Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd Hogeschool van Utrecht Faculteit Gezondheidszorg
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd CROHO nr. 34570 Hogeschool van Utrecht Faculteit Gezondheidszorg
Hobéon Certificering BV September 2005 Auditteam: dr. A.N. Pool-Goudzwaard ing. A. Eaglestone drs. W.G. van Raaijen drs. G. Broers
INHOUDSOPGAVE
1. 1.1 1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.2.5
INLEIDING Bereik van de beoordeling Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie Beslisregels Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
1 1 2 2 5 5 6 6 7 7 11 14 16 16 19 21 23 25 27 28 30 32 32 34 35 38 38 40 42 42 45 47 50 50 52
2.
SAMENVATTEND OORDEEL
54
3.
INTEGRAAL OORDEEL/ADVIES AAN NVAO
55
BIJLAGE I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring externe auditor BIJLAGE II: Programma visitatie
1. 1.1
INLEIDING Bereik van de beoordeling
Het bereik van de beoordeling De opleiding Fysiotherapie van de Hogeschool van Utrecht 1 ressorteert onder de Faculteit Gezondheidszorg. De huidige opleiding is in 1990 ontstaan uit een fusie van de opleiding Fysiotherapie van de Hogeschool Midden Nederland en de Internationale Academie voor Fysiotherapie. Vanaf september 2004 werkt de opleiding samen met de opleiding Oefentherapie Cesar. Een samenwerking die met ingang van januari 2005 is geïnstitutionaliseerd binnen het Instituut voor Bewegingsstudies van de Hogeschool van Utrecht. Hobéon Certificering heeft als Visiterende en Beoordelende Instantie (VBI) de voltijdopleiding Fysiotherapie onderzocht en beoordeeld. Deze beoordeling is gericht op een accreditatiebeslissing met betrekking tot de §
HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd: CROHO nr. 34570
De grondslag van het onderzoek De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review (2005) van de opleiding Fysiotherapie en de onderliggende documenten; een en ander mede tegen de achtergrond van het Zelfevaluatie Rapport (2004) van de Faculteit Gezondheidszorg. De Management Review en het Zelfevaluatie Rapport geven een goed beeld van geschiedenis, stand van zaken en strategie van faculteit en opleiding. Enkele kenmerken van de bachelor opleiding Fysiotherapie De onderhavige opleiding Fysiotherapie heeft ruim 1100 studenten en is daarmee de grootste opleiding op dit gebied in Nederland met een marktaandeel van 18%. De opleiding leidt niet alleen op tot fysiotherapeut, maar biedt ook een uitgebreid pakket contractactiviteiten aan. Voorts heeft zij een professional master opleiding in ontwikkeling voor de zogeheten ‘verbijzonderingen’ in de fysiotherapie: Kinderfysiotherapie, Orthopedische Manuele Therapie, Sportfysiotherapie en Fysiotherapie in de Geriatrie. De opleiding onderscheidt drie stromen (doelgroepen): § Reguliere opleiding, met daarbinnen speciale aandacht voor internationale studenten en topsportende studenten; § Bachelor+ opleiding, gericht op HAVO- en VWO-studenten met capaciteiten om versneld te studeren; § Verkorte Opleiding Fysiotherapie (VOF), gericht op studenten met reeds elders verworven relevante competenties.
1
Met ingang van 1 september 2005 heeft de hogeschool haar naam gewijzigd in: Hogeschool Utrecht. In dit rapport, dat betrekking heeft op een audit van vóór 1 september 2005, wordt de oude naamgeving (Hogeschool van Utrecht) gebruikt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 1
Belangrijke actuele ontwikkelingen binnen de bachelor opleiding Fysiotherapie § Implementatie van de bachelor-masterstructuur, waarbinnen major- en minorprogramma’s worden ontwikkeld alsmede een aantal (professional) master opleidingen. § De inhoudelijke en organisatorische vormgeving van het nieuwe Instituut voor Bewegingsstudies. § De aanpassingen binnen de bachelor opleiding in verband met de actuele, domeinspecifieke ontwikkelingen zoals: de introductie van Directe Toegankelijkheid Fysiotherapie (DTF), het groeiend belang van ondernemerschap, de toenemende nadruk op evidence based practice. § De transformatie van het huidige curriculum tot een competentiegericht curriculum. Vanaf april 2004 zijn daartoe de voorbereidingen getroffen. In november 2004 is definitief met deze transformatie gestart: een projectteam is gevormd en het tijdpad (ontwikkeling en implementatie) vastgesteld. Het vernieuwde curriculum wordt met ingang van het studiejaar 2006-2007 ingevoerd.
1.2
Aanpak
1.2.1 Beoordelingsprocedure en werkwijze 1.2.1.1. Bij de beoordeling van de opleiding Fysiotherapie is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van de betreffende opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. 1.2.1.2. Met betrekking tot het referentiekader geldt het volgende: § de Hogeschool van Utrecht heeft een set van ijkpunten (EVINAC) ontwikkeld, die (o.a.) dienen als een instellingsspecifieke vertaling van het accreditatiekader van de NVAO en die op een aantal aspecten een eigen (streef)norm bevatten. De opleiding Fysiotherapie heeft in haar Management Review aangegeven hoe de opleiding zich verhoudt tot deze normstelling; § de opleiding Fysiotherapie heeft zich voor wat betreft het beroepsprofiel, haar doelstellingen en opleidingscompetenties tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de daarvan afgeleide opleidingscompetenties zoals deze zijn vastgesteld in het landelijk overleg tussen verwante opleidingen en het Fysiotherapie-beroepenveld . (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft het instellingsspecifieke (EVINAC) en het opleidingsspecifieke referentiekader (de Domeinspecifieke Eisen) beoordeeld en vervolgens vastgesteld dat deze in voldoende mate gespecificeerd zijn en passend zijn voor een HBO opleiding Fysiotherapie. Het auditteam heeft deze kaders in zijn beoordeling betrokken. Zie onder facet 1.1. 1.2.1.3. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van de door de opleiding Fysiotherapie aangeleverde schriftelijke informatie: § Zelfevaluatierapport van de Faculteit Gezondheidszorg (2004); § Management Review van de Opleiding Fysiotherapie (2005); § de in het kader van de interne sturingscyclus opgeleverde periodieke managementrapportages ; § onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: o strategische keuzen en de positie in de markt; o interne organisatie; o de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende verbetermaatregelen; o ontwikkelingen in het beroepenveld;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 2
o o o o o o o o o o o o
beroeps- en opleidingsprofielen; (validatie) eindkwalificaties; curriculum en de interne en externe evaluatie daarvan; stagebeleid; werkvormen; toetsing en beoordeling; kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid; externe relaties; internationalisering; instroombeleid; studiebegeleiding; studierendement.
Op basis van deze door de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding Fysiotherapie. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve controle door middel van een ééndaagse visitatie 2, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten één externe onafhankelijke deskundige op het gebied van Fysiotherapie, één student, één lead auditor, en een auditor ‘onderwijs’, tevens secretaris. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst: § of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd; § of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, hetzelfde onderwerp meerdere malen en met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele (tijdens of onmiddellijk na de visitatie verstrekte) documentatie en, daar waar het de huisvesting en materiële voorzieningen betreft, door eigen waarneming. Hieronder volgen enkele voorbeelden van de door het auditteam tijdens en/of onmiddellijk na de visitatie geraadpleegde additionele documentatie: § overzicht van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voert; § verslagen van bijeenkomsten met het werkveld; § overzicht CV’s van (gast)docenten; § netwerkoverzicht docenten; § verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; § verslagen van docentevaluaties; § verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; § detailbeschrijving van modules; 2
Visitatie heeft plaatsgevonden op 20 april 2005.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 3
§ § § § § § §
detailbeschrijving van cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; portfolio’s van studenten en de (schriftelijke weergave van de) beoordeling daarvan door docenten; stageverslagen en -beoordelingen; literatuurlijst; de zogeheten ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten; huisvestingsanalyse en -beleid.
Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, ruimtelijke en materiële voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs” vermelde facetten beoordeeld op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding Fysiotherapie is voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Dit rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 4
1.2.2
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld. Voorzitter: Drs. W.G. van Raaijen Leden: Dr. A.N. Pool-Goudzwaard
Ing. A. Eaglestone
Drs. G. Broers
senior adviseur Hobéon Certificering.
werkvelddeskundige; manueel therapeut, Paramedisch Centrum Impact te Zoetermeer; wetenschappelijk onderzoeker, afdeling Biomedische Natuurkunde en Technologie, Erasmus MC te Rotterdam; docent Fysiotherapie, post-HBO afdeling Hogeschool Leiden; docent aan het Nederlands Paramedisch Instituut te Amersfoort; studentlid, 1998-2002 Bouwkunde aan de Hogeschool van Amsterdam; thans student Sociaal Culturele Wetenschappen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam; auditor ‘onderwijs’ en secretaris, adviseur Hobéon Certificering.
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding Fysiotherapie noodzakelijke expertise aanwezig is. Enerzijds expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en anderzijds expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma van de opleiding Fysiotherapie). De werkvelddeskundige, mevrouw Pool-Goudzwaard, heeft zich in haar beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud, (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld, (v) de deskundigheid van docenten en (vi) het gerealiseerde niveau. Dit betekent overigens niet, dat zij zich geen oordeel over andere onderwerpen en/of facetten heeft gevormd. Pool-Goudzwaard heeft als praktiserend therapeut, als wetenschapper en als docent, een brede en veelzijdige ervaring op het terrein van fysiotherapie en aangrenzende (deel)gebieden. Van daaruit heeft zij een goed zicht op het totaal aan ontwikkelingen binnen het vakgebied en de daaruit voortvloeiende professionele eisen die vanuit de verschillende deelgebieden binnen het werkveld gesteld worden aan fysiotherapeuten. De deskundige ‘onderwijs’, Broers, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Broers heeft, als onderwijskundige, in zijn vorige en huidige functie een ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programma-opbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.2.3
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de Fysiotherapie opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 5
1.2.4
Programma visitatie 20 april 2005
Zie Bijlage II.
1.2.5
Beslisregels
Met als uitgangspunt de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader 3 heeft Hobéon Certificering de volgende beslisregels toegepast. A.
De scores op de per onderwerp gerubriceerde facetten leiden tot een score op het betreffende onderwerp en wel volgens de regels onder C.
B.
Binnen de beoordeling van een facet is er ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: § uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie; (beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven dan omgekeerd); § primaire processen wegen zwaarder dan secundaire.
C.
Van facetten naar onderwerp. Hier geldt het volgende: § een onderwerp kan volgens de NVAO “Beslisregels Accreditatie” slechts ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’ scoren; § een onderwerp krijgt de score ‘voldoende’ indien alle facetten tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits er een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’; § een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien één facet ‘onvoldoende’ heeft gescoord en er geen acceptabel verbeterplan voor dit facet beschikbaar is; § een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien meer dan één facet ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
D. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, dan wordt dat met inachtneming van de regels onder E, als ‘extra aantekening’ vermeld. E.
3
4
Met betrekking tot de extra aantekening geldt het volgende: § een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’ indien alle facetten ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord4; § een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’ als alle facetten ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; § een onderwerp krijgt geen extra aantekening indien één van de facetten ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een Onderwerp uitsluitend ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren; een Facet kan volgens diezelfde regels ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. In het NVAO-Accreditatiekader worden bij Onderwerp 2 (“Programma”) acht Facetten onderscheiden. Eén ervan (Facet 2.6.) betreft de duur van de opleiding. Het daarbij behorende criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil die opleiding überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatieonderzoek. ‘Duur’ is dus van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Rendement’ of ‘Kwaliteit Personeel’. Bij de beslissing of het Onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ of ‘excellent’ verdient, wordt het Facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 6
2 BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen 1.1. De eindkwalificaties van de opleiding Fysiotherapie zijn ontleend aan landelijk geldende kwalificaties die in 1997 opgesteld en beschreven zijn in het document: ‘Opleidingskwalificaties voor de opleiding Fysiotherapie’. Om het grote aantal (103) hierin beschreven eindtermen werkbaar te maken en een goede vertaling naar onderwijsdoelen mogelijk te maken, heeft de opleiding Fysiotherapie van de HvU de ‘oude’ landelijk geldende kwalificaties samengevat in 25 eindtermen waarvan er 21 afgeleid zijn van de landelijke eindtermen en waarvan er vier eindtermen hogeschoolspecifiek zijn. Deze zijn beschreven in de ‘Blauwdruk opleiding Fysiotherapie’. Analyse van deze Blauwdruk laat zien dat de opleiding bij het opstellen ervan gebruik heeft gemaakt van recente literatuur en ontwikkelingen binnen de sector (zie hierna). Ook uit de Management Review blijkt, dat de opleiding aansluit bij recente ontwikkelingen in het werkveld, bijvoorbeeld bij de kabinetsplannen dat per 1 januari 2006 voor fysiotherapeutische hulp geen verwijzing door een arts meer nodig is (Directe Toegankelijkheid Fysiotherapie – DTF). De eindtermen corresponderen met de kerntaakgebieden van de fysiotherapeut: § fysiotherapeutische zorg: (bijvoorbeeld m.b.t. methodisch handelen, anamnese, fysiotherapeutische diagnose, behandelplan en effectmeting); § voorlichting en preventie: (bijvoorbeeld m.b.t. gezondheidsvoorlichting, op preventie gerichte begeleiding, beroepsvoorlichting); § administratie en beheer: (bijvoorbeeld m.b.t. procedures, patiëntendossiers, praktijkbeheer, budgetbewaking); § organisatie en kwaliteit: (bijvoorbeeld m.b.t. interne overlegstructuur, bedrijfsvoering, efficiency van het professioneel handelen, ontwikkeling van het beroep). Voorts kent de opleiding nog een viertal specifieke eindtermen. Deze hebben betrekking op de volgende vaardigheden van een beginnend fysiotherapeut: § het in zijn beroepsmatig handelen expliciteren van fysiotherapeutische visies op ziekte, gezondheid, mensbeeld en bewegend functioneren; § het reflecteren op gewenste en ongewenste effecten van zijn beroepsmatig handelen; § het onderbouwen van zijn klinisch handelen; § het opstellen van prognostisch profielen. De opleiding heeft een en ander goed gedocumenteerd (en beargumenteerd!) in haar nota “Visie op fysiotherapie”, in de zogeheten Blauwdruk Opleiding Fysiotherapie en in het recentelijk opgestelde document ‘Betrokken, bekwaam en beredeneerd’ (februari 2005).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 7
Uit deze documentatie, maar ook uit de gesprekken tijdens de visitatie blijkt, dat de opleiding een, naar het oordeel van het auditteam, heldere visie heeft op de belangrijkste ontwikkelingen binnen het brede terrein van de gezondheidszorg en binnen het specifieke domein van de fysiotherapie. Met betrekking tot algemene gezondheidszorgontwikkelingen gaat het dan om zaken als: (i) vergrijzing, (ii) vraagsturing & cliëntgerichtheid, (iii) zorg op maat, (iv) toenemende nadruk op doeltreffendheid en doelmatigheid en (v) marktwerking. Binnen het specifiek fysiotherapeutische domein gaat het om bijvoorbeeld: (i) directe toegankelijkheid – DTF, (ii) verschuiving van ‘cure’ naar ‘care’, (iii) toenemende nadruk op preventie, (iv) toenemend belang van bedrijfsfysiotherapie (v) profilering binnen de fysiotherapie 5 naar de onderscheiden doelgroepen en (vi) verwetenschappelijking o.a. gericht op de verdere ontwikkeling van de zogeheten evidence based practice. Het auditteam is zeer te spreken over de professionaliteit waarmee de opleiding haar visie in samenspraak met het beroepenveld heeft ontwikkeld en vervolgens in eindkwalificaties/eindtermen heeft gedefinieerd. Bovendien -en daar gaat het uiteindelijk om- heeft de opleiding die eindkwalificaties/eindtermen op inzichtelijke en daardoor goed traceerbare wijze naar het opleidingsprogramma vertaald. 1.2. Daarnaast werkt de opleiding Fysiotherapie samen met de Universiteit Utrecht, het Universitair Medisch Centrum Utrecht en onderhoudt zij structurele contacten met het KNGF te Amersfoort. Binnen de opleiding lopen thans enkele promotietrajecten. Uit gesprekken met de betreffende promovendi is het auditteam gebleken, dat zij actief participeren bij het up-to-date houden van de opleiding, met name daar waar de opleiding zich richt op het evidence based handelen binnen de fysiotherapie. Aldus realiseert de opleiding een directe en effectieve relatie met het wetenschappelijk veld. Het auditteam waardeert dit zeer. 1.3. Evaluaties op landelijk niveau, overleg met de Beroepenveldcommissie (zie ook facet 5.3.) en eigen evaluaties van de Leerplancommissie hebben geleid tot vernieuwingsplannen die beschreven zijn in de competentieprofielen van de opleidingen Fysiotherapie en in de nota ‘Renovatie curriculum Fysiotherapie 2003-2007. Deze renovatie is (wat de inhoud betreft) ondermeer gericht op: § optimale aansluiting op de gewijzigde taken en verantwoordelijkheden van de fysiotherapeut als hulpverlener, als manager en als beroepsontwikkelaar; § versterking multidisciplinaire samenwerking (multiprofessionaliteit). Bovendien beoogt de opleiding met haar curriculuminnovatie, het verwerven van competenties een centrale rol te geven in de opleiding, zo blijkt uit de betreffende nota en uit de gesprekken tijdens de visitatie. 1.4. Parallel aan haar eigen renovatie- en actualiseringsactiviteiten participeert de opleiding actief in het landelijk overleg tussen het KNGF enerzijds en alle Nederlandse HBO-opleidingen Fysiotherapie anderzijds. Dit overleg -in feite is er sprake van een landelijk project- is gericht op een actualisering van het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties uit 1997. De uitkomsten van dit project zullen mede de basis vormen van de curriculum innovatie. Zowel inhoudelijk als onderwijskundig. Overigens sporen de voorlopige uitkomsten van het landelijk project met de visie van de opleiding zoals beschreven in de bovenstaande paragrafen.
