Adviesrapport accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie voltijd Cluster Zorg en Welzijn Hogeschool Leiden
Adviesrapport accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie voltijd Cluster Zorg en Welzijn Hogeschool Leiden CROHO nr. 34570
Hobéon® Certificering BV December 2005 Auditteam: W.L.M. Blomen J. Hesse G J. Stoltenborg KJ. Legemate
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.3.1. 1.3.2. 1.3.3. 1.3.4. 1.3.5. 1.4.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie Zie Bijlage II. Enkele karakteristieken van de opleiding Fysiotherapie van de Hogeschool Leiden
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
7 7 7 10 12 14 14 17 19 22 24 25 26 29 32 32 34 36 38 38 40 42 42 44 46 48 48 50
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Fysiotherapie voltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
52 52 53
Bijlage I: Curricula Vitae en onafhankelijkheidsverklaringen externe auditoren Bijlage II: Programma visitatie 26 oktober 2005
1 1 1 1 1 3 4 4 4 5
1. INLEIDING 1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool Leiden, in casu de opleiding Fysiotherapie, deel uitmakend van het cluster Zorg & Welzijn van deze onderwijsinstelling.
1.2.2. Het onderhavige rapport heeft betrekking op de opleiding Fysiotherapie welke wordt uitgevoerd in voltijd.
1.2.3. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review en de bijhorende bijlagen van de opleiding Fysiotherapie, voltijd.
1.3.
Aanpak
1.3.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Basis voor de werkwijze en beoordeling is geweest het protocol ‘Hobéon als VBI, 2004’, dat van toepassing is op de trajecten in 2005. Bij de beoordeling van de betreffende opleidingsvariant is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende: §
§
De opleiding Fysiotherapie heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties (zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft het opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een opleiding Fysiotherapie op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 1
De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van (i) de door de opleiding Fysiotherapie aangeleverde Management Review met betrekking tot de voltijdopleiding Fysiotherapie, (ii) de in het kader van de interne sturingscyclus opgeleverde managementrapportages en (iii) de onderliggende documentatie die o.a. betrekking had op: verschillende managementrapportages, studiegids, informatiegids keuzepunten, kwaliteitsplan, instellingsplan, klachtenregeling, clusterplan Zorg en Welzijn, beroepsprofiel, toetskader. Op basis van de door de opleiding Fysiotherapie van de Hogeschool Leiden geleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de voltijdopleiding Fysiotherapie. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie 1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten één externe onafhankelijke deskundige op het gebied van Fysiotherapie, één student, één lead auditor, één auditor ‘onderwijs’ en secretaris vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, hetzelfde onderwerp meerdere malen en met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele (tijdens de visitatie verstrekte) documentatie en, daar waar het de huisvesting en materiële voorzieningen betreft, door eigen waarneming. Daarnaast heeft het auditteam tijdens en/of voorafgaand inzage gehad in documentatie op de volgende terreinen: § overzicht van de samenstelling van de gremia uit het werkveld waarmee de opleiding overleg voert; § verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; § personeelsplan; § huisvestingsanalyse; § netwerkoverzicht docenten; § alumnibeleid; § kwaliteitshandboek; § detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; § stageverslagen en –beoordelingen; § literatuur, direct gerelateerd aan de opleiding en achtergrondliteratuur; § de ‘eindproducten’ van studenten in de vorm van afstudeerwerkstukken. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische en materiële voorzieningen.
1
Visitatie heeft op plaatsgevonden op 26 oktober 2005.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 2
Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Op onderdelen heeft het auditteam aanvullende documentatie gevraagd en ontvangen. Deze is meegenomen in de beoordeling en toegevoegd aan de documentatieset. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1.3.2.
Beslisregels
Met als uitgangspunt de Beslisregels Accreditatie zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader2 heeft Hobéon Certificering de volgende beslisregels toegepast. A.
De scores op de per onderwerp gerubriceerde facetten leiden tot een score op het betreffende onderwerp en wel volgens de regels onder C.
B.
Binnen de beoordeling van een facet is er ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: § uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie; (beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven dan omgekeerd); § primaire processen wegen zwaarder dan secundaire.
C.
Van facetten naar onderwerp. Hier geldt het volgende: § een onderwerp krijgt de score ‘voldoende’ indien alle facetten tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits er een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor he t facet met de score ‘onvoldoende’; § een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien één facet ‘onvoldoende’ heeft gescoord en er geen acceptabel verbeterplan voor dit facet beschikbaar is; § een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien meer dan één facet ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
D. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, dan wordt dat met inachtneming van de regels onder E, als ‘extra aantekening’ vermeld. E.
2
3
Met betrekking tot de ‘extra aantekening’ geldt het volgende: § een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’ indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord; 3 § een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’ als alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; § een onderwerp krijgt geen extra aantekening indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord. Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een Onderwerp uitsluitend ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren; een Facet kan volgens diezelfde regels ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. In het NVAO-Accreditatiekader worden bij Onderwerp 2 (“Programma”) acht Facetten onderscheiden. Eén van die Facetten (Facet 2.6.) betreft de duur van de opleiding. Het daarbij behorende criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil die opleiding überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatieonderzoek. ‘Duur’ is dus van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Rendement’ of ‘Kwaliteit Personeel’. Bij de beslissing of het Onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het Facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 3
1.3.3.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Werkvelddeskundige: Student: Onderwijsdeskundige en secretaris:
Dhr. W.L.M. Blomen Dhr. dr. J.R. Hesse Mw. K.J. Legemate Dhr. ds. G.J. Stoltenborg
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding Fysiotherapie noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer Blomen heeft als lead-auditor zitting gehad in het auditteam. Hij is directeur van Hobéon Certificering en is als lead-auditor betrokken geweest bij verschillende beoordelingstrajecten. De werkvelddeskundige de heer Hesse is als inhoudelijke deskundige betrokken bij de audit. Hij heeft op grond van zijn ervaring en positie in het (internationale) werkveld (als fysiotherapeut, onderzoeker en docent) een goed zicht op de ontwikkelingen en trends binnen het fysio-domein en op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden binnen het domein gesteld worden aan de fysiotherapeut. De secretaris, de heer Stoltenborg, heeft zich vooral gericht op de onderwijskundige aspecten van de opleiding Fysiotherapie. Werkzaam als senior-adviseur binnen Hobéon heeft hij de afgelopen jaren actief geparticipeerd binnen onderwijs inhoudelijke- en didactische trajecten. Tevens is hij als lid van auditteams betrokken geweest bij verschillende audits. Mevrouw Legemate is 4e jaars student aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding te Amsterdam, volgt daarnaast een digitaal schakelprogramma van de aan Fysiotherapie gerelateerde opleiding Master Bewegingswetenschappen en is als studentlid de afgelopen twee jaar bij meerdere audits op diverse hogescholen betrokken geweest. Voor de curricula vitae verwijzen wij naar bijlage I.
1.3.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.3.5.
Programma visitatie Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 4
1.4.
Enkele karakteristieken van de opleiding Fysiotherapie van de Hogeschool Leiden
In deze paragraaf geven wij enkele karakteristieken van de opleiding Fysiotherapie die van toepassing zijn op alle onderwerpen die in dit rapport worden behandeld. Van belang is allereerst de opvolging die is gegeven aan de uitkomsten van de visitatie in 2000. In december van dat jaar is de afdeling Fysiotherapie gestart met een oriëntatie op de organisatie-inrichting. De afdeling zag daarvoor twee aanleidingen. De eerste wordt gevormd door het eindrapport van de visitatiecommissie Fysiotherapie, Ergotherapie en Bewegingstechnologie. In dat rapport adviseert de commissie de afdeling Fysiotherapie met klem om op zo kort mogelijke termijn de organisatie van de opleiding ter hand te nemen. Daarop zijn doelstellingen geformuleerd die sturend zijn geweest voor de activiteitenplannen vanaf het cursusjaar 2001-2002. Bij de evaluaties en analyses van de effecten van de activiteitenplannen -en van de kwaliteitszorgsystematiek in het algemeen- maakt de opleiding gebruik van interne en externe benchmarks. De tweede aanleiding is het Instellingsplan 2000-2004 van de Hogeschool Leiden. Dit Instellingsplan schetst de hoofdlijnen waarlangs het beleid zich in een meerjarenperspectief zal ontwikkelen. In het plan zijn drie thema’s geïdentificeerd als bepalende factoren voor het in de komende jaren succesvol zijn van de Hogeschool: ondernemerschap, competentiegericht leren, de onderwijsvisie ‘SPACE’ (Studentgerichte aanpak, Persoonlijke leerroute, Assessment, Competentiegericht en Effectief en eigenzinnig) en ontwikkeling naar fase III van de EFQM systematiek. Dergelijke inhoudelijke strategische keuzes zijn betekenisvol voor en vragen veel van personeel en organisatie van ook de afdeling Fysiotherapie. Een belangrijk organisatiekenmerk van de afdeling Fysiotherapie is het werken in faseteams (propedeuse, hoofdfase en afstuderen). Deze teams zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van het onderwijs in hun fase. Gezien de nieuwe ontwikkelingen in maatschappij, gezondheidszorg en fysiotherapie die van invloed zijn op de beroepsuitoefening is de visie op fysiotherapie momenteel bijgesteld. Ook het nieuwe beroepsprofiel van de fysiotherapeut 2005 is aanleiding om de visie te herijken. Bij de vormgeving van het curriculum van de opleiding Fysiotherapie is uitgegaan van een aantal expliciete didactische uitgangspunten die passen binnen de onderwijsvisie van de onderwijsinstelling: competentieleren en studentgecentreerd onderwijs. De opleiding hanteert een mensvisie die in het document de ‘Visie op Fysiotherapie Hogeschool Leiden’ als volgt geformuleerd is (pag. 5): “Als grondslag voor het fysiotherapeutisch hanteren we aan onze opleiding het beeld van de mens zoals Aristoteles dat als eerste nauwkeurig beschreef. Menselijk leven wordt daarin beschreven in drie dimensies: lichaam, ziel, geest. § De mens heeft de kenmerken van de levenloze dingen: het stoffelijk materieel lichaam-zijn § De mens is, net als dieren en planten, een bezield, d.w.z. levend lichaam; hij is als een organisme met basale levensfuncties en via lust en onlust emotioneel betrokken op de omgeving. § De mens beschikt bovendien nog over een geestelijk vermogen; als mens kan hij in vrijheid en verantwoordelijkheid waarden realiseren. Een ontwikkeling van dit geestelijk vermogen kan het besef dat mensen met elkaar en alle leven verbonden zijn wekken of doen groeien”. De visie op Fysiotherapie is afgeleid van de bovengenoemde mensvisie en wordt aan de Hogeschool Leiden opgevat als “…een vorm van gezondheidszorg, gericht op het onderzoeken en begeleiden van natuurlijke herstel- en aanpassingsprocessen van het bewegend functioneren in het menselijk lichaam op stoornis-, beperkings- en handicap(participatie)niveau waarbij inbegrepen die situaties waarin natuurlijk herstel in verminderde mate of in het geheel niet meer optreedt”.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 5
De afgestudeerde fysiotherapeut heeft de vaardigheid om via actief en passief bewegingsonderzoek, palperend onderzoek, duiding van klinische symptomen vast te stellen welke weefselstoornissen aan de orde zijn. Als doel van de opleiding geeft de studiegids aan: “De opleiding Fysiotherapie leidt de student op tot een fysiotherapeut die zelfstandig en in samenwerking met anderen in staat is om methodisch fysiotherapeutisch te handelen op basis van actuele vakinhoudelijke kennis en vaardigheden; die in staat is dit handelen te motiveren vanuit een eigen werkconcept; die in staat is de patiënt een actieve rol te laten vervullen in het herstelproces; die in staat is om te beoordelen wanneer preventie dan wel preventieve maatregelen geïndiceerd zijn; die in staat is de organisatie rond de patiëntenzorg uit te voeren; die in staat is om te functioneren als een hoger opgeleide”.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 6
2. BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: § Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen De eindkwalificaties van de opleiding zijn in eerste instantie ontleend aan het landelijk beroepsprofiel, dat in 1998 is opgesteld door het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). Op basis van dit landelijk profiel heeft de opleiding Fysiotherapie van de Hogeschool Leiden in 2003 een competentieprofiel ontwikkeld. Het competentieprofiel was in het voorjaar van 2003 gereed en is sindsdien richtinggevend voor het nieuwe onderwijs zo is het auditteam gebleken uit de documentatie. De opleiding heeft in het document ‘Naar een competentiegerichte leeromgeving’ (juni 2003) volgens het auditteam op een heldere wijze de totstandkoming van de beroepscompetenties beschreven en daarbij gebruik gemaakt van een ‘Fysiotherapeutische competentiematrix’. In juni 2005 is een nieuw competentieprofiel door het Studierichtingoverleg Fysiotherapie vastgesteld. Het beroepsprofiel en competentieprofiel zijn formeel vastgesteld in de Algemene Leden Vergadering van het KNGF. Het nieuwe competentieprofiel gaat uit van beroepsrollen, benoemt kritische/typerende beroepssituaties, resultaten en beschrijft niveau-indicatoren en algemene normen van professionaliteit. Dit nieuw landelijk competentieprofiel voor de hbo-fysiotherapeut is opgesteld naar aanleiding van twee ontwikkelingen, zo blijkt uit de documentatie: § het oude beroepsprofiel was, als gevolg van inhoudelijke veranderingen in de beroepsuitoefening en de positie van de fysiotherapeut, toe aan een revisie; § in het hoger onderwijs heeft de afgelopen jaren het denken in termen van competenties meer dynamiek gekregen en worden innovaties gedomineerd door het streven naar meer competentiegericht onderwijs. De competenties die de opleiding hanteert, corresponderen met de kerntaakgebieden van de fysiotherapeut: § fysiotherapeutische zorg (bijvoorbeeld m.b.t. methodisch handelen, anamnese, fysiotherapeutische diagnose, behandelplan en effectmeting); § voorlichting en preventie (bijvoorbeeld m.b.t. gezondheidsvoorlichting, op preventie gerichte begeleiding, beroepsvoorlichting); § administratie en beheer (bijvoorbeeld m.b.t. procedures, patiëntendossiers, praktijkbeheer, budgetbewaking); § onderwijs en onderzoek (bijvoorbeeld studentenbegeleidingsplan, presentaties voor organisaties en/of disciplines, schrijven artikelen); § organisatie en kwaliteit: (bijvoorbeeld m.b.t. interne overlegstructuur, bedrijfsvoering, efficiency van het professioneel handelen, ontwikkeling van het beroep).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 7
