september 2010
AARDEWERK
Bestuur AWN Flevoland - afdeling 21 Voorzitter: Jan Boes, Normandieplein 6, 8303 HA Emmeloord, tel.: 0527-699113, e-mail:
[email protected] Penningmeester: Jan Werschkull, Botter 34-28, 8243 KR Lelystad, tel.: 0320-256360, e-mail:
[email protected] Secretaris: vacant Bestuurslid Promotie en Educatie: Astrid Doppert, Gondel 11-43, 8243 BV Lelystad, tel.: 0320-227803, mobiel: 06-19879711, e-mail:
[email protected] Bestuursleden algemeen: Ellen van Galen Last, Maanzaadpad 29, 1313 HV Almere, e-mail:
[email protected] Cees Groothoff, Jansmalaan 5, 8302 BL Emmeloord, tel.: 0527-612882, e-mail:
[email protected]
Veldcoördinatoren: Dick Velthuizen, Provinciaal Depot voor Bodemvondsten, Oostvaardersdijk 01-13, 8242 PA Lelystad, tel.: 0320-225939, mobiel: 06-13243987, e-mail:
[email protected] Ellen van Galen Last, Maanzaadpad 29, 1313 HV Almere, e-mail:
[email protected] Ondersteunende leden ( geen bestuurslid): Dick Velthuizen, archeologisch medewerker Nieuw Land Erfgoedcentrum (NLE), Provinciaal Depot voor Bodemvondsten, Oostvaardersdijk 01-13, 8242 PA Lelystad, tel.: 0320-225939, mobiel: 06-13243987, e-mail:
[email protected] Bank: ING, rekeningnummer 4481928 t.n.v. AWN Flevoland, p/a Botter 34-28, Lelystad E-mailadres AWN Flevoland – afdeling 21:
[email protected] Website: www.awnflevoland.nl Aardewerk Aardewerk is het verenigingsorgaan van AWN Flevoland - afdeling 21. Mits de bron wordt vermeld, is overname van artikelen toegestaan. Een exemplaar van het betreffende medium gelieve dan aan de redactie te worden gestuurd. Ruilabonnementen kunnen schriftelijk worden aangevraagd bij de redactie. Kopij, reacties e.d. te zenden aan Henk van den Berg of Saskia Thijsse; bij voorkeur aanleveren via e-mail of per diskette of CD in Times New Roman 11. Sluitingsdatum kopij is 1 februari, 1 mei, 1 augustus en 1 november. Aardewerk wordt integraal gepubliceerd op de website www.awnflevoland.nl
Redactie Henk van den Berg, Koraal 32, 3893 EJ Zeewolde, tel.: 036-5222492, e-mail:
[email protected] Ben van Rosmalen, Bischopstraat 30, 8325 BC Vollenhove, e-mail:
[email protected] Saskia Thijsse, Karveel 44-20, 8231 DW Lelystad, tel.: 0320-240120 Dick Velthuizen, archeologisch medewerker NLE, Provinciaal Depot voor Bodemvondsten, Oostvaardersdijk 01-13, 8242 PA Lelystad, tel.: 0320-225939, mobiel: 06-13243987, e-mail:
[email protected].
___________________________________________________________________________ Regiocoördinator Landelijke Werkgroep Archeologie Onder Water (LWAOW) Hans Bruggeman, Roer 16, 8032 GG Zwolle, tel.: 038-4546192, e-mail:
[email protected]
_____________________________________________________________________ Foto omslag: Dochter des huizes ontvangt AWN-ers. Foto: Caroline Hoek © Copyright AWN Flevoland
ISSN: 1570-582X
AARDEWERK september 2010
Inhoudsopgave Van de redactie -------------------------------------------------------------------------------------------1 Verslag van het bezoek aan het Drents Museum te Assen op 14 augustus 2010 -----------2 Caroline Hoek Workshop Visresten door H.J. (Bob) Beerenhout, ichthyo archeoloog, op 17 juli 2010---------------------------------------------------------------------------------------------6 Saskia M.S.C. Thijsse Uitnodiging cursus De Romeinen en de Lage Landen--------------------------------------------9 Ab Langereis Ongeland-------------------------------------------------------------------------------------------------10 Bert Wijs Doe-dag zaterdag 9 oktober 2010--------------------------------------------------------------------12 Het Nederlandse 320 squadron in de tweede wereldoorlog------------------------------------13 Saskia M.S.C. Thijsse Verslag veldactiviteiten AWN Flevoland 2010---------------------------------------------------14 Ellen van Galen Last Eerste prijs fotowedstrijd N23 gewonnen door Harry van Betuw----------------------------16 Veldcursus Scheepsarcheologie 5 - 23 juli 2010--------------------------------------------------17 Saskia M.S.C. Thijsse Tentoonstellingen / lezingen / symposia / wetenswaardigheden------------------------------20 Saskia M.S.C. Thijsse
ISSN: 1570-582X
AARDEWERK september 2010
Van de redactie De vakantie is weer achter de rug, het ‘gewone’ leven is weer de dagelijke realiteit. Gelukkig blijft de hobby ervoor zorgen dat er altijd weer verrassingen zijn. Ons lid Harry van Betuw had nooit kunnen dromen dat hij een eerste prijs zou winnen bij een archeologische fotowedstrijd. Toch is dat gebeurd. Zijn foto staat nu op de website van de N23 opgraving! En natuurlijk in deze uitgave van Aardewerk. En dan Cees Groothoff; het is de amateur!? die tijdens de opgraving van S-25 een (restant van een) peddelblad vindt. De anecdote gaat rond dat toen Daan Raemaekers vol trots de boerin van de opgravingskavel vertelde “dat er een peddel was gevonden”, deze droogjes antwoordde: “oh ja, ik wist niet dat we er eentje kwijt waren”. Ook in de diverse vakbladen komen leuke nieuwigheidjes tevoorschijn. De moderne mens heeft genen van de Neanderthaler in zich. Ongeveer een tot vier procent van het DNA in de moderne mens in Europa en Azië is geërfd van Neanderthalers (Science May 7). Een nieuw onderzoek van het Neanderthal genoom toont aan dat Homo Sapiens en Neanderthalers gezamenlijk voor nageslacht hebben gezorgd. Neanderthalers leefden in Europa, het Midden Oosten en West Azië totdat ze zo’n 30.000 jaar geleden verdwenen. De nieuwe gegevens duiden erop dat de moderne mens de Neanderthaler niet heeft vervangen maar deze heeft opgenomen in de genenpoel. Waar geleerden hier eerder volstrekt niets van wilden weten, is nu door onafhankelijk genonderzoek van verschillende instituten het bewijs geleverd. De Neanderthaler zit in ons!. Archeologen en paleoantropologen hadden al oude skeletten van Europa beschreven die karakteristieken hadden van zowel Neanderthalers als de moderne mens. Maar pas na het vastleggen van het complete Neanderthal genoom was er bewijs.
