Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming voltijd Hogeschool Leiden
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming voltijd CROHO nr. 34610 Hogeschool Leiden
Hobéon® Certificering BV Datum : December 2006 Auditteam: Dhr. drs. G.J. Stoltenborg Dhr. R. Rooswinkel Mevr. drs. M. Moll Dhr. drs. G. W.M.C. Broers Dhr. R.F.M. van Luijk Mevr. drs. E.R.J. Rijnen (secretaris)
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.5.1. 1.5.2. 1.5.3. 1.5.4. 1.5.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Visitatierapport ‘Mensenwerk’, december 2002 en rapport interne audit 2006 Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 2 november 2006
1 1 1 1 2 3 3 5 6 7 7
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
8 8 8 12 15 17 17 20 22 24 26 27 28 30 32 32 34 35 37 37 39 41 41 43 44 46 46 48
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming, vt Integraal oordeel/ advies aan NVAO
50 50 51
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 2 november 2006
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool Leiden, in casu de afdeling Social Work, verzorgt de HBO bachelor opleidingen Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV), Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) en Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD). Het onderhavige rapport heeft betrekking op de
HBO bacheloropleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming, voltijd, CROHO nr. 34610
1.2.2. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
De Hogeschool Leiden is sinds september 2003 organisatorisch ingedeeld in vier clusters. De opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming behoort met de opleidingen Sociaal Pedagogische Hulpverlening en Maatschappelijk Werk en Dienstverlening tot de afdeling Social Work, welke valt binnen het cluster Zorg en Welzijn. Dit cluster bestaat verder uit de afdelingen Verpleegkunde, Fysiotherapie en Kunstzinnige Therapie. De drie opleidingen hebben een gezamenlijke onderwijsvisie, didactisch concept en onderwijsmodel ontwikkeld. De onderwijsinhoud is gelijk waar sprake is van gedeelde beroepscompetenties. In de propedeuse voeren CMV-, SPH- en MWD-studenten dezelfde projecten uit, maar wel vanuit het eigen beroepsperspectief en met beroepsgebonden producten. Na de propedeuse kiest de student voor één van de drie opleidingen. Het managementteam wordt gevormd door de clusterdirecteur, de afdelingshoofden en het hoofd van het clusterbureau. De clusterdirecteur heeft integrale managementverantwoordelijkheid. De afdelingshoofden hebben specifieke verantwoordelijkheid voor het onderwijs en afgeleide verantwoordelijkheden voor personeels- en middelenmanagement en financieel-economische zaken.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 1
1.4.
Visitatierapport ‘Mensenwerk’, december 2002 en auditrapport interne audit 2006
In 2000 zijn de CMV-opleidingen gevisiteerd. De visitatiecommissie had een aantal kritiekpunten. In antwoord op deze kritiekpunten en aanbevelingen van de visitatiecommissie heeft de opleiding een overzicht van verbeteringen, planning en acties opgesteld (september 2000). In september 2001 bracht de inspectie een bezoek aan de opleiding. In haar rapport van bevindingen (november 2001) constateert de inspectie dat aan negen punten aandacht moet worden besteed. Op verzoek van de NVAO heeft de opleiding in januari 2004 een stand-van-zaken-notitie uitgebracht, waarin per aandachtspunt is aangegeven welke acties zijn ondernomen. In haar brief van 11 mei 2004 concludeert de NVAO dat de bestuurlijke hantering van de visitatie adequaat is en spreekt ze haar vertrouwen uit in de door de opleiding genomen verbetermaatregelen, al waren enkele resultaten destijds nog niet bereikt. Mede naar aanleiding van de visitaties van de opleidingen heeft de afdeling Social Work een omvangrijk proces van onderwijsvernieuwing en organisatieverandering in gang gezet, wat heeft geresulteerd in een volledig nieuw curriculum voor CMV, SPH en MWD en de invoering van competentiegericht leren. Dit is volledig geïmplementeerd per 2005-2006. In februari 2006 heeft de opleiding een interne audit uitgevoerd. De opleiding heeft geconstateerd dat, mede naar aanleiding van de interne audit, een aantal verbeteringen nodig zijn: uitvoeren activiteiten om Alumni te betrekken bij de opleiding; HBO-niveau; inventarisatie body of knowledge, fundamentele vakliteratuur en landelijk (LOO CMV) en Leiden; HBO-niveau: onderzoek naar eindkwalificaties bij (i) studenten direct na diplomering, (ii) studenten 1 jaar na diplomering, (iii) stagebieders, (iv) opdrachtgevers 4e jaars projecten, (v) opdrachtgevers 4e jaars meesterproef; internationale literatuur; aandacht voor beheersing door studenten van de Nederlandse taal: beleid, aanbod en workshops voor docenten; teamvorming en teambuilding; relatie beheersysteem; PDCA cyclus op onderdelen vervolmaken; aandacht voor werkdruk en werklast clusterbureau SW/KT en rendementcijfers. Deze verbeteringen zijn direct na de interne audit in gang gezet. Taken en tijdsplanningen zijn vastgesteld en functionarissen aangewezen. Naar de mening van het auditteam heeft de opleiding op een adequate wijze gereageerd op de aandachtspunten genoemd in de rapportage van de visitatiecommissie 2002 en de interne audit van 2006. Het auditteam merkt hierbij op, dat externe auditmomenten de noodzakelijke continue aandacht voor kwaliteit uiteraard niet kunnen vervangen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 2
1.5.
Aanpak
1.5.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
1.5.1.1. Bij de beoordeling van de betreffende opleidingsvariant voltijd is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van de opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. 1.5.1.2. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende: De opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. 1.5.1.3. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door Culturele en Maatschappelijke Diens{naam opleiding} aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport ‘Mensenwerk’, 2002 en auditrapport interne audit 2006; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 3
Op basis van de door CMV aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de voltijd opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van culturele en maatschappelijke vorming, één student, één lead auditor, één auditor ‘onderwijs’ vanuit Hobéon Certificering en één secretaris, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding(-en) werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd. 1
Visitatie heeft op 2 november 2006 plaatsgevonden.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 4
1.5.2.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E.
2
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 5
1.5.3.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Secretaris:
Drs. G.J. Stoltenborg R. Rooswinkel Drs. M. Moll Drs. G. W.M.C. Broers R.F.M. van Luijk Drs. E.R.J. Rijnen
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding CMV noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer Stoltenborg heeft een groot aantal (accreditatie-)audits binnen en buiten het hoger onderwijs geleid, een aantal malen als onderwijsdeskundige, maar in de regel als voorzitter. De vakinhoudelijke deskundige de heer Rooswinkel en de werkvelddeskundige mevrouw Moll hebben zich in hun beoordeling, vanuit respectievelijk het vakgebied en het werkveld, met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. De heer Rooswinkel heeft op grond van zijn kennis van het vakgebied goed zicht op recente ontwikkelingen in het vakgebied. Mevrouw Moll heeft op grond van haar ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals op het terrein van cultureel maatschappelijk werk op HBO-niveau. De deskundige ‘onderwijs’, de heer Broers, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Hij heeft onderwijservaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. De heer Van Luijk studeert thans Culturele Maatschappelijke Vorming aan de Hogeschool van Amsterdam. Zowel zijn stage, werkervaring en maatschappelijke functies hebben een relatie met zijn huidige studie. Mevrouw Rijnen heeft tijdens haar studie Bestuurs- en Organisatiewetenschappen aan de UU ervaring opgedaan met bestuurlijke vraagstukken, organisatieverandering en strategisch management. Tevens houdt zij zich in haar huidige functie bezig met kwaliteitsmanagement binnen (onderwijs) organisaties en heeft zij aan meerdere audits deelgenomen. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 6
1.5.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.5.5.
Programma visitatie 2 november 2006
Zie Bijlage II.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 7
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen 1.1.1. De onderwijsvisie van de opleiding sluit aan bij SPACE, de onderwijsvisie van de hogeschool. SPACE staat voor: studentgerichte aanpak, persoonlijke leerroute, assessment, competentiegericht, effectief en eigenzinnig. In uitwerking hiervan gaat de opleiding met name uit van het sociaal constructivisme. De constructivistische visie op leren houdt in dat de leeromgeving studenten stimuleert en ondersteunt om individueel en samen met anderen waardevolle kennis, vaardigheden en attitudes op te bouwen. Projecten bieden een dergelijke leeromgeving en daarom is projectonderwijs dan ook de dominante werkvorm. 1.1.2. Leidend voor de opleiding CMV van Hogeschool Leiden is het opleidingsprofiel ‘Alert en ondernemend’(1999), dat is vastgesteld door het landelijk opleidingsoverleg (LOO CMV). Docenten uit alle CMV-opleidingen hebben in deelprojecten meegewerkt aan de toekomstverkenning CMV en het opleidingsprofiel CMV. Deze toekomstverkenning, het profiel en de kwalificaties zijn in verschillende sessies ter toetsing voorgelegd aan een forum van vertegenwoordigers uit het werkveld. Het landelijke opleidingsprofiel: Segmenten en taakgebieden Segment 1: Agogische dienstverlening
Segment 2: Bedrijfsvoering Segment 3: Beroepsontwikkeling
Kerntaken A. Oriënteren en contacten leggen B. Programmeren en organiseren C. Begeleiden en leidinggeven D. Organiseren en beheer E. Beleid en ontwikkeling
Overeenkomstig het landelijk vastgestelde opleidingsprofiel onderscheidt de hogeschool vier specifieke werkvelden of domeinen: educatie, recreatie, samenlevingsopbouw, kunst en cultuur. 1.1.3. De Leidse CMV-opleiding heeft de 21 kwalificaties uit het opleidingsprofiel ‘Alert en ondernemend’ ondergebracht in vijf competentiegebieden en daaraan een zesde gebied toegevoegd waarvoor de keuzeruimte in het programma wordt gebruikt: 1. de CMV’er kan optreden als sociaal cultureel ondernemer in en vanuit een eigen organisatie; 2. de CMV’er kan analyseren; 3. de CMV’er kan organiseren; 4. de CMV’er kan leiding geven; 5. de CMV’er kan de eigen professionaliteit / het beroep blijvend ontwikkelen;
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 8
6. de CMV’er kan persoonlijke professionele vaardigheden inzetten. De opleiding heeft in een tabel de relatie tussen deze zes competentiegebieden en de eenentwintig kwalificaties aangegeven. Verder zijn in de zogeheten WZC-matrix (Welzijn, Zorg en Cultuur) de verschillen en overeenkomsten inzichtelijk gemaakt tussen het opleidingsprofiel van CMV en de opleidingsprofielen van SPH en MWD, de twee andere opleidingen binnen Social Work. Voorbeeld uitgewerkt van de competenties uit segment 1: Agogische dienstverlening uit het landelijke opleidingsprofiel ‘Alert en Ondernemend’: Competenties ‘Alert en Ondernemend’ Segment 1: Agogische dienstverlening 1.1 Oriënteren en contactleggen 1.1.1 De CMV’er is in staat de situaties en de achtergronden van diverse klanten (individuen, groepen, organisaties en samenlevingsverbanden) te verkennen en te analyseren. 1.1.2 De CMV’er is in staat een analyse te maken van de culturele en maatschappelijke context waarin de klanten zich bevinden en waarbinnen de agogische dienstverlening plaatsvindt. 1.1.3 De CMV’er is in staat contact te leggen met diverse klanten, opdat agogische relaties tot stand kunnen komen en samenwerking gestimuleerd wordt.