De opleiding Fysiotherapie van de Hogeschool Leiden is bezig haar eigen competentieprofiel in te passen in het landelijk profiel, met behoud van een eigen inkleuring door haar keuze van minors, het accent dat bepaalde competenties krijgen, kritische contexten en werkconcept. Voor de eigen inkleuring is een plan van aanpak geschreven voor het project ‘Implementatie landelijke competentieprofielen’ en een project ‘Verbredende minors Zorg & Welzijn’ dat wordt uitgevoerd. Zo is er sprake van een ‘eigen inkleuring’ in de richting van psychosociale gezondheidszorg omdat, zo geeft de opleiding aan, meer persoonsgebonden- en omgevingskenmerken een rol spelen bij het (succes van) fysiotherapeutisch handelen. De opleiding heeft de achtergronden van de keuzes die men heeft gemaakt goed gedocumenteerd en beargumenteerd in de door het auditteam bestudeerde notities. Uit deze documentatie en uit de gesprekken tijdens de audit is gebleken, dat de opleiding een, naar het oordeel van het auditteam, heldere visie heeft op de belangrijkste ontwikkelingen binnen het brede terrein van de gezondheidszorg en binnen het specifieke domein van de fysiotherapie. Ook is er aantoonbaar sprake geweest van discussies binnen de opleiding over het opnemen van bijvoorbeeld ‘ondernemerschap’ in het opleidingsprogramma. De discussie hieromtrent is binnen de afdeling Fysiotherapie nog gaande. Zo wordt hogeschool-breed een keuzemodule aangeboden. Het cluster Zorg & Welzijn is in het project ‘Verbredende minors Zorg & Welzijn’ bezig om de minor Ondernemerschap meer toe te spitsen op Zorg & Welzijn. In dit verband wijst het auditteam er op dat de veranderingen binnen het zorgstelsel van januari 2006, belangrijke implicaties zal hebben voor de positie van de fysiotherapeut. De fysiotherapeut zal zich dienen te profileren als bewegingsdeskundige en als preventiedeskundige bij arbeids- en sportgerelateerde zaken. In tegenstelling tot de voorheen afwachtende houding (vraaggericht handelen) zal van de huidige fysiotherapeut juist een aanbodgerichte zorg verwacht worden hetgeen een beroep doet op zijn ondernemerschap. De opleiding speelt in op maatschappelijke ontwikkelingen in de gezondheidszorg met door haar georganiseerde voorjaarsconferenties en de vertaling van de resultaten naar het onderwijsprogramma. Het auditteam waardeert de professionaliteit waarmee de afdeling Fysiotherapie haar visie in samenspraak met het beroepenveld heeft ontwikkeld en vervolgens in eindkwalificaties/eindtermen heeft gedefinieerd. Bovendien heeft de opleiding naar aanleiding van gesprekken extern en intern de eindkwalificaties op een inzichtelijke en daardoor goed traceerbare wijze naar het opleidingsprogramma vertaald. Er is sprake van een versterking van de externe oriëntatie door middel van kenniscreatie, kennis delen en verspreiden, zoals geformuleerd in de door het auditteam bestudeerde nota ‘Kennis moet aarden’ en het clusterplan. Er wordt een kennisgebied ‘Eerstelijns Fysiotherapie’ opgezet dat een bijdrage moet leveren aan het actueel houden van het curriculum, de professionalisering van de docent en de verder ontwikkeling van het vak in de regio. Dit laatste gebeurt o.a. in samenwerking met fysiotherapeuten in de regio Leiden en met het Regionaal Genootschap voor Fysiotherapie. Het auditteam heeft het projectplan bestudeerd waarin de opleiding de implementatie beschrijft van het nieuw landelijk competentieprofiel fysiotherapie. Hieruit blijkt dat het werkveld alsmede alumni een rol spelen bij dit implementatieproces. In het projectplan wordt er expliciet op gewezen dat ‘externe stakeholders’ uitgenodigd worden om tijdens overleggen met de afdeling Fysiotherapie de concepten van het profiel van commentaar te voorzien. Uiteindelijk kan dit voor de afdeling Fysiotherapie leiden tot: § een optimale aansluiting op de gewijzigde taken en verantwoordelijkheden van de fysiotherapeut als hulpverlener, als manager en als beroepsontwikkelaar; § een versterking van de multidisciplinaire samenwerking (multiprofessionaliteit). Bovendien beoogt de opleiding met haar curriculuminnovatie, het verwerven van competenties een centrale rol te geven in de opleiding, zo blijkt uit de gesprekken tijdens de visitatie. Op basis van de evaluaties met het werkveld zijn verbeteracties in gang gezet die ertoe hebben geleid dat een ruimere plaats
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 8
is ingeruimd voor kennisvermeerdering (anatomie, pathologie, neurologie) om daarmee het beoogde competentieniveau te realiseren. Daarnaast is de implementatie van nieuwe leerinhouden ten gevolge van het in werking treden van de directe toegankelijkheid fysiotherapie verder geconcretiseerd in het curriculum. Het nieuwe competentieprofiel van de opleiding Fysiotherapie sluit, zo constateert het auditteam op basis van bestudering van documenten (in het bijzonder het opleidingsprofiel) aan bij de algemene eisen die de internationale beroepsvereniging aan dit type opleidingen stelt. Deze zijn geformuleerd in ‘Declarations of Principle and Position Statements’ en het ‘Education Policy Statement’ van de ‘European Region of the WCPT’.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed gelet op de volgende constateringen. § De afdeling Fysiotherapie heeft een curriculum dat geënt is op landelijk overeengekomen eindkwalificaties, dat aantoonbaar met collega-instituten is afgesproken en door het beroepenveld is gevalideerd. § De ‘Leidse’ inkleuring is voorts gebaseerd op een keuze die recht doet aan de huidige ontwikkelingen binnen het fysiotherapeutische domein. § Deze ‘Leidse’ inkleuring is aantoonbaar door het beroepenveld (beroepenveldcommissie) gevalideerd. § De eindkwalificaties zijn voldoende concreet en gedetailleerd uitgewerkt en vormen daardoor, naar het oordeel van het auditteam, een voldoende referentiepunt voor het curriculum. § De eindkwalificaties zijn aantoonbaar in het opleidingsprogramma verankerd, zo leert analyse van de competentiematrix en de beschrijving van het opleidingsprogramma. § De opleiding onderhoudt contacten met het werkveld waaronder contacten met praktiserende fysiotherapeuten in de Leidse regio. § De afdeling baseert zich wat betreft het herziene competentieprofiel op internationale afspraken, hetgeen een internationale dimensie in het profiel garandeert.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 9
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: § Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding Fysiotherapie bestudeerd om te bepalen in welke mate deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals beschreven in de ‘Dublin Descriptoren’. De opleiding stelt zelf in de documentatie vast: De belangrijkste Dublin Descriptoren Kennis en Inzicht, alsmede het toepassen daarvan, de oordeelsvorming, communicatie en leervaardigheden zijn allen ruimschoots vertegenwoordigd in zowel het competentieprofiel van de Hogeschool Leiden als in het landelijke competentieprofiel. Het auditteam onderschrijft dit standpunt. Voor zover het sectoroverstijgende kwalificaties betreft, zijn de eindkwalificaties van de opleiding Fysiotherapie ontleend aan de tien generieke kwalificaties zoals door de commissie Franssen vastgelegd in haar rapport Prikkelen, presteren en profileren. Hierna rubriceren wij de verschillende componenten van de eindkwalificaties onder de Dublin Descriptoren. Kennis en inzicht De eindkwalificaties waarop de opleiding zich richt, zijn zodanig dat zij niet verworven kunnen worden zonder gedegen kennis en inzicht op de terreinen: § anatomie en fysiologie van het menselijk houdings- en bewegingsapparaat; § medisch klinische vakken als: pathologie, orthopedie en neurologie; § respiratoir cardiovasculair systeem; § biomechanica en natuurkunde voor zover relevant voor het fysiotherapeutisch handelen; § methoden van anamnese en diagnose; § de principes van methodisch handelen in klinische situaties. In de competentiematrix die door het auditteam is bestudeerd, wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren herkenbaar in verband gebracht met enerzijds specifieke beroepsthema’s en anderzijds de taakgebieden van een fysiotherapeut. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie in haar opleidingsprogramma hanteert. Toepassen Kennis en inzicht De beroepsspecifieke competenties zijn gericht op het uitvoeren van de kerntaken van de fysiotherapeut. Dit wordt zichtbaar in de beroepsproducten die studenten tijdens de opleiding geacht worden te maken. Bijvoorbeeld: § behandelplannen; § gezondheidsprofielen; § ontwerpen van begeleidingstrajecten. In de beroepsspecifieke competenties wordt expliciet naar deze en andere beroepsproducten verwezen. De vermelde ‘producten’ (behandelplannen, gezondheidsprofielen, e.d.) betekenen een professionele toepassing door de student van zijn verworven kennis en inzicht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 10
In de competentie-matrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren telkens en expliciet in verband gebracht met enerzijds ‘generieke beroepsthema’s en anderzijds de taakgebieden van een fysiotherapeut. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor als referentie in haar programma hanteert. Omdat aan de praktijk ontleende projecten een onderdeel vormen van het programma, is het verwerven van kennis en inzicht gedurende de studie aantoonbaar gericht op het ontwikkelen van beroepsproducten en daarmee op het toepassen van kennis en het handelen op basis van inzichten. Oordeelsvorming Zowel de algemene HBO-competenties als de beroepsgerichte eindkwalificaties omvatten het hele spectrum van analyse en probleemdefinitie, behandelstrategieën, het ontwerpen van behandelplannen, uitvoering en effectmeting. De hiermee verband houdende vaardigheden zijn gericht op het maken van keuzen op basis van kennis en inzicht hetgeen vooronderstelt dat de student in staat is problemen te analyseren en mogelijke behandelstrategieën tegen elkaar af te wegen. Duidelijk is dat in het beroepsprofiel de dimensie ‘oordeelsvorming’ in verband gebracht wordt met zowel beroepsthema’s en de taakgebieden van een fysiotherapeut. Ook hierbij geldt dat de opleiding aantoont dat zij deze Dublin Descriptor in haar opleidingsprogramma heeft opgenomen. Communicatie In de competenties waar de opleiding zich op richt, speelt communiceren een belangrijke rol. Het gaat hier uitdrukkelijk om communicatie met patiënten, met professionals binnen de gezondheidszorg en om communicatie binnen de eigen werksetting. Communicatie’ is in het beroepsprofiel opgenomen als een fundamentele vaardigheid waarbij deze DublinDescriptor in verband wordt gebracht met zowel specifieke als generieke beroepsthema’s en met de in de competentie-matrix door de afdeling Fysiotherapie gedefinieerde taakgebieden van een fysiotherapeut. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie in haar opleidingsprogramma hanteert. Leervaardigheden Voor de opleiding geldt, dat de te verwerven competenties een aantal vaardigheden van de studenten veronderstellen die direct refereren aan de leervaardigheden van de (toekomstige) fysiotherapeut. Dit krijgt gestalte door: § Verder professionalisering tijdens de beroepsuitoefening; § Het volgen van cursussen/seminars op een hoger niveau. In de competentiematrix is deze dimensie geplaatst in het perspectief van het verzorgen van presentaties voor andere organisaties of disciplines en het schrijven van artikelen op het terrein van toegepast wetenschappelijk onderzoek. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij de Dublin Descriptor ‘leervaardigheden’ in haar programma heeft opgenomen. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed gelet op de volgende overwegingen: § de eindkwalificaties van de opleiding bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben. Er is hierbij sprake van een bereik en diepgang die overeenkomen met het bachelorniveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen; § de opleiding Fysiotherapie heeft de Dublin Descriptoren uitgewerkt naar specifieke en generieke beroepsthema’s en naar de onderscheiden taakgebieden van de fysiotherapeut.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 11
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: § Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? § Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen Het facet “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, Beroepsonderwijs anderzijds. Ten aanzien van Hoger onderwijs blijkt uit de documentatie en uit de gesprekken tijdens de audit dat het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties die de afdeling Fysiotherapie hanteert een hoog niveau van beroepsuitoefening beschrijft (zie facet 1.1) en aantoonbaar aansluit (zie facet 1.2.) bij de beschrijving van het bachelor niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding Fysiotherapie gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De wijze waarop de opleiding de Dublin Descriptoren heeft uitgewerkt en in het programma heeft opgenomen, beoordeelde het auditteam reeds als ‘goed’. Wij verwijzen naar facet 1.2. Ten aanzien van het beroepsonderwijs geldt het volgende voor deze opleiding. De competenties van de opleiding zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties. Deze zijn aantoonbaar (zie facet 1.1) in overleg met zowel het beroepenveld als het KNGF opgesteld en door het beroepenveld gevalideerd zowel landelijk als via de beroepenveldcommissie op regionaal niveau. Daarnaast heeft de opleiding een duidelijke visie op het beroep waarvoor wordt opgeleid. Deze visie komt tot uiting in de eindtermen die de opleiding Fysiotherapie hanteert en die beschreven is in de documentatie. Daarmee is op het niveau van de opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het voor de fysiotherapeut relevante werkveld geborgd, hetgeen impliceert dat de opleiding als beroepsopleiding aangeduid kan worden. De wijze waarop de opleiding de beroepscompetenties in samenspraak met collega-opleidingen en het landelijk en regionale beroepenveld heeft uitgewerkt, beoordeelde het auditteam reeds als ‘goed’. Voor een nadere uitwerking van de relatie tussen de eindkwalificaties die de afdeling Fysiotherapie van de Hogeschool Leiden hanteert en het studieprogramma verwijzen wij naar de bevindingen onder facet 2.1. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als goed gelet op het volgende: § de opleiding heeft de eindkwalificaties herkenbaar ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel fysiotherapie; § in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties wordt ook het bachelorniveau van de beginnende beroepsbeoefenaar op een heldere en daarmee eenduidige wijze geformuleerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 12
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt dit onderwerp als voldoende. § De opleiding heeft goed zicht op de ontwikkelingen binnen de gezondheidszorg in het algemeen en binnen het vakgebied van fysiotherapie in het bijzonder. De opleiding heeft haar inzichten/opvattingen goed vertaald naar opleidingsdoelstellingen en naar de programma-onderdelen, waarbij de opleiding het werkveld heeft betrokken. § Tevens anticipeert de opleiding door haar gerichtheid op zowel maatschappelijke- als gezondheidsthema’s expliciet op belangrijke ontwikkelingen in het werkveld. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel drie facetten van het onderwerp Doelstellingen Opleiding als ‘goed’. Dit rechtvaardigt een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan het oordeel toe te voegen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 13
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: § Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? § Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? § Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen Kennisontwikkeling door studenten vindt binnen de opleiding aantoonbaar plaats via interactie met de beroepspraktijk, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal, vakliteratuur en toegepast onderzoek bij het afstuderen. Het auditteam heeft dit geconstateerd aan de hand van documenten waaronder de ‘Stand van zaken’ notities inzake propedeuse, hoofdfase en afstudeerfase (juni 2005) en de onderliggende evaluatiebronnen. Het curriculum is gebaseerd op de in overleg met het KNGF afgesproken richtlijnen en de algemeen aanvaarde wijze van methodisch-fysiotherapeutisch handelen. Daarnaast volgt de opleiding Fysiotherapie de KNGF-richtlijnen. Zo is in het studiejaar 2004-2005 de richtlijn voor de ziekte van Parkinson ingevoerd. In 2005-2006 is de onlangs gepubliceerde richtlijn Beroerte geïmplementeerd. Het auditteam acht dit adequaat en beschouwt dit als goede voorbeelden waarbij actuele ontwikkelingen in het beroepenveld terug te vinden zijn in het bijgestelde curriculum. Andere belangrijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de beroepsuitoefening, zijn toenemende marktwerking (vrije marktwerking en het vrijgeven van de tarieven van fysiotherapie), bezuinigingen op de fysiotherapie in de intramurale zorg en de wet Poortwachter. Doordat fysiotherapie enige tijd geleden uit het basispakket is gehaald, is de vraag naar fysiotherapie gedaald. Anderzijds neemt de behoefte aan eerstelijns fysiotherapie juist toe, onder meer door de toename van het aantal chronisch zieken en de vergrijzing. Deze ontwikkelingen vertalen zich in het onderwijs door een accentverschuiving van traditionele intramurale en extramurale fysiotherapie naar transmurale zorg en door ruime aandacht voor preventieve beweegprogramma’s en arbeidsgerelateerde klachten. Ook via het post-hbo onderwijs wordt het initiële programma aan actuele ontwikkelingen aangepast, door ( gedeeltelijke) implementatie van de post-HBO cursussen directe toegankelijkheid fysiotherapie, arbeid en fysiotherapie, en gedragsmatige benadering van chronische pijn. Ieder jaar worden onderwijsontwikkeldagen, teambijeenkomsten en scholingen georganiseerd om een snelle aansluiting met de zich ontwikkelende beroepspraktijk mogelijk te maken. In 2004-2005 zijn er scholingen voor docenten en informatieve bijeenkomsten georganiseerd over directe toegankelijkheid fysiotherapie, evidence based medicine en zijn bijeenkomsten gehouden op het terrein van arbeidsgerelateerde fysiotherapie, transmurale zorg, preventie in relatie tot verbreding van het beroep en beweegprogramma’s. Over nieuwe ontwikkelingen in het beroep en onderwijs en de consequenties daarvan voor het onderwijs wordt in januari 2006 een grote conferentie gehouden voor het regionale werkveld en