Op de linker foto hierboven staat links een moderne vrouw van Europese en Aziatische afkomst die ruwweg 1 tot 4 procent van het Neanderthal DNA erfde en rechts de reconstructie van het gezicht van een Neanderthaler vrouw. De rechter foto hierboven toont drie fragmenten Neanderthaler bot, elk van een verschillende Neanderthaler vrouw uit een grot in Kroatië en deze botfragmenten verschaften het eerste bewijs van vermenging van moderne mens met Neanderthaler. Bij het vergelijken van de DNA blauwdrukken van verschillende Neanderthaler vrouwen die zo’n 40.000 jaar geleden leefden met dat van hedendaagse vrouwen afkomstig uit China, Frankrijk, Papoea Nieuw Guinea, Zuid en West Afrika blijkt dat mensen in Afrika geen Neanderthaal DNA bezitten. Dat betekent waarschijnlijk dat vermenging van Neanderthalers en Moderne Mens circa 50.000 tot 80.000 jaar geleden voltrok in het Midden Oosten nadat mensen vanuit Afrika de rest van de wereld gingen koloniseren. Dus vrouwen; haal die knots maar tevoorschijn! Sleur de mannen de grot uit. Wij wensen u veel leesplezier. De redactie
AARDEWERK september 2010 blz 1
Verslag van het bezoek aan het Drents museum te Assen op zaterdag 14 augustus 2010. Caroline Hoek De planning was dat we met een aantal AWN leden van afdeling Flevoland en twee andere AWN groepen een rondleiding zouden krijgen in het archeologische depot van het Drents museum in Assen. Dit kon helaas niet doorgaan omdat het depot werd verbouwd. Gelukkig was er een alternatief bedacht, namelijk een rondleiding in een 18e eeuws patriciërs huis in het museum. Op de plek waar nu het museum staat, was in de middeleeuwen het Cisterciënzer nonnenklooster Mariënkamp gelegen. Dit huis, het oudste huis in Assen, behoorde in de 18e eeuw toe aan Johannnes van Lier, van beroep belastingontvanger (vandaar dat het in de volksmond ook wel het ‘ontvangershuis’ werd genoemd). Nadat we een paar keer op de deur hadden geklopt, werd er open gedaan door de ‘dochter’ van Johannes van Lier. Van onze aanblik schrok zij echter zo, dat ze de deur meteen weer dicht smeet. Nadat ze van de ergste schrik was bekomen, ging de deur langzaam weer open en vertelde deze jongedame dat ze enorm van ons uiterlijk en onze kledij was geschrokken. Onze kleding voldeed namelijk in het geheel niet aan de kledingsvoorschriften voor nette dames en heren (uit de 18e eeuw). Ze liet ons uiteindelijk toch aarzelend binnen en was ook wel bereid ons het huis met de diverse stijlkamers te laten zien. Maar eerst bespoot ze ons met een nieuwe attractie uit de 18e eeuw, namelijk ‘Keuls reukwater’ of te wel ‘eau de cologne’ omdat we volgens haar zeer onaangenaam roken. Dat was ook geen wonder omdat wij tot ‘de lagere standen’ behoorden. Dat was vooral duidelijk bij één van de bezoekers die blijkbaar niet genoeg geld had om een ordentelijke lange broek te kopen. Zelf was deze dame van ‘hogere stand’ en zou zij binnenkort ‘in de echt treden’ met haar verloofde (wiens portret we ook konden bewonderen).
Dochter des huizes ontvangt AWN-ers. Foto: Caroline Hoek
AARDEWERK september 2010 blz 2
Vervolgens toonde ze ons allerlei kamers in het huis. Ook konden we de kelder bezichtigen die nog uit de Middeleeuwen stamde omdat het een restant was van het klooster dat daar toen had gestaan. In de eerste kamer waar we binnen kwamen stond een theeservies en een bestekkistje. Het was in die tijd heel gewoon zelf je bestekkistje mee te nemen als je was uitgenodigd om ergens te eten. Ook was daar een ‘wolwinder’ te zien. De dame vertelde ook over het gereedschap waarmee de chirurgijn kon aderlaten bij rijke mensen totdat ze flauw vielen. Arme mensen konden zich uiteraard geen chirurgijn veroorloven en moesten zich daarom maar behelpen met bloedzuigers die vervolgens uit de huid werden gebrand. Daarna kregen we de keuken te zien met daarin een bedstede voor het personeel. De mensen uit die tijd waren niet al te groot en sliepen bovendien min of meer zittend. Dus hoefden de bedsteden voor deze leden van de ‘lagere stand’ niet al te lang te zijn. Onder de bedstede bevonden zich lades waarin ruimte was voor een ‘ondergeschoven kindje’. Bij de haard hing een klein duiventilletje waar meestal twee duiven in zaten. Indien deze “van hun stokje vielen” was dit een teken van een gasalarm. Aan de lamp boven de tafel hing een heksenbal. Indien men met de rug naar de deur zat kon je door de weerspiegeling op die bal een heks zien aankomen. Door de weerkaatsing van de heks op die bal zou de heks zelf zo schrikken dat ze zou wegvluchten. Ook was er hier nog een waterspuit te zien waarmee de ruiten werden schoon gemaakt.
Keuken met bedstede. Foto: Caroline Hoek We liepen vervolgens via een trap naar de eerste verdieping, waar we een de stoel konden bewonderen waarop koning Lodewijk Napoleon had gezeten. Deze broer van keizer Napoleon was trouwens degene die Assen in 1809 stadsrechten heeft verleend. Hij zette daartoe in 1809 zijn handtekening en deed dat in dit huis. Een kopie van deze verklaring viel te zien in een van de stijlkamers. Vaak schilderde men in die tijd een beeldhouwwerk na. Het lijkt dan driedimensionaal door gebruik van licht en schaduw en verschillende tinten van wit en grijs; dit is het zogenaamde “witje” of grisaille.
AARDEWERK september 2010 blz 3
In de blauwe kamer was het kantoor van de belastingontvanger. Op de muur waren schilderingen van het landelijke en romantische Italië te zien en er stond een klavecimbel. De rode kamer was de slaapkamer waar men tevens ook bezoek ontving. De dochter des huizes vertelde tevens over wat in die tijd het modebeeld was van de vrouw. Namelijk een zéér smalle taille (de wespentaille). Maar daar moest men dan wel heel wat voor over hebben. De chirurgijn klapte soms zelfs de ribben van een vrouw naar achteren, waarna de taille verder met behulp van een korset werd ingesnoerd, wat meestal leidde tot flauwvallen. De goudleren kamer was van haar vader. Op de tafel lag een krabber om daarmee onder de pruik te krabben als men last had van luizen. Ook lag er een luizenvanger op tafel. Dit was een hol botje met gaatjes en gleufjes waarin men een stukje stof gedrenkt in bloed propte. Indien de luizen daarin beten zwollen ze op en konden er vervolgens niet meer uit komen. Nadat we een uur waren rondgeleid vroeg de dochter des huizes of er nog vragen waren. Ben van Rosmalen had enkele opmerkingen. Allereerst verklaarde hij enigszins jaloers te zijn op haar ‘aanstaande’. Vervolgens zei hij dat we dan wel niet aan de kledingsvoorschriften voldeden, maar dat we wél goede manieren hadden. Als bewijs gaf hij de dame ten afscheid een handkus. Hierna was het tijd om de tentoonstelling Goud uit Georgië te bezoeken. Omdat Saskia Thijsse (AWN Flevoland) en Suzan Hondebrink (AWN Twente ) in het juni nummer van Aardewerk hier al over hebben geschreven, wordt een en ander hier kort samengevat. Georgië (vooral het westelijk deel) heeft een lange geschiedenis met een hoogstaande techniek van metaalbewerking. Dat laatste was goed te zien aan al de gouden, zilveren en bronzen voorwerpen op deze tentoonstelling. Het ging hierbij om vondsten uit de periode 2000 vóór tot 300 ná Christus. Het betrof vooral sieraden, beeldjes en gereedschappen waaronder veel soorten bijlen (strijdbijlen, bijlen voor huishoudelijk en ritueel gebruik).
Gouden ketting. Foto: Caroline Hoek
AARDEWERK september 2010 blz 4
Hangers, te bevestigen aan vrouwenhoofd op slaaphoogte. Foto: Caroline Hoek Hierna bezochten we de fototentoonstelling ‘Georgië, een land van mythen’ met foto’s van de Georgiër Archil Kikodze. Deze fotograaf heeft een voorliefde voor zijn vaderland en op veel prachtige foto’s was dan ook het berglandschap in de Kaukasus te zien. Verder was de tentoonstelling van de hunebedden (de oudste graven in Drenthe) te zien met graven die dateren uit het Neoliticum en bijbehorende grafvondsten. Tot slot kon men ook de lezing over de tentoonstelling Goud uit Georgië bezoeken. Pas vanaf 1950 zijn er archeologische vondsten in Georgië gedaan. Men ontdekte toevallig door een aardverschuiving dat er allerlei gouden voorwerpen aan de oppervlakte kwamen. In de oudheid voerde het water in deze bergstreken goud, zilver en koper mee vanuit de Kaukasus naar de Zwarte zee. Om het goud op te vangen werden schapenvachten in de rivier gelegd. Het fijne goud bleef vervolgens tussen de wolvacht achter (vandaar de Griekse mythe van het Gulden Vlies). Bij de oude Grieken werd Georgië overigens Colchis genoemd. Er werd in de oudheid veel handel gedreven tussen Griekenland en Colchis. Dit blijkt uit de Griekse literatuur en overblijfselen uit Colchis die in Griekenland zijn gevonden. Andersom zijn er ook veel Griekse invloeden in Colchis. Zo komen er bijvoorbeeld veel Griekse diermotieven (gazellen, rammen, vogels, everzwijnen, leeuwen etc.) voor op voorwerpen die in Colchis zijn gevonden. Ook is er glaswerk gevonden afkmonstig uit Rhodos. Het Drents museum is na half augustus 2010 gesloten omdat het zal worden verbouwd. Als het museum in de herfst van 2011 weer wordt geopend, zal er naar verwachting een tentoonstelling worden gehouden over de Tang dynastie uit China.
