Studiegids 2010/2011
Sociale Wetenschappen Masteropleiding Sociologie
Colofon Deze studiegids is met de grootste zorg samengesteld. Aan de inhoud van deze gids kunnen echter niet zonder meer rechten worden ontleend. Uitgave van: Redactie en opmaak: Druk:
Erasmus Universiteit Rotterdam Irèn Galama Erasmus Service Point
Inhoudsopgave Voorwoord ..................................................................1 Hoofdstuk 1: Masterprogramma Arbeid, Organisatie en Management..........................................................2 Hoofdstuk 2: Vakkenoverzicht master AOM...............5 Hoofdstuk 3. De scriptie en het scriptieseminar van AOM............................................................................9 Hoofdstuk 4: Masterprogramma Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid............................................14 Hoofdstuk 5: Vakkenoverzicht master GVB .............17 Hoofdstuk 6: De scriptie en het scriptieseminar van GVB ..........................................................................23 Hoofdstuk 7: Praktische informatie over de opleiding Sociologie .................................................................25 Hoofdstuk 8: Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding Sociologie.......................................35 Bijlage I - Onderwijsprogramma's Masteropleiding Sociologie .................................................................57 Bijlage II: Instroomregeling Masterprogramma’s......61 Hoofdstuk 9: Regels en richtlijnen van de Examencommissie Sociologie..................................62 Bijlage III: Beroepscode NSV (Nederlandse Sociologische Vereniging) ........................................83
Voorwoord Beste studenten, Welkom als master-student bij de opleiding Sociologie. Wij bieden twee masterprogramma’s aan, te weten Arbeid, Organisatie en Management (AOM) en Grootsedelijke Vraagstukken en Beleid (GVB). In deze studiegids vindt U een toelichting op de twee masterprogramma’s en een vakkenoverzicht. Daarnaast zijn in deze gids de Onderwijs- en Examenregeling (OER) en de Regels en Richtlijnen opgenomen. Het is van groot belang dat U op de hoogte bent van de bepalingen die hierin genoemd staan. De masteropleiding Sociologie is een academische master. Dat betekent dat het programma zich primair richt op de ontwikkeling van analytische- en onderzoeksvaardigheden. In de verschillende vakken maakt U kennis met de belangrijkste thema’s, literatuur en onderzoek op het gebied van AOM of GVB. Deze kennis gebruikt U vervolgens bij het schrijven van een masterscriptie, het omvangrijkste deel (1/3) van het masterprogramma. Uw masterscriptie richt zich op een onderwerp uit het vakgebied en hiervoor moet U zelfstandig onderzoek verrichten. In deze gids kunt U meer lezen over het scriptietraject. Ik wens U een leerzame, inspirerende master-studie.
nuttige
en
vooral
Romke van der Veen Opleidingsdirecteur Sociologie
Voorwoord
1
Hoofdstuk 1: Masterprogramma Arbeid, Organisatie en Management Filosofie van het masterprogramma AOM Het masterprogramma Arbeid, Organisatie en Management (AOM) is gericht op de sociologische bestudering van vraagstukken van arbeid, organisatie en management en dan vooral de relatie tussen de drie. In deze relatie problematiseert de sociologie de inrichtingswijze van de organisatie, het productieproces binnen de organisatie en de wijze waarop deze beheerst kunnen worden. In de organisatiesociologische analyse staan de problemen van controleerbaarheid, bestuurbaarheid, beheersbaarheid en leefbaarheid (Lammers e.a. 1997: 25) centraal. In de arbeidssociologische analyse staan de problemen van kwaliteit en verdeling van de arbeid centraal. De master richt zich op vraagstukken van arbeid, organisatie en management in zowel publieke als private organisaties. Bij private organisaties gaat het om arbeids- en organisatievraagstukken bij marktgerichte organisaties. Bij publieke organisaties betreft het vergelijkbare vragen binnen de publieke, beleidsmatige en juridische context. Het programma is niet opgezet langs de lijnen van arbeidssociologie, organisatiesociologie en management als op zich staande onderdelen van het programma, maar op de filosofie dat in ieder vak de drie invalshoeken (in meerdere of mindere mate) worden gecombineerd. In het programma wordt daarom in plaats van een disciplinaire indeling een opbouw in termen van niveaus gevolgd. Dit leidt tot de volgende driedeling in het programma:
Masterprogramma AOM
2
1. aandacht voor de werkvloer en productieprocessen in organisaties; 2. aandacht voor de inrichting en sturing van de organisatie; en 3. aandacht voor de institutionele omgeving van organisaties en het arbeidsproces. Doelstellingen: Het masterprogramma is: verdiepend ten opzichte van de in de bachelor Sociologie aangeleerde algemene (organisatie- en arbeids)sociologische kennis; breed: vanuit de sociologie met een open oog voor de aanpalende terreinen van de economie, politicologie en bestuurskunde kijkend naar vraagstukken van arbeid, organisatie en management; gericht op maatschappelijke problemen, in het bijzonder arbeids-, organisatie- en managementvraagstukken in publieke en private organisaties; interventiegericht, dat wil zeggen gericht op de sociologische benadering van vraagstukken van controleerbaarheid en bestuurbaarheid, beheersbaarheid en leefbaarheid van organisaties; en methodisch en theoretisch pluralistisch. Eindtermen: de master leidt op tot wetenschappelijk geschoolde, competente professionals die: beschikken over een brede kennis van en inzicht in de algemene arbeidssociologische en organisatiesociologische theorievorming en in de mogelijkheden om sturend in te grijpen in organisaties en productieprocessen;
Masterprogramma AOM
3
beschikken over een brede kennis van relevante empirische domeinen, in het bijzonder van de arbeidsmarkt, de verdeling van de arbeid, de arbeidsverhoudingen, de politieke economie van industriële relaties en de inrichting van het publieke domein met daarbij bijzondere aandacht voor de Nederlandse situatie; in staat zijn tot het combineren van theorie en empirie in de wetenschappelijke en professionele processen van analyse van arbeidsen organisatieproblemen; en zelfstandig wetenschappelijk onderzoek kunnen doen.
Leerdoelen: in de verschillende onderdelen van de master verwerven de studenten: kennis en inzicht in vraagstukken van arbeid, organisatie en management; leren zij deze kennis toe passen; leren zij zich een oordeel te vormen over vraagstukken van arbeid, organisatie en management; en leren zij hoe communiceren in het wetenschappelijke en professionele discours; Het masterprogramma veronderstelt de in de bachelor en in het schakeljaar behandelde organisatie- en arbeidssociologie bekend.
Masterprogramma AOM
4
Hoofdstuk 2: Vakkenoverzicht master AOM Hieronder vindt u het overzicht van de vakken die in de master AOM worden aangeboden.
Blok 1 Vak ECTS Coördinator Onderwijsvorm Toetsvorm
Vak ECTS Coördinator Onderwijsvorm Toetsvorm
Herverdelen, participeren en zorgen (FSWS486) 7,5 Prof.dr. P.A. Dykstra Hoorcolleges en werkgroepen Schriftelijk tentamen en opdrachten Organiseren (FSWS487) 7,5 Dr. H.D. Pruijt Hoorcolleges en werkgroepen Opdracht en take-home tentamen
Blok 2 Vak ECTS Coördinator Onderwijsvorm Toetsvorm
Vak ECTS Coördinator Onderwijsvorm Toetsvorm
Publiek dienstverlenen verklaard (FSWS488) 7,5 Dr. P. Mascini Hoorcolleges en werkgroepen Schriftelijk tentamen en opdrachten Produceren (FSWS489) 7,5 Dr. F. Koster Hoorcolleges en werkgroepen Schriftelijk tentamen
Vakkenoverzicht master AOM
5
Blok 3 Vak ECTS Coördinator Onderwijsvorm Toetsvorm
Wetenschap in praktijk (FSWS500) 7,5 Dr. A. Peper Hoorcolleges en werkcolleges Gewogen gemiddelde van Take home tentamen en één of meer individuele schriftelijke opdrachten
Blok 4 Vak ECTS Coördinator Onderwijsvorm Toetsvorm
Scriptie AOM en scriptieseminar (FSWS490) 22,5 Drs. L.F.J. Jetten Zelfwerkzaamheid met begeleiding Masterthesis
Naast de bovenstaande vakken uit het reguliere programma, zijn er ook een beperkt aantal keuzevakken. Hierover staat meer informatie in bijlage I van deze gids. Tentamens Binnen de master AOM wordt op verschillende wijzen getentamineerd, zodat u uw vaardigheden en kennis in verschillende vormen kunt etaleren. U moet hierbij denken aan: papers, take-home tentamens, schriftelijk tentamens, essays, opdrachten en het scriptiegesprek. Zie de vakbeschrijvingen voor de tentamenvorm per vak.
Vakkenoverzicht master AOM
6
Herkansingsmogelijkheden In ieder studiejaar wordt er naast het tentamen een (1) herkansingsmogelijkheid geboden. Jaarplanner 2010 – 2011 (wijzigingen voorbehouden, zie voor de actuele data de roosters op SocWeb) Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4
6 september 2010 – 12 november 2010 15 november 2010 – 4 februari 2011 7 februari 2011 – 15 april 2011 18 april 2011 – 1 juli 2011*
* Let op: Na 1 juli vinden er nog hertentamens plaats. Feestdagen: 25 en 26 dec 2010 (1e en 2e Kerstdag), 1 jan 2011 (Nieuwjaarsdag), 22 april 2011 (Goede vrijdag), 24 en 25 april (1e en 2e Paasdag), 30 april (Koninginnedag), 5 mei (Bevrijdingsdag), 2 juni (Hemelvaartsdag), 12 en 13 juni (1e en 2e Pinksterdag)
Voltijd of deeltijd studeren Omdat veel studenten van AOM hun masterstudie combineren met een betaalde baan is het niet realistisch de master onder deze omstandigheden in 1 studiejaar te willen afronden. Een realistische planning beslaat dan zeker 2 studiejaren. Wij adviseren studenten die hun studie combineren met een betaalde functie 2 jaren uit te trekken voor de master. In het eerste jaar kunt U dan het grootste deel van de vakken uit het masterprogramma en een start met de scriptie maken om in het tweede jaar de laatste vakken te volgen en uw scriptie schrijven. Studenten die fulltime aan het masterprogramma kunnen werken blijken in de praktijk ook vaak meer
Vakkenoverzicht master AOM
7
dan 1 studiejaar nodig te hebben om de master af te ronden. Een uitloop in het tweede studiejaar blijkt ook bij de snelste studenten eerder regel dan uitzondering. Idealiter onderscheiden we twee trajecten waarbinnen het AOM programma kan worden gevolgd: full-time: jaar 1
blok 1
blok 2
blok 3
blok 4
- 2 vakken - Scriptieseminar
- 2 vakken - Scriptieseminar
- 1 vak - Scriptieseminar - Start scriptie
- Scriptie
deeltijd: jaar 1
jaar 2
blok 1
blok 2
blok 3
- 1 vak (- Scriptieseminar) - 1 vak - Start scriptie
- 1 vak (- Scriptieseminar) - 1 vak - Scriptie
- 1 vak (- Scriptieseminar) - Scriptie
Vakkenoverzicht master AOM
blok 4 - Voorbereiding scriptie - Afronden scriptie
8
Hoofdstuk 3. De scriptie en het scriptieseminar van AOM De masterthesis (scriptie) vormt de afsluiting van de masterstudie. Het is een proeve van bekwaamheid waarin u laat zien in staat te zijn om, met gebruikmaking van de methodische, theoretische en empirische kennis die u is aangereikt in de studie, zelfstandig een sociologisch onderzoek te verrichten. Dat betekent dat een masterthesis altijd een theoretische en empirische verkenning van de onderzoeksvraag bevat en een eigenstandig onderzoek. Het schrijven van een masterthesis is dus een forse klus. In het programma is 22,5 ECTS gereserveerd voor het schrijven van een scriptie (als we het vak scriptieseminar meetellen). Dit staat voor ongeveer 4 maanden fulltime werken. Gemiddeld besteden studenten echter meer dan deze 22,5 ECTS aan hun masterthesis. 22,5 ECTS is dus een absoluut minimum voor de masterthesis. Voor het schrijven van een masterthesis kan gekozen worden uit onderwerpen die door de docenten van de master worden aangeboden en die in kleine onderzoeksgroepen kunnen worden uitgevoerd (de scriptie blijft ook dan een individueel werkstuk) of de student kan een eigen scriptieonderwerp formuleren en hier een docent bij zoeken. Voor de eerste variant (de onderzoeksgroepen) bieden wij twee startmomenten aan: in blok 1 (september) en in blok 3 (februari). Het scriptietraject kent een eigen coördinator. Deze beoordeelt of een student kan starten met de scriptie,
De scriptie en het scriptieseminar van AOM
9
selecteert samen met de student een begeleider en organiseert het beoordelingstraject. Vereisten voor de start van het scriptietraject Omdat de masterthesis een afsluitende proeve van bekwaamheid is stellen wij de volgende eisen waaraan u moet hebben voldaan alvorens u kunt starten met het traject: De bachelorfase of het schakeljaar is geheel behaald en afgesloten. Er mogen geen vakken meer ‘open staan’ uit de bachelor of het schakeljaar. U hebt tenminste vier van de zes vakken uit blok 1 en blok 2 van de master met succes afgerond (het vak scriptieseminar telt hierbij niet mee). Daarnaast heeft u derhalve ook voldaan aan de opdrachten van het scriptieseminar. Scriptieseminar AOM 2010-2011 Het scriptieseminar heeft tot doel de student intensief voor te bereiden en te begeleiden bij de start van de scriptie. Daartoe worden in werkgroepverband onder begeleiding van een van de AOM-docenten onderwerpen en vaardigheden besproken die van belang zijn bij het zelfstandig uitvoeren van het scriptieonderzoek. Aan de orde komen onder andere het ontwikkelen van de probleemstelling, theoriegebruik, het kiezen van een adequaat onderzoeksdesign, kwalitatieve data-analyse en het operationaliseren van concepten. Per onderwerp voeren de studenten een opdracht uit. Deze opdrachten vormen gezamenlijk een (al dan niet daadwerkelijk uit te voeren) scriptieopzet. Deze scriptieopzet wordt beoordeeld als toets voor het scriptieseminar. Voor elke bijeenkomst wordt een opdracht opgesteld. De discussie in de werkgroepen wordt gevoerd aan
De scriptie en het scriptieseminar van AOM
10
de hand van een empirisch onderzoek (artikel, scriptie). Studenten bereiden zich voor door de centraal gestelde studie te lezen, en -op papierenkele in de opdracht opgegeven vragen te beantwoorden. Die beantwoording leveren ze na de bijeenkomst in. Daarnaast zetten de studenten voor elke bijeenkomst hun eigen ideeën over de scriptie op papier (1 A4-tje). Dit wordt in de groep ingebracht en besproken. Voor de volgende bijeenkomst vatten de studenten de feedback die ze hebben gekregen kort samen op 1 A4-tje, dat weer wordt rondgestuurd. Voor het scriptieseminar dient u zich in te schrijven. U kunt per studiejaar op twee momenten inschrijven: bij het begin (blok 1) en halverwege het studiejaar. Bij de keuze van dit inschrijfmoment dient u er rekening mee te houden, dat u het scriptieseminar dient te hebben afgerond, voor u met uw scriptie kunt beginnen. Inschrijven doet u via SOCWeb, op de Course Scriptieseminar AOM (FSWS438). Aanmelden voor de start van het scriptietraject: De aanmelding voor de scriptie verloopt via de scriptiecoördinator: drs. Bert Jetten. Begeleider en tweede beoordelaar Tijdens het scriptietraject wordt u begeleid door één van de medewerkers van sociologie (afhankelijk van deskundigheid en beschikbaarheid). Deze begeleider is tevens de eerste beoordelaar. Daarnaast selecteert de coördinator een tweede beoordelaar. Het beoordelingsproces Op twee momenten speelt de tweede beoordelaar een belangrijke rol in het scriptietraject. De eerste keer komt de tweede beoordelaar aan bod wanneer u een afgeronde probleemstelling en onderzoeksopzet heeft geschreven. De begeleider beoordeelt of deze
De scriptie en het scriptieseminar van AOM
11
kunnen worden voorgelegd aan de tweede beoordelaar. Probleemstelling en onderzoeksopzet behoeven de goedkeuring van de tweede beoordelaar. De tweede beoordelaar komt voor de tweede keer in beeld aan het eind van het scriptietraject. Uw begeleider beoordeelt of de scriptie in een dusdanig stadium verkeert dat hij kan worden voorgelegd aan de tweede beoordelaar. De tweede beoordelaar geeft vervolgens commentaar op de conceptscriptie. Dit commentaar dient verwerkt te worden in de definitieve scriptie. De begeleider beoordeelt vervolgens of uw scriptie voldoende is en of het commentaar van de tweede beoordelaar adequaat is verwerkt. Wanneer dit het geval is kunt u afstuderen. Hou er rekening mee dat tussen het afronden van de conceptscriptie en het afstuderen zeker twee en vaker wel drie maanden zitten! (beoordeling tweede beoordelaar, verwerking commentaar, definitieve beoordeling begeleider, administratieve procedure afstuderen) Het afstuderen Het afstuderen vindt plaats tijdens een formele zitting van de doctoraal examencommissie. Tijdens deze zitting presenteert de student zijn of haar scriptie (15 minuten) en vindt vervolgens een vraaggesprek plaats tussen de student, begeleider en tweede beoordelaar (30 minuten). De presentatie en het vraaggesprek zijn toegankelijk voor publiek. Na het vraaggesprek stellen de begeleider en de tweede beoordelaar het eindcijfer vast en wordt ten slotte het masterdiploma uitgereikt Het scriptietraject in vogelvlucht: 1 U heeft voldaan aan de startvoorwaarden. 2 U meldt zich aan bij de scriptiecoördinator met een eigen scriptieonderwerp of u sluit zich aan bij één van de door de AOM-
De scriptie en het scriptieseminar van AOM
12
3 4 5
6 7
8
9
10
docenten aangeboden scriptieonderwerpen (op één van de twee jaarlijkse startmomenten). De scriptiecoördinator wijst u -in overleg- toe aan een begeleider. U schrijft een probleemstelling en onderzoeksopzet. Na beoordeling door de begeleider worden probleemstelling en onderzoeksopzet voorgelegd voor een tweede beoordeling. De scriptiecoördinator wijst een tweede beoordelaar aan. Probleemstelling en onderzoeksopzet behoeven de goedkeuring van de tweede beoordelaar. Eventueel commentaar van de tweede beoordelaar dient verwerkt te worden. U verricht uw onderzoek en schrijft een conceptscriptie. Na beoordeling door Uw begeleider wordt de conceptscriptie voorgelegd aan de tweede beoordelaar. Deze geeft commentaar. U verwerkt -in overleg met uw begeleider- het commentaar en schrijft een definitieve versie van de scriptie. Na goedkeuring van de definitieve versie van uw scriptie door uw begeleider kunt u afstuderen. U regelt uw afstuderen en een afstudeerdatum via het Bureau Onderwijs en het Examenbureau.
