Aan de voorzitters van het college van bestuur e.o. centrale directies van de bij de MBO Raad aangesloten instellingen
De Bilt, 16 oktober 2008
Onderwerp: Bijpraten
Ons kenmerk: JDOO/96438/2008
Doorkiesnummer: 030 - 221 98 04
Uw brief van:
Geachte collega’s, Kort voor de zomervakantie heb ik u in een persoonlijk schrijven bijgepraat over een aantal actuele ontwikkelingen binnen onze sector. Ik kreeg van een voldoende groot aantal van u te horen een dergelijke ‘bijpraatbrief’ op prijs te stellen. Reden genoeg om dat dan ook af en toe te herhalen. Ik begin maar met een verontschuldiging. Ik had mijzelf voorgenomen om alle instellingen bezocht te hebben voor het einde van het jaar. Dat is een te ambitieuze doelstelling gebleken. Ik ben weliswaar op bijna driekwart van mijn tournee, maar lukken gaat het niet. Bijproduct hiervan is, dat ik ook verschillende keren reeds geplande bezoeken moest laten afzeggen. Ik vind dat vervelend. Ik hoop dat u de verzachtende omstandigheid aanvaardt, dat deze afzeggingen nagenoeg altijd gevolg zijn van hectische actualiteiten en bijna altijd opgelegd zijn vanuit agendadruk door anderen. Meestal de Haagse politiek. Dat het zo loopt vind ik niet alleen vervelend vanwege de onvermijdelijke onhoffelijkheid, maar het ontneemt ook mogelijkheden om in de inspirerende omgeving van uw instellingen in een paar uur eens rustig, maar ook indringend door te praten over alle belangrijke onderwerpen waar we vanuit onze verschillende verantwoordelijkheden mee bezig zijn. Zeg maar, de onderwerpen van deze brief. Dat raakt ook mijn volgende waarneming. Ik heb in mijn eerste halfjaar vastgesteld dat het vaak voorkomt dat leden zich afvragen of en hoe de MBO Raad op belangrijke aangelegen punten acteert. Soms zijn leden kritisch over wat men veronderstelt over ons optreden, vaker nog heeft men het gevoel dat wij niet optreden waar men dat wel gewenst vindt.
Vooropgesteld, wij zullen niet altijd naar ieders tevredenheid opereren en zeker, het zal ook weleens voorkomen dat wij iets niet doen waar dat door (sommigen van u) wel gewenst wordt. Mijn ervaring is echter dat wij in verreweg de meeste gevallen handelen zoals van ons verwacht mag worden en conform gemaakte afspraken. Dat blijkt ook als ik reageer op mailtjes, telefoontjes of brieven die ik van u krijg. Mijn conclusie hieruit is, dat wij nog niet de meest optimale vorm hebben gevonden om ons handelen en de vooruitgang die we boeken of de obstakels waar we tegen aanlopen adequaat met u te delen. Dat tweerichtingsverkeer in onze communicatie acht ik echter van wezenlijk belang als draagvlak onder onze vereniging. Ik zie twee mogelijkheden om dat draagvlak te verstevigen. Allereerst nodig ik u van harte uit om zo vaak u dat nodig acht met mij rechtstreeks contact te zoeken. Dat kan via de telefoon (06-20601896) of via de mail (
[email protected]). Een aantal van u doet dat reeds en het is echt een probate en snelle manier van informatie-uitwisseling gebleken. Ik ben daar graag voor beschikbaar. Voorts ben ik van plan om vanaf begin volgend jaar regionaal bij voorkeur twee keer per jaar eenvoudig opgezette bijeenkomsten te beleggen aan het eind van de middag, waar we even met elkaar alle actuele thema’s en aandachtpunten doornemen. Wij horen dan van u en u hoort van ons. En tenslotte zal ik een paar keer per jaar een brief als deze schrijven met hetzelfde doel. Dan de actuele en urgente onderwerpen: 1. Kwalificatiedossiers, examinering, domeinen Deze drie met elkaar samenhangende onderwerpen vragen het komende jaar alle aandacht. Conform de afspraken met zowel COLO als de staatssecretaris willen we voor de zomer stappen hebben gezet richting zowel vereenvoudiging als meer regionale speelruimte. Daarnaast willen we een definitief besluit over de status van deel C. Het is mooi dat de staatssecretaris deel C al voorwaardelijk heeft teruggebracht naar zijn adviesstatus, maar die afspraak mag nog wel wat steviger. In onze BTG’en worden voorstellen voor vereenvoudiging voorbereid en over een paar maanden zullen we hierover een besluitvormingstraject in gaan. Ook het traject examinering loopt behoorlijk voortvarend. Onder regie van René van Gils en uitgevoerd door projectleider Henk van Leeuwen wordt thans een aantal pilots opgestart. Eind van het schooljaar moet duidelijk zijn wat die hebben opgeleverd, waarna een traject van uitrollen begint. Ten aanzien van de examinering is er wel een belangrijk aandachtspunt dat ik u niet mag onthouden. Zoals zowel met de staatssecretaris als met COLO is afgesproken, heeft het onderwijs (u en de MBO Raad derhalve) zowel het primaat als de regie op het proces examinering. Het onderwijs doet voor elk examenprofiel de voorstellen en de paritaire commissies valideren na een globale toets.