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 14
voor de medewerkers van de afdeling. Verder organiseert de afdeling Fysiotherapie van de Hogeschool Leiden, in samenwerking met twee regionale beroepsverenigingen, jaarlijks voor het regionale werkveld, docenten en studenten twee ‘Van de hoed en de rand’ lezingen over actuele thema’s. In het onderwijs wordt gewerkt met recente vakliteratuur, werkmodellen en aan de beroepspraktijk ontleende casuïstiek. De opleiding beschikt over een uitgebreid en adequaat netwerk voor de oriëntatie-, junior- en seniorstages in de regio’s Rijn- en Bollenstreek en Groot Den Haag . Het onderwijs in de hoofdfase en afstudeerfase is ten dele aan de praktijkstages gerelateerd. Tijdens ‘terugkombijeenkomsten’ voeren studenten onder meer opdrachten uit de actuele beroepspraktijk uit. Op basis van praktijkervaringen werken de studenten aan het realiseren van hun eigen leerdoelen. De beroepsgerichte studieopdrachten in het probleemgestuurd onderwijs (PGO) in de propedeuse en de actuele projectthema’s in de hoofdfase sturen de inrichting van het vaardigheidsonderwijs. Het auditteam beschouwt dit als een adequate omgang van opleiding met de praktijk. Uit documentatie blijkt dat de PGO-opdrachten en projectthema’s zijn gebaseerd op het Nivel-onderzoek (1998) naar de patiënt die de fysiotherapeut behandelt en op actuele ontwikkelingen in het beroepenveld (verslagen voorjaarsconferentie Fysiotherapie 2005). In het projectonderwijs verdiepen studenten zich in belangrijke en actuele thema's: § multiprofessionele zorg, § gedragsmatige benadering, § arbeidsgerelateerde fysiotherapie, § evidence based fysiotherapie, § kwaliteitszorg en preventie. De projectopdrachten zijn veelal ontleend aan concrete vragen uit de beroepspraktijk. Een aantal projecten wordt uitgevoerd in opdracht van externe opdrachtgevers, afkomstig uit zowel de fysiotherapeutische werkvelden in de regio als uit voor de fysiotherapie belangrijke instellingen (zoals Leids Universitair Medisch Centrum, regionale eerstelijns praktijken, TNO/preventieve geneeskunde en Arbodiensten). De actualiteit en de praktijkgerichtheid van het curriculum worden regelmatig getoetst aan het werkveld met de beroepenveldcommissie, het werkveldoverleg met de stagebegeleiders (tweemaal per jaar) en de externe tentaminatoren (in de regel zijn dit praktiserende fysiotherapeuten). In het teamoverleg en scholingen zijn de actuele ontwikkelingen in de maatschappij en gezondheidszorg en de interactie met de praktijk regelmatig agendapunten. Voor het geven van hoorcolleges en voor het vaardigheidsonderwijs wordt regelmatig gebruik gemaakt van externe deskundigen. Zo verzorgen bijvoorbeeld fysiotherapeuten van het Rijnlands Revalidatie Centrum vaardigheidslessen en begeleiden ze simulatie patiëntcontacten op het gebied van neurologische en cardiopulmonaire (hart- en ademhalingsstelsel betreffende) aandoeningen. Door de goede contacten van de opleiding met het werkveld heeft de opleiding goed zicht op de kwaliteit van de door afgeleverde beginnende beroepsbeoefenaren. De opleiding heeft verder, zo blijkt uit het leerplan, een omvangrijke buitenschoolse component. In het curriculum komt de beroepsgerichtheid tot uitdrukking in alle onderdelen: projecten, practica, theorievakken en buitenschools curriculum. Uit evaluaties met de stage-instellingen is gebleken dat de stagebegeleiders de indruk hadden dat sinds de invoering van een nieuw curriculum in 1998 de studenten bepaalde vaardigheden op een minder hoog niveau beheersen dan voorheen. Daarentegen zijn de studenten beter dan voorheen in staat om informatie te verzamelen, kennis te transfereren en te communiceren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 15
Naar aanleiding van deze evaluaties heeft de opleiding besloten specifieke vaardigheden weer een prominentere plek te geven in het curriculum. De opleiding trekt docenten aan die (deels) in de praktijk werkzaam zijn of recentelijk in de praktijk werkzaam zijn geweest (ook alumni). Daarnaast beschikt de opleiding over een naar het oordeel van het auditteam voldoende ruim en gedifferentieerd netwerk van relaties uit het werkveld, waarvan zij systematisch gebruik maakt. De docenten worden zo veel mogelijk bij stagebegeleiding en afstudeerbegeleiding ingezet. In verschillende documenten staat de rol van de docentbegeleider nauwkeurig omschreven. De student vindt de resultaten van deze contacten met de beroepspraktijk in alle studieonderdelen van het curriculum terug. Daarnaast wordt de beroepsgerichtheid van de opleiding in de projectmatige- en thematische benadering van het curriculum versterkt door stages en het afstuderen in de beroepspraktijk.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed omdat: § § § §
§
het programma van de opleiding via projecten en de stages de student ruime en goed gestructureerde mogelijkheden biedt om zijn kennis te ontwikkelen in frequente interacties met het beroepenveld; de opleiding gebruik maakt van gastdocenten uit het werkveld; de interactie tussen het binnenschools programma en de stage-werkplek goed geregeld is en gestructureerd; het opleidingsprogramma aantoonbaar ontworpen is in nauwe en frequente samenspraak met het beroepenveld, zowel landelijk (via het KNGF) als ‘regionaal’ via bijvoorbeeld de beroepenveldcommissie van de afdeling Fysiotherapie; de gebruikte vakliteratuur en het studiemateriaal goed en up-to-date zijn.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 16
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: § Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? § Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? § Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen Het competentieprofiel van de opleiding Fysiotherapie beschrijft de eindkwalificaties, het niveau, de oriëntatie en de beroepscontexten. Van het competentieprofiel en de competentiematrix zijn de leerdoelen afgeleid. De opleiding heeft dit in een matrix verder uitgewerkt. Context ?
Micro: werken met
Meso: werken met
Macro: werken in
Taken ?
individuen
instellingen
beroepsgroep/maatschappij
Handelingen op het
A1: fysiotherapeutisch
A2: Inter/multiprofessioneel
A3: richtlijnen t.b.v.
terrein van geneeskunst (ft-zorg)
behandelingsplan
zorgplan
fysiotherapeutische zorg
Ft-handelingen niet op het terrein van de
B1: Fysiotherapeutisch adviesplan/trainings-
B2: Preventief beleidsplan
B3: richtlijnen t.b.v. preventie
geneeskunst
programma
Beheer
C1: Patiëntendossier
C2: Afdelingsbeheersplan
C3: Beroepsgroepbeheersplan
Onderwijs en onderzoek
D1: studenten begeleidingsplan
D2: presentatie voor organisaties of disciplines
D3: artikel van toegepast wetenschappelijk onderzoek
Kwaliteitszorg
E1: individueel kwaliteitsverbeterplan
E2: afdelingskwaliteitsjaarverslag
E3: beroepsgroep kwaliteitszorgplan
De competenties zijn op vijf niveaus beschreven. In de propedeuse worden competenties op niveau één (beginner) nagestreefd, in de hoofdfase op niveau twee (geoefend beginner) en in de afstudeerfase op niveau drie (beginnend beroepsbeoefenaar, bekwame uitvoerder). De A1- en B1-competenties omvatten bij benadering 70 procent van het dagelijks werk van de fysiotherapeut en staan dan ook centraal in de opleiding, met name in de propedeuse, in de skillslijn en in de stages. In de afstudeerfase maakt de student kennis met toegepast wetenschappelijk onderwijs en doorloopt hij de verschillende fasen van onderzoek (competenties D2 en D3). De studiegids beschrijft globaal voor de onderwijseenheden PGO-blok, skills, project en stage: doelen, inhoud, onderwijsvorm en toetsvorm. In blokboeken en stagehandleidingen staan de leerdoelen specifieker geformuleerd. Het auditteam heeft op basis van het studieprogramma en op basis van een analyse van de verschillende leerlijnen, waaronder de integrale-, skills- en ervaringsleerlijn zicht gekregen zowel op de inhoud, het bereik en het niveau van de doelstellingen als ook op de mate van concreetheid. Het auditteam concludeert op basis hiervan, dat binnen de leerlijnen en op de verschillende niveaus van het programma (semester, blok, project, practicum, module) een duidelijke relatie bestaat tussen deze doelstellingen en de eindkwalificaties van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 17
Op basis van de leerdoelen van het PGO-blok wordt in de propedeuse een blokboek samengesteld, waarin de taken en de daaraan gekoppelde vaardigheden worden opgenomen. Voor de tutoren en skills docenten is er een instructie per taak of vaardigheid. Leerstof en toetsinhoud van de onderwijseenheden worden bepaald door twee of meer ervaren en deskundige docenten uit het team. Het auditteam heeft de doelstellingen van de verschillende studieonderdelen bestudeerd en deze naast de eindkwalificaties gelegd. Uit deze vergelijking is duidelijk geworden dat de doelstellingen een adequate uitwerking zijn van de eindkwalificaties. Onderdeel van de leerdoelen per thema in de hoofd- en afstudeerfase is het maken van een beroepsproduct, in groepsverband. Op basis van de documentatie is het auditteam van mening, dat de eisen waaraan deze beroepsproducten (moeten) voldoen, expliciet anticiperen op die welke in het beroepenveld worden gesteld. Daarmee wordt in het programma een direct en zichtbaar verband gelegd tussen de inhoud, het niveau en de oriëntatie van het programma enerzijds en de door de opleiding gehanteerde eindkwalificaties anderzijds. De vormgeving van de blokken, zo heeft het auditteam kunnen constateren, gaat uit van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat en waarbij de kennis en vaardigheden, door de student gebruikt dienen te worden indien deze de projectopdrachten met succes wil afronden. De inhoud en de vormgeving van het studieprogramma biedt de student de gelegenheid de vereiste doelstellingen/deelkwalificaties te verwerven. De hoofd- en afstudeerfaseprojecten worden naarmate de opleiding vordert, zo blijkt uit de programmabeschrijving, complexer hetgeen een voorwaarde is om alle eindkwalificaties op het vereiste niveau te verwerven. Door de koppeling van de PGO- en projectresultaten aan de leerdoelen is de mate waarin de student de leerdoelen heeft gerealiseerd, in voldoende mate toetsbaar. Daarmee zijn de leerdoelen vertaald naar concreet professioneel gedrag en naar professionele ‘producten’. Uit evaluaties met de stage-instellingen is gebleken dat de stagebegeleiders de indruk hadden dat sinds de invoering van een nieuw curriculum in 1998 de studenten bepaalde vaardigheden op een minder hoog niveau beheersen dan voorheen. Daarentegen zijn de studenten beter dan voorheen in staat om informatie te verzamelen, kennis te transfereren en te communiceren. Op grond van deze evaluaties en verbeteracties heeft de opleiding besloten een deel van deze vaardigheden alsnog een plaats te geven in het curriculum. Het auditteam vindt de handelwijze van de afdeling Fysiotherapie dienaangaande adequaat alsmede de wijze waarop men een concrete invulling/uitwerking heeft gegeven aan deze vaardigheden in het curriculum. Oordeel: voldoende Op basis van de beschikbaar gestelde documenten en de gesprekken tijdens de audit met management, docenten en studenten komt het auditteam tot het oordeel voldoende omdat: § §
de leerdoelen en het hiervan afgeleide programma wat betreft de inhoud, het bereik en niveau een voldoende concretisering van de geformuleerde eindkwalificaties zijn; inhoud en vormgeving van de afzonderlijke modulen, stages en projecten alsmede hun plaats binnen het studieprogramma de student op een werkbare en planmatige wijze in de gelegenheid stellen de geformuleerde eindkwalificaties van de opleiding en daarmee het vereiste bachelorniveau te verwerven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 18
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: § Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen De voor de fysiotherapie opleiding geldende algemene HBO-competenties en de specifieke beroepscompetenties zijn, zoals het auditteam reeds eerder heeft aangegeven, aantoonbaar door het werkveld gevalideerd. De eisen die aan een fysiotherapeut worden gesteld, staan daarin beschreven in onderlinge samenhang. Het auditteam is daar positief over. De samenhang binnen het curriculum, zo blijkt verder uit het leerplan en het studiemateriaal, wordt gerealiseerd in inhoudelijke- en onderwijsdidactische zin via een afstemming van de diverse werkvormen. Uit de documentatie blijkt dat de opleiding bestaat uit een propedeutische fase, hoofdfase en afstudeerfase. In elke fase van de opleiding is het onderwijsprogramma georganiseerd in vijf leerlijnen: § integrale leerlijn, § skillslijn, § flankerende lijn, § ervaringslijn, § studieloopbaanbegeleiding Deze leerlijnen waarborgen zowel de verticale- als de horizontale samenhang in het programma wat betreft de leerinhouden en werkvormen. De inhoudelijke samenhang in de integrale lijn uit zich in leerinhouden die een appél doen op het integreren van kennis en vaardigheden gekoppeld aan zo authentiek mogelijke praktijksituaties. Het auditteam heeft geconstateerd dat gedurende de propedeutische fase de nadruk ligt op PGO, het aanleren van specifieke vaardigheden (met name vaardigheden zoals: bevragen, onderzoek, masseren, fysische therapie), oriëntatiestage, inleiding op het beroep en studiecoaching. Vervolgens is er in het tweede en derde studiejaar sprake van projectonderwijs (bijvoorbeeld project Verandering van beweging en gedrag, project Multiprofessionele zorg, project Arbeid en Fysiotherapie, project KNGFrichtlijnen), een aantal junior- en seniorstages en studiecoaching. De opleiding wordt afgesloten met een afstudeerproject. De inhoud van de skillslijn is afgeleid van en/of afgestemd op de integrale lijn. Hierdoor ontstaat een samenhang tussen beide leerlijnen. In de skillslijn wordt in alle fasen dezelfde werkvorm gebruikt. In de flankerende lijn worden hoorcolleges, korte cursussen en workshops gegeven die ondersteunend zijn voor het onderwijs in zowel de skillslijn als de integrale lijn. De inhoudelijke invulling van de flankerende lijn is daardoor direct gerelateerd aan beide lijnen hetgeen een horizontale samenhang waarborgt tussen de integrale lijn, skillslijn en flankerende lijn. Ook wordt deze samenhang versterkt door in elk kwartaal de inhoud van de lijnen te laten ‘kleuren’ door een thema. In de ervaringslijn wordt het leren van de student gestuurd door zijn werkervaringen uit de oriëntatie, junioren seniorstages. De ervaringen in de praktijk werken aan de ene kant sturend voor de leeractiviteiten in zowel de skillslijn als de integrale lijn. Aan de andere kant krijgt de student via stages de gelegenheid geboden om hetgeen hem langs theoretische weg geleerd is in de praktijk toe te passen. Vanaf de propedeuse neemt de intensiteit van het ervaringsleren geleidelijk toe. Door de opleiding is geconstateerd, zo blijkt uit documentatie, dat de inhoudelijke samenhang in de hoofdfase tussen de integrale en skillslijn als ‘matig’ beoordeeld is in het eerste jaar (2003-2004) van het competentiegericht onderwijs. Daarop heeft de opleiding een aantal maatregelen genomen: zo zijn de criteria van de projectopdrachten aangescherpt, is er meer flankerend onderwijs en zijn er verbeterde
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 19
skillsopdrachten. Het auditteam acht dit adequaat: meer aandacht voor kennis binnen het flankerend onderwijs ziet het auditteam als een belangrijke voorwaarde om adequaat te kunnen functioneren (zie ook facet 1.1). De studieloopbaanbegeleiding is erop gericht om de ontwikkeling van de student tot beginnend fysiotherapeut te begeleiden. Daarvoor worden in alle fasen dezelfde instrumenten ingezet. De student maakt leerverslagen waarin hij reflecteert op zijn ontwikkeling aan de hand van zijn vorderingen in de integrale lijn, skillslijn en de ervaringslijn. Daarbij voert hij gesprekken met de studiecoach naar aanleiding van de leerverslagen en formuleert hij leerdoelen waar hij in een volgende fase aan gaat werken. Om ervoor te zorgen dat de begeleiding samenhang vertoont en zo optimaal mogelijk verloopt heeft een student gedurende zijn gehele studieloopbaan dezelfde studiecoach. De samenhang in het studieprogramma wordt naar de mening van het auditteam goed geïllustreerd door het onderscheid in ‘basisvaardigheden’ en ‘specifieke verrichtingen’ (zie onderstaand schema). Deze basisvaardigheden zijn bij de opleiding Fysiotherapie, zo blijkt uit de inhoud van het curriculum, niet gebonden aan een bepaald thema; zij worden uiteindelijk in meerdere thema’s/projecten toegepast zoals op het terrein van multiprofessionele zorg, verandering van bewegen en gedrag, arbeid en fysiotherapie, preventie en kwaliteitszorg. Het zijn deze basale vaardigheden die eerst beheerst moeten worden – zij zijn daarmee voorwaardelijk – voordat integratieve toepassing in thema’s later in de opleiding mogelijk is. Het verwerven van basale kennis en vaardigheden vindt voornamelijk in de propedeuse plaats. Uit het leerplan is de volgende onderverdeling in basisvaardigheden en specifieke verrichtingen het af te leiden waarbij opgemerkt moet worden dat de beheersing van deze ‘basisvaardigheden’ beschouwd wordt als een noodzakelijke voorwaarde om vervolgens ‘specifieke verrichtingen’ te kunnen plegen als fysiotherapeut-inopleiding. A. Basisvaardigheden
1.
