DOSSIER' ! Betreft:'mode1'en'andere'maakindustrie'in'Rotterdam' ! ! Hieronder!volgt!een!bundel!van!verslagen!van!bijeenkomsten,!georganiseerd!in!de!jaren! 2013,!2014!en!2015! ! ! Inhoudsopgave! ! ! Preambule:!notitie!aan!Corrie!Louwes,!wethouder!gemeente!Rotterdam! 1.! 2013!10!Designplatform!Rotterdam! !
!
!
!
!
1!
2.! 2013!12!OVMR!advies!december!2013!
!
!
!
!
13!
3.! 2013!12!OVMR!Rotterdam!Flashback!
!
!
!
!
21!
4.! 2013!12!OVMR!verslag!Aan!de!Keukentafel!1!
!
!
!
23!
5.! 2013!32!OVMR!verslag!Aan!de!Keukentafel!2!
!
!
!
33!
6.! 2014!01!OVMR!Rotterdam!Modestad!0!oefening!verslaglegging!! !
49!
7.! 2014!02!Designplatform!Rotterdam!2!
!
!
!
!
65!
8.! 2014!03!Plan!Rijnhoutplein! !
!
!
!
!
!
85!
9.! 2014!03!Rotterdam!Modestad!1!
!
!
!
!
!
95!
10.!2014!03!Rotterdam!Modestad!2!
!
!
!
!
!
105!
11.!2014!06!internationale!conferentie!0!!
!
!
!
!
109!
12.!2014!06!internationale!conferentie!1!!
!
!
!
!
113!
13.!2014!06!internationale!conferentie!2!!
!
!
!
!
117!
14.!2014!07!krachtvrouwen!
!
!
!
!
121!
15.!2014!10!Rotterdam!Maakstad!vervolg!2014R2016! !
!
!
125!
16.!2014!12!opdracht!gemeente!Rotterdam!
!
!
!
129!
!
!
!
139!
18.!2015!02!Rotterdam!Maakstad!Object!Rotterdam! !
!
!
145!
19.!2015!03!Rotterdam!Maakstad!Museum!Rotterdam!!
!
!
153!
20.!2015!03!Rotterdam!Maakstad!Mission!Statements!!
!
!
155!
21.!2015!06!Wat!is!slenteren!in!Rotterdam!Het!Oude!Westen?!
!
163!
22.!2015!09!Brochure!Mi4H!
!
193!
!
!
!
17.!2015!01!Kortrijk!en!Rotterdam!in!de!werkplaats!
! !
!
!
!
! !
!
!
!
!
Designplatform Rotterdam / Rotterdam Modestad Notitie voor Korrie Louwes, wethouder Arbeidsmarkt, Hoger Onderwijs, Innovatie en Participatie van de gemeente Rotterdam Van: Jeroen Deckers en Marieke Smit Datum: 25 maart 2013 Betreft: participatie designcommunity; gesprek van 26 maart 2013 om 17:00 uur Rotterdam heeft belang bij de ontwikkeling van de creatieve industrieën, omdat deze een belangrijk potentieel bieden voor innovatie. Zichtbaarheid is daarbij belangrijk. Designplatform Rotterdam (DpfR), waar Rotterdam Modestad deel van uitmaakt, is expert in dialoogvormen die leiden tot engagement met design in de stad. Wij richten dit jaar extra aandacht op de maakindustrie. Rond dit thema zien wij vier opvallende verschijnselen: 1. Ontwerpers verlangen naar maakateliers, dicht in de eigen omgeving, waar men in samenwerking met makers serieproducten kan ontwikkelen met een hoge belevingswaarde. 2. De maakindustrie is onzichtbaar geworden voor de Rotterdamse bevolking. Door de nadruk op de kennis- en diensteneconomie is er weinig tot geen aandacht meer voor het maken van dingen. De maakindustrie is verbannen uit het centrum naar industrieterreinen buiten bereik van burgers die daar niets te zoeken hebben. 3. De retail maakt een indrukwekkende metamorfose door. Leveranciers schakelen massaal over op verkoop online en hebben misschien minder vierkante meters winkelruimte in traditionele zin nodig. Allerlei vormen van experience shops die daarvoor in de plaats komen zijn daarbij een interessant perspectief. Leegstand is de laatste jaren versterkt door de zwakke conjunctuur. 4. Er lijkt een tekort te bestaan aan jonge mensen die zich aangetrokken voelen tot techniek. De instroom van leerlingen bij praktijkopleidingen is lager dan bij theorieopleidingen.
1
Zichtbaar maken Designplatform Rotterdam wil dat de maakindustrie zichtbaar wordt gemaakt, zodat nieuwe vormen van ondernemerschap ontstaan en technisch vakmanschap onder de aandacht wordt gebracht. Dat laatste in het bijzonder van jonge mensen die zich oriënteren op hun toekomstige beroep. Tegelijkertijd willen wij dat de stad belevingswaarde, glamour krijgt. Een internationale hub-city dus, die uitnodigt om te flaneren. Daarmee zijn onze ideeën bruikbaar bij city-marketing. Glamour en maakindustrie lijken misschien moeilijk verenigbaar. Deze combinatie willen wij dan ook opvatten als een interessante ontwerpopgave. Dialoog, ook met gemeentelijke diensten Wij hebben de ambitie om dit jaar en de komende jaren daartoe een levendige discussie teweeg te brengen. Deze dialoog moet ertoe leiden dat nieuw ondernemerschap wordt ontwikkeld tussen ontwerpers, producenten, maak- en ontwerpopleidingen, winkeliers, corporaties en projectontwikkelaars. Ook vertegenwoordigers van gemeentelijke diensten horen daarbij met het oog op hun rol als ambassadeur, verbindingsofficier en bemiddelaar. Engagement Wij signaleren verlangens bij ontwerpers en andere ondernemers naar samenwerking met vakmensen uit de maakindustrie. Die verlangens zien wij niet zozeer voortkomend uit een tekort waarover zij klagen, maar als een productieve kracht. De stedelijke omgeving maakt die productieve kracht kansrijk vanwege de vele netwerken die daar mogelijk zijn. Wij vinden dat verlangens erom vragen gearticuleerd te worden in goede gesprekken. Daarom willen wij mensen aanhoudend uitnodigen, triggeren, om daaraan deel te nemen. Bij ons gebeurt er iets tussen mensen; ontstaat er nieuw ondernemerschap, bijvoorbeeld de invulling van experience shops waar ook de maakindustrie betekenis kan hebben. Zo werd bij ons ‘Aan de Keukentafel’ enthousiast gediscussieerd over luxe mobiele hotelaccommodatie in leegstaande winkels in het centrum, ad-hoc vormgegeven door vooraanstaande ontwerpers. Ook werd daar het begrip ‘industriekijkdoos’ uitgevonden: een fraaie etalage met het zicht op ambachtelijke arbeid. Kortom: de relationele factor is de reden van ons bestaan. Massa of zwerm? De groep mensen die een relatie heeft met de maakindustrie is divers. Deze groep zien wij dus niet zozeer als een massa die om eenduidigheid en om regie vraagt. Eerder is deze groep op te vatten als een zwerm of meerdere zwermen die af en toe samenkomen om een eind verderop weer uit elkaar te gaan. Het is belangrijk om zwermen in kaart te brengen, zoals de Erasmusuniversiteit momenteel doet voor de creatieve industrie, en zo mogelijk ook voor de maakindustrie. In kaart brengen is echter niet voldoende. Designplatform Rotterdam
2
schept situaties waarin verschillende knooppunten ontstaan die ideeën genereren die weer tot nieuwe vormen van ondernemerschap leiden. Het gaat erom een elan te laten ontstaan waarin initiatieven gedragen worden door alle betrokkenen en waartoe nieuwe mensen worden aangetrokken, locaal én wereldwijd. Onze expertise: participatie genereren die ertoe doet Goede voorbeelden van die gelegenheden zijn onze gesprekken ‘Aan de Keukentafel’ waar ondernemende mensen elkaar intensief ontmoeten en onze Kopfkino-avonden waar ontwerpers of andere ondernemers het publiek aan de hand van filmimpressies hun inspiratiebronnen laten zien. Onze aanpak leidt als vanzelf tot zinvolle participatie, ook door mensen die niet persoonlijk aanwezig zijn bij onze bijeenkomsten. Wij modereren, niet te verwarren met leiden, het voortgaande gesprek in de stad over de betekenis van maakindustrie in relatie tot design en stedelijke ontwikkeling. De plannen van dit jaar en de kosten Wat betreft de maakindustrie hebben wij, om te beginnen, het verlangen om vijf terreinen van maakindustrie te ‘ontginnen’ met 25 sessies ‘Aan de Keukentafel’ en vijf publieksbijeenkomsten. Daarnaast willen wij bij spontane initiatieven die uit de sessies ‘Aan de Keukentafel’ voortkomen de nodige feedback geven aan de betrokkenen. De omvang van onze deelname en de bekostiging daarvan willen wij graag met de wethouder bespreken, evenals de wijze waarop wij tussentijds verslag uitbrengen aan de betrokken wethouder(s). Bronnen waaruit wij putten Wij beschikken over een gedetailleerd adressenbestand van ongeveer 3000 personen met een verscheiden achtergrond: ontwerpers, industriëlen, andere makers, mensen uit de zakelijke dienstverlening, ambtenaren, bestuurders, docenten, studenten, critici en andere belangstellenden. Wat dit programma over de maakindustrie betreft, ontvangen wij inhoudelijke feedback vanuit de wetenschappelijke wereld: Dr. Erik Braun, universitair hoofddocent aan de Erasmusuniversiteit (tevens bestuurslid DpfR) Dr. Erik Hitters, universitair hoofddocent aan de Erasmusuniversiteit Prof. dr. Ruud Kaulingfreks, hoogleraar University of Leicester en universitair hoofddocent aan de Universiteit voor Humanistiek Dr. Ianus Keller, universitair docent TU-Delft Prof. dr. Arjo Klamer, hoogleraar aan de Erasmusuniversiteit Aldje van Meer MA, coördinator CrossLab Willem de Kooning Academie, onderzoeker Creating 010, Hogeschool Rotterdam (tevens bestuurslid DpfR)
3
Doel van het gesprek Met de wethouder willen wij in gesprek over relevante wederzijdse intenties. Wij willen bijvoorbeeld graag weten welke vormen van betrokkenheid de wethouder voor zich ziet van het gemeentelijk bestuur bij de maakindustrie.
4
1 Uitgebreide weergave van het podiumgesprek Kopfkino 24 tussen Timo de Rijk en Dingeman Kuilman op 7 oktober 2013. Plek: LantarenVenster. Door: Marieke Smit i.s.m. Jeroen Deckers Opmerking vooraf: de hieronder weergegeven tekst is een poging tot vrijwel letterlijke weergave van het gesprek. De tekst kan echter onjuistheden bevatten als woorden of zinnen minder goed te verstaan zijn geweest voor de notulist. De heren gaan zitten achter de tafel. Kuilman helpt De Rijk met de microfoon. Kuilman: “Timo rijmt op Kopfkino”, maar dat is flauw. De Rijk: “Timo de Rijk rijmt op altijd gelijk’, zeiden ze in mijn kindertijd”. Voorafgaand aan eerste fragment stelt Kuilman vijf vragen, oplopend in moeilijkheidsgraad, “zodat de mensen een beetje een idee krijgen wie je bent en hoe je in het leven staat”, aldus Kuilman. ⇒ Lievelingskleur? ⇐ Geen, als ik iets moet kiezen is het zilver, maar dat is geen kleur. ⇒ Wat wilde je worden toen je klein was? ⇐ Eerst sleepbootkapitein, een poosje later werd dat meubelmaker, toen wilde ik naar de kunstacademie, uiteindelijk wist ik dat ik kunstgeschiedenis wilde studeren. Zonder dat ik wist wat dat was. Van het beroep kunsthistoricus kon ik mij nog niet echt een voorstelling maken. ⇒ Wanneer was je voor het laatst tevreden over jezelf? ⇐ Kijk als je zegt dat je nooit echt tevreden over jezelf bent, betekent dat niet dat je alsmaar ontevreden over jezelf bent. Ik heb zelden het gevoel ‘nu ben ik echt tevreden over mijzelf, dit is toch wel geweldig goed wat ik gedaan heb’. Echte tevredenheid met een mengeling van trots was er toen ik promoveerde. ⇒ In 1998, op ‘het elektrische huis’ ⇐ Ja, toen voelde ik een zwelling van trots. Ik liep over de binnenweg, echt zwevend. In een week tijd moest ik een tentoonstelling maken voor de kunsthal. Ik realiseerde mij dat als ik aan mijn promotie publiciteit wilde geven, deze tentoonstelling een geweldige mogelijkheid was. Toch had ik op dat moment geen enkele aandrang om snel aan die tentoonstelling te beginnen. Ik dacht alleen maar ‘het is gelukt’. ⇒ Komrij verwoordde dit met: “Zijn borst zwol tot slagschiphoogte”. ⇐ Precies dat was het. ⇒ Dat zit dicht bij die ‘sleepbootkaptein’; wat heb je geleerd van je kinderen? ⇐ Dat je iets kwijt bent als je… ⇒ Kun je dat benoemen? ⇐ Ik krijg meteen een kikker in mijn keel. Als je die kinderen ziet spelen en sporten en ik zie mijn zoon Jimmy voetballen, waar hij 100% in opgaat, dan denk ik: dat ben ik kwijt. Er is altijd een reserve; er is altijd tijdsdruk, een moment dat je aan iets anders denkt en niet aan dat ene waar je mee bezig bent. En volgens mij heeft hij dat niet, in dat uurtje. ⇒ En is dat ook wat je fascineert in vormgeving; dat daar spelen op de een of andere manier nog gecultiveerd wordt? ⇐ Ik denk dat je het in de mode ziet. Daar sta ik wat verder van af. Dat mensen soms zo opgaan in de mode. Terwijl ik relativerend ben: ‘maak je je echt druk om de jurk van
2 Maxima?’. Er zijn mensen die huilden toen Maxima uit het paleis kwam. Voor die mensen heb ik 100% respect; bijna jaloezie, dat je jezelf helemaal geeft aan een jurk. ⇒ Dat alles weer één ding is? ⇐ Het is heel makkelijk om te zeggen ‘het is maar een jurk’, het is veel moeilijker feitelijk om je over te geven aan dat ene ding. ⇒ Daar zit wellicht een discrepantie tussen de wetenschap waar je je moet afzonderen van het object en een bepaald soort vormgeving waar je je volledig mag vereenzelvigen met de dingen die je doet. ⇐ Maar de pure wetenschap waar bijna niemand meer voor kan kiezen omdat de academische wereld ook geperverteerd is. Het is een industrie geworden die van je vraagt dat je lijstjes maakt, en niet meer naar je kennis. Ronald Plasterk zei ooit over een collega, toen er een ontdekking was gedaan op zijn vakgebied: ‘laat ze het eerst maar gepubliceerd krijgen’. Dat is de huidige houding in wetenschap. Niet vreugde over een ontdekking of vreugde over een originele gedachte die toch de kern is van goed onderzoek. Maar: heb ik binnen een bepaalde tijd een artikel af, en heb ik voldoende onderwijs gegeven en klopt alles? Daar geef ik mij niet aan over. En de meesten proberen dat tegen te gaan. Maar de academische wereld brengt dat met zich mee. De kern van de intellectuele wereld is het vormen van een mooie gedachte of interessante analyse. En daar moet je als je het goed doet en je de kans krijgt compleet in opgaan. Misschien zit die puurheid, en de mogelijkheid om voor 100% op te gaan in wat je doet in ieder vak. Dat waar je altijd van afgehouden wordt; door management taken, door kinderen, door gebrek aan concentratie omdat je geld nodig hebt. Misschien wel het ‘leven’. Toch streef je ernaar, omdat de puurheid; de 100% overgave, dat dit geluk is. En als ik mij zoon zie voetballen, dat is geluk. Voor hem en voor mij. Dat blijf je in je leven steeds nastreven. Omdat je het kent. Vanuit je eigen jeugd en van je kinderen die je bezig ziet. En je weet ook: als het je lukt dan maak je over het algemeen een artikel, of design wat waarschijnlijk heel erg goed is. Omdat je er alles aan gedaan hebt, en alles er in ligt. Maar dat is niet makkelijk. Daar moet je hard voor werken. ⇒ Ik ben blij dat je tijd neemt voor het antwoord. Je zou er misschien ook wel een kwaliteitscriterium voor vormgeving aan kunnen ontlenen. ⇐ In ieder geval een kwaliteitscriterium voor de weg er naar toe. Of het iets zegt over talent, over de schoonheid van een product of dat een product geslaagd is; dat weet ik niet. ⇒ Nog een vraag van de vijf die ik je zou stellen: ‘Wat heb je in huis wat je nooit zou verkopen?’ ⇐ Afgezien van emotionele betekenis van producten, niets. Spullen interesseren mij wel maar niet zodanig dat ik… Ik heb een paar jaar bij een veilinghuis gewerkt. Waardoor ik bij alles wat ik ooit gekocht heb denk, afgezien van wat ik gekregen heb, ik heb daar wel eens een mooier exemplaar van gezien. Dus als iemand iets wil, dan kan ik het weggeven of verkopen, en koop ik wel iets anders. Ik ken wel een mooiere variant. Alles mag weg. ⇒ We gaan een blokje filmpjes zien. De noties die je ons net hebt laten zien komen daarin ongetwijfeld aan bod. Laten we beginnen met het eerste blokje. Dat staat genoemd als ‘schrijven en ontwerpen’. Twee filmpjes over Jan des Bouvrie en een over Rem Koolhaas. Kun je iets zeggen over wat we gaan zien? ⇐ Er is filmpje van de persconferentie na de vrijlating van Jan des Bouvrie. Jan des Bouvrie is een tijdje, heel kort, heeft hij in de cel gezeten. Jan wordt onthaald door haag van allerlei (pers)fotografen. Je ziet ook paparazzi. Er valt een ding op. Het
3 tweede filmpje over Jan des Bouvrie, is met de stem van Des Bouvrie. En ten slotte een vrij recent filmpje over Rem Koolhaas die geïnterviewd door twee jongens, studenten bedrijfskunde of economie of zoiets. De een is zenuwachtig, de ander denkt ‘als het maar snel voor bij is’. Die niet zo goed op de hoogte zijn van architectuur. Rem zit daar met zijn jas aan want hij moet natuurlijk weg naar Hong Kong ofzo. Dit stukje film gaat over dat hij begonnen is als scenario schrijver. Eerder zei hij dat dat niet belangrijk is in zijn architectuur. Nu geeft hij toe dat het wel belangrijk is. Rem Koolhaas is mijn grote held vanwege het feit dat hij de intellectuele benadering van het ontwerpen heeft groot gemaakt. En gestalte heeft gegeven. En het aardige is dat Rem in dit filmpje zegt waarom schrijven voor hem belangrijk was op het moment dat hij nog niet bouwde. Dat is een soort les. Eerste filmblokje. Thema: schrijven en ontwerpen Jan des Bouvrie: vrijlating http://www.youtube.com/watch?v=dAbsWKZeg6A Jan des Bouvrie http://www.youtube.com/watch?v=CR84k6oGgWI Rem Koolhaas over schrijven (5.55 t/m 9.53). http://www.youtube.com/watch?v=lhEbCcJjXWQ ⇒ Het blokje heet lezen en schrijven. Je zet twee ontwerpers tegen over elkaar, die ook scherp tegenover elkaar gezet kunnen worden. Rem Koolhaas wereldburger met intellectuele ambitie. En Jan des Bouvrie die wereldberoemd is in Nederland. Die zich in feite op geen enkele manier afficheert als intellectueel. Eerder als een boerenslimme middenstander, die begrijpt wat mensen nodig hebben. En daar vertaalslagen van maakt. ⇐ Boerenslim, misschien wel. Het papier dat Jan des Bouvrie in het filmpje laat zien is de tekening die hij van zijn cel gemaakt heeft tijdens zijn gevangenschap. Hij houdt het omhoog. Dat zei alles. De cel was voor hem, die nacht. Boerenslim weet ik niet. Ik denk ook dat hij zich als artistiek manifesteert. Zeker ten op zichten van: ‘de gewone man moet dagelijks hard werken en ik zorg voor zijn mooie spulletjes. In Nederland zijn mensen ‘haters’ van Jan des Bouvrie en mensen die het belang van Jan des Bouvrie zien, namelijk dat hij er voor gezorgd zou hebben dat het Nederlandse interieur modern is. Ik hoor misschien wel tot beiden. Enerzijds geniet ik van zijn stem en het plezier dat hij iedere keer hetzelfde doet met die dikke stift. Maar waar ik mee oneens ben is dat hij al vanaf de jaren ’60 begonnen is met tegen iedereen te zeggen dat hij dyslectisch is. Dat zegt niets over intellect. Maar Jan heeft er een bijbetekenis aan gegeven in termen van: ‘je hoeft helemaal niet goed te kunnen lezen, of na te denken. Ontwerperschap is een ander talent’. Ik waardeer Rem Koolhaas juist omdat hij zonder gene naar voren brengt, dat je over een onderwerp nadenkt. Op welke manier dan ook. En dat ontwerpers niet beginnen door een boek te pakken om een collage te maken. Want dat is de boodschap van Jan des Bouvrie. Veel ontwerpers hebben die gevoelsmatige, niet intellectuele aanpak. Fantastisch. Maar de intellectuele kant zou tegelijkertijd gevierd moeten worden. En Jan des Bouvrie maakt dat bespottelijk. ⇒ Zie je ook een tegenstelling tussen het lokale ten opzichte van het mondiale. Wat in deze tijd maatschappelijk speelt en voor spanning zorgt. Namelijk dat een deel van de bevolking meegaat met de mondialisering. En ander deel dat
4 op vakantie gaat, waar het bij blijft. En onzeker wordt van de wereld die om hen heen verandert. Rem Koolhaas is de held van de eerste groep en Jan des Bouvrie van de tweede groep. ⇐ Aan dat plaatselijke wordt de laatste jaren iets toegevoegd. Het regionale; de habitat; de oikos daar zitten wel degelijk positieve kanten aan. ⇒ Vanuit die redenering zou je kunnen zeggen dat Jan des Bouvrie misschien wel belangrijker is dan Rem Koolhaas. ⇐ Voor veel mensen denk ik wel. Ik denk ook dat hij slim genoeg is om aansluiting te vinden bij het idee ‘de warme bakker van de witte bankjes’. En we willen allemaal die warme bakker terug. We hebben genoeg van dat fabrieksbrood. En dat voelt hij denk ik wel. ⇒ Rem Koolhaas die refereert aan zijn ambities als scenarioschrijver. Je voelt dat hij daarin een grote ambitie heeft; alle grote scenario’s zijn binnen handbereik. Jan des Bouvrie is ook een scenarioschrijver. Een routineus scenario van het alledaagse leven van Nederlandse mensen uit twee-onder-een-kap-woningen of rijtjeshuizen. En vanuit die belevingswereld schrijft hij zijn kleine verhalen. Die herkenbaar zijn en daardoor succesvol. En per definitie gebonden aan de Nederlandse werkelijkheid. In Belgie of Duitland denken ze: ‘waar heeft hij het over’. ⇐ Ja. Ik zet Jan des Bouvrie en Rem Koolhaas tegenover elkaar. En in die zin zou je kunnen zeggen dat ze elkaar niet raken. Een tegenstelling tussen locaal en globaal. ⇒ Ik denk dat Rem Koolhaas niet in staat is om een bank te ontwerpen. Daar zou Jan des Bouvrie om moeten lachen. ⇐ Ik acht Rem Koolhaas tot bijna alles in staat. Maar hij heeft recent een paar meubels afgeleverd waarvan ik dacht dat hij beter niet kunnen doen. Ik heb die meubels niet van dichtbij gezien, alleen op foto’s. Dat is het vakmanschap dat Jan des Bouvrie claimt. Een ander ambacht van maken, van schaal, van kleinheid. ⇒ Jan des Bouvrie is naar mijn mening altijd een middenstander gebleven. En dat geeft ook zijn perspectief op de wereld. Een perspectief op klanten. De rijke klanten zijn vaak mensen die vanuit de middenstand rijk geworden zijn. ⇐ Ik denk dat hij daar gelukkig mee is. ⇒ In zijn relatie tot Benno Premsela zat altijd iets dubbels. Van ‘ik heb hem gekend’, en ‘hij vind mijn werk zo mooi’, alsook de frustratie dat hij zelf zo’n status nooit verworven heeft. ⇐ Dat is een frustratie die Joop van den Ende ook heeft… ⇒ Nog even terug naar Rem Koolhaas. Raar filmpje. Drie Nederlanders die Engels met elkaar praten. Je vraagt je af waarom doen ze dat. ⇐ En twee jongens die zich pas vrij recent hebben ingelezen in wie Rem Koolhaas is. ⇒ En Rem Koolhaas die zich laat typeren vanuit zijn generatie, door de manier waarop hij Engels spreekt. Die nooit de moeite heeft genomen om de taal af te maken. Die altijd tegen die taal aan heeft blijven schurken. ⇐ Daarna gaat het over China. En dan vraagt hij ‘wie is er hier in China geweest?’. ‘Wie kan er hier Chinees?’ Dat waren er misschien twee. Dat verontruste hem want ‘de wereld komt eraan en die heet voor een deel China. Waarna hem gevraagd werd: ‘spreekt u Chinees?’ ‘Nee, geen woord’ zei hij. Hoe vaak gaat u naar China? Elke zes weken.
5 ⇒ Wat Koolhaas o.a. zegt: ‘Ik heb door te schrijven ruimte, de ruimte gecreëerd waarbinnen ik architectuur kan maken’. ⇐ Dat is een mooie gedachte. En meer dan een marketingplan schrijven. ⇒ Wat ik mij afvraag is of die uitspraak een verklaring achteraf is of is dat ook een intentie geweest? ⇐ Dat is typisch Koolhaas; dat elke verklaring achteraf voor waar aangenomen wordt. Ik bedoel zoals hij Central Park verklaart in NY, dat is een bewuste strategie om daar vervolgens huizen omheen te bouwen. Zo verklaart hij een heleboel als bewuste strategie. ⇒ Jij spreekt je bewondering uit voor Rem Koolhaas als denker. Ik vind zijn manier om zich te uiten ook fascinerends. Maar het heeft voor mij ook iets ongrijpbaars, misschien wel pretentieus of intellectualistisch. Het mist voor mij de helderheid die ik waardeer in grote denkers. ⇐ Nee, voor mij niet. Ik heb mij veel met hem bezig gehouden. Je moet je met hem verstaan, en met het zelf bedachte jargon van hem. Dat is bij filosofen ook, zoals Heidegger. Maar ik heb ook veel boekjes over Johan Cruijff gelezen. En Rem Koolhaas zit dichter bij Johan Cruijff dan bij Heidegger. Dezelfde omkeringen en grilligheden. Ik snap wat ze met hun omkeringen en paradoxen bedoelen. De manier waarop Rem Koolhaas geijkte zienswijzen omdraait. ⇒ Kun je een voorbeeld geven van een inzicht dat je van Rem Koolhaas hebt ontleend? ⇐ Zijn grote inzicht is dat je als ontwerper zolang mogelijk uit moet stellen om een (normatief) oordeel, of een moreel getint oordeel moet vellen. Maar dat je eerst moet begrijpen hoe een situatie in elkaar zit. Er is geen ontwerper die dat doet. Alle ontwerpers beginnen met: ‘Nou, ik vind…’ Rem Koolhaas stelt dat uit. Hij heeft dat geïntroduceerd in de architectuur. Dat je op een heldere… en vervolgens kan dat surrealistisch of paradoxaal worden…. In principe dat je niet als eerste zegt: ‘deze situatie bevalt mij niet’. Eerst begrijpen en dan pas een oordeel. ⇒ Als je dat spiegelt met ontwerppraktijk. Jurgen Bey zei eens ‘ik kan geen stoelen ontwerpen als ik niet over het interieur en gebouw mag nadenken’. Is dat eenzelfde soort redenering. Omdat je begrip van de context nodig hebt om tot iets te komen? ⇐ Nee het gaat bij Rem Koolhaas niet altijd om context. Vaker niet dan wel, gek genoeg. Het kan over context gaan. ⇒ Rem Koolhaas probeert toch de omgeving of de context, datgene wat de ontwerpopgave omgeeft, eerst te doorgronden en te begrijpen? ⇐ Rem Koolhaas zal het denk ik geen context noemen. Hij probeert een situatie te begrijpen en daar een ontwerp op af te stemmen. ⇒ En dat staat vaak haaks op de ontwerppraktijk waar mensen dingen bedenken, en waar je het gevoel hebt dat ze helemaal los staan van welke context dan ook.
6 Tweede filmblokje. Thema: design, popmuziek en authenticiteit Bob Dylan, lira 1966 (ongeveer eerste 3 minuten) http://www.youtube.com/watch?v=JS-7IoUwVsI Martha & Snoop Dogg http://www.youtube.com/watch?v=goLsVkMEq9o Judas Priest 1990 http://www.youtube.com/watch?v=nM__lPTWThU Painkiller (Screaming with a Vengeance) ⇒ Waarom koos je voor Bob Dylan? ⇐ Ik ben geen fan van Dylan. Dit vind ik wel te gek. Ik ben heel lang op zoek geweest naar ‘het historische moment’ van Dylan. Begin jaren ’60 werd hij binnengehaald als guru van het protest; van de nieuwe maatschappij; maatschappelijk bewustzijn. Als folkzanger, akoestisch zingen. Akoestisch zingen stond voor een nieuwe generatie jongelui die zich keerden tegen de consumptiemaatschappij. De akoestische gitaar stond voor echtheid. Bob Dylan schopt dat idee onderuit en begint een band. Hij heeft dan een klein tournee in de VS en dan in GB. Dit filmpje laat een beroemd moment zien op een folkfestival waar hij opkomt met een elektrische gitaar, en niet met een akoestische gitaar. Hij wordt dan uitgejouwd. Van deze scene was al lang bekend dat het gebeurd was, maar pas sinds kort is er beeld van. Je ziet dat Dylan wil beginnen met zijn optreden en op dat moment voor Judas wordt uitgemaakt. Dan zegt hij terug tegen die desbetreffende jongen: ‘je bent een leugenaar’. Waarna hij tegen zijn band zegt ‘play it fucking loud’. Met andere woorden: laat ze voelen wie hier de baas is. ⇒ Waar gaat dit fragment over voor jou? ⇐ Het gaat over ‘hoe ziet en hoe voelt symboliek van echtheid’. Authenticiteit is een constructie, zou je kunnen zeggen. Jij en ik bedenken wat we authentiek vinden. Dat verandert dus. Tot de jaren ’60 is bijvoorbeeld de akoestische gitaar, met Bob Dylan en Joan Baez als spokesmen. En Bob Dylan trapt dat onderuit. Nu vinden we een blueszanger met elektrische gitaar authentiek. Zoals BB King. ⇒ Je zou kunnen zeggen dat het een manifestatie van zijn autonomie is. Namelijk in termen van ‘ik bepaal wat echt is’. ⇐ Ja, op dat moment zeker. En dat wordt niet herkent door de jongens en meisjes die zich overgegeven hebben aan het folkzingen. ⇒ Hij maakt zich niet een gevangene van een verwachtingspatroon. ⇐ Nee, hij wilde niet de drager van de protest zijn. ⇒ Zijn er ontwerpers die eenzelfde positie hebben ingenomen? ⇐ Veel ontwerpers proberen die positie voortdurend in te nemen. ⇒ Is er een ontwerper die in zijn opvatting of houding Bob Dylan benaderd? ⇐ Dan denk ik aan Victor Papenick. Die heeft daar ook van genoten en dat uitgevent. ⇒ En vergelijk dan eens Bob Dylan en Rem Koolhaas? ⇐ Die vergelijking gaat nauwelijks op. Wel de vergelijking Rem Koolhaas en David Bowie. Namelijk artistiek, gedreven vanuit het conceptuele, intellectueel, tot verandering geneigd.