2/8
Formeel zijn de examenprofielen geen zaak van de kenniscentra en dat moet ook zo blijven. Mij bereiken signalen uit de praktijk dat dit uitgangspunt niet bij iedereen bekend is en dat een aantal kenniscentra de eindverantwoordelijkheid claimt waar het gaat om het beoordelen en goedkeuren van de examendossiers. We hebben dit punt bestuurlijk aangekaart bij COLO en ook zullen we nog voor het eind van dit jaar de onderwijsvertegenwoordigers in de paritaire commissies bijeen roepen om hierover te spreken. Iets minder vergevorderd, maar even voortvarend verloopt het proces ‘domeinen’. We hopen tijdens de komende algemene ledenvergadering in november met een nadere uitwerking te komen voor de domeinindeling. Lastig, maar onvermijdelijk is de relatie tussen de domeinen, de kwalificatiedossiers en de bekostiging. We gaan ervan uit dat we ruim voor de zomer zover zijn, dat de scholen na de zomer al met de domeinen aan de gang kunnen. De formele start met domeinen is overigens pas in 2010. Resumerend ten aanzien van de drie bovengenoemde dossiers mag geconcludeerd worden dat ons onderwijsveld terrein terugwint waar het gaat om invloed op onze onderwijsinhoud. Dat lijkt mij zeer terecht! Niemand in onze wereld bepleit revolutionaire stelselwijzigingen – alstublieft niet zeg – maar een aantal aanpassingen om ons onderwijs te verbeteren was en is volgens velen noodzakelijk. Werk in uitvoering dus, maar de contouren van het bouwwerk zijn al zichtbaar. Vanuit het bestuur trekken met name Rien van Tilburg en Ben Roodink aan de voortgang op bovenstaande dossiers. 2. Inburgering en educatie Ik begin maar met de inburgering. U kent de treurige geschiedenis. Veel ROC’s hebben in 2007 uiteenlopende, maar soms zeer ernstige schade opgelopen in dit introductiejaar van de marktwerking bij de inburgering. Mede vanwege een gammele wet inburgering, maar ook vanwege ernstig tekortschieten van de gemeentelijke aanbestedingspraktijk is er van de inburgering tot op heden bijna niets terecht gekomen. In 2007 bleef het aantal cursisten steken op nog geen 15% van het beoogde aantal. 2008 is weliswaar beter, maar komt ook nog niet in de buurt van de doelstelling. Gevolg: lege klassen en torenhoge personeelskosten, waar geen inkomsten tegenover stonden. De MBO Raad is al vanaf januari in discussie met minister Vogelaar en de gemeenten om de door de accountants erkende schade van de taalaanbieders vergoed te krijgen. Een energie- en tijdrovend proces, nog altijd zonder bevredigend resultaat. Toch lijkt onze niet aflatende en door sommigen inmiddels als gezeur bestempelde inzet wat op te gaan leveren. De Tweede Kamer heeft bij motie de minister onder druk gezet om bij de gemeenten in te grijpen als zij er niet aan meewerken het onbedoeld genoten grote rentevoordeel aan te wenden voor een schadevergoeding aan de taalaanbieders.