Kerncompetenties 1
2
3
4
5
6
X
X
X
1.1.4. Een belangrijk accentverschil met andere CMV-opleidingen is dat de Leidse CMV-opleiding sociaal ondernemerschap als aparte competentie eruit heeft gelicht. De opleiding profileert zich hierop, omdat zij sociaal ondernemerschap als de kern van het beroep beschouwt: sociaal: CMV’ers werken altijd voor en met anderen; ondernemend: zij treden daarbij initiatiefrijk op, zijn klant- en resultaatgericht en leggen verantwoording af. Door de nadruk op sociaal ondernemerschap leren de studenten verantwoordelijkheid te dragen voor alle aspecten van het projectgericht werken. Volgens het auditteam is dit een zeer goede en effectieve manier om studenten een goede start in het werkveld te geven. Wel mag naar de mening van het auditteam sociaal ondernemerschap in relatie tot de ontwikkelingen in het werkveld een nog prominentere plaats innemen/ nog nadrukkelijker de aandacht krijgen. Met name de trend dat alleen instellingen en programma’s die werken met bewezen effectieve programma’s, of die de effectiviteit van hun methodiek kunnen aan tonen, subsidie ontvangen en behouden zal grote invloed op het werkveld hebben. 1.1. 5. CMV’ers ondersteunen individuen en groepen bij het versterken van hun welzijn en bij het verhogen van de kwaliteit van hun directe leefomgeving, inclusief de sociale leefomgeving. Omdat het begrip welzijn voortdurend in verandering is, is ook het beroep van de CMV’er continu in beweging. Ten aanzien van de ontwikkelingen binnen het beroepsveld CMV geeft de opleiding aan dat: de opvattingen over de multiculturele samenleving verandert en daarmee de taken van de CMV’er; de nieuwe wet ‘Maatschappelijke Ondersteuning’ van grote invloed is op het werk van de CMV’er; dat ook geldt voor verschuivingen in het denken over stadsvernieuwing en nieuwe begrippen als levensloopbestendig wonen en het gedifferentieerd laten bewonen van achterstandswijken; het beleid t.a.v. activerend burgerschap, de competente burger en de verhouding tussen burgers, professionals en overheid verandert; de grote omslag momenteel die van ‘doelgroepdenken’ naar denken vanuit de vragen van mensen is.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 9
1.1.6. Het hoofd van de afdeling Social Work van Hogeschool Leiden is lid van de Sectorraad HSAO en is als zodanig betrokken geweest bij de ‘Profilering Agogisch Domein’ (PAD, HBO-raad 2004). Een andere ontwikkeling is dat het Platform Kwalificatiebeleid Zorg en Welzijn, een samenwerking van werkgevers- en werknemersorganisaties en het NIZW, elf beroepen in het agogisch domein heeft onderscheiden, waaronder de sociaal-cultureel werker, en deze beroepen zoveel mogelijk in termen van competenties heeft beschreven. Onderzocht wordt of dit tot een aanpassing van het opleidingsprofiel CMV (‘Alert en ondernemend’) moet leiden. Daartoe gaat in 2006-2007 de Leidse opleiding CMV, in samenwerking met het LOO CMV, de beroepsbeschrijving sociaal-cultureel werker van het Platform Kwalificatiebeleid Zorg en Welzijn vergelijken met het opleidingsprofiel van de CMV'er. Het SAC HSAO heeft in het najaar besloten dat de bijstelling van de opleidingsprofielen die onder deze sector ressorteren, waaronder CMV, gaat plaatsvinden in 2006-2007 na de formulering en beschrijving van PAD 2. 1.1.7. De afdeling heeft in 2005 de structuur voor samenwerking met het werkveld vastgelegd en tevens protocollen ontwikkeld voor het vastleggen van samenwerking in overeenkomsten. De voormalige onderwijsadviescommissie van de opleiding CMV is in september 2005 mede als gevolg van onderwijsinnovatie in het tweede studiejaar opgevolgd door het werkveldplatform. Hierin participeren de curriculumcoördinator, twee docenten, een studentenvertegenwoordiging van de tweedejaars en zeven externe leden: Leidse Welzijns Organisatie (twee personen); Kinderkliniek van het LUMC; GGD; Meldpunt Discriminatie; Dienst COS; Gemeente Leiden. Uit de verslaglegging van bijeenkomsten van het werkveldplatform blijkt dat dit platform onder meer invloed uitoefent op de richting en hoofdlijnen van het opleidingsprogramma. Wanneer de opleiding er in slaagt om de leden vaker met zijn allen bijeen te krijgen, dan zal dit de mogelijkheden van het platform verder vergroten. 1.1.8. De opleiding CMV onderhoudt contact met diverse landelijke, regionale en lokale samenwerkingsverbanden: in samenwerking met het project Brede School Leiden Noord heeft de opleiding een werkconferentie georganiseerd in januari 2006; de opleiding CMV is mede-oprichter van het Centrum Competentie Ontwikkeling Welzijn ZuidHolland (CCO). Hierin participeren alle welzijnsinstellingen, alle MBO-opleidingen voor welzijnswerk en alle HBO-opleidingen CMV in de provincie. De curriculumcoördinator van de Leidse opleiding CMV is voorzitter van het CCO; het Ketennetwerk Zuid-Holland, waarin aanbieders van zorg en welzijn, gemeentelijke overheden, provincie en hogescholen participeren, organiseert een éénjarige masterclass op het gebied van ketenregie voor mensen uit het werkveld en beleidsmakers. In 2005-2006 is de masterclass voor het eerst aangeboden. De lector van het cluster Zorg en Welzijn van Hogeschool Leiden is actief in het Ketennetwerk en heeft colleges gegeven in het kader van de masterclass. In 2006-2007 gaan ook de opleidingen van Social Work in het Ketennetwerk participeren. Het streven is dat de opleidingen onderdelen van de masterclass gaan verzorgen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 10
1.1.9. De opleiding CMV geeft de samenwerking met het beroepenveld verder vorm door een netwerk van contacten met vertegenwoordigers uit instellingen te onderhouden die als opdrachtgever, gastdocent of medebeoordelaar optreden bij diverse (afstudeer-)projecten en onderwijsprogramma’s. Het auditteam heeft vastgesteld, dat de opleiding CMV ruime contacten onderhoudt met verschillende organisaties binnen het domein CMV en deze contacten frequent inzet voor de uitvoering van het onderwijsprogramma. 1.1.10. De afdeling Social Work heeft een beleidsplan internationalisering voor de periode tot 2009 en een daarvan afgeleide jaarlijkse activiteitenplannen 2005-2006. Het activiteitenplan wordt uitgevoerd door het team Internationalisering, dat bestaat uit vier docenten van de opleidingen CMV, SPH en MWD. De algemene doelstelling is dat Internationalisering een herkenbare plaats heeft in het curriculum. Concreet betekent dit dat studenten kennis verwerven over de multiculturaliteit waarmee zij in hun latere werk te maken hebben en kennis nemen van Social Work praktijken in andere landen binnen en buiten Europa. Bij de opleiding CMV gaan al relatief veel studenten voor een stage- of afstudeerproject naar het buitenland. De studentmobiliteit van de CMV studenten is hoger dan de streefcijfers van de afdeling. De opleiding moedigt dit aan door studenten, die overwegen naar het buitenland te gaan, persoonlijk te coachen. Ook wordt met hogescholen in het buitenland (Pori in Finland, Antwerpen, Brussel, Hasselt en Kortijk in België, Darmstadt in Duitsland, Alicante in Spanje en Odense in Denemarken) een samenwerkingsovereenkomst afgesloten waardoor studenten lessen kunnen volgen en begeleiding en supervisie kunnen krijgen als zij in het buitenland op stage gaan. Aan buitenlandse studenten die in Nederland stage lopen, verleent de opleiding dezelfde diensten. In het kader van het projectleren organiseren tweedejaars studenten jaarlijks een uitwisseling met studenten van de Erasmus Hogeschool Brussel. Daarnaast hebben tweedejaars een onderzoek uitgevoerd dat erop is gericht een dergelijke uitwisseling ook met de Fachhochschule Osnabrück te realiseren. Vanaf 2006-2007 krijgt het tweede leerjaar een keuzeblok in het Engels over de positie van Social Work in Europa. Dit keuzeblok draaide in 2005-2006 voor de opleidingen MWD en SPH als pilot. In het curriculum van CMV is een cursus 'de multiculturele samenleving' opgenomen (leerjaar 1). Multiculturaliteit komt in drie van de vier eerstejaars projecten expliciet aan bod. De projecten in leerjaar 2 en 4 (met opdrachtgevers uit het werkveld) hebben vaak multiculturele componenten omdat dit een actueel thema is in relatie tot welzijn. Voorbeelden zijn het tweedejaars project 'Colour your mind' (in opdracht van Meldpunt Discriminatie) en het afstudeerproject 'Rond de wereld in één nacht' (in opdracht van het Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking Haaglanden). In vrijwel elke cursus is de multiculturele component aanwezig in de casuïstiek.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding Culturele en Maatschappelijke Vormgeving biedt een curriculum aan dat geënt is op landelijk overeengekomen eindkwalificaties, die aantoonbaar met collega sociaal-agogische opleidingen zijn afgesproken en door het beroepenveld zijn gevalideerd; de Leidse CMV-opleiding heeft de 21 kwalificaties van de landelijke beroepstructuur onderverdeeld in vijf competentiegebieden en daaraan een zesde gebied toegevoegd; de opleiding CMV heeft een eigen inkleuring gegeven aan het landelijke opleidingsprofiel die recht doet aan de huidige ontwikkelingen binnen het CMV-domein; de opleiding heeft zicht op de actuele ontwikkelingen binnen het beroepenveld CMV en voert op basis
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 11
daarvan onderwijsvernieuwingen door; de opleiding houdt gestructureerde contacten met het beroepenveld, onder andere via deelname aan relevante vormen van overleg op landelijk en regionaal niveau en via het werkveldplatform. Contacten die aantoonbaar effect hebben op het opleidingsprogramma; de opleiding heeft diverse internationale contacten.