AARDEWERK september 2010 blz 5
Workshop Visresten door H.J. (Bob) Beerenhout, ichthyo archeoloog op 17 juli 2010. Saskia M.S.C. Thijsse In verband met de opgravingen door AWN afdeling Flevoland, die zich vooral richten op de Swifterbant cultuur, heeft Bob een kort overzicht voor ons gemaakt met onder andere diverse kaarten van de landschappelijke situatie van 4100 v.Chr., 2750 v.Chr. en 2100 v.Chr. Hieruit kan worden opgemaakt welke (restanten van) vissoorten men tijdens opgravingen kan verwachten te vinden. Tevens kregen we overzichttekeningen van skeletonderdelen. Tientallen doosjes met skeletonderdelen (inclusief oogballen!) gaven een kleine afspiegeling van de enorme variatie die we konden verwachten. Bijzonder fraai was een geheel uitgeprepareerde snoekschedel waarbij alle onderdelen op de schedel genummerd waren. Op een bijgevoegde lijst konden alle bijbehorende wetenschappelijke namen worden gelezen.
Tientallen doosjes. Foto: Saskia M.S.C. Thijsse
Snoekkop met genummerde onderdelen. Foto: Saskia M.S.C. Thijsse AARDEWERK september 2010 blz 6
Na het eerste deel van de workshop met uitleg, tips, anecdotes en informatie volgde het praktijk gedeelte. Iedereen kon een zak vol met visrestvondsten, afkomstig uit een Deventer beerput, nemen. Aan de hand van de voorbeelden en de vergelijkingscollectie, met het blote oog hetzij met de microscoop, werd getracht de correcte naam van een visonderdeel te achterhalen. En dat was even puzzelen!
Inspectie van J-97 materiaal door Bob Beerenhout. Foto: Saskia M.S.C. Thijsse Onze visresten van opgraving J-97 zijn snel bekeken door Bob Beerenhout. Hij zag gelijk veel soorten waaronder dunlipharder, baars, witvis en – heel apart - paling met verwrongen wervels. Het laatste geeft aan dat deze door dieren (otter?) gegeten is,. De middag vloog om. Met zachte hand werden we tegen sluitingstijd van het Nieuw Land uit de AWN werkruimte verdreven. Een workshop waarop we graag nog een vervolg tegemoet zien.
Tip van Bob: Indien bij opgraving visresten worden gevonden tijdens het troffelen, ook monsters van de directe omgeving nemen. Dikwijls liggen daar ook nog resten. Zeef no. 2 en no. 1 zijn nodig om visresten goed te kunnen opvangen. Algemene informatie. Vanaf 1800AD vond terpenonderzoek in Groningen en Noord Nederland plaats. Hierbij verzochten Groningense notabelen aan de Universiteit Groningen om een student aan te wijzen die het onderzoek en registratie van de gevonden botten kon begeleiden. Dit werd toevertrouwd aan de student Van Giffen.
AARDEWERK september 2010 blz 7
Workship Visresten door Bob Beerenhout. Foto: Jan Boes
Vissen zijn te verdelen in: -Kraakbeenvissen (roggen/haaien) die een skelet van kraakbeen hebben. Het kraakbeen van de rog is eetbaar. Het wordt lekker knapperig bij het bakken en is vanaf de zestiende eeuw gegeten. Bij oude roggen gaat de kern van het kraakbeen verbotten en verdwijnt het kraakbeen -Beenvissen (steur) met benig skelet. De steur heeft huidplaten in plaats van een beenhuid; elk jaar komt er een nieuwe huidplaatlaag op de steur. Steuren kunnen 30 tot 40 jaar oud worden met een maximale lengte van 2 à 3 meter. Kraakbeenvis is de oude soort. Beenvis is de moderne soort, waarvan witvis de jongste telg is. In tegenstelling tot het skelet van bijvoorbeeld mensen en dieren, is in het skelet van een vis een enorme variatie mogelijk, afhankelijk van omgeving, voedselaanbod, temperatuur, beschikbare leefruimte en dergelijke. Verschillen ontstaan als gevolg van: -zoetwater vissen versus zoutwater vissen -leven in laag gebied versus hoog gebied -stilstaand water versus matig respectievelijk snel stromend water Vissen hebben geen atlas en draaier in de wervelkolom. Mens en dier hebben gemiddeld een tweehonderd skeletdelen. Vissen hebben honderden skeletdelen. De laatste 10.000 jaar (na de laatste ijstijd) zijn de vissoorten in Nederland en West Europa onveranderd.
AARDEWERK september 2010 blz 8
De lengte van een vis kan niet bepaald worden uit de lengte van de vissenkop. Alleen bij platvis en schelvis kan de lengte van een vis bepaald worden uit een skeletdeel. De platvis leeft als ‘wormpje’ nog rechtop. Als vis gaat hij links- of rechtsliggend door. De diverse organen worden hierop aangepast. De anale opening van de platvis wordt open gehouden door het anaalbotje. Dit botje geeft een indicatie van de lengte van de vis. Dit geldt voor bot, schol en heilbot. De schelvis heeft een verbinding tussen kop naar schouder gelijk achter het cranium. De hoogte van dit botje, genaamd Cleithrum, geeft een indicatie van de lengte van de vis. Platvis / bot groeit op in zoet water; na het volwassen worden (waarbij de vis circa 20 cm lang is) gaat de vis naar zee. Platvis paait op de Doggersbank. Na het paaien trekt de vis naar de kust. Soms worden wervels gevonden die naar elkaar toe zijn gebogen of getordeerd. Dit is het gevolg van metabole processen als dieren (bijvoorbeeld honden) brokken vis opeten waarbij de brokken door een smal keelgat worden geperst en hierbij vervormd raken. Jonge witvis ondervindt stress als deze niet in zoet water maar in licht brak water voedsel moet vinden. De stress veroorzaakt vergroeide wervels. De geep heeft als enige vis groene graten. Dit wordt veroorzaakt door opslag van bepaalde ijzermineralen.
