Bijlage bij Info Nr. 06| juni 2004| 26ste jaargang
Dossier : Schriftgezag Waarschuwing aan den lezer... (ds. Dick WURSTEN) De Bijbel, een betrouwbaar woord ? (dr. Anne-Marie REIJNEN) Einde van de traditionele Inspiratietheologie (dr. Antoon SCHOORS)
Bijlage bij info juni 2004
1
Waarschuwing aan den lezer… Voor u ligt een ‘dossier’ over het Schriftgezag. Het is een zelfstandig vervolg op de synodestudiedag rond dit thema. Het is op eigen risico dat u het ter hand neemt. De beide artikelen die de hoofdmoot van dit dossier vormen (van dr. A.M. Reijnen en dr. A. Schoors) zijn mamelijk zéér helder, maar zéér eerlijk. Ze winden er geen doekjes om. Ze dagen uit, prikkelen, zetten aan tot denken. Voor protestanten is vooral het artikel van dr. Schoors ronduit confronterend. De titel van zijn artikel spreekt boekdelen: Einde van de traditionele inspiratietheologie. Als je de artikelen leest dan voel je dat er iets ‘verdwenen’ is, dat er iets weg is, iets dat vroeger vanzelfsprekend was in onze traditie, iets ook waarop we bouwden en vertrouwden, nl. de gedachte dat de bijbel letterlijk ‘Gods Woord’ is (of minstens toch: bevat): dáár in die boeken staat wat God zèlf geopenbaard heeft : Punt aan de lijn ! Dr. Schoors beschrijft hoe die gedachte in de loop van de eeuwen eerst is verschenen en daarna in de vorige eeuw - ook weer is verdwenen. Dr. Reijnen legt er dan getuigenis van af hoe je ook na de verdwijning daarvan de bijbelse boodschap als een ‘openbarend woord’ kunt horen. Beiden – laat dat gezegd zijn – vinden de bijbel zonder meer de moeite waard om bij geloof en leven te betrekken, zeker… maar toch is alles ‘anders’ geworden. Vandaar deze ‘waarschuwing aan den lezer’. De auteurs zijn verantwoordelijk voor hun tekst. De indeling in paragrafen (incl. de ‘kopjes’) is het werk van de redactor. Zij dienen om de leesbaarheid te vergroten en de bezinning te bevorderen, datzelfde geldt voor de gedachtenoefeningen en vragen hieronder...
1. Een getuigenis “Vroeger ging ik er van uit dat de bijbel ‘Gods Woord’ was, gewoon objectief. Hoe dat zat was een mysterie, maar daar zat Gods Geest voor iets tussen. De bijbel was daarom niet maar ‘een boek’, nee het was hèt Boek der boeken, een wonderboek, voor mij een beetje ‘God op aarde’. De afbeelding van de ‘engel’ die de evangelist de tekst van zijn evangelie influistert beeldde dat gevoel mooi af. Als kind wist ik zeker dat het zo geweest moest zijn en ik was vol bewondering voor dat wonder. Later stelde ik me dat minder letterlijk voor, maar bleef overtuigd van het feit dat het naar een geestelijke werkelijkheid verwees: Er moest iets bijzonders in het innerlijk van de evangelist gebeurd zijn, toen hij de Schriftwoorden aan het perkament toevertrouwde.
2
Bijlage bij info juni 2004
Dr. Schoors drukt ons met de neus op de feiten. Ontnuchterend klinkt het : de moderne wetenschap heeft deze teksten ontleed, bekeken van links en rechts van boven en onder, van voor en achter en heeft vastgesteld dat aan deze teksten ‘niets menselijks’ vreemd is. Ze zijn volkomen menselijk en door en door historisch.”Het zijn teksten die ons tonen hoe [mensen] hun geloof in God hebben beleefd en niet beleefd, hoe zij met God hebben geworsteld, tot hem hebben gebeden, in hem hun vertrouwen hebben gesteld.”. Ze kunnen beslist nog wel inspirerend werken, openbarend zelfs (A. Reijnen haalt dit woord toch weer naar voren), maar het boek zelf is ‘een boek’ en niet meer een ‘beetje God’ op aarde. De ‘engel’ bij de evangelist is geen afbeelding van
een uiterlijke, noch van een innerlijke realiteit, maar gewoon een vrome verbeelding.
