Studiegids 2008/2009
Sociale Wetenschappen Opleiding Sociologie
Inhoudsopgave
Voorwoord Hoofdstuk 1 Sociologie als discipline De opleiding Sociologie
3 4
Uitgave van:
Erasmus Universiteit Rotterdam
Redactie:
Irèn Galama
Opmaak en druk
B&T Ontwerp en advies, Rotterdam
6
Programmaverantwoordelijken
6
Examencommissie Sociologie
6
Opleidingscommissie Bestuurskunde
7
Faculteitsraad
7
Bureau Onderwijs Bestuurskunde/Sociologie
8
Studie-advisering
9 9
PC-landschap
10
Studenten Helpdesk
11
Internationalisering
12
Studievereniging Cedo Nulli
12
Hoofdstuk 2 Bachelorprogramma
echter niet zonder meer rechten worden ontleend.
3
Kenmerken van de opleiding
Bindend Studieadvies (BSA)
Deze studiegids is met de grootste zorg samengesteld. Aan de inhoud van deze gids kunnen
1
Doelstelling van de opleiding
Praktische informatie over Sociologie in Rotterdam
Colofon
vii
15
Betere studieresultaten
15
Zevenblokken systeem en werkgroepen
15
Bindend studieadvies (BSA) in Bachelor 1
16
Overzicht onderwijsprogramma
17
Bachelor 1 - vakbeschrijvingen
19
Bachelor 2 - vakbeschrijvingen
29
Bachelor 3 - vakbeschrijvingen
39
Hoofdstuk 3 Minors
47
Minor Europe and the Middle East
47
Minor Sociology of Culture
51
Hoofdstuk 4 Schakelprogramma voor HBO- en WO-Bachelors Vrijstellingen
55 56
iii
Hoofdstuk 5 Masterprogramma Arbeid, Organisatie en Management
71
Eindtermen
72
Onderwijs- en Examenreglement Masteropleiding Sociologie 2008-2009 Inleiding Onderwijs- en Examenreglement Masteropleiding Sociologie 2008-2009
114 114 116
Leerdoelen
72
Paragraaf 1 Algemeen
116
Arbeidsmarktprofiel en beroepsmogelijkheden
73
Paragraaf 2 Masteropleiding
118
Curriculum AOM
73
Paragraaf 3 Vooropleiding en toelating
119
Profiel Opleiding AOM
74
Paragraaf 4 Afleggen van tentamens
119
Tentamens
75
Paragraaf 5 Tentamenuitslag
121
Aanmelden voor de scriptie
75
Paragraaf 6 Vrijstelling
122
Vereisten voor deelname aan scriptietraject
75
Paragraaf 7 Examens
122
Stage
75
Paragraaf 8 Studiebegeleiding
123
Afstuderen en het masterexamen
76
Paragraaf 9 Rekenregels studievoortgang en studiefinanciering
124
Toelating tot de master
76
Paragraaf 10 Keuzevakken
124
Instroomregeling master AOM
77
Paragraaf 11 Uitzonderingsgevallen en hardheidsclausule
125
Paragraaf 12 Slot- en invoeringsbepalingen
125
89
Bijlage I: Onderwijsprogramma's Masteropleiding Sociologie
126
Afbakening studieobject
89
Bijlage II: Schakelprogramma
129
Doelstellingen van het masterprogramma
89
Bijlage III: Doorstroomregeling Masterprogramma’s
130
Kennis van en inzicht in stedelijke transformatieprocessen
89
Kennis van relevante terreinen van stedelijke sociaal beleid
90
Arbeidsmarktperspectieven
90
Opbouw van de opleiding
91
Hoofdstuk 6 Masterprogramma Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid
Jaarrooster
91
Organisatie van de opleiding, onderwijsvormen
92
Afstuderen
92
Hoofdstuk 7 Onderwijs- en Examenregelingen Sociologie Onderwijs- en Examenreglement Bacheloropleiding Sociologie 2008-2009 Inleiding Onderwijs- en Examenreglement Bacheloropleiding Sociologie 2008-2009
iv
71
Doelstellingen
131
Hoofdstuk 8 Adreslijst
141
Hoofdstuk 9 Registers
157
Alfabetische vakkenoverzicht
157
99 99 99 101
Paragraaf I Algemeen
101
Paragraaf 2 Bacheloropleiding
103
Paragraaf 3 Afleggen van tentamens
104
Paragraaf 4 Tentamenuitslag
105
Paragraaf 5 Vrijstelling
106
Paragraaf 6 Examens
107
Paragraaf 7 Vooropleiding
108
Paragraaf 8 Studiebegeleiding
108
Paragraaf 9 Bindend studieadvies
109
Paragraaf 10 Rekenregels studievoortgang en studiefinanciering
110
Paragraaf 11 Keuzevakken
111
Paragraaf 12 Uitzonderingsgevallen en hardheidsclausule
112
Paragraaf 13 Slot- en invoeringsbepalingen
112
Bijlage I - Overzicht vakken Bachelorprogramma
113
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Regels en Richtlijnen Examencommissie Sociologie
v
Voorwoord Beste studenten, Aan het begin van dit nieuwe studiejaar 2008/2009 ligt er weer een nieuwe studiegids met daarin een beschrijving van alle vakken die in de sociologieopleiding worden gegeven. Daarnaast vormt het Onderwijs- en Examenreglement (OER) onderdeel van deze gids. Hierin staan de formele regelingen omtrent de inrichting van de sociologieopleiding. Voor de dagelijkse gang van zaken bij examens en tentamens gelden de Regels en Richtlijnen van de Examencommissie Sociologie. Ook deze Regels en Richtlijnen zijn in de gids opgenomen. De studiegids is, zoals altijd, on line te raadplegen, maar zij wordt dit jaar voor het eerst in gedrukte vorm ook uitgereikt aan onze eerstejaars. Daarom aan hen een extra hartelijk welkom. Sociologie is een prachtig vak met goede toekomstmogelijkheden en jullie hebben een verstandige keuze gemaakt. Twee jaar geleden is de Rotterdamse sociologieopleiding ingrijpend gewijzigd door de invoering van een blokkensysteem. In principe wordt nu in elk van de drie bachelorjaren nog maar één vak tegelijk gedoceerd, waarop de student zich vijf weken lang volledig kan concentreren. Alleen in de masteropleidingen kunnen de studenten gelijktijdig twee vakken volgen. Hierbij wordt van de studenten wel de nodige inzet verlangd: het bijwonen van hoor- en werkcolleges, het maken van opdrachten en het afleggen van toetsen zijn geen vrijblijvende zaken. Maar het resultaat loont; al na een paar maanden zul je ervaren hoe boeiend de sociologie kan zijn en hoeveel nieuwe inzichten in de samenleving dit vak te bieden heeft. Al mijn collega’s en ikzelf zijn graag bereid onze studenten ook in het komend studiejaar weer met raad en daad terzijde te staan. Veel succes! Prof.dr. Han Entzinger, Voorzitter capaciteitsgroep Sociologie
vii
Hoofdstuk 1
Sociologie als discipline De sociologie onderzoekt de grondpatronen van menselijk samenleven. Sociologen zijn geïnteresseerd in hoe samenlevingen ontstaan, voortbestaan en veranderen. Ze zien samenlevingen primair als netwerken van relaties en daarmee samenhangende stelsels van gemeenschappelijke ideeën. De aandacht gaat uit naar hoe deze relaties en ideeën gestalte krijgen in een bepaalde economische, politieke en culturele context. Het blijkt erg moeilijk om de grondpatronen van het menselijk samenleven in algemene ‘wetten’ te vangen. Wat dit betreft zijn er vooralsnog meer tegenstrijdige inzichten dan zekerheden. Sociologen hebben echter niet alleen belangstelling voor abstracte processen, ze richten zich ook op meer specifieke vraagstukken. Zo is er veel aandacht voor arbeidsorganisaties, het onderwijs, het staatsbestel en thema’s rond migratie. Op dit meer concrete vlak liggen tal van boeiende vragen, die zonder een overkoepelende ‘grote theorie’ kunnen worden bestudeerd. Ter illustratie een aantal vragen waar sociologen zich mee bezig houden. Om te beginnen twee vragen op het meest abstracte niveau. Ten eerste het zogenaamde orde-vraagstuk. Hoe komt het dat mensen zich gedragen volgens bepaalde regels? Waarom is chaos geen regel maar uitzondering? Moet alles wel zo geordend en voorspelbaar verlopen? Een andere vraag op dit niveau is die naar maatschappelijke ongelijkheid. Hoe komt het dat bijna overal verschillen in macht en aanzien voorkomen? Waarom zijn die verschillen niet overal even groot? Is een samenleving mogelijk zonder verschillen in macht, inkomen en aanzien? Op een iets concreter niveau worden vragen gesteld die betrekking hebben op een specifiek type samenleving. Een belangrijke vraag is bijvoorbeeld hoe een economisch stelsel als het kapitalisme heeft kunnen ontstaan en wat deze economische orde betekent voor de verhoudingen op andere maatschappelijke terreinen, zoals het politieke. Andere concrete vraagstukken betreffen bijvoorbeeld het onderwijsbestel en de arbeidsmarkt. Wat is het effect van onderwijs op ongelijkheid in de samenleving? Welke onderwijskwalificaties zijn nodig om de snelle technologische ontwikkeling te kunnen bijbenen? Gaan er nieuwe scheidslijnen ontstaan, zoals werkenden versus werklozen, of vaste banen versus flexibele arbeidsvormen? Ook op het gebied van migratie houden sociologen zich bezig met tal van vragen. Hoe gaan samenlevingen om met de komst van migranten? Hoe is het te verklaren dat sommige groepen een betere sociaal-economische positie hebben dan andere? Welke gevolgen heeft migratie voor de ‘gevestigde orde’? Al deze vragen zijn hoogst relevant. Ze zijn echter ook sterk beladen met belangen en ideologische stellingnamen. Daarom is het noodzakelijk om gebruik te maken van wetenschappelijk verantwoorde methoden.
viii
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Overzicht Onderwijsprogramma studiejaar 2008/2009
1
Methode
De opleiding Sociologie
Sociologie is een empirische wetenschap. Sociologen volstaan niet met common sense, maar proberen hun beweringen ook met feiten te onderbouwen. Dat is niet altijd even gemakkelijk; het gedrag van mensen leent zich immers minder gemakkelijk voor waarnemingen en experimenten dan het gedrag van ratten of moleculen. Desondanks hebben sociologen inmiddels een uitgebreide verzameling van methoden en technieken van sociaal-wetenschappelijk onderzoek tot hun beschikking. Bij de verwerking van gegevens wordt gebruik gemaakt van allerlei computerprogramma’s.
De Rotterdamse opleiding Sociologie staat voor theoretisch pluralisme, methodologische veelzijdigheid en een gerichtheid op het onderzoeken en analyseren van hedendaagse maatschappelijke vraagstukken en beleidsproblemen. De breedte en veelzijdigheid van de opleiding worden beschouwd als noodzakelijke voorwaarden voor het ontwikkelen van een kritisch wetenschappelijke houding. Dit leidt ertoe dat Rotterdamse sociologen een goede uitgangspositie hebben voor het vervullen van uiteenlopende functies in het bedrijfsleven en bij de overheid.
Relevantie
Doelstelling van de opleiding
Problemen in de samenleving hebben altijd gevolgen voor individuen, Ze uiten zich onder meer in gevoelens van frustratie, in ziekte en soms zelfs in zelfmoord. Daarom is het van belang om te weten hoe een samenleving ‘leefbaar’ gemaakt kan worden. Die vraag heeft vroeger geleid tot het ontstaan van de sociologie. Hoewel die vraag moeilijk, breed en complex is gebleken, heeft hij nog niets van zijn relevantie verloren.
De opleiding streeft diverse doelstellingen na. De voornaamste doelstellingen hebben betrekking op: – het verkrijgen van sociologisch inzicht; – het ontwikkelen van een praktische en kritische houding ten aanzien van uiteenlopende theoretische benaderingen; – het kunnen kiezen van de geschikte theoretische invalshoek;het beheersen en toepassen van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden, en – het ontwikkelen van een kritische houding ten opzichte van beleidsvragen. In het Bachelorprogramma nemen de theoretisch-sociologische vakken een centrale plaats in. Doel hiervan is studenten vertrouwd te maken met de voornaamste sociologische thema’s in de (Nederlandse) samenleving. De modules richten zich op sociale problemen en beleidsvraagstukken; er wordt een brug geslagen tussen theoretische sociologie en beleidssociologie. Het Leeronderzoek in Bachelor-2 is het eerste moment waarop studenten van begin tot eind een sociaal-wetenschappelijk onderzoek uitvoeren. Aan bod komen dan zowel kenniselementen (het gebruik van wetenschappelijke theorieën in onderzoek) als vaardigheden (onderzoek) en houdingen (samenwerking en het correct omgaan met gegevens en bronvermeldingen). Tijdens de Bachelorfase wordt voorbereid op de specialisatie in de Masterfase. De opleiding Sociologie kent één Masteropleiding waarin tussen twee varianten gekozen kan worden: – Arbeid, Organisatie en Management (AOM) – Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid (GVB) De Mastervariant AOM bereidt vooral voor op een functie binnen het personeels-, organisatie- en advieswerk. De Mastervariant GVB behandelt de sociaal-economische en sociaal-culturele gedaanteveranderingen van steden en de wijzen waarop het lokale bestuur deze veranderingen tracht te beïnvloeden.
2
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Overzicht Onderwijsprogramma studiejaar 2008/2009
3
Kenmerken van de opleiding De Rotterdamse opleiding Sociologie wordt getypeerd door een zevental kenmerken: 1. Wetenschappelijke houding 2. Sociologische kennis 3. Academische vaardigheden 4. Beheersing en toepassing van methoden en technieken 5. Voorbereiding op beleidsonderzoek 6. Beroepsprofiel 7. Zeven-blokken systeem en werkgroepen
–
– –
– – –
1. Wetenschappelijke houding
De Rotterdamse opleiding biedt inzicht in hedendaagse maatschappelijke vraagstukken, waarbij alledaagse formuleringen van maatschappelijke problemen omgezet worden in sociologische probleemdefinities. Studenten wordt een open intellectuele instelling bijgebracht, waarbij ze geleerd wordt vanuit een constructief kritische houding naar maatschappelijke ontwikkelingen te kijken. De overtuiging in Rotterdam is dat niet één bepaalde theorie of theoretische stroming richtinggevend is voor de aanpak van sociale problemen en wetenschappelijke vragen. In de sociologie bestaan veel theorieën en stromingen naast elkaar, die ieder een zekere mate van inzicht bieden. Theoretisch pluralisme is kenmerkend voor de Rotterdamse opleiding waarbij een praktische en kritische houding tegenover de uiteenlopende theoretische benaderingen centraal staat. 2. Sociologische kennis
Om een geschikte theoretische invalshoek te kunnen kiezen maakt de opleiding studenten vertrouwd met theoretische hoofdstromingen die worden toegepast op sociale vraagstukken binnen uiteenlopende maatschappelijke sectoren. Via het werk van de grondleggers van de sociologie leren de studenten toepassingsmogelijkheden en beperkingen van verschillende stromingen kennen. Later in de opleiding maken studenten kennis met het werk van moderne sociologen en met nieuwe theoretische ontwikkelingen die voortbouwen op of zich afzetten tegen de klassieke hoofdstromingen en theorieën. Het is de bedoeling dat studenten de vaardigheid ontwikkelen om te kunnen kiezen voor de meest geschikte theorie of benadering bij een specifiek onderwerp en de daarbij passende onderzoeksvragen.
–
Zelfstandig kunnen verrichten van sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Dit is het vermogen een passende theorie en onderzoeksopzet te kiezen bij een onderzoeksvraag en deze stapsgewijs uit te voeren. Schriftelijk en mondeling kunnen rapporteren op academisch niveau. Het kunnen opsporen van en omgaan met een veelheid van traditionele en moderne informatiebronnen, zoals vakliteratuur, onderzoeksrapporten, beleidsdocumenten, informanten, databestanden en Internet. Het vermogen om onderzoek en andere empirische bronnen kritisch te gebruiken. Het vermogen om de resultaten van wetenschappelijk onderzoek te vertalen in praktische beleidsaanbevelingen. Het vermogen om het krachtenveld waarbinnen men beroepsmatig opereert (sociologisch) te interpreteren en op basis daarvan de eigen functievervulling te ontwikkelen. Het vermogen om met anderen te kunnen samenwerken. 4. Beheersing en toepassing van methoden en technieken
De Rotterdamse opleiding biedt ruime aandacht voor kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden. Dit is onder andere terug te vinden in basiscursussen en voortgezette cursussen Methoden en Technieken en Statistiek (inclusief SPSS). Door een volledige empirische cyclus binnen het kader van het Leeronderzoek te doorlopen, leren de studenten niet alleen deze methoden en technieken te beheersen en toe te passen, maar nemen zij ook kennis van de mogelijkheden en beperkingen ervan. 5. Voorbereiding op beleidsonderzoek
Of sociologen nu als onderzoeker werkzaam zijn, als organisatieadviseur of beleidsmedewerker, hun opdrachtgever is direct of indirect meestal een beleidsvoerder of manager. Rotterdamse sociologen worden daarom zodanig opgeleid dat zij een kritische houding kunnen aannemen met betrekking tot beleidsvragen. Zij hebben kennis genomen van diverse modellen voor beleidsanalyse en beleidsevaluatie en zijn getraind in het vertalen van onderzoeksuitkomsten in beleidsaanbevelingen. Zij hebben niet alleen geleerd hoe beleidsprocessen in elkaar zitten en kunnen worden beïnvloed, maar ook een open oog te hebben voor de sociale randvoorwaarden van concreet beleid en de belangen van de betrokken actoren. 6. Beroepsprofiel
Van oudsher leidt de Rotterdamse opleiding Sociologie op voor: (1) beleidsmedewerker/adviseur, (2) organisatiedeskundige/-adviseur, (3) wetenschappelijk onderzoeker/ beleidsonderzoeker. 7. Zeven-blokken systeem en werkgroepen
3. Academische vaardigheden
Gedurende het programma leren studenten een aantal academische vaardigheden: – Beheersing van algemene vaardigheden, zoals logisch redeneren, analytisch denken, het vermogen tot argumenteren. – Het vermogen om maatschappelijke probleemdefinities te vertalen in sociologische onderzoeksvragen; dit impliceert ook het vermogen om ongestructureerde problemen op een vruchtbare wijze te herleiden tot hanteerbare onderzoeksvragen.
4
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Vanaf het studiejaar 2006/2007 is het onderwijsprogramma geïntensiveerd. Dit is gebeurd door in het Bachelorprogramma een systeem van zeven blokken per studiejaar in te voeren. Daarbij volgen de studenten per blok maar één module. Een dergelijke module omvat naast een aantal hoor- of instructiecolleges de deelname aan werkgroepen. Hoewel alle modules uitgaan van dezelfde onderwijsfilosofie – intensief en activerend onderwijs – variëren de verschillende vakken afhankelijk van hun specifieke aard in opzet en invulling.
Overzicht Onderwijsprogramma studiejaar 2008/2009
5
Praktische informatie over Sociologie in Rotterdam
Teneinde een samenhangend beleid te bewerkstelligen, vormen de voorzitter van de capaciteitsgroep, de opleidingsdirecteur en directeur onderzoek binnen een wetenschapsgebied een Bestuursraad. In elke Bestuursraad heeft tevens een studentvertegenwoordiger zitting.
Studenten kunnen bij de Examencommissie een verzoek indienen wanneer zij een beroep willen doen op regels uit het Onderwijs- en Examenreglement (OER). Het kan dan bijvoorbeeld gaan om verzoeken voor vrijstelling(en) of individuele aanpassingen op het normale programma. Verzoeken voor vrijstellingen moeten worden ondersteund met schriftelijke informatie (kopieën, geen originelen) over de opleiding/vakken op basis waarvan de vrijstelling wordt gevraagd. Verzoeken moeten altijd schriftelijk worden ingediend in verband met administratieve verwerking. De Examencommissie kan het snelst handelen wanneer per brief één zaak wordt voorgelegd en wanneer naast de zaak zelf zijn vermeld: datum, personalia, studentnummer, post- of huisadres, e-mailadres en telefoonnummer.
Programmaverantwoordelijken
Opleidingscommissie Bestuurskunde
Voorzitter van de capaciteitsgroep
Prof. dr. H. Entzinger
Opleidingsdirecteur
Prof. dr. H. Entzinger
Directeur onderzoek
Prof.dr. D. Houtman
Bachelorprogramma algemeen
dr. Th.W.M. Veld
Voorzitter:
prof. dr. J.F.A. Braster
Bachelor-1
dr. S.D. Aupers
Secretaris:
mw. N. Kroon
Bachelor-2
dr. P. Mascini
Bachelor-3
dr. Th.W.M. Veld
Masterprogramma Arbeid, Organisatie en Management
dr. A. Peper
Grootstedelijke Vraagstukken en beleid
prof.dr. E. Snel
Examencommissie Sociologie Voorzitter:
prof. dr. R.J. van der Veen
Bestuurlijk secretaris:
dr. W. Schinkel
Ambtelijk secretaris:
mw. I. Ariëns
(kamer M7-27; tel: 010 – 408 2553; op donderdag en vrijdag afwezig
De Opleidingscommissie is een wettenlijk verplicht orgaan waarin zowel docenten als studenten zitting hebben. Bij de benoeming door en uit de studenten wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de jaarvertegenwoordiging. De zittingstermijn van de leden is één jaar. De commissie dient desgevraagd of uit eigen beweging de decaan en het bestuur van de opleiding van advies over het te voeren beleid inzake onderwijs en onderwijsplanning of inzake externe ontwikkelingen die van belang kunnen zijn voor het onderwijs en onderwijsbeleid van de opleiding. Ook beoordeelt zij de wijze van uitvoeren van het Onderwijs- en Examenreglement (OER). Ten behoeve van de uitvoering van haar taak onderhoudt de commissie contact met daarvoor in aanmerking komende instanties en personen. Zij kan de opleiding en de daartoe behorende secties rechtstreeks om inlichtingen vragen en van advies dienen. Bij haar adviezen kan de Opleidingscommissie onder andere gebruikmaken van de resultaten van onderwijsevaluaties.
e-mail:
[email protected])
Iedere opleiding in het hoger onderwijs kent een Examencommissie. Alle docenten die onderwijs geven binnen de opleiding maken gelet op hun onderwijstaak deel uit van die Examencommissie. Haar taak is het bewaken van het wetenschappelijk niveau van het onderwijs. Dat doet zij onder meer door het stellen van criteria waaraan studenten dienen te voldoen alvorens te mogen doorstromen naar een volgende fase in de opleiding. Maar ook met het geven van bindende studieadviezen (BSA), het beoordelen van vrijstellingsverzoeken en het afnemen van examens bewaakt de Examencommissie de kwaliteit van het onderwijs. Ook het jaarlijks intern bespreken en vaststellen van Onderwijs- en Examenreglementen (OER) betreft die bewaking.
6
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Faculteitsraad De Faculteitsraad vervult binnen de faculteit de functie van een medezeggenschapsorgaan in relatie tot de decaan. Evenals de Universiteitsraad is de Faculteitsraad in principe paritair samengesteld: de ene helft van de leden is afkomstig uit en gekozen door de studenten en de andere helft van de leden is afkomstig uit en gekozen door het personeel. De Faculteitsraad is eveneens gerechtigd de decaan voorstellen te doen over alle facultaire aangelegenheden en standpunten kenbaar te maken. De Faculteitsraad bespreekt met de decaan regelmatig de algemene gang van zaken binnen de faculteit. Op een aantal punten heeft de Faculteitsraad het recht vooraf instemming te geven of te onthouden. Voorbeelden hiervan zijn het faculteitsreglement en de onderwijs- en examenreglementen.
Overzicht Onderwijsprogramma studiejaar 2008/2009
7
De volgende personen zijn voor de periode 1 september 2008 tot 1 september 2009 in de raad van de FSW gekozen: Personeel
Alle studenten kunnen een beroep doen op de studieadviseur voor informatie, hulp of advies. Hierbij kan het gaan om zaken als studiebegeleiding en studieplanning, keuzemogelijkheden in de studie, studieproblemen, allerlei regelingen, inschrijvingsduur of – status en studieonderbreking. Ook voor meer persoonlijke vragen kunt u bij hen terecht.
Studenten
Lidia Arends
Frank Demmendaal
Manon de Jong
Famke Houthoff
Derk Loorbach
Thijs Kolet
Peter Marks (voorzitter)
Frankie Kuo
Karen van Mullem
Thomas Storm
Bindend Studieadvies (BSA)
Simon van Vliet
Bureau Onderwijs Bestuurskunde/Sociologie Het Bureau Onderwijs is verantwoordelijk voor het opstellen van de onderwijsroosters, het verstrekken van informatie over en aangaande het onderwijs van de beide opleidingen, het ontsluiten en inrichten van het Studenten Informatie Netwerk (SIN), het verlenen van uiteenlopende diensten ten behoeve van de opzet, uitvoering en voortgang van het onderwijs en het evalueren van het onderwijs. Daarnaast is het Bureau belast met het verstrekken van studieadviezen aan studenten van de opleidingen Bestuurskunde en Sociologie. De balie (M7-29) is elke werkdag geopend van 10.00 - 14.00 uur. Telefonisch is de balie bereikbaar via 010-408 2127 of 010-4082 094. Vragen kunnen gemaild worden naar
[email protected]. De website van Bureau Onderwijs is te vinden via: www.eur.nl/fsw/diensten/onderwijs/.
Drs. Manon de Jong
M7-25
408 2701
ambtelijk secretaris Examencommissie Sociologie
M7-27
408 2553
Studieadviseur Sociologie (bachelor- en schakelstudenten)
M7-17
408 2422
Irèn Galama
Medewerker Bureau Onderwijs
M7-29
408 2094
Tjitra Ganesh
Medewerker Bureau Onderwijs
M7-29
408 2127
Conny Gunning
Medewerker Bureau Onderwijs & DigiDesk
M7-26
408 1546
Marjo Hessels
Medewerker Bureau Onderwijs, ambtelijk secretaris Examencommissie Bestuurskunde
M7-32
408 2047
Studieadviseur Bestuurskunde en Sociologie (masterstudenten)
M7-21
408 1454
Studieadviseur Bestuurskunde (bachelor- en schakelstudenten)
M7-23
408 2080
Ingvild Ariëns
Drs. Ilja Fase
Drs. Nicolet Sahetapy
Vacature
8
Hoofd Bureau Onderwijs Medewerker Bureau Onderwijs,
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Studie-advisering
Studieadviseurs hebben een taak in het bewaken en begeleiden van de studievoortgang van de studenten. Ook hebben zij een voorbereidende en bemiddelende rol bij het wettelijk verplichte advies aan het eind van het eerste studiejaar (WHW artikel 7.9, lid 1). Dit Bindend Studieadvies (BSA) is ingesteld om een vlot studieverloop te bevorderen, frustratie te voorkomen en tijdverlies te beperken. Regeling BSA Het Bindend Studieadvies (BSA) is ingesteld voor alle Bacheloropleidingen. Dit betekent dat in het eerste studiejaar uw studieprestaties nauwlettend gevolgd worden en dat u waar nodig intensieve en gerichte feedback op uw resultaten krijgt. Wanneer u met een VWOdiploma of HBO-propedeuse aan de Bachelor begint, dient u in het eerste jaar minimaal 45 van de 60 ECTS te halen. Heeft u minder dan 45 ECTS gehaald, dan krijgt u een negatief Bindend Studieadvies: de volgende drie jaar kunt u zich dan niet aan de EUR voor de betreffende opleiding inschrijven. Dit studieadvies wordt in augustus uitgebracht. Daarnaast geldt dat u aan het eind van het tweede studiejaar alle vakken van de Bachelor-1 moet hebben afgerond. Gedurende Bachelor-1 ontvangt de student van de Examencommissie een brief waarin hij op grond van de studieresultaten een preadvies over geschiktheid voor de studie krijgt. In diezelfde periode reserveren de studieadviseurs extra tijd voor eerstejaarsstudenten. Gesprek met de studieadviseur op basis van het preadvies De preadviezen van de Examencommissie kunnen er toe leiden dat u door de studieadviseur voor een gesprek wordt uitgenodigd. In een dergelijk gesprek worden uw resultaten besproken, uw manier van studeren en de omstandigheden die uw studie beïnvloeden. Aan de orde kan ook zijn of u wel de juiste studie hebt gekozen. De Examencommissie houdt rekening met bijzondere omstandigheden die uw studie negatief hebben beïnvloed. Persoonlijke omstandigheden die in acht worden genomen bij het uitbrengen van het studieadvies zijn: – ziekte; – lichamelijke, zintuiglijke of andere functiebeperking (handicap); – zwangerschap van betrokkene; – bijzondere familieomstandigheden; – het lidmaatschap van bepaalde universitaire organen; – het lidmaatschap van het bestuur van bepaalde studentenorganisaties.
Overzicht Onderwijsprogramma studiejaar 2008/2009
9
U krijgt ten minste twee keer een voorlopig advies. Aan het einde van uw eerste studiejaar krijgt u vervolgens een definitief studieadvies van de Examencommissie. Op grond van uw studieresultaten doet de Examencommissie een uitspraak over uw kansen om de studie met succes af te ronden. Vertrouwelijkheid & handige tips De studieadviseurs adviseren onafhankelijk van de docenten en het management. Zij gaan uit van de belangen van de individuele studenten en de factoren in het onderwijs of in hun persoonlijke situatie die hun functioneren bepalen. Studenten kunnen er van uitgaan dat wat zij vertrouwelijk met de studieadviseur bespreken niet ter kennis komt van anderen. Het is verstandig tijdig contact op te nemen met de studieadviseur wanneer u studievertraging dreigt op te lopen. Studievertraging kan bijvoorbeeld ontstaan als u na een half jaar in de Bachelor-1 te weinig voldoendes hebt gehaald. Problemen met de studievoortgang kunnen zich ook voordoen in het derde Bachelorjaar en de vervolgstudie in de Masteropleiding. Een goede studieplanning, waarbij rekening gehouden wordt met de examenregelingen, met de studiebelasting en met de roosters, kan de studievertraging voorkomen of beperken. Besluit u te stoppen met uw studie en beëindigt u uw inschrijving in het eerste jaar voor 1 februari, dan krijgt u geen Bindend Studieadvies. Door uw studiefinanciering voor 1 februari te stoppen, wordt uw prestatiebeurs omgezet in een gift. Voorwaarde is wel dat dit uw eerste jaar studiefinanciering is in het hoger onderwijs en dat u in datzelfde studiejaar niet opnieuw studiefinanciering aanvraagt.
Naast de werkplekken beschikt de zaal over een POSTMUUR (Mailwall). Dit zijn 10 PC’s op stahoogte waarop het alleen mogelijk is om mail te checken of even snel iets op het Internet op te zoeken. Deze PC’s blijven tijdens instructies beschikbaar voor de overige studenten van de FSW, met de beperking dat men niet langer dan 15 minuten een dergelijke PC bezet houdt. We kennen in de PC-zalen een aantal regels die er voor zorgen dat de sfeer er werkbaar blijft voor iedereen: – alleen FSW-studenten hebben toegang tot het systeem; – het is niet toegestaan in de PC-zalen te roken, te eten en/of te drinken; dit ter bescherming van de apparatuur; – het is in de PC-zalen niet toegestaan te telefoneren. Om gebruik te maken van de PC’s moet u een geldige username/password combinatie intikken. Deze gegevens zijn te vinden op uw ‘bewijs van inschrijving’, dat u bij uw collegekaart heeft ontvangen. In verband met het gevaar voor RSI wordt geadviseerd niet langer dan 2 uur aan een stuk van een computer gebruik te maken. Om het gevaar van RSI-klachten te minimaliseren heeft de FSW de beschikking over ARBO-gekwalificeerde stoelen, die u zelf moet instellen. Instructie hiervoor is op de desktop van de PC aanwezig. Verder kan bij de student-assistent een voetenbankje geleend worden. Studenten Helpdesk
PC-landschap Voor FSW-studenten zijn er computerzalen ingericht in het T-gebouw (T4-95 en T4-95a). Er zijn 120 PC’s beschikbaar in het PC-landschap. Deze worden in eerste instantie gebruikt voor onderwijs en zijn daarnaast vrij beschikbaar voor alle studenten Bestuurskunde, Sociologie en Psychologie. De zalen zijn in het algemeen geopend van maandag tot en met vrijdag van 8.00 uur tot 21.30 uur. Van 8.30 uur tot 21.30 uur is in principe een student-assistent aanwezig voor ondersteuning. Er kan dan ook tegen betaling (alleen chippen) geprint, gescand en een CD gebrand worden. In alle PC-zalen wordt met camera’s gewaakt over onze en jullie eigendommen. Alle PC’s zijn aangesloten op een computernetwerk van de faculteit. Dit heeft als voordeel dat een groot aantal programma’s beschikbaar is voor gebruik door studenten. Elke student beschikt over 50 MB opslagruimte op het netwerk. De PC’s hebben Windows XP als besturingssysteem. Verder zijn standaard geïnstalleerd: MS-Office 2003 (Word, Excel, PowerPoint en Access), Outlook Express, SPSS 12, voor Sociologiestudenten LISREL, en voor Psychologiestudenten AMOS. Internet en de Universiteitsbibliotheek zijn vanaf elke werkplek toegankelijk. Bijna alle programma’s zijn Engelstalig.
Om FSW-studenten met ICT-problemen vlot kunnen helpen, is er bij de ICT-voorzieningen in het T-gebouw een Studenten Helpdesk ingericht. Deze is te vinden in het T-gebouw op verdieping 4 bij de PC-zalen van de FSW (T4-95 en 95a). De Studenten Helpdesk richt zich vooral op ERNA-, Blackboard- en Osiris-problemen, maar biedt ook printer- en computersupport in het PC-landschap in T4-95, en het Atelier T4-82. Als u vragen voor de Studenten Helpdesk heeft, zorg dan dat u óf uw bewijs van inschrijving aan de EUR bij u heeft, óf uw studentenkaart. Zonder deze bescheiden kunnen we u helaas niet helpen. Als u niet aan de FSW studeert moeten we u doorverwijzen naar de helpdesk van de faculteit waar u wel studeert. Openingstijden Studenten Helpdesk (
[email protected]): Maandag t/m vrijdag van 8.30 - 12.30 uur en van 13.00 - 21.30 uur.
De computers zijn van het merk Fujitsu Siemens en voorzien van DVD-speler en hoofdtelefoon (te lenen bij de studentassistent). Voor datatransport kan alleen een USB-stick gebruikt worden. De PC’s hebben geen floppydrives meer.
10
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Overzicht Onderwijsprogramma studiejaar 2008/2009
11
Internationalisering Binnen de Faculteit wordt veel belang aan internationalisering gehecht; uitwisseling van FSW-studenten wordt zoveel mogelijk gestimuleerd. Met name tijdens de studietijd doet zich uitstekend de gelegenheid voor om het nuttige en noodzakelijke leren te paren met een aangename culturele verrijking. Er is een activerend beleid ontwikkeld om studieonderdelen aan een buitenlandse universiteit te volgen; mogelijke barrières worden in samenwerking met het International Office weggenomen. Het international office (IO) fungeert als loket, als vraagbaak voor zowel Bachelors, als ook Masters studenten uit binnen- en buitenland. De medewerkers van het IO vormen als zodanig een ‘trait d’union’ tussen twee werelden, waarbij het streven er op is gericht om een ‘tailormade’ programma samen te stellen dat niet alleen voldoet aan de eisen van de opleiding, maar ook aansluit aan de specifieke belangstelling van de student. Zij verschaffen daartoe advies over allerlei praktische zaken. Een student kan bij het IO terecht voor informatie over de aanmelding- en selectieprocedure, de mogelijkheden in het buitenland en de compensatieregeling. De medewerkers van het IO zijn daarnaast verantwoordelijk voor de voorlichting aan studenten, het oriëntatieprogramma voor buitenlandse studenten, de coördinatie van de ‘English stream’ ten behoeve van buitenlandse studenten, alsmede de deelname van Nederlandse studenten aan ‘intensive programs’ en ‘international summer schools’. Voor meer informatie:
mw. Marianne de Jong kamer M7-33
[email protected]
Behalve de reguliere uitwisseling is er ook een kortlopend intensief programma (8 dagen). Hieraan wordt meegewerkt door een tiental docenten van de participerende universiteiten. De vorige cursussen zijn in Frankrijk, Portugal en Spanje gehouden. Per universiteit kunnen, afhankelijk van het budget, 3 à 4 studenten deelnemen. Dit programma is alleen toegankelijk voor vierdejaars studenten met goede studieprestaties. Belangstellenden kunnen zich melden bij dr. A. Peper (kamer M6-09, tel: 408 2076) of mw. M.J. de Jong (kamer M7-33, tel: 408 8622)
Tevens kent de vereniging diverse samenwerkingsverbanden met andere verenigingen zoals het nationale LOB (het Landelijk Overlegorgaan Bestuurskundeverenigingen). Zo levert Cedo Nulli onder meer een bijdrage aan de totstandkoming van het Landelijk Congres der Bestuurskunde. Daarnaast werkt Cedo Nulli samen met andere psychologieverenigingen via het LOPsy en andere sociologenverenigingen via het LOS. Ook wordt er aandacht besteed aan oriëntering op de arbeidsmarkt middels bedrijvenborrels, workshops en andere arbeidsmarktgerelateerde activiteiten door leden. SFV Cedo Nulli is een vereniging voor en door leden; de vereniging bevordert de onderlinge integratie. Naast het bestuur zijn er de diverse commissies, waarin leden actief een bijdrage leveren en in staat zijn opgedane kennis in de praktijk toe te passen. Zo richt de Eerstejaarscommissie zich op alle eerstejaars studenten en zorgt de Feestcommissie ieder jaar voor onvergetelijke feesten. De Reiscommissie organiseert elk jaar een grandioze studiereis. En de Bestuurskunde-, Sociologie- en Psychologiecommissies organiseren speciaal activiteiten voor de desbetreffende studies. Deze commissies zijn even interessant als onmisbaar; zij verrijken niet enkel de vereniging maar ook de vaardigheden van de commissieleden zelf. Bovendien: deelname is leuk!