Uitnodiging: cursus De Romeinen en de Lage Landen Ab Langereis Ik werd zojuist gebeld over de cursus Romeinen en de LageLanden die eind november en december 2010 op drie zaterdagmiddagen en twee dinsdagavonden in het Odd Fellowhuis aan de Ketting 6 te Dronten wordt gehouden. De docenten zijn Jona Lendering en Arjen Bosman. Jona Lendering is oudheidkundige, schrijver, docent, organisator van oudheidkundige reizen en beheerder vande fameuze oudheidkundige site www.Livius.org. Arjen Bosman is archeoloog, gepromoveerd op de Romeinse vlootbasis Velsen en hoogleraar te Gent. Samen hebben ze het boek De rand van het rijk ondertitel De Romeinen en de Lage Landen - geschreven. Dit boek is eind augustus jl uitgekomen, ISBN 978 90 253 6726 8. Belangstellenden kunnen zich bij mij - ik ben de vertegenwoordiger voor Livius in Dronten- of via de in de folder genoemde website inschrijven met vermelding naam, adres, en gebeld tel nr. Met Ik werdemail zojuist overvriendelijke de cursus De groet, Ab Langereis, ablange
[email protected], 0320-280490
AARDEWERK september 2010 blz 9
“Ongeland” Bert Wijs AWN- werkgroep “Ongeland”. Heeft u dat nou ook wel eens ? ...... Als u op vakantie gaat naar een mooie verre bestemming en u bij het instappen van het vliegtuig denkt: “ik hoop maar dat dat malle ding in de lucht blijft hangen”?. Ergens in mijn achterhoofd gebeurt mij dit eigenlijk elke keer als ik ga vliegen. Ik moest er aan denken toen ik hoorde van de belevenissen van vliegers van de geallieerde luchtmachten uit de tweede wereld oorlog. Ze hadden hun taak, hun overtuiging en ze hadden kwalitatief goed materieel. Ze troffen echter ook een heleboel onvriendelijke oosterburen op hun pad. Die hadden een hele andere overtuiging en waren er op gebrand dat vijandelijke vliegtuigen Duitsland eigenlijk helemaal niet zouden mogen bereiken. De oosterburen lieten er geen gras over groeien; massa’s afweergeschut, snelle jachtvliegtuigen voor overdag en nachtjagers ondersteund door een heel radarsysteem voor in de nacht. Van A naar B vliegen met een vandaag de dag als veiligst geldend vervoermiddel ter wereld - was voor de oorlogsvliegers een zeer hachelijke onderneming. De kansen dat je eerder op de grond kwam dan gepland waren enorm groot en je overlevingsverwachting als vliegtuigbemanning was gewoonweg erg klein. Om die kansen toch wat te vergroten waren er in ieder geval twee manieren om voor een zo veilig mogelijke vlucht te zorgen. Namelijk ..... gebruik maken van een gat in de luchtverdediging bij Egmond en .... het IJsselmeer!. Het gebied waar wij nu met z’n allen leven als inwoners van Flevoland was voor de ‘Airman’ een bijzonder gebied. Het bood veiligheid omdat er geen afweergeschut was. Het was dus verstandig om het vliegplan over het IJsselmeer te trekken. Ook was het een toevluchtsoord voor toestellen die aangeschoten waren of op andere wijze in de problemen waren gekomen. Vele van hen bleven in het koude water - nu de polder - achter. Ik was een jaar of twaalf toen ik in de schuur een doos met vreemde voorwerpen vond. Het waren drie onderdelen met Engelse opschriften. Ik vroeg aan mijn vader of hij wist wat voor spullen ik zojuist had ontdekt. Mijn vader vertelde dat hij met zijn vriend Jan een aantal vliegtuigwrakken had bezocht toen de nieuwe polder net droog was gevallen. Jan was in die tijd politieagent en samen hadden ze een trekker gevorderd om het nieuwe land te gaan verkennen. Waar de grond hard genoeg was reden ze met de trekker, waar het te drassig was werden er plankjes onder de schoenen gebonden. Mijn vader liet mij een plakboek zien van hun avonturen. Er waren kranteknipsels met artikelen en vondsten uit die tijd (eind zestiger begin zeventiger jaren van de vorige eeuw). Waanzinnig leuk om te lezen. Zo was er te lezen dat er zelfs een camera was gevonden waarvan de film, na zoveel jaar onder water, nog gedeeltelijk ontwikkeld kon worden!. Zelf had hij op de crashplaatsen enkele foto’s gemaakt waarin hij en Jan te zien zijn tussen de losliggende wrakdelen zoals propellors, mitrailleurs en landingsgestellen. De ravages waren indrukwekkend. Hij had de drie onderdelen, die ik in de schuur had teruggevonden, meegenomen als souvenier. Ze bleken afkomstig te zijn van een B-17 bommenwerper en een engels toestel.
AARDEWERK september 2010 blz 10
Formatie Amerikaanse B-17 Vliegende Forten. De condensstrepen erboven wijzen op de aanwezigheid van een sterk escorte P-47 Thunderbolts. Foto: Saskia M.S.C. Thijsse
Mijn vader vertelde ook nog over zijn ontmoeting met de heer Zwanenburg, de toenmalige berger van de wrakken. Mijn vader was zeer onder de indruk van de kennis van deze man en vond dat hij erg boeiend en met passie over zijn werk kon praten. Ik kwam bij een lezing in Schokland tot dezelfde conclusie. En toen was er “Ongeland”!. Met bovenstaand verhaal nog scherp voor de geest voelde ik direct enthousiasme om mij aan te melden bij deze werkgroep. “Ongeland” is een niet bestaand woord. Voor ons geeft het weer dat het de bij ons achtergebleven bemanningsleden niet gelukt is te landen op hun veilige thuisbasis. Ze zijn dus niet geland … “ongeland”.
Een B-17 is getroffen door luchtafweervuur. Foto: Saskia M.S.C. Thijsse
AARDEWERK september 2010 blz 11
Onze job is het om alle infomatie rond de aangetroffen vliegtuigwrakken en bemanningen (geallieerd en Duits) te verzamelen en te bundelen. We zoeken daarbij bijvoorbeeld contact met personen en instanties die bergingen hebben verricht , stichtingen, ooggetuigen en natuurlijk met de Airman zelf om zoveel mogelijk informatie te vergaren. Samenwerking is een mooi iets. Een ander doel is om de jeugd te betrekken bij dit stukje geschiedenis van ons land en onze provincie. Als je bedenkt dat er jongeren zijn die denken dat de Duiters in de Vietnamoorlog hebben gevochten, dan is er nog veel werk aan de winkel. Het hele project is een grote klus (die eigenlijk steeds iets groter wordt). Er is dus veel werk te verzetten en als er lezers zijn die een steentje bij willen dragen dan zijn die van harte welkom. Voor mijzelf is mijn drijfveer het enorme respect voor de mannen die vochten voor onze vrijheid. In mijn ogen waren ze meer dan moedig. Het is bizar te bedenken dat men, vliegend boven de Noordzee, de vernietigende projectielen van de luchtafweer tot in Duitsland al kon zien. Toch vlogen ze door …heen en terug…. uren lang in een uiterst kwetsbare positie. Daarom zie ik “Ongeland” als een kans om iets terug te doen. Ik wil er graag aan bijdragen dat deze mannen, die door het noodlot min of meer onze naaste buren geworden zijn, nooit vergeten worden. Noot redactie: In het Nieuw Land zijn brochures en boekjes die veel informatie geven over het hierboven genoemde. Het boekje “Als er iets mis zou gaan” vermeldt ondermeer de lotgevallen van neergestorte vliegtuigen en eventuele overlevenden. Bij de vluchten op Duitsland moest Nederland worden gepasseerd. Daarbij verloren de Britten naar schatting 2500 toestellen en de Amerikanen ruim 1750. Hierbij verloren 20.000 bemanningsleden het leven. In het IJsselmeergebied zijn circa 600 vliegtuigen neergestort waarbij 1700 bemanningsleden omkwamen. Er liggen nu nog bijna 300 vliegtuigen in het IJsselmeer waarin nog stoffelijke resten aanwezig zijn. De op en rond het IJsselmeer geborgen stoffelijke overschotten werden begraven. Daar werd uit dankbaarheid en als protest tegen de bezetter door de bevolking veel aandacht aan besteed. Met name op Urk was dat het geval. Hier werden 176 vliegers geborgen. Na de oorlog werden deze stoffelijke overschotten veelal naar erevelden elders overgebracht.
Doe-dag zaterdag 9 oktober 2010. Zaterdag 9 oktober 2010 komen de cursisten van de Almeerse archeologische cursus “Spitten in de polder” bij de AWN-Flevoland langs. Kees Groothoff zal de cursisten in de AWN werkruimte in het depot van het Nieuw Land Erfgoedcentrum ontvangen. Wij willen gebruik maken van de aanwezigheid van Kees en deze dag gebruiken voor doe activiteiten. Gewerkt kan worden aan J97 en aan het pijpenkoppen onderzoek. Vanaf 12.00 uur is iedereen welkom. Wanneer u van plan bent langs te komen, geef dit dan door vóór 6 oktober aan: Kees Groothoff, tel. 0527-612882, email
[email protected].
