Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering voltijd Hogeschool Utrecht
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering voltijd CROHO nr. 39216 Hogeschool Utrecht
Hobéon® Certificering BV Datum: december 2007 Auditteam: drs. W.G. van Raaijen dr.h.c. J.A. Berendse ing. H.P. Romanesko ir. J.G. van Wijk J. van Gentevoort Secretaris: drs. R.B. van der Herberg
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.6.1. 1.6.2. 1.6.3. 1.6.4. 1.6.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Vóórtraject: nulmeting Karakteristiek van de opleiding Interen audit december 2005 Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie d.d. 5 oktober 2007
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
9 9 9 11 14 17 17 20 23 25 27 29 30 32 35 35 37 38 40 40 41 43 43 45 46 48 48 49
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Industriele Automatisering voltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
52 52 53
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie d.d. 5 oktober 2007
1 1 1 1 2 3 4 4 7 8 8 8
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Dit rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool Utrecht in casu de Faculteit Natuur en Techniek/ Institute for Engineering and Design, verzorgt de HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering. Het onderhavige rapport heeft betrekking op Industriële Automatisering, voltijd, CROHO nummer 39216. 1.2.2. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de opleiding in dit rapport samengevat. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding Industriële Automatisering d.d. 25 juni 2007 en het addendum Management Review d.d .25 september 2007.
1.3.
Vóórtraject
Met ingang van het studiejaar 2002-2003 staat Industriële Automatisering als zelfstandige opleiding ingeschreven in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO). De opleiding is als zelfstandige opleiding nooit gevisiteerd. De vorige visitatie, toen de opleiding een afstudeervariant was van de opleidingen Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde, heeft geen concrete actiepunten opgeleverd. In december 2005 is de opleiding intern geaudit. De audit bracht een aantal risico’s aangaande doelstellingen van de opleiding, het opleidingsprogramma, kwaliteit en resultaten aan het licht. In het kwaliteitsplan 2006 zijn actiepunten geformuleerd ten aanzien van kwaliteitszorg, opzet en inhoud van het onderwijs. De SWOT analyse van voorjaar 2007 was het begin van de ontwikkeling van een visie, missie en strategie voor het cluster1 Industrie voor de komende vier jaar (opleiding Industriële Automatisering en opleiding Algemene Operationele Technologie, aangestuurd door de clustermanager Industrie). Hiervoor is een toekomstbeeld2 geformuleerd met als einddoel in 2008 volledig competentiegericht onderwijs te verzorgen met een organisatie, die daar volledig op is afgestemd. De opleiding zit nu in een (feitelijk en overdrachtelijk) grote verbouwingsoperatie. De onderwijsvernieuwing wordt onder leiding van een nieuw managementteam en nieuwe mensen in het kernteam uitgevoerd en krijgt mede gestalte in een nieuw gebouw dat in augustus 2008 wordt betrokken.
1
Missie, Visie en Strategie CI (werkdocument)
2
Toekomstbeeld Industrie, juni 2007
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 20071
1.4.
Karakteristiek van de opleiding
1.4.1. De opleiding Industriële Automatisering (IA) is een vierjarige voltijd-opleiding en leidt op tot het diploma Bachelor of Engineering. De Industriële Automatiseerder houdt zich, meestal in teamverband en projectmatig, bezig met het ontwerpen en realiseren van systemen die productieprocessen automatiseren. Voorbeelden van bijbehorende beroepen zijn: consultant, systeemontwerper, senior engineer, procescontrol engineer, (senior) projectengineer, engineer software, system engineer, senior application engineer IA, lead engineer, technisch projectleider, engineer projectleider, projectmanager, hoofd software regeltechniek, hoofd industriële automatisering. Aan het eind van de twintigste eeuw bestond industriële automatisering (IA) in Utrecht als afstudeervariant van elektrotechniek (E) en werktuigbouwkunde (W). In het toenmalige beoordelingskader voor opleidingen werd als eis gesteld dat afstudeervarianten van een opleiding voor 70% met elkaar moesten overlappen. Dit stelde de opleiding IA voor de uitdaging om in het programma 70% overlap met E en 70% overlap met W te realiseren en ook nog een herkenbaar IA-profiel te hebben. Een eigen CROHO-registratie zou hierin een oplossing zijn. Deze CROHO-aanvraag is door de faculteitsdirectie en het College van Bestuur (CvB) van de hogeschool ondersteund, vanwege de brede steun vanuit het beroepenveld. Bedrijven en brancheorganisaties steunden het opzetten van een zelfstandige opleiding IA, waarin elementen van W, E en I geïntegreerd en toegepast worden in het domein industriële automatisering. Momenteel is de Hogeschool Utrecht de enige instelling in Nederland waar Industriële Automatisering als zelfstandige opleiding aangeboden wordt. De studentenaantallen zijn in Utrecht voldoende om IA als zelfstandige opleiding in stand te houden. Bij andere hogescholen gaat het om kleinere studentenaantallen. Bij de opleiding Industriële Automatisering zijn circa twintig docenten betrokken. Hiervan zitten er vijf in het kernteam. Bij de opleiding staan op (peildatum 1 september 2006) 113 studenten ingeschreven. Het studentenaantal en de instroom zijn stabiel. De studenten van Industriële Automatisering, Werktuigbouwkunde en Algemene Operationele Technologie doorlopen een gemeenschappelijke propedeuse (eerste semester). Bij de start van het tweede semester (P2) kiezen zij voor één van de twee clusters van opleidingen: het cluster Industrie of het cluster Engineering and Design. De Hogeschool Utrecht streeft naar competentiegericht onderwijs. Om dit te bereiken is de opleiding Industriële Automatisering, in de eerste fase hiervan, overgestapt naar thematisch projectonderwijs. Deze fase is nu afgerond. Dit jaar (2007) is de tweede fase van onderwijsvernieuwing van start gegaan. In deze fase zal de opleiding een didactisch model ontwikkelen om te komen een volledig competentiegericht leermodel rondom het thematisch projectonderwijs. Dit moet in 2009 ingevoerd zijn. 1.4.2. Minoren beleid: De opleiding heeft met het ontwikkelen van de verbredende minor Productie Automatisering voor studenten van verwante technische opleidingen een bijdrage geleverd aan het facultaire beleid ten aanzien van de invoering van de major / minorstructuur3 . De opleiding biedt studenten een verdiepende minor binnen het eigen beroepsdomein aan, maar legt studenten die kiezen voor een verbredende minor in een ander vakgebied, geen beperkingen op. Ook een eigen, individuele invulling van de profileringruimte wordt, indien mogelijk gefaciliteerd.
3
Ontwikkelverslag minor produktieautomatisering
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 20072
Industriële automatisering is een van de opleidingen die een bijdrage levert aan het honours programma Integrated Product Development4 dat vanaf 2007 wordt ingezet. Hierbij wordt, o.a. op verzoek van het afnemend beroepenveld aan excellente studenten de mogelijkheid geboden hun competenties in de breedte dan wel in de diepte uit te breiden, met name de beroepsfunctie Ontwerpen, versterking van de internationale oriëntatie; doen van onderzoek en uitbrengen van publicaties. In eerste instantie mede bedoeld als proeftuin voor de ontwikkeling van competentiegericht vraaggestuurd onderwijs met maatwerktrajecten functioneert het Honoursprogramma vooral als doorstroomvehikel naar masteropleidingen De opleiding zou in overweging kunnen nemen excellente studenten naast de bestaande degree een aparte vermelding te geven.
1.5.
Kwaliteitszorg: van Interne audit naar kwaliteitsplan 2006
1.5.1 afstudeerwerk Het College van Toezicht beoordeelt jaarlijks het afstudeerwerk. In het kader daarvan (2005) zijn een aantal tekortkomingen gesignaleerd (onvoldoende fysicabasiskennis, meer aandacht voor procesprincipes, werkelijk bestede uren in het programma). Dit College heeft een aantal aanbevelingen gedaan die door management en kernteam zijn overgenomen. 1.5.2. organisatie Sinds najaar 2006 heeft het cluster een vaste medewerker kwaliteitszorg. Sindsdien is er een systematiek ontwikkeld om de (voortgang van ) verbeterplannen te communiceren en te monitoren. Hiermee is de PDCA cyclus rond. 1.5.3. studenten Er worden problemen geconstateerd bij de instroom van studenten. Wat de slagingspercentages betreft scoren de Mbo-ers slechter. Ten tijde van de visitatie d.d. 5 oktober 2007 was het voorgenomen besluit tot opheffing van het mbo-verkort traject uitgesteld om in breder verband dan de eigen opleiding te brainstormen. De opleiding scoort slecht op het tijdig nakijken van examens. Dit probleem wordt in de lijn opgelost, de clustermanager ziet toe op de uitvoering van het nakijken. Voor studenten zijn de beoordelingscriteria van werkstukken en toetsen niet duidelijk. Het docententeam gaat hier in het najaar van 2007 in begeleid worden. Bovendien komt er een scholing voor examencommissies. De studenten zijn tevreden over de studiebegeleiding. Ook zijn de studenten tevreden over de informatievoorziening in zijn algemeenheid. De informatie over de stand van zaken ten aanzien van de nieuwe huisvesting, het rooster en de studiegids worden minder goed beoordeeld. De communicatie met de Gemeenschappelijke Onderwijs Commissie (GOC) verdient aandacht van de opleiding. 1.5.4. personeel Het belangrijkste voornemen voor verbeteringen is een integrale training voor de docenten. Deze training moet zowel zorgen voor professionalisering bij de docenten, als ook een bijdrage leveren aan het ontwikkelen van vaardigheden voor de komende onderwijsveranderingen (competentiegericht onderwijs rondom thematisch projectonderwijs).
4
FNT.Informatie dossier honours programma d.d. 31.05.2007;
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 20073
Aansluitend hierop bevat het Personeelsplan 2007 richtlijnen over de kwaliteitsontwikkeling van de docenten ten aanzien van de nieuwe rollen in het onderwijs (oververtegenwoordiging experts). De relaties met het beroepenveld (met name de afwezigheid van brancheorganisatie in de beroepenveldcommissie), de aansluiting op het vakgebied (Hogeschoolmonitor 2006) en de samenstelling van het team (leeftijdsopbouw, kwaliteiten, vaste en flexibele schil, inhuren van externe docenten) zijn belangrijke punten op de ontwikkelingsagenda van de opleiding. 1.5.5. Het auditteam heeft kennisgenomen van het kwaliteitsplan 2006, en de onderliggende en daaruit voortvloeiende documenten waarin de opleiding het verbeterbeleid heeft beschreven. In het onderhavige rapport is bij de verschillende onderwerpen/facetten aangegeven wat de aandachtspunten waren vanuit het verleden, en wat de bevindingen zijn van het auditteam naar aanleiding van de audit van 5 oktober 2007.
1.6.
Aanpak
Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de opleiding Industriële Automatisering is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-accreditatiekader. De opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een opleiding Industriële Automatisering op hbo-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De Hogeschool Utrecht heeft een set van ijkpunten (EVINAC) ontwikkeld, die (o.a.) dienen als de instellingsspecifieke vertaling van het NVAO-accreditatiekader en die op een aantal aspecten een eigen (streef-)norm bevatten, te weten: 1.4. strategische prioriteiten van de HU 2.9. flexibiliteit en profilering (minors en honours) 2.10 internationalisering 3.4. lerende organisatie, resultaatgerichte organisatie en transparante communicatie 5.4. systeem van kwaliteitszorg, systematisch omgaan met vorige visitaties De opleiding heeft in haar Management Review aangegeven hoe zij zich tot deze normstelling verhoudt. Ook dit instellingsspecifieke kader heeft het auditteam in zijn beoordeling betrokken.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 20074
De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; d.d. 25 juni 2007 en het addendum M.R. d.d. 25 September 2007. Studiegids Industriële Automatisering, 2007. Brochure Techniek, Design en Innovatie 2007/08. Onderwijs- en Examen Reglement – OER, van de Hogeschool Utrecht en van de Faculteits OER Natuur en Techniek. Onderwijsdocument Opleiding I.A., juni 2007. Profiel van de Bachelor of Engineering, generieke competenties voor sturende, voortbrengende en ondersteunende processen in het domein van de Bachelor of Engineering, werkgroep Bachelor of Engineering Competenties, maart 2006. Illustratie geschreven voor de Industrieel Automatiseerder in het landelijk profiel van de Bachelor of Engineering, mei 2007. HBO-monitor 2006. Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: - strategische keuzen en de positie in de markt; - interne organisatie; - de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen; - ontwikkelingen in het beroepenveld; - beroeps- en opleidingsprofielen; - (validatie) eindkwalificaties; - curricula en de interne en externe evaluatie daarvan; - werkvormen; - toetsing en beoordeling; - kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid; - internationalisering; - instroombeleid; - studiebegeleiding; - onderwijsrendement. Op basis van de door de Hogeschool Utrecht aangeleverde documentatie heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding Industriële Automatisering. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie werd het management van de opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie5, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten meerdere externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van werkveld en vakgebied, één student, één lead auditor/ Certificering en één secretaris/auditor ‘onderwijs’ vanuit Hobéon.