Aanschaf Literatuur Literatuur kan uit twee onderdelen bestaan. Naast de aanschaf van studieboeken worden ook readers (verschillende artikelen van verschillende auteurs) gebruikt. Hoewel readers tamelijk prijzig kunnen zijn in verband met de betaling van reprorechten, hebben zij het voordeel dat er een nuttige selectie van belangrijke hoofdstukken uit meerdere kostbare boeken en tijdschriften bijeen is gebracht. Dit bespaart weer de aanschaf van veelal dure boeken.Zowel boeken als readers kunnen worden aangeschaft bij boekhandel Donner, in de winkelstraat van campus Woudestein, of via de Sociale Faculteitsvereniging Cedo Nulli (dan krijg u tot 10% korting!). Kijk voor meer informatie op www.cedonulli.nl. Kijk voor lidmaatschap, deelname aan (de organisatie van) activiteiten, een gezellig bakje koffie of voor meer informatie op www.cedonulli.nl of kom eens langs of kamer M7-20. Sociale Faculteitsvereniging Cedo Nulli S.F.V. Cedo Nulli Kamer M7-20 3062 PA Rotterdam Tel: 010-4081798, Fax: 010-4089099, E-mail:
[email protected]
Studievereniging Cedo Nulli
website: www.cedonulli.nl
“Ik wijk voor niets of niemand.” Dat was de lijfspreuk van de grootste humanist uit zijn tijd: Desiderius Erasmus. “Cedo Nulli” is sinds 1979 de naam van de faculteitsvereniging voor FSW-studenten aan de EUR. S.F.V. Cedo Nulli handelt in het belang van bestuurskundigen, sociologen en psychologen in spe, en biedt aanvullende activiteiten en faciliteiten, variërend van verplichte literatuur tegen een gereduceerde kostprijs – 10% korting – tot intrigerende symposia en grensverleggende studiereizen. Ook is de vereniging sterk actief in de medezeggenschap aan de FSW.
12
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Overzicht Onderwijsprogramma studiejaar 2008/2009
13
Hoofdstuk 2
Bachelorprogramma Betere studieresultaten In de universitaire wereld wordt de laatste jaren geprobeerd het studierendement te verhogen. Het percentage studenten dat de eindstreep van het diploma in de voorgeschreven studieduur bereikt, is laag. Dit komt omdat studenten vaak minder tijd aan hun studie besteden dan nodig is. Door studenten gerichter en intensiever te laten werken kan een groter aantal van hen het diploma binnen de nominale studieduur behalen. De opleiding sociologie heeft het aantal vakken dat per tijdseenheid wordt gegeven zoveel mogelijk beperkt, in principe tot één vak per blok. De vakken worden op een intensieve wijze gegeven door het hanteren van werkvormen die stimuleren tot een actieve verwerking van de stof en die feedback opleveren op de opdrachten die studenten verrichten. Voorts wordt er aandacht besteed aan uiteenlopende academische vaardigheden en wordt er in het eerste jaar een Bindend Studieadvies afgegeven. Voorop staat dat het studieprogramma aantrekkelijk is voor studenten en er een uitdagend en prikkelend onderwijsprogramma geboden wordt waardoor studenten zich de stof sneller, leuker en op een meer duurzame wijze eigen maken. Dit betekent onder meer dat studenten niet louter via schriftelijke tentamens beoordeeld worden, maar op een grote variëteit van opdrachten waarin zij vaardigheden en competenties ontwikkelen en demonstreren. Zevenblokken systeem en werkgroepen Het Bachelor bestaat uit zeven blokken per studiejaar. In een dergelijk blok volgen de studenten één vak op een intensieve wijze. Daarnaast is er in elk Bachelorjaar één zgn. ‘lintmoduul’ dat over alle zeven blokken heen doorloopt. Dit ‘lintmoduul’ brengt samenhang aan tussen de blokvakken en biedt de mogelijkheid andere onderwijsvormen gestalte te geven die niet gemakkelijk binnen een strak georganiseerd curriculum kunnen worden gerealiseerd, zoals bijvoorbeeld activiteiten die voor alle Bachelor studenten, ongeacht hun studiejaar, interessant zijn. In het eerste Bachelorjaar heeft het ‘lintmoduul’ betrekking op uiteenlopende academische vaardigheden, in het tweede Bachelorjaar gaat het om een zogenoemd wisselvak dat komend studiejaar gewijd is aan immigratie en integratie en in het derde Bachelorjaar om een lezingencyclus over recent onderzoek. Naast hoor- of instructiecolleges omvatten de zeven jaarlijkse ‘blokvakken’ een aantal intensieve werkgroepen. In die werkgroepen worden onder leiding van een werkgroepbegeleider allerlei opdrachten voorbereid, besproken en van feedback voorzien. De opdrachten nemen heel uiteenlopende vormen aan: het geven van mondelinge presentaties, het schrijven van boekbesprekingen, essays en rapportages, het verzamelen en analyseren van data, het ontvangen van instructies, het deelnemen aan discussies. De werkgroepen bestaan uit 12 à 15 deelnemers. Er wordt naar gestreefd de personele samenstelling van de werkgroepen zoveel mogelijk te variëren door de studie heen. Een dergelijk intensief onderwijsprogramma is alleen maar mogelijk als de deelnemers ook volledig beschikbaar zijn en daadwerkelijk deelnemen aan colleges, werkgroepen en andere onderwijsvormen. Participatie aan alle onderwijsonderdelen binnen elk afzonderlijk blok is dan ook verplicht.
14
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Bachelorprogramma
15
De beoordeling van de deelnemers gebeurt op grond van de resultaten behaald bij de verschillende toetsen en opdrachten binnen het blok/vak. Hoewel alle blokken/vakken uitgaan van dezelfde onderwijsfilosofie – intensief en activerend onderwijs – variëren de verschillende vakken afhankelijk van hun specifieke aard toch in opzet en invulling. Per vak/blok worden in een zogenaamd blokboek de volgende onderwerpen omschreven: de hoorcollegedocenten en werkgroepbegeleiders; de onderwerpen van hoorcolleges en werkgroepen en het zalenrooster; de te bestuderen literatuur; de inhoud van de opdrachten en inleverdata; de elementen van het ‘tentamen’ en hun onderlinge weging op basis waarvan het tentamencijfer wordt berekend; de inhoud en de datum van de (enige) herkansingsgelegenheid die wordt geboden na de eerste afsluiting van het blok. Een blokboek is ruim voor de start van het blok te verkrijgen bij de Erasmusshop. De student die zich via SIN-Online (http://fsw.sin-online.nl/channel/) heeft geabonneerd op de vakken die hij moet volgen, kan via datzelfde SIN Online een maatrooster opvragen. Dit bevat uitsluitend die gegevens (zoals de collegetijden en het onderwijslokaal, de aan te schaffen literatuur) die voor de betrokkene van belang zijn. Bindend studieadvies (BSA) in Bachelor 1 In het Bachelor-1 wordt een BSA uitgebracht. Dit betekent dat de (voltijdse) student in het eerste jaar van inschrijving tenminste 45 van de 60 ECTS dient te hebben behaald en dat na twee jaar het gehele Bachelor-1 is afgerond. Uiteraard wordt hierbij rekening gehouden met voorkomende bijzondere persoonlijke omstandigheden zoals langdurige ziekte etc. Tenminste twee keer per jaar krijgt de student in het Bachelor 1 een tussenadvies op basis van de tot dan toe behaalde resultaten.
Overzicht onderwijsprogramma Bachelor 1
ECTS
Blok 1
Inleiding in de sociologie (FSWS151)
7,5
Blok 2
Methodologie (FSWS154)
7,5
Blok 3
Social Change (FSWS159)
7,5
Blok 4
Klassieke Sociologische Theorie (FSWS155)
7,5
Blok 5
Cultuursociologie (FSWS160)
7,5
Blok 6
Statistiek (FSWS157)
7,5
Blok 7
Sociologie van beleid (FSWS158)
7,5
Blok 1 t/m 7
Academische vaardigheden (FSWS161)
7,5
TOTAAL
60
Bachelor 2
ECTS
Blok 1
Organisatiesociologie (FSWS256)
7,5
Blok 2
Moderne Sociologische Theorie (FSWS253)
7,5
Blok 3
Kwantitatieve methoden (FSWS254)
7,5
Blok 4
Leeronderzoek 1 (FSWS255)
7,5
Blok 5
Wetenschapsleer (FSWS251)
7,5
Blok 6
Kwalitatieve methoden (FSWS257)
7,5
Blok 7
Leeronderzoek 2 (FSWS258)
7,5
Blok 1 t/m 7
Sociologische verkenningen (FSWS252)
7,5
TOTAAL
16
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
60
Bachelorprogramma
17
Bachelor 3
ECTS
Blok 1 en 2
Minor
Blok 3
Theorie in onderzoek (FSWS361)
Blok 4 en 5
Sociologisch werkstuk (FSWS362)
Blok 4 t/m 7
Capita Selecta (FSWS375)
7.5
Blok 6
Sociologie van de arbeid (FSWS364)
7.5
Blok 7
Urbane Sociologie (FSWS363)
7.5
TOTAAL
Bachelor 1 - vakbeschrijvingen
15 7.5 15
60
De toelating tot de Masterprogramma’s AOM en GVB 1. Er zijn 4 instroommomenten, n.l. bij de start van blok 1, 2, 3 en 4 in de Master waar een 4-blokkensysteem wordt gehanteerd. De instroomvoorwaarden zijn: Vanuit de bachelor: Bachelor-1 en -2 geheel afgerond; uit Bachelor-3 tenminste 45 ECTS behaald en het Sociologisch Werkstuk afgerond. Vanuit het schakelprogramma: tenminste 48 ECTS behaald. Wie niet aan deze voorwaarden voldoet heeft wel toegang tot de colleges, maar kan zich niet inschrijven voor de werkgroepen en de tentamens. 2. Studenten die op het moment van instroom de voorafgaande fase nog niet geheel hebben afgerond, krijgen een dubbele inschrijving (Bachelor\Schakeljaar resp. Master). Dit is nodig want zij moeten de nog resterende verplichtingen uit het Schakeljaar of bachelorprogramma nog afronden. 3. Studenten kunnen in de Master pas met de scriptie en het scriptieseminar beginnen als de Bachelor of het Schakeljaar volledig zijn afgesloten.
18
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Bachelorprogramma
19
Academische vaardigheden
FSWS161
Inleiding sociologie
ECTS
7.5
ECTS
7.5
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 1 Sociologie
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 1 Sociologie
Periode
1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6, 1.7
Periode
1.1
Docenten
Dr. A. Peper
Docenten
Prof.dr. G.B.M. Engbersen, M.E. van Bochove Msc
Onderwijsvorm
Hoor- en werkcolleges
Coördinator
M.E. van Bochove Msc
Toetsvorm
Opdrachten en papers/essays
Onderwijsvorm
Hoorcollege en werkgroepen
Contactpersoon
[email protected]
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen
Contactpersoon
[email protected]
FSWS151
Doel
Deze cursus beoogt de student vertrouwd te maken met de wijze van werken aan de universiteit. In de praktische zin wordt hiermee het volgende beoogd: - Inzicht verkrijgen in het verschil tussen academisch en niet academisch denken/werken; - Vertrouwd raken met verschillende informatiebronnen, hoe deze te waarderen en te gebruiken; - Het kunnen opzoeken, raadplegen en weergeven van academische literatuur; - Aanleren van academische schrijfvaardigheden; - Inzicht verkrijgen in de voor- en nadelen van het gebruik van internet bij sociaalwetenschappelijk onderzoek; - Vertrouwd raken met Endnote/REFWORKS, database programma’s voor de opslag van wetenschappelijke literatuur; - Bekend geraken met het opzoeken en gebruiken van secundaire data. Beschrijving
In deze cursus zal de student vertrouwd worden gemaakt met het praktische handwerk van de academicus/ca. U kunt hierbij denken aan vragen als: Waarin onderscheidt wetenschap zich van andere vormen van kennis? Waarom is de vorm bij wetenschappelijk verslaglegging onlosmakelijk verbonden met de inhoud van het wetenschappelijke betoog? In deze cursus wordt de student ingewijd in het gebruik van de universitaire bibliotheek (UB), het lezen en kritisch gebruiken van wetenschappelijke literatuur en het vinden en waarderen van informatie via internet. De student dient naar aanleiding hiervan een beknopt besprekingsartikel te schrijven. Naast deze vaardigheden zal er tevens aandacht zijn voor het opzetten van een betoog voor en het presenteren van een wetenschappelijk paper.
Doel
Het programma kent een tweeledige doelstelling. Ten eerste het bieden van een grondige kennismaking met het gedachtegoed en het begrippenapparaat van de sociologie. Een tweede doelstelling is het stimuleren van de sociaal-wetenschappelijke verbeelding. Deze cursus vertrekt daarom vanuit twee metaforen. De eerste is de socioloog als detective en de tweede is de socioloog als ontdekkingsreiziger. Sociologen kunnen worden beschouwd als detectives die met behulp van theorie en onderzoek maatschappelijke raadsels weten te ontcijferen, en als sociale ontdekkingsreizigers die via vergelijking met andere culturen en samenlevingen het bijzondere van specifieke, sociale verschijnselen leren zien. Beschrijving
Zowel tijdens de hoorcolleges als de werkgroepen wordt aandacht besteed aan de vraag hoe raadsels van de samenleving beter worden waargenomen, beschreven, geanalyseerd en verklaard kunnen worden door de toepassing van sociologische theorieën en empirische inzichten. Verplichte literatuur
- Reader, Engbersen, Godfried (2006), De trias van ongelijkheid (manuscript), Erasmus Universiteit Rotterdam - Macionis, John J. & Plummer, Ken, latest edition, Sociology: A global introduction, New Jersey, Prentice Hall.
Verplichte literatuur
- Artikelen via Blackboard - Ackerman e.a., (2007), Zelf Leren Schrijven (2e druk), Amsterdam, Boom - Blokboek “Academische Vaardigheden” - The Sociology Writing Group,(2001/2006), A Guide to Writing Sociology Papers (laatste editie), Worth Publishers
20
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Bachelorprogramma
21
Methodologie
FSWS154
Social change
FSWS159
ECTS
7.5
ECTS
7.5
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 1 Sociologie
Level
Bachelor Sociologie, Bachelor 1 Sociologie
Periode
1.2
Period
1.3
Docenten
Prof.dr. J.F.A. Braster
Lecturer(s)
Prof.dr. H.B. Entzinger, W. Sonneveld, G. Touburg
Onderwijsvorm
Hoorcolleges en practica
Coordinator
Prof.dr. H.B. Entzinger
Toetsvorm
Tentamen (60%) en opdrachten (40%)
Format
Lectures, working groups
Contactpersoon
[email protected]
Assessment
Written exam (50%), individual paper (50%)
Contact
[email protected]
Beschrijving
In de cursus methodologie wordt een inleiding gegeven in de methoden en technieken van sociaal-wetenschappelijk onderzoek. De nadruk ligt daarbij op het opzetten van sociologisch onderzoek. In de cursus statistiek, welke tijdens blok 6 gegeven wordt, zal nader ingegaan worden op de analyse van gegevens. De cursus is verspreid over vijf weken. In de eerste vier weken worden colleges gegeven, practica bijgewoond en opdrachten gemaakt. In de vijfde week wordt afgesloten met een tentamen.
Aanwezigheid Er worden hoorcolleges gegeven van elk twee keer 45 minuten. De colleges worden gevolgd door practica van twee tot drie uur in het PC-landschap (4e verdieping T-gebouw). Aanwezigheid bij deze bijeenkomsten is verplicht. Afwezigheid is geoorloofd in geval van ziekte of bijzondere familieomstandigheden. Deze afwezigheid wordt tijdig gemeld bij de docenten. Als te veel bijeenkomsten worden gemist (om welke reden dan ook), dan kan dit leiden tot uitsluiting van de cursus.
Description
This course aims at providing students a better understanding of some major long term changes that affect Western societies in general and Dutch society in particular. In the course we will study and analyse processes of social change that have had a lasting impact on Dutch society, such as ageing, individualisation, emancipation, secularisation, globalisation and immigration. These and other major processes will first be mapped with the help of research data and statistics. We will then study their causes and their effects as well as interrelationships between the processes. We will do so with the help of several sociological theories that provide a better understanding of the phenomena mentioned and of developments in society. Social change often leads to social tensions and social problems. We will study the nature of such problems and their possible solutions. In this context the intervening role of the state and of public policy will be discussed as well as the changing position of the state in modern society. Obviously, Dutch society cannot be studied without paying attention to its European and international context. This is a major element in the course, which also includes comparisons with other countries.
Verplichte literatuur
- Babbie, E.R., (2007), The practice of Social Research (11th edition), Wadsworth, Thomson - Blokboek Methodologie
Compulsory literature
- Wolters, W., Graaf, N.D. de, (2005), Maatschappelijke problemen. Beschrijvingen en verklaringen, Amsterdam, Boom - Diverse nader op te geven artikelen t.b.v. de werkgroepen Literature other
International/exchange students: to be announced Extra information
The course is given (in English) for first year students of Sociology, but it is also open to exchange students who wish to learn more about the Netherlands. Exchange students attend all lectures, but they do not attend the working groups. Instead, they have to write a paper on an aspect of social change.
22
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Bachelorprogramma
23
Klassieke sociologische theorie
FSWS155
Cultuursociologie
FSWS160
ECTS
7.5
ECTS
7.5
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 1 Sociologie
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 1 Sociologie
Periode
1.4
Periode
1.5
Docenten
Dr. W. Schinkel
Docenten
Dr. S.D. Aupers, Prof.dr. D. Houtman, en andere docenten
Onderwijsvorm
Hoorcolleges en werkgroepen
Onderwijsvorm
Hoor- en werkcolleges
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen en opdrachten
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen (75%) en één paper (25%)
Contactpersoon
[email protected]
Contactpersoon
[email protected]
Doel
Beschrijving
Het einddoel van deze module is het geven van aanknopingspunten bij het formuleren van een antwoord op de vraag wat sociologie is. Dit gebeurt door de studenten in te leiden in enkele belangrijke sociologische wijzen van denken aan de hand van een bespreking van een selectie van invloedrijke sociologen, en het bestuderen van tenminste het werk van die sociologen. Om didactische redenen wordt stilgestaan bij de theoretische richtingen waarmee deze denkers de meeste affiniteit hadden, zodat de student een aantal oriëntatiepunten krijgt aangereikt, die onontbeerlijk zijn voor een eerste inzicht in het veld van de (theoretische) sociologie. Een ander doel is het bevorderen van een kritische houding en het ontwikkelen van een eigen visie op de bruikbaarheid van de ideeën van deze sociologen, alsmede het ontwikkelen van een kritisch-reflexieve houding ten aanzien van de hedendaagse sociologie en ten aanzien van andere sociale processen.
Deze cursus beoogt studenten kennis te laten maken met de cultuursociologie – een sociologische benadering die zich richt op de analyse van de betekenissen die mensen aan zichzelf en hun samenlevingen toekennen. Centraal in de cursus staan enkele actuele, in het oog springende culturele ontwikkelingen in hedendaagse westerse samenlevingen. Enerzijds geven deze ontwikkelingen aanleiding tot discussie over de houdbaarheid van meer of minder gevestigde theorieën over onder andere secularisering en individualisering. Anderzijds nodigen ze uit tot nieuwe theorievorming over maatschappelijke verschijnselen die in hedendaagse westerse samenlevingen lijken te bloeien op de ruines van religie en traditie. Na een inleiding tot de cultuursociologische benaderingswijze worden vier thema’s behandeld: 1) secularisering en religieuze verandering; 2) maakbaarheid en onbehagen; 3) civilisering en emotionalisering; 4) virtualisering en verlangen naar authenticiteit. Toetsing vindt plaats via een paper (25%) en een schriftelijk tentamen (75%).
Beschrijving
Binnen deze module wordt kennis gemaakt met een selectie van invloedrijke sociologen. Bij Klassieke Sociologische Theorie ligt het accent op de sociologen van de negentiende en eerste helft van de twintigste eeuw. Bij Moderne Sociologische Theorie (Bachelor 2) komen de modernen aan bod. De nadruk in deze module ligt op de visies die betreffende denkers hebben geformuleerd omtrent 1) het object van de sociologie; 2) de methoden en theorieën die de sociologie in de bestudering van dat object dient te hanteren. Hierbij wordt tevens aandacht gegeven aan de filosofische achtergronden van betreffende denkers.
Verplichte literatuur
- Hoofdstukken uit boeken en artikelen (te downloaden via Blackboard).
Verplichte literatuur
- Reader en teksten op Blackboard - De Jong, M.J., (1997/2003), Grootmeesters van de sociologie, Boom, Amsterdam/Meppel - Schinkel, W., (2007), Denken in een Tijd van Sociale Hypochondrie. Aanzet tot een Theorie Voorbij de Maatschappij, Kampen, Klement - Durkheim, E., (1984), The Division of Labor in Society, New York, The Free Press
24
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Bachelorprogramma
25
Statistiek
FSWS157
Sociologie van beleid
FSWS158
ECTS
7.5
ECTS
7.5
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 1 Sociologie
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 1 Sociologie
Periode
1.6
Periode
1.7
Docenten
Prof.dr. J.F.A. Braster
Docenten
Dr. T.W.M. Veld, Dr. P. Mascini, Prof.dr. R.J. van der Veen
Onderwijsvorm
Hoorcolleges en practica
Onderwijsvorm
Hoor- en werkcolleges
Toetsvorm
Tentamen (60%) en opdrachten (40%)
Toetsvorm
Tentamen en/of werkstuk(ken)
Contactpersoon
[email protected]
Contactpersoon
[email protected]
Beschrijving
Doel
In deze cursus wordt een inleiding gegeven in de methoden en technieken van sociaalwetenschappelijk onderzoek met de nadruk op data-analyse. In hoorcolleges en aansluitende practica wordt ingegaan en geoefend met elementaire vormen van univariate analyse (centrale tendentiematen, spreidings- en verdelingsmaten), bivariate analyse (kruistabellen, correlaties, eenwegs variantieanalyse) en eenvoudige vormen van multivariate analyse (tweewegs variantieanalyse, regressieanalyse).
In dit vak wordt vanuit een sociologisch perspectief aandacht besteed aan beleidsvraagstukken. Het doel is om inzicht te verwerven in de totstandkoming, de uitvoering en de werking van beleid. Het beleid wordt benaderd vanuit het maatschappelijke probleem waarop het een antwoord biedt en met het oog op de maatschappelijke effecten die het sorteert. Beschrijving
Verplichte literatuur
- Blokboek Statistiek - Howitt, D., Cramer, D., (2007), Statistiek in de sociale wetenschappen, Amsterdam, Pearson Education Benelux
De totstandkoming, uitvoering en werking van beleid staan centraal in dit vak. Het beleid wordt benaderd vanuit het maatschappelijke probleem (bijvoorbeeld armoede, maatschappelijke integratie of kansenongelijkheid in het onderwijs) en met het oog op de maatschappelijke effecten van het betreffende beleid. Aandacht zal worden besteed aan de vraag wat een beleidsprobleem is (armoede? obesitas? de publieke omroep?), aan de vraag waar beleidsinterventies zich op richten (inkomensbescherming of arbeidsparticipatie?; culturele integratie of sociale participatie?), aan de vraag wanneer een maatschappelijk probleem een beleidsprobleem wordt (agendavorming), aan de vraag hoe beleid wordt vormgegeven en uitgevoerd (straffen of belonen; centraal of decentraal; publieke of private uitvoering) en ten slotte aan de vraag naar de werking, dat wil zeggen de maatschappelijke effecten van beleid (herverdeling; eventuele perverse effecten en dergelijke). In dit vak gaat de aandacht ook uit naar de (Nederlandse) verzorgingsstaat – dat is ten slotte het institutionele kader van waaruit in de moderne samenleving maatschappelijke interventies worden gepleegd. Verplichte literatuur
- Reader met artikelen, ten dele ter beschikking gesteld via Blackboard - Te zijner tijd nader bekend te maken
26
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Bachelorprogramma
27
Bachelor 2 - vakbeschrijvingen
28
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Bachelorprogramma
29
Sociologische verkenningen: gedwongen integratie?
FSWS252
Organisatiesociologie
ECTS
7.5
ECTS
7.5
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 2 Sociologie
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 2 Sociologie
Periode
2.1, 2.2, 2.3, 2.5, 2.6
Periode
2.1
Docenten
Prof.dr. H.B. Entzinger, Gastdocenten
Docenten
Dr. H.D. Pruijt
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Onderwijsvorm
Hoorcolleges, werkgroepen
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen, opdrachten
Contactpersoon
[email protected]
Contactpersoon
[email protected]
FSWS256
Beschrijving
Beschrijving
De cursus Sociologische verkenningen in het tweede Bachelorjaar is bedoeld om de studenten ermee vertrouwd te maken hoe men vanuit een sociologische invalshoek een actueel maatschappelijk vraagstuk kan bestuderen. De keuze is hierbij voor dit academisch jaar gevallen op het integratievraagstuk. De integratie van migranten in de samenleving krijgt de laatste jaren bijzonder veel aandacht in media, politieke en publieke discussies. Terwijl in het nog niet eens zo verre verleden een sterke nadruk lag op respect voor en behoud van de eigen culturele identiteit en op multiculturalisme, lijkt het erop of tegenwoordig integratie zo snel mogelijk moet worden geforceerd, zo niet afgedwongen. Waarom deze plotselinge omslag?
De module Organisatiesociologie biedt een eerste kennismaking met sociologisch onderzoek naar en theorievorming rond organiseren en organisaties. De organisatiesociologie heeft een rijk analytisch instrumentarium opgeleverd waar iedere socioloog zijn voordeel mee kan doen.
In deze cursus zullen we ons allereerst bezig houden met een aantal kernbegrippen: wat wordt in de sociologische literatuur verstaan onder multiculturalisme, integratie, assimilatie, pluralisme, segregatie, etc.? Vervolgens gaan we na welke veranderingen op dit punt de laatste jaren feitelijk zijn opgetreden in Nederland, maar ook elders in Europa en hoe die veranderingen zijn te verklaren. Onder meer wordt stilgestaan bij oorzaken en gevolgen van de ‘Fortuynrevolte’, de komst van de verplichte inburgering, de discussies over de dubbele nationaliteit en positie en rol van moslims in Nederland en Europa. Diverse recente onderzoekingen op dit gebied zullen nader worden toegelicht. Deze cursus is een zogeheten lintmoduul. Zij loopt parallel aan andere cursussen en strekt zich uit over de blokken 1 tot en met 6. Er wordt een aantal hoorcolleges gegeven, waarvan sommige door gastdocenten met een ruime praktijkervaring. Het schriftelijk tentamen vindt plaats aan het einde van blok 6. Verplichte literatuur
Verplichte literatuur
- Handel, M.J., (ed), (2002), The Sociology of Organizations. Classic, Contemporary, and Critical Readings, Sage - Mintzberg, H., (2006), Organisatiestructuren, Pearson Education - Reader Organisatiesociologie, verkrijgbaar bij de Erasmus Shop. Aanvullend materiaal op Blackboard. Aanbevolen literatuur
- Hofstede, G., (1991), Cultures and organizations. Intercultural Cooperation and its Importance for survival, McGraw-Hill Int.Ltd. - Morgan, G., (2006, updated edition), Images of organization, Sage - Scott, W.R., Davis, G.F., (2007), Organizations and Organizing: Rational, Natural and Open Systems Perspectives, Prentice Hall - Gouldner, A.W., (1954), Patterns of industrial bureaucracy, Free Press - Tarrow, S., (1998,2nd edition), Power in Movement: Social Movements and Contentious Politics, Cambridge University Press - Lammers, C.J., Mijs, A.A., Noort, W.J., van, (2000, 8e bijgewerkte druk), Organisaties vergelijkenderwijs. Ontwikkeling en relevantie van het sociologisch denken over organisaties, Het Spectrum
- Wordt nog bekend gemaakt Extra informatie
Voorkennisadvies: Inleiding in de Sociologie
30
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Bachelorprogramma
31
Moderne sociologische theorie
FSWS253
Kwantitatieve methoden
ECTS
7.5
ECTS
7.5
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 2 Sociologie
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 2 Sociologie
Periode
2.2
Periode
2.3
Docenten
Dr. W. Schinkel
Docenten
Dr. P.H.J. Achterberg
Onderwijsvorm
Hoorcolleges en werkgroepen
Coördinator
Dr. P.H.J. Achterberg
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen en opdrachten
Onderwijsvorm
Hoorcolleges en practica
Contactpersoon
[email protected]
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen (60%) en opdrachten (40%)
Contactpersoon
Dr. P.H.J. Achterberg
FSWS254
Doel
Het einddoel van deze module is het geven van aanknopingspunten bij het formuleren van een antwoord op de vraag wat sociologie is. Dit gebeurt door de studenten in te leiden in enkele belangrijke sociologische wijzen van denken aan de hand van een bespreking van een selectie van invloedrijke sociologen, en het bestuderen van tenminste het werk van die sociologen. Om didactische redenen wordt stilgestaan bij de theoretische richtingen waarmee deze denkers de meeste affiniteit hebben, zodat de student een aantal oriëntatiepunten krijgt aangereikt, die onontbeerlijk zijn voor een eerste inzicht in het veld van de (theoretische) sociologie. Een ander doel is het bevorderen van een kritische houding en het ontwikkelen van een eigen visie op de bruikbaarheid van de ideeën van deze sociologen, alsmede het ontwikkelen van een kritisch-reflexieve houding ten aanzien van de kanon van de sociologie en ten aanzien van andere sociale processen. Beschrijving
Binnen deze module wordt kennis gemaakt met een selectie van invloedrijke moderne sociologen. De cursus sluit aan op de cursus Klassieke Sociologische Theorie, waar het accent op de sociologen van de negentiende en eerste helft van de twintigste eeuw ligt. Bij Moderne Sociologische Theorie komen de modernen aan bod. De nadruk in deze module ligt op de visies die betreffende denkers hebben geformuleerd omtrent 1) het object van de sociologie; 2) de methoden en theorieën die de sociologie in de bestudering van dat object dient te hanteren. Hierbij wordt tevens aandacht gegeven aan de filosofische achtergronden van betreffende denkers. We behandelen met name Elias, Habermas, Foucault, Bourdieu en Luhmann.
Beschrijving
Het vak kwantitatieve methode bestaat uit een hoorcollege waarin de beginselen van de meer geavanceerde (multivariate) statistiek worden behandeld, en een begeleidend werkcollege/praktikum waarin geleerd wordt deze technieken toe te passen m.b.v. het statistisch pakket SPSS. In de cursus zal onder meer aandacht worden geschonken aan: Bi- en multinomiale logistische regressie analyse, multi-level analyse, padanalyse, multipele regressie analyse, en factor- en betrouwbaarheidsanalyse. De SPSS-praktikumbijeenkomsten zijn bedoeld om ondersteuning te bieden bij het maken van de SPSS-opgaven. Voor de praktikumbijeenkomsten geldt geen aanwezigheidsplicht. Men kan de SPSS-opgaven namelijk ook zelfstandig (thuis, of in het PC-landschap, T4-95) maken. Het vak kwantitatieve methode analyse sluit aan op eerder gegeven methoden en technieken cursussen. De kennis die opgedaan kan worden in voorgaande M&T cursussen wordt als aanwezig verondersteld. Indien deze voorkennis niet aanwezig is, wordt u afgeraden deel te nemen aan deze cursus. N.B. Het behoort tot de vereisten van het vak dat men een ‘voldoende’ testimonium (of vrijstelling) heeft voor de Wiskundecursus (zie aldaar) De cursus wordt afgesloten met een schriftelijk tentamen. Het eindcijfer wordt berekend door het cijfer voor de SPSS opgaven voor 40% mee te tellen en het tentamencijfer voor 60%.
Verplichte literatuur
Verplichte literatuur
- Luhmann, N., The Reality of the Mass Media - De Jong, M.J., (2003), Grootmeesters van de sociologie, Amsterdam/Meppel, Boom - Teksten Blackboard - Schinkel, W., (2007), Denken in een Tijd van Sociale Hypochondrie. Aanzet tot een Theorie Voorbij de Maatschappij, Kampen, Klement
- Aanvullende teksten op Blackboard - Howitt, D., Cramer, D., (2007, 3e editie) Statistiek in de sociale wetenschappen, Pearson Education
32
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Bachelorprogramma
33
Leeronderzoek I: kwantitatief onderzoek
FSWS255
Wetenschapsleer
FSWS251
ECTS
7.5
ECTS
7.5
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 2 Sociologie
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 2 Sociologie
Periode
2.4
Periode
2.5
Docenten
Diverse docenten
Docenten
Prof.dr. M.A. Zwanenburg
Coördinator
Dr. P. Mascini
Onderwijsvorm
Hoor- en discussiecolleges
Onderwijsvorm
Hoorcolleges, werkcolleges, groepswerk, afsluitend symposium
Toetsvorm
Opdrachten
Toetsvorm
Groepsopdrachten, groepspresentaties, eindrapportage
Contactpersoon
[email protected]
Contactpersoon
Dr. P. Mascini Beschrijving
Beschrijving
Doel van het leeronderzoek is een eerste kennismaking met de sociologische onderzoekspraktijk. Centraal hierin staat het zelfstandig verbinden van sociologische theorie en onderzoeksmethoden. Studenten werken in het leeronderzoek samen in groepen van gemiddeld vier, begeleid door één van de docenten. Iedere groep verricht een (deductief, kwantitatief) survey-onderzoek. Aan de hand van verschillende opdrachten wordt een probleemstelling geformuleerd en uitgewerkt tot een onderzoekbaar conceptueel model en wordt tevens gerapporteerd over de operationalisering van de variabelen uit het conceptuele model (geldigheid, betrouwbaarheid). De opdrachten vormen de bouwstenen van een paper dat de integrale verslaglegging van het verrichte onderzoek behelst (dus met de resultaten van de data-analyse en de inhoudelijke conclusies). Aan het einde van de module presenteert iedere groep haar onderzoeksresultaten tijdens een afsluitend symposium. Verplichte literatuur
- Artikelen, aangeboden op Blackboard.
Wetenschap is een bijzondere activiteit, althans dat pretenderen de beoefenaren. Met behulp van wetenschappelijke methoden worden ideeën ontwikkeld welke een bijzondere aanspraak maken op het predikaat kennis. Wat is nu precies kennis, hoe kunnen wij echte kennis onderscheiden van giswerk en wat is het waarheidsgehalte van de kennis welke door de wetenschap wordt voortgebracht? Dit zijn vragen van fundamentele, wijsgerige aard die het onderwerp vormen van de kentheorie (ofwel de epistemologie) en de wetenschapsfilosofie. Vaak zijn deze vragen zo fundamenteel dat zij geen definitief antwoord kunnen hebben. Voor de wetenschapsbeoefening is het dan nodig voorlopige antwoorden te formuleren die ons in staat stellen zo goed mogelijk verder te gaan, dat wil zeggen, kennis te ontwikkelen van een zo hoog mogelijke kwaliteit. Deze vaak strategisch gekozen voorlopige antwoorden vormen het domein van de methodologie: de leer van de wetenschappelijke methode, gericht op het maximaliseren van kennis en kennisgroei. Wetenschap is niet alleen een geestelijke activiteit, het is een sociale activiteit van mensen, een activiteit bovendien met een grote mate van maatschappelijke belangstelling, bemoeienis en ondersteuning. Vragen naar het sociale karakter van wetenschap (organisatorische problemen bijvoorbeeld) en de invloed van maatschappelijke en culturele normen en waarden op de wetenschapsbeoefening, vormen het domein van de wetenschapssociologie. Wetenschapsfilosofie, kentheorie, methodologie en wetenschapssociologie vormen tezamen het onderwerp van de module wetenschapsleer. In deze module zal aandacht worden besteed aan ontwikkelingen in deze gebieden, vooral vanaf het begin van de 20e eeuw. Het onderwijs in deze module is erop gericht inzicht te kweken in de vraag naar het waarom en het belang van diverse vraagstukken. Met deze module als achtergrond kan de student beter inzien wat de aard is van wetenschapsbeoefening. Hij/zij kan wetenschap beter en meer gerechtvaardigd relativeren, maar vooral beter inzien wat de unieke kracht ervan is.
34
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Bachelorprogramma
35
De module is niet primair gericht op het aanleren van een praktische vaardigheid, maar de feitelijke uitwerking van wetenschapstheoretische visies is voor de meeste studenten zeer positief en behoort tot het fundamentele pakket van de academicus. Verplichte literatuur
- Syllabus/reader en een tweetal boeken/publicaties (nader af te spreken) Extra informatie
Voorkennisadvies: Methodologie, Klassieke sociologische theorie
Kwalitatieve methoden ECTS
7.5
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 2 Sociologie
Periode
2.6
Docenten
Dr. S.D. Aupers
Coördinator
Dr. S.D. Aupers
Onderwijsvorm
Hoor- en werkcolleges
Toetsvorm
Opdrachten (50%) en schriftelijk tentamen (50%)
Contactpersoon
[email protected]
FSWS257
Beschrijving
In het eerste deel van deze cursus wordt ingegaan op de kennistheoretische achtergronden van kwalitatieve methoden en de verschillen tussen kwantitatief onderzoek en kwalitatief onderzoek. Centraal staat daarbij het uitgangspunt dat beide methoden elkaar in verschillende opzichten aanvullen. In de rest van de cursus worden de verschillende, ideaaltypisch van elkaar te onderscheiden stappen in het onderzoeksproces doorlopen: het formuleren van een goede (theoretisch relevante) probleemstelling; de keuze voor en gebruikmaking van bronnen en methoden als interviews, inhoudsanalyse of participerende observatie; dataverzameling, analyse en codering van de data en de rol daarbij van hulpmiddelen, zoals theoretische memo’s, kwalitatieve datamatrices en computerprogramma’s als ‘Atlas.ti’ of ‘Streamliner’. Kwalitatief onderzoek is boven alles een cyclisch proces waarbij empirische bewijsvoering en theoretische reflectie elkaar voortdurend voeden. Verplichte literatuur
- Hoofdstukken uit boeken en artikelen (te downloaden via Blackboard)
36
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Bachelorprogramma
37
Leeronderzoek II: kwalitatief onderzoek ECTS
7.5
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 2 Sociologie
Periode
2.7
Docenten
Diverse docenten
Coördinator
Dr. P. Mascini
Onderwijsvorm
Hoorcolleges, werkcolleges, groepswerk, afsluitend symposium
Toetsvorm
Groepsopdrachten, groepspresentaties, eindrapportage
Contactpersoon
Dr. P. Mascini
FSWS258
Bachelor 3 - vakbeschrijvingen
Beschrijving
Doel van het leeronderzoek is een eerste kennismaking met de sociologische onderzoekspraktijk. Centraal hierin staat het zelfstandig verbinden van sociologische theorie en onderzoeksmethoden. Studenten werken in het leeronderzoek samen in groepen van gemiddeld vier, begeleid door één van de docenten. Iedere groep verricht een inductief en kwalitatief onderzoek. Aan de hand van verschillende opdrachten wordt een probleemstelling ontwikkeld en wordt aangegeven hoe deze kan worden beantwoord aan de hand van kwalitatieve gegevens. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van een inhoudsanalyse van bestaande documenten, participerende observatie en/of diepte-interviews. In een paper volgt dan de integrale verslaglegging van het kwalitatieve onderzoek (dus met de dataverzameling, de data-analyse en de onderzoeksresultaten). Verplichte literatuur
- Artikelen, aangeboden op Blackboard.