De scriptie en het scriptieseminar van AOM
13
Hoofdstuk 4: Masterprogramma Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid Filosofie van het masterprogramma GVB Het masterprogramma Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid (GVB) leidt op tot gespecialiseerde sociale wetenschappers die kennis hebben van de moderne, grootstedelijke samenleving met al haar positieve en meer problematische ontwikkelingen. In de hedendaagse samenleving vormen de grote steden steeds meer de motor van de nationale economie en van het culturele leven. Tegelijkertijd zien we juist in de steden de bijverschijnselen van de groeiende sociale ongelijkheid en marginalisering: een hoge mate van economische inactiviteit, de vorming van etnisch homogene achterstandswijken, problemen op het gebied van veiligheid en leefbaarheid, enzovoort. Al die aspecten van de hedendaagse grootstedelijke ontwikkeling komen in het masterprogramma ruimschoots aan de orde. Het masterprogramma is daarnaast sterk gericht op beleidsmatige interventies in de stedelijke ontwikkeling. Het sluit daarmee nadrukkelijk aan bij de zogenaamde ‘Rotterdamse formule’ (in de wandelgangen ook wel ‘sociologie met opgestroopte mouwen’ genoemd) die inzicht in de maatschappelijke realiteit combineert met inzichten over hoe deze realiteit beleidsmatig kan worden beïnvloed. We kijken daarbij niet alleen naar grootstedelijke vraagstukken en beleid in Nederland, maar ook naar vergelijkbare verschijnselen elders in de westerse wereld.
Masterprogramma GVB
14
Tenslotte is in het masterprogramma gekozen voor een reflexieve benadering van stedelijk en sociaal beleid, hetgeen impliceert dat kritisch wordt ingegaan op de complexe driehoeksverhouding van wetenschap, beleid en (stedelijke) samenleving. Doelstellingen De opleiding beoogt kennis, vaardigheden en inzicht bij te brengen op het gebied van de sociologie, zodanig dat a. de afgestudeerde zich kan positioneren als gespecialiseerd socioloog die competent is op het terrein van de moderne stedelijke samenleving; b. de afgestudeerde in aanmerking komt voor een loopbaan als onderzoeker op dit terrein. Eindtermen - Afgestudeerden beschikken over kennis van en inzicht in gangbare theorieën over grootstedelijke vraagstukken en in de (on)mogelijkheden om daarin sturend in te grijpen. - Afgestudeerden hebben kennis over economische, demografische, culturele en politieke ontwikkelingen in steden, het ontstaan van segregatie en sociale ongelijkheid, en het relevante beleid ten aanzien van steden. Afgestudeerden zijn in staat om Nederlandse steden, in het bijzonder Rotterdam, in vergelijkend en historisch perspectief te analyseren. - Studenten leren om met gebruikmaking van theoretische inzichten en kennis van relevante empirische ontwikkelingen op het veld van grootstedelijke vraagstukken zelfstandig problemen te analyseren, adviezen te geven, interventies te plegen en op interventies te reflecteren.
Masterprogramma GVB
15
-
Afgestudeerden zijn in staat zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te doen op het gebied van grootstedelijke ontwikkelingen en beleid. Dit onderzoek is niet alleen methodisch verantwoord, maar ook theoretisch relevant.
Masterprogramma GVB
16
Hoofdstuk 5: Vakkenoverzicht master GVB Hieronder staat een overzicht van de vakken die in het masterprogramma GVB worden aangeboden. Het programma bestaat grofweg uit drie delen: vier inhoudelijke vakken over stedelijke ontwikkelingen en beleid (ieder 7,5 ECTS), een vak over de toepassing van wetenschappelijke kennis en inzichten in de praktijk (7,5 ECTS) en de scriptie (inclusief scriptieseminar) (samen 22,5 ECTS). De gehele studie beslaat 60 ECTS (1 ECTS staat voor 28 ‘studiebelastingsuren’)
Blok 1 Vak ECTS Coördinator Onderwijsvorm
Toetsvorm
Vak ECTS Coördinator Onderwijsvorm
Stad als woonmilieu (FSWS602) 7,5 Dr. E. Snel Hoor- en werkcolleges (het bijwonen van de werkcolleges is verplicht) Gewogen gemiddelde van tentamen en schriftelijke opdrachten. Alleen het tentamen en één van de opdrachten kunnen worden herkanst. Steden in een tijdperk van mondialisering (FSWS601) 7,5 Prof.dr. J.P.L. Burgers Hoor- en werkcolleges (het bijwonen van de werkcolleges is verplicht)
Vakkenoverzicht master GVB
17
Toetsvorm
Gewogen gemiddelde van tentamen en schriftelijke opdrachten. Alleen het tentamen en één van de opdrachten kunnen worden herkanst.
Blok 2 Vak
De verdeelde stad (FSWS604)
ECTS Coördinator
7,5 Prof.dr. G.B.M. Engbersen, dr. Th. Veld Hoor- en werkcolleges (het bijwonen van de werkcolleges is verplicht) Gewogen gemiddelde van tentamen en 3 schriftelijke opdrachten. Alleen het tentamen en één van de opdrachten kunnen worden herkanst Stad en staat (FSWS608)
Onderwijsvorm
Toetsvorm
Vak ECTS Coördinator Onderwijsvorm
Toetsvorm
7,5 Dr. J.L. Uitermark, dr. W. Schinkel Hoor- en werkcolleges (het bijwonen van de werkcolleges is verplicht) Gewogen gemiddelde van een review essay, een interviewopdracht en een afsluitend paper.
Vakkenoverzicht master GVB
18
Blok 3 Vak ECTS Coördinator Onderwijsvorm Toetsvorm
Wetenschap in praktijk (FSWS500) 7,5 Dr. A. Peper Hoorcolleges en werkcolleges Gewogen gemiddelde van Take home tentamen en één of meer individuele schriftelijke opdrachten
Blok 4 Vak ECTS Coördinator Onderwijsvorm Toetsvorm
Scriptie GVB en scriptieseminar (FSWS606) 22,5 Dr. Th. Veld Zelfwerkzaamheid met begeleiding Scriptie
Jaarplanner 2010 – 2011 (wijzigingen voorbehouden, zie voor de actuele data de roosters op SocWeb)
Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4
6 september 2010 – 12 november 2010 15 november 2010 – 4 februari 2011 7 februari 2011 – 15 april 2011 18 april 2011 – 1 juli 2011*
* Let op: Na 1 juli vinden er nog hertentamens plaats.
Vakkenoverzicht master GVB
19
Feestdagen: 25 en 26 dec 2010 (1e en 2e Kerstdag), 1 jan 2011 (Nieuwjaarsdag), 22 april 2011 (Goede vrijdag), 24 en 25 april (1e en 2e Paasdag), 30 april (Koninginnedag), 5 mei (Bevrijdingsdag), 2 juni (Hemelvaartsdag), 12 en 13 juni (1e en 2e Pinksterdag)
Voltijd of deeltijd studeren Uitgangspunt van het masterprogramma GVB is dat studenten 40 uur per week voor hun studie beschikbaar hebben. Het is niet realistisch voor GVBstudenten die hun studie combineren met een betaalde baan of andere verplichtingen de master binnen één jaar te willen afronden. Studenten die minder dan 40 uur per week voor hun studie beschikbaar hebben, adviseren wij dringend om twee jaar voor hun studie uit te trekken. Dit kan als volgt: Jaar 1 Blok 1 Steden in een tijdperk van mondialisering
Jaar 2 Blok 1 Stad als woonmilieu
Blok 2 Verdeelde stad
Blok 3 Wetenschap en praktijk
Blok 2 Stad en staat
Blok 3 Scriptie
Blok 4 Scriptie seminar
Blok 4
Onderwijsvormen Bij alle inhoudelijke GVB-vakken is sprake van verschillende werkvormen: hoorcolleges, werkcolleges, opdrachten die de studenten
Vakkenoverzicht master GVB
20
gedurende het programma moeten maken (papers, presentaties, enz.). Ieder vak wordt afgesloten met een schriftelijk tentamen over de verplichte literatuur en de stof van de hoorcolleges. Daarnaast tellen ook de gemaakte papers en dergelijke mee voor het eindcijfer voor het vak. Elk vak kent een coördinerend docent, die het merendeel van de colleges geeft en de eindverantwoordelijke is voor het vak, en enkele werkcollegedocenten. Voor elk vak wordt een blokboek gemaakt, dat voor het begin van het vak beschikbaar wordt gemaakt (via Socweb). Het blokboek bevat alle relevante informatie over het vak: de data, tijden en locaties van de hoor- en werkcolleges, de te maken opdrachten en de bijhorende deadlines, de beoordelingselementen waarop het eindcijfer wordt gebaseerd, de wijze waarop de herkansing van de cursus is ingericht, enz. De coördinerende docent beslist in onvoorziene situaties en in geval van beroep. Aanwezigheid bij werkcolleges verplicht De aanwezigheid bij werkcolleges is verplicht en wordt gecontroleerd middels een presentielijst. Kan een student vanwege overmacht (bijv. ziekte, familieomstandigheden, enz.) niet aanwezig zijn bij een werkcollege, dan moet hij/zij zich vooraf schriftelijk (e-mail) afmelden bij de coördinerende docent. Bij afwezigheid zonder dat sprake is van overmacht (dit ter beoordeling van de coördinerende docent) kan uitsluiting van het tentamen volgen. (N.B.: vakantie is geen geldige reden om een werkcollege te missen) Bij afwezigheid kan de coördinerend docent een vervangende opdracht geven.
Vakkenoverzicht master GVB
21
Beoordeling van het vak Bij alle GVB-vakken is het eindcijfer opgebouwd uit verschillende elementen: een afsluitend schriftelijk tentamen en/of diverse opdrachten (papers of presentaties). Het eindcijfer van het vak is het gewogen gemiddelde van deze elementen (bijvoorbeeld resp. 50% voor het tentamen en 50% voor alle opdrachten). Hoe zwaar ieder onderdeel in de eindbeoordeling weegt, wordt vooraf aangegeven in het blokboek. Niet alle onderdelen van het eindcijfer kunnen worden herkanst. Bij tentamens is er altijd één herkansing. Daarnaast kan één van de schriftelijke opdrachten worden herkanst (naar keuze van de student). Een schriftelijke opdracht kan alleen worden herkanst wanneer deze bij de eerste gelegenheid is ingeleverd. De overige schriftelijke opdrachten en mondelinge presentaties tijdens werkcolleges kunnen niet worden herkanst. Is het eindcijfer voor een vak ook na herkansing onvoldoende, dan moet de student het hele vak het volgende cursusjaar nogmaals volgen. Behaalde deelcijfers komen aan het einde van het studiejaar te vervallen.
Vakkenoverzicht master GVB
22
Hoofdstuk 6: De scriptie en het scriptieseminar van GVB Het scriptietraject van GVB bestaat uit een scriptieseminar waarin een scriptieopzet wordt ontwikkeld en daaropvolgende begeleiding van het scriptie-onderzoek. Het scriptieseminar heeft tot doel de student intensief voor te bereiden op en te begeleiden bij de start van het scriptietraject. Daartoe worden in werkgroepverband onder begeleiding van een docent onderwerpen en vaardigheden besproken die van belang zijn bij het zelfstandig uitvoeren van het scriptieonderzoek. Ingegaan wordt onder andere op het ontwikkelen van een probleemstelling, gebruik van theorie in het onderzoek, de keuze van de juiste onderzoeksstrategie voor het beantwoorden van de probleemstelling, planning van het onderzoek, enzovoort. Tijdens het scriptieseminar voeren studenten diverse opdrachten uit rond deze onderwerpen. Daarnaast werken studenten tijdens het scriptieseminar aan een opzet van het eigen afstudeeronderzoek. Het individuele werk van studenten wordt in de scriptiegroep besproken. Het scriptieseminar start tweemaal per jaar, namelijk in blok 3 (overdag) en in blok 4 (avond). Studenten die aan het scriptieseminar willen deelnemen, moeten dit vooraf schriftelijk melden (hierover ontvangen zij nader bericht). Bij dit bericht krijgen studenten informatie over aangeboden scriptieonderwerpen, waaraan een groepje van studenten onder begeleiding van de docent die het aanbod doet, zal gaan werken. Onder specifieke voorwaarden (waarover nader wordt bericht) is het ook mogelijk dat studenten binnen een scriptieseminargroep individueel een onderzoeksonderwerp mogen uitwerken. Op basis van hun aanmelding en het
De scriptie en het scriptieseminar van GVB
23
gewenste onderwerp van hun scriptie worden studenten ingedeeld in een scriptiegroep. Een scriptiegroep bestaat uit maximaal zes studenten en wordt begeleid door een vaste docent. Het beoogde eindprodukt van het scriptieseminar is een uitgewerkte en theoretisch onderbouwde opzet voor het eigen afstudeeronderzoek. Pas wanneer deze opzet is goedgekeurd (door zowel de begeleider van het scriptiegroepje als een tweede beoordelende docent), kan de student verder met het uitvoeren van het scriptieonderzoek. Indien gewenst is er in deze laatste fase ook een mogelijkheid om een andere docent als scriptiebegeleider te krijgen (bijv. wanneer die docent meer expertise heeft over het betreffende onderwerp). Dit laatste kan alleen in overleg met de scriptiecoördinator (Dr. Th. Veld). Binnen het curriculum van GVB is veel tijd ingeruimd voor de masterscriptie (22,5 ECTS van de in totaal 60 ECTS). Voor ‘tussenprodukten’ zoals de onderzoeksopzet worden geen aparte cijfers gegeven, wel moet dit werkstuk als voldoende zijn beoordeeld. Na afronding van de scriptie krijgt de student één eindcijfer voor de gehele scriptie.