5
Visitatie heeft op 5 oktober 2007 plaatsgevonden.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 20075
Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: de samenstelling van de Beroepenveldcommissie waarmee de opleiding overleg voert; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht Cv’s van (gast)docenten en PNIL’ers (Personeel niet in Loondienst); verslagen van de RGW.gesprekken (Resultaatgericht werken) met docenten; verslagen van blokevaluaties; verslagen van studievoortganggesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma/de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 20076
1.7.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: - uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; - primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: - een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;6 - een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; - een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
6
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 20077
Auditteam Het auditteam was als volgt samengesteld: drs. W.G. van Raaijen, dr.h.c. J.A. Berendse, ing. H.P. Romanesko, ir. J.G. van Wijk, drs. R. B. van der Herberg en student-lid J. van Gentevoort. Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding Industriële Automatisering noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De werkveld- en vakdeskundigen de heren dr. J.A. Berendse, Ing. H. Romanesko en ir. J.G. van Wijk hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. Zij hebben op grond van hun ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals op hbo-niveau. Dhr. J van Gentevoort heeft als student-lid van het auditteam zijn studie-ervaringen als 2e jaars student Technische Informatica aan de Fontys Hogeschool kunnen inbrengen en kunnen spiegelen aan de opleiding Industriële Automatisering. In oktober 2006 heeft hij deelgenomen aan de interne auditcommissie van zijn opleiding in Den Bosch. De voorzitter van het auditteam richt zich vooral op de kwaliteit van de doelstellingen, organisatie, personeel en resultaten van de opleiding. Dhr. drs. W. van Raaijen is al lange tijd actief in het hoger onderwijs op het gebied van bestuur, strategie en organisatie en combineert die kennis met jarenlange ervaring op het gebied van certificering en audits. Dhr. drs. R. van der Herberg heeft in dit team de rol van secretaris en onderwijsauditor vervuld. Hij heeft in zijn vorige en huidige functies een aanmerkelijke ervaring opgebouwd m.b.t. de organisatie van initieel en postinitieel beroepsonderwijs, evenals ervaring in kwaliteitsmanagement en onderwijs- en organisatieontwikkeling. Als deskundige ‘onderwijs’ heeft hij zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Voor de Curricula Vitae: zie Bijlage I. 1.6.4. Deelnemers visitatie Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II. 1.6.5. Programma visitatie 5 oktober 2007 Zie Bijlage II.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 20078
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO. Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)? Bevindingen 1.1.1. landelijk Beroepsprofiel In 2002 zijn op landelijk niveau in het project Competent HTNO beroepscompetenties opgesteld voor de opleidingen Elektrotechniek, Werktuigbouwkunde en Informatica. Deze zijn in het landelijke clusteroverleg van de Bachelor of Engineeringopleidingen geaccordeerd. In 2006 is het landelijk profiel van de Bachelor of Engineering vastgesteld. 1.1.2. Werkveld De CROHO-aanvraag voor een zelfstandige opleiding in 2001 werd breed ondersteund door het beroepenveld, de brancheorganisaties en het College van Toezicht. Zowel de doelstellingen als het programma van de opleiding werden als relevant beoordeeld7. In 2003 heeft de opleiding Industriële Automatisering de gewenste eindtermen geïnventariseerd en voorgelegd aan vertegenwoordigers van het beroepenveld - zowel van bedrijven als van brancheorganisaties. Deze vertegenwoordigers hebben deze als relevant beoordeeld voor het beroepenveld. In 2005 heeft de brancheorganisatie Uneto / VNI beroepscompetentieprofielen opgesteld voor het domein technische automatisering. Daar is de opleiding Industriële Automatisering bij betrokken geweest. Het resultaat hiervan, de beschrijving van beroepscompetenties, is met de competenties vanuit de Bachelor of Engineering overgenomen en gebruikt om te komen tot een competentieprofiel Industriële Automatisering (2006). Dit vormt onderdeel van het Opleidingsdocument Industriële Automatisering 2007. Het competentieprofiel is aan de Beroepenveldcommissie (september 2007) voorgelegd en goedgekeurd. De competentieprofielen moeten nog in het onderwijs geïmplementeerd worden. Zie het deskundigheidsbevorderingtraject in het kader van onderwijsvernieuwing fase 2 op bladzijde 15, onder 1.3.2.. Naar het oordeel van het auditteam verdient de samenstelling van de Beroepenveldcommissie nadere aandacht, met name de vertegenwoordiging van relevante brancheorganisaties (Feda/Uneto-VNI) zou op zijn plaats zijn. Ook vertegenwoordiging uit internationaal opererende bedrijven die te maken hebben met de proceskant van I.A. is aandachtspunt. 1.1.3. Internationalisering In het strategisch plan van de HU Scherp op koers 2002-2006 wordt internationalisering tot speerpunt van beleid benoemd. De FNT heeft eind 2003 een onderzoek laten uitvoeren naar haar internationaliseringsactiviteiten.
7
Rapport CROHO-aanvraag IA, januari 2001
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 20079
Naar aanleiding daarvan hebben faculteiten, waaronder FNT in 2004 de krachten gebundeld in de vorm van een Interfacultair International Office. Dit heeft geleid tot een Masterplan waarin vanaf 2006 ook andere faculteiten participeren. De FNT heeft haar beleidsdoelstellingen hiervan afgeleid en uitgewerkt in de notitie FNT Internationaliseringbeleid 2005-2008. Voor de opleiding Industriële Automatisering geldt dat ze opleidt voor een nationaal beroepveld dat internationaal georiënteerd is. De technische beroepspraktijk is internationaal, maar de bedrijven in Nederland zijn voor een groot deel nationaal georiënteerd. Het belang van Engels voor de beroepsuitoefening wordt door studenten, docenten en management onderkend, Engelse taalvaardigheid wordt gegeven in een propedeusecursus. In ieder geval worden stages en afstuderen in het buitenland wel gefaciliteerd. Daar wordt ook ieder jaar door enkele studenten gebruik van gemaakt. Internationale oriëntatie wordt mede gerealiseerd door excursies georganiseerd door VIA (studievereniging Industriële Automatisering). Internationalisering is inmiddels hoger op de ontwikkelingsagenda van de opleiding geplaatst. Er is overleg gaande op centraal niveau met de programmamanager internationalisering. Per 1 januari 2008 wordt het Plan Internationalisering opgeleverd door de programmamaker. Oordeel domeinspecifieke eisen: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De eindkwalificaties van de opleiding zijn aantoonbaar de resultaten van een landelijk overeengekomen beroepsprofiel, waarmee zij voldoen aan de eisen die door vakgenoten uit verwante opleidingen worden gesteld. Deze landelijk overeengekomen kwalificaties zijn aantoonbaar door het beroepenveld gevalideerd: landelijk en door een aan de opleidingen verbonden Beroepenveldcommissie. De Beroepenveldcommissie bestaat uit vertegenwoordigers van het werkveld, toont zich betrokken en wordt ook adequaat betrokken bij de opleiding. De relatie met het werkveld zou verbeterd worden door de samenstelling van de Beroepenveldcommissie te wijzigen richting een vertegenwoordiging van de brancheorganisaties. Het competentieprofiel is inmiddels aan het beroepenveld voorgelegd en goedgekeurd. (september 2007). De competentieprofielen moeten nog in het onderwijs geïmplementeerd worden. (zie het deskundigheidsbevorderingtraject in het kader van onderwijsvernieuwingfase 2). Diverse onderdelen van het curriculum hebben weliswaar een internationaal karakter en docenten houden hun internationale vakkennis actueel, tegelijkertijd is er een grote inspanning nodig om internationalisering landelijk en bij de opleiding meer accent te geven. E.e.a. is inmiddels in gang gezet.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200710
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor? Bevindingen 1.2.1. Dublin-Descriptoren Het profiel van de Bachelor of Engineering is in maart 2006 door de landelijke werkgroep ‘Bachelor of Engineering Competenties’ vernieuwd . De opleiding sluit aan bij de landelijk vastgestelde competenties voor de Bachelor of Engineering (Zie facet 1.1). Hierin wordt expliciet aandacht besteed aan de algemene competenties voor de hbo-bachelor en de Dublin Descriptoren. In 2005 heeft de opleiding een overzicht gemaakt van de beroepsdomeinen, taken en rollen, Dublin Descriptoren, en algemene en beroepscompetenties. Dit overzicht is besproken door het kernteam. In het profiel van de Bachelor of Engineering zijn de algemene hbo-competenties geformuleerd op basis van de Dublin Descriptoren. De opleiding heeft deze algemene hbo-competenties, te weten: brede professionalisering; multidisciplinaire integratie; wetenschappelijke toepassing; transfer en brede inzetbaarheid; creativiteit en complexiteit in handelen; probleemgericht werken; methodisch en reflectief denken en handelen; sociaalcommunicatieve bekwaamheid; basiskwalificering voor managementfuncties; besef van maatschappelijke betrokkenheid vertaald naar een competentieprofiel Industriële Automatisering (2006). Overzicht koppeling algemene en beroepscompetenties van een Industrieel Automatiseerder kennis en inzicht Kan kennis en vaardigheden up to date houden, uitbreiden en overdragen toepassen kennis en Opstellen van een klantenwens of user requirement specification inzicht Opstellen van een functionele specificatie Opstellen van een software of hardware design specification Realiseren van hardware en software In bedrijfstellen en valideren van een systeem Onderhouden van een systeem oordeelsvorming Kan bij beroepsmatige en ethische dilemma’s een afweging maken op basis van maatschappelijk geaccepteerde normen en waarden en een besluit nemen. Kan gestructureerd en analytisch denken en handelen (en kan innovatieve ideeën genereren en initiatieven nemen.) communicatie Kan op diverse manieren effectief communiceren met verschillende geledingen in verschillende situaties. Kan (zelfstandig werken en) in een team gestructureerd en resultaatgericht samenwerken. Kan functioneren in een dynamische, multidisciplinaire en internationale omgeving. Kan leiding geven. leervaardigheden Kan zelfstandig werken en reflecteren op het eigen gedrag om feedback te geven en te ontvangen. In het profiel van de Bachelor of Engineering wordt het proces van voortbrenging van producten, diensten of sturing centraal gesteld. In dit proces worden vier kerncompetenties onderscheiden:
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200711
inzicht krijgen in opdracht of probleemstelling ontwerpen van product, dienst of sturing plannen van de uitvoering uitvoeren van het plan van aanpak In het profiel van de Bachelor of Engineering wordt geëxpliciteerd op welke wijze deze competenties aansluiten bij de Dublin Descriptoren. 1.2.2.Uitwerking opleidingscompetenties De opleiding heeft aan de generieke competenties voor de Bachelor of Engineering een domeinspecifieke uitwerking gegeven. Ze baseert zich hierbij op beroepscompetentieprofielen die in opdracht van branchevereniging Uneto/VNI zijn opgesteld. In de competenties van de B Eng (inzicht krijgen, ontwerpen, plannen, uitvoeren) is een fasering van een voortbrengingsproces te herkennen. Uneto/VNI geeft een domeinspecifieke fasering van een typisch automatiseringsproces: verkoop; calculatie; planning; functioneel ontwerp; technisch ontwerp hardware; technisch ontwerp software; realisatie/paneelbouw; testen; werkvoorbereiding Als beroepsrollen onderscheidt Uneto/VNI: projectleider software-engineer service-engineer systeemarchitect hardware engineer Bovengenoemde fasen en rollen zijn in tabellen uitgewerkt. Zo wordt aangegeven welke rol in het project bij welke fase van het proces betrokken is. Daarbij kan het niveau van betrokkenheid nog onderscheiden worden: accountabel, responsible, supportive. Deze matrix vormt de kern van de competentiestructuur. Voorbeeld: (bron: illustratie geschreven voor de Industrieel Automatiseerder in het landelijk profiel van de Bachelor of Engineering, mei 2007). “Competentie 1: Inzicht krijgen in de eisen die gesteld worden aan de interface Hoewel Albert dacht in vele markten thuis te zijn, blijkt het maken van een specificatie van een interface en de keuze van een bijbehorend protocol geen sinecure te zijn. In deze fase roept hij de hulp in van een collega en ook van een externe deskundige op dit gebied. Voordat Albert met deze deskundigen en met die van de klant om de tafel gaan zitten, heeft hij een overzicht gemaakt van de randvoorwaarden waarbinnen de oplossing moet voldoen. De flexibiliteit van de oplossing staat daarin centraal. Deze zal namelijk door standaardisatie in de nabije toekomst zeker nog gaan wijzigen. Nadat alle betrokkenen het hiermee eens waren, is er hard gewerkt aan de specificatie. En met succes, want al na twee maanden stond alles op papier. Albert benadrukt dat nu de afspraken vastliggen tussen het informatiesysteem enerzijds en de machinerie anderzijds. Nadat alle partijen dit ‘contract’ hebben getekend, wordt dit gevierd met een etentje. “(einde citaat)
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200712
Om succesvol te kunnen functioneren moet de industriële automatiseerder uiteraard beschikken over de algemene hbo-competenties en de generieke competenties voor het domein Engineering. Daarnaast is op een aantal gebieden specifieke inhoudelijke kennis en vaardigheid nodig: Kennis van en inzicht in het proces dat geautomatiseerd moet worden: het proces kunnen analyseren; weten hoe het proces beïnvloed kan worden en welke veiligheids- en hygiënische maatregelen vereist zijn. Kennis van instrumenten en apparaten: welke sensoren en actuatoren bestaan er en hoe gedragen deze zich. De vaardigheid om instrumenten aan de computer te koppelen en de communicatie tussen de instrumenten en de computer goed te laten verlopen. Kennis van hardware en moderne programmeertalen. De vaardigheid om moderne regel- en besturingstechnieken toe te passen. De opleiding Industriële Automatisering sluit aan bij bovengenoemde competenties voor de Bachelor of Engineering. Dit is reeds genoemd in het Onderwijsdocument Industriële Automatisering 2007 en het Opleidingsdocument Industriële Automatisering 2007. Dit proces is in het najaar van 2006 ingezet en wordt binnen onderwijsvernieuwing fase 2 voltooid. Oordeel Niveau Bachelor: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het competentieprofiel van de opleiding heeft in opbouw en inhoud een duidelijke relatie met de beroepspraktijk. De eindkwalificaties bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en voorts met een diepgang die overeenkomt met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen. De opleiding Industriële Automatisering sluit aan bij bovengenoemde competenties voor de Bachelor of Engineering. Dit is reeds genoemd in het Onderwijsdocument Industriële Automatisering 2007 en het Opleidingsdocument Industriële Automatisering 2007. Dit proces is in het najaar van 2006 ingezet en wordt binnen de onderwijsvernieuwing fase 2 voltooid .
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200713
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is? Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. 1.3.1 Beroepsonderwijs De opleiding heeft haar eindkwalificaties in samenspraak met het beroepenveld - met name de Beroepenveldcommissie en het College van Toezicht - opgesteld. De opleiding heeft eind 2006 een bijeenkomst georganiseerd met de leden van het College van Toezicht over de mogelijkheden om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Daarnaast maakt de opleiding in dit verband ook gebruik van haar contacten met stageverlenende bedrijven en met de Vereniging Afgestudeerden Hogeschool van Utrecht - Industriële Automatisering (VAHU). De opleiding zoekt actief contact met externe partijen in de rol van klant of opdrachtgever. De opleiding wil meer projecten van studenten uit laten voeren voor echte opdrachtgevers. Dit blijkt onder ander uit: De samenwerking met het bedrijfsleven bij de samenstelling van IA-competentieprofiel. De contacten met het Platform Industrial System Integrators (ISI), een cluster van de brancheorganisatie FHI Industriële Automatisering. De samenwerking met de brancheorganisatie Uneto/VNI8. Opleidingen voor het Midden en Klein Bedrijf middels Web Based Learning. Samenwerking met het beroepenveld middels projecten als de “eierenrace”. De invoering c.q de vernieuwing van Computer Vision en Robotica in het onderwijsprogramma. De opleiding speelt hierbij in op ontwikkelingen in het bedrijfsleven, zoals die naar voren komen uit het Innovatief Onderzoeksprogramma (IOP) Beeldverwerking en het Platform Robotica, beide van Senter. Bij de implementatie zoekt de opleiding nadrukkelijk samenwerking met het bedrijfsleven. Onderzocht wordt in hoeverre het mogelijk is om op het gebied van Computer Vision opdrachten voor het bedrijfsleven uit te voeren. De samenwerking met verwante technische opleidingen. De opleiding Industriële Automatisering is uniek in Nederland. Op landelijk niveau wordt de opleiding door de opleidingsmanager Engineering Automatisering vertegenwoordigd in het clusteroverleg Bachelor of Engineering waaraan een breed spectrum van technische opleidingen deelneemt. 1.3.2. Hoger onderwijs In het Opleidingdocument Industriële Automatisering 2007 worden profielen, competenties en de bijbehorende Dublin Descriptoren beschreven, alsmede een stappenplan voor de implementatie daarvan. Binnen het huidige didactische model van projectonderwijs heeft het Opleidingdocument Industriële Automatisering 2007 de volgende elementen opgeleverd:
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200714
Een inventarisatie van de op te leveren beroepsproducten, rollen en taken van een Bachelor of Engineer en de daaraan gekoppelde competenties. Een stappenplan voor de implementatie van competentiegericht onderwijs, met als onderdeel een methodiek ter toetsing van competenties.