2.
Communicatieve en reflectieve vaardigheden
Cognitieve vaardigheden
a. b. c.
Gespreksvaardigheden
a. b. c.
Basiswetenschappen Algemene theorie fysiotherapie
a. b. c.
Bevragen, observeren, inspecteren
a. b. c.
Informeren, adviseren Instrueren, sturen en oefenen
a. b. c.
Thermische prikkels en Licht
a. b.
Masseren
Visie Rapporteren en presenteren
Klinisch redeneren / methodisch handelen
B. Specifieke verrichtingen
1.
2.
3.
4.
Diagnostische / evaluatieve verrichtingen
Begeleiden en laten uitvoeren van handelingen
Toepassen apparatieve technieken
Toepassen manuele prikkels
Palperen en lokaliseren Testen, meten, analyseren, registreren
Hanteren van hulpmiddelen
Elektrische / elektromagnetische prikkels Mechanische en combinatie prikkels
Teweegbrengen van bewegingen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 20
Om de horizontale samenhang in het onderwijs verder te verbeteren heeft de opleiding in september 2002 faseteams gevormd. Elk faseteam is verantwoordelijk voor ontwikkeling, uitvoering, evaluatie, bijstelling en organisatie van het onderwijs van die fase. De verticale samenhang wordt gegarandeerd door de onderwijs en examencommissie waarin de leiders van faseteams zitting hebben. Tevens zijn er regelmatig teamscholingen en informerende teamlunches waarin de onderlinge samenhang en afstemming aandacht krijgt. In de overleggen van de faseteam en klankbordgroepen wordt onder andere gesproken over de horizontale samenhang in de verschillende fasen. Niet alleen in de programmabeschrijving van de opleiding, maar tevens in de detailinformatie waarover het auditteam tijdens de visitatie kon beschikken, wordt de samenhang zichtbaar gemaakt. Dit blijkt uit het feit dat: § de wijze waarop het programma opgebouwd is wat onderwerp en inhoud betreft, ontleend is aan een overkoepelend onderwerp; § kernelement in de vormgeving van elk studiefase een sterke interactie vormt tussen theorie en praktijk; § de studieonderdelen zodanig ontworpen en in het programma geplaatst zijn dat zij ten opzichte van elkaar een duidelijk verdiepende functie hebben in het leerproces van de student. De leerdoelen en de daaraan gerelateerde opdrachten nemen in complexiteit toe hetgeen de verticale samenhang bevorderd; § de studieloopbaanbegeleiding richt zich op de samenhang in de individuele leerroute van de student; § alle studieonderdelen (en de flankerende modulen) tezamen het volledige set aan eindkwalificaties bestrijken. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende omdat: § de inhoud en de planning van het programma van de opleiding zijn op een voldoende consistente wijze op elkaar zijn afgestemd waardoor de onderscheiden programma-onderdelen tezamen een voldoende coherent geheel vormen; § de ordening van het studieprogramma de horizontale samenhang waarborgt tussen de theorieonderdelen en de praktijkonderdelen; § het studieprogramma zodanig is opgezet dat de student bepaalde studieonderdelen met succes moet hebben afgerond alvorens door te kunnen gaan met vervolgstudieonderdelen hetgeen een voorwaarde is voor voldoende verticale samenhang van het curriculum.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 21
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: § Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen De studielast is per onderwijseenheid gedefinieerd in de onderwijs- en examenregeling, in de Studiegids en in onderwijsbeschrijving op Blackboard, zo is het auditteam gebleken. Elk studiejaar kent een studielast van 60 ECTS, zo blijkt uit de documentatie. De PGO-blokken hebben een uniforme omvang van zeven studiepunten, de projecten hebben een omvang van eveneens zeven studiepunten met ingang van 2005-2006. Met studenten (via de klankbordgroep en onderwijsevaluaties) wordt nagegaan of de in de studiegids vermelde studielast overeenkomt met de door studenten ervaren studielast. Studenten geven tijdens de audit aan dat er adequaat gereageerd wordt door de afdeling Fysiotherapie op signalen. Verschillende evaluaties hebben de opleiding ertoe aangezet op verschillende terreinen de begeleiding van studenten te verbeteren. Zo blijkt uit de documentatie dat een groot aantal propedeusestudenten van het oude onderwijsprogramma de studielast als ‘hoog’ kwalificeerden. Verder is uit gesprekken met studenten over de studielast in de studiejaren 2003-2004 en 2004-2005 gebleken dat zij gemiddeld geen 40 uur per week studeren, maar de studielast wel als hoog ervaren en klagen over piekperioden. De opleiding heeft daarop geconcludeerd dat de ervaren studielast te maken heeft met studieplanning. Studiecoaches zijn meer aandacht gaan geven aan organisatie en planning van de studie. De studeerbaarheid van het programma wordt continu gemonitord door een systeem van studieloopbaanbegeleiding. Iedere student heeft een studiecoach, met wie deze in de propedeuse viermaal een voortgangsgesprek voert, in de hoofdfase gesprekken rondom de juniorstages en in de afstudeerfase drie gesprekken. Het voeren van deze gesprekken is verplicht en een voorwaarde om een fase te kunnen afsluiten. De studiecoaches ontvangen verder informatie uit de evaluaties van de onderwijswerkgroepen, de leerprocesverslagen (reflectieverslagen van studenten), de teambesprekingen, de feedback van stagebegeleiders, de oriëntatie stagedagen en de resultaten van toetsen. De coaches hebben regelmatig overleg over de voortgang van studenten en eventuele knelpunten, zodat studiebelemmerende factoren tijdig worden gesignaleerd en kunnen worden weggenomen. Daarnaast heeft de opleiding de volgende, en naar de mening van het auditteam adequate, maatregelen genomen ter bevordering van de studievoortgang: § voor een goede aansluiting met het voortgezet onderwijs volgen docenten van het propedeuseteam door de hogeschool georganiseerde conferenties over dit thema. De keuze voor PGO in de propedeuse beoogt een soepele overgang te realiseren tussen het voortgezet onderwijs en de hoofdfase van de opleiding: van meer naar minder gestuurde begeleiding en onderwijsvormen. § de oriëntatiestage in de propedeuse draagt bij aan een reële kijk op het beroep en zet de student tot nadenken over zijn studie- en beroepskeuze. Deze stage omvat viermaal een dag in verschillende werkvelden. § aan het eind van het eerste jaar krijgen studenten een bindend negatief studieadvies bij minder dan 40 van de 60 ECTS studiepunten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 22
§ §
§
§
met studiestakers wordt door de studiecoach exit-interviews afgenomen die zicht geven op de motieven om de studie voortijdig te beëindigen. derdejaars studenten die door (bijzondere) omstandigheden een studieachterstand hebben opgelopen in de hoofdfase, krijgen een individueel traject en groepstraject aangeboden dat in overleg met de studiecoach wordt samengesteld. groepen vierdejaars studenten die minder succesvol zijn in de seniorstage krijgen extra begeleiding gedurende het traject ‘onderbreking stage’, waarin studenten worden begeleid die door omstandigheden hun stage moeten onderbreken. het traject ‘(tijdelijke) onderbreking hoofdfase’, waarin studenten worden begeleid die door omstandigheden hun studie moeten onderbreken.
Uit de documentatie blijkt verder dat de studeerbaarheid van het curriculum onderwerp is van gesprekken tijdens de overleggen van de faseteams, docenten, studiecoaches, klankbordgroepen en opleidingscommissie. De formulering van de eisen ten aanzien van de vaardigheden in de propedeuse en hoofdfase zijn verbeterd. Voorbeelden hiervan zijn: betere afstemming van het eerstejaars werkveldpracticum “Medische fitness en personal coaching” op voorafgaande taken en in blok twee van de propedeuse zijn de studietaken opgedeeld in kleinere taken omdat die te veel stof omvatten. Er zijn meer richtlijnen opgesteld voor de reflectieverslagen in de hoofdfase, de doelstellingen voor de simulatie patiëntencontacten zijn verbeterd en aangevuld, voor de informatiegids afstudeerprojecten is een nieuwe ordening ingevoerd en zijn procedures nader omschreven (zie verder de stand van zaken notities propedeuse, hoofdfase en afstudeerfase).
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende omdat: § het auditteam heeft kunnen constateren dat de opleiding zowel op studentniveau als op programmaniveau systematisch aandacht besteedt aan de relatie tussen de formele en feitelijke studielast. § de opleiding via evaluaties beschikt over een adequaat instrumentarium om studievoortgang belemmerende factoren te identificeren en op basis daarvan vervolgens aantoonbare maatregelen te nemen. Het auditteam constateert dat dit ook gebeurt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 23
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: § Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen De opleiding heeft, zo blijkt uit de documentatie, voldoende inzicht in de herkomst van haar studenten. Uit gegevens van de opleiding blijkt dat instroomverdeling door de jaren heen redelijk stabiel en homogeen is. De opleiding is toegankelijk voor havo-, vwo- en mbo-gediplomeerden, die allen hetzelfde programma volgen. Omdat voor fysiotherapie geen verwante mbo-opleiding bestaat, is er geen verkort programma voor mbo'ers. De mbo'ers waaronder degenen die de Cios-opleiding hebben gevolgd, kunnen in zeer beperkte mate vrijstellingen krijgen. Verder zijn er speciale faciliteiten voor topsporters. Het auditteam heeft een document ingezien getiteld ‘gedifferentieerde gegevens studentinstroom afdeling Fysiotherapie’ waaruit blijkt dat de meeste instromers afkomstig zijn van de Havo (63%). Van het VWO komt 22% en 9% is afkomstig van het mbo. De rest, 4%, stroomt in vanuit andere type opleidingen. Uit de analyse blijkt verder dat vwo’ers het ‘relatief goed doen in de eerste jaren van hun studie’. Studenten uit het mbo daarentegen doen het ‘slechter’. Ook toegelaten tot de studie worden studenten die een aan een Nederlands diploma gelijkwaardige buitenlandse vooropleiding hebben en die tevens het NT-2 diploma (Nederlands als tweede taal) hebben gehaald. Gemiddeld zijn dat twee studenten per jaar. Studenten met een buitenlands diploma Fysiotherapie dat niet gelijkwaardig is aan het Nederlandse diploma, volgen een aangepaste leerroute. De instroomcijfers over de afgelopen jaren laten zien dat de belangstelling van potentiële studenten voor de opleidingen op het terrein van fysiotherapie in de Randstad een dalende tendens vertoond. De afdeling Fysiotherapie van de Hogeschool Leiden wil de instroom op peil houden door nieuwe doelgroepen aan te boren. Zo wordt er instroom- en doorstroombeleid opgezet voor universitair en hbo-geschoolden (verkorte en/ of versnelde leerroute) en voor getalenteerde studenten (versnelde leerroute). Werving en voorlichting vindt voornamelijk plaats binnen de activiteiten die de hogeschool op dit gebied organiseert. De hogeschool brengt elk jaar in september een brochure uit voor potentiële studenten voor het komende studiejaar. Vervolgens worden viermaal in het jaar open dagen gehouden. Bezoekersaantallen en waardering worden op hogeschoolniveau geregistreerd. Ook wordt de mogelijkheid geboden tot 'proefstuderen', onder voorwaarde dat eerst een open dag is bijgewoond. Docenten en studenten van de opleiding Fysiotherapie geven regelmatig voorlichting in scholen voor voortgezet onderwijs. Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende omdat: § de opleiding voldoende zicht heeft op de vooropleiding van de studenten; § de opleiding in haar onderwijs zoveel mogelijk rekening houdt met de heterogeniteit van de instroomcohorten; § de opleiding eigen leerroutes aanbiedt aan instromers met een specifieke vooropleiding zoals CIOSafgestudeerden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 24
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: 4 § Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Het totale aantal studiepunten van de opleiding Fysiotherapie van de Hogeschool Leiden bedraagt 240 ECTS. Daarmee voldoet deze voltijd opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan bacheloropleidingen wordt gesteld. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding Fysiotherapie een omvang heeft van 240 ECTS, waarmee dit facet als voldoende gekwalificeerd kan worden.