AARDEWERK september 2010 blz 12
Het Nederlandse 320 squadron in de tweede wereldoorlog Saskia M.S.C. Thijsse Het Nederlandse 320 squadron vloog tijdens de tweede wereldoorlog in Engeland met de North American Mitchell B-25B tweemotorige geallieerde bommenwerper. De nederlandse regering bestelde oorspronkelijk een twintigtal vliegtuigen in Amerika. Deze werden voornamelijk bemand door vliegers van de Marine Luchtvaart Dienst. Minstens 28 Mitchells hebben in nederlands verband gevlogen met kleine oranje driehoekjes op de romp. De Mitchells van 320 squadron opereerden in Engeland bij de Second Tactical Air Force als onderdeel van de 139e Wing van No. 2 Group van Bomber Command. Toch bleef het squadron een zelfstandige nederlandse eenheid en ook de (marine)vliegers behielden hun onafhankelijkheid. De eerste vluchten werden gemaakt vanuit Attlebridge. Medio augustus 1943 verhuisde men naar de RAF-basis Lasham en op 18 februari 1944 werd het squadron overgeplaatst naar Dunsfold. Eerst werden bij 36 ‘sorties’ zogenaamde air-sea-rescue vluchten gemaakt. Daarbij konden 20 bemanningsleden van 7 rubberbootjes worden gered. De eerste nederlandse Mitchell verongelukte op 30 juli 1943, de FR144B die boven de Noordzee in een bocht op 300 voet hoogte afgleed waarbij vijf man in de golven verdwenen. Op 10 oktober 1944 gingen de Mitchells naar het vasteland bij Zaventhem in België. Van hieruit werden aanvallen gedaan op Nederlands grondgebied waaronder de rivierbrug van Zwolle en de sluizen bij Zutphen. Met de Mitchells hebben de (marine)vliegers 3252 operationele vluchten gemaakt en totaal 6200 ton bommen afgeworpen. De gemiddelde sterkte van het squadron bedroeg 300 man. Het squadron verloor 157 man (circa 40 bemanningen). Op 1 mei 1946 is het squadron ontbonden. De Mitchells hebben 8750 vlieguren gemaakt. De vliegtuigen droegen namen op de neus als De Geest van Potter, Marijke, Hollandse Nieuwe, Ouwe Jongens, Volendam, Marken, Margriet.
Foto: Saskia S.M.S.C. Thijsse
Foto: Saskia S.M.S.C. Thijsse
Het aantal op de neus geschilderde bommetjes gaf het aantal bombardementsvluchten aan dat door het betreffende vliegtuig was uitgevoerd. De Mitchells voerden hollandse namen. Op deze foto’s staan Ouwe Jongens en Margriet
AARDEWERK september 2010 blz 13
Verslag veldactiviteiten AWN-Flevoland 2010 Ellen van Galen Last, veldcoördinator AWN-Flevoland We hadden van die goede voornemens! Doordat Koning Winter er al vroeg zin in had, zouden de laatste veldactiviteiten van 2009 naar 2010 doorgeschoven worden. Het winterweer bleef echter wel erg lang aanhouden, dus het veld ingaan kwam er maar niet van. Het plan was om onze jaarlijkse ‘veldinspectie’ op kavel E170 en E171 te houden. Ook was het de bedoeling om nabij Biddinghuizen de omgeving van de vindplaats van de twee bronzen halssieraden nader te onderzoeken. Deze sieraden zijn vorig jaar tijdens het archeologisch spreekuur in het Nieuw Land Erfgoedcentrum aangeboden (zie archeologische kroniek van Flevoland in het jaarboek 2009 “Waterwerken”) . Toen eindelijk de dooi intrad zijn wij met een klein groepje de oude opgravingsput op kavel S 51 (Swifterbantgebied) gaan zoeken. Dit op verzoek van Isabel de Vriendt van de Rijksuniversiteit Groningen die hier onderzoek naar doet. Ook hebben wij, net als vorig jaar, kavel J125 en J126 (Noordoostpolder) belopen. Zomer! Een aantal AWN-leden hebben meegedaan aan de veldcursus Scheepsarcheologie georganiseerd door Nieuw Land Erfgoed en de IFMAF (International Fieldschool for Maritime Archaelogy Flevoland) op het terrein van Brennels Buiten aan de Leemringweg bij Kraggenburg in de Noordoostpolder. Het onderzoek (5 juli tot 23 juli) betrof het wrak van een 14e eeuwse Kogge waarvan de resten tijdens de inrichting van het terrein in 2007 zijn aangetroffen. We willen niet zeuren, maar wat was het warm! Aan de andere kant... de omgeving was fantastisch!! “Kraggenburg aan zee”! Ik heb zelfs de verleiding niet kunnen weerstaan om een frisse duik in het koele water te nemen. En dat was niet de zeefput! We hebben heel prettig samengewerkt met André van Holk en de studenten waarvan enkele uit België kwamen en één uit Duitsland. Vrijdags werden wij steevast door de IFMAF getracteerd op een heerlijk koud biertje of ander lekkers in het strandpaviljoen van Brennels. Ik vond het erg leuk om aan zo’n grote houten puzzel mee te werken. Dagelijks werd er een blog op You Tube bijgehouden van de verrichte activiteiten. (deze is wellicht nog te bekijken?).
Opgravingslocatie Kraggenburger Kogge. Foto: Saskia M.S.C. Thijsse
AARDEWERK september 2010 blz 14
Op het moment dat ik dit stukje schrijf, zijn de opgraafwerkzaamheden aan de N23 nog in volle gang (zie ook het artikel van Drs. Joris Habraken in het Cultuur Historisch Jaarboek Flevoland 2009 hierover). AWN-leden is de gelegenheid geboden deel te nemen aan deze opgraving. Via de website van AWN-Flevoland zijn er foto’s en filmpjes over deze opgraving te bekijken. Zelf heb ik helaas nog geen kans gezien hieraan deel te nemen, want er is ook nog een veldcursus op S25 (Swifterbantgebied ) aan de Kamperhoekweg te doen!
Het batterij ‘hondehok’zeven van de N23. Foto: Jan Boes
Het Groninger Instituut voor Archeologie (GIA) heeft op S25 in samenwerking met Nieuw Land voor de 7e maal een veldcursus verzorgd voor zowel AWN-leden als studenten aan het GIA en het Saxion college. Het onderzoek dat loopt van 9 augustus tot 3 september 2010 is een vervolg op dat van 2009. Op een diepte van ongeveer 1 m beneden maaiveld bevindt zich een vindplaats net boven het duinzand. Op basis van de diepteligging dateren de vondsten uit ongeveer 3900-3800 v. Chr., net jonger dan de oevervindplaatsen van Swifterbant (43004000 v. Chr.). Opvallend is niet alleen de iets jongere datering, maar ook het vuursteen en aardewerk. Het vuursteen lijkt meer op dat van de Trechterbekervindplaats Bouwlust in Noord-Holland (jonger dan 3400 v. Chr.) dan op het vuursteen uit Swifterbant. Het aardewerk op S25 is opvallend dun en de kenmerkende Swifterbantversiering ontbreekt. Mogelijk hebben we te maken met vroege Trechterbekercultuur-bewoning. De opgraving is tijdens het schrijven van dit stukje nog gaande en er zijn nog wat meer stukjes van dit aardewerk, vuursteen en wat dierlijk botmateriaal aangetroffen. Hoogtepunt tot nu toe is de vondst van (bijna zeker) het blad van een peddel door ons nog steeds kwieke AWN-lid Kees Groothoff!! Op deze snikhete dag was dat reden voor ijs en taart! Het onderzoek wordt geleid door prof. dr. Daan Raemaekers van het GIA met assistentie van Dick Velthuizen, archeologisch medewerker van Nieuw Land. De weersomstandigheden varieëren van giga plensbuien tot snikheet weer. Ook dit jaar weer een gezellige ploeg (studenten, Daan en Dick) om mee samen te werken. Mijn (graaf)conditie is inmiddels aardig op peil. Spierballen in armen en benen en eelt op de handjes. Het is flink ploeteren in deze natte en vette polderklei, maar goh, wat vínd ik het leuk!