De scriptie en het scriptieseminar van GVB
24
Hoofdstuk 7: Praktische informatie over de opleiding Sociologie Voorzitter van de capaciteitsgroep Prof. dr.R.J. van der Veen Opleidingsdirecteur van de opleiding Prof. dr. R.J. van der Veen Directeur onderzoek van de opleiding Prof.dr. G.B.M. Engbersen Teneinde een samenhangend beleid te bewerkstelligen, vormen de voorzitter van de capaciteitsgroep, de opleidingsdirecteur en directeur onderzoek binnen een wetenschapsgebied een Bestuursraad. In elke Bestuursraad heeft tevens een studentvertegenwoordiger zitting. Programmaverantwoordelijken Bachelor-1 dr. A.S. Leerkes Bachelor-2
dr. J.L. Uitermark
Bachelor-3
dr. J.L. Uitermark
Masterprogramma Arbeid, Organisatie en Management dr. A. Peper Grootstedelijke Vraagstukken en beleid dr. F.G. Snel Examencommissie Sociologie Voorzitter: Prof. dr. P.A. Dykstra Bestuurlijk secretaris: dr. W. Schinkel Ambtelijk secretaris: mw. I. Ariëns (kamer M7-34; tel: 010 - 408 2553; op donderdag en vrijdag afwezig). E-mail:
[email protected]
Praktische informatie over de opleiding Sociologie
25
Iedere opleiding in het hoger onderwijs kent een Examencommissie. Alle docenten die onderwijs geven binnen de opleiding maken gelet op hun onderwijstaak deel uit van die Examencommissie. Haar taak is het bewaken van het wetenschappelijk niveau van het onderwijs. Dat doet zij onder meer door het stellen van criteria waaraan studenten dienen te voldoen alvorens te mogen doorstromen naar een volgende fase in de opleiding. Maar ook met het geven van bindende studieadviezen (BSA), het beoordelen van vrijstellingsverzoeken en het afnemen van examens bewaakt de Examencommissie de kwaliteit van het onderwijs. Ook het jaarlijks intern bespreken en vaststellen van Onderwijs- en Examenreglementen (OER) betreft die bewaking. Studenten kunnen bij de Examencommissie een verzoek indienen wanneer zij een beroep willen doen op regels uit het Onderwijs- en Examenreglement (OER). Het kan dan bijvoorbeeld gaan om verzoeken voor vrijstelling(en) of individuele aanpassingen op het normale programma. Verzoeken voor vrijstellingen moeten worden ondersteund met schriftelijke informatie (kopieën, geen originelen) over de opleiding/vakken op basis waarvan de vrijstelling wordt gevraagd. Verzoeken moeten altijd schriftelijk worden ingediend in verband met administratieve verwerking. De Examencommissie kan het snelst handelen wanneer per brief één zaak wordt voorgelegd en wanneer naast de zaak zelf zijn vermeld: datum, personalia, studentnummer, post- of huisadres, e-mailadres en telefoonnummer. Opleidingscommissie Sociologie Voorzitter: prof. dr. J.F.A. Braster Secretaris: Mevr. N. Kroon
Praktische informatie over de opleiding Sociologie
26
De Opleidingscommissie is een verplicht orgaan waarin zowel docenten als studenten zitting hebben. Bij de benoeming door en uit de studenten wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de jaarvertegenwoordiging. De zittingstermijn van de leden is één jaar. De commissie dient desgevraagd of uit eigen beweging de decaan en het bestuur van de opleiding van advies over het te voeren beleid inzake onderwijs en onderwijsplanning of inzake externe ontwikkelingen die van belang kunnen zijn voor het onderwijs en onderwijsbeleid van de opleiding. Ook beoordeelt zij de wijze van uitvoeren van het Onderwijs- en Examenreglement (OER). Ten behoeve van de uitvoering van haar taak onderhoudt de commissie contact met daarvoor in aanmerking komende instanties en personen. Zij kan de opleiding en de daartoe behorende secties rechtstreeks om inlichtingen vragen en van advies dienen. Bij haar adviezen kan de Opleidingscommissie onder andere gebruikmaken van de resultaten van onderwijsevaluaties. Faculteitsraad De Faculteitsraad vervult binnen de faculteit de functie van een medezeggenschapsorgaan in relatie tot de decaan. Evenals de Universiteitsraad is de Faculteitsraad in principe paritair samengesteld: de ene helft van de leden is afkomstig uit en gekozen door de studenten en de andere helft van de leden is afkomstig uit en gekozen door het personeel. De Faculteitsraad is eveneens gerechtigd de decaan voorstellen te doen over alle facultaire aangelegenheden en standpunten kenbaar te maken. De Faculteitsraad bespreekt met de decaan regelmatig de algemene gang van zaken binnen de faculteit. Op een aantal punten heeft de Faculteitsraad het recht vooraf instemming te geven
Praktische informatie over de opleiding Sociologie
27
of te onthouden. Voorbeelden hiervan zijn het faculteitsreglement en de onderwijsen examenreglementen. De volgende personen zijn voor de periode 1 september 2010 tot 1 september 2011 in de raad van de FSW gekozen: Personeel mw. A.G. Dalm dr. P.H.J. Achterberg mw.dr. D.A.J.A. Derks mw. dr. B. Mayer dr. A. van der Sluis dr. P.K. Marks
Studenten mw. J.G. van Reenen N.C.M. Verkaik M. Zarouali A.V. Kirchyunger B.A.S. Paauwe mw. L. van der Veer
Bureau Onderwijs Bestuurskunde/Sociologie Het Bureau Onderwijs is verantwoordelijk voor het opstellen van de onderwijsroosters, het verstrekken van informatie over en aangaande het onderwijs van de beide opleidingen, het verlenen van uiteenlopende diensten ten behoeve van de opzet, uitvoering en voortgang van het onderwijs en het evalueren van het onderwijs. Daarnaast is het Bureau belast met het verstrekken van studieadviezen aan studenten van de opleidingen Bestuurskunde en Sociologie. De balie (M7-29) is elke werkdag geopend van 10.00 - 14.00 uur. Telefonisch is de balie bereikbaar via 010-408 2127 of 010-408 2094. Vragen kunnen ook gemaild worden naar
[email protected]. Naam
Functie
drs. Wilco te Winkel drs. Eleni Koulouki
Hoofd Bureau Onderwijs Teamleider Bureau Onderwijs
Praktische informatie over de opleiding Sociologie
Kamer
Telefoon
M7-25
408 8541
M7-25
408 2944
28
Ingvild Ariëns
drs. Judith van der Berg
drs. Ilja Fase Irèn Galama Tjitra Ganesh Conny Gunning
Marjo Hessels
Suzanne Overbeeke drs. Nicolet Sahetapy
Medewerker Bureau Onderwijs, Ambtelijk secretaris Examencommissie Sociologie Studieadviseur Bestuurskunde (bachelor- en schakelstudenten) Studieadviseur Sociologie (bacheloren schakelstudenten) Medewerker Bureau Onderwijs Medewerker Bureau Onderwijs Medewerker Bureau Onderwijs & DigiDesk Medewerker Bureau Onderwijs, Ambtelijk secretaris Examencommissie Bestuurskunde Medewerker Bureau Onderwijs Studieadviseur Bestuurskunde en Sociologie (masterstudenten)
M7-34
408 2553
M7-23
408 2080
M7-27
408 2422
M7-29
408 2094
M7-29
408 2127
M7-28
408 1546
M7-28
408 2047
M7-34
408 2346
M7-21
408 1454
Studie-advisering Alle studenten kunnen een beroep doen op de studieadviseur voor informatie, hulp of advies. Hierbij kan het gaan om zaken als studiebegeleiding en studieplanning, keuzemogelijkheden in de studie, studieproblemen, allerlei regelingen, inschrijvingsduur of -status en studieonderbreking. Ook voor meer
Praktische informatie over de opleiding Sociologie
29
persoonlijke vragen kan je bij hen terecht. De studieadviseurs adviseren onafhankelijk van de docenten en het management. Zij gaan uit van de belangen van de individuele studenten en de factoren in het onderwijs of in hun persoonlijke situatie die hun functioneren bepalen. Studenten kunnen er van uitgaan dat wat zij vertrouwelijk met de studieadviseur bespreken niet ter kennis komt van anderen. SocWeb, de leeromgeving van de opleiding Sociologie SocWeb is de electronische leeromgeving van de opleiding Sociologie en te bereiken via soc.eur.nl. Op de leeromgeving vindt u allerlei informatie omtrent de studie, de vakken, de faciliteiten en de medewerkers van de opleiding Sociologie. Een aantal richtlijnen voor het gebruik van SocWeb: - Meld u altijd aan bij de cursus van het vak dat u volgt. Dan heeft u de beschikking over alle relevante informatie zoals het blokboek, mededelingen en vaak ook de literatuur. SocWeb wordt ook gebruikt door docenten om per E-mail mededelingen en andere informatie naar aangemelde studenten te sturen. Aanmelding is dus cruciaal! - Daarnaast dient u zich aan te melden op de algemene cursus voor het masterprogramma AOM of GVB. Bij deze cursus vindt u algemene (niet vakgerelateerde) informatie over AOM en GVB en informatie over de scriptie. Ook kunnen via dit Channel per E-mail mededelingen naar studenten worden gestuurd. Overige Channels die nuttig zijn: SOC Bureau Onderwijs, SOC Examencommissie, SOC studieadviseur. - De online verstuurde berichten worden in principe gestuurd naar het E-mailadres dat alle studenten van de EUR krijgen toegewezen. Als u in de praktijk een ander E-mailadres gebruikt, zorg er dan voor dat uw mail wordt doorgestuurd naar het
Praktische informatie over de opleiding Sociologie
30
-
adres dat u wel gebruikt. U kunt dit instellen op www.erna.nl (onder ‘e-mail forward’). Voor vragen over het masterprogramma kunt u terecht bij de debetreffende coördinator
Verplichte literatuur Het kan zijn dat bij een vak of practicum verplicht aan te schaffen boeken worden voorgeschreven. Deze boeken kunnen over het algemeen worden aangeschaft bij boekhandel Donner, te vinden in de winkelstraat van campus Woudestein, of via de Sociale Faculteitsvereniging Cedo Nulli (dan krijg u tot 10% korting!). PC-landschap Het PC-Landschap van de Faculteit Sociale Wetenschappen is gelegen in het T-gebouw van de Erasmus Universiteit (T4-95) en wordt beheerd door het SSC-ICT. Het PC-Landschap bestaat uit een grote zaal en een kleinere zaal. Er zijn 163 PC’s beschikbaar In het PC-landschap, hierop is de nieuwste software geïnstalleerd. De zalen zijn in het algemeen geopend van maandag tot en met vrijdag van 09.00 uur tot 21.30 uur. Elke werkdag is er bij het PC-Landschap een studentassistent aanwezig. De student-assistent is het aanspreekpunt voor studenten en docenten en lost ook eventuele problemen op. Er kan dan ook tegen betaling (alleen chippen) geprint, gescand en een CD gebrand worden. In alle PC-zalen wordt met camera’s gewaakt over onze en jullie eigendommen. Naast de werkplekken beschikt de FSW over een POSTMUUR (Mailwall). Dit zijn 10 PC’s op stahoogte waarop het alleen mogelijk is om mail te checken of even snel iets op het Internet op te zoeken. Deze PC’s blijven tijdens instructies beschikbaar voor de overige studenten van de FSW, met de beperking dat
Praktische informatie over de opleiding Sociologie
31
men niet langer dan 15 minuten een dergelijke PC bezet houdt. We kennen in de PC-zalen een aantal regels die er voor zorgen dat de sfeer er werkbaar blijft voor iedereen: alleen FSW-studenten hebben toegang tot het systeem; het is niet toegestaan in de PC-zalen te roken, te eten en/of te drinken; dit ter bescherming van de apparatuur; het is in de PC-zalen niet toegestaan te telefoneren. De PC-zalen zijn in de eerste plaats onderwijsruimtes. Als zij niet zijn gereserveerd voor onderwijsinstructies hebben alle FSW-studenten vrije toegang. Studenten Helpdesk Om FSW-studenten met ICT-problemen vlot kunnen helpen, is er bij de ICT-voorzieningen in het Tgebouw een Studenten Helpdesk ingericht. Deze is te vinden in het T-gebouw op verdieping 4 bij de PCzalen van de FSW (T4-95 en 95a). De Studenten Helpdesk richt zich vooral op ERNA-problemen en problemen m.b.t. de Digitale Leeromgeving van FSW (o.a. SIN-online en Osiris). Daarnaast biedt de Helpdesk ook printer- en computersupport in het PClandschap. Openingstijden Studenten Helpdesk (
[email protected]): Maandag t/m vrijdag van 09.00-12.30 en van 13.0021.30 uur. Als u vragen voor de Studenten Helpdesk heeft, zorg dan dat u óf uw bewijs van inschrijving aan de EUR bij u heeft, óf uw studentenkaart.
Praktische informatie over de opleiding Sociologie
32
Studievereniging Cedo Nulli “Ik wijk voor niets of niemand.” Dat was de lijfspreuk van de grootste humanist uit zijn tijd: Desiderius Erasmus. “Cedo Nulli” is sinds 1979 de naam van de faculteitsvereniging voor FSW-studenten aan de EUR. S.F.V. Cedo Nulli handelt in het belang van bestuurskundigen, sociologen en psychologen in spe, en biedt aanvullende activiteiten en faciliteiten, variërend van verplichte literatuur tegen een gereduceerde kostprijs – 10% korting – tot intrigerende symposia en grensverleggende studiereizen. Ook is de vereniging sterk actief in de medezeggenschap aan de FSW. Tevens kent de vereniging diverse samenwerkingsverbanden met andere verenigingen zoals het nationale LOB (het Landelijk Overlegorgaan Bestuurskundeverenigingen). Zo levert Cedo Nulli onder meer een bijdrage aan de totstandkoming van het Landelijk Congres der Bestuurskunde. Daarnaast werkt Cedo Nulli samen met andere psychologieverenigingen via het LOPsy en andere sociologenverenigingen via het LOS. Ook wordt er aandacht besteed aan oriëntering op de arbeidsmarkt middels bedrijvenborrels, workshops en andere arbeidsmarktgerelateerde activiteiten door leden. SFV Cedo Nulli is een vereniging voor en door leden; de vereniging bevordert de onderlinge integratie. Naast het bestuur zijn er de diverse commissies, waarin leden actief een bijdrage leveren en in staat zijn opgedane kennis in de praktijk toe te passen. Zo richt de Eerstejaarscommissie zich op alle eerstejaars studenten en zorgt de Feestcommissie ieder jaar voor onvergetelijke feesten. De Reiscommissie organiseert elk jaar een grandioze studiereis. En de Bestuurskunde-, Sociologieen Psychologiecommissies organiseren speciaal activiteiten voor de desbetreffende studies.
Praktische informatie over de opleiding Sociologie
33
Deze commissies zijn even interessant als onmisbaar; zij verrijken niet enkel de vereniging maar ook de vaardigheden van de commissieleden zelf. Bovendien: deelname is leuk!