♦
Herkent u dat ? Schrikt u daarvan? Wist u dat al ? ♦ Wat doet dat met u, dat te lezen ? en met uw geloof ?
2. Een tegenstem : Karl Barth Ze zijn niet kritisch genoeg, de wetenschappers die de bijbel historisch-kritisch onderzoeken, verzuchtte Karl Barth (voorwoord 2de druk Römerbrief, 1921). Hij bedoelde : een wetenschapper die zich echt verdiept in een oude tekst, die kan toch niet tevreden
zijn als hij de tekst netjes ontrafeld en uit elkaar gelegd heeft. Die blijft toch zoeken tot hij ook iets ‘pakken’ kan van de ‘drive’ die iemand heeft bewogen dìe tekst te schrijven. Je gaat toch door tot je een auteur, een boek van binnenuit verstaat (ook al weet je best dat dat uiteindelijk niet kan). Je wilt toch doordringen tot de ‘zaak’ daarachter… En in geval van een bijbeltekst is de zaak daarachter niet enkel menselijk en historisch is (dat ook), maar moet iets met ‘God’ te maken, juist volgens de auteur.. “Ging het Paulus dan niet in de eerste plaats hierom, de mens met God te confronteren ? Wat doe ik anders dan te zoeken naar wat hij bedoelde.
zijn, maar dat jouw zaak dáár wordt behandeld ? In elk geval : Augustinus heeft het beleefd en Luther en Barth (elk op z’n eigen manier, en Dr. Reijnen geeft nog wat voorbeelden), dat een bijbelwoord hen zo aangreep, dat hun leven erdoor geraakt werd en – soms – op de kop werd gezet, zoals geen mensenwoord ooit kan.
Dat is mijn vooronderstelling bij de uitlegging en bij de toepassing zal wel blijken of die veronderstelling juist is”. Deze positie is volgens Barth de juiste – en ook genuïen historische – vraagstelling ! Zo doe je in elk geval de auteur, Paulus, meer recht dan met wat vaag antroposofisch filosofisch geleuter of pietepeuterig filologisch gefriemel of politiek-kerkelijk correct geredekavel.
Dus : als de Schrift gezag heeft, dan bewijst dat gezag zich zèlf.
Voortbordurend: Als ik de boeken I + II Samuël lees wil ik weten wàt er dan met die David aan de hand was en wat de man (of vrouw?) bezielde, die de geschiedenissen zo magistraal beschreven heeft. En: wat was dat nou dat Paulus geraakt heeft toen hij op weg was naar Damascus ? En die Jezus vooral, ongrijpbaar, maar toch zo fascinerend. Via de tekst krijgt ‘het’-‘Hìj’ mij beet. Het (Hij) laat mij niet los. Herkennen wij nog iets van deze ‘subjectwissel’ (zoals Barth dat noemde), d.w.z. dat als je een bijbelse tekst gaat lezen dat je dan op een bepaald moment het gevoel kunt krijgen dat niet meer jìj de tekst zit uit te leggen, maar dat die tekst jouw leven begint uit te leggen, dat niet meer jij je op de tekst richt, maar dat de tekst zich op jou richt, dat niet allerlei historische gegeven de ‘pièce de résistance’
3. Het eigenaardige van gezag is, dat je het niet kunt oproepen als het er niet is en dat je het niet kunt ontkennen als het er wel is. Het ìs er; iets of iemand hééft het… of niet.
“Ja, natuurlijk zijn er veel boeken, die ik zou kunnen lezen. Maar er is slechts één boek dat mij leest.” (een vrouw, gevraagd naar de reden waarom ze toch altijd maar op die bijbel terug kwam).