3/8
Met een schadebetaling van de minster en de gemeenten zijn overigens onze problemen nog niet opgelost. Wat blijft is dat scholen zelf moeten bijdragen aan de schadecompensatie. Scholen kunnen dat alleen door middelen uit hun lumpsum (onderwijsgeld) daarvoor in te zetten. Een zeer ongewenste en mogelijk zelfs juridisch niet eens toegestane weg. Immers dan wordt publiek geld aangewend voor tekorten op private activiteiten (al blijft het natuurlijk vreemd om de inzet van publieke middelen bij publieke instellingen ten behoeve van maatschappelijk belangrijke doelen een private activiteit te noemen, maar dat terzijde). Wat ook nog resteert zijn de nog altijd oplopende tekorten in 2008. Kortom, met dit dossier zijn we nog niet klaar. Bestuurslid Jos Leenhouts en ikzelf stoppen er veel energie en wisselende stemmingen in. Ondertussen behandelt de Kamer deze weken de wet op het participatiefonds. U weet wel, die wet waar zonder schotten inburgering, educatie en reïntegratiemiddelen onder decentraal gemeentelijke regie worden gebracht. Het gaat bij elkaar om ongeveer 2 miljard euro. Er valt heel veel te zeggen over dit wetsvoorstel. Conceptueel bekeken is het een logische en op papier effectieve aanpak. Laat gemeenten via maatwerk en het waar nodig bij elkaar brengen van budgetten beoordelen hoe hun burgers het beste naar werk of tot participatie kunnen worden gebracht. Schotten staan zo’n aanpak vaak in de weg. Maar er zijn echter ook behoorlijke redenen voor zorg en twijfel. De hele aanpak zal overwegend via aanbestedingen vorm moeten krijgen. Gemeenten hebben nog onvoldoende laten zien dat ze dat goed kunnen. Ik hoef nog maar een keertje naar het bovenstaande over de inburgering te verwijzen en u weet wat ik bedoel. Het heeft de gemeenten ook vele jaren gekost voordat ze enigszins succesvol het opdrachtgeverschap op de reïntegratiemarkt inhoud konden geven en ook op dit terrein valt over de prestaties nog bepaald niet naar huis te schrijven. Het is mede hierom dat we met succes bij het kabinet hebben afgedwongen dat de overheveling van het educatiebudget, zoals dat bij regeerakkoord was afgesproken in fases en geclausuleerd zal plaatsvinden. Het P-fonds start 1 januari aanstaande, maar het schot rond de educatiemiddelen gaat pas in 2011 weg en alleen indien uit de eerste ervaringen en het onderzoek naar de marktwerking bij inburgering blijkt dat dit verantwoord kan. U begrijpt dat wij meer dan alleen maar de vinger aan de pols houden. Bij de overheveling van de educatiemiddelen zijn ook de VAVO-gelden aan de orde. Wij vinden dat vreemd. VAVO is in feite uitgesteld regulier onderwijs en naar zijn aard en inhoud vreemd aan de overige middelen in het P-fonds. We hebben – tot op heden niet succesvol – bepleit de VAVO middelen uit de over te hevelen educatiemiddelen te halen en onder te brengen bij de reguliere bekostiging van OCW. Ten slotte nog een zeer belangrijke wens van onze kant. Veel van onze scholen worden op uiteenlopende manieren geconfronteerd met jongeren met soms grote problemen. Winsemius noemt deze jongeren de overbelasten. Op sommige scholen gaat het om grote tot zeer grote aantallen.
4/8
Bij deze jongeren kom je niet aan onderwijs toe, als je niet tegelijk – of beter nog – vooraf iets aan die belasting doet. Alle scholen doen dat ook op uiteenlopende manieren. We hebben er ook wat geld voor gekregen (VOA-middelen), maar in de praktijk van alle dag blijkt dat ontoereikend te zijn, gelet op het ambitieniveau wat de samenleving bij onze scholen neerlegt. Ik kom over die middelen in het hierna volgende nog te schrijven. Maar op deze plaats is het relevant te laten weten, dat wij ons richting het parlement zeer hard inspannen om het P-budget ook open te stellen voor jongeren van 16 en 17 jaar. Natuurlijk begrijpen wij ook wel dat investeren in deze jongeren met problemen, niet hetzelfde is als inspanningen gericht op snelle terugkeer naar de arbeidsmarkt, maar uit alle onderzoek en praktijkervaring weten we dat investeren in deze groep, heel veel latere reïntegratie-inspanningen niet meer nodig maakt. Typisch een geval van voorkomen is beter dan genezen. En vergis u niet: als deze opening er komt, mag er een zeer substantiële bijdrage van verwacht worden aan het wegnemen van grote actuele knelpunten waar onze scholen mee te kampen hebben. Het is voor de korte termijn het enige budget, waar als gevolg van onderuitputting ook ruimte is voor de hierboven bepleite aanpak. 