten moeten aangaan. Daarmee leek het onderzoek nog geen doorslaggevende argumenten op te leveren voor al dan niet privatiseren. Vervolgens is mede daarom de focus van het onderzoek verbreed en hebben we - kijkend vanuit de brede context van de Participatiewet - de mogelijke uitvoeringsopties voor de Noord-Veluwse gemeenten verkend. Een belangrijk punt daarbij was welk instrumentarium de gemeenten in de toekomst nodig hebben om de Participatiewet op de beste manier uit te voeren. Vanuit dat perspectief hebben we gekeken naar de benodigde kennis en infrastructuur ten aanzien van de doelgroepen van de Participatiewet en naar de rol die de IG en Proson zou kunnen spelen in de bredere uitvoering van de Participatiewet. Vijf opties Uit die verkenning zijn vijf mogelijke opties naar voren gekomen. De eerste twee opties (privatisering) kwamen rechtstreeks voort uit de verdere verkenning van scenario 4 van Iroko. De andere drie opties (rond continueren van de publieke constructie) kwamen voort uit de verbreding van de vraag om, in aansluiting op de businesscase, breder te kijken naar mogelijke en reële opties voor uitvoering van de P-wet. Advies In lijn met de uitkomst van de weging van de voor- en nadelen van de vijf opties is ons advies aan de Noord Veluwse gemeenten om op de korte termijn (komende twee jaar) te kiezen voor optie 3, ‘Fusie IG met Proson en Participatiewetdienstverlening als ‘plus-pakket’. Daarbij adviseren we om uit de IG een bv P-wet te ontvlechten die diensten aanbiedt waarvan het gemeenten vrij staat deze in te kopen. We zien daarbij de volgende aanknopingspunten om de gewenste omslag bij de IG en Proson te bewerkstelligen: betere aansluiting op de gemeentelijke agenda, eenduidige opdrachtverlening door gemeenten met heldere resultaatafspraken (mee te nemen in het nieuwe sociaal economisch contract), eerlijke verdeling van baten en lasten tussen gemeenten. Afhankelijk van de ontwikkeling van de IG en Proson als uitvoerder, van de ontwikkeling in de markt en van de verdere ontwikkelingen rond de arbeidsmatige dagbesteding, zouden de gemeenten dan op middellange (2-4 jaar) kunnen bekijken of een combinatie met Optie 2 ‘Groen en schoonmaak alsnog wenselijk is.
51612
41
Optie 5 zien we als een goed alternatief voor de lange termijn. Op lange termijn achten wij namelijk een gezamenlijk, zo congruent mogelijk instrumentarium van gemeenten in Noord-Veluwe gericht op het maximaal naar werk begeleiden van mensen, het meest effectief. Belangrijkste afwegingen bij dit advies De IG is een financieel gezond en sterk bedrijf. De combinatie met Proson is niet alleen vanwege de omstandigheden noodzakelijk maar biedt echter ook extra mogelijkheden. Het totale instrumentarium voor de Participatiewet kan het meest effectief ingezet worden als dat zo congruent mogelijk gebeurt. Dat wil zeggen als de werkdienstverlening, werktaken sociale diensten en nieuwe doelgroepen zoveel mogelijk door dezelfde groep gemeenten wordt uitgevoerd.
51612
42
Bijlagen
51612
1
Bijlage 1. Uitkomsten marktconsultatie Aparte bijlage.
51612
2
Bijlage 2. Berenschotmemo rijkssubsidie Wsw
Datum Betreft
12 april 2015 Uitwerking rijkssubsidie Wsw
Bijgaand de berekeningen van de budgetten Wsw, de verwachte volumeontwikkeling en de bedragen per hoofd. e
A. Cijfers MvT bij de 4 wijziging Participatiewet e
Onderstaande gegevens zijn af te leiden uit de MvT bij de 4 wijziging Participatiewet. 2014 1. Budget Wsw (x€1.000,-) 2. Aantal Wsw MvT 4e Wijziging 3. Bedrag per Wsw’er (€) 4. Mutatie ten opzichte van vorig jaar (€)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2.361.217 2.256.217 2.084.216 1.915.217 1.759.216 1.644.217 1.533.774 90,8
88,3
83,3
78,3
73,6
70,6
67,6
26.005
25.552
25.021
24.460
23.902
23.302
22.702
531
561
558
600
600
Toelichting: 1. Budget Wsw: de exacte bedragen zijn overgenomen uit de begroting voor het Gemeentefonds 2015. De meerjarencijfers tot en met 2019 zijn beschikbaar. Het budget in 2020 berekenen we e door het bedrag per Wsw’er (zoals aangegeven in de MvT bij de 4 wijziging) te vermenigvuldigen met het aantal Wsw’ers. Zie de punten hierna voor de wijze waarop het aantal Wsw’ers in 2020 is bepaald. e
Aantal Wsw MvT 4 wijziging: deze aantallen zijn tot en met 2018 overgenomen uit de MvT. SZW geeft aan dat ‘gerekend is met een jaarlijkse autonome uitstroom uit de Wsw van 5.000 plekken tot en met 2017. Na 2017 zal het zittende bestand Wsw geleidelijk verder uitstromen.’ SZW geeft geen precieze aantallen. Het aantal in 2019 kan berekend worden door het budget in 2019 te delen door het bedrag per Wsw’ers in 2019 (zie onder punt 3 hoe het bedrag per Wsw’er wordt bepaald). Het blijkt dat in 2019 rekening wordt gehouden met een daling van circa 3.000 Wsw’ers (van 73.600 naar 70.600 = 4,1%). Als we dit aantal doortrekken naar 2020, berekenen we het aantal Wsw’ers in 2020: 67.600. Bedrag per Wsw’er: de bedragen tot en met 2018 kunnen worden berekend op basis van de gegevens in de MvT. Het bedrag voor 2020 is genoemd in de tekst van de MvT: circa € 22.700. Zie onder punt 4 voor de wijze waarop het bedrag per Wsw’er wordt bepaald in 2019. Mutaties ten opzichte van vorig jaar: SZW geeft aan dat ‘de fictieve rijksbijdrage per plek daalt bij de Participatiewet met ongeveer € 500 per jaar tot uiteindelijk circa € 22.700 structureel vanaf 2020.’ Echter, om de sprong te maken van € 23.902 in 2018 naar € 22.700 in 2020 is in 2019 en 2020 een daling nodig van € 600 per jaar. Op die manier kan het bedrag per Wsw’er worden bepaald in 2019. 51612
3
B. Geactualiseerd budget In de onderstaande tabel staan dezelfde grootheden. Het budget Wsw is geactualiseerd. Het aantal e Wsw’ers is overgenomen vanuit de MvT 4 wijziging. 2014 Geactualiseerd budget Wsw (x€1.000,-) Aantal Wsw MvT 4e Wijziging Geactualiseerd bedrag per Wsw’er (€)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2.361.217 2.271.390 2.098.232 1.928.097 1.771.047 1.655.274 1.544.088 90,8
88,3
83,3
78,3
73,6
70,6
67,6
26.005
25.724
25.189
24.624
24.063
23.459
22.855
