AARDEWERK dece december 2005
AARDEWERK december 2005 blz. 1
Bestuur AWN Flevoland - afdeling 21 Voorzitter: Jan Boes, Normandieplein 6, 8303 HA Emmeloord, tel.: 0527-699113, e-mail:
[email protected] Secretaris: Maartje de Boer, Luttekepoortstraat 31, 3841 AW Harderwijk, tel.: 0341-470013, e-mail:
[email protected] Penningmeester: Henk van den Berg, Koraal 32, 3893 EJ Zeewolde, tel.: 036-5222492, e-mail:
[email protected] Coördinerend veldcoördinator/veldcoördinator Oostelijk-Flevoland: Tineke Heise, Ringdijk 288, 8244 BR Lelystad, tel.: 0320-262720, e-mail:
[email protected] Veldcoördinator Zuidelijk-Flevoland: vacature (wordt voorlopig waargenomen door Tineke Heise) Veldcoördinator Noordoostpolder: Wies Kreukniet*, Noorderkroon 29, 8303 AN Emmeloord, tel.: 0527-616998, e-mail:
[email protected] Bestuursleden algemeen: Astrid Doppert, Gondel 11-43, 8243 BV Lelystad, tel.: 0320-227803, e-mail:
[email protected] Jaap Eelman, Schoener 42-01, 8243 VW Lelystad, tel.: 0320-251969, e-mail:
[email protected] Ondersteunende leden*: André Kerkhoven, provinciaal archeoloog, Harderwijkstraat 178, 8244 DL Lelystad, e-mail:
[email protected] Dick Velthuizen, archeologisch medewerker Nieuw Land Erfgoedcentrum (NLE), Archeologisch Depot, Oostvaardersdijk 01-13, 8242 PA Lelystad, tel.: 0320-225939, tel.: mobiel 06-13243987, e-mail:
[email protected] * Geen bestuurslid Bank: SNS Bank, rekeningnummer 90.59.32.277 t.n.v. AWN Afd. Flevoland, Zeewolde ___________________________________________________________________________ Regiocoördinator Landelijke Werkgroep Archeologie Onder Water (LWAOW) Hans Bruggeman, Roer 16, 8032 GG Zwolle, tel.: 038-4546192, e-mail:
[email protected] ___________________________________________________________________________
Aardewerk Aardewerk is het verenigingsorgaan van AWN Flevoland - afdeling 21. Mits de bron wordt vermeld, is overname van artikelen toegestaan. Een exemplaar van het betreffende medium gelieve dan aan de redactie te worden gestuurd. Ruilabonnementen kunnen schriftelijk worden aangevraagd bij de redactie. Kopij, reacties e.d. te zenden aan Henk van den Berg, Ben van Rosmalen of Saskia Thijsse. Sluitingsdatum kopij voor het eerstvolgende nummer is: 1 februari 2006. Kopij bij voorkeur aanleveren via e-mail of per diskette in Times New Roman 11. Redactie Henk van den Berg, Koraal 32, 3893 EJ Zeewolde, tel.: 036-5222492, e-mail:
[email protected] Ben van Rosmalen, Bisschopstraat 30, 8325 BC Vollenhove, tel.: 0527-243307, e-mail:
[email protected] Saskia Thijsse, Karveel 44-2, 8231 DW Lelystad, tel.: 0320-240120 Dick Velthuizen, archeologisch medewerker Nieuw Land Erfgoedcentrum (NLE), Archeologisch Depot, Oostvaardersdijk 01-13, 8242 PA Lelystad, tel.: 0320-225939, tel.: mobiel 06-13243987, e-mail:
[email protected]
© Copyright AWN Flevoland / december 2005
AARDEWERK december 2005 blz. 2
ISSN: 1570-582X
Inhoudsopgave december 2005 Van de redactie ……………………………………………………………………………….….
1
Bestuursmededelingen …………………………………………………………………….…….. 1 Drie venijnbomen (taxus baccata) ………………………………………………………………. 2 Ben van Rosmalen Workshop veldsignalering op 8 april 2005 ……………………………………………………… 4 Maartje de Boer Lezing van Paulien de Roever over opgravingen Swifterbant ……………………….………….8 Marrie Tensen Verslag Afgevaardigdendag AWN op 5 november 2005………………………………………. 9 Jan Boes Lezing Daan Raemaekers over resultaten van de onderzoeken bij Swifterbant………………………………………...…………………………………………. 10 Marrie Tensen Cursus Swifterbant-aardewerk …………………………………………………………………. 15 Saskia Thijsse Swifterbant-aardewerk. Samenvatting van de aardewerkcursus op 9 oktober 2005………………………….………. 19 Paulien de Roever Verslag booronderzoek E170 op 29 oktober 2005 …………………………………………….. 23 Maartje de Boer en Tineke Heise Tentoonstellingen / lezingen / wetenswaardigheden …………………………………………… 25 Saskia Thijsse Vacatures ……………………………………...………………………………………………… 26 Planning doedagen / veldactiviteiten 2006 …...………………………………………………… 27 Maartje de Boer Bibliotheek AWN ……………………………………………………………………………….. 27 Promotie AWN ………………………………………………………………………………….. 28 Astrid Doppert
ISSN: 1570-582X
AARDEWERK december 2005
AARDEWERK december 2005 blz. 3
Van de redactie Elke redactie van een periodiek krijgt met dezelfde dingen te maken. In de eerste plaats is dat de deadline, in de tweede plaats de kopij en in de derde plaats de kwaliteit van het gebodene. Een redactie wil toch op zijn minst het beste van het beste. Deze redactie is erg tevreden. Onder andere waar het dit nummer betreft. Kort op het vorige nummer volgt alweer het exemplaar van december 2005 en dat is iets om trots op te zijn. De auteurs van de diverse artikelen zijn niet de minsten, de artikelen mogen er ook zijn en er hoefde niet eens druk te worden uitgeoefend (nou ja, bijna niet) om toegezegde kopij binnen te krijgen. Het betekent niet dat een redactie achterover kan leunen. Een periodiek in elkaar zetten gaat niet vanzelf. Zo zouden we bijvoorbeeld goed het verslag van excursies in 2005 kunnen gebruiken. Excursies vormen immers een van de pijlers van een verenigingsband. En die is nodig. Kunnen we nog een lid opwekken om hieraan aandacht te schenken? Als redactie kijken we met tevredenheid terug op het jaar 2005. Een enthousiaste medewerker (Ben van Rosmalen) kwam de redactie versterken. In Aardewerk stonden leuke en interessante artikelen van onze leden. Dankzij de inzet van het bestuur zijn de eerste schreden op het digitale pad gezet. Hierdoor wordt het mogelijk om in 2006 ons blad te publiceren op de verenigingswebsite die uitsluitend voor de afdelingsleden toegankelijk is. Het grote voordeel van de website is dat foto’s, grafieken e.d. in kleur bekeken kunnen worden, hetgeen de duidelijkheid van de artikelen vaak ten goede zal komen. Tevens kan er op foto’s en tekeningen ingezoomd worden om details beter te kunnen onderscheiden. Het streven is dat de redactie in de toekomst via het afdelings-emailadres bereikbaar zal zijn voor het toesturen van artikelen e.d. Kortom, professionaliteit komt stap voor stap de vereniging binnen. En over professionaliteit gesproken. De Stichting voor de Nederlandse Archeologie (SNA) heeft in een Bibliografisch overzicht voor de Nederlandse archeologie 2004 een 1600 titels van monografieën, rapporten en tijdschriftartikelen gepubliceerd. Behalve de ROB catalogus zijn ook 25 tijdschriften, waaronder Aardewerk, systematisch doorgenomen met hulp van een tiental deskundigen ‘uit het veld’. In dit overzicht figureren verschillende leden van onze afdeling (P.C. de Boer, C.C. Groothoff, A.A. Kerkhoven, S.M.S.C. Thijsse, D.E.P. Velthuizen), van wie artikelen – onder andere uit Aardewerk (sic!) – worden vermeld. Een bewijs dat we met Aardewerk inhoudelijk op de goede weg zijn. De redactie wenst vanaf deze plaats alle leden en sympathisanten van AWN Flevoland een heel voorspoedig en archeologisch interessant 2006. -------------------------------------Bestuursmededelingen Algemene Ledenvergadering 2006 De algemene ledenvergadering van onze afdeling wordt op zaterdag 8 april 2006 van 12.00 tot 16.00 uur in een van de zalen van het NLE te Lelystad gehouden. Noteer deze datum vast in uw agenda. Na afloop van de vergadering houdt Jan Venema van de Landelijke Werkgroep Archeologie onder Water (LWAOW) een lezing, ‘Schatzoekers archeologie en andere duikers’, waarin hij zal ingaan op de plaats van de amateur onder water binnen de archeologie in Nederland. Aan de orde komen onder meer de technische aspecten van de onderwater archeologie en de verschillen met de ‘droge’ archeologie. Ter afsluiting wordt de film ‘Onderzoek Scheurrak SO-1’ vertoond. Lidmaatschapskaart Met ingang van het komende jaar 2006 wordt aan alle leden van onze afdeling een lidmaatschapskaart verstrekt. Het is de bedoeling dat hiermee bij instellingen die voor AWN-ers interessant zijn (bijvoorbeeld musea) kortingen kunnen worden bedongen. Als eerste zijn wij met het NLE overeengekomen dat op vertoon van onze lidmaatschapskaart 50% korting op de toegangsprijs wordt verleend.