3. Bekostiging Het komende jaar staan we ook voor een herijking van onze bekostiging. Ik schrijf bewust herijking en niet ‘nieuwe’ bekostiging, omdat in de strategische agenda van de staatssecretaris staat dat de huidige bekostigingssystematiek grosso modo goed voldoet. Toch kunnen we niet alles rondom de bekostiging zorgeloos tegemoet zien. Integendeel! Telkens weer duiken er hele geruchten en halve voornemens op (laatst nog in het rapport van de commissie Bakker, maar afgezwakt ook in de reactie van het kabinet daarop) die zinspelen op het introduceren van elementen van het zogenaamde open bestel. Meestal wordt het niet zo genoemd, maar komt het de facto daarop neer. Wat die gedachten gemeen hebben is dat ze neerkomen op publieke bekostiging van onderwijs dat tot op heden het domein is van ons publiek gefinancierde onderwijs. De ideeën spitsen zich dan meestal toe op de BBL. De gedachte is dat zo’n (half) open bestel leidt tot meer concurrentie, meer en beter aanbod van sommige opleidingen (techniek) en derhalve tot een betere aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt. Zorgwekkende redeneringen. Niet zo zeer omdat ze een poot wegzagen onder de stoel van onze instellingen (al is dat natuurlijk ook waar), maar omdat ernstig betwijfeld mag worden of de beoogde doelstelling op deze weg duurzaam gerealiseerd zal worden. De redenering doet onrecht aan de wijze waarop onze instellingen thans soms kostbare, maar zeer relevante opleidingen in de benen houden, gefinancierd vanuit de hele lumpsum. Het effect zal eerder omgekeerd zijn. Door een vergaande verdunning van dit type onderwijsaanbod, is de kans groter dat ROC’s zullen moeten stoppen met het aanbieden van deze opleidingen en zal de vraag van de arbeidsmarkt helemaal overgeleverd worden aan de private, maar publiek bekostigde markt.
5/8
Het spreekt vanzelf dat we de ontwikkelingen niet alleen nauwlettend volgen, maar van onze kant de druk tegenovergesteld opvoeren om deze onbesuisde bewegingen te redresseren. We zoeken bondgenoten op dit terrein. Niet alleen bij OCW of andere voor de hand liggende partners, maar we interveniëren ook actief richting sociale partners en meer in het bijzonder bij VNO en MKB, het platform B-techniek en anderen om een breed front te kunnen vormen. Tijdrovend, maar belangrijk en urgent. In het kader van de bekostiging nog het volgende. Er wordt hard gewerkt aan een bekostigingssystematiek die uitgaat van minder factoren. Vele rekenexercities hebben geleerd dat daartoe goede mogelijkheden zijn, zonder afbreuk te doen aan het feit dat niet alle opleidingen uitkomen met dezelfde factor. Met name met de vakinstellingen hebben we goed overleg om er voor te zorgen, dat een meer gestroomlijnd bekostigingsmodel voldoende recht doet aan de opleidingen aan deze instellingen. Hans Schutte trekt dit traject vanuit het bestuur. Met de bekostiging samenhangend maar meer van algemeen belang is het antwoord op de vraag of onze scholen voldoende uitkomen met door het rijk ter beschikking gestelde middelen en de vele opdrachten die met deze middelen moeten worden uitgevoerd. Velen van u laten ons regelmatig weten, die vraag al lang met nee te hebben beantwoord. Ik denk dat deze collega’s wel eens gelijk konden hebben, maar het is zaak om onze vermoedens hard te maken. Dat laten we momenteel op het bureau fundamenteel uitzoeken. Het gaat daarbij om de ontwikkeling van het macro-budget, het bedrag per leerling, de extra middelen voor bijzondere inspanningen, maar evenzeer kortingen vanuit de tweede teldatum en het FES. Ook het al dan niet krijgen van jaarlijkse prijscompensatie is vanzelfsprekend van betekenis. Het is de bedoeling dit inzicht de komende weken te verkrijgen om er vervolgens bij de politiek aandacht voor te vragen. De begrotingsbehandeling begin december is een goed moment, al weet iedereen dat er daar meer in agenderende zin over gesproken zal worden, dan dat het ons iets zal opleveren. Dat gebeurt pas eventueel bij een nieuwe kabinetsformatie, maar het zo nodig problematiseren moet nu gebeuren. Het is mede daarom dat openingen in het P-fonds voor de korte termijn zo belangrijk zijn. 4. Werkgeverszaken Daarover wil ik in dit rondschrijven kort zijn. We hebben bepaald niet gemakkelijk de onderhandelingen rondom Leerkracht voorlopig afgerond. U bent daar langs vele wegen over geïnformeerd.