5
Kinderfysiotherapie, Orthopedische Manuele Therapie, Sportfysiotherapie en Fysiotherapie in de Geriatrie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 8
1.5. Met betrekking tot internationalisering geldt ondermeer het volgende. §
Bij de curriculuminnovatie hanteert de opleiding niet alleen de landelijke kwalificaties en haar eigen geactualiseerde kwalificaties als referentiepunt, maar ook, zo heeft het auditteam kunnen constateren, de kwalificaties die door de Internationale Beroepsvereniging van Fysiotherapeuten (WCPT) zijn overeengekomen in haar “Declaration of Principle and Position Statements” en “Education Policy Statement”. Daarmee heeft de opleiding er uitdrukkelijk voor gekozen haar eindkwalificaties ook te laten aansluiten op internationale afspraken in dat verband.
§
De opleiding geeft in het kader van internationalisering de hoogste prioriteit aan studentmobiliteit met als doelstelling dat in het studiejaar 2007-2008 tenminste 5% van de studenten een stage in het buitenland loopt. Thans bedraagt dit percentage ca 2%. De belangrijkste activiteiten die de opleiding thans daartoe onderneemt, zijn van voorbereidende aard en met name gericht op uitbreiding van het internationale netwerk en op de kwaliteitsborging van de buitenlandstages: (i) criteria waar buitenlandse stageplaatsen aan moeten voldoen, inhoudelijk en in termen van begeleiding (ii) bijscholing/ training van internationale stagebegeleiders, (iii) eisen waar studenten aan moeten voldoen vooraleer zij een stage in het buitenland mogen lopen, (iv) intensivering van praktijk-assessment. Dat de opleiding deze prioriteit ernstig neemt blijkt o.a. uit het feit, dat zij voor de realisering ervan 0.7 FTE inzet.
§
Voorts is de opleiding via haar project Sport Physiotherapy for All – SPA nauw betrokken bij het opstellen van een EU-accreditatiekader voor sportfysiotherapeuten.
§
De opleiding heeft een samenwerkingsverband met (o.a.) een Finse Hogeschool (Jyväskylä). In dat kader wordt tenminste eenmaal per jaar een intensive course verzorgd.
Het auditteam beoordeelt het als positief, dat de opleiding zich richt op internationaal overeengekomen kwalificaties. Voorts kent de opleiding een duidelijke prioriteitstelling (student mobiliteit). Dat de opleiding zich voorts beperk tot ‘kleinere vormen’ van internationalisering, kan het auditteam billijken. Immers, de curriculuminnovatie, waarvan de implementatie in september 2006 start, vergt -terecht- de meeste aandacht. Bovendien, en het auditteam waardeert dit als zeer positief, sluiten de eindkwalificaties aan op de ‘WCPT-standards’, waardoor de internationale dimensie onlosmakelijk aan de opleiding is verbonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 9
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed. §
§ § § § § § §
De opleiding Fysiotherapie biedt een curriculum aan dat geënt is op landelijk overeengekomen eindkwalificaties, die aantoonbaar met collega-instituten zijn afgesproken en door het beroepenveld zijn gevalideerd. De opleiding Fysiotherapie richt zich met haar geactualiseerde eindkwalificaties ook op internationaal overeengekomen kwalificaties. De ‘Utrechtse’ inkleuring is voorts gebaseerd op een keuze die recht doet aan de huidige ontwikkelingen binnen het fysiotherapeutische domein. De ‘Utrechtse’ inkleuring is aantoonbaar door het beroepenveld (i.c. Beroepenveldcommissie) gevalideerd. De eindkwalificaties van de opleiding zijn concreet en gedetailleerd uitgewerkt en vormen daardoor, naar het oordeel van het auditteam, een helder referentiepunt voor het curriculum. De eindkwalificaties zijn aantoonbaar in het opleidingsprogramma verankerd, zo leert analyse van de competentiematrix en de beschrijving van het opleidingsprogramma. De opleiding onderhoudt gestructureerde contacten met het wetenschappelijk veld, onder andere via haar eigen promovendi. Contacten die aantoonbaar effect hebben op het opleidingsprogramma. Het beleid inzake internationalisering kent een duidelijke prioriteit (studentmobiliteit). Dat leidt ertoe dat de internationale activiteiten niet te zeer versnipperd raken, waardoor de vereiste concentratie op de curriculuminnovatie ook niet in het gedrang komt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 10
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen Het nieuwe competentieprofiel van de opleiding Fysiotherapie is, zoals reeds vermeld, mede ontleend aan de algemene eisen die de Internationale Beroepsvereniging –WCPT stelt. Dat is een sterk punt van de opleiding. Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding Fysiotherapie (in het vervolg: FT-opleiding en FTkwalificaties genoemd) geanalyseerd om te bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden de volgende dimensies onderscheiden, bij elk waarvan hieronder een beschrijving wordt gegeven in relatie tot de FT-eindkwalificaties. Voor zover het sectoroverstijgende kwalificaties betreft, zijn de FT-eindkwalificaties aantoonbaar ontleend aan de 10 generieke kwalificaties zoals door de commissie Franssen vastgelegd in haar rapport Prikkelen, presteren en profileren. Kennis en inzicht De eindkwalificaties waarop de FT-opleiding zich richt, zijn zodanig dat zij niet verworven kunnen worden zonder gedegen kennis en inzicht in bijvoorbeeld: § anatomie en fysiologie van het menselijk houdings- en bewegingsapparaat; § medisch klinische vakken als: pathologie, orthopedie en neurologie; § respiratoir cardiovasculair systeem; § biomechanica en natuurkunde voor zover relevant voor het fysiotherapeutisch handelen; § methoden van anamnese en diagnose; § de principes van methodisch handelen in klinische situaties. In de FT-competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren telkens en expliciet in verband gebracht met enerzijds specifieke beroepsthema’s en anderzijds de taakgebieden van een fysiotherapeut. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie in haar opleidingsprogramma hanteert. Toepassen Kennis en inzicht De beroepsspecifieke competenties zijn alle gericht op het uitvoeren van de kerntaken van de fysiotherapeut. Iets wat zichtbaar gemaakt wordt in de beroepsproducten die studenten tijdens de opleiding geacht worden te maken. Bijvoorbeeld: § behandelplannen; § gezondheidsprofielen; § prognostische profielen; § ontwerp van begeleidingstrajecten. In de beroepsspecifieke competenties wordt expliciet naar deze en andere beroepsproducten verwezen. De vermelde ‘producten’ impliceren een professionele toepassing door de student van zijn verworven kennis en inzicht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 11
In de FT-competentie-matrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren telkens en expliciet in verband gebracht met enerzijds ‘generieke beroepsthema’s en anderzijds de taakgebieden van een fysiotherapeut. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie in haar programma hanteert. Omdat het FT-programma is opgebouwd rond aan de praktijk ontleende projecten, is het verwerven van kennis en inzicht vanaf het eerste tot en met het laatste jaar gericht op het ontwikkelen van beroepsproducten en -dus- op ‘toepassing’. Oordeelsvorming Zowel de (algemene) HBO-competenties als de beroepsspecifieke competenties behelzen het hele spectrum van (i) analyse/probleemdefinitie, (ii) behandelstrategie, (iii) ontwerp behandelplan met prognoseprofiel, (iv) realisering, (v) effectmeting, (vi) evaluatie. De daarmee verband houdende vaardigheden zijn expliciet gericht op het maken van keuzen. Dit vooronderstelt dat de student in staat is problemen te analyseren en mogelijke behandelstrategieën tegen elkaar af te wegen, uit te (laten) voeren en daarna te evalueren. In de FT-competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren telkens en expliciet in verband gebracht met enerzijds ‘ specifieke beroepsthema’s en anderzijds de taakgebieden van een fysiotherapeut. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie in haar opleidingsprogramma hanteert. Communicatie In de competenties waar de FT-opleiding zich op richt, is ‘communiceren’ als afzonderlijke competentiegebied van de fysiotherapeut opgenomen en wel als ‘fundamentele vaardigheid’. Het gaat hier uitdrukkelijk om communicatie met patiënten, met professionals binnen de gezondheidszorg en om communicatie binnen de eigen werksetting. Omdat ‘communicatie’ in het beroepsprofiel uitdrukkelijk wordt geafficheerd als fundamentele vaardigheid wordt in de FT-competentie-matrix deze Dublin Descriptor in verband gebracht met zowel specifieke als generieke beroepsthema’s en met alle taakgebieden van een fysiotherapeut. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie in haar opleidingsprogramma hanteert. Leervaardigheden Voor de FT-opleiding geldt, dat de te verwerven competenties een aantal metavaardigheden van de studenten veronderstellen die expliciet op het eigen leren zijn gericht opdat de student in staat is (i) zich tijdens de beroepsuitoefening verder te professionaliseren en (ii) vervolgstudies op een hoger niveau te doorlopen. In de FT-competentiematrix is deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet geplaatst in het perspectief van ‘werken aan professionalisering’ en ‘ontwikkelen van cognitieve vaardigheden’. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie in haar programma hanteert.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 12
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: § §
§
§
het competentieprofiel van de opleiding Fysiotherapie is mede ontleend aan de algemene eisen die de Internationale Beroepsvereniging –WCPT stelt; de eindkwalificaties van de FT-opleiding bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik en diepgang die overeenkomen met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen; de FT-opleiding heeft (in haar competentiematrix) de Dublin Descriptoren zorgvuldig uitgewerkt naar specifieke en generieke beroepsthema’s en naar de onderscheiden taakgebieden van de fysiotherapeut en deze onderling met elkaar in verband gebracht; de FT-opleiding heeft de Dublin Descriptoren en de nadere uitwerking daarvan in deelcompetenties, aantoonbaar in een rechtstreeks verband gebracht met het opleidingsprogramma en met de daarbinnen gehanteerde werkvormen.