Toelichting: De actualisatie van het budget wordt vooral bepaald door de loon- en prijsbijstelling. Zie Gemeenteloket ‘verdeling participatiebudget 2015 geactualiseerd’ d.d. 16 september 2014. De mutatie in 2015 is naar rato doorgetrokken naar de volgende jaren. Ten opzichte van de oorspronkelijke meerjarencijfers komt er jaarlijks 0,67% bij. C. Geactualiseerd budget en SEO-volumes In de onderstaande tabel is uitgegaan van de geactualiseerde budgetten en het aantal Wsw’ers dat geschat is door SEO ( onderzoeksrapport: Afbouw van het Wsw-bestand, sept 2014). 2014 Geactualiseerd budget (x€1.000,-) Aantal Wsw SEO sept 2014 Geactualiseerd bedrag per Wsw’er (€)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2.361.217 2.271.390 2.098.232 1.928.097 1.771.047 1.655.274 1.544.088 90,8
87,6
81,4
75,4
69,9
64,6
59,7
26.005
25.921
25.792
25.569
25.340
25.606
25.862
Toelichting: De SEO-aantallen zijn overgenomen uit het verdeelmodel Participatiewet, zoals gepubliceerd op 18 december 2014 op het gemeenteloket. De verwachte jaarlijkse volume-afname is meer dan 7% per jaar. Uit de tabel kan worden afgelezen dat bij deze daling het budget per Wsw’er jaarlijks min of meer constant blijft. D. Hoe nu als gemeente het budget te ramen? Het Ministerie van SZW ging uit van een daling van het Wsw-bestand dat varieerde van 4% tot 6%. SEO gaat – in onderzoek dat in opdracht van SZW is uitgevoerd - uit van een daling van ruim 7% per jaar. Mogelijk heeft SEO allerlei tijdelijke effecten in de berekeningen meegenomen en geëxtrapoleerd naar volgende jaren, zoals het aflopen van tijdelijke contracten. Om redenen van behoedzaamheid lijkt het verstandig om in de gemeentebegroting rekening te houden met een bedrag per Wsw’er dat afloopt naar € 22.700 per SE vanaf 2020 of het geactualiseerde bedrag van € 22.855 per SE, waarin rekening is gehouden met de loon- en prijsbijstelling 2015. Indien gemeenten verwachten dat er landelijk sprake is van een snellere uitstroom of aanvankelijk een snellere uitstroom, dan kan ook worden uitgegaan van hogere bedragen per SE.
51612
4
Bijlage 3. Berekeningen businesscase Het financieel resultaat bestaat uit subsidieresultaat (verschil tussen sw-rijkssubsidie en swloonkosten) en operationeel resultaat (inkomsten van het bedrijf minus kosten regulier personeel, huisvesting enz.). Het subsidieresultaat is in alle gevallen gelijk en niet beïnvloedbaar. Het operationeel resultaat is verschillend, afhankelijk van de uitgangspunten. In figuur 11 worden de verschillende waardes van het operationeel resultaat weergegeven met een korte toelichting onder de grafiek. Figuur 1: Operationeel resultaat (in mln. euro) op basis van verschillende uitgangspunten
4.
3.
2.
1.
Toelichting: Ad 1: operationeel resultaat volgens Iroko bij krimp In dit scenario gaat Iroko uit ervan uit dat er geen instroom meer is, wel uitstroom. Daardoor ontstaat krimp. In dit scenario neemt IG maatregelen om de gevolgen van krimp te beperken, desondanks verslechtert het operationeel resultaat. van operationeel resultaat met € 840.000
51612
5
Ad 2: operationeel resultaat volgens Iroko na privatisering In dit scenario wordt IG geheel geprivatiseerd. Iroko gaat ervan uit dat overnemende partijen geen prijs willen betalen maar dat ze wel zullen slagen in het realiseren van instroom. Daardoor worden de kosten van krimp beperkt, wat een verbetering ten opzichte van het vorige scenario betekent van € 500.000. Ad 3: operationeel resultaat volgens IG bij instroom regulier IG verwacht een operationeel resultaat dat constant blijft op € 700.000. Dat is aanzienlijk beter dan de verwachting van Iroko, zelfs beter dan het scenario van Iroko met privatisering. Dat heeft twee oorzaken: 2. IG zal afscheid nemen van 10 fte regulier overhead personeel, oa als gevolg van fuseren Holding en Bresdo. 3. IG gaat laat regulier personeel instromen om rendabele werksoorten voort te zetten, zodat geen krimp ontstaat. Ad 4: operationeel resultaat volgens IG, plus extra resultaat privatiseren groen en schoonmaak Uit de marktconsultatie vloeit voort dat het privatiseren van groen en schoonmaak tussen € 0 en € 400.000 resultaatverbetering oplevert. De lijn in figuur 11 geeft de maximale verbetering weer ten opzichte van een IG scenario met bezuiniging op overhead personeel, maar zonder instroom van regulier personeel.
51612
6
Bijlage 4. Uitgangspunten Participatiewet en budget Participatiewet per gemeente
Nieuwe afwegingen nodig De Participatiewet heeft een aantal ingrijpende gevolgen voor de samenwerkende gemeenten in Noord-Veluwe. Met de komst van de Participatiewet worden de gemeenten verantwoordelijk voor de groep arbeidsgehandicapten. De sw wordt vanaf 2015 afgebouwd. Vanaf die tijd worden dus geen nieuwe sw-plekken meer gefinancierd door het Rijk en daarnaast daalt ook het budget per sw’er (tot onder de huidige kostprijs). De re-integratiebudgetten van de gemeenten dalen nog verder, terwijl die ook in afgelopen vijf jaar al sterk zijn afgenomen. De Participatiewet is erop gericht mensen zo regulier mogelijk (naar vermogen) te laten werken. Voor het succesvol uitvoeren hiervan is goede samenwerking met werkgevers nodig. Hiervoor moeten partnerschappen met werkgevers worden gesloten en is het organiseren van een goede regionale werkgeversdienstverlening van belang. Naast de nieuwe taken in het kader van de Partipatiewet hebben de gemeenten in het kader van de twee andere decentralisaties in het sociaal domein (Jeugdwet en Wmo) ook op deze terreinen nieuwe taken en verantwoordelijkheden. Om de nieuwe verantwoordelijkheden op alle drie de domeinen (Participatie, Wmo en Jeugdwet) waar te kunnen maken, moeten gemeenten goed kijken naar de samenhang tussen die taken en de mogelijkheden voor synergie tussen de drie domeinen. De decentralisaties en de ontwikkelingen die daarmee gepaard gaan vragen daarom om nieuwe afwegingen ten aanzien van beleid en uitvoering over:
de inzet van de beschikbare budgetten;
prioritaire doelgroepen;
de inrichting van de uitvoering;
de samenwerking in de regio;
de keuze van partners/opdrachtnemers.