7 ⇒ Tweede fragment. Martha Steward en Snoop Dogg. De link tussen Martha Steward, Jan des Bouvrie is dat het twee ontwerpers zijn die in ‘de bak’ hebben gezeten. ⇐ Snoop heeft ook vastgezeten. ⇒ De programma’s van Martha gaan niet alleen over koken maar ook over lifestyle. Ongelooflijk professioneel. ⇐ Een soort Linda de Mol op het gebied van interieur. ⇒ Waarom dit fragment? ⇐ Dit fragment maakt op pijnlijke wijze duidelijk hoe twee culturen bij elkaar komen. Voorheen een tegencultuur ‘Snoop’ en Martha Steward de ‘bourgois’ Amerikaanse. Snoop leent zich er volkomen stoned voor om een cross-over te maken naar het publiek van Martha Steward. ⇒ Waarom doet Snoop dat, denk je? ⇐ Vanwege het geld. Hoewel die jongens altijd bezig zijn met ‘streetcredibility’. De jongens in ‘the hood’ zeggen keer op keer: ‘kereltje je doet er niet meer toe; wat doe je nou, je gaat bij die blanke op tv’. Antwoord: ‘maar ik maak nog steeds deze muziek’. Dat is ook wat ‘pop’ is. Een zichzelf repeterend effect; een perpetuum mobile. Steeds maar weer iets wat van onderop komt dat mainculture wordt. Het is ook interessant om te zien hoe Snoop daarmee omgaat. En hoe Martha Steward het op haar manier nodig heeft. Zij vindt het leuk om zo’n exotische; beetje enge jongen in de studio te hebben. En zij begint op het randje van racistisch over het taalgebruik van Snoop. Tenenkrommend. ⇒ En ze vinden elkaar in de aardappel. ⇐ Ja, en daarna gaan ze samen ‘mashed potatoes’ maken. En Snoop gaat dan zingen en een fles in een vorm van een vrouwenlichaam erbij halen, dat hij te koop heeft. Een fantastische show wordt het. ⇒ Gaat het ook over het vermainstreamen van cultuur? ⇐ Ja. En ook de vraag: ‘wat is nog mainstream’. De opkomst van Snoop bij Martha Steward is ook mooi. Hoe voor een soort ‘goede tijden slechte tijden’ publiek… En dan is hier onze gast ‘Snoop dog’. Iedereen schrikt zich te pletter, maar ze kennen hem natuurlijk wel. Hij is ongelooflijk beroemd. Je kunt Snoop afdoen als counterculture maar dat is het natuurlijk niet. Mensen als Jay-Z en dr. Dre hebben vaak miljoenen op de bank. Het is mainculture maar het afficheert zich als counterculture. En Martha Steward wil niks anders zijn dan dat. Als is het voor haar heerlijk om af en toe iemand erbij te hebben die in de bak heeft gezeten en zwart is. ⇒ Om het een beetje echie te houden. ⇐ Anders wordt het wel heel saai. ⇒ Laatste fragment: Judas Priest. Wat heb jij met hem? ⇐ Niet zo heel veel. Al realiseer ik mij wel dat op het moment dat het op de radio is ik het niet uit zet, en meestal harder zet. Het is een fascinerende band, een goede band. Het is een van verhalen, en dat is een beetje mijn vak, op welke manier wij weten hoe deze ‘look’ tot stand is gekomen. Net voordat deze plaat uitkwam, rond 1990, bestond de band ongeveer 20 jaar. Op dat moment zei de zanger tegen zijn bandgenoten: ‘ja jongens, ik moet jullie iets zeggen. Wij maken wel heteromuziek maar ik ben al mijn hele leven homo. En zie je die leren pakjes die wij dragen, dat heb ik uit de kelder van NY meegenomen, ooit in 1969’. Daar waren de jongens zo boos over dat ze hem de band uitgezet hebben, maar toch weer teruggevraagd
8 hebben. En inmiddels lopen alle ‘boerenjongens in Twente’ met zo’n jasje aan uit de homoscene uit NY van de jaren ’60. ⇒ Je clustert deze fragmenten rond het thema authenticiteit. Bestaat er zoiets als authenticiteit in vormgeving? Of is dat voorbehouden aan de kunsten? ⇐ Dat is afhankelijk van hoe je het begrip authenticiteit definieert. Voor mijn gevoel bestaat het streven naar authenticiteit wel maar het is een streven iets dat bedacht is. Authenticiteit is bedacht. Je kunt zeggen op het moment dat ik oprecht of origineel ben, noem ik dat authentiek. ⇒ Dat is heel beschouwelijk. Toch in de manier waarop we naar het begrip kijken, hebben we de neiging om Bob Dylan of Rem Koolhaas meer authentiek te noemen dan Jan des Bouvrie. ⇐ Rem Koolhaas speelt er ook voortdurend mee. Met Bob Dylan…. die discussie met ‘liar’: ben je ‘echt’ of laat je je wegkopen door de ‘pop’. ⇒ In die zit Bob Dylan heel dicht bij het kunstenaarschap, omdat hij als het ware zijn kunstenaarschap claimt. En dat hij probeert zich onafhankelijk van zijn publiek op te stellen. Terwijl vormgevers, architecten op de een of andere manier zich vaak verliezen in de relatie met het publiek. ⇐ Dat slaat op een ingrediënt van wat authenticiteit genoemd wordt. Maar naar mijn idee is authenticiteit een soort heilige graal waar kunstenaars naar streven omdat het in ons idee van kunstenaarschap thuishoort of ontwerperschap, onafhankelijkheid. ⇒ Is het een idee dat thuishoort in het ‘ontwerperschap’? ⇐ Voor mij niet, maar veel ontwerpers laten zich er door meeslepen. Als je dat vooropstelt en je gelooft in iets als authenticiteit, dan heb je niet goed nagedacht over wat het is. Dan zie je vaak dat het tot minder goede resultaten leidt; vaak onaf, of een gezochte manier. ⇒ Zit daar een fundamenteel verschil tussen kunst en vormgeving? ⇐ Nee, niet als het om auteursvormgeving gaat. Ik denk dat de ambitie hetzelfde is. Derde filmblokje Thema: Svengali en wat daarmee geassocieerd kan worden Svengali, 1931 (16:43 - 19:37) http://www.youtube.com/watch?v=tc-rFBnyxLg Li Edelkoort 2008 http://www.youtube.com/watch?v=RLUhJngnO24 Malcolm McLaren 1983 http://www.youtube.com/watch?v=STCTCgQ3XJU ⇒ Drie fragmenten. Wat is de rode draad? ⇐ Svengali. Het eerste fragment was uit de film Svengali… Een behoorlijk antisemitische film. De meneer in het fragment, je hoort hem Duits praten, is Joods dus slecht. Het boek waarnaar deze film is gemaakt heet naar het meisje wat je ziet in het fragment. In het fragment dient het meisje zich aan bij deze Joodse meneer. Ze heeft blote benen, ze rookt. Daar zie je al aan: ‘das een meisje, nou die neemt het niet zo nauw’. Dat blijkt ook: ‘ze is model’. Die Joodse meneer (Svengali) verwacht het niet. En denkt ‘nou, daar kan ik wel eens even gebruik van maken’. Hij zegt dan ook letterlijk als zei zegt: ‘maybe one day you can use me’. Zijn antwoord: ‘that’s
9 exactly what I planned to’. Dat is een ‘vooruitkijken’ in de film. Wat daarna gebeurt. Want ze komt binnen. Hij denkt, weet je wat, nou ik doe mij dan toch maar voor als kunstschilder. Je ziet hem dan ook zijn pallet pakken. Hij denkt, nou zij gaat uit de kleren, ik ga mijn penseeltje een beetje warm maken. Uit het vet halen. Hij keert zich naar zijn assistent. En dan begint zij te zingen. En dan denkt hij: ‘maar wacht eens even, als iemand zo kan zingen, dan kan ze beter geen model zijn. Dan moet ik zorgen dat beroemd wordt’. Hij heeft hypnotische gaven. Hij hypnotiseert haar zodanig dat zij alleen kan zingen, dus heel veel geld verdienen, als zij bij hem is. Hij is het voorbeeld, Svengali (in GB bestaat die term ook), van de kwaadaardige manager of spindoctor. De persoon die er voor zorgt dat er dingen gebeuren die anders niet kunnen gebeuren. Of die de zaak zodanig onder controle houdt dat hij er geld uit verdient. ⇒ Colonel Tom Parker avant la lettre ⇐ De manager van Elvis. En dat is de rode draad. Volgens mij komen die mensen in alle creatieve branches voor. En zijn ook nodig. ⇒ Het perspectief is moreel. ⇐ Ja, zeer moreel in de film. En in de film (uit ± 1931) is Svengali, nog heel sterk: ‘meisje, meisje, meisje… met zulke grote talenten. Laat je niet gebruiken door lelijke oude kerels. Vooral niet als ze Joods zijn’. Ik denk ook dat onze samenleving zodanig verandert is dat het woord Svengali, bijvoorbeeld in GB nog wel eens gebruikt wordt, maar steeds minder negatief. Het gaat om iemand die dingen kan laten gebeuren. En de eerste waar het woord voor gebruikt werd is Malcolm McLaren (uit het laatste filmfragment). Wel in afkeurende zin. ⇒ De tweede Svengali die je opvoert is Edelkoort ⇐ Ik wil vooropstellen dat ze geen Svengali is en vooral niet kwaadaardig. Maar er zijn mensen in alle creatieve beroepen. Die, zoals ze zelf graag zeggen, zelf niets kunnen, maar wel precies weten wat goed is. En talenten herkent. Zij zegt altijd, (misschien is het wel een urban myth), dat het een talent is waar je iets mee kunt doen; een tijdschrijft mee maken. Namelijk talent scouten en vervolgens zodanig bij elkaar brengen dat er iets gebeurt wat groter is dan de onafhankelijke delen. En ik denk dat Lidewij in staat is om zaken te laten gebeuren die anders niet zouden gebeuren door de mensen die aan die specifieke zaak bijdragen, zoals een tijdschrift of presentatie. ⇒ Je refereert nu aan haar rol als impresario waar ze sterk de indruk wekt dat zij ontwerpers adopteert, daar een band mee opbouwt. Vaak wederkerig. En op basis daarvan worden de desbetreffende ontwerpers op het wereldpodium gehesen. ⇐ Ja. Ik weet dat mensen die lang bij haar werken ‘under her spell’ kunnen zijn. Ze heeft zich wel eens beklaagd dat mensen in haar buurt nooit relaxt waren. Mensen deden hun best. ⇒ Door haar in dit blokje te plaatsen kies je voor een bepaalde typologie. ⇐ En ook over een betekenis die naar mijn smaak heel belangrijk is. ⇒ Malcolm McLaren. Vele kunstacademies bezocht. Geen enkele afgemaakt. Uiteindelijk in het Londen van de jaren ’60 zijn wonderlijke draai gevonden. ⇐ Die man kon dus echt niets. En wist toch daadwerkelijk dingen te laten gebeuren die hele bijzondere kwaliteit hadden met een enorme uitstraling. ⇒ Kan je volhouden dat hij niets kon. Je zou kunnen zeggen dat hij de ultieme creative director is.
10 ⇐ Ik zeg het op een manier zoals hij het zelf graag zegt. ⇒ Dat is in zekere zin ook de rol die Edelkoort speelt. En misschien dat Rem Koolhaas meer een soort concept director is dan dat hij zelf met een blokkendoos aan het werk gaat. ⇐ Nu wel ja. Nee ik zeg ook op een bijna schertsende manier ‘niets kunnen’. Hij had een geweldig oog voor talent. En talent had ook een geweldig oog voor hem. In het filmfragmentje zie je heel goed dat hij niets op de manier… Het is werkelijk een onweerstaanbaar dansfilmpje. Die meisjes die dansen echt. Onwaarschijnlijk. En elke keer als Malcolm McLaren begint te zingen of in beeld komt, denk je ‘ga toch uit beeld man’. Hij heeft een lelijke rode kop en hij kan niet dansen. Maar hij zorgt wel dat die muziek wat wordt. Hij is deze muziek op het spoor gekomen in Zuid-Afrika, van de Bojojo-boys, en heeft deze muziek verbonden aan deze meisjes. Die op heel andere muziek dansten in de VS. Dat verbonden aan de producer Trevor Horn, die alleen hele opgeklopte muziek maakte. En dat wordt iets fantastisch. ⇒ Zijn talent ligt op een ander niveau. Het is niet iemand die gaat kleien of schilderen. Het is iemand die sterk conceptueel denkt. Daar ook de goede mensen bij zoekt en dan iets maakt dat geen van de mensen afzonderlijk tot stand kan brengen. ⇐ Een enorm talent. Nou zeg je het zodanig berekenend, dat hij dat zelf nooit had toegegeven. Maar het is zeker zo. Op conceptueel niveau en hij is een creative director. Die zodanig de grenzen opzoekend, ook van de controversen… hij wilde een blaadje uitgeven met blote veertien jarige meisjes. Dat kon in die tijd ook niet. ⇒ Dat is de voorliefde van de contramine. ⇐ En weten wat daar het gewin van is. Het artistieke gewin en commerciele gewin. ⇒ Is dat louter tegendraadsheid? ⇐ Nee, het is ook weten wat er speelt en in de samenleving gebeurt. Een paar keer is het misgegaan. Maar hij was ook manager en samensteller van de Sex Pistols. Je kunt natuurlijk niet zeggen dat hij de punk bedacht heeft, maar hij heeft facetten en een versnelling in aangebracht. Bijzonder, naar mijn smaak. Hij beroept zich later op het situationisme, dat gaat misschien wat ver… Het is geen toeval wat hij gemaakt heeft. ⇒ Een aantal zaken lijken in elkaar te schuiven met het vorige filmblokje. Je haalt Svengali naar voren als een soort ‘manipulator’ van creatief talent. In het vorige blokje hadden we het over authenticiteit. Dat ging ook om een soort van manipulatie. Je bent professor in het veld van de vormgeving, waar manipulatie aan de orde van de dag is. Waar illusie van authenticiteit wordt gecultiveerd. Maar die authenticiteit in feite niet realiseerbaar is. ⇐ Niet bestaat. ⇒ Welke positie neem je in het denken, in de discussie erover zelf in? ⇐ Het gemakkelijke antwoord is natuurlijk dat ik als Rem Koolhaas eerst probeer te begrijpen en dan pas te doen. Dus niet onmiddellijk er iets van te vinden. ⇒ Je zit er al vrij lang in. Dus je begrijpt er waarschijnlijk wel iets van. ⇐ Ja dat denk ik wel. ⇒ Ik vraag het zonder ironie. Het is de wereld waaraan je je verbonden hebt. Waarin je elke dag verkeert. En tegelijkertijd stel je daar vragen bij. Of het nou het morele gehalte is, of de intenties. Er zit een teneur van kritiek in.
11 ⇐ Dat weet ik niet. Er zit een teneur van opmerkzaamheid in en ook wel van fascinatie. Dat authenticiteitstreven bijvoorbeeld. Dat zo sterk is dat ik zelf denk als jonge ontwerpers daarnaar verlangen: ‘lees er eerst eens over; denk er eens goed over’. Je kunt het ook accepteren als een gegeven. Dat authenticiteit, of authenticiteitsuggestie, een rol heeft in onze samenleving. Ik wil niet degene zijn die authenticiteit, of het streven ernaar ontmaskert. Ik probeer te begrijpen waarom het bestaat en waarom het grootschalig bestaat. Dat vind ik op zichzelf interessanter. En voorlopig een hele kluif om te begrijpen waarom dit zo is, waarom dit streven steeds groter wordt. ⇒ Dat ruikt ook een beetje naar de wetenschapper die zich verschuilt achter waardevrijheid. In termen van: ‘ik observeer alleen; ik hoef er geen oordeel aan te verbinden’. Maar tegelijkertijd ben je ook vader, consument, burger die deze wereld om zich heen ziet, en daar dingen van vindt. Zit er spanning tussen deze twee visies op het veld waarin je verkeerd? ⇐ Dat zijn twee verschillende zaken. ⇒ Kun je die zuiver gescheiden houden? ⇐ Weet ik niet. Dat kan misschien wel nooit. Ik wil niet degene zijn die voor jonge studenten of anderen… Een vermanend vingertje in een stukje zegt. Jij wil authenticiteit… en het lukt niet. ⇒ Je refereerde eerder aan Victor Papenick. Hij koos wel positie. Hij had in feite een bijna moreel discours over vormgeving. ⇐ Ja maar Papenick wist ook wat de symboliek … Papenick schreef dat je geen dure kinderzitjes moest kopen want dat was geld wegbrengen naar kapitalistische ondernemingen. En tegelijkertijd had hij thuis de duurste geluidsinstallatie staan. Als er iemand dubbel was dan was hij het. ⇒ Welke conclusie trek je daaruit? ⇐ Dan kun je nagaan wat een standpunt van iemand die er goed overnagedacht kan hebben, die je hoog hebt. Wat dat waard is. Ik bedoel als iemand zoals Lidewij Edelkoort in het filmffragment, op het laatst zegt in de toekomst zien wij een groter belang voor sustainability. Dan moet ik lachen. Want dat zag volgens mij iedereen. Vervolgens komen er voorbeelden in beeld van sustainable voorstellen die van hout en papier-maché gemaakt zijn. Terwijl het stomste wat je kan doen is iets van hout maken, als het om sustainability gaat. Ik ben niet te beroerd om dat te vertellen tegen iemand…. Je kunt wel zover zijn dat je probeert te begrijpen wat er daadwerkelijk aan de hand is. ⇒ Ik kom even terug op Papenick. Jouw wetenschappelijke visie op vormgeving kan misschien wel waardevrij zijn, maar in mijn beleving staat vormgeving juist in het centrum over waardecreatie. En is het misschien ook wel een verantwoordelijkheid van vormgevers om daarin een positie in te nemen. ⇐ Ik zeg niet dat dat niet hoeft. Ik zeg dat ik hoop dat ontwerpers eerst nadenken en dan handelen. En niet zeggen sustainability is zo belangrijk hoor ik, en dan vervolgens iets van hout maken. Dan zeg ik met probeer eerst eens waardevrij te onderzoeken hoe het gaat bij McDonalds en hoe het gaat met kinderarbeid. En wat het werkelijk betekent als je maar drie kwartjes per dag betaald aan dertienjarigen in India. En dan wil ik je nog wel eens horen. Ik wil niet van te voren horen dat de situatie niet deugd. In die mening ben ik niet geïnteresseerd. En zeker niet van iemand die niet de krant leest, zoals veel jonge studenten. Dat is persoonlijk, moreel standpunt.
12 ⇒ Als je dat vindt, en als je dat ook een voorwaarde vindt voor goede vormgeving. Kun je dan iets zeggen over de staat van vormgevingsonderwijs op dit moment in Nederland. Stelt je dat gerust, vind je het bemoedigend? ⇐ Het stelt me niet gerust. Maar het bemoedigd mij wel. Jij bent directeur van een kunstacademie (is/was, dat mag je zelf bepalen). Jij hebt mij niet nodig om deze discussie te bedenken. Er zijn naast jou nog meer mensen in de opleidingswereld die dit ook bedenken. En die ook zien van ‘het tijdperk van het museumdesign, laten we daar niet meer het gewicht op leggen’. Dus die tendens is bemoedigend. Dat wil niet zeggen dat het mij gerust stelt. Want het vlees is zwak en iedereen wil wel beroemd worden en in een museum staan. ⇒ Ik vind niets fijner dan met een bemoediging te eindigen. Dus ik ga er geen tegenwerkingen aan koppelen. Dank voor de filmfragmenten die je hebt uitgekozen. Applaus voor Timo. ⇐ En een klein applausje voor Dingeman. ⇒ Dan gaan we naar de hoofdfilm. Malcolm McLaren… Timo, wil nog even heel kort uitleggen waarom dit voor hem de hoofdfilm is. Ligt dit in het verlengde van het gesprek dat wij zonet hadden over Svengali. ⇐ Nee, het ligt in het verlengde van ‘authenticiteit’ en ‘hoe werkt popcultuur’. En van Malcolm McLaren. Maar niet de onbelangrijkste reden is dat ik ooit… dit is natuurlijk voor een deel nostalgie en jeugdsentimenten… dat begrijpen jullie, ik ben vijftig… en wat hier getoond is, is voor een deel mijn jeugd. En wanneer ben je bevattelijker voor popmuziek dan als je negentien of twintig bent. Toen ik deze film zag vond ik hem zo teleurstellend dat ik hem niet uitgezien heb. Maar ik denk dat ik hem niet goed begrepen heb. Het kan zijn dat deze hoofdfilm heel slecht is maar het kan ook zijn dat de film een voor mij onbekend juweel is dat ik dit keer wel uit wil zien.
13
Johan van der Hoeven Directeur OVMR Coolhaven 375 3015 GC Rotterdam
17 december 2013
conceptadvies
Beste Johan, Het afgelopen halfjaar hebben wij op initiatief van Marianne van der Steenhoven en in jouw opdracht een denkproces begeleid tot een nieuwe naam voor het OorlogsVerzetsMuseum Rotterdam nieuwe stijl (OVMR nieuwe stijl). Daarnaast hebben wij ideeën verzameld voor het PvE voor de bouwkundige aanpassingen van het gebouw aan de Coolhaven en het PvE voor de bus die je in gebruik wilt nemen om groepen leerlingen van school op te halen en terug te brengen. In deze brief dienen wij jou van advies over deze vraagstukken, in aanvulling op het advies van bureau Tinker imagineers getiteld Rotterdam Reset Experience (2012) en het visiedocument van Studio Louter en Opera Amsterdam getiteld ‘Als kiezen geen vrijheid is’ (maart 2013). Ons advies is mede gebaseerd op de uitkomsten van twee sessies ‘Aan de Keukentafel’ die wij georganiseerd en gemodereerd hebben. Deze sessies hebben wij gehouden op 26 november en 11 december 2013. De lijst van deelnemers daaraan tref je aan in de bijlage. Een verslag van deze sessies, in de vorm van een longread, ontvang je naar verwachting nog voor de jaarwisseling. Enkele overdenkingen vooraf Wij hebben begrepen dat OVMR nieuwe stijl niet langer een museum is en evenmin een educatief centrum. Het begrip centrum zou de instelling immers geen recht doen, omdat de bezoeker daarmee de onjuiste indruk zou krijgen dat de instelling zichzelf ziet als het middelpunt. Wij zien de instelling eerder als een knooppunt1, dat niet zonder reden is gestationeerd bij de metrolijn. Het begrip gestationeerd gebruiken wij om het feit te duiden, dat een bezoek aan
1
Hier verwijzen wij naar literatuur van Henk Oosterling
1
14 deze instelling deel kan uitmaken van het bezoek aan een reeks van relevante knooppunten, waaronder historisch Delfshaven, Museum Rotterdam, oorlogsmonumenten, het monument voor de gastarbeider (Afrikaanderpark), bijzondere gebouwen uit de periode van wederopbouw, de brandgrens, etc. De bezoeker is op verkenning langs tal van knooppunten in de stad die iets vertellen over de achtergrond van Rotterdam en bezoekt daarom ook OVMR nieuwe stijl. Een ander begrip dat wij willen introduceren is kantelmoment2. Het kantelmoment waar OVMR nieuwe stijl zich op richt, is de bijzondere openbaring na het bombardement van 14 mei 1940: overlevenden brachten hier namelijk op grote schaal het inzicht in praktijk van verzoening en verlangen naar wederopbouw, in tegenstelling tot wrok en ressentiment. Deze veerkracht in de harten van vele Rotterdammers bracht de stad in een unieke positie van lichtend voorbeeld voor andere steden die getroffen zijn door oorlogsgeweld. Wat houdt dit kantelmoment precies in, als je dit brengt in relatie tot veerkracht? Veerkracht kun je zien als relationele weerbaarheid, dat wil zeggen: veerkracht bestaat vrijwel altijd in relatie tot de ander3. De relatie tot de ander is een voortdurend proces van onderhandeling. Veerkracht betekent dat je een creatieve eigen toepassing maakt van de ander die model staat. Veerkracht verdampt als je de ander die model staat slaafs imiteert. In de oorlog wordt die veerkracht op de proef gesteld door de heftigheid van de omstandigheden. De bezoeker van OVMR nieuwe stijl wordt geplaatst voor dat ethische dilemma. Het appel op de bezoeker luidt: blijf permanent veerkrachtig, wat er ook gebeurt en geef niet toe aan heteronome4 druk! Begrijpt de bezoeker dit, dan beleeft hij zijn eigen kantelmoment. De verzuchting ‘dit nooit weer!’, door jou tijdens gesprekken aangeduid als een missie van OVMR, krijgt wellicht duurzame betekenis als de bezoeker dit kantelmoment persoonlijk ervaart en de daarbij opgedane ervaringskennis vervolgens gebruikt om ook andere mensen te verleiden om veerkrachtig om te gaan met hooglopende conflicten. OVMR nieuwe stijl draagt mogelijk bij aan nieuwe competenties van de bezoeker door dit proces van ervaring en verhalen naar ervaringskennis goed te modereren.
2 3 4
Tonja van den Ende werkt de betekenis van het kantelmoment uit in het denken over normatieve professionaliteit. Hier putten wij uit literatuur van Joachim Duyndam, die publiceert over veerkrachtpraktijken Denk hierbij ook aan Immanuel Kant (1724 - 1804), die optrad als bestrijder van de heteronomie van de moraal.
2
15 Het is om die reden zo belangrijk dat de bezoeker van OVMR nieuwe stijl de bijzondere openbaring uit de oorlog goed leest: verhalen die verteld worden over zinloze geweldservaringen én verhalen over veerkracht die mensen tijdens de oorlog de goede dingen deed doen. Veerkracht ook, die de bouw van een nieuwe stad mogelijk maakte: een wereldstad, sterker dan ooit tevoren. Rotterdam laat zien dat het mogelijk is om in een oorlog menselijke waardigheid overeind te houden en zelfs te bevorderen. De bezoeker van OVMR nieuwe stijl kan Rotterdam als voorbeeld nemen in situaties van vernedering. Zo bezien kan de bezoeker zelf, zoals gezegd, veranderaar worden in zijn persoonlijk leven. Met de verhalen over veerkracht uit Rotterdam in het achterhoofd, die vervolgens verinnerlijkt zijn om daaruit eigen toepassingen en gedrag te destilleren: op het schoolplein, in de politiek, in de techniek, op je werk in het algemeen, in de sport, in het gezin, noem maar op. Een punt van twijfel De vorm waarin de (her)beleving van het bombardement wordt gegoten, roept bij ons twijfels op. Die twijfels betreffen de impact van de zintuiglijke beleving. Wij menen dat het voor een sociaal leerproces noodzakelijk is dat er ruimte is voor zachtheid, voor oog en oor voor de ander. Het is de stilte die daar vaak de beste voorwaarden voor schept. Worden mensen ondergedompeld in keiharde geluidseffecten en heftige lichtflitsen, dan menen wij dat de verdoving die daar het gevolg van is geen beste voedingsbodem is voor het ervaren van sociale intelligentie bij de ander en bij jezelf. Wij zien het toch een beetje als een misverstand dat veel lawaai de oorlog afschrikwekkend zou maken, en dat de bezoeker langs die weg het kantelmoment dat wij bespreken vanzelf door maakt. Integendeel, de bezoeker kan in de rest van de tijd dat hij in het OVMR nieuwe stijl verblijft misschien wel zo intens ‘bezet’ zijn geraakt door de ‘experience’, dat hij verder niets meer meemaakt. Dit geldt waarschijnlijk in het bijzonder voor leerlingen die persoonlijk blootgesteld zijn aan oorlogsgeweld. Het risico waar wij op willen wijzen, is dat de ervaring hierdoor misschien niet veel verder komt dan entertainment: spectaculaire beelden en geluiden die in het geheugen blijven hangen, alsof je naar een actiefilm bent geweest. Met het oog op de missie van OVMR nieuwe stijl, adviseren wij dan ook om, als je toch kiest voor het laten meemaken van de heftige ervaring van het bombardement, daarop een ‘zachter’ programmaonderdeel te laten volgen, langdurig genoeg om de zintuigen van de bezoekers weer te laten openen. Zorgvuldig onderzoek en advies daarover door mensen met ervaring lijkt ons de moeite waard.
3
16 Ons advies Het zijn drie onderwerpen waarover wij advies uitbrengen 1. de nieuwe naam voor het OorlogsVerzetsMuseum Rotterdam 2. het PvE voor het gebouw 3. het PvE voor de bus 1. Wij hebben een nieuwe naam Wij stellen voor om een naam te geven aan het instituut dat de actualiteit verbindt met het oorlogsverleden. Daarnaast zijn wij van oordeel dat deze naam de veelvoudigheid van de Rotterdamse samenleving dient te onderstrepen. Dat wil zeggen: de Tweede Wereldoorlog markeert weliswaar een vertrekpunt van het instituut en tegelijkertijd richt het instituut zich op oorlogen daarna, waar Rotterdammers verhalen over te vertellen hebben. De naam en de ondertitel die wij adviseren luiden als volgt: Titel: Rotterdam Flashback De flashback is meer dan een plotselinge herinnering. De flashback is vaak een kantelmoment, een scharnierpunt, die een verandering in gang zet. Een pijnlijke gebeurtenis soms, die kan leiden tot ervaringskennis in tegenstelling tot wrokgevoelens en ressentiment. Het bombardement op Rotterdam doet ons zo’n kantelmoment kennen. Ervaringskennis voedde het vrijmoedig gesprek over wederopbouw en stadsontwikkeling. In Rotterdam is na bijna 75 jaar sinds het bombardement nog altijd veel vernieuwing mogelijk zonder eindeloos vergaderen. Ondertitel: Surfen langs Rotterdamse oorlogen
4
17 Op de surfplank speel je voortdurend met kantelmomenten. Ervaringskennis maakt dat je overeind blijft terwijl het dreigende geweld woest om je heen raast en dat je rekening houdt met andere surfers. Surfen betekent dat de surfer bewogen wordt door de golven en daarbij ook op eigen kracht in beweging kan blijven met een daarbij passende sturing. Dit geldt ook voor het spel in de digitale wereld van de experience-tafel. Wat is de actualiteit? Rotterdam kent vele oorlogen. De Tweede Wereldoorlog was er één van. Een aanzienlijk deel van de Rotterdamse bevolking leeft met persoonlijke oorlogsherinneringen uit heel andere steden: vluchtelingen, andere immigranten, veteranen uit vredesmissies, jihadstrijders die zijn teruggekomen uit Syrië en hun families, Rotterdammers die tijdens hun verblijf in het buitenland geconfronteerd werden met oorlogsgeweld. Hun permanente aanwezigheid in deze stad betekent dat ook dit Rotterdamse oorlogen zijn geworden. Rotterdam is een goede gesprekspartner van andere steden in de wereld die redeloos geweld hebben moeten trotseren. OVMR nieuwe stijl kan dat gesprek mogelijk faciliteren. Ook wanneer het gaat om mensen die nog maar kort geleden getroffen zijn door oorlogsgeweld of onlangs aan dat geweld hebben bijgedragen. Het is het waard die internationale rol te omarmen. 2. Een integraal ontwerp voor het gebouw Wij stellen voor om te komen tot een integraal PvE voor het gebouw. Het is ons bekend dat het ontwerp is goedgekeurd en zelfs is aanbesteed wat betreft het ‘experience’-gedeelte, maar wij adviseren je om gebruik te maken van de mogelijkheid om de ontwerpers daarvan alsnog de nodige ruimte te geven voor een integraal ontwerp, inclusief het entree en de digitale bibliotheek. Wij adviseren je bovendien om de ontwerpers te motiveren om nauwkeurig kennis te nemen van de longread die wij gemaakt hebben naar aanleiding van de twee sessies ‘Aan de Keukentafel’. De belevingswaarde die wij voor ons zien, en die gezien de huidige grootte en indeling van het gebouw haalbaar kan zijn, willen wij schetsen in vijf stappen die, zoals je zal opmerken, in een aantal opzichten parallel lopen met het voorstel van bureau Tinker: a. De buitenkant van het gebouw draagt voor een deel een ‘gesloten’ karakter, als ware het een veilige schuilkelder onder de brug. Hier bevindt zich het nieuwe entree. Een ander gedeelte is juist opengewerkt, namelijk als venster op de herbouwde stad in de verte. Daar bevindt zich ook de uitgang. Wij adviseren je een grafisch ontwerper in te
5
18 schakelen om een lichtontwerp te maken dat de aandacht trekt vanuit de verte, afhankelijk van of het gebouw geopend is voor het publiek, als deel van de ‘experience’, of dat het gebouw gesloten is, en het lichtontwerp een PR-functie heeft. Ook voor dit lichtontwerp kan de longread van de twee sessies ‘Aan de Keukentafel’ een goede bron van inspiratie zijn. b. Direct achter het entree bevindt zich een stijlkamer uit het interbellum: schaars verlicht, donker meubilair. Een typisch vooroorlogse woning, voortgekomen uit een cultuur die door de Tweede Wereldoorlog met een schok tot verandering werd gebracht. c. De stijlkamer biedt toegang tot de ruimte met vitrines en het ‘experience’-gedeelte. Wij zien veel positieve mogelijkheden en aanknopingspunten in het ontwerp van Studio Louter en Opera Amsterdam. Ons punt van twijfel over de waarde van een al te heftige (her)beleving van het bombardement hebben wij weergegeven op bladzijde 3. Surfen aan de experiencetafel betekent dat de deelnemer zich laat bewegen en bewogen wordt door verhalen en de acties van anderen aan tafel. In dit meebewegen ontstaan morele intuïties en sentimenten die de beweging van de deelnemer relevante richting kunnen geven. Wordt dit spel goed gemodereerd, dan wordt de deelnemer niet meegesleept door de experience, maar neemt hij zijn aandeel in het spel zelf in beheer. Daar ligt een kans om in het samenspel vruchtbare zachtmoedigheid en compassie te bereiken (mededogen)5. Die is nodig als tegengif voor geweldsobsessie en machtsspelletjes die anders aan de experiencetafel kunnen ontstaan. d. Het ‘experience’-gedeelte biedt toegang tot een lichte foyer met een enorme glazen pui die uitzicht biedt op de nieuwe stad. Hier toont Rotterdam haar veerkracht. In de ruimte bevinden zich verrekijkers waarmee bezoekers foto-opnamen kunnen maken van de stad en vervolgens als artefact kunnen verzenden naar hun eigen e-mailadres.
5
Deze noties hebben wij ontleend aan de presentietheorie van Andries Baart
6
19 e. In de foyer zijn werkplekken ingericht waar de bezoeker digitale bibliotheken kan raadplegen uit heel de wereld over verhalen die verband houden met oorlogsgeweld en verzoening. Er bevinden zich bovendien tafels waaraan (jonge) bezoekers kunnen plaatsnemen om goed gemodereerd met elkaar van gedachten te wisselen over de betekenis van de getoonde verzoening en de kracht tot wederopbouw in Rotterdam. Opmerking: Wellicht inspireert dit gesprek aan tafel tot inzichten in het kantelmoment, respectievelijk een verandering bij de deelnemer, met de mogelijkheid dat opgedane ervaringskennis wordt gedeeld met andere deelnemers aan tafel. Dit 6
geldt ook wanneer dit ervaringskennis is, die lang niet altijd goed onder woorden te brengen is: tacit knowledge . Bureau Tinker heeft het in dit verband over de betekenis van verbondenheid. Tacit knowledge opgedaan bij Rotterdam Flashback, schept de mogelijkheid dat deze groep gezamenlijk kan optrekken in dreigende conflictsituaties die om de-escalerende interventies vragen.