Sterk punt acht het auditteam, dat de FT-opleiding elke afzonderlijke Dublin Descriptor aantoonbaar als referentiepunt hanteert, waardoor alle FT-opleidingskwalificaties direct herleidbaar zijn tot de internationaal geaccepteerde bachelor-kwalificaties. Iets, wat bovendien op programma-niveau zichtbaar wordt gemaakt, zo blijkt uit de modulenbeschrijvingen. Anders gezegd, de internationaal geaccepteerde bachelorkwalificaties zijn ook in het programma zelve verankerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 13
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroepenveld of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs 1.3.1. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties van de FT-opleiding beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening (zie facet 1.1, § 1.1.) ) en sluiten aantoonbaar aan (zie onder facet 1.2.) bij de beschrijving van het bachelor niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de FT-opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De wijze waarop de FT-opleiding de Dublin Descriptoren heeft uitgewerkt en in het programma heeft opgenomen, beoordeelde het auditteam reeds als ‘goed’. Zie daarvoor facet 1.2. Beroepsonderwijs 1.3.2. De competenties van de FT-opleiding zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties die aantoonbaar (zie 1.1) in samenspraak met het FT-beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd zowel landelijk als (via de BvC) regionaal. Daarmee is op het niveau van de opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het voor de fysiotherapeut relevante werkveld geborgd. Anders gezegd: de FTopleiding is een beroepsopleiding. De wijze waarop de FT-opleiding de beroepscompetenties in samenspraak met collega-opleidingen en het (landelijk en ‘regionale’ ) beroepenveld heeft uitgewerkt, beoordeelde het auditteam reeds als ‘goed’. Zie daarvoor facet 1.1. Voor een nadere uitwerking van de relatie tussen de FT-eindkwalificaties en het FT-programma: zie de bevindingen bij facet 2.1.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 14
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor als goed en wel op grond van de volgende observaties: § § §
de FT-opleiding heeft de eindkwalificaties rechtstreeks, volledig en op zorgvuldige wijze ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde FT-beroepsprofiel. (Zie onder facet 1.1.); in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties en competenties wordt ook het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar geformuleerd; de FT-opleiding heeft de relatie tussen enerzijds inhoud, bereik en niveau van de eindkwalificaties en anderzijds het programma en de daarbinnen gepositioneerde blokken en gehanteerde werkvormen volledig en inzichtelijk in kaart gebracht en daaruit blijkt, dat de opleiding het landelijk overeengekomen FT-beroepsprofiel in haar programma heeft verankerd en daarbij ook het beroepenveld ( KNGF en de Beroepenveldcommissie) heeft betrokken. Meer nog, zij heeft er een actuele dimensie aan toegevoegd door de accentuering van het aspect ‘Evidence Based Practice’.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor de opleiding Fysiotherapie als voldoende. §
§
De FT-opleiding heeft goed zicht op de ontwikkelingen binnen de gezondheidszorg in het algemeen en binnen het FT- domein in het bijzonder en zij heeft haar inzicht qua bereik, thematiek en diepgang op voortreffelijke wijze vertaald naar opleidingsdoelstellingen en naar de programma-onderdelen (!), waarbij zij het FT-werkveld uitdrukkelijk heeft betrokken. Tevens anticipeert de FT-opleiding door haar gerichtheid op ‘Evidence Based Practice’ , ‘DTF’ en ‘Ondernemerschap’ expliciet op belangrijke ontwikkelingen in het FT-werkveld.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.2.5. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 15
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen HBO; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud programma; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? • Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied /de discipline? • Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen 2.1.1. De programmabeschrijving van de opleiding laat zien, dat de opleidingsstructuur veel openingen biedt naar de FT-beroepspraktijk: § §
§
§ §
§
de propedeuse kent een module beroepsoriëntatie (met driemaal een bezoek aan een relevante instelling of organisatie) om het beroepsbeeld van de student te versterken; in de propedeuse en in de hoofdfase is elk onderwijsblok (duur: 10 weken) ingericht rond een of meer thema’s. daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen generieke thema’s (bijvoorbeeld: ‘paramedische zorg en dienstverlening) en specifieke thema’s (bijvoorbeeld: ‘perifeer neurologisch systeem’). Elk thema is onderverdeeld in subthema’s (bijvoorbeeld: gezondheidsvoorlichting & preventie en posttraumatisch dysfunctie). Het gaat hier om rechtstreeks aan de beroepspraktijk ontleende onderwijsinhouden die telkens worden vertaald naar een project waar studenten werken aan een realistische FT-opdracht. Aan deze opdrachten zijn telkens practica gekoppeld door middel waarvan studenten in de gelegenheid worden gesteld de voor de uitvoering van de projectopdrachten noodzakelijke (deel)vaardigheden te verwerven; in het kader van het ervaringsonderwijs Een belangrijk element van het didactisch concept van de opleiding worden studenten vanaf het eerste jaar rechtstreeks geconfronteerd met de praktijk van de fysiotherapeut: het zogeheten klinisch fysiotherapeutisch onderwijs (KFO). De KFO-lessen worden voor een deel op locatie aangeboden. in het 2e jaar volgend de studenten en zogeheten juniorstage van twee maanden; in het 3e jaar volgen de studenten een stage van 5 maanden. Deze stage wordt uitgevoerd op basis van een op schrift gestelde opdracht die door de student wordt opgesteld in samenspraak met de opleiding en de stagebiedende organisatie. Daarin staat concreet aangegeven welke competenties de student tijdens te stage dient te verwerven en op welke wijze (via welke concrete acties en opdrachten) hij zulks realiseert. Op deze wijze en via de afspraken met betrekking tot de begeleiding door de stagebegeleider en de werkbegeleider wordt de interactie tussen opleiding en werkveld gestructureerd; in het 4e jaar volgend de studenten wederom een stage van 5 maanden gewijd aan een afstudeeropdracht / onderzoeksopdracht, door de studenten uit te voeren in opdracht van een externe organisatie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 16
Omdat elke stage wordt voorafgegaan door een specifieke op de betreffende stage gerichte training zijn de studenten goed voorbereid, waardoor de interactie tussen het binnenschools en het buitenschools leren sterk wordt bevorderd. Het auditteam is daar positief over. Studenten overigens ook, zo blijkt uit het Studenttevredenheidsonderzoek (2004). Een beeld dat tijdens de visitatie werd bevestigd. 2.1.2. Het opleidingsprogramma is (en wordt) ontwikkeld en uitgevoerd door docenten met een sterke relatie met het beroepenveld, zo blijkt uit het netwerkoverzicht van het docentencorps, waar het auditteam inzage in heeft gehad. (Zie voorts onder facet 3.) Bovendien, en het auditteam vindt dat zeer positief, maakt de opleiding veelvuldig gebruik van gastdocenten, jaarlijks circa 30. Het zijn juist zij, die op een natuurlijke en vanzelfsprekende wijze het werkveld binnen het programma brengen. 2.1.3. Samenvattend concludeert het auditteam, dat de FT-opleiding meer dan voldoende gereguleerde mogelijkheden creëert voor de student om zichzelf te scholen (en geschoold te worden) in frequente en goed gestructureerde interacties met de beroepspraktijk. 2.1.4. De interactie tussen de opleiding en de beroepspraktijk vindt ook plaats via bijeenkomsten (tenminste driemaal per jaar) met de Beroepenveldcommissie. Uit de verslaglegging van deze bijeenkomsten blijkt inderdaad, dat het in deze commissie vertegenwoordigde beroepenveld een belangrijke rol speelt in de opleiding via het inbrengen van actuele voor de opleiding relevante werkveldontwikkelingen. Voorts blijkt uit deze verslaglegging, maar ook uit de gesprekken tijdens de visitatie, dat opleiding en genoemde commissies gezamenlijk optrekken daar waar het gaat om het verder ontwikkelen van het FT-onderwijs. Zowel in termen van beleid en kwaliteit als in termen van inhoud. Sterk punt in dit verband is voorts het feit, dat de opleiding een Onderwijs Raad (met vertegenwoordigers uit het werkveld) in het leven heeft geroepen, die gevraagd en ongevraagd de opleiding van advies dient, op alle terreinen waar opleiding en werkveld elkaar rechtstreeks (moeten) raken. In dit verband is het ook van belang te wijzen op de samenwerking met het KNGF en met de Academie voor Gezondheidszorg Utrecht (AGUtrecht). Een en ander draagt ook bij tot het verwerken van de actuele beroepsontwikkelingen in het programma. Een voorbeeld hiervan is de bijscholingscursus op het terrein van: Directe Toegankelijkheid Fysiotherapie, welke in AGUtrecht-verband in Utrecht is ontwikkeld. De inhoud van deze cursus is inmiddels geïntegreerd in de bacheloropleiding Fysiotherapie. 2.1.5. Daarnaast beschikt de opleiding over een, naar het oordeel van het auditteam, voldoende ruim en gedifferentieerd netwerk van relaties uit het FT-werkveld, waarvan zij -en daar gaat het natuurlijk omsystematisch gebruik maakt. Bijvoorbeeld: als opdrachtgever en aanbieder van onderwijsprojecten, als externe beoordelaar, als stagebiedende organisatie, als gastdocent, als praktijkdocent, als begeleider van afstudeerprojecten. 2.1.6. Het auditteam heeft, enige dagen na de visitatie, inzage gehad in de door de opleiding gehanteerde vakliteratuur. Naar het oordeel van het auditteam is de gebruikte literatuur relevant, actueel en zeer wel passend binnen het HBO-niveau. Bovendien stimuleert de opleiding studenten om wetenschappelijke literatuur via internet te raadplegen, wat ook daadwerkelijk door de studenten wordt gedaan, zo heeft het auditteam kunnen constateren. 2.1.7. Voor wat betreft internationalisering wordt verwezen naar de bevindingen onder facet 1.1.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 17
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: §
§ §
§
§
het programma van de opleiding biedt via de projecten, de KFO-lessen, de practica, via de (substantiële) stages en de afstudeerfase aan de student ruime en goed gestructureerde mogelijkheden om zijn kennis te ontwikkelen in frequente interacties met het beroepenveld; de opleiding maakt veelvuldig gebruik van gastdocenten uit het FT-werkveld; de interactie tussen het binnenschools FT-programma en de stage-werkplek is goed geregeld en gestructureerd via de specifieke stagetrainingen, de concrete opdrachtformuleringen en via de afspraken tussen de opleiding, de student en de stagebiedende organisatie met betrekking tot de studentbegeleiding; het opleidingsprogramma is aantoonbaar ontworpen in nauwe en frequente samenspraak met het FTberoepenveld, zowel landelijk (KNGF) als ‘regionaal’ via bijvoorbeeld de Beroepenveldcommissie en de Onderwijs Raad; de gebruikte vakliteratuur en het studiemateriaal zijn exemplarisch voor de state of the art in het FTdomein.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 18
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? • Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma ? • Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen 2.2.1. De vertaling van de FT-eindkwalificaties naar het studieprogramma wordt zichtbaar in de leerdoelen van elk semester en vervolgens in de leerdoelen van de blokken en de daarin gepositioneerde projecten en flankerende (theorie)modulen en practica. De competentiematrix (zie onder facet 1) verschaft een systematisch overzicht van de relatie tussen de onderscheiden competenties en de leerdoelen op semester- en blokniveau. Vervolgens zijn in het leerplan deze doelstellingen voor elk blok op gedetailleerde wijze geoperationaliseerd naar project-, practicum- en module-niveau. Het auditteam heeft op basis van het FT-programma en op basis van een analyse van verschillende blokbeschrijvingen goed zicht gekregen zowel op de inhoud, het bereik en het niveau van de doelstellingen als ook (zie ook § 2.2.2.) op de mate van concreetheid. Het auditteam concludeert, dat op de verschillende niveaus van het programma (semester, blok, project, practicum, module) een duidelijke relatie bestaat tussen deze doelstellingen (leerdoelen) en de FT-eindkwalificaties. Onder facet 1.1. heeft het auditteam zich daar reeds in zeer positieve zin over uitgesproken. Onderdeel van de blok- en projectleerdoelen is het maken van een beroepsproduct, individueel of in groepsverband. Voorbeelden daarvan werden het auditteam getoond. (Zie ook onder facet 1.2.) Op basis daarvan is het auditteam van mening, dat de eisen waaraan deze beroepsproducten (moeten) voldoen, expliciet anticiperen op die welke in het beroepenveld worden gesteld. Daarmee wordt in het programma een direct en zichtbaar verband gelegd tussen de inhoud, het niveau en de oriëntatie van het programma enerzijds en de FT-eindkwalificaties anderzijds. Samenvattend merkt het auditteam op, dat de opleiding er op deze wijze voortreffelijk in is geslaagd op alle niveaus binnen het programma de functionaliteit van de programmaonderdelen (ten opzichte van elkaar en in het perspectief van de FT-eindkwalificaties) inzichtelijk te maken. 2.2.2. Door de koppeling van de projectresultaten (output) aan de leerdoelen is de mate waarin de student de leerdoelen heeft gerealiseerd, goed toetsbaar, waarmee het auditteam wil aangeven dat de leerdoelen vertaald zijn naar concreet professioneel gedrag dan wel naar professionele ‘producten’. (Zie voor toetsing van projectproducten: facet 2.8.) 2.2.3. De vormgeving van de blokken en de projecten, zo heeft het auditteam kunnen constateren, gaat uit van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat en waarbij de kennis (verworven via ondersteunende modules) en de vaardigheden (verworven via de practica), door de student in stelling moet worden gebracht wil hij de projectopdrachten met succes kunnen uitvoeren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 19
2.2.4. De inhoud en de vormgeving van de afzonderlijke projecten bieden de studenten de gelegenheid de vereiste deelcompetenties te verwerven. De projecten worden naarmate de opleiding vordert, zo blijkt uit de programmabeschrijving, steeds complexer en deze cyclische ordening maakt het de student mogelijk alle eindkwalificaties op het vereiste niveau te verwerven. Sterk punt daarbij is, dat de themalijnen waarbinnen de onderscheiden (sub)thema’s en daarmee samenhangende projecten zijn gegroepeerd, een sterk verticale samenhang (hiërarchische ordening) mogelijk maken. Dit blijkt overduidelijk uit de ‘Handleiding blokboeken, taken schrijven’, die door het auditteam is bestudeerd.
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: § §
het FT-programma en de leerdoelen van de onderscheiden programma-onderdelen zijn in termen van inhoud, bereik en niveau een zeer werkzame concretisering van de geformuleerde FT-eindkwalificaties; inhoud en vormgeving van de afzonderlijke modulen, practica en projecten alsmede hun positionering binnen het totale FT-programma stellen de student zeer wel en op planmatige wijze in de gelegenheid de geformuleerde FT-eindkwalificaties op het vereiste niveau te verwerven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 20
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen 2.3.1. De voor de FT-opleiding geldende generieke HBO-competenties en specifieke beroepscompetenties zijn, zoals het auditteam reeds eerder heeft aangegeven, aantoonbaar door het werkveld gevalideerd. De eisen die aan een fysiotherapeut worden gesteld, staan daarin beschreven in onderlinge samenhang. Het auditteam is daar positief over. 2.3.2. De strak doorgevoerde thematische opbouw van het curriculum is een belangrijke bouwsteen voor de samenhang in het curriculum. Een onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds specifieke fysiotherapiethema’s, die vooral corresponderen met het taakgebied ‘fysiotherapeutische zorg’ en anderzijds generieke thema’s die corresponderen met de taakgebieden ‘organisatie en kwaliteit’, ‘administratie en beheer’ en ‘voorlichting en preventie’. Deze thematische opbouw bevordert de horizontale samenhang tussen (theorie)modulen, practica en projecten binnen de respectieve onderwijsblokken. (Zie ook onder facet 2.7, waar nader wordt ingegaan op de zogeheten Onderwijs Thema Groepen - OTG) De ordening van de thema’s en de daaronder vallende modulen, practica en projecten is concentrisch. Thema’s komen telkens terug in een toenemende complexiteit. De ‘Algemene curriculum info propedeuse 2004-2005’, de Programmabeschrijving en de Studiegids laten dit duidelijk zien. Het auditteam is van oordeel, dat de opleiding er voortreffelijk in is geslaagd deze concentrische opbouw door de hele opleiding heen op programmaniveau te realiseren. Anders gezegd, het programma kent een sterke verticale samenhang. (Zie verder onder facet 2.7.) Dat wordt nader zichtbaar gemaakt doordat de FT-opleiding, zoals reeds onder facet 1.1. en 2.2. is beschreven, de FT-eindkwalificaties per opleidingsjaar concreet heeft uitgewerkt naar leerdoelen per semester, per blok, per project, per practicum en per (theorie)module. Leerdoelen, die in complexiteit toenemen om in de afstudeerfase het HBO-eindniveau te bereiken. Daardoor is de verticale samenhang binnen het programma niet alleen thematisch geborgd maar ook op het niveau van de concrete leerdoelen. Daarnaast is er in het curriculum een accentuering van de “setting” van de fysiotherapie: van 1e lijn (in eerste-tweede jaar, waarbij het tweede jaar vooral is gericht op vrijgevestigde praktijk en ziekenhuis) naar 2e /3 e lijn (in tweede-derde jaar, waarbij het derde jaar vooral is gericht op revalidatie en verpleeghuissetting). Deze benadering bevordert nog eens extra de programmatische samenhang. 2.3.3. Omdat elk blok is gecentreerd rond tenminste één bepaald (sub)thema dat telkens in een project wordt uitgewerkt, wordt de horizontale samenhang gerealiseerd op blokniveau en daarbinnen op projectniveau en vervolgens tussen de ondersteunende practica en (theorie)modulen. 2.3.4. Niet alleen in de programmabeschrijving en de Studiegids, maar ook in de detailinformatie op blok-, project- en moduleniveau waarover het auditteam tijdens de visitatie kon beschikken, wordt de samenhang zichtbaar gemaakt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 21
En wel als volgt: § de projecten (en de flankerende practica en modulen) waaruit het programma is opgebouwd, zijn qua onderwerp en inhoud telkens en expliciet ontleend aan het overkoepelend semesterthema; § kernelement in de vormgeving van elk blok (en daarbinnen: de projecten) is een sterke interactie tussen theorie en praktijk; § de projecten (en de flankerende practica en modulen) zijn zodanig ontworpen en in het programma gepositioneerd dat zij ten opzichte van elkaar een anticiperende dan wel verdiepende functie hebben in het leerproces van de student. De leerdoelen en de daaraan gerelateerde opdrachten nemen in complexiteit toe, waardoor de verticale samenhang wordt gewaarborgd; § de studieloopbaanbegeleiding richt zich op de samenhang in de individuele leerroute van de student en op zelfreflectie en zelfsturing door studenten; § alle projecten (en de flankerende practica en modulen) tezamen bestrijken alle eindkwalificaties. 2.3.5. Samenvattend is het auditteam van oordeel,dat de programmaonderdelen tezamen een coherent geheel vormen. Een oordeel dat overigens door studenten wordt gedeeld, zo blijkt uit het studenttevredenheidsonderzoek. Dit beeld werd tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten bevestigd.
