PROVINCIALE STATEN VAN OViRIJISEL a.d.
2 8 MRT 2006 Routing
Discussiestuk Wat is de taak van de provincie bij armoedebestrijding? Statenleden kregen vanuit diverse hoeken, waaronder gemeenteraadsleden, regelmatig de vraag wanneer de provincie Overijssel lets' gaat doen aan armoedebestrijding. Daarbij werd gewezen op duidelijke initiatieven van andere provincies. De CDA-Statenfractie verzocht in de vergadering van de commissie Zorg en Cultuur op 1 februari 2006 jl. dan ook de bestrijding van armoede als mogelijk taak van de provincie op de agenda te plaatsen, wetende dat het onderwerp ook in andere fracties leeft. De commissie stemde hiermee in en verzocht het CDA een discussienotitie te schrijven. Dit stuk voldoet aan dat verzoek. Deze notitie geeft kort de problematiek weer en gaat vervolgens in op de taak van de provincie. Dit laatste is stellend weergegeven vanuit al bestaande opvattingen in de provincie. De verwachting is dat de discussie in de commissie Zorg en Cultuur resulteert in het formuleren van richtinggevende uitspraken voor het College van Gedeputeerde Staten met als uiteindelijk resultaat een eerste uitwerking daarvan in de Perspectiefnota 2007. Waar gaat het over Enkele defenities: • Armoede is een blijvend gebrek aan de eerste levensbehoeften (Van Dale Woordenboek). • Armoede is huishoudens waarvan de financiele middelen zo beperkt zijn, dat zij materieel, cultureel en sociaal uitgesloten zijn van de minimaal aanvaardbare levenspatronen in Nederland danwel Brabant (gebaseerd op de definitie van de Europese Unie: Armoede in Brabant) • Mack en Lansley beschouwen armoede als""an enforced lack of socially perceived necessities" (Armoedemonitor).
Algemeen De armoedeproblematiek neemt sinds 2002 weer toe. Steeds meer mensen moeten het met een laag inkomen doen (10,5 % in 2005; voor 2006 wordt een lichte daling voorspeld: 9,7%) en kunnen daar moeilijk van rondkomen. Circa tien procent van de huishoudens met een laag inkomen maakte in 2005 schulden en kreeg te maken met schuldhulpverlening, schuldsanering, huurachterstanden, huisuitzettingen en incasso-opdrachten. Van de Turkse, Antilliaanse en Marokkaanse groepen hadden drie op de tien huishoudens in 2003 een laag inkomen. Dat is vier maal zo veel als bij autochtonen. De positie van ouderen heeft zich de laatste vijftien jaar gunstig ontwikkeld. (Bron: Armoedemonitor 20051). Deze ontwikkeling is risicovol en leidt tot materiele tekorten, onvoldoende sociale samenhang, onvoldoende deelhebben aan culturele en normatieve waarden en onvoldoende toegang tot allerlei voorzieningen. Het kan uiteindelijk leiden tot sociaal isolement en uitsluiting. Het niet mee kunnen doen is vooral voor kinderen een pijnlijke en traumatische ervaring. Armoede heeft diverse oorzaken: 1
Dit is een een gezamenlijke publicatie van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
BijL:
• • • • • • •
schulden door kopen op krediet; * alimentatieproblemen na echtscheiding; verlies van inkomen door tijdelijke werkeloosheid, de vaste lasten kunnen niet direct worden aangepast (aanpassingsschulden); uitbetaling van de uitkering is pas drie maanden na aanvraag; verslaving aan gokken, alcohol, etc.; vastgelopen in de bureaucratie; mensen maken geen gebruik van mogelijkheden die er wel zijn; onvermogen inkomsten en uitgaven op elkaar af te stemmen, waaronder overlevingsschulden: vaste lasten die structureel te hoog zijn voor het inkomen.
