1. Gehoor 1.1.
De fysische prikkel
Geluid is een periodische verdichting van materie. Luidheid wordt bepaald door de amplitude van de druk (hoe sterk is de samendrukking) Toon wordt bepaald door de frequentie, hoe snel wisselen compressie en decompressie elkaar af. 50 tot 20 000 Hz hoorbaar. Maat voor luidheid dB. 0 dB = niet hoorbaar, 100 dB is schadelijk. Geluid komt voor in materie (gas, vloeistof en vaste stof) Een trilling plant zich voort met een bepaalde snelheid. Hangt af van hoe dicht de stof is. Hoe dichter de stof hoe sneller de trilling zich voortplant.
1.2.
de sensor : het orgaan van corti
3 halfcirkelvormige organen, dynamisch evenwicht
Statisch evenwicht
Zenuw
Ronde venster
Cochlea met daarin orgaan van Corti
Ovale venster
Het orgaan van corti zit tussen een opgerolde en dubbelgeplooide buis. Dit orgaan van Corti bevat de eigenlijke ontvangers: de zintuigcellen: haarcellen met haartjes aan het oppervlak. Vervorming van deze haren zorgt voor de aktivatie van de haarcellen die dan een esignaal doorsturen naar de hersenen. De cellen vooraan het orgaan van Corti worden geaktiveerd bij een hoge frequentie en de cellen achteraan bij een lage frequentie.
Afgerolde cochlea
Stijgbeugel duwt aan ovale venster Gebied gevoelig voor hoge frequenties
Gebied gevoelig voor lage frequenties Ronde venster puilt uit
1.3.
Afgerolde cochlea met daarin orgaan van Corti
Het doorgeefluik: het middenoor
1.3.1.
versterking van het signaal op 2 manieren
Geluid komt naar je toe via de lucht. Een trilling van lucht is een zwak signaal (je hebt niet veel energie nodig om lucht samen te drukken). In het binnenoor daarentegen zit een vloeistof. Met lucht (ijl medium) een vloeistof (dens medium) in beweging brengen is moeilijk. Daarom is er een versterking nodig. • Trommelvlies is 80 maal groter dan het ovale venster. Alle bewegingenergie van dit grote trommelvlies wordt dan ook geconcentreerd op de kleine oppervlakte van het ovale venster. • De drie gehoorbeentjes vormen samen een hefboom die de kracht vergroot waarmee de stijgbeugel aan het ovale venster trekt en duwt. Doordat er 3 beentjes zijn, is de hefboomwerking moeilijk voor te stellen.
1.3.2.
de versterking is regelbaar via een spiertje
Soms is het niet nodig van het geluid te versterken en is het zelfs schadelijk. De hefboomwerking is dan ook regelbaar met een klein spiertje. Is het spiertje strak gespannen, dan is de versterking optimaal; is de spier ontspannen dan wordt het geluid niet goed doorgegeven.
1.3.3.
gelijkzetten van de druk via de buis van
Eustachius. Deze man zijn buis zorgt er voor dat het trommelvlies niet blijvend bol staat wanneer de uitwendige druk afneemt doordat je bijvoorbeeld in een opstijgend vliegtuig zit. Via de mond, keelholte en buis van Eustachius kan er lucht in/uit het middenoor om de druk gelijk te zetten. Bij verstopping: pijnlijke overdruk. Scheuren in trommelvlies zorgen voor littekenweefsel en dus gehoorverlies. Oplossing: buisjes door het trommelvlies plaatsen.
1.4.
De opvang: het buitenoor
Het trommelvlies is een dun, soepel vlies dat trillingen opvangt en via de gehoorbeentjes doorstuurt naar het ovale venster. Oorsmeer is het normale reinigingsmechanisme. Reinigen van de gehoorgang is niet aan te raden. Resultaat alleen vorming van meer smeer en eczema.
1.5.
Het evenwichtsorgaan: dynamisch evenwicht
3 halvecirkelvormige organen zijn gevuld met een vloeistof. Ze staan loodrecht op elkaar zodat in elk van de drie dimensies beweging kan waargenomen worden. In elk halvecirkelvormige orgaan steken een aantal haarcellen uit die omgeven zijn door een gelkapsel. Het zijn deze cellen die de fysische prikkel van de beweging omzetten in een signaal naar de hersenen toe. Wanneer het hoofd in beweging komt, wil het gelkapsel met de haartjes achterblijven. De vloeistof in het halfcirkelvormige orgaan helpt hierbij en zorgt voor een versterking van het signaal.Bij uitrekken vcan het gelkapsel worden de haartjes in een richting uitgerokken en in een andere samengedrukt. Wanneer je na langere tijd van draaien ook de vloeistof in beweging gezet hebt, is er wel een probleem. Wanneer je nu stopt met draaien, zal de vloeistof verder draaien en daarbij het gelkapsel ook meesleuren. De hersenen krijgen dus een signaal wanneer je stil staat! Vreemd voor een sensor die beweging waarneemt. Je bent dus draailoos. Je kan je hersenen ook afleren van dit signaal te benutten. Spotten doe je door zolang mogelijk tijdens je beweging één punt te viseren.