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed. §
§ § §
Inhoud en planning van het programma van de FT-opleiding zijn op een consistente wijze op elkaar afgestemd waardoor de onderscheiden programma-onderdelen (theoriemodulen, practica en projecten) tezamen een sterk en coherent geheel vormen. De strak doorgevoerde thematische ordening waarborgt een horizontale samenhang tussen theoriemodulen, practica en projecten. De leerdoelen en de daaraan gerelateerde beroepsproducten nemen in complexiteit toen, waardoor de verticale samenhang wordt bevorderd. De samenhang tussen het buitenschools leren en het binnenschools leren is geborgd via de concrete stage-opdracht formulering enerzijds en de door de student op te stellen reflectieverslagen anderzijds. Een samenhang die voorts wordt bewaakt via een gestructureerde begeleiding door de stagebiedende organisatie en de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 22
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Is het programma studeerbaar doordat studievoortgang belemmerende factoren zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen 2.4.1. De studielast is per blok en per onderdeel binnen elk blok vastgesteld in termen van studiepunten (ECTS). Na elk onderwijsblok vindt evaluatie plaats in het kader van de programma-evaluatie en in het kader van de studiebegeleiding (stagebegeleiding, groepsbegeleiding en individuele begeleiding). Daarbij wordt telkens nagegaan of de studievoortgang voldoende dan wel onvoldoende is. In het eerste jaar vindt er na elk blok een studievoortgangsgesprek plaats met de student. Bij onvoldoende studievoortgang worden samen met de betreffende student de belemmerende factoren geïdentificeerd en remediërende maatregelen getroffen. In de daaropvolgende jaren vinden vergelijkbare gesprekken plaats tussen de coördinator ‘studiebegeleiding’ en de vertegenwoordigers van de onderscheiden studentgroepen. 2.4.2. De (formele) studielast van elk onderwijsblok en van de daarin opgenomen (theorie)modulen wordt minimaal éénmaal per jaar geëvalueerd, waarbij ondermeer wordt nagegaan of de vastgestelde studielast structureel afwijkt van de werkelijke studielast. Doel van deze evaluatie is vast te stellen of er op programmaniveau herschikkende maatregelen moeten worden genomen. Deze evaluaties hebben onder andere geleid tot de volgende maatregelen: § de propedeusedrempel is vervallen. Een student hoeft niet meer binnen 2 jaar zijn propedeuse te halen maar moet nominaal studeergedrag vertonen om door te kunnen studeren. Studenten kunnen daardoor doorstromen naar het tweede jaar en hoeven niet te wachten; § de “vakken” binnen een blok zijn ontkoppeld. Bij het niet halen van één onderdeel kan een student toch een deel van de studiepunten van dat blok krijgen; § studenten krijgen een jaartentamenrooster; § studenten die een blok niet halen, kunnen tijdens het daaropvolgende blok hetzelfde programma volgen als studenten van de verkorte opleiding (zie onder facet 2.5.); § er wordt flexibel omgegaan met stage-ingangsdata: er wordt maatwerk geleverd om te grote studievertraging te voorkomen; § er zijn vier ingangsdata om op seniorstage te gaan, elke tien weken is dit mogelijk. Studenten kunnen hierdoor ook tussentijds op stage gaan. Overigens blijkt uit deze jaarlijkse evaluatie en uit het studenttevredenheidsonderzoek, dat studenten tevreden zijn over de (spreiding van de) studielast en dat hun oordeel over de studeerbaarheid van het programma positief is. Een beeld dat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten werd bevestigd. Voor het auditteam was het van belang na te gaan of al deze maatregelen daadwerkelijk hun vruchten afwerpen. Uit cijfers van de gemiddelde studieduur van de laatste jaren blijkt, dat de opleiding succesvol is in het wegnemen van voortgangsbelemmerende factoren. De gemiddelde studieduur is sinds het studiejaar 2000/2001 gedaald van 4,63 naar 3,88 jaar in 2003. En de Onderwijs Vraag Factor (OVF) is gestegen van 0,859 in 2001 naar 1,028 in 2004.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 23
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed. §
Belangrijk is dat het auditteam heeft kunnen constateren dat de opleiding zowel op studentniveau als op programmaniveau systematisch aandacht besteedt aan de relatie tussen de formele en feitelijke studielast. Zij beschikt via evaluaties over een adequaat instrumentarium om studievoortgang belemmerende factoren te identificeren en op basis daarvan remediërende maatregelen te treffen, hetgeen de opleiding daadwerkelijk doet en wat ook tot een substantiële verbetering van studievoortgang en studeerbaarheid heeft geleid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 24
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit een toelatingsonderzoek?
Bevindingen De opleiding heeft haar instroombeleid beschreven in verschillende documenten waaronder “Bachelor+ aanmeldingsprocedure”, “Faculteit Gezondheidszorg: Procedure speciale toelating”, de “Studiegids Fysiotherapie” en de Voorlichtingsbrochure. 2.5.1. Wettelijk toegang tot de opleiding Fysiotherapie hebben diegenen die in het bezit zijn van een diploma HAVO, VWO, MBO of zij die een vergelijkbare vooropleiding hebben gehad dan wel ouder zijn dan 21 jaar. 2.5.2. In “Faculteit Gezondheidszorg: Procedure speciale toelating” en in het “Draaiboek Studentbegeleiding” wordt uitgebreid ingegaan op de kenmerken van de groep instromers. Het betreft hier de toelating van studenten die niet met een regulier HAVO-, VWO- of MBO-diploma instromen en van studenten die wel met één van de genoemde diploma’s de opleiding binnenkomen. Uit de documenten blijkt dat de opleiding beschikt over voldoende kennis van en inzicht in de groep potentiële studenten. Zo wordt uitgebreid ingegaan op het voorkomen van studieproblemen, het signaleren ervan en de (mogelijke) oplossing. De accountmanager ‘Instroom’ zorgt voor de contacten met de toeleverende scholen voortgezet onderwijs en MBO in de regio en hij participeert in zogeheten ‘ Doorstroomconferenties MBO-HBO’ die op HvU-niveau worden georganiseerd. Mede in dit verband heeft de opleiding voor MBO-instromers een specifiek deficiëntietraject ontwikkeld. 2.5.3. De HvU, het ROC Utrecht en de Universiteit Utrecht hebben een schakelklas voor allochtone studenten ontwikkeld. Dit samenwerkingsinitiatief is gericht op het bevorderen van studiesucces van allochtone studenten in de regio Utrecht en kreeg in dat verband de naam ‘De Utrechtse Brug’. 2.5.4. De FT-opleiding biedt aan studenten met specifieke studie-ervaring in het hoger onderwijs, een verkort studieprogramma in de hoofdfase aan. De verkorte opleiding fysiotherapie (VOF) is een driejarige voltijdse studie fysiotherapie. Belangrijke toelatingsvoorwaarde voor de verkorte opleiding fysiotherapie is een passende vooropleiding. Of een vooropleiding voldoende perspectief biedt, hangt mede af van de mate waarin de vakken anatomie en fysiologie aan de orde zijn geweest. Toelaatbaar tot de VOF zijn studenten met de volgende vooropleiding: § ALO (akte lichamelijke opvoeding, eventueel propedeuseniveau) § Bewegingswetenschappen (eventueel propedeuseniveau) § Geneeskunde (eventueel propedeuseniveau) § Oefentherapie Cesar § Oefentherapie Mensendieck § HBO-V § Gezondheidswetenschappen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 25
Heeft een kandidaat een andere vooropleiding dan hierboven genoemd, dan zal deze opleiding door de coördinator VOF ‘gescreend’ worden, alvorens de aanmeldingsprocedure afgewikkeld kan worden. 2.5.5. Daarnaast is er een internationale klas, bestemd voor leerlingen met een buitenlands diploma dat gelijkgesteld is met het Nederlandse diploma. Topsporters die voldoen aan NOC*NSF-criteria kunnen worden geplaatst in de speciale topsportklas. 2.5.6. In 2003 is voor het eerst gestart met een 3-jarige Bachelor+ opleiding bedoeld voor getalenteerde studenten (w.o. studenten met een VWO- en HAVO-diploma met een 8 gemiddeld) die naar het WO willen doorstromen. Deze Bachelor+ opleiding heeft een nauwe relatie met de studierichting Fysiotherapiewetenschap van de Universiteit Utrecht die het ‘wetenschapsdeel’ verzorgt. Door middel van een speciale selectieprocedure worden de studenten geselecteerd. Overigens wijst de praktijk uit, dat voor studenten die voor deze Bachelor+ opleiding kiezen, niet zozeer de wetenschappelijke insteek van dit opleidingstraject beslissend is, maar veeleer de korte duur. Daardoor loopt de opleiding het gevaar dat de Bachelor+ opleiding haar doel te mist.
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende. § De opleiding heeft voldoende inzicht in de beginsituatie van de potentiële groep instromende studenten. In haar aanbod houdt zij uitdrukkelijk rekening met de heterogeniteit van de instroomcohorten: de opleiding voorziet in een ‘deficiëntietraject’ met name voor MBO-instromers die op bepaalde kennisgebieden tekortkomingen blijken te hebben. Het gevoerde beleid op dit terrein is duidelijk en wordt op een voor alle betrokken partijen inzichtelijke wijze uitgevoerd; de opleiding kent een internationaal programma voor studenten met een buitenlands diploma; de opleiding kent een specifieke programma-planning voor topsporter-studenten; de opleiding voorziet via de Bachelor+ opleiding in een specifiek (verkort) traject voor getalenteerde studenten. (Zie evenwel de kanttekening in § 2.5.6.)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 26
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: 6 • Voldoet de opleiding aan de formele eisen m.b.t. de omvang van het opleidingsprogramma van 240 ECTS-studiepunten?
Bevindingen Het totale aantal studiepunten van de opleiding Fysiotherapie (voltijd) bedraagt 240 ECTS. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBO bachelor opleidingen wordt gesteld.
Oordeel: Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding Fysiotherapie een omvang heeft van 240 ECTS, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.
6
In feite is hier geen sprake van een (kwaliteits)criterium, maar van een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil die opleiding überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO bachelor accreditatieonderzoek. ‘Duur’ is dus van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Rendement’ of ‘Kwaliteit Personeel’. Bij de beslissing of het onderwerp ‘Programma’ een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient (zie § 1.2.5. onder E), wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 27
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: • Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? • Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen Het didactisch concept van de opleiding is in lijn met de doelstellingen, zoals beschreven is in de blauwdruk van de opleiding. Blijkens de “Algemene Curriculum Informatie” sluiten de door de opleiding gehanteerde werkvormen hier goed bij aan. Een beeld dat, zie hieronder, tijdens de visitatie werd bevestigd. Het curriculum van de opleiding Fysiotherapie wordt gekenmerkt door thematisch onderwijs. Dat betekent onder meer dat de inhoud van de opleiding niet (meer) in 'lessen', in vakken of disciplines is georganiseerd. Centrale didactische notie die de opleiding daarbij hanteert, is: ‘ervaringsgericht leren’. Thematische ordening Het onderwijs wordt 'gemaakt' door groepen van docenten, de zogenaamde OnderwijsThemaGroepen (OTG's), die niet aan een bepaald vak gebonden zijn. Deze OTG's brengen de inhouden van zoveel mogelijk vakken steeds in verband met een bepaald thema. Dit betekent dat studenten van meet af aan verschillende vakken en disciplines in samenhang met elkaar aangeboden krijgen. Bovendien brengt de opleiding ‘de inhoud’ steeds in verband met de ‘praktijk’ van de fysiotherapeut. Een en ander betekent ook dat de opleiding de meer 'traditionele' opbouw van het curriculum verlaten heeft, zo blijkt uit documentatie en uit gesprekken tijdens de audit. Dus: niet eerst 'basisvakken' (zogeheten theorievakken als anatomie, fysiologie, pathologie), dan 'praktijkvakken' (zoals fysiotherapie, fysiotechniek) en dan 'praktijkonderwijs' (het leren in en aan de praktijk). De opleiding heeft haar programma zodanig opgebouwd, dat in alle jaren en in alle themablokken, deze drie dimensies (basisvakken, praktijkvakken en praktijkonderwijs) gelijkwaardig en synchroon aan bod komen, gerangschikt rond een bepaald thema. Onderwijsthema’s worden gevormd door onderwijsinhouden die een samenhangende integratieve eenheid van (simpele en complexe) beroepsvaardigheden vormen. Er zijn specifieke fysiotherapie-thema’s waarbij vaardigheden geïntegreerd zijn in specifieke fysiotherapeutische beroepsvaardigheden. Deze thema’s corresponderen grotendeels met het taakgebied “fysiotherapeutische zorg” (en in mindere mate met het taakgebie d “voorlichting en preventieve zorg”). Binnen elk thema komen zowel normale als afwijkende/pathologische processen aan de orde. Thema’s zijn onderverdeeld in subthema’s om de samenhang van de eindtermen en de specifieke sub-leerdoelen te versterken. Daarnaast zijn er generieke beroepsthema’s, waarbij vaardigheden geïntegreerd worden op het gebied van hulp- en dienstverlening, organisatie, kwaliteitszorg en professioneel handelen. Deze thema’s corresponderen grotendeels met de taakgebieden “organisatie en kwaliteit” en “administratie en beheer” en deels met “voorlichting en preventie”. Generieke thema’s zijn onderverdeeld in subthema’s om de samenhang van de eindtermen en de subleerdoelen te versterken. Thema’s zijn blokoverstijgend en hebben een concentrische ordening. Aldus is er van elk thema een verticale themalijn herkenbaar vanaf het eerste t/m het derde jaar (tot de seniorstage).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 28