Opmerking 1: De gegevens van de armoedemonitor zijn gebaseerd op gegevens van de belastingdienst tot en met 2003. Ontwikkelingen na 2003 zijn gebaseerd op ramingen van het SCP en CBS. Opmerking 2: De lage inkomensgrens voor een alleenstaande in 2003 is: €10.200 perjaar (€.850 per maand). Bij een laag inkomen gaat het om inkomen dat afgeleid is van het besteedbaar inkomen zonder huursubsidie, kinderbijslag, vakantietoeslag, etc. De landelijke norm voor gezinnen met kinderen is netto € 1.099 p/m. Voor een-ouder gezinnen ligt het lager. Opmerking 3: Opvallend is dat van de bijzondere bijstand in het Gemeentefonds in 2005 slechts €182 mln van de beschikbare ^02 mln gebruikt is. Opmerking 4: Het beleid ten aanzien van incasso, huur en uitzettingen is strenger en de schuldhulpverlening bekender geworden. Voedselbanken bestaan pas kort. Opmerking 5: Huishoudens met een laag inkomen wonen geconcentreerd. Ook in de kleinere gemeenten. In Overijssel De problematiek in Overijssel wordt ook steeds zichtbaarder en nijpender. In de Armoedemonitor staan de volgende gegevens. Regionale inkomensverdeling 2002, kerncijfers Onderwerpen Inkomens van huishoudens Particuliere huishoudens Aantal huishoudens Huishoudens met een laag inkomen Totaal particuliere Particuliere huishoudens 52 wk. inkomen huishoudens Aantal huishoudens met 52 Percentage met laag weken inkomen inkomen Regie's 4x 1000 % Almelo 29,5 28,9 12,6 Bathmen 2,1 2,1 4,9 Borne 7,9 7,8 6,5 Dalfeen 9,5 9,4 5,6 Deventer 36,5 35,4 10,3 Enschede 63,2 61,1 14,0 Haaksbergen 9,1 9,0 7,7 Hardenberg 20,9 20,5 7,1 Hellendoorn 13,5 13,3 5,8 Hengelo 34,6 34,0 8,7 Kampen 18,7 18,2 9,5
Losser Noordoostpolder Oldenzaal Ommen Raalte Rijssen Staphorst Tubbergen Urk Wierden Zwolle Bron: Armoedemonitor 2005
8,3 17,4 12,7 6,4 13,8 12,5 4,8 6,7 4,5 8,3 46,9
8,2
17,1 12,5 6,3
13,6 12,3 4,8 6,6 4,5
8,1 45,7
7,8 8,9 7,9 7,1 6,7 5,8 7,9 6,6 8,5 5,8 9,2
Een belangrijke aandachtspunt is de situatie waarin kinderen opgroeien. Daarover de volgende cijfers. Gemeente
Meerpersoonshuishoudens met minderjarige kinderen 16.000 8.300 11.800 9.700
Enschede Almelo Zwolle Deventer Hengelo 9.100 Hardenberg 7.000 Kampen 5.800 Steenwijk 4.700 Oldenzaal 3.400 Rijssen 4.300 Raalte 4.400 Hof van Twente 3.900 Bron: Leergeld Overijssel Breed
Waaronder met laag inkomen 21.2% 20.7 % 12.8% 14.8% 12.9% 11.3% 12.1 % 13.4% 13.6% 9.9% 9.5% 10.7%
In totaal hebben in de 12 gemeenten 13.076 gezinnen, van de 88.400 meerpersoons huishoudens met minderjarige kinderen, een laag inkomen. Dat is 14,8 % voor genoemde gemeenten. Taak van de rijksoverheid en gemeenten In 2003 heeft de nationale overheid het tweede Nationale Actieplan ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (NAP) vastgesteld. De hoofddoelstellingen zijn: • • • • •
verhogen van de maatschappelijke participate in de vorm van betaald werk of maatschappelijk zinvolle onbetaalde activiteiten; waarborgen van een minimuminkomen; bevorderen van toegankelijkheid van vporzieningen; verbeteren van de positie van kwetsbaren; mobiliseren van alle actoren bij de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting.
De bestrijding van armoede is complex en heeft betrekking op diverse beleidsterreinen. In de vorm van streefdoelen is het verder uitgewerkt voor diverse departementen. Deze streefdoelen zijn enerzijds gericht op preventie en anderzijds op het verbeteren van de maatschappelijke opvang en toekennen van een langdurigheidstoeslag. De rijksoverheid kent vele wetten en regelingen die betrekking hebben het inkomensbeleid.