“Het biblicisme waarvan men mij kan beschuldigen […] bestaat om precies te zijn hierin, dat ik het vooroordeel heb, dat de bijbel een goed boek is en dat het de moeite waard is de gedachten daarin minstens zo ernstig te nemen als die van mijzelf. (Karl Barth, Römerbrief, voorwoord 2de druk). namens de redactie, Dick WURSTEN
Gewetensvraag : zat er onder dat zoeken naar een sluitende inspiratieleer om het gezag van de Schrift te onderbouwen niet een verborgen twijfel of de ‘woorden’ van de bijbel het zelf wel zouden kunnen doen…
♦
‘Doen de woorden het’, als u ze leest ? Of is het de exegeet, de predikant die het doet ? ♦ Hebben ze ‘gezag’ die teksten: Zeggen ze iets? Hebben ze ons ìets te zeggen ? En wat doe je dan als diezelfde teksten iets ‘zeggen’ dat je niet bevalt ? Hoe schiften we zo, dat er geen willekeur ontstaat ? ♦ Dr. Reijnen geeft 3 leeswijzers mee en vervangt het woord ‘gezag’ door betrouwbaarheid van de Schrift : Helpt u dat verder in uw omgang met de bijbel ?
4. Enkele citaten tot slot, ter overweging “Zij plaatst zich onder het gezag van de Heilige Schrift, die zij door de Heilige Geest ontvangt als Woord van God, hoogste maatstaf voor geloof en leven.” (constitutie V.P.K.B., artikel 1)
Bijlage bij info juni 2004
3
De Bijbel, een betrouwbaar woord ? “Hij wekt elke morgen,Hij wekt mij het oor” Vandaag wil ik met u, geachte lezers van Info, van gedachten wisselen over het gezag van de Bijbel, en ik wil om te beginnen dat geladen begrip van “gezag” voorlopig vervangen door “betrouwbaarheid”. Een beknopte toelichting ben ik u wel schuldig.
Sola Scriptura Mijn uitgangspunt is de waarneming dat protestanten hun liefde en loyaliteit jegens de Schriften uiten door zich te scharen onder het motto “sola scriptura”, de Bijbel alléén. Is dat wel terecht ? Mij dunkt van niet, om twee redenen. De leus ontstond ten tijde van de Reformatie als antwoord op een twistvraag, namelijk de verhouding tussen Bijbel en kerkelijke overlevering : Traditie. De rooms-katholieke opvatting bestond hierin te zeggen, dat de Bijbel, die betrouwbare getuige van Gods woord, haar gestalte heeft ontvangen binnen de Kerk. De kanon – de beslissing welke geschriften behoren tot “heilige” schriften – is het resultaat van de kerkelijke traditie. Binnen de Reformata leek het juist belangrijk de nadruk te leggen op de soevereiniteit, de zelfstandigheid, van de Bijbel: die staat boven kerkelijke geplogenheden en kan die zelfs ondermijnen. Zoals veel twisten uit de zestiende eeuw zijn de posities vandaag minder polemisch; men komt elkaar tegemoet. Binnen de Romana is de voorrang van de Bijbel ondubbelzinnig erkend. En protestantse kerken geven er rekenschap van dat “sola scriptura” niet betekent dat de tradities van de oudchristelijke kerken over het hoofd gezien worden. De tweede reden om “sola scriptura” niet als een absoluut gegeven te hanteren is het feit dat er nààst dit “sola” nog een reeks andere “soli” zijn En wel het “sola gratia” en het “sola fide” (rechtvaardiging door genade alleen, uit het geloof alleen) en natuurlijk het “solus Christus” (Christus
4
Bijlage bij info juni 2004
alléén). Maar ook, iets minder vertrouwd, een opmerking uit de Gesprekken aan Tafel, de bekende en ten dele beruchte Tischreden van Maarten Luther: “sola experientia”! Luther zegt: “de ervaring alléen maakt de theoloog”.