Generieke beroepsthema’s zijn zeer verschillend gesitueerd, “paramedische zorg- en dienstverlening”en “professionalisering” is in de meeste blokken vertegenwoordigd terwijl “werken in en vanuit een organisatie” grotendeels in een latere fase van de opleiding expliciet aan bod komt, dóórlopend tot in de senior stageperiode. Ervaringsgericht leren Het opleidingsprogramma is ontworpen vanuit het principe, dat het ‘echte’ leren plaatsvindt door het opdoen van ervaring; door de te handelen, dus. Dit past naadloos bij de visie van de opleiding dat studenten moeten worden opgeleid tot professionals die over competenties beschikken. Competentiegerichtheid en ‘ervaringsgericht leren’ zijn twee facetten van hetzelfde concept. Dat ‘ervaring’ een zeer belangrijke plaats inneemt binnen het programma blijkt uit bijvoorbeeld: (i) het grote aantal practica en vaardigheidstrainingen in gesimuleerde praktijksituaties, (ii) het grote aantal KFO-lessen binnen- en buitenschools, (iii) de drie substantiële stageperioden (in totaal 12maanden). Werkvormen Analyse van het programma (het leerplan, de per blok geldende deelleerplannen en -voor het buitenschools curriculum- de stageovereenkomsten) laat zien, dat bovenstaand didactisch concept inderdaad in praktijk wordt gebracht en dat de werkvormen daar direct op aansluiten. Al naargelang het gaat om kennis, inzicht, vaardigheden, attitude wordt een keuze gemaakt uit bijvoorbeeld: hoor- en werkcolleges, practica, vaardigheidstrainingen / praktijksimulaties, KFO-lessen en zelfstandig werken (individueel en zeer nadrukkelijk ook in groepsverband). Uit studenttevredenheidsonderzoek blijkt, dat studenten dit scala van werkvormen bijzonder waarderen. Een beeld dat tijdens de visitatie werd bevestigd. Studenten geven aan, dat het programma hun ruim voldoende mogelijkheden biedt tot (bijv.) het kunnen toepassen van kennis, het ontwikkelen van vaardigheden, zelfsturing en teamwork.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op basis van de volgende observaties: §
§ § §
het didactisch concept is in alle programma-onderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding. In die doelstellingen staat centraal het verwerven van (algemene en beroepsspecifieke ) competenties. Het didactisch concept (leren door en vanuit ervaring) sluit daarop aan door de sterke beroepsgerichte oriëntatie die tot uiting komt in de volledig doorgevoerde praktijkgerichte basisstructuur van het programma; het didactisch concept is door de hele opleiding heen consequent uitgewerkt. De (gevarieerde) werkvormen zijn direct ontleend aan het didactisch concept; de centrale plaats die de projecten in het programma innemen, is consequent uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de hele opleiding heen tot stand wordt gebracht; door middel van projecten worden voorts het werken in teamverband (waar de beroepspraktijk sterk de nadruk op legt) en de -daarmee verband houdend- communicatieve vaardigheden ontwikkeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 29
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen 2.8.1. De opleiding hanteert binnen het curriculum verschillende toetsvormen waaronder de bloktoets, oefentoets, patiëntsimulatie, kennistoets, voortgangstoets, vaardigheidstoets en zelfbeoordeling. Door middel van diverse evaluatie-instrumenten wordt het toetsproces geëvalueerd. Uit deze evaluaties blijkt dat de studenten tevreden zijn over de toetsen en de beoordelingen. 2.8.2. In januari 2004 is op faculteitsniveau het project ProBeTo (Project Beoordeling en Toetsing) van start gegaan. De opdracht was: “Maak een facultair ontwerp voor toetsbeleid en toetssystematiek dat gebaseerd is op de uitgangspunten van de Faculteit Gezondheidszorg over toetsbeleid, dat aansluit op de facultaire ontwikkelingen naar meer competentiegericht onderwijs en dat kan rekenen op voldoende draagvlak binnen de opleidingen”. Voortvloeiend uit dit project is inmiddels een faculteitsbreed expertisecentrum (CeBeTo) opgericht dat aansluit bij het besef dat krachten binnen de faculteit gebundeld moeten worden om tot een blijvende kwaliteitsverbetering van het ‘toetsen en beoordelen’ te komen. De opleiding Fysiotherapie zal binnen het kader van het ProBeTo-project het beroepsrealistische (en dus het geïntegreerde) karakter van de toetsing versterken. Dit alles past bij het geheel competentiegericht maken van de opleiding. In feite betekent dit, dat de opleiding voortbouwt op de huidige toetspraktijk die reeds gedeeltelijk op deze leest is geschoeid zoals hieronder kort zal worden geïllustreerd. 2.8.3. De FT-opleiding heeft een toetsplan opgesteld waarin zij uitgebreid aandacht besteedt aan de planning en organisatie van de toetsing. Haar toetsbeleid is uitgesplitst naar de respectieve programmaelementen: Probleem Gestuurd Onderwijs, Centraal Onderwijs, Projectonderwijs, Vaardigheidsonderwijs, Klinisch Fysiotherapeutisch onderwijs, Stage-onderwijs, Studentbegeleiding en Wetenschapsonderwijs. Dit kader is zo opgesteld dat het kan dienen als document voor zowel een aanbod- als een vraaggestuurd curriculum. Een en ander is in de notitie ‘Rapport van de toetsingscommissie’ goed uitgewerkt. Zo hanteert de opleiding binnen het programma-element ‘Vaardigheidsonderwijs’ een andere toetsvorm dan binnen bijvoorbeeld het programma-element ‘Klinisch Fysiotherapeutisch onderwijs’. Voor het toetsen binnen het programma-element ‘Vaardigheidsonderwijs’ wordt bijvoorbeeld een onderscheid gemaakt tussen: § ‘Simple skills’, met als betekenis voor ‘simple’ het feit dat het accent op één vaardigheid ligt (die dus niet per se eenvoudig hoeft te zijn). Indien psychomotorische vaardigheden centraal staan, komt de skill sample als meest geëigende toetsvorm in aanmerking. Voor het toetsen van spreekvaardigheid en vaardigheid in bepaalde gespreksvormen komt de mondelinge toets in aanmerking. § ‘Complex skills’ waarvan het kenmerk is dat dit handelingen zijn die steeds meer gaan bestaan uit een ‘samenstel van meerdere vaardigheidstypen’. De patiëntsimulatie is de meest geëigende toetsvorm voor het toetsen van de ‘complex skills’. Op basis van overwegingen wat betreft praktische haalbaarheid zullen studenten de patiëntenrol moeten vervullen. Waar nodig en mogelijk zullen ‘externe’ simulatiepatiënten kunnen worden ingezet.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 30
Voor toetsing binnen programma-element ‘Klinisch Fysiotherapeutisch onderwijs’ vormen de verschillende typen vaardigheden in hun onderlinge samenhang het object van toetsing die plaatsvindt in een zo natuurgetrouw mogelijke setting. Voor toetsing binnen het programma-element ‘Projectonderwijs’ wordt de student beoordeeld op aspecten als: § bijdrage aan het groepsproces: leidend tot een individuele beoordeling; § het groepseindproduct: leidend tot een groepsbeoordeling; § de kennis die de student door zijn bijdrage aan he t groepsproduct heeft verworven: leidend tot een individuele beoordeling. De onderscheiden toetsvormen sluiten aan bij de leerdoelen. De inhoud van de opdrachten en van de toetsing corresponderen met de inhoud van de verschillende programma-onderdelen. Vanuit het werkveld komen duidelijke signalen dat de beoordeling van studenten op de werkplek goed verloopt waarbij studenten tevens aangeven ook goed te worden begeleid. Samenvattend: het auditteam is van oordeel dat de huidige praktijk van ‘beoordeling en toetsing’ zondermeer prima in orde is.
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed. §
§ § §
Het systeem ‘beoordeling en toetsing’ is goed doordacht en de opleiding hanteert een gevarieerd toetinstrumentarium dat telkens past bij de te toetsen gedragscomponent (kennis, vaardigheid, inzicht, attitude) van de student. Daarnaast is de kwaliteitsborging van ‘toetsen en beoordelen’ goed geregeld. Technisch maar ook in termen van feedback naar studenten. De FT-opleiding maakt op effectieve wijze gebruik van formatieve (diagnostische) toetsen. De FT-opleiding streeft aantoonbaar naar verdere optimalisering van ‘beoordelen en toetsen’ om de toetsen nog beroepsrealistischer te maken en het integratieve karakter ervan te versterken.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Naar het oordeel van het auditteam kent de opleiding Fysiotherapie een programma dat (i) in termen van kennis-, attitude-, vaardigheid- en competentieontwikkeling aantoonbaar op HBO-niveau is gesitueerd en (ii) qua oriëntatie en organisatie duidelijk gericht is op het fysiotherapeutisch werkveld. De praktijkgerichtheid, de thematische ordening en de gerichtheid op beroepstaken zijn een goede waarborg voor de interne samenhang van het programma. Het programma biedt voorts ruime mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding tot fysiotherapeut te realiseren via goed gestructureerde en frequente interacties met het werkveld. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel zes facetten van het onderwerp “Programma” als goed en twee als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.2.5. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 31
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen HBO; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen De kaders van het personeelsbeleid worden vastgesteld door de HvU en verder uitgewerkt door de faculteit. Binnen die grenzen ontwikkelt de opleiding een eigen beleid. Het beleid is gericht op zowel kwantitatieve als kwalitatieve inzet en ontwikkeling van personeel, en op een adequate werving van personeel. Dit beleid is vastgelegd in een door het auditteam bestudeerd eigen personeelsplan en een scholingsplan. De opleiding heeft haar verbinding met de beroepspraktijk op diverse manier gewaarborgd via docenten die ook werkzaam zijn in de beroepspraktijk, via stagebegeleiders en via een aantal commissies. Het auditteam heeft uitgebreid de gelegenheid gehad om de CV’s van docenten en documenten waaruit hun ervaringen met het werkveld blijken, te bestuderen. De verbinding van het onderwijs met de beroepspraktijk wordt op verschillende manieren gewaarborgd: § meer dan de helft (54% per 1 januari 2005) van de docenten is werkzaam in de beroepspraktijk en heeft een medische/fysiotherapeutische achtergrond. Praktiserende fysiotherapeuten zijn verplicht na- en bijscholing te volgen om hun registratie in het Centraal Kwaliteits Register van de KNGF te behouden. Dit systeem van registratie waarborgt de kwaliteit en actualiteit van de kennis van fysiotherapeuten en -dusook van deze docenten; § de begeleiding en de beoordeling van studenten in het buitenschools curriculum wordt verzorgd door stagebegeleiders die werkzaam zijn in het beroepenveld. Dit gebeurt onder supervisie van de opleiding. Hierdoor is een directe verbinding tussen de opleiding en beroepspraktijk tot stand gebracht. Deze stagebegeleiders komen regelmatig bijeen op de opleiding voor stagebegeleidersoverleg. Tijdens deze bijeenkomsten stelt de opleiding het werkveld op de hoogte van de ontwikkelingen binnen de opleiding en stelt het werkveld de opleiding op de hoogte van (i) ontwikkelingen binnen het werkveld en van (ii) zijn ervaringen met stagiaires. Daarnaast wordt nascholing voor de stagebegeleiders georganiseerd; § de opleiding beschikt over een Beroepenveldcommissie, een Werkveldcommissie en een Kwaliteitscommissie ‘Buitenschools Leren’. Deze commissies worden betrokken bij het curriculum en de evaluatie daarvan. Ook via de Onderwijs Raad onderhoudt de opleiding contact met het werkveld. § de opleiding Fysiotherapie exploiteert, in het gebouw van de faculteit, een medisch bewegingscentrum. Hier worden patiënten met arbeidsgerelateerde aandoeningen behandeld en kunnen personeelsleden en studenten van de HvU onder begeleiding fitnessen. De werkzaamheden worden uitgevoerd door docenten en student-assistenten; § ruim 20 docenten van de FT-opleiding zijn ook verbonden aan een lectoraat, de studie Fysiotherapiewetenschap of aan de in ontwikkeling zijnde Professional Master. Dit levert de ruime interactie op tussen de verschillende onderwijsactiviteiten en is stimulerend voor onderwijsinnovaties. Ook komen daardoor de onderzoeksvaardigheden rechtstreeks ten goede aan het onderwijs, bijvoorbeeld met betrekking tot het evidence based leren & werken van de studenten;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 32
§
§
gastdocenten spelen een belangrijke rol bij het tot stand brengen van de verbinding met de beroepspraktijk. Ruim 30 gastdocenten afkomstig uit het werkveld worden jaarlijks ingezet in de FTopleiding; uit diverse evaluaties blijkt, dat studenten de beroepsgerichtheid van de docenten zeer waarderen.
Door middel van diverse evaluaties onder studenten en docenten wordt de inzet van het personeel geëvalueerd. Deze bevindingen worden teruggekoppeld naar de organisatie. In het kader van de organisatieverandering en de curriculumherziening zal het personeelsplan geactualiseerd worden. Er ligt inmiddels een scholingsplan dat aansluit op de ontwikkelingen richting competentiegericht onderwijs en het werken in teams.