AARDEWERK december 2005 blz. 1
Drie venijnbomen (taxus baccata) Ben H. van Rosmalen In Willem Elschot’s werk Lijmen/het been wordt reclamedrukwerk aan de man of vrouw gebracht. Het lijkt heel wat. Alleen de naam al: ‘het wereldtijdschrift’. In dat tijdschrift wordt de lof bezongen van het bezochte bedrijf. Als de koper toehapt, wordt het drukwerk inderdaad op de afgesproken tijd en met de correcte factuur afgeleverd. Helaas: bezorgen moet de koper zelf doen. Zodoende blijft dat bedrijf zitten met tonnen nutteloos papier. U zult aan het eind van dit verhaal de parallel met het bovenvermelde ‘wereldtijdschrift’ en die taxusbomen ontdekken. Dit verhaal speelt zich af in een tuin bij mij in de buurt. U weet, denk ik, dat ik in de goede stad Vollenhove woon. Die heeft een historische kern. Grote woningen onttrekken de er achter gelegen tuinen aan het oog. Zo kan het gebeuren dat er in rustieke tuinen bomen en heesters staan die men er niet direct zou verwachten. In mijn geval waren dat taxusbomen. Ze worden ook wel venijnbomen genoemd. Bij toeval kwam ik achter het bestaan van die bomen. Vermoedelijk weet iedereen met belangstelling voor archeologie, wat het begrip taxushout inhoudt. Het was – en is – een veel gezochte houtsoort waarvan men bogen, bijlstelen en andere gebruiksvoorwerpen maakte en nog maakt. Taxushout groeit traag en is schaars. Zowel de experimentele archeologie als moderne boogschutters zijn er dol op. De zeer grote tuin waar het hier om draait, werd in oktober 2005 opgeknapt. Ik nam daar een kijkje en ik kon mijn ogen niet geloven. Er stonden maar liefst zeven reusachtige taxusbomen, waar werktuigen brommend omheen cirkelden. Met een motorzaag werden bomen en heesters geveld. Op mijn vraag wat het plan was voor de taxusbomen, kreeg ik ten antwoord dat de drie grootste bomen er uit gingen. Daarna kon ik mijn oren niet geloven. Want zowel de eigenaar als de uitvoerder die betrokken was bij de tuinrenovatie, maakten geen bezwaar tegen mijn aanbod om die bomen weg te halen. Er was maar één voorwaarde. Twee dagen later, op een zaterdag, moesten de bomen uit de tuin zijn afgevoerd. Wat ik er verder mee deed, was mijn zaak. Daar stond ik. Enige uren later mailde ik naar diverse contactpersonen. Of iemand belang had bij taxushout? Dat had men. Maar het was wél een beetje kort dag, vonden ze. En hoe moesten ze dat hout vervoeren? En als ze zaterdag niet konden komen, kon er dan niet iets geregeld worden? En mochten de stammen ook een tijdje blijven liggen tot ze tijd hadden? En waren de stammen behoorlijk recht? Maar niemand bood zich aan om te komen. Op één na, mijn kennis E.M. Die kon op die zaterdag komen. Hij zou een motorzaag meenemen en hij had ook een aanhanger. Welgeteld één paar helpende handen. Nu ben ik nogal een zenuwlijder op dat gebied. Wat moest ik doen? Wat had ik op mijn hals gehaald? Mijn organisatievermogen reduceerde tot nul. Maar wie mijn kennis E.M. kent, weet dat hij de rust zelve is. Iemand met een relativeringsvermogen zo groot als de hoogste taxusboom. Zaterdagmorgen was het moment daar. En stonden we beteuterd tegen die bomen op te kijken. Ze bleken namelijk wel héél erg groot te zijn. En heel dik. Er zaten takken aan zo dik als een mannenarm. Omzagen was één ding, maar wat moesten we er verder mee beginnen? Hoe zou dat aflopen, want ik had het toch beloofd? Gelukkig voor ons velde de uitvoerder, die op die dag ook ter plekke was, voor ons de bomen. Hij had zelfs een paar hulpjes meegebracht. Maar voor de rest moesten we ons maar zien te redden. We krabden ons op het hoofd en gingen toen maar aan de slag. We deden wat we konden. De dunne takken verdwenen in een versnipperaar die door de hulpjes werd bediend. De dikste legden we terzijde. We verdeelden de stammen in delen van twee meter. De motorzaag ronkte, wij zaagden, ploeterden, kapten, sjouwden en sleepten. Helaas bleken die twee meter lange stammen óók nog onhanteerbaar zwaar te zijn. De zwaarste werd over de lengte doorgezaagd. Bijna gebroken laadden we aan het eind van de middag de aanhanger vol. Deze kon beladen worden met twee ton. Ik verzeker u dat die twee ton ruimschoots werd benaderd maar niet voordat we hulp van de uitvoerder hadden gekregen. Die stelde ons een klein rupsvoertuigje ter beschikking. AARDEWERK december 2005 blz. 2
Dankbaar aanvaardden we zijn aanbod. Hij zag natuurlijk dat we die klus samen nooit konden klaren……… Het spreekt vanzelf dat ik goed aan mezelf heb gedacht. Dat ik zelfs ruimschoots aan mezelf heb gedacht omdat een buitenkans als deze maar één keer voorkomt. Een deel van de stammen en takken werd, zo goed en zo kwaad als het ging, met een kruiwagen in mijn tuin opgeslagen. Enfin, om de draad met de openingszin op te pakken: er waren daarna nog twee mensen die beloofden wat stammen en takken te komen weghalen. Maar wat er toen nòg overbleef …..Een klein tuintje, met véél hout. Nou ja, dacht ik, er zal me wel een briljant plan te binnen schieten. Maar toen belde de Prehistorische Nederzetting in het Natuurpark Lelystad. Of zij het hout mochten hebben. En het werd nog opgehaald ook. Opgelost! In mijn tuintje ligt nu, december 2005, nog één stam.Voor mij. Voor mij alleen.
Foto’s Ben van Rosmalen
AARDEWERK december 2005 blz. 3
Workshop veldsignalering op 8 april 2005 Maartje de Boer Veldsignalering is van oudsher een taak van de amateur-archeoloog. We worden niet voor niets de ‘oren en ogen’ van de professionele archeologie genoemd. Maar het lijkt er op dat binnen de afdeling Flevoland deze activiteit de laatste jaren steeds meer naar de achtergrond is verdwenen. Hoe dat komt? Dat is niet goed te zeggen: we zijn een behoorlijk actieve afdeling maar juist die initiële veldsignalering is iets dat meestal niet in groepsverband gebeurd. We moeten het daar juist hebben van het individu die zijn ‘oren en ogen’ open houdt als hij of zij door de provincie rijdt. En misschien hebben we daar wel minder tijd voor gekregen, of weten we niet meer zo goed waar we dan op zouden moeten letten en wat we dan zouden moeten zien. Hoe het ook zij: de taak veldsignalering is op zich niet minder belangrijk geworden, misschien juist wel belangrijker als vangnet voor wat er in de professionele en commerciële archeologie gebeurt (of moet ik zeggen: juist niet meer gebeurt). Het is natuurlijk zo dat op het moment van signalering een verstoring vaak al grotendeels heeft plaatsgevonden en dat we, tenzij een vindplaats van echt groot belang is, een verdere verstoring ook niet tegen kunnen houden. Maar misschien kunnen we wel tijd winnen om het nog niet verstoorde deel te onderzoeken. En ook al is een vindplaats stuk gemaakt, door de vondsten te verzamelen kunnen we toch veel informatie krijgen over de vindplaats en krijgen we meer kennis van het gebied, wat weer van groot belang is voor het uitvoeren van toekomstige archeologische vooronderzoeken. Tijd dus voor wat nadere uitleg en instructie van degene die ons daar bij uitstek iets over kan leren: Dick Velthuizen. Dit heeft hij gedaan in de vorm van een workshop op 8 april 2005. Na enige theorie en basisprincipes zijn we onder zijn deskundige leiding de polder in gereden om ook met eigen ogen te aanschouwen waar je nou zoal op moet letten als je daar rond rijdt. De workshop kon noodgedwongen alleen aan een beperkte groep van leden worden gegeven. Om alle leden wel van deze informatie te voorzien en iedereen weer eens (opnieuw) kennis te laten maken met deze materie, vinden jullie hieronder een korte uiteenzetting van het fenomeen veldsignalering. In 2006 worden weer twee workshops over dit onderwerp gegeven: nogmaals een basiscursus veldsignalering voor degenen die deze alsnog willen volgen, en een vervolgcursus waarbij het accent ligt op het overbrengen van een locatie vanuit het veld naar een kaart en vice versa. Het is namelijk wel zo handig als je, na een verstoring te hebben gesignaleerd, de exacte locatie kunt overbrengen naar het beschikbare kaartmateriaal en hiermee de locatie ook door middel van kaarten, boeken, oud onderzoek etc. kunt bekijken. Maar goed, dat is voer voor later. Nu eerst de basisprincipes van veldsignalering. Het gaat er in feite om dat je een bodemverstoring signaleert. Dat begint met het zien en beseffen van wat (mogelijke) verstoringen zouden kunnen zijn. Je kunt een verstoring op meerdere manieren lokaliseren: 1. kijk om je heen als je onderweg bent; 2. lees in de huis-aan-huis bladen of regionale dagbladen de aankondigingen van provincie en gemeente (bestemmingsplannen). Let hierbij ook vooral op kleinere dingen zoals de bouw van een grote schuur. Maar ook de grotere werkzaamheden kunnen interessant zijn: hier voert men meestal wel netjes archeologisch vooronderzoek uit en er verschijnt een rapportage. Maar dit zegt niet alles, er kunnen alsnog archeologische sporen in de grond zitten. Als vervolgens het graafwerk begint wordt dit pas duidelijk, juist dan kun je nog dingen ontdekken en signaleren. 3. let op de locale omroep: tv/radio Flevoland; 4. via via… Over wat voor verstoringen hebben we het dan, niet alles zal immers even relevant zijn: a) graafwerk: bouwterreinen voor woonwijken en industrieterreinen, maar ook windmolens (die verstoren toch zo’n 10 à 20 vierkante meter), stallen en mestkelders (deze zorgen vaak voor vrij diepe verstoringen); b) wegen & waterwegen, oevers, paddenpoelen, riolering; AARDEWERK december 2005 blz. 4
c) grote transportleidingen (voor water, gas, riool etc.). Hiermee zijn vaak lange afstanden gemoeid. Los van eventuele verstoring van archeologie is dit een mooie gelegenheid om het bodemprofiel goed te zien over zo’n afstand. De aanleg van riolering gaat bovendien vaak gepaard met enorme sleuven. d) landbouw: (diep)ploegen, dit gebeurt meestal in de herfst en winter. Hierbij worden regelmatig rivierduinen aangeploegd, zoals jullie bijvoorbeeld kunnen lezen over E170. De volgende vraag is hoe je dan ter plekke kunt zien óf er sprake is van een mogelijke verstoring van archeologische sporen. Niet elk bouwterrein of elke riolering wordt immers aangelegd op een archeologisch interessante plek, niet elke bodemverstoring is een bedreiging voor de archeologie. Dit is helaas niet met een eenvoudige opsomming van kenmerken te beschrijven: wat we hier wel over kunnen zeggen is dat je vooral moet kijken naar uitgeworpen gronden die kunnen duiden op het naar boven halen van de oude (intacte) bodem. Let hierbij vooral op wat voor soort grond het is: - veen (donker, vol plantenresten en hout); - donker zand met evt. plantenresten (mogelijk een A-horizont), dit duidt op een intacte bodem waarin mogelijk resten van steentijdbewoning aanwezig zijn; - bruin zand (B-horizont): ook hierin kunnen nog archeologische resten uit de steentijd aanwezig zijn. - geel zand (C-horizont) is een laag waarin zelden archeologisch materiaal wordt gevonden; - blauwgrijze kleien (van oeverwallen) daarentegen kunnen ook materiaal uit de steentijd bevatten. - is een akker bijv. gediepploegd en zie je tussen de donkere klei een lichtere zanderige vlek verschijnen, dan is dit een goede aanwijzing dat bij het ploegen een rivierduin is geraakt. Misschien dus een archeologisch interessante plek.