3. De bus, een eyecatcher, met bijwerkingen die ertoe doen Wat betreft het PvE voor de bus is tijdens de laatste sessie ‘Aan de Keukentafel’ een veelheid van suggesties gedaan die nauwelijks met elkaar te verbinden zijn. Wij stellen voor om de ontwerpopgave te vereenvoudigen tot een stilistische uitwerking aan de hand van de volgende uitgangspunten: a. Neem als basis een nieuwe bus. Die is bedrijfszeker. Geef de bus aan de buitenzijde hippe kleuren en vormen die aansluiten bij de naam ‘Rotterdam Flashback’, en de ondertitel ‘Surfen langs Rotterdamse oorlogen’. Schrijf voor het ontwerp daartoe een prijsvraag uit die grafisch designers motiveren om zich uit te leven. b. Binnenkant: schakel een interieurontwerper in en geef daarbij de opdracht om materialen, kleuren en stijlelementen toe te passen die in de jaren ’30 gebruikelijk waren in de bus. Maak de binnenzijde juist niet ludiek, maar geef het interieur, in tegenstelling tot de buitenzijde een historiserende uitstraling. c. Breng aan de binnenzijde van de bus beeldschermen aan, ook met het oog op de uitvoering van het experienceplan van Studio Louter en Opera Amsterdam. Over de busreis zelf willen wij een suggestie doen. Dit in aanvulling op het programma dat is uitgewerkt door Studio Louter en Opera Amsterdam. Wij stellen ons voor dat leerlingen van te voren een eenvoudige dramaopdracht krijgen om zich op de heenreis te gedragen naar de regels uit de jaren ’30. Jongens en meisjes gescheiden van elkaar en niet teveel praten tijdens de bustocht. Leerkrachten en begeleidend personeel die tijdens de reis een paar zinnen spreken in de taal uit die tijd. Dat vergt wellicht de nodige aandacht van de betrokken leerkrachten, maar de winst is waarschijnlijk groot. Het is de moeite waard om leerlingen in
6
Het begrip tacit knowledge, namelijk impliciete kennis, hebben wij van Michael Polanyi (1966)
7
20 een droomwereld van het verleden te brengen. In die droomwereld, waarin de vooroorlogse jaren ontsluierd worden, krijgen zij vermoedelijk de juiste focus mee om gezamenlijk ontvankelijk te zijn voor het kantelmoment dat met hun bezoek beoogd wordt. Op de schermen zijn op de heenreis beelden te zien uit het polygoonjournaal met bijvoorbeeld de beroemde toespraak van Colijn die de kijker opriep maar rustig af te wachten: “Laat uw vakantie niet in de war sturen door nieuwe zenuwachtigheid”. Ook kan zijn radiotoespraak te beluisteren zijn: “Ik verzoek den luisteraars dan ook om wanneer ze straks hunne legersteden opzoeken, even rustig te gaan slapen als ze dat ook andere nachten doen. Er is voorshands nog geen enkele reden om werkelijk ongerust te zijn.” Het zijn deze iconische uitspraken en beelden die bij de leerlingen in het geheugen worden gegrift. Wordt ooit aan de uitspraken van Colijn gerefereerd in hun latere leven, dan kan dit bij hen de herinnering aan hun bezoek aan Rotterdam Flashback triggeren. Die kans op een meervoudige flashback zouden wij niet laten liggen. Op de schermen is op de terugreis het programma te volgen zoals uitgewerkt door Studio Louter en Opera Amsterdam: een zorgvuldige afsluiting van het bezoek, waarin de oriëntatie ligt op wederopbouw en hoopvolle toekomstbeelden. 4. Opmerking tot slot: Een bezoek aan Rotterdam Flashback biedt uiteraard slechts in potentie de mogelijkheid van een kantelmoment bij de bezoeker zelf. Deze kan immers bewust of onbewust aan het kantelmoment voorbij gaan. De ervaring en de verhalen blijven dan louter entertainment en leveren geen ervaringskennis op. Rotterdam Flashback kan door middel van gerichte publieksbegeleiding en moderatie deze mogelijkheid tot verandering optimaliseren. Wij adviseren je dan ook om in de komende tijd de nodige aandacht te besteden aan de vraag hoe deze moderatie het best vorm kan krijgen. Wij voelen ons goed thuis in deze materie en willen jou daarbij graag van dienst zijn, ook omdat wij het voortgaande gesprek met jou en met Marianne bijzonder plezierig vinden. Hartelijke groeten van Jeroen Deckers en Marieke Smit
8
21 Wij hebben een naam:
Rotterdam Flashback De flashback is meer dan een plotselinge herinnering. De flashback is vaak een kantelmoment, een scharnierpunt, die een verandering in gang zet. Een pijnlijke gebeurtenis soms, die kan leiden tot ervaringskennis in tegenstelling tot wrokgevoelens en ressentiment. Het bombardement op Rotterdam doet ons zo’n kantelmoment kennen. Ervaringskennis voedde het vrijmoedig gesprek over wederopbouw en stadsontwikkeling. In Rotterdam is na bijna 75 jaar sinds het bombardement nog altijd veel vernieuwing mogelijk zonder eindeloos vergaderen. Wij hebben een ondertitel:
Surfen langs Rotterdamse oorlogen
Op de surfplank speel je voortdurend met kantelmomenten. Ervaringskennis maakt dat je overeind blijft terwijl het dreigende geweld woest om je heen raast. De beweging om je heen maakt dat je zelf in beweging blijft en dat je sturing geeft. Rotterdam kent vele oorlogen. De Tweede Wereldoorlog was er één van. Een aanzienlijk deel van de Rotterdamse bevolking leeft met persoonlijke oorlogsherinneringen uit heel andere steden: vluchtelingen, andere immigranten, veteranen uit vredesmissies, jihadstrijders uit Syrië, Rotterdammers die tijdens hun verblijf in het buitenland geconfronteerd werden met oorlogsgeweld. Hun permanente aanwezigheid in deze stad maakt dat ook dit Rotterdamse oorlogen zijn geworden. Rotterdam is een goede gesprekspartner van andere steden in de wereld die redeloos geweld hebben moeten trotseren. Het is het waard die internationale rol te omarmen.
22
23
OorlogsVerzetsMuseum Rotterdam / Werkdraad Consultants Eerste sessie ‘Aan de Keukentafel’ Datum:
26 november 2013
Deelnemers: Locatie:
Jeroen Deckers (moderator), Marieke Smit (verslag) OorlogsVerzetsMuseum Rotterdam [OVMR], straat, Rotterdam
Inleiding Op 26 november 2013 organiseerde het OVMR samen met Werkdraad Consultants een sessie ‘Aan de Keukentafel’, rond de volgende centrale vragen: 1. Naamgeving 2. Entree Tweede ronde: impressie van het dialogisch1 en subjunctieve2 gesprek Impressie van gesprek tijdens de tweede ronde ⟩ De huidige naamgeving is ‘OorlogsVerzetsMuseum Rotterdam’. Je zou deze naam als volgt kunnen uitleggen: dat mensen zich tegen oorlog verzetten, of je zou het kunnen hebben over ‘verzetshelden’ in de oorlog. De nieuwe naam is nodig omdat OVMR niet zozeer meer een museum is en ‘het verzet’ niet meer de prominente rol speelt. OVMR wordt namelijk een ‘educatief centrum’ waar verschillende aspecten van ‘oorlog’ uitgelicht worden. ‘Educatief centrum’ is geen attractieve naam vandaar dat gezocht wordt naar een variant hierop die een groot publiek, waaronder scholieren, aanspreekt. Hieronder volgt een uitwerking van de brainstorm waarin wij onze taligheid hebben losgeklopt. Het gaat in eerste instantie om woorden en !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
1
Het gesprek vindt plaats tussen subjecten. De ander is een actor is het gesprek en geen object; instrument. Het begrip ‘subjunctieve’ heeft betrekking op de aanvoegende wijs, zoals bijvoorbeeld in ‘kome wat kome’. Het begrip raakt steeds meer in onbruik. De betekenis die het dichtst bij de intentie komt van Richard Sennett wanneer hij schrijft over spreken is: het voorlopige of voorwaardelijke karakter van spreken (Richard Sennett, in Katie-Lee Weille, 2013).
2
!
1!
24 begrippen die bij ons opkomen en die geassocieerd worden met een plek waar niet alleen een herdenkingsproces plaatsvindt, maar waar ook actief iets gedaan wordt met historische oorlogssituaties. Namelijk dat mensen zelf getriggerd worden om hun gedachten daarover te laten gaan. Kortom herdenken en ‘opnieuw bedenken’. ⟨ Even ter verduidelijking. Wordt het educatief centrum [van OMVR nieuwe stijl] een plek waar
oorlogen
belicht
worden,
die
wereldwijd
plaatsvinden
of
hebben
plaatsgevonden? Of blijft het bij situaties uit WOII? En, wordt de oorlog ‘herbeleefd’? Wil [OMVR nieuwe stijl] een kind de indruk meegeven van YOLO (you only live once). Of wil [OMVR nieuwe stijl] het kind confronteren met de keuzemogelijkheid: ga je linksom of rechtsom? Je hebt de oorlog aan jezelf! Kortom: confronteren met het leven ‘toen’ en de mogelijkheden die zij hadden. Of wil je ook het inzicht meegeven dat het leven van een kind in Syrië ook deze keuzemogelijkheden heeft? ⟩ Het zijn de overeenkomsten. Het startpunt is de oorlog die plaatsvond in Rotterdam. Dat is de basis om te laten zien dat er nog steeds oorlog is op de wereld. Dat is nu Syrië en dat kan morgen een ander land zijn. Die link met de actualiteit wil het educatief centrum leggen. Dat is wat scholieren van actualiteitenprogramma’s meekrijgen, en lezen op een online nieuwspagina. Rotterdam, 14 mei 1940, krijgen scholieren niet mee uit de actualiteit. OMVR nieuwe stijl legt die link, en laat scholieren ervaren dat hier, op deze grond in Rotterdam, ook oorlog plaats heeft gevonden. 1. De naamgeving 1.1 Dit nooit meer: Het Huis van de Vrede ⟩ Wat is in één zin de belevenis hier, in dit pand. ⟨ “Dit nooit meer” ⟩ Dan denk ik aan ‘het huis van de vrede’, ‘Rotterdams huis van de vrede’, ‘de vredesschool’. Dat verwoord de impact die een oorlog heeft op een stad, op een gevoel, op een mens, op een object. Het educatief centrum laat permanent zien wat de waarde is van ‘vrede’ en ‘vrijheid’. 1.2 Gebruik van historische feiten om mens te vormen: geen oorlog en verzet ⟩ Een kind moet hier niet vandaan komen en ‘weten’ wat een oorlog is. Het kind zou ‘tools’; ‘skills’ moeten hebben om op zijn eigen niveau te voorkomen dat er oorlog ontstaat. Dan gebruik je de historische feiten om een mens te vormen in zijn manier van denken en voelen rondom een samenleving. Het feit dat het over WOII gaat of !
2!
25 over een actuele gebeurtenis als Syrië, en het feit dat het over vrede en vrijheid gaat impliceert dat je het geen ‘oorlog’ en ‘verzet’ moet gebruiken in de naamgeving. ⟨ Wanneer je spreekt over ‘vrede’ en ‘vredesdorp’ heb je een andere benadering van ‘oorlog’. Dan heb je het over wat in Palestina gebeurt; dat huizen afgebroken worden en weer opgebouwd worden. Dat gaat in mijn ogen over ‘vrede’ in termen van wederopbouw. Ik vraag mij af of de belevingssituatie in het educatief centrum met ‘vrede’ te maken heeft. 1.3 Verandering door afschrikwekkende ervaring: stilte is nodig ⟩ Er is sprake van contrast. Wanneer je de herrie hoort tijdens een activiteit in het educatief centrum dan lijkt dat niet op vrede. Als je weggaat, heeft de experience waarschijnlijk een gevoel achter in je hoofd achtergelaten. Van ‘dit moeten we zeker niet meemaken’; ‘dit is echt verschrikkelijk’. ⟨ Het lijkt mij spannend ⟨ Het kan zomaar zijn dat die ervaring aantrekkingskracht heeft. ⟨ Ik ben een naoorlogs kind. Op iedere verjaardag werd een verhaal verteld over een verzetsgroep in de oorlog. Dit werd op een gegeven moment zo spannend gemaakt dat ik het verschrikkelijk vond dat ik de oorlog niet heb meegemaakt. ⟨ Soms moet je eerder stilte hebben. 1.4 Oorlog kent verschillende facetten: Rotterdam Peace Experience ⟩ Oorlog is ook elkaar helpen. Je versterkt elkaar. Je roept samen weerstand op. ⟨ Juist in tijden van nood is die samenhorigheid er weer. ⟨ Bombardement brengt ook wel eens vrede. ⟨ Ik sprak mijn vader op de laatste dag voor zijn overlijden. Hij had ontzettend veel pijn. Hij zei tegen mij, met een twinkeling in zijn ogen: Goh… Jongen, je maakt wat mee. Hij gaf uitdrukking aan het feit dat je dit ‘niet zou willen missen’. Ik kan mij voorstellen dat in een oorlog eveneens andere deuren en ramen geopend worden, andere gebeurtenissen zich voordoen tussen mensen waardoor de verhalen en het leven er anders uit gaan zien. ⟨ Vrede is een facet van oorlog Evenals opbouw. Welke kracht maakt dat mensen gezamenlijk de stad wederopbouwen? Het gevoel dat de stad na de oorlog een prachtige stad is geworden, nadat je jarenlang door een zandbak hebt gefietst, want dat was de binnenstad; een zandbak.⟨ Vrijheid is niet vrij. Dat wil je kinderen laten zien. Vrijheid betekent dat je er hard voor gewerkt hebt. Op een monument bij het Pentagon in Amerika staat ‘Freedom is not free’. Die ervaring moet je overbrengen aan kinderen; dat zou voor de naamgeving betekenen
!
3!
26 dat daar het woord ‘experience’ in terugkomt. Denk aan de Rotterdam Peace Experience. 1.5 Experience van de inval en het puinruimen: re-build ⟩ Het begint bij het bombardement; het hoogtepunt van de vijf oorlogsjaren in Rotterdam. Na het bombardement is het alsof iemand op de reset-knop heeft gedrukt: je begint opnieuw. Dat begint al op 15 mei 1940. ⟨ De eerste daad na het bombardement was dat alle werkloze mannen werden opgeroepen om met de hand het punt op te ruimen van de straat. Dat werd een chaos want dat waren veel te veel mannen. ⟩ Re-build vind ik ook een mooi woord. Lege ruimte wat je daar mee doet. Rotterdam zit altijd met lege ruimte. Hele straten die gesloopt worden. Je wilt soms niet weten wat er in de ‘tussentijd’ gebeurt. Dat is soms ook een vorm van oorlog. Prostitutie, drugshandel. Met de afbraak van straten wordt ook het geheugen gewist, fysiek. ⟨ Tegelijkertijd bestaan er mooie initiatieven uit de hoek van ‘social design’ voor de ‘tussentijd’ waardoor leven behouden blijft in zo’n wijk. ⟩ Re-build komt steeds terug. Re-build kun je actualiseren door de situatie na het bombardement van WOII te verbinden met het nu. Wat doe je met lege ruimte? Verhalen vertellen is een kracht om het sociale geheugen overeind te houden wanneer het fysieke geheugen wordt gewist. ⟨ Re-set, de werktitel voor een expositie in OVMR is daarvoor te oppervlakkig. 1.6 Titel duidt wat je meemaakt #1: Shake-it, War-Shaking ⟩‘Sex at Sea’ vind ik een fantastische titel, ik dacht het klopt helemaal. Videobeelden, zeemeerminnen. Het maritiem museum is met deze titel er in geslaagd nieuw publiek binnen te krijgen. Als je weet wat je wilt bereiken met je expositie, namelijk een soort ‘voelbare seksuele drang van die schippers’. Ik kwam binnen en ik dacht volgens mij is dat de bedoeling van de makers. ⟨ Daar zit een aantal aspecten aan zoals marketing. ⟩ Het gaat er ook om dat de titel duidt wat je meemaakt. Ik wil weten: ga ik iets doen, ga ik om te kijken, ga ik zelf aan het werk. Gaat het om ervaring dan zou ik zeggen experience. Gaat het om dilemma dan zou ik zeggen: ‘think about it’. Wat moeten de kinderen hier doen. ⟨ Ze worden door elkaar geschut. ⟩ Shake-it ⟨ War-
!
4!
27 shaking ⟨ Het gaat hier om de naamgeving van het huis en niet om die van de tentoonstelling. ⟨ Dat moet je één naam geven. Dat is niet te verkopen twee tentoonstellingen. ⟨ De inhoud van de tentoonstelling wil je verkopen. 1.7 Titel duidt wat je meemaakt #2: Het Bombardement ⟩ Ik merk dat het moeilijk is om duidelijk te maken wat we als museum willen doen. ⟨Het hinkt op verschillende gedachten. Wat in expositie 1 gebeurt is actualiserend in tegenstelling tot expositie 2. Het is niet eenduidig wat er gebeurt, dus kun je dat ook niet naar buiten brengen. ⟨ Het begint met het bombardement. ⟨ Het belangrijkste wat er gebeurt is het vertellen van de verhalen.⟨ Jammer dat er een film van gemaakt is ‘het bombardement’⟨ Met die titel maak je wel duidelijk dat het om een belevenis gaat. Samen met iets poëtisch op de brug, kan dat goed werken. 1.8 Kijken naar de uitstraling van het gebouw: Onder de brug ⟩ Als je nadenkt over de vorm van het gebouw. Welke uitstraling moet het worden. En dan denkt aan een naam. ⟨ ‘Onder de brug’ ⟨ Hele brug om je naam op te zetten. Vergelijk Arnhem. Lichtletters die aan gaan op het moment dat het gaat schemeren. Het is poëzie als de lichtletters aan gaan samen met de zonsondergang. ⟨ OVMR is een moeilijke plek om te vinden. Er zijn hoge gebouwen die het zicht op het museum belemmeren. ⟨ De sfeer van het water is heel mooi. ⟨ Het heeft een schitterende buitenplek om te programmeren. ⟨ Filmpjes zijn een goede activiteit. ⟨ Iets poëtisch maken dat de aandacht trekt.
o Samenvatting Hieronder volgen twee lijstjes: een met positieve suggesties rondom de naamgeving, een tweede lijstje met aanbevelingen om vooral niet namen
suggesties
Huis van de Vrede, Rotterdams Huis van Geen oorlog of verzet in naamgeving de Vrede, De Vredesschool, Vredesdorp, Vredeskasteel Rotterdam Peace Experience
!
Gevoel overbrengen: ‘Vrijheid is niet vrij’
5!
28 Let op: 1.
veel instellingen met dit soort namen doen het niet zo goed in Rotterdam. Dat hoeft niet persé aan de naam te liggen.
2.
Oud Hollandse taal is hip onder middelbare
scholieren
in
Rotterdam. Re-build
Als
antwoord
op
re-set.
Geheugen
verdwijnt. Gevolgen WOII actualiseren, namelijk Rotterdam:
met
huidige
straten
en
situatie
in
wijken
die
afgebroken worden, braak liggen of in de tussentijd
een
bepaalde
betekenis
krijgen, en weer opgebouwd worden. Iets met het woord ‘framing’ Dilemma:
Iets dat lijkt op de titel van de expositie
think about it
‘Sex at Sea’ van het Maritiem Museum. Heeft nieuw publiek aangetrokken. Als je
Ervaring:
weet wat je wilt bereiken; namelijk in het
experience, Her-beleving, her-belevenis, Maritiem Museum de ‘voelbare seksuele her-belevenis 40-45, War Experience drang van de schippers’. Het verkoopt en Rotterdam
er is veel marketing bij betrokken. Deze titel zegt letterlijk wat je gaat meemaken
Bouwen:
in de expositie.
re-build Door elkaar geschud: Shaking, War-Shaking ‘onder de brug’, ‘een brug te ver’, ‘kom Uitstraling
van
het
gebouw.
over de brug’
uitstraling moet het worden?
‘oorlog en vrede in Rotterdam’
Te lieve titel. Dekt de lading
!
6!
Welke
29 Hier
bonkt
het
kloppend
hart
van
Rotterdam, wederopbouw, geweld dat bij creëren komt kijken. Mentaliteit die bij Rotterdam hoort. Het constante gaan van Rotterdam sinds de oorlog. Grote architectonische
vraagstukken.
Rotterdam net een camping. Mooie naam zoals ‘humanity house’, en ‘huis van de democratie’ Zadkine
Een persoonlijke naam van iemand. Iets iconisch. Iets dat te maken heeft met ’t bombardement.
Je
vind
een
mooi
verhaal en dat breng je als ‘het verhaal’ naar buiten. En dat staat voor alles wat je doet. Het bombardement
De
expositie
begint
met
het
bombardement De
Bunker,
De
Schuilkelder,
Schuilplek, de Veilige Haven
de De
buitenkant
verbouwen
tot
een
bunker, De natuur weer terug laten komen.
‘uit de puin herrezen’, Feniks, puinzooi, Iets met het woord ‘pui’/ ‘puin’ puinstad, ‘puinhoop Rotterdam’
Zo’n Rotterdams woord Experience gevoel Puin staat voor avonturen, avontuurlijke tijd Denk aan de blunderput
Het huis van, Het huis van de puinhoop, Gevoel De huiskamer, Bridgehuis.
dat
binnenlopen.
je
ieder Een
moment
kunt
woonkamer
binnenstappen waar de historie begint. Huiskamer. Gastvrijheid bieden.
2. Over buitenkant van het gebouw
!
7!
30
2.1 De stad binnen laten komen in het pand ⟩ OMVR heeft prachtig uitzicht met water, nieuwe architectuur en wederopbouw ⟨ Een mooie plek waar buiten en binnen met elkaar integreren ⟨ Na de verbouwing moet je vanaf buiten kunnen zien wat er zich binnen afspeelt ⟨ Stuk van de gevel kraken 2.2 Beslotenheid ⟩ Ik zou het juist besloten houden, alles is tegenwoordig al transparant ⟨ Met kijkgaten 2.3 Het bombardement zien ⟩ Je kan filmfragmenten laten zien aan de buitenkant, waardoor de gevel letterlijk drager wordt van de geschiedenis die zich hier binnen afspeelt. Dan heb je niet letterlijk een open pui nodig. Op een moment dat het beeld beweegt wordt je er naar toegetrokken, bijvoorbeeld vanaf de metro of de brug. 2.4 Een poëtische tekst op de brug die niet concurreert met het gebouw ⟩ Naast de lichttekst op de brug is het interessant om geprikkeld te worden om iets te doen. Bijvoorbeeld een stip waar je op kunt gaan staan en je plots dirigent kunt spelen. Daartoe wordt je bijvoorbeeld getriggerd bij het concertgebouw in Amsterdam. Hier kan het bijvoorbeeld een dilemma zijn, druk je op de knop of niet, en gaat er een bom af. ⟨ Voor passerend publiek? ⟨ Goede analyse maken: wie is het passerend publiek. ⟨ Bij de Groene Passage stond er een handje, die glom van de aanrakingen. ⟨ De glimmende voet van Kabouter Budplug ⟨ Interactie ⟨ Landmark ⟨ Eye catcher ⟨Vergelijk het lichtkunstwerk bij Lantaren Venster. ⟨ Het hoeft niet perse een uitnodiging te zijn om mensen naar binnen te trekken, maar het moet duiden op de fysieke aanwezigheid van OMVR nieuwe stijl in de stad. Dat er over je gesproken wordt.
2.5 Het museum moet vertellen wat ze gaan doen.
!
8!
31 ⟩ TU-Delft heeft een afdeling gespecialiseerd in interactie⟨ Het gaat over je taak naar de stad toe, ik denk dat het aantrekken van de doelgroep losstaat van de exposure naar de stad ⟨ Zorg dat het er als een museum uitziet. Je mist nu oorlogsattributen aan de buitenkant. ⟨ Neem Villa Zebra. Ik ben er jarenlang langsgefietst maar nooit geweten dat het een cultureel centrum is. Jammer! Eigenlijk is het prachtig om een stuk van wat je wilt laten zien, al aan de buitenkant te laten zien. ⟨ Dat interactieve element wat je hier binnen aantreft dat je dat al buiten ziet, als je met de metro reist, of over de brug. Dat je dat interactieve al in de metro meemaakt. ⟨ Of als je met de bus komt aanrijden. ⟨ Dat is aantrekkelijk voor zogenaamde ‘windowshoppers’. 3. De entree 3.1 Geprononceerd entree ⟩ Moet het een geprononceerd entree worden? ⟨ Tuurlijk! Niet verstoppen ⟨ Muren eruit. Een grote glazen wand, dat de tentoonstelling van binnen naar buiten straalt. ⟨ Extra ruimte voor een klas die dan een deel van de tentoonstelling buiten meemaakt. ⟨ Tent aan de Witte de Witstraat is daar een voorbeeld van. ⟨ Het Nieuwe Instituut heeft sinds de verbouwing ook een zichtbaar entree 3.2 Kracht van het gebouw zichtbaar maken ⟩ De ruimte is nu heel vol. Voordat je het binnen gaat veranderen moet je het eerst leegmaken binnen. Dan eens goed naar de ruimte kijken. Dat is meer organisch. ⟨ Het is geen integraal ontwerp. Kijk naar de vloer. ⟨ Eerst de functie van deze ruimte definiëren. ⟨ De ruimte is heel groot, kan veel mee gebeuren. 3.3 Historische huiselijkheid ⟩ Voor mij is dit heel erg het huis van… Het huis van de puinhoop bijvoorbeeld. Informatiecentrum of centrum klinkt heel naar. Maar als het een huis is waar je ieder moment kunt binnenlopen om een glaasje fris of kop koffie te drinken. Een woonkamer binnenstappen waar de historie begint. Als je de piramide van Mazlov neemt, en ziet wat nodig is om je open te stellen om iets te leren. Dan zouden de eerste lagen van die piramide hier, op deze plek, daarin moeten voorzien. ⟨ Je thuis voelen. ⟩ Een huiskamer binnenlopen uit die tijd. Misschien kun je wel een tv
!
9!
32 aanzetten met beelden uit die tijd, nieuwsuitzendingen. De lampen en de tafel zoals die nu staan [opstelling van sessie Aan de Keukentafel] geeft een soort welkom, gastvrijheid. Gastvrijheid bieden. Kopje thee. Een gebaar. Iedereen welkom. Kleine raampjes zodat je naar binnen wilt kijken. Toen ik vanavond binnenkwam voelde ik mij meteen welkom. ⟨ Of een klaverjas opstelling. ⟨ Bridgehuis.
!
10!
33
OorlogsVerzetsMuseum Rotterdam / Werkdraad Consultants Tweede sessie ‘Aan de Keukentafel’ Datum:
11 december 2013
Deelnemers: Locatie:
Jeroen Deckers (moderator), Marieke Smit (verslag) OorlogsVerzetsMuseum Rotterdam [OVMR], straat, Rotterdam
Inleiding Op 11 december 2013 organiseerde het OVMR samen met Werkdraad Consultants een sessie ‘Aan de Keukentafel’, rond de volgende centrale vragen: 1. Naamgeving 2. Entree Impressie van gesprek tijdens de tweede ronde ⟩ Zullen we achter elkaar namen noemen en zien waar we komen. Dat mag door wat te roepen. Dat schrijven we op. Misschien kunnen we combinaties vinden van begrippen en woorden. Ik heb bewust niet de begrippen die uit de vorige sessie zijn voortgekomen hier ingebracht, want dat zou ik gewoon jammer vinden. We proberen zelf naar aanleiding van wat er hier gezegd is, en ook jouw […] presentatie natuurlijk, met alle mogelijke begrippen komen. Over het verhaal dat OMVR nieuwe stijl wil vertellen ⟩ Wat is het verhaal dat je aan de kinderen wilt vertellen? In jouw presentatie zag ik kinderen in een bus zitten, die op beeldschermen in de bus foto’s zien van het gebombardeerde Rotterdam. Welk geluid wordt daarbij afgespeeld? Wat is de logica ervan? ⟨ Jouw vraag aan mij […] is: “Wat wil [OVMR nieuwe stijl] de kinderen laten zien in Rotterdam?” Wij willen laten zien waarom Rotterdam is zoals het nu is. Duitsers stellen mij regelmatig de vraag: “Waar is de ‘altstad’” ; “Waar is de oude
!
1!
34 stad?” Dan zeg ik: “Die is er niet.” En kinderen begrijpen Rotterdam soms ook niet. Er staan namelijk allerlei nieuwe gebouwen. En het ene gebouw staat er nog niet of het wordt alweer gesloopt voor een ander gebouw. Hoe komt dat, vragen zij zich af. Waarom gebeurt zoiets niet in Den Haag en Amsterdam? Waarom heeft Delft pittoreske grachten en Rotterdam niet? Rotterdam had eerder wel pittoreske grachten. Dat is hetgeen wat wij laten zien [tijdens de experience in OMVR nieuwe stijl]. Wij tonen eerst het oude Rotterdam; de sfeer ten tijde van het interbellum. Dat was in de periode 1914-1918-1940. Vervolgens laten we het bombardement zien. Dat zien wij als het scharnierpunt van Rotterdam. En dan hopen we dat kinderen snappen, als ze de kale vlaktes hebben gezien, dat [in het centrum van Rotterdam] een nieuwe stad gebouwd is. En dat zij begrijpen waarom die stad zo gebouwd is. Dat zij weten dat dit gekomen is door het bombardement. Dat is het verhaal dat wij de kinderen in de bus willen laten zien. ⟨ En jullie willen na de busrit een link maken naar het hier en nu? ⟩ Ja.
Het begrijpen van de binnenstad van Rotterdam, door kinderen ⟩ Ik denk dat kinderen Rotterdam geen nieuwe stad vinden. Kun je spreken van een nieuwe stad? ⟨ Kinderen vinden de stad ‘modern’. Het klopt dat kinderen tot een bepaalde leeftijd het verschil niet begrijpen tussen Rotterdam, Den Haag en Delft. Jongeren, vanaf ongeveer tien jaar zien wel dat er iets aan de hand is. ⟨ De doelgroep van ons [OVMR nieuwe stijl] is: leerlingen uit groep 7 en groep 8 van de basisschool (11 en 12 jaar), en scholieren van de middelbare school (onderbouw, bovenbouw, maar ook vmbo tot havo, atheneum en gymnasium).
⟩Nou, ik heb ook wel eens een keer iemand, een kind, horen vragen, en toen schoot ik echt in de lach, van: “Maar heeft Den Haag dan misschien een klein bombardement meegemaakt?” Namelijk vlakbij het Centraal Station. ⟨Ja, correct ⟩ Ja en dat klopt ook. Dat lijkt er ook op, alsof er even een paar vliegtuigen „Jongens, doen we ook nog een stukje Den Haag?” Toch, die, dat gebied daar, dat lijkt wel platgegooid. Dat heeft iets heel wonderlijks, heeft dat. Maar dat even terzijde. 1. De naamgeving van OMVR nieuwe stijl !
2!
35
1.1 OMVR een plek waar verbindingen worden gelegd: interactief centrum ⟩ Zullen we het [OMVR nieuwe stijl] een interactief centrum noemen? Geen ‘educatief’ maar wel ‘interactief’. Ik zie namelijk dat veel interactie plaatsvindt tussen jongeren, kinderen en de informatie over de geschiedenis [van het bombardement]. Het project van jullie [OMVR nieuwe stijl] wil ik graag op een dag naar Irak brengen. Ik weet niet hoe, wanneer of wat dan ook. Het is de manier om onder andere digitaal een brug naar andere plekken ter wereld te bouwen. Je kunt de kinderen dan zeggen: er is het nieuws op RTL. In dit nieuws zie je wat ‘nu’ gebeurt, ergens anders op de wereld. Maar kinderen moeten ook weten dat er ook steden bestaan die tien jaar geleden zijn gebombardeerd. En 20 jaar geleden. Dat moet terug te vinden zijn in een archief. Dat kan een digitale tafel zijn of een interactieve computer die je in je hand vasthoudt. In dit archief kun je dan kiezen uit een bepaalde documentaire uit een bepaald land of uit een bepaalde stad. Interactief dus. Daarom:
‘interactief
centrum’, bijvoorbeeld ‘jongeren interactief centrum’ of ‘oorlog interactief centrum’. ⟨ Dan zou je nog een toevoeging moeten hebben zoals: ‘interactief centrum voor vrede, oorlog, geweld; noem maar op.’ ⟨ Of ‘interactief centrum voor hedendaagse bombardementen’. ⟨ Of ‘Vredescentrum’. 1.2 Boem! Verzoening en Vrede-Lievend ⟩ Ik wil niet alleen spreken over het bombardement. ⟨ Verzoening? ⟩ Een woord dat mij te binnen schoot toen wij hier binnenliepen. Ik wist toen nog niet precies het doel van OMVR nieuwe stijl. En ook niets over de inrichting. Wat ik op dat moment voor mij zag was de gevel. Ik dacht aan kinderen, niet aan bommen en granaten. Maak de buitenkant bijna poëtisch. Met het beeld van voor de oorlog, bijvoorbeeld met metalen bloemen. Helemaal in de stijl uit die tijd, maar dan op het moment dat het nog geen oorlog is. En dan, als de kinderen binnenkomen, gelijk... Boem! In het halletje al, dat de kinderen beschoten worden... Dan hoor je de kinderen: “ieehhh...” Dat shock-effect. Buiten is het mooi, en nog heel. Kinderen hebben het gevoel dat je graag naar binnen gaat. En dan, dat je binnenkomt, dat je verwoest wordt in de hal. Als ik dan aan de naam denk, denk ik aan 'vredelievend'. 'Vrede' en 'Lievend'. Dat was de associatie toen ik binnenkwam.
!
3!