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed. § §
§ § §
De opleiding heeft een goed zicht op het professioneel relatienetwerk van haar docenten. Daardoor kan dit netwerk efficiënt (d.w.z. opleidingsbreed) worden benut. De docenten van de opleiding hebben veelvuldig en intensief contact met het werkveld en leggen door middel van deze contacten een concrete verbinding tussen werkveld en programma. Zowel informeel als formeel. Dat laatste via bijvoorbeeld de verschillende werkveldcommissies en het periodiek stagebegeleidersoverleg. Meer dan de helft van het docentencorps is tevens werkzaam in de fysiotherapie-praktijk. De opleiding schakelt veelvuldig gastdocenten in, waardoor de verbinding tussen werkveld en opleiding wordt versterkt. Docenten worden door de opleiding aantoonbaar gestimuleerd en gesteund in hun verdere ontwikkeling. (Zie ook onder facet 3.3.)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 33
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen Het criterium bij dit facet kent een kwantitatieve (wordt er voldoende personeel ingezet) en een kwalitatieve (opleiding met de gewenste kwaliteit) dimensie. Hier wordt ingegaan op het kwantitatieve aspect. Bij de facetten 3.1. en 3.3. komt het kwalitatieve facet aan de orde. 3.2.1. De totale formatie onderwijskundig personeel kent een docent-student ratio van 1:26. Dat komt overeen met de norm die door de Faculteit Gezondheidszorg is vastgesteld. In vergelijking met andere (vergelijkbare) opleidingen is dit een relatief gunstige ratio. Naar het oordeel van het auditteam wordt dan ook ruim voldoende personeel ingezet om de opleiding uit te voeren. Zeker indien in aanmerking wordt genomen dat voor onderwijsinnovatie een afzonderlijk budget beschikbaar is, waardoor de voor innovatie benodigde capaciteit niet ten koste gaat van de capaciteit nodig voor de (reguliere) programma-uitvoering. 3.2.2. De opleiding streeft naar een kleine kern van docenten met een vaste aanstelling. Dit betekent dat uitdiensttredingen in principe niet worden vervangen en dat ruimte wordt gecreëerd voor specialisten (Personeel Niet In Loondienst – PNIL). Het auditteam acht dit een goede zaak: een vaste kern voor de continuïteit van de onderwijskundige ‘bedrijfsvoering’ en voor de coördinatie van de primaire en secundaire onderwijskundige (ontwikkel- en innovatie) processen enerzijds en een flexibel potentieel aan deskundigen op deelgebieden. 3.2.3. Uit het werkbelevingsonderzoek kwam naar voren dat de werkdrukbeleving bij de medewerkers van de opleiding Fysiotherapie weliswaar betrekkelijk hoog is, maar dat dit geen gevolgen heeft voor het arbeidsplezier. De tevredenheid is hoog evenals het commitment met de opleiding en de faculteit. Er is een zeer laag ziekteverzuim, zo blijkt uit de gegevens die de opleiding verstrekte. 3.2.4. De bevindingen zoals beschreven onder facet 3.1. en 3.3. laten zien, dat het personeel voldoende gekwalificeerd is om de opleiding uit te voeren op het kwalitatief gewenste niveau. 3.2.5. Samenvattend concludeert het auditteam, dat de opleiding ruim voldoende (zie § 3.2.1.) personeel inzet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed. § § §
De huidige omvang van de formatie stelt de opleiding zeer wel in staat het opleidingsprogramma uit te voeren. Gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten is de opleiding bovendien in staat de gewenste kwaliteit te leveren. Ten behoeve van innovatie is een afzonderlijk budget beschikbaar dat niet drukt op de reguliere personeelslasten waardoor de voor innovatie benodigde capaciteit niet ten koste gaat van de capaciteit nodig voor de (reguliere) programma-uitvoering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 34
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen 3.3.1. Gelet op de CV’s van de docenten en op het professionele relatienetwerk dat zij onderhouden en gebruiken en mede gelet op de informatie die het auditteam tijdens de gesprekken met het opleidingsmanagement verkreeg, is het auditteam van oordeel dat de docenten inhoudelijk ruim voldoende gekwalificeerd zijn om hun taken binnen het programma uit te voeren. In dit verband wijst het auditteam erop dat de opleiding bovendien structureel gebruik maakt van gastdocenten. De CV’s van de docenten zijn veelal indrukwekkend. Er staat een goed en ervaren team met een duidelijke groei in jong, wetenschappelijk opgeleid personeel. Voorts -en ook dat beïnvloedt in positieve zin direct en uitdrukkelijk de kwaliteit van het docentencorpswerkt meer dan de helft van het docentencorps tevens in de beroepspraktijk. 3.3.2. De Faculteit Gezondheidszorg, waarvan de opleiding Fysiotherapie deel uit maakt, beschikt over een personeelsplan waarin binnen de kaders van de Hogeschool de eigen visie op personeelsbeleid is uitgewerkt. Docentcompetenties zijn op facultair niveau bepaald. Dit nieuwe personeelsplan is meer gericht op docentcompetenties en sluit aan bij de ontwikkelingen van de curriculumherziening en de omslag naar het werken in teams. 3.3.3. Het auditteam heeft kunnen constateren, dat de opleiding in haar aannamebeleid kwaliteitseisen stelt aan haar personeel en dan niet alleen in termen van opleiding en scholing (vakkennis, onderwijskundige en/of organisatorische expertise) maar vooral in termen van competenties en werkervaring. Daarbij is het auditteam gebleken, dat de opleiding in haar aannamebeleid een sterk accent legt op het werven van praktijkgeoriënteerde specialisten, die naast hun docentschap in het FT-domein werkzaam zijn. Het auditteam acht dit een sterk punt, omdat het juist die docenten zijn die op een ‘natuurlijke’ en vanzelfsprekende wijze actuele expertise en probleemstellingen binnen het opleidingsprogramma brengen. 3.3.4. In het personeelsbeleid is resultaatgericht werken (RGW) een speerpunt. Jaarlijks worden gesprekken gevoerd met individuele medewerkers. In deze gesprekken wordt expliciet stilgestaan bij de individuele taakstellingen en worden resultaatafspraken gemaakt. De drieslag “contractgesprek, functioneringsgesprek, beoordelingsgesprek” is daarbij in ontwikkeling. Centraal in de RGW-cyclus staan de taakstelling, het formuleren van concrete resultaatafspraken en de eigen loopbaanontwikkeling. In deze jaarlijkse (functionerings)gesprekken wordt niet alleen het functioneren van de betreffende docent aan de orde gesteld, maar ook worden zijn scholingsbehoeften geïdentificeerd. Scholing moet in dit verband breed worden opgevat. Trainingen, deelname aan symposia, studiebezoeken e.d. vallen er ook onder. Het betreft hier scholing toegesneden op de individuele docent. Na elk functioneringsgesprek worden de scholingsafspraken schriftelijk vastgelegd. Voorts heeft de FT-opleiding een traject in gang gezet waarbij elke docent zijn eigen Persoonlijk Ontwikkelplan opstelt (POP).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 35
3.3.5. De deskundigheidsbevordering wordt niet alleen gebaseerd op de individuele behoefte van docenten (zoals zij die bijvoorbeeld in hun POP’s definiëren), maar ook en uitdrukkelijk op de behoefte van de opleiding als geheel. En dan gaat het met name om deskundigheidsbevordering op het gebied van ‘coachen’, toetsdeskundigheid. 3.3.6. Tijdens de audit bleek, dat er op onderdelen wat ‘zorgen’ liggen daar waar het vakinhoudelijke kennis betreft: zo zijn er duidelijke voortrekkers (aangegeven wordt 30%) die de overige leden van het docentenkorps voorzien van nieuwe informatie. Een aantal docenten heeft dit gesignaleerd en een ‘refereerclub’ opgezet. Dat de opleiding hier spreekt over ‘zorgen’ zegt overigens eerder iets over de hoge kwaliteitsstandaarden die zij aanlegt, dan over werkelijke zwakheden binnen het vakinhoudelijk kennisdomein. 3.3.7. Een belangrijk gevolg van het veranderingsproces naar competentiegericht onderwijs is, dat docenten in toenemende mate op het beroep georiënteerd moeten zijn en hun onderwijs in dat perspectief moeten plaatsen. Die beroepsgerichtheid wordt gestimuleerd door de nieuwe organisatiestructuur van de opleiding, waarbij de multidisciplinaire onderwijsteams een belangrijke rol spelen. Docenten fungeren in een competentiegerichte leeromgeving vooral als begeleiders van het leerproces van de student en in mindere mate als overdragers van kennis. Deze rolverschuiving leidt inderdaad tot een andere accentuering van de competenties waarover een docent dient te beschikken, zo blijkt uit het ‘Hogeschool Competentieprofiel’ gebruikt, waarin de diverse functies en rollen binnen de onderwijsorganisatie worden gekoppeld aan met die functies/rollen samenhangende competenties. Het personeelsbeleid van de opleiding zal, zo is tijdens de visitatie gebleken, onder andere op basis van dit competentieprofiel verder worden ontwikkeld. 3.3.8. Een aantal docenten participeert actief binnen de leerkring van het lectoraat, tevens hebben de docenten de mogelijkheid om te promoveren. Uit gesprekken met a.s. promovendi blijkt dat het traject dat moet leiden tot promotie, goed geregeld is binnen de opleiding. De promovendi willen ook na hun promotie verbonden blijven aan de opleiding, hetgeen het auditteam beschouwt als een positieve attitude van de promovendi ten opzichte van de opleiding Fysiotherapie. 3.3.9. Nieuwe medewerkers worden ingewerkt volgens de ‘Inwerkprocedure nieuwe medewerkers’ waarbij het doel is de medewerker vertrouwd te maken met de gang van zaken binnen de onderwijsafdeling en de faculteit. Daarnaast organiseert de faculteit jaarlijks een dag voor nieuwe medewerkers. 3.3.10. Studenten zijn zeer tevreden over de kwaliteit van de docenten. Dit blijkt uit het studenttevredenheidsonderzoek van de HvU (STO), uit de HBO-monitor, de Keuzegids Hoger Onderwijs en uit de Programmaevaluatie. Dit beeld werd tijdens de visitatie in gesprekken met studenten bevestigd.
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed. § Qua onderwijs- en vakdeskundigheid en inzicht in de werkveldontwikkelingen zijn de docenten ruim voldoende geëquipeerd om opleiding adequaat te verzorgen, mede dankzij hun kennisniveau en hunfrequente contacten met het werkveld. § De opleiding besteedt veel aandacht aan de (verdere) deskundigheidsbevordering van haar docentencorps met daarbij een zinvolle en heldere prioriteitstelling: ‘coaching’ en ‘toetsontwikkeling’. § Studenten zijn tevreden over de vakinhoudelijke kennis en over de werkveldkennis van hun docenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 36
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt dit onderwerp als voldoende: kwalitatief en kwantitatief is de inzet van personeel op een zodanig (hoog) niveau dat daardoor het verzorgen van de opleiding met de gewenste kwaliteit mogelijk is. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Inzet van Personeel” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.2.5. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 37
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen Zoals op veel hogescholen is er ook binnen de opleiding Fysiotherapie sprake van ruimtegebrek. Dit probleem is, zo blijkt uit de documentatie en uit de gesprekken tijdens de audit, op facultair niveau bekend. Actieplannen om deze problematiek op te lossen, blijken in een vergevorderd stadium te zijn. Zo heeft de faculteit in nauw overleg met haar opleidingen een aantal notities opgesteld waarin de problematiek beschreven wordt. Het auditteam heeft in dit verband twee notities bestudeerd: ‘Meer met minder ruimte, huisvestigingsbeleid Hogeschool van Utrecht 2003-2012’ en ‘Actieplan herinrichting FG, Huisvestingsanalyse FG’. Richtinggevend voor de lange termijn is het huisvestingsbeleid van de HvU, beschreven in de eerstgenoemde notitie, waaruit blijkt dat de Faculteit Gezondheidszorg de komende 10 jaar geconfronteerd wordt met veranderende huisvestingsbehoefte. Zo heeft de faculteit de huisvestingsbehoefte nu en in de toekomst geanalyseerd. In deze analyse wordt uitgebreid aandacht besteed aan de ruimtebehoefte binnen de faculteit, de ruimtevraag ve rsus ruimteaanbod, kenmerken van het gebouw waar de faculteit gevestigd is en de uitgangspunten die hierbij gehanteerd worden, de bezettings- en benuttingsgraad, het ruimtegebruik van onderwijs- en kantoorruimten en een beschrijving van de actuele knelpunten. Voor oplossingen op de korte termijn heeft de faculteit een actieplan met betrekking tot de huisvesting opgesteld. In dit actieplan worden voorstellen gedaan voor effectief en efficiënt ruimtegebruik: § het verhogen van de bezettings- en benuttingsgraad van de onderwijsruimten: de verantwoordelijkheid hiervoor ligt voornamelijk bij de faculteit, daar waar noodzakelijk ondersteund door capaciteit en/of middelen vanuit de Centrale Organisatie (de faculteit kent een oplopend tekort van ruim 2000 m2 per 2008. Hiervan kan 750–1000 vierkante meter opgevangen worden door het gebouw efficiënter te benutten en door het treffen van enkele organisatorische maatregelen); § het realiseren van aanvullend volume (fysiek of organisatorisch): een gedeelde verantwoordelijkheid van de Faculteit gezondheidszorg en de Centrale Organisatie, waarbij het voortouw wordt genomen door de Centrale Organisatie. Het auditteam heeft geconstateerd, dat de faculteit in het algemeen en de opleiding Fysiotherapie in het bijzonder een goede/gedetailleerde analyse (tot op kamer- resp. lokaalniveau) van de materiële voorzieningen heeft laten opstellen. Het bestaande ruimtegebrek in combinatie met de invoering van competentiegericht onderwijs blijft wel een aandachtspunt. De oplossingsrichtingen die voorgesteld worden en inmiddels al voor een deel geëffectueerd zijn, lijken het auditteam adequaat, d.w.z. goed uitgewerkt en haalbaar. Ten aanzien van de problematiek rondom de uitleen van studiematerialen is door de opleiding een actieplan opgesteld. Doel is nog in 2005 een functionaris aan te stellen, die opereert vanuit een specifiek daarvoor ingerichte ruimte.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 38
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende. §
Huisvesting en materiële voorzieningen zijn, weliswaar met ‘passen en meten’, toereikend om de opleiding te realiseren. Met het oog op de nabije toekomst is er op facultair niveau voldoende inzicht in de problematiek en worden inmiddels, op basis van een gedegen analyse, maatregelen genomen de huisvesting en materiële voorzieningen aan te passen aan de behoeften. Anders gezegd, er zijn zorgpunten, maar de faculteit en de opleiding spelen hier adequaat op in.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 39
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan de studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? • Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan de studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen 4.2.1. De opleiding Fysiotherapie heeft haar visie op en aanpak van studentbegeleiding beschreven in het ‘Draaiboek studentbegeleiding’. Het hierin uitvoerig beschreven systeem van studentbegeleiding wordt binnen de opleiding professioneel aangepakt. Aandachtspunten hierbij zijn o.a. de organisatie van de begeleiding en de betrokken functionarissen en hun taken. Tijdens de laatste curriculumverandering van de opleiding in 1998 zijn de studeerbaarheid en de coaching centraal gesteld, met als doel de oriëntatie op het beroep en de verwijzing en selectie van de studenten te verbeteren. De aanpak van de begeleiding was onderdeel van een complex aan maatregelen. Concrete aanleiding was de wens het studierendement te verhogen. 4.2.2. De opleiding heeft een longitudinaal begeleidingssysteem met gecertificeerde mentoren. Elke mentor begeleidt de individuele student gedurende diens gehele studieloopbaan. De nadruk van de begeleiding ligt in de propedeuse. Dit is blijkbaar een bewuste keuze van de opleiding. De propedeuse heeft een oriënterend en selecterend karakter zowel voor de opleiding als voor de student. In deze fase wordt het bindend studieadvies uitgebracht. De ouderejaars studenten zijn meer zelfredzaam en hebben minder begeleiding nodig. De resultaten van de Programma-evaluatie van 2003 gaven aan dat de eerste- en tweedejaars studenten tevreden waren over het mentoraat, de derdejaars iets minder. Op grond van deze uitkomst zijn de derdejaars in 2004 extra bevraagd op dit onderdeel. De uitkomsten daarvan gaven geen aanleiding voor actie. Behalve het mentoraat biedt de opleiding ook, indien nodig, een supervisietraject op maat aan. Dit is een adequaat vangnet voor voornamelijk ouderejaars studenten. 4.2.3. Aan een goede communicatie met studenten wordt grote waarde gehecht. Deze verloopt zowel formeel (via vastgestelde procedures) als informeel (inloopmogelijkheden). De studiecoördinatoren zijn daarbij verantwoordelijk voor de totale informatievoorziening aan studenten. De coördinator studentbegeleiding voert elk blok gesprekken met groepsvertegenwoordigers waarbij evaluatie van alle aspecten van het onderwijs en de organisatie plaatsvindt. Als vervolg hierop worden acties ondernomen die later weer worden teruggekoppeld naar deze groep studenten. In de nieuwe situatie zullen deze gesprekken worden gevoerd door de teamleiders. Een belangrijke rol in de communicatie met studenten speelt de nieuwsbrief van de Opleidingscommissie, waarin de studenten zijn vertegenwoordigd. Deze nieuwsbrief verschijnt ieder blok en wordt gevuld met informatie vanuit de Opleidingscommissie en de opleiding. 4.4.4. Over de soms late verschijning van de roosters zijn de studenten niet altijd tevreden. Deze klachten worden serieus genomen door de faculteit. Het roosterbureau is bezig om deze problematiek op korte termijn op te lossen in samenspraak met de opleidingen. De tevredenheid over de snelheid waarmee beoordelingen worden gegeven en verwerkt is groot. In het verleden waren er veel klachten over de cijferregistratie. Met de invoering van een nieuw inschrijf- en cijferregistratiesysteem OSIRIS gaat de opleiding er vanuit dat deze problemen op korte termijn worden opgelost.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 40