38
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Bachelorprogramma
39
Theorie in onderzoek
FSWS361
Sociologisch werkstuk
ECTS
7.5
ECTS
15
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 3 Sociologie
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 3 Sociologie
Periode
3.3
Periode
3.4, 3.5
Docenten
Prof.dr. D. Houtman, Drs. I.K. Noomen, Drs. L. Salomé
Docenten
Dr. T.W.M. Veld
Onderwijsvorm
Hoorcolleges en werkgroepen
Coördinator
Dr. T.W.M. Veld
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen
Toetsvorm
Werkstuk
Contactpersoon
[email protected]
Contactpersoon
Dr. T.W.M. Veld
FSWS362
Beschrijving
Beschrijving
In dit vak staat de harde kern van het sociologische onderzoeksproces centraal: het systematisch op elkaar betrekken van empirische gegevens en sociologische theorie. Tijdens de werkgroepen worden vooral onderzoeksvoorbeelden besproken, waarbij de aandacht uitgaat naar de manier waarop theorie enerzijds richting geeft aan de dataverzameling en -analyse en anderzijds wordt gebruikt om de resulterende bevindingen te interpreteren. Tijdens de hoorcolleges wordt gedemonstreerd dat 1) het gebruik van theorie bij het verrichten van empirisch onderzoek onontkoombaar is, dat 2) de manier waarop men dit doet afhankelijk is van het type probleemstelling en relevantiekader, en 3) dat de onontkoombaarheid van theoriegebruik noopt tot een afwijzijng van het idee dat sociologische kennis een min of meer rechtstreekse afspiegeling van de sociale werkelijkheid is, zonder daarbij te vervallen in de al even problematische (postmoderne) gedachte dat onderzoekers waarheid ‘maken’ in plaats van ‘vinden’.
Het Sociologisch Werkstuk heeft een ruime plaats in het studieprogramma van het bachelor-3 en vormt de afsluiting van de bachelorfase. Het Sociologisch Werkstuk wordt uitgevoerd in groepjes van twee of drie studenten, waarbij van de studenten een grote mate van zelfstandigheid wordt verwacht. De begeleiding zal dan ook voornamelijk betrekking hebben op hoofdpunten, zoals ten aanzien van de onderwerpkeuze, het formuleren van de probleemstelling, de theoretische inkadering en de methoden van materiaalverzameling en -analyse. Als ondersteuning bij het maken van een opzet voor het werkstuk wordt in het vak ‘Theorie in Onderzoek’ in blok 3 aandacht besteed aan het gebruik van sociologische theorie in empirisch onderzoek. Het onderwerp van het werkstuk wordt verkregen uit een lijst met suggesties, aangedragen door de voor begeleiding beschikbare docenten. Deze lijst komt beschikbaar in november. Het is ook mogelijk om een eigen onderwerp en probleemstelling aan te dragen, maar dan moet wel expertise hieromtrent aanwezig zijn bij één van de voor begeleiding beschikbare docenten.
Verplichte literatuur
- Reader Theorie in Onderzoek - Houtman, D. (2003), Class and Politics in Contemporary Social Science: ‘Marxism Lite’ and Its Blind Spot for Culture, New York, Aldine de Gruyter - Aupers, S. (2004), In de ban van moderniteit: De sacralisering van het zelf en computertechnologie, Amsterdam, Aksant Extra informatie
Voorkennisadvies: Inleiding in de Sociologie Klassieke Sociologische Theorie Moderne Sociologische Theorie Methodologie Statistiek Kwantitatieve + Kwalitatieve methoden
40
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Aan het te vervaardigen sociologisch werkstuk worden drie eisen gesteld. De eerste is dat het een duidelijke empirische component heeft. Men zal dus zelfstandig data moeten verzamelen of een secundaire analyse verrichten, d.i. zelfstandig empirische gegevens moeten bewerken die door anderen zijn verzameld (zie voor surveydata bijvoorbeeld het Steinmetz-archief: http://www.niwi.knaw.nl/nl/maatschappijwetenschappen/steinmetzarchief/toon). Theoretische relevantie is de tweede vereiste. Uit het werkstuk moet blijken dat een gedegen oriëntatie heeft plaatsgehad op het onderwerp, resulterend in een wetenschappelijk verantwoorde probleemstelling. De onderzoeksresultaten dienen derhalve theoretisch te worden geïnterpreteerd en binnen een bredere theoretische context te worden geplaatst. De derde vereiste is een goede redactionele vormgeving. Naast algemene normen voor rapportage, zoals een consistente en logische opbouw van het betoog, dient men de leesbaarheid te bevorderen door taalfouten te voorkomen, de voorkeurspelling te gebruiken en beknopt te rapporteren.
Bachelorprogramma
41
Het opstellen van een beredeneerd onderzoeksplan is doorgaans geen eenvoudige opgave. Vandaar dat de werkstukbegeleiding een tamelijk strakke opzet kent. Het is noodzakelijk dat de groep tot een bindende afspraak komt met de begeleider over opzet en uitvoering van het onderzoek. Studenten dienen zich bij de coördinator van dit vak aan te melden door inlevering van het formulier ‘Aanmelding sociologisch werkstuk’, opgenomen als bijlage 7 van de ‘Richtlijnen sociologisch werkstuk’ (verkrijgbaar op het secretariaat, M6-22, tevens downloadbaar via Blackboard). De beoordeling vindt plaats binnen de voorwaarden die zijn opgenomen in deze richtlijnen. Naast de begeleider is een onafhankelijke tweede beoordelaar bij de eindbeoordeling betrokken. Het hele Bachelor 3 is in principe beschikbaar voor het werken aan het Sociologisch Werkstuk. Van de studenten wordt gevraagd om uiterlijk 1 december een onderwerp te kiezen en een begeleider te hebben gezocht. Tegen de achtergrond van blok 3 en met ondersteuning van de begeleider wordt vervolgens begin kalenderjaar 2009 de opzet geformuleerd. De blokken 4 en 5 zijn beschikbaar voor het doen van in ieder geval het veldwerk en/of de analyses en mogelijk al het rapporteren over het onderzoek, d.i. het schrijven van de laatste hoofdstukken van het Sociologisch Werkstuk.
Sociologie van de arbeid ECTS
7.5
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 3 Sociologie
Periode
3.6
Docenten
Dr. A. Peper, Prof.dr. R.J. van der Veen
Onderwijsvorm
Hoorcolleges en werkgroepen
Toetsvorm
Opdrachten en tentamen
Contactpersoon
[email protected]
FSWS364
Doel
In dit vak wordt in vogelvlucht een overzicht gegeven van de maatschappelijke ontwikkelingen in de domeinen van arbeid, organisatie en management en van de sociologische reflectie daarop. Beschrijving
Na een algemene inleiding in een drietal belangrijke maatschappelijke transformaties (individualisering, post-industrialisering en globalisering) en de gevolgen van deze transformaties voor de domeinen van arbeid en organisatie, krijgt de student een overzicht, een ‘state of the art’ van het sociaal-wetenschappelijk denken over een kernthema uit de studie van arbeid, organisatie en management. Aan de orde komen de volgende onderwerpen: - ontwikkelingen in de aard van de arbeid en de inrichting van het arbeidsproces - ontwikkelingen in de organisatie en werking van het bedrijf - veranderingen in het management van organisaties - de veranderende arbeidsmarkt: toegang, verdeling en belang van arbeid - de transformatie van de moderne economie - de toekomst van het kapitalisme met een sociaal gezicht Verder wordt aandacht besteed aan een institutionele kaart van het (Nederlandse) domein van de arbeidsverhoudingen. Verplichte literatuur
- Reader (deels aanbod van de literauur via internet en blackboard) - Nagelkerke, A.G., Nijs, W.F., de, (2006), Regels rond arbeid, Groningen, Martinus Nijhoff - Ruysseveldt, J., van, Hoof, J., van, (laatste editie), Arbeid in verandering, Kluwer, 300 pp. Literatuur overig
De volgende literatuur wordt bekend verondersteld en ook gebruikt in de colleges en het tentamen: - Handel, M.J., (2002), The Sociology of Organizations - Mintzberg, H., (1991), Organisatiestructuren
42
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Bachelorprogramma
43
Urbane sociologie
FSWS363
Capita selecta: kwaliteit van leven
ECTS
7.5
ECTS
7.5
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 3 Sociologie
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 3 Sociologie
Periode
3.7
Periode
3.4, 3.5, 3.6, 3.7
Docenten
Prof.dr. J.P.L. Burgers
Docenten
Diverse docenten
Onderwijsvorm
Hoor- en werkcolleges
Coördinator
Dr. W. Schinkel, Dr. S.D. Aupers
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Contactpersoon
Prof.dr. J.P.L. Burgers
Toetsvorm
Papers
Contactpersoon
[email protected]
FSWS375
Beschrijving
In deze module wordt een introductie gegeven op, en een overzicht geboden van een van de meest vruchtbare en actuele deelgebieden van de sociologie: de urbane of stadssociologie. Al vanaf de opkomst van sociologie als academische discipline, hebben de stad en het stedelijk leven zich in de belangstelling mogen verheugen van toonaangevende sociologen. Max Weber zag de middeleeuwse Europese stad als een belangrijke constituerende factor in de opmars van het moderne kapitalisme. Georg Simmel analyseerde het leven in de grote stad als uiting van de cultuur van de moderniteit. Wat betekent het te leven in een grote metropool? Hoe moeten we steden en stedelijkheid typeren, en welke dynamiek is daarmee verbonden? Welke regelmaat en orde vinden we in de stad? Welke principes liggen ten grondslag aan haar fysieke voorkomen en vorm? Welke invloed hebben fysieke structuren op het gedrag van mensen? In welke mate zijn ruimtelijke factoren en fysieke nabijheid nog van belang in een tijdperk van nagenoeg onbegrensde mobiliteit?
Beschrijving
In de doorlopende 'lintmoduul' van bachelor 3 zullen veertien verschillende docenten en medewerkers van de vakgroep sociologie een college wijden aan een voor hen sociologisch inspirerende casus. De thematiek is divers: aan de orde komen mogelijk sociologische reflecties op een favoriet sociologisch boek, een roman, biografie, muziekstuk, film, strip, reclamecampagne of actuele gebeurtenis in de politiek. De doelstelling van Capita Selecta is tweeledig: enerzijds is het de bedoeling dat studenten leren om theoretische inzichten in de sociologie spelenderwijs toe te passen op de alledaagse empirische werkelijkheid – inclusief ogenschijnlijk triviale verschijnselen in de samenleving. Anderzijds biedt deze cursus een panoramisch overzicht van het veelzijdige sociologische vakgebied. Verplichte literatuur
In de module wordt een overzicht geboden van de belangrijkste sociaal-wetenschappelijke theorieën met betrekking tot de stad. Voorts wordt een schets gegeven van de geschiedenis van het denken over ruimtelijke vormgeving en architectuur. Ten slotte wordt een aanduiding gegeven van de belangrijkste problemen waarmee steden worden geconfronteerd en de mogelijkheden en aanknopingspunten die steden bieden in termen van cultuur en verschillende vormen van creativiteit.
- Hoofdstukken uit boeken, artikelen en ander materiaal (te downloaden via Blackboard)
Verplichte literatuur
- Lin, J., Mele, C., (eds.), (2005), The Urban Sociology Reader, New York, Routledge Urban Reader Series
44
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Bachelorprogramma
45
Hoofdstuk 3
Minors Minor Europe and the Middle East Brief description of contents The objective of this Bachelor elective is to familiarise students with key concepts and perspectives in the study of religion and society; in particular the dynamics of identity formation and citizenship in the Middle East and Europe, with a special emphasis on the contexts of migration and transnationalism. After completing the minor, students should have a sound knowledge and critical understanding of the major themes and approaches in the study of society, identity and citizenship, in particular in the contexts of migration and post-migration; they should be able to use their knowledge to reflect and to formulate their own view points and research questions. Study programme The minor consists of three complementary thematic course modules: Religion and Society in the Middle East; Citizenship and Identity; Migration and Transnationalism in Europe. Examination The lectures provide an introduction to the subject matter and set out foundations on which students can build. Students will be stimulated to actively participate in discussion of key concepts and issues. Students will receive a single mark for the entire minor. It is not possible te complete only one or two modules. Each course should be completed with an average mark of at least 5.5. Final assessment of the minor will rely on the marks of the assessments for each module. For feedback, students will have the opportunity to review their graded examinations and assignments. Admission requirements Proficiency in spoken and written English is essential: VWO-final examination grade: 7 or higher. TOEFL-test: minimum score of 580 (paper-based), 237 (computer-based) or 92 (internet based). IELTS-test: minimum score of 7. A maximum number of 75 students can participate in this minor. The course will be cancelled if the number of participants is less than 10 students. Student profile This programme is of particular interest for students who seek greater understanding of the complex dynamics between Europe and the Middle East, as well as the ability to formulate their own viewpoints and research questions.
46
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Minors
47
Extra information
Citizenship and identity ECTS
5
Level
Bachelor Sociologie, Bachelor 3, minor Sociologie
Period
3.1, 3.2
Lecturer(s)
Prof.dr. T. Ramadan
Format
Lectures
Assessment
Written examination
Contact
M. Kooistra
FSWS355
This course is part of the Minor ‘Europe and the Middle East: Society and Identity’, organised jointly by the Faculty of Social Sciences (Dept. of Sociology) and the Faculty of History and Arts. It is open to EUR students and to international/exchange students. The latter should register with ms. Marianne de Jong (office M7-33; phone: +31104088622; fax: +31104089103; e-mail:
[email protected]).
Description
While there are numerous discussions in the West about the meaning of a true citizenship and its relationship with culture, memory, religion, it is important to get a clearer understanding of concepts such as citizenship and identity. Through the course, students will get a deeper knowledge of the diverse definitions and norms regarding the status of citizen in relation to the nation state in the Western countries. They should be able to have a better understanding of the nature and the causes of the current debates on identity in the light of the multicultural and pluralistic modern societies. The first part of the course will consist of a historical study of the concept of citizenship and its diverse normative definitions and understandings in different Western countries (nationality/citizenship but also residents, subjects, citizens, allochtones, autochtones). The main focus of the second part will be the current situation in the Western countries and an analysis of the social and political causes which generate the passionate debates on identity in modern societies. It will be necessary to study the different approaches and theses proposed by sociologists or intellectuals as well as the nature of specific national debates (Netherlands, France, United-Kingdom, Germany, etc.). The last section of the course will analyse the recent developments related to the concepts of citizenship and identity and their relationship to the notions of loyalty, sense of belonging, social cohesion. The content of this course is an overall introduction to the sensitive social questions of the day: from the historical and normative study of key concepts to the analysis of the contemporary debates. Compulsory literature
- To be announced
48
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Minors
49
Minor Sociology of Culture
Migration and transnationalism in Europe
FSWS356
Brief description of contents ECTS
5
Level
Bachelor Sociologie, Bachelor 3, minor Sociologie
Period
3.1, 3.2
Lecturer(s)
Prof.dr. H.B. Entzinger
Format
Lectures
Assessment
Written examination
Contact
[email protected]
Description
This course is part of the Minor ‘Europe and the Middle East: Society and Identity’, organised jointly by the Faculty of Social Sciences (Dept. of Sociology) and the Faculty of History and Arts. The course assesses migration patterns to Europe in the past decades, with an emphasis on migration from the Middle East and North Africa. These movements have led to a substantial growth of the number of persons with a Muslim background in Europe. In this course we will analyse some of the major consequences of their settlement. We will study patterns of exclusion and inclusion of migrants in various fields of European society. We will also analyse the gradual institutionalisation of Islam in Europe and the reactions of European societies and their governments to these processes and to the numerous dilemmas they pose. Finally, we will assess how in Europe migrants in general, and Muslims in particular, perceive their own situation and their identity/identities, primarily from the theoretical perspective of transnationalism, which has been rapidly gaining significance lately. Transnationalism refers to the view that migrants often maintain links with different societies simultaneously and also identify with more than one nation at the time. Compulsory literature
- Reader with articles. - Penninx, R., Berger, M., Kraal, K., Eds. (2006) The Dynamics of International Migration and Settlement in Europe. A State of the Art, Amsterdam, Amsterdam University Press.
This minor programme provides insight into the processes of cultural change in contemporary Western societies that are sparked by the decline of traditional Christian religion and related moral values. These changes pertain to an erosion of traditional cultural hierarchies and a concomitant increase in the salience of cultural discourses about the importance of personal emotions, personal authenticity, and individual liberty. These discourses underlie the new demands that are made today on institutional domains as diverse as religion, politics, management, public administration, law and health care – demands that as such cannot be understood without a sound understanding of these processes of cultural change. Study programme This two-course minor programme (2 x 7.5 = 15 ECTS) introduces students to the intellectually rich and stimulating field of sociology of culture, which understands social life as nothing more or less than the set of cultural meanings and understandings that groups of people have in common. Admission requirements Students are required to have sufficient passive command of the English language for comprehension of required reading and class content. No elementary knowledge of the fields of sociology or cultural sociology is required. Student profile This minor programme is geared toward the intellectual needs of future specialists in contemporary culture, as well as students who seek to expand their perspectives by gaining insight into the broader cultural processes that have a deep impact on their own fields of work.
Extra information
This course is part of the Minor ‘Europe and the Middle East: Society and Identity’, organised jointly by the Faculty of Social Sciences (Dept. of Sociology) and the Faculty of History and Arts. This course is open to EUR students and to international/exchange students. The latter should register with ms. Marianne de Jong (office M7-33; phone: +31104088622; fax: +31104089103; e-mail:
[email protected]). Entry requirements A basic knowledge of sociology and a good knowledge of English.
50
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Minors
51
Individualization and Cultural Change
FSWS380
Popular Culture
FSWS381
ECTS
7.5
ECTS
7.5
Level
Bachelor Sociologie, Bachelor 3, minor Sociologie
Level
Bachelor Sociologie, Bachelor 3, minor Sociologie
Period
3.1
Period
3.2
Lecturer(s)
Prof.dr. D. Houtman
Lecturer(s)
Dr. S.D. Aupers
Coordinator
Prof.dr. D. Houtman
Coordinator
Dr. S.D. Aupers
Format
Lectures
Format
Lectures
Assessment
Written examination
Assessment
Written examination
Contact
[email protected]
Contact
[email protected]
Mission
Mission
Students who participate in the Minor Programme ‘Sociology of Culture’ work toward the following broad objectives: - Becoming familiar with the distinctive approach of the sociology of culture; - Gaining insight into processes of cultural change in Western societies; - Gaining insight into how these processes affect institutional domains such as religion, politics, management, public administration, law and health care.
Students who participate in the Minor Programme ‘Sociology of Culture’ work toward the following broad objectives: - Becoming familiar with the distinctive approach of the sociology of culture; - Gaining insight into processes of cultural change in Western societies; - Gaining insight into how these processes affect institutional domains such as religion, politics, management, public administration, law and health care.
Description
Description
This course, the first of the two that together constitute the Minor Programme ‘Sociology of Culture’, does not address the process of individualization in a sociologically naive way as a withering away of society and social control, but rather as an increased salience of binding cultural discourses pertaining to personal emotions, personal authenticity, and individual liberty. These discourses have their roots in the so-called ‘counterculture’ of the 1960s and have not disappeared since, but have instead come to dominate the cultural mainstream. This has resulted in major transformations of, among others, the religious domain (a marked shift to post-Christian spiritualities), the political domain (increased framing of social problems as emotional ones, increased political salience of cultural issues, and increasingly personalized political communication) and consumer culture (with ideals of personal authenticity and rejection of mass consumption having become the principal driving forces behind consumption).
With the decline of traditional Christian religion and related moral values, popular culture has become increasingly salient in contemporary Western society. This second course of the Minor Programme ‘Sociology of Culture’ therefore focuses on the meanings assigned to and derived from popular culture. On the one hand, it addresses critiques of the ‘culture industry’ of mass entertainment, the moral panic that accompanied the introduction of television, film and contemporary computer games, and eventually the erosion of the traditional distinction between high culture and popular culture. On the other hand, the major roles of media and consumption in the construction of personal identity, community and culture are discussed. Why do branded products, soaps, reality shows and online computer games nowadays fascinate so many Western people? And how do these ‘playful’ popular cultures affect ‘serious’ social domains such as politics, management and business?
Compulsory literature
Compulsory literature
- Furedi, F., (2003), Therapy Culture: Cultivating Vulnerability in an Uncertain Age, Londen, Routledge - Campbell, C. (2007), The Easternization of the West: A Thematic Account of Cultural Change in the Modern Era, Boulder, CO: Paradigm - Reader Introduction to the Sociology of Culture (downloadable from Blackboard)
- Slater, D., (1997), Consumer Culture and Modernity, Cambridge, Polity Press - Reader Popular Culture (downloadable from Blackboard) - Possamai, A., (2005), Religion and Popular Culture: A Hyper-Real Testament, Brussel, Peter Lang
52
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Minors
53
Hoofdstuk 4
Schakelprogramma voor HBO- en WO-Bachelors De Masterprogramma's zijn direct toegankelijk voor Sociologiebachelors van de EUR (voor Bestuurskundebachelors is ook de AOM-Master toegankelijk). Voor andere studenten verloopt de toelating via het schakeltraject Sociologie. Dit geldt voor: 1. Bachelors (EUR of elders) die een andere WO-Bachelor dan Sociologie hebben behaald; 2. voor HBO- Bachelors. HBO-afgestudeerden die in het Schakelprogramma willen instromen, nemen verplicht deel aan een toelatingstoets. Het behalen van de toelatingstoets is een voorwaarde in de toelatingsprocedure voor het Schakelprogramma. Via de toets of pre-assesment wordt bepaald of de capaciteiten en vaardigheden van de HBO-afgestudeerde minimaal voldoen om kans te maken om de premaster- en masteropleiding met succes af te ronden. Hiertoe krijgt de kandidaat wetenschappelijke teksten in het Nederlands en Engels voorgelegd, waarover vragen moeten beantwoord of een kort opstel geschreven. Het gaat er dan vooral om te bepalen of de kandidaat in staat is te analyseren, logisch te redeneren, een onderscheid te maken tussen hoofd- en bijzaken en verbanden te leggen. De toetsduur bedraagt ongeveer vier uur. De uitslag is bindend voor de toelating: als deze positief is, wordt de kandidaat toegelaten tot het Schakelprogramma. Deelnemers die het Schakelprogramma succesvol doorlopen hebben, ontvangen geen Bachelordiploma maar een certificaat op basis waarvan ze toegang krijgen tot de Masteropleiding Sociologie van de EUR. Het schakelprogramma kent een nominale studieduur van een jaar (60 ECTS) en omvat de volgende onderdelen: Wiskunde
pm
1. Sociologie
6 ECTS
2. Onderzoek
6 ECTS
3. Inleiding Data-analyse
6 ECTS
4. Klassieke en Moderne Sociologische Theorie
6 ECTS
5. Geavanceerde Data-analyse
6 ECTS
6. Kwalitatief onderzoek
6 ECTS
7. De georganiseerde samenleving
6 ECTS
8. Stadssociologie of Arbeidssociologie
6 ECTS
9. Beleidssociologie
6 ECTS
10. Sociologisch Theoriegebruik
6 ECTS
Totaal
60 ECTS
De vakken uit het Schakelprogramma worden alleen in de avond gegeven. Ze kunnen dus niet overdag worden gevolgd. In het dagprogramma voor de Bachelorstudenten hebben de vakken een format waarbij steeds ook de deelname aan werkgroepen verplicht is.
54
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Schakelprogramma
55
NB. In verband met een vruchtbare deelname aan de vakken Onderzoek, Inleiding dataanalyse en Geavanceerde data-analyse is kennis van de wiskunde op VWO-niveau een vereiste. Een VWO-examen is dan ook de gangbare eis voor toelating tot de Sociologiestudie. Voor studenten met een deficiëntie in wiskunde wordt een wiskundecursus gegeven. Deze omvat de onderdelen uit het VWO-wiskunde programma die nodig zijn voor het volgen van Statistiek in een Sociaal-Wetenschappelijke opleiding. Studenten die tot het Schakelprogramma toegang hebben op grond van een HBO-diploma moeten in de loop van het Schakelprogramma een voldoende halen voor deze zogenoemde wiskundecursus. Alleen als HBO-gediplomeerden kunnen aantonen dat zij op enige wijze voldoende wiskunde hebben gevolgd, worden zij vrijgesteld van deze wiskundecursus.
Wiskundecursus
FSWS106
ECTS
0
Studiefase
Bachelor Sociologie, Bachelor 1 Sociologie, Schakelprogramma soc Sociologie
Periode
1.1, 1.2, 1.3, 1.4
Docenten
J.H.M. Pieters
Onderwijsvorm
Hoorcollege
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen
Contactpersoon
[email protected]
Vrijstellingen Studenten met een WO-Bachelor stromen ook in in het schakelprogramma, maar kunnen daarbinnen (afhankelijk van de inhoud van de WO-opleiding) vrijstelling krijgen voor onderdelen of vakken. In principe worden er binnen het Schakelprogramma aan HBO’ers (afgezien van de Wiskundecursus) geen verdere vrijstellingen verleend. Alleen als kan worden aangetoond dat de in het HBO bestudeerde stof naar aard, niveau(!) en omvang minstens gelijkwaardig is aan die van een onderdeel van het Schakelprogramma, kan een vrijstelling worden overwogen.
Beschrijving
De wiskundecursus bereidt voor op de modules Statistiek (Bachelor 1) en Inleiding Dataanalyse (schakelprogramma). De wiskundecursus heeft tot doel studenten met deficiënties in de wiskunde-opleiding, elementaire wiskundige technieken bij te brengen. Er wordt ingegaan op de hoofdbewerkingen van de algebra, de verzamelingenleer, het verloop van eerste-, tweede- en hogeregraads functies, het gebruik van het sommatieteken, het differentiëren en integreren van eenvoudige functies en enkele andere onderwerpen uit de middelbare schoolopleiding. De cursus wordt afgesloten met een toets waarvoor men een voldoende moet behalen. Verplichte literatuur
- Syllabus Wiskunde, verkrijgbaar bij Erasmus shop (naast Donner in C-gebouw).
56
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Schakelprogramma
57
Sociologie
FSWS911
Onderzoek
FSWS912
ECTS
6
ECTS
6
Studiefase
Schakelprogramma soc Sociologie
Studiefase
Schakelprogramma soc Sociologie
Periode
Blok 1
Periode
Blok 1
Docenten
Dr. F.G. Snel, Dr. K.M. Rusinovic
Docenten
Prof.dr. J.F.A. Braster
Coördinator
Dr. F.G. Snel
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen
Contactpersoon
[email protected]
Contactpersoon
[email protected] Beschrijving
Beschrijving
Het programma kent een tweeledige doelstelling. Ten eerste het bieden van een grondige kennismaking met het gedachtegoed en het begrippenapparaat van de sociologie. Aan de hand van het boek ‘Global Sociology: A Global Introduction’ wordt zowel een eerste introductie gegeven op algemene sociologische theorieën als ingegaan op sociologische theorievorming en onderzoek op uiteenlopende deelgebieden. Een tweede doelstelling van het vak is inzicht te geven in hoe sociologen de sociale werkelijkheid onderzoeken. Daarom zal bij de behandeling van ieder deelgebied van de sociologie ook worden ingegaan op de uitkomsten van relevant sociologisch onderzoek. Tevens zal worden duidelijk gemaakt dat sociologische theorie en sociologisch onderzoek niet los van elkaar staan, maar dat theorieën richtinggevend zijn voor hoe sociologen de sociale werkelijkheid onderzoeken. In de cursus zal in het bijzonder worden ingegaan op onderzoek over sociale ongelijkheid: over armoede, werkloosheid en (illegale) migranten. Maar daarnaast komen ook tal van andere onderwerpen aan bod.
Dit onderdeel vormt een eerste kennismaking met de methoden en technieken van sociaal wetenschappelijk onderzoek. Het hoorcollege Onderzoek wordt gegeven tijdens het eerste blok en wordt afgesloten met een essayvragen tentamen over de collegestof en over het handboek van Earl Babbie, The Practice of Social Research, 11e editie. Wij beginnen met een beknopte, algemene inleiding over wetenschap en in het bijzonder sociale wetenschap. In hoorcolleges komen de volgende capita aan de orde: wetenschap en theorie, onderzoeksdesigns, operationaliseren, meten, steekproeven. Na deze eerste kennismaking wordt het onderzoeksontwerp nader ingevuld. Hierbij komen aan de orde: kwalitatief en kwantitatief onderzoek en de voornaamste dataverzamelingstechnieken, te weten de observatie, het interview, de vragenlijst, het experiment, de case study en het gebruik van secundair datamateriaal. Tenslotte wordt in een aantal hoorcolleges aandacht besteed aan elementaire data-analyse, het elaboratiemodel en de rol van de statistiek in sociaal wetenschappelijk onderzoek. Verplichte literatuur
Verplichte literatuur
- Reader met artikelen, Engbersen, G., De trias van ongelijkheid - Macionis, J., Plummer, K., (latest edition), Sociology: A global introduction, New Jersey, Prentice Hall
58
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
- Aanvullend materiaal t.b.v. de hoorcolleges aangeboden via Blackboard - Babbie, E., (2007, 11th edition), The practice of Social Research. Wadsworth, Thomson
Schakelprogramma
59
Inleiding data analyse
FSWS913
Klassieke en moderne sociologische theorie
ECTS
6
ECTS
6
Studiefase
Schakelprogramma soc Sociologie
Studiefase
Schakelprogramma soc Sociologie
Periode
Blok 2
Periode
Blok 2
Docenten
Dr. P.H.J. Achterberg, Prof.dr. J.F.A. Braster
Docenten
Dr. W. Schinkel
Coördinator
Prof.dr. J.F.A. Braster
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Onderwijsvorm
Hoorcolleges en practica
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen
Contactpersoon
[email protected]
Contactpersoon
[email protected]
FSWS914
Doel Beschrijving
In deze cursus wordt een inleiding gegeven in de methoden en technieken van sociaalwetenschappelijk onderzoek met de nadruk op data-analyse. In hoorcolleges en aansluitende practica wordt ingegaan en geoefend met elementaire vormen van univariate analyse (centrale tendentiematen, spreidings- en verdelingsmaten), bivariate analyse (kruistabellen, correlaties, eenwegs variantieanalyse) en eenvoudige vormen van multivariate analyse (tweewegs variantieanalyse, regressieanalyse). Verplichte literatuur
- Howitt, D., Cramer, D., (2007), Statistiek in de sociale wetenschappen, Amsterdam, Pearson Education Benelux - Blokboek statistiek
Het einddoel van deze module is het geven van aanknopingspunten bij het formuleren van een antwoord op de vraag wat sociologie is. Dit gebeurt door de studenten in te leiden in enkele belangrijke sociologische wijzen van denken aan de hand van een bespreking van een selectie van invloedrijke sociologen, en het bestuderen van tenminste het werk van die sociologen. Om didactische redenen wordt stilgestaan bij de theoretische richtingen waarmee deze denkers de meeste affiniteit hebben, zodat de student een aantal oriëntatiepunten krijgt aangereikt, die onontbeerlijk zijn voor een eerste inzicht in het veld van de (theoretische) sociologie. Een ander doel is het bevorderen van een kritische houding en het ontwikkelen van een eigen visie op de bruikbaarheid van de ideeën van deze sociologen, alsmede het ontwikkelen van een kritisch-reflexieve houding ten aanzien van de kanon van de sociologie en ten aanzien van andere sociale processen. Beschrijving
Binnen deze module wordt kennis gemaakt met een selectie van invloedrijke klassieke en moderne sociologen. De nadruk in deze module ligt op de visies die betreffende denkers hebben geformuleerd omtrent 1) het object van de sociologie; 2) de methoden en theorieën die de sociologie in de bestudering van dat object dient te hanteren. Hierbij wordt tevens aandacht gegeven aan de filosofische achtergronden van betreffende denkers. We behandelen met name Comte, Durkheim, Weber, Marx, Simmel, Goffman, Habermas, Foucault, Bourdieu en Luhmann. Verplichte literatuur
- Jong, M.J., de, (2003), Grootmeesters van de sociologie, Amsterdam/Meppel, Boom - Schinkel, W., (2007), Denken in een Tijd van Sociale Hypochondrie. Aanzet tot een Theorie Voorbij de Maatschappij. Kampen, Klement - Durkheim, E., The Division of Labor in Society - Teksten t.z.t. te downloaden vanaf Blackboard
60
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Schakelprogramma
61
Beleidssociologie
FSWS923
Kwalitatief onderzoek
ECTS
6
ECTS
6
Studiefase
Schakelprogramma soc Sociologie
Studiefase
Schakelprogramma soc Sociologie
Periode
Blok 3
Periode
Blok 3
Docenten
Dr. T.W.M. Veld, Dr. P. Mascini, Prof.dr. R.J. van der Veen
Docenten
Dr. S.D. Aupers
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Coördinator
Dr. S.D. Aupers
Toetsvorm
Take-home tentamen
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Contactpersoon
[email protected]
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen
Contactpersoon
[email protected]
FSWS916
Doel
In dit vak wordt vanuit een sociologisch perspectief aandacht besteed aan beleidsvraagstukken. Het doel is om inzicht te verwerven in de totstandkoming, de uitvoering en de werking van beleid. Het beleid wordt benaderd vanuit het maatschappelijke probleem waarop het een antwoord biedt en met het oog op de maatschappelijke effecten die het sorteert. Beschrijving
De totstandkoming, uitvoering en werking van beleid staan centraal in dit vak. Het beleid wordt benaderd vanuit het maatschappelijke probleem (bijvoorbeeld armoede, maatschappelijke integratie of kansenongelijkheid in het onderwijs) en met het oog op de maatschappelijke effecten van het betreffende beleid. Aandacht zal worden besteed aan de vraag wat een beleidsprobleem is (armoede? obesitas? de publieke omroep?), aan de vraag waar beleidsinterventies zich op richten (inkomensbescherming of arbeidsparticipatie?; culturele integratie of sociale participatie?), aan de vraag wanneer een maatschappelijk probleem een beleidsprobleem wordt (agendavorming), aan de vraag hoe beleid wordt vormgegeven en uitgevoerd (straffen of belonen; centraal of decentraal; publieke of private uitvoering) en tenslotte aan de vraag naar de werking, dat wil zeggen de maatschappelijke effecten van beleid (herverdeling; eventuele perverse effecten en dergelijke).
Beschrijving
In het eerste deel van deze cursus wordt ingegaan op de kennistheoretische achtergronden van kwalitatieve methoden en de verschillen tussen kwantitatief onderzoek en kwalitatief onderzoek. Centraal staat daarbij het uitgangspunt dat beide methoden elkaar in verschillende opzichten aanvullen. In de rest van de cursus worden de verschillende, ideaaltypisch van elkaar te onderscheiden stappen in het onderzoeksproces doorlopen: het formuleren van een goede (theoretisch relevante) probleemstelling; de keuze voor en gebruikmaking van bronnen en methoden als interviews, inhoudsanalyse of participerende observatie; dataverzameling, analyse en codering van de data en de rol daarbij van hulpmiddelen, zoals theoretische memo’s, kwalitatieve datamatrices en computerprogramma’s als ‘Atlas.ti’ of ‘Streamliner’. Kwalitatief onderzoek is boven alles een cyclisch proces waarbij empirische bewijsvoering en theoretische reflectie elkaar voortdurend voeden. Verplichte literatuur
- Hoofdstukken uit boeken en artikelen (te downloaden via Blackboard)
In dit vak gaat de aandacht ook uit naar de (Nederlandse) verzorgingsstaat – dat is tenslotte het institutionele kader van waaruit in de moderne samenleving maatschappelijke interventies worden gepleegd. Verplichte literatuur
- Reader met artikelen, ten dele ter beschikking gesteld via Blackboard - Te zijner tijd nader bekend te maken
62
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Schakelprogramma
63
De georganiseerde samenleving
FSWS917
Stadssociologie
FSWS920
ECTS
6
ECTS
6
Studiefase
Schakelprogramma soc Sociologie
Studiefase
Schakelprogramma soc Sociologie
Periode
Blok 3
Periode
Blok 4
Docenten
Dr. H.D. Pruijt
Docenten
Prof.dr. J.P.L. Burgers
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Coördinator
Prof.dr. J.P.L. Burgers
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen en paper
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Contactpersoon
[email protected]
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen
Contactpersoon
Prof.dr. J.P.L. Burgers
Beschrijving
De module “De georganiseerde samenleving” biedt een eerste kennismaking met sociologisch onderzoek naar en theorievorming rond organiseren en organisaties. De organisatiesociologie heeft een rijk analytisch instrumentarium opgeleverd waar iedere socioloog zijn voordeel mee kan doen. Verplichte literatuur
- Handel, M.J., (ed), (2002), The Sociology of Organizations. Classic, Contemporary, and Critical Readings, Sage - Mintzberg, H., (2006), Organisatiestructuren, Pearson Education - Reader Organisatiesociologie, verkrijgbaar bij de Erasmus Shop. Aanvullend materiaal op Blackboard. - Lammers, C.J., Mijs, A.A., Noort, W.J., van, (2000, 8e bijgewerkte druk), Organisaties vergelijkenderwijs. Ontwikkeling en relevantie van het sociologisch denken over organisaties, Het Spectrum
Beschrijving
In deze cursus wordt een introductie gegeven op, en een overzicht geboden van een van de meest vruchtbare en actuele deelgebieden van de sociologie: de urbane of stadssociologie. Al vanaf de opkomst van sociologie als academische discipline, hebben de stad en het stedelijk leven zich in de belangstelling mogen verheugen van toonaangevende sociologen. Max Weber zag de middeleeuwse Europese stad als een belangrijke constituerende factor in de opmars van het moderne kapitalisme. Georg Simmel analyseerde het leven in de grote stad als uiting van de cultuur van de moderniteit. Wat betekent het te leven in een grote metropool? Hoe moeten we steden en stedelijkheid typeren, en welke dynamiek is daarmee verbonden? Welke regelmaat en orde vinden we in de stad? Welke principes liggen ten grondslag aan haar fysieke voorkomen en vorm? Welke invloed hebben fysieke structuren op het gedrag van mensen? In welke mate zijn ruimtelijke factoren en fysieke nabijheid nog van belang in een tijdperk van nagenoeg onbegrensde mobiliteit?