Å De lichte vlek is een aangeploegde rivierduin ten zuiden van Schokland.
(foto Dick Velthuizen)
Verder is het aan te raden om, als je een verstoring hebt gelokaliseerd, ook de bodem- en profielkaarten in het archeologisch depot te raadplegen, de bodemkundige code en profielen kaarten en andere literatuur hierover: wat is er bekend over archeologische perioden op de plek van verstoring, is er eerder onderzoek gedaan (onderzoeksrapporten), zijn er luchtfoto’s etc. Je kunt wel een zanderige plek waarnemen maar als dit de locatie van een oude zandput is, is verdere actie niet nodig. Belangrijk om te bepalen of iets een relevante verstoring is, is dat je een beeld hebt van hoe het oude landschap van Flevoland er uit zag: het Pleistocene zand vind je onder de hele bodem, maar stroomgeulen en oeverwallen/rivierduinen waren niet overal aanwezig. Deze zijn aangegeven op de bodemkaarten, maar je kunt ze ook letterlijk voelen als je over de wegen door de polder rijdt met hobbels en kuilen er in: je voelt dat je door een dal of over een heuvel rijdt.
AARDEWERK december 2005 blz. 5
Dit alles met elkaar combineren is eigenlijk vooral een kwestie van ervaring en kennis opbouwen: in het begin heb je kans dat 9 van de 10 verstoringen niets blijken te zijn. Maar die ene verstoring die tot het redden van archeologische informatie leidt, is dit meer dan waard. Stel: je hebt een bodemverstoring gelokaliseerd en hebt het vermoeden dat hier wel eens een archeologische vindplaats verstoord zou kunnen worden. Wat doe je dan? 1. erg belangrijk voordat je een terrein op gaat om een verstoring van dichtbij te bekijken is: vraag altijd toestemming aan de eigenaar of het bouwbedrijf voordat je een akker of bouwterrein op gaat!! Leg hierbij uit wat je wilt doen en waarom. Het is tenslotte zijn of haar land, je kweekt hiermee enorm veel goodwill. Bij bouwterreinen kun je het beste ’s avonds of in het weekend het terrein opgaan, dan zit je de bouwers niet in de weg. Krijg je geen toestemming of is het bouwterrein omringd door hekken, ga dan niet toch zelf het terrein op maar bel eerst met de uitvoerder en vraag op die manier toestemming. Kijk zelf ook altijd goed uit op een bouwterrein en let op borden ‘verboden toegang’: hier wordt vaak met gevaarlijke machines gewerkt, er kan slappe grond liggen waar je in weg kunt zakken etc. Veiligheidshalve is het dan ook beter om dit niet alleen te doen maar met mede-AWN’ers. 2. waar let je op als een je mogelijke verstoring bekijkt: - kijk goed naar de uitgeworpen grond (storthopen) bij grote graafwerkzaamheden en let dan op de verschillende grondsoorten zoals veen en zand in alle kleuren (zoals hierboven uitgelegd). - let op het aanwezig zijn van hout (bewerkt), dit duidt op mogelijke scheepsresten - let op oude bakstenen (kloostermoppen) en scherven, botten etc. 3. wat doe je als je iets vindt? - maak een schets van de locatie: gebruik hierbij herkenbare vaste punten zoals wegen, huizen, sloten etc. en teken de plek van verstoring in ten opzichte van deze vaste punten. Probeer ook het kavelnummer en evt. huisnummers te vermelden; - geef aan hoe je de locatie hebt gevonden: is het een stortvondst, is het een zandige of venige plek etc. Geef dit aan in je schets; - geef in de schets altijd aan waar het noorden is d.m.v. een noordpijl; Een voorbeeld van een goede schets: N Bant / A6 ->
Erf, nr. 56
Kavel L18
Steen / donkere plek sloot
sloot
-
als je iets vindt bij graafwerkzaamheden in een profiel, geef dan aan hoe diep onder het maaiveld de vondst zat en wat de bovenliggende grondlagen zijn;
AARDEWERK december 2005 blz. 6
-
-
zet evt. een markering in het veld zodat je later de locatie alsnog exact kunt inmeten; neem, indien mogelijk, foto’s van de locatie; neem eventueel vondstmateriaal dat je direct ter plekke aantreft mee: in het archeologisch depot kun je dit beter determineren en documenteren dan in het veld; laat voordat je weer weggaat de eigenaar of het bouwbedrijf altijd even weten dat je weer weggaat en vertel wat je bevindingen en evt. vondsten zijn. Geef ook aan dat je het vondstmateriaal meeneemt voor determinatie / documentatie, maar dat, als de eigenaar dat wil, het materiaal daarna naar hem/haar toegaat. meld de verstoring bij de veldcoördinator van de AWN (Tineke Heise) of/en bij Dick Velthuizen. Vondstmateriaal lever je altijd in bij het depot. en tot slot: het is voor de hele afdeling natuurlijk interessant om te weten wat er aan verstoringen en/of vondsten wordt gedaan door de eigen leden. Het zou dan ook leuk zijn als de vind(st)er hier een artikeltje over schrijft voor de Aardewerk. Als je dit doet, vermeld dan de naam van de eigenaar en stuur de eigenaar de betreffende Aardewerk toe. Een goed contact met een eigenaar zorgt voor begrip en medewerking bij eventuele vervolg activiteiten.
Tineke Heise bij een deels uit de grond getrokken scheepswrak bij Almere. (foto Dick Velthuizen) Ter afsluiting van dit artikel wil het bestuur van onze afdeling nogmaals benadrukken dat het niet de bedoeling is dat je tijdens de signalering van een verstoring zelf een volledige veldverkenning uitvoert. Het gaat hier uitsluitend om vondstmateriaal dat je met één oogopslag ziet liggen of dat anders verloren gaat. In alle andere gevallen meld je de verstoring en eventueel vondstmateriaal bij Tineke en/of Dick. In overleg met hen wordt de archeologische waarde van de locatie vastgesteld en wordt, indien nodig, een aanvullende veldverkenning georganiseerd. Dit laatste gebeurt in principe in groepsverband zodat ook andere AWN-leden hier aan mee kunnen werken.
AARDEWERK december 2005 blz. 7
Lezing van Paulien de Roever over opgravingen Swifterbant Marrie Tensen In oktober 2004 hield Paulien de Roever in het kerkje op Schokland een lezing over de opgravingen bij Swifterbant in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw. De lezing, die werd georganiseerd door de Vrienden van Schokland, wordt hieronder kort samengevat. De eerste opgravingen bij Swifterbant werden verricht door Van der Heijde, archeoloog van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP). Het onderzoek werd daarna overgedragen aan het Biologisch-Archaeologisch Instituut (BAI) van de Rijks Universiteit Groningen (RUG), waarna door Van der Waals werd opgegraven in de jaren 1970. Paulien de Roever nam aanvankelijk deel als studente, deed later promotieonderzoek en promoveerde in april 2004 (eerste promotor Louwe Kooijmans) op het proefschrift Swifterbant-aardewerk. Een analyse van de neolithische nederzettingen bij Swifterbant, 5e millenium voor Christus (Groningen Archaeological Studies 2). Het onderzoek wordt nu sinds kort voortgezet door Daan Raemaekers van het Groninger Instituut voor Archeologie (GIA, het vroegere BAI) van de RUG. In de zomers van 2004 en 2005 is er opnieuw bij Swifterbant opgegraven. Er wordt nu onder andere ook botanisch onderzoek gedaan door middel van fijnmazig zeven. Dit is niet gedaan bij de eerdere opgravingen. De resultaten hiervan worden geanalyseerd door de archeobotanicus van het GIA, René Cappers. Tevens staan er meer opgravingen gepland. (Zie ook Aardewerk van september 2005). Het landschap ter plaatse bestond uit een getijdesysteem met getijdegeulen, oeverwallen (klei), rivierduinen (zand) en komgronden (moerassig). Door getijdewerking werd klei afgezet, zowel bij opkomend water (vloed) als bij neergaand water (eb). Bij Swifterbant is een deel van het huidige landschap door de provincie beplant om daarmee het oude landschap zichtbaar te maken: op de getijdegeulen bomen, op de oeverwallen gras en op de komgronden eveneens bomen. Bij de opgravingen in de jaren ’70 werden onder andere de volgende vondsten gedaan: • Palen, hout en bot: doordat dit materiaal anaëroob bewaard is gebleven, was het in goede conditie, hetgeen zeer bijzonder is. • Grondsporen: o.a. asplekken en houten paaltjes. • Op de rivierduin vond men bewoningssporen (haarden) uit het Mesolithicum, C14 gedateerd op o.a. 6.500 vC en 5.600-5.500 vC. Tevens werden bewoningssporen uit het Neolithicum aangetroffen (‘oeverwallentijd’). • Rietbedekking op de grond: de hypothese is dat bij aanvang van de bewoning in de zomer de grond zompig was en daarom bedekt werd met rietbundels. Zo werd er een haard gevonden met rietbedekking eronder, daarop lagen klei met daarop de haard. • Van houten kano’s is bekend dat men ze had, maar deze werden bij de opgravingen niet gevonden. • Bot: in totaal werden 26 skeletten aangetroffen, zowel op de rivierduin als op oeverwallen. Bewaard door de invloed van het water, waren de botten zompig geworden. Er werden delen van een melkgebit en losse botten gevonden. De aangetroffen tanden zijn vergelijkbaar met gebitten zoals die bekend zijn van jagers/vissers/verzamelaars. Op vindplaats S2 werden 9 van de 26 skeletten gevonden – een van hen was de ‘hoofdman’ met zijn barnsteen en git. Zowel barnsteen als git kwamen van elders in Europa, waaruit geconcludeerd kan worden dat er contact is geweest. met andere streken. De skeletten zijn van diverse leeftijden, waaruit geconcludeerd wordt dat men rond trok in familieverband. Verder is er bot van hond, varken, rund en een kleine hoeveelheid schaap/geit aangetroffen. • Botanisch: sporadisch werd bij de primitieve manier van zeven (in een betonmolen met slootwater en toevoeging van waterstofperoxide) verkoold graan aangetroffen: naakte gerst en emmertarwe. Onderzoek van dit materiaal werd gedaan door Van Zeist en Rita Palfrenier-Vegter, beiden van het toenmalige BAI. • Het aardewerk bestond onder andere uit puntbodemige potten met diverse doorsneden (25-35 cm) en inhoud (3-5 liter). De hypothese is dat dit kookpotten waren. Ook werd aardewerk van 10-15 liter inhoud gevonden, dat mogelijk voor opslag diende. Er waren diverse mageringen gebruikt, zowel organisch als anorganisch. De potten waren vervaardigd door kleirolletjes te stapelen.