AARDEWERK september 2010 blz 15
Eerste prijs fotowedstrijd N23 gewonnen door Harry van Betuw Vestigia had een fotowedstrijd uitgeschreven. Gedurende drie weken konden foto’s worden ingezonden en bepaalde een deskundige jury wie de winnaar was van een heuse ‘meet & greet’ met het veldteam. Hij of zij mocht op de eerstvolgende rondleidingendag onder begeleiding van een archeoloog meewerken op de opgraving. De eerste winnaar van de fotowedstrijd is bekend: dhr. H. van Betuw. Zijn combinatie van oud en nieuw in beeld gaf de doorslag. Toen de jury deze winnaar op de hoogte bracht, gaf hij aan dat hij als lid van de AWN-Flevoland al had kunnen meegraven. Ridderlijk bood hij aan de prijs door te schuiven naar de fotograaf die de tweede plaats behaalde om zo meer mensen de kans te geven kennis te maken met archeologie. De jury sloot zich hierbij aan. De tweede prijswinnaar was Harry dankbaar voor de sympathieke geste.
Oud en nieuw. Foto: Harry van Betuw
AARDEWERK september 2010 blz 16
Veldcursus Scheepsarcheologie 5 - 23 juli 2010 Saskia M.S.C. Thijsse Van maandag 5 tot vrijdag 23 juli 2010 organiseerden het Nieuw Land en de Internationale Fieldschool for Maritime Archaeology Flevoland (IFMAF) weer een veldcursus Scheepsarcheologie. De locatie was ditmaal het terrein van Brennels Buiten aan de Leemringweg bij Kraggenburg in de Noordoostpolder. Het onderzoek betrof het wrak van een veertiende eeuwse Kogge. Leden van de AWN-Flevoland hebben op verschillende dagen kunnen assisteren. Voor mij was het mogelijk om drie dagen aanwezig te zijn. De omgeving met zwemstrandje, restaurant op loopafstand, luxe toiletten en parkeergelegenheid pal naast de opgravingslocatie en dan ook nog heerlijk droog en zonnig weer maakten het geheel tot een zeer plezierige opgraving. De eerste dag was het troffelen en kwasten. Bij het vrijleggen van een scheepsplank kwam praktijkbouw tevoorschijn. Duidelijk te zien was dat – om een rechthoekig gat te maken – de veertiende eeuwse scheepstimmerlieden eerst op twee plekken gaten boorden (met een boor nr 12) om vervolgens met beitels en een zaag het stuk tussen de gaten uit te hakken en te verdiepen.
Gat gemaakt d.m.v. boren, beitelen en zagen. Foto: Saskia M.S.C. Thijsse Tussen de planken werden nog restanten van breeuwsel gevonden en de erbij behorende sintels. Hier en daar lagen brokken en brokjes vuursteen en stukken aangespoeld hout. Mijn tweede dag in de werkput was ietwat nattig. Dankzij nachtelijke regenbuien en opkomend grondwater was het soms meer tastend zoeken in het water om aarde te verwijderen dan te troffelen. Op een gegeven ogenblik was het werken op blote voeten makkelijker dan steeds weer laarzen uit de zuigende modder te moeten trekken. Van onder de scheepshuid kwamen nog aardig wat stukjes aardewerk tevoorschijn.
AARDEWERK september 2010 blz 17
Ellen van Galen Last gevangen in de modder. Foto: Saskia M.S.C. Thijsse Het leuke van deze opgraving was niet alleen het ‘troffelen en kwasten’. De derde dag werd besteed aan het invoeren van opgravinggegevens, dagrapporten, vondstvermeldingen e.d. Een leuke, leerzame en nuttige ervaring om de ‘andere’ kant van een opgraving te zien.
Een ordner vol allerlei formulieren om in te voeren. Foto: Saskia M.S.C. Thijsse
AARDEWERK september 2010 blz 18
Deze dag werden ook luchtfoto’s gemaakt. Het schip was voldoende vrijgelegd. Na op de grond diverse aantekeningen te hebben gemaakt ging André van Holk ‘de bak in’ voor een goed overzicht.
Links prof. André van Holk. Foto: Saskia M.S.C. Thijsse
En dan maar de lucht in. Foto: Saskia M.S.C. Thijsse
AARDEWERK september 2010 blz 19
Tentoonstellingen / lezingen / symposia / wetenswaardigheden Saskia M.S.C. Thijsse Tentoonstellingen De dieren van Wijnaldum, landschap, voedselvoorziening en ambacht Tot eind oktober 2010 in het Archeologisch Steunpunt Wijnaldum In juni 2010 is een kleine tentoonstelling ingericht over het onderzoek naar de dieren op de terp Wijnaldum-Tjitsma (gemeente Harlingen). Deze terp was bewoond in de Romeinse tijd, de volksverhuizingstijd en de vroege middeleeuwen. De tentoonstelling is te vinden in het Archeologisch Steunpunt Wijnaldum en werd gemaakt door het Groninger Instituut voor Archeologie, Archeoplan Eco en ArchaeoBone. De tentoonstelling laat zien hoe de dierenbotten worden onderzocht, die tijdens de grote opgravingen op deze terp tussen 1991 en 1993 zijn verzameld. In een vitrine zijn werktuigen gemaakt uit been en gewei te zien. Dit zijn onder andere benen schaatsen, spinsteentjes, naalden, kammen, een fluit gemaakt uit een zwanenbot, amuletten, een handvat en afvalstukken van geweibewerking. Ook zijn botten van een bruinvis en een grijze zeehond en vogel- en visbotten tentoongesteld. In de vroege middeleeuwen woonde een elite op deze terp. Onder meer de beroemde gouden mantelspeld die op deze terp werd gevonden, wijst hierop. De vele werktuigen uit been en gewei uit de vroege middeleeuwen bevestigen de hoge status van de bewoners. Dit blijkt vooral uit de vele kammen, muziekinstrumenten (o.a. een fluit) en huishoudelijke artikelen uit been en gewei die op de terp zijn gevonden. Er werd veel gevist en er werden vele soorten vogels gevangen. Het Archeologisch Steunpunt bevindt zich in de consistorie achter de kerk van Wijnaldum. Het is tot eind oktober 2010 alle dagen geopend (http://www.winaam.nl/). De sleutel kan afgehaald worden bij enkele sleuteladressen in het dorp. Deze staan vermeld achter het raam van het Steunpunt. Ook de vaste tentoonstelling over de opgravingen op Wijnaldum-Tjitsma en een video over de streekgeschiedenis is te zien. Egyptische Magie 16 oktober 2010 t/m 13 maart 2011 in het RMO te Leiden Met 'Egyptische Magie' presenteert het Rijksmuseum van Oudheden een unieke tentoonstelling over de magische wereld van de oude Egyptenaren. De voorwerpen op de tentoonstelling komen uit topcollecties uit binnen- en buitenland. De basis vormt uiteraard de eigen collectie, die gerekend wordt tot de top-10 van de wereld op dit gebied. Speciaal voor deze tentoonstelling zijn bovendien objecten geleend van andere gerenommeerde musea, zoals het Louvre, het British Museum en het Allard Pierson Museum. U ziet prachtige amuletten, scarabeeën, magische beelden en teksten, tovermessen, godenbeelden en toverboeken op papyrus. Alle magische praktijken van de Egyptenaren komen aan bod. Magie was voor de Egyptenaren heel gewoon. Het was onlosmakelijk verbonden met hun godsdienst. Ze waren ervan overtuigd dat je met magie alles kon beïnvloeden. AARDEWERK september 2010 blz 20
Op allerlei manieren probeerden ze de goden gunstig te stemmen. Dat deden ze bijvoorbeeld door te offeren, of geluksamuletten te dragen. Zo konden ze de kleine dingen in het dagelijks leven de goede kant op sturen. Om het hele land en volk te beschermen, voerden priesters uitgebreide tempelrituelen uit. Magie was 24 uur per dag en op elke hoek van de straat aanwezig. Al in de oudheid zelf stonden de Egyptenaren bekend om hun magische praktijken. Maar ook in latere tijden had hun magie invloed op vele andere culturen. In de talmud en de bijbel zijn de sporen ervan aanwezig, evenals in het islamitische geloof. In onze westerse wereld van de laatste eeuwen leeft die fascinatie voor Egyptische magie voort. Van de middeleeuwse wetenschap tot het hedendaagse geloof in de magische kracht van piramides en de populariteit van tarot. Egyptische magie is dus springlevend! Ook dit onderwerp komt u tegen op de tentoonstelling Textiel in het oude Egypte (verlengd) 16 maart 2010 t/m 1 januari 2012 in het RMO te Leiden De themawandeling 'Textiel in het oude Egypte' is een wandelroute over de afdeling 'Egyptenaren'. De route voert langs voorwerpen uit de Egyptische museumcollectie die te maken hebben met textiel en kleding: Koptisch textiel, beelden, reliëfs, vlaszaden en spintollen. Aan de hand van deze objecten komt u meer te weten over textiel en de productie ervan in het oude Egypte. Strak en doorzichtig, of simpel en kleurloos? Bij het oude Egypte denkt u misschien vooral aan piramides, farao's en mummies. Maar hoe zag een Egyptenaar er in het dagelijks leven eigenlijk uit? Welke kleren droegen rijke en arme Egyptenaren? Deze themawandeling over de afdeling Egyptenaren voert u langs diverse afbeeldingen en beeldhouwwerk. Dat levert vaak een onrealistisch beeld op: de kleding zit heel strak om het lichaam of is doorzichtig. Gelukkig is in het droge zand van Egypte veel textiel bewaard gebleven, zodat ook bekend is hoe Egyptische kleding er echt uitzag. Meestal was het simpel, ongekleurd en en met minimale versiering. Maar de Egyptenaren maakten ook hoge kwaliteit linnen, een product waar ze in hun eigen tijd al bekend om stonden.