Gemeenten beschikken bij de bestrijding van armoede over twee beleidsinstrumenten: de * uitvoering van rijksbeleid (de wet Werk en Bijstand en schuldhulpverlening) en autonoom beleid. Bij die laatste mogelijkheid wordt de vrijheid benut bij de uitvoering van de bijzondere bijstand, de welzijnswet, de WVG en in de toekomst de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. De gemeenten vullen de ruimte bij het armoedebeleid verschillend in. Taak van de provincie. De provincies hebben geen wettelijke taken op het terrein van de armoedebestrijding. Gemeenten zijn en blijven verantwoordelijk voor lokaal sociaal beleid. Het is aan de provincie om te bepalen of en in welke mate zij het leveren van een bijdrage aan de bestrijding van armoede en de gevolgen ervan rekent tot een van de taken. Voor de beantwoording van de vraag of de provincie buiten haar wettelijke taken om andere activiteiten kan verrichten, is het van belang aansluiting te zoeken bij bestaand beleid. In de startnotitie Sociale Actie staat de volgende argumentatie voor provinciale taken op sociaal terrein: • • •
de provincie draagt net als andere overheden zorg voor de samenleving als geheel vanwege de complexiteit van maatschappelijke vraagstukken en de relaties van maatschappelijke vraagstukken met andere beleidsdomeinen
"Juist die integraliteit maakt de provincie tot de aangewezen bestuurslaag om - ook los van wettelijke taken - een autonome en vooraanstaande rol te vervullen binnen het bovenlokale sociale domein" (Startnotitie Sociale Actie). Bovenstaande argumenten zijn ook van toepassing op het armoede beleid. Armoede is niet alleen een financieel probleem dat via de bijstand kan worden opgelost. Armoede leidt tot sociale uitsluiting op velerlei terrein. Sociale en maatschappelijke deelname en leefkwaliteit zijn kernwaarden in het onderhandelingsakkoord 2003 - 2007 en daarmee twee van de drie leidende principes die in deze bestuursperiode het denken en handelen van Provinciale Staten kleuren. De provincie subsidieert daarnaast veel projecten waarvan de primaire verantwoordelijkheid bij andere overheden ligt. Veel instellingen zijn door de schaalvergroting regionaal gaan werken. De noodzaak voor een heldere regie en een goede samenwerking is daardoor alleen maar toegenomen. De rol van de provincie bij armoedebestrijding Indien de provincie een rol heeft op het terrein van de armoedebestrijding, op welke manier kan die dan ingevuld worden. Hieronder staan een aantal mogelijkheden. Dit lijstje is zeker niet compleet. Uitgangspunt is de toegevoegde waarde die de provincie kan hebben, die aansluit bij haar en de verantwoordelijkheden van gemeenten niet vervangt. Draagvlak bij gemeenten is noodzakelijk. De provincie heeft geen taak bij de materiele armoedebestrijding en kan geen fundamentele bijdrage leveren aan de lastenverlichting van individuele burgers. Dat is een taak van het rijk en gemeenten. De provincie heeft wel de volgende mogelijkheden: • Ondersteuning van bijzondere particuliere initiatieven; • Ondersteuning van gemeenten door informatie-uitwisseling/platformfunctie, benchmarking, stimulering (van een pro-actieve houding), deskundigheidsbevordering, Ondersteuning van innovatieve projecten en dergelijke. • Intensiveren van bestaand provinciaal beleid (bijvoorbeeld fysiek, economisch en sociaal) dat zich leent voor een bijdrage aan de bestrijding van (de gevolgen van) armoede. M.a.w armoedebeleid als facetbeleid.
•
Benutten van de invloed van de provincie bij andere instellingen, overheden en dergelijke (bijvoorbeeld de waterschappen en Essent).
?
Discussie: De Statencommissie gaat op basis van dit document in discussie over de mogelijke taak van de provincie bij de armoedebestrijding. En zo ja, op welke manier moet die rol dan invulling krijgen? A. Beugelink. Bronnen: Armoedemonitor 2005 Stichting Leergeld Provincie Noord-Brabant CDA 2de kamer fractie