1.6.
Het evenwichtsorgaan: statisch evenwicht
Gehoorsteentjes of otolieten. Zitten op een gelkapsel waarin haarcellen. Indien scheve stand: steentjes en dus gel en dus haardellen worden scheef getrokken en dus haarcellen vervormd en dus signaal naar de hersenen. Bij gewichtloosheid: orgaan functioneert niet meer en meeste mensen worden dan ook “ruimteziek”.
2. Smaak 2.1.
De fysische prikkel
4 verschillende smaken. 4 verschillende klassen van chemische stoffen. Weinig smaak met onze tong alleen. De stoffen moeten in opgeloste toestand zijn.
2.2.
de sensor : smaakpapillen
Stoffen moeten in opgeloste toestand zitten. In droge toestand is geen chemische reactie mogelijk tussen de receptor en de smaakstof. Zitten verspreid over de tong.
3. Reuk 3.1.
De fysische prikkel
Stoffen moeten vluchtig zijn anders kunnen ze niet waargenomen worden, maar anderzijds moeten ze ook oplossen in het water van de neusslijmvliezen want anders kunnen ze niet reageren met de receptorcellen
3.2.
de sensor
De receptorcellen zijn gelijkaardig aan de receptorcellen van de smaakorganen. Er zijn veel meer types receptorcellen en dus ook veel meer verschillende types reuk die we kunnen waarnemen dan smaken. Reuk is de eerste sensor die tot ontwikkeling kwam in de loop van de evolutie. Zelfs de meest primitieve dieren hebben reeds een ontwikkeld reukvermogen. Bij de mens is dit het zintuig waarover we het minst controle hebben en dat rechtstreeks toegang heeft tot het geheugen.
4. Gevoel 4.1.
Tast
4.1.1.
De fysische prikkel
Een sensor dicht bij het oppervlak van de huid neemt de prikkel waar. Vervorming wordt doorgestuurd naar de hersenen.
4.1.2.
de sensor
Bepaalde delen van de huid zoals lippen, vingers en uitwendige geslachtsorganen zijn veel dichter bezaaid met deze sensoren.. Nemen verandering waar.(relatief vs absoluut).
4.2.
Druk
Analoog aan de tast maar met dieper gelegen sensorcellen.
4.3.
Temperatuur
Sensor neemt temperatuurverschillen waar. Verschillende prikkels worden opgeteld in de hersenen. Koud water voelt kouder aan wanneer je er je hand instopt dan wanneer je er slechts een vinger instopt.
4.4.
Belangrijk maar niets met zintuigen te maken
4.4.1.
Acné.
Hormonen stimuleren talgklieren. Talg analoog aan leervet. Talg via porie naar buiten. Verstopt. Infectie. Zwarte punt. Immuunreactie ⇒ rode punt en later witte kop: etter. Belangrijk: Niet veroorzaakt door • gebrek aan hygiene
• verkeerde voeding Mogelijke oorzaken • overmatig bruinen • puberteit (talg o.i.v. geslachtshormonen) • verkeerde zeep • geheime dienst van oekraine Mogelijke behandeling • juiste zeep (zonder zeep), 1 x per dag niet meer/minder • lokaal ontsmettingsmiddel (benzoylperoxide e.d.) • antibiotica • de pil voor meisjes • remmende stof voor vorming van nieuwe huid (Roaccutane) Nevenwerkingen!!! Voorschrift arts + controle
4.4.2.
Bruinen.
Kiemlaag vormt voortdurend nieuwe cellen die afsterven doordat ze zich vullen met een stevig eiwit (keratine of hoorn). Cellen schilferen voortdurend af maar worden ook voortdurend vervangen. Bij UV straling: pigmentcellen die verspreid liggen over de kiemlaag maken pigment dat verspreid wordt tussen stervende cellen in de buitenste huidlaag. Pigment absorbeert UV en beschermt onderliggende huid tegen UV. Verbranden start na 15 minuten. Bruiningsproces start na 10 minuten. Slechts kleine marge bij abrupte blootstelling. Niet iedereen even gevoelig. Huidtypes I, II, III ... Huidtype I. Zeer weinig pigmentcellen (meestal gepaard met rood of asblond haar). Bescherming nodig: kledij en/of zeer goede zonnecreme. Zonnecreme: factor: hoeveel keer langer kan je in de zon lopen eer je verbrandt. Minimaal factor 20 voor huidtypes I en II. Tegenwoordig gemakkelijk factor 30 en 40. Opgelet bij zwemmen en afdrogen: alleen dure types zijn bestand tegen afwrijven.