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen Het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding de eindkwalificaties heeft geanalyseerd om te bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden de onderstaande vijf dimensies onderscheiden (Kennis en Inzicht – Toepassen Kennis en Inzicht – Oordeelsvorming – Communicatie – Leervaardigheden), bij elk waarvan hieronder een beschrijving wordt gegeven in relatie tot de eindkwalificaties van de opleiding. 1.2.1. De CMV opleiding beschikt over 21 kwalificaties ondergebracht in 6 competentiegebieden. Deze competentiegebieden vormen het uitgangspunt van de analyse door het auditteam. De dimensies van de Dublin Descriptoren Kennis en inzicht De eindkwalificaties waarop de opleiding zich richt, zijn zodanig dat zij niet verworven kunnen worden zonder gedegen kennis en inzicht in bijvoorbeeld: leefsituaties en achtergronden van diverse cliënten; metabenadering; de culturele en maatschappelijke context van de cliënten en de agogische dienstverlening; interactieprocessen in en tussen individuen, groepen, organisaties en gemeenschappen; methoden en technieken voor het werken met klantgroepen. In de competentiematrix van de propedeuse van CMV wordt deze dimensie van de Dublin Descriptor expliciet gekoppeld aan een aantal competenties. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Toepassen Kennis en inzicht De beroepsspecifieke (deel-)competenties zijn alle gericht op het uitvoeren van de kerntaken van een cultureel maatschappelijk werker. Iets wat zichtbaar gemaakt wordt in de gevarieerde didactische settings maar ook in de beroepsproducten die daar resultaat van zijn. Bijvoorbeeld: projectverslagen; presentaties; practicumopdrachten; stageverslagen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 12
In de beroepsspecifieke competenties wordt expliciet naar deze en andere beroepsproducten verwezen. De vermelde ‘producten’ impliceren een professionele toepassing door de student van zijn verworven kennis en inzicht. In de competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet gekoppeld aan competenties die vallen onder de kerncompetenties organiseren, sociaal ondernemerschap en persoonlijk professionele vaardigheden (zie facet 1.1.). Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Oordeelsvorming De competenties behelzen het hele spectrum van agogische dienstverlening, bedrijfsvoering en beroepsontwikkeling. De daarmee verband houdende vaardigheden zijn expliciet gericht op het maken van keuzen. Dit veronderstelt, dat de student in staat is problemen te analyseren en mogelijke oplossingsstrategieën tegen elkaar af te wegen, uit te voeren en daarna te evalueren. In de competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet gekoppeld aan de competenties die vallen onder de kerncompetenties sociaal ondernemerschap, analyseren en leiding geven (zie facet 1.1.). Daarmee laat de opleiding zien dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Communicatie Een cultureel maatschappelijk werker moet multidisciplinair kunnen samenwerken. Interactieprocessen tussen individuen, groepen en organisaties zijn van groot belang. Ook het aangaan van samenwerkingsrelaties, het ontwikkelen en onderhouden daarvan zijn erg belangrijk. Alle bovengenoemde punten zijn een wezenlijk kenmerk van de agogische sector. In de competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet gekoppeld aan de competenties die vallen onder de kerncompetentie organiseren (zie facet 1.1.). Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Leervaardigheden Voor de opleiding geldt, dat de te verwerven competenties een aantal metavaardigheden van de studenten veronderstellen die expliciet op het eigen leren zijn gericht opdat de student in staat is (i) zich tijdens de beroepsuitoefening verder te professionaliseren en (ii) vervolgstudies op een hoger niveau te doorlopen. Tijdens de opleiding moet de student zelf –steeds meer- verantwoordelijkheid nemen voor zijn of haar leren en keuzes maken. In de competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet gekoppeld aan de kerncompetentie persoonlijk professionele vaardigheden (zie facet 1.1.). Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 13
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de eindkwalificaties van de opleiding voldoen aan het niveau bachelor zoals weergegeven in de Dublin Descriptoren; de eindkwalificaties zijn uitgewerkt in competenties die een concreet referentiekader vormen dat aansluit bij en is gevalideerd door de beroepspraktijk; de eindkwalificaties zijn aantoonbaar verankerd in het CMV-programma: de competenties zijn rechtstreeks in verband gebracht met het opleidingsprogramma en met de daarbinnen gehanteerde werkvormen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 14
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. 1.3.1. Hoger Onderwijs Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties (eindkwalificaties) van de opleiding beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening en sluiten aantoonbaar aan bij de beschrijving van het bachelor niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de CMVopleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De wijze waarop de opleiding de Dublin Descriptoren heeft uitgewerkt en in het programma heeft opgenomen, beoordeelde het auditteam reeds als voldoende (zie facet 1.2.) 1.3.2. Beroepsonderwijs De competenties van de opleiding zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties die aantoonbaar (zie 1.1.) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd zowel ‘landelijk’ als (via het werkveldplatform) ‘regionaal’. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het voor Culturele en Maatschappelijke Vorming relevante werkveld geborgd. De wijze waarop de opleiding de beroepscompetenties in samenspraak met collega-opleidingen en het (‘landelijke’ en ‘regionale’) beroepenveld heeft uitgewerkt, beoordeelde het auditteam reeds als voldoende (zie 1.1.) 1.3.3. Voor het overige blijkt de ‘Oriëntatie HBO’ ook uit het programma van de opleiding. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft de eindkwalificaties rechtstreeks en volledig ontleend aan het door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel en daar eigen accenten aan toegevoegd; in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties en competenties wordt ook het niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar geformuleerd.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 15
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor de opleiding als voldoende: het werkveld wordt uitdrukkelijk betrokken bij het opstellen van opleidingsdoelstellingen en beroepscompetenties; de opleiding heeft zicht op de actuele ontwikkelingen binnen het beroepenveld CMV en voert op basis daarvan onderwijsvernieuwingen door; de opleidingsdoelstellingen voldoen aantoonbaar aan de niveaueisen die aan een HBO bachelor gesteld worden; de opleiding heeft de eindkwalificaties rechtstreeks en volledig ontleend aan het door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel en daar eigen accenten aan toegevoegd.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 16
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen 2.1.1. Het curriculum in de propedeuse is opgezet vanuit de competentiematrix WZC. Onderwijsonderdelen worden waar mogelijk gezamenlijk met de opleidingen SPH en MWD aangeboden en afzonderlijk als dit nodig is. In de propedeuse vindt een verkenning van de beroepspraktijk plaats door het werken aan gestandaardiseerde, door de opleiding ontwikkelde projecten. Tijdens studiejaar 2 staan de volgende thema’s centraal: doelgroepgericht werken, communicatie en netwerken, vrijwilligersmanagement en evenementenorganisatie. De opdrachten voor de projecten komen vanuit het werkveld. In studiejaar 3 lopen studenten gedurende 10 maanden een stage bij een instelling binnen het beroependomein CMV. In het 4e leerjaar kiest de opleiding voor gezamenlijk leren en voor het gezamenlijk realiseren van beroepsproducten. De student leert door samen met medestudenten een projectbureau op te zetten. Als participerend ondernemer van dit bureau werkt de student aan projectopdrachten uit het werkveld van CMV waarvoor de acquisitie ook door deze projectbureaus gebeurt. 2.1.2. De CMV opleiding kiest ervoor dat onder meer het werkveld leidend is voor de beroepsinhoudelijke invulling van het onderwijs. Dat vertaalt zich in diverse vormen van participatie van het werkveld. Het werkveld maakt deel uit van de leeromgeving van de student. Leren en werken zijn verbonden en dit komt in de opleiding met name tot uitdrukking in de integrale leerlijn die in de loop van de studie in omvang toeneemt (projecten, stage en meesterproef). Vanaf leerjaar twee voeren studenten reële projecten uit voor werkgevers in het beroepenveld. Samenwerking met het werkveld krijgt ook vorm in gastlessen, bezoeken aan het werkveld en interviews met sleutelfiguren, het aanleveren van casussen en het optreden als opdrachtgever of medebeoordelaar. De opleiding heeft een groeiend bestand van samenwerkingspartners, opdrachtgevers en stageverleners en werkt aan een relatiebestand dat goed toegankelijk is voor docenten. Docenten beschikken over actuele en relevante kennis van het vakgebied. Ook het ‘sociaal ondernemersschap’ dat in het opleidingsprogramma centraal staat sluit aan bij het werkveld. Daarnaast blijkt de band met de beroepspraktijk ook uit de aandacht hiervoor in het curriculum.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 17
2.1.3. De conceptuele leerlijn in het programma bestaat uit cursussen waarin studenten concepten, theorieën en modellen toepassen op casuïstiek uit het beroep. De leerlijn vaardigheden bevat trainingen in beroepsspecifieke en meer algemene sociaal communicatie vaardigheden zoals samenwerken, gespreksvoering, observeren, begeleiden van vrijwilligers, presenteren en mediation. 2.1.4. In CMV staan projectonderwijs en stages centraal voor het ontwikkelen van de competenties doordat studenten diverse aspecten van het beroepshandelen geïntegreerd verwerven. Via projectopdrachten worden actuele en relevante beroepsproblemen en dilemma’s aan de orde gesteld. Dit bevordert de beroepsgerichtheid van de studie en de motivatie van studenten. Zie facet 2.7.2. 2.1.5. De CMV-opleiding haakt in op de kennisgebieden van Social Work. De afdeling Social Work heeft drie ‘kennisgebieden’ benoemd vanuit de veronderstelling dat dit kansen biedt voor de studenten en ze verbindend kunnen zijn voor de opleidingen. De kennisgebieden zijn: criminaliteit; verslaving; verwaarlozing. De afdeling Social Work streeft ernaar om regionaal en supra regionaal per ‘kennisgebied’ tot structurele samenwerkingsafspraken te komen. Samenwerkende partners zijn met name werkveld instellingen in de regio Rijnland maar ook andere afdelingen van de Hogeschool Leiden. Aan deze kennisgebieden worden vanaf 2008 minoren gebonden van 15 tot 30 EC’s. Zo vindt het kennisgebied ‘criminaliteit’ aansluiting bij het lectoraat ‘Sociaal Pedagogische Hulpverlening, preventie jeugdcriminaliteit’ van Peter van der Laan. Vanuit de hogeschool wordt sterk ingezet op een doorstoomminor naar de Universiteit. Onlangs is Hogeschool Leiden een samenwerkingsverband aangegaan met de Haagse Hogeschool en de faculteit Pedagogiek van de Universiteit van Leiden en willen zij deze minor verbreden met toegang tot Psychologie. De laatste helft van het vierde jaar zouden de studenten deze minor kunnen volgen teneinde een minor te realiseren die met vrijstellingen toegang geeft tot Psychologie. 2.1.6. Het auditteam heeft inzage gehad in de door de opleiding gehanteerde vakliteratuur / handboeken. De opleiding CMV heeft mede naar aanleiding van evaluatie en onderzoek de literatuurlijst bijgesteld en in haar kwaliteitsbeleid opgenomen om jaarlijks in februari het bestand te actualiseren. Dit om up-to-date te blijven voor wat betreft de wetenschappelijke en internationale oriëntatie. 2.1.7. Alumni geven aan, zo is het auditteam gebleken tijdens uitvoerige gesprekken met hen, dat de opleiding zich aantoonbaar sterk richt op het werkveld, bijvoorbeeld door in het vierde jaar studenten een bedrijfsplan te laten schrijven en door hen te laten werken aan hun eigen vakmatige ontwikkeling gelet op hun ervaringen binnen het beroepenveld via stages. Hoewel deze focus gewaardeerd wordt door studenten hebben zij tijdens de audit aangegeven dat de theoretische component tijdens de studie een zwaarder accent mag krijgen. 2.18. Wat betreft internationalisering wordt verwezen naar de bevindingen onder facet 1.1.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 18
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de studieonderdelen komen tot stand op basis van actuele ontwikkelingen en vragen vanuit het werkveld en is ook aantoonbaar ontworpen in samenwerking met het werkveld; het programma van de opleiding biedt aan de studenten via de projecten, de simulaties, de practica en via stages, de beroepsopdrachten en de afstudeerfase voldoende gestructureerde mogelijkheden om hun kennis te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; docenten beschikken over relevante en actuele kennis van het vakgebied en van het beroepenveld en brengen dit in het onderwijsprogramma in, ook het sociaal ondernemerschap dat in het opleidingsprogramma centraal staat sluit aan bij het werkveld.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 19