Met het nieuwe systeem zijn studenten voor inzicht in hun resultaten niet langer afhankelijk van de studentadministratie, maar kunnen ze via internet hun gegevens raadplegen
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende. §
De studiebegeleiding gerealiseerd door de opleiding Fysiotherapie alsmede de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten en docenten is adequaat met het oog op de studievoortgang en sluit aan bij de behoefte van de studenten.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen’ als voldoende. §
§
De ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het mogelijk de FT-opleiding op adequate wijze te realiseren. Er zijn zorgpunten (zie facet 4.1.), maar de faculteit en de opleiding spelen daar adequaat op in. De studentbegeleiding en de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten zijn voldoende geregeld en sluiten aantoonbaar aan bij de behoeften van studenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 41
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen De interne kwaliteitszorg die de opleiding Fysiotherapie hanteert, kent een systematiek die ontleend is aan het Integrale Kwaliteitszorgsysteem van de Faculteit Gezondheidszorg. De kerncomponenten daarvan zijn de systematische uitvoering van de PDCA-cyclus. De opleiding Fysiotherapie heeft naar aanleiding van de visitatie (1999/2000) waarin aangegeven wordt dat ‘....de informele kwaliteitszorg prima functioneert’ maar dat de formele kwaliteitszorg ‘...niet voldoende functioneert’, verschillende acties ondernomen. Dit heeft onder andere geresulteerd in het aanstellen van een kwaliteitsmedewerker. In 2001 is door deze kwaliteitsmedewerker een intern kwaliteitszorgsysteem ontwikkeld (‘Kwaliteitshandboek opleiding Fysiotherapie’), waarna een interne audit is uitgevoerd. Deze audit heeft tot een aantal inhoudelijke verbeterslagen geleid: § het Project Kwaliteit Curriculum (2002), waarmee de actualiteit van onderwijsmateriaal beter is geborgd en het curriculum in een blauwdruk is verantwoord; § het Project Evaluatiesystematiek, waarmee een adequate evaluatiesystematiek is gerealiseerd en de conditionele onderwijskwaliteit wordt getoetst en verbeterd; § de opleidingsdirectie heeft een aantal zaken verbeterd op het gebied van de conditionele kwaliteit. In navolging van het verschijnen, in februari 2003, van de definitieve richtlijnen van de NVAO heeft de HvU een systeem van interne kwaliteitszorg ontwikkeld. In aansluiting daarop is in 2004 het Kwaliteitshandboek Faculteit Gezondheidszorg verschenen. De opleiding heeft besloten niet nogmaals het door haar ontwikkelde handboek te gebruiken maar aan te sluiten op de HvU- en faculteitsontwikkelingen. In het voorjaar van 2004 heeft, passend in de HvU kwaliteitscyclus, een interne audit plaatsgevonden waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport dat (zie boven) tot een aantal verbeteracties heeft geleid. De opleiding legt haar afspraken met de faculteitsdirectie aangaande het te voeren beleid vast in een managementcontract voor de duur van twee jaar. Dit managementcontract is ingedeeld in acht resultaatgebieden uit het hogeschoolbrede beoordelingskader voor de accreditatie (onderwijs actueel, onderwijsassortiment, kennisfunctie, internationaliseren, personeel & organisatie, voorzieningen, kwaliteit en resultaten). De aanpak op deze resultaatgebieden wordt in de managementcontracten conform de Plan-DoCheck-Act-systematiek verwoord. In halfjaarlijkse managementrapportages wordt de voortgang van de afspraken door de faculteitsdirectie gemonitord en zo nodig bijgesteld. Het onderwijs wordt, zo blijkt uit rapportages, periodiek geëvalueerd. Er is een evaluatiesystematiek ontwikkeld waarin de gerealiseerde en conditionele onderwijskwaliteit op systematische wijze wordt geëvalueerd. De opleiding Fysiotherapie houdt regelmatig zowel mondeling als schriftelijk evaluaties onder de studenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 42
De opleiding Fysiotherapie heeft een jaarplan opgesteld dat als leidraad dient voor de geplande activiteiten van de opleiding. Hierin wordt schematisch weergeven welke verbeteractiviteiten en innovaties de opleiding het komende studiejaar en daarop volgende jaren zal gaan uitvoeren. In het onderdeel opleidingsontwikkelingsplan zijn de activiteiten m.b.t. het personeel opgenomen waaronder een scholingsplan. Om een indruk te geven van deze activiteiten volgt hierna een opsomming. In 2005 zijn op hoofdlijnen de onderstaande activiteiten in gang gezet dan wel voortgezet: § het samengaan van de onderwijsorganisaties Cesar en Fysiotherapie; § de afronding van de ontwikkeling naar een vierjarige opleiding Oefentherapie Cesar; § de ontwikkeling naar een competentiegestuurd onderwijsprogramma; § de reorganisatie van de organisatie door de invoering van multi-disciplinaire teams; § in het onderwijsprogramma worden studenten voorbereid op de actuele ontwikkelingen in het werk- en beroepenveld zoals de directe toegankelijkheid, de productbeschrijvingen, de vrije marktwerking en de positionering van de bewegingsberoepen; § de ontwikkeling naar een professional master voor de verbijzonderingen in de fysiotherapie en daarmee de intensivering van de samenwerking binnen de Academie Gezondheidszorg; § de afdeling verdiept haar taak als kenniscentrum door een herkenbare bijdrage te leveren op facultair niveau en door het nemen van initiatieven als bewegingsafdeling; § aandacht voor de professionalisering van docenten zowel vanuit de cultuurgedachte als vanuit de professionalisering van de competenties; § het uitvoeren van de geformuleerde verbeteracties zoals vastgesteld door de opleidingen. Genoemde activiteiten worden vervolgens op een adequate wijze uitgewerkt in het Jaarplan. Om de kwaliteit van de stageplaatsen te bewaken heeft de opleiding een Kwaliteitscommissie Buitenschoolsleren (KBLF) ingesteld. De opleiding benoemt een aantal instellingen dan wel praktijken tot kern-stageplaatsen, mits zij gedurende langere tijd dienen als stageplaats voor de opleiding. Deze stageplaatsen worden formeel gecertificeerd door de opleiding Fysiotherapie. Deze stageplaatsen dienen te voldoen aan een aantal kwaliteitscriteria op het gebied van begeleiding en randvoorwaarden. Deze criteria zijn landelijk afgesproken tussen de paramedische opleidingen. Het kwaliteitssysteem van de opleiding richt zich op het totaal van het praktijkleren waaronder dus ook de oriënterende stages in de propedeuse en de juniorstage van het tweede leerjaar. Nieuw in de procedure is dat de kwaliteitsborging nadrukkelijker leidt tot het formuleren van gezamenlijke verbeteracties door werkveld en opleiding. De KBLF geeft hier vervolgens haar oordeel over. Daarnaast richt zij zich op de verbetering van de procedures in de vorm van aanbevelingen aan de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 43
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed. § §
§ § §
Het door de opleiding gehanteerde kwaliteitszorgsysteem is goed en uitvoerig gedocumenteerd. Uit verschillende, door het auditteam bestudeerde, documenten blijkt dat de opleiding Fysiotherapie sedert de laatste visitatie een forse inhaalslag heeft gemaakt daar waar het de formalisering en organisatorisch inbedding betreft van het kwaliteitszorgsysteem. In de managementovereenkomst tussen het Instituut voor Bewegingsstudies en de Hogeschool staan de streefdoelen concreet aangegeven zowel op Instituutsniveau als op opleidingsniveau. in het jaarplan 2004 staan de verbeterplannen (in relatie tot de managementovereenkomst) aangegeven op een heldere wijze wat betreft: beoogd resultaat, planning, probleemeigenaar en condities. de streefdoelen worden periodiek (per kwartaal/onderwijsblok, per jaar en tweejaarlijks) geëvalueerd. Dit blijkt o.a. uit de periodieke managementrapportages.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 44
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen Uit de interne audit in 2001 bleek dat de evaluaties ten behoeve van de gerealiseerde en conditionele onderwijskwaliteit door de opleiding Fysiotherapie te weinig cyclisch en te zeer procedureel waren georganiseerd. Daarom is op projectmatige wijze de vormgeving en de inrichting van de evaluatiesystematiek ter hand genomen. Om de evaluatiesystematiek te waarborgen, beschikt de opleiding nu over een document met daarin beschreven de PDCA-cyclus per evaluatie-instrument. De taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de te houden evaluaties zijn zodoende helder beschreven, evenals de betrokkenheid van studenten, medewerkers, alumni en het afnemend beroepenveld. Per instrument is schematisch weergegeven (i) wanneer een bepaalde beoordelingsscore leidt tot verbetermaatregelen, (ii) wat de bijbehorende acties zijn, (iii) wat het tijdspad is en (iv) wie daarbij betrokken zijn. Enige tijd na implementatie van deze evaluatiesystematiek is op HvU-niveau de evaluatiesystematiek gereed gekomen die vanaf centraal niveau wordt ingevoerd. De opleiding Fysiotherapie heeft besloten voorlopig haar eigen evaluatiesystematiek aan te houden. Het onderwijs is in de afgelopen jaren systematisch geëvalueerd. Het implementeren van verbeteracties op basis van de resultaten blijft een aandachtspunt. Ook tijdens de interne audit is dit geconstateerd. De opleiding gaat er vanuit dat de nieuwe organisatiestructuur bij zal dragen aan het implementeren van geformuleerde verbeteracties. De onderwijsteams en teamleiders zijn ‘eigenaar’ van de uitkomsten uit de diverse evaluaties en verantwoordelijk zijn voor het in gang zetten en toetsen van verbeteracties. De opleiding Fysiotherapie heeft het auditteam een goed en helder uitgewerkt overzicht gegeven van de te verbeteren ‘verificatiepunten’. Concreet gaat het hierbij om verschillende ‘verificatiepunten’ zoals: het curriculum sluit qua zwaarte aan op het hbo-niveau en er bestaan voorzieningen om deficiënties weg te werken. Vervolgens wordt in een actietabel de conclusie van de audit 2001 beschreven, het streefdoel 2002, de maatregelen, de stand van zaken in april 2002 en de stand van zaken in februari 2005. Het auditteam concludeert dat de meeste verificatiepunten inmiddels zijn verbeterd/aangepast. In een afzonderlijk ‘actietabel’, opgezet naar aanleiding van de ‘sideletter interne audit 2002’ is eveneens helder aangegeven wat het zogeheten ‘informatiepunt’ (bijvoorbeeld: kwaliteitssysteem is operationeel, deskundigheidsbevordering is in uitvoering, aansluitingsbeleid is geïmplementeerd) behelst en wat de conclusie van de audit 2001 is voor wat betreft dit ‘informatiepunt’. Vervolgens worden in deze ‘actietabel’ (i) aanbevelingen en acties geformuleerd, (ii) de stand van zaken in september 2002 en (iii) de stand van zaken in 2005.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 45
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed op grond van de volgende observaties: § §
de uitkomsten van de periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete, meetbare en haalbare verbeterdoelstellingen; de verbeterdoelstellingen worden vertaald naar concrete verbeteracties waarvan de implementatie systematisch wordt gemonitord.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 46
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen De opleiding Fysiotherapie, zo blijkt uit documentatie, is actief daar waar het gaat de diverse geledingen bij het kwaliteitsbeleid te betrekken. Het werkveld is door middel van drie commissies betrokken bij het kwaliteitsbeleid: De Beroepenveldcommissie § De Beroepenveldcommissie communiceert met de opleiding over de ontwikkelingen in de gezondheidszorg op macro-niveau. Op basis van afspraken binnen de hogeschool zijn de taken van de commissie: het adviseren van de opleiding betreffende de aansluiting op de belangrijke ontwikkelingen binnen het beroep en kwaliteitsbewaking van de opleiding door het geven van adviezen en door te reageren op concrete onderwijsproducten en beleidsnotities. De Werkveldcommissie § De Werkveldcommissie opereert op micro-niveau. Het doel van deze commissie is feedback geven op het huidige onderwijs en de onderwijsproducten. Hoofdvraag daarbij is, of het door de opleiding gekozen programma en de curriculuminhoud voor de huidige praktijk verantwoord zijn. De blik van de opleiding is daarbij vooral gericht op de inhoud van het curriculum vanuit beroeps-/vakinhoudelijk perspectief (beroepscompetenties). Daarnaast bespreekt de commissie onder andere onderwijsmateriaal (blokboeken) zoals dat door de studenten gebruikt wordt. De Kwaliteitscommissie Buitenschools Leren Fysiotherapie (KBLF). § KBLF bewaakt de kwaliteit van de stageplaatsen. Voorts geeft de Onderwijs Raad gevraagd en ongevraagd kwaliteitsadviezen aan de opleiding. Het auditteam heeft een groot aantal notulen van deze commissies bestudeerd. Bij de beoordeling van dit facet is heeft het auditteam er expliciet op gelet of de inhoudelijke bijdrage van deze commissies aan de kwaliteit van de opleiding aantoonbaar is. Het auditteam heeft vastgesteld dat dit laatste inderdaad het geval is: uit de notulen blijkt dat de commissies zich voldoende breed (en diep) communiceren met de opleiding, bijvoorbeeld daar waar het gaat om (i) ontwikkelingen in het werkveld, (ii) differentiaties binnen de beroepspraktijk , (iii) multidisciplinaire samenwerking, (iv) verticale opbouw van het programma (leerlijnen) en (v) competenties major-minor. Intern zijn de diverse geledingen op verschillende wijzen betrokken bij de kwaliteitszorg. Vertaling van evaluatiebevindingen naar de onderwijspraktijk verliepen via de kwaliteitsmedewerker naar de Leerplancommissie. In de nieuwe organisatiestructuur zijn de teamleiders en expertisegroepen directe aanspreekpunten voor de kwaliteitsmedewerker. Daarnaast heeft de nieuwe Onderwijsraad een signalerende functie gekregen. Studenten zijn bij de evaluatie betrokken via de Opleidingscommissie, die een actieve rol speelt aangaande het curriculum, de randvoorwaarden en de evaluatiesystematiek. In de Opleidingscommissie zijn twee docenten opgenomen. Ook geven studenten via de diverse evaluatie-instrumenten hun oordeel over de kwaliteit van de opleiding. Bijvoorbeeld via de blok-evaluaties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 47
Daarnaast beschikken de onderscheiden studentgroepen over ‘groepsvertegenwoordigers’. Deze studenten komen onder leiding van de coördinator ‘studentbegeleiding’ ieder blok bijeen om te reflecteren op het onderwijs. Als vervolg hierop worden acties ondernomen die later weer worden teruggekoppeld naar deze groep studenten. In de nieuwe organisatiestructuur wordt deze taak van de coördinator ‘studentbegeleiding’ overgenomen door de teams. De opleiding beschikt over een effectieve klachtenprocedure voor zowel studenten als medewerkers. Afgelopen anderhalf jaar is actief gewerkt aan het opzetten van een alumnivereniging zo blijkt uit het document ‘Alumnibeleid van de opleiding Fysiotherapie’. Via deze alumnivereniging wenst de opleiding zich systematisch op de hoogte stellen van de eisen die het beroepenveld stelt aan afgestudeerde fysiotherapeuten teneinde een goed beeld krijgt van de aansluiting tussen opleiding en beroepenveld. Inmiddels hebben twee alumnidagen plaatsgevonden. Voorts is een enquête uitgezet onder recent afgestudeerden en leidinggevenden om deze te bevragen over de beroepsaansluiting.