De implementatie van het curriculum moet nog plaats vinden binnen onderwijsvernieuwing fase 2, waarin tevens het deskundigheidsbevorderingtraject voor docenten is opgenomen. De implementatie van het Opleidingdocument Industriële Automatisering start voor de zomer van 2007 en zal 1 juli 2008 gereed zijn. De volgende activiteiten / resultaten zijn dan gerealiseerd: Alle leden van het kernteam nemen deel aan het door Bureau Talent begeleide deskundigheidsbevorderingtraject. Het traject start voor de zomervakantie 2007 met een dagdeel, waarin het kernteam Industriële Automatisering, onder externe begeleiding, de in het opleidingsdocument Industriële Automatisering uitgewerkte eindkwalificaties en toetsbare competenties bespreken. Tijdens deze bijeenkomst wordt duidelijk dat competentiegericht leren en opleiden (CLO) een feit is en dat het nu aankomt op een implementatie hiervan. Na de zomer wordt, ook onder begeleiding van Bureau Talent, een ontwikkeltraject van een thema binnen de kaders van CLO ingezet. Al werkend wordt er geleerd en kunnen ideeën en ervaringen met CLO worden gevormd en uitgewisseld. Elke docent mag aangeven al dan niet mee te doen aan dit ontwikkeltraject. Alleen diegenen, die er aan deelnemen zullen als tutor binnen het thema werken. Het ontwikkelde thema zal exemplarisch worden voor verdere ontwikkeling van -, aanpassingen aan - en werkwijzen binnen het te vernieuwen curriculum. (kernteam (2007 - 2008). Competenties zijn expliciet vermeld en gekoppeld aan de kern-, domein- en beroepscompetenties. (kernteam 2007 – 2008). Themaboeken zijn herschreven. (kernteam 2007 – 2008). Studentportfolio’s, waarin POPs worden opgesteld, die gebruikt worden als competentiedossier en als input voor competentie-assessment, zijn ontwikkeld. (kernteam in samenwerking met CETIS. 2007 2008). 1.3.3. Voor het overige blijkt de ‘Oriëntatie HBO’ ook uit het programma van de opleiding. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1. Oordeel Oriëntatie HBO: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De eindkwalificaties van de opleiding zijn mede ontleend aan de door het relevante beroepenveld erkende landelijke beroeps- en opleidingsprofiel. (Zie onder facet 1.1.). In de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke competenties wordt ook het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar geformuleerd. De implementatie van het vernieuwde curriculum moet nog plaats vinden binnen onderwijsvernieuwing fase 2, waarin tevens het deskundigheidsbevorderingtraject voor docenten is opgenomen. Deze implementatie is vastgelegd in een helder en toetsbaar stappenplan.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200715
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” als voldoende en wel op grond van de volgende overwegingen: De opleiding laat zich regelmatig over de ontwikkelingen in het werkveld informeren De opleidingsdoelstellingen voldoen aantoonbaar aan de niveaueisen die aan een bachelor gesteld worden. De opleiding heeft haar inzicht qua thematiek en diepgang adequaat vertaald naar opleidingsdoelstellingen waarbij zij het werkveld uitdrukkelijk heeft betrokken. De oriëntatie is voldoende aantoonbaar gericht op hoger beroepsonderwijs. De wijze waarop de opleiding de beroepscompetenties in samenspraak met het landelijke beroepenveld heeft uitgewerkt, beoordeelt het auditteam als adequaat. De invoering van het vernieuwde curriculum is voor zien voor de periode 2007-2008 en neergelegd in een helder en toetsbaar stappenplan.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200716
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing. Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk? Bevindingen 2.1.1. beroepspraktijk Beroepsoriëntatie in de propedeuse. In de propedeuse is het vak studie- en beroepsoriëntatie (MTBOL) opgenomen. Studenten oriënteren zich op de aan hun opleiding aansluitende branche. Hiertoe bezoeken zij meerdere bedrijven en interviewen afgestudeerden en vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk. De studenten presenteren hun ervaringen aan elkaar. Oriënterende stage van 20 weken in het derde jaar. Afstuderen in het vierde jaar. De stage- en afstudeercoördinator stimuleert studenten deze fase van hun opleiding in het bedrijfsleven uit te voeren. Hiertoe is er een bestand van erkende bedrijven, die inhoudelijk up-to-date zijn en de student op Hbo-niveau kunnen begeleiden. Enkele voorbeelden zijn: onderzoeksopdrachten bij de eindwerkstukken en contacten met bedrijven als Starren, Festo en Omron. 2.1.2 praktijkgericht onderzoek/projectopdracht In de propedeuse en in het eerste jaar van de hoofdfase wordt voor projectopdrachten gezocht naar actuele en motiverende trends in het beroepenveld. Voorbeelden hiervan zijn: Ontwerp en realisatie van een ei sorteermachine Ontwerp van een door kinderen te besturen, wandelende robot voor een attractiepark (conceptueel ontwerp) Ontwerp van een zonnevolgend systeem (functioneel en technisch ontwerp van constructie en besturing). Projecten worden gedefinieerd aan de hand van aan beroepspraktijk ontleende problemen. Industriële Automatisering gaat over het ontwerpen en realiseren van de automatische besturing van fabrieken, machines en installaties. Dit ontwerpen en realiseren van besturingen is ook het onderwerp van de onderwijsprojecten. Meestal ligt hierbij de nadruk op een specifieke fase van het ontwerp- en realisatieproces. Het auditteam vindt het een goede zaak dat steeds meer echte (externe) opdrachtgevers voor projecten worden gezocht . Voorts is het van mening dat bij de keuze en verwerving van opdrachten meer grote (internationale) bedrijven betrokken kunnen worden. In de tweede helft van de hoofdfase ligt de nadruk bij de onderwijsprojecten op het toepassen van actuele technieken (bussystemen, computer vision, flexibele productieautomatisering) en methodieken.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200717
Vaak worden deze technieken toegepast in opstellingen die de opleiding gebruikt voor practicum, demonstratie en voorlichting. Bij deze projecten is het ook mogelijk om opdrachten voor externe opdrachtgevers uit te voeren. Na bestudering van een aantal afstudeerscripties moet geconcludeerd worden dat het technisch gehalte als voldoende kan worden beoordeeld. Echter, het verdient aanbeveling meer aandacht te besteden aan de lay-out, de indeling en aan specifieke zaken zoals een goede managementsamenvatting. Zie ook onder 2.7.2. 2.1.3 actuele vakliteratuur De opleiding maakt gebruik van actuele vakliteratuur9 en zelf samengestelde readers. In de studiehandleidingen wordt aangegeven welke literatuur bij de verschillende cursussen gebruikt wordt. Studenten hebben via de mediatheek de beschikking over actuele vakliteratuur. Aanwezig zijn: ProcessControl, Aandrijftechniek, Machinebouw en Bits&Chips. Bovendien krijgen studenten het Technisch Weekblad en Automatie gratis thuisgestuurd. 2.1.4 docenten In de gemeenschappelijke propedeuse zijn nieuwe docenten, afkomstig uit het bedrijfsleven, aangetrokken. Deskundigen uit het bedrijfsleven worden betrokken bij de toetsing van studentprojecten. In thema 2 van de propedeuse is het project “eiersorteermachine” geïntroduceerd; hier krijgen studenten de opdracht een eiersorteermachine te ontwerpen, te bouwen, en te presenteren. In dit kader volgen de studenten een excursie naar een ei sorteermachinefabriek (Moba). De eindpresentatie wordt afgenomen door medewerkers en een directielid van Moba. In het concept Personeelsplan 2007 (definitieve versie 1 september 2007) wordt vermeld dat er steeds meer Personeel Niet In Loondienst (PNIL’ers) vanuit het bedrijfsleven ingezet wordt in de opleiding10. Voorbeelden in het komend studiejaar zijn: het betrekken van Honeywell in het AOT LAB en voor Vision techniek zijn een drietal bedrijven bereid gevonden om gastcolleges te komen geven. Met betrekking tot de vakinhoudelijke kennis van het docententeam is momenteel het niveau van de opleiding gegarandeerd. De beschikbare middelen voor de practica zijn adequaat en geven de studenten de mogelijkheid zich te verdiepen in het vakgebied. Bij observatie van enkele practica gezien, waarbij als project een automatisering van een productielijn is opgesteld, bleek dat de studenten de PLC besturing, inclusief de aansluiting op de sensoren en corrigerende organen uitvoeren. Met name de integratie met de instrumentatie en andere veldapparatuur verdient de aandacht binnen het vakgebied IA, aangezien dit de "handen en ogen" zijn van de te programmeren besturing. Momenteel gaat veel aandacht van de opleiding naar discrete automatisering (machinebesturing). Procesautomatisering, zoals toegepast in bijvoorbeeld de chemie, olie industrie, etc. wordt behandeld in een minor. Het auditteam is van mening dat gezien het afzetgebied in Nederland, de procesautomatisering meer aandacht verdient. Gastdocenten: Een punt van aandacht bij de inzet van gastdocenten is het volgende. Terugkoppeling van studenten leert dat het voorkomt dat er een commerciële bedrijfspresentatie wordt gegeven en dat kennisoverdracht teveel in dat licht komt te staan. Het verdient aanbeveling bij de inzet van de gastdocent goed te letten op CV en enige didactische ervaring.
9
Zie Themaboeken Zie het concept Personeelsplan Industrie 2007
10
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200718
2.1.5. beroepsvaardigheden De opleiding maakt gebruik van uit de praktijk gesimuleerde inhoud en omgeving in lessen en practica. In de propedeuse is het theorievak Dynamica (onderdeel van de Mechanica) vervangen door Digitale Techniek, bestaande uit een theorie- en een practicumgedeelte, waardoor de propedeuse meer opleidingsspecifiek (Industriële Automatisering) is geworden. Hierdoor wordt de relatie met de beroepspraktijk in de propedeuse duidelijker. Tevens is het aantal contacturen daardoor iets uitgebreid. In de propedeuse is het practicum Mathcad toegevoegd; hier worden met de computer situaties en processen uit de beroepspraktijk / theorie gesimuleerd. Met dit computerprogramma wordt de invloed van verschillende variabelen duidelijk door deze te wijzigen. De invoering c.q de vernieuwing van Computer Vision en Robotica in het onderwijsprogramma heeft reeds plaatsgevonden. Oordeel Eisen HBO: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het curriculum is opgezet vanuit de volgende uitgangspunten - themagericht project onderwijs is gericht op het adequaat handelen in kritische beroepssituaties en simuleren van beroepsvaardigheden; - de beroepscompetenties en de daarbij behorende beroepsvaardigheden van de startende beroepsoefenaar bepalen de opzet inhoud van het programma-aanbod; - de ontwikkeling van beroepscompetenties vindt plaats in aan de beroepspraktijk gerelateerde opdrachten. De docenten beschikken over een adequaat netwerk van relaties uit het werkveld en koppelen hun kennis en ervaring direct terug naar het onderwijs. De aanwezige vakliteratuur in bibliotheek/ mediatheek is up tot date en aanvullend op de boekenlijst, waardoor studenten voldoende in aanraking komen met actuele vakgebieden en -kennis. Voor de toekomst maakt de opleiding werk van verbetering van de relaties met relevante marktpartijen. Het auditteam heeft aandacht gevraagd voor het volgende. Momenteel gaat veel aandacht van de opleiding naar discrete automatisering (machine besturing). Proces automatisering, zoals toegepast in bijvoorbeeld de chemie, olie industrie, etc. wordt behandeld in een minor. Het auditteam is van mening dat gezien het afzetgebied in Nederland, de procesautomatisering meer aandacht verdient. De opleiding heeft het beleid ingezet het docentenbestand regelmatig te verversen en aan te vullen met mensen, die actuele kennis inbrengen. Richtlijnen hiervoor zijn opgesteld in het Personeelsdocument.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200719
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken? Bevindingen 2.2.1. Concretisering Het Opleidingsdocument Industriële Automatisering 2007 beschrijft in hoeverre de leerdoelen per programmaonderdeel daadwerkelijk een concrete en volledige afspiegeling vormen van de te behalen eindkwalificaties. In dit document wordt tevens nader omschreven hoe de eindkwalificaties geconcretiseerd en vertaald kunnen worden naar toetsbare competenties. 2.2.2. Leerdoelen De huidige programmaonderdelen vormen een adequate afspiegeling van de te behalen eindkwalificaties. Dit blijkt uit de feedback van bedrijfsbegeleiders op het afstudeerwerk en uit rapportages van het College van Toezicht11. Recent is toegevoegd aan het programma het vak industriële meettechniek. Hierbij zij het volgende opgemerkt. De opleiding vindt zijn oorsprong vanuit de werktuigbouwkunde, fijnmechanische techniek en de elektrotechniek. De huidige status lijkt wat op een mechatronica-plus opleiding. Het gebied van Industriële Automatisering is breder. Denk daarbij met name aan de voedings- en genotmiddelen industrie, de chemische- en fijnchemische industrie en de farmaceutische industrie. Naast mechatronische aspecten spelen bij dit soort bedrijven vele andere zaken een rol. Denk hierbij aan proces beschrijvingen, ( bij voorkeur volgens ISA S88 en ISA-95). Dit soort modellen zijn volledig systeem onafhankelijk en dragen daarom bij aan een hoge mate van conceptuele standaardisatie. Met name vanuit de farmaceutische industrie worden richtlijnen en methodes zoals GAMP (Good Automation & Manufacturing Practices) voorgeschreven en gehanteerd. Deze methodes vinden, vanuit een toenemend belang voor voedselveiligheid, ook hun weg naar de voedings- en genotmiddelen industrie. Bovengenoemde methodes en richtlijnen zijn van belang voor de diverse functieprofielen zoals die door de opleiding worden beschreven en dienen daarbij te worden gehanteerd. 2.2.3. Eindkwalificaties Het doel van het afstuderen is te komen tot het niveau van een technisch ingenieur in industriële processen of producten met betrekking tot de volgende punten: Probleemanalyse. Probleemoplossing.