36 1.3 Vanaf het hier en nu terugkijken: Flash-Back ⟩ Ik denk aan een titel waarbij je duidelijk kiest voor 'nu' en dan vanuit 'nu' terugkijkend. Dus dan zou je iets kunnen hebben als 'pre-drone periode'. ⟨ FlashBack ⟨ Of zoiets. Dat je echt zegt van: "kijk nu daarheen" om daarna weer terug te kijken [naar het bombardement]. ⟨ Met zo'n titel kun je niet goed praten over de situatie van 'vandaag'. ⟨ Ik geloof dat het juist wel de bedoeling is om ook te praten over de situatie van ‘vandaag’. ⟨Je bedoelt dat dit iets minder kan met de titel FlashBack? ⟨ Ja. ⟩ Flash-Back. Het woord 'Flash' heeft ineens een andere betekenis. ⟨ Een 'flash-back' wordt getriggerd door iets in het 'nu', of niet? ⟨Ja. ⟨Ja, dat is ook zo. 'Flash-back' is natuurlijk heel interessant. ⟨Een 'deja vu'; het is mij al eens eerder overkomen. ⟨ Ja, en die 'flash' van de ‘flits’ van de oorlog is erg sterk ⟨ Ja, dat is beter dan 'deja vu'. ⟩ Ik hoorde jou ook een paar keer 'Rotterdam Reset' noemen. ⟨ Ja, dat is een werktitel. 'Reset' zien we [OMVR nieuwe stijl] dan als: het bombardement was de druk op reset-knop op de computer. Dat betekende: helemaal opnieuw beginnen. Rotterdam wordt opnieuw gebouwd. Maar dat dekt niet de lading. ⟨ Nee ⟨ Dat gaat meer richting architectuur ⟨ Exact. ⟨ Precies. ⟨ Dat gaat over macht. De macht die de ander wil onderwerpen. Dat is het hele eieren eten. 1.4 Veerkracht en macht (1): voorbij het bombardement ⟩ In 2002 was ik in Museum Boymans van Beuningen. Daar stond een kunstwerk van een knielende Hitler. Ik zag dat en ik werd emotioneel. Zo mooi. Om Hitler in Rotterdam te zien. Kleiner; uit proportie, maar levensecht. In zijn uppie. Met zijn handen gevouwen, op zijn knieën, smekend om vergiffenis. In Rotterdam. Ik dacht: “Wat een goed beeld! Gelijk aankopen! Die moeten we in Rotterdam hebben, permanent.” Toen kwam er een nieuwe politiek. Veel commotie in de pers. Leefbaar Rotterdam. Iedereen viel over het beeld heen. Toen wist ik nog sterker: “Dit beeld is goed! Je moet juist dat beeld aankopen omdat het over ‘verzoening’ gaat: als jij het durft om in de gemeentelijke collectie een knielend Hitler-beeld op te nemen. Dan ben je ver. Dan ben je ... 'beyond' het bombardement.” ⟨ Dan zit je ineens op het niveau van de ‘menselijke maat’. Daar gaat het eigenlijk op. ⟨ Ja, en ik denk vanuit
!
4!
37 deze context, van al die spulletjes in de museumcollectie van OMVR ... dat is super interessant.... we zijn al verder dan het bombardement; we zijn allang met 'pensioen'. Al bijna 75 jaar geleden was het bombardement. Dat is een lange tijd. Dat gegeven moet in de naam verwikkeld zitten. ⟨ Waar denk je dan aan? ⟩ Ja, dat vind ik heel moeilijk. Ja, 'universeel verzet' blijft altijd bestaan, in relatie tot nieuwe 'machten' waar je het niet mee eens bent. Denk aan de 'Arabische Lente', de afgelopen jaren. Die situaties zullen altijd doorgaan. ⟨ Je zou het woord 'macht' in de naamgeving willen hebben. ⟩ Ik weet niet of ik dat er letterlijk 'in' wil hebben, maar als ik aan oorlog denk, denk ik altijd aan macht. 1.5 OMVR is straks geen 'museum' meer: expositie-plek ⟩Wij [OMVR nieuwe stijl] zijn straks onderdeel van Museum Rotterdam. We zijn geen museum meer, want dan krijg je dependances. We zijn wel een satelliet. We worden een educatief centrum. Maar 'educatief centrum' klinkt niet zo mooi. Dat woord moet je direct vergeten ⟨ Expositie-plek. 1.6 Oorlog is van jou en mij: de menselijke maat ⟩ Is het niet ingewikkeld als we zeggen “het gaat over macht”? Ik vind juist dat oorlog ook erg ‘van jou en mij’ is. Je wilt niet weten hoe wij elkaar naar het leven kunnen staan. ⟨ Ja. ⟨ Natuurlijk. ⟩ Dan is Hitler maar een trigger. ⟨ Natuurlijk. ⟩ En dan vind ik dat je het te veel terugbrengt naar dat soort types. En ik heb juist de indruk dat je hier heel erg de menselijke maat ... ⟩ Dat is wel weer het interessante van het kunstwerk. Als je kijkt naar Hitler dan wordt het als een soort symbool gezien, als historisch figuur die symbool staat voor de ‘kwaadaardigheid’. En daarmee is die figuur ook ontdaan van zijn menselijke maat. En op het moment dat Hitler zo afgebeeld wordt, dan realiseer je ineens dat Hitler ook een mens is. ⟨ Ja. ⟩ Daarom is het een sterk beeld. Vind ik. Want je hebt natuurlijk helemaal gelijk: het gaat over mensen in een oorlog. Dat is ook zo. En ineens is Hitler ook zomaar iemand die in iets verzeild is geraakt. Wat hij wel es waar zelf los heeft gemaakt. Maar waar hij vervolgens zelf ook in meegetrokken is. 1.7 Veerkracht en macht (2)
!
5!
38 ⟩'Jan met de pet', normale burgers in een wijk, die worden natuurlijk de dupe van dat soort machtsconflicten. ⟨ Ja. ⟩ Het gebeurt toch wel daarboven vind ik. ⟨ Dat ben ik met je eens, maar dit wordt een educatief centrum. Hier wil je mensen vooral laten zien, niet 'hoe Hitler een Hitler geworden is', maar 'hoe wij onze waardigheid kunnen behouden in zulke situaties. ⟨ Menselijke waardigheid overeind houden: veerkracht. 1.8 Centrum: dubbele betekenis ⟩ Als je het dan hebt over woordassociaties: ik vind jouw opmerking heel goed van "Je moet gaan kijken naar de belevenis van kinderen en wat dekt de lading.” Jij zegt: interactief centrum. ⟨ Flash-Back. ⟩ Flash-Back is een mogelijkheid. ⟨ Dat vind ik een hele interessante. ⟩ De eerste die ik zei: 'vredelievend', dekt niet de lading, want je gaat een andere kant op. Je wilt toch educatie geven. ⟨ Het kan wel 'centrum' zijn, maar dan wel 'interactief'. ⟩ Of je moet het woord 'centrum' gebruiken in relatie met dat het 'centrum' [van Rotterdam] gebombardeerd is. Dan moet je er iets bij verzinnen waardoor die betekenis twee kanten heeft. 1.9 Aantrekkelijk voor de ouders: Flash-Back en Te Bom ⟩ Wat ik zelf mooi zou vinden is dat als kinderen hier [OMVR nieuwe stijl] met school komen en vervolgens thuiskomen en dan zeggen: "Pap, we gaan zondag nog even naar... Want dat wil ik je laten zien.” ⟨ Ja. ⟩ Bestaat er al iets dat 'Flash-Back' heet? ⟨ Niet dat ik weet. ⟩ Nee. ⟨ Er zal best een discotheek of iets zijn. ⟩ ha! ⟨ Ik weet zeker dat 'Deja vu' bestaat. ⟨Ja, die bestaat. ⟩ Die bestaat wel. ⟩ Noem het 'Te Bom'. Dan krijg je de ouders wel mee. "Papa we gaan naar 'Te Bom'!” De ouders: “Wat is dat?” ⟨ Ja, of 'De Puinhoop'. ⟨ De Puinhopen van Paars, nee van ... ⟨ Het moet een pakkende tekst zijn. ⟩ Daar hadden we het de vorige keer ook over; dat die 'puinhoop', dat dat woord zo ontzettend Rotterdams is. In Rotterdam hebben we het altijd over puinhopen. ⟨ Puinhopen en Rotmoffen, dan ben je compleet.
!
6!
39 1.10 Rotterdams icoon: Het Hart van Zadkine ⟩ Het 'Hart van Zadkine'? ⟨ Ik vind Zadkine natuurlijk ook mooi, ja. ⟩ Dat heeft al zijn betekenis en het is dat 'gat'. Het is het beeld van Rotterdam. Ik weet alleen niet of een kind dat gaat zeggen: “Ik ga naar het 'gat van Zadkine'”. ⟨ Nee, dan moet je uit leggen. ⟨ Jawel, dat gaat een eigen leven leiden. Ik bedoel op het moment dat je er over verteld ⟨Je hebt ook het Zadkine College. ⟨ Je hebt heel veel van 'Zadkine'. ⟩ Ik heb ooit dat 'gat' gemaakt in 3D polyester. Toen ik daar mee bezig was. Ik liep daar al heel lang mee rond om dat ding te maken. Toen dacht ik: “Hee, er zijn al heel wat kunstenaars voor mij geweest die met vergelijkbare ideeën zijn gekomen. ⟨ Ja. ⟩ Die dan mijn leeftijd hadden maar dan bijvoorbeeld in 1970 of in 1984. Toen dacht ik: het is helemaal niet meer legitiem. En toen dacht ik: ik kan nu stoppen of ... ⟨ Ja. ⟩ Ik heb dus dat laatste gedaan en daardoor kwam ik er achter dat het 'hart' al heel lang leeft. We zijn er gewoon al een hele tijd naar op zoek. Dat verbind ons allemaal. Zeker voor mensen die hier al hun hele leven wonen of die hier al wat langer wonen. ⟨Ja. ⟩ Dat is wat ons allemaal echt op de een of andere manier bezighoudt. We willen heel graag dat het hier weer een keer helemaal gaat werken. We zijn er telkens net niet. ⟨ Is het dan: ‘Het Kloppend Hart van Zadkine’? ⟩ Het is wel iets wat heel diep ligt. ⟩ Je kan dan ook aan een naam denken als: 'De verwoeste stad'. We gaan naar de verwoeste stad. Dat is eigenlijk wat je ook ziet. ⟨ Ja. ⟨ Dat zou voor mij dan weer het beginpunt zijn. ⟩ Ja, het is maar een associatie en je hebt gelijk. 1.11 Een duidelijke naam ⟩ Het verkleinde Nederland. ⟨ Madurodam? ⟩ Als buitenlander kan ik die naam [Madurodam] niet linken met het project. ⟩ Buitenlanders noemen het onder elkaar: "laten we naar 'Kleine Nederland' gaan." ⟨ Niemand kan het onthouden. ⟩ Nee. Misschien is het leuk om een speciale naam te verzinnen. Zoals 'Flash-Back'. Dat is makkelijk om te herinneren. Als je het een echt logische naam geeft. Dan maakt iedereen een eigen naam voor het project. Als het project goed bij mensen geïntroduceerd is maakt het niet uit wat de naam is. ⟨ Bij 'Flash-Back', kun je de subtitel 'oorlogsmuseum...' gebruiken. ⟩ Ik bedoel als een kind hier komt, en het
!
7!
40 onthoud de ervaring, dan maakt het niet uit wat de naam van het gebouw is. Hij zegt tegen zijn vader: "Ik wil terug naar die plek". 1.12 Flash-Back ⟩ Is het zo dat die ervaring die er plaatsvind. Dat eerste. Die schokkende ervaring. Gaat dat gepaard met heel veel flitsen? ⟨ Ja. ⟩ Dus dan is 'Flash-Back' niet slecht. ⟨ Absoluut niet ⟩ Als beeld. ⟨ Daarom koos ik ook voor 13 minuten, voor het project dat ik eerder met jullie deed. 13 minuten duurde het bombardement. Sommigen zeggen 15 minuten, sommigen zeggen 12, maar ik heb het uitgezocht en 13 minuten is de werkelijke duur. Daar zullen de meningen altijd over verdeeld blijven. Het is een klein kwartiertje. Ik vind dat zo bizar. Ik sta heel vaak een klein kwartiertje onder de douche. Dat maakt die gebeurtenis zo knettergek. Dat we daar nog steeds over aan het 'ouwehoeren' zijn. 1.13 Veerkracht: graanvelden in het centrum Ik vond de graanfoto’s uit de WOII ook heel mooi. Dat er puin was geruimd en er was een bouwstop. Want al het materiaal moest naar Duitsland. Er werd bijna niks gebouwd. Zeker de laatste drie jaar stond het gewoon stil. Je had de vlaktes [in het centrum van Rotterdam], dus mensen gingen die omploegen. Want er was honger. En toen kwamen er allemaal gewassen te staan. Aardappelen. En vooral veel graanvelden. En dan zie je het Stadhuis en de Laurenskerk, wat er nog van over is, te midden van al dat graan. Wat dus weer eten werd. ⟨ Uit je eigen stad. ⟨ Ja. ⟩ Uit je eigen stad, ja. Erg vooruitstrevend. Die grond: dood verderf, onmacht, alles zit erin. En op een zeker moment wordt het weer eten. En eten staat voor leven. Dat is een sterke metafoor. Eigenlijk is de wederopbouw toen begonnen. Dat is zo mooi. We zouden ook zoiets kunnen vinden voor de titel. Een woord dat voor 'leven' staat. Mensen zijn toch niet kapot te krijgen. Die gaan toch weer door. Dat is het mooie aan ons volk. ⟨ Aan de menselijke soort. ⟩ De species. Ja. 1.14 Flash-Back ⟩ Wat ook voor het woord Flash-Back stemt is dat je de kinderen een krantje laat maken. En het krantje heet 'Flash-Back'. Dan kader je gelijk hoe ze zo'n krantje kunnen maken. Dat het terugblikken zijn voor hun. Van het nieuws, wat ze opgepikt hebben. Het zijn ook weer Flash-Backs wat ze meemaken. ⟨Ik vind ook dat het bij !
8!
41 foto's hoort. Er zijn veel foto's die met flits gemaakt worden. Dus het woord associeert ook goed met beeldmateriaal dat ontstaat. 1.15 Blitz ⟩ Ik vind het kleine kwartiertje. De 13 minuten. Dan kun je ook denken aan de naam 'Blitz'. ⟨ Hoe meer woorden hoe meer associaties, hoe dichter we bij een ... ⟩ Ik vind het wel huiswerk, hoor. ⟨Ja heh. ⟨ We komen er ook echt niet uit nu, dat hoeft ook niet. ⟨ Dat hoeft ook niet. ⟨ Je wordt wel scherper in wat je wilt. ⟨ Ja. 1.16 Pre-view en Re-view ⟩Ik vind eerder dat je 'vooruitblikken' moet hebben. Dus dat het een 'pre-view' zou moeten zijn. Als het zo kaal is, en kaal begint. Kun je ook weer iets nieuws creëren. Dat je je daar meer op concentreert, zonder het oude te vergeten. ⟨Je zou zelfs een 're-view' kunnen hebben. ⟨Ja. ⟨ Dat kan ook nog. ⟩Je zegt twee titels. ⟨Het kunnen er ook twee zijn 'Flash-Back' en 'Pre-View'. ⟩Ik vind het geen lekkere woorden. ⟨Nee, nee. Maar laten we ons niet beperken. ⟩ Je kunt zeg maar een kreet, of het nou 'Flash-Back' of 'Blitz' is of 'Kwartiertje', en je kunt daar een subtitel onder zetten is de naam ook in orde. Dan heb je het wel over dat ene begrip als titel, maar de ondertitel wordt ook onthouden. Die zie je ook op het bord staan.
1.17 Rotterdamse Oorlogen ⟩ Ik denk wat we [OVMR nieuwe stijl] niet willen is 'educatief centrum' als naam gebruiken. Het moet zo zijn dat als we 'Flash-Back' zeggen dat iedereen weet: ‘daar gaan de scholen naartoe. Daar moeten wij ook zijn.' Dus het gaat om de naam. En wat het is dat spreekt eigenlijk voor zich. En als subtitel zou ik zeggen Rotterdam 4045; dat zegt alles. ⟨ Maar dat dekt de lading niet meer. ⟩ Wel als sub-titel. ⟨ Ik bedoel als het gaat om zijn oorlogservaringen [in Irak], die moeten hier ook manifest zijn. En ik vind dus dat 'scharnierpunt' heel interessant omdat je zou kunnen zeggen dat in het geheugen van Rotterdam, ik heb het niet over 'de Rotterdammers', want er zijn er
!
9!
42 al veel dood. Maar in het geheugen van Rotterdam zit dat scharnierpunt, en daarom is de interesse in oorlogsgebieden elders, groot. ⟨ Rotterdamse oorlogen. ⟩ Die vind ik beter: 'Rotterdamse oorlogen'. ⟨ Mensen vinden het heel moeilijk om hun oorlogservaringen te moeten delen. ⟨ 'Het is wel mijn oorlog'. ⟨ Meltingpot. ⟨ Daarom is het interessant om hier te komen kijken: mensen vragen zich dan af: meerdere oorlogen? ⟨ Er was er toch maar een? ⟨Die is heel leuk. ⟨ Je houdt het dan open voor iedereen. ⟨ Ja. ⟨ Die meervoudigheid is prachtig. Het triggerd tot nadenken. ⟨ Rotterdamse verwoestingen. ⟩ Oorlogen zegt meer. ⟨ Anders zou je mijn wateroverlast van het afgelopen weekend ook mee kunnen nemen. 1.18 Blitz, Boem!, Kort Lontje ⟩ Als je denkt aan gaming en oorlogen. ⟨ Blitz vind ik een ‘catchy’ woord. Ik hou heel erg van woorden waarvan ik denk: “Daar moeten we naartoe.” ⟩ Ja dat vind ik ook. Wat zijn nog meer van die 'wow' dingen. ⟨ Blitz is gewoon kick. Het is een sterk woord omdat het de lading dekt. ⟩ En is er een woord dat je altijd ziet als er een bom ontploft? Wat kinderen meteen zullen herkennen? ⟨We gaan naar 'Boem'! ⟨Ha! We gaan naar de 'Boem'! We gaan naar de Rotterdamse Boem! ⟨ Echt een Rotterdamse naam. ⟨ ‘Plof’. ⟨ ‘Rotterdamse Bombardement’ is ook interessant. ⟨Ja, maar het was een Duitse bom. ⟨ ‘Kort lontje’. ⟨Dat vind ik wel heel Rotterdams. ⟨Het Korte Lontje. ⟨ Je moet je verhouden tot de situatie in de experience in OMVR nieuwe stijl, zoals het bombardement en de omgang met dilemma's. Daarom denk ik aan de woorden 'respons' en 'responsief'. 2. Het ontwerp van het gebouw en de bus 2.1 Geen auto’s parkeren voor de deur ⟩Wat moet er buiten gebeuren? Ik heb een opmerking die ik al vaker heb gemaakt. Er moeten parkeerkaarten gekocht worden zodat er geen auto's meer voor de deur hoeven te staan. Dat kan echt niet meer. ⟨ Oh, de vrijwilligers zetten hun auto voor de deur neer. Verschrikkelijk. 2.2 De bus: het gelukkige leven ervaren: flower-power ⟩ Ik vind het terecht wat jij zei [tijdens de presentatie in de pauze] het moet een
!
10!
43 flowerpower bus zijn. ⟨ Ja, het moet geen bunker zijn. ⟩ Dat is heel belangrijk. ⟨ Het Vredesfonds geeft niets voor een bunker. ⟩ Nee, en het is ook niet leuk. ⟨ Flowerpower, jaren '60. Van die Volkswagen busjes. Met bloemetjes. 2.3 De bus: de sfeer tijdens het bombardement beleven: veilige bunker ⟩ Je verteld het verhaal van het bombardement. Ik vind juist de bunker goed. Je laat namelijk de jongeren in een bus het gebombardeerde Rotterdam zien. Daar hoort de atmosfeer van die tijd bij. Als je vanuit de bus naar buiten kijkt. Naar het Rotterdam van vandaag de dag. Dan zie je daar de 'flowerpower' ⟩ Dat is niet waar. Je zit in de bus, en dat is een gelukkig leven. En dan komt ineens potverdorie, dat vliegtuig over, meteen de bus in. Dat vind ik juist helemaal kloppen. ⟩ Ik zie dat helemaal anders. In de bus moet je de geschiedenis ervaren. ⟨ En de context om je heen is de flowerpower. ⟩ Je zit in de bunker om naar het gebombardeerde Rotterdam te kijken. Je kijkt door het raam naar het huidige Rotterdam. ⟨ Dus, je vindt eigenlijk dat die bus een soort pantserwagen moet zijn? ⟩ Ja. ⟨ Met klinknagels; van die zware klinknagels. ⟩ Nee, niet zo erg. Ik vind juist het idee van de bunker goed. Want je bent in het bombardement, je bent in de oorlog en je bent tegelijkertijd veilig. ⟨ Dat is leuk. Je hebt flowerpower en aan de andere kant pantserwagen. ⟨ Schuilbunker. ⟨ Een rijdende schuilbunker. ⟩ Die bus is veilig, want de kinderen zitten in een bunker. Dat heb ik als Irakees niet gehad. Maar Nederlanders hadden wel bunkers. Dat moet ook aan de jongeren verteld worden. ⟨ Je zou de binnenkant ook als een bunker moeten inrichten. ⟨ Met houten bankjes. ⟨ En metalen kannetjes waar je uit eet. Dat ze ook een bekertje melk krijgen onderweg. ⟨ Heel stoer. ⟩ In de bus moet het echt een verhaal van een bunker worden, als het een bunker is. Als het een flowerpower bus is, dan is het natuurlijk een ander verhaal. Maar ik denk dat de flowerpower van Rotterdam, is vandaag door het raam, buiten, te zien. 2.4 De bus: een fantasiewereld ⟩ Dan nog zou ik het niet een op een maken. Niet een op een, een flowerpower bus, en ook niet een op een, een bunker. Maar een beetje wat jij hebt gewild met je vliegtuig [het kunstwerk dat voor OMVR staat]. Dat je een beetje gebruik maakt van
!
11!
44 een fantasiewereld, wat in fantasie een bunker is. ⟨ Voor hun is het een fantasiewereld want ze spelen het verhaal. ⟨ Maar hoe ziet een fantasiebunker eruit? ⟩ Zoals de bunkers in de duinen. Kelders. ⟨ Schuilplaats. ⟨ Een bunker kon je in een dag maken. ⟨ Klopt. Daar zijn foto's van dus die sfeer die kun je zo terugzien. ⟩ Je moet de sfeer niet echt nabootsen. ⟨ Dat is heel flauw. 2.5 De bus: een huis met brandschade ⟩ En als je de bus beschildert als een huis met brandschade. En dat je vanuit dat gebombardeerde huis naar de stad kijkt? Iedereen die de bus ziet denkt gelijk aan het bombardement. Dat denk je niet bij een bunker. 2.6 De bus: schoolbus, stap binnen in de jaren ‘40 ⟩ Kinderen gaan helemaal niet voor zo'n bus. Die zouden het keihard afstraffen. Want het is een weekje leuk en daarna gaat iedereen daar overheen pissen. In de krant. Van: “heb je die bus gezien?” Dat is net als met 'Splash tours'. Het is om je kapot te schamen, die bus die door de Maas vaart. ⟨ Iets te leuk. ⟩ Ik vind dat je dat helemaal niet moet doen. Het moet veel subtieler; sjieke Je kan wel een bus nemen die speciaal voor vervoer van kinderen gebruikt wordt. Zoals een schoolbus. Met een kleurtje. En in de bus dingen doen die het verhaal vertellen. ⟩ En een oude bus uit de jaren '40? We moeten een keuze maken. Of je bouwt een bus als een bunker, of als een verbrand huis. Of er rijdt een normale bus, dat je alleen aan de binnenkant iets bijzonders ziet. En dat je van buiten alleen kinderen ziet rondreizen. Dat is wel een gemiste kans. Want kinderen zijn teleurgesteld als ze zo’n bus zien aan komen die hen ophaalt. Dan staat er een gewone bus. Je kan ook een bus uit de jaren '40 nemen. Dan hoef je er niets aan te veranderen. Dan stappen de kinderen 'binnen' in die tijd. En met de bus vluchten ze de stad uit of door. Dan ben je er ook. ⟨ We kunnen zo'n bus gebruiken maar daar wil je geen kwartier in rijden. De chauffeur die springt eruit en die rent weg. Hij heeft geen stuur- en geen rembekrachtiging. Dat is hard werken. 2.7 De buitenkant van het gebouw: duidelijke oorlogsexperience ⟩ Wat doen we met het gebouw? ⟨ Er zijn twee mogelijkheden: 1. Van buiten het
!
12!
45 gebouw anders en dan binnen de enorme shock en 2. de experience begint buiten. Ik zou alles duidelijk maken vanaf het eerste moment dus van buiten naar binnen. De bus is duidelijk. Het gebouw duidt op oorlog en als je binnenkomt maak je een oorlogexperience mee. Dat zou ik doen met geluid en licht en het gevoel van het bombardement. Een ‘Holywood 30 seconden’ gevoel. Dan weten de kinderen echt wat hun opa heeft meegemaakt. 2.7 De buitenkant van het gebouw: met shock in een beleving stappen ⟩ Een vriend van mij heeft een etalagebureau. En hij heeft een showroom. Als je naar zijn zaak gaat, dan bel je aan, niks vreemds, maar hij doet de deur open en dan boem! - je staat direct in zijn showroom. Geen ontvangst van: "ik kom voor de heer...", "oh, loopt u mee". Nee, ineens sta je binnen. Zo! Denk je dan. Dat is mooi. Het shockeffect werkt soms het best. ⟩ Ik vind het al heel snel camp worden, een soort pretpark. Het kan ook op een andere manier. Ik was een keer met een installatie bezig, met een kunstenaar. En ik was in een ruimte. De deur ging dicht en je zag niks. En je bleef net iets te lang in de ruimte zodat je dacht: "En nu wil ik er echt even uit". En op dat moment, alsof hij het aanvoelde ⟨ Ging het licht aan. ⟩ Hoorde je een klik, nee, toen ging er een deur open en kwam je in een andere ruimte. En die ruimte was helemaal vol met TL-verlichting. Bam! Dat vond ik zo cool! En er waren spiegels in die ruimte zodat je je eigen reactie ook meteen zag. Een enorm effect, en zo simpel. Een explosie van TL-licht zodat je meteen verblind wordt. Dat doet meteen iets met je. ⟨ Iets simpels ja. Boem! Je moet gelijk in een beleving stappen. ⟩ Daarom zou ik er voor zijn om de buitenkant heel erg eigentijds; van nu, te maken. Misschien nog wel eigentijdser dan het nu is. En als je dan binnenkomt krijg je die ervaring. Want anders zit je de hele tijd in een toneelstukje. ⟨ Wat bedoel met ‘eigentijds’? Kun je daar wat begrippen bij noemen? Noem eens wat beelden die het van 'nu' maken. ⟩ Even kijken. Zoals de bovenste verdiepingen van de flats die je op Katendrecht ziet. Die vind ik heel erg van 'nu'. ⟨ Denk je aan etalages? ⟩ Nee. 2.8 De buitenkant: catchy met glas en kleur
!
13!
46 ⟩ Moet de gevel veranderen? ⟨ Ik zou wel iets met licht doen, en het kleur geven. Het is nu heel grauw. Het [OMVR] is een deel van de brug. Het is een grappige plek. Met water en een metrostation. Wat wil je nog meer. Je bent goed bereikbaar. ⟩ Mag het een schuilkelder zijn? Of gaat dat over de top? ⟨ Geen schuilkelder. ⟨ Het moet heel ‘catchy’ zijn; het moet mooier zijn dan een gemiddelde Lijnbaan-winkel. Veel beter. Het moet een showroom zijn. ⟩ Dus wel een etalage. ⟨ Nee, geen etalage. Maar wel dat je denkt: "Daar is iets heel goeds". ⟩ Moet het open zijn of gesloten? Moet je naar binnen kunnen kijken ⟨ Ik zou wel een stuk gevel van glas maken. ⟨ Een stukje. Anders heb je er binnen last van. Je kan er een gebouwtje van maken zoals in het Museumpark. Dat is heel erg van de stad, van nu. ⟨ Je houdt alles van de brug hetzelfde, maar je maakt een mooi glazen entree, dat je denkt: "daar gebeurt iets, men". Een glazen pui of een blok. ⟩ Iets ervoor zetten. ⟨ Helemaal niet van vroeger. Echt iets van nu, in mijn beleving. ⟨ Ja. ⟨ Iets waarvan je weet: "daar wil ik naar binnen". Dat kan met kleur, met glas. Beter dan de Apple-store. Anno 2018. Je voelt daar gebeurt iets op deze plek. 2.9 De buitenkant: een eye-catcher ⟩Wat ik ook voor mij zie. En dan ga ik weer richting Efteling. Wat je bij McDonalds hebt, is dat je van af een afstand ziet: waar het is en wat het is. Wat je zou kunnen doen. Je hebt in de stad zo'n ding staan. Dat is verschillend van grote, maar het is toch in balans door de gewichten. Terwijl het qua lengte niet klopt. En dat staat in de wind en het beweegt. Als je nou zo'n ding in het groot hebt, met aan het uiteinde vliegtuigen, en op de grond heb je zoeklichten staan die ze opzoeken. Dan heb je een momument, waarvan iedereen denkt: "oh ja... daar heb je het oorlogsmuseum". En het raakt precies de kern van wat hier gebeurt: Het bombardement. ⟨ Er staat een kunstwerk van een vliegtuig voor de deur. Dat zou hoger gezet kunnen worden. ⟩ Als de vliegtuigen eruit zien als kruizen, dan staat het ook nog symbool voor de mensen die gestorven zijn. Als daar de zoeklichten op gericht zijn raak je veel kernen tegelijkertijd. En het is abstracter.⟨Er komen misschien neonlichten op de brug met de nieuwe naam van OMVR ⟨Er moet ook op het kruispunt boven het metrostation iets komen dat verwijst naar beneden; naar OMVR. Op basis van de nieuwe naam en huisstijl.
!
14!
47 2.10 De buitenkant: bewegwijzering ⟩ Vanaf het metrostation lopen mensen hier [OMVR] niet langs. En als je ziet wat er over de brug loopt, fietst aan scholieren en dergelijke. ⟨ We zijn al een jaar of vijf in gesprek met Deelgemeente Delfshaven over de bewegwijzering. We hebben zelf overal borden opgehangen. ⟨ Dat gaat nu veranderen. ⟨ Jullie zitten hier in een heel mooi gebied. ⟨ De locatie is goed bij het metrostation. ⟨ Mensen weten ons steeds beter te vinden. We zitten er al zes jaar. Het groeit. RET doet veel voor ons. Als je uit de metro stapt wordt je gelijk door de RET onze kant op geleidt. ⟨ Ja dat is mooi. ⟨ Die prachtige foto's. Maar OMVR moet hierboven op iets hebben. ⟨ Je eigen McDonald paal. ⟨ Het is jammer dat het kunstwerk van het vliegtuig niet hoger kan. ⟨ Dit is het maximale dat het blokje kan hebben. Het is een windvanger. ⟨ Ja dat is ook zo. Er wordt enorm getrokken aan de onderkant.
!
15!
48
49 28 februari 2014, verslag van de eerste keukentafelsessie in het Oude Westen. Longread door Marieke Smit van ruim 15.000 woorden (omgerekend is dat ongeveer 100 arbeidsuren) Moderator [M] Dames en heren welkom. Dit is de eerste bijeenkomst Aan de Keukentafel over het onderwerp: Is het mogelijk Rotterdam; Het Oude Westen, om te toveren, of misschien is het al wel zo. Wellicht herkenbaar te laten worden als Modekwartier. Misschien moeten we het zelfs een andere naam geven, dan Modekwartier. Dat is namelijk al uitgevoerd door Arnhem. En we willen misschien helemaal niet op Arnhem lijken. Dat zou zomaar kunnen. Maar waar ik mee wil beginnen is: Hebben alle deelnemers aan deze bijeenkomst het formuliertje gelezen wat ik heb rondgemailt? (...) Ik zou je zeggen hoe het gaat Aan de Keukentafel. Aan de Keukentafel heeft drie stappen. We hebben eerst een micro-eeuw waarin we elkaar op een andere manier leren kennen dan van het gebruikelijke rondje: Wie bent u, Waar komt u vandaan en vertel eens iets over uw verleden. Nee, we doen het anders. De eerste mircro-eeuw. Een microeeuw is een miljoenste gedeelte van een eeuw. Voor wie dat nog niet wist. En dat komt ongeveer neer op 52 minuten. Soms is het iets korter, soms is het iets langer. Dat is leuk om een beetje te schuiven. Dan hebben we even een kwartiertje pauze, of iets langer als de micro-eeuw een beetje korter is. Daarna hebben we nog een micro-eeuw. En dan gaan we het hebben over de centrale vraag die hier voor ons ligt. We gaan echt brainstormen over allerlei mogelijkheden. We gaan gewoon wat inventariseren. Of het allemaal haalbaar is vind ik niet de opgave van vanavond. De opgave van vanavond is om veel ideeën proberen op tafel te krijgen, waarmee mogelijk verder gegaan wordt. Het eerste rondje, de eerste micro-eeuw die gaat straks in. Dan krijgt iedereen kris-kras door elkaar drie minuten gelegenheid om iets persoonlijks te vertellen; een persoonlijke ervaring te vertellen over verandering. En dan gaat het dus vooral om die verandering die je gerealiseerd hebt met anderen. Niet een verandering alleen voor jezelf maar met anderen. Bijvoorbeeld, nu gaat het over zo'n omgeving. Het Oude Westen dat zou mogelijk een verandering kunnen gaan doormaken. Hoe die verandering eruit gaan zien, daar zullen we het natuurlijk nog over gaan hebben. Maar, nu gaat het in de eerste micro-eeuw, gaan we aftasten, wat heb je zelf als voorbeeld van een verandering. Dat kan ook in je gezin zijn, die je samen met anderen gerealiseerd hebt. Dat is de eerste vraag. Iedereen krijgt daarvoor drie minuten. Anderen mogen niet intervenieren. Van: heh het doet mij denken aan dit. Gewoon laten uitpraten. Dat is niet makkelijk. Jij hebt er ervaring in. Want jij hebt het al een keer gedaan. Deelnemers [DD] haha Ik zou iemand willen uitnodigen of misschien ... De eerste kan die zich aanmelden? Deelnemer [D]: haha Aanmelden om de eerste drie minuten te spreken over een persoonlijke ervaring rondom verandering. En dan verandering in de zin van: In mijn omgeving was er iets nodig, dat is verandert en dat heb ik samen met die en die, heb ik dat gedaan. En dat lukte hier helemaal niet -dat kan ook zomaar. Of, nou het is vreselijk goed gegaan. Want deze interventies hebben wij gedaan. Wie mag ik uitnodigen? Ik zit al een beetje te kijken. D: haha Ja, ik wil wel. Geen probleem. M: Helemaal goed. D: Ik hoef mij niet helemaal voor te stellen. Behalve aan de notulist. Wie ik ben. Dat scheelt. Menno Rosier. Ik ben de cultuurscout van het Centrum. Ik heb even na zitten denken en ik vind het wel leuk om het toch over mijn werk te doen. Die verandering. Ook gerelateerd aan een gebied. Ik ben al sinds ik cultuurscout ben in het Centrum actief. In het Baankwartier. Ondertussen zit ik daar ook met Hugo in maar die is straks aan de beurt. Interessant want dat is een gebied waar ik bij betrokken ben geraakt omdat ik bij een bewonersoverleg was in Cool Zuid. Ik kwam een aantal architecten tegen, die vanuit de Academie van Bouwkunde actief waren in de wijk. En die zeiden: Wij zijn ons aan het verdiepen in het baankwartier. Het gebied tussen de Schildersstraat, Schiedamsevest en Schiedamsedijk. En die zijden: We vinden het heel interessant. Het is eigenlijk een gek gebied. Een soort niet ontwikkeld is. Een beetje vergeten in de stad. Maar we weten dat daar visies over geschreven zijn maar we zijn ons in aan het verdiepen. We zijn allemaal informatie gaan verzamelen. Ik heb ze ook geholpen met ingangen bij deelgemeente, en gemeente. Om te kijken van 'hoe komst zo'n visie nou tot stand'. En, hun uitgangspunt was uiteindelijk: Hoe kunnen we huidige bewoners en gebruikers ingangen geven en inspraak geven in zo'n gebiedsontwikkeling. Die wordt op de horizon gezet. En dan komt er vanalles tussen. Zoals een recessie. Uiteindelijk is die ook gekomen. Ook in dat gebied. Want er waren plannen voor een toren. En die zijn doorgeschoven. En hoe kunnen we zorgen dat tegen de tijd dat zo'n visie uitgevoerd wordt, dat die up to date is. Daarvoor hadden zij allerlei interventies bedacht in dat gebied. Uiteindelijk stopten zij ermee. Omdat zij ook gewoon betaalde opdrachten kregen als zelfstandigen. Ik kwam weer in aanraking, want ik hoorde dat een bewoner foto's aan het maken was, en interviews over dat gebied. Die bewoner heb ik opgespoord. En die bleek al een heel mooi het gebied in kaart gebracht te hebben. Met foto's van gebruikers en bewoners. En verhalen. Het mooie was dat dat echt dus de totale breedte van dat gebied was. Er zit bijvoorbeeld ook een verslaafden opvang en een daklozen opvang. Pameijer zit er met clienten, er is een organisatie voor avasie-clienten. Een organisatie voor mensen met een niet aangeboren hersenafwijking. Er zit ook een studentenvereniging. Vollaert Zwart. Een grafisch bureau. Een hotel. Een kinderdagverblijf. Eigenlijk een bijzonder gebied waar eigenlijk iedereen samen functioneert en opereert zonder dat dat heel veel problemen geeft. Eigenlijk heel bijzonder in een stad zoals Rotterdam, maar volgens mij ook landelijk gezien en zelfs internationaal. Uiteindelijk door dat gehoord te hebben. Dacht ik dat is een beetje zonde als de kennis van de Cool-ontwerpers verloren gaat. Toen heb ik er een bureau uit de buurt bij betrokken: RMW concept en design. Die hebben alle informatie overgenomen en samen hebben ze uiteindelijk een interventie gedaan. Een wat grotere interventie. Tijdens wereld van de Witte de Wit. Uiteindelijk is dat evenement teruggekeerd voor een tweede keer. Met als insteek: mensen laten zien hoe dat gebied is. Eigenlijk gewoon rondleidingen door de wijk heen. En uiteindelijk nu hebben we zelfs een permanente (...) Die ingezet wordt voor de ontwikkeling van het gebied. En eigenlijk het stimuleren van een goede 'tussentijdse' invulling. M:
!