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen 2.2.1. De opleiding heeft een digitaal bestand, FileMaker Pro, waarin de studieonderdelen worden verantwoord en de relatie zichtbaar wordt gemaakt tussen de 21 kwalificaties, de programmaonderdelen en leerdoelen. Elk curriculumonderdeel is in FileMaker Pro beschreven in termen van inhoud, leerdoelen, onderwijsvorm, gebruikte literatuur, wijze van toetsen, studielast en de relatie met de kwalificaties. Ook geeft FileMaker Pro een verantwoording van het HBO-niveau, de wijze van toetsing, de gehanteerde didactische werkvormen, de wetenschappelijke invalshoeken, de kwaliteitszorg en het internationale karakter per onderwijsonderdeel. FileMaker Pro verschaft een systematisch overzicht van de relatie tussen de onderscheiden competenties en de leerdoelen op het niveau van onderwijsonderdeel en fase. In FileMaker Pro zijn deze doelstellingen voor elk onderdeel op gedetailleerde wijze geoperationaliseerd . De vertaling van de kwalificaties naar het studieprogramma wordt zichtbaar in het CMV-raamleerplan waarin de leerdoelen van elk studiejaar en de leerdoelen van de cursussen en de daarin gepositioneerde projecten en flankerende trainingen en studentbegeleiding beschreven staan. De verbinding met de competenties is volgens het auditteam overtuigend. 2.2.2. Het auditteam heeft op basis van het programma en op basis van een analyse van verschillende beschrijvingen voldoende zicht gekregen op de inhoud, bereik en het niveau van de doelstellingen en op de mate van concreetheid. Op basis daarvan is het auditteam van mening, dat de eisen waaraan deze beroepsproducten moeten voldoen, anticiperen op die welke in het beroepenveld worden gesteld. Daarmee wordt in het programma een direct verband gelegd tussen de inhoud, niveau en oriëntatie van het programma enerzijds en de eindkwalificaties anderzijds. 2.2.3. Door de koppeling van de projectresultaten (output) aan de leerdoelen is de mate waarin de student de leerdoelen heeft gerealiseerd, voldoende toetsbaar, waarmee het auditteam wil aangeven dat de leerdoelen vertaald zijn naar concreet professioneel gedrag dan wel naar professionele ‘producten’. (Zie voor toetsing van projectproducten: facet 2.8). 2.2.4. De vormgeving van de onderwijswerkvormen en onderwijsperioden, zo heeft het auditteam kunnen constateren, gaat uit van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat en waarbij de kennis en de vaardigheden, door de student in stelling moet worden gebracht wil hij de projectopdrachten met succes kunnen uitvoeren. In het programma wordt op basis van reacties uit het werkveld, aandacht besteed aan meer commerciële aspecten zoals het opstellen van een begroting en het schrijven van een offerte.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 20
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het CMV-programma alsmede de leerdoelen van de onderscheiden programma-onderdelen zijn in termen van inhoud, bereik en niveau een passende concretisering van de geformuleerde eindkwalificaties; inhoud en vormgeving van de afzonderlijke opdrachten samen met de onderwijseenheden stellen de student in de gelegenheid de geformuleerde eindkwalificaties te verwerven.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 21
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen 2.3.1. De voor de opleiding geldende generieke HBO-competenties en de algemene en specifieke beroepscompetenties zijn, zoals het auditteam reeds eerder heeft aangegeven, aantoonbaar door het werkveld gevalideerd (zie facet 1.1.). De eisen die aan een cultureel maatschappelijk werker worden gesteld, staan daarin beschreven in onderlinge samenhang. Het auditteam is daar positief over. 2.3.2. Zoals reeds onder facet 1.1. en 2.2. is beschreven, heeft de opleiding de kwalificaties per opleidingsjaar uitgewerkt naar leerdoelen per semester, per blok, per project, per practicum en per (theorie) module. Leerdoelen, die in complexiteit toenemen om in de afstudeerfase het HBO-eindniveau te bereiken. (Zie ook onder facet 6.1.). Daardoor is er een duidelijke samenhang in de leerdoelen en is de verticale samenhang binnen het programma tussen de onderscheiden projecten geborgd. Ook komt de verticale afstemming van de opleidingsonderdelen tot uitdrukking in leerlijnen, die bestaan uit aanééngesloten reeks onderwijseenheden en/of elementen uit onderwijseenheden: integrale leerlijn; conceptuele leerlijn; leerlijn vaardigheden; studentbegeleiding. 2.3.3. Naarmate de opleiding vordert, neemt de complexiteit van de ontwerpopdrachten toe en wordt bovendien in toenemende mate een beroep gedaan op het eigen initiatief van de student. De zelfwerkzaamheid van studenten neemt toe, de begeleiding neemt in intensiteit af. Dit heeft het auditteam kunnen constateren aan de hand van bestudering van de programmabeschrijving en de Studiegids. 2.3.4. Horizontale samenhang vindt plaats door programmatische afstemming tussen onderwijseenheden en/of elementen uit onderwijseenheden. Er zijn relaties (thema’s) tussen basismodulen en projecten tijdens een onderwijsperiode. Binnen de projecten wordt op geïntegreerde wijze gewerkt aan het zich eigen maken van gerelateerde inzichten en vaardigheden. De horizontale samenhang is sterk verankerd in het programma, er is sprake van sterke horizontale dwarsverbanden tussen leerlijnen. 2.3.5. Er is samenhang tussen het binnenschools- en buitenschools curriculum. In leerjaar drie worden 48 EC’s besteed aan het opdoen van praktijkervaring. De afstemming tussen het binnenschools- en buitenschools curriculum wordt bewerkstelligd door studie/terugkomdagen (10 EC’s), supervisie (2 EC’s), stagebegeleiding en stageopdrachten specifiek in het derde leerjaar maar ook het afstudeerwerkstuk in leerjaar vier. 2.3.6. Uit studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat de samenhang van het programma door de studenten als positief gewaardeerd wordt.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 22
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de thematische ordening, inhoud en opbouw van het programma zijn op consistente wijze op elkaar afgestemd waardoor de onderscheiden programmaonderdelen tezamen een coherent geheel vormen; de verticale afstemming van de opleidingsonderdelen is vertaald in leerlijnen, die bestaan uit een aanééngesloten reeks onderwijseenheden en/of elementen uit onderwijseenheden; horizontale afstemming vindt plaats door relaties tussen onderwijseenheden en/of elementen uit onderwijseenheden en de ordening in de vier CMV-werkvelden in de eerste twee leerjaren. Er zijn afgestemde relaties tussen basismodulen en projecten tijdens een onderwijsperiode; de samenhang tussen het buitenschools en het binnenschoolse deel is geborgd doordat door middel van verschillende opdrachten op de uitvoering van de stages wordt gereflecteerd.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 23
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen 2.4.1. De studielast is per jaar, per periode en per onderdeel vastgesteld in termen van studiepunten (EC’S). Na elk onderwijsblok vindt evaluatie plaats in het kader van de programma-evaluatie en in het kader van de studiebegeleiding (stagebegeleiding, groepsbegeleiding en individuele begeleiding). Daarbij wordt telkens nagegaan of de studievoortgang voldoende dan wel onvoldoende is. 2.4.2. Uit de opbouw van het programma (zie facet 2.1) en de roostering blijkt dat studielast evenwichtig is gespreid over de periodes. Het curriculum van in totaal 240 EC’S wordt per jaar over vier perioden verdeeld. Elke periode beslaat tien weken. Iedere periode bestaat uit acht weken onderwijs in de vorm van contacturen. Per periode worden twee weken vrijgehouden voor toetsen, projecten en studie in de betekenis van toetsvoorbereiding. 2.4.3. De (formele) studielast van elk onderwijsblok en van de daarin opgenomen (theorie) modulen wordt minimaal éénmaal per jaar geëvalueerd, waarbij ondermeer wordt nagegaan of de vastgestelde studielast structureel afwijkt van de werkelijke studielast. Doel van de evaluatie is vast te stellen of er op programmaniveau herschikkende maatregelen moeten worden genomen. Gebleken in 2004-2005 is dat de studielast in de eerste twee leerjaren door de studenten als laag en in de laatste twee leerjaren door de studenten als hoog wordt ervaren. Dit is één van de redenen geweest om per 2005-2006 de studielast van jaar 1 te verzwaren en in het tweede jaar zwaardere opdrachten uit het werkveld te laten uitvoeren, waardoor ze een echte beroepsprestatie moeten leveren. Maatregelen voor de hoge studielast in leerjaar 3 en 4 acht de opleiding niet nodig omdat de veertig studiebelastinguren per week niet worden overschreden. 2.4.4. Remediërende maatregelen: de opleiding maakt gebruik van twee typen maatregelen; (i) op programmaniveau (herijking studielast) en op (ii) studentniveau (herkansingen, extra routes e.d.) 2.4.5. De studievoortgang wordt bewaakt in de studiebegeleiding, in de stagebegeleiding en supervisie. De gesprekken zijn verplicht en een voorwaarde om een fase te kunnen afsluiten. De studentbegeleiders krijgen verder informatie uit de portfolio en de reflectieverslagen van studenten, de resultaten van toetsen en teambesprekingen. Ook wordt met studiestakers exitgesprekken gevoerd, wat zicht geeft op de motieven om de studie voortijdig te beëindigen. 2.4.6. Studenten die door (bijzondere) omstandigheden een studieachterstand hebben opgelopen krijgen een individueel traject dat wordt opgesteld door de jaarcoördinator in overleg met de betrokken studentbegeleider. 2.4.7. Uit het studententevredenheidsonderzoek blijkt dat de studenten tevreden zijn over de spreiding van de studielast. Wat betreft de studeerbaarheid geven studenten en alumni aan dat de eerste twee studiejaren met name verdieping bieden in het vak. Het derde en vierde studiejaar zijn zwaar.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 24
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het auditteam heeft kunnen constateren dat de opleiding zowel op studentniveau als op programma niveau evalueert of de formele studielast structureel afwijkt van de feitelijke studielast; de opleiding beschikt via evaluaties over een goed instrument om studievoortgang belemmerende factoren te identificeren en op basis daarvan remediërende maatregelen te treffen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 25
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen 2.5.1. De opleiding is toegankelijk voor studenten met een diploma HAVO, VWO en MBO niveau 4.Ook toegelaten worden studenten die een gelijkwaardige buitenlandse vooropleiding hebben en tevens het NT2 diploma (Nederlands als tweede taal). Studenten die ouder zijn dan 21 en niet aan de genoemde voorwaarden voldoen, kunnen met de opleiding starten als ze het toelatingsonderzoek met goed gevolg afleggen. 2.5.2. Van de studenten heeft 46% een HAVO diploma, 10% een VWO diploma en 35% een MBO diploma. Alle studenten volgen hetzelfde programma. Alleen instromers uit de verwante MBO-opleiding Sociaal Cultureel Werk niveau 4, hebben een verkort programma. Zij starten in de hoofdfase van de opleiding. De opleiding participeert sinds 2004 in het ‘topjaar SCW’ van het ROC Leiden en verzorgt hier vier studieonderdelen. 2.5.3. De afgelopen drie jaar is de instroom jaarlijks met 7% gestegen. Niettemin is de totale populatie te klein voor een volledig gezonde bedrijfsvoering: ongeveer 100 CMV-studenten. Om de instroom te vergroten startte de afdeling in samenwerking met de Leidse Welzijns Organisatie (LWO) en het voortgezet onderwijs in Leiden een wervings- en profileringscampagne, waarin zowel de opleiding als het werkveld worden geprofileerd. Verder streeft de afdeling naar meer allochtone studenten. Momenteel is het aandeel nietwesterse allochtone studenten bij Social Work erg klein (4%) in verhouding tot het percentage niet-westerse allochtone studenten aan de Haagse Hogeschool (37,9%) en de inwoners van Leiden (24,6%). Vanaf september 2006 is een werkgroep ‘De multiculturele school’ opgestart. 2.5.4. Werving en voorlichting vinden voornamelijk plaats binnen de activiteiten die de hogeschool op dit gebied organiseert en door vele activiteiten van de afdeling zelf. Voor een specifieke werving en voorlichting van de afdeling CMV is een oud-student van de opleiding aangetrokken en verantwoordelijk. De hogeschool brengt elk jaar brochures uit en vier maal per jaar worden open dagen gehouden. Ook wordt de mogelijkheid geboden tot ‘proefstuderen’. Verder geven docenten en studenten van de afdeling regelmatig voorlichting aan leerlingen van voortgezet onderwijs. 2.5.5. Studenten van de CMV-opleiding kunnen nog geen vrijstelling verkrijgen via erkenning verworven competenties (EVC’s). De afdeling Social Work heeft een werkgroep ingesteld die een assessment voorbereidt om eerder verworven competenties te kunnen toetsen en beoordelen. Naar verwachting is het assessment van jaar 1 en jaar 2 in 2007-2008 operationeel. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft voldoende inzicht in de beginsituatie van de groep instromende studenten. De opleiding participeert sinds 2004 in het ‘topjaar SCW’ van het ROC Leiden en verzorgt hier vier studieonderdelen; de opleiding voorziet in een verkort traject voor instromers uit de verwante MBO-opleiding Sociaal Cultureel Werk niveau 4.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 26
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen 2.6.1. Het totale aantal studiepunten van de opleiding CMV bedraagt 240 EC’S. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele kwantitatieve eis die aan HBO bachelor-opleidingen wordt gesteld.
Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding een omvang heeft van 240 EC’S, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 27
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen 2.7.1. Het didactisch concept van de opleiding laat zich als volgt samenvatten: het onderwijs is praktijkgericht, thematisch geordend en projectgeoriënteerd. Het didactisch concept is afgestemd op het optimaal ontwikkelen van beroepscompetenties waarbij de beroepspraktijk centraal staat. Analyse van het programma en de programmaonderdelen laat zien, dat bovenstaand didactisch concept in de praktijk wordt gebracht en dat de werkvormen daar bij aansluiten. Al naar gelang het gaat om kennis, inzicht, vaardigheden, attitude wordt een keuze gemaakt uit bijvoorbeeld: hoor- en werkcolleges, excursies, practica en zelfstandig werken (individueel maar ook nadrukkelijk in groepsverband). De omvang van de groepen is verschillend en wordt bepaald door het karakter van het studieonderdeel. In de kleine groepen staat de interactie tussen docent/student en student/student centraal. 2.7.2. Projectopdrachten sturen het leerproces, waarbij de student zelf zijn leerdoelen formuleert, met als richtlijn de competenties die bij de projectopdracht horen. Passend bij deze studentgerichte aanpak is dat self assessment en peer assessment mede als beoordelingsvormen worden gehanteerd en dat de sturing door de begeleidende docent in de loop van de opleiding afneemt (zie facet 2.3.3.). In de loop van de studie kan de student steeds meer zelf kiezen aan welke competenties hij specifieke aandacht wil besteden. In het eerste jaar liggen de projecten vast. In leerjaar 2 heeft de student een keuze uit externe projectopdrachten, waarbij de keuze wordt ingekaderd door verplichte thema’s, competenties en methodieken. De derdejaars stage biedt de student bij uitstek ruimte om verder te werken aan beroepscompetenties en persoonlijke competenties. In het vierde jaar kiest de student op grond van zijn leerplan de projectopdrachten, het flankerend onderwijs en de opdracht voor de meesterproef. Het auditteam is van mening dat het theoretische kader nog niet optimaal geaard is in de opleiding en de opzet van projecten. Mede naar aanleiding van de jaarlijkse kwaliteitsmeting heeft de opleiding in 2005-2006 de handleidingen van alle studiejaren aangepast voor wat betreft de onderbouwing en verantwoording van de student van gekozen theorieën en methodieken. Dit naast de aandacht voor persoonlijke leerdoelen en ontwikkelingen. Dit draagt bij aan de ontwikkeling van de capaciteiten van de student om projecten en resultaten te verantwoorden. 2.7.3. Het zelfstandig werken krijgt veel nadruk doordat het programma sterk projectgestuurd is, waarbij elk project moet leiden tot een beroepsproduct dat door een student of door een groep studenten moet worden opgeleverd. De colleges en practica staan uitdrukkelijk in het teken van het project dat centraal staat in een periode.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 28
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het didactisch concept is in alle programmaonderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding en voorziet in een integratie van basismodulen en projecten en ligt in lijn met de competenties waarvoor wordt opgeleid; analyse van het programma laat zien dat de werkvormen direct ontleend zijn aan het didactisch concept; het theoretische kader is nog niet optimaal geaard in de opleiding en de opzet van de projecten, het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding enkele verbeterpunten en aanpassingen heeft doorgevoerd; de centrale plaats die de beroepsopdrachten in het programma innemen, is consequent uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de hele opleiding tot stand wordt gebracht.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 29
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen 2.8.1. De afdeling Social Work werkt continu aan een inzichtelijk, betrouwbaar en valide toetssysteem. Met name het CMV-team zou meer toe willen naar integrale toetsing via assessments. Daarvoor zijn in de notitie ‘Assessment en portfolio’ (december 2005) aanbevelingen gedaan. Op basis van deze aanbevelingen heeft het hoofd van de afdeling een opdracht geformuleerd waaraan door een werkgroep in 2006-2007 gewerkt wordt. 2.8.2. De visie op toetsing en de concrete uitwerking daarvan zijn beschreven in het ‘Raamleerplan’. Uitgangspunten zijn: variatie in toetsing; zowel individuele toetsing als groepsbeoordeling; beoordeling van inhoud en proces; zowel formatieve als summatieve toetsing; mix van beoordelaars, inclusief self assessment en peer assessment. 2.8.3. De CMV opleiding hanteert de volgende toetsvormen: schriftelijke toets; groepsopdracht; take-home toets; presentaties. 2.8 4. In de Onderwijs- en Examenregeling zijn de toetsplanning, de procedures (tevens het toetsprotocol voor de student) en de klachtenregeling opgenomen. De methoden en toetscriteria zijn kort vermeld bij de programmabeschrijvingen in de studiegids en specifieker in de lesbeschrijvingen, projecthandleidingen en programmabeschrijving. Sinds 1maart 2006 heeft de afdeling een toetsgroep die bestaat uit vier docenten en minimaal vier studenten die het hoofd van de afdeling gevraagd en ongevraagd adviseert over het toetsbeleid. 2.8.5. In het projectonderwijs is er een aantal toetsmomenten, formatief en summatief, zodat zowel procesmatige als inhoudelijke bijsturing mogelijk is. De formatieve beoordeling betreft het startdocument van de projectgroep (plan van aanpak en samenwerkingsovereenkomst), tussentijdse notulen en het tussenproduct. Eindproduct, presentatie en procesverslag (individueel reflectieverslag) worden summatief beoordeeld. De presentatie kan verschillende vormen aannemen, zoals een debat of een workshop voor medestudenten. 2.8.6. Procesverslagen en de presentatie hiervan worden beoordeeld door twee docenten: de begeleidende docent en een coreferent. De begeleidende docent bepaalt het cijfer en verantwoordt het cijfer schriftelijk aan de projectgroep. Ook bij de beoordeling van startdocument en tussenproduct consulteert de begeleidende docent de coreferent.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 30
2.8.7. Voor toetsing van de cursussen is na onderzoek een toetsmatrijs ingevoerd met ingang van het derde kwartaal 2005-2006. Deze overzichtstabel, geeft aan hoe toetsvragen kunnen worden verdeeld over leerstof en competenties. Ook maakt een toetsmatrijs het mogelijk over hetzelfde onderwerp meerdere toetsen te construeren die inhoudelijk vergelijkbaar zijn. De toetsmatrijs werkt als een blauwdruk voor een toets. 2.8.8. De opleiding betrekt externe professionals uit de beroepspraktijk bij het beoordelingsproces. De beroepspraktijk wordt op een aantal momenten (projectonderwijs, stages, eindgesprek) in de opleiding, in een adviserende rol, betrokken bij het beoordelen van de competentieontwikkeling. Hiermee beoogt de opleiding de beroepspraktijk na te bootsen teneinde het beoordelingsproces levensecht te laten zijn. 2.8.9. Feedback naar studenten over resultaten vindt plaats door invulling van een beoordelingsformulier en het gesprek dat naar aanleiding van dit formulier plaatsvindt. 2.8.10. Uit de ‘thermometers’, periodieke gesprekken met klassenvertegenwoordigers blijkt dat studenten positief oordelen over de aansluiting van de toetsing op het studieprogramma.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de afdeling Social Work kent een afdelingsbreed toetsingskader. De visie op toetsing en de concrete uitwerking daarvan zijn helder beschreven in het ‘Raamleerplan’; de CMV-opleiding maakt gebruik van verschillende toetsvormen, afhankelijk van het studieonderdeel en het doel van toetsing; werkvelddeskundigen zijn rechtstreeks betrokken bij de beoordeling van projectonderwijs, stages en eindgesprekken.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” als voldoende: naar het oordeel van het auditteam kent de opleiding CMV een programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling aantoonbaar op HBO-niveau is gesitueerd en dat sterk gericht is op het CMV-werkveld; het programma is een adequate concretisering van de eindcompetenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen; leerlijnen, de thematische ordening, de praktijkgerichtheid en de gerichtheid op beroepstaken zijn een goede waarborg voor de interne samenhang van het programma; de opleiding biedt studenten via praktijkgerichte opdrachten, stage- en afstudeeropdrachten de mogelijkheid kennis te ontwikkelen via interactie met het werkveld; de opleiding kent een variatie aan toetsvormen afgestemd op het studieonderdeel en het doel van de toetsing.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 31
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen 3.1.1. De afdeling Social Work heeft drie opleiding-teams. Het team SPH heeft een voorzitter, de teams CMV en MWD hebben samen een voorzitter. Elke opleiding heeft een curriculum coördinator. De afdeling heeft één propedeusecoördinator voor de drie opleidingen. De leerjaren 2 en 4 van de drie opleidingen hebben ieder een jaarcoördinator. Verder kent de opleiding CMV een praktijkcoördinator (leerjaar 3), drie leerlijncoördinatoren en een aandachtsfunctionaris studentbegeleiding. 3.1.2. Docenten werken in beginsel voor de afdeling Social Work, maar zijn organisatorisch ingedeeld bij één van de drie opleidingsteams (CMV, MWD, SPH). Voor de onderwijsuitvoering zijn zij inzetbaar voor tenminste drie en voor onderwijsontwikkeling voor tenminste één van de volgende onderwijswerkvormen: projecten, trainingen, cursussen, studentbegeleiding, stagebegeleiding, supervisie en begeleiding van afstudeerwerkstukken. 3.1.3. Het opleidingsprogramma wordt ontwikkeld en uitgevoerd door docenten met een sterke relatie met het beroepenveld, zo blijkt uit het netwerkoverzicht van het docentencorps, waar het auditteam inzage in heeft gehad. Van dit ruime en gedifferentieerde netwerk maakt de opleiding systematisch gebruik. 3.1.4. De docenten van de opleiding hebben vrijwel allen jarenlang in de beroepspraktijk gewerkt. Daarnaast combineren acht docenten binnen de afdeling Social Work een kleine aanstelling met een functie in de beroepspraktijk. Twee nieuwe docenten van CMV zijn uit de beroepspraktijk afkomstig, van wie één nog deels in de beroepspraktijk werkt. Twee docenten en de curriculumcoördinator participeren in het werkveldplatform CMV (zie facet 1.1.). 3.1.5. Ook door de inzet van gastdocenten en andere docenten van buiten wordt de relatie met het werkveld onderhouden. Een externe docent wordt gekoppeld aan een docent van de opleiding, zodat ze van elkaar kunnen leren. Dit is onderdeel van het deskundigheidsbevorderingbeleid. Binnen de afdeling Social Work wordt gebruik gemaakt van gemiddeld 25 gastdocenten per jaar. Het auditteam heeft de lijst van gastdocenten ingezien en heeft vastgesteld dat de verschillende gastdocenten een goede weerspiegeling van de actuele beroepspraktijk zijn. 3.1.6. Eén van de CMV-docenten participeert in de kenniskring ‘Eerste lijnszorg’ van het lectoraat van het cluster Zorg en Welzijn 3.1.7. De begeleiding in het kader van de afstudeeropdracht tijdens het 4e studiejaar, vindt plaats door docenten in samenwerking met vertegenwoordigers uit de organisaties waar de student zijn opdracht uitvoert. Deze contacten met de zogeheten externe opdrachtgevers zijn eveneens een belangrijk middel waarmee de docenten een substantiële verbinding leggen met het werkveld.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 32