Van gezaghebbend naar betrouwbaar Dit inzicht van Luther inspireert mij tot het verplaatsen van de pool “gezaghebbend” naar de pool “betrouwbaar”. Daarom ben ik trouwens zo vrijmoedig “ik” te zeggen : in het vertrouwen dat wie dit leest ook “ik” durft te zeggen en misschien eens te onderzoeken wanneer en waar een bijbels woord zich als een betrouwbaar (en dus gezaghebbend) woord heeft bewézen. Mij gaat het er dus minder om, het gezag van de Bijbel als heilige Schrift voorop te stellen en te beschermen tegenover allerlei “gevaren” (relativisme, pluralisme…). Interessanter is het, uit te gaan van gegevens : dat er nog steeds en zelfs steeds méér lezers en daders zijn van die Schriften. Drie situaties wil ik kort schetsen waarin de functie van de Bijbel als betrouwbaar getuigenis van God duidelijk aan het licht kwam voor mij.
Drie ervaringen met de bijbel als betrouwbaar woord 1. [Openbaring in Berlijn] De eerste ervaring heeft te maken met de woelige tijd kort voor de val van de Muur en daarna. Ik heb kun-
nen vertoeven in Berlijn toen het nog bestond uit West en Oost en maakte mee hoe bij het passeren van de Muur alle boeken met grote argwaan werden bekeken; en met name het Boek der boeken. Na die eerste reis in het najaar van 1989 keerde ik terug in een stad zonder Muur : alleen zag ik nog nooit zoveel nieuwe muren in een mum van tijd uit de grond rijzen. De eerste impressie toen ik uit de U-Bahn op begane grond aankwam was de bedrijvigheid van de honderden hijskranen. Maar ook de mensen waren toe aan heropbouw. Die zondag had ik het voorrecht te mogen voorgaan in de Domkerk. De avondmaalgangers hadden gehavende gezichten, ogen die tegelijk uitgeblust en hoopvol keken. Nooit eerder had ik zoveel ingehouden vreugde-in-verdriet gezien als bij deze vrouwen, deze mannen uit Oost-Europa die hun hand openden om de maaltijd des Heren te vieren. Het woord dat zich op die ochtend verenigde met het teken van het sacrament kwam uit het boek van de Openbaring: “Jezus Christus, de getrouwe getuige, de eerstgeborene der doden en de overste van de koningen der aarde” (1,4). 2 . [een psalm in de cel] De tweede markante ervaring heeft te maken met mijn ambt als aalmoezenier in de gevangenissen. Af en toe had er een doorbraak plaats : dan werden wij ons bewust van een kracht die daadwerkelijk troost én doet opschrikken. Een vluchtelinge uit Sierra Leone, voormalig celgenote van Samira ADAMU, droeg Psalm 42 voor. “Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God”.
3. [Paulus in Havana] Tijdens een studie-oponthoud in Cuba had ik tenslotte de ervaring van een kentering, een nieuw tijdperk dat werd ingeluid. Zoals bekend was Fidel CASTRO er jarenlang van overtuigd geweest dat elke vorm van godsdienst contra-revolutionair was. Toen ik in 2001 door Cuba zwierf, was de situatie sinds kort veranderd. En alle groeperingen die decennia klandestien waren geweest – christenen maar ook joden; de vrijmetselaars en de afro-cubaanse heelmeesters – waren opnieuw uitbundig werkzaam en goed zichtbaar. Pinksteren in La Havana : een stoet van dopelingen, tieners en volwassenen, waaronder bejaarde mannen en vrouwen, van top tot teen in het wit gekleed. Op die ochtend klonk met ongekende zeggingskracht de belofte van de apostel : “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping : het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen” (II Korintiërs 5,17).