De belangrijkste feiten op een rij Algemeen De Participatiewet is op 1 januari 2015 ingevoerd. In deze wet is de Bijstandswet samengevoegd met de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en belangrijke delen van Wajong. Gemeenten zijn daarmee verantwoordelijk geworden voor een grotere groep mensen. Gemeenten hebben daarmee dus ook nieuwe taken en ze hebben daarbij meer beleidsvrijheid. De financiële risico’s voor de gemeenten zijn daarmee ook toegenomen. De posities van de traditionele sociale dienst en het sw-bedrijf zijn daarmee veranderd. De verhouding van gemeenten met het UWV op regionaal niveau in het Werkbedrijf is nog in beweging.
51612
7
Gemeenten zijn conform de landelijk gemaakte afspraken in hun arbeidsmarktregio aan de slag met werkgevers en werknemers met de plaatsing en begeleiding van mensen met een arbeidshandicap. Afbouw sw-oud en nieuwe doelgroepen (‘voormalig sw’ en Wajong) De instroom in de (Wsw) is per 2015 gestopt. Het zittend bestand Wsw behoudt de bestaande rechten. Er vindt dus alleen nog uitstroom plaats, waardoor de doelgroep sw steeds kleiner wordt. Het stopzetten van de instroom in de Wsw en de Wajong betekent dat er vanaf 2015 een groep mensen is – we noemen deze groep nieuwe instroom voormalige sw’ers en Wajongers – die een beroep zal doen op de gemeente voor ondersteuning (uitkering of werk). Een deel van die groep zal in staat zijn om regulier werk te verrichten (regulier houdt in dat mensen met behulp van ondersteuningsinstrumenten zoals jobcoaching of loonkostensubsidie bij een reguliere werkgever aan de slag kunnen). Er is ook een deel van de nieuwe instroom voormalig sw’ers dat niet in staat is om regulier werk te verrichten. Voor deze groep is de nieuwe voorziening ‘Nieuw beschut werk’ 6 bedoeld. Aan deze groep kan ook arbeidsmatige dagbesteding (combinatie met Wmo) worden aangeboden. Het instrument loonkostensubsidie kent een maximum: max 70% LKS. Indien de loonwaarde groter is dan 30% ligt het daarmee voor de hand iemand bij een werkgever te plaatsen met LKS. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft half december 2014 het Besluit advisering beschut werk gepubliceerd. In dit Besluit worden de criteria vastgelegd op basis waarvan UWV mensen beoordeelt die door gemeenten worden voorgedragen voor een advies beschut werk. Het Besluit is een zogenoemd AMvB. Het kabinet heeft ervoor gekozen een aantal onderdelen van de Participatiewet uit in lagere regelgeving (AMvB's). In dit besluit staat onder meer dat wanneer een college iemand voordraagt, het UWV moet toetsen of de persoon (a) aangewezen is op technische en of organisatorische aanpassingen of (b) permanent toezicht of intensieve begeleiding nodig heeft die niet binnen redelijke grenzen van de werkgever gevraagd mag worden. UWV moet beoordelen volgens de methode van Sociaal Medisch Beoordelen van Arbeidsvermogen (SMBA) Met de aangegeven afbakening van de doelgroep beschut zal daarom in de praktijk vastgesteld moeten worden wat loonwaarde verdeling is binnen de groep nieuw beschut is.
6
Gemeenten kunnen de voorziening beschut werk inzetten voor mensen die uitsluitend in een beschutte
omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden hebben om te werken in een dienstbetrekking. Het gaat om bijvoorbeeld mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, dat niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt.
51612
8
Wachtlijsten Wsw In veel gemeenten stonden er in 2014 mensen op een wachtlijst voor de Wsw. Vanaf de ingang van de Participatiewet op 1 januari 2015 is een groot deel van deze mensen ook aangewezen op de gemeente. Dit betreft naar schatting 60 procent van de wachtlijst 7. Op landelijk niveau werd daarom in 2015 een piekinstroom verwacht van voormalig sw’ers in de Participatiewet (zowel regulier als beschut). Op basis van het eerste half jaar blijkt dat in de regio Noord Veluwe geen sprake is van een piekinstroom. Schattingen De afbouw van het Wsw-bestand is landelijk doorgerekend op basis van een actuarieel model met daarin de blijfkansen per gemeente. Dit onderzoek is in juni 2014 opgeleverd door SEO, zie ook bijlage 2 bij dit rapport. Berenschot heeft op basis van dit geactualiseerde model de onderstaande prognose gemaakt van de verwachte ontwikkeling van het Wsw-bestand8. Doelgroepen binnen de Participatiewet, de aantallen In tabel 1 zijn de prognoses van de aantallen in de nieuwe doelgroepen van de Participatiewet weergegeven per gemeente in Noord-Veluwe. Tabel 1. Verwachte ontwikkeling aantallen nieuwe doelgroepen Noord-Veluwe Gemeente
Aantallen nieuwe doelgroepen (regulier en beschut) 2012 2013 2014* 2015* 2016* 2017* 2018* 2019* 2020* 2021* struct.
Elburg
0
0
0
9
28
47
67
83
99
112
372
Putten
0
0
0
7
18
30
42
53
63
74
255
Nunspeet
0
0
0
11
33
54
77
96
114
129
416
Oldebroek
0
0
0
7
28
43
61
74
87
97
304
Harderwijk
0
0
0
24
47
80
112
140
168
191
659
Ermelo
0
0
0
14
43
74
107
134
160
184
649
Nijkerk
0
0
0
7
22
39
58
74
89
103
382
7
De overige 40 procent van de mensen die nu op de wachtlijst sw staan, vallen onder regelingen van UWV valt
(WW, WAO, Wajong etc.). Deze schatting is op basis van een rapport van Regioplan over de kenmerken van de instroom in 2012 (Mallee, L. (2013) Gevolgen Participatiewet voor burgers. Amsterdam: Regioplan. 8
De ontwikkeling van het Wsw-bestand heeft tevens invloed op de verwachte ontwikkeling van het Wsw-
budget. Dit is verwerkt in de prognoses.
51612
9
Bron: Memorie van Toelichting Participatiewet; bewerking: © Berenschot. De cijfers met * betreffen prognoses die een indruk geven van de orde van grootte en de trendbeweging. Het betreft géén definitieve cijfers.
Tabel 2: Verwachte ontwikkeling SW-oud Noord Veluwe Gemeente
Aantallen SW-oud (in S.E.) 2012 2013 2014* 2015* 2016* 2017* 2018* 2019* 2020* 2021* struct.
Elburg
171
175
176
170
Putten
105
Nunspeet
195
Oldebroek
158
148
137
128
102
97
103
93
87
80
75
175
166
159
146
136
125
115
144
139
136
131
117
109
99
92
Harderwijk
274
257
264
246
238
222
209
Ermelo
186
182
187
180
169
157
Nijkerk
121
118
121
118
112
106
120
114
0
69
65
0
106
101
0
86
81
0
195
182
173
0
146
137
127
121
0
100
94
88
84
0
Bron: SEO economisch onderzoek (2014); bewerking: © Berenschot. De cijfers met * betreffen prognoses die een indruk geven van de orde van grootte en de trendbeweging. Het betreft géén definitieve cijfers.