3.1.8. Daarnaast hebben de leden van het docententeam een uitgebreid professioneel netwerk via de stagebegeleiding, de afstudeerplaatsen en de beroepenveldcommissie. Zij blijven daardoor voldoende op de hoogte van de actuele ontwikkelingen in het werkveld. 3.1.9 Extern deskundigen spelen in het onderwijs van de opleiding een rol bij (i) de beoordeling van de projecten, stages en afstudeeropdrachten (externe opdrachtgevers) en bij (ii) de opzet/actualisering van het curriculum (werkveldplatform). 3.1.10 De afdeling Social Work heeft een interesse en behoefteonderzoek uitgevoerd onder alumni. Van de 50 alumni die aangeschreven zijn hebben 11 personen aangegeven betrokken te willen blijven bij Hogeschool Leiden. Op basis van deze eerste inventarisatie wordt een alumninetwerk opgezet.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat frequent contact onderhoudt met het werkveld, dit stelt hen in staat binnen het onderwijs verbindingen te leggen tussen het werkveld en het programma; een aanzienlijk deel van de docenten is werkzaam in de beroepspraktijk; de opleiding maakt ook regelmatig gebruik van gastdocenten, waardoor de verbinding tussen werkveld en opleiding wordt versterkt.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 33
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen Het criterium bij dit facet kent een kwantitatieve (wordt er voldoende personeel ingezet) en een kwalitatieve (opleiding met de gewenste kwaliteit) dimensie. Hier wordt ingegaan op het kwantitatieve aspect. Bij de facetten 3.1. en 3.3. komt het kwalitatieve aspect aan de orde. 3.2.1. Het onderwijsteam van de afdeling Social Work heeft 49 medewerkers (circa 30 Fte), van wie 42 een vaste aanstelling hebben; één medewerker is voor één jaar aangesteld, met uitzicht op een aanstelling voor onbepaalde tijd. 16 medewerkers hebben een jaarcontract. Daarnaast worden circa 20 deskundigen van buiten ingezet (0,6 Fte). Door de inzet van jaarcontracten is de afdeling in staat flexibel in te spelen op krimp of groei in relatie tot studentaantallen en onderwijsvraagfactor. Het CMV-team bestaat uit 7 docenten. 3.2.2. De docent-student ratio voor de afdeling bedraagt 1 op 25, voor CMV 1 op 18. Naar het oordeel van het auditteam wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding uit te voeren. 3.2.3. Uit de functioneringsgesprekken blijkt dat docenten doorgaans met veel inzet en plezier werken. Wel wordt de werkdruk als hoog ervaren door het voortdurend inspelen op de actualiteit in de beroepspraktijk en de onderwijsvernieuwingen die met een klein team worden uitgevoerd. 3.2.4. Het ziekteverzuim wordt op clusterniveau geregistreerd. Afdelingscijfers worden geregistreerd door het clusterbureau en beheerd door het hoofd van de afdeling. Het ziekteverzuim van CMV is zeer laag en niet arbeidsgerelateerd. 3.2.5. Het cluster Zorg en Welzijn heeft in 2006 een medewerkeronderzoek uitgevoerd naar organisatiecultuur, leiderschap en motivatie onder medewerkers van het cluster Zorg en Welzijn. In de beleidsnotitie: ‘Beleidsmatige consequenties Medewerkeronderzoek Zorg en Welzijn’ worden de belangrijkste conclusies en de voorgestelde aanpak vanuit het CMT van het cluster Zorg en Welzijn beschreven. Het auditteam acht de vastgestelde aanpak adequaat.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de huidige omvang van de formatie en het gekwalificeerde personeel stelt de CMV-opleiding in staat haar opleidingsprogramma met de gewenste kwaliteit te verzorgen; de opleiding beschikt over een goed capaciteitsbewakingssysteem zodat ondercapaciteit tijdig ingevuld kan worden.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 34
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen 3.3.1. Bij vacatures wordt het functieprofiel opgesteld door het hoofd van de afdeling, na overleg met de clusterdirecteur en op basis van de door de hogeschool gehanteerde functiebeschrijvingen. Bij de selectie wordt gelet op deskundigheid, werkervaring, competenties, motivatie en ambitie, samenwerking en ontwikkelingsmogelijkheden. In het aannamebeleid zijn aanbevelingen uit de interne audit meegenomen: er is een docent aangesteld met onderzoeksvaardigheden en een docent met veel inhoudelijke kennis van het CMV-veld. Aan het inwerken en begeleiden van nieuwe docenten wordt gericht aandacht besteed. Hiervoor is een checklist ontwikkeld. Het auditteam heeft inzage gehad in de CV’s van de docenten; er staat een goed en ervaren team. Daaruit blijkt dat de docenten over een hoog opgeleid niveau en recente ervaring in het werkveld beschikken. 3.3.2. Het hoofd van de afdeling voert jaarlijks een functioneringsgesprek met alle medewerkers, aan de hand van een format. Hiervan maakt de medewerker een verslag. Het functioneringsgesprek leidt tot afspraken over deskundigheidsbevordering. Beoordelingsgesprekken vinden nog niet plaats. De hogeschool ontwikkelt een instellingsbreed functionerings- en beoordelingssysteem. Het streven is om dit per 1 januari 2007 te in te voeren. De CMV-opleiding beschikt over een helder overzicht van de algemene en specifieke deskundigheden van de medewerkers en hun ‘externe gerichtheid’. Dit overzicht wordt mede gebruikt voor de inhoudelijke capaciteitsplanning. 3.3.3. De afdeling heeft jaarlijkse scholingsplannen sinds 2003-2004. In het scholingsplan (Werkend Leren) zijn de specifieke scholingsactiviteiten opgenomen, gekoppeld aan het door de hogeschool vastgestelde scholingsbudget. Dit is 1 procent van de totale afdelingsbegroting. De scholing is voor het leeuwendeel gerelateerd aan didactiek, inhoud en onderwijsontwikkeling. Ook worden docenten geschoold in onderzoeksvaardigheden en in het begeleiden van studenten bij het doen van onderzoek. 3.3.4. De opleiding hanteert een procedure die studenten betrekt bij de evaluatie van docenten. Ook op die wijze verkrijgt de opleiding inzicht in de kwaliteit van haar personeel. De studenten zijn in het algemeen zeer tevreden over de docenten. Dat blijkt ook uit de Keuzegids Hoger Onderwijs: de docenten van de Leidse CMV kregen in 2004 en 2005 een score van 7.1, wat neerkomt op de tweede plaats (2004) en vierde plaats (2005) van de ranglijst. 3.3.5. Aan praktijkbegeleiders tijdens de stage worden de volgende eisen gesteld: minimaal een HBO-opleiding, bij voorkeur in de richting van Social Work; minimaal een aanstelling van 28 uur per week bij de stage-instelling; tenminste twee jaar werkervaring en één jaar werkervaring binnen de stage-instelling. De afdeling biedt praktijkbegeleiders een gratis cursus aan van drie dagdelen, met onderwerpen als competentiegericht werken, leerlijnen en leerstijlen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 35
3.3.6. Docenten van buiten krijgen vanaf het schooljaar 2004-2005 een cursus (drie bijeenkomsten) 'Didactisch handelen in de afdeling Social Work', die jaarlijks wordt aangeboden. Docenten van buiten zijn bevoegd om HBO-onderwijs te verzorgen of volgen verplicht de interne cursus 'didactische scholing Social Work voor docenten van buiten'. Zij worden voor twintig uur per studiejaar begeleid door een docent van de afdeling. 3.3.7. Studenten nemen waar dat nieuwe docenten ‘groeien’ in hun docentschap door de begeleiding die zij krijgen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: qua onderwijs- en vakdeskundigheid en inzicht in de werkveldontwikkelingen zijn de docenten ruim gekwalificeerd om de opleiding adequaat te verzorgen, mede dankzij hun kennisniveau en relaties met het werkveld; studenten zijn zeer tevreden over de kwaliteit van hun docenten; vakkennis, werkveldgerichtheid, vakdidactisch en begeleidingsexpertise; de opleiding besteedt veel aandacht aan deskundigheidsbevordering van de docenten en stelt jaarlijks scholingsplannen op; aan praktijkbegeleiders worden door de CMV-opleiding duidelijke eisen gesteld.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Inzet van Personeel” als goed: het auditteam is van mening, dat het huidige docentencorps hoog gekwalificeerd is (vakinhoudelijk, onderwijskundig) om het programma van de CMV-opleiding inhoudelijk en organisatorisch te realiseren; de opleiding zet voldoende personeel in om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van het onderwerp ‘Inzet van Personeel’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 36
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen 4.1.1. De hogeschool en de clusters dragen zorg voor het ontwikkelen en uitvoeren van het beleid voor de voorzieningen. Voor huisvestiging en materiële voorzieningen worden centraal normen gesteld. Eventuele specifieke materiële eisen worden op het niveau van cluster/opleiding vastgesteld. In 2005 zijn voor CMVstudenten twee projectlokalen/bureaus gerealiseerd en voor studenten Social Work een praktijklokaal met zes pc’s. 4.1.2. Wensen van studenten voor ruimtelijke en facilitaire voorzieningen bereiken het hoofd van de afdeling via de opleidingcommissie en klassenvertegenwoordigers. Uit de keuzegids Hoger Onderwijs blijkt dat studenten de huisvesting voldoende waarderen. De faciliteiten, vooral de beschikbaarheid van computers, scoren beduidend lager. Op centraal niveau wordt stelselmatig gewerkt aan betere computerfaciliteiten. Zo worden tegen geringe vergoeding laptops beschikbaar gesteld. Ook is het hogeschoolbeleid erop gericht meer werkplekken met computers te creëren voor studenten. De medewerkers van de CMV-opleiding geven aan dat er te weinig adequate lokalen en ruimtes voor het onderwijs beschikbaar zijn. Het auditteam acht het door de instelling vastgestelde beleidsplan hiervoor acceptabel. 4.1.3. Het cluster Zorg en Welzijn heeft een ICTO-medewerker (ICT en onderwijs) die met en voor het cluster een beleids- en activiteitenplan heeft opgesteld. De afdeling Social Work participeert in clusterbrede werkgroepen die onder voorzitterschap van de ICTO-medewerker een aantal ICT-voorzieningen voorbereidt: een meer interactieve website voor de afdeling; de beschikbaarheid van gewenste audiovisuele middelen; een virtueel plein waar studenten, docenten en externe deskundigen werken aan projecten; de mogelijkheid voor studenten om een digitaal portfolio te realiseren. 4.1.4. De afdeling investeert ook in Blackboard, in de websites voor de opleidingen, in Meesternet Social Work en in Sociaal Digitaal. In Meesternet Social Work zijn externe deskundigen opgenomen die studenten kunnen raadplegen. Sociaal Digitaal is een landelijk project, dat voor het hoger sociaal agogisch onderwijs zaken ontwikkelt op digitaal gebied waarvan alle opleidingen gebruik kunnen maken. 4.1.5. De afdeling maakt gebruik van een schoolmediatheek die is uitgerust met een boekencollectie, tijdschriftabonnementen, afstudeerscripties, educatieve video’s en elektronische informatiebronnen, verzameld in de zogenaamde digitale bibliotheek, bestaande uit databanken, digitale tijdschriften en boeken.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 37
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de materiële voorzieningen zijn toereikend om de opleiding te realiseren. De ruimtelijk voorzieningen zijn niet geheel toereikend maar hiervoor wordt voldoende verbeterbeleid ingezet; de bibliotheek voorzieningen zijn zowel inhoudelijk als ruimtelijk voldoende.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 38