Enkele leeswijzers, ter overweging Het gezag van de Schriften is ontleend aan het feit dat zij als betrouwbaar worden ervaren, door de mensengeneraties heen tot op vandaag en overal ter wereld. Betekent het dat alle ervaringen legitiem zijn of bestaan er wel degelijk richtlijnen in het lezen en toepassen van de Bijbel ? Ik zou willen pleiten voor het laatste en ben ook bereid om enkele “leeswijzers” voor te leggen. 1. Lezen op zoek naar een èchte openbaring Het woord “openbaring” wordt vaak in ruime zin gebezigd; onlangs hoorde ik de wiskundige Andrew WILES spreken over zijn ontdekking van de oplossing van het laatste theorema van FERMAT : “it was an incredible revelation”. Maar wat zoeken wij precies in de Bijbel ? De theoloog Karl RAHNER zei terecht dat het énige thema van de goddelijke openbaring God zelf is. God hoeft niet te “openbaren” wat de mens zélf kan vinden. Zo houden de rede en de openbaring ieder hun eigen gebied. Het Nieuwe Testament
ontleent dat inzicht aan het Oude : het gaat om “wat in geen mensenhart is opgekomen”. (I Korintiërs 2,9, citaat van Jesaja 64,4). 2. Persoonlijk lezen… in gemeenschap De nieuwere exegese legt de nadruk op de lezers : de betekenis van een tekst schuilt niet kant en klaar in die tekst; de betekenis komt voort uit de ontmoeting van een tekst met een lezer(es), met haar of zijn belangen en context. Een vruchtbaar inzicht, zolang het niet klakkeloos wordt toegepast. Er bestaat inderdaad niet één enkele betekenis van een bijbels gezegde, maar de betekenissen zijn ook niet willekeurig. Behalve het gezond mensenverstand helpt de traditie ons, hier niet te onstporen. Schriftuitleg is persoonlijk maar begint (en eindigt) niet bij mijn eigen persoon. Het tegenover van de Bijbel is de “gemeenschap der heiligen”, dus allen die met en naast ons luisteren en ook al diegenen die ons daarin zijn voorgegaan. Origenes heeft nog een andere leeswijzer meegegeven : hij beval de combinatie aan van licht (de lamp van de wetenschap) en van warmte (het vuur van het geloof).
schroom : het “heilige” van de Schriften maakt het dagelijks lezen een ietwat rare, “vrome” bezigheid. En toch : soms geven niet-christelijke lezers ons een voorbeeld van de omgang met de Bijbel. De Italiaanse dichter Erri DE LUCA was jarenlang arbeider. Hoe vroeg zijn werkgever hem ook verplichtte te beginnen, de Luca stond steevast een uur vroeger op; dat uur kon niets en niemand hem afnemen. En dan las hij de profeten. Om het Oude Testament echt te proeven heeft hij zelfs Hebreeuws geleerd. Ik vraag u, geachte lezers : hoeveel te meer zouden wij dat niet mogen doen : betrouwbare lezers van het betrouwbare woord Gods zijn ? “De Here Here heeft mij als een leerling leren spreken om met het woord de moede te kunnen ondersteunen. Hij wekt elke morgen, Hij wekt mij het oor, opdat ik hore zoals leerlingen doen.” (Jesaja 50,4).