AARDEWERK december 2005 blz. 8
• Versiering kwam voor in de vorm van putjes, lijntjes (rietindrukken) en was vooral op de schouder, soms op de hele pot aangebracht. Het aardewerk is vergelijkbaar met dat van de Ertebølle-cultuur, die het kustgebied van Noord-Frankrijk, België, Nederland, Duitsland, Denemarken, Polen en Rusland bestreek. Ook het Ertebølle-cultuur-aardewerk is opgebouwd uit kleirolletjes. De Ertebølle-cultuur was gelijktijdig aan en had contact met de landbouwers op de lössgronden. Men had tevens kennis van het aardewerk van de landbouwers, met hun andere techniek (geknede potten). De theorie van Waterbolk (GIA) is dat Ertebølle-potten werden gebruikt om vis in te koken en om voedingsstoffen in te bewaren; in Japan zijn hiervan parallellen te vinden. In het algemeen wordt nu aangenomen dat aardewerk waarschijnlijk landbouw en vaste woonplaatsen pre-dateert. • Het vuursteen en natuursteen dat bij eerdere opgravingen werd gevonden, wordt nu bestudeerd door een Belgische promovenda bij het GIA, die voor haar promotieonderzoek alle in Flevoland opgegraven vuur- en natuursteen analyseert. • Er werd één coproliet (versteend uitwerpsel) opgegraven, een heel bijzondere vondst. Het is typerend voor Swifterbant dat jagen/vissen/verzamelen voorkwam in combinatie met een klein beetje landbouw. -------------------------------------------
Verslag Afgevaardigdendag AWN op 5 november 2005 Jan Boes Jaarlijks wordt in Amersfoort de landelijke Afgevaardigdendag van de AWN gehouden in het gebouw van de ROB. Dit jaar was er een limiet gesteld aan het aantal afgevaardigden dat mocht komen. Vanuit het bestuur van onze afdeling zijn Astrid Doppert en Jan Boes ernaartoe gegaan. Belangrijke punten die aan de orde kwamen, waren: • Dhr. E.H.P. Cordfunke heeft tips op papier gezet wat wel en vooral wat ook niet gearchiveerd hoeft te worden binnen de besturen van de afdelingen. • Er werd vermeld dat Marty van Loenen-van den Akker nu de functie van pr-functionaris gaat vervullen. • Een boekwerkje Verleden wordt Heden is verschenen met handwijzingen hoe je om moet gaan met diverse instanties, regelgevingen e.d. Dit boekje hebben we meteen ook voor de afdeling aangeschaft. • Er blijkt door OC&W een gratis magazine voor elke afdeling uitgegeven te worden betreffende de ontwikkelingen rond Malta. • Gemeentes kunnen (onder strenge voorwaarden) aanspraak maken op subsidie van het rijk voor opgravingen. • Het ROB en de Rijks Monumentenzorg worden samengevoegd. • Het SNA en het NCM (Nationaal Contact Monumenten) gaan eveneens fuseren. • De vraag werd gesteld of er na het vrijgeven van een terrein door de ROB een terugkoppeling kon komen naar de betreffende afdeling van de AWN, zodat deze afdeling daar mogelijk nog nader onderzoek zou kunnen doen. • Verder is er tegenwoordig meer interesse voor het cultuur-historisch landschap, zodat dit ook meegenomen zal worden in de planologische ontwikkelingen. Ten slotte gaf deze dag natuurlijk weer een mogelijkheid om met bestuursleden van andere afdelingen van gedachten te wisselen.
AARDEWERK december 2005 blz. 9
Lezing Daan Raemaekers over resultaten van de onderzoeken bij Swifterbant Marrie Tensen Van 27 juni tot en met 22 juli 2005 vond er een veldcursus plaats aan de Vuursteenweg bij Swifterbant onder leiding van Daan Raemaekers van het Groninger Instituut voor Archeologie (GIA) van de Rijks Universiteit Groningen (RUG). Deelnemers waren studenten van het (GIA) en leden van de AWN Flevoland. Daan Raemaekers is in Leiden op Swifterbant-onderzoek gepromoveerd (dissertatie: ‘The Articulation of a 'New Neolithic'. The Meaning of the Swifterbant Culture for the process of Neolithisation in the western part of the North European Plain’, 1999). Ter voorbereiding op de veldcursus hield hij op 28 juni een lezing in het Nieuw Land Erfgoedcentrum. In het gebied waar de veldcursus werd gegeven, hebben al eerder onderzoeken plaatsgevonden. De lezing behandelde de resultaten van de onderzoeken in de vorige eeuw en de vragen die nog onbeantwoord zijn. Deze vormen het uitgangspunt van het nieuwe Swifterbantproject dat in 2004 met nieuw veldwerk zijn aanvang nam. Getracht wordt om antwoord te vinden op de vraag waarom 6000 jaar geleden mensen zo graag naar Swifterbant trokken. Overzicht van de lezing: 1.
Status quo van het onderzoek
1.1. Neolithisatie 1.2. Opgravingen Swifterbant jaren ’60-‘70 2.1. Vraagstellingen 2.2. Campagne 2004 2.3. Campagne 2005
2.
Nieuw onderzoek
3.
Nieuwe perspectieven
1.
Status quo van het onderzoek
1.1. Neolithisatie Het traditionele beeld in het onderzoek naar het ontstaan van landbouw (b.v. Zvelebil, 1986) onderscheidt drie fasen in het ontstaan ervan: 1. Availability phase: kennis van de landbouw is wel aanwezig maar wordt niet toegepast. In Nederland zou deze fase hebben geduurd van 5300-4200 vC. 2. Substition phase: over heel Europa wordt the Neolithic package, een soort ‘starterspakket’ voor boeren, ‘uitgerold’. Naast jager/verzamelaar wordt men nu ook boer (4200-3400 vC). 3. Consolidation phase: het boerenbestaan is ingeburgerd. Naast boer is men nog jager/verzamelaar (vanaf 3400 vC). Informatie uit recente opgravingen (A27 bij Almere, Hardinxveld/Giessendam) heeft tot nieuwe inzichten geleid. Zo is meer informatie bekend geworden over de periode van de availability phase, bijvoorbeeld dat men vanaf 4700 vC vee hield. Uiteraard zijn er nog steeds aanzienlijke hiaten in de archeologische kennis, zowel in tijd als in plaats. Door deze nieuwe inzichten is de idee van the Neolithic package inmiddels verlaten. 1.2. Opgravingen Swifterbant jaren ’60-‘70 Tijdens de inpoldering heeft de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP) profieltekeningen van alle slootkanten gemaakt. Hierdoor en door grondboringen is de bodem van Flevoland goed in kaart gebracht. Het eerdere onderzoek bij Swifterbant in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw concentreerde zich enerzijds op de rivierduinen die aan het eind van de laatste IJstijd werden gevormd. Er werd bewoning uit Meso- en Neolithicum aangetroffen. De conservering bleek vrij slecht te zijn, hoewel wel skeletten zijn aangetroffen. Er was waarschijnlijk sprake van aardewerkvoerend Mesolithicum; dit is inmiddels een geaccepteerd idee. Neolithisatie vormde de centrale vraag van dit onderzoek.
AARDEWERK december 2005 blz. 10
Anderzijds werd ook gekeken naar de oeverwallen. Hier werden bewoningsresten uit het Neolithicum aangetroffen, te dateren tussen 4200 en 4000 vC. De conservering in de geul was iets beter dan op de rivierduinen. De relatie tussen nederzetting en begraving (gelijktijdig?) kon niet worden bepaald. Vondstcategoriëen waren vuursteen, aardewerk, botanisch en zoölogisch materiaal. 2.