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen 4.2.1. De opleiding ondersteunt de toenemende zelfsturing van de student (van sturing naar zelfsturing/zelfregie binnen de gestelde kaders en mogelijkheden) met studieloopbaanbegeleiding met als doel het verwerven en (continu) ontwikkelen door de student van de competenties die noodzakelijk zijn voor een professionele beroepsuitoefening en het daarbij gebruik maken van de mogelijkheden van de opleiding en werk- of stageplek. De opleiding CMV gebruikt verschillende instrumenten voor studieloopbaanbegeleiding met daarin aandacht voor: zelfregie, studievoortgang, competentieontwikkeling, beroepenoriëntatie en reflectie. In de propedeuse voeren docenten, naast groepsgesprekken over de studie in het algemeen, ook individuele gesprekken met studenten waarin wordt stil gestaan bij de competentieontwikkeling van de student en zijn geschiktheid voor studie en beroep. Ook in het tweede, derde en vierde leerjaar worden studievoortgangsgesprekken met studenten gevoerd. De studenten en alumni geven tijdens de gesprekken met het auditteam aan dat zij tevreden zijn/waren over de studieloopbaanbegeleiding. 4.2.2 Informatievoorziening. Studenten worden geïnformeerd over de studie door middel van mededelingenborden, mails, monitoren, Blackbord, nieuwsbrieven en mondeling door docenten. Zowel docenten als studenten kunnen op elk moment studieresultaten inzien via het Intranet. De afdeling geeft twee keer per jaar een interne nieuwsbrief ‘Nieuwsbrief Social Work’ uit, daarnaast verschijnt twee keer per jaar een externe nieuwsbrief, ‘De SWwijzer’. De informatievoorziening wordt geëvalueerd in de overleggen met klassenvertegenwoordigers en in de opleidingscommissie. De uitkomsten hiervan worden doorgegeven aan de curriculum- of jaarcoördinatoren, die in de teamvergadering zonodig verbeterplannen formuleren en naar aanleiding daarvan actie ondernemen. 4.2.3. De studenten zijn in het algemeen tevreden over de informatievoorziening. Een kritiekpunt in 20042005 was dat studenten pas op een laat tijdstip over les- en tentamenroosters kunnen beschikken. De tijdpaden voor het aanleveren van roosterinformatie zijn aangescherpt. Het aanleveren van deze informatie wordt gemonitord door de teamleider van het clusterbureau SW. Uit de gesprekken met de studenten blijkt dat zij de actuele roostering positief beoordelen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 39
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de studieloopbaanbegeleiding evenals de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten en docenten is goed geregeld; ten aanzien van de tijdigheid van de informatie m.b.t. les- en tentamenroosters heeft het auditteam geconstateerd dat de opleiding adequaat verbeterbeleid heeft ingezet.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” als voldoende: de materiële voorzieningen zijn voldoende en voor de ruimtelijke voorzieningen is adequaat verbeterbeleid ingezet; de studiebegeleiding en de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten is adequaat geregeld en wordt naar behoren uitgevoerd. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt één van de twee facetten van het onderwerp ‘Voorzieningen’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 40
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen 5.1.1. De opleiding maakt gebruik van hogeschoolbrede standaardonderzoeken naar de tevredenheid van studenten, docenten en niet-onderwijzend personeel. De volgende evaluaties worden o.a. gebruikt: keuzegids Hoger Onderwijs, de Maatwerkrapporten, HBO monitor en de IOWO-enquetes; tevredenheidsonderzoeken onder medewerkers en studenten; academiebreed: functioneringsgesprekken, rendementsonderzoeken; opleidingsspecifiek: module-evaluaties (‘thermometer’ en Iclon-vragenlijsten), bijeenkomsten met werkveldcommissie, stage-evaluaties en afstudeerevaluaties. 5.1.2. In februari 2006 heeft de afdeling een onderzoek gedaan naar de mate waarin alumni CMV betrokken willen zijn bij de opleiding, als onderdeel van het alumnibeleid 2005-2007 (zie facet 3.1.10) 5.1.3. Ook het beroepenveld wordt betrokken bij het meten van kwaliteit. Minimaal twee maal per jaar worden bijeenkomsten met het werkveldplatform en de stage-instellingen georganiseerd. Deze bijeenkomsten zijn bedoeld om de externen in de gelegenheid te stellen gevraagd en ongevraagd advies te geven over het onderwijs. 5.1.4. De kwaliteitsvergelijking in de Keuzegids Hoger Onderwijs (2005-2006) wijst uit dat CMV van de Hogeschool Leiden met een totaalscore van 7 op de vierde plaats staat van alle 15 HBO-opleidingen. CMV Leiden scoort dus gemiddeld beter ten opzichte van de andere opleidingen. 5.1.5. Management Review Ieder jaar wordt in september-oktober een interne audit uitgevoerd, zowel kwalitatief als kwantitatief. De resultaten van deze audit worden in het management van de afdeling besproken waarnaar in overleg met de opleiding verbeterpunten worden geformuleerd. De uitkomst van de audit, het kwaliteitsgesprek en de verbeterplannen vormen samen met het clusterplan en het afdelingsplan de input voor het jaarlijkse raamleerplan en de tweejaarlijkse Management Review. Verbetermaatregelen worden via het curriculum overleg gecommuniceerd en ook de ‘dag op de hei’ wordt hiervoor benut. In oktober 2005 is de afdeling gestart met de borging van het kwaliteitssysteem door het maken van een afdelingsplan en het vervolmaken van het ‘Raamleerplan’. De kritische processen zijn op afdelingsniveau geformuleerd in het afdelingsplan en op opleidingsniveau in het ‘Raamleerplan’ met bijbehorende verbetermaatregelen. De uitvoering van deze processen en plannen wordt door het management gezien als de succesfactor voor het sluiten van de PDCA-cyclus voor de kritische processen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 41
5.1.6. Klachtenregeling: Het onderwijzend personeel kan met klachten terecht bij het hoofd van de afdeling. Indien dit voor de docent niet tot een bevredigend resultaat leidt, dan richt deze zich tot de directeur van het cluster. Externe relaties kunnen met hun klachten terecht bij het hoofd van de afdeling. De afdeling heeft een van het studentenstatuut afgeleide klachtenregeling. Vanaf voorjaar 2006 houdt de notulist van de examencommissie precies bij wat voor klachten worden ingediend en ook op welk niveau.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het door de opleiding gehanteerde kwaliteitszorgsysteem is goed gedocumenteerd en kwaliteitsbewaking vindt continu plaats; de opleiding maakt jaarlijks gebruik van hogeschoolbrede standaardonderzoeken naar de tevredenheid van studenten, docenten en niet-onderwijzend personeel en verwerkt de resultaten in verbeterplannen. Ook het beroepenveld wordt betrokken bij het meten van de kwaliteit.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 42
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen 5.2.1. Uit de Management Review (periode 2005- 2007), de afdelingsplannen en de jaarlijkse ‘Raamleerplannen’ blijkt, dat evaluaties leiden tot het vaststellen, plannen, uitvoeren en monitoren van verbetermaatregelen. De kwaliteitsborging en interne kwaliteitszorg heeft hierdoor een cyclisch karakter gekregen. 5.2.2. De opleiding CMV constateert, mede naar aanleiding van de interne audit, dat er naast sterke punten een aantal verbeteringen nodig zijn. Deze verbeteringen zijn in gang gezet. Taken en tijdsplanningen zijn vastgesteld en functionarissen zijn aangewezen. Mede naar aanleiding van de jaarlijkse kwaliteitscontrole in 2005 en de interne CMV audit in februari 2006 en het hieraan verbonden verbeterplan heeft de opleiding onder andere de volgende verbetermaatregelen ingezet: de actualisering in de zin van vernieuwing en bijstellen van de ‘body of knowledge’ van de opleiding CMV heeft plaatsgevonden en heeft geresulteerd in een aangepaste verplichte literatuurlijst en een jaarlijkse actualisering en vaststelling van het curriculum en de ‘literatuur/body of knowledge’ in februari 2006; de handleidingen van de projecten en de meesterproef in het vierde jaar zijn in het studiejaar 2005-2006 herschreven waarbij gericht en aantoonbaar aandacht is besteed aan de theoretische component. Met name waar het gaat om het door de student aantonen van de voor de projecten en de meesterproef gebruikte bronnen; voor het docententeam van CMV is een docent aangetrokken die naast zijn reguliere docenttaken de specifieke taak heeft om met het team de theoretische, conceptuele kant van de opleiding te versterken; in de projecten van het tweede studiejaar en in de projecten en de meesterproef van het vierde jaar zijn, sterker geëxpliciteerd sinds september 2006, onderzoeksvaardigheden en theoretische onderbouwing en verantwoording belangrijke en te beoordelen competenties. 5.2.3. Voor het overige wordt verwezen naar de analyse onder facet 5.1.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de uitkomsten van evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete en haalbare verbeterdoelstellingen; verbetermaatregelen worden vertaald naar concrete verbeteracties die worden geïmplementeerd.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 43
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen 5.3.1. Zoals uit de bevindingen onder facet 5.1. blijkt, worden in het kader van de Kwaliteitszorg uitgevoerde evaluaties de volgende partijen systematisch betrokken: medewerkers; studenten; beroepenveld. 5.3.2. Betrokkenheid van medewerkers, studenten en het afnemend beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg van het instituut en de opleidingen is geregeld door het operationeel zijn van de volgende organen: medezeggenschapsorgaan; opleidingscommissie; werkveldplatform. 5.3.3. Studenten zijn o.a. via de opleidingscommissie en blokevaluaties betrokken bij de interne kwaliteitszorg. De opleiding heeft daarnaast het alumnibeleid in gang gezet en het auditteam heeft hier vertrouwen in. 5.3.4. De onderzoeken en enquêtes leveren evaluatiegegevens op met betrekking tot vele kwaliteitsbepalende aspecten van de opleiding. Het auditteam is van mening dat de betrokkenheid van medewerkers, studenten e.a. relevant en adequaat is en dat deze onderzoeken en enquêtes tevens relevante en adequate informatie opleveren. 5.3.5. Voor het overige zij verwezen naar de bevindingen bij facet 5.1.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: uit de verslaglegging van de opleidingscommissie blijkt dat in haar overleggen systematisch onderwerpen m.b.t. interne kwaliteitszorg worden besproken; ook medewerkers, studenten en het beroepenveld worden systematisch betrokken bij de interne kwaliteitszorg; het alumnibeleid is in ontwikkeling en het auditteam heeft haar vertrouwen daarover uitgesproken.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 44
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als voldoende: onder ander uit het kwaliteitsrapport dat is opgesteld voor deze audit en de onderliggende documenten blijkt dat de opleiding actief werkt aan het verbeteren van de interne kwaliteit van de opleiding. Ook het feit dat de opleiding de aandachtspunten uit de vorige visitatie en de interne audit heeft aangepakt duidt op een actief functioneel verbeterbeleid; de opleiding betrekt verschillende partijen zoals medewerkers, studenten en het werkveld systematisch bij interne kwaliteitszorg; alumnibeleid is adequaat in ontwikkeling.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 45
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen Om een antwoord te krijgen op de vraag of de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de nagestreefde, is het auditteam nagegaan of, en zo ja hoe, de opleiding het beroepenveld daarbij betrekt en tot welke conclusie dat heeft geleid. Voorts heeft het auditteam steekproefsgewijs een zestal eindwerkstukken ingezien en beoordeeld. 6.1.1. De opleiding heeft van de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties een voldoende beeld op grond van de informatie die zij verkrijgt van vertegenwoordigers uit de stage-organisaties alsmede via docenten die hun (net)werk hebben in de beroepspraktijk. Aan het einde van de opleiding zijn vertegenwoordigers uit het beroepenveld (externe opdrachtgevers) betrokken bij de beoordeling van afstudeeropdrachten die door de studenten zijn uitgevoerd (zie facet 2.8.8.). 6.1.2. Aldus maakt de opleiding gebruik van voldoende bronnen uit het werkveld om informatie over het gerealiseerd (eind)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien dat het beroepenveld (stagebiedende organisaties, externe opdrachtgevers) het gerealiseerde niveau als voldoende beschouwt in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van een beginnend Cultureel Maatschappelijk Werker. 6.1.3. De afstudeerwerkstukken waar het auditteam zelf inzage in heeft gehad, zijn voldoende beroepsgeoriënteerd. Zij voldoen aan de professionele eisen die vanuit het werkveld worden gesteld aan professionals op HBO-niveau. Het auditteam merkt wel op dat de theoretische diepgang van de eindwerkstukken aandacht verdient. Meer aandacht voor theorievorming gerelateerd aan de onderzoeksvraag is op zijn plaats. Het auditteam onderschrijft de actie van de opleiding om in het kader van de opzet van een minormastertraject bij de universiteiten na te gaan welke kwaliteiten, kennis en kunde studenten moeten bezitten om een academische masteropleiding af te ronden. Hierbij gaat het dan ondermeer om praktische zaken zoals de opbouw, criteria die aan verslagen en werkwijze worden gesteld en gebruikte literatuur.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 46