Aanbevolen literatuur
- Tarrow, S., (1998, 2nd edition), Power in Movement: Social Movements and Contentious Politics, Cambridge University Press - Gouldner, A.W., (1954), Patterns of industrial bureaucracy, Free Press - Morgan, G., (2006, updated edition), Images of organization, Sage - Hofstede, G., (1991), Cultures and organizations. Intercultural Cooperation and its Importance for survival, McGraw-Hill Int.Ltd. - Scott, W.R., Davis, G.F., (2007), Organizations and Organizing: Rational, Natural and Open Systems Perspectives, Prentice Hall
In de cursus wordt een overzicht geboden van de belangrijkste sociaal-wetenschappelijke theorieën met betrekking tot de stad. Voorts wordt een schets gegeven van de geschiedenis van het denken over ruimtelijke vormgeving en architectuur. Ten slotte wordt een aanduiding gegeven van de belangrijkste problemen waarmee steden worden geconfronteerd en de mogelijkheden en aanknopingspunten die steden bieden in termen van cultuur en verschillende vormen van creativiteit. Verplichte literatuur
- Lin, J., Mele, C., (eds.), (2005), The Urban Sociology Reader, New York, Routledge Urban Reader Series,
64
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Schakelprogramma
65
Literatuur overig
Arbeidssociologie ECTS
6
Studiefase
Schakelprogramma soc Sociologie
Periode
Blok 4
Docenten
Dr. A. Peper, Prof.dr. R.J. van der Veen
Coördinator
Dr. A. Peper
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Toetsvorm
Take-home tentamen
Contactpersoon
[email protected]
FSWS922
De volgende literatuur wordt bekend verondersteld en ook gebruikt in de colleges en het tentamen: - Handel, M.J., (2002), The Sociology of Organizations - Mintzberg, H., (1991), Organisatiestructuren
Doel
In dit vak wordt in vogelvlucht een overzicht gegeven van de maatschappelijke ontwikkelingen in de domeinen van arbeid, organisatie en management en van de sociologische reflectie daarop. Het doel van het vak is de thema’s van het masterprogramma Arbeid, Organisatie en Management (AOM) sociologisch te operationaliseren en de rode draden door de master te trekken. Beschrijving
Na een algemene inleiding in een drietal belangrijke maatschappelijke transformaties (individualisering, post-industrialisering en globalisering) en de gevolgen van deze transformaties voor de domeinen van arbeid en organisatie, krijgt de student in een aantal colleges een overzicht, een ‘state of the art’ van het sociaal-wetenschappelijk denken over een kernthema uit de studie van arbeid, organisatie en management. Aan de orde komen de volgende onderwerpen: - ontwikkelingen in de aard van de arbeid en de inrichting van het arbeidsproces - ontwikkelingen in de organisatie en werking van het bedrijf - veranderingen in het management van organisaties - de veranderende arbeidsmarkt: toegang, verdeling en belang van arbeid - de transformatie van de moderne economie - de toekomst van het kapitalisme met een sociaal gezicht Verder wordt aandacht besteed aan een institutionele kaart van het (Nederlandse) domein van de arbeidsverhoudingen. Verplichte literatuur
- Reader (deels aanbod van de literatuur via internet en Blackboard) - Ruysseveldt, J., van, Hoof, J., van, (laatste editie), Arbeid in verandering, Kluwer, 300 pp. - Nagelkerke, A.G., Nijs, W.F., de, (2006), Regels rond arbeid, Groningen, Martinus Nijhoff
66
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Schakelprogramma
67
Geavanceerde data analyse
FSWS915
Sociologisch theoriegebruik
ECTS
6
ECTS
6
Studiefase
Schakelprogramma soc Sociologie
Studiefase
Schakelprogramma soc Sociologie
Periode
Blok 4
Periode
Blok 4
Docenten
Dr. P.H.J. Achterberg, Prof.dr. J.F.A. Braster
Docenten
Prof.dr. D. Houtman, Drs. I.K. Noomen, Drs. L. Salomé
Coördinator
Dr. P.H.J. Achterberg
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Onderwijsvorm
Hoorcolleges en practica
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen
Contactpersoon
[email protected]
Contactpersoon
Dr. P.H.J. Achterberg
FSWS919
Beschrijving Beschrijving
Het vak Geavanceerde data analyse bestaat uit een hoorcollege waarin de beginselen van de meer geavanceerde (multivariate) statistiek worden behandeld, en een begeleidend werkcollege/praktikum waarin geleerd wordt deze technieken toe te passen m.b.v. het statistisch pakket SPSS. In de cursus zal onder meer aandacht worden geschonken aan: Bi- en multinomiale logistische regressie analyse, multi-level analyse, padanalyse, multipele regressie analyse, en factor- en betrouwbaarheidsanalyse. De SPSS-praktikumbijeenkomsten zijn bedoeld om ondersteuning te bieden bij het maken van de SPSS-opgaven. Voor de praktikumbijeenkomsten geldt geen aanwezigheidsplicht. Men kan de SPSS-opgaven namelijk ook zelfstandig (thuis, of in het PC-landschap T4-95) maken. Het vak geavanceerde data analyse sluit aan op eerder gegeven methoden en technieken cursussen. De kennis die opgedaan kan worden in voorgaande M&T cursussen wordt als aanwezig verondersteld. Indien deze voorkennis niet aanwezig is, wordt u afgeraden deel te nemen aan deze cursus. De cursus wordt afgesloten met een schriftelijk tentamen. Het eindcijfer wordt berekend door het cijfer voor de SPSS opgaven voor 20% mee te tellen en het tentamencijfer voor 80%
In dit vak staat de harde kern van het sociologische onderzoeksproces centraal: het systematisch op elkaar betrekken van empirische gegevens en sociologische theorie. Gedemonstreerd wordt dat 1) theorie enerzijds richting geeft aan de dataverzameling en analyse en anderzijds wordt gebruikt om de resulterende bevindingen te interpreteren, dat 2) het gebruik van theorie bij het verrichten van empirisch onderzoek onontkoombaar is, dat 3) de manier waarop men dit doet afhankelijk is van het type probleemstelling en relevantiekader, en 4) dat de onontkoombaarheid van theoriegebruik noopt tot een afwijzijng van het idee dat sociologische kennis een min of meer rechtstreekse afspiegeling van de sociale werkelijkheid is, zonder daarbij te vervallen in de al even problematische (postmoderne) gedachte dat onderzoekers waarheid ‘maken’ in plaats van ‘vinden’. Verplichte literatuur
- Houtman, D., (2003), Class and Politics in Contemporary Social Science: ‘Marxism Lite’ and Its Blind Spot for Culture, New York, Aldine de Gruyter - Reader Theorie in Onderzoek - Aupers, S., (2004), In de ban van moderniteit: De sacralisering van het zelf en computertechnologie, Amsterdam, Aksant
Verplichte literatuur
- Teksten op Blackboard - Howitt, D., Cramer, D., (2007, 3e editie), Statistiek in de sociale wetenschappen, Pearson Education Extra informatie
Het behoort tot de vereisten van het vak dat men een ‘voldoende’ testimonium (of vrijstelling) heeft voor de Wiskundecursus (zie aldaar)
68
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Schakelprogramma
69
Hoofdstuk 5
Masterprogramma Arbeid, Organisatie en Management Het Masterprogramma De master AOM is een masterprogramma gericht op de sociologische bestudering van vraagstukken van arbeid, organisatie en management en dan vooral de relatie tussen de drie. De master richt zich op de inrichtingswijze van de organisatie, het productieproces binnen de organisatie en de wijze waarop deze beheerst kunnen worden. In de organisatiesociologische analyse staan de problemen van controleerbaarheid, bestuurbaarheid, beheersbaarheid en leefbaarheid (Lammers e.a. 1997: 25) centraal. In de arbeidssociologische analyse staan de problemen van kwaliteit en verdeling van de arbeid centraal. De master richt zich op organisatie en arbeidssociologische vraagstukken in zowel publieke als private organisaties. Bij private organisaties gaat het om vraagstukken in een marktgerichte omgeving. Bij publieke organisaties betreft het vergelijkbare vragen binnen de publieke, beleidsmatige en juridische context. Het programma is niet opgezet langs de lijnen van arbeidssociologie, organisatiesociologie en management als op zich staande onderdelen van het programma, maar gebouwd op de filosofie dat in ieder vak de drie invalshoeken (in meerdere of mindere mate) worden gecombineerd. In het programma wordt daarom in plaats van een disciplinaire indeling een opbouw in termen van niveau’s gevolgd. Dit leidt tot de volgende driedeling in het programma: 1. aandacht voor de werkvloer en productieprocessen in organisaties; 2. aandacht voor de inrichting en sturing van de organisatie; en 3. aandacht voor de institutionele omgeving van organisaties en het arbeidsproces. Doelstellingen Het masterprogramma is: – verdiepend ten opzichte van de in de bachelor Sociologie aangeleerde algemene (organisatie- en arbeids)sociologische kennis; – breed: vanuit de sociologie met een open oog voor de aanpalende terreinen van de economie, politicologie en bestuurskunde kijkend naar vraagstukken van arbeid, organisatie en management; – gericht op maatschappelijke problemen, in het bijzonder arbeids-, organisatie- en managementvraagstukken in publieke en private organisaties; – interventiegericht, dat wil zeggen gericht op de sociologische benadering van vraagstukken van controleerbaarheid en bestuurbaarheid, beheersbaarheid en leefbaarheid van organisaties; en – methodisch en theoretisch pluralistisch.
70
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Masterprogramma Arbeid, Organisatie en Management
71
Eindtermen
Arbeidsmarktprofiel en beroepsmogelijkheden
Het masterprogramma leidt op tot wetenschappelijk geschoolde, competente professionals die: – beschikken over een brede kennis van en inzicht in de algemene arbeidssociologische en organisatiesociologische theorievorming en in de mogelijkheden om sturend in te grijpen in organisaties en productieprocessen; – beschikken over een brede kennis van relevante empirische domeinen, in het bijzonder van de arbeidsmarkt, de verdeling van de arbeid, de arbeidsverhoudingen, de politieke economie van industriële relaties en de inrichting van het publieke domein met daarbij bijzondere aandacht voor de Nederlandse situatie; – in staat zijn tot het combineren van theorie en empirie in de wetenschappelijke en professionele processen van analyse van arbeids- en organisatieproblemen; en – zelfstandig wetenschappelijk onderzoek kunnen doen.
De afgestudeerden zullen niet inzetbaar zijn op alle AOM-functies; zo is voor deskundigen op het gebied van werving en selectie een meer specifieke opleiding (bijvoorbeeld Arbeid- & Organisatie-psychologie) gewenst. De opleiding heeft een meer generiek profiel, en dus zullen de afgestudeerden in het algemeen ook op meer generieke functies terechtkomen. Meer in het bijzonder valt te denken aan: – managers en P&O-medewerkers die oog hebben voor ‘human aspects’ bij interne bedrijfsprocessen en veranderingsprocessen; – managers en P&O-medewerkers die strategisch beleid, personeelsbeleid en oranisatieontwikkeling met elkaar kunnen verbinden; – organisatieadviseurs; – beleids- of wetenschappelijk onderzoekers die zich met arbeids- of organisatievraagstukken bezighouden.
Leerdoelen In de verschillende onderdelen van het masterprogramma verwerven de studenten: – kennis en inzicht in vraagstukken van arbeid, organisatie en management; – leren zij deze kennis toe te passen; – leren zij zich een oordeel te vormen over vraagstukken van arbeid, organisatie en management; en – leren zij hoe te communiceren in het wetenschappelijke en professionele discours. Het masterprogramma veronderstelt de in de bachelor en in het schakeljaar behandelde organisatie- en arbeidssociologie bekend. Titulatuur Studenten studeren af met een Mastertitel Sociologie.
Met betrekking tot het laatste profiel moet opgemerkt worden dat er op de arbeidsmarkt vraag is naar sociaal-wetenschappelijke (beleids-)onderzoekers die in staat zijn gedegen empirisch onderzoek te doen naar AOM-vraagstukken. Het gaat hier zowel om studenten die later AIO willen worden als om afgestudeerden die in staat zijn beleidsaanbevelingen te doen op grond van analyses van ontwikkelingen in technologie, arbeid en de arbeidsmarkt. Hierbij valt te denken aan onderzoeksinstituten als het SCP en organisatieadviesbureaus, maar ook aan onderzoeksafdelingen op het niveau van gemeenten, provincies of ministeries. Onderzoeksmethoden krijgen daarom niet alleen in het basisprogramma een prominente plaats, maar uitdrukkelijk ook in de afsluitende scriptie! Curriculum AOM De uitgangspunten van het opleidings- en beroepsprofiel komen in de verschillende modules terug. Concreet betekent dit dat (voorzover mogelijk en relevant) in iedere module ingegaan zal worden op theoretische achtergronden en empirische bevindingen met betrekking tot menselijk gedrag en handelen in organisaties. Ook zal de praktische component (mondelinge en schriftelijke vaardigheden) niet uit het oog worden verloren. De modules kennen een thematische opzet, waarin actuele thema’s worden behandeld vanuit uiteenlopende disciplines. Omwille van de samenhang zal steeds één docent primair verantwoordelijk zijn en de regie in handen hebben (zie de vakbeschrijvingen). Er wordt van uitgegaan dat studenten bij aanvang van het Masterprogramma kennis hebben van de belangrijkste stromingen in de organisatietheorie en van sociaal-wetenschappelijke kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden en -technieken. Het programma wordt zodanig aangeboden dat studenten zowel in de dag- als de avonduren de Mastertitel kunnen behalen. Bij keuzeonderdelen is het echter mogelijk dat een bepaald onderdeel alleen overdag of ‘s avonds wordt aangeboden. Het kan dus voorkomen dat een door de student gewenste module op een voor hem/haar minder geschikt moment wordt gegeven.
72
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Masterprogramma Arbeid, Organisatie en Management
73
De studielast betreft ongeveer 40 uur per week, dit impliceert dat deeltijdstudenten er over het algemeen twee jaar over doen. De scriptielast betreft 20 ECTS, hetgeen 3 à 4 maanden voltijds aan de scriptie werken betekent.
Profiel Opleiding AOM
Blok 1 Sociologie van economische organisaties en instituties. Organisatie 1: De inrichting van organisaties Institutionele omgeving 1: De verzorgingsswtaat: oude en nieuwe risico’s
5 ECTS 5 ECTS 5 ECTS
Deeltijders, waarbij de opleiding aanneemt dat zij twee jaar uittrekken voor hun masterjaar, wordt dan ook aangeraden om in het eerste masterjaar vier inhoudelijke vakken en het vak scriptievaardigheden te volgen. Voor het tweede masterjaar blijven dan de overige twee vakken en de scriptie staan.
Blok 2
Tentamens Werkvloer en productie: 1: Arbeidsorganisaties Organisatie 2: Organisatieanalyse: methodologie en interventie Institutionele omgeving 2: Participatie en verdelingsvraagstukken
5 ECTS 5 ECTS 5 ECTS
Blok 3 Werkvloer en productie: 2: Publieke organisaties Scriptie-vaardigheden Scriptie
5 ECTS 5 ECTS 5 ECTS
Binnen de master AOM wordt verschillende wijzen getentamineerd, zodat u uw vaardigheden en kennis in verschillende vormen kan etaleren. U moet hierbij denken aan: papers, take-home tentamens, schriftelijk tentamens, essays, opdrachten en het scriptiegesprek. Zie de studiegids voor de tentamenvorm per vak. Aanmelden voor de scriptie De aanmelding voor de scriptie verloopt via de scriptiecoördinator AOM: dr. Gerrit van Kooten.
Blok 4 Scriptie
15 ECTS
Voor maximaal 10 AOM studenten is er plaats om in blok 3 het profiel Personeel te volgen bij de opleiding Psychologie. Het gaat om de vakken: a) Person Perception, b) Organisatiepsychologie. NB: Deelname en selectie voor het profiel Personeel lopen via de onderwijscoordinator AOM. In het studiejaar 2008-2009 is het programma AOM grotendeels gelijk aan het programma 2007-2008. Studenten die het oude vak Inleiding Arbeid en Organisatie in een veranderende samenleving nog niet hebben behaald, kunnen in plaats hiervan het vak Arbeidssociologie (B3) of Sociologie van de Arbeid (schakelvak) volgen. Studielast voor voltijders en deeltijders
Vereisten voor deelname aan scriptietraject Voordat U wordt toegelaten aan het scriptietraject, dient U te voldoen aan de volgende eisen: – De bachelorfase of het schakeljaar is geheel behaald en afgesloten. Er mogen geen vakken meer ‘open staan’ uit de bachelor of het schakeljaar. – U hebt tenminste vier van de zes vakken uit blok 1 en blok 2 van de master AOM met succes afgerond. – Gekoppeld aan het vorige punt heeft U derhalve ook minimaal aan 4 van de 6 scriptievaardigheden opdrachten voldaan, d.w.z. voldoende afgesloten. NB. U dient natuurlijk wel alle 6 de opdrachten te behalen voor het afsluiten van het vak ‘Scriptievaardigheden’. Stage Er is geen stagemogelijkheid binnen het programma, tenzij als onderdeel van de scriptie. In dit laatste geval worden echter geen ‘stage-vrijstellingen’ o.i.d. gegeven. Voorafgaand aan een eventuele scriptiegerelateerde stage dient u afspraken te maken met de docent die uw scriptie vanuit de opleiding zal begeleiden en beoordelen.
De vakken bij de master AOM beslaan elk 5 ECTS, dat komt in de praktijk neer op 140 uur per vak. Globaal zult u per vak ongeveer 20 uur aan colleges volgen en ongeveer 120 uur zelfstudie van de literatuur. Uitgangspunt is dat u 10 bladzijden per uur leest, dit impliceert ongeveer 1200 bladzijden literatuur per vak. Vakken waar een extra opdracht o.i.d. gegeven wordt, kunnen hier van afwijken.
74
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Masterprogramma Arbeid, Organisatie en Management
75
AOM vademecum
Instroomregeling master AOM
Nadere bepalingen en regels met betrekking tot de wijze van tentaminering, de inhoud van de vakken en de wederzijdse verplichtingen, kunt u vinden in het ‘AOM Vademecum’ voor de master AOM.
1. De master AOM kent in principe 4 instroommomenten, namelijk bij de aanvang van ieder blok. 2. Voor instroom in de masteropleiding is een afgerond schakelprogramma vereist of een door de examencommissie verstrekt Bewijs van Toelating. 3. Wie niet aan de gestelde voorwaarden voldoet heeft wel toegang tot de colleges, maar kan zich niet inschrijven voor de tentamens.
Afstuderen en het masterexamen De uitreiking van het masterdiploma vindt minstens 4 en maximaal 10 keer per jaar plaats in een openbare zitting van de Examencommissie Sociologie. In het studiejaar 2008 - 2009 zijn de volgende afstudeerzittingen gepland: – elke laatste donderdag van de maand, in september meermaals
Contactpersonen Secretariaat AOM
Mw. Nathalie Kroon Kamer M6-22
De aanmeldingstermijn voor het examen bedraagt vier weken. Diegenen die willen afstuderen in september/oktober moeten rekening houden met de voorafgaande vakantieperiode. Maak daarom goede afspraken over onder andere inlevertermijnen met de begeleidende docent. Deze weet dan welke masterscripties wanneer mogen worden verwacht. Indien de masterstudie wordt afgerond vóór 1 september (d.i. alle cijfers zijn bekend bij het Bureau Onderwijs van de Opleiding Sociologie) kan inschrijving voor het nieuwe studiejaar achterwege blijven. Het eventuele recht op studiefinanciering vervalt dan per 1 september. Het schrijven van de scriptie wordt echter gezien als een praktische oefening waarbij gebruik wordt gemaakt van onderwijsvoorzieningen. Daarom is gedurende het schrijven van een scriptie tot en met het moment waarop de beoordeling plaatsvindt, inschrijving als student vereist. Inschrijving als extraneus is in dit geval niet toegestaan.
E-mail:
[email protected] Tel. 010 - 4082085
Onderwijscoördinator AOM
Dr. Bram Peper Kamer M6-09 E-mail:
[email protected] Tel. 010 - 4082086
Scriptiecoördinator AOM
Dr. Gerrit van Kooten Kamer M6-04 E-mail:
[email protected] Tel. 010 - 4082076
Toelating tot de master Voorwaarde voor toelating tot de master is voor bachelor studenten, dat zij in ieder geval B1 en B2 en ten minste 75 procent (45 ECTS) van alle vakken van het B3, waaronder het Sociologisch Werkstuk, hebben gehaald. Schakelstudenten moeten ten minste 75 procent (45 ECTS) van alle vakken van het schakeljaar hebben gehaald. Studenten die per 1 september niet aan deze vereisten hebben voldaan, kunnen op een later moment in het jaar instromen in het masterprogramma. Studenten die het masterprogramma willen beginnen, worden geacht hiervoor het formulier 'Verzoek om toelating masteropleidingen Sociologie' in te vullen.
76
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Masterprogramma Arbeid, Organisatie en Management
77
Sociologie van economische organisaties en instituties
FSWS436
Organisatie 1: De inrichting van organisaties
FSWS443
ECTS
5
ECTS
5
Studiefase
Master Arbeid, Organisatie en Management (Sociologie), Master Sociologie
Studiefase
Master Arbeid, Organisatie en Management (Sociologie), Master Sociologie
Periode
Blok 1
Periode
Blok 1
Docenten
Prof.dr. J. Heilbron, Drs. A.S. Quak
Onderwijsvorm
Hoorcollege
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Toetsvorm
Take home tentamen
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen
Contactpersoon
Dr. H.D. Pruijt
Contactpersoon
Drs. A.S. Quak Beschrijving
Beschrijving
Dit vak biedt een verdieping van de sociologische benadering van vraagstukken die doorgaans worden gerekend tot de economie. De nadruk ligt op bijdragen uit de ‘nieuwe economische sociologie’ - een bloeiend en snel groeiend onderzoeksterrein. Allereerst zal aandacht worden geschonken aan de ontwikkeling van economische en sociologische benaderingen van organisaties en instituties. Vervolgens worden de voornaamste richtingen besproken uit de ‘nieuwe economische sociologie’. Deze worden nader uitgewerkt en geïllustreerd aan de hand van een aantal fundamentele onderzoeksthema’s zoals de betekenis van financiële regimes, de wording en werking van markten, de ontwikkeling van ondernemingen, de betekenis van netwerken, en de verbreiding van managementideeën in particuliere en publieke organisaties. Verplichte literatuur
- Twee Readers - Carruthers, B., Babb, S., (2000), Economy/Society. Markets, Meanings, and Social Structure, Thousand Oaks, Pine Forge Press, 254 p.
Organisatie 1 bouwt voort op de module Organisatiesociologie resp. De Georganiseerde Samenleving. Het is gericht op het verklaren van ontwikkelingen (zoals als het opkomen van een organisatieprobleem, veranderingen op het gebied van strategie, structuur en cultuur, de doorwerking van een maatschappelijk probleem of van overheidsbeleid) die zich voordoen in een organisatie of een groep van organisaties vanuit diverse theoretische perspectieven, waaronder: - Bureaucratietheorie (rationalisering en daarmee samenhangend bureaucratisering of McDonaldisering, reacties daarop, de post bureaucratische organisatie). - Contingentietheorie - Conflicttheorie - Neo-institutionalisme - Economische benaderingen - (Symbolisch) interactionistische benaderingen - Netwerktheorie - Organisatiecultuurbenaderingen. Hiernaast wordt aandacht besteed aan actuele thema’s op het gebied van arbeid en organisatie, zoals post-Fordisme en de spanning tussen enerzijds vrijheid en autonomie zoals belichaamd in professionals - en anderzijds rationele, bureaucratische beheersing. Verplichte literatuur
- Reader, bestaande uit diverse artikelen en papers - Scott, W.R., Davis, G.F., (2006), Organizations and Organizing. Rational, Natural and Open Systems Perspectives, Prentice Hall - Enige scripties
78
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Masterprogramma Arbeid, Organisatie en Management
79
Institutionele omgeving 1: De verzorgingsstaat en oude en nieuwe risico's
FSWS441
Scriptievaardigheden
FSWS437
ECTS
5
ECTS
5
Studiefase
Master Arbeid, Organisatie en Management (Sociologie), Master Sociologie
Studiefase
Master Arbeid, Organisatie en Management (Sociologie), Master Sociologie
Periode
Blok 1
Periode
Blok 1, Blok 2
Docenten
Dr. G. van Kooten, Prof.dr. K.G. Tijdens, Dr. A. Peper, Prof.dr. R.J. van der Veen, Dr. M.A. Yerkes
Docenten
Dr. A. Peper, Prof.dr. R.J. van der Veen, Drs. T.M. Timmers, Drs. A.S. Quak, Drs. J. Raven, Drs. F.P.S. Dekker, P. Derogee Msc
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Coördinator
Dr. A. Peper
Tetsvorm
Take-home tentamen (70%) en tentamen (30%)
Onderwijsvorm
Hoor- en werkcolleges
Contactpersoon
Prof.dr. R.J. van der Veen
Toetsvorm
Opdrachten
Beschrijving
Doel
De moderne verzorgingsstaat is de belangrijkste (nationale) context waarbinnen publieke en private organisaties functioneren en waarbinnen de arbeidsorganisatie en -verhoudingen vervolgens vorm krijgen. In deze module gaat de aandacht uit naar het ontstaan, het functioneren en de complexiteit van sociaal beleid in hedendaagse verzorgingsstaten. Aan bod komen de genese van de verzorgingsstaat en de hedendaagse discussies over de vormgeving van het arbeidsbestel (w.o. het sociale zekerheidsstelsel). Vanaf de jaren zeventig van de twintigste eeuw staat de verzorgingsstaat, zowel nationaal als internationaal, ter discussie. Zij zou onbeheersbaar en onbetaalbaar zijn en er zou sprake zijn van een legitimiteitscrisis: de burgers herkennen zich niet meer in de regelgeving. Dit heeft een omvangrijk proces van herziening op gang gebracht, De gevolgen van deze herzieningen worden onderzocht en doordacht in hun betekenis voor de verzorgingsstaat in de kenniseconomie van de eenentwintigste eeuw.
Het vak scriptievaardigheden heeft tot doel de student intensief voor te bereiden en te begeleiden bij het ontwikkelen van de probleemstelling, het verrichten van literatuuronderzoek en het operationaliseren van de onderzoeksvragen ten behoeve van de scriptie. Beschrijving
De student wordt gedurende blok 1 en blok 2 begeleid bij het opdoen van vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het zelfstandig kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek, zoals wordt verondersteld bij de scriptie c.q. master thesis. De opdrachten voor het vak scriptie-vaardigheden, evenals aanvullende teksten, kunt u vinden in de reader. Het behalen van minimaal 4 van de 6 opdrachten is een van de voorwaarden voor het verkrijgen van scriptiebegeleiding in blok 3 en 4. Het vak is pas behaald als alle 6 de opdrachten voldoende zijn.
Verplichte literatuur
- Pierson, C., & Castles, F. G., (2006), The welfare state: a reader. Malden, Mass., Polity Press - WRR, (2006), De Verzorgingsstaat Herwogen. Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid. Amsterdam, Amsterdam University Press. (kan worden gedownload op www.wrr.nl) - Reader en artikelen op Blackboard
Verplichte literatuur
- Reader en artikelen op Blackboard
Aanbevolen literatuur
- Trommel, W., Van der Veen, R., Schuyt, K., (Eds.), (1999), De herverdeelde samenleving, Amsterdam, Amsterdam University Press - Esping-Andersen, G., (1999), Social Foundations of Postindustrial Economies, Oxford, Oxford University Press
80
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Masterprogramma Arbeid, Organisatie en Management
81
Werkvloer en productie 1: Privaat
FSWS439
Organisatie 2: Organisatieonderzoek
FSWS434
ECTS
5
ECTS
5
Studiefase
Master Arbeid, Organisatie en Management (Sociologie), Master Sociologie
Studiefase
Master Arbeid, Organisatie en Management (Sociologie), Master Sociologie
Periode
Blok 2
Periode
Blok 2
Docenten
Drs. L.F.J. Jetten
Docenten
Dr. G. van Kooten, Drs. L.F.J. Jetten
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen
Toetsvorm
Individuele opdracht (n.t.b.), groepsopdracht
Contactpersoon
Drs. L.F.J. Jetten
Contactpersoon
Dr. G. van Kooten
Beschrijving
Beschrijving
In Werkvloer en Productie 1 staan het functioneren en de inrichting van arbeidsorganisaties centraal. Aanvullend op het bachelor/schakelvak Sociologie van de Arbeid wordt nader ingegaan op maatschappelijke achtergronden van veranderingen in productieconcepten. Met verandering in productieconcepten wordt gedoeld op alternatieve wijzen van inrichten van de organisatie. Termen die hiervoor worden gebruikt zijn onder andere post-Fordisme en Nieuwe Productieconcepten. Op concreet niveau gaat het dan om zaken als TQM, HRM, lean production, werken in teams, Shared Service Centers etc. In de module wordt ingegaan op de organisatie-interne problemen van het klassieke productieconcept. Naast deze verkenning van de achtergronden en aanleidingen van veranderingen in de inrichting van de organisaties worden de consequenties verkend, onder andere op het vlak van de kwantiteit en kwaliteit van de arbeid, arbeidsverhoudingen en HRM.
Organisatieonderzoek en -verandering biedt zicht op de sociaal-wetenschappelijke kennis over organisatieveranderingsprocessen. In de module wordt het veranderingsproces beschreven naar vier fasen: de diagnose, het ontwerp, de implementatie en de evaluatie. In de module wordt inhoudelijk sterk de nadruk gelegd op de verwevenheid van organisatiestructuur en organisatiecultuur. Hoewel in de module de dialectische verhouding van structuur en cultuur wordt onderkend, worden in de bespreking van de theorie en de praktijk beide aspecten onderscheiden. Centraal staat in de module niet het ‘aanleren’ van (management)vaardigheden die vereist zijn voor het sturen en inrichten van deze processen, maar het (verder) ontwikkelen van het vermogen deze processen te bestuderen vanuit sociaal-wetenschappelijk perspectief. Thematisch wordt derhalve gestreefd naar het combineren van sociaal-wetenschappelijke kennis over de inrichting en sturing van organisatieveranderingsprocessen en methodologische en praktische uitgangspunten van organisatieonderzoek.
Verplichte literatuur
- Ruysseveldt, J. van, Witte, M. de, Grumbkow, J. von, (red.), (2004), Organiseren van mens en arbeid, Deventer, Kluwer - Artikelen, aangeboden op BlackBoard - Steijn, B., (2001), Werken in de informatiesamenleving, Assen, Van Gorcum
82
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Verplichte literatuur
- Verschuren, P., Doorewaard, H., (2007), Het ontwerpen van een onderzoek, Den Haag, Lemma - Collins, D., (1998), Organizational Change: Sociological Perspectives, London, Routledge - Boonstra, J., Steensma, H., Demenint, M.I., (2003), Het ontwerpen en ontwikkelen van organisaties, Reed Business Information - Artikelen, aangeboden op BlackBoard
Masterprogramma Arbeid, Organisatie en Management
83
Institutionele omgeving 2: Participatie- en verdelingsvraagstukken
FSWS435
Werkvloer en Productie 2: Publieke dienstverlening
FSWS440
ECTS
5
ECTS
5
Studiefase
Master Arbeid, Organisatie en Management (Sociologie), Master Sociologie
Studiefase
Master Arbeid, Organisatie en Management (Sociologie), Master Sociologie
Periode
Blok 2
Periode
Blok 3
Docenten
Dr. G. van Kooten, Prof.dr. K.G. Tijdens, Dr. A. Peper, Dr. M.A. Yerkes
Docenten
Dr. P. Mascini
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Coördinator
Dr. P. Mascini
Toetsvorm
Paper
Onderwijsvorm
Hoor- en werkcolleges
Contactpersoon
Dr. A. Peper
Toetsvorm
Schriftelijk tentamen (50%), werkstuk (50%)
Contactpersoon
Dr. P. Mascini
Beschrijving
De verzorgingsstaat is een staatsvorm die de ruwe kanten van vrije markt – onvrijwillige werkloosheid, armoede, ongelijkheid etc. – tracht te reguleren. Deze risico’s worden deels opgevangen door het sociale zekerheidsstelsel. Belangrijk voor de financiering van het stelsel is dat zo veel mogelijk burgers (kunnen) participeren op de arbeidsmarkt. Traditioneel zijn ongelijkheden in arbeidsmarktparticipatie terug te voeren op leeftijd, gender en etniciteit. De vraag is derhalve in welke mate de overheid haar invloed kan doen gelden bij de verdeling van arbeid en de participatie op de arbeidsmarkt. Andere actoren zoals werkgeversorganisaties en vakbonden spelen hierin ook een cruciale rol. Centraal in deze module staan de – oude en nieuwe - sociale risico’s in Europees vergelijkend perspectief voor de risicogroepen. Vervolgens wordt aan de hand van de verdelings- en de participatievraagstukken dieper ingegaan op de wijze waarop sociale risico’s uitwerken. Aandacht gaat uit naar zowel de institutionele alsmede de organisationele context. Verplichte literatuur
- Reader en artikelen op Blackboard - Pierson, C., Castles, F. G., (2006), The welfare state: a reader, Malden, Mass., Polity Press
Beschrijving
In deze module gaat de aandacht uit naar het functioneren van publiek dienstverlenende organisaties. Dit zijn organisaties die beleid uitvoeren en handhaven dat is bedoeld om het welzijn van burgers te bevorderen. Hierbij valt te denken aan ziekenhuizen, scholen, arbeidsbemiddelingsbureaus, rechtbanken en inspectiediensten. Centraal staan de interacties tussen publieke dienstverleners en burgers in de dagelijkse praktijk. Meer specifiek gaat het om de verschillen in de wijzen waarop uitvoerders en handhavers algemeen beleid toepassen op individuele burgers en bedrijven. Allereerst wordt stilgestaan bij de veranderende context waarin de publieke dienstverleners opereren. Hierbij komen verschillende perspectieven op de verstatelijking en ontstatelijking van publieke dienstverlening aan de orde. Deze perspectieven worden in verband gebracht met de beslissingsruimte van publieke dienstverleners en met inspanningen om deze in te perken. Vervolgens komen vier factoren aan bod die van invloed zijn op de manier waarop publieke dienstverleners hun beslissingsruimte benutten: werkomstandigheden, cliënttyperingen, zelfhandhaving en sociale afstand. Ook wordt ingegaan op de gevolgen van deze vier factoren voor de kwaliteit van de geleverde publieke dienstverlening.
Aanbevolen literatuur
- Esping-Andersen, G., (1999), Social Foundations of Postindustrial Economies, Oxford, Oxford University Press - Crompton, R., (2006), Employment and the Family. The Reconfiguration of Work and Family Life in Contemporary Societies, Cambridge, Cambridge University Press
84
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Verplichte literatuur
- Artikelen, aangeboden op BlackBoard - Black, D., (1976), The Behavior of Law, San Diego, Academic Press - Lipsky, M., (1980), Street-Level Bureaucracy: Dilemmas of the Individual in Public Services, New York, Russell Sage Foundation
Masterprogramma Arbeid, Organisatie en Management
85
Scriptie Master Arbeid, Organisatie en Management
FSWS438
De scriptiecoördinator wijst de scriptiebegeleider toe. Via de scriptiecoördinator worden de groepstrajecten gestart.
ECTS
20
Verplichte literatuur
Studiefase
Master Arbeid, Organisatie en Management (Sociologie), Master Sociologie
Periode
Blok 3, Blok 4
Docenten
Diverse docenten
- Reader Richtlijnen voor de scriptie. Opleiding Sociologie, verkrijgbaar bij het secretariaat (M6-22) - Reader Scriptievaardigheden master AOM
Coördinator
Dr. G. van Kooten
Onderwijsvorm
Zelfwerkzaamheid met begeleiding
Toetsvorm
Masterthesis
Doel
De scriptie of masterthesis is het afsluitende werkstuk waarin de student laat zien dat hij/zij in staat is zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten en hierover te rapporteren. Beschrijving
De scriptie is een zelfstandig werkstuk, waarbij vanuit de opleiding begeleiding wordt aangeboden. De scriptie is een individueel werkstuk, maar het scriptieonderzoek kan ook in kleine groepen worden uitgevoerd. Bij aanvang van het cursusjaar zal een overzicht worden uitgereikt van onderzoeksvragen voor deze scriptiegroepjes. Dit biedt de mogelijkheid om bijvoorbeeld het literatuuronderzoek uit te bereiden en een grotere dataverzameling te houden. Er zijn dus twee scriptietrajecten: - het individuele traject, waarbij de student het scriptieonderzoek en het schrijven van de scriptie individueel uitvoert; daarnaast is er - het groepstraject, waarbij de student groepsgewijs het scriptieonderzoek en individueel het schrijven van de scriptie uitvoert. Met de scriptie en bijbehorende begeleiding kan worden aangevangen vanaf blok 3 of in blok 1 van het volgende studiejaar, mits er aan de volgende voorwaarden is voldaan: - de bachelorfase of het schakeljaar moet geheel zijn behaald. - 4 van de 6 vakken uit blok 1, 2 en 3 van de master AOM dienen te zijn behaald. Uitgezonderd het vak Scriptievaardigheden - En minimal 4 van de 6 opdrachten voor het vak Scriptievaardigheden dienen behaald te zijn. (nb. U dient alle 6 de opdrachten te hebben behaald voor het verkrijgen van de 5 ECTS voor het vak Scriptievaardigheden). De student dient bij de scriptiecoördinator AOM, dr. Gerrit van Kooten, het volgende in te leveren: - individuele traject: scriptieaanvraagformulier en scriptieopzet-formulier*; - groepstraject: enkel het scriptieaanvraagformulier * Deze formulieren staan in de reader scriptievaardigheden master AOM.