11
Rapportages College van Toezicht
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200720
Op basis van de beoordeling van het College van Toezicht zijn de volgende verbeteracties gedefinieerd: Tijdsinvestering van studenten vergroten (kwantitatief). Door een verbeterde leeromgeving en een optimalisatie van contacturen. (kwalitatief). Meer praktijk in de opleiding. Een kennisbasis beschikbaar stellen. Web Based Learning. Studenten activeren en inschakelen in het onderwijs. In de hoofdfase wordt bij ieder thema een beroepsrol met bijbehorende competenties centraal gesteld. Op deze manier worden de leerdoelen vertaald naar het onderwijs. Deze vertaling en de resultaten worden geëvalueerd. Het overleg met studievereniging VIA vindt minstens twee keer per jaar plaats, het College van Toezicht minimaal één keer per jaar. Verder wordt het beroepenveld telkens geconsulteerd als er veranderingen zijn in de eindkwalificaties. Ten slotte is er overleg met de brancheorganisaties. Het hoofddoel van de stage is een adequate voorbereiding op de beroepspraktijk. Dat betekent dat tijdens de stage verschillende beroepsgerelateerde competenties worden verworven. Een competentie die tijdens de stage in ieder geval centraal staat, is de competentie ‘lerend vermogen’. Het gaat er om dat de stagiair aantoont zelfstandig in staat te zijn nieuwe vaardigheden en kennis eigen te maken. In de stagehandleiding worden beroepscompetenties vermeld die als voorbeeld kunnen dienen voor stagiairs. Zij kiezen vooraf aan de stage competenties die zij willen ontwikkelen in de stage. De stage docentbegeleider toetst vervolgens of en in hoeverre deze competenties worden gerealiseerd. Voor Industriële Automatisering betreft het afstudeerwerk industriële processen of producten, waarin aandacht besteed hoort te worden aan automatiseringsontwerpen of realisatie ervan. Hierbij dient tevens de gebruiksspecificatie vertaald te worden naar systeemspecificatie. In de afstudeerhandleiding12 wordt een onderscheid gemaakt tussen algemene beroepscompetenties die voor alle studierichtingen gelijk zijn, en meer specifieke (maken, sturen, vertalen), afhankelijk van de gekozen opleiding. Hoewel deze competenties pas na 5 jaar werkervaring duidelijker aanwezig zijn, zullen een aantal ervan bij het afstuderen gerealiseerd en getoetst worden. De opleiding vraagt systematisch het College van Toezicht het niveau van het afstudeerwerk te beoordelen. Oordeel Relatie doelstellingen en inhoud programma: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het Opleidingsdocument Industriële Automatisering 2007 beschrijft in hoeverre de leerdoelen per programmaonderdeel daadwerkelijk een concrete en volledige afspiegeling vormen van de te behalen eindkwalificaties. In dit document wordt tevens nader omschreven hoe de eindkwalificaties geconcretiseerd en vertaald kunnen worden naar toetsbare competenties. Inhoud en vormgeving van de afzonderlijke onderdelen van het curriculum en met name de projecten uit de integrale leerlijn stellen de student in de gelegenheid de geformuleerde eindkwalificaties op het vereiste niveau te verwerven. Het auditteam heeft aandacht gevraagd voor de ”breedheid” van het gebied van industriële automatisering, bijv. de voedings- en genotmiddelen industrie, de chemische- en fijnchemische industrie en de farmaceutische industrie. Er is goed zicht op de noodzakelijke verbeterpunten. Op basis van de beoordeling van het College van Toezicht zijn de volgende verbeteracties gedefinieerd:
12
Afstudeerhandleiding 2007
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200721
-
Tijdsinvestering van studenten vergroten (kwantitatief). Door een verbeterde leeromgeving en een optimalisatie van contacturen. (kwalitatief). Meer praktijk in de opleiding. Een kennisbasis beschikbaar stellen. Web Based Learning. Studenten activeren en inschakelen in het onderwijs.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200722
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend? Bevindingen Het uitgangspunt van de opleiding is thematisch projectonderwijs, waarbij de student door de opeenvolging van thema’s de eindkwalificaties stapsgewijs opbouwt. Een thema bevat een logische en samenhangende verzameling leerstof, gekoppeld aan een project. De samenhang van de leerstof binnen een thema is beschreven in de themaboeken. Het programma kent zowel een horizontale als een verticale samenhang. 2.3.1. horizontale samenhang De horizontale samenhang wordt bewerkstelligd door thematisering en bloksgewijze programmering. Hierbij zijn alle leerlijnen afgedekt. Een thema bestaat uit: een project (geïntegreerde leerlijn); theorielessen (conceptuele leerlijn); praktijklessen (vaardigheden leerlijn); studieloopbaanbegeleiding (ervaringsreflectieleerlijn) Binnen de hoofdfase sluiten de verschillende thema’s op elkaar aan, doordat de door de opleiding gedefinieerde rollen van de technisch ingenieur achtereenvolgens aan bod komen. De volgorde wordt bepaald door de complexiteit en abstractie van de rollen en uit te voeren taken. In het eerste semester wordt van studenten verwacht een werkend systeem op te leveren, een heel concrete taak, terwijl verderop in de hoofdfase meer nadruk ligt op het kunnen overzien van hoofdlijnen en ontwerpen van een complexer systeem. Afsluiting project + toets
Project Theoretische (ondersteunende) vakken Practicum in werkplaats, laboratorium of computerlab. Projectcollege Studieloopbaanontwikkeling Week 1 Week 2
Week 3
Week 4
Week 5
Week 6
Week 7
Week 8
Week 9
2.3.2 verticale samenhang De verticale samenhang komt naar voren in de opeenvolging en in de opbouw van leerstof in meerdere thema’s achter elkaar. De onderlinge samenhang tussen modulen wordt beschreven in de moduledatabase, waar voor iedere module kan worden aangegeven of er voorafgaande of opvolgende modules zijn. In de propedeuse staat per thema steeds één van de aandachtsgebieden van de ingenieur centraal. In de hoofdfase staat per thema een beroepsrol met bijbehorende competenties centraal (Zie facet 2.2).
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200723
Tabel 1: thema volgorde, verticale samenhang Fase Thema P1.1 Mens en Techniek P1.2 Aandrijven en Besturen P2.1 Ontwerpen en Creativiteit P2.2 Bedrijfsvoering en Ondernemerschap. H1 Aandrijvingen en Besturingen I en II H2 Mechatronica I en II H4 Robotica en Productieautomatisering I en II Oordeel Samenhang Programma: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De horizontale afstemming van de opleidingsonderdelen komt tot uitdrukking in leerlijnen en thema’s . Met de Integrale of geïntegreerde leerlijn (projecten voor het maken van typische beroepsproducten) kent het curriculum een rode draad waarin de overige leerlijnen worden geïntegreerd. De verticale samenhang komt naar voren in de opeenvolging en in de opbouw van leerstof in meerdere thema’s achter elkaar. De onderlinge samenhang tussen modulen wordt beschreven in de moduledatabase, waar voor iedere module wordt aangegeven of er voorafgaande of opvolgende modules zijn.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200724
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen? Bevindingen De uitgangspunten van de opleiding voor een studeerbaar programma zijn: evenwichtige verdeling van de studielast; flexibiliteit van het programma; goede organisatie van de faciliteiten; zwaarte van het programma; mogelijkheden tot herkansing. De opleiding heeft de studielast evenredig verdeeld over de vier leerjaren. Ieder leerjaar bestaat uit vier blokken. Een blok vraagt een studielast van 420 uur (15 EC's) Na ieder blok wordt de leerstof van dat blok getoetst. Flexibiliteit in het programma van Industriële Automatisering is terug te vinden in de gemeenschappelijke propedeuse, stage- en afstudeeropdrachten, projectopdrachten op eigen initiatief van studenten, de profileringsruimte, mogelijkheden in het volgen van minors, het volgen van een honoursprogramma, individueel afgestemde programma´s. (Zie facet 2.9). Over mogelijkheden ter verrijking van het minorprogramma en het honoursprogramma geeft het auditteam in overweging aandacht te besteden aan Industrial Maintenance. Naast ontwerpen, adviseren, uitvoeren van industriële automatisering is vervanging en onderhoud van groot belang. Een minor “Industrial Maintenance” is hierbij een nuttige aanvulling. Ten aanzien van honoursprogramma dat in eerste instantie mede bedoeld was als proeftuin voor de ontwikkeling van competentiegericht vraaggestuurd onderwijs met maatwerktrajectren, functioneert het Honoursprogramma vooral als doorstroomvehikel naar masteropleidingen. Studenten die hiervoor in aanmerking komen (excellence) zouden beloond kunnen worden met extra vermelding. In het verleden kregen studenten een algemeen weekrooster per blok. Vanaf september 2006 is de informatie over lesactiviteiten, met informatie over plaats en tijd, per dag zichtbaar gemaakt. Omdat de eisen voor het bindend studieadvies als te zwaar werden ervaren, is de grens voor het negatief bindend advies verlegd van 48 naar 42 punten. De student kan een toets tweemaal per jaar afleggen. Uit het STO 2006 blijkt dat de gemiddelde studielast tussen de 31 en 35 uur per week ligt, waarbij opgemerkt dient te worden dat 100% van de propedeusestudenten en 75% van de hoofdfase-studenten het aantal contacturen als “precies goed” beoordelen. Volgens het STO zijn de studenten zeer tevreden over de planning van het studieprogramma en de spreiding van de toetsen. Al enige tijd wordt in de opleiding gediscussieerd over maatregelen die tegemoet komen aan de verschillende instroomniveaus bij respectievelijk havo- en mbo-studenten. Inmiddels wordt bijles wiskunde standaard aangeboden aan de mbo-instroom. Een scherpe analyse zou er toe kunnen leiden dat ook bij andere vakken (bijv. sterkteleer) een mbo-doorschakelprogramma nodig is.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200725
Oordeel Studielast: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft mogelijke vertragende en belemmerende factoren geanalyseerd en van beleid voorzien. Ten aanzien van de mbo-instroom wordt nader beleid voorbereid en ten dele reeds ingevoerd, zoals optimalisering intakeprocedure, bijlesarrangementen. Op de terreinen informatievoorziening, herkansingen, opzet programma, aantal toetsen en studieduur is beleid gerealiseerd. Beleid is o.a. tot stand gekomen op basis van evaluaties met het werkveld en studenten.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200726
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek? Bevindingen 2.5.1. instroom De opleiding Industriële Automatisering wil een flexibel opleidingsprogramma aanbieden aan studenten met een VWO, Havo of MBO vooropleiding. De opleiding kent verschillende leerwegen voor studenten met een Havo, VWO en Mbo-vooropleiding. Zoals al vermeld onder facet 2.4 wordt in de opleiding gediscussieerd over maatregelen die tegemoet komen aan de verschillende instroomniveaus bij respectievelijk havo- en mbo-studenten. Inmiddels wordt bijles wiskunde standaard aangeboden aan de mbo-instroom. Een scherpe analyse zou er toe kunnen leiden dat ook bij andere vakken (bijv. sterkteleer) een mbodoorschakelprogramma nodig is. Voorgenomen beleid zal worden ingebed in een gezamenlijke propedeuse industrie en werktuigbouw. Leerwegen van Industriële Automatisering 4-jarig P1 P2 H1 H2 programma (HAVO route)
H3 Stage
H4
VPR
H6 Afstuderen
3,5 jarig programma (VWO route)
P2
H2
H1
H3 Stage
VPR
H4
3 jarig programma (MBO route)
P2
H2
H1
H4
VPR
H6 Afstuderen
H6 Afstuderen
Mbo-ers met een wiskundedeficiëntie hebben de mogelijkheid een pre-HBO bijspijkercursus te volgen. 2.5.2 toelating De toelatingseisen volgen de wettelijke eisen (WHW) en zijn vastgelegd in het inschrijvingsreglement. Het kernteam heeft samen met het College van Toezicht geconstateerd dat het niveau van de opleiding de afgelopen jaren gedaald is. Dit is mede te wijten aan het niveau van de steeds grotere instroom van Mbo-ers. Daarnaast blijkt, dat studenten met een technische Mbo-vooropleiding moeite hebben om de studie in drie jaar af te ronden (verkort traject). Uit de STO (2006) blijkt dat studenten de aansluiting op de vooropleiding niet zo positief beoordelen als de auditcommissie in 2005 heeft geconstateerd. Uit de STO (2006) geven studenten aan dat ze vanuit de voorlichting geen duidelijk beeld hadden op de inhoud van de opleiding. In het Onderwijsdocument 2007 pleit het kernteam IA ervoor het instroombeleid te herzien. Onderzocht wordt welke maatregelen passend zijn om de geschetste problematiek aan te pakken.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200727
Als mogelijke maatregelen denkt het kernteam aan: het verkorte traject voor mbo-ers niet meer aanbieden, of het verkorte traject alleen nog aanbieden aan mbo-ers na een intakeprocedure. Hierover zijn in het najaar van 2007 keuzen gemaakt. heroverweging verkorte traject, verbeterde intakeprocedure, gedifferentieerd aanbod van bijles. Deze keuzes worden gedaan in het perspectief van de gemeenschappelijke propedeuse. Afstemming neemt daardoor enige tijd. Oordeel Instroom: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft mogelijk vertragende en belemmerende factoren geanalyseerd. Het kernteam heeft samen met het College van Toezicht geconstateerd dat het niveau van de opleiding de afgelopen jaren gedaald is. Dit is mede te wijten aan het niveau van de steeds grotere instroom van Mbo-ers. Daarnaast blijkt, dat studenten met een technische Mbo-vooropleiding moeite hebben om de studie in drie jaar af te ronden (verkort traject). De opleiding gaat hierin in 2007/2008 maatregelen nemen: heroverweging verkorte traject, verbeterde intakeprocedure, gedifferentieerd aanbod van bijles. Beleid is o.a. tot stand gekomen en komt tot stand op basis van evaluaties met het werkveld en studenten.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200728
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:13 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding? Bevindingen De opleiding omvat vier studiejaren en 240 ECTS en voldoet daarmee aan de formele eisen van de WHW. In lijn met het hogeschoolbeleid heeft de opleiding een profileringruimte van 30 EC's opgenomen. Oordeel Duur: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding een omvang heeft van 240 ECTS, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.