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleidingen als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het beroepenveld beschouwt het gerealiseerde niveau als voldoende in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van een beginnend Cultureel Maatschappelijk Werker; eigen waarneming door het auditteam van afstudeerwerkstukken leidt tot het oordeel, dat de afstudeerders beschikken over een kennisniveau en analytisch vermogen dat normaliter van HBOstudenten verwacht mag worden.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 47
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen 6.2.1. In het voorjaar van 2006 zijn voor de opleidingen van het cluster Zorg en Welzijn in het CMT streefcijfers geformuleerd. Deze cijfers zijn tot stand gekomen vanuit het instellingsplan, na analyse van hogeschoolbrede gemiddelden op kernindicatoren van de opleidingen. Vervolgens is door het CMT aan deze gemiddelden een zekere mate van haalbare ‘ambitie’ toegevoegd. In het kader van de interne audit van oktober 2006 zijn de rendementscijfers van de opleiding geanalyseerd in relatie tot deze streefcijfers. Uit deze analyse blijkt dat het propedeuserendement (77%) boven de gestelde streefnorm van 50% ligt. De opleiding geeft aan dat dit cijfer waarschijnlijk een gevolg is van verbeteracties van de afgelopen twee jaar waarbij het bindend negatief studieadvies (BNS) strenger is toegepast. De effecten van deze verbeteracties kunnen in 2006 nog niet doorwerken in het onderwijsrendement (50%) dat iets onder het streefcijfer (55%) ligt. De gemiddelde studieduur van de geslaagden ligt met 3,95 ruim onder de streefnorm van 4,1 en de studieduur van de studiestakers ligt daar iets boven met 1,58 (streefnorm 1,35), maar deze cijfers geven nog niet het resultaat van het verbeterplan weer. 6.2.2. Hogeschool Leiden heeft een vergelijking gemaakt met kengetallen van andere CMV-opleidingen en daar komen de volgende conclusies uit: het aantal inschrijvingen van de hogeschool Leiden loopt in de pas met de vergeleken opleidingen; het aantal inschrijvingen vertoont een stijgende lijn bij hogeschool Leiden; de uitval van de hogeschool Leiden is ten opzichte van de andere hogescholen lager; het 5-jaarsrendement is ten opzichte van de andere hogescholen gemiddeld hoger; de studieduur van de studenten van de hogeschool Leiden is ten opzichte van de overige opleidingen gemiddeld. Ten opzichte van de andere hogescholen scoort Leiden gemiddeld tot iets hoger, alleen ‘gebouwen’ en ‘inhoud’ scoren iets lager.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding verhoudt zich jaarlijks tot de door de hogeschool en het cluster vastgestelde streefcijfer en voert naar aanleiding van deze analyse verbetermaatregelen door; de rendementscijfers geven aan dat de opleiding ten opzichte van de door de hogeschool en het cluster vastgestelde norm ruimschoots voldoet en dat verbetermaatregelen effect hebben; uit een vergelijking met kengetallen van andere CMV-opleidingen komt een gemiddeld tot positief beeld naar voren.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 48
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” als voldoende: het gerealiseerde niveau heeft aantoonbaar het niveau dat wordt nagestreefd; de opleiding verhoudt zich jaarlijks tot de door de hogeschool en het cluster vastgestelde streefcijfer en voert naar aanleiding van deze analyse verbetermaatregelen door.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 49
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming, voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING Culturele en Maatschappelijke Vorming voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding
V
1.1. Domeinspecifieke Eisen
V
1.2. Niveau Bachelor
V
1.3. Oriëntatie HBO
V
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
G
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
V
2.8. Beoordeling en Toetsing
V V4
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G V5
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
G
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
4
Extra aantekening: goed.
5
Extra aantekening: goed.
V
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 50
3.2.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool Leiden, in casu de afdeling Social Work, verzorgde HBO bachelor opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. De onderwerpen “Inzet van Personeel” en “Voorzieningen” komen naar het oordeel van het auditteam in aanmerking voor een extra aantekening ‘goed’.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 51
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren
Drs. G.J. Stoltenborg De heer Stoltenborg studeerde psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en was al gedurende zijn studie werkzaam in projecten op het terrein van onderwijs en opleiding. Na een aantal jaren in de onderwijsresearch werkte hij op het gebied van het post-hbo en andere vormen van commerciële dienstverlening vanuit onderwijsinstellingen. Door een stationering in Brussel leerde hij de EU en het internationale onderwijsbeleid goed kennen. De afgelopen jaren werkt hij vanuit Den Haag aan onderwerpen als marktonderzoek (deels samen met TNS NIPO), ontwikkeling van nieuwe opleidingen, competentiegericht leren, kwaliteitszorg en accreditatie. Ook voert hij het projectmanagement van innovatieprojecten en is hij betrokken bij internationale onderwijsprojecten. R. Rooswinkel De heer Rooswinkel studeerde Personeelswerk aan de Sociale Academie gevolgd door de Voortgezette Opleiding ‘Onderwijs en Supervisiekunde’. Na zeven jaar gewerkt te hebben als maatschappelijk werker in de verslavingszorg is Rooswinkel overgestapt naar het sociaal agogisch onderwijs van Hogeschool De Horst in Driebergen. Hij is begonnen als docent methodiek bij de opleiding ‘Inrichtingswerk’(later SPH). In de jaren die hier op volgden heeft Rooswinkel verschillende functies vervuld zoals opleidingsmanager SPH (later ook van MWD en CMV) en directeur van Hogeschool De Horst. Momenteel is de heer Rooswinkel werkzaam als freelancer en ondersteunt hij opleidingen in hun voorbereidingen op accreditatie en is hij betrokken geweest bij interne audits van verschillende opleidingen van Hogeschool Utrecht. Drs. M. Moll Marit Moll heeft Sociaal Pedagogische Hulpverlening gestudeerd aan de Hogeschool van Amsterdam gevolgd door een verkorte opleiding Sociologie aan de Universiteit van Utrecht. Na deze studies is zij Assistent Docent Methoden & Technieken aan de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Vrije Universiteit van Amsterdam geweest. Vervolgens is zij twee jaar onderzoeker geweest bij Regioplan Beleidsonderzoek, cluster Criminaliteit en Veiligheid. Momenteel is mevrouw Moll werkzaam als onderzoeker bij het Verwey-Jonker Instituut bij de onderzoeksgroep Jeugd, Opvoeding en Onderwijs. Drs. G. Broers Ger Broers werkt sinds 1998 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen (1986) aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt heer Broers zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NVAOkaders. R.F.M. van Luijk Roald van Luijk studeert thans Culturele en Maatschappelijke Vorming aan de Hogeschool van Amsterdam. Hij bevindt zich in het vierde jaar van de opleiding. Tijdens zijn opleiding heeft hij verschillende projecten uitgevoerd zoals het ontwerpen, programmeren en organiseren van culturele en maatschappelijke activiteiten voor Poppodium Donkey Shot, het organiseren van een benefietconcert in de Melkweg i.o. van Stichting Ninos del Futuro en is hij werkzaam voor Emotive/Novib binnen het project Senegal Acapes.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 52
Drs. E.R.J. Rijnen Eveline Rijnen studeerde in 2001 af aan de lerarenopleiding Basisonderwijs van Hogeschool Domstad. Vervolgens heeft zij de studie Bestuurs- en Organisatiewetenschappen aan de Universiteit van Utrecht gevolgd en in 2005 afgerond. Tijdens deze studie heeft Rijnen een half jaar gestudeerd aan de Deakin University in Melbourne. Binnen Hobéon houdt zij zich als adviseur bezig met organisatie-advies, marktonderzoek en certificering.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 53
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 54
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 55
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 56
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 57
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 58
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 59
BIJLAGE II: Programma Visitatie
Tijd
Betreft
08.45 – 09.15 u
Intern overleg auditteam
09.15 – 09.30 u
Kennismaking en fine-
Erica de Heus
tuning programma
Nico van Tol
Clusterbeleid en opleidingsbeleid
09.30 – 10.30 u
Hogeschool *)
Hobéon
Ruimte F223
Auditteam
F223
Erica de Heus
Hans
F242
Nico van Tol
Stoltenborg Ron
algemeen
Rooswinkel Eveline Rijnen 10.30 – 11.30 u
Inzet personeel
Erica de Heus
Hans
(waaronder
Nico van Tol
Stoltenborg
deskundigheidsbevorderi
Ron
ng); voorzieningen
Rooswinkel
F242
Eveline Rijnen 11.30 – 12.30 u
Kwaliteitszorg; resultaten
Nico van Tol
Hans
Peer van der Helm
Stoltenborg
F242
Ron Rooswinkel Eveline Rijnen 9.30 – 11.40 u
Doelstellingen,
•
programma en
Froukje Postmus -Doelstellingen;
Ger Broers
programma
Sima Nieborg Roald van Luijk
voorzieningen
•
Ineke Schippers - propedeuse
- Propedeuse
•
Gerda Janssen – propedeuse, leerlijn studiebegeleiding
- Hoofdfase - Toetsbeleid
F223
•
Christel Thijssen - tweede jaar, leerlijn trainingen
- Stage/afstuderen •
Wil Huige - derde jaar, leerlijn integraal
•
Timo Jansen - vierde jaar, leerlijn conceptueel
11.45 – 12.30 u
Clusterbureau
•
Johannes Mol
•
Keimpe Weima
•
Ingrid Heuvelman – hoofd
Ger Broers
clusterbureau Zorg en Welzijn
Sima Nieborg
Marijke Leeflang - taaktoebedeling
Roald van Luijk
•
docenten •
Anja Slegtenhorst – Studievoortgangsadministratie
• 12.30 – 13.30 u
Suzanne ten Berge – roostering
Lunch en intern overleg auditteam
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 60
F223
13.30 – 14.30 u
14.30 – 15.30 u
Studenten, inclusief OC
Werkveld, alumni
•
Elsbeth Baas - 1e jaar
•
Jonna Wortman - 1 jaar
•
Bas Jacobs - 2e jaar
•
Amy Niestadt - 2e jaar
•
Grace Odicio – 3e jaar
•
Anniek Jong – 3e jaar
•
Julia Wilsch - 4e jaar
•
Thijs van Iersel - 4e jaar
•
Charlotte Mackay – 4e jaar
•
Vertegenwoordiger Leidse
Auditteam
F223
Auditteam
F223
e
Welzijnsorganisatie (LWO) •
Meldpunt discriminatie Leiden – Edgar Polak
•
Bureau 2-voud – Rob Videler
•
Cos Haaglanden – Patrick van Geel
•
GGD Leiden – Henneke Beekhuizen
•
Alumni opleiding CMV:
-
2003: Wouter van Gijzen
-
2003: Anita van Egmond
-
2004: Carolien Redlaar
-
2004: Onno Verbaken
-
2005: Marije Haasnoot
2005: Jeroen van Es 15.30 – 16.30 u
Pending issues (inzien
F223
documenten, aanvullende gesprekken e.d.) 16.30 – 17.00 u
Intern overleg auditteam
17.00 – 17.30 u
Mondelinge
17.30 – 18.30 u
Borrel
F223 Alle betrokkenen
Auditteam
terugkoppeling
Auditteam Hobéon Certificering: - Hans Stoltenborg, lead auditor - Ron Rooswinkel, extern vakinhoudelijk deskundige - Marit Moll, extern werkvelddeskundige - Ger Broers, onderwijskundig auditor - Eveline Rijnen, secretaris auditteam - Roald van Luijk, student-auditor
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CMV, Hogeschool Leiden 61
F223