Ontwikkeling van Participatiebudget in Noord-Veluwe tussen 2010 en 2013 9
Tabel 3: Ontwikkeling Participatiebudget gemeenten Noord Veluwe Gemeente
Elburg
(alle bedragen in mln €) wsw-budget oude stijl
3,66
3,29
3,00
2,73
2,50
2,27
re-integratiebudget (klassieke en nieuwe doelgroepen; excl. educatie)
0,24
0,28
0,33
0,37
0,40
0,46
totaal gebundeld re-integratiebudget
3,90
3,57
3,33
3,10
2,90
2,73
kosten uitvoering SW
4,58
4,27
3,99
3,70
3,46
3,23
-0,68
-0,70
-0,66
-0,60
-0,57
-0,50
2,2
2,1
1,9
1,7
1,5
1,4
0,19
0,19
0,20
0,20
0,22
0,25
totaal gebundeld re-integratiebudget
2,4
2,2
2,1
1,9
1,8
1,6
kosten uitvoering SW
2,8
2,5
2,4
2,2
2,0
1,9
-0,4
-0,3
-0,3
-0,3
-0,3
-0,2
beschikbaar re-integratiebudget na tekort SW wsw-budget oude stijl re-integratiebudget (klassieke en nieuwe doelgroepen; excl. educatie) Putten
beschikbaar re-integratiebudget na tekort SW
9
2015* 2016* 2017* 2018* 2019* 2020*
De laatste stand van de mei circulaire 2015 is hier nog niet in verwerkt.
51612
10
Gemeente
(alle bedragen in mln €) wsw-budget oude stijl
3,4
3,0
2,8
2,5
2,2
2,0
0,27
0,31
0,36
0,40
0,43
0,48
totaal gebundeld re-integratiebudget
3,7
3,4
3,1
2,9
2,7
2,5
kosten uitvoering SW
4,3
3,9
3,7
3,4
3,1
2,9
-0,6
-0,6
-0,5
-0,5
-0,4
-0,4
2,8
2,5
2,2
2,0
1,8
1,7
0,20
0,25
0,29
0,34
0,36
0,41
totaal gebundeld re-integratiebudget
3,0
2,7
2,5
2,3
2,2
2,1
kosten uitvoering SW
3,5
3,2
2,9
2,7
2,5
2,3
-0,5
-0,4
-0,4
-0,3
-0,3
-0,2
5,3
4,8
4,4
4,0
3,7
3,4
1,04
1,08
1,12
1,18
1,23
1,33
6,4
5,9
5,5
5,2
4,9
4,7
6,65
6,41
5,99
5,63
5,27
4,92
-0,29
-0,56
-0,50
-0,43
-0,36
-0,24
re-integratiebudget (klassieke en nieuwe doelgroepen; excl. educatie) Nunspeet
beschikbaar re-integratiebudget na tekort SW wsw-budget oude stijl re-integratiebudget (klassieke en nieuwe doelgroepen; excl. educatie) Oldebroek
beschikbaar re-integratiebudget na tekort SW wsw-budget oude stijl re-integratiebudget (klassieke en nieuwe doelgroepen; excl. educatie) Harderwijk
totaal gebundeld re-integratiebudget kosten uitvoering SW beschikbaar re-integratiebudget na tekort SW wsw-budget oude stijl
Ermelo
3,9
3,5
3,2
2,9
2,7
2,4
re-integratiebudget (klassieke en nieuwe doelgroepen; excl. educatie)
0,33
0,37
0,42
0,46
0,50
0,56
totaal gebundeld re-integratiebudget
4,23
3,88
3,62
3,37
3,16
2,98
kosten uitvoering SW
4,87
4,55
4,25
3,95
3,69
3,44
-0,64
-0,67
-0,63
-0,57
-0,54
-0,46
2,5
2,3
2,2
2,0
1,8
1,7
0,27
0,27
0,27
0,28
0,31
0,36
2,8
2,6
2,4
2,3
2,1
2,0
3,18
3,03
2,86
2,70
2,54
2,38
-0,37
-0,43
-0,44
-0,43
-0,40
-0,34
beschikbaar re-integratiebudget na tekort SW wsw-budget oude stijl re-integratiebudget (klassieke en nieuwe doelgroepen; excl. educatie) Nijkerk
totaal gebundeld re-integratiebudget kosten uitvoering SW beschikbaar re-integratiebudget na tekort SW
51612
2015* 2016* 2017* 2018* 2019* 2020*
11
Voorlopig ambtelijk advies projectgroep ‘Toekomst sociale werkvoorziening Noord Veluwe’ Op basis van het rapport van adviesbureau Berenschot, 15 juni 2015 Context Onderstaand voorlopig advies van de projectgroep is bedoeld als eerste reactie op het rapport van Berenschot en beoogt richting te geven aan het vervolgtraject. Het kan als richtinggevend document dienen voor de bijeenkomst van het portefeuillehoudersoverleg EWA van 18 juni. De projectgroep heeft het definitieve rapport van Berenschot ontvangen op 9 juni. De projectgroep verwacht medio september 2015 een uitgewerkt advies te kunnen leveren als input voor de behandeling in colleges en raden. Voor dit moment hebben we ons beperkt tot een voorlopig advies omdat we het rapport van Berenschot pas recent in afgeronde vorm hebben ontvangen en we meer tijd nodig hebben om hier een gedegen advies voor de toekomst over kunnen geven. Aanleiding Met ingang van 1 januari 2015 is geen instroom meer mogelijk in de Wet sociale werkvoorziening. Het aantal personen in de Sociale werkvoorziening neemt daardoor geleidelijk af, waardoor bij ongewijzigd beleid, een sterfhuisconstructie ontstaat met de daarbij behorende financiële en sociale gevolgen. De betrokken gemeenten op de Noord Veluwe zijn daarom begin 2014 een onderzoek gestart naar toekomstbestendige scenario’s om de negatieve effecten zoveel mogelijk te beperken en te komen tot een nieuw perspectief. Hierbij is een aantal gezamenlijke uitgangspunten benoemd: - Zoveel mogelijk aansluiten bij de doelstelling van de Participatiewet: het plaatsen van mensen in een zo regulier mogelijke werkomgeving - De verwachte tekorten zoveel als mogelijk beperken en voorkomen dat alle beschikbare middelen nodig zijn voor de Sociale werkvoorziening waardoor weinig resteert voor de doelgroep van de Participatiewet - Beperken van de gevolgen voor de doelgroep, zeker waar het gaat om de meest kwetsbare burgers. Op basis van deze uitgangspunten is de eerste fase van het onderzoek uitgevoerd in samenwerking met adviesbureau IROKO. Op basis van de geformuleerde uitgangspunten heeft IROKO geadviseerd om de mogelijkheid van een meer private uitvoering van de Sociale werkvoorziening verder te onderzoeken en gedurende de onderzoeksfase leeggevallen plaatsen binnen de Sociale werkvoorziening op te vullen met kandidaten vanuit de Participatiewet. De portefeuillehouders hebben vervolgens besloten om eerst een business case te laten uitwerken naar de haalbaarheid en wenselijkheid (voor- en nadelen) van een meer private uitvoering. Mede ingegeven door moties vanuit de verschillende gemeenteraden is besloten om in het vervolgonderzoek ook nadrukkelijk te onderzoeken wat de toegevoegde waarde van Inclusief Groep en Proson kan zijn bij de uitvoering van de Participatiewet. De opdracht aan Berenschot Adviesbureau Berenschot heeft de volgende onderzoeksopdracht uitgewerkt: 1. Werk een business case uit op basis van scenario 4 van Iroko met betrekking tot vervreemding/privatisering van (onderdelen van) de Inclusief Groep NV. De business case moet dusdanig concreet inhoudelijk en financieel zijn uitgewerkt, dat op basis daarvan de gemeentebesturen kunnen besluiten of tot uitvoering van dit scenario wordt overgegaan. 2. Onderzoek parallel aan het opstellen van de business case welke rol en welk aanbod de Inclusief Groep NV en Proson BV kunnen hebben/doen bij de uitvoering van de Participatiewet voor de gemeenten, gericht op de nieuwe doelgroepen die vallen onder deze wet. (Dit is in de voorgaande fase van het onderzoek door Iroko niet meegenomen.) Inventariseer in dit verband de wensen en (financiële) mogelijkheden per RNV-gemeente. 3. Breng in beeld wat de consequenties voor de bedrijfsvoering van de Inclusief Groep NV zijn op basis van het onderzoek bij de punten 1. en 2. en geef hierbij zo realistisch mogelijke bandbreedtes aan. Geef daarbij aan wat dit betekent over 2, 5, 10 en 20 jaar. Beschrijf en onderbouw eventuele aannames. Voorlopig advies projectgroep SW op basis van onderzoek Berenschot, 15 juni 2015
4.