13
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200729
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept? Bevindingen Het onderwijs wil het zelfstandig leren bevorderen, het inzicht in (praktijk)problemen en het oplossend vermogen vergroten. 2.7.1. didactisch concept Binnen het vigerende thematisch projectgestuurde programma worden hiertoe verschillende werkvormen gehanteerd zoals de werkvorm Instructie-Zelfstudie-Terugkoppeling (IZT). In de projecten wordt aandacht besteed aan teamwork en communicatieve vaardigheden. Daarnaast krijgen zij bij het thema aansluitende theorie en practicumonderwijs aangeboden voor de noodzakelijke verdieping. De practicagroepen hebben een omvang van gemiddeld 16 personen, de theoriegroepen gemiddeld 32 en de projectgroepen maximaal 8. In de doorontwikkeling van het curriculum wordt competentiebeschrijving de nieuwe basis, maar blijft het concept van thematisch projectonderwijs gehandhaafd omdat dit uitstekend past bij competentiegericht onderwijs. 2.7.2. werkvormen Voorbeelden van de koppeling van de werkvormen aan het didactisch concept zijn: Stage De stage is het onderdeel, waar de student het meest intensief met de beroepspraktijk kennismaakt. Opzet, doelen en voorwaarden van de stage zijn in het stageprotocol beschreven. Projecten als onderwijsvorm Het projectonderwijs binnen de opleiding krijgt vorm aan de hand van concrete opdrachten uit de beroepspraktijk. Het projectonderwijs is daardoor expliciet gerelateerd aan de praktijk en is qua inhoud geordend volgens thema’s. In het projectonderwijs komen het meest zichtbaar de doelstellingen van integrale toepassing van kennis en vaardigheden en het stimuleren van zelfstandigheid en het “leren leren” tot uitdrukking. Naast het integrale karakter van het projectonderwijs leren de studenten zich bekwamen in het werken in teamverband. Het beroepenveld waar IA voor opleidt, is breed en vraagt om medewerkers, waarvan wordt verwacht dat zij in teams kunnen functioneren en oog hebben voor de invulling van de taken van de verschillende leden van het team. Tevens is projectonderwijs bij uitstek geschikt voor het ontwikkelen van algemene hbocompetenties, zoals communicatieve vaardigheden, methodisch werken, en zelfstandig en zelfverantwoordelijk werken. De reflectie op het eigen functioneren in een projectgroep vindt plaats in het studieonderdeel studieloopbaanontwikkeling. Afstuderen De afstudeeropdracht is een bijzondere vorm van een zojuist beschreven project. Opzet, doelen en voorwaarden van het afstuderen zijn beschreven in het afstudeerprotocol.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200730
Practica De practica zijn bedoeld om studenten enerzijds bepaalde vaardigheden bij te brengen en anderzijds kennis en inzicht te geven door het toepassen van theorie. Practica worden in de regel individueel of in groepjes van twee uitgevoerd. Er zijn adequate practicavoorzieningen. Het bedrijfsleven vult aan en geeft tijdig aan wat op school is verouderd. In de keten mbo-hbo zijn intensievere samenwerkingsmogelijkheden voorhanden. Het verdient aanbeveling om de uitwisseling tussen mbo en hbo op het gebied van practica uit te baten, zowel op het gebied van inhoudelijke uitwisseling als op het gebied van uitwisseling van (gemeenschappelijke) practicaruimten. 2.7.3. Doorlopende leerlijn schrijven Ten aanzien van alle schrijfactiviteiten( opdrachten, projecten, stageverslagen, e.d.) moet aandacht besteed worden aan een doorlopende leerlijn vanaf het gemeenschappelijke eerste jaar tot en met de afstudeerscriptie. Hoewel inhoudelijk in orde is het auditteam van mening dat er meer aandacht besteed mag worden aan de lay-out, de indeling en een goede, management samenvatting. Oordeel Afstemming tussen Vormgeving en inhoud: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het didactisch concept is in alle programmaonderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding. De analyse van het programma toont aan dat de werkvormen direct op het didactisch concept aansluiten. Een substantieel deel van de opleiding, met name de projecten van de integrale leerlijn, vindt plaats in de context van de beroepspraktijk. Beleid is o.a. tot stand gekomen en komt tot stand op basis van evaluaties met het werkveld en studenten .
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200731
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd? Bevindingen 2.81 informatie De opleiding maakt deel uit van de FNT (Faculteit Natuur en Techniek) en valt daarmee onder de FNTregeling zoals beschreven in Toetsing- en Beoordelingsbeleid FNT. Hierin staan naast procedures om de toetsing correct te laten verlopen ook afspraken t.a.v. de opstelling van de tentamens, waardoor een meer valide en betrouwbare toets gehouden wordt. De wijze van toetsen, de criteria en de leerdoelen zijn per onderdeel van het programma vastgelegd in de themaboeken en in de modulewijzers. Nadere regelingen rondom toetsing zijn vastgelegd in de Studiegids en het OER. Studenten ontvangen vanaf het studiejaar 2007-2008 op het moment dat de docent de cijferlijst definitief in ‘’sharepoint’’ heeft opgenomen een email van zijn/haar docent dat de cijfers beschikbaar zijn. 2.8.2 toetsvormen In het Opleidingdocument Industriële Automatisering 2007 wordt nader omschreven hoe de eindkwalificaties geconcretiseerd en vertaald kunnen worden naar toetsbare competenties. Werkcolleges of theoriemodulen worden afgesloten met een schriftelijk tentamen met een mogelijkheid tot herkansing in de toetsperiode van het volgende blok. Het komt ook voor dat deze modulen worden getoetst aan de hand van tussentoetsen die een gedeeltelijke of volledige vrijstelling van het tentamen op leveren. De begeleidende docenten zijn verantwoordelijk voor het maken en de beoordeling van de tentamens. Toetsen worden in overleg opgesteld als er meer dan één docent betrokken is bij het vak. De tentamens dienen binnen 10 werkdagen beoordeeld te zijn. Practica worden getoetst middels practicumopdrachten en eventueel aan de hand van de daarbij behorende verslagen. Ook hier beoordeelt de begeleidende docent de opdrachten. Voor de projecten worden verschillende toetsmethoden gebruikt zoals: presentaties, verslaglegging, beoordeling van individuele projectleden (peer review) en tentamen over de leerstof uit de projectcolleges. Het uiteindelijke beoordelingsresultaat wordt berekend middels een formule die in de themaboeken en in het propedeuse-examenreglement aangegeven wordt. Bij de beoordeling van projecten zijn minimaal twee docenten betrokken. In de projectgroepen zitten diverse instroomgroepen bij elkaar. Samenwerken in groepen leidt geregeld tot redelijk onbestraft ‘meeliften’. Om dit verschijnsel tegen te gaan verkleint de opleiding bij diverse thema’s de projectgroep van acht naar vier groepsleden. Bij de beoordeling van studieloopbaanbegeleiding speelt - naast het deelnemen van studenten aan individuele en groepsgesprekken - het portfolio een rol. Dit portfolio bevat uitgewerkte opdrachten, voorbereiding en reflectieverslagen van gesprekken en bijeenkomsten en één of meerdere persoonlijke ontwikkelingsplannen. Voor wat betreft de stage zijn er verschillende beoordelingsmomenten zoals genoemd in de Stagehandleiding: verslagbeoordeling, bedrijfsbezoeken door stagebegeleiders en de resultaten genoemd in de stagebeoordelingsformulieren door student en bedrijfsbegeleider.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200732
Individuele beoordeling van stages van studenten gebeurt in samenspraak van de docent met de bedrijfsbegeleider en het College van Toezicht. De afstudeerperiode wordt afgesloten met een projectpresentatie aan de hand van de afstudeerscriptie. Beoordeling vindt plaats door twee docenten mede op basis van het advies van een lid van het Commissie van Toezicht en de bedrijfsbegeleider. Er wordt beoordeeld aan de hand van de criteria die in de Afstudeerhandleiding zijn aangegeven zoals: aanpak, uitvoering, verslag en presentatie. De bewaking van het gewenste eindniveau van de student die afstudeert, vindt in samenspraak met het College van Toezicht plaats. Om het niveau van de opleiding te bewaken zijn er een aantal ‘kritische drempels’ in het studieprogramma ingebouwd: het bindend studieadvies, de toelating tot stage en de toelating tot afstuderen. Uit de interne audit (2005) blijkt, dat de beoordeling van projecten te weinig op meetbare wijze gebeurt en dat er in de beoordeling te weinig wordt gedifferentieerd. Op het punt van toetscriteria geldt dat het docententeam (vanaf september 2007) begeleid wordt in het opstellen van eenduidige criteria van toetsen van competenties, zoals beschreven in het Opleidingdocument Industriële Automatisering 2007. Hierin wordt het “meeliften” van studenten in projectgroepen ondervangen door onder andere peer-assesments en de controle op afwisselende rollen, die studenten in de diverse projecten moeten vervullen. Vanaf september 2006 wordt op het moment dat er zaken rondom tentamens mislopen de clustermanager direct op de hoogte gebracht. Bijvoorbeeld als een docent te laat is met het inleveren van cijferlijsten zal daar direct weer actie op worden ondernomen door de clustermanager. Het auditteam heeft op 5 oktober 2007 geconstateerd dat het toetsingsbeleid van de hogeschool wordt uitgevoerd. Het auditteam heeft daarbij een aantal verbeterpunten geformuleerd, te weten: er zijn nog een aantal docenten (zogenaamde “eenpitters”) die zonder feedback van collegae toetsen maken en nakijken. de bewaartermijnen van stageverslagen en afstudeerwerken moeten in acht worden genomen, de vereiste verschillen tussen tentamenopgaven en de daarbij behorende herexamenopgaven verdienen aandacht. De opleiding heeft aangegeven deze situatie nog dit schooljaar te wijzigen. Vanuit de nieuwe clusterbrede examencommissie gaat een toetscommissie van de opleiding functioneren waarin genoemde zaken gemonitord worden. Het auditteam heeft er vertrouwen in dat genoemde examencommissie in de komende periode van onderwijskundige omslag en vernieuwing zal groeien naar de functie van bewaker van het gerealiseerd niveau, waarbij zij de ontwikkelingen monitort alswel (proactief) beïnvloedt. Oordeel Beoordeling en Toetsing: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding conformeert zich aan het FNT-hogeschoolbrede toetsbeleid. Werkvelddeskundigen zijn rechtstreeks betrokken bij de beoordeling van afstudeeropdrachten. adequaat verbeterbeleid is ingezet, in het kader van de nieuwe toetsvormen van het competentiegerichte onderwijs. Beleid is o.a. tot stand gekomen en komt tot stand op basis van evaluaties met het werkveld en studenten. Op korte termijn zal de Toetscommissie in het kader van de nieuwe, clusterbrede examencommissie gaan functioneren.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200733
SAMENVATTEND OORDEEL PROGRAMMA: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor de opleiding als voldoende en wel vanuit de volgende overwegingen: Kennisontwikkeling van studenten vindt plaats aan de hand aan de beroepspraktijk ontleende praktijkvoorbeelden, studiemateriaal en vakliteratuur, in combinatie met voldoende interactie met de beroepspraktijk. Het opleidingsprogramma is een adequate concretisering van de eindcompetenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De opleiding heeft de vertaling van de eindkwalificaties naar leerdoelen weergegeven in een schema, inclusief koppeling naar de algemene HBO-competenties, de Dublin Descriptoren en voorbeelden van toepassing uit het curriculum. De opleiding biedt studenten via praktijkgerichte opdrachten, afstudeeropdrachten voldoende mogelijkheden om kennis te ontwikkelen via interactie met het werkveld. Wat betreft ‘beoordeling en toetsing’ is door de opleiding de betrokkenheid van het werkveld gezekerd. Ontwikkelbeleid c.q. verbeterbeleid is ingezet middels een stappenplan, in aansluiting op de invoering van het competentiegerichte onderwijs.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200734
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel. Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk? Bevindingen Het Personeelsplan 2007 stelt, dat elke medewerker elk jaar aantoonbaar contact met het bedrijfsleven c.q. beroepenveld moet hebben gehad. Docenten: De docenten zijn actief op beursen en congressen en zijn op deze manier herkenbaar voor het werkveld. Er vindt frequent overleg plaats tussen de opleiding en leden van het College van Toezicht, waarin de praktijkgerichtheid van de opleiding en individuele docenten op de agenda staat. de inzet van docenten bij het CORUS studieprogramma waarbij docenten tevens lesgeven op locatie. een aantal docenten doet onderzoek naar de aanschaf van robots ten behoeve van het Roboticaonderwijs, een aantal docenten is actief betrokken bij projecten als Computer Vision, de opzet van een oefenfabriek er is sprake van een goede samenwerking met bedrijven; daarnaast worden voor het midden- en kleinbedrijf opleidingen verzorgd met behulp van Web Based Learning docenten gaan gemiddeld 2 keer per stage ( van een half jaar) op bezoek bij het bedrijf waar de student stage loopt. Om een sterkere verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk te realiseren, heeft het cluster Industrie in zijn personeelsbeleid (Personeelsplan 2007) het streven geformuleerd om zo veel mogelijk personeel uit het beroepenveld te werven. Per 1 april 2007 is er vanwege dit streven dan ook een docent met dergelijke praktijkervaring in dienst genomen. Door de recente inzet van PNIL’ers (Personeel niet in Loondienst), met een relatief kleine betrekkingsomvang en daardoor ook een werkveld buiten de opleiding, wordt de afstand tussen opleiding en werkveld kleiner. Met betrekking tot de vakinhoudelijke kennis van het docententeam is momenteel het niveau van de opleiding gegarandeerd. De beschikbare middelen voor de practica zien er goed uit en geven de studenten de mogelijkheid zich te verdiepen in het vakgebied. Momenteel gaat veel aandacht van de opleiding naar discrete automatisering (machinebesturing). Procesautomatisering, zoals toegepast in bijvoorbeeld de chemie, olie industrie, etc. wordt behandeld in een minor. Naar de mening van het auditteam verdient, gezien het afzetgebied in Nederland, de procesautomatisering meer aandacht. Beroepenveld: Tijdens de gesprekken met de auditcommissie in 2005 gaven de studenten en de docenten aan tevreden te zijn over het niveau van de werkbegeleiders en de wijze waarop zij begeleiden en beoordelen. Uit het STO 2006 blijkt dezelfde studenttevredenheid.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200735