Praktische informatie over de opleiding Sociologie
34
Hoofdstuk 8: Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding Sociologie Inleiding De OER en de regels en richtlijnen De onderwijs- en examenregeling(OER) geeft de formele regelingen omtrent de inrichting van de masterstudie. De OER wordt vastgesteld door de decaan van de Faculteit Sociale Wetenschappen. Daarnaast gelden voor de dagelijkse gang van zaken bij examens en tentamens de Regels en Richtlijnen van de Examencommissie Sociologie. Hierin vindt men de meer praktische zaken zoals inschrijven voor tentamens, eventueel te laat komen bij schriftelijke tentamens, het gebruik van mobiele telefoons bij schriftelijke examens, tot en met inzage en/of nabespreking van tentamens, etc. De regels en richtlijnen zijn te verkrijgen bij het bureau onderwijs van de faculteit. De Examencommissie Sociologie In de diverse regelingen is veelvuldig sprake van de Examencommissie Sociologie. Deze wordt gevormd door alle docenten van de Sociale Faculteit die betrokken zijn bij het onderwijs van de opleiding. De Examencommissie Sociologie kent een dagelijks bestuur die de dagelijkse gang van zaken behartigt. De voorzitter van de Examencommissie Sociologie is gemandateerd voor diverse belangrijke handelingen, in het bijzonder voor het verlenen van vrijstellingen en het beoordelen van, resp. het opleggen van sancties bij, eventuele fraude. Het verdient aanbeveling dat studenten die menen dat zij een probleem hebben dat aandacht van de
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
35
Examencommissie Sociologie behoeft, in een vroeg stadium contact opnemen met Ingvild Ariëns van het Bureau Onderwijs. Het dagelijks bestuur van de Examencommissie Sociologie van de opleiding Sociologie bestaat uit: voorzitter: prof. dr. P.A. Dykstra secretaris: dr. W. Schinkel ambtelijk secretaris: I. Ariëns, Bureau Onderwijs BSK / SOC Alle correspondentie naar: Examencommissie Sociologie Tav Mw I. Ariëns (M7-34) Erasmus Universiteit Rotterdam Faculteit Sociale Wetenschappen Postbus 1738 3000 DR Rotterdam Het masterexamen Studenten die de masteropleiding hebben afgerond, krijgen bericht van de Examencommissie Sociologie over de uitreiking van het bij die opleiding behorende masterdiploma. De uitreiking ervan vindt plaats in een openbare zitting van de Examencommissie Sociologie. De aanmeldingstermijn voor het examen bedraagt vier weken. Diegenen die willen afstuderen in september/oktober moeten rekening houden met de voorafgaande vakantieperiode. Maak daarom goede afspraken over onder andere inlevertermijnen met de begeleidende docent. Deze weet dan welke masterscripties wanneer mogen worden verwacht. Indien de masterstudie wordt afgerond vóór 1 september (d.i. alle cijfers zijn bekend bij de Examen Administratie van de Opleiding Sociologie) kan inschrijving voor het nieuwe studiejaar achterwege blijven. Het eventuele recht op studiefinanciering vervalt dan per 1 september. Het schrijven van de
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
36
scriptie wordt echter gezien als een praktische oefening waarbij gebruik wordt gemaakt van onderwijsvoorzieningen. Daarom is gedurende het schrijven van een scriptie tot en met het moment waarop de beoordeling plaatsvindt, inschrijving als student vereist. Inschrijving als extraneus is in dit geval niet toegestaan. Fraude De Examencommissie Sociologie wordt in toenemende mate geconfronteerd met fraude. Een docent die fraude op het spoor komt, dient dit te melden bij de Examencommissie Sociologie. De docent dient daarbij zijn/haar advies over de vermeende fraude aan de Examencommissie Sociologie te geven. De Examencommissie Sociologie stelt vast of er sprake is van fraude en kan een sanctie opleggen aan de student. De student kan door de uitsluiting van het tentamen ernstige studievertraging oplopen. Studenten wordt aangeraden uitgebreid kennis te nemen van het hieromtrent gestelde in de onderwijsen examenregeling, de regels en richtlijnen en de speciale brochure over fraude en plagiaat. (zie tevens: http://www.eur.nl/eur/corporate_publicaties/fraude_en _plagiaat/).
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
37
Paragraaf 1 – Algemeen Artikel 1.1 - Toepassingsgebied van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de Masteropleiding Sociologie, verder te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Sociale Wetenschappen, verder te noemen: de faculteit. Artikel 1.2 - Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Stb. 1992, 593); student: hij/zij die is ingeschreven aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en derhalve de rechten geniet, als bedoeld in artikel 7.34 van de wet; met een examen, hierna te noemen: bachelorexamen; propedeutische fase: het eerste jaar van de bacheloropleiding; wordt afgesloten met een examen, hierna te noemen: masterexamen; onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet; tentamen: de toetsing van de kennis, het inzicht en/of de vaardigheid van de student met betrekking tot een bepaald onderdeel van het examen van de opleiding. Een tentamen kan bestaan uit meerdere tentamenvormen, waaronder een practicum. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: het maken van een scriptie, het maken van een werkstuk of paper, het uitvoeren van een onderzoekopdracht, het deelnemen aan veldwerk of een excursie, het doorlopen van een stage,
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
38
of het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden; keuzevak: een onderdeel, dat aan een universiteit wordt verzorgd door een docent die over een examenbevoegdheid voor dat vak beschikt; studiepunt: de eenheid waarin de studielast van een onderdeel uit het programma wordt uitgedrukt. Een studiejaar omvat 60 ECTS (European Credit Transfer System); 1 ECTS is gelijk aan 28 uur studiebelasting. In bijlage 2 staan de normen voor het vaststellen van de studielast vermeld. schakelprogramma: het door de opleiding verzorgde programma dat studenten die naar het oordeel van de Examencommissie Sociologie over een onvoldoende vooropleiding beschikken, voorbereidt op het Bewijs van Toelating voor de masteropleiding; Bewijs van Toelating: het bewijs, dat studenten ontvangen die zich via een afgerond schakelprogramma hebben gekwalificeerd voor toelating tot de masteropleiding of die dat schakelprogramma of de voorlopende bacheloropleiding nog niet hebben afgerond, maar die wel voldoen aan de in de onderwijs- en examenregeling geformuleerde voorwaarden. Artikel 1.3 - Doel van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd kennis, vaardigheden en inzicht bij te brengen op het gebied van de sociologie, zodanig dat: a. de afgestudeerde zich kan positioneren als gespecialiseerd socioloog die competent is op het terrein van arbeid, organisatie en management, danwel op het terrein van de moderne stedelijke samenleving; b. de afgestudeerde in aanmerking komt voor een loopbaan als onderzoeker op bovenvermelde wetenschapsterreinen.
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
39
Deze doelstellingen zijn als volgt gespecificeerd in eindtermen:
Afgestudeerden beschikken over kennis van en inzicht in gangbare theorieën over arbeid, organisatie en management resp. over grootstedelijke vraagstukken en in de (on)mogelijkheden om daarin sturend in te grijpen. Daarnaast hebben zij kennis genomen van en kunnen zij deelnemen aan actuele maatschappelijke en wetenschappelijke discussies rond relevante thema’s met betrekking tot de onderwerpen van beide masterprogramma’s. Na het doorlopen van één van beide programma’s hebben studenten kennis over een aantal relevante empirische domeinen. Bij de masterdifferentiatie Arbeid, Organisatie en Management (AOM) gaat het meer specifiek om zaken als arbeidsorganisatie, verdeling van de arbeid, management van arbeidsorganisaties, organisaties in het publieke domein, arbeidsverhoudingen en arbeidsmarkt en de combinatie van arbeid en zorg. Bij de differentiatie Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid (GVB) gaat het om onderwerpen als economische, demografische, culturele en politieke ontwikkelingen in steden, het ontstaan van segregatie en sociale ongelijkheid, en het relevante beleid ten aanzien van steden. Verder zijn afgestudeerden in staat om Nederlandse steden, in het bijzonder Rotterdam, in vergelijkend en historisch perspectief te analyseren Studenten leren om met gebruikmaking van theoretische inzichten en kennis van relevante empirische ontwikkelingen op het gekozen themaveld (hetzij arbeid, organisatie
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
40
en management, hetzij grootstedelijke vraagstukken) zelfstandig problemen te analyseren, adviezen te geven, interventies te plegen en op interventies te reflecteren. Afgestudeerden zijn in staat zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te doen op één van beide terreinen. Deze onderzoekskwalificatie omvat al datgene wat nodig is om onderzoek af te leveren van een dusdanige kwaliteit dat het in principe geschikt is voor presentatie aan het wetenschappelijk forum.1 Men moet in staat zijn tot het realiseren van onderzoek dat niet alleen methodisch verantwoord is, maar ook theoretisch relevant.
Artikel 1.4 - Voltijds/deeltijds De opleiding kan zowel in voltijd als in deeltijd worden gevolgd. De cursusduur van de voltijdse masteropleiding na een afgeronde bachelorstudie is 1 jaar of 60 ECTS. Artikel 1.5 - Het examen van de opleiding De masteropleiding wordt afgesloten met het masterexamen. Indien de tentamens die onderdeel uitmaken van het masterexamen met goed gevolg zijn afgelegd, is het examen voltooid. Aan het succesvol afleggen van het masterexamen is de graad verbonden van Master of Science in Sociologie (MSc).
1
In de Richtlijnen voor de scriptie wordt het eindniveau als volgt omschreven: “Het eindproduct voldoet aan professionele maatstaven die voor academici gelden. De goede scriptie zou na bewerking en inkorting geschikt zijn voor publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift.”
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
41
Artikel 1.6 - Examens en tentamens 1. Het masterexamen wordt afgelegd in de vorm van tentamens. 2. Elk tentamen omvat een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 3. De tentamens die deel uitmaken van het masterexamen omvatten een studielast van tenminste 60 ECTS. 4. Indien voor alle tentamens die onderdeel uitmaken van het masterexamen een voldoende resultaat is behaald (5,5 of hoger), is het examen afgelegd. Paragraaf 2 - Masteropleiding Artikel 2.1 – Samenstelling masteropleiding 1. De onderdelen van het onderwijsprogramma die deel uitmaken van de masteropleiding worden door de decaan van de faculteit vastgesteld (zie bijlagen 1 en 2). 2. De opleiding wordt afgesloten met een master thesis (scriptie). 3. De student kan de in de bijlagen afzonderlijk aangegeven onderdelen onder goedkeuring van de Examencommissie Sociologie vervangen door één of meer andere onderdelen, mits de studielast voor de gehele opleiding daardoor niet minder dan 60 ECTS gaat bedragen. Een gemotiveerd verzoek voor een ten opzichte van de in de bijlagen vermelde samenstelling afwijkende samenstelling van de masteropleiding moet voor aanvang van het studiejaar schriftelijk aangevraagd worden bij de Examencommissie Sociologie. 4. Van de bij lid 3 bedoelde vervanging kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de student één
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
42
of meer onderdelen volgt aan een andere binnenlandse of buitenlandse universiteit. 5. De master thesis is in beginsel openbaar. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan de Examencommissie Sociologie toestemming verlenen een master thesis niet openbaar te maken. Artikel 2.2 Practica en tentamenonderdelen in de masteropleiding 1. Een aantal onderdelen van het masterprogramma kan, naast het onderwijs in de vorm van hoor- en werkcolleges, een practicum omvatten. 2. Daar waar een onderdeel uit tentamenonderdelen en/of practica bestaat, wordt het eindcijfer pas bepaald en doorgegeven aan de Sectie Examens als aan alle deelverplichtingen is voldaan. 3. Het volgen van een stage is alleen mogelijk binnen het kader van de master thesis. Hier zijn geen ECTS aan verbonden. Het is niet mogelijk een vak in te wisselen voor een stage. 4. Per vak wordt bepaald of deelcijfers naar het volgend academisch jaar kunnen worden meegenomen of niet. 5. De elementen waaruit de herkansing van het tentamen bestaat kunnen afwijken van de elementen waaruit het tentamen bij de eerste gelegenheid aan het eind van de blokperiode bestond. 6. Onderdelen van het masterprogramma die in het Engels worden verzorgd, worden ook in het Engels getentamineerd (vraag en antwoord in het Engels). Paragraaf 3. – Vooropleiding en toelating Artikel 3.1 – Toelatingsvoorwaarden
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
43
Conform de instroomregeling Masterprogramma’s (bijlage II) worden tot de masteropleiding toegelaten alle studenten die in het bezit zijn van: 1. Een bachelordiploma Sociologie 2. Een volledig afgerond Schakelprogramma Sociologie. 3. Een door de Examencommissie Sociologie verstrekt Bewijs van Toelating in het geval niet aan de voorwaarden onder 1. of 2. genoemd is voldaan (zie art. 4.1). Paragraaf 4 - Afleggen van tentamens Artikel 4.1 – Deelname aan tentamens 1. Er kan niet worden deelgenomen aan examenonderdelen van het masterprogramma zonder een Bewijs van Toelating, een afgerond Schakelprogramma Sociologie of een afgeronde Bacheloropleiding Sociologie. Tentamenresultaten (van schriftelijke en mondelinge tentamens, opdrachten, practica, papers en master thesis) behaald door studenten zonder Bewijs van Toelating, worden ongeldig verklaard. 2. De Examencommissie Sociologie stelt voorwaarden aan het Bewijs van Toelating. Dat bewijs wordt slechts eenmalig verstrekt en is gedurende drie jaren geldig. 3. Een Bewijs van Toelating wordt in beginsel verstrekt indien de bachelorstudent: bachelor-1 en bachelor-2 heeft afgerond en minimaal 45 ECTS uit het bachelor-3 programma zijn behaald en het Sociologisch Werkstuk met een voldoende is afgerond. 4. Een Bewijs van Toelating wordt tevens verstrekt indien de student 48 ECTS binnen het avondschakelprogramma heeft behaald of wanneer de student 45 ECTS binnen het
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
44
dagschakelprogramma heeft behaald. Voor beide programma’s geldt: de vakken Leeronderzoek dienen te zijn afgerond. 5. In het geval van instroom via een andere WO- of HBO-bachelor of WO-master dan een Bacheloropleiding Sociologie kan de Examencommissie Sociologie aanvullende eisen stellen, alvorens de student toe te laten tot de masteropleiding. Die aanvullende eisen hebben veelal de vorm van het geheel volgen van een schakelprogramma. 6. Voordat de student kan beginnen aan de afsluitende master-thesis moet de student minimaal het Bachelorexamen Sociologie hebben behaald dan wel de volledige schakelopleiding hebben afgerond. Mits de student aan de voorwaarden van Toelating tot de Master voldoet, mag hij/zij deelnemen aan het scriptieseminar. Indien de student nog niet alle reguliere vakken voorafgaand aan de master thesis heeft behaald, heeft hij/zij nog geen recht op individuele begeleiding van de master thesis. Artikel 4.2 - Tijdvakken en frequentie tentamens 1. De in artikel 1.6 bedoelde examenonderdelen en de (deel)tentamens kunnen tweemaal per studiejaar worden afgelegd. De eerste gelegenheid tot het afleggen van het tentamen volgt na het afsluiten van de onderwijsperiode (blok) waarin het vak is gedoceerd. 2. De tweede gelegenheid volgt in principe na het blok volgend op het hierboven genoemde blok. 3. De Examencommissie Sociologie kan in bijzondere gevallen toestemming verlenen tot extra gelegenheden tot het afleggen van examenonderdelen en/of (deel)tentamens. Artikel 4.3 - Vorm van de tentamens
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
45
1. De tentamens van de onderdelen of vakken, genoemd in artikel 1.6 worden schriftelijk of mondeling afgelegd. Onder een schriftelijke toetsing wordt mede verstaan een schriftelijk werkstuk of paper. Een actuele opgave van de tentamenwijze wordt opgenomen in de studiegids. 2. De in het eerste lid vernoemde gegevens hebben een bindend karakter. 3. Op verzoek van de student kan de Examencommissie Sociologie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd 4. Aan gehandicapte studenten wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie Sociologie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 4.4 - Studiebelasting van tentamens De Examencommissie Sociologie ziet er op toe dat de studiebelasting verbonden aan het voorbereiden en afleggen van tentamens in overeenstemming is met het aantal studiepunten dat verbonden is aan het tentamen. Artikel 4.5 - Mondelinge tentamens In geval van mondelinge tentamens wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examinator – al dan niet op verzoek van een of meer studenten - anders heeft beslist. Mondelinge tentamens worden op een band opgenomen danwel er is een tweede beoordelaar bij het tentamen aanwezig. De Examencommissie kan op voorstel van de examinator of op verzoek van studenten anders bepalen. Paragraaf 5 - Tentamenuitslag
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
46
Artikel 5.1 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. 2. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen of een schriftelijk werkstuk vast binnen vijftien werkdagen na de dag waarop het is afgelegd c.q. is ingeleverd en verschaft het Bureau Onderwijs en Examen Administratie van de universiteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk bewijsstuk omtrent de uitslag aan de studenten en ten behoeve van de studievoortgangscontrole. 3. De examinator stelt de student, behoudens tijdens vakantieperiodes, uiterlijk 3 weken na inlevering van diens master thesis op de hoogte van de voorlopige beoordeling van de master thesis. 4. Ten aanzien van een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de Examencommissie Sociologie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. 5. Op de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, alsmede de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. 6. Tentamenresultaten worden afgerond op een tiende punt. Artikel 5.2 - Geldigheidsduur 1. Deelcijfers komen aan het einde van het academisch jaar te vervallen en kunnen dus niet worden meegenomen naar het volgende jaar.