Lezingen Vriendenvereniging RoMeO organiseert een reeks avondlezingen rond het thema 'Egyptische Magie' Egyptische Magie: op zoek naar het toverboek van Thot dinsdag 9 november 2010, Tempelzaal of filmzaal in het RMO Leiden, aanvang 20.00 uur, zaal open 19.30 uur, kosten euro 5.-. door dr. Maarten Raven, conservator collectie Egypte van het Rijksmuseum van Oudheden The mould and the recipes: an unusual artefact for magical rituals (Engelstalig) dinsdag 14 december 2010 Tempelzaal of filmzaal in het RMO Leiden, aanvang 20.00 uur, zaal open 19.30 uur, kosten euro 5.-. door dr. Marc Etienne, conservator Egypte van het Musée du Louvre
AARDEWERK september 2010 blz 21
Tussen Mode en Magie: traditionele sieraden uit het Midden-Oosten als magische bescherming dinsdag 11 januari 2011, Tempelzaal of filmzaal in het RMO Leiden, aanvang 20.00 uur, zaal open 19.30 uur, kosten euro 5.-. door drs. Sigrid van Roode, Past2Present 'Abra amarchethy chauthybak athbi' - Magie in Egyptische papyri dinsdag 8 februari 2011, Tempelzaal of filmzaal in het RMO Leiden, aanvang 20.00 uur, zaal open 19.30 uur, kosten euro 5.-. dr. Cisca Hoogendijk, Leidsch Papyrologisch Instituut De Egyptische magiërs en de tempel dinsdag 8 maart 2011, Tempelzaal of filmzaal in het RMO Leiden, aanvang 20.00 uur, zaal open 19.30 uur, kosten euro 5.-. prof. dr. Olaf Kaper, Universiteit Leiden Museumwandelingen/rondleidingen Museumwandeling 'Egyptische Magie' met Maarten Raven, conservator collectie Egypte. zondag 31 oktober 2010. Aanvang: 14.00 uur, RMO Leiden De museumrondleiding: een gids leidt u langs de bijzondere objecten van 'Egyptische Magie'. elke zondag om 13.00 uur, RMO Leiden gratis bij bezoek aan het museum De familierondleiding: ook geschikt voor kinderen. elke zondag om 11.00 uur, RMO Leiden gratis bij bezoek aan het museum (kinderen t/m 12 jaar hebben gratis entree!) Symposia / workshops De Overijsselse Archeologiedag Op zaterdag 30 oktober 2010 wordt in het Kulturhus in Borne van 10.00-17.00 uur de Overijsselse Archeologiedag georganiseerd. Naast een lezingenprogramma worden ook de onderzoeksresultaten gepresenteerd van conservering en restauratie van voorwerpen uit het wapengraf, dat in 1987 door de AWN werd ontdekt in Borne. De dag wordt afgerond met de opening van de tentoonstelling ‘de Ruiter van Borne’, door gedeputeerde Dick Buursink. Kosten deelname: € 5 voor de lunch. Aanmelden voor deze dag kan door een mail te sturen naar
[email protected]. U ontvangt een bevestiging van aanmelding. Zie voor meer informatie en het lezingenprogramma www.oversticht.nl. Reuvensdagen 2010 11 en 12 november 2010 te Rotterdam. De Reuvensdagen 2010 vormen een speciale editie, namelijk het 40-jarig bestaan van de Reuvensdagen. Het is tevens het vijftigjarige jubileumjaar van de gemeente archeologie Rotterdam. Behind the scenes: new developments in archaeological remote sensing and geophysics 19 en 20 november 2010 In november organiseren de Nederlandse-Vlaamse en Duitse afdelingen van CAA (Computer Applications in Archaeology) en Decars (Dutch Expertise Centre for Archaeological Remote Sensing) een gezamenlijk congres in Münster (Duitsland). De ontwikkelingen in remote sensing en geophysics gaan de laatste jaren snel en beide technieken kunnen elkaar aanvullen bij het opsporen van archeologische resten. Daarnaast zijn er veel nieuwe analysemogelijkheden beschikbaar gekomen voor het bewerken en interpreteren van digitale beelden.
AARDEWERK september 2010 blz 22
Tijdens het congres zullen verschillende sprekers uit Duitsland, België en Nederland de laatste ontwikkelingen de revue laten passeren. Professor Kenneth L. Kvamme (University of Arkansas, USA) zal de keynote lecture verzorgen. De voertaal van het congres is Engels. Het congres vindt plaats aan de Westfälische Wilhelms-Universität, Fürstenberghaus Saal 2, Domplatz 20-22, 48413 Münster. In verband met de lange aanreistijd vangt het congres op 19 november aan om 13:00 uur. Deelnemers aan het congres kunnen 10% korting krijgen op overnachtingen in de stad. Het congres is kosteloos, maar aanmelden is verplicht bij Philip Verhagen (
[email protected]). Lunch en diner zijn op eigen kosten. Nadere informatie komt zo spoedig mogelijk beschikbaar op de websites van de organisatoren: www.leidenuniv.nl/caa/CAA-NL%202010.htm, www.decars.nl, www.ag-caa.de Themadag "Bodem en Archeologie" Vrijdag 19 november 2010 bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), Smallepad 5 in Amersfoort. De NBV (Nederlandse Bodemkundige Vereniging) organiseert een studiedag "Bodem en Archeologie" waarbij een duidelijke nadruk ligt op archeologische prospectie. In de archeologie heeft de ontwikkeling van nieuwe verkenningstechnieken, ook wel prospectie genoemd, een grote vlucht genomen. Op deze themadag zullen de toepassing, interpretatie en uitkomsten van enkele van deze technieken de revue passeren. Speciale aandacht is er voor de samenhang tussen bodemkundige en archeologische kennis. Programma: 09.00 ontvangst 09.30 welkomstwoord 09.40 Bert Groenewoudt (RCE) - Archeologische prospectie tussen wetenschap, monumentenzorg en markt ontwikkelingen en dilemma’s 10.10 Roy van Beek (RCE) – Landschap en bewoning van Oost-Nederland. Variatie als norm 10.35 Gerda de Bruijn (RCE) – Waarom een aardwetenschapper geen archeoloog is maar boren wel opgraven 11.00 koffie 11.30 Leo Tebbens (BAAC) – Gelaagdheid of bodem? De rol van aardwetenschappelijk inzicht in de archeologische prospectie 11.55 Liesbeth Theurnissen / Axel Muller (RCE) – Na de prospectie: Raadselachtige cirkels in Zeeland 12.00 lunch 13.25 Arjen de Boer (ADC) – Archeologie zit overal: het is maar hoe je er naar kijkt 13.50 Henk Kars (VU) – Ontwikkelingen in de archeologische prospectie 14.15 Rick Ghauharali (Ecoflight) – Ondersteuning van de archeologische prospectie met specialistische luchtfotografie en geofysica 14.40 koffie 15.10 Bertil van Os (RCE) – Lakprofielen uit de tijd? XRF werpt nieuw licht op oude akkers 15.35 Paul Thissen (provincie Gelderland) – Gelderland in reliëf; stimulering gebruik AHNbewerkingen in de provincie 16.00 Afsluiting. Aansluitend NBV ledenvergadering. 16.30 Borrel Inschrijfkosten E 12,50 p.p. voor NBV leden en E 17,50 p.p. voor niet-leden (te voldoen op de dag zelf). Verdere informatie en aanmelding op de website van de NBV: www.bodems.nl.