1!
50 dankjewel Ik zou er ook eentje doen. Ik woon aan de Mathenesserlaan. Op een hoekje. D: Mooi hoekje. Prachtige fietsenstandaard. haha. M: Wat is nou het geval. De C.P. Tielestraat loopt daar. En er waren vrachtwagenchauffeurs en die dachten: die bocht die kunnen wij makkelijk afsnijden. DD: haha M: Niet dat dat heel erg hielp. Maar dat denderde door dat straatje heen met die vrachtwagens. Mijn huis was aan het schudden. Ik keek naar het plafond en daar zag ik een scheur in. Niet dat ik dat nou heel erg vind. Maar als dat echt naar beneden zou komen dan zou ik daar niet echt heel erg blij mee zijn geworden. Dus ik dacht. Wat kunnen we er aan doen. Laten we proberen er eenrichtingsverkeer van te maken. Dus ik belde de Deelgemeente op. Nou meteen kwamen alle bezwaren die je maar kan bedenken door te telefoon binnen. Dus ik dacht ik moet niet bij die ambtenaar van de Gemeente zijn. DD: haha M: Toen ben ik begonnen met een paar bewoners van de C.P. Tielestraat te praten. Over hoe erg het nou toch allemaal is dat die vrachtauto's er doorheen denderen. Terwijl er zoveel kinderen spelen. Dat is een soort toverwoord: kinderen. Dus binnen de kortste keren hadden we een hele groep van mensen die daar werk van wilde maken. Toen zijn we handtekeningen gaan verzamelen. Eigenlijk vrijwel heel de straat deed mee. Zelfs de woningcorporatie vond het ook een aardig idee. Toen ben ik met een groepje mensen naar de Deelgemeenteraad gegaan met iemand van de corporatie erbij met mensen uit het straatje. Er was ook nog een schoolhoofd bij. En twee onderwijzers. En we hadden ongeveer tien kinderen bij ons. Dat hele gezelschap ging mee naar de Deelraad. En ik heb daar mijn verhaal verteld. Dat ik er alle begrip voor had dat de desbetreffende ambtenaar: 'nee, nee, nee' riep. Maar ik hoopte dat de politici nog even een stapje verder wilden kijken. Nou. Er werd ook wel om gelachen. Er was een beetje humor in de zaal. Wat is er toen gebeurt. Binnen een half jaar tijd was er eenrichtingsverkeer. Is de hele straat vernieuwd. Nieuw plaveisel. Zelfs de woningcorporatie ging zo ver dat ze van deze straat het mooiste straatje van Nederland hebben gemaakt. Ik heb het over de C.P. Tielestraat. DD: hahaha M: Maak foto's. Het is er helemaal geweldig. Het is namelijk niet met Trespa opgeknapt. Maar gewoon met echt schoon metselwerk. Het ziet er helemaal geweldig uit. En dat was het resultaat van al die bewoners die daar zaten. De school die meedeed. De woningcorporatie. Noem maar op. Iedereen was enthousiast. En het gebeurde. Blijkbaar zijn politici goedwillig als er enthousiasme is, heb ik geleerd. Ik weet niet of het waar is. Misschien dat andere mensen nog meer ervaring hebben. Maar dat is iets wat ik heb meegemaakt. Ben ik binnen de tijd? D: Ja M: Nou, mooi. D: hahaha Had je hem wel aan gezet M: Je vertrouwd mij niet! haha DD: hahah M: We gaan verder. D: Ik werk al heel lang in de sector Kunst en Cultuur. Ik ben inmiddels gepensioneerd. Maar ik blijf er toch nog een beetje werken in deze sector. Een van de grote veranderingen in deze sector is dat er eigenlijk steeds minder over geschreven wordt. Niet in de zin van marketing en pr. en promotie. Want dat neemt alleen maar krankzinnig toe. Tegenwoordig bestaat grote delen van de krant uit bijlagen die betaald worden door musea die graag willen dat je op bezoek komt. Wat wel ontbreekt is wat meer kritische aandacht. En ik bedoel met kritisch: kritisch opbouwend. In de zin van wat meer analytisch. Ook kunstenaars klagen erover. Dat bijvoorbeeld in een stad als Rotterdam nauwelijks meer tentoonstellingen gerecenseerd worden. Met het vertrek van NRC handelsblad hebben we nog een krantje over en dat gaat toch vooral over moord en doodslag en disfunctionerende parkeerautomaten. Professor Swaab heeft goed uitgelegd waarom dat zo is. Dat kranten alleen daar maar over schrijven. Met andere woorden: die sector komt een beetje droog te staan in de zin van onvoldoende aandacht die ervoor is. Er is zoals gezegd, heel veel promotie en marketing. Maar dat zie ik toch als iets anders, als de meer serieuze aandacht; de meer analytische aandacht. Nou als je dat vind. Dan moet je er iets aan gaan doen. Bedacht ik mij. Dus ik dacht laten we een krant maken. Een krant is een ongelooflijk ouderwets medium. Eigenlijk volstrekt uit. Papier, druk inkt. Eigenlijk schandalig. We opende het eerste nummer met een interview van maar liefst 7000 woorden. Nou dat is echt een belediging voor lezers. Dat mag je mensen niet meer aandoen. Dus dit is wat je noemt 'slow journalism'. Alles heeft een naam natuurlijk. Ik dacht laten we het gewoon proberen. Kijken hoe het gaat. Ik had nog nooit een krant gemaakt. Dus daar moet je gewoon een keer mee beginnen. Wat je dan nodig hebt is een paar mensen die er in geloven. Zoals zo'n straat in jouw voorbeeld. Een paar mensen die er in geloven. We dachten laten we gewoon eens een eerste nummer maken. Kijken hoe dat gaat werken. Of mensen het lezen en leuk vinden enzo. En dan moet je dat natuurlijk zo doen dat je niet afhankelijk bent van adverteerders en abonnees. Als je zoiets wilt moet je het echt zelf doen.
!
2!
51 Ik ben dat gaan doen. En het leuke is dat bij het tweede nummer. Dat ik jullie straks in de pauze geef. Dat er al twee of drie nieuwe auteurs meedoen. En dat voor het volgende nummer er ook weer een paar bijkomen. En de bedoeling is nu dat het langzamerhand gewoon een krant wordt. Waar iedereen die op een wat meer inhoudelijke manier wil bijdragen aan het discours, het debat, de discussie over kunst en cultuur in Rotterdam. Dat mensen daarin gewoon hun artikelen kwijt kunnen. En dan hoop ik dat het een soort vliegwiel effect gaat krijgen en dat het op een gegeven moment er is. En nooit meer weg gaat. Op zo'n hele ouderwetse manier: het ligt gewoon op stapeltjes. Hier en daar. Heel ouderwets. Je vind het misschien, op de leestafel van het Wester Paviljoen. Of je vindt het in Leeszaal West. En nog een paar van die plekken in de omgeving. Daar ligt het. Heeft u het niet gevonden, dan komt u niet op de goede plekken. Roep ik dan maar heel eigenwijs. Ik kreeg 'ruzie', haha, met een dame uit een van mijn vele besturen die zei: Ik heb het helemaal nergens zien liggen. Nou toen zei ik: dat verbaast mij helemaal niet. Ik geef u voortaan een paar exemplaren mee en dan mag u dat voortaan in Hillegersberg op een paar belangrijke plekken neerleggen. Want ik zou niet weten waar je dat in Hillegersberg zoiu moeten neerleggen. D: Dus je hebt je eerste vrijwilliger gevonden. D: Dus de krant is er. En ik ben er ongelooflijk gelukkig mee. En ik leer er ontzettend veel van. Want het is ongelooflijk moeilijk om een krant te maken. hahaha... verschrikkelijk. En ik hoop dat ik nog jarenlang heel veel ervan kan leren. M: leuk! D: Een van de volgende nummers gaan we natuurlijk schrijven over het Oude Westen. Als modewijk. Misschien ga ik jou wel vragen om daar een bijdrage voor te leveren. M: Dat zou zomaar kunnen. Dankjewel. Overigens komt het krantje ook digitaal uit? Bewaar je de krant? Heb je een digitaal archief? D: Ik lees eigenlijk nooit digitale kranten. Dus ik weet niet of dat zinvol is. Mijn generatie ... Misschien dat jij net op de grens zit? Zou ik het voor jou digitaal moeten maken? D: Ik lees bijna geen kranten meer. Ik lees online, maar liever geen kranten. M: Deze ga je wel lezen. Dat weet ik nu al. D: Die wel ja! D: Jij bent van het fast news? D: Nee, liever geen nieuws. Liever een boek. Die lees ik helemaal. M: Nou gezien deze tegenstelling. Wil ik jou nu het woord geven. Want dat vind ik wel interessant. D: Toen ik hoorde je moet iets vertellen. Kon ik niks bedenken. Tenminste niet iets wat wel een soort leuk verhaal was. Maar ik maak steeds meer kleding van verantwoorde stoffen en dat soort dingen. Ik werk samen met Granny's Finest. Dat zijn hele mooie projecten. Zij doen iets aan eenzaamheid voor ouderen. Iets wat steeds terug komt is een hele snelle spontane verandering die ik teweeg heb gebracht. Ik kwam van de supermarkt terug. En het was vrijdag de 13e en ik iemand een beetje verward, in paniek boodschappen over de grond. Fiets tegen een paal aan. Gescheurd tasje. Heel vervelend. Dus ik helpen om dat van de straat op te pakken. Maar ik had ook geen tasje. Wat spullen op zijn fiets neergelegd zodat het in ieder geval niet meer op de weg lag. Ik sta eigenlijk op het punt om weg te lopen, door te lopen naar huis en ik kijk naar zijn zadel. Zit er geen plastic zakje onder je zadel? Hij kijkt me aan. Hij kijkt naar zijn zadel. Hij kijkt me nog een keer aan. Ik zie hem oplichten. DD: hahaha D: Hij pakt me vast en geeft mij zo een zoen op mijn oor. Nou ja. DD: hahaha D: Ja dat was heel erg leuk. Ja soms kan je op een heel klein niveau even iets voor iemand betekenen. Gewoon. M: Een grote verandering. D: Voor hem was het op dat moment wel echt een hele grote verandering. M: Ja leuk. Dankjewel. Even kijken. Je kent dat spelletje wel. Met zo'n fles. Die dan draait. D: Ja M: Die fles die komt nu bij jou... D: Oh... DD:
!
3!
52 hahaha D: Inderdaad. Ik had het ook gelezen. En ik dacht: wat moet ik vertellen? DD: hahaha D: Ik maak altijd heel veel dingen mee. Dus ik heb altijd wel iets te vertellen. Zegmaar. Dus is wist niet goed wat ik hier zou vertellen. Ik heb dus niet van te voren... [er komt iemand binnen] Ik ben iets langer dan een jaar geleden begonnen met een pop-up store; een hoedjes winkel. Daarvoor, voor ik de winkel had, deed ik heel veel vrijwilligerswerk. Dingen voor een goed doel. Eigenlijk iedere minuut die ik over had naast mijn fulltime baan en moeder zijn. Weet ik veel wat. Deed ik dus ook veel van die dingen. Maar toen ik met de winkel begon kon dat eigenlijk niet meer. Ik hield geen tijd over. Want ik had een full-time baan en een winkel. Dus daar voelde ik mij best wel naar onder. Dat vond ik vervelend. Dat wilde ik graag. Ik wilde dus eigenlijk nog meer doen dan er eigenlijk in mijn vermogen lag. En toen ontmoette ik vorig jaar in maart, Annemarie. Annemarie geeft dansles: blinde liefde voor Salsa. In principe is dat gewoon een soort vrijetijdsbesteding. Dus ik leer dansen. Maar de helft van de mensen met wie ik dans is blind of visueel gehandicapt. Ik voel mij daar ook blij door. Want ik doe iets. Ik help iemand. En in principe helpen hen mij ook. Want ik leer dansen. Van de zomer kreeg ik ineens een telefoontje. Dat mijn oom uit Suriname uit vakantie naar Nederland kwam. En die is een paar jaar geleden ineens blind geworden. Zijn komst maakte mij blij want ik had ineens van: hey, ik ben nu ervaringsdeskundige, ik kan een beetje omgaan met mensen met een visuele beperking. Hij heeft de geweldigste vakantie van zijn leven gehad. Want ik heb een paar kleine dingetjes die ik geleerd heb. Dat is bijvoorbeeld dat mijn schouder, hun ogen zijn. Dus als we ergens zijn, en we lopen. Dan gebruik ik dus mijn schouder. Want normaal wil je iemands arm vastpakken. Je trekt degene. Die valt. Iemand die niet goed kan zien. Je hoeft dat helemaal niet te doen. Gewoon je schouder. En je kan overal naartoe bewegen. Je schouder is zeg maar hun ogen. En dat heb ik dus over kunnen dragen aan zijn vrouw. Dus nu in Suriname, breekt hij niet iedere keer meer bijna zijn nek op straat, als zij goed bedoelt wil helpen maar wat dus niet werkte. En dat heb ik haar dus geleerd. En ik dacht, van ja. Misschien dat we met zijn allen meer, als je iets doet, eigenlijk is het... Ik doe iets goeds, ik heb er zelf plezier in en ik heb uiteindelijk ook mijn oom geholpen. Ja ik heb zoiets van. Daar voel ik mij blij om en nog steeds. M: En je doet het samen met anderen. Je bent niet zozeer zelf de held. D: Nee, helemaal niet. M: Je kent de icoon van de cowboy. De Western. Nou die gaat het oplossen. Dat is een beeld dat veel mensen misschien wel in hun achterhoofd hebben. Bij jongetjes zie je dat wel. Heh... wij weten dat... Toch de redder van de mensheid willen zijn. En dan blijkt dus later dat je helemaal niets zonder de ander kan. Dat zijn illusies. D: Nee inderdaad. Ja, samen. M: Je doet het altijd samen met anderen. Als je iets moois teweeg wilt brengen. Mag ik jou het woord geven? D: Nou ik durf mijn voorbeeld al bijna niet meer te geven. Als je het over redders gaat hebben. In mijn voorbeeld was ik dus wel een redder! DD, M: hahaha M: Ik zou het nou toch maar doen... haha D: Ik ga het hebben over een verandering bij mij in de buurt. Ik woon in een hele mooie stad. DD,M: hahah D: In Den Haag. In Den Haag hadden ze het hele mooie idee om ondergrondse vuilnisstortbakken te plaatsen. En die kende ik. En ik vond het afschuwelijk. Want het wordt al gauw een klerezooi. Toen gingen ze zo'n bak vijftien meter links van ons huis neerzetten. En ik had mij voorgenomen: Ik ga er voor zorgen dat het schoon blijft. Nu nog steeds. Als er graffiti is ga ik met een doekje. Zeer opzichtig, zodat iedereen het ziet. DD, M: hahaha D: Dan ben ik aan het schoonmaken. Er zijn mensen die de bak naast de container zetten. En niet tien seconden de gelegenheid nemen om de doos in de bak te doen. Dus ik zit telkens te koekeloeren: Wie heeft dat gedaan? En dan wil het dat op zo'n doos een keer een naam en adres staat. DD,M: haha D: Dus dan loop ik naar dat adres, en bel aan. Dan wordt er niet open gedaan. Dan zet ik de doos neer voor het huis. Van: dat kan niet. Ik zie nu steeds minder rotzooi. Het verbaast me ook elke keer waarom mensen dat doen. Tijdje geleden was er een TV... die was al in de opening van dat ding gestopt. Als je de tv kwart slag zal draaiien flikkert die in de bak. Maar dat is net te veel werk. DD, M: haha D: Dus ik draai de tv een kwartslag en hij valt naar beneden de container in. En dan heb ik weer heel veel lol, als mensen mij zien en ik denk het is weer gelukt. Het is schoon. Het is heel simpel. Dus als ik langs andere bakken waar graffiti op is gespoten of er een klere zooi staat. Dan lach ik in mijn vuistje. Want ik en wat andere mensen zorgen ervoor dat het zo, simpel,
!
4!
53 weer schoon is. Hele simpele verandering. M: Eigenlijk is de redder geweest: degene die die bakken precies bij jou heeft neergezet. Er moet iets zijn... Die meneer die DD: hahaha M: Dank voor je bijdrage D: Ik ben grote fan... geweldig M: Nog een vraag. Je hebt nog tijd... Erger jij je eraan als iemand iets er naast zet. D: Ik begrijp er niets van. M: Dat is iets anders dan ergeren... D: Ja, het is heel raar. Ik vind het echt heel raar. M: Ik zit ook naast zo'n bak. En ik heb dus iets uit gezet in mijn hoofd. Het is gewoon weg. D: Ik handel. M: Inderdaad. Handelen. Ik heb een schep en een veger. En dag ga ik dat netjes doen. Hup gooi ik het in de bak. Ik erger mij totaal niet. Mag ik jou uitnodigen? D: Ja. Mijn verhaal gaat over een verandering die van een onverwachte kant kwam, van een niet verwachte kant. Ik woon in de ... straat. En daar was een pandje op nummer 5. Daar was een illegaal cafe. Altijd veel narigheid. En op een gegeven moment was de man die dat dreef. Die was eruit. Toen bleek er een hele tijd niets te zijn. Tot er werd aangebeld. Er stond een mevrouw op de stoep. Dat was deze mevrouw. En die vertelde dat ze al een paar maanden op nummer 5 woonde. Met acht jongens. Acht zwaar psychiatrisch gestoorde drugsverlaafden. En dat zij daar was begonnen met Nora's nest. Al die tijd had niemand uit de buurt wat gemerkt. We hoorden het verhaal pas toen ze ons op de thee vroeg en ging vertellen: Jullie hebben hele ander buren, hele ingewikkelde buren. Ik hoop dat we welkom zijn. Dat was zo'n goede openingszet dat we vanaf toen een stoere straat waren. Die wel wat aankon. En die ging genieten van het feit dat er ook acht sterke jongens in dat pand waren gaan wonen. Die konden helpen met boodschappen doen. Die konden helpen met sjouwen vanaf de zolder naar beneden. Ze hebben mij geholpen toen ik mijn huis verbouwde. En dat heeft iedereen in de straat heel erg verandert. En we hebben bijelkaar een jaar of tien samengewoond. Waarbij het echt een geheel was. Of we nou moesten opzoomeren. Of iets anders moesten doen. Dat konden we met elkaar aan. En als er een dealer te veel was, of een gebruiker. Dan konden we dat overleggen met de mensen van Nora's nest en konden we het evenwicht weer herstellen. Want we waren er uiteindelijk van overtuigd dat een straat een bepaalde mate van moeilijk gedrag aankan. Het is geen verandering geweest voor altijd. Want Nora ging dood. Het huis brand af en het was over. M: Dat is wel erg ja. D: Het is nu verbouwd en de ... stiching doet er een nieuwe opvang en dat is niet te vergelijken. De verandering was mooi. Want je kiest niet voor een drugsopvang. Je kiest zeker niet voor zo'n zware. Er kwam ook nog een groot uitzendbureau voor gebruikers bij. Dat kon. En in plaats van dat de buren er moeite mee hadden waren ze er trots op om het in de straat te hebben. M: Mooi. Mooi voorbeeld, dank je wel. D: Je mag niet reageren. Maar ik moet... D: Nou... Jeroen (de moderator) heeft het ook al een paar keer gedaan hoor, haha! D: Ik moet echt. Ik vind dit zo'n kippevel mooi verhaal. Als dat van te voren was gezegd. Bijvoorbeeld er komt een drugsopvang of er komt een asielzoekerscentrum. Dan gaat iedereen er boven op. En dan komt het er dus niet. Dus dit is een caderautje. En ik ken haar. Maar ik heb nooit geweten dat het zo gestart is. D: De 'methodiek Nora' die is geprobeerd om die vaker toe te passen. Als er andere opvang werd gerealiseerd. Dan kwam er toevallig een bezoeker ook langs. En die ging dan net na de pauze wat vragen stellen. En dat kon dus helpen om de acceptatie groter te maken. D: Ja, ja... prachtig. Ja. D: Het is eigenlijk het veranderingsproces van Nora geweest. Om het geaccepteerd te krijgen. D: Ja D: Die methodiek is super interessant. Ook wetenschappelijk gezien. D: Echt prachtig.
!
5!
54 M: Ik zit alsmaar te kijken. Jij helpt zo goed mee. Ik zou het leuk vinden om ook van jou een persoonlijk verhaal te horen over verandering. Kan dat. D: Ja dat kan. Maar ik heb geen voorbereidingstijd genomen. Ik heb dertien jaar lang, heel heftig en intensief gewerkt als manager. In de geestelijke gezondheidszorg. Toen is mij een keer iets overkomen. Lichamelijks. Nogal heftig. En toen heb ik de balans opgemaakt. Naar aanleiding van een heel grappige film. De drie beste dingen van het leven. Toen dacht ik in het ziekenhuis bed en dacht ik wat zijn nou de drie beste dingen van mijn leven. Toen heb ik mij voorgenomen om mijn leven zo in te richten dat de drie beste dingen die ik ontdekte, zou vasthouden, en daar ook zoveel mogelijk voor over zou hebben om die te behouden. En daar ben ik nu mee bezig. M: En mogen wij die dringen weten? D: haha.. Dat is werk in ieder geval. Werk mag energie kosten. Dat is bijna inherent als je een hoog arbeidsethos hebt. Maar het mag alleen nog maar energie kosten als het ook heel veel energie geeft. Dus die balans moet er zijn. Vrienden Dus geen dingen meer afzeggen met vrienden omdat je zonodig hard moet werken. Of naar andere dingen moet. Het moeten is alleen nog maar ten diensten van en niet meer het doel. Familie M: prachtig. Ook daar zie je de relatie met de ander. Dat zie ik iedere keer weer terugkeren in de verhalen. Het is mooi. Dankjewel. En keurig netjes binnen de drie minuten. DD: haha M: twee minuten. Mag ik jou wat vragen? D: Ja, natuurlijk. Ik ben vol van mijn werk. Dus het gaat over mijn werk. Mijn werkgever wil het curriculum veranderen. In plaats van twee afstudeer profielen hebben ze er drie. De twee eerdere zijn: autonoom en commercieel. En de derde is de sociale praktijk van ontwerpen. En in zo'n curriculum verandering zie je altijd dat studenten die snel programma's moeten schrijven. En studenten moeten er niet zenuwachtig van worden. Dan is het goed om iemand van buiten af, naar binnen te halen, die dan door die verschillende afdelingen domeinen modules iets probeert te zetten in de vorm van een willing coalition. Niet dat het van bovenaf moet. Want dat werkt zo i zo niet. Dus wat ik nu aan het doen ben is met docenten op alle mogelijke plekken in het odnerwijs een programma aan het uitdenken waarbij de sociale praktijk van ontwerpen voorop staat. Dan hebben we het meteen ook over de diversiteit van grote steden want dat is onderdeel van die sociale praktijk. En je hebt het ook meteen over nieuwe samenwerkingsverbanden. Omdat je niet meer die rollen van ontwerpers, makers en kopers en retail daar tussen in. Die kun je niet meer zo eenvoudig uit elkaar trekken. Het is zo dat mensen steeds meer met elkaar ontwerpen en dat dan ook geengageerd doen. Dus ten dienste van de samenleving, inderdaad. Dat zijn de drie onderwerpen waarmee ik bezig ben. En dat is ingewikkeld. Want de ene docent die wil het eerst helemaal uitdenken en dan pas in praktijk brengen. De ander wil het meteen in praktijk brengen. Je raakt niet uitgedacht, laat ik maar zeggen. Je ziet ook dat drie thema's door elkaar heen lopen. De een wil eerst helemaal concentreren op diversiteit en de ander zegt: laten we nu sociale praktijk doen. En ik zit daar dus tussen in. En daarom dat ik ook dat ik zeg: ik ben vol van mijn werk. Ik kan nog niet goed zeggen: nou dat is nou een hele goede lijn. Wat ik nu merk is dat ik heel erg veel moet luisteren naar wat mensen willen en dat heel erg bij elkaar moet zien te brengen. Intussen weet ik van meerdere projecten dat ik moet meebewegen. Maar soms moet ik ook zeggen: dit gaan we doen. Dan moet ik zorgen dat ik daar maatjes bij haal. Ook binnen de docenten. En dat ik vooral ook zeg maar docenten moet verleiden, om iets te doen, waar zij misschien iets gaan doen waar ze misschien zonder mij niet zo snel mee uit de voeten zouden kunnen. En dat iets is dan bijvoorbeeld een project met Boymans die eind van het jaar een grote modetentoonstelling gaan opzetten. En dat iets is bijvoorbeeld dat ik studenten van de WIllem de Kooning kan betrekken bij een groot onderzoek van Erasmus. Het bekende centrum 010 waar er gekeken wordt naar de creatieve hotspots in Rotterdam. En dan niet alleen van de professionals maar ook van de verschillende Rotterdamse amateurs. Zodat dat zowel kwantitatief als kwalitatief wordt onderzocht. En ook op een goede; aantrekkelijke manier naar buiten wordt gebracht. Dat is iets waar docenten dan wel erg in geïnteresseerd zijn. Dat ik zeg: ik kan niet zeggen dit is de manier maar ik probeer alles uit de kast te trekken en daarom vind ik het ook heel prettig om hier vanavond te zitten. Omdat ik misschien ook jullie bij mij in de kast kan.... haha... en er weer uit halen... haha DD: hahaha M: Dat is natuurlijk erg interessant als die museum Boymans voorbeelden gaat laten zien van wat is nou mode en hoe doet dit zich voor in het stedelijk gebied. En daar zou je mogelijk ook bouwstenen voor kunnen aandragen. D: Nee. Boymans maakt echt, zoals zij dat zelf zeggen een autonome modetentoonstelling. De nadruk ligt misschien niet zozeer op draagbare mode maar eerder op wat ik zou noemen museale mode. Dan is het dus voor ons des te interessanter om te zeggen dan willen we een programma erbij laten zien waarbij nou juist die praktijk van ontwerpen van mode de aandacht gaat krijgen. Dus we moeten wel heel erg goed met Boymans overleggen van wat en hoe, maar zij zullen nu niet zo snel de kan van de Willem de Kooning, tentoonstellen. M: Dat kan ik mij voorstellen. Ik bedoel met die bouwstenen: als je in het discours zit dat je bij de tentoonstelling allerlei aanknopingspunten kunnen vinden bij wat er aan de hand is. In de stad, bij de academie. Museum Boymans is natuurlijk autonoom in zijn keuzes, maar die autonomie wil niet zeggen dat ze niet naar buiten kijken. En zeggen wat is hier aan de hand en kan ik die impulsen die ik van buiten krijg. Kan ik die in die tentoonstelling terugvinden. Dat is het aardige ervan. Een museum staat niet op zichzelf. Een museum maakt deel uit van het discours. D: Ja, en het aardige is natuurlijk, dat als Boymans als zij met ons gaan samenwerken ook wel op een wat andere manier naar buiten kijken.
!
6!
55 M: Ja die maakindustrie. Daar hebben ze onlangs iets mee gedaan. D: Ja, home made. M: Dat is nu ook een thema wat hier. Als het er van komt. Een wijk gaat worden waar veel modeactiviteiten te vinden zijn. Dan zul je ongetwijfeld.... Ik doe iets helemaal fout... ik reageer... DD: haha D: Je mag na de pauze pas M: Ik werd gewoon meegesleept... Mag ik jou het woord geven? D: Mijn idee zat zo vol met allerlei ideeën over verandering dat ik eigenlijk niet weet wat ik ga zeggen. DD: haha D: Dat is toch wel grappig. Ik kom uit een gebied buiten Rotterdam. Mijn moeder die schrikt al als een kopje anders staat, vanwege de verandering. En als je daar je hoofd boven het maaiveld uitstak dat was helemaal niets. Toen ik voor het eerst zei ik wil in militaire dienst. Dan zouden de buren daar over kunnen gaan spreken. Zelf hou ik ook wel van enorme structuur en veranderingen in patronen en dat soort dingen, moet ik altijd wel aan wennen. Als iemand met een idee komt van patronen doorbreken dan heb ik de neiging om eerst beren en andere dingen op de weg te zien. En aan de andere kant, is dat beetje raar. Bij veranderingen in mijzelf. Dat ik denk dat is niet zo'n leuke eigenschap daar moet ik wat aan doen. Dan doe ik daar wat mee. Maar aan de andere kant ik weet ook dat ik wel veranderingen te weeg kan brengen; tot stand kan brengen op de een of andere manier. Ja ... hoe zit dat dan. Ik zat net te bedenken. Ook door het horen van de andere verhalen. Een zekere mate van urgentie, als je het zelf heel belangrijk vind dat er iets verandert dat is denk ik een soort voorwaarde om ergens voor te gaan. Ik heb natuurlijk ook geleerd, in al die jaren, dat argumenten dat is wel aardig als je die hebt, maar dat is niet het belangrijkste om een verandering voor elkaar te krijgen. Het gaat ook een beetje om persoonlijke. Het zoeken van coalities. Op de een of andere manier weet ik wel voor elkaar te krijgen: nou ik zit hier aan tafel. Aan die persoon zou ik wel iets kunnen hebben. Veranderingen komen volgens mij altijd tot stand door structuren of door allerlei dingen, een groep mensen die een complot aangaan om iets te gaan bereiken. Dat merk ik. Ik kan ook alleen maar veranderingen tot stand brengen als ik op een gegeven moment weet dat er een maatje is of dat je zo langzamerhand steun kan verwerven. Anders ben je of aan een dood paard aan het trekken en dan moet je snel mee stoppen. Of doorgaan. Een andere eigenschap die ik ook van mijn ouders heb meegekregen is doorzettingsvermogen. Dat is denk ik ook wel belangrijk om veranderingen tot stand te brengen en een zekere bescheidenheid. In die zin dat: Je kan wel het idee hebben je kan er voor gaan. Moet jij dan, succes heeft verschillende ... Ik hoef niet als die vader op het podium te staan. ... Nou ja. Zo probeer ik dingen tot stand te brengen. Klein voorbeeldje waar ik nu mee bezig ben. Een straat. Die kan in potentie. Er zitten kunstenaars. Het kan in potentie een hotspot in het Oude Westen worden. Maar het is eigenlijk een blackspot waar niets mee gebeurt. Ja, vandaag een leuk gesprek gehad. Kijken of mensen dat ook vinden. Of mensen misschien geld hebben om dat uit te voeren. Je geeft een kunstenaar een opdracht. En uiteindelijk. Ik denk dat het er over een jaar daar anders uitziet dan nu en dan heb je toch iets voor elkaar gebracht. Maar ik ben toch te bescheiden om te zeggen dat het dan van mij af komt. Maar er is toch iets gebeurt. M: Dank je wel. Welkom [er is zo straks, wat later een deelnemer binnen gekomen, deze persoon wordt welkom geheten] D: Hallo. Haha. M: Ik denk dat ik het helemaal hoef te introduceren. Je hebt een aantal verhalen gehoord. Dus als ik jou vraag kan jij iets persoonlijks vertellen over een verandering die je hebt meegemaakt en hoe je dat mogelijk samen met anderen gedaan hebt. Wat je bent tegengekomen. En of dat eigenlijk wel goed ging. Het kan een keer mis gaan. Kan je iets vertellen over zo'n persoonlijke verandering. Wat er gebeurde. Met wie je dat samen deed. Hoe dat al dan niet lukte. Ook als het niet lukt vind ik dat ook een waardevol verhaal. D: Okay. Nou. Ik kan alleen iets vertellen over waar ik nu mee bezig ben. Dus inderdaad ook mijn werk. Ik heb sinds een aantal jaar een atelier. Hier verderop. Een mode-atelier. Het staat voor ontwikkeling. Van: het houdt nooit op. Het is altijd in beweging. Dus het is niet goed. Maar we gaan door met ontwikkelen. Het was niet de bedoeling dat ik dat zou gaan doen. Toen ik aan het studeren was voor ontwerpster. Maar ik wou stage gaan lopen. En toen kwam ik er achter dat ik niet in grote modehuizen wilde werken. Ik dacht ik wil iets meer dan dit. Ik vond het te heftig, te onpersoonlijk, te hard. Maar het vak van mode vind ik wel heel erg mooi. Het is echt mijn grote liefde. Maar ik kwam er ook achter dat ik de techniek en de kwaliteit van stoffen zo mooi vond. En het dreef mij zoveel dat ik wilde weten, en verder wilde brengen. Het niet alleen maar voor mijzelf houden. Ik dacht ik wil gewoon les geven. Ik wil leren patroon tekenen. Mijn mode was goed. Maar wil niet alleen maar met mijn connecties bezig zijn maar ook met anderen. Toen ben ik op zoek gegaan naar een plek. Niet alleen maar om te werken maar ook waar de tafels groot genoeg zouden zijn. Ja groepen mensen iets te leren. Of iets van het vak te leren. Uit ervaring weet ik. Ik ben het laat gaan doen. Omdat. Ja in de cultuur waar ik vandaan kom. Kunst is niet iets wat je van jongs af aan meekrijgt. Dus ik kon wel heel goed tekenen toen ik klein was maar het werd nooit gestimuleerd. Om dit te gaan doen. Ik was een andere weg op geslagen. Dus op een latere leeftijd. Ben ik er pas achter gekomen dat ik dit toch moest gaan doen. Dus ik dacht ja. Ik wil ook dat ook mensen halen: op jonge leeftijd weten hoe ze met creativiteit kunnen omgaan. Daar ben ik nu mee bezig. Het is niet makkelijk. Het is heel moeilijk. Zwaar, kost veel energie. Maar dat demotiveert mij niet. Wat is zwaar is, is vooral je hoofd boven water houden, om je atelier te kunnen bekostigen. Want het kost heel veel. Ik wil wel iets moois doen. Maar elke maand krijg ik wel de rekening binnen. En het is niet dat je een bepaalde opbouw tijd krijgt of zoiets. Kijk. Als het alleen maar om mijn kleding ging heb je aan een kleine ruimte genoeg. Of bij jou thuis. Dan kan je dingen maken. Maar ik wil toch die ruimte hebben om les te kunnen geven. Ik hoop dat het mij gaat lukken. Dat we kunnen blijven waar we zijn... M: Je bent dus eigenlijk permanent in verandering. Op dit moment. D: Ja. We zijn constant.. ja. En wat mij ook motiveert is dat ik elke keer nieuwe cursisten heb die binnen komen en zeggen: nee dit gaat mij niet lukken. Dat begint al bij de eerste lessen; van nee dat kan ik niet. Dan zeg, ik dat kan je wel. Als ik het kan, kan jij het ook. En dan gaan we gewoon verder. Met het patroontekenen. Dat kan ik echt niet dat is echt moeilijk. Nou dat komt goed. Zo gaat het maar door. Tot aan het stuk. En op een gegeven moment staat er gewoon een prachtige jurk. Zij weten ook niet van hen overkomt. Van: heb ik dit gemaakt. Ja dat is wel iets wat mij motiveert. Ja nu ook. We hebben net het einde van de cursus gehad. En er hangen nu allemaal mooie jurken van mensen die daarvoor nooit achter de
!