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed. §
§
De opleiding betrekt alle stakeholders (intern en extern) al geruime tijd èn systematisch bij de kwaliteitszorg. Uit de (uitgebreide) verslagen blijkt, dat er sprake is van goede inhoudelijke discussies over thema’s die voor de kwaliteitszorg als relevant kunnen worden beschouwd, en dan gaat het om thema’s als: (i) maatschappelijke ontwikkelingen die om nadere verbijzondering binnen het beroep van fysiotherapeut vragen (ii) ontwikkelingen in de gezondheidszorg die rechtstreeks de rol en plaats van de fysiotherapeut raken, (iii) de ‘verwetenschappelijking’ binnen de fysiotherapie, (iv) toenemende multiprofessionaliteit. Het overleg met de stakeholders heeft aantoonbaar effect op inhoud en/of opbouw van het opleidingsprogramma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 48
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt dit onderwerp als voldoende. §
Sinds de laatste visitatie (1999) heeft de opleiding Fysiotherapie ontegenzeglijk een forse stap gezet in de ontwikkeling en uitvoering van een kwaliteitszorgsysteem. § Ook heeft de opleiding er voor gezorgd, dat (intern en extern) de relevante stakeholders actief betrokken zijn bij de bewaking van de kwaliteit van de opleiding. § Tevens is het auditteam gebleken dat de opleiding fors heeft geïnvesteerd in menskracht en in tijd in met het oog op het daadwerkelijk verbeteren, daar waar nodig, van de kwaliteit van de opleiding. Kortom: § de interne kwaliteitszorg wordt systematisch aangepakt; § studenten, docenten en het werkveld worden op actieve en georganiseerde wijze betrokken bij de evaluaties; § de inbreng van het werkveld bij de evaluaties wordt aantoonbaar gebruikt als basis voor verbeteringen; § de implementatie van het kwaliteitszorgsysteem leidt aantoonbaar tot concrete verbetermaat-regelen met meetbare doelstellingen waarvan de realisering systematisch wordt gemonitord; Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.2.5. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 49
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen De eindconclusie van de visitatiecommissie in mei 2000 over de opleiding was positief: “De opleiding biedt onderwijs dat de beginnende beroepsbeoefenaren voldoende toerust voor een adequate beroepsuitoefening in de volle breedte van de beroepenvelden.” De resultaten van de HBO-monitor en de afstudeerenquête van de afgelopen jaren onderschrijven deze conclusie. Het auditteam heeft deze beide documenten bestudeerd. Om een antwoord te krijgen op de vraag of de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de nagestreefde, is het auditteam nagegaan of, en zo ja hoe, de opleiding het beroepenveld daarbij betrekt en tot welke conclusie dat heeft geleid. Voorts heeft het auditteam steekproefsgewijs een aantal eindwerkstukken ingezien en beoordeeld. 6.1.1. De opleiding heeft van de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties een goed beeld op grond van de informatie die zij verkrijgt van vertegenwoordigers uit de organisaties waar de studenten werken. Voorts zijn aan het einde van de opleiding vertegenwoordigers uit het beroepenveld (externe opdrachtgevers) betrokken bij de beoordeling van de afstudeeropdrachten die door de studenten zijn uitgevoerd. 6.1.2. Aldus maakt de opleiding gebruik van bronnen uit het werkveld om informatie over het gerealiseerde (eind)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien dat het beroepenveld (stagebiedende organisaties, de externe opdrachtgevers) het gerealiseerde niveau als ruim voldoende beschouwt in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van een beginnend fysiotherapeut.. 6.1.3. De afstudeerwerkstukken waar het auditteam zelf inzage in heeft gehad, 7 zijn in hun probleemstelling actueel en uitdagend en bovendien van een zodanige diepgang en complexiteit dat voor het realiseren ervan de afstudeerders dienen te beschikken over een gedegen en brede kennis en kunde op een niveau dat normaliter van HBO-abituriënten moet en mag worden geëist.
7
Bijvoorbeeld: (i) “Multidisciplinaire behandeling bij patiënten met de ziekte van Bechterev”, (ii) “Het Mulligan concept: een andere kijk op de behandeling van de enkel na een inversietrauma”, (iii) “De effecten van weerstandstraining op ouderen met sarcopenie”, (iv) “De preventie van schouderinstabiliteit bij zwemmers, (v) “Het effect van het toepassen van auditieve en visuele cues op het looppatroon bij patiënten met de ziekte van Parkinson”.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 50
Oordeel: voldoende Dit facet beoordeelt het auditteam als voldoende. §
Eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken alsmede de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie van het beroepenveld op de kwaliteit van de afgestudeerden, hebben tot dit oordeel geleid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 51
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? • Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen De opleiding formuleert streefcijfers voor diverse aspecten van de opleiding en hanteert daarbij de streefnormen van de faculteit. Het auditteam heeft een gedetailleerd overzicht bestudeerd waarin kengetallen verwerkt zijn zoals: student/FTE-ratio, instroom, aantal geslaagden, gemiddelde studieduur, studiestakers (totaal, naar vooropleiding, hun gemiddeld verblijf op de opleiding), propedeuserendement en opleidingsrendement. Ter adstructie hieronder het propedeuserendement, gemiddelde studieduur en de onderwijsvraagfactor. Propedeuse rendement (%) Instroomcohort
00
01
02
03
Streefgetal
Propedeuse afgerond <= 1 jr. %
30,05
37,23
37,55
35,00
35
Propedeuse afgerond <= 2 jr. %
59,59
60,61
63,72
Sept ‘05
70
Gemiddelde studieduur van de geslaagden Binnen periode 1/10-1/10
Binnen periode 1/10-1/10
regulier
VOF
1996/1997
4.48
3.45
1997/1998
4.57
3.38
1998/1999
4.54
2.98
1999/2000
4.65
3.5
2000/2001
4.61
3.42
2001/2002
4.03
3.21
2002/2003
3.65
3.17
2003/2004
3.79
3.56
Streefgetal
4.5
Onderwijs vraag factor (OVF) Jaar
totaal
streefgetal
99/00
0.859
1
00/01
0.877
1
01/02
0.946
1
02/03
1.028
1
03/04
1.009
1
Het propedeuserendement voldoet gedeeltelijk aan de streefcijfers. De gemiddelde studieduur is de afgelopen jaren afgenomen en voldoet aan het streefcijfer. De afgelopen jaren is gericht gewerkt aan het verbeteren van de onderwijsvraagfactor (OVF). Deze aanpak is succesvol geweest en heeft geresulteerd in een stijging van de OVF. Ook zijn de afgelopen jaren maatregelen genomen om de gemiddelde studieduur van studiestakers omlaag te halen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 52
Het gaat om maatregelen zoals het optimaliseren van studentaantallen, selectie in de propedeuse door invoering en aanscherping van het bindend studieadvies, het voorkomen van uitstelgedrag van studenten in de eindfase na de stage door het maken van studieafspraken en verbetering van de begeleiding bij de afstudeeropdracht. Het hanteren van streefcijfers in het managementcontract is in ontwikkeling. Bij de totstandkoming van de streefcijfers vindt overleg plaats met relevante opleidingen binnen de Faculteit Gezondheidszorg. De faculteit hanteert de volgende streefnormen. § §
Studieduur afstudeerders: streefnorm 4,5 jaar bij vierjarige opleiding. Studieduur studiestakers: streefnorm maximaal 1 jaar, bij voorkeur tot uiterlijk 1 februari in het eerste studiejaar (studieadvies).
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende. §
De opleiding heeft streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen en een scala aan maatregelen getroffen om tot een substantiële verhoging van het opleidingsrendement te komen.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het onderwerp “Resultaten” voor de opleiding Fysiotherapie als voldoende. §
Het gerealiseerde niveau komt in belangrijke mate overeen met het niveau dat wordt nagestreefd. De rendementen vertonen een stijgende lijn, dankzij de gerichte aandacht die de opleiding daaraan besteedt via concrete maatregelen. (Zie ook onder facet 2.4.)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 53
2
SAMENVATTEND OORDEEL
Oordeelschema Fysiotherapie, voltijd De in hoofdstuk 2 beschreven beoordeling geven we hieronder schematisch weer: HBO BACHELOR OPLEIDING Fysiotherapie, voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V8
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
G G V9
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie Doelstellingen en Inhoud Programma
G G
2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom
G G V
2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V G G V10
3. Inzet van personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
G G
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V V V V11
5. Interne kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
G G
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement
V V
Samenvattend oordeel
8
Extra aantekening: goed.
9
Extra aantekening: goed.
10
Extra aantekening: goed.
11
Extra aantekening: goed.
V
V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 54
3. Integraal oordeel/advies aan NVAO 3.3.1. Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool van Utrecht, in casu de Faculteit Gezondheidszorg verzorgde HBO Bachelor opleiding Fysiotherapie (voltijd) in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. 3.3.2. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel §
§
alle facetten van Onderwerp 1 (“Doelstellingen Opleiding”), van Onderwerp 3 (“Inzet van Personeel”) en van Onderwerp 5 (“Interne Kwaliteitszorg”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor deze drie onderwerpen rechtvaardigt; 12 zes facetten van Onderwerp 2 (“Programma”) als goed en twee facetten als voldoende, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; 13
Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening toe te voegen aan zijn oordeel over de onderwerpen: § (1) Doelstellingen Opleiding § (2) Programma § (3) Inzet van Personeel § (5) Interne Kwaliteitszorg.
12
Zie § 1.2.5. onder D en E.
13
Zie § 1.2.5. onder D en E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 55
BIJLAGE I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring externe auditor Willem G. van Raaijen Drs. Willem van Raaijen was jarenlang verbonden aan het Luzac College waar hij als rector actief was. Hij was daar voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de vakgroep Nederlands. Verder bekleedde Van Raaijen een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bij Unique International en werkte hij als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatie-advies, marktonderzoek en certificering.
Annelies Pool-Goudzwaard Dr. Annelies Pool-Goudzwaard heeft een lange carrière opgebouwd: als manueel therapeut, als wetenschappelijk onderzoeker en als docent. In 2003 is zij gepromoveerd aan de Erasmus Universiteit: “Biomechanics of the Sacroiliac Joints and Pelvic Flor”. Vanaf 1987 tot op heden is zij werkzaam als manueel therapeut (Paramedisch Centrum Impact te Zoetermeer). Daarnaast vervult zij (of heeft zij vervuld) de volgende functies . 1990-1997:
lid research group ‘Musculoskeletal System’, afdeling Anatomie, Medische Faculteit Erasmus
1997- heden:
MC te Rotterdam; wetenschappelijk onderzoeker, afdeling Biomedische Natuurkunde & Technologie, Erasmus MC te Rotterdam;
1994-heden: 1996-2000:
gastdocent School voor Manuele Therapie te Utrecht; manueel therapeut en onderzoeker, tevens hoofd afdeling Fysiotherapie, Spine & Joint Centre te Rotterdam;
1996-heden: 1997-heden:
docent aan het Nederlands Paramedisch Instituut- NPI; docent post-hbo, Hoge School Leiden, afdeling Fysiotherapie;
1999-heden:
lid ‘International Topical Team on Low Back Pain – European Space Agency – ESA te Noordwijk.
Voorts heeft zij een groot aantal publicaties op haar naam staan. Bijvoorbeeld: “The posterior layer of the thoracombular fascia: its function in load transfer from spine to legs” (1995); “The function of the lung dorsal ligament” (1996); “Insufficient lumbopelvic stability: a clinical, anatomical and biomechanical approach to specific low back pain” (1998); “Relation between low back and pelvic pain, pelvic floor activity and pelvic floor disorder” (2003). Amy Eaglestone Ing. Amy Eaglestone studeerde Bouwkunde aan de Hogeschool van Amsterdam en heeft haar diploma behaald in de afstudeerrichting Architectuur. Momenteel studeert zij Sociaal Culturele Wetenschappen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Ger W.M.C. Broers Drs. Ger Broers werkt sinds 1997 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen (1986) aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt hij zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NVAO-kaders en het beoordelen van de kwaliteit van restauratie bouwbedrijven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 56
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 57
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 58
BIJLAGE II: Programma visitatie Gesprekspartner(s)
Auditoren
Onderwerpen
Auditteam *
Voorbespreking
Managementteam en coördinatie
Auditteam:
Kennismaking
accreditatie
Willem van Raaijen
Definitieve vaststelling programma
Mieke Klootwijk, André Boer, Brigitte
Annelies Pool
van Barneveld
Ger Broers Amy Eaglestone
Managementteam
Auditteam
Strategisch beleid
Mieke Klootwijk, André Boer, Marijke
Marktpositie en instroom
Molmans, Gerrie de Rijk, Mieke
Internationalisering
Wikkerman, Simone de Kruijk
Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Personeel Resultaten
Propedeuse en middenfase
Annelies Pool
Relatie beroepenveld
Jorrit Rehorst, Josephine Berkvens,
Ger Broers
Onderwijsontwikkeling
Bart Lansdorp, Annemarie van Ulsen,
Eindkwalificaties
Maaike Angevaren
Samenhang programma Aansluiting instroom en programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent/stages Studiebegeleiding
Examencommissie, Kwaliteitszorg,
Willem van Raaijen
Toetsen en beoordelen
Onderwijsraad
Amy Eaglestone
Bezwaar en beroep
Brigitte van Barneveld, Paul
Onderwijsontwikkeling
Rouwmaat, Joost Leonhard, Harriet
Kwaliteitszorg
Wittink, Simone de Kruijk
Onderwijsraad Verificatie Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
Buitenschools leren en bijzondere
Annelies Pool
Relatie beroepenveld
groepen
Ger Broers
Onderwijsontwikkeling
Henri Kiers, Loes Spierenburg, Ronald
Eindkwalificaties
Klaassen, Lars van Rijswijk, Mieke
Samenhang programma
Wikkerman
Aansluiting instroom en programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent/stages Studiebegeleiding Buitenschools leren: inrichting en borging kwaliteit Bijzondere groepen: werving, aansluiting arbeidsmarkt
Internationalisering,
Willem van Raaijen
Organisatie & borging internationalisering
Studentbegeleiding
Amy Eaglestone
Studiebegeleiding binnen- en
Marinet Ritz, Hanke Drop, Gerrij de
buitenschools programma
Rijk, Joost van de Flier
Studeerbaarheid & Studielast Voorzieningen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 59
Post HBO, Fysiotherapie
Annelies Pool
Werving, instroom, doorstroom
Wetenschap, Professional Master
Ger Broers
Onderwijsontwikkeling
Joost Leonhard, Harriet Wittink
Aansluiting programma’s
Jorrit Rehorst, André Boer
Innovatie Relatie beroepenveld Eindkwalificaties
Studenten
Willem van Raaijen
Toetsen en beoordelen
Randy Brown, François Teering,
Amy Eaglestone
Studiebegeleiding (incl. stages)
Maarten Prins, Sylvia Beekhuis
Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Auditteam
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
(Deel) Auditteam
Verificatie
Studenten
Annelies Pool
Toetsen en beoordelen
Marieke Calis, 3 e jaars student (nog
Amy Eaglestone
Studiebegeleiding (incl. stages)
Rondleiding voorzieningen Algemene voorzieningen Opleidingsspecifieke voorzieningen
aan te wijzen), Anouk Quartel,
Studeerbaarheid, studielast
Suzanne van Looy
Materiële voorzieningen
Verificatie documenten
Willem van Raaijen
Nader te bepalen n.a.v. gesprekken
Ger Broers Lectoraten & kenniskringen
Annelies Pool
Lectoraten/kenniskringen
Maaike Angevaren, Henri Kiers, + 2
Ger Broers
Innovatie
nader in te vullen namen
Deskundigheidsbevordering Relatie beroepenveld Internationalisering Relatie met opleidingen elders
Teamleiders
Willem van Raaijen
De Kruijk, Molmans,
Amy Eaglestone
Nader te bepalen n.a.v. gesprekken
De Rijk, Wikkerman Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele gespreksonderwerpen
Nader te bepalen gesprekspartners
(Deel) Auditteam
Pending issues
Nader te bepalen gesprekspartners
(Deel) Auditteam
Verdieping en/of additionele gespreksonderwerpen
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
Alle gesprekspartners & genodigden
Auditteam
Terugkoppeling: voorlopige beoordeling
Auditteam: Drs. W. G. van Raaijen
lead-auditor / senior adviseur Hobéon Certificering
Dr. A. N. Pool-Goudzwaard
werkvelddeskundige Fysiotherapie / wetenschappelijk onderzoeker afdeling Biomedische Natuurkunde en Technologie – Erasmus MC te Rotterdam / manueel therapeut - Paramedisch Centrum Impact te Zoetermeer / docent post-hbo afdeling Fysiotherapie - Hogeschool Leiden / docent aan het Nederlands Paramedisch Instituut - Amersfoort
Ing. A. Eaglestone
studentlid en 2e secretaris / 1998-2002 Bouwkunde - Hogeschool van Amsterdam / 2003– heden
Drs. G. Broers
onderwijsdeskundige / secretaris / adviseur Hobéon Certificering.
Sociaal-Culturele Wetenschappen - Vrije Universiteit te Amsterdam
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, voltijd - HvU September 2005 60