AARDEWERK september 2010 blz 23
Symposium: '5000 jaar magie in Egypte: traditie en vernieuwing in magische kennis en praktijken' maandag 22 november 2010 Een dag met lezingen georganiseerd door de universiteit Leiden in het kader van de tentoonstelling ‘Egyptische magie'. De lezingen bieden een panoramisch overzicht van vijfduizend jaar magie, met een duidelijke continuïteit in de magische praktijken en de teksten, maar waarbij ook elke periode haar eigen accenten legt. De sprekers zijn specialisten op het terrein van de Egyptische magie. Georganiseerd in samenwerking met de Universiteit Leiden Meer informatie en aanmeldingen: website Universiteit Leiden Wetenswaardigheden Bijbelse plagen mogelijk echt gebeurd De tien plagen van Egypte zijn mogelijk te verklaren aan de hand van natuurrampen die ruim 3000 jaar geleden hebben plaatsgevonden. Dat beweren Duitse wetenschappers. Wetenschappers van de Universiteit van Heidelberg en het Leibniz Instituut in Berlijn verzamelden klimaatgegevens die erop wijzen dat de Bijbelse plagen zich ongeveer 3000 jaar geleden hebben voltrokken in de stad Pi-Ramesse in het Oude Egypte. Archeologische vondsten wijzen er op dat de stad op dat moment door alle inwoners werd verlaten als gevolg van een grote droogte en enkele natuurrampen. Die gebeurtenissen zouden ook de tien plagen kunnen verklaren, zo verklaren de Duitse wetenschappers in de Britse krant The Daily Telegraph. Hun bevindingen zijn gepresenteerd op National Geographic Channel. Bloedwater: Tijdens de eerste plaag zou het water van de Nijl volgens de Bijbel in bloed zijn veranderd. Volgens de wetenschappers kan dat fenomeen worden verklaard door giftige algen die tijdens de droogte in het langzaam stromende water van de rivier terecht kwamen. Het water kleurde daardoor rood. Ook de tweede, derde en vierde plaag waren mogelijk indirect het gevolg van klimaatsverandering. Door de giftige algen zouden kikkers uit de Nijl zijn gevlucht, zodat er een kikkerplaag ontstond. Toen de kikkers stierven vanwege een tekort aan voedsel, zorgde dat mogelijk voor een explosie van andere insectenpopulaties zoals vliegen, luizen en muggen. Die grote aantallen insecten zouden ziektes hebben verspreid onder dieren en mensen (plaag vijf en zes). Vulkaanuitbarsting. De zevende, achtste en negende plaag werden volgens de onderzoekers veroorzaakt door een natuurramp: de uitbarsting van de vulkaan de Thera. Het as in de lucht zorgde voor het ontstaan van onweersbuien met veel regen, waardoor er een ideaal klimaat voor sprinkhanen ontstond. Verder blokkeerde het vulkaanas ook een groot gedeelte van het zonlicht. Eerstgeborenen: De tiende plaag ontstond mogelijk door een schimmel in het graan. De oudste kinderen mochten in het oude Egypte altijd als eerste van het graan eten, waardoor alle eerstgeborenen uiteindelijk zouden zijn gestorven. Heel oude muur ontdekt in Griekenland Archeologen hebben bij een grot in het noorden van Griekenland een 23.000 jaar oude muur ontdekt. Dat heeft het ministerie van Cultuur in Athene in maart 2010 bekendgemaakt. De muur is volgens de onderzoekers vermoedelijk een van de oudste ter wereld. Het bouwwerk stamt uit een van de koudste perioden in de ijstijd. ''De mensen die in de grot woonden, hebben de muur vermoedelijk gebouwd om zichzelf te beschermen tegen de kou'', aldus het ministerie.
AARDEWERK september 2010 blz 24
Oermens werkte duizenden jaren aan grotschildering Veel prehistorische rotswandschilderingen zijn niet in één sessie gemaakt, maar in een periode van duizenden jaren door vele generaties oermensen. Britse wetenschappers hebben dat ontdekt door op een alternatieve manier de leeftijd van grotschilderingen te onderzoeken. De resultaten van hun studie zijn gepubliceerd op de website van de Britse onderzoekgroep Natural Environment Research Council. Onderzoeksleider Alistair Pike van de universiteit in Bristol gebruikte de zogenaamde uranium-thorium-methode om te bepalen hoe oud de dunne kalksteenlaag is, die zich in de loop der jaren heeft opgebouwd op rotstekeningen in de beroemde grot van Altamira in Spanje. Uit het onderzoek blijkt dat aan sommige versieringen zeker 15.000 jaar lang is gewerkt. "Ze zijn duidelijk niet in één keer gemaakt", stelt Pike in de Britse krant Daily Telegraph. "En dat is in tegenspraak met de conclusies van archeologen die alle vondsten in dit soort grotten hebben toegeschreven aan één periode." Tot nu toe werd de leeftijd van grotschilderingen meestal bepaald door houtskool of andere organische materialen in de versieringen te dateren aan de hand van koolstof. Volgens Pike is die methode echter niet betrouwbaar. "Als je nu in de grotten rondloopt, zie je nog steeds stukjes houtskool van duizenden jaren oud liggen. De artiesten uit de oertijd kunnen hun tekeningen dus best hebben gemaakt met houtskool die veel ouder is dan hun werk. Verder bevatten rotstekeningen maar weinig elementen die koolstof bevatten, dus kun je ze daarmee ook niet dateren." De nieuwe datering van de rotstekeningen leidt mogelijk ook tot nieuwe inzichten over de makers. "Waarschijnlijk leefden de mensen niet in de grot die ze beschilderden", zegt Pike. "Het lijkt nu aannemelijker dat ze ergens anders woonden en dat het een traditie was om deze grotten te versieren. Misschien hadden de ruimtes een speciale betekenis." Nieuwe website Odyssee online! Vanaf 9 september 2010 is de nieuwe website van het programma Odyssee in de lucht gegaan. Binnen Odyssee wordt tot nu toe onuitgewerkt archeologisch onderzoek ontsloten. Op de nieuwe site is alle informatie te vinden over de bijzondere projecten die binnen Odyssee gehonoreerd zijn. Daarnaast biedt de site achtergrondinformatie en actuele informatie rondom Odyssee. Ga naar de site: www.erfgoednederland.nl/odyssee Resten van een Romeinse graftoren ontdekt in Hoogeloon, Brabant in mei 2010 In Hoogeloon heeft in de Romeinse tijd een graftoren van ongeveer zeven meter hoog gestaan hebben archeologen van de Vrije Universiteit Amsterdam ontdekt. In 1982 werden in Hoogeloon een villa en een grafveld uit de Romeinse tijd bloot gelegd. Na jaren van onderzoek is duidelijk geworden dat er in die periode ook een graftoren moet hebben gestaan. Nooit eerder is zo'n vondst gedaan op het Nederlandse platteland. De opgravingen werden gedaan op de Kaboutersberg in Hoogeloon. De vondsten dateren uit het begin van de tweede eeuw na Christus. Resten van graftorens zijn al eens eerder in Nijmegen gevonden, meldt Nico Roymans, de uit Brabant afkomstige onderzoeker van de VU in Amsterdam. Ook weten de archeologen te vertellen wie het monument heeft gesticht en voor welke familie het is opgericht. Volgens volksverhalen uit de negentiende eeuw zou de kabouterkoning Kyrië in Hoogeloon zijn begraven.
AARDEWERK september 2010 blz 25