Onderzoek en beschrijf welke bestuurlijk-juridische (eigendoms)structuur het beste past bij de uitkomsten van het onderzoek en langs welke weg die structuur te realiseren is. Vraag 4 komt voort uit de wens van de aandeelhoudende gemeenten om de bestuurlijk-juridische (eigendoms)structuur beter te gaan laten aansluiten bij de veranderende rol van gemeenten onder de Participatiewet. Voorafgaand aan het onderzoek heeft het PO EWA Berenschot nadrukkelijk gevraagd om ook de positie van de SW- ers bij Proson in het onderzoek mee te nemen, en de bovenstaande vragen in relatie te brengen tot de bredere uitvoeringscontext van de Participatiewet op de Noord Veluwe. Het advies van Berenschot Berenschot heeft het onderzoek op basis van bovengenoemde opdracht uitgevoerd en komt op basis van dit onderzoek tot een vijftal mogelijke richtingen met elk hun voor- en nadelen. Deze richtingen zijn gedurende het proces zowel in de projectgroep als met de portefeuillehouders besproken. Het gaat om de volgende opties: 1. SW- bedrijf privatiseren naar één partij 2. Onderdelen van het SW- bedrijf privatiseren (groen, schoonmaak) 3. Fusie van Inclusief groep en Proson; SW- bedrijf biedt dienstverlening aan gemeenten voor de Participatiewet als ‘pluspakket’ 4. Inclusief Groep en Proson herverkavelen en samenvoegen met Sociale diensten 5. Inclusief Groep, Proson en alle Sociale diensten samenvoegen Voor de uitwerking van de verschillende richtingen verwijzen we u naar het adviesrapport van Berenschot. Berenschot adviseert het volgende: “In lijn met de uitkomst van de weging van de voor- en nadelen van de vijf opties is ons advies aan de Noord Veluwse gemeenten om op de korte termijn (komende twee jaar) te kiezen voor optie 3, ‘Fusie IG met Proson en Participatiewetdienstverlening als ‘plus-pakket’. Daarbij adviseren we om uit de IG een bv P-wet te ontvlechten die diensten aanbiedt waarvan het gemeenten vrij staat deze in te kopen. We zien daarbij de volgende aanknopingspunten om de gewenste omslag bij de IG en Proson te bewerkstelligen: betere aansluiting op de gemeentelijke agenda, eenduidige opdrachtverlening door gemeenten met heldere resultaatafspraken (mee te nemen in het nieuwe sociaal economisch contract), eerlijke verdeling van baten en lasten tussen gemeenten. Afhankelijk van de ontwikkeling van de IG en Proson als uitvoerder, van de ontwikkeling in de markt en van de verdere ontwikkelingen rond de arbeidsmatige dagbesteding, zouden de gemeenten dan op middellange (2-4 jaar) kunnen bekijken of een combinatie met Optie 2 ‘ privatiseren van Groen en schoonmaak’ alsnog wenselijk is. Optie 5 zien we als een goed alternatief voor de lange termijn. Op lange termijn achten wij namelijk een gezamenlijk, zo congruent mogelijk instrumentarium van gemeenten in Noord-Veluwe gericht op het maximaal naar werk begeleiden van mensen, het meest effectief. Belangrijkste afwegingen bij dit advies: de IG is een financieel gezond en sterk bedrijf. De combinatie met Proson is niet alleen vanwege de omstandigheden noodzakelijk maar biedt echter ook extra mogelijkheden. Het totale instrumentarium voor de Participatiewet kan het meest effectief ingezet worden als dat zo congruent mogelijk gebeurt. Dat wil zeggen als de werkdienstverlening, werktaken sociale diensten en nieuwe doelgroepen zoveel mogelijk door dezelfde groep gemeenten wordt uitgevoerd”. Voorlopig advies van de projectgroep We gaan in ons advies uit van de overeenkomsten die er zijn tussen de betrokken gemeenten. We realiseren ons dat er ook sprake is van verschillen maar zien mogelijkheden om de komende jaren gezamenlijk een transformatie in te zetten die nodig is om zowel de Sociale werkvoorziening als de overige onderdelen van het sociaal domein betaalbaar te houden en beter op elkaar te laten aansluiten. Hierbij blijft de oorspronkelijke probleemstelling overeind: het beschikbare budget loopt de komende jaren terug tot een derde van het huidige budget. De huidige infrastructuur kan daarom niet ongewijzigd in stand blijven. Besparingen in de uitvoering en herschikking van de aanwezige infrastructuur ziet de projectgroep op langere termijn dan ook als
Voorlopig advies projectgroep SW op basis van onderzoek Berenschot, 15 juni 2015
noodzakelijk. We adviseren dan niet alleen te focussen op de organisaties IG, Proson en Sociale diensten maar breder te kijken naar de complete infrastructuur die op termijn nodig is voor het sociaal domein. Uitwerkingsrichting 1. Allereerst: ongeacht de gekozen richting adviseren we om voluit te kiezen voor het uitgangspunt om zoveel mogelijk mensen in een zo regulier mogelijke omgeving te laten werken en hier de toekomstige inrichting op te baseren. Alles draait om maximale ontwikkeling van burgers. 2. Kies voor de korte termijn (in elk geval tot 01-01-2017) voor optie 3 van Berenschot: IG en Proson fuseren, IG biedt participatie-activiteiten aan als ‘pluspakket’. 3. Zet de benodigde acties voor de fusie tussen IG en Proson in gang. 4. Het huidige Sociaal Economisch Contract loopt tot 01-01-2017. Zie de tussenliggende periode als start van een transformatieperiode op basis van het eerste uitgangspunt en baseer daar de nieuwe afspraken op. 5. Berenschot noemt in haar rapport een aantal belangrijke aanknopingspunten voor het nieuwe Sociaal Economisch Contract, waaronder een evenwichtige verdeling in aanbestedingen, de concurrentieverhoudingen van IG met andere aanbieders en een heldere sturing en opdrachtverlening. Hierin past ook de discussie over bekostiging en over de bestuurlijk- juridische structuur. Werk in de tussenliggende periode aan verdere uitwerking en concretisering van de nieuwe (resultaats-)afspraken. Dit is cruciaal voor de transformatie. 