Het CvT fungeert als kwaliteitsbewaker van het afstudeerwerk. Een keer per jaar wordt daarover gerapporteerd. Naar aanleiding van de laatste rapportage is op 7 november 2006 een klankborddag georganiseerd. Binnen Industriële Automatisering is een actieve, gemeenschappelijke Beroepenveldcommissie voor het cluster Industrie en het cluster Engineering & Design. De thans zeer brede beroepenveldcommissie zal binnen drie maanden worden opgedeeld in clusterberoepenveldcommissies. Naar het oordeel van het auditteam verdient de samenstelling van de Beroepenveldcommissie nadere aandacht, met name de vertegenwoordiging van relevante brancheorganisaties (Feda/Uneto-VNI) zou op zijn plaats zijn. Ook vertegenwoordiging uit internationaal opererende bedrijven die te maken hebben met de proceskant van Industriële Automatisering is een aandachtspunt. Lectoraat: De faculteit Natuur en Techniek kent verschillende lectoraten en de daarbij behorende kenniskringen. Het lectoraat microsysteemtechnologie sluit aan op het kennisgebied van Industriële Automatisering en speelt een belangrijke rol bij de excellente route. Lectoraten moeten in de toekomst meerwaarde verwerven, onder andere in de vorm van projecten, betere samenwerking met clustermanagers en kenniskringen waarin door deelname van docenten kenniscirculatie geoptimaliseerd wordt. In de nieuwbouw wordt het lectoraat in het kenniscentrum veel meer dan nu het geval is, ook fysiek, zichtbaar. Oordeel Eisen HBO: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De docenten van de opleiding beschikken over voldoende contacten met de beroepspraktijk. Uit een analyse van het Overzicht Aangestelde Docenten en de Cv’s van de docenten blijkt dat een groeiend deel van de docenten afkomstig is uit het relevante werkveld. De recente inzet van PNIL-ers versterkt dit. In het onderwijs wordt op verschillende wijzen een verbinding gemaakt met de beroepspraktijk: ofwel door het geven van praktijkopdrachten ofwel op de praktijk geënte projectopdrachten. De docenten begeleiden de studenten bij de stages en het afstudeerproject dat in de praktijk wordt uitgevoerd. De netwerkcontacten stellen de docenten in staat om actuele ontwikkelingen uit de beroepspraktijk in het programma te integreren, waarvan de recente curriculumontwikkelingen een voorbeeld zijn. Verbeterbeleid is o.a. tot stand gekomen en komt tot stand op basis van evaluaties met het werkveld en studenten.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200736
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen? Bevindingen 3.2.1. Ratio docent – student De opleiding Industriële Automatisering kent een onderwijzend personeel – student ratio van 1:26. Er zijn dit jaar twee nieuwe docenten aangenomen (1,8 FTE) met de juiste competenties. Dit betekent tegelijkertijd ook een verjonging van het personeelsbestand (een streven dat ook in het Personeelsplan 2007 verwoord staat). 3.2.3. Werklast De gemiddelde leeftijd ligt hoog (51,5). Het management ziet het als zijn taak, mede gelet op de vergrijzing van het personeelsbestand, zorg te dragen voor een betere verhouding tussen ervaren en aankomende docenten. Het gaat overigens niet om de gemiddelde leeftijd als zodanig. Het gaat erom dat het personeel een attitude heeft om de onderwijskundige slag naar competentiegericht onderwijs te maken. Sinds september 2007 zijn in het kernteam van docenten wijzigingen geëntameerd, waarin door personele wisselingen meer contact met het beroepenveld, meer scholing in de coachingsrol wordt gerealiseerd. Hoewel kwaliteit boven kwantiteit staat en dus in eerste instantie geworven wordt op deze kwaliteit streeft het management naar een leeftijd van rond de 45, zoals vermeld in het Personeelplan 2007. 3.2.4 Ziekteverzuim Per kwartaal wordt de personeelsinzet vastgesteld door de clustermanager. In het recente verleden ontstonden tekorten in de docentenpopulatie. Zo was er niet voor elke docent vervanging in het opleidingsteam aanwezig. Uitval van sommige docenten door ziekte heeft niet of nauwelijks tot lesuitval geleid. Risico’s met betrekking tot uitval van docenten worden ondervangen door de opzet van thematisch projectonderwijs, waarbij meerdere docenten (ook van andere opleidingen) ingezet kunnen worden. De praktijkruimten zijn bemenst met een voldoende aantal vakmensen. Oordeel Kwantiteit Personeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De huidige ruime omvang van de formatie en het gekwalificeerde personeel stelt de opleiding goed in staat haar opleidingsprogramma met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Recente wijzigingen in het kernteam hebben ervoor gezorgd dat visie, doelstellingen en uitvoering van onderwijskundig beleid in een lijn komen te staan, te weten: aandacht voor de coachingsrol, meer invloed van het beroepenveld. De studenten zijn tevreden over de geringe lesuitval. Verbeterbeleid is o.a. tot stand gekomen en komt tot stand op basis van evaluaties met het werkveld en studenten.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200737
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma? Bevindingen Bij de invoering van het huidige (thematisch projectonderwijs)onderwijsmodel in de voltijd zijn trainingen gegeven aan alle tutoren (begeleiders van projecten), theoriedocenten (IZT model - instructie, zelf doen, terugkoppelen-) en SLO (studieloopbaan)begeleiders. Via de jaarlijks gehouden RGW-gesprekken(resultaatgericht werken) wordt inzicht verkregen in de gewenste en de aanwezige kwalificaties en worden nadere afspraken gemaakt ter professionalisering. Hierin is veel ruimte voor bijscholing c.q. deskundigheidsbevordering. Er wordt 2% van de brutoloonsom gereserveerd voor opleiding/ deskundigheidsbevoegdheid. Dit budget wordt de laatste jaren gehaald. Tijdens de RGW-gesprekken komen ook relevante resultaten vanuit de interne kwaliteitszorg aan de orde. Verbeterpunten en acties daarop worden expliciet aan de orde gesteld. Het auditteam geeft in overweging dat in de RGW-gesprekken de studentenevaluaties een grotere rol krijgen. E.e.a. geeft preciezere de feedback aan en draagt bij aan de ingezette veranderingen richting competentiegericht leren. Het aannamebeleid van het cluster industrie is gericht op het binnen halen van professionals, die geselecteerd worden op basis attitude in combinatie met kennis. Hierbij is het de intentie bij Industriële Automatisering om 10% op inzetbasis vertegenwoordigers vanuit de beroepspraktijk als PNIL in te zetten. Het management stuurt actief op het gebruik van de 10% van de uren die volgens de CAO beschikbaar moeten zijn voor deskundigheidsbevordering. Het management stuurt op het gebruik van het bedrag (2% van de bruto loonsom) dat is gebudgetteerd voor eventuele externe kosten. Een analyse toont dat deze budgetruimte effectief wordt gebruikt (Budget en realisatie: deskundigheidsbevordering). Conform het uniform systeem voor studieloopbaanbegeleiding in de FNT zullen alle SLO-begeleiders gecertificeerd worden. In november 2006 zijn 8 SLO-begeleiders gestart met een voorbereidingstraject. In blok 4 zal de certificering van hen plaatsvinden. Volgend studiejaar volgen de overige studieloopbaan-begeleiders Medio 2006 is het functiehuis uitgerold over de organisatie. Het functiehuis geeft geen beschrijving van de koppeling tussen functies / rollen en de competenties. In het personeelsplan is dan ook gebruik maken van de rollen, zoals beschreven in het “Rollenhuis”. In het Rollenhuis worden vier rollen onderkend: de docent als coach, als organisator, als ontwikkelaar en als expert. Het ontwikkelen van passende kwalificaties binnen het onderwijzend en niet-onderwijzend personeel is in het Personeelplan tot speerpunt benoemd. Er wordt actief gestuurd op de competenties van het Rollenhuis; deze sturing is nader geconcretiseerd in het Opleidingdocument Industriële Automatisering 2007 waarin een analyse is voorzien van de gewenste en beschikbare onderwijscompetenties. Om te komen tot evenwichtige verdeling van competenties in het docententeam zijn in het voorjaar van 2007 twee “bouwers” in dienst genomen. Zij kunnen een essentiële bijdrage leveren aan het doen slagen van zowel onderwijsvernieuwingen als cultuuromslag richting competentiegericht onderwijs.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200738
Oordeel Kwaliteit Personeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Docenten zijn voldoende gekwalificeerd en beschikken over een goed relatienetwerk Studenten zijn positief over de deskundigheid van de docenten. Een gericht scholingsbeleid is ingezet ten einde de rollen die nodig zijn in competentiegericht onderwijs te realiseren en te verdiepen, met name betreft het hier de coachingsrol.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende . Het docententeam en het onderwijsondersteunend personeelteam bestaat uit voldoende gekwalificeerde medewerkers met ruime en actuele ervaring in de beroepspraktijk. Het verbeterbeleid dat nodig is in verband met de invoering van competentiegericht onderwijs is nader geconcretiseerd in het Opleidingdocument Industriële Automatisering 2007 waarin een analyse van de gewenste en beschikbare onderwijscompetenties is opgenomen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200739
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding. Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren? Bevindingen De opleiding is tijdelijk nog gehuisvest in een verouderd gebouw. Een grootschalige verbouwing is gaande. Over de inrichting binnen deze verbouwing heeft de opleiding haar wensen kenbaar gemaakt. Het totale oppervlak neemt in de nieuwbouw wel af, maar dit wordt gecompenseerd doordat oude practica apparatuur wordt vervangen door nieuwe, minder ruimte innemende, apparatuur. De docenten hebben een eigen werkplek tot hun beschikking. Het aantal werkplekken voor de studenten is ook voldoende. Uit de STO’s, vanaf 2002, blijkt dat de studenten tevreden zijn over de kwaliteit van de mediatheek, de kantinefaciliteiten, de studieruimtes, de computerwerkplekken en de practica faciliteiten. Problemen die er nu zijn t.a.v. de ARBO eisen in de practica worden in de nieuwbouw opgelost. Uit de interne audit bleek in het gesprek met de studenten dat zij enthousiast zijn over de ruime hoeveelheid practica die in het lesprogramma worden aangeboden. De alumni en het werkveld zijn van mening dat de inhoud van de practica (w.o. de apparatuur en software) de student in voldoende mate in de gelegenheid stellen om de vereiste kennis en vaardigheden op Hbo-niveau eigen te maken. Aan de hand van het STO worden de huisvesting en de materiele voorzieningen geëvalueerd. Op alle aspecten scoort de opleiding voldoende tot goed. De opleiding probeert zoveel mogelijk de leermiddelen in de practica aan te passen aan de nieuwe ontwikkelingen in de industrie (het werkveld). Hiervoor is ook investeringsruimte aanwezig, die was € 200.000 in 2006. De beschikbare voorzieningen voor de practica zien er goed uit en geven de studenten de mogelijkheid zich te verdiepen in het vakgebied. Voorbeelden van vernieuwing in de practica zijn Computer Vision en Robotica. Studenten zijn negatief over de ruimten in de locatie “Grebbeberg”. In de nabije toekomst wordt dit met de nieuwe huisvesting verbeterd. Het auditteam heeft geadviseerd nu al het nodige te doen om de situatie aan de Grebbeberg te verbeteren. De (toekomstige) huisvesting en materiele voorzieningen zijn toereikend om het programma van de opleiding te realiseren en voorzien in de (basis)behoeften van medewerkers en studenten. Oordeel materiële Voorzieningen: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De huisvesting en de materiele voorzieningen zijn voldoende toereikend om het programma te realiseren. De vaklokalen, practicaruimten, collegelokalen en studieruimten hebben een hoog ictgehalte. Het lesmateriaal en de beschikbare apparatuur zijn voldoende actueel, beschikbaar en sluiten aan bij de stand van zaken in de beroepspraktijk. Naar aanleiding van uitkomsten van de studentevaluaties worden geen verbeteracties voorgenomen. Problemen die er nu zijn t.a.v. de ARBO eisen in de practica worden in de nieuwbouw opgelost.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200740
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten? Bevindingen 4.2.1. studiebegeleiding De studiebegeleiding is afgestemd op de studiefase: Begeleider
1 en 2 jaar
Studieloopbaanbegeleider
Stageperiode
Stagecoördinator en Stagedocent
Periode tussen stage en afstuderen
Studieloopbaanbegeleider
Tijdens afstudeerperiode
Afstudeercoördinator en Afstudeerdocent
Decaan
Cursusjaar
Studiebegeleiding: Vanaf collegejaar 2004 besteedt de opleiding meer aandacht aan studieloopbaanbegeleiding en volgt zij daarmee het hogeschoolbeleid. In het propedeusejaar van de opleiding wordt er veel aandacht besteed aan de studieloopbaanbegeleiding, in het tweede studiejaar is dit één bijeenkomst per half jaar. In een tweejarig traject leert de student zijn studieloopbaan zelfstandig te sturen. Uitgangspunten hierbij zijn: De student leert verantwoordelijkheid te nemen voor het leerproces. De student leert kritisch te reflecteren op het eigen functioneren. De student werkt resultaatgericht: hij formuleert concrete leerdoelen en bespreekt vorderingen met de studieloopbaanbegeleider. In het 1e studiejaar heeft de student in elk blok een of meer groepsbijeenkomsten en een persoonlijk gesprek met zijn studieloopbaanbegeleider. In de andere studiejaren is dit per semester twee groepsbijeenkomsten en een persoonlijk gesprek. De gesprekken die de student met de studieloopbaanbegeleider voert, zijn gebaseerd op de ervaringen die hij heeft opgedaan in projecten, lessen, practica en SLO-opdrachten. Deze gesprekken leiden tot het formuleren van leerdoelen en een daarbij behorend plan van aanpak. De studieloopbaanbegeleider heeft twee belangrijke taken: begeleiden (op een coachende manier) en beoordelen. De studenten zijn tevreden over de inzet en aandacht van de docenten. Er zijn wel flinke verschillen in de uitvoering van SLO door de docenten. Het auditteam adviseert dringend deze verschillen in uitvoering middels heldere beschrijving van de taken in het kader van SLO te verkleinen. 4.2.2. Informatievoorziening Aan studenten wordt op verschillende manieren informatie verstrekt: Studentenmail: studenten hebben een eigen HUe-mailadres. Dit adres wordt door de opleiding gebruikt om informatie over te dragen. Mededelingenborden: op de mededelingenborden vinden studenten algemene informatie en mededelingen van het Onderwijsbureau, van het bureau Planning, Roostering en Organisatie en van het decanaat.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200741
Hogeschoolkrant: voor alle studenten en personeelsleden van de HU is er de tweewekelijkse krant Trajectum. Osiris: voor inzage in cijfers en voor inschrijving voor cursussen en toetsen; Nu, in 2007, zijn er met een nieuwe versie van Osiris en met de reorganisatie van het Onderwijsbureau verbeteringen merkbaar. Osiris wordt nu gebruikt als studievolgsysteem. Sharepoint site van het onderwijsbureau met directe links naar informatie omtrent jaarroosters, boekenlijsten, tentamenroosters, cijfers, ziekmeldingen. Sharepointsite voor kwaliteitszorg. Waarin naast algemene informatie rondom procedures, aankondigingen omtrent tentamens en cursusevaluaties ook algemene informatie rondom kwaliteitszorg wordt gepubliceerd.