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
47
2. De geldigheidsduur van eindcijfers van met goed gevolg afgelegde tentamens bedraagt vijf jaar. 3. Aan onderdelen waarvoor al studiepunten zijn toegekend, worden voor de tweede maal geen studiepunten meer toegekend. 4. Bij het administreren van de gegevens betreffende de studievoortgang van de student wordt de datum waarop een onderdeel wordt afgerond, genomen als datum waarop de studiepunten zijn verkregen. Bij het afsluiten van een onderdeel door een schriftelijk werkstuk geldt de datum waarop de beoordeling is vastgelegd als datum waarop de studiepunten zijn verkregen. Artikel 5.3 – Inzagerecht en beroep 1. Gedurende dertig dagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn/haar verzoek via de docent inzage in zijn/haar beoordeeld werk. 2. De examinator kan bepalen dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en vast tijdstip. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. 3. Een student die bezwaren heeft tegen een beslissing van een examinator of tegen een beslissing van de Examencommissie Sociologie kan beroep instellen bij het College van Beroep voor de Examens, ter attentie van de secretaris van dat college. Dit beroep wordt ingesteld door de direct belanghebbende. Het beroep dient schriftelijk te worden ingesteld binnen vier weken nadat de aangevochten beslissing is meegedeeld of een voor beroep vatbaar verzoek wordt geacht te zijn geweigerd.
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
48
Paragraaf 6 - Vrijstelling Artikel 6.1 - Vrijstelling van tentamens 1. De Examencommissie Sociologie kan op verzoek van de student, na advies van de desbetreffende examinator en overeenkomstig de daarbij in de studiegids te stellen regels, vrijstelling verlenen van een tentamen van een in artikel 2.1 genoemd onderdeel, indien de student met betrekking tot het desbetreffende onderdeel een tentamen van een qua inhoud en studielast overeenkomstig onderdeel van een andere universitaire opleiding in Nederland of daarbuiten. Een daartoe strekkend verzoek dient uiterlijk zes weken voor aanvang van de activiteit waarop het examenonderdeel betrekking heeft bij de Examencommissie Sociologie te worden ingediend. 2. Vrijstellingen geven recht op het bij het tentamen(-onderdeel) verbonden studiepunten. Vrijstellingen worden in de regel niet meegeteld bij de bepaling van de studievoortgang. De Examencommissie Sociologie kan echter, in voorkomende gevallen, anders bepalen, mits de vrijstelling betrekking heeft op het lopende studiejaar. 3. De Examencommissie Sociologie kan op verzoek van de student toestemming verlenen een beperkt, door de Examencommissie Sociologie te bepalen, aantal examenonderdelen te vervangen door examenonderdelen afgelegd aan een andere universiteit in binnen- en/of buitenland. In dat geval bepaalt de Examencommissie Sociologie tevoren op welke wijze de omvang en het judicium van een elders afgelegd examenonderdeel zal worden gehonoreerd. 4. Een afwijzende beschikking van de Examencommissie Sociologie wordt met redenen
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
49
omkleed en is vatbaar voor beroep zoals in artikel 4.3, lid 4 omschreven. 5. Een vrijstelling wordt in de examen- en tentamenadministratie als zodanig vermeld. Aan een vrijstelling is geen cijfer verbonden, noch kan een vrijstelling van een tentamenonderdeel worden betrokken bij de cijferbepaling van dat tentamen. 6. De Examencommissie Sociologie beslist op een verzoek tot vrijstelling binnen dertig dagen na ontvangst van het verzoek. Paragraaf 7 - Examens Artikel 7.1 - Tijdvakken en frequentie examens 1. De opleiding organiseert maandelijks (met uitzondering van de maanden juli en augustus) een masterexamen. In een openbare zitting van de Examencommissie Sociologie vindt uitreiking van het bij het masterexamen behorende diploma plaats. 2. De student kan deelnemen aan het masterexamen indien alle examenonderdelen van het master programma, inclusief de masterscriptie, met succes zijn afgerond. 3. De student dient zich uiterlijk vier weken voor het masterexamen aan te melden bij het Bureau Onderwijs voor deelname aan het examen. Op dat tijdstip dient aan alle vereisten te zijn voldaan. Artikel 7.2 - Uitslag examen De Examencommissie Sociologie stelt de uitslag van het examen vast, zodra er voldoende bewijzen voorhanden zijn van door de student behaalde tentamens. Bij het bepalen van de uitslag wordt tevens het judicium waarmee de examinandus is afgestudeerd vastgesteld.
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
50
Artikel 7.3 Judicium 1. De opleiding kent alleen het judicium 'met lof' / 'cum laude' / 'excellent'. Als judicium geldt het afgeronde, gewogen gemiddelde van de eerder vastgestelde cijfers voor de verschillende binnen de masteropleiding afgelegde onderdelen. Bij 0,01 t/m 0,49 vindt afronding naar beneden plaats, bij 0,50 t/m 0,99 vindt afronding naar boven plaats. Hierbij wordt het gewicht van een eerder vastgesteld cijfer bepaald door het aantal studiepunten van dit vak. 2. Het judicium wordt bepaald op basis van de aan de Erasmus Universiteit Rotterdam of aan een andere Nederlandse universiteit behaalde cijfers. In het geval een omzetting van in het buitenland behaalde ‘letter grades’ van positieve invloed lijkt te zijn op de bepaling van het judicium voor het masterexamen, wordt door de Examencommissie Sociologie het advies ingewonnen van de directeur Internationaal Programma. 3. Het judicium wordt bepaald op basis van de aan de Erasmus Universiteit Rotterdam of aan een andere Nederlandse universiteit behaalde cijfers. 4. Met betrekking tot het masterexamen wordt het judicium 'met lof' / 'cum laude' / 'excellent' alleen toegekend indien: b. er geen vrijstelling is verleend voor de scriptie; c. het percentage vrijstellingen in de masteropleiding niet hoger is dan 15; d. het gemiddelde van de behaalde resultaten 8,0 of hoger bedraagt; e. geen cijfers lager dan een 7,0 gehaald zijn. Paragraaf 8 Studiebegeleiding Artikel 8.1 - studievoortgang en studiebegeleiding 1. De decaan draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten, dat ten minste
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
51
één keer per half jaar aan elke student een overzicht kan worden verschaft van de door hem/haar behaalde resultaten, in relatie tot het onderwijs- en examenprogramma van de opleiding. 2. De decaan draagt zorg voor studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding. Paragraaf 9 Rekenregels studievoortgang en studiefinanciering Artikel 9.1 rekenregels vaststelling studievoortgang Ten behoeve van de jaarlijkse vaststelling van de studievoortgang door het College van Bestuur in het kader van de studiefinanciering worden de volgende rekenregels gehanteerd voor de toekenning van studiepunten aan behaalde studieresultaten: 1. Studiepunten worden toegekend voor onderwijseenheden die met een voldoende resultaat worden afgesloten. Toekenning vindt plaats voor het studiejaar waarin het voldoende resultaat behaald is; 2. Toekenning van studiepunten vindt plaats op het niveau van het examenonderdeel (vakniveau) waarvoor in de studiegids afzonderlijk studiepunten staan vermeld. De examenonderdelen zijn vastgesteld conform art. 2 van deze regeling; 3. Indien een eerder behaald voldoende resultaat vervalt, dan wel niet meer kan worden ingebracht in een af te leggen examen, heeft dat geen invloed op de (eerdere) toekenning van studiepunten voor de desbetreffende onderwijseenheid. Eenmaal toegekende
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
52
studiepunten blijven voor de toepassing van dit artikel van kracht. 4. Voor onderwijseenheden waarvoor eerder studiepunten zijn toegekend, kunnen niet voor een tweede keer studiepunten worden toegekend, ook al behaalt de student (opnieuw) een voldoende resultaat. Alleen tentamens waarvoor een onvoldoende resultaat is behaald, kunnen worden geredresseerd. In de regel worden voor de vaststelling van de studievoortgang geen studiepunten toegekend voor door de Examencommissie Sociologie verleende vrijstellingen als bedoeld in art. 5 van deze regeling. 5. Studenten die met goedkeuring van de Examencommissie Sociologie eenheden van andere opleidingen volgen als onderdeel van het masterexamen van de opleiding, krijgen daarvoor een door de Examencommissie Sociologie vast te stellen aantal studiepunten toegekend in het studiejaar waarin zij deze onderdelen met een voldoende resultaat afsluiten. De in dit artikel vermelde rekenregels zijn daarbij van overeenkomstige toepassing. Paragraaf 10 Keuzevakken Artikel 10.1 - Keuzevakken: deelnamevoorwaarden Alle onderdelen van het onderwijsprogramma van Sociologie zijn voor niet-sociologiestudenten te volgen als keuzevak of als vak via Erasmus Colleges. Daarbij gelden de volgende beperkingen: - de student of toehoorder is in beginsel toelaatbaar tot de universitaire bacheloropleiding. - het volgen van mastervakken is mogelijk mits de student toelaatbaar is tot de master en het volgen van mastervakken naar het oordeel van de examencommissie mogelijk is.
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
53
-
-
alleen wanneer een student zich heeft aangemeld bij en de goedkeuring heeft gekregen van de Examencommissie Sociologie, kan worden deelgenomen. uitgesloten zijn de onderdelen scriptieseminar en de master-thesis.
Paragraaf 11 Uitzonderingsgevallen en hardheidsclausule Artikel 11.1 Onvoorziene omstandigheden De Examencommissie Sociologie heeft het recht om in individuele gevallen op verzoek van de student af te wijken van het in deze regeling bepaalde indien een strikte toepassing van de regels zou leiden tot onbillijkheid en/of onredelijkheid. Bij haar beoordeling van de individuele gevallen gaat de Examencommissie Sociologie uit van het algemeen geldend rechtsprincipe, dat het gelijke gelijk en het ongelijke ongelijk behandeld dient te worden. De Examencommissie Sociologie hanteert hierbij overmacht als criterium van ontvankelijkheid. Artikel 11.2 Omstandigheden in verband met topsport De Examencommissie Sociologie heeft het recht studenten die door de Erasmus Universiteit Rotterdam erkend worden als topsporter, op verzoek van de student, in individuele gevallen af te wijken van het in deze regeling bepaalde. Paragraaf 12 – Internationale uitwisseling Studenten kunnen, met vooraf verkregen toestemming van de Examencommissie Sociologie, in het buitenland behaalde tentamenresultaten in hun programma inzetten. Een aanvraag daartoe dient gedaan te worden bij de coördinator internationale uitwisseling. Uiteindelijke goedkeuring van een
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
54
voorstel tot internationale uitwisseling ligt bij de Examencommissie Sociologie. Paragraaf 13 Slot- en invoeringsbepalingen Artikel 13.1 Wijziging 1. Wijzigingen van deze regeling worden door de decaan van de faculteit bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Geen wijzigingen vinden plaats die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Wijzigingen kunnen voorts niet ten nadele van de studenten van invloed zijn op: - de goedkeuring, die krachtens artikel 2.1 is verkregen; - enige andere beslissing, welke krachtens deze regeling door de Examencommissie Sociologie is genomen ten aanzien van een student. Artikel 13.2 Bekendmaking 1. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling die door de Examencommissie Sociologie is vastgesteld, alsmede van wijzigingen van deze stukken. 2. In elk geval wordt de regeling, zoals bedoeld in het vorige lid gepubliceerd in de studiegids van de faculteit of van de desbetreffende opleiding; voor belangstellenden bij het faculteitsbureau verkrijgbaar gesteld. Artikel 13.3 Overgangsbepalingen 1. De Examencommissie Sociologie stelt, op verzoek van de student, de waarde vast in studiepunten van diens voor de inwerkingtreding
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
55
in 1992 van de WHW behaalde studieresultaten ten behoeve van een volgens deze Onderwijs- en Examenregeling af te leggen examen. 2. Er kan vanaf 2009 niet meer in het doctoraal worden afgestudeerd. De overgang van studenten die hun studie zijn begonnen volgens het propedeuse- en doctoraalprogramma naar het bachelor- en masterprogramma wordt geregeld in individuele overgangscontracten. Artikel 13.4 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2010 en is geldig tot en met 31 augustus 2011. Aldus vastgesteld door de Decaan van de Faculteit der Sociale Wetenschappen op 7 juni 2010.
Onderwijs- en Examenregeling masteropleiding Sociologie
56
Bijlage I - Onderwijsprogramma's Masteropleiding Sociologie 1. Onderwijsprogramma Masteropleiding Arbeid Organisatie en Management Blok 1
Blok 2
Blok 3
Blok 4
Herverdelen, participeren en zorgen (FSWS486)
Publiek dienstverlenen verklaard (FSWS488)
Wetenschap in praktijk (FSWS500)
Scriptie
(7,5 ECTS)
(7,5 ECTS)
Organiseren (FSWS487)
Produceren (FSWS489)
(7,5 ECTS)
(7,5 ECTS)
(22,5 ECTS)
(7,5 ECTS)
Scriptieseminar en scriptie (FSWS490)
In blok 3 is het mogelijk het Keuzevak ‘The Sociology of Technological Risk Management’ te volgen. Het vak wordt verzorgd door dr. P. Mascini en is onderdeel van de Researchmaster Sociology of Culture, Media and the Arts. Het staat AOMstudenten vrij dit vak als keuzevak te volgen. Aanmelden bij dr. P. Mascini. Voor maximaal 10 AOM studenten is er plaats in blok 3 om het profiel Personeel te volgen bij de opleiding Psychologie. Het gaat om de vakken: a) Person Perception, b) Organisatiepsychologie.
Bijlage I – onderwijsprogramma’s masteropleiding Sociologie
57
NB: Deelname en selectie voor het profiel Personeel lopen via de onderwijscoördinator AOM. Ten gevolge van de vakinhoudelijke wijzigingen in het masterprogramma AOM is onderstaande conversieregeling opgesteld. Vakken (voor het laatst gegeven in 2009-2010) De sociologische analyse van organisaties en instituties* (FSWS436) Organisatie 1: De inrichting van organisaties* (FSWS443) Organisatie 2: Organisatieonderzoek* (FSWS434)
conversievak
Werkvloer en produktie 1: Publieke dienstverlening* (FSWS439) Werkvloer en produktie 2: Privaat* (FSWS440)
Publiek dienstverlenen verklaard (FSWS488) Produceren (FSWS489)
Modernisering 2: Staat en markt (FSWS261) Organiseren (FSWS487)
Organiseren (FSWS487)
Indien de student zowel O1 en O2 niet heeft behaald, moet de student naast het conversievak een opdracht doen
Bijlage I – onderwijsprogramma’s masteropleiding Sociologie
58
Institutionele omgeving 1: De verzorgingsstaat* (FSWS441)
Herverdelen, participeren en zorgen (FSWS486) Herverdelen, participeren en zorgen (FSWS486)
Indien de student zowel IO1 en IO2 niet heeft Institutionele omgeving behaald, 2: Partipatie en moet de verdelingsvraagstukken* student (FSWS435) naast het conversievak een opdracht doen Voor vakken gemerkt met een * zullen in 2010-2011 twee herkansingen georganiseerd worden. Nadere bepalingen en regels met betrekking tot de wijze van tentaminering, de inhoud van de vakken en de wederzijdse verplichtingen, kunt u vinden in het hoofdstuk ‘Masterprogramma AOM’ eerder in deze gids.