6. Geef de SW- bedrijven voor de transformatieperiode een heldere opdracht mee: zoveel mogelijk mensen plaatsen in een zo regulier mogelijke omgeving. Als privatisering hiervoor een middel is (geen doel) dan is dit niet uitgesloten. 7. Om dit te realiseren is het noodzakelijk om met de directie van Inclusief Groep tot overeenstemming te komen over de koers om een vruchtbare samenwerking mogelijk te maken. Hierbij past een verhouding waarbij IG aansluit bij behoeften, wensen en mogelijkheden van de gemeenten, zowel inhoudelijk als financieel. 8. Evalueer in het najaar van 2016 in hoeverre aan de gestelde doelen voldaan is. Op dat moment kan alsnog de vraag komen of het in werking stellen van optie 2 (privatisering onderdelen) noodzakelijk is om het geformuleerde gezamenlijke uitgangspunt te bereiken. 9. Ook arbeidsmatige dagbesteding kent een transformatieperiode van een aantal jaren. In de komende jaren kunnen gemeenten bekijken of beschut oud te combineren is met andere activiteiten voor doelgroepen in de gemeente (waaronder arbeidsmatige dagbesteding). Beide transformaties lopen parallel aan elkaar en gaan allebei over werk voor de meest kwetsbare doelgroepen van hoge kwaliteit en tegen lage(re) kosten. 10. Leg de hierboven beschreven acties vast in een concreet transformatieplan voor de periode tot 1 januari 2017 en evalueer regelmatig de voortgang in het portefeuillehoudersoverleg EWA (en eventueel in andere relevante bestuurlijke overlegvormen). Verleen een heldere bestuurlijke opdracht voor het vervolgtraject zodat het actieplan, na besluitvorming in colleges en raden, in gang kan worden gezet. Uiteraard is het noodzakelijk om verschillende onderdelen verder uit te werken en te concretiseren. Hierbij past ook een verdere nuancering en vertaling per gemeente van cijfers uit het rapport van Berenschot (financiële mogelijkheden per gemeente) en verdere uitwerking van de consequenties van de gekozen richting voor de bestuurlijk-juridische structuur. Het rapport van Berenschot biedt hiervoor een basis. Als de bovengenoemde richting ondersteund wordt door het portefeuillehoudersoverleg EWA dan zullen we deze richting verder uitwerken tot een voorstel dat, samen met het adviesrapport van Berenschot, kan worden voorgelegd aan colleges en raden. Wij verwachten dit voorstel in september te kunnen leveren.
Voorlopig advies projectgroep SW op basis van onderzoek Berenschot, 15 juni 2015
B en W - a d v i e s
«ft 1
Gemeente Elburg Concern control Portefeuillehouder
F.A. de Lange/J. Polinder/M. B o u k e m a / H .
Afdeling
Wessel RO
Advies van
Wim Balfoort
Datum advies
10-6-2015
Advies O.R.
Nee
I . o . m . afdeling(en)
RO, MO, Sobuza en FiPe
I.o.m. wijkcontactambtenaar
Nïa
w Beslissing d . d .
30-6-2015
Nummer
w
Conform voorstel.
Besluit
Openbaar
Persbericht
Nee
Commissie
Ja
(Sociaal Domein)
Raad
Ja
Ter kennisname
Onderwerp 2 Voortgangsrapportage grote projecten 2 0 1 5 . e
Voorstel 1.
I n s t e m m e n met de v o o r t g a n g s r a p p o r t e n van de 12 p r o j e c t e n .
2. 3. 4.
De 3D-rapportages agenderen voor de commissie MO. De i n f o r m a t i e door plaatsing op RIS t . k . n . brengen aan de leden van de raad. De rapporten plaatsen op de website van de g e m e e n t e .
Toelichting Hierbij o n t v a n g t u de 2 v o o r t g a n g s r a p p o r t a g e projecten 2015 met p e i l d a t u m 1 j u n i 2 0 1 5 . e
Over de volgende twaalf projecten w o r d t g e r a p p o r t e e r d aan de g e m e e n t e r a a d :
1
1.
Project Herontwikkelinq Winkelcentrum 't Harde
2. 3.
Rehobothlocatie: Scola/Van Kinsberqen Ontwikkeling bestemmingsplan Heidezoom 't Harde
4.
Gror duitqifte industrieterrein Broeklanden
5.
Hercntwikkelinq havengebied Elburq en omqevinq
6. 7.
Digitale overheid 2017 (mcl. ontwikkelmq KCC). Actualisering, uniformering en digitalisering bestemmingsplannen gemeente Elburg.
8.
Bestemmingsplan Vossenakker (noord en zuid)
9.
Bestemmingsplan Huisdijk - Gerichtenweg (Hoge Enk)
10.
Bestemmingsplan Waterlanden (Doornspijk)
11. 12.
Glasvezel/Breedband bedrijventerreinen en buitengebied Sociaal D o m e i n : 12a: Jeugdwet 12b: Participatiewet 12c: WMO 2015
De risico's in de rapportages zijn voldoende belicht. Er zijn geen bijzonderheden te m e l d e n . Communicatieparagraaf
Financiële paragraaf n.v.t. Risicoparagraaf De risico's zijn per project verwoord in de rapportages.
2
B en W - advies
Gemeente Elburg Afdelingshoofd Portefeuillehouder
H. Wessei S.W. Krooneman
Afdeling
Maatschappelijke Ontwikkeling
Advies van
Tom Warmels
Datum advies
29-6-2015
Advies O.R.
Nee
w
Nee
W
I . o . m . afdeling(en) I.o.m. wijkcontactambtenaar
w Beslissing d . d .
30-6-2015
Nummer
21 w
Conform voorstel.
Besluit
Openbaar
Persbericht
Nee
Commissie
Ja
Raad
Nee
Ter kennisname
Onderwerp Nevenvestiging Ambelt VSO Voorstel 1.
Door middel van een brief positief te reageren op het v o o r n e m e n van VSO de A m b e l t om een nevenvestiging in Elburg in gebruik te n e m e n .