Nieuw Swifterbant onderzoek
2.1. Vraagstellingen De onderzoeksvragen zijn tweeledig: enerzijds inhoudelijk, anderzijds met betrekking tot de Archeologische Monumenten Zorg (AMZ). Drie partijen nemen aan het onderzoek deel: - het Groninger Instituut voor Archeologie van de Rijks Universiteit Groningen (Daan Raemaekers en René Cappers). - de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (Hans Peeters). - de provincie Flevoland (André Kerkhoven), het Nieuw Land Erfgoedcentrum (Dick Velthuizen) en de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland, afdeling Flevoland. Onderzoeksvragen – inhoudelijk: 1. Regionale analyse: hoe gebruikte men het landschap? 2. Off-site analyse: onderzoek naar activiteiten die buiten de bewoningssite plaatsvonden, zoals slachten, looien, weiden van vee, begraven van doden. 3. Neolithisatie. Onderzoeksvragen – AMZ: Voor de Archeologische Monumenten Zorg (AMZ), gericht op duurzaam behoud en conservering, was de kwaliteit van de vondsten van belang. Verbrand bot is bijvoorbeeld duurzamer dan onverbrand bot. Onder andere door drainage bleek veel oxydatie te zijn opgetreden, leidend tot veel ijzerconcreties rond plantenwortels. Er zijn bij de opgraving van 2004 slijpplaten gemaakt. Mede op grond van de kwaliteit van het botmateriaal is nu de hypothese dat de kwaliteit van het materiaal in de bodem al in de prehistorie achteruit is gegaan, en dat het niet zozeer gaat om recent kwaliteitsverlies. Voor prospectiekenmerken: zie RAAP rapport no. 1000. Verder gaven de boringen die door de AWN werden uitgevoerd informatie over vondst-dichtheden, ruimtelijke spreiding van houtskoolresten en rijpheid van de klei. Te onderzoeken: 1. Kreeksysteem: opgraving van verschillende landschappelijke elementen. 2. Rivierduinen: booronderzoek (evt. opgraving) naar afvallagen op flanken van duinen. 3. Regio: paleogeografische kaarten, gebruik van het landschap door toenmalige bewoners. Vindplaats S3: het feit dat de vondsten tijdens de opgravingen in de jaren ’60-’70 snel werden verzameld, hand-picked uit de sleuf, leidt tot volgende vragen: 1. Hoe representatief zijn de vondsten voor dierlijke voedselbronnen? Wat is de invloed van de wijze van vondsten verzamelen op de soortenlijst? 2. Was er akkerbouw of niet? 2.2. Campagne 2004 Vindplaats S2 Bij de opgravingen in de jaren ’60-’70 werd gezeefd met behulp van een betonmolen, met een mengsel van water en waterstofperoxide. In 2004 is opgegraven in de geul, op de oeverwal en in het drasland (voorheen komgrond genoemd). Met het oog op de vraagstelling betreffende akkerbouw is in overleg met GIA’s archeobotanicus René Cappers de hele opgraving als een botanische opgraving beschouwd. Uit ieder vak van 1 x 1 m is een botanisch monster van 1 liter genomen dat op het GIA is gezeefd met behulp van zeven, opeenvolgend aflopend van 2 mm naar 0.5 mm, om zowel graankorrels als (akker)onkruiden te vinden.
AARDEWERK december 2005 blz. 11
Daarnaast werd de inhoud van de put op de oeverwal, die 16 m2 groot was en werd opgegraven in vakken van 50 x 50 x 5 cm, in zijn geheel ter plekke gezeefd met slootwater, met behulp van de ‘hondehokken’. Dit zijn kunststof hokken die speciaal zijn vervaardigd voor het nat zeven op de opgraving. Bovenin bevindt zich een spuitmond voor het slootwater dat gebruikt wordt voor het zeven. In het hok wordt onder de spuitmond een kruiwagen geplaatst die zeven heeft aan de zij- en onderkant en waarin zich het te zeven monster bevindt. Door het water spoelt de aarde weg, waarna de vondsten uit de kruiwagen worden gehaald en verder kunnen worden bewerkt (drogen, sorteren, determineren). Uit ongeveer de helft van de vakken die ter plekke waren gezeefd, kwamen graankorrels; de litermonsters die op het GIA werden gezeefd, leverden echter geen graan op. Off-site werd een houten paal aangetroffen en de gebruikelijke ruis van de omgeving.
Het zeven van grondmonsters in de ‘hondenhokken’. Campagne 2005. (foto’s Marrie Tensen)
AARDEWERK december 2005 blz. 12
S2 - resultaten 1. botanisch: betekent het aangetroffen graan dat men daadwerkelijk akkerbouw bedreef? 2. zoölogisch: bijzondere soortenlijst; uit de zeven kwam veel klein spul, met matige conservering. 3. ruimtelijke informatie. 4. taphonomie: hoe goed ( of niet goed) zijn de vondsten in de grond geconserveerd gebleven? 2.3. Campagne 2005 De opgraving op vindplaats S4 duurde van 27 juni t/m 22 juli 2005. Op zaterdag 16 juli 2005 vond een Open Dag plaats. Op 27 juni , de eerste dag van de opgraving, is een sleuf getrokken door vier landschapseenheden: 1. drasland. 2. oeverwal – vindplaats S4. 3. geul. 4. oeverwal – geen vindplaats. De eerste ‘vondst’ betreft een ankerspoor, een recent spoor, getrokken door het anker van een schip dat de Zuiderzee of het IJsselmeer bevoer. Verder zijn aardewerk en vuursteen aangetroffen, en een bot met kapspoor. Doordat de lezing kort na aanvang van de opgraving gegeven werd, waren op dat moment verder nog geen resultaten bekend. 3.
Nieuwe perspectieven
3.1. Akkerbouw Bij de eerdere opgravingen werden volgende constateringen gedaan: • Pollendiagram bij Swifterbant bevat pollen van Cerealia. • Graanresten (onderzoek van het materiaal van de eerdere opgravingen door Van Zeist van het GIA): graankorrels en fragmenten, onder andere aarspil-fragmenten van naakte gerst en emmertarwe, twee soorten die altijd samen worden aangetroffen in Swifterbant locaties. • Microscopisch onderzoek van gebruikssporen: sikkels? • Natuursteen: onder andere maalstenen. Van Zeist vroeg zich daarom af: “Alle sporen zijn er, maar waar waren de akkers?!” Het is jammer dat indertijd de botanische en archeologische gegevens als irrelevant werden behandeld: het landschap was determinant. Daarom is een herwaardering nodig: alle gewenste archeologische en botanische gegevens zijn aanwezig. Nieuwe informatie kan komen uit diatomeëen en uit slijpplaten. Diatomeëen of kiezelwieren zijn kleine (10-100 micrometer) eencellige wieren met een extern skelet van kiezel (siliciumdioxide), die ongeveer 10.000 soorten tellen en al tijdens het Jura-tijdperk overvloedig op aarde voorkwamen. Opeenvolgende afzettingen van diatomeeën kunnen na analyse gebruikt worden om een klimaatreconstructie te maken van het afzettingsgebied. Diatomeeën zijn daarmee indicatoren van het eertijdse milieu. Hoewel ze normaliter snel vergaan, zijn ze in Swifterbant zeer goed geconserveerd doordat ze waren afgedekt door de klei. Onderzoek ervan in 2004 wijst op een omgeving die ‘s zomers droog was en ‘s winters nat. Slijpplaten zijn dunne plaatjes die uit het profiel gestoken worden, geconserveerd en vervolgens geslepen, om zo een micro doorsnede te hebben van de grond. Uit onderzoek in 2004 door de ROB in samenwerking met Wageningen UR kwam naar voren dat de grond weliswaar omgewoeld was, maar dat dit minder intensief had plaatsgevonden dan met ploegen het geval zou zijn geweest. Het model dat hieruit voortkomt heeft de volgende elementen: - men deed aan risicospreiding en had daarom een ‘extended broad spectrum economy’ - er is een verwacht klein belang van akkerbouw - slijpplaten wijzen op extensieve grondbewerking - natuurlijke rijkdom van deze wetland regio.
AARDEWERK december 2005 blz. 13
De akkerbouw in Swifterbant, zo die er is geweest, kenmerkt zich door: - kleinschalige akkerbouw - risicospreiding door naast elkaar telen van naakte gerst en emmertarwe - juist in gradiënt-rijke gebieden met veel variatie in de natuurlijke omgeving. 3.2. Neolithisatie Betekenis van botspectra voor het bepalen van de gebruikte mobiliteits-strategieën: een hoog percentage wilde dieren wijst op een mobiel bestaan (jager-verzamelaars), een laag percentage wilde dieren op een sedentair bestaan (boeren). Twee modellen: residentiële versus logistieke mobiliteit. Voor het bestuderen van de overgang van jagen-verzamelen naar boer-zijn wordt gekeken naar de verhouding van wilde versus tamme of huisdieren. Het varken is daarbij een moeilijk te beoordelen categorie, omdat wild of tam morfologisch moeilijk (niet?) te onderscheiden is. Men gaat uit van een lange transitie van residentiële naar logistieke mobiliteit. Maar: er zijn geen Swifterbantcultuur-vindplaatsen aangetroffen in het kustgebied, reden om voorzichtig te zijn met interpretaties. Het is niet bekend of de transitie lang of kort was. Hoe belangrijk is eigenlijk die overgang naar het boerenbestaan voor ons, archeologen, en hoe belangrijk was hij voor de mensen van de Swifterbantcultuur? Het economisch belang van huisdieren is af te leiden uit het botspectrum. Maar was dit ook een sociaal en ritueel belang? Zijn de categorieën wild versus gedomesticeerd wel als zodanig ervaren? Een deel van het antwoord op de laatste vraag is te vinden in de depositie van runderhoorns: deze worden gezien als dankoffer aan de goden (er zijn hiervoor anthropologische parallellen). Uit de middenfase van de Swifterbantcultuur zijn vier stuks bekend: twee van oeros, twee van huisrund. Blijkbaar waren de categorieën wild-gedomesticeerd niet van belang. Een ander deel van het antwoord kan worden afgeleid uit de benen werktuigen uit drie Swifterbant-vindplaatsen (exclusief werktuigen van gewei, afkomstig van hert): er zijn veel benen werktuigen gevonden, maar van weinig is de soort te bepalen. Concluderend kan gesteld worden dat er geen aanwijzingen zijn dat onderscheid wild versus gedomesticeerd voor de mensen van belang was. 3.3. Conclusies - De overgang naar het boerenbestaan verliep langzaam. Aanvankelijk was sprake van beperkt boeren naast jagen-verzamelen. - Er zijn geen aanwijzingen dat dit overgangsproces als belangrijk werd ervaren. - Neolithisatie is een historisch proces van wetenschappelijk belang, gezien de uitkomst ervan. - De gradiënt-rijke omgeving van Swifterbant was bij uitstek interessant voor jager-verzamelaars die ook boer waren.