2. Onderwijsprogramma Masteropleiding Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid
Blok 1
Blok 2
Blok 3
Blok 4
Steden in een Tijdperk van Mondialisering (FSWS601) (7,5 ECTS)
De verdeelde Stad (FSWS604) (7,5 ECTS)
Wetenschap in praktijk (FSWS500) (7,5 ECTS)
Scriptie (22,5 ECTS)
Stad als Woonmilieu (FSWS602) (7,5 ECTS)
Stad en Staat (FSWS608) (7,5 ECTS)
Scriptieseminar en Scriptie (FSWS606)
Bijlage I – onderwijsprogramma’s masteropleiding Sociologie
59
Het vak ‘Sociologie van de Ruimte’ is voor het laatst gegeven in academisch jaar 2009-2010. Voor dit vak zullen in 2010-2011 twee herkansingen georganiseerd worden. Het conversievak is ‘Wetenschap in praktijk’. Nadere bepalingen over regels, tentamens en andere beoordelingsmomenten, en herkansingen staan vermeld in deze studiegids onder het hoofdstuk ‘Masteprogramma GVB’.
3. Stadssociologie/Urbane Sociologie en Sociologie van de Arbeid/Arbeidssociologie Studenten die deel willen nemen aan het masterprogramma Arbeid, Organisatie en Management of aan het masterprogramma Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid worden geadviseerd respectievelijk het bachelor- of schakelvak Sociologie van de Arbeid/Arbeidssociologie of Urbane Sociologie /Stadssociologie te hebben gevolgd. Indien dat niet het geval is worden zij uitdrukkelijk geadviseerd er voor te zorgen dat zij deze lacune compenseren.
Bijlage I – onderwijsprogramma’s masteropleiding Sociologie
60
Bijlage II: Instroomregeling Masterprogramma’s 1. De masterprogramma’s AOM en GVB kennen 2 instroommomenten, namelijk bij de aanvang van blok 1 en 2. 2. Voor instroom in de masteropleiding is een bachelordiploma Sociologie (EUR) of een afgerond schakelprogramma vereist of een door de Examencommissie Sociologie verstrekt Bewijs van Toelating. 3. Wie niet aan de gestelde voorwaarden voldoet heeft wel toegang tot de hoorcolleges, maar kan niet deelnemen aan de werkcolleges en de tentamens. Zonder Bewijs van Toelating gemaakte tentamens in de masteropleiding worden niet nagekeken en eventueel behaalde cijfers worden ongeldig verklaard.
Bijlage II – Instroomregeling masterprogramma’s
61
Hoofdstuk 9: Regels en richtlijnen van de Examencommissie Sociologie Artikel 1 - Toepassingsgebied Deze regels en richtlijnen zijn van toepassing op de tentamens in de opleiding Sociologie, hierna te noemen: de opleiding. Artikel 2 - Begripsomschrijving In deze regels en richtlijnen wordt verstaan onder: examenregeling: de onderwijs- en examenregeling voor de in art. 1 genoemde opleiding, laatstelijk gewijzigd op 21 juni 2010; examinandus: degene die zich onderwerpt aan een tentamen of examen; tentamen: de beoordeling van de kennis en/of vaardigheid van de examinandus m.b.t. een bepaald onderdeel van de opleiding; student: degene die is ingeschreven voor de opleiding. Artikel 3 - Dagelijkse gang van zaken Examencommissie Sociologie De Examencommissie Sociologie wijst uit haar midden een lid aan dat belast is met de behartiging van de dagelijkse gang van zaken van de Examencommissie Sociologie. Artikel 4 - Aantal personen bij mondeling tentamen Met de instemming van de te examineren personen kan een examinator besluiten, dat een bepaald tentamen door hen mondeling tezamen zal worden afgelegd. Artikel 5 - Vaststelling uitslag examen
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
62
1. De Examencommissie Sociologie stelt de uitslag van het examen vast bij gewone meerderheid van stemmen. 2. Staken de stemmen, dan is de examinandus afgewezen. 3. Aan een beslissing dienen tenminste drie leden van de Examencommissie Sociologie deel te nemen. Artikel 6 - Tijdstippen 1. Schriftelijke tentamens worden afgenomen op de tijdstippen, die tenminste één maand voor de aanvang van de betreffende cursus door de Examencommissie Sociologie zijn vastgesteld, gehoord de desbetreffende examinatoren. 2. Bij de vaststelling van de tijdstippen, bedoeld in het eerste lid, wordt zoveel mogelijk voorkomen dat tentamens gelijktijdig worden afgenomen. 3. Wijziging van een in het eerste lid bedoeld tijdstip vindt uitsluitend plaats in geval van overmacht, bijvoorbeeld wegens het niet beschikbaar zijn van de benodigde tentamenruimte. 4. Mondelinge tentamens worden op een door de desbetreffende examinator dan wel examinatoren, zo mogelijk na overleg met de examinandus, te bepalen tijdstip afgenomen. 5. Het bepaalde in het vierde lid is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op tentamens die anders dan schriftelijk of mondeling worden afgenomen. Artikel 7 – Aanmelding voor Bachelor-1 vakken 1. Deelname aan een tentamen, in welke vorm dan ook, vindt niet plaats, dan na deugdelijke en tijdige aanmelding. Aanmelding dient elektronisch te geschieden via de electronische leeromgeving SocWeb. 2. In de laatste week van ieder blok kan via SocWeb een blokevaluatie ingevuld worden. De
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
63
blokevaluatie is gekoppeld aan het inschrijven voor deelname aan het tentamen. Door het invullen van de evaluatie is de student automatisch ook ingeschreven voor het tentamen. 3. Als tijdige aanmelding geldt een schriftelijke opgave die voldoet aan de termijneisen zoals die zijn gesteld door de examencommissie. 4. Wanneer niet is voldaan aan het in lid 1, lid 2 of lid 3 gestelde en er wordt wel deelgenomen aan het tentamen dan gebeurt dat op ‘eigen risico’en kan het tentamen niet aanvaard worden ter beoordeling. 5. De Examencommissie Sociologie kan in bijzondere gevallen op basis van een uitleg door de student afwijken van het bepaalde in lid 4. Artikel 8 – Aanmelding voor Bachelor-2, Bachelor3, Avondschakel en Mastervakken 1. Deelname aan een tentamen, in welke vorm dan ook, vindt niet plaats, dan na deugdelijke en tijdige aanmelding bij de tentamen- en examenadministratie van de opleiding. Aanmelding dient elektronisch te geschieden via SocWeb. 2. De aanmeldperiode is gekoppeld aan de tentamendatum. De inschrijving in Osiris online start 35 dagen (5 weken) vóór het (schriftelijk) tentamen en eindigt 7 dagen vóór het (schriftelijk) tentamen. 3. Indien een vak wordt afgesloten met een andere tentamenvorm dan een schriftelijk is de aanmeldperiode gekoppeld aan de laatste vrijdag van het blok waarin het vak gegeven wordt. 4. Voor een herkansing van een schriftelijk tentamen is de aanmeldperiode gelijk aan het gestelde in lid 2. Alleen voor een herkansing van een andere vorm dan een schriftelijke behoeft niet te worden aangemeld via Osiris online.
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
64
5. Tentameninschrijving is een voorwaarde om een
6.
7.
8. 9.
geldig resultaat te halen. Na sluiting van de aanmeldperiode is tot twee werkdagen vóór het tentamen nog wel papieren inschrijving bij het ESSC mogelijk. Papieren inschrijving vindt plaats na betaling van € 13,50 per tentamen. Als tijdige aanmelding geldt een schriftelijke opgave die voldoet aan de termijneisen zoals die zijn gesteld door de tentamenen examenadministratie. Wanneer niet is voldaan aan het in lid 1, lid 2, lid 3, lid 4 of lid 5 gestelde en er wordt wel deelgenomen aan het tentamen dan gebeurt dat op ‘eigen risico’en kan het tentamen niet aanvaard worden ter beoordeling. Voor het Sociologisch werkstuk hoeft men zich niet aan te melden voor een tentamen via SocWeb. De Examencommissie Sociologie kan in bijzondere gevallen op basis van een uitleg door de student afwijken van het bepaalde in lid 7.
Artikel 9 - Vrijstellingsverzoek 1. Een verzoek om vrijstelling wordt schriftelijk met redenen omkleed ingediend bij de Examencommissie Sociologie. 2. Een verzoek om vrijstelling dient zes weken voor aanvang van de activiteit waarop het examenonderdeel betrekking heeft bij de examencommissie te worden ingediend. 3. De Examencommissie Sociologie hoort zonodig de desbetreffende examinatoren, alvorens te beslissen op het verzoek. 4. De Examencommissie Sociologie beslist op een verzoek tot vrijstelling binnen een maand (maximaal eenendertig dagen) na ontvangst van het verzoek.
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
65
Artikel 10 - Toelating tot het tentamen 1. Voor bachelor- en dagschakelstudenten staat deelname aan tentamens en herkansingen uitsluitend open indien zij hebben voldaan aan of in datzelfde academisch jaar nog kunnen voldoen aan hun aanwezigheidsverplichtingen. 2. Onverminderd het anderszins in deze regeling bepaalde worden tot een tentamen toegelaten die examinandi, die zich, met inachtneming van artikel 7 en 8, voor dat tentamen hebben aangemeld. 3. Een kwartier na het tijdstip van aanvang van het tentamen worden geen examinandi meer tot de tentamenruimte toegelaten. 4. Iedere deelnemer dient zich te kunnen identificeren middels minimaal één van de volgende identiteitsbewijzen: collegekaart van de universiteit, rijbewijs, ID-kaart, paspoort, geldige OV-kaart met foto. 5. De examinandus die geen legitimatiebewijs kan tonen, zet in aanwezigheid van examinator of surveillant zijn/haar naam, adres en handtekening op een daartoe bestemd formulier. 6. Het tentamenresultaat van de in het voorgaande lid bedoelde examinandus vervalt, als deze laatste niet binnen zeven dagen na de datum waarop het tentamen werd afgenomen, zich alsnog deugdelijk bij het Bureau Examens legitimeert en een tweede handtekening zet op het in het vorige lid bedoelde formulier. Artikel 11 - Duur van het tentamen 1. De duur van het tentamen is zodanig dat examinandi, naar redelijke maatstaven gemeten, voldoende tijd hebben om de vragen te beantwoorden. 2. Het mondeling tentamen van een examen of examenonderdeel duurt niet langer dan een uur.
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
66
3. De schriftelijke toetsing van een examen of examenonderdeel duurt in de regel niet langer dan drie uur. Artikel 12 - De orde tijdens het schriftelijk tentamen 1. Op de tafel van de deelnemer mogen uitsluitend aanwezig zijn: een geldig identiteitsbewijs (zie artikel 10, lid 4) schrijfgerei, eten en drinken voor eigen gebruik en indien meegenomen een bewijs van deelname. Bij een aantal tentamens is een eenvoudige of grafische rekenmachine of gebruik van bepaalde bronnen toegestaan. De docent dient dit vooraf aan te geven en het dient vermeld te staan op het voorblad van het tentamen. Bronnen die bij een tentamen zijn toegestaan mogen niet zijn voorzien van eigen aantekeningen. Apparatuur en ook andere toegestane bronnen mogen van een andere deelnemer geleend worden, mits de overdracht plaatsvindt vóór het tentamen begint. Indien zich hierop informatie bevindt waarmee gefraudeerd kan worden is zowel de eigenaar als de lener verantwoordelijk. 2. Alleen het papier dat door de universiteit wordt verstrekt mag tijdens een tentamen worden gebruikt. Het gebruik van eigen papier is niet toegestaan. 3. In gevallen waarin voorzien is in een deugdelijk opbergsysteem voor persoonlijke eigendommen van degene die het tentamen aflegt mogen mobiele telefoons niet in de tentamenruimte worden meegenomen. In andere gevallen dient de mobiele telefoon vanaf het betreden van de tentamenruimte uitgeschakeld te zijn. Bovendien moet de telefoon gedurende het gehele tentamen buiten handbereik blijven. Gebruik van mobiele telefoons en andere elektronische communicatieapparatuur bij/tijdens schriftelijke
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
67
tentamens is verboden. Overtreding wordt aangemerkt als fraude. 4. Het eerste uur en het laatste halfuur van een tentamen is het niet toegestaan naar het toilet te gaan, behoudens in zeer bijzondere (medische) omstandigheden, tevoren door de student aan te melden bij de docent of de surveillant. Per tentamen is één toiletbezoek per persoon mogelijk, waarbij per blok aan niet meer dan één persoon gelijktijdig toestemming wordt verleend. Het toiletbezoek dient bij de surveillant te worden aangemeld en diens aanwijzingen dienen te worden opgevolgd. 5. Voor, tijdens en na het tentamen zijn de surveillanten in hun blok verantwoordelijk voor de ordehandhaving. Indien een docent het surveilleren verzorgt neemt deze de rol van surveillant waar. In geval van fraude stelt de surveillant een fraudeformulier op en voorziet de tentamenuitwerking van een stempel “eigen risico”. De betrokken student(en) mag (mogen) het tentamen wel voorzetten. Artikel 13 - Fraude 1. Onder fraude wordt verstaan: a. tijdens het tentamen boeken, syllabi, aantekeningen of andere geschriften, waarvan raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan, te raadplegen; b. tijdens het tentamen gebruik te maken van informatie- en/of communicatietechnologie waarvan het gebruik niet uitdrukkelijk is toegestaan; c. tijdens het tentamen bij mede-examinandi af te kijken of met hen op welke wijze dan ook, binnen of buiten de tentamenruimte, informatie uit te wisselen; d. zich tijdens het tentamen uit te geven voor iemand anders;
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
68
e. zich op het tentamen door iemand anders te laten vertegenwoordigen; f. zich tijdens verplichte onderwijsbijeenkomsten uit te geven voor iemand anders; g. zich tijdens verplichte onderwijsbijeenkomsten te laten vertegenwoordigen door iemand anders; h. de hem of haar uitgereikte vragenformulieren (of gedeelten daarvan) en/of antwoordformulieren te verwisselen of met anderen uit te wisselen, dan wel vragenformulieren en/of antwoordformulieren zonder toestemming meenemen en/of overschrijven; i. zich, voor de datum of het tijdstip, waarop het tentamen is vastgesteld, in het bezit te stellen van de vragen of opgaven van dat tentamen; j. op enige andere wijze door bedrieglijk handelen of nalaten het vormen van een juist oordeel omtrent zijn/haar kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken; k. plagiaat; l. zonder toestemming samenwerken aan de rapportage van een individuele opdracht. 2. Wanneer ter zake van het afleggen van een examenonderdeel of examenfraude wordt geconstateerd of vermoed, deelt de examinator of de surveillant dit terstond mede aan de examinandus en maakt daarvan aantekening op het door de examinandus in te leveren werk en neemt eventuele bewijsstukken in. De examinandus wordt in de gelegenheid gesteld het werk af te maken en in te leveren. 3. De beslissing inzake uitsluiting wordt door de Examencommissie Sociologie genomen naar aanleiding van het schriftelijke verslag van de
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
69
4.
5.
6.
7.