7!
56 naaimachine hebben gezeten. Of nooit een schets hebben gemaakt. Dat vind ik wel mooi. Dus dat is mijn verhaal. M: Dit is wel heel erg mooi hoor. Ik do wel heel wat keukentafeltjes. Maar precies binnen 50 minuten. D: Ik dacht dat je iets ging zeggen over de kwaliteit hahahah DD: Hahaha M: Over de kwaliteit laat ik mij niet uit... DD: hahaha M: We zijn allemaal keurig aan de beurt geweest. Iedereen heeft zich uitgesproken. Ik heb niemand hoeven afkappen. D: Mooi. haha M: We kunnen nu even een luchtje scheppen. En dan gaan we daarna verder op een aantal vragen. Die hebben we allemaal gelezen. En koekjes eten D: Misschien wil iemand even iets drinken... Pauze M: Dames en heren. Ik zou willen vragen: Kunnen we het onderwerp kunnen splitsen in vijf deelvragen? Het kan best zijn dat iemand met een andere deelvraag komt. 1. Wat voor type van ondernemingen en instellingen horen bij dit (mode)kwartier. Wat zit er nu, wat zou er bij kunnen, wat zou kunnen aangevuld, wat zit er nu en zou een tandje lager kunnen. 2. Hoe ziet een straatbeeld van een (mode)kwartier eruit. Dan heb je het over winkelstraten, zijstraten en pleinen. 3. Welke mensen zou je in het (mode)kwartier op straat, maar ook in de pandjes tegen willen komen en welke juist niet. En wat zou je kunnen ondernemen om dat te bevorderen. Dat nou juist de ene groep denkt ik ga daar zitten en dan anderen denken van whah.. doe maar niet. 4. Wat zou je kunnen doen dat mensen; burgers participeren. Mee gaan doen. 5. Hoe zou je (mode)winkels, ontwerpers, makers en de rest van Rotterdam er bij kunnen betrekken. Zodat het (mode)kwartier niet iets exclusiefs is van wat er in het (mode)kwartier plaatsvind maar dat het een informatiepunt bijna wordt. Waardoor mensen die die wijk bezoeken, denken van en daar zit ook nog wat en daar ook. Zodat er vriendschapsbanden kunnen ontstaan tussen het (mode)kwartier en andere fashion designers, winkels, makers elders in de stad. Die laatste opgave vind ik heel interessant omdat je daarmee het (mode)kwartier niet maakt tot iets exclusiefs waar anderen in de rest van Rotterdam niets aan hebben. Maar dat het een hotspot is die goed is voor de makers en ontwerpers buiten het modekwartier. Dan gaat het denk ik echt goed werken. Dit zijn vijf onderwerpen. Wie biedt meer, wie heeft nog meer onderwerpen. D: Ik vind dat je de vraag moet stellen of je de wijk het laat ontwikkelen. Het laat ontstaan of dat je het naar de wijk toebrengt. Ik vind dat we antwoord op die vraag moeten geven. M: Hoort dat bij vraag 4: participatie? D: Dat woord wilden we nou niet gebruiken... vandaag. D: Nee, het hoort bij de vraag, welke mensen je er wilt zien. D: Nee, het gaat erom hoe je iets laat groeien. Hoe iets ontstaat. D: Het proces. D: Als je nu al zegt: Het wordt een modekwartier. Dat doen we er bovenop. Dan denk ik dat je de kracht niet uit de wijk haalt. Dus wat ik mooi zou vinden. Ik heb gekeken naar Arnhem. Hoe het daar is ontstaan. En wat er wel en niet deugde. De Biennale is sinds september failliet. Die heeft gebloeid onder ... En ging failliet onder... Twee grote namen op modegebied. Wat de eerste deed, was heel erg kneden van onderaf. Zorgen dat iedereen zijn plek erin kon vinden. Wat Lidewij was heel hoog insteken. En ze hadden allebei jurken van over de hele wereld van te hoge bedragen om op te noemen. Maar het laatste thema van Lidewij was 'fetish'. Dat is heel moeilijk om dat nog de link te leggen met Amila en ... Ik bedoel... M: hoe zou je die vraag formuleren? D: Hoe maak je een groeimodel? Hoe je wat ...de eerste curator deed? Hij was curator. Grote naam als modetekenaar. Dus ook in staat om veel te verwerken. Maar ook in staat om, of via anderen, dingen te laten groeien. D: Maar het modewekartier in Arnhem is toch ook echt van buiten de wijk naar binnen gebracht?
!
8!
57 D: Dat weet ik niet. Als ik nu naar de plattegrond kijk. Dan zie je een grote mengeling van streetwear... D: Maar dan nog is het allemaal van buiten de wijk naar binnen gebracht. Wij zijn er uitgebreid geweest. We hebben met de projectcoordinator gesproken. Het begon er eigenlijk mee dat je er heel goedkoop ateliers, en winkelruimtes kon huren. En dat er een heleboel regelgeving naar beneden werd gebracht. D: Maar wie stelde de eerste vraag? D: De academie en de stad Arnhem. Want die wilden graag echt iets met de wijk doen.Levendigheid naar binnen brengen. Er zou heel wat gerenoveerd worden. Er waren net afgestudeerde ontwerpers. Dat was een interessante partij om daar te laten wonen en werken. Omdat die niet te veel eisen stellen als het gaat om comfort. En tegelijkertijd krgen zij ook veel ruimte om andere dingen te doen in de huizen dan volgens het bestemingsplan. Dus het is echt een initiatief van de school van de stad en misschien ook van de provincie, niet van de wijk. D: De woningcorporatie die er zit die had er wel belang bij omdat het een slechte wijk was. En daarmee dachten ze dat het misschien een impuls zou geven om de wijk te verbeteren. D: Dat vind ik ook niet de wijk. D: Het is een vraag. Niet een gegeven dat het zo is. Als je kijkt naar het hele programaa dat ze nu in Klarendaal doen. Dan hoort daar ook food bij en rondleidingen en evenementen. Dat is wel interessant. En dat bedoel ik ook met een groeimodel. D: Dat is natuurlijk interessant. Dat is zo'n groeimodel van eerst de wijk in, en dan vervolgens van in de wijk, uit. Ja hoe noem je dat. D: Kijk het oude westen heeft al een karakter. Het heeft een bepaalde naam en karakter. Die heeft vooral te maken met diversiteit. Ik zelf denk dat het niet gaat werken met iets van buitenaf. Van het Oude Westen gaat modekwartier worden en dat is het maar. Kijk er zitten. Het getuigd van het feit dat je al die fotootjes kan maken van modeuitingen e.d. in de wij, Dat zit er kennelijk allemaal al. Volgens mij het enige wat je zou moeten doen. He tmoet zich vanzelf voegen en groeien. En de buitenwacht moet het vanzelf (mode)kwartier gaan noemen. Of iets anders. DAt moeten wij niet zelf doen. Het Oude Westen heeft ook een ander iets. Je kan wel gericht met je branchering van ruimtes. Misschien dat er iemand uit de mode hier wil gaan zitten. Als dat een soort kritische massa krijgt dan gaat de buitenwacht vanzelf ontdekken: he er zit meer dan alleen dit en dat. Je kan dat wel stimuleren. Maar het werkt niet om van buitenaf te zeggen dit is een (mode)kwartier. Dat kun je wel doen maar niet dat het er zo expliciet boven oplicht. Dan krijg je hetzelfde als de Kop van Zuid: We gaan daar een exotic food market maken... en uiteindelijk komt de Jumbo daar terecht. M: Even vanuit dat perspectief. Jij praat vanuit het perspectief... Dat moet vanuit de mensen zelf komen. Die mensen zitten hier aan tafel. Kortom. Deze tafel kunnen wij best beschouwen als dat wij 'dat gaan maken'. Als het maar niet vanuit beleidsmakers komt. Maar dat het vanuit ondernemers komt en vanuit de bevolking. En mogelijk een stukje maatschappelijk middenveld. Niet zozeer van de politiek of bestuurlijk. Of misschien ook wel. Als je nou niet bestuurlijk er naar kijkt. Maar als je zegt. Welke van typen van ondernemingen en instellingen zijn er al. Welke zouden een duwtje moeten krijgen om mee te doen. Wie dat duwtje geeft... misschien zijn dat wel bestuurders of mensen uit de bevolking. D: Een soort netwerk. M: Dat je een soort netwerk hebt van mensen die dat willen gaan doen. Jouw vraag hangt daar een beetje als een koepeltje bovenop. Hoe zit zo'n groeimodel in elkaar. Wat gaat top-down wat gaat bottum-up... of een mix van beiden. Complex vraagstuk. Waar we vanavond waarschijnlijk niet uitkomen. Op dit moment. Daar is het echt te complex voor. Terwijl het benoemen van welke typen van ondernemingen en instellingen je in zo'n wijk nodig hebt daar kunnen we een lijstje van maken. En misschien te vergelijken met wat er al is. Is dat een idee. Om gewoon even te brainstormen over wat zouden we hier willen aantreffen. En Wat zit er dan al. Wat is nu niet zichtbaar en hoe zou je dat zichtbaar kunnen maken. Is dat een idee om dat als vertrekpunt nemen. Is dat iets. D: Ja D: Misschien dat we dan wel met die vraag kunnen eindigen. Want het is een relevante vraag. M: Natuurlijk. Het is een overkoepelende vraag die gaat over: Pull en Push. D: De reden voor mij als Cultuurscout om aan te sluiten en om bij jullie aan te sluiten is dat ik zie dat er al heel veel vanuit bewoners gebeurt, van nature gebeurt op het gebied van mode en textiel. En in de breedste zin. Ik zie ook dat het met ondernemers gebeurt. Dat is nou net wat ik zo leuk eraan vindt. D: Hoe ben jij hier gekomen? D: Ik kom zelf uit West. En ik heb wel. Waar ik mijn klanten ben gaan zoeken was ook in West. Er zijn wel al modeondernemingen. Maar het is nog niet echt mode mode. Als je het vergelijkt met Arnhem en de Biennale dan moet je een trapje hoger. Dan wat er eigenlijk in West is. ik vind wel dat er potentie is. Maar dan moet je echt wat hoger gaan grijpen. Het is wel zo. West heeft een diversiteit qua cultuur. Er is al potentie om heel veel mensen hier naar toe te trekken. Dus als er dan meer gaat gebeuren aan mode op een hoog niveau dan wordt die potentie alleen maar groter. Voor die aantrekkingskracht. Zodat mensen denken: je kan in West ook terecht voor mode en er zijn ook exposities. En ook ja, andere dingen dan alleen maar cultuur en de restaurantjes. Nu komen mensen meer naar west voor dat. Als er meer gaat gebeuren op mode gebied. Op hoog niveau dan is dat een goede combinatie. Het is cultureel en mode. M: Moeten er meer maakplekken zijn die zichtbaar zijn vanaf de straat?
!
9!
58 D: Ja. En ook winkels en galeries. Van goede kwaliteit mode. Waar ontwerpers hun kleding kunnen hangen. D: Wat die twee jongens hebben gedaan. Die in het groothandelsgebouw hebben gezeten. D: Ik ben nog steeds boos dat ze weg zijn. Ze zijn namelijk ooit begonnen vanuit een welzijnsidee. Er was een groep vrouwen die ze in kaart hadden gebracht. Er zit heel veel potentie in. En we willen die vrouwen vanuit allerlei hoeken stimuleren. En deze twee modemakers zijn gevraagd om deze vrouw op creatief vlak te ondersteunen. En daar is een symbiose uit ontstaan waarin ze elkaar heel erg inspireerden. Op de woensdagen samen dingen gingen maken. Er zijn projecten uit ontstaan echt op kunst, fashion niveau. Ze zijn namelijk niet alleen met mode bezig maar ook met beeldende kunst. En ook een stimulering van wat die vrouwen zelf al aan het maken waren voor anderen in hun gezin of in hun buurt. Feestjurken en dat soort dingen. Op een gegeven moment hadden zij ruimte nodig en het lukte niet snel genoeg om hier een plekje te vinden en toen zijn zij heel snel verhuisd naar Noord. Maar de vrouwen zijn allemaal uit dit gebied. D: Prachtig was die ene jurk met handtas. En die handtas was een Kalasjnikov. D: Ze hadden op een gegeven moment een project waarin een hoed zo groot werd dat het een jurk werd. Daarmee refereerde het aan de boerka maar zonder het te noemen. Dat was ook het knappe van hun dat zij dingen lieten zien. Die vrouwen hebben op museumnacht in een galerie gezeten. En uiteindelijk is het ook tentoongesteld in het Zeeuws museum omdat zij weer gebruik maakten van een oude Zeeuwse knooptechniek. Dus daar zit een hele mooie link in. En nog steeds ben ik... ik spreek ze nog heel veel.. ik ga nog een poging doen om ze hier weer naar toe terug te krijgen. Al is het alleen maar met mensen. Het was een hele mooie natuurlijke band waarin zij elkaar inspireerden om dingen te doen. Zonder dat dat moest of was opgelegd. Het was gegroeid. Zij deden dat gewoon vrijwillig. Het was een dialoog waaruit allerlei projecten zijn ontstaan. M: Heeft het betekenis om. Een winkel is natuurlijk zo i zo een plek waar exposure is van mode. Dat is er gewoon. Maar is er meer nodig dan alleen een winkel. Is het nodgi dat zo'n modekwartier een plek heeft waar verschillende winkeliers ondernemers uit dat modekwartier of misschien van daarbuiten. Daar heb jij een voorbeeld van. Dat je die daar een mogelijkheid tot exposure geeft. D: Wat maakt een modekwartier een modekwartier. Kijk een verzameling kledingwinkels dan is de Lijnbaan ook een modekwartier. En dat is niet juist. Zo werkt het niet. Je hebt iets meer nodig. Ik hoor jou zeggen.Een van de dingen is dat er dingen gemaakt worden. Les geven. Dat je les kunt krijgen in iets. Wel leuk dat er iets is dat anders is dan anders. Dus niet standaard. Maar handmade. Ik denk dat het ook belangrijk is dat er inderdaad af en toe wat happeningen plaatsvinden rondom het thema mode. En tenslotte heb je ook nog winkels. D: Maar winkels probeerde ik meer in de zin van. Er zijn ook ontwerpers die maken heel mooie dingen maar die komen niet terecht in winkels op de Lijnbaan. Want hun kleding past daar niet bij. Of zij willen niet eens. Dus als je gewoon een mooie plek hebt. Waar ze het wel mooi vinden om hun kleren niet alleen maar te verkopen maar ook te exposeren. Je wilt ook dat mensen het zien. Want het is niet altijd een standaard rok of een standaard colbert. Soms is het ook mode die niet perse draagbaar is. M: Een presentatieplek D: Ja. Een presentatieplek voor ontwerpers die misschien net meer pit hebben om iets anders uit te proberen dan de normale merken. M: Binnen en buiten? D: Bijvoorbeeld. Ja,w aarom niet. Als er zo'n grote plek is waarvan ontwerpers denken: Wie hangen daar? Ik wil ook mijn kleding op die plek exposeren en misschien ook verkopen. Als er iemand komt die denkt van wow dit is echt zo bijzonder. Ik durf het wel aan om het te verkopen. Dat soort ontwerpers bedoel ik. En niet zozeer commerciële mode. M: Kennen wij voorbeelden van presentatieplekken die een soort structurele programmering hebben. Van nou als je op die en die dag daar bent dan is er altijd wel iets te zien. D: Roodkapje vind ik een voorbeeld van een plek waar dingen gebeuren zowel qua tentoonstelling als evenementen. Waar continue wat gebeurt en waar je ook kunt zitten. Dat vind ik wel een goede van een multi. D: Maar niet waar je zelf wat kunt leren. D: Nee dat ontbreekt daar. D: Maar ook om nog wat verder te gaan. Je hoort van heel wat mensen. Het was op een gegeven moment een vraag om dat in Rotterdam Zuid te doen. Dat er behoefte is aan een atelier maar ook om nog wat verder te gaan. Zoals een materialenbank. Dat je mensen kunt vertellen over stoffen, over technieken. Dat je dat ook zelf kunt beoefenen. Dat er masterclasses zijn. Van boven naar beneden. Dus ik bedoel echt van ontwerpers tot en met huismannen die wat willen naaien. Dus zo'n plek zou super zijn om dat toe te voegen aan een Roodkapje. M: Ik denk aan een combinatie van presentatie maar dat er ook gewerkt wordt. Dus ontwerpers en makers met elkaar in gesprek zijn en dingen aan het uitproberen zijn. En vervolgens mondt dat weer uit in een expositie. D: Kennisontwikkeling hoor ik ook. D: ik wil dat leren wel benadrukken. Wij doen in de Doelen. Een aantal jonge ondernemers. Ontwerpers, iemand die tassen maakt. Iemand die tissues laat drukken. Iemand die schoenen gaat maken voor een beroemde voetballer uit Barcelona. Die zijn een straatje aan het maken. Met zijn zessen hebben ze een winkeltje. (onverstaanbaar) M: Een beweging die bottum is. Ja hooguit dat er net even wat voorwaarden worden gecreeerd. Namelijk dat er plekken zijn.
!
10!
59 D: Een keer heb ik die zes gesproken. Jongeren die voorheen misschien dingen deden waar ze niet zo goed mee uit de voeten konden. Mooi. Kippenvel. D: Het project heet Dreamchasers. Ze zijn al ondernemer allemaal maar willen dat heel graag overdragen aan andere jongeren. Dat project wordt nu ook vanuit Radar ondersteunt. D: Hoe zit dat met De Willem de Kooning? D: Op de Willem de Kooning daar zijn heel veel studenten die met een bepaalde minor heel graag met ondernemers willen werken en van hun bepaalde ambachten willen leren en daar dan gebruik van willen maken voor hun ontwerpen. Om wat te noemen: er is nu een studente en die wil werken met een kleine metaalbewerker. En er is een andere studente die werkt met een wolinkel op Rotterdam Zuid. En zo is er een moment, waarop een half jaar gewerkt wordt met studenten en ondernemers uit de buurt om dan samen met iets nieuws te komen. En dat zou ik ook graag willen concentreren. Want wanneer je dat verspreidt heeft het wat minder body. Dat zou heel goed meerjarig op een bepaalde plek in een bepaalde wijk kunnen concentreren. D: Is X wat we bedoelen? D: Zij is een mooi voorbeeld. D: Maar is zij niet alleen maar een ondernemer die een productieplek heeft gevonden? M: Maar de vraag is of je net iets kan doen. En dat heeft altijd te maken met het leggen van relaties. Dat je dat netwerk even wat rijker maakt. Dat iemand denkt dit is misschien wel tot nu toe vooral mijn werkplek maar ik kan eigenlijk veel meer gaan doen. Dat is interessant. Mogen we overstappen op het straatbeeld? D: Ik wil nog een ding vanuit de bewoners. Want ik ken verschillende bewoners waarvan ik weet dat zij heel graag aan de slag willen. Met naaien, met leerbewerken. De Krachtvrouwen. De Wereldvrouwen. Benjamin de schoenmaker wil heel graag zijn ambacht overdragen. We hebben breiclubs en keldingherstel clubs. Ik weet dat de vraag is om meer te doen. Ook kinderen. Daar is nu heel weinig voor in het Oude Westen. Ik weet dat die het toch echt wel heel leuk vinden om met dit soort dingen aan de slag te kunnen. D: Ik hoor steeds dingen die gecombineerd moeten worden. Ik zou zeggen laat ze doen waar ze goed in zijn. Trek dat misschien wel naar zo'n wijk toe. En zet er iets naast wat zich wel richt op mode. Ik ken toevallig een sieradenontwerpster. En wij hebben plannen om workshops te geven aan pas afgestudeerden. Bijvoorbeeld over de vraag: de nieuwsbrief hoe start je dat op en dat soort dingen. Op die manier cursussen geven. Dan ben je buren van elkaar. We zouden als buren ook een persdag of klantendag. Of verschillende initiatieven op modegebied bij elkaar kunnen brengen voor een dag. Ik ken een woordkunstenares uit Schiedam. Haar zus maakt hele mooie tassen. Dan heb je sieraden en kleding. Dan gebeuren er vanzelf wel dat soort dingen. Je moet niet dat aan iedereen in de wijk vragen om verbindingen op te zoeken. Gewoon het feit dat er een goede fashionontwerper zet is ook al een heel mooi feit. M: Het is zo i zo niet goed om er druk op te zetten. Dat moeten we helemaal niet doen Dat werkt meestal averechts. D: Wat ik helemaal belangrijk vind. Van hoe kan je zorgen dat het blijft. Dus dat ook het modekwartier als het er eenmaal komt dat het blijft. Ik heb maar een jaar hier gezeten en ik heb zoveel ondernemers zien komen en gaan. In een jaar tijd. En de reden waarom dat is. Daarom denk ik dat als je samen gaat dat er meer kans is om te blijven bestaan. D: Daarom vind ik het goed. We kunnen natuurlijk allemaal les gaan geven. Ik denk dat je iedereen zijn ding laat doen en elkaar helpt dat we langer kunnen blijven bestaan. Want als iedereen hetzelfde gaat doen. Sommige gaan het niet redden en anderen misschien wel. Ik denk dat je elkaar moet helpen om sterker te worden en te groeien in wat ze doen al. En ook om meer mensen hier naartoe te krijgen. Want als iedereen hier moet komen om dezelfde ding. ik denk diversiteit is wat een stad dus juist aantrekkelijk maakt. M: Het helpt al enorm als je van elkaar weet. Dat helpt enorm. Dan is gelijk ook het vraastuk waar jij het over hebt helemaal weg. Want op het moment dat mensen hun hart volgen in hun beroepsuitoefening en het is bekend dan wordt iedereen ook naar jou toegestuurd. Omdat iedereen weet daar gaat je hart naar uit en daar ben je goed in. Dus die mensen die die cursussen geven of die workshops. Als het bekend is in zo'n buurt dan komen die mensen daar ook vanzelf terecht dus daar hoef je je niet bezorgd over te maken. Het is natuurlijk uit den boze om iemand min of meer onder druk te zetten door te zeggen jij moet nu eens een keer aan workshops gaan doen. Terwijl je denkt... daar moet ik niet aan denken. Dat moet je niet doen. ik denk dat het al enorm aan krakter wint in zo'n buurt als mensen van elkaar weten. En dat het gewoon duidelijk is dat het bestaat dat mensen elkaar af en toe ontmoeten een beetje aan elkaar snuffelen weten wat er aan de hand is. En nu zijn heel veel mensen bezig om te overleven, denk ik. En weten daardoor misschien niet van elkaar. D: Waar baseer je dat op? M: Dat baseer ik op wat ik meemaak in de creatieve industrie in zijn algemeenheid. ik ben nu al een jaar of 6 -7 bezig met Desginplatform Rotterdam. En dit is een terugkerend thema. Veel ondernemers in de industrie staan heel erg op zichzelf. Door de werkdruk om te overleven komen ze eignelijk niet aan toe om met elkaar in gesprek te zijn. Want ze zijn heel erg bezig met hun eigen bedirijf. Met als gevolg dat ze het economisch erg moeilijk hebben. Je kunt niet werk naar elkaar toe schuiven op die manier. D: Een ander verhaal is dat je ook wel in De Fabriek Daar zitten diverse soorten creatieve disciplines bijelkaar. En daar werkt dat je bijelkaar zit niet concurrerend. Maar van 1+1=3. Omdat je vanuit verschillende disciplines elkaar nodig kan hebben en inspiratie van mekaar kan krijgen. Ja dat zit natuurlijk fysiek ingebouwd. Maar als je het Oude Westen als een gebouw beschouwd. En zo groot zijn die afstanden niet. Dan zou je hetzelfde kunnen hebben. M: Het idee is dat je het wat transparanter maakt. Dat mensen elkaar kennen. Ik heb zelf een tafeltje gehuurd aan het Stadhuisplein helemaal bovenin. En ik ben langzaamaan met iedereen daar een stadswandelng gaan maken. Dan krijg je zoveel informatie over wat iedereen aan het doen is en waar zijn hart naar utgaat. Nou als ik iemand hoor praten over iets. Dan denk ik, oh ja.. dan moet je die bellen. Alleen al de snelheid waarmee je dan contacten kunt leggen dat is zo waardevol. En dat heeft de creatieve industrie echt nodig. D: Want het gaat denk ik ook helemaal niet om op leggen. Maar om slimme functies of slim clusteren. Zodat als jij zegt: ik heb tafels nodig of wat ook. Jij bent denk ik niet de enige die tafels nodig heeft en mensen wil ontvangen en dingen wil doorgeven. En als je dat slim clustert kun je het ook makkelijker doen. M: Goedkoper ook.
!
11!
60 D; Want je bent constant bezig. Met je creatieviteit. Maar je bent ook constant bezig met hoe kan ik mensen bereiken. Hoe kan ik mensen laten weten wat ik hier doe en dat ik hier zit. Dat is eigenlijk waar ik mijn meeste tijd aan besteed. Ik bedoel ik maak ook kelding ik ben ook ontwerpster. Maar mijn meeste tijd gaat naar de cursus. Terwijl ik maar twee dagen in de week les geef. Moet ik meer flyers. Moet ik flyers niet alleen neerleggen maar ook in de brievenbus gooien? Door heel Rotterdam lopen om door de brievenbus flyers te gooien. Zodat mensen weten: we zitten hier. Dit is wat we doen. Want als het niet bij hen komt dan kan ik daar niet zitten. Ik doe het met alle liefde nu. Daarom houd ik het ook vol. Maar aan het einde van de dag moet ik natuurlijk alles kunnen bekostigen. D: Jij hebt geen vriendschapsrelatie opgebouwd met winkels en horeca in de buurt, bijvoorbeeld? D: Ja. Maar dat is iets heel anders. De horeca onderneming bij mij om de hoek is heel erg gericht op de eigen clientele. Ik ben wel eens naar binnen gaan. Het gaat goed. Het gaat steeds beter. Maar dit is waar ik veel van mijn tijd aan besteed. D: Hiervoor heb ik een ander project gedaan. Eigenlijk gewoon om de mensen die een creatief idee hebben in de wijk te laten zien en te horen aan andere mensen in de wijk. Wat uiteindelijk gewoon heel moelijk is voor zelfstandig ondernemers is om de continuiteit er in te houden. Wat uiteindelijk moeten ze opdrachten binnenhalen. En op het moment dat ze een opdracht binnen hebben. Dan hebben ze geen tijd meer om heel erg te gaan bijdragen aan het collectief want ze moeten gewoon op dat moment hun geld verdienen. Op het moment dat het wat rustiger is, dan kunnen ze weer wat breder kijken wat meer netwerken. Wat ik wel merk dat op het moment dat je dit als koepel neer kan hangen aan die mode dan heb je de gelegenheid om inderdaad het zichbaar te maken, elkaar te wijzen op waar er meerwaarde ligt om samen te werken om samen op te trekken. Waardoor je het uiteindelijk steviger kunt maken. Je kunt natuurlijk niet zorgen dat idereen doorgaat maar je kunt natuurlijk in die collectiviteit zorgen dat er bestendigheid in komt. M: Wat het vaak is met dat zelfstandig ondernemerschap. Te veel werk is net zo bedreigend als te weinig werk. Dat is gewoon zo. Want op het moment dat je teveel werk hebt dan kun je het niet aan en verlies je het vertrouwen van je opdrachtgevers. En dan ga je down the drain. Dus het gaat erom dat je rond jouw onderneming een hele groep mensen hebt die je vertrouwd. Waarvan je weet. Waar je ook voldoende contact mee hebt. Waarvan je weet wat op dat moment hun werkdruk is. Dat je dus moeiteloos kunt schakelen. Kan zeggen. Ik heb nu veel werk. Ik kan die even bellen. Hup die kan even meedoen. Zo gaan die dingen vaak. D: En als er meer zit aan mode in de buurt bij mij weet ik zeker dat daar meer animo voor is. Hoe meer er is aan mode hoe meer publiek het trekt. Ik heb ook cursisten uit Den Haag. D: Moet het om samen te kunnen werken. Moeten het dan ook mode mensen zijn. Nee, gerelateerd aan mode of niet... iets creatiefs in ieder geval. M: Er moet vertrouwen zijn in de vermogens van de ander. En daarvoor moet je elkaar een beetje kennen en elkaars werk goed kennen. In mijn eigen netwerk. Als ik die mensen niet zo kennen dan moet je er bijvoorbeeld een uitzendbureau bijhalen. Die moet voor jou gaan selecteren. Nou reken maar dat dat een hoop geld kost. D: Ik zie op de Binnenweg een zaak heel erg schakelen met veel mensen. Kun je voorstellen dat dat ook motortjes zijn die helpen om het op te bouwen? D: Ja juist buiten de mode. Zij hadden ook zoiets ik wil meedoen aan een Keukentafelsessie. M: Je moet meerdere disciplines. Je moet niet verkokeren tot mode. Je moet kijken of er veel meer om heen gebeurt. D: Juist meer. (...) D: Bij elke opening heb je wijn nodig. D: Hoe je een website maakt. D: De klanten die wijn kopen gaan ook vaak voor exclusieve producten. En kunnen hier vaak geld aan besteden. Samenwerking ligt breder dan alleen wat je in eerste instantie ziet. Wijnkopers kopen in potentie ook mode. M: Een goed verhaal. D: Voor mij is een modekwartier niet af als er geen goed gespecialiseerde boekhandel is. Met boeken over mode. Dat is in Antwerpen naturulijk het geval. En als je dat modehuis binnenloopt, ook al is er voor de rest niets te doen. Er is altijd de boekhandel die open is. Met fantastische boeken en allerlei dingen. ik vind het een van de leukedingen van de Nieuwe Binnenweg dat er een winkel in bladmuziek is. ik heb helemaal niets met bladmuziek. Ik zou het niet eens kunnen lezen. Maar dat het er is vind ik fantastisch. Dat is een specialisme. D: ik vind het heel leuk dat er in het Oude Westen een hoedenwinkel zit. De enige hoedenwinkel van Rotterdam. DD: haha D: En omdat ik hier geboren ben in het Oude Westen dat vind ik ook heel leuk. D; Ook al zitten er honderd kledingwinkels of modewinkels op de Lijnbaan. Niemand noemt de Lijnbaan een modekwartier. Want het lijkt allemaal hetzelfde. ik denk juist dat een modekkwartier iets is dat heel divers is. Maar ik denk ja, in de etalages, bij wijze van spreken staan die poppen. Of bij Frank Taal. Of die hybral art. Van die kleding die niet te dragen is. Aan de andere kant in de piramide ook die kinderactiviteiten, leerbewerking en dat soort dingen. ik denk een modekwartier alleen maar zo kan noemen als die divers is. De Meent prima straat geworden, hartstikkel veel leuke winkels maar het is geen modekwartier. Ik denk dat als wij ons willen inzetten op iets... dat dat iets heel divers is. Dus gelijk al over het straatbeeld. Dat je bij wijze van spreke met een 'geheim' plattegrondje door die wijk moet kunnen lopen om dingen te zien. Geheim in de zin van dat op het moment dat mensen moeten gaan zoeken en snuffelen dat het een stuk interessanter is. Dat is ook weer het saaie van de Lijnbaan. Je loopt namelijk gewoon zo en zo.. en dan heb je alles gezien. D: En degene die in het midden zit die verdient het minste.