De studenten zijn tevreden over de studiebegeleiding. Ook zijn de studenten tevreden over de informatievoorziening in het algemeen. De informatie over de nieuwe huisvesting, het rooster en de studiegids worden minder beoordeeld. De communicatie met het Gemeenschappelijke Onderwijs Commissie (GOC) verdient aandacht van de opleiding. Tijdig en helder communiceren!. 4.2.3. waardering studenten De studenten ervaren in de propedeuse meer aandacht voor SLO dan in de latere jaren. Dit is wel conform het rooster en de invulling vanuit het SLO-beleid. De individuele gesprekken met de studieloopbaanbegeleider worden duidelijk op prijs gesteld door de studenten. Dit blijkt ook uit het STO 2006 op dit onderdeel. In het geval van problemen en/of klachten m.b.t. de studievoortgang weten de studenten hun weg te vinden. De curriculumcoördinator is in deze “laagdrempelig” bereikbaar. De ervaring van studenten is dat er ook altijd een oplossing komt. De STO 2006 resultaten laten op het terrein van studiebegeleiding (propedeusestudenten 3,4; hoofdfase-studenten 3,5) en informatievoorziening aan de student (propedeusestudenten 3,2) een grotere studenttevredenheid zien t.o.v. de voorafgaande studiejaren. Oordeel Studiebegeleiding: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De docenten van de opleiding zijn betrokken bij de begeleiding van hun studenten, zo blijkt uit gesprekken met docenten en studenten, en de drempels zijn laag. Studenten zijn tevreden over de begeleiding en ondersteuning bij de opleiding. De opleiding informeert de studenten over de organisatie en de inhoud van de opleiding.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” als voldoende. De ruimtelijke en materiele voorzieningen maken het mogelijk de opleiding op adequate wijze te realiseren. De studentbegeleiding is adequaat geregeld, waarbij er een accentverschil is tussen SLO en de afstudeerbegeleiding en sluit aan bij de behoefte van studenten, met name na het doorvoeren van enige verbeterpunten t.a.v. individuele begeleiding.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200742
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld. Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen? Bevindingen Bij de evaluatiesystematiek wordt gebruik gemaakt van de instrumenten die op HU-niveau zijn ontwikkeld. Daar waar nodig maakt het cluster industrie gebruik van zelf ontwikkelde instrumenten. De volgende instrumenten worden door opleidingen binnen het cluster Industrie gebruikt: Evaluaties binnen de HU zijn: Studenttevredenheidsonderzoek (STO), (jaarlijks) Werkbelevingsonderzoek onder medewerkers (WBO). (jaarlijks) HBO-monitor onder alumni (jaarlijks) Aanvullende evaluaties van het cluster Industrie zijn: Evaluaties onder studenten: Thema / Cursusenquête (minimaal 2 keer per jaar) Stage-enquête (elke stage) Stage-leerverslagen(elke stage) Exit-enquête (elke studiestaker) SLO- enquêtes (1 keer per jaar) Enquête afstudeerproject (elke afstudeeropdracht) Evaluatie onder het werkveld: Afstudeerenquête onder leden van het College van Toezicht (bij het afstuderen) Met ingang van september 2005 is, bekrachtigd door het besluit van de Stuurgroep Accreditatie (voorloper Stuurgroep Kwaliteit), gekomen tot het verplicht stellen van de onderstaande evaluaties. a. b.
Exit- enquête. Blok/cursusevaluatie.
Beleid en streefcijfers uitgezet door het cluster industrie zijn sturend in de aandachtspunten van de evaluatiesystematiek en definiëren van verbeteracties. Zo zijn er bijvoorbeeld geen verbeteracties gedefinieerd op het aspect internationalisering, aangezien het beleid van het cluster voornamelijk op de nationale markt is gericht. De opleiding wordt periodiek geëvalueerd. Zij maakt daarbij gebruik van toetsbare streefnormen. Industriële Automatisering houdt zich hierbij aan de door het cluster Industrie gedefinieerde streefcijfers: ≥ 3 op een vijfpuntsschaal en ≥ 6 op een tienpuntsschaal, zoals beschreven in het Kwaliteitsplan 2006. Van elke evaluatie wordt door de kwaliteitscoördinator een rubrieksgewijze analyse gemaakt. Wanneer de cijfers van de rubrieken lager of gelijk liggen aan bovengenoemde streefcijfers, of wanneer een bepaald aspect een negatieve trend (meer dan 0,2 lager) vertoond ten opzichte van een voorgaande evaluatie, wordt ingezoomd op de rubriek. Alle onderliggende vragen worden per vooropleiding uitgewerkt.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200743
Deze analyse wordt voorgelegd aan de clustermanager en de curriculumcoördinator, waarop zij (eventueel) verbeteracties definiëren. Zowel de analyse als de verbeteracties worden gepubliceerd op de kwaliteitssite voor studenten en medewerkers. Als er verbeteracties worden ingezet, zullen deze bij een volgende evaluatie op hun effect worden getoetst. Verbeteracties De opleiding heeft bij dit facet duidelijke verbeteracties geformuleerd. Er is een nieuw kwaliteitsplan “Kwaliteit komt van binnen uit14” opgesteld, waarin de benodigde structuur en de vereiste cultuur beschreven staat om kwaliteit binnen de opleiding als professional te realiseren: Voor 1 oktober 2007 wordt een faculteitsbreed meerjarenplan kwaliteit opgesteld dat afgeleid is van het HU plan. De opleiding heeft een goed beeld van wat kwaliteitszorg moet zijn. De structuur van de kwaliteitszorg ‘’staat er’’, de kwaliteitszorgdiensten en producten van de hogeschool worden benut. Het auditteam heeft over de invulling van de structuur daarbij de volgende zaken in overweging gegeven: afstemming tussen specifieke informatie en de bijbehorende communicatievorm doordenken, spoedig de studentenevaluaties betrekken in de RGW-gesprekken. de communicatie, met de G.O.C. verbeteren, met name face-to face-contacten . Oordeel Interne Kwaliteitszorg: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding maakt in toenemende mate gebruik van hogeschool brede standaardonderzoeken naar de tevredenheid van studenten, docenten en niet-onderwijzend personeel en verwerkt de resultaten adequaat in verbeterplannen. Ook het werkveld wordt nauw betrokken bij de evaluatie van de opleiding, met name bij leren op de werkplek en de afstudeerfase. De kwaliteitscoördinator zorgt voor een systematische doorloop in de PDCA-cyclus en ziet toe op adequate formuleringen van verbeterplannen.
14
Kwaliteitsplan 2006 - Kwaliteit komt van binnen uit
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200744
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen? Bevindingen In het Kwaliteitsplan 2006 heeft de opleiding lopende en nog nieuw te starten acties en streefdoelen geformuleerd. Een van de speerpunten van dit plan is - om op basis van de metingen - de studenttevredenheid te verhogen, met name door de communicatie met studenten te optimaliseren middels het operationaliseren van sharepoint-kwaliteitssites voor studenten en medewerkers. Vanaf dit studiejaar is de monitor van de verbeteracties als volgt uitgevoerd. Na elke evaluatieronde wordt door de kwaliteitscoördinator de rapportage verwerkt in een analyse. Deze analyse wordt voorgelegd aan de clustermanager en de curriculumcoördinatoren, die daarop eventuele verbeteracties definiëren. Via de site voor kwaliteitszorg worden de rapportages en analyses van enquêtes en de daarop geformuleerde verbetermaatregelen gepubliceerd. Controle daarop vindt twee blokken na publicatie plaats door gerichte vragen in de evaluatie. De uitkomsten van de HBO monitor 2006 geven aan dat de opleiding de aansluiting op het vakgebied meer aandacht moet geven. Zie de opmerking onder facet 2.2.2. waaruit blijkt dat de opleiding hieraan gehoor geeft. Door middel van de sharepointsites voor kwaliteitszorg en de Gemeenschappelijke OpleidingsCommissie (GOC) wordt op pragmatische wijze door de studenten snel feedback op het onderwijs en de organisatie van de lopende deelprogramma’s gegeven. De monitoring van de verbeteractie is dit jaar geïntroduceerd. De verbetermaatregelen die daar het gevolg van zijn, worden vanaf de zomer van 2007 uitgevoerd. Oordeel Maatregelen ter verbetering: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft zijn antenne uitstaan voor verbeteractiviteiten en betrekt daar goed de doelgroepen bij, hoewel aan de terugkoppeling nog meer aandacht mag worden besteed. Aan de implementatie van de hogeschoolbrede instrumenten van het kwaliteitssysteem van HU wordt gewerkt.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200745
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding? Bevindingen De opleiding betrekt het beroepenveld op verschillende manieren bij de ontwikkeling van het onderwijs. De beroepenveldcommissie is o.a. betrokken bij het toetsen van de opleidingsdoelstelling (Zie facet 1.1). Het College van Toezicht geeft in de vorm van schriftelijke rapportages commentaar op niveau en inhoud van de afstudeerprojecten en het verloop en de kwaliteit van de eindexaminering15 (Zie facet 6.1). In het verleden werd de opleidingscommissie aangesteld op basis van voordracht vanuit de commissie zelf. Met ingang van dit jaar wordt de opleidingscommissie samengesteld door verkiezingen. Kandidaat commissieleden geven aan waarom zij hun deelname aan de commissie belangrijk achten. Hiermee maken zij duidelijk waar de commissie voor staat. Alle studenten worden benaderd hun stem uit te brengen. Studenten worden actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg, door in het GOC (Gemeenschappelijke Opleidings Commissie) de organisatie en inhoud van de deelprogramma’s te bespreken. Deze kwaliteitszorg wordt inhoud gegeven door: 1. Evaluaties uitgezet door de kwaliteitscoördinator. Door de publicatie op de kwaliteitssites van de resultaten, analyses daarop, en eventuele verbetermaatregelen is de terugkoppeling verbeterd. Alle studenten Industriële Automatisering en medewerkers van de hogeschool hebben inmiddels toegang tot de site voor kwaliteitszorg. 2. Blokevaluaties16 uitgezet door de VIA. In het STO 2006 scoort de opleiding nog slecht op de terugkoppeling van de uitkomsten van evaluaties naar studenten. Studenten voelen zich niet gehoord als het om suggesties voor verbeteringen gaat. Studenten ontvangen van de kwaliteitscoördinator via de mail bericht over wijzigingen op de site van kwaliteitszorg met betrekking tot: op handen zijnde evaluaties, gepubliceerde rapportages; analyses over deze rapportages; eventueel gedefinieerde verbeteracties hierop. Vanaf de zomer 2007 zal gemonitord worden wat de effecten van de invoering van de kwaliteitssites zijn, onder meer door meten van bezoekfrequenties. Medewerkers worden betrokken bij de kwaliteitszorg in hun RGW gesprekken (Zie facet 3.3). Medewerkers en studenten zijn vertegenwoordigd in de FMR en GOC. Oordeel betrokkenheid: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observatie Het voorgaande toont aan dat de verschillende partijen een actieve rol hebben bij de interne kwaliteitszorg.
15 16
Dossier College van Toezicht: Ledenlijst, Protocol, Verslagen, Rapportage blokevaluaties VIA
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200746
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding borgt de actieve betrokkenheid van de medewerkers, studenten, alumni en het afnemende beroepenveld van de opleiding bij de interne kwaliteitszorg door: - jaarlijks binnen het team het evaluatieplan op te stellen, waarbij geëxpliciteerd wordt wie bij welke evaluaties betrokken zijn.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200747
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement. Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties? Bevindingen De opleiding geeft uitvoering aan het toetsings- en beoordelingsbeleid van de FNT17 (Zie facet 2.8). Daarnaast wordt de realisatie van de eindkwalificaties geborgd door het toezicht op de keuze van de stageplaatsen en op de inhoud van de stageopdrachten. De stagecoördinator voert de eindcontrole over zowel de stageopdracht als het stagebedrijf uit en geeft wel of geen goedkeuring. De stagedocent voert de beoordeling uit aan de hand van het stagebeoordelingsformulier. De producten die de studenten leveren worden mede beoordeeld door de bedrijfsbegeleiders, hierdoor wordt de relevantie van het onderwijs voor de praktijk steeds getoetst. De contacten met de bedrijfsbegeleiders geven vaak ook een goed inzicht in het niveau van de opleiding en hoe dit zich verhoudt ten opzichte van verwante opleidingen. Ook de keuze van de afstudeeropdracht is aan strikte regels gebonden18. Bij het afstuderen kijken meerdere personen naar de afstudeeropdracht. De examencommissie adviseert de afstudeercoördinator al dan niet goedkeuring aan de afstudeeropdracht te verlenen. Tot slot bewijst de student zijn eindniveau in de presentatie door zijn afstudeeropdracht mondeling te presenteren en te verdedigen in de afstudeerzitting. Hierbij zijn twee examinatoren en één lid van het College van Toezicht aanwezig en zo mogelijk ook de bedrijfsbegeleider. Het gemeenschappelijke College van Toezicht van de clusters Industrie en Engineering&Design bestaat uit acht vertegenwoordigers van het beroepenveld, waarvan vier binnen het domein Industriële Automatisering. Zij bewaakt: het competentieniveau van de afgestudeerde ten opzichte van het noodzakelijke competentieniveau van een beginnende beroepsbeoefenaar; het kennisniveau in relatie tot de actuele ontwikkelingen in de techniek; de kwaliteit van de toetsing bij het afstuderen De afstudeerwerkstukken waar het auditteam zelf inzage in heeft gehad, zijn wat betreft probleemstelling van voldoende diepgang en complexiteit en voor het realiseren ervan dienen de afstudeerders te beschikken over een kennisniveau en analytisch vermogen dat normaliter van Hbo-studenten mag en moet worden geëist. Zie ook onder 2.7.2.. Oordeel Gerealiseerd niveau: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende. Eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken alsmede de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie van het beroepenveld op de kwaliteit van de afgestudeerden, hebben tot dit oordeel geleid. Het beroepenveld beschouwt het gerealiseerde niveau als voldoende in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van een beginnend Industrial engineer. De opleiding heeft goede nota genomen van de door het beroepenveld aangedragen verbeterpunten.
17 18
Toetsing- en beoordelingsbeleid FNT 2006 -2007, september 2006 Afstudeerhandleiding 2007
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200748
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers? Bevindingen 6.2.1.streefcijfers Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen streefcijfers van de Faculteit (FNT) en de opleiding, te weten:
Studiepuntenrendement: propedeuserendement na 1 jaar na 2 jaar afstudeerrendement na 5 jaar na 10 jaar * peildatum april 2007
FNT streefcijfers* 73% 45% 65% 65% 73%
IA realisatie* 76,0% (2005 – 2006) Niet beschikbaar 66,7% (2005 – 2006) 64,3% Niet beschikbaar
De streefcijfers worden in de managementcontracten tussen de faculteitsdirecteur en de clustermanagers vastgelegd. 6.2.2.Studiepuntenrendement IA 2002/2003
2003/2004
2004/2005
2005/2006
R (%)
R (%)
R (%)
R (%)
HAVO
80,6
70,0
79,5
77,3
MBO
88,2
88,6
75,8
77,4
VWO
72,3
75,5
98,0
88,0
OVERIG
82,0
61,0
62,8
59,6
Totaal
84,4
79,9
76,0
76,0
Het studiepuntenrendement van de opleiding Industriële Automatisering ligt hoger dan het streefcijfer. 6.2.3. propedeuserendement na 1 jaar Hieronder een overzicht van het aantal studenten per cohort (n)., de inkomende omzwaaiers (io) (cohortonafhankelijk), de uitgaande omzwaaiers (uo) (cohortonafhankelijk), gestaakt na 1 jaar, gestaakt na 2 jaar. Na 2 jaar zal waarschijnlijk een redelijk percentage te berekenen zijn van mensen, die hun propedeuse behaald hebben. Deze wordt weergegeven in de onderste rij (%) van onderstaande tabel.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200749
2002/ 2003 2003/ 2004 2004 / 2005 2005 / 2006 n 41 43 44 39 io 91* 6 3 4 uo 10 6 3 2 gestaakt na 1 jaar 0 0 0 0 gestaakt na 2 jaar 14 9 15 13 % 65,9% 79,1% 65,9% 66,7% * het jaar, dat Industriële Automatisering als zelfstandige opleiding ingeschreven is in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO). Het betreft hier dus studenten (onafhankelijk van hun cohort), die in de Propedeuse dan wel de Hoofdfase zijn ingestroomd. Het propedeuse rendement na 2 jaar van de opleiding Industriële Automatisering ligt hoger dan het streefcijfer. 6.2.4. afstudeerrendement De hieronder weergegeven cijfers komen geheel uit de periode dat Industriële Automatisering een afstudeervariant was.