4
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 25
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: § Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? § Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen Het didactisch concept van de opleiding Fysiotherapie is in lijn met de doelstellingen, zoals beschreven is in de door het auditteam bestudeerde blauwdruk van de opleiding. De door de opleiding gehanteerde werkvormen sluiten hierbij in voldoende mate aan, blijkend uit de curriculum informatie. Het curriculum van de opleiding Fysiotherapie wordt gekenmerkt door: § uitdagend studentgericht onderwijs in een uitdagende leeromgeving; § competentiegericht onderwijs met betekenisvolle opdrachten; § geïntegreerde inhouden, met de beroepspraktijk als referentiepunt; § coöperatief leren/samenwerkend leren; § zelfsturing door de student. De gekozen onderwijsvormen, competentiegericht PGO en projectonderwijs, zijn hiermee in lijn. De PGO-taken en projecten zijn praktijkgerelateerd, geven gelegenheid tot integrale toepassing van competenties, bieden ruimte voor variaties in leerstijlen en leertempo, en dwingen de student tot een actieve omgang met de leerstof. De student stuurt zichzelf (onder begeleiding van zijn studiecoach) en deelt met de docenten op een aantal onderdelen de verantwoordelijkheid voor het leerproces. Voor het vaardigheidsonderwijs, een belangrijke component in het programma, gelden dezelfde onderwijskundige uitgangspunten. Het onderwijs wordt ingevuld door groepen van docenten. Zij brengen de inhouden van zoveel mogelijk onderwijsonderdelen steeds in verband met een bepaald onderwerp. Dit betekent dat studenten van meet af aan vakdisciplines in samenhang met andere hieraan gerelateerde onderwerpen aangeboden krijgen. Bovendien brengt de opleiding alle inhoud met de praktijk van de fysiotherapie in verband. Als didactische werkvormen heeft de opleiding gekozen voor PGO, projecten en de skillslabmethode. PGO en de projecten worden gevormd door onderwijsinhouden die een samenhangende eenheid vormen van (simpele en complexe) beroepsvaardigheden. Het opleidingsprogramma is ontworpen vanuit het principe, dat het ‘echte’ leren plaatsvindt door het opdoen van ervaring. Dat ‘ervaring’ een zeer belangrijke plaats inneemt binnen het programma blijkt uit bijvoorbeeld het grote aantal vaardigheidstrainingen in gesimuleerde praktijksituaties en de ruime stageperioden die de opleiding biedt. Er zijn specifieke fysiotherapie-onderwerpen in de hoofdfaseprojecten te onderscheiden waarbij vaardigheden geïntegreerd zijn in specifieke fysiotherapeutische beroepsvaardigheden. Deze onderwerpen corresponderen aantoonbaar met het taakgebied van de “fysiotherapeutische zorg” uit het beroepsprofiel. Binnen elk onderwerp komen zowel normale als afwijkende/pathologische processen aan de orde. Deze onderwerpen zijn onderverdeeld in subthema’s om de samenhang van de eindtermen t/m het lesdoel en leerdoel helderder te kunnen maken. Daarnaast zijn er meer generieke beroepsthema’s te onderscheiden (zie schema hierna) waarbij vaardigheden geïntegreerd worden op het gebied van hulp- en dienstverlening, organisatie, kwaliteitszorg en professioneel handelen. Deze thema’s corresponderen grotendeels met de taakgebieden “organisatie en kwaliteit” en “administratie en beheer” en deels met “voorlichting en preventie” uit het beroepsprofiel. Het auditteam acht dit een adequate wijze van invulling en uitwerking van het studieprogramma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 26
THEMA
SUB-THEMA
G. Generieke beroepsthema’s 1.
Paramedische zorg en dienstverlening
a. b. c.
Paramedisch handelen als zorgverlener, begeleiden, coachen en zorgplannen Gezondheidsvoorlichting en preventie Kwaliteitszorg en innovatie op niveau van de directe zorg zelf; verbeterplannen ontwikkelen – implementeren – uitvoeren
2.
Werken in en vanuit een organisatie
a. b. c.
Professioneel samenwerken Praktijk- en bedrijfsvoering, adm.+beheer Kwaliteitszorg en innovatie op meso-niveau; veranderplannen van de afdeling /organisatie
3.
Werken aan professionalisering a.
Intra-individuele kwaliteitsverbetering; zelfreflectie, zelfontwikkeling en zelfverantwoording; leertraject – loopbaan Intercollegiale kwaliteitsverbetering; ontwikkeling van het beroep, wetenschappelijke outcomes en veranderingen in de samenleving / visie op gezondheidszorg Voorlichting over taken en rollen van het beroep, networking en begeleiding van anderen in beroepenveld
b. c.
S. Specifieke fysiotherapiethema’s 1.
Centraal Neurologisch Systeem
a. b. c. d.
Normale vorm en functie Vasculaire dysfunctie Degeneratieve dysfunctie Posttraumatische/-operatieve dysfunctie
2.
Perifeer Neurologisch Systeem
a. b. c. d.
Normale vorm en functie Systeem aandoening / neuropathie Neuromusculaire aandoeningen Posttraumatische dysfunctie
3.
Houdings- en Bewegings Apparaat (extremiteiten)
a. b. c.
Normale vorm- en functie-extremi teiten Orthopedische vorm- en functiestoornissen Neurogene functiestoornissen op basis van compressie
4.
Houdings- en Bewegings Apparaat (wervelkolom)
a. b. c. d.
Normale vorm en functie wervelkolom Orthopedische vorm- en functiestoornissen Neurogene functiestoornissen op basis van compressie Gedragsgerelateerde stoornissen
5.
Respiratoir Cardio-vasculair Systeem (ademhaling/ontspanning)
a. b. c. d.
Normale vorm en functie Capaciteit functiestoornis Gedragsgerelateerde stoornissen Respiratoir functiesysteem-stoornis
6.
Respiratoir Cardiovas-culair Systeem [hart en circulatie(centrale en perifere)]
a. b. c.
Normale vorm en functie Capaciteit functiestoornissen Cardiovasculair functiesysteem-stoornis
De meer algemene thema’s zijn onderverdeeld in subthema’s om de samenhang van de eindtermen t/m het lesdoel en leerdoel helderder te kunnen maken. Thema’s zijn blokoverstijgend en hebben een spiralerend karakter. De meer generieke beroepsthema’s zijn zeer verschillend gesitueerd, “paramedische zorg- en dienstverlening” en “professionalisering” is in de meeste blokken vertegenwoordigd terwijl “werken in en vanuit een organisatie” grotendeels in een latere fase van de opleiding expliciet aan bod komt, dóórlopend in de seniorstageperiode.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 27
Analyse van het studieprogramma door het auditteam, in het bijzonder het leerplan, de buitenschools curriculum component en de inrichting van de stages toont aan, dat het didactisch concept inderdaad in praktijk wordt gebracht en dat de werkvormen daar direct op aansluiten. Al naargelang het gaat om kennis, inzicht, vaardigheden, attitude wordt een keuze gemaakt uit bijvoorbeeld: hoor- en werkcolleges, practica, vaardigheidstrainingen / praktijksimulaties en zelfstandig werken (individueel en in groepsverband).
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed omdat: § het didactisch concept in de programma-onderdelen ontleend is aan de doelstellingen van de opleiding. In die doelstellingen staat centraal het verwerven van (algemene en beroepsspecifieke ) competenties; § het door de opleiding gekozen didactisch concept is door de hele opleiding heen consequent uitgewerkt. De werkvormen zijn direct ontleend aan het didactisch concept; § de centrale plaats die de thema’s in het programma innemen, consequent is uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de hele opleiding heen gerealiseerd wordt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 28
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: § Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen De opleiding heeft een duidelijke visie ontwikkeld op competentiegerichte toetsing. Toetsplannen (de concrete wijze van toetsen) zijn uitgewerkt voor de propedeuse en de hoofdfase en beschreven in het document 'Toetskader opleiding Fysiotherapie'. Een verdere onderbouwing van de wijze van toetsen en de resultaten van de eerste evaluatie van het toetsbeleid zijn beschreven in de door het auditteam bestudeerde document:en 'Ontwikkeling en uitvoering van een competentiegericht toetskader’ en ‘Competentiegericht toetsen in de opleiding Fysiotherapie'. Uit deze beide documenten blijkt dat de opleiding de volgende vormen van toetsen en beoordelen hanteert: § binnen het PGO: participatie (zowel inhoudelijk als procesmatig); § kennis en inzichttoets, zoveel mogelijk toepassingsgericht door middel van casusgerelateerde meerkeuzevragen; § binnen projecten: het product dat de projectgroep maakt, de transferopdracht van de individuele student, individueel reflectieverslag; § skillstoetsen: uitgebreide beroepsrealistische stationstoetsen met deels simulatiepatiënten studiecoaching: portfoliobeoordeling; § stages: het functioneren tijdens de stage, reflectieverslag; § afstudeerproject: projectplan, procesverslag, product, presentatie. De opleiding maakt gebruik van zowel summatieve- als formatieve toetsing gedurende verschillende fasen van de opleiding. De summatieve beoordeling neemt een belangrijke plaats in binnen de opleiding tijdens de propedeuse omdat de specifieke doelstellingen van deze studiefase (oriëntatie, selectie, verwijzing) om een meer selectieve wijze van beoordelen vraagt. In het huidige hoofdfaseprogramma wordt een mix van summatieve en formatieve beoordeling gehanteerd. De opleiding wil de komende jaren naar een meer formatieve beoordelingswijze. De eerste stap is de invoering van een gedigitaliseerde voortgang zelftoets waarmee studenten gedurende de hele opleiding de ontwikkeling van hun kennis en inzicht kunnen meten. De onderscheiden toetsvormen, zo blijkt uit de documentatie, sluiten aan bij de leerdoelen. De inhoud van de opdrachten en van de toetsing corresponderen met de inhoud van de verschillende programmaonderdelen. De opleiding beschikt over een toetscommissie die het toetsplan bijhoudt. De Onderwijs Examencommissie bepaalt het toetsbeleid. Er worden momenteel vervolgstappen gezet om assessments in te gaan voeren. Deze opdracht wordt samen met de Hogeschool Utrecht uitgevoerd. De eerste fase, waaronder het beschrijven van toetsscenario’s, is inmiddels afgerond. Een optie is om assessments af te nemen in het midden en het einde van het eerste studiejaar. Er is nu een diagnostische zelftoets halverwege het derde studiejaar. Deze ‘diagnostische zelftoets’ is een kennistoets die is samengesteld uit alle toetsen van de voorgaande jaren. Het auditteam beoordeelt dit als een adequate wijze om de (parate) kennis van studenten te toetsen om op basis van de resultaten studenten vervolgens de gelegenheid te bieden ontstane kennislacunes (opnieuw) aan te vullen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 29
In de propedeuse is er per blok een bloktoets (multiple choice) en verder zijn er skillstoetsen en leren studenten verslagen te maken. In de hoofdfase vindt er gedurende de eerste 1,5 jaar zes keer een projectafronding plaats en is er telkens één cijfer dat is opgebouwd uit drie onderdelen. Verder zijn er evenals in de propedeuse de skillstoetsen, vindt er een beoordeling plaats door de coach (mede op grond van het portfolio van de student) en zijn er de verslagen van de juniorstages (uitgevoerd op verschillende werkplekken). Daarna volgt de seniorstage en het afstuderen. In beide gevallen wordt er een verslag gemaakt en wordt in de seniorstage het beroepsmatig handelen beoordeeld. Afstuderen vindt bij voorkeur plaats in groepen. Er wordt een procesverslag gemaakt met een individueel onderdeel. Het cijfer wordt samengesteld uit het product, het groepsverslag en het individuele deel van het verslag. De opleiding stimuleert dat studenten tijdens de afstudeerfase een nieuw onderwerp kiest voor het afstuderen. De mogelijkheid om mee te lopen met universitair onderzoek (LUMC, TNO) wordt door de opleiding gestimuleerd, zo is het auditteam gebleken tijdens de audit. De objectiviteit van toetsing is volgens het auditteam gewaarborgd doordat de toetsvragen, die gemaakt worden door koppels docenten, vervolgens worden voorgelegd aan een derde docent. De uitkomsten van toetsing worden geanalyseerd en worden gerelateerd aan de studentenoordelen. Aan de hand van deze analyse en studentenevaluaties wordt bekeken of bijstelling nodig is. Bij de hoofdfase projecten vindt de beoordeling plaats door de coaches (product plus procesverslag, zowel groepswerk als individueel aandeel). Skills worden beoordeeld op de zg. ‘vaardighedenstations’ (de helft van de ‘behandelingen’ vinden hier plaats met simulatiepatiënten) door de interne docent en externe beoordelaars (in de regel praktiserende fysiotherapeuten). De seniorstage wordt gezamenlijk beoordeeld door de docentbegeleider plus de, speciaal getrainde, praktijkbegeleider. Het afstudeerproject moet ‘worden beoordeeld en gepresenteerd door de interne begeleider en bij externe opdrachten door een externe deskundige. Ook het werkveld heeft invloed op de inhoud van toetsen, zo blijkt uit de documentatie en is het auditteam gebleken tijdens de gesprekken met vertegenwoordigers van de opleiding. Zo is op basis van opmerkingen van het werkveld over het kennisniveau van de juniorstagiaires de digitale zelftoets versneld ingevoerd. Derdejaars studenten zijn deze formatieve toets in voorjaar van 2005 gaan gebruiken (zie hierboven). Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ voor de opleiding Fysiotherapie als voldoende omdat: § de opleiding de beoordeling en toetsing in voldoende mate doordacht heeft waarbij gebruik wordt gemaakt van een gevarieerd toetinstrumentarium dat specifiek is toegesneden op de te toetsen gedragscomponent; § De kwaliteitsborging van de toetsen is voldoende is geregeld; § De opleiding op een effectieve wijze gebruik maakt van zowel de formatieve als de summatieve toetsvormen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 30
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Naar het oordeel van het auditteam kent de opleiding Fysiotherapie van de Hogeschool Leiden een programma dat: § in termen van kennis-, attitude-, vaardigheid- en competentieontwikkeling aantoonbaar op HBO-niveau is gesitueerd; § wat oriëntatie en organisatie betreft duidelijk gericht is op het fysiotherapeutisch werkveld. De praktijkgerichtheid, de thematische ordening en de gerichtheid op beroepstaken vormen een voldoende garantie voor de interne samenhang van het programma. Het programma biedt voorts ruime mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding tot fysiotherapeut te realiseren via gestructureerde en regelmatige interacties met het werkveld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 31
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: § Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen De docenten (24) van de afdeling Fysiotherapie van de Hogeschool Leiden zijn allen bevoegd om HBOonderwijs te verzorgen, zo blijkt uit de bestudering van de cv’s door het auditteam. Daarnaast heeft het auditteam het netwerkoverzicht bestudeerd van de docenten en dit als adequaat beoordeeld. Het beleid van de afdeling Fysiotherapie is er op gericht om de kwalitatieve inzet en ontwikkeling van personeel te bevorderen. Uit documenten en uit gesprekken tijdens de audit is gebleken dat de verbinding van het onderwijs met de beroepspraktijk op verschillende manie ren is gewaarborgd: § zeventien docenten hebben zelf een Fysiotherapie opleiding afgerond en hebben gewerkt als fysiotherapeut of werken nog als zodanig (zes van de zeventien). Daarnaast werkt een aantal docenten in voor de fysiotherapie belangrijke werkvelden. Praktiserende fysiotherapeuten zijn verplicht na- en bijscholing te volgen om hun registratie in het Centraal Kwaliteits Register van de KNGF te behouden. Dit systeem van registratie waarborgt de kwaliteit en actualiteit van de kennis van fysiotherapeuten en dus- ook van deze docenten; § de begeleiding en de beoordeling van studenten tijdens de stage wordt verzorgd door de eigen docenten tezamen met begeleiders die werkzaam zijn in het beroepenveld. Hierdoor is een directe verbinding tussen de opleiding en beroepspraktijk gerealiseerd. De begeleiders worden door de opleiding geïnformeerd over hun takenpakket en de eisen die de opleiding stelt aan stages. Er vindt dan tevens kennisuitwisseling plaats waarbij opleiding en werkveld elkaar op de hoogte brengen van recente ontwikkelingen in het beroepenveld en er worden ervaringen uitgewisseld over de ervaringen met stagiaires. § de opleiding beschikt over een beroepenveldcommissie die betrokken is bij de ontwikkeling en actueel houden van het curriculum en de evaluatie daarvan; § gastdocenten spelen een belangrijke rol bij het tot stand brengen van de verbinding met de beroepspraktijk. Zij zijn afkomstig uit het werkveld en worden bij de behandeling van bepaalde thema’s regelmatig ingezet; § een deel van de docenten is betrokken bij het ontwikkelen en verzorgen van post-HBO onderwijs en bij het lectoraat ‘Chronisch Zieken, toegespitst op ontwikkelingen in de eerstelijnsgezondheidszorg’; § De opleiding maakt gebruik van externe examinatoren (actieve fysiotherapeuten). Naast het afnemen van delen van examens worden zij o.a. bevraagd over de kwaliteit van de examenopdrachten, toetscriteria, de actuele vereisten van het beroep en het niveau van de studenten. Door middel van diverse evaluaties onder studenten en docenten, zo blijkt uit de documentatie en tijdens de audit, wordt de inzet van het personeel geëvalueerd. Deze bevindingen worden teruggekoppeld naar de organisatie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 32