!
12!
61 D: Een gebied wordt interessant omdat je bij wijze van spreken een plattegrondje mee moet nemen om dingen te gaan zoeken. D: Het geeft ook exculsiviteit aan. D: Met name ook voor evenementen is dat wat geheimzinnig is heeft een enorme appeal. Dat hoort allemaal bij het aardig maken van dingen. Denk aan die filmpjes op de Coolsingel. ik zoek mij rot naar die filmpjes. Ik heb er ze niet eens allemaal kunnen vinden. Het feit dat je er naar moet gaan zoeken geeft het iets aantrekkelijks. Volgens mij is een modekwartier een plek die zich niet in een keer geeft. Die je moet veroveren als bezoeker. Die komt van buiten en je wilt een avontuur. De Lijnbaan is niet avontuurlijk. De Meent is fantastisch maar het is geen avontuur. Het wordt pas een avontuur als je niet zeker weet wat je allemaal tegenkomt. M: Dat is ook de tragiek van ondernemers. Die zijn alsmaar bezig met zich zichtbaar te maken en die krijgen geen klanten. Maar op het moment dat je ietsje onzichtbaar bent... D: Dat is niet de zichtbaarheid van de etalage. Het is wel zichtbaarheid. Dan zou je ook de andere aspecten van mode kunnen laten zien. Het sociale aspect. Dat kan zich in verhalen of kleine presentaties. Dus die diversiteit van jou is ook een verdiepende diversiteit. Niet alleen in de breedte. Dat is natuurlijk wel zichtbaar maar op een hele andere manier. D: Je hoopt natuurlijk dat daar de ruwheid aan blijft zitten. Die hoort bij dat ontdekken. D: absoluut. D: We hadden vorig jaar de Kunstroute op de West Kruiskade. Dan kregen we een plattegrondje. Dan kon je dus langs winkeliers. Daar hing dan een kunstwerk. Ik vond dat zo leuk opgezet. En met het plattegrondje kon je ook nog eens een keer een gratis koffie bij de ijssalon krijgen. (...) D: De intentie was heel goed. Het idee was heel goed. Maar de uitwerking kon beter. D: Als ik het heb over een serieuze partij. Dan heb ik het over de Nederlandse Spoorwegen. Die slagen erin om met een maandelijks krantje. Om mensen het hele land door te laten reizen. Gewoon door kortingsbonnetjes, door plattegrondjes. Kijk echt waar. Als het Noorderkwartier in Rotterdam een succes wordt. Komt dat alleen maar omdat wij er in slagen om veel meer klanten te genereren. We moeten mensen hebben die uit heel Nederland komen. D: Het interessante is dat je , je moet uniek zijn in dingen. Dat haal je niet bij de Lijnbaan. Op een gegeven moment krijg je een soort massa van mensen die opvallen en alleen maar leuke hoeden verkopen. Of leuke sandalen maken. Iets bijzonders hebben. Dan is het de moeite waard. Als ik daar toch ben dan ga ik even struinen en dan kom ik daar langs. Tegelijkertijd. Jouw core-business is dat alleen maar les geven of maak jij ook dingen. D: Ik maak ook dingen. Wat in mijn winkel hangt als expo's dat zijn gewoon mijn spullen. Maar ik werk ook als freelancer. Dan kun je mij inhuren voor opdrachten net als grote lampekappen maken of grote bedrijfsopdrachten. Heb ik ook wel eens gedaan. En mijn lessen. ik heb drie disciplines gecombineerd. Het is een open ruimte. Je ziet van buiten dat we aan het werk zijn. En dat gevoel kan jou prikkelen van ik wil dat ook kunnen of niet. D: Toen ik dertig jaar geleden naar Bangkok ging. Toen ging je daar altijd met een koffer vol kleren mee terug. Die waren daar schot goedkoop. Je kon zo, de ene dag naar binnen en de volgende dag kon je de kleding ophalen. Er moet wel een ondernemer zijn die daar brood in ziet. Het helpt wel als je een paar gevestigde ondernemers hebt die je accomodeert. Die als een soort honing kunnen fingeren. Voor de mensen die daar een beetje tegen aan hangen die kunnen dan meeliften met het succes van hen. Volgens mij is een modekwartier. Vinden wij mensen die hier willen gaan zitten zodat je de massa kan ... D: Het grappige is. Volgens mij is dat er al. Er komt hier in de buurt een winkel werkplek. Ik denk niet alleen van buiten halen. Om te veel mensen uit te nodigen. Het moet ook een combinatie zijn dat zij hier willen zitten. Niet omdat ze uitgenodigd worden. D: Dat snap ik want dat blijft niet. D: Misschien is een curator wel een goed idee voor de start. D: Ja tijdelijk zie ik dat zo i zo. D: Tijdelijk iemand neerzetten en dan kijken of het past. D: Er is al zoiets geprobeerd met de Nieuw Binnenweg. Ik vind persoonlijk dat dat niet gelukt is omdat mensen met een andere intentie een bedrijf gestart zijn. Het zijn niet altijd mensen die vanuit een passie zijn begonnen. En na een half jaar zijn ze weer weg. D: Het is te snel gegaan. Ze zagen echt een kans maar kwamen er toch achter dat de aanloop te lang duurt voor wat zij kunnen dragen als ondernemer. Te veel pushen en te makkelijk maken. D: Die passie dat is jouw drijfveer. Zo begin je. Als ik aan een modekwartier denk. Denk ik kwaliteit. Dan komen mensen. D: Als ik aan NS denk. En Groningen. Dan moet er wel een naam voor dit gebied zijn dat ze herkennen.
!
13!
62 D: ik zou dat eerder in een later stadium zien. ik zou eerst wat is hier, verder uitgebreid wordt. Wel mensen uitgenodigd worden van buiten om aan te sluiten om dingen te komen doen. En op het moment dat ze zoiets hebben van ik moet hier ook zijn. Pas op het moment dat het echt body heeft kun je pas zo'n NS ding doen. D: Stip aan de horizon. D: Als je dit als een modekwartier gaat presenteren. Dan kun je het niet hebben van dat handjevol Rotterdammers. Dat zijn er maar zeshonderdtwintigduizend. Daar kun je geen modekwartier op drijven. Er gaan ongelooflijk veel mensen naar de zeven straatjes in Amsterdam. Niet omdat daar grote bekende namen zitten want het is verschrikkelijk onduidelijk wat er zit. Maar de diversiteit van het aanbod, de sfeer... het stelt inhoudelijk helemaal niets voor. Toch gaan mensen van heinde en ver, naar de zeven straatjes. D: Dat hebben een aantal van ons meegemaakt. Als je naar het Modekwartier in Arnhem gaat dan is er op heel veel dagen te weinig. En als er wel, als wel alles open is. Dan is het toch ook gewoon anderhalf straatje en een paardekop zal ik maar zeggen. En als je dat zo heel erg affichieert en je komt een keer... dan praat je het ook op die manier door. M: Maar een ding. Wat er nu is. Die winkelstraten die we nu hebben. Dat is niet niks hoor. D: Je moet het wel naar buiten brengen, buiten Rotterdam. Als het echt... D: Continueren. Als je wilt dat ondemers verder kunnen dan een jaar en een paar maanden dan is dat essentieel. Uiteindelijk moet het straatbeeld er zo uitzien dat mensen van heinde en ver komen. Daarvoor moet voldoende massa zijn om dat te doen. D; Dat was in Arnhem niet. En dan werkt dat tegen je. D; Daar heb ik eenvulling op. Wij hebben een veel gunstiger uitgangspositie. Klarendal is twintig minuten lopen van Centraal Station en als je daar naartoe loopt dan loop je nergens naartoe. He leuke is, het is hier twee minuten lopen vanaf het Centraal Station. En als je hier geweest bent dan kun je naar een andere plek. De locatie is extreem gunstig. Ook door de nieuwe ontwikkeling rond het Centraal Station. He ligt verschrikkelijk leuk in de stad. En er zijn alternatieven. Als je hier klaar bent zijn er nog andere leuke plekken in de stad. Ik moet zeggen ik schrok ook erg van Klarendal. Het lag zo ver weg van andere dingen. Antwerpen, het modekwartier, loop je die straat uit, dan kun je nog even naar het centrum. D: Ik denk zelf. Hoe het Oude Westen er nu voor staat en waar het vandaan kwam. Diversiteit.Op het gebied van eten. Dat zouden wij eigenlijk ook willen. Dat op de Kruiskade meer terrasjes komen. Dat we daar heengaan. Dat bezoekers verleidt worden. En hier een biertje. Daar een thee. Dat is nog niet gewoon op de West kruiskade. Wel op de Binnenweg. Dat is een ambitie Het tweede is als je ergens een hotelletje wil kun je dat hier vinden. ik denk dat mode hierop aanvullend kan zijn. Als je geinteresseerd bent in mode... dan kun je ook nog terecht in het Oude Westen. Als je voor mode komt... Je kan hier ook nog lekker eten. D: Je zou het geen modekwartier noemen. D: ik ben er nog niet uit. Ik denk wel dat het bekend moet zijn dat hier heel vele mode is. Maar het moet ook bekend zijn dat hier allemaal exotische winkels zijn of dat je leuk kunt eten. We hebben meer noten op onze zang. Volgens mij is de wijk in zijn diversiteit veel krachtiger als je maar wel als allemaal individuen op het gebied van mode daarin mee kan gaan. Het Oude Westen denk niet alleen aan eettentjes enzovoort denk ook aan mode. In die geheimzinnigheid... Een hoop dingen te vinden zijn. D: Branding op alles is echt lastig. D: Nou.. Calorieen en Cultuur Of Cultuur en Frituur. DD: hahaha D: Ik ben er nog niet uit. Het is wel erg lastig om het Oude Westen in een keer een modekwartier te noemen. Dat is wel een grote sprong. D: Ik vind het wel leuk. Hoeveel mensen er willen aansluiten. Stuk of 60 - 70 willen Aan de Keukentafel. D: 100 D: Kan het niet zo zijn dat mensen die in mode. We hadden het net over netwerken en samenwerken. Dat die mensen die toevallig in mode zitten denken: Oude Westen modekwartier dat houden wij er gewoon in. En als de mensen die in de horeca zitten zeggen: Oude Westen lekker culinair eten. Waarom zou je dat moeten sturen? D: Mag Jan Rotmans iets zeggen? En Erik Braun? M: Die horen helemaal in het discours. Natuurlijk, die moeten erbij. En vergeet het slapen niet want dat is ook zo'n punt. Als je hebt over een modekwartier. Een van de aardigste initiatieven in Nederland heet vrienden op de fiets. Echt heel erg leuk. Je kunt namelijk voor de somma van twintig euro per persoon overal in Nederlands slapen. En je zit dan bij iemand ook aan de keukentafel. Je bent ook lid voor een habbekrats, En als je in het Oude Westen verschillende slaapadressjes ontwikkeld. En dat kan. Want je praat erover. Mensen komen op dat idee. En dan zijn er ineens overal zolderkamertjes en misschien een souterain waar je gewoon lekker kan slapen. En wat bijna niets kost. En dat heeft een aantrekkingskracht. D: Dat gaat moelijk in het Oude Westen. Vriende op de Fiets is meestal bij mensen thuis die een kamertje over hebben en dat heb je niet zo snel in het Oude Westen.
!
14!
63 D: We hebben hier grote en kleine huizen. Dat is het leuke aan het Oude Westen. D: Je hoeft geen vila te hebben om mensen te laten slapen. Dat is het leuke aan deze wijk. ik bedoel. Ik merk het gewoon aan al die culturen. ieder doet het op een andere manier. Daar hoef je geen vila voor te hebben. D: coachsurfen AirBB D: Die verbinding met andere zaken dan mode. Ook met slapen. D: Dat je een aantal dingen inzet. Maar dan vervolgens ook zelf door laat groeien. D: mogelijk maken D: Uitdagen. Want dat vind ik wel. Want als je alleen maar bottum up doet. Dan blijft het een beetje dat. Door te prikkelen, van bovenaf, door een aansluting aan het stedelijke ontwerpers. Tijdelijk mensen uitnodigen om hier in gesprek te gaan met wat hier gebeurt. Met elkaar dingen te doen. D: Ik denk je begint kleinschaliger. City safari's en dat groeit uit. Een goed festival zoals de Wereld van de Witte de Wit. Drie vier jaar. Moet het misschien de Wereld van het Oude Westen heten. En dan kun je heel goed, van alles dat er is. Van eten tot en met mode van goede boekwinkels kun je dan gaan profileren. Dat doe je eerst voor jezelf, de bewoners. Van de stad zelf. Dat krijgt op een gegeven moment een sfeer. Dat wordt groter dan komen mensen uit de regio. Van verre. Het filmfestival van Rotterdam begon ook met een handjevol mensen vanuit de buurt. Tuurlijk moet het gewoon groeien. Maar we moeten uitgaan van een zekere kwaliteit. En dan bedoel ik vooral diversiteit. Van de mensen die dingen willen maken, amateurs tot en met excentrieke kunstenaars. M: En die mogen overal uit de stad komen. Op het moment dat het modekwartier, geen modekwartier heet, maar er wel ergens een expositieplek. Of er zijn manifestaties. Waar ook ontwerpers uit Rotterdam Zuid of uit het Noorden iets kunnen laten zien. Dan wordt het iets van de hele stad. Je krijgt altijd een soort trek. D: Ik herinner mij nog heel goed de eerste Swan market. Twee maanden geleden de Lood helemaal vol D: Gaan naar het Zwaanshals zelf. Die hebben de aansluiting met de stad niet. D: Maar ook niet goed uit de wijk Iets te veel inzet. Te hard gepushed. Waardoor het niet helemaal natuurlijk is. Je moet kijken wat het wordt en dat onderstuenen. Je moet rust hebben. D: Wat er in het Matheneserkwartier is gebeurd. In het begin toen al die panden waren opgeknapt. Had je al die mensen die konden een goedkope boekhandel beginnen of iets anders. En even later kwam de corporatie huurverhoging vragen. Want het moest uiteindelijk wel commerciel. Dus hoe doe je iets. En hoe houdt je het lang vol. D: Ja dat je een mix hebt van plekken waar je laagdrempelig kan beginnen. En andere plekken, met goede panden waar je meer voor kan vragen. En waar je wacht op de juiste persoon. Mix van verschillende mogelijkheden. D: Nu zijn ze twee dagen met tienduizenden bezoekers in de Loods. Dat is wel de kracht van de ondernemers die dat publiek hebben weten te krijgen. D: Is dat niet hetzelfde als de Mode Marche. D: En tegelijkertijd aanhaken op een algemene tendens naar meer handgemaakte spullen. D; Het is een soort dolle dwaze dagen. D: Allemaal mode gerelateerd. Kan ook assocaires. Je kan met je oude samples er gaan staan. Soms tik ik eenpak in elkaar. Een jumpsuit en een raar stofje om dat even te testen. En anders ligt dat er maar. Dan heb je soms iets hangen van 200 euro of iets van 20 of 25 euro. De een die heeft wat meer budget en die moet die jas hebben. En een ander heeft wat minder budget en die heeft zoiets van: wow een paarse gouden jumpsuit voor 25 euro.... zonder knopen. D: Wat ik daarin heel erg hoor is die mix. Niet alleen excusief duur. Of alleen goedkoop maar die mix. Voor mij heeft het Oude Westen dat al. In de straten qua beeld. In mijn ogen is de Nieuwe Binnenweg al veel exclusiever. En is het hier juist spannender veel onverwachtser wat je hier gaat tegenkomen. Als je kijkt naar het publiek kan je niet verwachten dat hele exclusieve dingen in grote hoeveelheden verkocht gaan worden. D: Nee dat klopt niet helemaal. Zal ik je vertellen wie er allemaal bij mij in de winkel komt. Bijvoorbeeld de scenarioschrijver van ... een miljardair die woont in Spanje. Er komt van alles deze kant op. D: Dus ook zie je een mogelijheid om exclusievere ... D:
!
15!
64 Tuurlijk. Zeker weten. D: We moeten wel onderscheidt maken tussen een evenement als de Swanmarket en een wijk. D: En toch weet je het niet. D: Je hebt vaak die evemenenten nodig om die wijk even een extra setje te geven. M: In een wijk heb je een plek nodig waar je regelmatig programmeert. Dat heb je nodig. Dat hoeft niet eens zo groot te zijn. Als je een ruimte hebt van 500 vierkante metere. Er wordt gemaakt en er wordt ontworpen. Misschien wordt er zelfs gewoond. Een soort plek hebt. Die oude drukkerij. Maasstad. Als dat een beetje opengewerkt wordt heb je daar een juweel van een ruimte. Waar je mensen kan laten werken. Exposeren. Misschien zelfs wonen. Het zit al aan een pleintje. Nou zo'n pleintje is ook al interessant om dingen te laten plaatsvinden. Dat is een beetje belsoten. Dus kansen genoeg daar in het Oude Westen. D: Dan heb je dus kans dat mensen kunnen blijven. En wat ik wilde zeggen. Dat je nooit van te voren weet hoe iets gaat lopen. Dit is zogenaamd een evemement; een Swanmarket. Maar laten we het evement hebben: de dag van de romantische muziek. Zevententwintig jaar kwamen daar misschien honderd mensen op af. Nu meer dan vijfenveertigduizend mensen. Ik bedoel daarmee te zeggen: Je weet het niet. Van te voren zeg maar. Hoe iets gaat lopen. Daar moeten we samen uit zien te komen. En ik denk als we het samen doen. Dat het blijvend is. Dat je er dan wel wat aan hebt. D: De continiteit is heel belangrijk. M: We zijn klaar. De micro eeuw is om. D: Maar stel nou dat iemand een nabrander heeft? DD: hahaha kom maar. D: Kunnen we iets leren van de music mile. Alle muziek instellingen die we hadden dat die een cirkel konden vormen met ondernemers in de muziek Want daar zijn ook heel veel toeleveranciers op mogelijk. En daar had je ook instrumenten werkbouw plaatsen. Vanalles en nog wat. Door de hele Gouverne straat heen. Een cirkel langs de doelen. Iedereen zag dat voor zich. Dat werd steeds kleiner want de podia werden kleiner. Maar er was wel een heftig geloof in. Wat leren we daar nu eigenlijk van? Jij zei in begin zo fijn dat politici en beleidsmakers er zich niet te veel mee moeten bemoeien. D: Die bemoeiden zich er in zo verre mee dat Lantaren Venster weg ging. Dat Watt wegging en dat Odeon gesloten werd. Dus dat was eigenlijk toch wel de doodsteek van het hele Music Mile idee. D: Persoonlijk heb ik zelf wel zoiets. Ik heb zoiets, als het geen modekwartier wordt vind ik het al geslaagd. Omdat ik al merk dat we weer mensen aan elkaar voorstellen. Er gaan mensen samenwerken. Los van of het nou een modekwartier wordt. Er gaan dingen gebeuren. En dat merk je. Mensen gaan al samenwerken. Er gebeuren allerlei dingen. Of het nou een modekwartier wordt of niet. Dus in die zin is dat niet het succes voor mij. M: Nou ik vind ook wel dat er iets bij hoort. Ik vind de modesector en de muzieksector in zoverre heel erg van elkaar verschillen. Vergis je niet in de overlevingskracht van de winkelier. Winkeliers hebben een enorme overlevingskracht. Economisch gezien. Dat boek dat onlangs verschenen is over de Nieuwe Binnenweg. Dat staat vol met voorbeelden van overlevingskracht. Je hebt de makers dat zijn ondernemers, je hebt de ontwerpers dat zijn ondernemers, als je het dan hebt over een kritsiche massa. Nou dat is echt wat hoor. Economisch stelt dat wat voor. Als je het hebt over de muziek sector dan is vooral dat maatschappelijk middenveld een soort motortje. Denk aan de orkesten. Denk aan de conservatoria. Dat is toch een ander type van overlevers dan waar we het nu over hebben. Ik heb toch een soort optimisme. Dat als je de winkeliers goed met elkaar laat werken, de makers en de ontwerpers. Dat daar een veel grotere kracht uit vrijkomt. Die ook continuiteit waarborgt dan wanneer je dat zomaar even doet in de muzieksector. D: En het was ook vrij krap. En wat ik hier eigenlijk allemaal hoor. Dat we niet teveel moeten invullen. Dat het wordt wat het moet worden. D: Wat wel helpt. Gelukkig hebben we in het Oude Westen ook ruimtes. We hebben ook pakhuizen. Mooie deuren erin gemaakt. Riolering enzovoort. Binnen know time. Iets moois van gemaakt. En hoort zegt het voort. We hebben veel meer mooie ruimtes in het Oude Westen. Als je dus wilt dat mode hier gaat gedijen. Dan kun je je netwerken aanspreken. Vraag mensen je buren te worden. Huur iets in het Oude Westen. Dat hoeft niet duur te zijn. In de Gouvernestraten zijn plekken voor driehonderd euro huur per maand.
!
16!
65 Uitgebreide weergave van het podiumgesprek Kopfkino 25 tussen Herman Hertzberger en Yoeri Pruys op 19 februari 2014. Plek: Kriterion Amsterdam. Door: Marieke Smit
Opmerking vooraf: de hieronder weergegeven tekst is een poging tot vrijwel letterlijke weergave van het gesprek. De tekst kan echter onjuistheden bevatten als woorden of zinnen minder goed te verstaan zijn geweest voor de notulist.
Introductie door Marina van der Bergen Welkom iedereen en in het bijzonder onze gasten Herman Hertzbergen en Joeri Pruys. Mijn naam is Marina van der Bergen. Ik ben van de website Archined. Een van de mede-initiators van het PruysBekaert programma. Vanavond zijn jullie getuige van een bijzondere aflevering van Kopfkino. Kopfkino is een concept dat ontwikkeld is door Designplatform Rotterdam. Geïnspireerd op het tv-programma Zomergasten. Kopfkino is nu voor het eerst in Amsterdam te zien. Deze Kopfkino gaat over architectuur. Wat ook bijzonder is, omdat Kopfkino vooralsnog ging over design. En deze Kopfkino vind plaats in het kader van het Pruys Bekaert programma. Dit programma is een initiatief van Designplatform Rotterdam en Archined. Dit programma is opgezet ter viering en stimulering van de architectuur- en design kritiek. We hebben meerdere programma onderdelen waaronder deze Kopfkino. We hebben een expert-meeting georganiseerd. Ook hebben we prijzen. Namelijk een prijs voor designkritiek, dit is de Simon Marie Pruysprijs. Deze wordt toegekend aan de beste designkritiek die de afgelopen twee jaar is gepubliceerd. En we hebben de Geert Bekaert prijs voor architectuurkritiek. Op 20 maart zullen in de Bali in Amsterdam de winnaars bekend worden gemaakt. En ik wil u hierbij van harte uitnodigen om daarbij aanwezig te zijn. Nu gaan we weer terug naar vanavond. Naar Herman Hertzbergen en Joeri Pruys.
applaus
JP: Daar zijn we dan! Zijn we goed te verstaan? Is dit een goed volume? Mooi zo. Ik zal dicht bij de microfoon praten, dat helpt altijd wel een beetje.
Meneer Hertzbergen. Heel fijn dat u hier aanwezig bent en dat ik u mag interviewen in het kader van Kopfkino. U heeft waarschijnlijk niet veel introductie nodig. De meeste aanwezigen kennen u, neem ik aan.
!
1!
66
U bent, kort gezegd, architect. U heeft onder andere het kantoor van Centraal Beheer in Apeldoorn ontworpen. Het ministerie van Sociale Zaken in Den Haag. Een heleboel scholen, dertig stuks, als ik mij niet vergis. En u bent ook schrijver. U heeft veel over architectuur geschreven. Ondermeer over architectuur voor het onderwijs.
Vanavond hebben wij het vooral over schrijven en architectuur. Dat is het thema van de avond. Kopfkino is geinspireerd op het Zomeravonden concept. We laten vanavond videoclipjes zien op het grote bioscoopscherm. Daar gaan wij over praten. Op één na, heeft u alle videoclipjes zelf uitgezocht. En ik heb er zelf ook een uitgezocht, eigenwijs als ik ben, om discussie met u op gang te brengen.
Laten wij met het eerste videofragment beginnen. Dat is een fragment uit het televisieprogramma ‚De Wereld Draait Door’. Dit fragment is van 20 januari, als ik mij niet vergis.
Fragment: presentator Matthijs van Nieuwkerk (MvN): Ja… vorige week verscheen dit zeer geprezen boek. Een uitstapje naar …. Ondertitel: Waarom schrijvers drinken. En dan in dit boek vooral de grote Amerikaanse schrijvers. Veel van de literaire reuzen van de vorige eeuw waren namelijk alcoholist. Hemingway (…) Waarom schrijvers drinken. Conny Palmen (CP) las het boek. CP: Ja
MvN: Wat vind je van het boek?
CP: Geweldig.
MvN: Waarom is dit zo’n goed boek?
CP: Nou in de allereerste plaats omdat deze vrouw (…). En ze heeft een reis gemaakt door Amerika. En alle plekken die belangrijk waren voor deze diverse gehavende mannen die desondanks een geweldig talent hadden en ze prijst dat talent. Ze trekt je mee in hun oeuvre en ze legt uit waarom het werk zo goed is.
!
2!
67 Maar vooral het is heel meedogend, het is begripvol, het is intelligent het is diepgravend. En omdat ze zo goed kan schrijven (…) Je ruikt New Orleans, je hoort New Orleans. Je hoort het geroezemoes op straat. De Jazz die uit de clubs komt. Kijk je kunt niet schrijven met drank. Je kunt niet dronken schrijven. Dat is onmogelijk. Alles dat ik ooit ’s nachts nadat ik gedronken heb opgeschreven heb in een notitieboekje scheur ik eruit. Dat is onzin, dat is gebral, het is pure zelfoverschatting. Dus werken met drank gaat niet. Maar het drinken nadat je gewerkt hebt is verrukkelijk. Je maakt jezelf natuurlijk heel veel wijs. Dat doen alle verslaafde mensen. Je denkt nou dit is de enige manier om te kunnen ontspannen is nu een glas. Het is een beloning. Het is echt een beloning. En dat was na de dood van Hans ook. Het was ook een beloning voor een dag rouw. Je denkt: even niet, even niet rouwen maar even mezelf belonen dat ik die dag ben doorgekomen.
Paul de Leeuw (PdL): (…) Als je dus naar de dokter gaat voor je onderzoek. Dat doe ik een keer in de zoveel maanden. Dan vraagt de dokter: Wat drinkt u. En dan durf je eigenlijk niet te zeggen wat je drinkt. En dan. Om je heen zie je ook dat heel veel mensen tegenwoordig die drinken groene thee. En dat zit ik inmiddels aan mijn derde of vierde glas wijn. Zit dus iemand nog steeds met dat glas groene thee. Enorm genieten. Dank denk je: ik ben gewoon de enige in het café die echt zuipt. En alle anderen zijn heel erg bewust met hun lichaam bezig. En dan bestel ik toch een vijfde glas.
CP: Ja, natuurlijk.
MvN: In dit boek komt natuurlijk ook aan de orde. De fysieke aftakeling. Als je drinkt dan krijg je kwalen en van kwalen tot erger. Is dat ook een reden dat je dacht: ik merk aan mezelf.Ik ben moe ik kan de trap niet meer op. Weet ik veel wat. Ik moet stoppen. Of ging het niet zo?
CP: Ja ik verdraag het vrij goed. Ik ben ook zo iemand die regelmatig mijn lever laat testen. En die is zo goed. Daar hoef ik het niet voor te doen. Ik ben een naar iemand. En ik vind het eigenlijk helemaal niet erg om een naar iemand te zijn. Maar wel nuchter. Dan komt het aan.
MvN: Wanneer was je zo dronken. Wat was het dieptepunt, het all time low. Dat je zegt: Ik ga jullie nu iets vertellen dat geloof je niet.
!
3!
68 CP: Nee. Daar is de schaamte te groot voor.
MvN: Ja, echt waar?
CP: Ik heb wel in het logboek geschreven. Dat was op de begrafenis van Willem Breuker. Toen had ik teveel gedronken. (…) Er zijn heel veel van die situaties die beschamend zijn. Decorumverlies is ook zoveel zeggend. Want eigenlijk wil je als schrijver, omdat je juist zoveel binnenblijft. En dat ook prettig vind. Kan decorum je ook niet zo veel schelen. En je bent als schrijver. Ben je er juist op uit om bij anderen, dat wat hun versiersel of hun tooi. Om dat er een beetje af te krabben. Daar doorheen te prikken. Daar maak je je boeken van. Van dat kijken door decorum. Het versiersel er een beetje van afhalen. Kijken wat dan overblijft van iemand. Als schrijver ben je bezig met ontdekken. Met blootleggen. Het decorum is iets wat je niet zoveel kan schelen. Wat wel interessant is, wat je het liefst weghaalt.
JP: Het licht mag weer aan!
HH: Het is niet waar dat ik al die fragmenten heb uitgezocht. Maar deze heb ik wel uitgezocht. Niet zozeer in verband met die drankkwestie maar om het allerlaatste stukje: het woord decorum. En het feit dat zij zegt dat ze als schrijver bezig is om dingen bloot te leggen. Kijk. Daar gaat het mij om. Er zijn natuurlijk een paar woorden die verder natuurlijk van belang zijn in dit hele verhaal. Onder andere het woord ‚verslaving’. Maar vooral het woord ‚decorum’.
Toen ik dit stukje zag. Die enkele keer dat ik naar ‚De Wereld draait Door’ kijk, toen kreeg eigenlijk een beetje een schok. Ik dacht: waar zijn wij als architecten mee bezig. Zijn wij ook bezig met dingen bloot te leggen. Zijn wij bezig met noodzakelijke dingen. Of zijn wij bezig met de franje eromheen. En toen kreeg ik toch een soort van akelig gevoel.
JP: Heeft u het gevoel dat in architectuur tegenwoordig decorum te belangrijk is?
HH: Nou niet alleen tegenwoordig. Maar ik het het gevoel dat… Ik kreeg eigenlijk bij dit stukje, by the way…
!
4!
69 Het moet opvallen hoe deze Conny Palmen haar woorden kiest. Elk woord klopt. Elk woord is noodzakelijk. Er zit geen franje omheen. Zij is daar… haar hele houding, alles… Is dit nou het voorbeeld van een mooie vrouw. Ze wordt mooi op het moment dat ze eigenlijk al die noodzakelijke woorden uitspreekt.
En ik kreeg op dat moment een schok. Ik dacht: ja, waar zijn wij nou eigenlijk mee bezig.
JP: Vindt u het belangrijk dat architectuur mooi is?
HH: Kijk, ik… Ja…Ik vind het ook wel… Ik ben niet voor lelijke architectuur. Maar je moet je realiseren dat toch ergens iets met ‚hedonisme’ te maken heeft. Eigenlijk is de hele architectuur van, niet alleen van vandaag, maar dat is het altijd geweest, het heeft ongelooflijk veel met ‚hedonisme’ en als ik dat zo mag uitdrukken: ‚te hoge verwachtingen’ te maken. Het heeft allemaal te maken met te hoge verwachtingen. En daardoor de noodzakelijke dingen vergeten: ‚the basic’.
Ik heb jarenlang rondgelopen met de woordkeuze van de dagelijkse dingen. Maar het is niet zozeer de dagelijkse dingen wat noodzakelijk is. Kijk naar het Stedelijk Museum. Prachtig gebouw. Schitterende badkuip. Het had voor mij ook een toiletpot mogen zijn. Maar goed. Het is gewoon een prachtig gebouw. En je komt binnen, in de hal. Allemaal schitterend. En dan ga je met je kaartje door zo’n apparaat heen. En dan moet je proberen in dat museum te komen. Dan komt er een trapje met een trede van 22,5 cm hoog. En dan is het over voor mij. Dan is het gebeurt. Als je dus ziet, in de verte, in die prachtige zaal… daar zie je spannende dingen. Daar wil je eigenlijk zonder dat je je druk maakt over de trap laat staan…dat je kunt vallen, wil je daar naar boven komen.
Kijk je mag van mij nog zo’n mooie badkuip, of wat dan ook, maken. Maar het is toch van meer belang dat de noodzakelijke dingen. Zoals een trap naar boven. En daar…daar spreekt geen architect over.
[applaus in de zaal]
En daar gaat het om. En daar heb ik zelfs, in mijn eigen bureau… inmiddels natuurlijk niet meer mijn eigen bureau… Het is maar een bureau waar ik ook nog mag binnen komen…. heb ik daar ook een geweldige moeite mee. Ja, hou op. Een leuning… Ja, ik heb mijn hele leven besteed aan het beëindigen van trapleuningen op zodanige manier dat een blinde ook die trapleuning kan vinden. Het is helemaal niet belangrijk maar het is wel belangrijker dan alle opsmuk en andere dingen waar architecten mee bezig zijn.
!
5!
70
Architecten zijn toch, laten we het dan maar toegeven, ik heb er 81 jaar voor moeten worden. Die zijn toch allemaal bezig met dingen belangrijker te maken dan ze zijn. En vooral zichzelf belangrijker te maken dan ze zijn.
JP: Het is een ijdel beroep?
HH: Het is een ongelooflijk ijdel beroep. En als ik dan een schrijver zie, of hoor. Die dus eigenlijk zegt: ik wil dat decorum niet.
Er is niet in het videofragment naar voren gekomen hoe het woord ‚decorum’ in de discussie terecht kwam. Dat kwam binnen op een bepaalde manier. Dat zij teruggetrokken zat te werken enzo. Ik wil dingen blootleggen, dat is waar het in de kunst en in de architectuur om gaat. Dingen blootleggen. Dat wil zeggen dat je met de ogen die je hebt gekregen andere dingen kunt zien. Dan je met andere ogen kijkt.