Dr. Anne-Marie REIJNEN [Dr. Reijnen is verbonden aan de UFPG als hoogleraar dogmatiek]
3. Durf zèlf te lezen Het lijkt vanzelfsprekend : de Bijbel is niet een fetisj die gesloten blijft liggen op een goed zichtbare plaats (de koffietafel thuis of het liturgisch centrum van een kerk); de Bijbel wil gelezen, herlezen en herkauwd worden. Toch zal iedereen erkennen dat er een merkwaardige hindernis in ons bestaat die de Schriften moeten overwinnen. Iemand wiens roeping het is (als VDM, “Verbi Divini Minister” immers) dagelijks over de Bijbel te lezen, kan wel eens nalaten de Bijbel zelf te lezen en die zélf te lezen en niet alleen de anderen aan te sporen dit te doen. Anders gezegd: theologen worden net zoals andere wetenschappers overspoeld door vakliteratuur; echter de Bijbel, hoewel het onderwerp van veel van die literatuur, verdient een aparte plaats. Wie als “gewoon gemeentelid” (zoals men onterecht zegt) dit probleem niet ervaart, kent wellicht een andere
Bijlage bij info juni 2004
5
Einde van de traditionele Inspiratietheologie “Men heeft mij gevraagd een informatieve uiteenzetting te geven over het gezag dat aan de bijbel werd toegekend doorheen de eeuwen”, zo begon dr. Schoors zijn uiteenzetting op de speciale synodedag om te vervolgen met een waarschuwing aan de toehoorder, die ook voor dit artikel relevant is : “Indien mijn besluit wat provocerend zou klinken, hoop ik dat u me dat niet ten kwade zal duiden. Ik ben een gelovig mens die dagelijks met de bijbel leeft en er het grootste respect voor heeft, maar geloven betekent niet dat men zijn verstand moet uitschakelen.” Inleiding Schriftgezag, inspiratie en onfeilbaarheid Traditioneel neemt men aan dat de bijbel zijn gezag dankt aan goddelijke inspiratie. Die inspiratie werd in de kerk als een dogma geponeerd, maar een eigenlijke theologie van de inspiratie is relatief jong en kwam tot stand door de moeilijkheden met de moderne wetenschappen, zowel de positieve als de historische. Door die problemen werd men ertoe gedwongen die leer over de inspiratie steeds maar precieser te omschrijven. Als men de traditionele denkwijze over God en zijn ingrijpen in de wereld vaarwel zegt, moet men ook de voorstellingen betreffende de inspiratie herzien. Het probleem hangt natuurlijk samen met “de waarheid in de bijbel”. De inspiratie-leer is altijd verbonden geweest met de onfeilbaarheid van de bijbel. Ik heb nog geleerd in de zestiger jaren van de vorige eeuw dat het voornaamste effect van de inspiratie die onfeilbaarheid was. Maar die onfeilbaarheid is in kritische milieus langzaam maar zeker afgebrokkeld, want de moderne wetenschap tast ook waarheden in de bijbel aan. Het gevolg daarvan kan, in de woorden van Loisy, als volgt worden geformuleerd: “De vraag is niet of de bijbel dwalingen bevat, maar wat er in de bijbel waar is”.
6
Bijlage bij info juni 2004
De ontwikkeling van het ‘Schriftgezag’ in vogelvlucht De geleidelijke opbouw van de leer omtrent het gezag van de Schrift. De bijbel, de kerkvaders en de middeleeuwse scholastiek kennen geen inspiratietheorie in de moderne zin. Men stelde gewoon dat de bijbel goddelijk geïnspireerd was. Voor zover we weten, heeft de inspiratie als zodanig ook geen rol gespeeld bij de canonvorming. Maar de christelijke theologie heeft geleidelijk aan een doctrine uitgebouwd : aan de H. Schrift werd meer en meer een absoluut gezag toegekend, zodanig dat weldra ieder die aannam dat de bijbelse boeken iets onjuist zouden bevatten als ketter werd aangezien. Het Concilie van Florence (1442) heeft in zijn Decreet voor de Jacobieten (dat zijn de Kopten) niets gezegd over het hoe van de inspiratie : het was alleen geïnteresseerd in de eenheid van de ganse bijbel, die God als enige auteur (unum auctorem) had. De inspiratie werd door de reformatoren niet betwist, alleen verwierpen ze bepaalde bijbelboeken. Ook in de Roomse kerk waren er theologen, zoals Erasmus, Cajetanus en Seripando die verdedigden dat er graden van canoniciteit waren
(voordien reeds Hieronymus), maar deze stelling werd door het Concilie van Trente veroordeeld met een beroep op de kerkelijke traditie. Het hoofddoel van de conciliaire uitspraak was de verdediging van de inspiratie van de bijbel met de affirmatie dat God de “auctor” is. Het concilie heeft de echte problemen genegeerd, b.v. de verhouding tussen vertaling en oertekst, of het gebruik van moderne onderzoeksmethoden à la Erasmus.