8.
surveillant van de door hem geconstateerde of vermoede fraude. De examinandus kan aan de Examencommissie Sociologie verzoeken de uitsluiting ongedaan te maken. Bij dit verzoek voegt hij/zij een afschrift van het verslag, bedoeld in het derde lid, en desgewenst zijn/haar schriftelijk commentaar daarop. Voordat de Examencommissie Sociologie een beslissing neemt op een verzoek, als bedoeld in dit artikel, stelt zij de examinandus en de examinator in de gelegenheid te worden gehoord. Een uitsluiting heeft tot gevolg, dat geen uitslag wordt vastgesteld voor het in het tweede lid bedoelde tentamen. In het geval van geconstateerde fraude kan een student voor een bepaalde periode uitgesloten worden van tentamens. Hieronder wordt nadere informatie gegeven over de diverse vormen van fraude en de bijbehorende sancties (zie verder artikel 14). De Examencommissie Sociologie kan afwijken van de volgorde van toepassing van genoemde sancties en kan bij eerste constatering reeds sanctie 2 (zie artikel 14) of 3 (zie artikel 14) opleggen. a. Frauduleus gebruik maken van/raadplegen van materiaal Onder deze categorie vallen zaken als afkijken, het uitwisselen van informatie met mede-examinandi, het bij zich hebben of gebruiken van elektronische hulpmiddelen als mobiele telefoons, bepaalde horloges, grafische rekenmachines, het bij zich hebben of gebruiken van schriftelijk materiaal als spiekbriefjes, syllabi, boeken, voor zover dat niet uitdrukkelijk is toegestaan. Hierop kan sanctie 1 (zie artikel 13) opgelegd
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
70
worden bij eerste constatering. Bij recidive kan sanctie 2 (zie artikel 13) opgelegd worden. Bij nogmaals recidive kan sanctie 3 (zie artikel 13) opgelegd worden. b. Frauduleus meedoen aan tentamens Hieronder vallen zaken als het meedoen aan een tentamen zonder daarvoor ingeschreven te zijn en het zich laten vertegenwoordigen door een ander op een tentamen. Hierop kan sanctie 1 (zie artikel 14) opgelegd worden bij eerste constatering. Bij recidive kan sanctie 2 (zie artikel 14) opgelegd worden. Bij nogmaals recidive kan sanctie 3 (zie artikel 14) opgelegd worden. c. Frauduleus deelnemen aan onderwijs en het zich laten vertegenwoordigen door een ander tijdens verplichte onderwijsbijeenkomsten. Hierop kan sanctie 1 (zie artikel 13) opgelegd worden bij eerste constatering. Bij recidive kan sanctie 2 (zie artikel 13) opgelegd worden. Bij nogmaals recidive kan sanctie 3 (zie artikel 13) opgelegd worden. d. Plagiaat Van plagiaat is sprake als (delen van) werkstukken, papers, scripties en andere schriftelijke proeven van bekwaamheid zijn overgeschreven van derden. Ook het overschrijven of kopiëren van (delen van) inhaalopdrachten valt onder plagiaat. Hierop kan sanctie 1 (zie artikel 14) opgelegd worden bij eerste constatering. Bij recidive kan sanctie 2 (zie artikel 143) opgelegd worden. Bij nogmaals recidive kan sanctie 3 (zie artikel 14) opgelegd worden. Vermeld zij nog dat hier sprake
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
71
is van een strafbaar feit volgens de Auteurswet. e. Valsheid in geschrifte Valsheid in geschrifte kan optreden bij het aanbrengen van wijzigingen in tentamenwerk tijdens inzage achteraf daarvan of bij het indienen van tentamenwerk van een ander als ware het het eigen werk. Hierop kan sanctie 1 (zie artikel 14) opgelegd worden bij eerste constatering. Bij recidive kan sanctie 2 (zie artikel 14) opgelegd worden. Bij nogmaals recidive kan sanctie 3 (zie artikel 14) opgelegd worden. f. Diefstal Hiermee wordt bedoeld het wederrechtelijk in bezit krijgen of hebben van tentamenvragen en –opgaven. Hierop kan sanctie 1 (zie artikel 14) opgelegd worden bij eerste constatering. Bij recidive kan sanctie 2 (zie artikel 14) opgelegd worden. Bij nogmaals recidive kan sanctie 3 (zie artikel 14) opgelegd worden. Diefstal is een misdrijf. Uitsluiting voor minimaal een half jaar ligt dan ook in de rede. In dit geval dient via de decaan het College van Bestuur te worden geïnformeerd over het vergrijp. Eventueel kan aangifte bij het Openbaar Ministerie volgen. Artikel 14 - Sancties 1. Wanneer terzake van het afleggen van een examenonderdeel of examen fraude wordt geconstateerd of vermoed, deelt de examinator of de surveillant dit terstond mede aan de examinandus en maakt daarvan aantekening op het door de examinandus in te leveren werk en neemt de eventuele bewijsstukken in. De
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
72
examinandus wordt in de gelegenheid gesteld het werk af te maken en in te leveren. 2. Zo spoedig mogelijk na afloop van het examen of examenonderdeel waarbij de fraude is geconstateerd, of – indien de examinator niet onmiddellijk kan vaststellen of de examinandus fraude heeft gepleegd – zo spoedig mogelijk nadat de examinator naderhand de fraude heeft vastgesteld, maakt de examinator een schriftelijk verslag met betrekking tot de fraude. Indien de examinandus heeft geweigerd eventuele bewijsstukken te overhandigen wordt dit in het schriftelijk verslag gemeld. De examinator verstrekt dit verslag aan de voorzitter van de Examencommissie Sociologie en kan een voorstel doen inzake de op te leggen sanctie(s). De voorzitter van de Examencommissie Sociologie kan de examinandus in de gelegenheid stellen schriftelijk commentaar op het verslag te leveren. Indien hij/zij daartoe aanleiding ziet, kan de voorzitter de examinator en/of de examinandus voorts nog in de gelegenheid stellen een mondelinge toelichting op het gebeurde te geven. 3. Indien fraude is geconstateerd bij het afleggen van een examenonderdeel dat zowel voor Sociologie als voor Bestuurskunde kan gelden, is de aan de examinandus opgelegde sanctie van toepassing beide opleidingen. 4. Afhankelijk van de ernst van de gepleegde fraude, herhaalde fraude daaronder begrepen, kan de Examencommissie Sociologie aan de examinandus de volgende sancties opleggen: a. Sanctie 1: ongeldigverklaring van de tentamenuitslag van het betreffende vak b. Sanctie 2: uitsluiting van het tentamen van het betreffende vak voor de duur van een jaar
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
73
5.
6.
7.
8.
c. Sanctie 3: uitsluiting van alle tentamens en examens van de opleiding sociologie voor de duur van een jaar De voorzitter van de Examencommissie Sociologie deelt de examinandus de opgelegde sanctie(s) mee. De examinandus kan aan de Examencommissie Sociologie verzoeken de sanctie ongedaan te maken. Bij dit verzoek voegt hij/zij een afschrift van het verslag, bedoeld in het de tweede lid, en desgewenst zijn/haar schriftelijk commentaar daarop. Voordat de Examencommissie Sociologie een beslissing neemt op een verzoek, als bedoeld in het derde lid, stelt zij de examinandus en de examinator in de gelegenheid te worden gehoord. Een uitsluiting heeft tot gevolg, dat geen uitslag wordt vastgesteld voor het in het tweede lid bedoelde tentamen.
Artikel 15 - Vragen en opgaven 1. De vragen en opgaven van het examen of examenonderdeel gaan de tevoren bekend gemaakte bronnen waaraan de examenstof is ontleend niet te buiten. Deze bronnen worden voor de aanvang van het onderwijs, dat op het examen of examenonderdeel voorbereidt, in hoofdzaak bekend gemaakt. Uiterlijk één maand voor het afnemen van het examen of examenonderdeel wordt de precieze omvang van de stof definitief bekend gemaakt. 2. De vragen en opgaven van het examen of examenonderdeel zijn zo evenwichtig mogelijk gespreid over de examenstof. 3. Het examen of examenonderdeel representeert de opleidingsdoelen naar inhoud en vorm. 4. De vragen en opgaven van een examen of examenonderdeel zijn duidelijk en ondubbelzinnig, en zijn zodanig gesteld of
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
74
bevatten zodanige aanwijzingen dat de examinandus kan weten hoe uitvoerig en gedetailleerd de antwoorden moeten zijn. 5. Geruime tijd voor het afnemen van het desbetreffende examen of examenonderdeel maakt de Examencommissie Sociologie c.q. examinator bekend op welke manier uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3 van de onderwijs- en examenregeling met betrekking tot de wijze waarop het examen of de examenonderdelen worden afgelegd. Artikel 16 – Taalondersteuning 1. Aan studenten die instromen in de bacheloropleiding en het schakelprogramma wordt de mogelijkheid aangeboden om remediërend taalonderwijs te volgen. 2. De Examencommissie Sociologie is gerechtigd om aan alle in lid 1. bedoelde studenten een diagnostische taaltoets af te nemen. Deze toets bevat items die de beheersing van de Nederlandse taal testen op het gebied van spelling, grammatica, stijl. Deze toets is in de bacheloropleiding en dagschakelprogramma onderdeel van het practicum gegeven in blok 1. Het deelnemen aan deze toets heeft een verplichtend karakter. Voor het avondschakelprogramma is de toets onderdeel van het vak Sociologie. 3. De Examencommissie Sociologie stelt, gehoord hebbend de aanbevelingen van taaldeskundigen, de cesuur van de toetsen vast. 4. Op basis van de toetsresultaten ontvangt de student een uitnodiging voor deelname aan remediërend taalonderwijs voor een of meerdere taalcomponenten. 5. Het deelnemen aan de onder lid 4 bedoelde programmaonderdelen voor taalondersteuning heeft een verplichtend karaker.
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
75
6. Na voltooiing van het remediërend taalonderwijs kan een evaluatieve toets worden afgenomen. Artikel 17 - Aanwezigheid bij onderwijsbijeenkomsten In beginsel is 100% aanwezigheidsverplichting bij onderwijsbijeenkomsten vereist. De specifieke aanwezigheidsvereisten kunnen per vak verschillen en worden vermeld in het bij het vak behorende blokboek. Voor de masterprogramma’s AOM en GVB staan de vereisten vermeld in de studiegids. Voor alle vakken geldt dat de tutor of werkgroepsdocent van elke groep de aanwezigheidsregistratie op een daarvoor bestemd formulier bijhoudt. In de laatste bijeenkomst van elk blok kunnen studenten hun paraaf zetten om in te stemmen met de registratie van de tutor. Wanneer een student de laatste bijeenkomst niet aanwezig is en dus niet tekent, wordt er vanuit gegaan dat de student instemt met de aanwezigheidsregistratie. Bij verschil van mening tussen de student en de tutor over de registratie wordt verwezen naar de Examencommissie. Artikel 18 – Afwezigheid bij onderwijsbijeenkomsten Indien niet aan de 100% aanwezigheidsverplichting voldaan kan worden bestaat er in een beperkt aantal gevallen de mogelijkheid tot het verkrijgen van een vervangende opdracht. 1. Indien een student niet (op tijd) aanwezig kan zijn bij een onderwijsbijeenkomst dient hij of zij binnen een week een aanvraagformulier inhaalopdracht in te vullen en in te leveren bij de tutor. Dit formulier staat op SocWeb. Op dit aanvraagformulier geeft de student de reden(en) voor afwezigheid aan. 2. De aangegeven reden voor afwezigheid, zoals vermeld op het daartoe bestemde formulier (zie lid
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
76
1), wordt op verschoonbaarheid beoordeeld door de examinator. 3. Het oordeel met betrekking tot de verschoonbaarheid van de afwezigheid bij een onderwijsgroepsbijeenkomst zal gebaseerd zijn op de door de student voorgelegde reden voor zijn of haar aanwezigheid, waarbij de Examencommissie eveneens rekening kan houden met het oordeel van de tutor over de redenen van afwezigheid bij een onderwijsbijeenkomst van de student. Situaties die aanleiding geven tot verschoonbaarheid van afwezigheid bij een onderwijsbijeenkomst zijn: ziekte, een bijzonder familiefeest, of het overlijden van een familielid. 4. Indien de student om verschoonbare redenen niet heeft kunnen voldoen aan de aanwezigheidsverplichting, dan ontvangt de student een inhaalopdracht. De inhaalopdracht is een individuele opdracht en biedt de student de mogelijkheid alsnog te voldoen aan de aanwezigheidsverplichting. 5. De inhaalopdracht dient uiterlijk twee weken na de gemiste bijeenkomst ingeleverd te worden. Als een inhaalopdracht als voldoende is beoordeeld, volgt alsnog de aftekening van de aanwezigheidsverplichting. 6. In aanvulling van het in lid 4 gestelde geldt dat er in Bachelor-1 per blok maximaal twee onderwijsgroepsbijeenkomsten om verschoonbare redenen gemist kunnen worden. Dit betekent dat de student per blok slechts tweemaal in aanmerking kan komen voor een vervangende opdracht. Voor vakken in de andere jaren zal het aantal onderwijsbijeenkomsten dat om verschoonbare reden gemist mag worden vermeld staan in het bij het vak behorende blokboek. 7. Indien er voor de student geen verschoonbare redenen bestaan om niet te hebben voldaan aan
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
77
de aanwezigheidsverplichting, dan ontvangt de student geen vervangende opdracht. 8. De student die niet heeft voldaan of nog kan voldoen aan de aanwezigheidsplicht van de onderwijsgroepsbijeenkomsten, heeft in dat academisch jaar geen recht op deelname aan het schriftelijk tentamen van het betreffende blok. Artikel 19 – Beoordeling bachelorexamen 1. Men is voor het afsluitend bachelorexamen geslaagd, indien: a. voor alle examenonderdelen een voldoende eindcijfer (5,50 of hoger) is behaald b. voor alle examenonderdelen waar een 100% aanwezigheidsverplichting geldt, voldaan is aan deze verplichting c. naast de onder a. en b. genoemde voorwaarden de examinandus ook voldaan heeft aan de in de regeling genoemde andere vereisten, respectievelijk voldaan heeft aan de binnen een examenonderdeel door de Examencommissie Sociologie c.q. examinator gestelde eisen ten aanzien van eventuele verplichte onderdelen uit het curriculum die op andere wijze dan middels een afzonderlijk deeltentamen worden getoetst. 2. Ook is men geslaagd indien men voor maximaal één onderdeel een onvoldoende van minimaal 5,0 heeft behaald, indien: a. deze gecompenseerd wordt door een 7,0 of hoger voor een ander examenonderdeel (niet zijnde een practicum), en b. men voor de overige examenonderdelen voldoendes heeft behaald; en c. de onvoldoende niet het Sociologisch Werkstuk betreft. d. naast de onder a en b genoemde voorwaarden de examinandus ook voldaan
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
78
heeft aan de in de regeling genoemde andere vereisten, respectievelijk voldaan heeft aan de binnen een examenonderdeel door de Examencommissie Sociologie c.q. examinator gestelde eisen ten aanzien van eventuele verplichte onderdelen uit het curriculum die op andere wijze dan middels een afzonderlijk tentamenonderdeel worden getoetst. 3. Een ingediende aanvraag wordt binnen 10 werkdagen beoordeeld. De student ontvangt schriftelijk bericht over de uitslag. 4. De beoordeling van schriftelijke examens of examenonderdelen geschiedt aan de hand van tevoren voor de beoordeling schriftelijk vastgestelde en tevoren bekendgemaakte, en eventueel naar aanleiding van de correctie van het examenvak bijgestelde normen. 5. De wijze van beoordeling is zo doorzichtig dat de geëxamineerde kan nagaan hoe de uitslag van zijn/haar examenonderdeel tot stand is gekomen. Artikel 20 - Sociologisch werkstuk 1. De procedures omtrent en eisen waaraan Sociologisch Werkstuk I en II moeten voldoen, staan in de Richtlijnen voor het sociologisch werkstuk en zijn beschikbaar via SocWeb. Artikel 21 – Beoordeling Masterexamen 1. Men is voor het afsluitend masterexamen geslaagd, indien: a. voor alle examenonderdelen een voldoende eindcijfer (5,5 of hoger) is behaald; b. naast de onder a. genoemde voorwaarden de examinandus ook voldaan heeft aan de in de regeling genoemde andere vereisten, respectievelijk voldaan heeft aan de binnen een examenonderdeel door de Examencommissie Sociologie c.q.