86
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Masterprogramma Arbeid, Organisatie en Management
87
Hoofdstuk 6
Masterprogramma Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid Afbakening studieobject Het masterprogramma Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid (GVB) leidt op tot gespecialiseerde sociale wetenschappers die kennis hebben van de moderne, grootstedelijke samenleving met al haar positieve en meer problematische ontwikkelingen. In de hedendaagse samenleving vormen de grote steden steeds meer de motor van de nationale economie en van het culturele leven. Tegelijkertijd zien we juist in de steden de bijverschijnselen van de groeiende sociale ongelijkheid en marginalisering: een hoge mate van economische inactiviteit, de vorming van etnisch homogene achterstandswijken, problemen op het gebied van veiligheid en leefbaarheid, enzovoort. Al die aspecten van de hedendaagse grootstedelijke ontwikkeling komen in het masterprogramma ruimschoots aan de orde. Het masterprogramma is daarnaast sterk gericht op beleidsmatige interventies in de stedelijke ontwikkeling. Het sluit daarmee nadrukkelijk aan bij de zogenaamde ‘Rotterdamse formule’ van een beleidsgeoriënteerde sociologie, die inzicht in de maatschappelijke (in dit geval de grootstedelijke) realiteit combineert met inzichten over hoe deze realiteit beleidsmatig kan worden beïnvloed. We kijken daarbij niet alleen naar grootstedelijke vraagstukken en beleid in Nederland, maar ook naar vergelijkbare verschijnselen elders in de westerse wereld. Tenslotte kiest het masterprogramma een reflexieve benadering van sociaal beleid, hetgeen impliceert dat kritisch wordt ingegaan op de complexe driehoeksverhouding van wetenschap, beleid en (stedelijke) samenleving. Doelstellingen van het masterprogramma Het masterprogramma GVB beoogt twee soorten afgestudeerden op te leiden: – competente professionals die op een gespecialiseerd niveau werkzaam zijn op het brede gebied van stedelijk of sociaal beleid; en – wetenschappelijke onderzoekers die gespecialiseerd zijn op het gebied van stedelijk of sociaal beleid. Deze dubbele doelstelling van het masterprogramma impliceert dat het haar studenten uiteenlopende competenties wil bijbrengen. De volgende competenties staan daarbij centraal: Kennis van en inzicht in stedelijke transformatieprocessen Afgestudeerden in het masterprogramma GVB hebben inzicht in dominante maatschappelijke processen als globalisering, industriële herstructurering, multiculturalisering en individualisering alsmede in de gevolgen daarvan voor de hedendaagse grootstedelijke samenleving, onder meer in termen van sociale cohesie en sociale ongelijkheid.
88
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Master Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid
89
Kennis van relevante terreinen van stedelijke sociaal beleid
Opbouw van de opleiding
Afgestudeerden in het masterprogramma GVB hebben inzicht in de actuele discussie over de verzorgingsstaat en over de wenselijkheid en (soms beperkte) mogelijkheden van overheidsinterventies in de stedelijke samenleving. Ook heeft de afgestudeerde inzicht in de wijze waarop stedelijk sociaal beleid in andere geavanceerde westerse steden wordt gevoerd en welke discussies daarover worden gevoerd. Tenslotte heeft de afgestudeerde meer specifieke kennis ontwikkeld op minstens één relevant terrein van stedelijk sociaal beleid.
Het onderwijsprogramma GVB bestaat uit vijf verplichte studieonderdelen op het gebied van stedelijke ontwikkelingen en stedelijk beleid plus het afstudeeronderzoek (de masterthesis). Vanwege de nadruk binnen het masterprogramma GVB op het vermogen zelfstandig een wetenschappelijk onderzoek op het terrein van stedelijke vraagstukken en beleid uit te voeren, is er binnen de opleiding geruime tijd gereserveerd voor de masterthesis (22,5 van de in totaal 60 ECTS; inclusief de scriptiecursus). Gedurende het scriptieproces vindt begeleiding plaats in kleine groepjes van studenten met één docent. Tijdens de groepsgewijze begeleiding wordt ingegaan op algemene thema’s zoals het formuleren van een adequate probleemstelling, theoriegebruik, het maken van een onderzoeksopzet, enz. Verder wordt in het najaar een internationale excursie naar een grote stad elders in Europa (Berlijn) georganiseerd om kennis te nemen van het aldaar gevoerde stedelijk beleid. Deelname aan de excursie is verplicht.
Analytisch vermogen, reflexief denken Het masterprogramma GVB is een gespecialiseerde wetenschappelijke opleiding die zich ten doel stelt dat haar studenten in staat zijn om stedelijke ontwikkelingen en vraagstukken op wetenschappelijke wijze te analyseren. Tevens wordt de student geleerd om kritisch na te denken over actuele politieke en maatschappelijke discussies over stedelijke ontwikkelingen en vraagstukken, en daarover zelfstandig standpunten te ontwikkelen. Om deze doelstelling van analytisch en reflexief vermogen te realiseren is er in de opleiding ruim aandacht voor het verwerven van de daarvoor benodigde academische vaardigheden (o.a. door werkcolleges). Zelfstandig wetenschappelijk onderzoek Tenslotte stelt het masterprogramma GVB zich ten doel dat afgestudeerden in staat zijn zelfstandig een wetenschappelijk onderzoek op het brede terrein van stedelijke ontwikkelingen en sociaal beleid uit te voeren. Om deze doelstelling te realiseren, krijgt de student tijdens het masterprogramma ruime gelegenheid om een individueel afstudeeronderzoek uit te voeren (bijna de helft van het totale aantal studiepunten is gereserveerd voor het afstudeerproject) met de daarvoor benodigde begeleiding (in de vorm van georganiseerde afstudeerseminars). Arbeidsmarktperspectieven Afgestudeerden die het masterprogramma GVB gevolgd hebben vinden emplooi op verschillende terreinen en in verschillende sectoren. Bij lokale overheden, in het bijzonder bij diensten en afdelingen die zich bezig houden met stedelijke vernieuwing, integratie en inburgering, stadsontwikkeling, huisvesting, en cultuur en vrije tijd. Op centraal niveau bij ministeries en diensten die zich met dezelfde vraagstukken en onderwerpen bezig houden. Buiten de overheid is er een veelvoud van instellingen en organisaties die afgestudeerden in dienst zouden kunnen nemen: woningcorporaties, ontwikkelaars, culturele instellingen, onderzoek- en adviesbureaus, instellingen voor hoger en academisch onderwijs, organisaties op het terrein van de belangenbehartiging en de politiek, et cetera.
90
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
De verplichte GVB-vakken bestaan ieder uit 7,5 ECTS (totaal 37,5 ECTS). In periode 1 worden twee GVB-vakken gelijktijdig gegeven, in de andere drie onderwijsperioden wordt steeds één GVB-vak gegeven. Daarnaast heeft de student tijd voor de scriptie. Studenten kunnen zowel in periode 2 als in periode 4 met hun scriptie beginnen. Studenten die minder dan 40 uur per week voor hun studie beschikbaar hebben, wordt aangeraden in blok 4 met hun scriptie te beginnen. Jaarrooster Blok 1
Steden in een tijdperk van mondialisering (FSWS601)
Blok 1
Stad als woonmilieu (FSWS602)
Blok 2
Sociologie van de ruimte (FSWS603)
Blok 3
Verdeelde stad (FSWS604)
Blok 4
Stad en staat (FSWS605) Scriptiecursus (FSWS606) start in blok 2 en loopt t/m blok 4
Master Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid
91
Organisatie van de opleiding, onderwijsvormen Het onderwijs vindt plaats op één of twee dagdelen per week. Het onderwijs bestaat enerzijds uit informatieoverdracht middels hoorcolleges en anderzijds uit werkcolleges (van rond 12 studenten). In het werkcollege wordt van studenten actieve participatie verwacht, bijv. in de vorm van presentaties van opdrachten. Deelname aan de werkcolleges is verplicht, de opdrachten en participatie van studenten tijdens het werkcollege tellen bij alle vakken mee in de eindbeoordeling. Bij het programma is er vanuit gegaan dat studenten per vak 20 uur per week beschikbaar hebben voor studie (inclusief het bijwonen van colleges). Het programma is zodanig ingericht dat studenten die minder tijd ter beschikking hebben, de studie over een langere periode kunnen volgen. Al het onderwijs wordt in principe zowel overdag als in de avond gegeven. Een uitzondering op deze algemene regel is de excursie naar Berlijn die enkele dagen zal duren (deels in het weekend). In het onderwijs wordt een diversiteit van onderwijsvormen nagestreefd. Naast informatieoverdracht door hoorcolleges is er ook veel ruimte voor de eigen inbreng van studenten d.m.v. eigen presentaties, opdrachten, discussies en workshops. Ook streeft de opleiding naar een combinatie van theoretische en praktische kennis. Dit laatste wordt onder meer gerealiseerd door bezoeken aan stedelijke instellingen en door gastsprekers die werkzaam zijn in de stedelijke praktijk. De voertaal in het onderwijs is Nederlands. Wel is de literatuur voor een belangrijk deel Engelstalig. Afstuderen Er bestaan per jaar meerdere mogelijkheden tot afstuderen, namelijk elke laatste donderdag van de maand. Wil men afstuderen dan moet uiteraard aan alle verplichtingen zijn voldaan en dient u zich uiterlijk vier weken van tevoren te melden bij de examenadministratie. Bij de aanmelding dient een overzicht van afgelegde mastervakken te worden overlegd. Diegenen die willen afstuderen in september/oktober moeten rekening houden met de voorafgaande vakantieperiode. Maak daarom goede afspraken over onder andere inlevertermijnen met de begeleidende docent. Deze weet dan welke masterscripties wanneer mogen worden verwacht. Indien de masterstudie wordt afgerond vóór 1 september (d.i. alle cijfers zijn bekend bij het Bureau Onderwijs van de Opleiding Sociologie) kan inschrijving voor het nieuwe studiejaar achterwege blijven. Het eventuele recht op studiefinanciering vervalt dan per 1 september. Het schrijven van de scriptie wordt echter gezien als een praktische oefening waarbij gebruik wordt gemaakt van onderwijsvoorzieningen. Daarom is gedurende het schrijven van een scriptie tot en met het moment waarop de beoordeling plaatsvindt, inschrijving als student vereist. Inschrijving als extraneus is in dit geval niet toegestaan.
Steden in een tijdperk van mondialisering
FSWS601
ECTS
7.5
Studiefase
Master Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid, Master Sociologie
Periode
Blok 1
Docenten
Prof.dr. J.P.L. Burgers, Drs. J. van der Waal
Onderwijsvorm
Hoor- en werkcolleges (het bijwonen van de werkcolleges is verplicht)
Toetsvorm
Gewogen gemiddelde van tentamen en schriftelijke opdrachten. Alleen het tentamen en één van de opdrachten kunnen worden herkanst.
Contactpersoon
[email protected]
Doel
Studenten kennis laten maken met het debat over en de kennis van de relatie tussen mondialisering en stedelijke ontwikkelingen, meer in het bijzonder waar het gaat om stedelijke economieën en de bestaansmogelijkheden die steden hun inwoners bieden. Beschrijving
Technologische ontwikkelingen die van direct belang zijn voor de positie en het belang van steden hebben vooral betrekking op mobiliteit: ze verminderen de beperkingen die geografische afstand aan menselijke betrekkingen en communicatie stelt. Wolkenkrabbers zijn pas mogelijk als er telefoon is en een lift. De auto heeft de leegloop van de grote steden na de Tweede Wereldoorlog mogelijk gemaakt. De opmars van de Amerikaanse ‘Sunbelt steden’ was zonder airco niet mogelijk geweest. Meer recent is vooral de informatica en de IT revolutie van groot belang. Die heeft het proces van mondialisering – een van de hoofdthema’s van de hedendaagse sociologie – in belangrijke mate mogelijk gemaakt. Een groot deel van de actuele discussie over en het onderzoek op het gebied van de stadsstudies heeft betrekking op lokale gevolgen van mondialisering. Deze cursus behandelt de vraag welke de gevolgen van mondialisering zijn voor steden als sociaalruimtelijke systemen. Meer in het bijzonder gaat het om de vraag welke consequenties mondialisering heeft voor de sociaaleconomische structuur van steden: welke gevolgen heeft mondialisering voor de stedelijke economie en voor de levenskansen van steden en hun inwoners? Welke theorieën zijn er in dit verband geformuleerd op het gebied van de stadsstudies? Welke is hun empirische relevantie? Verplichte literatuur
- Dicken, P., (2007), Global Shift: Mapping the Changing Contours of the World Economy, New York en London, SAGE Publications Extra informatie
Externe keuzevakstudenten kunnen het vak voor 5 ECTS volgen, zonder verplichte werkcolleges.
92
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Master Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid
93
Stad als woonmilieu
FSWS602
Sociologie van de ruimte
FSWS603
ECTS
7.5
ECTS
7.5
Studiefase
Master Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid, Master Sociologie
Studiefase
Master Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid, Master Sociologie
Periode
Blok 1
Periode
Blok 2
Docenten
Dr. F.G. Snel
Docenten
Dr. W. Schinkel
Onderwijsvorm
Hoor- en werkcolleges (het bijwonen van de werkcolleges is verplicht)
Onderwijsvorm
Hoor- en werkcolleges (het bijwonen van de werkcolleges is verplicht)
Toetsvorm
Gewogen gemiddelde van tentamen en schriftelijke opdrachten. Alleen het tentamen en één van de opdrachten kunnen worden herkanst.
Toetsvorm
Gewogen gemiddelde van tentamen en schriftelijke opdrachten. Alleen het tentamen en één van de opdrachten kunnen worden herkanst.
Contactpersoon
[email protected]
Contactpersoon
[email protected]
Doel
Beschrijving
Inzicht geven in: - Demografische aspecten van stedelijke ontwikkelingen: selectieve migratieprocessen van, naar en ook in steden (processen als suburbanisering en re-urbanisering, gentrification, sociale en etnische segregatie, enzovoort); - Diverse sociologische en geografische verklaringen voor deze demografische processen; - De gevolgen van deze processen voor het ontstaan van verschillende stedelijke woonmilieu’s; - De (on)mogelijkheid om demografische processen beleidsmatig te sturen (bijv. door een beleid van stedelijke herstructurering of door actieve bewonersorganisaties).
Binnen deze cursus wordt een overzicht gegeven van sociologische perspectieven op de ruimte. Aandacht zal worden besteed aan de opvattingen van klassieke denkers over de ruimte, zoals Aristoteles, Descartes, Newton, Leibniz, Kant en Einstein, van klassieke sociologen als Simmel en Durkheim over de ruimte, en van hedendaagse sociologen als Giddens, Bourdieu, Luhmann, Foucault en Sloterdijk. Theoretisch staan centraal de relatie tussen fysieke en sociale ruimte en de spanning tussen de absolute en de relatieve ruimteopvatting. Ingegaan wordt met name op de relatie tussen ruimte en plaats, evenals op de rol van macht daarin. Als toepassingsgebieden van een sociologische van de ruimte zullen stedelijke ruimte, publieke ruimte, esthetische ruimte, utopische ruimte, intieme ruimte en andere ruimte (heterotopie) behandeld worden. Kortom, een geweldig vak!
Beschrijving
Grootstedelijke ontwikkelingen worden voor een belangrijk deel bepaald door demografische processen als suburbanisering en re-urbanisering, gentrification, sociale en etnische segregatie, enzovoort. Deze demografische processen resulteren in zeer verschillende woonmilieu’s in steden. In de module wordt ingegaan op verschillende stedelijke woonmilieu’s: rijke stadsbuurten (stedelijke ‘goudkusten’), in sommige steden is zelfs sprake van beveiligde rijke buurten (‘gated communities’), sociaal en etnisch gemengde buurten, mede ontstaan doordat rijke mensen zich vestigen in voorheen arme buurten (‘gentrificering’), grootstedelijke achterswijken, enz. In de cursus wordt benadrukt dat deze demografische en geografische veranderingen in steden en stadsbuurten geen autonome of ‘natuurlijke’ processen zijn. Overheden, maar ook bewonersorganisaties, proberen deze veranderingsprocessen in steden dan wel de negatieve gevolgen daarvan te beïnvloeden. Ingegaan wordt op het beleid van stedelijke herstructurering en de sociale gevolgen daarvan en op onderzoek dat laat zien hoe sommige buurten erin slagen om een als bedreigend ervaren instroom van andere etnische groepen in de buurt in goede banen te leiden, zonder dat ‘gevestigde’ bewoners de buurt ontvluchten (‘stemmen met de voeten’).
Verplichte literatuur
- Teksten op Blackboard Extra informatie
Externe keuzevakstudenten kunnen het vak voor 5 ECTS volgen, zonder verplichte werkcolleges.
Verplichte literatuur
- Wordt nog bekend gemaakt Extra informatie
Externe keuzevakstudenten kunnen het vak voor 5 ECTS volgen, zonder verplichte werkcolleges.
94
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Master Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid
95
Scriptie Master Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid
FSWS606
De verdeelde stad
FSWS604
ECTS
22.5
ECTS
7.5
Studiefase
Master Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid, Master Sociologie
Studiefase
Master Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid, Master Sociologie
Periode
Blok 2, Blok 4
Periode
Blok 3
Docenten
Dr. W. Schinkel, Prof.dr. J.P.L. Burgers, Prof.dr. G.B.M. Engbersen, Dr. S.D. Aupers, Prof.dr. D. Houtman, Prof.dr. H.B. Entzinger, Dr. F.G. Snel, Prof.dr. J.F.A. Braster, Diverse docenten
Docenten
Prof.dr. G.B.M. Engbersen
Onderwijsvorm
Hoor- en werkcolleges (het bijwonen van de werkcolleges is verplicht)
Toetsvorm
Gewogen gemiddelde van tentamen en schriftelijke opdrachten. Alleen het tentamen en één van de opdrachten kunnen worden herkanst
Contactpersoon
[email protected]
Coördinator
Dr. T.W.M. Veld
Toetsvorm Contactpersoon
[email protected]
Doel Beschrijving
De scriptie is de belangrijkste proeve van bekwaamheid die de studenten van de Masteropleiding GVB dienen af te leggen. Sinds enkele jaren is de scriptiebegeleiding geïntensiveerd. Studenten kunnen twee maal per cursusjaar – aan het begin van blok 2 (begin november) en aan het begin van blok 4 (eind maart) – beginnen met de scriptiecursus, mits zij aan daartoe te stellen voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden plus de mogelijkheden voor inschrijving worden ongeveer een maand voor de aanvang van de cursus bekend gemaakt onder alle Masterstudenten. Studenten kunnen hun eigen scriptieonderwerp kiezen. Soms bestaat de mogelijkheid aansluiting te vinden bij lopend onderzoek binnen de afdeling Sociologie of binnen de gemeente Rotterdam. De scriptiecursus bestaat uit een aantal colleges, waarin kerndocenten van de opleiding GVB de deelnemers inwijden in kwesties als het gebruik van theorie, het formuleren van een probleemstelling, het opbouwen van een betoog, het verzamelen van onderzoeksdata en het verwerken van literatuur (inclusief de UB). Vervolgens vinden gedurende twee blokken eens per week bijeenkomsten plaats in kleine groepjes (van zes tot acht studenten), waarin deze met elkaar en met de scriptiebegeleider van gedachten wisselen over hun voortgang. Met regelmatige tussenpozen moeten de studenten papers inleveren. Deze worden in de scriptiegroep besproken en door de begeleider beoordeeld. Later worden de papers in de scriptie verwerkt. Studenten kunnen alleen doorstromen naar het volgende blok indien zij aan hun paperverplichtingen hebben voldaan. In het laatste scriptieblok wordt de begeleiding geïndividualiseerd.
Het programma kent een drieledige doelstelling. Ten eerste het bieden van een grondige kennismaking met de literatuur over de kenmerken van stedelijke arbeidsmarkten. Een tweede doelstelling is het analyseren van de gevolgen daarvan voor processen van sociale stijging en daling bij verschillende sociale groepen (waaronder de middenklasse, de onderklasse en nieuwe migrantengroepen). In welke mate fungeert de stad als een ‘emancipatiemachine’ en in welke mate als een ‘deprivatiemachine’? Een derde doelstelling is het analyseren van de rol van (lokaal en nationaal) sociaal-economisch beleid in het creëren en reduceren van sociale ongelijkheid. Beschrijving
Deze cursus gaat over ongelijkheid en de stad. Er wordt in de hoorcolleges en de werkgroepen aandacht besteed aan de kenmerken van de hedendaagse stedelijke economieën in Europa en de Verenigde Staten en de gevolgen daarvan voor verschillende sociale groepen. Er wordt uitgebreid aandacht besteed aan de positie van verschillende categorieën bewoners in relatie tot processen van sociale stijging en daling. Twee metaforen zullen daarbij richting gevend zijn: de stad als emancipatiemachine en de stad als deprivatiemachine. Verplichte literatuur
- Reader, Engbersen, G., (2006), Erasmus Universiteit Rotterdam - Wacquant, L., (2007), Urban Outcasts. A Comparative Sociology of Advanced Marginality, Cambridge University Press
Literatuur overig
Studenten wordt verzocht tevoren kennis te nemen van de brochure Het schrijven van een wetenschappelijk paper van Theo Veld en Bram Peper, verkrijgbaar bij het secretariaat Sociologie.
96
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Extra informatie
Externe keuzevakstudenten kunnen het vak voor 5 ECTS volgen, zonder verplichte werkcolleges.
Master Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid
97
Hoofdstuk 7
Stad en staat
FSWS605
ECTS
7.5
Studiefase
Master Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid, Master Sociologie
Periode
Blok 4
Docenten
Prof.dr. H.B. Entzinger, Gastdocenten
Onderwijsvorm
Hoor- en werkcolleges (het bijwonen van de werkcolleges is verplicht)
Toetsvorm
Gewogen gemiddelde van tentamen en schriftelijke opdrachten. Alleen het tentamen en één van de opdrachten kunnen worden herkanst.
Contactpersoon
[email protected]
Doel
Het bieden van inzicht in processen van besluitvorming in complexe stedelijke samenlevingen. De stad is zowel politieke arena als uitkomst van politieke strijd. Vele, vaak tegengestelde belangen vragen om voorrang. Hoe worden deze belangen gearticuleerd en behartigd en hoe vinden de processen van machtsvorming plaats die hieraan ten grondslag liggen? Het gaat hierbij natuurlijk niet alleen om het economisch krachtenveld, maar ook om de rol van bewoners, sociale bewegingen en andere relevante instituties en actoren. Hoe verhouden die zich tot elkaar? En hoe verhouden de verschillende lagen van bestuur (lokaal, nationaal, Europees) zich binnen de stedelijke context tot elkaar? Enerzijds wordt steeds meer aan de lokale overheid overgelaten, terwijl anderzijds de rol van de overheid als geheel beperkter lijkt te worden. Kan een stedelijke overheid met beperkte armslag toch tot een samenhangend en herkenbaar beleid komen? Beschrijving
In deze cursus wordt ingegaan op een aantal relevante sociologische thema’s als burgerschap, macht en machtsvorming, sociale bewegingen, sociale cohesie, integratie en governance. Ter illustratie zullen enkele beleidsterreinen nader onder de loep worden genomen, zoals het integratiebeleid, het veiligheidsbeleid en het beleid inzake bewonersparticipatie. Voorbeelden worden veelal ontleend aan de situatie in Rotterdam, maar vergelijkingen worden gemaakt met andere steden in en buiten Nederland. Een deel van de colleges wordt verzorgd door gastdocenten met een grote praktijkervaring. Verplichte literatuur
- Wordt nader aangekondigd Extra informatie
Externe keuzevakstudenten kunnen het vak voor 5 ECTS volgen, zonder verplichte werkcolleges.
Onderwijs- en Examenregelingen Sociologie Onderwijs- en Examenreglement Bacheloropleiding Sociologie 2008-2009
Inleiding
Het OER en de regels en richtlijnen
Het onderwijs- en examenreglement (OER) geeft de formele regelingen omtrent de inrichting van de bachelorstudie. Het OER wordt vastgesteld door de decaan van de Faculteit Sociale Wetenschappen. Daarnaast gelden voor de dagelijkse gang van zaken bij examens en tentamens de Regels en Richtlijnen van de Examencommissie Sociologie. Hierin vindt men de meer praktische zaken zoals inschrijven voor tentamens, eventueel te laat komen bij schriftelijke tentamens, het gebruik van mobiele telefoons bij schriftelijke examens, tot en met inzage en/of nabespreking van tentamens, etc. De Examencommissie Sociologie
In de diverse regelingen is veelvuldig sprake van de Examencommissie Sociologie. Deze wordt gevormd door alle docenten van de Sociale Faculteit die betrokken zijn bij het onderwijs van de opleiding. De examencommissie kent een dagelijks bestuur dat de dagelijkse gang van zaken behartigt. De voorzitter van de examencommissie is gemandateerd voor diverse belangrijke handelingen, in het bijzonder voor het verlenen van vrijstellingen en het beoordelen van, resp. het opleggen van sancties bij, eventuele fraude. Het verdient aanbeveling dat studenten die menen dat zij een probleem hebben dat aandacht van de examencommissie behoeft, in een vroeg stadium contact opnemen met mevrouw Ingvild Ariëns van het Bureau Onderwijs. Het dagelijks bestuur van de examencommissie van de opleiding Sociologie bestaat uit: voorzitter: dhr. prof.dr. R. van der Veen secretaris: dhr. dr. W. Schinkel ambtelijk secretaris: mw. I. Ariëns, Bureau Onderwijs BSK / SOC De examencommissie vergadert 1 x per maand en behandelt dan alle in de voorafgaande maand binnengekomen stukken. Alle correspondentie naar:
Examencommissie Sociologie, M7-27 T.a.v. Mw. I. Ariëns (M7-27) Erasmus Universiteit Rotterdam Faculteit Sociale Wetenschappen Postbus 1738 3000 DR Rotterdam E-mail:
[email protected]
98
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Onderwijs- en Examenregelingen Sociologie
99
Het bachelorexamen
Studenten die de bacheloropleiding hebben afgerond, krijgen bericht van de examencommissie over de uitreiking van het bij die opleiding behorende bachelordiploma. De uitreiking ervan vindt 1 keer per jaar plaats in een openbare zitting van de Examencommissie Sociologie.
Onderwijs- en Examenreglement Bacheloropleiding Sociologie 2008-2009 Paragraaf I Algemeen Artikel 1.1 - Toepasselijkheid van de regeling
Het aanmelden
De aanmeldingstermijn voor het examen bedraagt vier weken. Diegenen die willen afstuderen in september/oktober moeten rekening houden met de voorafgaande vakantieperiode. Maak daarom goede afspraken over onder andere inlevertermijnen met de begeleidende docent. Deze weet dan welke Sociologische Werkstukken wanneer mogen worden verwacht.
Deze regeling (WHW, 02-07-2003, art. 7.13) is van toepassing op het onderwijs en de examens van de Bacheloropleiding Sociologie, verder te noemen: de opleiding die deel uit maakt van de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Erasmus Universiteit te Rotterdam, verder te noemen: de faculteit. Artikel 1.2 - Begripsbepalingen
Indien de bachelorstudie wordt afgerond vóór 1 september (d.i. alle cijfers zijn bekend bij het Bureau Examenadministratie van de Opleiding Sociologie, kamer J5-45) kan inschrijving voor het nieuwe studiejaar achterwege blijven. Het recht op studiefinanciering vervalt dan per 1 september. Het schrijven van een Sociologisch Werkstuk wordt gezien als een praktische oefening waarbij gebruik wordt gemaakt van onderwijsvoorzieningen. Daarom is gedurende het schrijven van een Sociologisch Werkstuk tot en met het moment waarop de beoordeling plaatsvindt, inschrijving als student vereist. Inschrijving als extraneus is in dit geval niet toegestaan. Fraude
De Examencommissie Sociologie wordt in toenemende mate geconfronteerd met fraude. Een docent die fraude op het spoor komt, is verplicht dit te melden bij de examencommissie. De commissie onderzoekt de beschuldiging en kan vervolgens een sanctie opleggen; die kan variëren van een berisping tot uitsluiting van alle tentamens voor maximaal één jaar. De student kan door de uitsluiting van het tentamen ernstige studievertraging oplopen. De examencommissie kan en zal hiermee geen rekening houden bij het opleggen van de sanctie. Studenten wordt aangeraden uitgebreid kennis te nemen van het hieromtrent gestelde in de onderwijs- en examenregeling, de regels en richtlijnen en de speciale brochure over fraude en plagiaat. (zie tevens: http://www.eur.nl/eur/publicaties/plagiaat/ )
In deze regeling wordt verstaan onder: – de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Stb. 1992, 593); – student: hij / zij die is ingeschreven aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en derhalve de rechten geniet, als bedoeld in artikel 7.34 van de wet; – bacheloropleiding: de opleiding als bedoeld in artikel 7.8 van de wet en die wordt afgesloten met een examen, hierna te noemen: bachelorexamen; – propedeutische fase: het eerste jaar van de bacheloropleiding; – masteropleiding: het gedeelte van de opleiding, dat volgt op een bacheloropleiding en dat wordt afgesloten met een examen, hierna te noemen: masterexamen; – onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet; – tentamen: de toetsing van de kennis, het inzicht en/of de vaardigheid van de student met betrekking tot een bepaald onderdeel van het examen van de opleiding. Een tentamen kan bestaan uit meerdere tentamenvormen, waaronder een praktikum. – praktikum: een praktische oefening, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: – het maken van een scriptie, – het maken van een werkstuk of paper, – het uitvoeren van een onderzoekopdracht, – het deelnemen aan veldwerk of een excursie, – het doorlopen van een stage, of het deelnemen aan een andere onderwijsleeraktiviteit, die gericht is op het ontwikkelen van bepaalde vaardigheden; – keuzevak: een onderdeel, dat aan een universiteit wordt verzorgd door een docent die over een examenbevoegdheid voor dat vak beschikt; – studiepunt: de eenheid waarin de studielast van een onderdeel uit het programma wordt uitgedrukt. Een studiejaar omvat 60 ECTS (European Credit Transfer System). Artikel 1.3 - Doel van de opleiding
Met de opleiding wordt beoogd kennis, vaardigheden en inzicht bij te brengen op het gebied van de sociologie, zodanig dat: a. de afgestudeerde zich kwalificeert als breed gevormd socioloog die bijdragen kan leveren in een beroepspraktijk bij organisaties en overheid; b. de afgestudeerde in aanmerking komt voor de aansluitende Masteropleiding Sociologie of een andere wetenschappelijke opleiding. Deze doelstellingen zijn als volgt gespecificeerd in eindtermen:
100
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Onderwijs- en Examenregelingen Sociologie
101
Beschrijving eindkwalificaties bachelor (volgens de Dublin-descriptoren) Kwalificaties bachelor
Kwalificaties Bacheloropleiding Sociologie
Kennis en inzicht
Sociologische verbeeldingskracht In het bijzonder de volgende aspecten hiervan: • Kennis sociologische theorie • Kennis sociologische onderzoeksmethoden • Zelfstandige interpretatie contemporaine maatschappelijke problemen en ontwikkelingen • Zelfstandige verdere ontwikkeling sociologische kennis Dit op basis van historische en multidisciplinaire achtergrondkennis
Artikel 1.4 - Voltijds
De bacheloropleiding wordt voltijds verzorgd en heeft een nominale cursusduur van 3 jaar. Het eerste jaar daarvan wordt gezien als een propedeutische fase. Artikel 1.5 - Studielast
1. De bacheloropleiding heeft een studielast van 180 studiepunten (ECTS). 1 ECTS is gelijk aan 28 uur studiebelasting. In Bijlage 2 staan de normen voor het vaststellen van de studielast vermeld. 2. De studielast wordt uitgedrukt in halve of hele studiepunten (ECTS). Artikel 1.6 - Het examen van de opleiding
Toepassen kennis en inzicht
Oordeelsvorming
Sociologische verbeeldingskracht en ambachtelijkheid In het bijzonder de volgende aspecten hiervan: • Toepassing van bruikbare sociologische theorie op maatschappelijke ontwikkelingen en problemen • Zelfstandige selectie en gebruik van relevante onderzoeksmethoden • Probleemoplossend vermogen door middel van aangeleerde vaardigheden die de student in staat stellen als sociologisch professional te werk te gaan: schrijven en kritisch analyseren beleidsteksten, gefundeerde aanbevelingen doen, implementeren en evalueren beleidsinstrumenten en organisatorische veranderingen • Op professionele wijze binnen organisatie, overheid of onderzoek sociologische verbeeldingskracht met sociologische ambachtelijkheid combineren Sociologische verbeeldingskracht en ambachtelijkheid In het bijzonder de volgende aspecten hiervan: • Het komen tot een kritisch-reflexieve afweging • Het houden van een kritische distantie ten aanzien van beleid, politiek en publieke opinie • Het hebben van een helder zicht op het onderscheid tussen normatieve en waarderingsvrije uitspraken
Communicatie
Sociologische ambachtelijkheid In het bijzonder de volgende aspecten hiervan: • Het kunnen leveren van een zinvolle bijdrage aan wetenschappelijke en maatschappelijke debatten • Het op inzichtelijke wijze kunnen presenteren en communiceren van bevindingen van sociologisch onderzoek • Het praktisch kunnen benaderen van problemen en het helder kunnen formuleren van oplossingen
Leervaardigheden
Sociologische ambachtelijkheid In het bijzonder de volgende aspecten hiervan: • Verzamelen en beoordelen data en literatuur • Kunnen komen tot zelfstandige kennisuitbreiding • Komen tot wetenschappelijk houdbare en maatschappelijk relevante uitspraken
102
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
De bacheloropleiding wordt afgesloten met het bachelorexamen. Aan degene die het voor de bacheloropleiding benodigde aantal studiepunten heeft, wordt de graad Bachelor of Science in Sociologie verleend (BSc). Artikel 1.7 - Examens en tentamens
1. Het bachelorexamen wordt afgelegd in de vorm van tentamens. 2. Elk tentamen omvat een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 3. Indien voor de tentamens die onderdeel uitmaken van het bachelor-examen een voldoende resultaat is behaald (5,50 of hoger), is het examen afgelegd. 4. Een nadere specificatie van het tentamen (of examenonderdeel) wordt vermeld in de studiegids en het blokboek van het betreffende vak. Paragraaf 2 Bacheloropleiding Artikel 2.1 - Samenstelling bachelorprogramma
1. De onderdelen van het onderwijsprogramma die deel uitmaken van de bacheloropleiding worden door de decaan van de faculteit vastgesteld (zie bijlage I). 2. De student kan de in de bijlage afzonderlijk aangegeven onderdelen onder goedkeuring van de examencommissie vervangen door één of meer andere onderdelen, mits de studielast voor de gehele opleiding daardoor niet minder dan 180 ECTS gaat bedragen. 3. Van de bij lid 2 bedoelde vervanging kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de student één of meer onderdelen volgt aan een andere binnenlandse of buitenlandse universiteit. 4. Onderdeel van de bachelor Sociologie is een minor van 15 ECTS. Studenten kunnen kiezen uit alle door de EUR aangeboden Minores mits hierin geen vakken zijn opgenomen die reeds in het Bachelorprogramma Sociologie zijn vertegenwoordigd en mits de student aan de instroomvereisten van de betreffende minor voldoet. Artikel 2.2 - Tentamens in de bacheloropleiding
1. De onderdelen van het bachelorprogramma worden verzorgd in de vorm van hoor- en werkcolleges en practica. Gecombineerde tentamenvormen en practica kunnen volgens een bepaalde gewichtsverdeling resulteren in het eindcijfer voor het onderdeel of vak. 2. Daar waar een tentamen uit verschillende elementen bestaat, wordt het eindcijfer pas bepaald en doorgegeven aan de Examenadministratie en het Bureau Onderwijs als aan alle elementen of deelverplichtingen is voldaan. Onderwijs- en Examenregelingen Sociologie
103
3. Per vak wordt bepaald of deelcijfers naar het volgend academisch jaar kunnen worden meegenomen of niet. 4. De elementen waaruit de herkansing van het tentamen bestaat kunnen afwijken van de elementen waaruit het tentamen bij de eerste gelegenheid aan het eind van de blokperiode bestond. Paragraaf 3 Afleggen van tentamens
Artikel 3.4 - Mondelinge tentamens
In geval van mondelinge tentamens wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examinator – al dan niet op verzoek van een of meer studenten - anders heeft beslist. Artikel 3.5 - Studiebelasting van tentamens
De examencommissie ziet er op toe dat de studiebelasting verbonden aan het voorbereiden en afleggen van tentamens in overeenstemming is met het aantal studiepunten dat verbonden is aan het tentamen.
Artikel 3.1 - Volgorde van tentamens
1. Studenten worden slechts toegelaten tot deelname aan examenonderdelen uit het programma van het bachelor-2 nadat is voldaan aan de in paragraaf 9.3 gestelde normen m.b.t. het Bindend studieadvies. 2. Derdejaars bachelorstudenten dienen als verplicht onderdeel binnen hun studie een verbredende of verdiepende minor te volgen. Teneinde te worden toegelaten tot deelname aan examenonderdelen van minoren moeten binnen de eigen bacheloropleiding op 1 april van het jaar waarin de student minoren wil gaan, door deze minimaal 60 ECTS zijn behaald. Artikel 3.2 - Tijdvakken en frequentie tentamens
1. Tot het afleggen van de tentamens van de in art. 6 bedoelde onderdelen wordt jaarlijks twee keer de gelegenheid geboden: de eerste keer het reguliere tentamen, de tweede keer de herkansing. 2. Het reguliere tentamen vindt plaats aan het eind van het blok waarin het vak is gegeven. De herkansing vindt zo veel mogelijk plaats aan het eind van het eerste of tweede blok volgend op het blok waarin het vak voor het eerst is gegeven. 3. De herkansing van blok 7 en blok 8 vindt voor zover nodig plaats in juli van hetzelfde studiejaar. 4. Indien een student door de regeling in lid 1 vanwege aantoonbaar persoonlijke omstandigheden (zie art. 9, lid 6) ernstig wordt gehinderd in de voortgang van zijn studie of wanneer andere omstandigheden dat billijken, dan kan de examencommissie van die regeling afwijken. Artikel 3.3 - Vorm van de tentamens
1. De tentamens van de onderdelen of vakken, genoemd in artikel 2.1., worden schriftelijk of mondeling afgelegd. Onder een schriftelijke toetsing wordt mede verstaan een schriftelijk werkstuk of paper. Een actuele opgave van de door de examencommissie vastgestelde tentamenwijze wordt opgenomen in de studiegids. 2. De in het eerste lid vernoemde gegevens hebben een bindend karakter. 3. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. 4. Aan gehandicapte studenten wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen.