1995 - 1996 1996 - 1997 1997 - 1998 1998 - 1999 1999 - 2000 2000 - 2001 2001 - 2002
afstudeerrendement na 5 jaar 59,8% 57,1% 62,7% 72,3% 69,2% 64,3% 67,3%
Afstudeerrendement na 10 jaar 64,6% 64,3%
Het afstudeerrendement na 5 jaar van de afstudeervariant Industriële Automatisering ligt hoger dan het streefcijfer. Van het afstudeerrendement na 10 jaar valt voor de opleiding weinig zinvols te zeggen. 6.2.5. instroom Al enige tijd wordt in de opleiding gediscussieerd over maatregelen die tegemoet komen aan de verschillende instroomniveaus bij respectievelijk havo- en mbo-studenten. Inmiddels wordt bijles wiskunde standaard aangeboden aan de mbo-instroom. Een scherpe analyse zou er toe kunnen leiden dat ook bij andere vakken (bijv. sterkteleer) een mbo-doorschakelprogramma nodig is. Daling van het gerealiseerd niveau, toegeschreven aan de mbo-instroom, is geen geïsoleerd verschijnsel. Het doet zich voor bij alle hbo-instellingen. Voorgenomen beleid zal worden ingebed in een gezamenlijke propedeuse industrie en werktuigbouw. Hierdoor worden korte termijnbesluiten een jaar vertraagd, bijv. opheffen mboverkort-traject ten einde meer inhoudelijke afwegingen te kunnen maken ten aanzien van beleid op het terrein van deficiënties bij studenten, analyse van de intakeprocedure, het belang van EVC’s en portfolio. Oordeel Onderwijsrendement: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De hogeschool heeft streefcijfers geformuleerd De opleiding analyseert systematisch de rendementen, met waar nodig onderbouwde voorstellen voor verbetering Er zijn diverse maatregelen genomen om het programma op onderdelen aan te passen om tot een
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200750
verhoging van het opleidingsrendement te komen. Ten aanzien van de mbo-instroomproblematiek wordt vanuit een bredere invalshoek dan alleen de opleiding gekeken naar een flink scala van maatregelen en oplossingen die in 2007/2008 gerealiseerd zullen worden.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor de opleiding als voldoende. Het gerealiseerde niveau heeft aantoonbaar het niveau dat nagestreefd wordt; De opleiding Industriële Automatisering werkt aan diverse maatregelen tot verbetering van het rendement.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200751
3.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, voltijd, CROHOnr. 39216, Hogeschool Utrecht
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
Oordeel V V G V
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V V V V G V V V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
V V G
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V V
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
V
V
V V V V
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement
V V V
Samenvattend oordeel
V
V
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200752
3.1.
Integraal advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool Utrecht in casu de Faculteit Natuur en Techniek/ Institute for Engineering and Design, verzorgde HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, CROHO nummer 39216 aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200753
BIJLAGE I: Curricula Vitae en Onafhankelijkheidsverklaringen van de auditoren Drs W.G. van Raaijen Willem van Raaijen is neerlandicus en was jarenlang aan het Luzac College verbonden als rector. Hij was daar tevens voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de landelijke vakgroep Nederlands. Verder bekleedde Van Raaijen een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding waartoe het Luzac College als één van de 25 werkmaatschappijen behoorde. Vóór de overstap naar Hobéon werkte hij nog als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, bij ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt W. van Raaijen zich bezig met organisatieadvies, marktonderzoek, interim management en certificering. Ing. H.P. Romanesko Hans Romanesko studeerde Elektrotechniek aan de HTS Alkmaar met als specialisatie meet- en regeltechniek en heeft gedurende zijn loopbaan commerciële en leidinggevende functies bekleed bij bedrijven die actief zijn op de terreinen van Industriële Automatisering: hard- en software producten, proces- , meet- , en regelsystemen. Hij heeft functies bekleed bij Honeywell, Fischer & Porter, en Elsag Bailey Fischer & Porter. Hans is oprichter en algemeen directeur van Industrial Automation Partners (IAP). IAP is een onafhankelijke leverancier van automatiseringsoplossingen. Het bedrijf telt 25 medewerkers en opereert zowel nationaal als internationaal. Ir. J.G. van Wijk Hans van Wijk studeerde aan de T.U. Delft Werktuigbouwkunde met als afstudeerrichting Werktuigonderdelen en Tribotechniek. Hij heeft tijdens zijn loopbaan bij een tiental verschillende bedrijven in de Industrie Automatisering gewerkt, o.a. als manager van technische systemen, advisering en projectbegeleiding, account manager en commercieel manager. Hij heeft bij internationale ervaring opgedaan bij grote Europese projecten in Spanje, Duitsland ( ESO in München) en Zwitserland (CERN in Geneve). Heer Van Wijk was een aantal jaren gastdocent aan de T.U. Delft voor het 3e jaars college ”Toepassing microcomputers in de werktuigbouw”. Voordien doceerde hij aan deze universiteit bij de Vakgroep Productietechnieken. Hans is Senior Consultant bij Actemium te Veghel. Actemium is een industrieel dienstverlener op het gebied van Industriële Automatisering en mechanisatie dat in heel Europa en wereldwijd opereert. Daarnaast vervuilt hij een aantal maatschappelijke functie, onder meer vicevoorzitter FEDA, brancheorganisatie bij de FME, lid redactieraad van het tijdschrift Automatie. Dr. J.A. Berendse Jan Berendse is afgestudeerd als docent fijn mechanica. In 1961 heeft de machinefabriek Dravite B.V. gesticht. Vanaf 1967 was hij verbonden aan het technologieconcern Festo International, waarvan hij tot 2000 algemeen directeur was. Hij is betrokken geweest bij internationale expansie onder meer in Litouwen en Letland. Hij heeft een eredoctoraat van de Technische Universiteit Kaunas Litouwen. De heer Berendse heeft internationale ervaring in het opzetten van praktische onderwijsprogramma’s ten behoeve van Mechanical Engineering.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200754
Tegenwoordig bekleedt hij een aantal maatschappelijke functies. Zo is hij onder andere algemeen bestuurslid bij de Kamer van Koophandel Haaglanden, bestuurslid bij VNO-NCW –Kring Delft en bestuurslid van het Landelijk Platform Mechatronica (LPM) en lid van de tussentijdse Evaluatiecommissie Lectoraten Hogescholen namens VNO-NCW-NL. Hij is columnist in het vakblad Aandrijf Techniek. J. van Gentevoort Joey van Gentevoort is student Technische Informatica aan de Fontys Hogeschool. In oktober 2006 heeft hij deelgenomen aan de interne auditcie van zijn opleiding in Den Bosch. Bij Breda Hippiqu ontwerpt en beheert hij het deelnemerregistratiesysteem. Hij is lid van de onderwijscommissie op zijn hogeschool. Drs. R.B. van der Herberg Ruud van der Herberg was jarenlang eindverantwoordelijk schoolleider in het voortgezet onderwijs en heeft ruime ervaring opgedaan met bestuurlijke verzelfstandiging, fusieprocessen, convenanten en sponsorcontracten tussen vmbo en brancheorganisaties, personeelsbeleid (docentenbegeleiding, opleiden in de school samen met hogescholen en universitaire lerarenopleidingen) en kwaliteitszorg. Ruud van der Herberg was lid van de stuurgroep Stratego van provincie Utrecht, die het toelatingsbeleid en de afspraken over leerlingenstromen monitort. Als externe deskundige is hij betrokken bij audits (Platform Bèta Techniek) en visitatieprocessen in het speciaal voortgezet onderwijs en voortgezet onderwijs en als adviseur verbonden aan het Ruud de Moor Centrum (Professionalisering van onderwijsgevenden) van de Open Universiteit. Ruud van der Herberg is associé bij Hobéon Groep en zet zich in als onderwijskundig en lead auditor in bij de accreditatie onderzoeken die door Hobéon Certificering worden uitgevoerd in het hoger beroepsonderwijs. Daarnaast adviseert hij het voortgezet onderwijs.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200755
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200756
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200757
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200758
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200759
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200760
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200761
BIJLAGE II: Programma Visitatie Programma Accreditatie-audit opleiding Industriële Automatisering – voltijd – Hogeschool Utrecht 5 oktober 2007 Lokaal
Tijd 7.30 – 8.00
D.05.15
08.15 – 08.30 Jan vande Worp, Erik Karsemeijer 08.30 – 09.00 Voorbespreking auditteam
D.05.15
D.05.15
D.05.15
C.03.07 C.03.07 D.05.15
Gesprekspartners Coralie de Jong, Jan Thesingh
09.00 – 09.15 Directie / Management Faculteitsdirecteur – Robert Blom Faculteitsdirectielid – Luuk Kuiper Clustermanager – Jan van der Worp 09.15 – 10.15 Directie / Management Faculteitsdirectielid – Luuk Kuiper Clustermanager - Jan van der Worp
09.45 – 10.00 Briefing Coördinatoren/Teamleiders 10.20 – 10.35 Debriefing Directie / Management 10.15 – 11.15 Coördinatoren/Teamleiders
Auditoren
Onderwerpen Klaarzetten en Controle lokalen Inloop door en ontvangst van auditteam
Eigenaar CdJ + JT
- Kennismaking - Definitieve vaststelling programma
JvdW
Auditteam
- Strategisch beleid, visie, missie - Marktpositie / Instroom / Toelating - Internationalisering - Innovatie - Kwaliteitszorg - Relatie beroepenveld - Personeel / Scholing - Resultaten / Onderwijsrendement - Alumnibeleid
JvdW + LK
Auditteam
- Curriculum - Toetsen en beoordelen - Instroom - Praktijkcomponent/ Stage / Afstuderen Studie(loopbaan)begeleidin g - Minoren - Vrijstellingen / EVC Interne terugkoppeling, verificatie
P:LB P:LB LB PB
Auditteam: Van Raaijen v.d. Herberg Berendse Romanesko van Wijk student-lid Auditteam
Propedeusecoördinator - Lex Baart Stage- afstudeercoördinator Peter Bardoel Decaan / SLB-coördinator Arjen Dunant Kernteamleider- Erik Karsemeijer 11.15 – 11.30 C.03.07 C.03.07
Auditteam
JvdW
AD
EK LB
11.00 – 11.15 Briefing Docenten - voltijd kernteam 11.20 – 11.35 Debriefing Coördinatoren/Teamleiders
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200762
H: EK H: EK
Lokaal D.05.15
C.03.07
C.03.07 D.05.15
Tijd Gesprekspartners 11.30 – 12.30 Docenten - kernteam Decaan / SLB-coördinator Arjen Dunant Docenten van het kernteam Erik Karsemeijer, Albert Moes, Jos Schouten, Erwin van Akkeren, Kees Heman
12.35 – 12.50 Debriefing Docenten kernteam 12.30– 13.15 12.30– 13.15 Allen 13.15 – 14.15 Rondleiding voorzieningen / Presentatie(s) Clustermanager - Jan van der Worp Kernteamleider- Erik Karsemeijer 13.45 – 14.00 Briefing Studenten 14.15 – 15.15 Studenten – voltijd Luuk de Leeuw; Jean-Marie Bonnier; Henk Jan Voorthuizen; Leendert Uithoven; Dirk jan Peters; Pieter Seldenrijk; Niels Hoorn; Paul Schoenmakers
C.03.07 C.03.07
15.20 – 15.35 Debriefing Studenten 14.45 – 15.00 Briefing Kwaliteitszorg
D.05.15
15.15– 15.45 Kwaliteitszorg Faculteitsdirectielid – Luuk Kuiper Clustermanager – Jan van der Worp Beleidsmed. Kwaliteit - Jan Thesingh Beleidsmed. Kwaliteit FNT – George van Heerden 15.15– 15.45 Verificatie documenten Clustermanager – Jan van der Worp 15.15 – 15.30 Briefing Examencommissie 15.50 – 16.05 Debriefing Kwaliteitszorg 15.45– 16.15 Examencommissie Peter Bardoel, Albert Moes 16.20 – 16.35 Debriefing Examencommissie
D.05.07
C.03.07 C.03.07 D.05.15
C.03.07
Auditoren Auditteam
Auditteam
(Deel) Auditteam
Onderwerpen - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Instroom / propedeuse - Aansluiting instroom en programma - Vrijstellingen / EVC - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Bezwaar en beroep - Eindkwalificaties - Praktijkcomponent / Stage - Internationalisering - Scholing - Studiebegeleiding
Eigenaar EK AM JS KH + JS
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie Lunch Gesprekpartners - Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen
CdJ + JT
(deel) auditteam
- Informatievoorziening - Aansluiting vooropleiding / Toelating - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (incl. stages) - Studeerbaarheid / Studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent - Afstuderen
Van Raaijen van der Herberg
- Evaluatie van resultaten - Maatregelen tot verbetering - Betrekken van medewerkers - studenten,alumni, werkveld
EK EK + AM EK EK JS EvA EK allen AD + JS
JT JT + Jvdw JT + Jvdw Jvdw
externe auditoren
Van Raaijen Van der Herberg
PB AM
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200763
Lokaal
Tijd Gesprekspartners 16.15 – 16.30
Auditoren Auditteam
D.05.15
16. 30 – 16.45
D.05.15
16.45 – 17.30
Van Raaijen + nader te bepalen auditor Auditteam
D.05.15
17.30 – 18.00 Alle gesprekspartners & genodigden
AD AM CdJ EK EvA JT
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar)
Arjen Dunant Albert Moes Coralie de Jong Erik Karsemeijer Erwin van Akkeren Jan Thesingh
JvdW JS LK KH LB PB
Auditteam
Onderwerpen Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen Pending issues
Eigenaar
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling Terugkoppeling voorlopige beoordeling
Jan van der Worp Jos Schouten Luuk Kuiper Kees Heman Lex Baart Peter Bardoel
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Industriële Automatisering, Hogeschool Utrecht, december 200764