De geleidelijke afbraak van het Schriftgezag [natuurwetenschappelijk gezichtsverlies en historisch gezagsverlies] Het Galilei-incident (niet de zon draait rond de aarde, zoals verondersteld in Jozua 10:12-13, maar omgekeerd) staat symbool voor de natuurwetenschappelijke onbetrouwbaarheid van de bijbel. Zelfs toen onweerlegbaar bleek dat Copernicus en Galilei gelijk hadden, bleven kerk en theologie de absolute inerrantie van de bijbel verdedigen met het argument dat de Schrift aansluit bij de gewone menselijke spreekwijze, en dus op dat niveau waar blijft. Op het eerste gezicht is dat verdedigbaar, maar de theologen hadden blijkbaar nog niet door dat de natuurwetenschappen een totaal nieuwe benadering zijn van “waarheid” en dat men dus niet meer op
een naïeve manier kan blijven spreken van absolute waarheid in de bijbel. In de 19de en 20ste eeuw werd ook de absolute historische betrouwbaarheid van de bijbel onderuitgehaald. De enorme toename van historische informatie over het oude Nabije Oosten maakte duidelijk dat de bijbelse geschiedenis een sterk ideologisch gekleurde geschiedenis is met een vaak hoog legendarisch gehalte. En in de laatste vijftig jaar durft men zelfs al zeggen dat er dingen in de bijbel staan die ook ethisch en theologisch niet door de beugel kunnen.
De inspiratietheologie Hoe moet ik mij die inspiratie eigenlijk voorstellen ? Intussen zijn kerk en theologie er nog steeds niet in geslaagd een duidelijke, werkbare definitie van “inspiratie” te geven. Men kan ervan overtuigd zijn dat God op een bijzondere wijze is tussenbeide gekomen bij het ontstaan van de bijbelboeken, ongeveer zoals in het decreet “Dei verbum” van Vaticanum II. Het “sine ullo errore” (zonder welke fout dan ook) moest er tijdens de debatten onverbiddelijk uit, maar positief stelde men, “dat de boeken van de Heilige Schrift de waarheid die God omwille van ons heil in de heilige boeken heeft willen doen optekenen, onwankelbaar, trouw en zonder dwaling leren”.
Inspiratie maakt interpretatie niet overbodig Als het echter om de interpretatie van de bijbeltekst gaat, moet men de tekst ontleden en ontcijferen zoals men dat doet met elke andere tekst; er bestaat geen methode om de bijbel te bestuderen, die anders is dan de literaire studie van andere antieke teksten. Als er dus al een inspiratie is, heeft ze geen invloed op de interpretatie
van de bijbeltekst, en is het overbodig haar als een dogma te willen opleggen.
Willekeur ? Zelfs gesteld dat men de bijbeltekst correct begrijpt, dan maakt men toch nog altijd keuzes wat betreft zijn gezag, zijn bindend karakter. • Volgens Lev 11:48, mag men b.v. een aantal dieren niet eten, maar wij beschouwen dat terecht als voorbijgestreefd. • In Lev 12:3 lezen we dat het verplicht is de kinderen van het mannelijk geslacht te besnijden, maar Paulus heeft deze verplichting afgeschaft en daarna werd die praktijk door de kerk zelfs verboden. • Volgens Lev 18:22 is homoseksueel gedrag verboden en volgens 20:13 moet het met de dood bestraft worden. Maar zelfs kerken die op grond van Lev 18:22 homoseksualiteit als zwaar zondig beschouwen leggen de doodstraf niet op, terwijl andere de veroordeling van homoseksualiteit volledig verwerpen, hoewel het verbod in Rom 1:24-27 en 1 Tim 1:10-11 impliciet wordt gehandhaafd. • In opdracht van God vernielen de Israëlieten steden en moorden de bevolking ervan uit. Wij vinden nu dat dit geen navolging verdient, en ik ben van oordeel dat God zulk bevel niet heeft gegeven. • In Mt 5:31-37 verwerpt Jezus echtscheiding en het zweren van eden. Waarom wordt dan in de Roomse en verscheidene andere kerken zo veel belang gehecht aan echtscheiding en wordt de aansporing om niet te zweren totaal verwaarloosd ?
leergezag heeft zich vergist. Men moet immers de documenten van een leergezag op dezelfde manier ontleden als men dat met de bijbel doet. En zoals bij de bijbel, is ook hier de vraag niet of ze wellicht dwalingen bevatten, maar wel wat er uiteindelijk waar is.