104
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Paragraaf 4 Tentamenuitslag Artikel 4.1 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag
1. Tentamens kunnen bestaan uit verschillende elementen of tentamenvormen. 2. Indien een tentamen enkel en alleen bestaat uit een mondeling tentamen stelt de examinator terstond na het afnemen van dit mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. 3. Indien een tentamen enkel en alleen bestaat uit of een schriftelijk tentamen of een schriftelijk werkstuk stelt de examinator binnen vijftien werkdagen na de dag waarop het is afgelegd c.q. is ingeleverd de uitslag vast en verschaft het bureau Onderwijs en het Bureau Examens van de universiteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk bewijsstuk omtrent de uitslag aan de studenten en ten behoeve van de studievoortgangscontrole. 4. Wanneer een tentamen bestaat uit verschillende elementen of tentamenvormen maakt de examinator uiterlijk vijftien werkdagen na het afleggen van het laatste tentamenelement de uitslag vast over het gehele tentamen en verschaft het Bureau Onderwijs en het Bureau Examens van de universiteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk bewijsstuk omtrent de uitslag aan de studenten en ten behoeve van de studievoortgangscontrole. 5. Voor tentamens van het laatste blok uit het bachelor-1-programma geldt, met het oog op de herkansingen in juni en juli, behoudens bijzondere omstandigheden een termijn voor vaststelling van de uitslag van tien werkdagen. 6. Op de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, alsmede de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens (art. 7.60. WHW). Artikel 4.2 - Geldigheidsduur
1. De geldigheidsduur van eindcijfers van met goed gevolg afgelegde tentamens bedraagt zes jaar. 2. Aan onderdelen waarvoor al studiepunten zijn toegekend, worden voor de tweede maal geen studiepunten meer toegekend. 3. Toekenning van studiepunten aan compensabele onvoldoenden vindt plaats in het jaar waarin de compensabele onvoldoende is gecompenseerd door het behalen van een daarvoor in aanmerking komende voldoende.
Onderwijs- en Examenregelingen Sociologie
105
4. Bij het administreren van de gegevens betreffende de studievoortgang van de student wordt de datum waarop een onderdeel wordt afgerond, genomen als datum waarop de studiepunten zijn verkregen. Bij het afsluiten van een onderdeel door een schriftelijk werkstuk geldt de datum waarop de beoordeling is vastgelegd als datum waarop de studiepunten zijn verkregen.
7. De examencommissie beslist op een verzoek tot vrijstelling binnen een maand (maximaal eenendertig dagen) na ontvangst van het verzoek. Paragraaf 6 Examens Artikel 6.1 - Tijdvakken en frequentie examens
Artikel 4.3 - Inzagerecht en beroep
1. Gedurende dertig dagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek via de docent inzage in zijn beoordeeld werk. 2. De examinator kan bepalen dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en vast tijdstip. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. 3. Een student die bezwaren heeft tegen een beslissing van een examinator of tegen een beslissing van de examencommissie kan beroep instellen bij het College van Beroep voor de Examens, ter attentie van de secretaris van dat college. Dit beroep wordt ingesteld door de direct belanghebbende. Het beroep dient schriftelijk te worden ingesteld binnen vier weken nadat de aangevochten beslissing is meegedeeld of een voor beroep vatbaar verzoek wordt geacht te zijn geweigerd. Paragraaf 5 Vrijstelling Artikel 5.1 - Vrijstelling van tentamens
1.
2. 3. 4.
5. 6.
106
De examencommissie kan op verzoek van de student, na advies van de desbetreffende examinator en overeenkomstig de daarbij in de studiegids te stellen regels, vrijstelling verlenen van een tentamen van een in artikel 2.1 genoemd onderdeel, indien de student m.b.t. het desbetreffende onderdeel een tentamen van een qua inhoud en studielast overeenkomstig onderdeel van een andere universitaire opleiding in Nederland of daarbuiten dan wel van een vergelijkbare hogere beroepsopleiding in Nederland behaald heeft. Een daartoe strekkend verzoek dient uiterlijk zes weken voor aanvang van de activiteit waarop het examenonderdeel betrekking heeft bij de examencommissie te worden ingediend. Vrijstellingen geven recht op de bij het tentamen(-onderdeel) behorende studiepunten. Vrijstellingen worden in de regel niet meegeteld bij de bepaling van de studievoortgang ten behoeve van studiefinanciering. De examencommissie kan op verzoek van de student toestemming verlenen een beperkt, door de commissie te bepalen, aantal examenonderdelen uit het bachelor-2 en bachelor-3 te vervangen door examenonderdelen afgelegd aan een andere universiteit in binnen- en/of buitenland. In dat geval bepaalt de commissie tevoren op welke wijze de omvang en het judicium van een elders afgelegd examenonderdeel zal worden gehonoreerd. Een besluit tot het niet verlenen van een vrijstelling wordt door de examencommissie met redenen omkleed. Een vrijstelling wordt in de examen- en tentamenadministratie als zodanig vermeld. Aan een vrijstelling is geen cijfer verbonden, noch kan een vrijstelling van een tentamenonderdeel worden betrokken bij de cijferbepaling van dat tentamen.
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
1. Tot het afleggen van het formele bachelorexamen wordt ten minste een keer per jaar de gelegenheid geboden. Hierbij vindt uitreiking van het bij het bachelor-examen behorende diploma plaats. 2. De student kan deelnemen aan het bachelorexamen indien alle examenonderdelen van de propedeutische fase, het bachelor-2 en bachelor-3, inclusief het Sociologisch Werkstuk, met succes zijn afgerond. Het is mogelijk één onvoldoende cijfer (minimaal 5,00) niet zijnde het Sociologisch Werkstuk te compenseren (zie art. 18 lid 2 van de Regels en Richtlijnen van de Examencommissie Sociologie)/ 3. De student dient zich uiterlijk vier weken voor het bachelor-examen aan te melden bij de examen-administratie voor deelname aan het examen. Op dat tijdstip dient aan alle vereisten te zijn voldaan. Artikel 6.2 - Uitslag examen
De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra er voldoende bewijzen voorhanden zijn van door de student behaalde tentamens. Artikel 6.3 - Judicium
1. Als judicium voor het bachelorexamen geldt het afgeronde, gewogen gemiddelde van de eerder vastgestelde cijfers voor de verschillende binnen de gehele bacheloropleiding afgelegde onderdelen. Bij 0,01 t/m 0,49 vindt afronding naar beneden plaats, bij 0,50 t/m 0,99 vindt afronding naar boven plaats. Hierbij wordt het gewicht van een eerder vastgesteld cijfer bepaald door het aantal studiepunten van dit vak. 2. Het judicium wordt bepaald op basis van de aan de Erasmus Universiteit Rotterdam of aan een andere Nederlandse universiteit behaalde cijfers. 3. De opleiding kent de volgende judicia: a. indien gemiddelde = 6 dan volgt: 'met voldoende resultaat' / 'satisfactory' b. indien gemiddelde = 7 dan volgt: 'met ruim voldoende resultaat' / 'fair' c. indien gemiddelde = 8 dan volgt: 'met goed resultaat' / 'good' d. indien gemiddelde = 8,25 of hoger dan volgt: 'met lof' / 'cum laude' / 'excellent'. 4. Met betrekking tot het bachelorexamen wordt het judicium 'met lof' / 'cum laude' / 'excellent' alleen toegekend indien: a. er geen vrijstelling is verleend voor het Sociologisch Werkstuk; b. het percentage vrijstellingen in de gehele bacheloropleiding niet hoger is dan 40; c. het Sociologisch werkstuk met ten minste een 8 is gewaardeerd. 5. Indien niet aan de voorwaarden in lid 5 wordt voldaan - en het gemiddelde zou toch een 8,25 of hoger zijn – , dan wordt het judicium ‘met goed resultaat' / 'good' toegekend.
Onderwijs- en Examenregelingen Sociologie
107
6. Voor studenten die in het tweede jaar van de bacheloropleiding op basis van een propedeusediploma zijn ingestroomd, wordt het judicium bepaald op basis van de in het tweede en derde jaar behaalde cijfers.
Paragraaf 9 Bindend studieadvies Artikel 9.1 - Doelgroepen Bindend Studieadvies
Er wordt een bindend studieadvies uitgebracht aan alle reguliere bachelor-1-studenten. Paragraaf 7 Vooropleiding Artikel 9.2 - Afwijzing Artikel 7.1 - Vervangende eisen deficiënties vooropleiding
1. Deficiënties in de vooropleiding m.b.t. het vak Wiskunde I/VWO worden vervuld door het met goed gevolg afleggen van de toets Wiskunde, afgenomen in het kader van Methoden en technieken van sociaal-wetenschappelijk onderzoek. 2. Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van de toets Nederlands als Tweede taal, 2e niveau. Artikel 7.2 - Colloquium Doctum
Bij het toelatingsonderzoek, als bedoeld in artikel 7.29 van de wet, worden de volgende eisen gesteld: het samenvatten van een artikel uit het NRC-Handelsblad of 1. Nederlands: vergelijkbaar dag-, week-of maandblad, en het schrijven van een korte reactie op dat artikel. vertaling van een stuk eenvoudig proza uit The Times of een 2. Engels: vergelijkbaar dag-, week- of avondblad. 3. wiskunde: het beantwoorden van vragen met betrekking tot onderdelen der wiskunde, zoals die b.v. omschreven zijn in 'Geprogrammeerde instructie moderne wiskunde', W.F. van Raay, Delta Press BV, derde druk 1999 (of latere druk): hoofdstuk 1 t/m 5 hoofdstuk 6 (m.u.v. 6.4) hoofdstuk 7 t/m 11 hoofdstuk 12 (m.u.v. 12.2 en 12.3) hoofdstuk 14 (m.u.v. 14.2 en 14.3) hoofdstuk 15 (m.u.v. 15.2 en 15.3) hoofdstuk 16 en 17 4. geschiedenis men dient blijk te geven van kennis van de vaderlandse en algemene geschiedenis in de 20e eeuw (vanaf 1914). Er wordt verwacht dat men op de hoogte is van actuele gebeurtenissen. Paragraaf 8 Studiebegeleiding Artikel 8.1 - Studievoortgang en studiebegeleiding
1. De decaan draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten, dat ten minste één keer per half jaar aan elke student een overzicht kan worden verschaft van de door hem/haar behaalde resultaten, in relatie tot het onderwijs- en examenprogramma van de opleiding. 2. De decaan draagt zorg voor studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
108
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
1. Aan het studieadvies van de opleiding kan door de decaan op grond van artikel 7.8b, derde lid van de wet een afwijzing worden verbonden, zolang de student nog niet alle onderdelen van het bachelor-1 van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd dan wel vrijgesteld heeft gekregen. 2. Deze afwijzing wordt slechts gegeven indien de student, met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden, niet geschikt geacht wordt voor de opleiding, doordat zijn studieresultaten niet voldoen aan de normen zoals bedoeld in artikel 9.3 van deze regeling. 3. De afwijzing geldt voor een termijn van drie studiejaren. Artikel 9.3 - Normen
1. Aan het einde van het eerste jaar van inschrijving dienen minimaal 45 ECTS van het bachelor-1 te zijn behaald. Aan het eind van het tweede jaar van inschrijving dienen alle onderdelen van het bachelor-1 te zijn behaald. 2. Indien aan een student door de examencommissie vrijstellingen zijn verleend, dan dient aan het einde van het eerste jaar van inschrijving minimaal 3/4 van het aantal ECTS van het bachelor-1, na aftrek van het aantal ECTS voor vrijgestelde vakken, te zijn behaald. Aan het einde van het tweede jaar van inschrijving dienen alle onderdelen van het bachelor-1 die niet zijn vrijgesteld, behaald te zijn. 3. De examencommissie kan op basis van een individueel studieplan – zie art. 9.6, lid 2 – de normen als bedoeld in het vorige lid aanpassen. De examencommissie neemt het besluit als bedoeld in het vorige lid binnen vier weken na indiening van het individueel studieplan, met inachtneming van de omstandigheden, de studievertraging en de mogelijkheid van de student om de studie voort te zetten. Artikel 9.4 - Tijdstippen
Het studieadvies van de opleiding wordt zowel in het eerste jaar als in het tweede jaar van inschrijving uitgebracht na de laatste herkansingen van de onderdelen van het bachelor-1, maar uiterlijk voor de aanvang van het nieuwe studiejaar. Artikel 9.5 - Studiebegeleiding en studievoortgangscontrole
Na de (her-)tentamens van de blokken 2, 5 en 7 van bachelor-1 wordt een voorlopig advies opgesteld op basis van de tot dan behaalde resultaten. Norm is dat 3/4 van de tot dusver te behalen punten moet zijn behaald. In de eerste adviesbrief worden zwakke studenten reeds geattendeerd op de mogelijkheid om de studie voor 1 februari te beëindigen in verband met gevolgen in het kader van de prestatiebeurs. Studenten die voor 1 februari stoppen krijgen geen bindend studieadvies. Na de herkansingen van het laatste blok wordt het bindend studieadvies uitgebracht.
Onderwijs- en Examenregelingen Sociologie
109
Artikel 9.6 - Persoonlijke omstandigheden
1. De persoonlijke omstandigheden die in acht worden genomen bij het uitbrengen van het studieadvies zijn: a. ziekte, handicap of zwangerschap van betrokkene; b. bijzondere familie-omstandigheden; c. het lidmaatschap van die verenigingen en organen binnen de universitaire gemeenschap waarvoor de universiteit bestuursbeurzen beschikbaar stelt; d. overige omstandigheden als bedoeld in artikel 2.1 van het Uitvoeringsbesluit WHW. 2. De student die als gevolg van persoonlijke omstandigheden redelijkerwijze kan vermoeden studievertraging op te lopen, dient dit tijdig aan de studieadviseur te melden. De aanmelding heeft tot doel de studievertraging ten gevolge van de omstandigheden te beperken en, indien naar het oordeel van de studieadviseur nodig, een individueel studieplan op te stellen. De aanmelding is tijdig indien dit geschiedt binnen vier weken na het begin van de omstandigheden. Indien de omstandigheden zodanig zijn, dat de student of diens zaakwaarnemer niet in de gelegenheid is dit binnen 4 weken aan te melden, wordt het al dan niet tijdig kenbaar maken beoordeeld in het licht van die omstandigheden. Artikel 9.7 - Vorm studieadvies
Het studieadvies is schriftelijk en omvat: a. de norm die geldt voor de betrokken student, uitgedrukt in het aantal te behalen ECTS van het bachelor-1; b. het aantal behaalde ECTS van het bachelor-1; c. indien de norm niet is behaald, de persoonlijke omstandigheden die inachtgenomen zijn; d. het al dan niet verbinden van een afwijzing zoals bedoeld in artikel 7.8b, derde lid van de WHW; e. indien een afwijzing wordt verbonden aan het studieadvies: – de mededeling dat de student zich in de volgende drie studiejaren niet kan inschrijven als student of als extraneus voor de opleiding; – advies over de voortzetting van de studie binnen of buiten de Erasmus Universiteit Rotterdam, f. de mogelijkheid van beroep bij het College van Beroep voor de Examens en de termijn waarbinnen het beroep moet zijn ingediend. Paragraaf 10 Rekenregels studievoortgang en studiefinanciering Artikel 10.1 - Rekenregels vaststelling studievoortgang
Ten behoeve van de jaarlijkse vaststelling van de studievoortgang door het College van Bestuur in het kader van de studiefinanciering worden de volgende rekenregels gehanteerd voor de toekenning van studiepunten aan behaalde studieresultaten: 1. Studiepunten worden toegekend voor onderwijseenheden die met een voldoende resultaat worden afgesloten. Toekenning vindt plaats voor het studiejaar waarin het voldoende resultaat behaald is; 2. Toekenning van studiepunten vindt plaats op het niveau van het examenonderdeel (vakniveau) waarvoor in de studiegids afzonderlijk studiepunten staan vermeld. De examenonderdelen zijn vastgesteld conform art. 2.1 van deze regeling;
110
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
3. In afwijking van het gestelde in lid 1 kunnen ook studiepunten worden toegekend voor eenheden die met een resultaat worden afgesloten, dat volgens de bepalingen in de Regels en Richtlijnen voor Tentamens en Examens Sociologie compenseerbaar is met hogere resultaten voor andere eenheden. 4. Indien een eerder behaald voldoende of gecompenseerd onvoldoende resultaat vervalt, dan wel niet meer kan worden ingebracht in een af te leggen examen, heeft dat geen invloed op de (eerdere) toekenning van studiepunten voor de desbetreffende onderwijseenheid. Eenmaal toegekende studiepunten blijven voor de toepassing van dit artikel van kracht. 5. Voor onderwijseenheden waarvoor eerder studiepunten zijn toegekend, kunnen niet voor een tweede keer studiepunten worden toegekend, ook al behaalt de student (opnieuw) een voldoende resultaat. Alleen tentamens waarvoor een onvoldoende resultaat is behaald, kunnen worden geredresseerd. 6. In de regel worden voor de vaststelling van de studievoortgang geen studiepunten toegekend voor door de examencommissie verleende vrijstellingen als bedoeld in art. 5.1 van deze regeling. De uitzondering op deze regel is de volgende: studenten die binnen één studiejaar overstappen van een andere opleiding in de zin van de wet naar de opleiding sociologie aan de EUR en voor één of meer onderdelen van de opleiding vrijstelling ontvangen op basis van één of meer in hetzelfde studiejaar binnen de eerstgevolgde opleiding behaalde resultaten, krijgen daarvoor in dat studiejaar studiepunten toegekend op basis van de overeenkomstige eenheden van de opleiding waarvoor vrijstelling verleend is. 7. Studenten die met goedkeuring van de examencommissie eenheden van andere opleidingen volgen als onderdeel van het bachelorexamen van de opleiding, krijgen daarvoor een door de examencommissie vast te stellen aantal studiepunten toegekend in het studiejaar waarin zij deze onderdelen met een voldoende resultaat afsluiten. De in dit artikel vermelde rekenregels zijn daarbij van overeenkomstige toepassing. Paragraaf 11 Keuzevakken Artikel 11 - Keuzevakken
Alle onderdelen van het onderwijsprogramma van Sociologie zijn voor niet-sociologiestudenten te volgen als keuzevak of als vak via Erasmus Colleges. Daarbij gelden de volgende beperkingen: – de student of toehoorder is in beginsel toelaatbaar tot de universitaire bacheloropleiding; – alleen wanneer een student zich heeft aangemeld bij en de goedkeuring heeft gekregen van de examencommissie, kan worden deelgenomen; – uitgesloten zijn de onderdelen academische vaardigheden, leeronderzoek en het sociologisch werkstuk.
Onderwijs- en Examenregelingen Sociologie
111
Paragraaf 12 Uitzonderingsgevallen en hardheidsclausule
Bijlage I - Overzicht vakken Bachelorprogramma
Artikel 12.1 - Uitzonderingsgevallen
Wie om enigerlei reden in aanmerking wenst te komen voor een speciale, van deze regeling afwijkende behandeling, richt zich daartoe schriftelijk tot de examencommissie. In het algemeen houdt de commissie slechts rekening met omstandigheden die buiten de wil van de aanvrager zijn opgetreden, zoals bijvoorbeeld langdurige ziekte. Artikel 12.2 - Onvoorziene omstandigheden
De examencommissie heeft het recht om in individuele gevallen op verzoek van de student af te wijken van het in het reglement bepaalde indien een strikte toepassing van de regels zou leiden tot onbillijkheid en/of onredelijkheid. Bij haar beoordeling van de individuele gevallen gaat de examencommissie uit van het algemeen geldend rechtsprincipe dat het gelijke gelijk en het ongelijke ongelijk behandeld dient te worden. De examencommissie hanteert hierbij als criterium van ontvankelijkheid het zogenaamde principe van overmacht. Paragraaf 13 Slot- en invoeringsbepalingen Artikel 13.1 - Wijziging
1. Wijzigingen van deze regeling worden door de decaan van de faculteit bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Geen wijzigingen vinden plaats die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Wijzigingen kunnen voorts niet ten nadele van de studenten van invloed zijn op: • de vrijstelling, die krachtens artikel 5.1 is verkregen; • enige andere beslissing, welke krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student. Artikel 13.2 - Bekendmaking
1. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van wijzigingen van deze stukken. 2. In elk geval worden de regeling, regelen en richtlijnen, zoals bedoeld in het vorige lid gepubliceerd in de studiegids van de faculteit of van de desbetreffende opleiding. Artikel 13.3 - Overgangsbepalingen
De examencommissie stelt, op verzoek van de student, de waarde vast in studiepunten van diens voor de inwerkingtreding in 1992 van de WHW behaalde studieresultaten ten behoeve van een volgens deze Onderwijs- en Examenregeling af te leggen examen.
De vakken uit de bachelorjaren 1, 2 en 3 worden doorgaans aangeboden in de vorm van een blok; elk blok beslaat vijf weken en is steeds aan een vak gewijd. In een enkel geval worden programmaonderdelen blokoverstijgend behandeld. Onderstaande tabellen bevatten een overzicht van de vakken voor de drie bachelorjaren. Bachelor 1 Vak
ECTS
Inleiding in de Sociologie Methodologie Academische Vaardigheden Klassieke Sociologische Theorie Sociale Verandering Cultuursociologie Statistiek Sociologie van Beleid
7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5
Totaal
60
Bachelor-2 Vak
ECTS
Wetenschapsleer Sociologische Verkenningen Moderne Sociologische Theorie Kwantitatieve Methoden Leeronderzoek 1: Kwantitatief Onderzoek Organisatiesociologie Kwalitatieve Methoden Leeronderzoek 2: Kwalitatief Onderzoek
7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5
Totaal
60
Bachelor-3 Vak
ECTS
Minor Capita Selecta Theorie in Onderzoek Sociologisch Werkstuk Urbane Sociologie Sociologie van de Arbeid
15 7,5 7,5 15 7,5 7,5
Artikel 13.4 - Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 september 2008 en is geldig tot en met 31 augustus 2009.
Totaal
60
Aldus vastgesteld door de Decaan van de Faculteit der Sociale Wetenschappen op 2 juni 2008.
112
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Onderwijs- en Examenregelingen Sociologie
113
Onderwijs- en Examenreglement Masteropleiding Sociologie 2008-2009
Inleiding
Het masterexamen
Studenten die de masteropleiding hebben afgerond, krijgen bericht van de examencommissie over de uitreiking van het bij die opleiding behorende masterdiploma. De uitreiking ervan vindt minstens 4 en maximaal 10 keer per jaar plaats in een openbare zitting van de Examencommissie Sociologie. In het studiejaar 2008 - 2009 zijn de volgende afstudeerzittingen gepland: – (maandelijks, in september meermaals)
Het OER en de regels en richtlijnen
Het onderwijs- en examenreglement (OER) geeft de formele regelingen omtrent de inrichting van de masterstudie. Het OER wordt vastgesteld door de decaan van de Faculteit Sociale Wetenschappen. Daarnaast gelden voor de dagelijkse gang van zaken bij examens en tentamens de Regels en Richtlijnen van de Examencommissie Sociologie. Hierin vindt men de meer praktische zaken zoals inschrijven voor tentamens, eventueel te laat komen bij schriftelijke tentamens, het gebruik van mobiele telefoons bij schriftelijke examens, tot en met inzage en/of nabespreking van tentamens, etc. De regels en richtlijnen zijn te verkrijgen bij het bureau onderwijs van de faculteit.
De aanmeldingstermijn voor het examen bedraagt vier weken. Diegenen die willen afstuderen in september/oktober moeten rekening houden met de voorafgaande vakantieperiode. Maak daarom goede afspraken over onder andere inlevertermijnen met de begeleidende docent. Deze weet dan welke masterscripties wanneer mogen worden verwacht. Indien de masterstudie wordt afgerond vóór 1 september (d.i. alle cijfers zijn bekend bij de Examen Administratie van de Opleiding Sociologie) kan inschrijving voor het nieuwe studiejaar achterwege blijven. Het eventuele recht op studiefinanciering vervalt dan per 1 september. Het schrijven van de scriptie wordt echter gezien als een praktische oefening waarbij gebruik wordt gemaakt van onderwijsvoorzieningen. Daarom is gedurende het schrijven van een scriptie tot en met het moment waarop de beoordeling plaatsvindt, inschrijving als student vereist. Inschrijving als extraneus is in dit geval niet toegestaan.
De Examencommissie Sociologie
In de diverse regelingen is veelvuldig sprake van de Examencommissie Sociologie. Deze wordt gevormd door alle docenten van de Sociale Faculteit die betrokken zijn bij het onderwijs van de opleiding. De examencommissie kent een dagelijks bestuur die de dagelijkse gang van zaken behartigt. De voorzitter van de examencommissie is gemandateerd voor diverse belangrijke handelingen, in het bijzonder voor het verlenen van vrijstellingen en het beoordelen van, resp. het opleggen van sancties bij, eventuele fraude. Het verdient aanbeveling dat studenten die menen dat zij een probleem hebben dat aandacht van de examencommissie behoeft, in een vroeg stadium contact opnemen met mevrouw Ingvild Ariëns van het Bureau Onderwijs. Het dagelijks bestuur van de examencommissie van de opleiding Sociologie bestaat uit: voorzitter: dhr. prof. dr. R van der Veen secretaris: dhr. dr. W. Schinkel ambtelijk secretaris: Mw. I. Ariëns, Bureau Onderwijs BSK / SOC Alle correspondentie naar:
Fraude
De Examencommissie Sociologie wordt in toenemende mate geconfronteerd met fraude. Een docent die fraude op het spoor komt, is verplicht dit te melden bij de examencommissie. De commissie onderzoekt de beschuldiging en kan vervolgens een sanctie opleggen; die kan variëren van een berisping tot uitsluiting van alle tentamens voor maximaal één jaar. De student kan door de uitsluiting van het tentamen ernstige studievertraging oplopen. De examencommissie kan en zal hiermee geen rekening houden bij het opleggen van de sanctie. Studenten wordt aangeraden uitgebreid kennis te nemen van het hieromtrent gestelde in de onderwijs- en examenregeling, de regels en richtlijnen en de speciale brochure over fraude en plagiaat. (zie tevens: http://www.eur.nl/eur/publicaties/plagiaat/ )
Examencommissie Sociologie, M7-27 T.a.v. Mw. I. Ariëns (M7-27) Erasmus Universiteit Rotterdam Faculteit Sociale Wetenschappen Postbus 1738 3000 DR Rotterdam
114
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Onderwijs- en Examenregelingen Sociologie
115
Onderwijs- en Examenreglement Masteropleiding Sociologie 2008-2009
–
Bewijs van Toelating: het bewijs, dat studenten ontvangen die zich via een afgerond schakelprogramma hebben gekwalificeerd voor toelating tot de masteropleiding of die dat schakelprogramma of de voorlopende bacheloropleiding nog niet hebben afgerond, maar die wel voldoen aan de in de onderwijs- en examenregeling geformuleerde voorwaarden.
Paragraaf 1 Algemeen Artikel 1.3 - Doel van de opleiding Artikel 1.1 - Toepassingsgebied van de regeling
Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de Masteropleiding Sociologie, verder te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Sociale Wetenschappen, verder te noemen: de faculteit. Artikel 1.2 - Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder: – de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Stb. 1992, 593); – student: hij / zij die is ingeschreven aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en derhalve de rechten geniet, als bedoeld in artikel 7.34 van de wet; – bacheloropleiding: de opleiding als bedoeld in artikel 7.8 van de wet en die wordt afgesloten met een examen, hierna te noemen: bachelorexamen; – propedeutische fase: het eerste jaar van de bacheloropleiding; – masteropleiding: het gedeelte van de opleiding, dat volgt op een bacheloropleiding en dat wordt afgesloten met een examen, hierna te noemen: masterexamen; – onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet; – tentamen: de toetsing van de kennis, het inzicht en/of de vaardigheid van de student met betrekking tot een bepaald onderdeel van het examen van de opleiding. Een tentamen kan bestaan uit meerdere tentamenvormen, waaronder een praktikum. – praktikum: een praktische oefening, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: – het maken van een scriptie, – het maken van een werkstuk of paper, – het uitvoeren van een onderzoekopdracht, – het deelnemen aan veldwerk of een excursie, – het doorlopen van een stage, of het deelnemen aan een andere onderwijsleeraktiviteit, die gericht is op het ontwikkelen van bepaalde vaardigheden; – keuzevak: een onderdeel, dat aan een universiteit wordt verzorgd door een docent die over een examenbevoegdheid voor dat vak beschikt; – studiepunt: de eenheid waarin de studielast van een onderdeel uit het programma wordt uitgedrukt. Een studiejaar omvat 60 ECTS (European Credit Transfer System); 1 ECTS is gelijk aan 28 uur studiebelasting. In bijlage 2 staan de normen voor het vaststellen van de studielast vermeld. – schakelprogramma: het door de opleiding verzorgde programma dat studenten die naar het oordeel van de examencommissie over een onvoldoende vooropleiding beschikken, voorbereidt op het Bewijs van Toelating voor de masteropleiding;
Met de opleiding wordt beoogd kennis, vaardigheden en inzicht bij te brengen op het gebied van de sociologie, zodanig dat: a. de afgestudeerde zich kan positioneren als gespecialiseerd socioloog die competent is op het terrein van arbeid, organisatie en management, danwel op het terrein van de moderne grootstedelijke samenleving; b. de afgestudeerde in aanmerking komt voor een loopbaan als onderzoeker op bovenvermelde wetenschapsterreinen. Deze doelstellingen zijn als volgt gespecificeerd in eindtermen: • Afgestudeerden beschikken over kennis van en inzicht in gangbare theorieën over arbeid, organisatie en management resp. over grootstedelijke vraagstukken en in de (on)mogelijkheden om daarin sturend in te grijpen. Daarnaast hebben zij kennis genomen van en kunnen zij deelnemen aan actuele maatschappelijke en wetenschappelijke discussies rond relevante thema’s met betrekking tot de onderwerpen van beide masterprogramma’s. • Na het doorlopen van één van beide programma’s hebben studenten kennis over een aantal relevante empirische domeinen. Bij de masterdifferentiatie Arbeid, Organisatie en Management (AOM) gaat het meer specifiek om zaken als arbeidsorganisatie, verdeling van de arbeid, management van arbeidsorganisaties, organisaties in het publieke domein, arbeidsverhoudingen en -arbeidsmarkt en de combinatie van arbeid en zorg. Bij de differentiatie Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid (GVB) gaat het om onderwerpen als economische ontwikkelingen in grote steden, de rol van cultuur en culturele elites in de stad, processen van sociale ongelijkheid en marginalisering, de opkomst van multiculturele steden en daarmee samenhangende vraagstukken van immigratie en burgerschap. • Studenten leren om met gebruikmaking van theoretische inzichten en kennis van relevante empirische ontwikkelingen op het gekozen themaveld (hetzij arbeid, organisatie en management, hetzij grootstedelijke vraagstukken) zelfstandig problemen te analyseren, adviezen te geven, interventies te plegen en op interventies te reflecteren. • Afgestudeerden zijn in staat zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te doen op één van beide terreinen. Deze onderzoekskwalificatie omvat al datgene wat nodig is om onderzoek af te leveren van een dusdanige kwaliteit dat het in principe geschikt is voor presentatie aan het wetenschappelijk forum. Men moet in staat zijn tot het realiseren van onderzoek dat niet alleen methodisch verantwoord is, maar ook theoretisch relevant. In de Richtlijnen voor de scriptie wordt het eindniveau als volgt omschreven: “Het eindproduct voldoet aan professionele maatstaven die voor academici gelden. De goede scriptie zou na bewerking en inkorting geschikt zijn voor publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift.”
Artikel 1.4 - Voltijds/deeltijds
De opleiding kan zowel in voltijd als in deeltijd worden gevolgd. De cursusduur van de voltijdse masteropleiding na een afgeronde bachelor-studie is 1 jaar of 60 ECTS.
116
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Onderwijs- en Examenregelingen Sociologie
117
Artikel 1.5 - Het examen van de opleiding
De masteropleiding wordt afgesloten met het masterexamen. Indien de tentamens die onderdeel uitmaken van het masterexamen met goed gevolg zijn afgelegd, is het examen voltooid. Aan het succesvol afleggen van het masterexamen is de graad verbonden van Master of Science in Sociologie (MSc). Artikel 1.6 - Examens en tentamens
1. Het masterexamen wordt afgelegd in de vorm van tentamens. 2. Elk tentamen omvat een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 3. De tentamens die deel uitmaken van het masterexamen omvatten een studielast van tenminste 60 ECTS. 4. Indien voor alle tentamens die onderdeel uitmaken van het masterexamen een voldoende resultaat is behaald (5,50 of hoger), is het examen afgelegd. Paragraaf 2 Masteropleiding Artikel 2.1 - Samenstelling masteropleiding
1. De onderdelen van het onderwijsprogramma die deel uitmaken van de masteropleiding worden door de decaan van de faculteit vastgesteld (zie bijlagen 1 en 2). 2. De opleiding wordt afgesloten met een master thesis (scriptie). 3. De student kan de in de bijlagen afzonderlijk aangegeven onderdelen onder goedkeuring van de examencommissie vervangen door één of meer andere onderdelen, mits de studielast voor de gehele opleiding daardoor niet minder dan 60 ECTS gaat bedragen. 4. Van de bij lid 3 bedoelde vervanging kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de student één of meer onderdelen volgt aan een andere binnenlandse of buitenlandse universiteit. 5. De master thesis is in beginsel openbaar. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan de examencommissie toestemming verlenen een master thesis niet openbaar te maken.
Paragraaf 3 Vooropleiding en toelating Artikel 3.1 - toelatingsvoorwaarden
1. Conform de doorstroomregeling Masterprogramma’s (bijage III) worden tot de masteropleiding toegelaten alle studenten die in het bezit zijn van: 1. Een bachelordiploma Sociologie 2. Een volledig afgerond Schakelprogramma Sociologie. 3. Een door de examencommissie verstrekt Bewijs van Toelating in het geval niet aan de voorwaarden onder 1. of 2. genoemd is voldaan (zie art. 4.1). Artikel 3.2 - Schakelprogrammma
1. De opleiding biedt ter voorbereiding op het master programma een schakelprogramma van 1 jaar of 60 ECTS aan. 2. De onderdelen van het onderwijsprogramma die deel uitmaken van het schakelprogramma worden door de decaan van de faculteit vastgesteld (zie bijlage II). 3. In voorkomende gevallen kunnen bijzondere eisen worden gesteld aan de inhoud van de afgeronde schakeljaaronderdelen. 4. Toelating tot het schakelprogramma verkrijgen kandidaten indien zij beschikken over: • een voltooide HBO-opleiding • een voltooide WO-bacheloropleiding 5. Kandidaten met een HBO-opleiding dienen tevens met goed gevolg een toelatingstest af te leggen. Deze test wordt afgenomen op twee data in de zomer voorafgaand aan de start van het Schakelprogramma in september. Artikel 3.3 - Vervangende eisen deficiënties vooropleiding
1. Deficiënties in de vooropleiding m.b.t. het vak Wiskunde I/VWO worden vervuld door het met goed gevolg afleggen van de toets Wiskunde. 2. Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van de toets Nederlands als Tweede taal, 2e niveau.
Artikel 2.2 - Practica en tentamenonderdelen in de masteropleiding
1. Een aantal onderdelen van het masterprogramma kan, naast het onderwijs in de vorm van hoor- en werkcolleges, een practicum omvatten. 2. Daar waar een onderdeel uit tentamenonderdelen en/of practica bestaat, wordt het eindcijfer pas bepaald en doorgegeven aan de Sectie Examens als aan alle deelverplichtingen is voldaan. 3. Per vak wordt bepaald of deelcijfers naar het volgend academisch jaar kunnen worden meegenomen of niet. 4. De elementen waaruit de herkansing van het tentamen bestaat kunnen afwijken van de elementen waaruit het tentamen bij de eerste gelegenheid aan het eind van de blokperiode bestond.
118
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Paragraaf 4 Afleggen van tentamens Artikel 4.1 - Deelname aan tentamens
1. Er kan niet worden deelgenomen aan examenonderdelen van het masterprogramma zonder een Bewijs van Toelating, een afgerond Schakelprogramma Sociologie of een afgeronde Bacheloropleiding Sociologie. 2. De examencommissie stelt voorwaarden aan het Bewijs van Toelating. Dat bewijs wordt slechts éénmalig verstrekt en is gedurende drie jaren geldig. 3. Een Bewijs van Toelating wordt in beginsel verstrekt indien de bachelorstudent: • bachelor-1 en bachelor-2 heeft afgerond en • minimaal 45 ECTS uit het bachelor-3 programma zijn behaald en • het sociologisch werkstuk met een voldoende is afgerond. 4 Een Bewijs van Toelating wordt tevens verstrekt indien van het af te leggen schakelprogramma niet meer dan 12 ECTS ontbreken.
Onderwijs- en Examenregelingen Sociologie
119
5. In het geval van instroom via een andere WO- of HBO-bachelor of WO-master dan een Bacheloropleiding Sociologie kan de examencommissie aanvullende eisen stellen, alvorens de student toe te laten tot de masteropleiding. Die aanvullende eisen hebben veelal de vorm van het geheel volgen van een schakelprogramma. 6. De student kan onderdelen van het schakelprogramma onder goedkeuring van de examencommissie vervangen door één of meer andere onderdelen, mits de studielast van het voor de student geldende schakelprogramma niet verandert. 7. Voordat de student kan beginnen aan de afsluitende master-thesis en hiervoor een begeleider kan aanvragen moet de student minimaal het Bachelorexamen Sociologie hebben behaald dan wel de volledige schakelopleiding hebben afgerond. Artikel 4.2 - Tijdvakken en frequentie tentamens
1. De in artikel 1.6 bedoelde examenonderdelen en de (deel)tentamens kunnen tweemaal per studiejaar worden afgelegd. De eerste gelegenheid tot het afleggen van het tentamen volgt na het afsluiten van de onderwijsperiode (blok) waarin het vak is gedoceerd. 2. De tweede gelegenheid volgt in principe na het blok volgend op het hierboven genoemde blok. 3. De examencommissie kan in bijzondere gevallen toestemming verlenen tot extra gelegenheden tot het afleggen van examenonderdelen en/of (deel)tentamens. Artikel 4.3 - Vorm van de tentamens
1. De tentamens van de onderdelen of vakken, genoemd in artikel 2.1., worden schriftelijk of mondeling afgelegd. Onder een schriftelijke toetsing wordt mede verstaan een schriftelijk werkstuk of paper. Een actuele opgave van de tentamenwijze wordt opgenomen in de studiegids. 2. De in het eerste lid vernoemde gegevens hebben een bindend karakter. 3. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd 4. Aan gehandicapte studenten wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 4.4 - Studiebelasting van tentamens
De examencommissie ziet er op toe dat de studiebelasting verbonden aan het voorbereiden en afleggen van tentamens in overeenstemming is met het aantal studiepunten dat verbonden is aan het tentamen. Artikel 4.5 - Mondelinge tentamens
Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examinator – al dan niet op verzoek van een of meer studenten – anders heeft beslist.