Toelichting
1
Op 22 j u n i 2015 ontvingen wij een brief van het voortgezet speciaal onderwijs de A m b e l t uit Nunspeet. Deze brief is als bijlage bij dit advies toegevoegd en bevat het voornemen tot in gebruik name van een nevenvestiging van de Ambelt bij het Nuborgh College Oostenlicht in Elburg per 1 augustus 2 0 1 5 . Reden voor dit voornemen ligt in het ontbreken van de mogelijkheden om in Nunspeet onderwijs voor de bovenbouw VMBO basis beroep (BB) en basis kader (BK) te verzorgen. Daarom moeten leerlingen hiervoor naar de vestigingen van de Ambelt in Apeldoorn en Zwolle. De leerlingen volgen daarmee onderwijs buiten onze regio. Het Nuborgh College Oostenlicht geeft wel onderwijs voor VMBO BB en BK en om te v o o r k o m e n dat de leerlingen verder moeten reizen willen beide scholen een samenwerking aangaan. Beide scholen gaan er vanuit dat komend schooljaar ongeveer 10 leerlingen dit type onderwijs gaan volgen. Bovendien verwachten de scholen dat als gevolg van deze samenwerking in de t o e k o m s t rond de 50 leerlingen naar Elburg gaan. Afgelopen woensdag is tijdens een informatiesessie met de raad gesproken over het passend o n d e r w i j s en ontwikkelingen in onze regio. Daarbij is uitgesproken dat de gemeente niet de regie heeft bij de invoering van het passend o n d e r w i j s , de scholen en samenwerkingsverbanden zijn het eerst aan zet. Helaas kunnen we concluderen dat de invoering en uitwerking veel t i j d met zich mee brengt. Vorig j a a r is tijdens het regionale OOGO afgesproken dat de gemeenten zich c o m m i t t e r e n aan de het spreidingsplan van het s a m e n w e r k i n g s v e r b a n d . Het spreidingsplan zal gevolgen hebben voor de huisvesting van scholen en het leerlingenvervoer. En voor deze beide onderdelen kennen g e m e e n t e n een wettelijke v e r a n t w o o r d e l i j k h e i d . Op dit m o m e n t is er nog geen definitief spreidingsplan en gezien de huidige signalen zal dat er ook b i n n e n k o r t niet z i j n , laat staan dat de gevolgen voor de g e m e e n t e n in onze regio voldoende in beeld z i j n . De Ambelt vraagt de gemeente om een schriftelijke reactie voor 1 juli aanstaande. De Ambelt v e r w i j s t in haar brief naar artikel 76a uit de Wet op Expertisecentra (WEC). Hierin staat beschreven dat het bevoegd gezag van de school voor het stichten van een nevenvestiging daartoe o v e r e e n s t e m m i n g moet bereiken met het samenwerkingsverband en de g e m e e n t e . Bij nevenvestigingen w o r d t de gemeente gevraagd een verklaring van geen bezwaar te o n d e r t e k e n e n . De gemeente kan de financiële consequenties als een belangrijk a r g u m e n t gebruiken o m een verklaring van geen bezwaar wel of niet te tekenen. Het is daarom van belang goed in beeld te krijgen wat de financiële effecten zullen z i j n . Bij het vestigen van een nevenvestiging o n t v a n g t de gemeente een vergoeding voor onderwijshuisvesting in het g e m e e n t e f o n d s . Alles overwegende kunnen we concluderen dat het er op dit m o m e n t formeel geen reden hebben om afwijzend te reageren op een nevenvestiging in onze g e m e e n t e . Wel is het nog te vroeg o m een verklaring van geen bezwaar te o n d e r t e k e n e n , o m d a t de gevolgen nog onvoldoende in beeld z i j n .
Communicatieparagraaf Bijgaande brief versturen naar VSO de A m b e l t .
Financiële paragraaf N.v.t. Risicoparagraaf De gevolgen voor leerlingenvervoer en huisvesting zijn op dit m o m e n t nog onvoldoende in kaart gebracht.
2
De Ambelt t.a.v. de heer M. Faas Herfterlaan 30 8026 RC Zwolle
Uw brief van:
22-6-2015
Uw kenmerk:
Inlichtingen:
Tom Warmels
Ons kenmerk:
Telefoonnr:
0525-688688
Bijlagen: Onderwerp:
Datum: voornemen tot in gebruik name nevenvestiging
Geachte heer Faas, Op 23 juni 2015 ontvingen wij uw brief over het voornemen tot in gebruik name van een nevenvestiging van de Ambelt VSO Nunspeet bij het Nuborgh College locatie Oostenlicht. Door middel van deze brief willen wij positief reageren op dit voornemen. We zijn erg blij met deze ontwikkelingen in onze gemeente. Wel vinden wij het van belang dat u hierover verder overleg voert met de stichting Leerlingenzorg Noord West Veluwe . En dat wij gezamenlijk in verband met de verklaring van geen bezwaar de juridische en financiële gevolgen nader uitwerken. Uw verzoek aangevuld met een onderbouwing zal vervolgens ter besluitvorming worden voorgelegd aan de gemeenteraad.
Met vriendelijke groet, Het college van burgemeester en wethouders, De burgemeester,
de secretaris,
F.A. de Lange
J.K.C. van der Jagt
B en W - advies 'V, **ËĒĒSĨ* s- :
Gemeente Elburg Afdelingshoofd Portefeuillehouder
S.W. Krooneman
Afdeling
Maatschappelijke Ontwikkeling
Advies van
Hannah Oostendorp
Datum advies
6-7-2015
Advies O.R.
Nee
I . o . m . afdeling(en)
Sociale en Burgerzaken
W
I.o.m. wijkcontactambtenaar
w
w Beslissing d . d .
14-7-2015
Nummer
Conform v o o r s t e l .
Besluit
Openbaar
Persbericht
Nee
Y Commissie
Ja
Raad
Nee
Ter kennisname
Onderwerp Toekomstige inrichting cliëntparticipatie sociaal domein Voorstel 1. 2.
Voorlopig w o r d t er g e w e r k t m e t het a f s t e m m i n g s m o d e l (model 1). S t r e e f d a t u m o m te starten met één adviesraad sociaal d o m e i n is 1 j a n u a r i 2 0 1 6 .