6/8
Inmiddels wordt al weer gewerkt aan de voorbereidingen voor de nieuwe CAO. Wat ik op deze plaats wel aan u kwijt wil is de keuze die het bestuur heeft gemaakt om meer dan in het verleden korter op de onderhandelingen te zitten. Dat geldt voor bestuurslid Ronald Wilcke, maar dat geldt evenzeer voor mij als voorzitter. Het vraagt een wat andere invulling van de onderlinge relaties tussen de medewerkers op het bureau en van ons als bestuur, maar het zeer grote belang van het onderwerp (een van de hardcore taken van MBO Raad) rechtvaardigt die bijzonder bestuurlijke betrokkenheid. De betrokkenheid van de leden op dit dossier borgen we via de regio-bijeenkomsten. Ik kan u alleen maar oproepen om daar zoveel mogelijk aan deel te nemen. 5. Imagocampagne Ook over alles wat met de imagocampagne te maken heeft kan ik hier kort zijn. U zult er uitgebreid over geïnformeerd worden tijdens de komende algemene ledenvergadering. Wel een paar opmerkingen over de voortgang. Er heeft een aantal bijeenkomsten plaatsgevonden van de klankbordgroep, maar belangrijker nog, er is ook een fundamentele samenspraak geweest tussen de onderwijsmensen uit de regiegroep onderwijszaken en leden van de klankbordgroep imagocampagne. Uiteindelijk moeten vlag (beeldvorming en imago) en lading (onderwijsinhoud) een beetje op elkaar passen. Daar ging die bijeenkomst over en het zal u niet verbazen dat er veel aandacht was voor het initiatief van Coen Free en het daarbij behorende manifest. Uiteindelijk geeft dat manifest uitdrukking aan het bij elkaar brengen van inhoud en branding zoals Coen zich dat voorstelt. De goede bijeenkomst heeft er bepaald nog niet toe geleid dat iedereen op dezelfde wijze aankijkt tegen inhoud en imago, maar er zijn voldoende aanknopingspunten gevonden en geformuleerd om te veronderstellen dat we een eind kunnen komen. Ik verzucht maar even bijna aan het einde van deze brief, dat we natuurlijk wel moeten voorkomen dat we ons zelf zolang letterlijk aan de praat houden dat er niet alleen niets gebeurd, maar dat daarnaast ook iedere instelling zijn of haar eigen majesteitelijke gang gaat. Walther Tibosch en ikzelf trekken deze kar, waarbij de eerste zorg is er flink beweging in te krijgen en tegelijk een beetje de goede richting. In november hoort u er meer van. 6. Toezicht en inspectie Uw lievelingsonderwerp voor het laatst. Door velen van u gevoed, is er voortdurend overleg met de inspectie over de noodzaak van adequaat toezicht, dat ook proportioneel is, zoveel mogelijk single audit en dat niet verder gaat dan voor de overheid van belang om te kunnen beoordelen of onze instellingen presenteren naar gelang ze bekostigd worden. Dit betekent geen bezoeken waar dat niet nodig is en bovenal niet vaker dan nodig, maar ook geen uitvraag op afdelingsniveau. We hebben stevige discussies over definities en normering.
7/8
Met name de zogenoemde mediaan die de inspectie hanteert en die ervan uitgaat dat alles onder de 50% in feite onderpresteert is velen van u, maar ons ook een doorn in het oog. In het eerstkomende overleg met de staatssecretaris staat dit ongerief hoog op de agenda. Collega’s, Dit lijkt mij voor deze keer wel voldoende qua ‘bijpraten’, al is er meer dan voldoende in onze sector aan de hand om nog een paar extra pagina’s mee te vullen. Dat wil ik u en mijzelf maar niet aandoen. Misschien nog dit. Ik hoop dat uit deze brief een beetje spreekt dat onze sector naar mijn oordeel meer dan in het verleden zelfbewust en assertief moet opkomen voor het belang waarvoor we staan. Dat is bovenal goed beroepsonderwijs aan zo’n half miljoen studenten. Dat is overigens geen opdracht alleen aan de voorzitter, zijn collega’s in het bestuur of het bureau, maar een opdracht voor ons allemaal. Als ik zie hoe velen van u op talloze terreinen op boven genoemde thema’s actief zijn, is er geen enkele reden om ons daar zorgen over te maken. Ik hoop velen van u weer te ontmoeten tijdens de komende algemene ledenvergadering of zo veel te eerder als onze paden kruisen. Hartelijke groet,
Jan van Zijl
8/8