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed omdat: § de opleiding, i.c. de docenten, beschikt over een adequaat relatienetwerk. § de docenten van de opleiding hebben contact met het werkveld en leggen door middel van deze contacten een concrete verbinding tussen werkveld en programma. Zowel informeel als formeel. dat laatste via bijvoorbeeld de werkveldcommissies en het periodiek overleg met het werkveld. § een deel van het docentenkorps is tevens werkzaam in de fysiotherapiepraktijk. § de opleiding schakelt regelmatig gastdocenten in, waardoor de verbinding tussen werkveld en opleiding wordt versterkt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 33
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: § Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen Het cluster-personeelsplan voor de komende jaren geeft de meerjarenplanning voor de inzet van personeel. Hierin is een onderbouwde meerjarenvisie opgenomen wat betreft de docentenaantallen, scholing en de manier waarop docenten worden ingezet. Door de inzet van externe deskundigen (ongeveer 0,7 fte, verdeeld over 30 personen) en door gebruik van jaarcontracten (tijdelijke aanstellingen en tijdelijke uitbreidingen) is de afdeling Fysiotherapie in staat flexibel in te spelen op eventuele krimp of groei van studentenaantallen. Vacatures kunnen probleemloos worden vervuld, zo geeft de opleiding aan. In geval van een vacature wordt het functieprofiel door het hoofd van de afdeling opgesteld, in overleg met de teams, de onderwijs- en examencommissie en de clusterdirecteur. Bij de selectie wordt in het algemeen gelet op deskundigheidsgebieden, relevante praktijkervaring, competenties en gerichtheid op ontwikkeling en samenwerking. Ook wordt gelet op deskundigheid die op termijn nodig is. Gezien de vrij hoge gemiddelde leeftijd van de medewerkers, is de werving gericht op jongere sollicitanten. Het auditteam acht de selectiecriteria alsmede het streven naar verjonging van het team docenten adequaat. De OBP-formatie wordt voor het clusterbureau Zorg en Welzijn jaarlijks bepaald via de verdeelsleutel van de Hogeschool Leiden. De benodigde formatie wordt voor het onderwijzend personeel vastgesteld op basis van de onderwijsvraagfactor en het studentenaantal van de opleiding. De OP-formatie is door de groei van de opleiding (van 320 studenten in 2001 naar 420 studenten in 2004) geleidelijk uitgebreid in 2002, 2003 en 2004 met in totaal 3 fte. Uit de documentatie blijkt dat per september 2004 de OP-formatie 16 fte bedraagt. Dit is inclusief docenten, praktijkinstructeurs en studentassistenten die op een andere basis dan een dienstverband (tijdelijke uitbreiding en projectaanstelling) onderwijs verzorgen, maar exclusief de gastdocenten. De student/docent-ratio voor de opleiding is 26.9: 1 en is in de lijn met de overige opleidingen binnen het cluster en de Hogeschool Leiden. Het auditteam acht deze student/docent ratio adequaat. Uit de documentatie en tijdens de audit is gebleken dat de (ervaren) werkdruk van de medewerkers aanzienlijk is, mede door de ontwikkelingen in het beroep van fysiotherapeut en de onderwijsvernieuwing gericht op competentiegericht onderwijs. Door het teamgericht werken voelen docenten zich voor grotere delen van het onderwijs verantwoordelijk maar door die grotere verantwoordelijkheid ervaren medewerkers de werkdruk als relatief hoog. Bovendien brengt teamgericht werken met zich mee dat docenten meer inzicht moeten hebben in het totale onderwijsprogramma, wat tijd kost. Ook de nieuwe rol als coach – de veelvuldige 1-op-1 gesprekken met studenten, ook informeel – verhoogt de werkdruk. In combinatie met de grote betrokkenheid van medewerkers vormt dit een risicofactor voor overbelasting zo stelt de opleiding zelf vast. In augustus is het project ‘Doelmatigheid afdeling Fysiotherapie’ gestart met als doel het realiseren van een gezonde balans tussen de opbrengsten en kosten van de afdeling met als belangrijk neveneffect verminderde werkdruk voor afdelingsmedewerkers. Het auditteam acht, na bestudering van het project, dit een adequate reactie op de door docenten ervaren hoge werkdruk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 34
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende: § § §
De huidige personeelsomvang stelt de opleiding in staat het opleidingsprogramma uit te voeren. Gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten is de opleiding in staat de gewenste kwaliteit te leveren. De werkdruk wordt als hoog ervaren. Dit wordt onderkent en op dit terrein is verbeterbeleid in gang gezet. De opleiding is een project gestart met als doel de werkdruk waar mogelijk te verminderen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 35
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: § Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen Gelet op de door het auditteam bestudeerde cv’s van de docenten en het professionele relatienetwerk dat zij onderhouden en gebruiken en mede gelet op de informatie die het auditteam tijdens de gesprekken met het opleidingsmanagement en docenten verkreeg, is het auditteam van oordeel dat de docenten op vakinhoudelijk terrein voldoende gekwalificeerd zijn om hun taken binnen het programma uit te voeren. In dit verband wijst het auditteam erop dat de opleiding bovendien structureel gebruik maakt van gastdocenten. Daarnaast, en ook dat beïnvloedt in positieve zin de kwaliteit van het docentenkorps, is een substantieel deel van hen rechtstreeks afkomstig uit het beroepenveld of is hierbinnen thans nog actief. Zoals onder facet 3.2 reeds geconstateerd, heeft het auditteam vastgesteld, dat de opleiding in haar aannamebeleid kwaliteitseisen stelt aan haar personeel en dan niet alleen in termen van opleiding en scholing (vakkennis, onderwijskundige en/of organisatorische expertise) maar vooral in termen van competenties en werkervaring. Daarbij is het auditteam gebleken, dat de opleiding in haar aannamebeleid een sterk accent legt op het werven van praktijkgeoriënteerde specialisten, die naast hun docentschap in het domein fysiotherapie werkzaam zijn. Verder is in het afdelingsplan 2000-2004 van de opleiding Fysiotherapie het beleid beschreven betreffende de ontwikkeling van medewerkers. Uitgangspunt hierbij is dat de docent zowel didactisch als inhoudelijk adequaat toegerust moet zijn. In 2002 is de scholingsbehoefte in het team en van individuele docenten naar aanleiding van de grote onderwijskundige en beroepsinhoudelijke ontwikkelingen onderzocht. Naast scholingswensen van individuele docenten en de faseteams signaleert de onderwijs- en examencommissie scholingsbehoeften die zijn gerelateerd aan de organisatiedoelen. In de scholingsjaarplannen van 2002 t/m 2004 heeft, zo blijkt uit de documentatie, de nadruk vooral gelegen op didactisch handelen (projectonderwijs en begeleidervaardigheden) in relatie tot competentiegericht onderwijs. Ook de professionalisering in het beroep van fysiotherapeut is een onderwerp in de scholing van docenten. Dat betekent deskundigheidsbevordering op het gebied van de verwetenschappelijking en de ontwikkeling naar grotere doelmatigheid in het beroep en beroepsinhoudelijke verdieping op deelaspecten. Tevens heeft veel deskundigheidsbevordering plaatsgevonden door training on the job (onderwijs ontwikkelen onder deskundige begeleiding). In 2005 is in kaart gebracht welke opleiding, werkervaring en overige relevante competenties docenten hebben en in welke netwerken zij actief zijn. Dit wordt jaarlijks bijgewerkt. De faseteams hebben voor het scholingsjaarplan 2005-2006 de scholingswensen aangegeven. Aan individuele docenten is in het functioneringsgesprek de scholingsvraag voorgelegd. De vragen van de teams en individuele docenten zijn in de onderwijs- en examencommissie besproken en vastgelegd. Het hoofd van de afdeling Fysiotherapie voert met ieder personeelslid tenminste één keer per jaar (in maart/april) een functioneringsgesprek, dat door de gesprekspartners aan de hand van een format schriftelijk wordt voorbereid. Het functioneren en de behaalde resultaten worden besproken en er worden afspraken gemaakt over de jaartaken en over de ontwikkeling van de medewerker voor het komend jaar. Hiervan wordt een door beide gesprekspartners ondertekend verslag gemaakt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 36
Vervolgens zijn er plangesprekken met docenten over hun definitieve jaartaken en vindt er een voortgangsgesprek plaats over het takenpakket en de gemaakte afspraken. Positieve en negatieve feedback van studenten op het functioneren van docenten wordt meegenomen in het functioneringsgesprek. Feedback van studenten kan ook een reden zijn voor een tussentijds gesprek met de betreffende persoon. Informatie van studenten over het functioneren van docenten bereikt via verschillende kanalen het hoofd van de afdeling: via de onderwijs- en examencommissie (als verzoek/klacht), de opleidingscommissie, onderwijsevaluaties, discussionboard op Blackboard, de klankbordgroep van studenten of door individuele mondelinge of schriftelijke reacties. Beginnende docenten worden een jaar lang in de onderwijspraktijk geïntroduceerd door een daarvoor aangestelde mentor. De mentor en de docent stellen een inwerkplan op. Door het jaar heen vinden gesprekken plaats tussen het hoofd van de afdeling, de mentor en de docent. De afdeling heeft in 2004 de inwerkprocedure verbeterd naar aanleiding van opmerkingen van in dat jaar in dienst getreden medewerkers. De verbeteringen hebben vooral betrekking op de informatievoorziening voor nieuwe medewerkers, de coaching in het eerste jaar van de aanstelling en het toekennen van uren aan de mentor. Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende omdat: § de docenten voldoende toegerust zijn om de opleiding te verzorgen, mede dankzij hun kennisniveau en hun contacten met het werkveld. § De opleiding besteedt structureel aandacht aan de (verdere) deskundigheidsbevordering van haar docentenkorps.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt dit onderwerp als voldoende: kwalitatief en kwantitatief is de inzet van personeel op een niveau dat daardoor het verzorgen van de opleiding met de gewenste kwaliteit mogelijk is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 37
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: § Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen De Hogeschool Leiden en het cluster waartoe de opleiding Fysiotherapie behoort dragen zorg voor het ontwikkelen en uitvoeren van het beleid voor de voorzieningen. Voor huisvesting en materiële voorzieningen worden centraal normen gesteld. Eventuele specifieke materiële eisen worden op het niveau van opleiding/cluster vastgesteld. De clusters doen binnen de budgetmogelijkheden voorstellen voor aanschaf van specifieke materiële voorzieningen, met uitzondering van meubilair en computers. In de clusteraanvragen is ruimte voor specifieke wensen van afdelingen. In 2003 is bij de start van het nieuwe competentiegericht curriculum € 18.000 geïnvesteerd in leermiddelen voor het informatiecentrum, bovenop het reguliere budget. Eveneens in 2003 is de inventaris van twee praktijklokalen vervangen. Vanaf 2003 is stelselmatig gewerkt aan uitbreiding van de lijn meetinstrumenten. Het auditteam heeft de omgeving waarbinnen de opleiding gegeven wordt tijdens de audit bezocht. Gebleken is dat de huisvesting en materiële voorzieningen toereikend zijn om het huidige programma te realiseren. Door nieuwe ontwikkelingen in het beroep van de fysiotherapeut zijn in een aantal praktijklokalen meer computerwerkplekken nodig, moete n de lijn meetinstrumenten verder worden uitgebreid en de inventaris van het training-/fitnesslokaal worden vervangen en uitgebreid, zo laat de opleiding zelf weten. De aanschaf van genoemde inventaris is opgenomen in het overzicht aanschaf inventaris en begroting afdeling Fysiotherapie. De inventariswensen van de afdeling Fysiotherapie zijn onlangs ingewilligd. De inventaris wordt verspreid over een aantal jaren aangeschaft. In januari 2006 zullen de praktijklokalen zijn voorzien van computerwerkplekken en is de inventaris van het derde praktijklokaal vervangen. Wensen van studenten voor ruimtelijke en facilitaire voorzieningen bereiken het hoofd van de afdeling via de opleidingscommissie, de klankbordgroep studenten en via het discussionboard op Blackboard. Uit de Keuzegids Hoger Onderwijs blijkt dat studenten de huisvesting met een ruime voldoende waarderen. De faciliteiten (met name het computernetwerk) scoren lager. Deze score is gelijk aan het landelijk gemiddelde van 6.4. Er wordt op centraal niveau echter stelselmatig gewerkt aan betere computerfaciliteiten. Zo worden tegen geringe vergoeding laptops beschikbaar gesteld. Ook is het hogeschoolbeleid erop gericht meer werkplekken met computers te creëren voor studenten. Medewerkers kunnen hun huisvesting en facilitaire wensen rechtstreeks of via de teams kenbaar maken bij het hoofd van de afdeling. De facilitaire wensen worden meegenomen in het overzicht aanschaf inventaris en begroting afdeling Fysiotherapie. Dit overzicht wordt jaarlijks bijgesteld. Door de nieuwbouwplannen van de Hogeschool Leiden loopt de nieuwe huisvesting en het verwezenlijken van facilitaire wensen van het cluster enige vertraging op. Docenten zijn momenteel minder tevreden over de inrichting van de flex- en stiltewerkplekken. Op cluster- en centraal niveau zijn afspraken gemaakt , zo is tijdens de audit gebleken, die geleid hebben tot adequate maatregelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 38
Tot de door de opleiding genomen maatregelen behoren de uitbreiding van het aantal computerwerkplekken met twee en de herinrichting van de docentwerkplekken. Jaarlijks wordt in overleggen met studenten en tijdens de teamlunches gevraagd naar specifieke wensen t.a.v. de voorzieningen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Materiële Voorzieningen’ voor de opleiding als voldoende omdat: § de huisvesting en materiële voorzieningen toereikend zijn om de opleiding te realiseren; § met het oog op de te realiseren nieuwbouw er op clusterniveau voldoende inzicht is in de behoeften op voorzieningenniveau; § er inmiddels maatregelen genomen worden de huisvesting en materiële voorzieningen aan te passen aan deze behoeften; § het auditteam de genomen maatregel adequaat acht in de overgangsfase waarin de afdeling zich bevindt en waarbij keuzes ten aanzien van (kostbare) investeringen uit worden gesteld totdat de nieuwbouw gerealiseerd is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 39