Bijbels fundamentalisme In de kerken bestaat nog steeds een soort bijbels fundamentalisme. Daaraan bezondigen zich niet alleen sommige evangelicals voor wie de wereld nog altijd in zes dagen geschapen is, maar ook de andere kerken die de bijbel als een heilige of definitieve norm beschouwen. Hoe kunnen we enerzijds uit de bijbel stukken halen die aanvaardbaar zijn voor ons ethisch aanvoelen, en beweren dat ze over goddelijk gezag beschikken omdat ze bijbels zijn, terwijl we anderzijds toegeven dat verzen die er vlak naast staan, dat gezag ontberen ? Zelfs de woorden van Jezus, waaraan we graag meer gezag willen toekennen, kennen we niet meer in hun oorspronkelijke vorm. In de bijbel staan zoveel contradicties en zoveel onaanvaardbare uitspraken, dat het een onhoudbare positie wordt er een absoluut gezag of enige onfeilbaarheid aan toe te kennen.
Waardeloos ?
Onwerkbaar
Is daarmee de bijbel een voor het geloof waardeloos geschrift geworden ? Zeer zeker niet. De bijbel is ons gegeven als het woord van God, tot opbouw en versterking van ons geloof, als uitnodiging tot een beter leven, tot troost en bemoediging in onze strijd en tot hoop op een Godsrijk dat ons tot vreugde zal zijn.
Het inspiratiebeginsel blijkt geen enkele werkbare functie te hebben voor ons bijbellezers. Moeten we het dan toch doen met een kerkelijk leergezag ? Helaas is over dat leergezag dezelfde geschiedenis heengegaan als over de bijbel zelf, ook het
Maar de bijbel is ook een historisch document uit een ver verleden en uit een cultureel en sociaal milieu dat grondig verschilt van het onze. Elk woord in de bijbel is een woord van mensen en moet geïnterpreteerd worden. Geen enkel bijbelwoord
Bijlage bij info juni 2004
7
geeft ons chemisch zuiver het woord van God. Uitleggingen die geen enkel historisch perspectief aanvaarden maken van de bijbel een tijdeloos document, waarin het gevaar steekt dat we Gods woord identificeren met hopeloos voorbijgestreefde normen en overtuigingen, terwijl alleen een gezond relativeren ons kan behoeden voor een dodelijk fundamentalisme.
zin canoniek, omdat hij ons de verhalen, de gebeden, de ethische normen, de profetische woorden van onze “vaderen” in het geloof overlevert.
Besluit
Het zijn modellen waar we ons eigen verhaal kunnen over heen leggen om door confrontatie ermee bemoediging en bevestiging, waarschuwing en aanklacht te vinden.
Zonder inspiratieleer toch inspirerend De bijbel is helemaal het werk van mensen, maar hij is voor christenen een fundamenteel document, in die
8
Bijlage bij info juni 2004
Het zijn teksten die ons tonen hoe zij hun geloof in God hebben beleefd en niet beleefd, hoe zij met God hebben geworsteld, tot hem hebben gebeden, in hem hun vertrouwen hebben gesteld.
De bijbel is gedurende een duizendjarige geschiedenis neergeschreven,
maar met onze gelovige levensgeschiedenis schrijven we tot op onze dagen dit verhaal verder. Een leer omtrent de bijbelse inspiratie lijkt mij daarbij een overbodige complicatie.
Antoon SCHOORS [dr. Schoors is emeritus professor van de KU-Leuven]