Aan het werk in de put. Campagne 2005. (foto Marrie Tensen)
AARDEWERK december 2005 blz. 14
Cursus Swifterbant-aardewerk Saskia Thijsse Zondag 9 oktober 2005 gaf Paulien de Roever een cursus in het kader van deskundigheidsbevordering. Zij is archeoloog en was betrokken bij de Swifterbant opgravingen in de jaren ’70 van de vorige eeuw waarmee deze cultuur en ook de IJsselmeerpolders op de internationale archeologische kaart werden gezet. Paulien is in 2004 gepromoveerd op het onderwerp Swifterbant-aardewerk.1 De werkruimte in het NLE was opgevuld met tekeningen (schaal 1:1) van de diverse potten, met tientallen (deels gerestaureerde) potten, met honderden aardewerk scherven en met 10 leden van onze afdeling.
Foto boven: tekeningen van de diverse potten. Foto onder: diverse versieringen. (foto’s Saskia Thijsse)
1
Het (promotie)-boek Swifterbant-aardewerk. Een analyse van de neolithische nederzettingen bij Swifterbant, 5e millennium voor Christus, Groningen Archaeological Studies 2, is bij haar (
[email protected]) of bij Barkhuis Publisher (
[email protected]) te koop.
AARDEWERK december 2005 blz. 15
Na een inleiding aan de hand van het door haar geschreven stuk (dat is toegevoegd) werden afzonderlijke potten en kenmerkende onderdelen van potten besproken. Daarna volgde het practicum hoe een scherf resp. pot dient te worden gemeten en getekend. De praktijk is altijd lastiger dan de theorie maar met behulp van door Paulien gegeven tips en hulpwerktuigjes, zoals het papier met kwart-doorsnedes en de hieruit te vervaardigen halve kartonnen ringen, konden de meeste aanwezigen er goed mee uit de voeten.
Foto boven: links scherven met ‘reparatie’ gaatjes, rechts een ‘knobbelbodem’. Foto onder: een gedeeltelijk gerestaureerde puntbodempot. (foto’s Saskia Thijsse)
AARDEWERK december 2005 blz. 16
De ontdekking van “Swifterbant” vond plaats doordat er allerlei scherven aardewerk in de slootkant bij vindplaats S2 door de heer Aukema gevonden werden waarna de (toenmalige) Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders nader onderzoek instelde. De Swifterbant-cultuur kunnen we zien als een overgang van jager/verzamelaar-levenswijze naar landbouw-levenswijze. De groepsgrootte wordt geschat tussen de 20 en 50 personen die seizoensmatig aanwezig waren. Het kenmerkende aan deze cultuur is het aardewerk; potten met een puntbodem. Door de puntbodem zijn de potten niet alleen gemakkelijk te vervoeren maar deze vorm geeft de pot een hoge mate van schokbestendigheid. Vanuit Siberië zijn ook jager-verzamelaarsculturen bekend die aardewerkpotten met een punt gebruikten, maar deze mensen leefden in het Mesolithicum, circa 9000 vChr. Breuk in de potten ontstaat vaak op de plek waar 2 kleirolletjes aan elkaar gezet zijn, hetzij horizontaal of enigszins schuin. Deze kleirol-randbreuken zijn vooral goed zichtbaar als het aardewerk met zand en fijn steengruis is gemagerd. Is de pot met chamotte gemagerd, dan komen er tijdens het branden extra donkere plekjes op de plaats van de chamotte. Chamotte is niets anders dan verkruimeld aardewerk. Ook toen werd door onze voorouders al aan recycling gedaan door de kapotte potten en scherven opnieuw als magering te gebruiken. Door organische magering (grassen e.d.) verkrijgt de pot een grotere vuurvastheid en kunnen warmteschommelingen op het vuur beter worden opgevangen. Dit komt doordat bij het bakken van klei het organisch materiaal wegbrandt waardoor er gaatjes ontstaan. De klei komt voornamelijk uit de directe omgeving van de klei-oeverwallen van de vindplaatsen S2 en S3. Zand komt van de rivierduinen, een paar kilometer verderop en de voor magering gebruikte stenen kunnen onder andere afkomstig zijn van Urk. Er zijn tussen al het Swifterbant aardewerk enkele potten gevonden die gemaakt zijn van een andere soort klei. Dus óf de klei, óf de pot óf de persoon met pot kwam van elders. En dat elders is vanaf minimaal 25 km afstand van de Swifterbant-opgraving. Er zijn potten met een knobbelbodem en met een puntbodem. Van de knobbelbodems is er slechts één opgebouwd door middel van een kleirolletje. Alle andere knobbelbodems zijn vanuit een “duimpotje” gevormd. De potten zijn gebakken op/in een open vuur met een temperatuur van maximum 600 graden celcius. De inhoud variëert van 1 liter-potten met een doorsnede van 12 cm, 2 liter-potten met een doorsnede van 16 cm tot potten met een inhoud van 15 liter en een doorsnede van meer dan 30 cm. Versiering is er in vele varianten, waarvan één – door middel van een rietje dat schuin van onderen in de klei wordt gestoken en hierdoor indrukjes maakt – het meest voorkomt. Maar indrukken van vingers, nagels, takjes alsmede getrokken lijnen e.d. komen ook voor. Opvallend is dat er aan de binnenkant van potten, net onder de rand, ook versieringen zijn aangebracht. Een van de aanwezigen had het nut hiervan meteen door. “Dan is goed te zien, als de pot in de grond staat of op het vuur, wie de eigenaar is of welke specifieke inhoud in de pot zit”. Veel potten waren voorzien van twee (taps toelopende) gaatjes, geboord vanaf de buitenzijde, die het mogelijk maakten om een breuk in de pot met een leerveter, een peesje of iets dergelijks te repareren. Leuk was ook toen er vanuit het depot nog grote kartonnen dozen kwamen met o.a. verbrand leem, mogelijk afkomstig van een haardplaats. Daarbij werd door depotbeheerder Dick Velthuizen opgemerkt dat onze afdeling heel goed werk kan verrichten bij het nader uitsorteren en determineren van de tientallen (!) dozen met aardewerkscherven die in het Archeologisch depot staan te wachten op verder onderzoek.
AARDEWERK december 2005 blz. 17
Versiering aangebracht door middel van een rietstengeltje. (foto Saskia Thijsse)
De cursisten aan het werk. (foto Saskia Thijsse)
AARDEWERK december 2005 blz. 18
Swifterbant-aardewerk. Samenvatting van de aardewerkcursus op 9-10-2005 Paulien de Roever Materiaal Aardewerk wordt gemaakt van klei, een plastisch materiaal dat men in een vorm kan kneden. Klei is een afzetting (bezinking) van kleine deeltjes in stilstaand water; de deeltjes zijn kleiner dan 2 mu. Er is rivierklei en zeeklei. Van nature is het vaak vermengd met wat grotere deeltjes, te weten slib (2 - ca. 60 mu) en zand (60 mu - 2 mm). Van pure klei is geen aardewerk te maken, omdat dit te veel krimpt en vervolgens scheurt. Daarom wordt de klei gemagerd. Het Swifterbant-aardewerk kan gemagerd zijn met: - grof organisch materiaal bestaande uit fijngemaakt blad en plantenstengels. Het fijn maken gaat het gemakkelijkst als men een bundel gras of iets dergelijks even een beetje laat verkolen, waardoor het zo door de klei is te kneden. In het breukvlak van de scherf zijn dan nog verkoolde plantenresten aanwezig. Geheel weggebrande plantenresten laten (grote) poriën achter. - fijn organisch materiaal: de verkoolde plantenresten zijn klein en niet meer herkenbaar. Poriën zijn klein. Als er verpulverde houtskool is gebruikt, is het met het blote oog nauwelijks meer te zien, alleen als zeer kleine poriën of zwarte puntjes. - zand: min of meer afgeronde korreltjes van 1 à 2 mm grootte. - steengruis: brokken steen zijn verpulverd en geven hoekige korrels van 1 tot 5 mm grootte. Soms is er een verdwaald steentje dat wat groter is. Het is af en toe niet te zien of het om zeer klein steengruis gaat of om zand. Stenen zijn gemakkelijker te verpulveren door ze herhaaldelijk te verhitten en in het water af te koelen. Herkenbare gesteente soorten zijn: kwarts (witte hoekige brokjes), graniet (rode brokjes), glimmerhoudend gesteente (“gneiss”). Verder is er materiaal dat van zwerfkeien afkomstig is. - chamotte of “grog”: verpulverd aardewerk of verpulverd leem. Herkenbaar als (hoekige), donkerder of rode brokjes. Verpulverd leem is gemaakt uit natuurlijke kleibrokken die zacht gebakken zijn, vervolgens verpulverd en door de klei gekneed. Door het bakproces wordt de chamotte verder door gebakken en donkerder van kleur of zelfs rood. - leembrokjes of kleiballetjes: verpulverde droge kleibrokken. Het is niet te zeggen of dit met opzet gebeurd is of dat deze per ongeluk in de klei terecht zijn gekomen. In de vindplaats S3 zijn voor de haardplaatsen klei lenzen opgebracht die door het haardvuur verhard zijn en in het midden ook iets gebakken zijn. Vaak is er een mengsel gebruikt van organisch materiaal met zand en/of steengruis en/of chamotte of leembrokjes. Vorming Rolopbouw: de potten worden gevormd door kleirolletjes op elkaar te leggen en vast te drukken. In het breukenpatroon van de pot zitten veel horizontale breuken. De voegen van het aanhechten van de kleirollen kunnen in het verticale breukvlak zichtbaar zijn. Ze verlopen min of meer horizontaal ten opzichte van de wand of ze verlopen meer schuin. In dat laatste geval is bijvoorbeeld de klei aan de binnenwand wat naar beneden verstreken en bij de buitenwand naar boven verstreken of de rolletjes zijn meer met elkaar verkneed. De binnenwand is vaak minder afgevlakt waardoor de kleirollen nog zichtbaar zijn. De bodem van de pot is vaak uit een klompje klei gevormd waar de rollen dan omheen zijn gelegd. Bij het Swifterbant-aardewerk zijn geen aanwijzingen gevonden voor andere manieren van het vormen van de pot. Zoals bijvoorbeeld een bol klei met de duimen uitdrukken, vormen in/door middel van een mal, vormen opgebouwd uit plakjes/stukjes klei.