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: § Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? § Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen De opleiding Fysiotherapie heeft haar visie op en aanpak van studentbegeleiding beschreven in verschillende door het auditteam geraadpleegde documenten. Gebleken is dat het hierin uitvoerig beschreven systeem van studentbegeleiding binnen de opleiding professioneel wordt aangepakt. Aandachtspunten hierbij zijn o.a. de organisatie van de begeleiding en de betrokken functionarissen en hun taken. De door het auditteam bestudeerde studiegids bevat helder beschreven informatie over de opleiding op alle voor de student relevante onderwerpen. De opleiding heeft een longitudinaal begeleidingssysteem met studentencoaches. De nadruk van de begeleiding ligt in de propedeuse die een oriënterend en selecterend karakter heeft. In deze fase wordt het bindend studieadvies uitgebracht. De ouderejaars studenten zijn meer zelfredzaam en hebben minder begeleiding nodig. Het auditteam vindt deze keuze adequaat gelet op het feit dat iedere student gedurende de hele opleiding een vaste studiecoach heeft, met wie deze regelmatig de studie bespreekt en die aanspreekpunt vormt voor de student bij individuele studieproblemen. Het digitale portfolio van de student speelt hierbij een belangrijke rol. Aan een goede communicatie met studenten wordt door de opleiding grote waarde gehecht. Deze verloopt zowel formeel (via vastgestelde procedures) als informeel (‘wandelgang contacten’). De studiecoördinatoren zijn daarbij verantwoordelijk voor de informatievoorziening aan studenten. Uit de documentatie blijkt dat de coördinator studentbegeleiding elk blok gesprekken voert met groepsvertegenwoordigers waarbij evaluatie van alle aspecten van het onderwijs en de organisatie plaatsvindt. Als vervolg hierop worden acties ondernomen die later weer worden teruggekoppeld naar deze groep studenten. Tijdens de juniorstages onderhoudt de studiecoach contact met het stage adres. Tijdens de seniorstages in de afstudeerfase wordt de student vanuit de opleiding begeleid door zijn studiecoach en een docentbegeleider, die ook het contact met het stageadres onderhoudt. Tijdens de opleiding wordt de student begeleid door zijn vaste studiecoach en door een afstudeerprojectbegeleider. Naast de verplichte gesprekken met de begeleider verloopt de communicatie ook via informele wegen. Ook hiervoor geldt dat de opleiding veel waarde hecht aan informeel ‘wandelgang’-contacten tussen docenten en studenten en aan inloopmogelijkheden voor de student. Tijdens de audit geven de studenten aan dat dit daadwerkelijk ook gebeurt. Er is een digitaal studentvolgsysteem, zodat studievertraging door de opleiding tijdig gesignaleerd kan worden. Zonodig biedt de opleiding, naast studiecoaching, een intensiever begeleidingstraject aan. In de procedures ‘(tijdelijke) onderbreking hoofdfase’, ‘(tijdelijke) onderbreking stage’, ‘begeleiding vertraagde hoofdfasestudent’ en ‘extra begeleiding stagiaire seniorstage’ zijn deze begeleidingstrajecten beschreven. Het auditteam acht dit een adequate manier om studievertraging te voorkomen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 40
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed omdat: § de studiebegeleiding van de afdeling Fysiotherapie adequaat is; § de informatievoorziening aan studenten en docenten adequaat is met het oog op de studievoortgang van de studenten.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” als voldoende. § De ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het mogelijk de opleiding op een voldoende niveau te realiseren; § De studentbegeleiding en de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten zijn adequaat geregeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 41
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: § Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen: Uit eigen onderzoek van de Hogeschool Leiden en uit de bestuurlijke hantering visitatie 2000 is duidelijk geworden welke onderdelen van het kwaliteitszorgsysteem verbetering behoeft binnen de afdeling Fysiotherapie. Eén van de verbeteringen had betrekking op het planmatiger werken. Daarop zijn doelstellingen en resultaten geformuleerd, die zijn opgenomen in het door het auditteam bestudeerde Afdelingsplan Fysiotherapie Hogeschool Leiden. Deze zijn sturend geweest voor de activiteitenplannen vanaf 2001. Het auditteam acht de genomen maatregelen adequaat. In het voorjaar van 2004 heeft de kwaliteitscoördinator een kwantitatieve en kwalitatieve audit verricht naar de stand van zaken met betrekking tot de kwaliteit in het cluster Zorg en Welzijn. Het rapport is op 27 september 2004 besproken in het managementteam van het cluster (CMT). Hieruit volgden twee deelonderzoeken naar het toetsbeleid en het P&O beleid binnen het cluster waarbij voor het toetsbeleid een externe adviseur werd ingehuurd. De conclusie van de interne audit was dat de afdeling Fysiotherapie ver is gevorderd met de implementatie van competentiegericht onderwijs. Ook werd geconcludeerd, dat de doorvertaling ervan nog niet compleet is, dat de major/minor-structuur nog wordt ingevoerd, de externe oriëntatie met betrekking tot het veranderende beroepsperspectief op onderdelen nog verder versterkt moet worden en het alumnibeleid verder vorm moet krijgen. Op deze terreinen zijn aantoonbaar trajecten in gang gezet, waaronder de aanpassing van het competentieprofiel, het opzetten van een clusterbrede werkgroep major/minor, een verbetering van de externe oriëntatie en het gebruik maken van informatie onder alumni. Andere aandachtspunten zijn de (inhoudelijke) eisen aan stageplekken en de controle op de kwaliteit van de stageplek. Dit is meegenomen in het project 'Competentiegericht onderwijs: afstudeerfase’, september 2004–juni 2005. Voor de informatievoorziening en deskundigheidsbevordering van de stagebegeleiders organiseert de afdeling jaarlijks twee werkveldoverleggen en stagebegeleiderscursussen. Inmiddels is besloten binnen het cluster waartoe de afdeling Fysiotherapie behoort ieder jaar in de periode september -oktober een interne audit wordt uitgevoerd, zowel kwalitatief als kwantitatief. De resultaten van deze audit worden in het management team van het cluster besproken, waarna in overleg met de afdeling Fysiotherapie verbeterpunten worden geformuleerd. De uitkomsten van de audit, het kwaliteitsgesprek en de verbeterpunten vormen samen met het clusterplan de input voor de jaarlijkse management review, die op zijn beurt weer voeding geeft aan de begroting en het afdelingsplan en de verbeterkalender. Doel van het kwaliteitsplan is de borging in de vorm van een gesloten PDCA-cyclus. Het streven is om in juni 2006 de systeemgeoriënteerde fase van het EFQM te hebben bereikt. De kritische processen voor de afdeling Fysiotherapie zijn geformuleerd in de evaluatiekalender van de afdeling en teams. De uitvoering van de evaluatiekalender wordt door het management gezien als de succesfactor voor het sluiten van de PDCA-cyclus voor de kritische processen. Naar aanleiding van de evaluaties kunnen verbetervoorstellen worden geformuleerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 42
Afhankelijk van de omvang en complexiteit van het verbetervoorstel wordt deze opgevat als een bijstelling die relatief eenvoudig kan worden geïmplementeerd of beschouwd kan worden als een fundamentele verandering. In dit geval wordt het verbetervoorstel op de verbeterkalender gezet en als project aangepakt. Het auditteam acht dit een adequate aanpak van de interne kwaliteitszorg.
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende omdat: § het cluster Zorg en Welzijn en de afdeling Fysiotherapie het belang van kwaliteitszorg, de verder implementatie van de PDCA-cyclus en de implicaties hiervan voor de opleiding in documenten en planvorming heeft vastgelegd; § de opleiding inmiddels een concreet traject in gang heeft gezet dat in de loop van het jaar leidt tot een optimaal functionerend en geborgd kwaliteitssysteem.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 43
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: § Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen De opleiding heeft het auditteam een document ter beschikking gesteld waarin de stand van zaken en de bevindingen geëxpliciteerd staan met betrekking tot de kwaliteitsinventarisatie van opleidingen binnen het cluster Zorg & Welzijn waartoe de afdeling Fysiotherapie behoort. Hieruit blijkt dat de afdeling Fysiotherapie op een aantal terreinen verbetermaatregelen neemt, mede naar aanleiding van de uitkomsten van de visitatie. Recentelijk betreft dit onder andere aandacht voor het veranderende beroepsperspectief, de borging van het contractonderwijs en de discussie inzake de versterking van de internationale oriëntatie. De te ondernemen acties zijn in schemavorm voor de verschillende afdelingen binnen het cluster Zorg & Welzijn goed uitgewerkt. Daarnaast heeft de afdeling Fysiotherapie inmiddels, zo constateert het auditteam op basis van notities en op basis van de gesprekken tijdens de audit, verschillende verbetermaatregelen uitgevoerd. Het auditteam beoordeelt deze verbetermaatregelen als adequaat. Het betreft verbeteringen op de volgende terreinen: § §
§
§
§ §
§ §
Evaluaties met/reacties vanuit het werkveld hebben ertoe geleid dat de opleiding verbeteracties in gang heeft gezet die ertoe hebben geleid dat er meer plaats is ingeruimd voor het verwerven van vakkennis; In verband met het inwerking treden van de directe toegankelijkheid van fysiotherapeutische hulp, heeft de opleiding de implementatie van nieuwe leerinhouden op het terrein van deze ‘directe toegankelijkheid’ verder geconcretiseerd in het curriculum; Evaluaties, uitgevoerd door de afdeling Fysiotherapie, lieten zien dat studenten bepaalde vaardigheden op een minder hoog niveau beheersten dan vóór de invoering van het nieuwe curriculum. De opleiding heeft vervolgens besloten deze vaardigheden een prominentere plek te geven in het leerplan; De afdeling heeft om de horizontale samenhang van het onderwijs te verbeteren twee jaar geleden zogeheten faseteams gevormd die verantwoordelijk zijn voor de verdere ontwikkeling, uitvoering en bijstelling van het onderwijs in een studiefase; De afdeling organiseert regelmatig teamscholingen en teamlunches waarbij de samenhang van het curriculum en de afstemming van de verschillende studieonderdelen besproken worden; Naar aanleiding van evaluaties heeft de opleiding besloten de begeleiding van studenten te verbeteren. Een van de verbeterpunten, zo blijkt uit de documentatie, betrof het aanpassen van de studielast van de propedeusefase die door studenten als te hoog werd beschouwd. Eveneens naar aanleiding van evaluaties heeft de opleiding besloten meer aandacht te besteden aan studieplanning door studiecoaches; Omdat de inhoudelijke samenhang tussen de integrale- en skillslijn als ‘matig’ werd beoordeeld tijdens evaluaties, heeft de opleiding de criteria voor projectopdrachten aangescherpt, zijn er verbeterde skillsopdrachten geformuleerd en wordt er meer aandacht besteed aan het flankerend onderwijs.
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat het onderwijs systematisch wordt geëvalueerd en dat de implementatie van verbeteracties op basis van de resultaten van deze evaluaties plaatsvinden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 44
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed omdat: § De opleiding in het verleden concrete verbetermaatregelen heeft genomen die hebben bijgedragen aan de realisatie van de streefdoelen; § Het cluster Zorg & Welzijn en de afdeling Fysiotherapie een goed overzicht heeft gepresenteerd van de belangrijkste verbeterpunten de komende periode; § De opleiding Fysiotherapie inmiddels verschillende verbetermaatregelen genomen heeft die geleid hebben tot aantoonbare verbeteringen in het onderwijs en de onderwijsorganisatie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 45
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: § Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen De opleiding Fysiotherapie, zo blijkt uit documentatie, is actief daar waar het gaat de diverse geledingen bij het kwaliteitsbeleid te betrekken. Zo is het werkveld direct betrokken bij het kwaliteitsbeleid. Door middel van werkveldoverleg en ander overleg met externen (waaronder stagegevers) bewaakt de afdeling Fysiotherapie de ontwikkelingen in de gezondheidszorg. Daarnaast, zo blijkt uit verschillende documenten en uit de gesprekken tijdens de audit, onderhoudt de opleiding nauwe contacten met de beroepsgroep, i.c. fysiotherapeuten, in de regio’s Leiden en Den Haag. Een aanzienlijk deel van de fysiotherapeuten in de Rijnen Bollenstreek en de regio Groot Den Haag hebben Fysiotherapie gestudeerd aan de Hogeschool Leiden en onderhouden nog steeds contacten met de huidige afdeling Fysiotherapie. Studenten geven hun mening over de kwaliteit van het onderwijs via het periodiek overleg in de klankbordgroepen, het periodiek overleg van de opleidingscommissie en de discussion board in de digitale leeromgeving Blackboard. Verder gebruikt de opleiding als externe informatiebron de Keuzegids Hoger Onderwijs, Maatwerkrapporten, de HBO-monitor en de IOWO-enquêtes. De onderwijs examencommissie van de afdeling Fysiotherapie heeft er bij de invoering van het competentiegericht onderwijs in het studiejaar 2003-204 voor gekozen om het onderwijs mondeling te evalueren met de klankbordgroep van studenten en in de overleggen van de opleidingscommissie. In de propedeuse vindt vanaf studiejaar 2004-2005 een systematische studentenevaluatie van elke onderwijseenheid plaats via Blackboard. Over de resultaten van evaluaties wordt tijdens het jaaroverleg en met de klankbordgroep van studenten gediscussieerd. De drie faseteams van de afdeling Fysiotherapie stellen bij elk teamoverleg (tweewekelijks) mogelijke verbeterpunten aan de orde en bespreken hoe deze te realiseren. De aanwezigheid van een lid van het clusterbureau Zorg & Welzijn bij het teamoverleg is van belang om de consequenties van de verbetering te vertalen naar de ondersteunende processen. Jaarlijks krijgen de faseteams de vraag voorgelegd welke vernieuwingen zij in het volgend jaar willen realiseren. In overleg met de onderwijs examencommissie wordt gekeken of het wenselijk en haalbaar is dat deze op de verbeterkalender of in het scholingsplan worden opgenomen. Verbeterpunten komen ook, zo blijkt uit de documentatie, aan de orde in het periodiek overleg van studiecoaches, het werkoverleg van PGO-tutoren, de intervisiebijeenkomsten van projectcoaches, het overleg van docentbegeleiders stages, het overleg van praktijkinstructeurs en het overleg van begeleiders van afstudeerprojecten. Ten aanzien van het alumnibeleid is het auditteam gebleken dat binnen het cluster Zorg en Welzijn een concreet plan bestaat voor het verder vormgeven van alumnibeleid dat aansluit bij het hogeschoolbrede informatiesysteem voor alumnibeheer.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 46
De hogeschool heeft een schriftelijke klachtenregeling voor studenten opgenomen in de studiegids. De afdeling Fysiotherapie heeft een van de hogeschool afgeleide klachtenregeling. Docenten kunnen met klachten terecht bij het hoofd van de afdeling Fysiotherapie. Indien dit voor de docent niet tot een bevredigend resultaat leidt, dan richt deze zich tot de directeur van het cluster. Externe relaties kunnen met hun klachten terecht bij het hoofd van de afdeling Fysiotherapie. De analyse van de klachten wordt gebruikt om in voorkomende gevallen verbeteringen tot stand te brengen. Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeel dit facet als voldoende omdat: § De opleiding studenten, docenten en relevante externe partijen betrekt bij de kwaliteitszorg. Er een concreet plan is om op korte termijn de alumni in te schakelen bij de interne kwaliteitszorg. § Het overleg met genoemde partijen aantoonbare implicaties heeft op de inhoud en/of opbouw van het opleidingsprogramma.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” van de opleiding Fysiotherapie als voldoende omdat: § de afdeling Fysiotherapie de afgelopen jaren heeft geïnvesteerd in de ontwikkeling en uitvoering van een kwaliteitszorgsysteem. § de afdeling er voor heeft gezorgd, dat (intern en extern) de relevante partijen actief betrokken zijn bij de bewaking van de kwaliteit van de opleiding. § het auditteam is gebleken dat de opleiding heeft geïnvesteerd in menskracht en in tijd in met het oog op het daadwerkelijk verbeteren, daar waar nodig, van de kwaliteit van de opleiding. § de afdeling daadwerkelijk alumni-onderzoek zal uitvoeren; § de inbreng van het beroepenveld bij de evaluaties aantoonbaar gebruikt wordt als basis voor verbeteringen; § de implementatie van het kwaliteitszorgsysteem aantoonbaar heeft geleid tot concrete verbetermaatregelen .