120
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Paragraaf 5 Tentamenuitslag Artikel 5.1 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag
1. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. 2. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen of een schriftelijk werkstuk vast binnen vijftien werkdagen na de dag waarop het is afgelegd c.q. is ingeleverd en verschaft het Bureau Onderwijs en Examen Administratie van de universiteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk bewijsstuk omtrent de uitslag aan de studenten en ten behoeve van de studievoortgangs-controle. 3. Ten aanzien van een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. 4. Op de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, alsmede de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. Artikel 5.2 - Geldigheidsduur
1. De geldigheidsduur van eindcijfers van met goed gevolg afgelegde tentamens bedraagt vijf jaar. 2. Aan onderdelen waarvoor al studiepunten zijn toegekend, worden voor de tweede maal geen studiepunten meer toegekend. 3. Bij het administreren van de gegevens betreffende de studievoortgang van de student wordt de datum waarop een onderdeel wordt afgerond, genomen als datum waarop de studiepunten zijn verkregen. Bij het afsluiten van een onderdeel door een schriftelijk werkstuk geldt de datum waarop de beoordeling is vastgelegd als datum waarop de studiepunten zijn verkregen. Artikel 5.3 - Inzagerecht en beroep
1. Gedurende dertig dagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek via de docent inzage in zijn beoordeeld werk. 2. De examinator kan bepalen dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en vast tijdstip. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. 3. Een student die bezwaren heeft tegen een beslissing van een examinator of tegen een beslissing van de examencommissie kan beroep instellen bij het College van Beroep voor de Examens, ter attentie van de secretaris van dat college. Dit beroep wordt ingesteld door de direct belanghebbende. Het beroep dient schriftelijk te worden ingesteld binnen vier weken nadat de aangevochten beslissing is meegedeeld of een voor beroep vatbaar verzoek wordt geacht te zijn geweigerd.
Onderwijs- en Examenregelingen Sociologie
121
Paragraaf 6 Vrijstelling Artikel 6.1 - Vrijstelling van tentamens
1. De examencommissie kan op verzoek van de student, na advies van de desbetreffende examinator en overeenkomstig de daarbij in de studiegids te stellen regels, vrijstelling verlenen van een tentamen van een in artikel 2.1 genoemd onderdeel, indien de student met betrekking tot het desbetreffende onderdeel een tentamen van een qua inhoud en studielast overeenkomstig onderdeel van een andere universitaire opleiding in Nederland of daarbuiten dan wel van een vergelijkbare hogere beroepsopleiding in Nederland behaald heeft. Een daartoe strekkend verzoek dient uiterlijk zes weken voor aanvang van de activiteit waarop het examenonderdeel betrekking heeft bij de examencommissie te worden ingediend. 2. Vrijstellingen geven recht op het bij het tentamen(-onderdeel) verbonden studiepunten. Vrijstellingen worden in de regel niet meegeteld bij de bepaling van de studievoortgang. De examencommissie kan echter, in voorkomende gevallen, anders bepalen, mits de vrijstelling betrekking heeft op het lopende studiejaar. 3. De examencommissie kan op verzoek van de student toestemming verlenen een beperkt, door de commissie te bepalen, aantal examenonderdelen te vervangen door examenonderdelen afgelegd aan een andere universiteit in binnen- en/of buitenland. In dat geval bepaalt de commissie tevoren op welke wijze de omvang en het judicium van een elders afgelegd examenonderdeel zal worden gehonoreerd. 4. Een afwijzende beschikking van de examencommissie wordt met redenen omkleed en is vatbaar voor beroep zoals in artikel 4.3, lid 4 omschreven. 5. Een vrijstelling wordt in de examen- en tentamenadministratie als zodanig vermeld. Aan een vrijstelling is geen cijfer verbonden, noch kan een vrijstelling van een tentamenonderdeel worden betrokken bij de cijferbepaling van dat tentamen. 6. De examencommissie beslist op een verzoek tot vrijstelling binnen dertig dagen na ontvangst van het verzoek. Paragraaf 7 Examens Artikel 7.1 - Tijdvakken en frequentie examens
1. De opleiding organiseert maandelijks (met uitzondering van de maanden juli en augustus) een master-examen. In een openbare zitting van de examencommissie vindt uitreiking van het bij het master-examen behorende diploma plaats. 2. De student kan deelnemen aan het masterexamen indien alle examenonderdelen van het master programma, inclusief de masterscriptie, met succes zijn afgerond. 3. De student dient zich uiterlijk vier weken voor het masterexamen aan te melden bij de examenadministratie voor deelname aan het examen. Op dat tijdstip dient aan alle vereisten te zijn voldaan.
Artikel 7.3 - Judicium
1. Als judicium geldt het afgeronde, gewogen gemiddelde van de eerder vastgestelde cijfers voor de verschillende binnen de masteropleiding afgelegde onderdelen. Bij 0,01 t/m 0,49 vindt afronding naar beneden plaats, bij 0,50 t/m 0,99 vindt afronding naar boven plaats. Hierbij wordt het gewicht van een eerder vastgesteld cijfer bepaald door het aantal studiepunten van dit vak. 2. Het judicium wordt bepaald op basis van de aan de Erasmus Universiteit Rotterdam of aan een andere Nederlandse universiteit behaalde cijfers. In het geval een omzetting van in het buitenland behaalde ‘letter grades’ van positieve invloed lijkt te zijn op de bepaling van het judicium voor het masterexamen, wordt door de examencommissie het advies ingewonnen van de directeur Internationaal Programma. 3. De opleiding kent de volgende judicia: a. indien gemiddelde = 6 dan volgt: 'met voldoende resultaat' / 'satisfactory' b. indien gemiddelde = 7 dan volgt: 'met ruim voldoende resultaat' / 'fair' c. indien gemiddelde = 8 dan volgt: 'met goed resultaat' / 'good' d. indien gemiddelde = 8,25 of hoger dan volgt: 'met lof' / 'cum laude' / 'excellent'. 4. Met betrekking tot het masterexamen wordt het judicium 'met lof' / 'cum laude' / 'excellent' alleen toegekend indien: a. er geen vrijstelling is verleend voor de scriptie; b. het percentage vrijstellingen in de masteropleiding niet hoger is dan 40; c. de scriptie met ten minste een 8 is gewaardeerd. 5. Indien niet aan de voorwaarden in lid 4 wordt voldaan - en het gemiddelde zou toch een 8,25 of hoger zijn-, dan wordt het judicium ‘met goed resultaat' / 'good' toegekend. Paragraaf 8 Studiebegeleiding Artikel 8.1 - studievoortgang en studiebegeleiding
1. De decaan draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten, dat ten minste één keer per half jaar aan elke student een overzicht kan worden verschaft van de door hem/haar behaalde resultaten, in relatie tot het onderwijs- en examenprogramma van de opleiding. 2. De decaan draagt zorg voor studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
Artikel 7.2 - Uitslag examen
De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra er voldoende bewijzen voorhanden zijn van door de student behaalde tentamens. Bij het bepalen van de uitslag wordt tevens het judicium waarmee de examinandus is afgestudeerd vastgesteld.
122
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Onderwijs- en Examenregelingen Sociologie
123
Paragraaf 9 Rekenregels studievoortgang en studiefinanciering Artikel 9.1 - rekenregels vaststelling studievoortgang
Ten behoeve van de jaarlijkse vaststelling van de studievoortgang door het College van Bestuur in het kader van de studiefinanciering worden de volgende rekenregels gehanteerd voor de toekenning van studiepunten aan behaalde studieresultaten: 1. Studiepunten worden toegekend voor onderwijseenheden die met een voldoende resultaat worden afgesloten. Toekenning vindt plaats voor het studiejaar waarin het voldoende resultaat behaald is; 2. Toekenning van studiepunten vindt plaats op het niveau van het examenonderdeel (vakniveau) waarvoor in de studiegids afzonderlijk studiepunten staan vermeld. De examenonderdelen zijn vastgesteld conform art. 2 van deze regeling; 3. Indien een eerder behaald voldoende resultaat vervalt, dan wel niet meer kan worden ingebracht in een af te leggen examen, heeft dat geen invloed op de (eerdere) toekenning van studiepunten voor de desbetreffende onderwijseenheid. Eenmaal toegekende studiepunten blijven voor de toepassing van dit artikel van kracht. 4. Voor onderwijseenheden waarvoor eerder studiepunten zijn toegekend, kunnen niet voor een tweede keer studiepunten worden toegekend, ook al behaalt de student (opnieuw) een voldoende resultaat. Alleen tentamens waarvoor een onvoldoende resultaat is behaald, kunnen worden geredresseerd. In de regel worden voor de vaststelling van de studievoortgang geen studiepunten toegekend voor door de examencommissie verleende vrijstellingen als bedoeld in art. 5 van deze regeling. 5. Studenten die met goedkeuring van de examencommissie eenheden van andere opleidingen volgen als onderdeel van het masterexamen van de opleiding, krijgen daarvoor een door de examencommissie vast te stellen aantal studiepunten toegekend in het studiejaar waarin zij deze onderdelen met een voldoende resultaat afsluiten. De in dit artikel vermelde rekenregels zijn daarbij van overeenkomstige toepassing. Paragraaf 10 Keuzevakken Artikel 10 - Keuzevakken
Alle onderdelen van het onderwijsprogramma van Sociologie zijn voor niet-sociologiestudenten te volgen als keuzevak of als vak via Erasmus Colleges. Daarbij gelden de volgende beperkingen: – de student of toehoorder is in beginsel toelaatbaar tot de universitaire masteropleiding; – het volgen van mastervakken als keuzevak of via Erasmus Colleges is in bijzondere gevallen mogelijk mits de student of toehoorder toelaatbaar is tot de universitaire masteropleiding en deelname aan het (de) mastervak(ken) naar het oordeel van de examencommissie mogelijk is; – alleen wanneer een student zich heeft aangemeld bij en de goedkeuring heeft gekregen van de examencommissie, kan worden deelgenomen; – uitgesloten zijn de onderdelen scriptievaardigheden en master-thesis.
124
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Paragraaf 11 Uitzonderingsgevallen en hardheidsclausule Artikel 11 - Onvoorziene omstandigheden
De examencommissie heeft het recht om in individuele gevallen op verzoek van de student af te wijken van het in deze regeling bepaalde indien een strikte toepassing van de regels zou leiden tot onbillijkheid en/of onredelijkheid. Bij haar beoordeling van de individuele gevallen gaat de examencommissie uit van het algemeen geldend rechtsprincipe, dat het gelijke gelijk en het ongelijke ongelijk behandeld dient te worden. De examencommissie hanteert hierbij overmacht als criterium van ontvankelijkheid. Paragraaf 12 Slot- en invoeringsbepalingen Artikel 12.1 - Wijziging
1. Wijzigingen van deze regeling worden door de decaan van de faculteit bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Geen wijzigingen vinden plaats die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Wijzigingen kunnen voorts niet ten nadele van de studenten van invloed zijn op: – de goedkeuring, die krachtens artikel 2.1 is verkregen; – enige andere beslissing, welke krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student. Artikel 12.2 - Bekendmaking
1. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling die door de examencommissie is vastgesteld, alsmede van wijzigingen van deze stukken. 2. In elk geval wordt de regeling, zoals bedoeld in het vorige lid gepubliceerd in de studiegids van de faculteit of van de desbetreffende opleiding; voor belangstellenden bij het faculteitsbureau verkrijgbaar gesteld. Artikel 12.3 - Overgangsbepalingen
1. De examencommissie stelt, op verzoek van de student, de waarde vast in studiepunten van diens voor de inwerkingtreding in 1992 van de WHW behaalde studieresultaten ten behoeve van een volgens deze Onderwijs- en Examenregeling af te leggen examen. 2. De overgang van studenten die hun studie zijn begonnen volgens het propedeuse- en doctoraalprogramma naar het bachelor- en masterprogramma wordt geregeld in individuele overgangscontracten. Artikel 12.4 - Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 september 2008 en is geldig tot en met 31 augustus 2009. Aldus vastgesteld door de Decaan van de Faculteit der Sociale Wetenschappen op 2 juni 2008.
Onderwijs- en Examenregelingen Sociologie
125
Bijlage I: Onderwijsprogramma's Masteropleiding Sociologie
2. Onderwijsprogramma Masteropleiding Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid
1. Onderwijsprogramma Masteropleiding Arbeid Organisatie en Management
Blok 1 Steden in een Tijdperk van Mondialisering Stad als Woonmilieu
Blok 1 Sociologie van economische Organisaties en Instituties Organisatie 1: De Inrichting van Organisaties Institutionele omgeving 1: De verzorgingsswtaat: oude en nieuwe risico’s
5 ECTS 5 ECTS 5 ECTS
7,5 ECTS 7,5 ECTS
Blok 2 Sociologie van de Ruimte
7,5 ECTS
Blok 2 Werkvloer en productie: 1: Arbeidsorganisaties Organisatie 2: Organisatieanalyse: Methodologie en Interventie Institutionele omgeving 2: Participatie en verdelingsvraagstukken
5 ECTS 5 ECTS 5 ECTS
5 ECTS 5 ECTS 5 ECTS
7,5 ECTS
Stad en Staat
7,5 ECTS
Blok 2, 3 en 4 Scriptie- plus scriptiecursus
Blok 4 Scriptie
Verdeelde Stad
Blok 4
Blok 3 Werkvloer en productie: 2: Publieke organisaties Scriptie-vaardigheden Scriptie
Blok 3
15 ECTS
22,5 ECTS
N.B. de scriptiecursus start begin blok 2 en begin blok 4
Voor maximaal 10 AOM studenten is er plaats in blok 3 om het profiel Personeel te volgen bij de opleiding Psychologie. Het gaat om de vakken: a) Person Perception, b) Organisatiepsychologie.
In het studiejaar 2008-2009 worden in het masterprogramma Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid nieuwe verplichte vakken aangeboden. Studenten uit eerdere jaren die een of meer GVB-vakken nog niet hebben afgerond, kunnen hieronder aflezen welke nieuwe vakken ze in plaats van de oude vakken kunnen volgen. Studenten moeten voor ieder ‘gemist’ oud vak één nieuw GVB-vak volgen.
NB: Deelname en selectie voor het profiel Personeel lopen via de onderwijscoordinator AOM
Vak ‘oud’
Vak ‘nieuw’
Global Cities (blok 1) Stedelijk Beleid (blok 1) Uitstad (blok 2) Multiculturele Stad (blok 3) Onderwijs en Arbeid in de Stad (blok 4)
Steden in een Tijdperk van Mondialisering (blok 1) Stad als Woonmilieu of Stad en Staat (blok 1 of 4) Sociologie van de Ruimte (blok 2) Stad als Woonmilieu of Verdeelde Stad (blok 1 of 3) Verdeelde Stad (blok 3)
In het studiejaar 2008-2009 is het programma AOM grotendeels gelijk aan het programma 2007-2008. Studenten die het oude vak Inleiding Arbeid en Organisatie in een veranderende samenleving nog niet hebben behaald, kunnen in plaats hiervan het vak Sociologie van de Arbeid (B3) of Arbeidssociologie (schakelvak) volgen. Nadere bepalingen en regels met betrekking tot de wijze van tentaminering, de inhoud van de vakken en de wederzijdse verplichtingen, kunt u vinden in het ‘AOM Vademecum’ voor de master AOM.
126
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Nadere bepalingen over reglementen, tentamens en andere beoordelingsmomenten, en herkansingen staan vermeld in de studiegids en in de brochure ‘Spelregels GVB’ (te vinden op Sin-Online).
Onderwijs- en Examenregelingen Sociologie
127
3. Stadssociologie / Urbane Sociologie en Sociologie van de Arbeid / Arbeidssociologie
Studenten die deel willen nemen aan de master opleiding Arbeid, Organisatie en Management of aan de Masteropleiding Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid worden geadviseerd respectievelijk het bachelor- of schakelvak Sociologie van de Arbeid/Arbeidssociologie of Stadssociologie / Urbane Sociologie te hebben gevolgd. Indien dat niet het geval is worden zij uitdrukkelijk geadviseerd er voor te zorgen dat zij deze lacune compenseren.
Bijlage II: Schakelprogramma De Masterprogramma's zijn direct toegankelijk voor sociologiebachelors. Voor de volgende studenten geldt dat de toelating verloopt via een schakeltraject: 1. bachelors (EUR of elders) die een andere w.o.-bachelor hebben behaald; 2. hbo- bachelors Voor de onder 1 genoemde studenten wordt een individueel traject vastgesteld door de Examencommissie afhankelijk van de mate van deficiëntie. De omvang van dit traject zal echter nooit meer bedragen dan nominaal 1 studiejaar (60 ECTS). Deelnemers aan het schakeltraject ontvangen geen bachelordiploma maar een certificaat. Indien zij voldoen aan de toelatingsvereisten wordt een Bewijs van Toelating tot de Masteropleiding Sociologie verstrekt. Schakelprogramma voor studenten met een HBO- of WO-diploma Het schakelprogramma kent een nominale studieduur van 1 jaar (60 ECTS). Toelating tot het schakelprogramma verkrijgen kandidaten met een HBO-vooropleiding indien zij met goed gevolg deelnemen aan een toelatingstest die wordt afgenomen op twee data in de zomer voorafgaand aan de start van het schakelprogramma in september. Het schakelprogramma omvat de volgende onderdelen: Schakelprogramma (in blokken van 9 weken) Blok 1 1. Sociologie 2. Onderzoek Wiskundecursus
6 ECTS 6 ECTS deficiëntiecursus
Blok 2 3. Klassieke en Moderne Sociologische Theorie 4. Inleiding Data-analyse Wiskundecursus
6 ECTS 6 ECTS deficiëntiecursus
Blok 3 5. Beleidssociologie 6. Kwalitatief Onderzoek 7. De georganiseerde Samenleving
6 ECTS 6 ECTS 6 ECTS
Blok 4 8. Stadssociologie of Arbeidssociologie 9. Geavanceerde Data-analyse 10. Sociologisch Theoriegebruik Totaal
6 ECTS 6 ECTS 6 ECTS 60 ECTS
NB: Ter voorbereiding op het vak MT II/Statistiek wordt een wiskundecursus gegeven; deelname aan de bij deze cursus behorende toets is in principe verplicht, tenzij men op basis van vwo-of hboverleden over voldoende voorkennis beschikt. In dat geval moet men vrijstelling aanvragen voor de wiskundecursus.
128
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Onderwijs- en Examenregelingen Sociologie
129
Bijlage III: Doorstroomregeling Masterprogramma’s
1. Beide mastervarianten, AOM en GVB, kennen in principe 4 instroommomenten, namelijk bij de aanvang van ieder blok. 2. Voor instroom in de masteropleiding is een afgerond schakelprogramma vereist of een door de examencommissie verstrekt Bewijs van Toelating. 3. Wie niet aan de gestelde voorwaarden voldoet heeft wel toegang tot de hoorcolleges, maar kan niet deelnemen aan de werkcolleges en de tentamens.
Regels en Richtlijnen Examencommissie Sociologie
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze regels en richtlijnen zijn van toepassing op de tentamens in de opleiding Sociologie, hierna te noemen: de opleiding. Artikel 2 - Begripsomschrijving
In deze regels en richtlijnen wordt verstaan onder: – examenregeling: de onderwijs- en examenregeling voor de in art. 1 genoemde opleiding, laatstelijk gewijzigd op 2 juni 2008; – examinandus: degene die zich onderwerpt aan een tentamen of examen; – tentamen: de beoordeling van de kennis en/of vaardigheid van de examinandus m.b.t. een bepaald onderdeel van de opleiding; – student: degene die is ingeschreven voor de opleiding. Artikel 3 - Dagelijkse gang van zaken examencommissie
De examencommissie wijst uit haar midden een lid aan dat belast is met de behartiging van de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie. Artikel 4 - Aantal personen bij mondeling tentamen
Met de instemming van de te examineren personen kan een examinator besluiten, dat een bepaald tentamen door hen mondeling tezamen zal worden afgelegd. Artikel 5 - Vaststelling uitslag examen
1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast bij gewone meerderheid van stemmen. 2. Staken de stemmen, dan is de examinandus afgewezen. 3. Aan een beslissing dienen tenminste drie leden van de examencommissie deel te nemen. Artikel 6 - Tijdstippen
1. Schriftelijke tentamens worden afgenomen op de tijdstippen, die tenminste één maand voor de aanvang van de betreffende cursus door de examencommissie zijn vastgesteld, gehoord de desbetreffende examinatoren. 2. Bij de vaststelling van de tijdstippen, bedoeld in het eerste lid, wordt zoveel mogelijk voorkomen dat tentamens gelijktijdig worden afgenomen. 3. Wijziging van een in het eerste lid bedoeld tijdstip vindt uitsluitend plaats in geval van overmacht, bijvoorbeeld wegens het niet beschikbaar zijn van de benodigde tentamenruimte. 4. Mondelinge tentamens worden op een door de desbetreffende examinator dan wel examinatoren, zo mogelijk na overleg met de examinandus, te bepalen tijdstip afgenomen. 5. Het bepaalde in het vierde lid is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op tentamens die anders dan schriftelijk of mondeling worden afgenomen.
130
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Regels en Richtlijnen Sociologie
131
Artikel 7 - Aanmelding
1. Deelname aan een tentamen, in welke vorm dan ook, vindt niet plaats, dan na deugdelijke en tijdige aanmelding bij de tentamen- en examenadministratie van de opleiding. Aanmelding dient elektronisch te geschieden via Osiris online, 2. De aanmeldperiode is gekoppeld aan de tentamendatum. De inschrijving in Osiris online start 35 dagen (5 weken) vóór het (schriftelijk) tentamen en eindigt 7 dagen vóór het (schriftelijk) tentamen. 3. Indien een vak wordt afgesloten met een andere tentamenvorm dan een schriftelijk is de aanmeldperiode gekoppeld aan de laatste vrijdag van het blok waarin het vak gegeven wordt. 4. Voor een herkansing van een schriftelijk tentamen is de aanmeldperiode gelijk aan het gestelde in lid 2. Alleen voor een herkansing van een andere vorm dan een schriftelijke behoeft niet te worden aangemeld via Osiris online. 5. Tentameninschrijving is een voorwaarde om een geldig resultaat te halen. Na sluiting van de aanmeldperiode is tot twee werkdagen vóór het tentamen nog wel papieren inschrijving bij het ESSC, na betaling van € 13,50 per tentamen, mogelijk. 6. Als tijdige aanmelding geldt een schriftelijke opgave die voldoet aan de termijneisen zoals die zijn gesteld door de tentamen- en examenadministratie. 7. Wanneer niet is voldaan aan het in lid 1, lid 2, lid 3, lid 4 of lid 5 gestelde en er wordt wel deelgenomen aan het tentamen, dan is dat niet rechtmatig. Een eventueel toch afgelegd tentamen (met daarop het stempel ‘eigen risico’) wordt niet aanvaard ter beoordeling. 8. Voor het Sociologisch werkstuk hoeft men zich niet aan te melden voor een tentamenvorm via Osiris online. 9. De examencommissie kan in bijzondere gevallen op basis van een uitleg door de student afwijken van het bepaalde in lid 7. Artikel 8 - Vrijstellingsverzoek
1. Een verzoek om vrijstelling wordt schriftelijk met redenen omkleed ingediend bij de examencommissie. 2. De examencommissie hoort zonodig de desbetreffende examinatoren, alvorens te beslissen op het verzoek. De examencommissie beslist zo spoedig mogelijk na ontvangst van het verzoek. De verzoeker wordt onverwijld in kennis gesteld van de beslissing. Artikel 9 - Toelating tot het tentamen
1. Voor bachelorstudenten staat deelname aan tentamens en herkansingen uitsluitend open indien zij hebben voldaan aan hun aanwezigheidsplichtingen. 2. Onverminderd het anderszins in deze regeling bepaalde worden tot een tentamen toegelaten die examinandi, die zich, met inachtneming van de in artikel 7 genoemde termijn, voor dat tentamen hebben aangemeld. 3. Een kwartier na het tijdstip van aanvang van het tentamen worden geen examinandi meer tot de tentamenruimte toegelaten. 4. Iedere deelnemer dient zich te kunnen identificeren middels minimaal één van de volgende identiteitsbewijzen: collegekaart van de universiteit, rijbewijs, ID-kaart, paspoort, geldige OV-kaart met foto.
132
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
5. De examinandus die geen legitimatiebewijs kan tonen, zet in aanwezigheid van examinator of surveillant zijn of haar naam, adres en handtekening op een daartoe bestemd formulier. 6. Het tentamenresultaat van de in het voorgaande lid bedoelde examinandus vervalt, als deze laatste niet binnen zeven dagen na de datum waarop het tentamen werd afgenomen, zich alsnog deugdelijk bij het Bureau Examens legitimeert en een tweede handtekening zet op het in het vorige lid bedoelde formulier. Artikel 10 - Duur van het tentamen
1. De duur van het tentamen is zodanig dat examinandi, naar redelijke maatstaven gemeten, voldoende tijd hebben om de vragen te beantwoorden. 2. Het mondeling tentamen van een examen of examenonderdeel duurt niet langer dan een uur. 3. De schriftelijke toetsing van een examen of examenonderdeel duurt in de regel niet langer dan drie uur. Artikel 11 - De orde tijdens het schriftelijk tentamen
1. Op de tafel van de deelnemer mogen uitsluitend aanwezig zijn: een geldig identiteitsbewijs (zie artikel 9, lid 4) schrijfgerei, eten en drinken voor eigen gebruik en indien meegenomen een bewijs van deelname. Bij een aantal tentamens is een eenvoudige of grafische rekenmachine of gebruik van bepaalde bronnen toegestaan. De docent dient dit vooraf aan te geven en het dient vermeld te staan op het voorblad van het tentamen. Bronnen die bij een tentamen zijn toegestaan mogen niet zijn voorzien van eigen aantekeningen. Apparatuur en ook andere toegestane bronnen mogen van een andere deelnemer geleend worden, mits de overdracht plaatsvindt vóór het tentamen begint. Indien zich hierop informatie bevindt waarmee gefraudeerd kan worden is zowel de eigenaar als de lener verantwoordelijk . 2. Alleen het papier dat door de universiteit wordt verstrekt mag tijdens een tentamen worden gebruikt. Het gebruik van eigen papier is niet toegestaan. 3. In gevallen waarin voorzien is in een deugdelijk opbergsysteem voor persoonlijke eigendommen van degene die het tentamen aflegt mogen mobiele telefoons niet in de tentamenruimte worden meegenomen. In andere gevallen dient de mobiele telefoon vanaf het betreden van de tentamenruimte uitgeschakeld te zijn. Bovendien moet de telefoon gedurende het gehele tentamen buiten handbereik blijven. Gebruik van mobiele telefoons en andere elektronische communicatieapparatuur bij/tijdens schriftelijke tentamens is verboden. Overtreding wordt aangemerkt als fraude. 4. Het eerste uur en het laatste halfuur van een tentamen is het niet toegestaan naar het toilet te gaan, behoudens in zeer bijzondere (medische) omstandigheden, tevoren door de student aan te melden bij de docent of de surveillant. Per tentamen is één toiletbezoek per persoon mogelijk, waarbij per blok aan niet meer dan één persoon gelijktijdig toestemming wordt verleend. Het toiletbezoek dient bij de surveillant te worden aangemeld en diens aanwijzingen dienen te worden opgevolgd.
Regels en Richtlijnen Sociologie
133
5. Voor, tijdens en na het tentamen zijn de surveillanten in hun blok verantwoordelijk voor de ordehandhaving. Indien een docent het surveilleren verzorgt neemt deze de rol van surveillant waar. In geval van fraude stelt de surveillant een fraudeformulier op en voorziet de tentamenuitwerking van een stempel “eigen risico”. De betrokken student(en) mag (mogen) het tentamen wel voorzetten. Artikel 12 - Fraude
1. Onder fraude wordt verstaan: a. tijdens het tentamen boeken, syllabi, aantekeningen of andere geschriften, waarvan raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan, te raadplegen; b. tijdens het tentamen gebruik te maken van informatie- en/of communicatietechnologie waarvan het gebruik niet uitdrukkelijk is toegestaan; c. tijdens het tentamen bij mede-examinandi af te kijken of met hen op welke wijze dan ook, binnen of buiten de tentamenruimte, informatie uit te wisselen; d. zich tijdens het tentamen uit te geven voor iemand anders; e. zich op het tentamen door iemand anders te laten vertegenwoordigen; f. zich tijdens verplichte onderwijsbijeenkomsten uit te geven voor iemand anders; g. zich tijdens verplichte onderwijsbijeenkomsten te laten vertegenwoordigen door iemand anders; h. de hem of haar uitgereikte vragenformulieren (of gedeelten daarvan) en/of antwoordformulieren te verwisselen of met anderen uit te wisselen, dan wel vragenformulieren en/of antwoordformulieren zonder toestemming meenemen en/of overschrijven; i. zich, voor de datum of het tijdstip, waarop het tentamen is vastgesteld, in het bezit te stellen van de vragen of opgaven van dat tentamen; j. op enige andere wijze door bedrieglijk handelen of nalaten het vormen van een juist oordeel omtrent zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken; k. plagiaat; l. zonder toestemming samenwerken aan de rapportage van een individuele opdracht. 2. Wanneer ter zake van het afleggen van een examenonderdeel of examenfraude wordt geconstateerd of vermoed, deelt de examinator of de surveillant dit terstond mede aan de examinandus en maakt daarvan aantekening op het door de examinandus in te leveren werk en neemt eventuele bewijsstukken in. De examinandus wordt in de gelegenheid gesteld het werk af te maken en in te leveren. 3. De beslissing inzake uitsluiting wordt door de examencommissie genomen naar aanleiding van het schriftelijke verslag van de surveillant van de door hem geconstateerde of vermoede fraude. 4. De examinandus kan aan de examencommissie verzoeken de uitsluiting ongedaan te maken. Bij dit verzoek voegt hij een afschrift van het verslag, bedoeld in het derde lid, en desgewenst zijn schriftelijk commentaar daarop. 5. Voordat de examencommissie een beslissing neemt op een verzoek, als bedoeld in dit artikel, stelt zij de examinandus en de examinator in de gelegenheid te worden gehoord. 6. Een uitsluiting heeft tot gevolg, dat geen uitslag wordt vastgesteld voor het in het tweede lid bedoelde tentamen. 7. In het geval van geconstateerde fraude kan een student voor een bepaalde periode uitgesloten worden van tentamens.
134
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
8. Hieronder wordt informatie gegeven over de strafmaten bij de diverse vormen van fraude. a. Frauduleus gebruik maken van/raadplegen van materiaal a. Onder deze categorie vallen zaken als afkijken, het uitwisselen van informatie met mede-examinandi, het bij zich hebben of gebruiken van elektronische hulpmiddelen als mobiele telefoons, bepaalde horloges, grafische rekenmachines, het bij zich hebben of gebruiken van schriftelijk materiaal als spiekbriefjes, syllabi, boeken, voor zover dat niet uitdrukkelijk is toegestaan. Afhankelijk van de zwaarte en de aard van de gepleegde fraude beslist de examencommissie of het tentamen niet kan worden beoordeeld in verband met het frauduleus handelen en dat dientengevolge ook geen resultaat kan worden vastgesteld, al dan niet in combinatie met een sanctie als bedoeld in de volgende volzin. Bij recidive kan uitsluiting voor meer tentamens, of een tentamen-(of examen-)ronde volgen, met een maximum van een jaar (dit is het wettelijke maximum). b. Frauduleus meedoen aan tentamens a. Hieronder vallen zaken als het meedoen aan een tentamen zonder daarvoor ingeschreven te zijn en het zich laten vertegenwoordigen door een ander op een tentamen. De sanctie voor het meedoen aan een tentamen zonder daarvoor te zijn ingeschreven is het niet-beoordelen van het werk en in het verlengde daarvan het niet-vaststellen van een resultaat. Een berisping volgt bij meer overtredingen. Dit kan leiden tot uitsluiting voor een of meer tentamens. Het zich laten vertegenwoordigen door een ander op een tentamen is een zwaar vergrijp. De straf is dan ten minste uitsluiting voor een tentamen- (of examen-)ronde, of een daarmee overeenkomend aantal tentamens (als het vergrijp zich midden in een tentamenronde heeft voorgedaan). c. Frauduleus deelnemen aan onderwijs a. en het zich laten vertegenwoordigen door een ander tijdens verplichte onderwijsbijeenkomsten. Het zich laten vertegenwoordigen door een ander is een serieus vergrijp. De straf voor persoonsverwisseling tijdens een verplichte onderwijsbijeenkomst is dat de aanwezigheidsregistratie van het desbetreffende blok/practicum ongeldig wordt verklaard. d. Plagiaat a. Van plagiaat is sprake als (delen van) werkstukken, scripties en andere schriftelijke proeven van bekwaamheid zijn overgeschreven van derden. Ook het overschrijven of kopiëren van inhaalopdrachten valt onder plagiaat. Als straf voor dit vergrijp geldt in de eerste plaats het niet beoordelen van het werkstuk, of het ongeldig verklaren van het reeds toegekende oordeel (en derhalve ook geen resultaat) en ten tweede het opdragen van het indienen van een nieuw werkstuk dat aan verzwaarde eisen moet voldoen. Gelet op de zwaarte van dit vergrijp is uitsluiting van tentamens voor een periode van minimaal een half jaar en maximaal een jaar gekozen als een passende straf. Vermeld zij nog dat hier sprake is van een strafbaar feit volgens de Auteurswet. e. Valsheid in geschrifte a. Valsheid in geschrifte kan optreden bij het aanbrengen van wijzigingen in tentamenwerk tijdens inzage achteraf daarvan of bij het indienen van tentamenwerk van een ander als ware het het eigen werk. In feite gaat het hier om een misdrijf. Een hoge strafmaat is dan ook gepast: gedacht kan worden aan minimaal uitsluiting voor tentamens en examens voor een half jaar. Regels en Richtlijnen Sociologie
135
f. Diefstal a. Hiermee wordt bedoeld het wederrechtelijk in bezit krijgen of hebben van tentamenvragen en -opgaven. a. Ook dit is een misdrijf. Uitsluiting voor minimaal een half jaar ligt dan ook in de rede. Verder dient in dit geval via de decaan het College van Bestuur te worden geïnformeerd over het vergrijp. Eventueel kan aangifte bij het Openbaar Ministerie volgen. Artikel 13 - Sancties
1. Wanneer terzake van het afleggen van een examenonderdeel of examen fraude wordt geconstateerd of vermoed, deelt de examinator of de surveillant dit terstond mede aan de examinandus en maakt daarvan aantekening op het door de examinandus in te leveren werk en neemt de eventuele bewijsstukken in. De examinandus wordt in de gelegenheid gesteld het werk af te maken en in te leveren. 2. Zo spoedig mogelijk na afloop van het examen of examenonderdeel waarbij de fraude is geconstateerd, of – indien de examinator niet onmiddellijk kan vaststellen of de examinandus fraude heeft gepleegd – zo spoedig mogelijk nadat de examinator naderhand de fraude heeft vastgesteld, maakt de examinator een schriftelijk verslag met betrekking tot de fraude. Indien de examinandus heeft geweigerd eventuele bewijsstukken te overhandigen wordt dit in het schriftelijk verslag gemeld. De examinator verstrekt dit verslag aan de voorzitter van de examencommissie en kan een voorstel doen inzake de op te leggen sanctie(s). De voorzitter van de examencommissie stelt de examinandus in de gelegenheid schriftelijk commentaar op het verslag te leveren. Indien hij daartoe aanleiding ziet, kan de voorzitter de examinator en/of de examinandus voorts nog in de gelegenheid stellen een mondelinge toelichting op het gebeurde te geven. 3. Afhankelijk van de ernst van de gepleegde fraude, herhaalde fraude daaronder begrepen, kan de examencommissie aan de examinandus de volgende sancties opleggen: 1) Ongeldigverklaring van het betrokken tentamen; 2) Uitsluiting van één of meer tentamenronden; 3) Een combinatie van bovenstaande maatregelen. 4) Indien fraude is geconstateerd bij het afleggen van een examenonderdeel dat zowel voor Sociologie als voor Bestuurskunde kan gelden, is de aan de examinandus opgelegde sanctie van toepassing beide opleidingen. 4. De voorzitter van de examencommissie deelt de examinandus de getroffen sanctie(s) mee. 5. De examinandus kan aan de examencommissie verzoeken de uitsluiting ongedaan te maken. Bij dit verzoek voegt hij een afschrift van het verslag, bedoeld in het de tweede lid, en desgewenst zijn schriftelijk commentaar daarop. 6. Voordat de examencommissie een beslissing neemt op een verzoek, als bedoeld in het derde lid, stelt zij de examinandus en de examinator in de gelegenheid te worden gehoord. 7. Een uitsluiting heeft tot gevolg, dat geen uitslag wordt vastgesteld voor het in het tweede lid bedoelde tentamen.