AARDEWERK december 2005 blz. 19
Afwerkingsporen - schrapen. Als de klei nog niet droog is kunnen de wanden dunner gemaakt zijn door er klei vanaf te schrapen met behulp van een spatel, een vuursteentje of iets dergelijks. Hiervan kunnen schraapsporen zichtbaar zijn. - veegsporen. Sporen van vegen als de potwand nog vochtig is met een bundel gras, met een lapje of iets dergelijks. - polijsten: kris kras sporen of meer evenwijdige sporen van een kiezelsteentje of ander hard voorwerp. Polijsten gebeurt door een hard voorwerp over de potwand heen en weer te wrijven als deze in leerharde toestand is (min of meer droog dus). De klei gaat glimmen en verdicht zich waardoor de pot beter waterdicht wordt. Het glimmende effect kan later door gebruik weer verloren gaan. De potwand moet redelijk effen zijn maar vaak is er over een bobbel in de wand, veroorzaakt door een steentje van de magering, heen gepolijst. Als de potwand nog wat vochtig was bij het polijsten, krijgt men geen glimmend effect. - effenen of afvlakken: de potwand is in min of meer vochtige toestand gewoon met de vingers glad gestreken. Dit laat geen sporen achter. - zorgvuldig geglad of geëffend: de potwanden zijn zeer effen zonder een enkel spoor van de gebruikte afwerking. Dit effect kan ook verkregen zijn door met een natte vinger over een droge potwand te strijken, waardoor het oppervlak gecraqueleerde barstjes gaat vertonen. Kwaliteit De potten zijn in een open vuur gebakken bij een temperatuur beneden de 600 °C. met verschillende kwaliteit als resultaat: - zacht en brokkelig, slecht doorbakken. - normaal. - hard (waarschijnlijk heeft de pot wat langer in het vuur gelegen). Kleur - door het bakken verkleurt de klei naar lichte kleuren als het ijzer kan oxideren wanneer er lucht bij kon komen en naar grijstinten wanneer de pot is afgesloten van lucht en het ijzer is gereduceerd. Bij langer aanhoudende baktijd wordt de scherf óf roser óf donkerder. - de kern van de scherf is meestal donker (niet doorgebakken) met een of beide wanden lichter. - de pot is meestal gevlamd van kleur door onregelmatig vuur resp. temperatuur en uiteraard door gebruik (weer op/in het vuur gezet). - zwarting door roetaanslag en kookresten. Vormvariaties - S-vormig, vloeiend profiel of iets meer geknikt (dit laatste is vrij zeldzaam). - er zijn maar weinig open schaalvormen. - hoogte van de hals en buik. - diameters van de mond, hals en buik. Monddiameter variëert van 12 cm tot 35 cm. De buikdiameter is meestal in dezelfde orde van grootte als de monddiameter. De totale pothoogte is net zo groot of iets groter dan de breedte. - vorm van de rand (afgerond, afgeschuind, hoekig, enz.) Er zijn zeer veel varianten aangetroffen. - een naar binnen gebogen rand (komvorm) is zeer zeldzaam. - bodems: punt, knobbel, verdikt rond, rond. Versiering plaats: - (1) de hals/schouder - (2) onder de rand in de binnenwand - (3) onder de rand in de buitenwand - (4) op de rand: rij(en) indrukken - verspreide indrukken of ruwing op (buik)wand of patroontje op de wand (zeer zeldzaam)
AARDEWERK december 2005 blz. 20
aard van de versiering: - langwerpige druppelvormige indrukken van rietje/stokje/spatel of iets dergelijks waarbij het voorwerp schuin van onder naar boven is ingestoken. - ronde indrukken als een voorwerp recht op de wand is ingestoken. - nagelindrukken, vingertopindrukken, dubbele of van tussen duim en vinger iets uitgeknepen indrukken. - ruwing: klei die met bijvoorbeeld de duim is opgeduwd. - groeven en lijnen (zeldzaam) en overige.
AARDEWERK december 2005 blz. 21
AARDEWERK december 2005 blz. 22
Verslag booronderzoek E170 op 29 oktober 2005 Maartje de Boer en Tineke Heise Zoals we in de vorige Aardewerk al hebben aangegeven zouden we in het najaar van 2005 een booronderzoek uitvoeren op E170. Dit hebben we op 29 oktober jl. gedaan met een stevige ploeg van acht mensen. Wies Kreukniet heeft van het booronderzoek een veldverslag gemaakt, op basis waarvan dit artikel is geschreven. Doel van het onderzoek was het onder het maaiveld aanwezige reliëf in kaart brengen en vervolgens, aan de hand van de vondstverspreiding in het door ons belopen vak van 2500 m2, inzicht krijgen in hoeverre de vondsten aan de oppervlakte komen doordat ze door de reguliere grondbewerking in de bouwvoor terecht komen of dat er sprake is van vondsten die al geruime tijd in de bouwvoor zijn opgenomen. Met twee boorteams hebben we in totaal acht boringen gezet, omringd door een kudde van nieuwsgierige schapen.
Hoogtemeting door Wies Kreukniet en Ben van Rosmalen. (foto Jan Boes) De afstand tussen de boringen bedroeg in oost-westelijke richting 12,5 meter. Van zuid naar noord was dit oorspronkelijk 25 meter. Dit hebben we in het veld aangepast naar 24,25 meter in verband met de aanwezigheid van een drainagebuis net op de plek waar we de boorraai hadden gepland. Van de boorpunten is een waterpashoogte bepaald. Als tijdelijk vast punt is daarbij een hoek van een betonplaat op de daar aanwezige dam gebruikt. Het echte vaste punt moet nog worden bepaald aan de hand van een NAP-bout welke zich in de oostgevel van de boerderij aan de Palenweg nr. 14 bevindt. AARDEWERK december 2005 blz. 23
De boringen zijn in het veld vastgelegd op boorstaten en worden nog nader uitgewerkt. Als voorlopige conclusie kunnen we hier wel vermelden dat in de noordelijke boringen het prehistorische oppervlak met de bouwvoor vermengd is (en dus verstoord). In de meer zuidelijk gelegen boringen is dit prehistorische oppervlak niet verstoord en afgedekt door een dik pakket klei en veen. Op de overgang tussen het verstoorde en niet-verstoorde deel zijn nog een aantal aanvullende boringen nodig om dit grensgebied nauwkeuriger in kaart te brengen. De bedoeling is om dit begin januari te doen, in combinatie met een veldverkenning. Zodra we de resultaten van deze aanvullende boringen hebben, werken we het booronderzoek verder uit. Wies Kreukniet heeft ter plekke een afspraak gemaakt met de eigenaar van het aanpalende perceel E171 om nog deze winterperiode ook daar een veldverkenning te organiseren, met het doel de vondsten die ook op deze kavel in de bouwvoor aanwezig zijn, te verzamelen. De vindplaats op kavel E170 en E171 is onderdeel van een 1,5 km lange rivierduin die in het Mesolithicum/Neolithicum bewoond is geweest. Het gedeelte van het duin op kavel E171 is in het verleden voor een groot deel geëgaliseerd. Op deze vindplaats bevindt zich veel materiaal in de bouwvoor. Maar aan de zuidflank is ook hier nog een behoorlijke vondstenlaag aanwezig die jaarlijks wordt aangeploegd. De op E171 verzamelde vondsten verschaffen ook informatie over de aard van de vindplaats en het terrein op kavel E170, dat we jaarlijks monitoren.