Toelichting Door de v e r a n d e r i n g e n binnen het sociaal domein is er vanaf m a a r t 2015 gekeken naar de invulling van cliëntparticipatie binnen de g e m e e n t e Elburg. Samen m e t de W m o - r a a d , Adviesraad Sociale Zaken en
1
Inspiratiegroep - in dit proces betrokken als cliëntraad van jeugd en ouders - zijn gesprekken gevoerd om samen de cliëntparticipatie binnen de gemeente te heroverwegen. Op dit m o m e n t zijn er twee formele raden die het college van advies v o o r z i e n ; de Wmo-raad en de Adviesraad Sociale Zaken. Er zijn meerdere v o r m e n uitgeprobeerd om de jeugd van Elburg te laten vertegenwoordigen maar deze hebben allen geen bestendiging g e v o n d e n . Wel is er, uit eigen b e w e g i n g , een groep ouders opgestaan onder de naam Inspiratiegroep die tot op heden als informeel adviesorgaan het college van advies voorziet op het gebied van j e u g d . Tussen de W m o - r a a d , Adviesraad Sociale Zaken en de Inspiratiegroep is op dit m o m e n t geen sprake van s a m e n w e r k i n g . Door de drie decentralisaties is het niet wenselijk dat de twee raden en de Inspiratiegroep v o l k o m e n los van elkaar blijven opereren. Er is in groeiende mate sprake van overlap op de drie beleidsterreinen participatie, jeugd en Wmo. Bovendien is een integrale benadering niet alleen wenselijk maar ook noodzakelijk. Er zal een vorm van samenwerking nodig zijn om het college van eenduidig en krachtig advies te voorzien. In een verkennend gesprek is dit aan de drie raden voorgelegd. Vervolgens is er een inhoudelijke oriëntatie geweest op de manieren waarop deze samenwerking v o r m g e g e v e n kan w o r d e n . Ook is er gekeken naar de manier waarop omliggende gemeenten cliëntparticipatie binnen het sociaal domein v o r m g e v e n . Aan de hand van deze informatie is een aantal modellen opgesteld en met deze modellen is een vervolggesprek gevoerd met de W m o - r a a d , de Adviesraad Sociale Zaken en de Inspiratiegroep. Er is een variatie aan modellen denkbaar. De twee basisvormen z i j n : 1. De afzonderlijke raden blijven bestaan en ontwikkelen een v o r m van samenwerking om advies op elkaar af te s t e m m e n ; 2. De drie raden worden samengevoegd t o t één grote Adviesraad Sociaal Domein. De raden hadden geen u n i f o r m i t e i t in hun keuze voor een bepaald basismodel. Wel kwamen twee gezamenlijke uitgangspunten naar v o r e n : « De raden vinden het belangrijk o m dicht bij de c l i ë n t / b u r g e r in de samenleving te s t a a n , om de stem van de cliënt door te geven en o m signalen vanuit de samenleving op te v a n g e n . Dit moet zo goed mogelijk worden gedaan, voor iedere doelgroep, niemand u i t g e z o n d e r d . » De raden vinden het belangrijk o m (daar waar nodig) te zoeken naar o v e r e e n s t e m m i n g in hun adviezen zodat er met één stem gesproken kan worden richting het g e m e e n t e b e s t u u r . Een integrale afweging is volgens de raden belangrijk. Omdat er geen uitgesproken meerderheid was voor een bepaalde b a s i s v o r m , is voor elke basisvorm een model u i t g e w e r k t . Deze twee u i t g e w e r k t e modellen zijn vervolgens weer aan de drie raden v o o r g e l e g d . De modellen zijn te vinden in de bijlage. Hier volgt een korte s a m e n v a t t i n g van de twee m o d e l l e n : 1. De afzonderlijke raden blijven bestaan en gaan samenwerken in een zogenaamd a f s t e m m i n g s o v e r l e g . Elke raad b e n o e m t een afgevaardigde en deze gaan op structurele basis met elkaar in o v e r l e g . Op onderwerpen die met elkaar overlappen w o r d t in het a f s t e m m i n g s o v e r l e g één advies g e v o r m d richting het college. Over onderwerpen die niet m e t elkaar overlappen geven de raden een eigen advies aan het college. Een voordeel van dit model is dat de raden dichtbij hun eigen achterban blijven staan en herkenbaar zijn voor hun a c h t e r b a n . Een nadeel is dat de raden eigen werkwijzen hebben en tegengestelde belangen kunnen hebben die het vormen van één advies in de weg s t a a n . 2. De raden worden samengevoegd t o t één Adviesraad Sociaal Domein. Deze adviesraad bestaat uit vertegenwoordigers van alle doelgroepen uit het sociaal d o m e i n . Om te waarborgen dat de Adviesraad d i c h t b i j de Elburgse burger b l i j f t s t a a n , wordt er g e w e r k t met verschillende w e r k g r o e p e n . Een afgevaardigde van elke w e r k g r o e p zit in de Adviesraad Sociaal D o m e i n . Een voordeel van dit model is dat het hele sociaal domein w o r d t v e r t e g e n w o o r d i g d door één orgaan waardoor een o v e r k o e p e l e n d , sociaal domein breed advies gegeven kan worden aan het college. Een nadeel van dit model is dat één adviesraad kan uitgroeien tot een o n w e r k b a a r systeem w a a r b i j de herkenbaarheid van de w e r k g r o e p e n voor de Elburgse burger op de tocht staat. Ook na u i t w e r k i n g van bovenstaande modellen kwamen de raden niet tot o v e r e e n s t e m m i n g . De W m o raad had v o o r k e u r voor één grote adviesraad, de Adviesraad Sociale Zaken was verdeeld en de v o o r k e u r van de Inspiratiegroep ging uit naar losse r a d e n . Tijdens de tweede b i j e e n k o m s t is besproken dat er door de gemeente richting w o r d t gekozen op het m o m e n t dat de raden zelf niet tot overeenstemming komen.
2
B en W - a d v i e s -ţ įSBBaSm f
Gemeente Elburg Afdelingshoofd Portefeuillehouder
S . w . Krooneman
Afdeling
Sociale 81 Burgerzaken
Advies van
Yvonne de Vries
Datum advies
3-7-2015
Advies O.R.
Nee
B
'1
I . o . m . afdeling(en) I.o.m. wijkc ontac tambtenaar
Beslissing d . d .
w
14-7-2015
Nummer
Conform voorstel.
Besluit
Openbaar
Persbericht
Nee
Commissie
Ja
Raad
Nee
Ter kennisname
Onderwerp Jaarverslag Soc iale Rec herc he. Voorstel 1. kennis nemen van het jaarverslag Soc iale Rec herc he 2 0 1 4 ; 2. agendac ommissie voorstellen onderwerp t . k . n . te agenderen voor de c ommissie MO van 2 1 september 2015. Toelichting De Soc iale Rec herc he van de Regio Noord Veluwe heeft het j a a r v e r s l a g over 2014 toegezonden. De Sociale Rec herc he is belast met de handhaving van de Partic ipatiewet (in 2014 nog Wet werk en
l
bijstand g e h e t e n ) . De Sociale Recherche kan gedurende het hele uitkeringstraject worden ingeschakeld, waarbij men een p r e v e n t i e v e - , repressieve- en consultfunctie v e r v u l t . In de regio werd in 2014 een bedrag van C 445.574,- bruto aan fraude aangetoond. Naast terugvordering van de ten onrechte ontvangen uitkeringen leidden de onderzoeken ook t o t beëindiging of aanpassing van de uitkeringen en het afwijzen van aanvragen. Uitgaande van een d o o r l o o p t i j d van een jaar leverde dit regionaal een besparing op van C 536.016,-. Voor de gemeente Elburg zijn in 2014 negentien onderzoeken gedaan. Totaal ging het om een b r u t o fraudebedrag van e 34.870,-. Omgerekend over een j a a r levert dat voor de g e m e e n t e Elburg een b r u t o besparing op van e 101.724,-. Bij de werkelijk ingezette onderzoeksuren afgezet tegen het aantal onderzoeksuren waarnaar rato van het aantal cliënten ' r e c h t ' op is, valt op dat de gemeenten Elburg, Heerde, Oldebroek, Harderwijk en Putten meer onderzoeksuren hebben gebruikt en de gemeenten Ermelo, Nunspeet en Zeewolde j u i s t minder.
Communicatieparagraaf N.v.t. Financiële paragraaf N.v.t. Risicoparagraaf N.v.t.
2