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 47
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: § Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen Om een antwoord te krijgen op de vraag of de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de nagestreefde, is het auditteam nagegaan of, en zo ja hoe, de opleiding het beroepenveld daarbij betrekt en tot welke conclusie dat heeft geleid. Voorts heeft het auditteam steekproefsgewijs een aantal eindwerkstukken ingezien en beoordeeld. In opdracht van het landelijk Studierichtingsoverleg Fysiotherapie (SROF) heeft NQA in april 2005 onderzoek gedaan naar het gerealiseerde niveau van de pas afgestudeerde fysiotherapeut. NQA heeft daarvoor op landelijk niveau een vragenlijst ontwikkeld en gevalideerd. De vragenlijst is uitgezet onder afgestudeerden, leidinggevenden en branchevertegenwoordigers. De resultaten zijn teruggekoppeld naar afgestudeerden, leidinggevenden, docenten en branchevertegenwoordigers. In de rapportage wordt tevens gebruik gemaakt van een benchmark. De Leidse opleiding scoort “zeer goed’’ op de onderdelen toepassen van kennis en inzicht, oordeelsvorming en communicatie. Alleen het geven van een presentatie en het begrijpen van Engelse vakliteratuur werden minder gewaardeerd. De opleiding heeft van de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties een goed beeld op grond van de informatie die zij verkrijgt van vertegenwoordigers uit de organisaties/praktijken waar de studenten werken. Voorts zijn aan het einde van de opleiding vertegenwoordigers uit het beroepenveld (externe opdrachtge vers) betrokken bij de beoordeling van de afstudeeropdrachten die door de studenten zijn uitgevoerd. Aldus maakt de opleiding gebruik van bronnen uit het werkveld om informatie over het gerealiseerde (eind)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien dat het beroepenveld (stagebiedende organisaties, de externe opdrachtgevers) het gerealiseerde niveau als ruim voldoende beschouwt in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van een beginnend fysiotherapeut. Het auditteam heeft ook een aantal scripties ingezien. Voorafgaand aan de audit heeft de opleiding het auditteam een lijst overhandigd met daarop vermeld de afstudeerscripties van de afgelopen jaren. Vervolgens heeft het auditteam zelf een selectie gemaakt van de scripties die zij wilde inzien. Vervolgens heeft de opleiding kopieën van deze scripties aan het auditteam overhandigd. Op deze wijze was het mogelijk de scripties uitgebreid te bestuderen en te beoordelen. Bij de beoordeling van deze set afstudeerscripties uit 2000, 2003 en 2005 is het auditteam gebleken dat er sprake is van een duidelijke verbetering in de kwaliteit: de vraagstellingen zijn beter afgebakend en de discussie en de (voorzichtige) conclusies spitsen zich beter toe op de klinische relevantie van het onderwerp. Het auditteam merkt op, hoewel het gebruik van literatuur op niveau is, het gebruik van Engelse literatuur in de opleiding meer aandacht verdient. Zo is kennis van de (vaktechnische/wetenschappelijke) Engelse taal in een vroege fase van de studie van belang, om tegen het einde van de studie evidence based (internationale) literatuur in volle omvang in de scriptie te kunnen opnemen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 48
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende omdat: § uit extern onderzoek naar de opvattingen van afgestudeerden, leidinggevenden en fysiotherapeuten blijkt dat de opleiding voldoende tot ruim voldoende scoort op alle onderzochte aspecten; § uit eigen gegevens en onderzoek van de opleiding blijkt dat stagebiedende organisaties en externe opdrachtgevers van projecten het gerealiseerde niveau als ruim voldoende beschouwen in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van de beginnende fysiotherapeut; § uit eigen onderzoek van het auditteam van afstudeerscripties blijkt dat de afstudeerwerkstukken wat betreft probleemstelling van voldoende diepgang en complexiteit zijn en dat voor het realiseren ervan de afstudeerders dienen te beschikken over een kennisniveau en analytisch vermogen dat normaliter van HBO-studenten mag en moet worden geëist.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 49
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: § Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? § Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen De afdeling Fysiotherapie heeft in het “Afdelingsplan 2000–2004’’ streefcijfers geformuleerd voor het aantal bekostigde studenten en de onderwijsvraagfactor. De onderwijsvraagfactor van de opleiding wordt jaarlijks geëvalueerd. Dit kengetal, waarin het studentenaantal en het rendement zijn gecombineerd, is een maat voor de effectiviteit van het onderwijs. De onderwijsvraagfactor van de afdeling Fysiotherapie schommelt sinds 1995 tussen 0.85 en 0.91 in 2005. De Hogeschool Leiden hanteert een streefdoel op dit terrein van 0.95. Dit doel is in 2004 niet gehaald: toen bedroeg de onderwijsvraagfactor 0.87 (tegenover 0.86 in 2003). Een belangrijke verklaring hiervoor is, zo blijkt uit de documentatie van de opleiding, dat de meeste aanbevelingen van de projectgroep rendementsverbetering pas konden worden ingevoerd in het studiejaar 2003–2004, bij de start van het nieuwe onderwijsprogramma. In 2001 is het rapport van de projectgroep 'Rendementsverbetering afdeling Fysiotherapie' opgeleverd. Enkele van de belangrijkste aanbevelingen waren: § aanscherping van de regels voor het bindend negatief studieadvies; § meer aandacht in de propedeuse voor complexe cognitieve vaardigheden, sociale vaardigheden en hulpverlening, attitude en zelfreflectie, en toetsing van deze vaardigheden; § begeleidingstrajecten voor disfunctionerende stagiaires en hoofdfasestudenten die tijdelijk uit de stage worden gehaald. De aanbevelingen uit dit rapport zijn door de opleiding geïmplementeerd. Het aantal ingeschreven studenten is gestaag gestegen vanaf 1998-1999. Het doel om vanaf 2004 rond de 425 ingeschreven studenten te hebben, is bereikt, ondanks de eerder in dit rapport gesignaleerde terugloop in belangstelling in de Randstad voor hbo-opleidingen Fysiotherapie. Tussen 2000 en 2004 is periodiek het propedeuserendement geëvalueerd. De rendementen (gemeten in 2004) tonen verschillen binnen het cluster Zorg & Welzijn en binnen de Hogeschool Leiden, zo blijkt uit de documentatie. Met 30 procent geslaagden na één jaar en 33 procent uitval neemt Fysiotherapie hierbij een middenpositie in. Er zijn nog geen streefcijfers voor het rendement van de hoofd- en afstudeerfase geformuleerd. De gemiddelde studieduur van studiestakers is de laatste jaren nagenoeg gelijk gebleven (rond de 1,6 jaar). Ook de gemiddelde studieduur van gediplomeerden is de laatste jaren vrijwel niet veranderd (ongeveer 4,4 jaar). Het te lage rendement van de opleiding is een van de aanleidingen voor het project ‘Doelmatigheid afdeling Fysiotherapie’, dat in augustus 2005 gestart is in opdracht van de clusterdirecteur Zorg & Welzijn. Rendementsverbetering van propedeuse, hoofdfase en afstudeerfase, waarbij streefcijfers worden opgesteld, maken onderdeel uit van dit project. Het cluster Zorg & Welzijn plant meer en frequenter en stuurt waar mogelijk met kengetallen. Dit is mede gericht op de jaarlijkse management review in het kader van de kwaliteitscyclus. Inmiddels worden de cijfers van de afdeling Fysiotherapie vergeleken met de andere opleidingen binnen het cluster als een eerste start voor een interne benchmark. Uit de kwalitatieve resultaten van deze vergelijkingen komt de afdeling
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 50
Fysiotherapie er in de regel goed uit, met name vanwege het vooruitstrevende onderwijsconcept. Uit de kwantitatieve gegevens komt de afdeling Fysiotherapie er gemiddeld uit. Daarnaast wordt onderzocht of het portfolio van de afdeling Fysiotherapie kan worden uitgebreid, of versnelde en verkorte leerroutes wenselijk en haalbaar zijn en primaire en ondersteunende processen moeten worden aangepast. Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende omdat: § op afdelingsniveau streefcijfers zijn geformuleerd ten aanzien van een aantal relevante variabelen mede in relatie tot andere opleidingen binnen het cluster Zorg & Welzijn ; § de opleiding de verschillende rendementen in kaart brengt mede in relatie tot andere opleidingen van het cluster en bij gebleken zorgpunten passende maatregelen neemt; § de opleiding de uitwerking van de genomen maatregelen monitort en indien nodig de maatregelen aanscherpt.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het onderwerp ‘Resultaten’ als voldoende omdat: § het gerealiseerde niveau in belangrijke mate overeenkomt met het nagestreefde niveau zoals vastgesteld door extern en intern onderzoek onder afgestudeerden en het beroepenveld; § het gerealiseerde niveau mede blijkt uit de afstudeerwerkstukken die het auditteam heeft ingezien; § de opleiding actief verbeterbeleid voert aan de hand van streefcijfers en rendementen; § de opleiding een concreet plan heeft om het sturen op streefcijfers en rendementen te intensiveren mede aan de hand van verdere benchmarking.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 51
3. SAMENVATTEND OORDEEL 3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Fysiotherapie voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING FYSIOTHERAPIE voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding
V*
1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
V
2.3. Samenhang Programma
V
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
V
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
3. Inzet van Personeel
V
3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
V
4. Voorzieningen
V*
4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
G
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
V
* extra aantekening: goed
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 52
3.2.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool Leiden in casu de door het cluster Zorg & Welzijn verzorgde HBO bachelor opleiding Fysiotherapie voltijd in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Conform de “Beslisregels Accreditatie”, zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Gelet op de bevindingen van het auditteam en met inachtneming van de beslisregels (zie § 1.1.2. onder D en E), voegt het auditteam een extra aantekening goed toe aan de onderwerpen ‘Doelstellingen opleiding’ en ‘Voorzieningen’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 53
BIJLAGE I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring externe auditoren Wienke L.M. Blomen Wienke Blomen, directeur van Hobéon Certificering, is sinds 1976 actief in het hoger (beroeps)onderwijs op het gebied van bestuur, strategie en organisatie. Van 1976 tot 1992 bekleedde hij diverse functies bij de HBO-Raad, waaronder die van hoofd van een van de adviesgroepen en plaatsvervangend secretarisdirecteur. Sinds 1992 is hij senior-adviseur en later directeur en mede-eigenaar van de Hobéon Groep BV. Sinds 1996 is hij tevens werkzaam in de certificering van bedrijven in de monumentenzorg, in het hoger onderwijs en in de sector kunst en cultuur. Jules Hesse Dr Jules Hesse heeft als fysiotherapeut ruime nationale en internationale ervaring zowel op het gebied van de patiëntenzorg als op het gebied van onderwijs en onderzoek. Na de Business School of Economics van de
University of South Carolina in de USA volgde hij de opleiding Fysiotherapie bij de Stichting Academie voor Fysiotherapie Amsterdam, waar hij in 1983 cum laude afstudeerde op het project ‘Dysfunktie van het Kauwstelsel’. Hij werkte onder andere bij de Universiteit van Amsterdam, waar hij ook promoveerde. Verder was hij docent, verantwoordelijk voor de zorg van patiënten met kaakstoornissen en betrokken bij postacademische opleidingen in de USA. Hij is medeoprichter van de Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie in de Tandheelkunde (NVFT), een lidvereniging van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). Momenteel is hij bestuurslid van het Sport Medisch Centrum Amsterdam, verantwoordelijk voor protocollering en kwaliteitsbewaking, medewerker van het Slotervaart Ziekenhuis en de Vrije Universiteit Amsterdam en voorzitter van The American Board of Orofacial Pain Therapists. Hans G.J. Stoltenborg Drs. Hans Stoltenborg studeerde psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en was al gedurende zijn studie werkzaam in projecten op het terrein van onderwijs en opleiding. Na een aantal jaren in de onderwijsresearch werkte hij op het gebied van het post-hbo en andere vormen van commerciële dienstverlening vanuit onderwijsinstellingen. Door een stationering in Brussel leerde hij de EU en het internationale projectenbeleid goed kennen. De afgelopen jaren werkt hij vanuit het kantoor in Den Haag op onderwerpen als marktonderzoek (deels samen met TNS NIPO), ontwikkeling van nieuwe opleidingen, competentiegericht leren, kwaliteitszorg en accreditatie. Ook voert hij het projectmanagement van innovatieprojecten en is hij betrokken bij internationale onderwijsprojecten. Karin J.A. Legemate Karin Legemate volgde een vwo opleiding met als profiel Natuur en Gezondheid. Ze is thans 4e jaars student aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding van de Hogeschool van Amsterdam te Amsterdam. Daarnaast volgt zij een digitaal schakelprogramma van de aan Fysiotherapie gerelateerde opleiding Master Bewegingswetenschappen. Als studentlid is zij de afgelopen twee jaar bij meerdere audits op diverse hogescholen betrokken geweest.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 54
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 55
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 56
BIJLAGE II Programma Visitatie Fysiotherapie Leiden 26 oktober 2005 Tijd en ruimte
Betreft
08..45 – 09.15 u
Intern overleg auditteam
Hogeschool *)
Hobéon
09.15 – 09.30 u F223
Kennismaking en fine-tuning programma
Erica de Heus Peter van Schie
Auditteam
09.30 – 10.30 u F223
Clusterbeleid en opleidingsbeleid algemeen
Erica de Heus Peter van Schie
Wienke Blomen Jules Hesse
09.30 – 10.30 u F223
Inspraakorganen: Opleidingscommissie
Ad Leeflang Rosemary Kracht
Hans Stoltenborg Karin Legemate
Klankbordgroep studenten
Xander de Keizer Nick Overmeer Regine Valentijn Suzanne Oostindië
10.30 – 11.30 u
Externe oriëntatie/
Peter van Schie
Wienke Blomen
F242
werkveldcontacten
Erica de Heus
Karin Legemate
Instroom Personeel (w.o. deskundigheidsbevordering 10.30 – 12.30 u
Doelstellingen, programma en Henk Cambier
Hans Stoltenborg
F223
voorzieningen
Bert-Jan Olivier
Jules Hesse
- Propedeuse - Hoofdfase
Marian Farjon Jan Leeuwerink
Clusterbureau
André Kronenburg
Wienke Blomen
Caroline van Wijk
Karin Legemate
11.30 – 12.30 u F242 12.30 – 13.30 u
Lunch en intern overleg auditteam
13.30 – 14.30 u F242
Kwaliteitszorg Resultaten
Peter van Schie Peer van de Helm
Wienke Blomen Jules Hesse
13.30 – 14.30 u F223
Studiebegeleiding
Henk Cambier, Suzanne Stil, Janke van der Veen
Hans Stoltenborg Karin Legemate
14.30 – 15.30 u F223
Beoordeling en toetsing
Henk Cambier, Toon van Zundert, Marian Farjon, Jan
Hans Stoltenborg Jules Hesse
14.30 – 15.30 u
Doestellingen,programma en
Janke van der Veen
Wienke Blomen
F242
voorzieningen afstudeerfase
Paul Bouwman
Karin Legemate
- stage(begeleiding) - afstudeerprojecten
Tymen Koet
Leeuwerink, Jeannette Boiten
- binnenschools curriculum 15.30 – 16.00 u
Pending issues (inzien documenten, bezoek praktijkruimten, aanvullende gesprekken e.d.)
16.00 – 16.30 u
Intern overleg auditteam
16.30 – 17.00 u F223
Mondelinge terugkoppeling
Alle betrokkenen
Auditteam
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 57
Namen en functies van de deelnemers aan de gesprekken Erica de Heus Peter van Schie André Kronenburg Caroline van Wijk Henk Cambier
: clusterdirecteur Zorg en Welzijn : hoofd afdeling fysiotherapie : clusterbureau Zorg en Welzijn : clusterbureau Zorg en Welzijn : docent, lid van de Onderwijs en Examencommissie, coördinatie studiebegeleiding propedeuse, teamleider propedeuseteam Marian Farjon : docent, lid van de Onderwijs en Examencommissie, teamleider hoofdfaseteam Janke van der Veen : docent, , lid van de Onderwijs en Examencommissie Examencommissie, coördinatie studiebegeleiding afstudeerfase, teamleider afstudeerfaseteam, coördinator seniorstage. Suzanne Stil : docent, coördinatie studiebegeleiding hoofdfase, lid hoofdfaseteam Jeannette Boiten : docent, coördinator afstudeerprojecten, lid afstudeerfaseteam. Bert-Jan Olivier : docent, lid propedeuseteam Paul Bouwman : docent, moduleleider binnenschoolscurriculum afstudeerfase, lid afstudeerfaseteam Jan Leeuwerink : docent, lid hoofdfaseteam Ad Leeflang : docent, lid propedeuseteam, voorzitter OC Rosemary Kracht : praktijkinstructeur, lid hoofdfaseteam Tymen Koet : docent, lid afstudeerfaseteam, ICTO coördinator cluster Zorg en Welzijn Peer van de Helm : kwaliteitscoördinator cluster Zorg en Welzijn Toon van Zundert : docent, lid propedeuseteam Xander de Keizer : eerstejaars student Nick Overmeer : tweedejaars student Regine Valentijn : derdejaars student Suzanne Oostindië : derdejaars student
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Fysiotherapie, Hogeschool Leiden 58