Artikel 14 - Vragen en opgaven
1. De vragen en opgaven van het examen of examenonderdeel gaan de tevoren bekend gemaakte bronnen waaraan de examenstof is ontleend niet te buiten. Deze bronnen worden voor de aanvang van het onderwijs, dat op het examen of examenonderdeel voorbereidt, in hoofdzaak bekend gemaakt. Uiterlijk één maand voor het afnemen van het examen of examenonderdeel wordt de precieze omvang van de stof definitief bekend gemaakt. 2. De vragen en opgaven van het examen of examenonderdeel zijn zo evenwichtig mogelijk gespreid over de examenstof. 3. Het examen of examenonderdeel representeert de opleidingsdoelen naar inhoud en vorm. 4. De vragen en opgaven van een examen of examenonderdeel zijn duidelijk en ondubbelzinnig, en zijn zodanig gesteld of bevatten zodanige aanwijzingen dat de examinandus kan weten hoe uitvoerig en gedetailleerd de antwoorden moeten zijn. 5. Geruime tijd voor het afnemen van het desbetreffende examen of examenonderdeel maakt de examencommissie c.q. examinator bekend op welke manier uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3 van de onderwijs- en examenregeling met betrekking tot de wijze waarop het examen of de examenonderdelen worden afgelegd. Artikel 15 - Taalondersteuning
1. Aan studenten die instromen in de bacheloropleiding en het schakelprogramma wordt de mogelijkheid aangeboden om remediërend taalonderwijs te volgen. 2. De examencommissie is gerechtigd om aan alle in lid 1. bedoelde studenten een diagnostische taaltoets af te nemen. Deze toets bevat items die de beheersing van de Nederlandse taal testen op het gebied van spelling, grammatica, stijl. 3. Het deelnemen aan deze toets heeft een verplichtend karakter. 4. De examencommissie stelt, gehoord hebbend de aanbevelingen van taaldeskundigen, de cesuur van de toetsen vast. 5. Op basis van de toetsresultaten ontvangt de student een uitnodiging voor deelname aan remediërend taalonderwijs voor een of meerdere taalcomponenten. 6. Het deelnemen aan de onder lid 4 bedoelde programmaonderdelen voor taalondersteuning heeft een verplichtend karaker. 7. Na voltooiing van het remediërend taalonderwijs wordt een evaluatieve toets afgenomen. 8. Deze diagnostische taaltoets vormt een onderdeel van het tentamen voor de module academische vaardigheden (in het bachelorprogramma) en Onderzoek (in het schakelprogramma). 9. Voor diegenen die een evaluatieve taaltoets dienen af te leggen, vormt deze toets een onderdeel van het tentamen voor de module academische vaardigheden (in het bachelorprogramma) en Onderzoek (in het schakelprogramma). Artikel 16 - Afwezigheid bij onderwijsbijeenkomsten
1. In beginsel is aanwezigheid bij onderwijsbijeenkomsten vereist. De specifieke aanwezigheidsvereisten kunnen per vak verschillen. Deze vereisten staan vermeld in de bij het vak behorende blokboeken of in het vademecum AOM of de Spelregels GVB.
136
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Regels en Richtlijnen Sociologie
137
Artikel 17 - Beoordeling propedeutische fase bacheloropleiding
1. Men is geslaagd voor de propaedeutische fase binnen de bacheloropleiding als men voor de examenonderdelen 60 ECTS heeft verkregen. Artikel 18 - Beoordeling bachelorexamen
1. Men is voor het afsluitend bachelorexamen geslaagd, indien: a. voor alle examenonderdelen een voldoende eindcijfer (5,50 of hoger) is behaald b. naast de onder a. genoemde voorwaarden de examinandus ook voldaan heeft aan de in de regeling genoemde andere vereisten, respectievelijk voldaan heeft aan de binnen een examenonderdeel door de examencommissie c.q. examinator gestelde eisen ten aanzien van eventuele verplichte onderdelen uit het curriculum die op andere wijze dan middels een afzonderlijk deeltentamen worden getoetst. 2. Ook is men geslaagd indien men voor maximaal één onderdeel een onvoldoende van minimaal 5,00 heeft behaald, indien: a. deze gecompenseerd wordt door een 7,00 of hoger voor een ander examenonderdeel, en b. men voor de overige examenonderdelen voldoendes heeft behaald; en c. de onvoldoende niet het Sociologisch Werkstuk betreft. d. naast de onder a en b genoemde voorwaarden de examinandus ook voldaan heeft aan de in de regeling genoemde andere vereisten, respectievelijk voldaan heeft aan de binnen een examenonderdeel door de examencommissie c.q. examinator gestelde eisen ten aanzien van eventuele verplichte onderdelen uit het curriculum die op andere wijze dan middels een afzonderlijk tentamenonderdeel worden getoetst. 3. Een ingediende aanvraag wordt binnen 10 werkdagen beoordeeld. De student ontvangt schriftelijk bericht over de uitslag. 4. De beoordeling van schriftelijke examens of examenonderdelen geschiedt aan de hand van tevoren voor de beoordeling schriftelijk vastgestelde en tevoren bekendgemaakte, en eventueel naar aanleiding van de correctie van het examenvak bijgestelde normen. 5. De wijze van beoordeling is zo doorzichtig dat de geëxamineerde kan nagaan hoe de uitslag van zijn examenonderdeel tot stand is gekomen. Artikel 19 - Sociologisch werkstuk
1. De eisen waaraan het Sociologisch Werkstuk moet voldoen, staan in de Richtlijnen voor het sociologisch werkstuk en zijn beschikbaar via Sin-Online. 2. Voorafgaand aan het Sociologisch Werkstuk dient door de student een begeleidend docent te worden gezocht. Vóórdat begonnen kan worden aan het Sociologisch Werkstuk dient met deze docent overeenstemming te zijn bereikt over opzet en inhoud van het werkstuk. 3. De eerste en tweede lezer van het Sociologisch Werkstuk bepalen in overleg het cijfer op basis van de in de Richtlijnen beschreven beoordelingscriteria. De beoordeling van de tweede lezer geeft de doorslag bij de bepaling van het eindcijfer.
138
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Artikel 20 - Beoordeling Masterexamen
1. Men is voor het afsluitend masterexamen geslaagd, indien: a. voor alle examenonderdelen een voldoende eindcijfer (5,50 of hoger) is behaald; b. naast de onder a. genoemde voorwaarden de examinandus ook voldaan heeft aan de in de regeling genoemde andere vereisten, respectievelijk voldaan heeft aan de binnen een examenonderdeel door de examencommissie c.q. examinator gestelde eisen ten aanzien van eventuele verplichte onderdelen uit het curriculum die op andere wijze dan middels een afzonderlijk tentamenonderdeel worden getoetst. 2. Bij de bekendmaking van de uitslag van het masterexamen wordt een judicium vermeld. 3. De beoordeling van schriftelijke examens of examenonderdelen geschiedt aan de hand van tevoren voor de beoordeling schriftelijk vastgestelde en tevoren bekendgemaakte, en eventueel naar aanleiding van de correctie van het examenvak bijgestelde normen. Artikel 21 - Maatstaven
De examencommissie en de examinatoren nemen bij hun beslissingen de volgende maatstaven als richtsnoer: a. het behoud van kwaliteits- en selectie-eisen van elk tentamen; b. doelmatigheidseisen, onder meer gericht op: b. – het beperken van tijdverlies voor studenten, die snelle voortgang maken met de studie; b. – tijdig staken van de studie door studenten, waarvan het onwaarschijnlijk is dat zij zullen slagen voor een examen of tentamen; c. bescherming tegen zichzelf van de student die een te grote studielast op zich wil nemen; d. mildheid jegens studenten, die door omstandigheden buiten hun schuld studievertraging hebben ondervonden. Artikel 22 - Het getuigschrift
1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Het getuigschrift wordt ondertekend door tenminste twee door de examencommissie aan te wijzen leden. De uitreiking geschiedt in het openbaar, tenzij de examencommissie of examinator in bijzondere gevallen anders heeft bepaald. 2. Op de keerzijde van het getuigschrift dan wel, indien de faculteitsraad dit heeft bepaald, op een van het getuigschrift deel uitmakende bijlage worden de tot het examen behorende onderdelen vermeld. Daarenboven worden vermeld niet tot het examen behorende onderdelen waarin, voordat over de uitslag van het examen is beslist, op verzoek van de examinandus is geëxamineerd, mits die onderdelen met goed gevolg zijn afgelegd. 3. Wanneer in overeenstemming met artikel 15, lid 4 het judicium "cum laude" wordt toegekend, wordt dit op het getuigschrift vermeld. 4. Aan de geëxamineerde wordt bij de uitreiking van het getuigschrift een afzonderlijke cijferlijst verstrekt.
Regels en Richtlijnen Sociologie
139
Artikel 23 - Beroep
Tegen beslissingen van de examencommissie dan wel van examinatoren staat beroep open bij het College van Beroep voor de Examens (art. 7.61 van de WHW) van de instelling waar de betrokkene is ingeschreven. Dit beroep wordt ingesteld door de belanghebbende. Dit is degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Het beroep dient te worden ingesteld binnen vier weken nadat de aangevochten beslissing is meegedeeld of wordt geacht te zijn geweigerd. Het beroep dient schriftelijk te worden ingesteld bij het College van Beroep voor de Examens. Dit ter attentie van de secretaris van dat college.
Hoofdstuk 8
Adreslijst Naam
EUR-adres
Abaaziz, Msc, I.
kamer M6-18 tel. 408 2115 e-mail:
[email protected]
Aarsen, dhr. drs. A.A. van
kamer M7-39 tel. 408 2081 e-mail:
[email protected]
Achterberg, dhr. dr. P.
kamer M6-07 tel. 408 2068 e-mail:
[email protected]
Arends, mw. dr. L.R.
kamer T13-10 tel. 408 8667 e-mail:
[email protected]
Ariëns, mw. I.
kamer M7-27 tel. 408 2388 e-mail:
[email protected]
Ast, dhr. mr. dr. J.A. van
kamer M7-09 tel. 408 2000 e-mail:
[email protected]
Deze regels en richtlijnen treden in werking op 1 september 2008 .
Aupers, dhr. dr. S.D.
Aldus vastgesteld door de examencommissie voor de opleiding Sociologie, Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam, op 2 juni 2008.
kamer M6-23 tel. 408 2387 e-mail:
[email protected]
Baas, dhr. dr. L.W.
kamer M7-16 tel. 408 2381 e-mail:
[email protected]
Bakker-de Rooij, mw. M
kamer T13-51 Tel. 408 8632 / 1805 e-mail:
[email protected]
Bakker, dhr.prof.dr. A.B.
kamer T12-47 tel. 408 8853 e-mail:
[email protected]
Balsem, mw. S.
kamer M7-34 tel. 408 2141 e-mail:
[email protected]
Balsem, mw. V.
kamer M8-29 tel. 408 2087 e-mail:
[email protected]
Bavel, mw. M.M.A. van
kamer T13-45 tel. 408 82699 e-mail:
[email protected]
Het college gaat ervan uit, dat door de appellant eerst met de desbetreffende examinator of examencommissie contact is opgenomen om te proberen tot overeenstemming te komen (materiële schikkingspoging). Men dient er wel rekening mee te houden dat de termijn van vier weken blijft doorlopen. Meer informatie over de beroepsprocedure kunt u vinden in de brochure ‘Student in beroep’. Deze is verkrijgbaar bij het Erasmus Studenten Service Centrum (Collegehal Gebouw C). Nadere inlichtingen over de procedure kunnen worden ingewonnen bij de secretaris van het College van Beroep voor de Examens (kamer E2-41, tel.: 010-408 1127). Artikel 24 - Wijziging regels en richtlijnen
Geen wijzigingen vinden plaats, die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van studenten hierdoor redelijkerwijs niet worden geschaad. Artikel 25 - inwerkingtreding
140
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Adreslijst
141
Bax, dhr. mr. C.J.
kamer L6-55 tel. 408 1566 e-mail:
[email protected]
Boom, dhr. M.G.
kamer T12-34 tel. 408 2038 e-mail:
[email protected]
Berendse, mw. drs. A.C.
kamer M05-33 tel. 408 8778 e-mail:
[email protected]
Boons, dhr. dr. F.A.A.
kamer M8-28 tel. 408 8734 e-mail:
[email protected]
Bekkers, dhr. prof.dr. V.J.J.M.
kamer M7-02 tel. 408 2636 e-mail:
[email protected]
Boot, mw. drs. I.
kamer T12-43 tel. 408 2946 e-mail:
[email protected]
Berg, dhr. I. van den MSc
kamer T12-45 Tel 408 8716 e-mail:
[email protected]
Born, mw. prof.dr. M. Ph.
kamer T13-15 tel. 408 8814 e-mail:
[email protected]
Berg, dhr. drs. M.
kamer M6-28 Tel. 408 2097 e-mail:
[email protected]
Bos, dhr. dr. A.E.R.
kamer T13-50 tel. 408 9532 e-mail:
[email protected]
Bestebreur, dhr. mr. drs. A.
kamer M8-22 tel. 408 2133 e-mail:
[email protected]
Boutestijn, mw. I. MSc
kamer T13-45 tel. 408 9574 e-mail:
[email protected]
Beukenholdt, mw. dr. M.A.
kamer M8-17 tel. 408 2328 e-mail:
[email protected]
Bouwmeester, mw. dr. S.
kamer T13-11 tel. 408 2795 e-mail:
[email protected]
Bie, dhr. ing. G.J. de
kamer T12-36 tel. 408 8796 e-mail:
[email protected]
Bouma, dhr. dr. J.J.
kamer M7-15 tel. 408 2539 e-mail:
[email protected]
Blatter, dhr. dr. J.K.
kamer M8-19 tel. 408 2167 e-mail:
[email protected]
Braak, dhr. dr. H.J.M. van de
kamer T13-32 tel. 408 8794 e-mail:
[email protected]
Blokland, mw. prof.dr. T.
kamer M6-31 tel. 408 2040 e-mail:
[email protected] prive : 010-4048286
Braster, dhr. prof.dr. J.F.A.
kamer M6-16 tel. 408 2148 e-mail:
[email protected] Prive : 079-3615037
Blom, dhr. dr. H.W.
kamer M7-10 tel. 408 2498 e-mail:
[email protected]
Bressers, mw. drs. N.E.W.
kamer M7-11 tel. 408 2052 e-mail:
[email protected]
Bocanegra, dhr. drs. B.
kamer T13-26 tel. 407 0776 e-mail:
[email protected]
Broeren. mw. S.M.L. MSc.
kamer T13-08 tel. 408 2932 e-mail:
[email protected]
Bochove, dhr. M.E. van
kamer M6-35 tel. 408 9818 e-mail:
[email protected]
Bruin, mw. dr. A.B.H. de
kamer T13-39 tel. 408 2454 e-mail:
[email protected]
Boer, dhr. drs. B.J. de
kamer T13-20 tel. 408 8732 e-mail:
[email protected]
Buijs, dhr. drs. M.J.
kamer M8-35 tel. 408 1165 e-mail:
[email protected]
Bol, dhr. drs. N. van der
kamer M8-35 tel. 408 1165 e-mail:
[email protected]
Bureau Onderwijs BSK/SOC
kamer M7-29 tel. 408 2094/408 2127 e-mail:
[email protected]
142
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Adreslijst
143
Burgers, dhr. prof.dr. J.
kamer M6-34 tel. 408 2695 e-mail:
[email protected]
Edwards, dhr. dr. A.R.
kamer M8-25 tel. 408 2395 e-mail:
[email protected]
Buuren, dhr. dr. M.W. van
kamer M8-31 tel. 408 2635 e-mail:
[email protected]
Eerland, mw. A. MSc.
kamer T13-07 tel. 408 9731 e-mail:
[email protected]
Cachet, dhr. dr. A.
kamer M8-45 tel. 408 2143 e-mail:
[email protected]
El’Hadioui, dhr. I.
kamer M6-39 tel. 408 1842 e-mail:
[email protected]
Camp, dhr. dr. G.
kamer T13-30 tel. 408 8833 e-mail:
[email protected]
Engbersen, dhr. prof.dr. G.
kamer M6-33 tel. 408 2084 e-mail:
[email protected]
Colijn, dhr. prof.dr. J.
kamer M8-05 tel. 408 2049 e-mail:
[email protected]
Entzinger, dhr. prof.dr. H.
kamer M6-48 tel. 408 2631 e-mail:
[email protected]
Daemen, dhr. dr. H.H.F.M.
kamer M8-04 tel. 408 2644 e-mail:
[email protected]
Eshuis, dhr. ir. J.
kamer M8-43 tel. 408 2167 e-mail:
[email protected]
Dekker, Msc. F.
kamer M6-02 tel. 408 2091 e-mail:
[email protected]
Fase, mw. J.N.A.
kamer M7-17 tel. 408 2422 e-mail:
[email protected]
Derks, mw.dr. D.
kamer T12-44 tel. 408 8705 e-mail:
[email protected]
Fenger, dhr. dr. H.J.M.
kamer M8-13 tel. 4-9 2534 e-mail:
[email protected]
Derksen, dhr. prof.dr. W.
e-mail:
[email protected]
Fermin, dhr. dr. A.M.E.
Derous, mw. dr. E.
kamer T13-36 tel. 408 9588 e-mail:
[email protected]
kamer M6-40 tel. 408 2075 e-mail:
[email protected]
Franken, dhr. prof.dr. I.H.A.
kamer M8-14 tel. 408 2039 e-mail:
[email protected]
kamer T13-12 tel. 408 9563 e-mail:
[email protected]
Galama, mw. I.
kamer M8-16 Tel. 408 1816 e-mail:
[email protected]
kamer M7-29 tel. 408 2094 e-mail:
[email protected]
Ganesh, mw. T.
kamer T13-39 tel. 408 8657 e-mail:
[email protected]
kamer M7-29 tel. 408 2127 e-mail:
[email protected]
Geerlings, dhr. dr. H.
kamer M8-45 tel.408 2143 e-mail:
[email protected]
kamer M8-30 tel. 408 1886 e-mail:
[email protected]
Gerrits, dhr. dr. L.M.
kamer M8-37 tel. 408 1916 e-mail:
[email protected]
kamer M8-19 tel. 408 2393 e-mail:
[email protected]
Geus, mw.drs. F. de
kamer T12-50 tel. 408 2842 e-mail:
[email protected]
Dijkshoorn, dhr. drs. A.J.D.
Dijkstra, mw. dr. A.G.
Dijkstra, mw.dr. K.
Duin, dhr. dr. M.J. van
Edelenbos, dhr. dr. J.
144
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Adreslijst
145
Glimmerveen, mw. J. MSc.
kamer T12-59 tel. 408 8827 e-mail:
[email protected]
Homburg, dhr. dr. V.M.F.
kamer M8-11 tel. 408 1863 e-mail:
[email protected]
Gootjes, mw. dr. L.
kamer T13-16 tel. 408 8735 e-mail:
[email protected]
Hooft, dhr. dr. E. van
kamer T12-35 tel. 408 8788 e-mail:
[email protected]
Gorgievski, mw. dr. M.J.
kamer T13-03 tel. 408 9620 e-mail:
[email protected]
Hortulanus, mw. M.M.
kamer T13-25 tel. 408 8611 e-mail:
[email protected]
Groeneveld, mw. dr. S.M.
kamer: M7-27 tel. 408 2331 e-mail:
[email protected]
Houdt, Msc. F.J. Van
kamer M6-35 tel. 408 9818 e-mail:
[email protected]
Groot-Dalm, mw. A.G. de
kamer M7-44 tel. 408 2064 e-mail:
[email protected]
Houtman, dhr. Prof. dr. D.
kamer M6-27 tel. 408 2118 e-mail:
[email protected]
Gunning, mw. C.A.
kamer M7-26 tel. 408 1546 e-mail:
[email protected]
Hovens, dhr. prof.dr. J.E.
kamer T13-12 tel. 408 9519 e-mail:
[email protected]
Hakvoort, dhr. dr. J.L.M.
kamer M8-17 tel. 408 2144 e-mail:
[email protected]
Hupe, dhr. dr. P.L.
kamer M8-08 tel. 408 2130 e-mail:
[email protected]
Heeres, dhr. P.R.
kamer M7-42 tel. 408 2073 e-mail:
[email protected]
Huijding, dhr. dr. J
kamer T13-30 tel. 408 9516 e-mail:
[email protected]
Heiden, dhr.drs. C. van der
kamer T13-01 tel. 408 2955 e-mail:
[email protected]
Jacobs, Msc. J.
kamer M6-20 tel. 408 2349 e-mail:
[email protected]
Heilbron, dhr. prof.dr. J.
kamer M6-31 tel. 408 2040 e-mail:
[email protected]
Jetten, dhr. drs. L.F.J.
kamer M6-08 tel. 408 2120 e-mail:
[email protected]
Hemerijck, dhr. prof.dr. A.C.
kamer M8-36 tel. 408 2134 e-mail:
[email protected]
Jong, mw. M.J. de
kamer M7-33 tel. 408 8622 e-mail:
[email protected]
Henrichs, dhr. drs. J.
kamer T13-01 tel. 408 2937 e-mail:
[email protected]
Jong, mw. drs. M. de
kamer M7-25 tel. 408 2701 e-mail:
[email protected]
Hessels, mw. M.
kamer M7-32 tel. 408 2047 e-mail:
[email protected]
Karel, dhr. drs. A.S.
kamer T13-48 tel. 408 8781 e-mail:
[email protected]
Heuvelhof, dhr. prof. mr. dr. E.F. ten
kamer M8-46 tel. 408 2134 e-mail:
[email protected]
Kester, mw. drs. M. van
kamer M7-28 tel. 408 2278 e-mail:
[email protected]
Hoesel, dhr. prof.dr. P.H.M. van
kamer M8-46 tel. 408 8634 e-mail:
[email protected]
Kickert, dhr. prof.dr. W.J.M.
kamer M8-03 tel. 408 2640 e-mail:
[email protected]
146
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Adreslijst
147
Klaassen, dhr. dr. H.L.
kamer M8-15 tel. 408 2104 e-mail:
[email protected]
Langedijk, mw. J.C.
kamer T13-27 tel. 408 8789 e-mail:
[email protected]
Klijn, dhr. prof. dr. E.H.
kamer M8-33 tel. 408 2069 e-mail:
[email protected]
Langeslag, mw. drs. S.J.E.
kamer T12-45 tel. 408 2663 e-mail:
[email protected]
Koning, dhr. drs. B.B. de
kamer T13-26 tel. 408 8793 e-mail:
[email protected]
Leroy, dhr. ing. S.
kamer T11-15 tel. 408 2149 e-mail:
[email protected]
Koning-van Ree, mw. M. de
kamer T13-27 tel. 408 8799 e-mail:
[email protected]
Lindert, mw. dr. D.J. te
kamer T13-24 tel. 4088718 e-mail:
[email protected]
Kooistra, mw. M.
kamer M7-30 tel. 408 2135 e-mail:
[email protected]
Littel, mw. M. MSc
kamer T13-07 tel. 408 9730 e-mail:
[email protected]
Kool, dhr. dr. D. de
kamer M7-06 tel. 408 8714 e-mail:
[email protected]
Looije, dhr. M.
kamer T11-03 tel. 408 2066/408 1675 e-mail:
[email protected]
Kooten, dhr. dr. G. van
kamer M6-04 tel. 408 2076 e-mail:
[email protected]
Loyens, mw. dr. S.
kamer T13-44 tel. 408 8620 e-mail:
[email protected]
Kort, dhr. Ir. M.B.
kamer M8-38 tel. 408 2389 e-mail:
[email protected]
Luijten, mw. M. MSc.
kamer T13-07 tel. 408 9729 e-mail:
[email protected]
Korteland, mw. drs. E.
kamer M7-04 tel. 408 2138 e-mail:
[email protected]
Maan, mw. I.
kamer T11-11 tel. 408 2385 e-mail:
[email protected]
Koster, dhr. drs. W. de
kamer M6-15 tel. 408 8668 e-mail:
[email protected]
Madden, mw. dr. C.
kamer T12-44 tel. 408-8689 e-mail:
[email protected]
Kuiper MSc, BA, dhr. A.A.B.H.
kamer M8-14 tel. 408 2039 e-mail:
[email protected]
Mamede, mw. S. MD.PhD.
kamer T13-33 tel. 408 9648 e-mail:
[email protected]
Kuipers, dhr. dr. B.S
kamer M7-05 tel. 408 82570 e-mail:
[email protected]
Marhé, mw. R. MSc.
kamer T12-59 tel. 408 2388 e-mail:
[email protected]
Kuntze, dhr. drs. A.J.
kamer T12-50 tel. 408 8792 e-mail:
[email protected]
Marissen, mw.dr. M.A.E.
kamer T13-01 tel. 408 2937 e-mail:
[email protected]
Kwikkers, dhr.ing. L.
kamer T13-48 Tel. 408 8830 e-mail:
[email protected]
Marks, dhr. dr. P.K.
kamer M8-39 tel. 408 2139 e-mail:
[email protected]
Laging, mw. M. MSc.
kamer T13-45 tel. 408 9732 e-mail:
[email protected]
Mascini, dhr. dr. P.
kamer M6-06 tel. 408 2948 e-mail:
[email protected]
148
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Adreslijst
149
Mastik, mw. dr. H.
kamer M8-42 tel. 408 2107 e-mail:
[email protected]
Nijnatten, dhr. drs. B.G. van
kamer M7-45 tel. 408 8612 e-mail:
[email protected]
Mayer, mw. dr. B.
kamer T13-19 tel. 408 8790 e-mail:
[email protected]
Nijs, mw. drs. I.M.T.
kamer T12-43 tel. 408-2609 e-mail:
[email protected]
Meer, dhr. dr. F.B. van der
kamer M8-40 tel. 408 2137 e-mail:
[email protected]
Noomen, mw. drs. I.K.
kamer M6-11 tel. 408 2108 e-mail:
[email protected]
Meeteren, mw. drs. M.J. van
kamer M6-32 tel. 408 2092 e-mail:
[email protected]
Noordzij, mw. G. MSc
kamer T13-17 tel. 408 2979 e-mail:
[email protected]
Meulen, mw. ing. F.C. van der
kamer T11-09 tel. 408 2074 e-mail:
[email protected]
Nooteboom, dhr. dr. S.G.
kamer M8-38 tel. 408 2389 e-mail:
[email protected]
Mierlo, mw. dr. H. van
kamer T12-39 tel. 408 8691 e-mail:
[email protected]
Onderwijsburo Psychologie
kamer T13-45 tel. 408 9732/8783/2699/2241 e-mail:
[email protected]
Stockmann- de Meijer, mw. Drs. L.
kamer T13-24 tel. 408 8678 e-mail:
[email protected]
Oosterbaan, dhr. drs. T.
kamer M7-04 tel. 408 2138 e-mail:
[email protected]
Milovanovic, mw. K.
kamer M8-22 tel. 408 2133 e-mail:
[email protected]
Oostrom, mw. J.K. MSc.
kamer T13-08 tel. 408 2933 e-mail:
[email protected]
Molen, dhr. prof.dr. H.T. van der
kamer T13-53 tel. 408 2705 e-mail:
[email protected]
Osseweijer, mw. E.M.
kamer T13-10 tel. 408 2067 e-mail:
[email protected]
Moody, mw. drs. R.F.I.
kamer M7-08 tel. 408 2053 e-mail:
[email protected]
Os, MSc, dhr. G.S. van
kamer M7-07 tel. 408 1987 e-mail:
[email protected]
Mullem, mw. M.T. van
kamer M8-06 tel. 408 1313 e-mail:
[email protected]
Paal, mw.drs. M.H. van de
kamer T13-60 tel. 408 8699 e-mail:
[email protected]
Muris, dhr. prof.dr. P.E.H.M.
kamer T13-37 tel. 408 8706 e-mail:
[email protected]
Paridon, dhr. prof.dr. C.W.A.M. van
kamer M8-02 tel. 408 8739 e-mail:
[email protected]
Nagtzaam, dhr. drs. J.C.A.
kamer M7-43 tel. 408 2607 e-mail:
[email protected]
Parre, dhr. dr. P. van der
kamer M7-03 tel. 408 2133 e-mail:
[email protected]
Nederlof, mw. A.F. MSc
kamer T13-17 tel. 408 8631 e-mail:
[email protected]
Pecher, mw. dr. D.
kamer T12-33 tel. 408 8625 e-mail:
[email protected]
Nispen, dhr. dr. F.K.M. van
kamer M8-10 tel. 408 2131 e-mail:
[email protected]
Pel, dhr. drs. B.
kamer M8-43 tel. 408 2167 e-mail:
[email protected]
150
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Adreslijst
151
Peper, dhr. dr. A.
kamer M6-09 tel. 408 2086 e-mail:
[email protected]
Sahetapy, mw. drs. N.
kamer M7-21 tel. 408 1454 e-mail:
[email protected]
Polak, mw.drs. M.G.
Kamer T13-19 Tel. 408 2856 e-mail:
[email protected]
Salomé, Msc. L.
kamer M6-18 tel. 408 2156 e-mail:
[email protected]
Pollitt, dhr. prof.dr. Ch.
kamer M8-22 tel. 408 2133 e-mail:
[email protected]
Sar-Boers, mw. N.R. van der
kamer T13-45 tel. 408 2241 e-mail:
[email protected]
Posseth, dhr. drs. J.J.A.
kamer M8-13 tel. 408 2136 e-mail:
[email protected]
Schaake, MA, MSc, mw. K.
kamer M6-25 tel. 408 2078 e-mail:
[email protected]
Pruijt, dhr. dr. H.D.
kamer M6-12 tel. 408 2071 e-mail:
[email protected]
Schaap, mw. drs. L.
kamer T13-44 tel. 408 8669 e-mail:
[email protected]
Quak, Msc. S.
kamer M6-02 tel. 408 2091 e-mail:
[email protected]
Schendelen, dhr. prof.dr. M.P.C.M. van
kamer M8-44 tel.408 2051 e-mail:
[email protected]
Ramadan, prof.dr. T.R.
kamer M6-45 tel. 408 1779 e-mail:
[email protected]
Schenk, mw. dr. J.J.A.M.
kamer T13-36 tel. 408 8616 e-mail:
[email protected]
Rambhadjan, mw. L.
kamer M8-22 tel. 408 2526 e-mail:
[email protected]
Schinkel, dhr. dr. W.
kamer M6-17 tel. 408 1164 e-mail:
[email protected]
Rassin, dhr. prof. mr. dr. E.G.C.
kamer T13-46 tel. 408 8709 e-mail:
[email protected]
Schmidt, dhr. prof.dr. H.G.
kamer M7-48 tel. 408 2065 e-mail:
[email protected]
Raven, mw. drs. J.
kamer M6-05 tel. 408 8834 e-mail:
[email protected]
Secretariaat Bestuurskunde
kamer M8-22 tel. 408 2133/2525/2146
[email protected]
Rijen, mw. dr. E.H.M. van
kamer T13-16 tel. 408 9755 e-mail:
[email protected]
Secretariaat Milieukunde
kamer M7-14 tel. 408 2050
[email protected]
Rikers, dhr. prof.dr. R.M.J.P.
kamer T13-34 tel. 408 9655 e-mail:
[email protected]
Secretariaat Psychologie
kamer T13-27 Tel. 408 8789/8799
[email protected]
Ringeling, dhr. prof.dr. A.B.
kamer M8-12 tel. 408 2129 e-mail:
[email protected]
Secretariaat Sociologie
kamer M6-22 tel. 408 2085/2112
[email protected]
Ruijten, mw. drs. L.
kamer T13-59 tel. 408 8670 e-mail:
[email protected]
Sluis, dhr. dr. A. van
kamer M8-20 tel. 408 2117 e-mail:
[email protected]
Rusinovic, mw. dr. K.
kamer M6-30 tel. 408 2082 e-mail:
[email protected]
Smeets, dhr. dr. A.A.C.M.
kamer T13-23 tel. 408 8655 e-mail:
[email protected]
152
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Adreslijst
153
Smullen, mw. dr. A
kamer M8-41 tel. 408 2119 e-mail:
[email protected]
Timmers, Msc. T.
kamer M6-10 tel. 408 2153 e-mail:
[email protected]
Snel, dhr. prof.dr. E.
kamer M6-38 tel. 408 2083 e-mail:
[email protected]
Tims, mw. M. MSc
kamer T12-59 tel. 408 8827 e-mail:
[email protected]
Stapelbroek, dhr. dr. K.H.
kamer M8-18 tel. 408 2079 e-mail:
[email protected]
Tummers, dhr. L.G.
kamer M7-07 tel. 408 1987 e-mail:
[email protected]
Steegstra, mw. Y.
kamer M8-22 tel. 408 2146 e-mail:
[email protected]
Veen, dhr. prof.dr. R. van der
kamer M6-03 tel. 408 2103 e-mail:
[email protected] prive : 078-6175871
Steijn, dhr. prof.dr. A.J.
kamer M7-03 tel. 408 2634 e-mail:
[email protected]
Veenhoven, dhr. prof.dr. R.
kamer T12-51 tel. 408 8787 e-mail:
[email protected]
kamer M6-46 tel. 408 2102 e-mail:
[email protected] prive : 0348-422066
Veensma, mw. J.
kamer T12-39 tel. 408 8693 e-mail:
[email protected]
kamer M6-22 tel. 408 2112/2085 e-mail:
[email protected]
Veld, dhr. dr. Th. W.M.
kamer T13-20 tel. 408 8732 e-mail:
[email protected]
kamer M6-43 tel. 408 2058 e-mail:
[email protected]
Veldhoven, mw. K.J.C.
kamer M8-09 tel. 408 2145 e-mail:
[email protected]
kamer M7-38 tel. 408 2910 e-mail:
[email protected]
Venus, dhr. Ch.
kamer T13-45 tel. 408 8783 e-mail:
[email protected]
kamer M7-38 tel. 408 2925 e-mail:
[email protected]
Verbeek, dhr. drs. S.R.
kamer M8-38 tel. 408 2389 e-mail:
[email protected]
kamer M6-20 tel. 010-4088649 e-mail:
[email protected]
Verkoeijen, dhr. dr. P.P.J.L.
kamer M8-42 tel. 408 2140 e-mail:
[email protected]
kamer T13-11 tel. 408 1305 e-mail:
[email protected]
Vermeeren MSc BBA, mw. B.
kamer M7-38 tel. 408 2639 e-mail:
[email protected]
kamer M7-13 tel. 408 2136 e-mail:
[email protected]
Vloemans, mw. M.
kamer T12-34 tel. 408 9727 e-mail:
[email protected]
kamer M7-44 tel.: 408 2065 e-mail:
[email protected]
Vos-Strekalova, mw.drs. N.
kamer T13-45 tel. 408 9732 e-mail:
[email protected]
Strien, dhr. dr. J.W. van
Tabbers, dhr. dr. H.K.
Taylor jr., dhr. L.
M.A
Teisman, dhr. prof.dr. ing. G.R.
Terlouw, mw.drs. W.G.
Thaens, dhr. prof.dr. M.
Thiel, mw. dr. S. van
Tieben. mw. J.
Tieman, dhr.ing. C.
Tijdens, mw. prof.dr. K.G.
154
kamer M6-10 tel. 408 2153 e-mail:
[email protected]
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Adreslijst
155
Waal, dhr. drs. J. van der
kamer M6-15 tel. 408 8668 e-mail:
[email protected]
Winkel, dhr. drs. W.W.R. te
kamer T12-57 tel. 408 2945 e-mail:
[email protected]
Witte, dhr. dr. M.C. de
kamer M7-05 tel. 408 2570 e-mail:
[email protected]
Xanthopoulou, mw. dr. D.
Yerkes, mw. dr. M.A.
kamer T12-56 tel. 408 8797 e-mail:
[email protected] kamer M6-05 tel. 408 8834 e-mail:
[email protected]
Zanolie, mw. C.K.K. MSc.
kamer T13-08 tel. 408 2843 e-mail:
[email protected]
Zeelenberg, dhr. dr. R.
kamer T13-31 tel.: 408 9560 e-mail:
[email protected]
Zwaan, dhr. prof.dr. R.A.
kamer T13-40 tel. 408 8647 e-mail:
[email protected]
Zwanenburg, dhr. prof.dr. M.A.
kamer M6-14 tel. 408 2109 e-mail:
[email protected]
Hoofdstuk 9
Registers Alfabetische vakkenoverzicht A
Academische vaardigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS161 . . . . . . . . 20 Arbeidssociologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS922 . . . . . . . . 66 B
Beleidssociologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS923 . . . . . . . . 62 C
Capita selecta: kwaliteit van leven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS375 . . . . . . . . 45 Citizenship and identity . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS355 . . . . . . . . 48 Cultuursociologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS160 . . . . . . . . 25 D
De georganiseerde samenleving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS917 . . . . . . . . 64 De verdeelde stad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS604 . . . . . . . . 97 G
Geavanceerde data analyse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS915 . . . . . . . . 68 I
Individualization and Cultural Change . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS380 . . . . . . . . 52 Inleiding data analyse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS913 . . . . . . . . 60 Inleiding sociologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS151 . . . . . . . . 21 Institutionele omgeving 1: De verzorgingsstaat en oude en nieuwe risico's FSWS441 . . . . . . . . 80 Institutionele omgeving 2: Participatie- en verdelingsvraagstukken . . . . . . .FSWS435 . . . . . . . . 84 K
Klassieke en moderne sociologische theorie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS914 . . . . . . . . 61 Klassieke sociologische theorie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS155 . . . . . . . . 24 Kwalitatief onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS916 . . . . . . . . 63 Kwalitatieve methoden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS257 . . . . . . . . 37 Kwantitatieve methoden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS254 . . . . . . . . 33
156
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Alfabetisch vakkenoverzicht
157
L
U
Leeronderzoek I: kwantitatief onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS255 . . . . . . . . 34
Urbane sociologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS363 . . . . . . . . 44
Leeronderzoek II: kwalitatief onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS258 . . . . . . . . 38 W M
Werkvloer en productie 1: Privaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS439 . . . . . . . . 82 Methodologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS154 . . . . . . . . 22
Werkvloer en Productie 2: Publieke dienstverlening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS440 . . . . . . . . 85
Migration and transnationalism in Europe . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS356 . . . . . . . . 50
Wetenschapsleer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS251 . . . . . . . . 35
Moderne sociologische theorie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS253 . . . . . . . . 32
Wiskundecursus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS106 . . . . . . . . 57
O
Onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS912 . . . . . . . . 59 Organisatie 1: De inrichting van organisaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS443 . . . . . . . . 79 Organisatie 2: Organisatieonderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS434 . . . . . . . . 83 Organisatiesociologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS256 . . . . . . . . 31 P
Popular Culture . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS381 . . . . . . . . 53 S
Scriptie Master Arbeid, Organisatie en Management . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS438 . . . . . . . . 86 Scriptie Master Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS606 . . . . . . . . 96 Scriptievaardigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS437 . . . . . . . . 81 Social change . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS159 . . . . . . . . 23 Sociologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS911 . . . . . . . . 58 Sociologie van beleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS158 . . . . . . . . 27 Sociologie van de arbeid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS364 . . . . . . . . 43 Sociologie van de ruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS603 . . . . . . . . 95 Sociologie van economische organisaties en instituties . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS436 . . . . . . . . 78 Sociologisch theoriegebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS919 . . . . . . . . 69 Sociologisch werkstuk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS362 . . . . . . . . 41 Sociologische verkenningen: gedwongen integratie? . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS252 . . . . . . . . 30 Stad als woonmilieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS602 . . . . . . . . 94 Stad en staat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS605 . . . . . . . . 98 Stadssociologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS920 . . . . . . . . 65 Statistiek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS157 . . . . . . . . 26 Steden in een tijdperk van mondialisering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS601 . . . . . . . . 93 A
Theorie in onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .FSWS361 . . . . . . . . 40
158
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009
Alfabetisch vakkenoverzicht
159
160
Faculteit der Sociale Wetenschappen – Studiegids 2008/2009