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
79
examinator gestelde eisen ten aanzien van eventuele verplichte onderdelen uit het curriculum die op andere wijze dan middels een afzonderlijk tentamenonderdeel worden getoetst. 2. Bij de bekendmaking van de uitslag van het masterexamen wordt, wanneer van toepassing, een judicium vermeld. 3. De beoordeling van schriftelijke examens of examenonderdelen geschiedt aan de hand van tevoren voor de beoordeling schriftelijk vastgestelde en tevoren bekendgemaakte, en eventueel naar aanleiding van de correctie van het examenvak bijgestelde normen. Artikel 22 - Maatstaven De Examencommissie Sociologie en de examinatoren nemen bij hun beslissingen de volgende maatstaven als richtsnoer: a. het behoud van kwaliteits- en selectie-eisen van elk tentamen; b. doelmatigheidseisen, onder meer gericht op: het beperken van tijdverlies voor studenten, die snelle voortgang maken met de studie; tijdig staken van de studie door studenten, waarvan het onwaarschijnlijk is dat zij zullen slagen voor een examen of tentamen; c. bescherming tegen zichzelf van de student die een te grote studielast op zich wil nemen; d. mildheid jegens studenten, die door omstandigheden buiten hun schuld studievertraging hebben ondervonden. Artikel 23 - Het getuigschrift 1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de Examencommissie Sociologie een getuigschrift uitgereikt. Het
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
80
getuigschrift wordt ondertekend door tenminste twee door de Examencommissie Sociologie aan te wijzen leden. De uitreiking geschiedt in het openbaar, tenzij de Examencommissie Sociologie of examinator in bijzondere gevallen anders heeft bepaald. 2. Op de keerzijde van het getuigschrift dan wel, indien de faculteitsraad dit heeft bepaald, op een van het getuigschrift deel uitmakende bijlage worden de tot het examen behorende onderdelen vermeld. Daarenboven worden vermeld niet tot het examen behorende onderdelen waarin, voordat over de uitslag van het examen is beslist, op verzoek van de examinandus is geëxamineerd, mits die onderdelen met goed gevolg zijn afgelegd. 3. Wanneer in overeenstemming met artikel 15, lid 4 het judicium "cum laude" wordt toegekend, wordt dit op het getuigschrift vermeld. 4. Aan de geëxamineerde wordt bij de uitreiking van het getuigschrift een afzonderlijke cijferlijst verstrekt. Artikel 24 – Bezwaar en Beroep Tegen beslissingen van de Examencommissie Sociologie kan door de student bezwaar aangetekend worden. Dat dient schriftelijk te gebeuren, binnen vier weken na dagtekening van het betreffende besluit van de examencommissie. Bezwaarschriften dienen aan de Examencommissie Sociologie geadresseerd te zijn. Tegen beslissingen van de Examencommissie Sociologie dan wel van examinatoren staat beroep open bij het College van Beroep voor de Examens (art. 7.61 van de WHW) van de instelling waar de betrokkene is ingeschreven. Dit beroep wordt ingesteld door de belanghebbende. Dit is degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Het beroep dient te worden ingesteld binnen vier weken nadat de aangevochten beslissing is
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
81
meegedeeld of wordt geacht te zijn geweigerd. Het beroep dient schriftelijk te worden ingesteld bij het College van Beroep voor de Examens. Dit ter attentie van de secretaris van dat college. Het college gaat ervan uit, dat door de appellant eerst met de desbetreffende examinator of Examencommissie Sociologie contact is opgenomen om te proberen tot overeenstemming te komen (materiële schikkingspoging). Men dient er wel rekening mee te houden dat de termijn van vier weken blijft doorlopen. Meer informatie over de beroepsprocedure kunt u vinden in de brochure ‘Student in beroep’. Deze is verkrijgbaar bij het Erasmus Studenten Service Centrum (centrale hal Gebouw E). Nadere inlichtingen over de procedure kunnen worden ingewonnen bij de secretaris van het College van Beroep voor de Examens (kamer A1-01, tel.: 010-408 1127). Artikel 25 - Wijziging regels en richtlijnen Geen wijzigingen vinden plaats, die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van studenten hierdoor redelijkerwijs niet worden geschaad. Artikel 26 - Inwerkingtreding Deze regels en richtlijnen treden in werking op 1 september 2010 en zijn geldig tot en met 31 augustus 2011. Aldus vastgesteld door de Examencommissie Sociologie voor de opleiding Sociologie, Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam, op 7 juni 2010.
Regels en richtlijnen van de examencommissie Sociologie
82
Bijlage III: Beroepscode NSV (Nederlandse Sociologische Vereniging) Beroepscode NSV 2002 De NSV is verantwoordelijk voor inhoud en handhaving van de beroepscode voor sociologen. Door NSV-lidmaatschap verbindt men zich tot naleving van deze code. In geval van overtreding of klachten stelt het NSV-bestuur een Beroepscodecommissie in die arbitreert of uitspraak doet. Algemene overwegingen In de beroepscode van de Nederlandse Sociologische Vereniging ligt een aantal richtlijnen vast waarmee de leden van de NSV bij de uitoefening van hun vak rekening dienen te houden. Uitgangspunt van de onderhavige code is de erkenning dat bij de beoefening van de sociologie een aantal waarden en belangen op het spel staan die onderling strijdig kunnen zijn: de belangen van de wetenschap en de onderzoeker zelf, die van te onderzoeken personen of groepen, die van de werkgever of opdrachtgever en die van de samenleving als geheel. Ten aanzien van elk van deze partijen zal in het onderstaande in enkele artikelen worden uiteengezet aan welke regels sociologen zich dienen te houden. De onderstaande beroepscode is niet uitputtend. Daar is bewust voor gekozen omdat het welhaast onmogelijk is om regels op te stellen voor allerlei denkbare gevallen. Deze regels zijn evenwel bedoeld om in specifieke gevallen onderlinge discussie aan te wakkeren alsook om onderling advies in te winnen. In gevallen waarin de code niet voorziet dient men contact op te nemen met de Beroepscodecommissie. De Beroepscodecommissie wordt ingesteld door het Bestuur van de NSV. De commissie bestudeert het
Bijlage III: Beroepscode NSV
83
aangemelde geval, past hoor en wederhoor toe en stelt zonodig een sanctie voor, die door het Bestuur moet worden bekrachtigd. Mogelijke sancties zijn: een persoonlijke waarschuwing, een openbare waarschuwing en in het ernstigste geval royement. Bij de globale regels hoort vanzelfsprekend dat sociologen zich dienen te conformeren aan de weten regelgeving van het land of de landen waar ze werkzaam zijn. Daarnaast gelden nog twee andere algemene principes. Sociologen dienen zich maximaal in te zetten voor de professionele competentie alsook voor de integriteit van henzelf als beroepsbeoefenaar alswel van de sociologie in het algemeen. In geval van conflicten of als er gewichtige redenen zijn om van de code af te wijken, zoeken sociologen eerst onderling naar een oplossing. Als dat geen uitkomst biedt, dient men contact op te nemen met de Beroepscodecommissie. Regels ten aanzien van de wetenschap en vakgenoten 1. Sociologen dienen bij de uitoefening van hun vak te streven naar vermeerdering en verspreiding van de kennis van de samenleving. 2. Sociologen dienen hun theoretische inzichten en empirische bevindingen zorgvuldig en zo volledig mogelijk weer te geven zonder belangrijke gegevens weg te laten. Zij dienen in hun rapportages, naar beste vermogen, onderscheid te maken tussen uitspraken waarvoor wel en uitspraken waarvoor geen empirische evidentie is gevonden. 3. Sociologen dienen onderscheid te maken tussen uitspraken met een empirisch karakter en uitspraken met een normatief karakter. 4. Sociologen vermelden zorgvuldig alle bronnen waaraan zij hun theoretische en/of empirische kennis hebben ontleend en wel bij elke vorm
Bijlage III: Beroepscode NSV
84
waarin zij kennis openbaar maken. In het geval zij (vrijwel) letterlijke passages uit andere bronnen overnemen, moet dit duidelijk herkenbaar worden vermeld. 5. Sociologen dienen bij het verrichten van onderzoek maximaal zorg te dragen voor de intersubjectieve controleerbaarheid van hun bevindingen die zowel mogelijk dient te zijn voor collega-sociologen alsook voor derden die niet tot de kring der sociologen behoren. Daartoe zijn zij verplicht om, na de eerste publicatie dienaangaande, hun originele gegevens en relevante documentatie daarvan, eventueel onder bepaalde restricties, ter inzage en ter beschikking van derden te stellen teneinde replicaties en vergelijkingen mogelijk te maken. Het verdient aanbeveling de gegevens na op zijn laatst twee jaar onder te brengen in een openbaar dataarchief. 6. Sociologen dienen in hun rapportages alle bronnen van wetenschappelijke en financiële ondersteuning te vermelden. Als financiële of andere persoonlijke belangen het onbevooroordeeld uitoefenen van een bepaalde professionele activiteit bemoeilijken, moet van die activiteit worden afgezien. 7. Sociologen onthouden zich van gezags- of beoordelingsrelaties met personen met wie zij een persoonlijke verbintenis hebben. Bij gezagsof beoordelingsrelaties valt de denken aan het tentamineren en examineren, het begeleiden, reviewen of beoordelen van manuscripten van boeken of artikelen, het beslissen over benoemingen en bevorderingen, het jureren bij prijsvragen of het adviseren over de financiering van onderzoek. Bij persoonlijke verbintenissen valt te denken aan familierelaties, liefdesrelaties of vriendschapsrelaties, maar ook aan relaties van animositeit.
Bijlage III: Beroepscode NSV
85
Regels ten aanzien van informanten 1. Sociologen doen alleen een beroep op de medewerking van informanten indien de door hen te geven informatie niet reeds elders te vinden is. 2. De informanten worden ingelicht over doel en aard van sociologisch onderzoek, tenzij de opzet van het onderzoek zich daartegen verzet. Is dat laatste het geval dan worden de informanten hierover zo mogelijk achteraf ingelicht. Het verdient aanbeveling informatie te verschaffen over de identiteit van de opdrachtgever, het thema van het onderzoek, de te verwachten opbrengsten en de belasting van de informanten. De onderzoeker deelt desgevraagd aan de informant mee of, hoe en ten naaste bij wanneer de resultaten van het onderzoek zullen worden gepubliceerd. 3. Als de onderzoeker zich informatie over personen verschaft met behulp van verborgen apparatuur of door middel van gesprekken met derden, vergewist hij zich van de uitdrukkelijke toestemming, achteraf, van de informanten, alvorens de aldus verworven gegevens te gebruiken. De onderzoeker dient te voorkomen dat de informant hiervan schade kan ondervinden. 4. Indien in de onderzoekssituatie inlichtingen verkregen worden van informanten met een bijzondere kwetsbaarheid zijn sociologen gehouden er in het bijzonder zorg voor te dragen dat het vrijwillig karakter van deelname aan het onderzoek begrepen wordt. Het gaat hierbij om informanten die minder goed in staat zijn om de onderzoekssituatie te beoordelen, met name minderjarigen. 5. Gegevens die ten behoeve van wetenschappelijke doeleinden zijn verzameld, mogen uitsluitend voor wetenschappelijk
Bijlage III: Beroepscode NSV
86
onderzoek worden gebruikt en dus niet worden aangewend voor justitiële of commerciële doeleinden. 6. De direct identificerende gegevens van de informanten blijven anoniem voor derden, tenzij de informanten uitdrukkelijk toestemming hebben gegeven om hun identiteit in de openbaarheid te brengen. Onder direct identificerende gegevens worden verstaan: naam, adres, telefoonnummer, fiscaal nummer, kortom, gegevens die onmiddellijk tot één persoon te herleiden zijn. Reeds in het proces van gegevensverzameling dient vertrouwelijk te worden omgegaan met identificerende persoonsgegevens. Vertrouwelijkheid in deze fase houdt onder meer in dat direct identificerende persoonsgegevens gescheiden van andere gegevens worden bewaard en daaraan verbonden zijn door versleuteling. Als sociologen het vergaren van gegevens laten verrichten door anderen, zien ze er op toe dat die het in dit artikel gestelde in acht nemen. Sociologen zorgen ervoor dat direct identificerende gegevens niet in handen van derden komen, tenzij deze derden gehouden zijn aan de regels van deze code. Direct identificerende gegevens worden na afloop van het veldwerk vernietigd als ze niet meer nodig zijn voor het controleren van verzamelde gegevens. Als regel wordt een termijn van zes maanden na het afsluiten van het veldwerk aangehouden. Regels ten aanzien van de opdrachtgevers Algemeen 1. Sociologen delen de opdrachtgever in een vroeg stadium mede dat zij als lid van de vereniging de verplichting op zich hebben genomen om deze code na te leven. Het verdient aanbeveling de
Bijlage III: Beroepscode NSV
87
opdrachtgever een exemplaar van de code te doen toekomen. 2. Sociologen aanvaarden geen opdracht die zij als wetenschappelijk onuitvoerbaar beschouwen. Zij aanvaarden ook geen opdracht waarvan ze redelijkerwijs mogen aannemen dat die hen in conflict zal brengen met de code. Wel kunnen zij proberen de opdracht in overleg met de opdrachtgever zo te herformuleren dat de kans op een dergelijk conflict wordt verkleind. De socioloog als onderzoeker 1. Sociologen dienen al het mogelijke te doen om de bedoelingen die de opdrachtgever met het onderzoek heeft te achterhalen, ook wanneer deze daarover weinig openheid verschaft. Ze dienen zich naar beste vermogen te vergewissen van de manier waarop de opdrachtgever de onderzoeksuitkomsten denkt te gaan gebruiken. Als zij vermoeden dat ze zich niet kunnen verenigen met het gebruik van de onderzoeksuitkomsten, dan dienen ze van het onderzoek af te zien. 2. Reeds in het voorbereidende stadium moeten duidelijke afspraken worden gemaakt over het de probleemstelling, de onderzoeksopzet, de supervisie, de tijdsduur, de voortgang en de kosten van het onderzoek. Ook dienen duidelijke afspraken schriftelijk te worden vastgelegd over de wijze van publicatie van de resultaten en over de vraag voor welke fora deze resultaten openbaar gemaakt zullen worden. 3. Sociologen dienen de uitkomsten van hun onderzoek altijd in de openbaarheid te brengen, gewoonlijk in de vorm van een of meer publicaties. Onderzoek, ook opdracht-onderzoek, moet publiek worden gemaakt opdat anderen er kennis van kunnen nemen en er over kunnen oordelen. Bij publicatie van onderzoeksresultaten
Bijlage III: Beroepscode NSV
88
wordt altijd de naam van de onderzoeker en de onderzoeksinstelling vermeld. 4. De opdrachtgever mag zich niet rechtstreeks tot de informanten wenden zonder toestemming van de onderzoeker 5. Wijzigingen in het conceptverslag van het onderzoek mogen uitsluitend worden aangebracht door de onderzoeker zelf en niet door de opdrachtgever. Wenst de opdrachtgever dat in het eindverslag veranderingen worden aangebracht, dan moet daarover worden overlegd. De onderzoeker mag nimmer accoord gaan met wijzigingen die hem in conflict brengen met hetgeen in deze code is opgenomen. De socioloog als beleidsvoorbereider 1. Sociologen hebben het recht zich te verzetten tegen beleid dat in strijd is met de onderzoeksuitkomsten waarover ze beschikken. Indien ze vaststellen dat beleidsmakers nieuw beleid verdedigen door te verwijzen naar onderzoek, terwijl ze ervan overtuigd zijn dat het beleid juist strijdig is met de beschikbare onderzoeksresultaten, dan mogen ze daar ruchtbaarheid aan te geven.
Bijlage III: Beroepscode NSV
89