Dick Velthuizen geeft uitleg over een boring. (foto Wies Kreukniet)
AARDEWERK december 2005 blz. 24
Tentoonstellingen / lezingen / wetenswaardigheden Saskia Thijsse Tentoonstellingen “Kleur! Colour! bij Grieken en Etrusken”. Van 2 december 2005 tot en met 26 maart 2006 in het Allard Pierson Museum te Amsterdam. Aan de hand van de thema’s ‘Graven, Goden en Tempels’ wordt de bezoeker langs bijzondere archeologische objecten geleid die niet eerder te zien waren in Nederland. Een combinatie van moderne kleurrijke reconstructies van antieke beeldhouwwerken en topstukken uit binnen- en buitenland laten zien hoe bont de Grieken en Etrusken het maakten. www.uba.uba.nl/apm “Nijmegen. Oudste stad van Nederland”. Van 10 december 2005 tot en met 7 mei 2006 in het Museum Valkhof te Nijmegen. Het roemrijke verleden van Nijmegen als legerbasis van de Romeinen. U kunt een kijkje nemen in een soldatenbarak, de uitrusting van een ruiter proberen, zelf een Romeinse stad inrichten of kennis maken met de oogarts Caius Iulius Floris. www.museumhetvalkhof.nl “Professor Van Giffen en het geheim van de wierden”. Van 17 december 2005 tot en met 9 april 2006 in het Groninger Museum. De tentoonstelling is tot stand gekomen in samenwerking met o.a. het Groninger Instituut voor de Archeologie, de Universiteitsbibliotheek Groningen, het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, het Fries Museum in Leeuwarden, het Noordelijk Archeologisch Depot Nuis en het Niedersächsisches Institut für historische Küstenforschung Wilhemshaven. www.groningermuseum.nl
Lezingen/congressen Donderdag 19 januari 2006 organiseert de Stichting Archaeological Dialogues het 15e Archeologie en Theorie Symposium, deze keer in samenwerking met het Amsterdams Archeologisch Centrum van de Universiteit van Amsterdam. Het thema is “Actief Aardewerk” en vraagt aandacht voor de manier waarop aardewerk mensen, hun handelen, onderlinge relaties en wereldbeeld kan beïnvloeden. Het dagprogramma bestaat uit een vijftal lezingen, een forum discussie en wordt afgesloten met een borrel. Inlichtingen: AA-UvA, http://cf.hum.uva.nl/archeologie/nieuws.htm Op 25 januari 2006 vindt in Amersfoort het eerste NRc-congres plaats. Een aantal inleiders zullen de plaats van de ontwikkelingen in en om de Nationale Referentiecollectie in een wijder verband belichten. De ROB ontwikkelt het prototype voor de digitale ontsluiting van de NRc met steun van de Mondriaan Stichting en NWO in samenwerking met IKAT (Universiteit Maastricht) en Trezorix b.v. In het prototype zijn als voorbeelden de vergelijkingscollecties historisch glas van de ROB en het Corpus Middeleeuws Aardewerk van de gelijknamige stichting opgenomen. Het doel is om de determinatie van objecten en andere archeologische vondsten te vereenvoudigen en te versnellen. Informatie over programma, locatie en inschrijfkosten: www.referentiecollectie.nl. Op 7 en 8 februari 2006 worden te Venlo de Contactdagen Belgisch-Nederlandse middeleeuwse archeologen en bouwhistorici gehouden. Het centrale thema is Archeologie en Kastelen. Locatie: Limburgs Museum, Keulsepoort 5, 5911 BX Venlo. Informatie 077-3522112 of email
[email protected]
AARDEWERK december 2005 blz. 25
Overige wetenswaardigheden RING, het dendrochronologisch onderzoeksbureau, is verhuisd van de ROB in Amersfoort naar het NISA-gebouw te Lelystad. Op de website www.halos.nl (volgens eigen zeggen de grootste internetboekwinkel voor Nederlandse en Belgische archeologie) vindt u op onderwerp of op regio meer dan 1500 nieuwe titels. Daarnaast vindt u in het antiquariaat nog eens 3000, met name mediterrane archeologische, titels. De winkel is in Ingber (L), tel. 043-4500051, email
[email protected]. Stichting Palarch heeft in 2003 het internationale webbased wetenschappelijk tijdschrift www.PalArch.nl opgericht. Momenteel met 3 secties, namelijk Vertebrate Palaeontology, Archaeology of Egypt/Egyptology en Archeology of northwest Europe. Dit laatste gaat 1 januari 2006 online met het eerste nummer. PalArch biedt wetenschappers een forum om opgravingsverslagen, theoretische artikelen e.d. te publiceren. Het kent géén beperkingen met betrekking tot lengte van het manuscript en aantal illustraties, tabellen, data enz. Publicaties zijn 3 maanden lang vrij te lezen en als pdf te downloaden. Daarna worden ze opgeslagen en zijn dan alleen nog te verkrijgen door middel van aankoop.
VACATURES Wie de inhoudsopgaven van de laatste nummers van Aardewerk bekijkt, zal al snel tot het inzicht komen dat er in de afgelopen periode door onze afdeling een toenemend aantal activiteiten is ontplooid. Het zal iedereen duidelijk zijn dat dit impliceert dat er een grote behoefte bestaat aan leden die bij deze activiteiten de helpende hand willen reiken. Er zijn twee taken die een urgente invulling behoeven: 1. De functie van veldcoördinator voor Zuidelijk-Flevoland. Misschien ben je wel genegen om het een of ander voor de vereniging te doen – het is tenslotte je hobby en/of je interesse-sfeer – maar onbekendheid met het begrip ‘veldcoördinator’ schrikt je af. Aarzel dan niet, maar neem eens contact op met de coördinerend veldcoördinator (nog zo’n afschrikwekkende functie!) Tineke Heise: 0320-262720, email
[email protected]. Zij zal graag alle gewenste inlichtingen verstrekken. Let wel: je staat er in zo’n functie niet alleen voor. Je krijgt ondersteuning van mensen om je heen. De bedoeling van onze vereniging is samen je hobby bedrijven! 2. Public relations is de tweede taak die dringend vervuld moet worden. De bedoeling hiervan is contact onderhouden met de media en andere instellingen over onze activiteiten en doelstellingen. Belangrijk is vaardigheid in het in begrijpelijke taal communiceren, schriftelijk zowel als mondeling. Voor een nadere toelichting kun je contact opnemen met Jan Boes, 0527-699113, of Maartje de Boer, 0341-470013, of één van de andere bestuursleden. Ten slotte. Voor beide functies is het niet noodzakelijk toe te treden tot het bestuur. Wie er wel voor voelt één van de bovengenoemde taken op zich te nemen, maar andere bestuurswerkzaamheden niet ziet zitten, is eveneens van harte welkom.
AARDEWERK december 2005 blz. 26
Planning doedagen / veldactiviteiten 2006 Maartje de Boer Voor 2006 hebben we de volgende dagen gepland voor een doedag en/of veldactiviteit: zaterdag 14 januari 2006 zaterdag 11 februari 2006 zaterdag 4 maart 2006 zaterdag 29 april 2006 zaterdag 27 mei 2006 zaterdag 17 juni 2006 zaterdag 8 juli 2006 zaterdag 16 september 2006 zaterdag 14 oktober 2006 zaterdag 11 november 2006 zaterdag 9 december 2006 Op deze dagen kun je in ieder geval in onze werkruimte aan de slag met vondstverwerking (zie het artikel hierover in de Aardewerk van september 2005, pag. 3-5). Je kunt hier dan vanaf 12.00 uur terecht. Gaarne melden bij de balie van het Nieuw Land Erfgoedcentrum. Op een aantal van de genoemde dagen zullen we ook het veld in gaan. Per veldactiviteit krijgen jullie nadere informatie over wat we dan gaan doen. Dit wordt (uit kostenbesparing) in principe alleen via email aangekondigd. Met mensen die zich van tevoren hebben aangemeld voor een doedag wordt ook telefonisch contact opgenomen. Het is dus de bedoeling dat je je van tevoren aanmeldt voor een doedag / veldactiviteit, zodat we weten op hoeveel leden we kunnen rekenen. Als je je niet aanmeldt, heb je bovendien kans dat je niet de laatste informatie over die dag ontvangt. Aanmelden kan bij Maartje de Boer: tel. 0341-470013 of
[email protected] Er zullen zich ongetwijfeld ook weer onvoorziene acties voordoen. Hierover worden jullie geïnformeerd via email (bij spoedklussen) of Speerpunt. Vrijdag overdag kun je ook nog steeds met vondstverwerking aan de gang. Dit geldt in principe voor elke vrijdag, maar neem voor de zekerheid van tevoren even contact op met Dick Velthuizen: 0320-225939 of 06-13243987. Er zijn concrete plannen om de AWN een eigen toegang te geven tot de werkruimte, zodat we ook buiten de openingstijden van het Nieuw Land Erfgoedcentrum in onze werkruimte kunnen werken (bijvoorbeeld ’s avonds). Het is nog niet bekend wanneer dit precies in zal gaan, maar er wordt aan gewerkt. We houden jullie op de hoogte. Tot slot: als je een emailadres hebt, geef dit dan even aan mij door (hetzelfde geldt voor wijzigingen in je emailadres). Via email blijf je op de hoogte van de laatste informatie en activiteiten.
Bibliotheek AWN Flevoland Een van de voordelen van de samenwerking met het NLE is dat de boeken van onze afdeling zijn ondergebracht in het studiecentrum, waar ze goed worden beheerd en toegankelijk zijn voor iedereen. Leden die boeken van ons willen raadplegen, kunnen dit doen in de AWN werkruimte op de doedagen of de vrijdagen, zoals dit hierboven is aangegeven. Handboeken blijven in onze werkruimte beschikbaar.
AARDEWERK december 2005 blz. 27
Promotie AWN Astrid Doppert De AWN Flevoland is in 2005 op verschillende manifestaties aanwezig geweest. Op 16 mei was de vereniging vertegenwoordigd in het Voorsterbos bij Kraggenburg, naar aanleiding van het honderd jarig bestaan van Natuurmonumenten. Daar kreeg de AWN een stand en stond zij met allerlei informatie over de vereniging, de archeologie in Flevoland en de archeologie in het algemeen. Voor kinderen was er een microscoop. Op die manier was het mogelijk om in een residu botjes, visgraten en dergelijke te bekijken. Op 2 juli was er een manifestatie in Emmeloord: ‘Kunstplein’. Dit was een druk bezocht evenement. Op het plein waren vertegenwoordigers van vele verenigingen. Het publiek kreeg de mogelijkheid om amateurkunst en cultuur te zien en te beoefenen. De AWN had voor deze gelegenheid een archeologische grabbelton. Kinderen mochten een potscherf opgraven en gezamenlijk werd in de aanwezige documentatie gekeken uit welke tijd de gevonden potscherf kwam. Daarna kreeg de vinder van de scherf een ‘certificaat van echtheid’. Ondertussen was het mogelijk om met de ouders of opa en oma van de kinderen te spreken over activiteiten van de AWN. Er waren veel enthousiaste reacties en er zijn zelfs afspraken gemaakt met boeren, die de mogelijkheid boden om na de oogst een veldverkenning te verrichten op de akkers. Tijdens deze manifestatie was het de eerste keer dat één van de drie presentatiewanden werd gebruikt, die wij dankzij het Prins Bernhard Cultuurfonds konden aanschaffen. De vereniging heeft nu de mogelijkheid om voor de drie deelgebieden – Noordoostpolder, Lelystad, Almere – een eigen presentatiewand in te richten. Een volgende stap is dat wij kisten met standaardmaterialen gaan samenstellen, die in de toekomst bij de inrichting van stands gebruikt zullen worden. Andere evenementen waarbij de AWN vertegenwoordigd was, waren: • Open dag opgraving te Swifterbant op zaterdag 16 juli • Dag van de Archeologie in Almere op zondag 28 augustus • Museumweekend in Emmeloord en Lelystad op zondag 11 september • Vrijwilligersmarkt te Lelystad op vrijdagavond 9 december Voor de promotiedagen zoeken wij nog in de verschillende deelgebieden vrijwilligers die de stands willen bemannen. Er wordt uitgegaan van een minimale bezetting van 2 personen. Mocht u belangstelling hebben om aan de promotiedagen mee te werken, dan kunt u zich daarvoor aanmelden bij Astrid Doppert, email:
[email protected], telefoon (bellen ná 19.00 uur): 0320-227803.
AARDEWERK december 2005 blz. 28