En, op de een of andere manier. Ik ben de laatste om architectuur een kunst te noemen. Maar ik zou het wel graag willen. Ik zou graag willen dat je het kunst zou kunnen noemen. Ik zou graag kunstenaar willen zijn. Maar ik bedoel: verdient het die naam.
JP: Vind u van niet?
HH: Nee.
JP: Waarom niet?
HH: Dat probeer ik de hele tijd uit te leggen. Omdat architecten zich niet met de noodzakelijke dingen bezig houden. Het zijn twee dingen: de noodzakelijk dingen maken. Een zodanige trap dat je er niet van af valt. Mijn vrouw die loopt niet meer zo makkelijk als een twintig jarige. Ik trouwens ook niet. En je moet proberen naar beneden te komen. Nergens… er is niet aan gedacht. En, waarom is er niet aan gedacht? Omdat mensen het niet belangrijk vinden. Omdat mensen het belangrijker vinden om: WOW … EEN
!
6!
71 BADKUIP! Dat is wat architecten… en daar blijven ze voortdurend mee doorgaan.
Kijk in de Gotiek was het nog tenminste ter ere van God. Maar het is niet meer ter ere van een hoger doel. Mensen hebben ook helemaal geen hoger doel meer.
JP: Wat zou dat moeten zijn volgens u; dat hogere doel?
HH: Dat hogere doel zou moeten zijn: dat je de wereld probeert begaanbaar te maken en bewoonbaar te maken voor gewone mensen.
En als je kijkt in de krant en t.v. dan is de wereld een buitengewoon zielige boel. Maar op de een of andere manier moeten we toch de wereld een beetje leefbaar maken voor mensen. Een tandarts kan daar meer aan doen. Als je pijn aan je kiezen hebt. En die tandarts maakt dat je geen pijn meer hebt. Dat is pas echt een beroep. Je hebt pijn. En de pijn verdwijnt.
Maar een architect zou toch op de een of andere manier, je mag niet zeggen ‚mensen beter maken’. Hoewel taalkundig gezien dat klopt. Ik had een vader die was arts en die was ook altijd bezig met mensen beter maken. Beter in de zin van ‚ietsje beter dan ze waren’. Kijk het is natuurlijk een zielig beroep, maar ik zou zeggen: maak er wat van. Doe iets wat werkt; wat zin heeft. Iets noodzakelijks. En laat al dat decorum, al die toestanden, laat dat weg.
Ik ben buitengewoon onder de indruk van al die toestanden. Dat maakt het zo erg. Als ik die tijdschriften bekijk. Dan denk ik: hoe verzinnen ze het. Het is allemaal acrobatiek. Pure acrobatiek. En als ik die Epke Zonderland zie trainen. Dan denk ik: hoe krijgt hij het voor elkaar. En dan denk ik, nou ja… hij is zonder land, dus hij zal wel niet landen. Maar hij land dan toch… en dat staat hij op. Nou dat is acrobatiek. Daar heb ik best wel oog voor. Prachtig. Maar ik ben niet als acrobaat opgeleid.
JP: Ziet u architectuur als een vak?
HH: Nou kijk, dat is ook weer zoiets. Er wordt natuurlijk overal als gekken gebouwd. En die architecten die allemaal het gevoel dat zij kunstenaar zijn en dat zij belangrijks zijn Maar het is, laat ik zeggen: 99% van
!
7!
72 wat er gebouwd wordt is gewoon vierkante meters. Punt. En er is misschien 1% bij waarvan je zegt…dat is iets meer dan… Het is een rotvak. En nog moeilijk ook. En je raakt er volslagen aan verslaafd. En als je uiteindelijk een hele avond daar hard aan gewerkt hebt, dan heb ik best zin in een borrel.
[hard gelach in de zaal]
JP: Laten wij naar het volgende fragment gaan. Toen u dit fragment uitzocht vertelde u daarbij dat het u aan architecten deed denken.
HH: Dat zei ik helemaal niet, maar goed.
[hard gelach in de zaal]
Ik heb het wel uitgezocht, ja.
[2e fragment: verschillende fragmenten van allerlei honden met stok in de bek die daarmee door een deur of poortopening willen gaan. Wat in geen enkel geval lukt. Je hoort mensen op de achtergrond de hond aanmoedigen en plezier hebben. Wat is het geval: de honden houden de stok horizontaal. Waardoor de hond, inclusief stok, niet door de opening past.]
HH: Ik heb misschien wel gezegd dat het mij aan architecten doet denken maar eigenlijk… Het is een heel grappig filmpje… maar het is eigenlijk een diep tragisch filmpje. Het tragische is dat het mij niet alleen aan architecten doet denken maar dat het mij aan alle mensen doet denken. Dat het eigenlijk weergeeft. De menselijke conditie. Mensen weten heel veel van sterrenbeelden en van het heelal. We weten dat je massa kunt uitdrukken. Maar dat stelt natuurlijk niets voor. Wij hebben een heel beperkt palet. We kennen een paar kleuren. Daar kunnen we nuances tussen maken. Wat er allemaal verder is. Ja is… ik bedoel… Daar weten we niets van. We kennen een paar tonen. Het is allemaal geweldig beperkt. Ook dit is weer een soort van ijdelheid van de mens om te denken dat wij meer zijn.
Ik bedoel, ik geloof niet in God. Maar er zou best een God kunnen zijn. Dat weet ik verder niet. Ik ben geen overtuigd atheïst. In de zin van dat ik zou kunnen bewijzen dat er geen God is. Laat al die mensen die in God geloven. Laat die nou in God geloven. Wat maakt het nou allemaal uit. Dat je daar oorlogen
!
8!
73 over voert. Dat vind ik tragisch. Ik vind eigenlijk als ik dat zo zie, vind ik het een heel tragisch filmpje.
JP: Heeft u het gevoel dat andere architecten datzelfde besef hebben? Of hebben die, wat u al zei, de ijdelheid om te denken dat zij er meer van begrijpen?
HH: Nou, ik weet niet. Ik zei al: dat is een strikvraag. Want als ik zeg dat ik niet geloof dat er veel architecten zijn die dat ook zo geloven. Dan ben ik weer ijdel. Dus dat moet ik niet zeggen. Want ik wil niet ijdel zijn.
Te weinig architecten hebben dat besef, vind ik. Dat meen ik. Het is eigenlijk nog veel erger. Ik bedoel: het komt allemaal voort uit een te grote afstandelijkheid. Dat mensen niet een fatsoenlijke trapleuning maken. Heeft te maken met afstandelijkheid. Het is niet slecht bedoeld. Het is niet majestueus, of zo. Maar het is gewoon een te grote afstand.
Ten eerste stellen architecten zich altijd buiten hun gebouwen op. Het is een gebouw, een object wat je kunt creëren. En bedenken daar iets geweldigs mee. Of het moet gewrongen zijn, of iets anders zodat mensen zeggen: zo, zo…
JP: …indrukwekkend.
HH: Dat is indrukwekkend.
Die afstandelijkheid van… Ik wil het helemaal niet hebben over iemand die moeilijk de trap afloopt of…dat is zo basic, daar moet je helemaal niet over praten. Maar het feit dat je toch niet aangesloten bent. Dat doet mij denken aan piloten die de opdracht krijgen om bommen te gooien op een stad. Ze krijgen de coordinaten op. En daar vliegen ze dan boven. En dan laten ze de bommen uit het vliegtuig… dat is een kwestie van op de knop drukken… en dan komen ze beneden… zo’n hele stad aan puin. Duizenden doden. En dan komen ze op de basis terug. En dan krijgen ze de berichten te horen en dan… op dat moment worden ze krankzinnig als ze zich realiseren wat ze gedaan hebben. Dan zeg ik niet dat architecten bommengooiers waren… ze zijn misschien anarchistisch maar dat betekent nog niet dat ze dan met bommen gooien. Maar het ligt toch in die richting. Het ligt toch in die richting. Als een piloot die op een knop drukt, en dingen doet en zich niet realiseert waar die mee bezig is. Een architect realiseert zich niet waar die mee bezig is. Ik overdrijf het natuurlijk heh. Maar ik ben het er toch mee eens.
!
9!
74
JP: Denkt u dat het feit dat u schrijft dat u zich dit beter kunt realiseren dan andere architecten?
HH: Dat zou best zo kunnen zijn. Daar heb ik nooit bij stilgestaan. Maar als je schrijft dan ben je gedwongen, veel meer dan met architectuur, om je rekenschap te geven van wat je aan het doen bent. Dat is een van de redenen, laten we zeggen het meesterschap, van Aldo van Eijk. Dat hij eigenlijk een schrijver was. Ik denk dat iemand die probeert dingen te formuleren. Dat diegene zich beter rekenschap geeft van waar hij mee bezig is. Tenzij hij natuurlijk zomaar wat opschrijft. Maar dat is niet een schrijver. Een schrijver kun je iemand pas noemen wanneer hij echt goede dingen schrijft. Ik bedoel een schilder die geen goede schilderijen maakt is geen schilder. Dat is een kladschilder. Ik ga ervan uit dat in de kunst, dat wat er gebeurt goed moet zijn, anders is het geen kunst.
JP: Heeft het schrijven ook echt een rol in uw ontwerpproces? Als u begint met het ontwerpen van een gebouw? Is schrijven daar dan een onderdeel van?
HH: Nou. Ik begin niet met schrijven. Maar ik begin ook niet met de vorm. Je ziet dus architecten veel te snel naar vormpjes grijpen. Vormen worden dan ineens vormpjes. Ik denk dat je beter rekenschap moet geven van wat je aan het doen bent. En dat is dezelfde categorie… ik kan even niet het goede woord vinden… … schrijven. Dus ik denk dat het helpt, ja. En ik heb dus meteen na mijn afstuderen, ben ik gevraagd voor de ….[onverstaanbaar, het klinkt als de redactie van een blad] Ik kreeg een telefoontje van Aldo van Eijk. Daar heb je hem weer. Of ik in de redactie wilde komen. Ik ben daar voor de leeuwen gegooid. Als je in de redactie van een tijdschrift zit. Dan moet je schrijven. Ik heb mij peentjes gezweet. Want daar zat ik met een paar kritische mensen, die elk woord gewogen hebben wat ik gemaakt heb. Dus, ik heb denk ik daar ook een soort van kritisch vermogen… Ik, denk ook dat het belangrijkste, zowel in het schrijven als in architectuur is… Het zelf kunnen beoordelen wat je aan het doen bent. Wat niet goed is….
JP: Hoe doet u dat dan?
HH: Nou ik bedoel, lees de mensen die je werk kennen. En die vinden het vaak heel aardig wat je gemaakt
!
10!
75 heb. Het is ook natuurlijk een kwestie, psychologisch… dat je denkt van … Ja, ik wil toch een zekere rust hebben… ik wil aan dat gebouw beginnen… dus laat ik maar denken het is heel goed wat ik gedaan heb. Ze noemen dat gauw perfectionisme. Het heeft met perfectionisme niks te maken. Gewoon het bewust zijn van dat wat je gedaan hebt, wat je aan het doen bent, niet goed genoeg is. Het is veel beter, in het creatieve proces is het weten dat het nog niet klopt wat je doet, is veel belangrijker dan het idee van: nou is toch wel aardig wat ik gedaan heb. Het gaat allemaal veel te vlug. En ik moet zeggen, als ik mijn vroege schrijfsels uit de tijd van Forum enzo, overlees. Dan denk ik… Ik durf niet te zeggen hoe lang ik op zo’n stuk zat. Op een zo’n A4’tje. Daar nam ik blijkbaar de tijd voor. Wat zouden ze er van vinden, enzovoort. Maar als ik die schrijfsels nu zie, dan denk ik, nou…het is toch denken. Formuleren en denken gaan hand in hand.
JP: Bent u nu ook aan het schrijven?
HH: Ik ben aan het schrijven. En ik schrijf steeds meer omdat ik. Dan zit je makkelijk. Met een lamp en blad papier voor je… Ik zou het iedereen willen aanbevelen. Probeer nou eens op te schrijven wat je nou eigenlijk aan het doen bent en waarom je dat aan het doen bent. Ik denk dat het heel belangrijk is. En ik denk nogmaals dat de kracht van Aldo van Eijck was dat hij buitengewoon talig was. Buitengewoon goed is met formuleren. Het was ook zijn ongeluk. Want in feite was hij beter in zijn woorden dan in zijn gebouwen. En op een bepaald moment had hij die teksten ook nodig om zijn gebouwen te verklaren. En doordat de tekst zo perfect in elkaar zat, maakte je al gauw de fout dat het gebouw ook zo perfect in elkaar zat. Omdat hij het zo prachtig beschreven had. Waarmee ik niet wil zeggen dat de gebouwen niet goed waren, maar dat die taal daar enorm bij hielp. En toch is dat politiek in de zin van dag het ging over waar het werkelijk over moet gaan. Dat het je afhoudt van vormpjes, van aanstellerij, van mooimakerij, oogstrelend… En onze hele complimentenmaatchappij vraagt natuurlijk om oogstrelend… en overdrijving in alles wat wij doen. Ik bedoel wij hebben helemaal geen opdrachtgevers meer. Al die opdrachtgevers willen goedkoop… identiteit… uitstraling en dat soort dingen. Je komt niet meer aan het maken van een goede trap toe. Eentje waar je niet met je mouw aan blijft hangen.
JP: Dat overstatement. Daar zitten volgens mij twee kanten aan. Dat wat u zegt is wel waar. Nu moet je veel sterker formuleren dan vroeger. Er werd vroeger veel steviger gediscussieerd over dit soort onderwerpen. Het schrijven van een manifest bijvoorbeeld is niet waar een architect zo snel aan zou beginnen, tegenwoordig. Terwijl dat in de jaren ’50 ’60 ’70 veel vaker voorkwam.
!
11!
76 HH: Ik denk dat dat een waar woord is. Ik denk dat iedere architect misschien al bij zijn afstuderen aangemoedigd zou moeten worden om een manifest te schrijven. Beschrijven wat hij eigenlijk bedoelt en waar het over gaat wat hij bedoelt. En dat hij anders dat vak niet waardig is. Bij een manifest denken wij al gauw aan een opruiend iets. Revolutie. In die zin zie ik het manifest niet. Maar wel in de zin van manifest maken. Waar het je nou eigenlijk om gaat. En zijn er een heleboel mensen waarbij het helemaal nergens over gaat.
JP: Leest u wel eens werk van hedendaagse architecten?
HH: Nou. Ja. Hele goede vraag. Ik probeer het wel. Daar zie je dat mensen worden ontmaskert. Afgezien van het algemeen nog al zwakke taalgebruik. En met zwak taalgebruik bedoel ik niet dat ze geen d en t kunnen schrijven. Want daar heb ik ook nog altijd moeite mee. Maar, ik bedoel ook niet qua stijl. Er zijn mensen die stilistisch best wel zinnen voor elkaar kunnen krijgen. Maar als je de pretentie van kunst hebt, mag je nooit iets doen wat al gedaan is. Want kunst is per definitie iets anders. Misschien niet iets nieuws. Iets anders dan wat er was. Per definitie. Kunst moet gewoon veranderen, vernieuwen. Het kan best zijn dat er iets terugkomt wat er eeuwen al op een andere manier was, en ook moet je in je taal… is vrijwel alles cliche, behalve… je mag geen [onverstaanbaar].
Ik herinner me… dan ga ik uitweiden… dat we met vakantie waren en dat wij ergens in een restaurant zaten. De ondergang van de zon, een glas witte wijn op tafel. Ik was een beetje aan het staren in het glas wijn. En mijn vader zei: denk erom jongen dat je niet iets banaals gaat zeggen.
[luid gelach in de zaal]
Ik had dus niet mogen zeggen, het kwam ook niet in mij op… dat de zon nu in dat glas was. Mijn vader was daar heel gevoelig voor. Die vond het al gauw banaal. En dat is wat ik bedoel. Alles wat al gezegd is. Om het maar niet te hebben over de dingen die al tien keer of honderd keer gezegd zijn. Die zijn gezegd. Ik vind het niet verkeerd dat architecten huizen bouwen, en gebouwen bouwen waar bepaalde formules goed blijken te vallen, weer opnieuw maakt. Laat iedereen dat doen. Maar kunst is het niet. Gewoon architectuur, gewoon bouwen. Een keer een goed balkon gebouwd. Laten we het er allemaal goed naar kijken, en allemaal het zelfde doen, liever hetzelfde soort goede balkon maken. Maar hang niet de kunstenaar uit.
!
12!
77 JP: Structuralisme; daar wordt u vaak mee aan verbonden. Aan dat woord. Voelt u dat zelf ook zo? Vind u zelf dat u een structuralist bent?
HH: Ja, dat kan ik wel zeggen. Hoewel mensen altijd het begrip ‚structuralisme’ verkeerd verstaan. Ik heb misschien wel een half uur nodig om het begrip ‚structuralisme’ op een goede manier uit te leggen. Maar, het is zo dat structuralisme in de eerste plaats niets met structuur te maken heeft. Eigenlijk ook heel weinig met structuren. Structuralisme heeft natuurlijk te maken met het feit dat er bepaalde grondwaarheden zijn die inherent zijn aan de mens. We hebben allemaal een bepaalde soort hersenen. Het is een feit dat die kanaaltjes allemaal een beetje afwijken. Maar in principe zijn onze hersenen vrijwel allemaal, op dezelfde manier min of meer. Bij de een is de ene kwab iet groter, bij de ander is er iets meer kanaaltjes. Bij de ander is er iets meer…. Maar in principe hebben we dezelfde hersenen. Dus, ja… we doen allemaal hetzelfde. We worden verliefd. We eten allemaal. En er is natuurlijk een bepaalde grond die gelijk is. En als je dat doortrekt, dan zeg je, ja eigenlijk moet alles…
bouwstijlen doen hetzelfde… op een andere manier. Doen hetzelfde, op een andere manier. Dus structuralisme is natuurlijk dat je probeert ook je bewust te zijn van ‚wat er niet verandert’ . En dat je daardoor ook bewust bent van wat er wel kan veranderen. Dat het eigenlijk steeds gaat om een andere interpretatie van iets dat hetzelfde is. Heel triviaal voorbeeld is dat mensen. Je hebt korte mensen, kleine mensen, dikke mensen… Maar in principe hebben we allemaal een hoofd, we hebben allemaal armen. Behalve die enkelen die de armen mist. Maar goed, in principe hebben we allemaal twee armen. Vijf vingers. Het zit allemaal zo in elkaar. En je kunt mensen op honderdduizendbiljoen manieren aankleden. Dat is natuurlijk in elke cultuur anders. En als je naar een feest gaat dan kleed je je anders aan dan wanneer je sport gaat beoefenen. Maar het is altijd hetzelfde lichaam. Het is een beetje een triviaal voorbeeld.
Ik zal het niet durven opschrijven… maar in feite is het dat het steeds gaat om dat je een niveauverschil hebt. En dat je daar toch een soort van trap voor moet hebben om boven te komen. Je kunt een keer een helling bewerken. [onverstaanbaar red.] En een lift kun je natuurlijk maken. Maar dan heb je het wel gehad. In principe is het grondidee dat je het niveau moet verheffen. Dat is wat ik noem het begaanbaar maken van [de wereld red.]. [onverstaanbaar red.].
Het is heel erg constant. Dus structuralisme is voor mij het onderscheidt tussen een constante en de interpretatie ervan.
!
13!
78 JP: Het is oorspronkelijk een taalkundig concept. Volgens de grondlegger van dit concept gaat het om de wisselwerking tussen ‚taal’ en hoe het gebruikt wordt in de praktijk.
HH: Ja… Dat is eigenlijk hetzelfde. De taal hebben we allemaal gemeenschappelijk. Maar we gebruiken de taal allemaal op een andere manier. We hebben hetzelfde lichaam maar we doen allemaal een andere jurk aan. En dat is natuurlijk een heel interessante ontdekking. Als je dat weet. En de architectuur geeft het de mogelijkheid om het collectieve. Dus datgene wat we allemaal met elkaar over eens zijn en het individuele. De wijze waarop we dat allemaal individueel, dat collectieve, interpreteren. Dat van het idee van de taal vandaan. Het komt vrij dicht bij elkaar.
JP: En hoeverre hebben gebruikers van uw gebouw, of bewoners, invloed op uw architectuur?
HH: Nou, ik heb hier geen foto’s ervan. Want het gaat bij Kopfkino niet om je eigen films en je eigen foto’s. Maar dat is natuurlijk helemaal een teer punt. Er is geen architect te vinden dit het leuk vind dat zijn of haar architectuur volgehangen wordt met kitch. Behalve een. Dat ben ik. Maar dan moet je zorgen dat je architectuur zo maakt dat het door de kitch beter wordt. En niet slechter. En dan krijg je weer het verhaal tussen structuur en invulling. Niet alleen moet het het kunnen hebben. Het moet er niet alleen tegen kunnen. Maar het moet er rijker van worden.
En alle architecten die zien dus het gebruik van hun scheppingen als misbruik. En hebben het gevoel dat daardoor aan afgedaan wordt.
JP: En dat heeft u niet; dat gevoel?
HH: Nee. Ik heb het natuurlijk ook ergens. Maar ik heb het niet… laten we zeggen… dan moet het wel heel gek worden. Ik bedoel… Weet je wanneer ik het heb? Als mensen proberen mijn architectuur na te doen. Als ik dus een bepaalde kleurcombinatie heb gemaakt … en mensen zeggen: ik heb pas een stoel gekocht en die past precies bij wat jij gedaan hebt.
!
14!
79 Ik ben pas gelukkig wanneer mensen zich fijn voelen om hun eigen ding te doen.
JP: U heeft uw gebouwen laten fotograferen door…. Daar staan vaak mensen op en u heeft wel eens gezegd. Dat foto’s van architectuur, daar staan in het algemeen geen mensen op.
HH: Ja, tegenwoordig wel. Want met Photoshop weten ze er allemaal poppetjes in te zetten. Dus tegenwoordig is dat idee een beetje achterhaald. Want architecten willen vandaag de dag in de smaak vallen bij hun opdrachtgevers. En die beginnen daardoor een beetje in die richting te denken. Van: die opdrachtgevers, die willen zichzelf en hun kinderen en hun mensen in dat gebouw zien. Dus [onverstaanbaar red.] zetten ze er flink wat mensen in.
Maar, laten we zeggen, mijn relatie met [onverstaanbaar red. de fotograaf neem ik aan. red.]. Ik kan niet zeggen dat hij veel van mij geleerd heeft, al heb ik wel de indruk. Maar ik heb dus buitengewoon veel van hem geleerd. De vriendschap van hem en mij was van een een bijzondere soort. Niet dat wij elkaar voortdurend op de schouders klopten… Maar er was een soort van diepte-vriendschap tussen ons. Dat we elkaar, niet nodig hadden. Maar toch: hij is een van de mensen die mij de ogen geopend heeft. Wil je dat je ogen open staan dan heb je toch een aantal mensen nodig die jou de ogen openen. Aldo van Eijck is daar een van geweest. Mijn vader is er in feite ook een van geweest. En ik kan een heleboel namen noemen. Wat dat betreft, waar ik niet zonder had kunnen leven. Maar Johan is daar ook zeker een van.
JP: Wat is de betekenis van hem geweest van u?
HH: Johan keek naar de noodzakelijke dingen. Die keek ook naar de franje. Je krijgt in dat stukje film allerlei franje. Maar dat wist hij dus ook helemaal te relativeren. En hij zag, en doorzag. En… wat is kunst. Daar ben ik nou ook wat jaren mee bezig om daar achter te komen. Door Kant te lezen kom ik daar ook niet achter. Maar ik kan er misschien wel een eigenschap opnoemen. Op de een of andere manier moet het ontroeren. Het moet je ergens… En waarom ontroert het je? Ja… daar moeten we voor naar een psychiater denk ik. Maar ja… het ontroert omdat het denk ik ergens de kwetsbaarheid toont gelijktijdig met vitaliteit. En Johan die toont de kwetsbaarheid van mensen en ook hun vitaliteit. [onverstaanbaar red.] Die belde mij op en zegt: ik heb een vriend en die heet Johan …. en is fotograaf. Kun je daar niet eens mee praten. Hij is bezig met een film. En die zit volgens mij de verkeerde soort architectuur daarin te monteren. Ik heb hem toen over architectuur verteld. En dat was het begin. En toen heb ik op een ogenblik gezegd:
!
15!
80 kun je niet eens een keer wat foto’s voor mij maken? Nou, dat vond hij helemaal niet zo leuk. Want het was niet zijn ding. Hij was bezig met mensen. En niet met architectuur. En toen heeft hij dat toch gedaan, uit vriendschappelijkheid. En ik heb achter hem gestaan. En ik heb heel nauwkeurig geprobeerd als het ware zijn hersens te scannen. Wat hij deed. Als ik zei: joh, vind je dat niet mooi… Zei Johan: nee dat vind ik niks.
En toen, op een gegeven moment, heb ik ook een opleiding gekregen. Waar je moet gaan staan. En wat je moet zien. En hij zag altijd die situatie waar op de een of andere manier mensen in hun dagelijkse noodzakelijke dingen iets met die architectuur, of ondanks die architectuur… een enkele keer heeft hij een foto gemaakt waarvan ik dacht… oh…oh.. dit legt bloot dat het een foute boel is, wat ik hier gemaakt heb. Maar het legt aldoor opnieuw bloot waar het op neerkwam. En langzamerhand ben ik door zijn ogen gaan kijken. Dus ook op mijn tekeningen heb ik als een Johan gekeken van… het klinkt een beetje triviaal om te zeggen van… hoe zou het fotootje ervan zijn. Maar, hoe zouden mensen hierin bewegen. En wat zou er gebeuren met het licht en met het donker en met het beslotenheid en met het uitzicht. En dat heb ik door het kijken door de camera van Johan, bewust geleerd.
JP: Laten we een stukje kijken uit een documentaire die hij heeft gemaakt in India.
[filmfragment: impressies van India]
HH: Ja, het was natuurlijk wel een heel willekeurig stukje. Maar je ziet daar mensen op een balkon. Een balkonnetje van niks. Maar ik denk toch dat je. Als je een balkon maakt dan hoef je niet letterlijk zo’n situatie in je hoofd te hebben. Maar het is wel goed voor een architect om er van bewust te zijn wat er met zo’n balkon gebeurt. Dat is het wezen van een balkon. En dat wordt vaak gemist. Vaak wordt er buiten het balkon. Een interessante gevel… ja dat is natuurlijk ook heel leuk. Ook belangrijk, dat moet niet slecht zijn. Maar, alles wat hij doet daar zit veel meer betekenis in. Die ik er ook niet allemaal uithaal. Fantastisch is in het begin [van het filmfragment red.] die luiken die omhoog gaan. Dat je dus ergens, de illusie, dat je eerst die koppen ziet… en dat ze dan weggeschoten worden… dat is heel poetisch.
Daar zit zijn werk vol mee. Alles… ik weet niks van camerawerk… maar het feit dat hij zo op zijn onderwerpen, niet alleen focust… maar ook… er zo naar toe schuift. Als een violist die zijn toon zoekt.
JP: Ja, het is heel ritmisch allemaal. Prachtig ja. U heeft ook een aantal stukken uitgezocht die u zelf wilt
!
16!
81 voorlezen. En daar is het nu zo langzamerhand tijd voor. Ik hoor net dat wij nog maar een kwartier hebben. Het gaat heel hard. Ik had daar ook filmclipjes bij gezocht. Van de auteur in kwestie. Misschien gaan we die even overslaan. Behalve misschien die van Judith Herzbergen [JH]. Omdat dat toch wel een heel mooi filmclipje is. En echt heel duidelijk over schrijven gaat. Het woord is aan u. Zou ik zeggen.
HH: Ja. Ik heb zo’n bundeltje meegenomen. En op de een of andere manier heb ik dus. Ik heb iets met JH, niet alleen omdat onze namen op elkaar lijken. Ik heb met haar op school gezeten vroeger. Ik kende haar. Ik heb haar eigenlijk ook regelmatig gezien. Zij had altijd, als mensen vroegen ben je familie van Herman Hertzbergen. Toen had ze gezegd: wij zijn erg en zij zijn erger.
[luid gelach publiek]
Afgezien van het feit dat ze een ’t’ miste.
JP: Zal ik eerst het filmclipje laten zien van JH, of wilt u eerst voorlezen?
HH: Ja, ik vind het wel leuk om het even te zien.
[filmclipje met Judith Herzbergen. Ze leest een gedicht voor]
HH: JH is iemand die gedichten schrijft die je ook begrijpen kunt. Waar je eigenlijk dus niet de hele context voor hoeft te weten. Ik heb vaak dat ik dichters lees waarvan ik denk: prachtige woordkeuze. Prachtige acrobatiek. Maar, dan denk ik: ja… is dit nodig? Noodzakelijkheid. Een kunstenaar doet eigenlijk uitsluitend wat nodig is. Wat hij vindt dat nodig is.
Ik heb een klein gedichtje wat wel aardig is in verband met die gekte rond de Olympische Spelen.
Een kunstenaar doet eigenlijk uitsluitend wat nodig is. Wat hij vindt wat nodig is. Ik heb een klein gedichtje wat wel aardig is. In verband met die gekte rond de Olympische Spelen. Dat is eigenlijk een beetje toevallig.
[gedicht: uit de kranten... invoegen... navragen bij HH... De derde prijs in Spanje voor een gedicht dat was
!
17!
82 een roos van brons. De tweede prijs een roos van zilver. Het vers dat men het allermooiste vond dat won een werkelijke roos. Een roos die helemaal uit roos bestond. Nu zie ik in de krant 'de gouden tijden zijn voorbij'. Komen dan eindelijk de echte? red.]
HH: Dat is toch eigenlijk wel leuk. Het is ook begrijpelijk. Dat hoef je eigenlijk niet uit te leggen. En het mooiste gedicht dat ik zo in de gauwigheid bij mekaar vond. Dat is een gedicht dat heet 'juli'.
[gedicht: juli...invoegen...navragen HH...Ik ben mijn jongen kwijt. Goud gaf ik voor geritsel. Mijn les zit mij te wijdt. red.]
HH: Ja, het is natuurlijk vervelend om gedichten te gaan uitleggen. Maar, wat ik zo mooi vindt. Is dat deze vogel, die heeft zijn ruimte gevoel, of haar ruimtegevoel op het akoestische, op het geritsel. En dan, doordat het geritsel er niet meer is voelt ze de ruimte die te groot geworden is van dat nest. Ik ben er altijd enorm gespitst en bezig om te zoeken, bloot te leggen ... dichters en schrijvers die het begrip ruimte onder woorden weten te brengen. Daar is Flaubert er een van.
JP: Ik kijk even naar Jeroen, om te zien hoe we zitten met de tijd.
HH: Ik heb nog een Schierbeek. En dat gaat ook over ruimte. Dat heet 'vlucht van de vogel'.
[gedicht: 'vlucht van de vogel... invoegen... op een vleugje wind. Soms in een storm. Vliegen zij op. Een wolk van vogels voor de zon. Welke dromen bevliegen de vogels dat zij zich lichtvaardig in zoveel lucht begeven. red.]
HH: Kijk de eerste strofe dat is tot daar en toe. Dat vind ik niet zo sterk. Maar die twee woorden. Bevliegen. Welke dromen bevliegen de vogels. Dat vind ik heel mooi woord gebruik.
JP: Ja, prachtig.
HH:
!
18!
83 Dat zij zich lichtvaardig. Ineens begrijp je wat woorden zijn. Dat zou ik wel in architectuur voor elkaar willen krijgen. Dat is architectuur. Dan wordt het...
JP: Ik denk dat we naar de hoofdfilm van vanavond gaan.
HH: Daar wil ik iets over zeggen.
JP: Graag.
HH: Dat is een beetje een overgang op dit gedicht van Schierbeek. Ik weet niet of AvE dat kende, maar. Laat ik eerst dit zeggen. Niet alleen door Johan... maar ook AvE en nog een aantal mensen hebben mij buitengewoon... Daar heb ik heel veel aan te danken. In de relatie met AvE, die was op een bepaald moment zo hecht dat ik daar op een ogenblik benauwd van werd. En ik sprak daar met vrienden over en die stuurden mij een briefkaartje: volg niet meer het spoor van de grote Indianen. Het dat was voor mij op een ogenblik een teken, alsof dat vanuit de heemel kwam, van ik moet nu niet meer het spoor volgen. Ik moet het loslaten. Want als ik nu blijf doorgaan, dan wordt ik niemand. Dan wordt ik een kopie of een papegaai. Dus ik heb die band op een bepaald moment doorgesneden. En wonderlijk genoeg voelde AvE dat van zijn kant ook. Die vond ineens wat ik maak niet goed meer, en AvE was iemand. Als je niet voor hem was dan was je een tegenstander. Hij kon geweldig relativeren maar daar in niet. Hij was een van hen, of niet. En ik heb dat dus, op een bepaald moment... is dat ook gewoon mis gegaan. En gelukkig is, voordat hij overleed, is dat op de een of andere manier weer goed gekomen. En ik neem aan dat AvE intelligent genoeg was dat hij wist wat er aan de hand was. En nu is het moment dat ik weer over AvE kan praten. Er zijn jarenlang geweest dat ik dacht van: dit niet meer. En ik moet nu mijzelf worden en ik heb geloof ik daar voldoende kans voor gehad. Daarom heb ik voor deze gelegenheid, ter ere van AvE, juist deze hoofdfilm gekozen. En ik ben buitengewoon blij dat Tes, zijn dochter, hierbij aanwezig is.
JP: Hartelijk dank.
Verslag Marieke Smit OverZwaan Geografie
!
19!
84
85 Rotterdam Modestad / Rotterdam Maakstad Jeroen Deckers Mathenesserlaan 369 3023 GC Rotterdam +31 10 244 93 63 +31 6 2422 79 75
[email protected] OverZwaan Geografie Marieke Smit (co-auteur) +31 6 145 777 17
[email protected]
Aan Woonstad Rotterdam Ter attentie van Marion Gardenier-Huisert Betreft: ondernemersplan Schietbaanstraat
Rotterdam, 31 maart 2014 Beste Marion, Ons plan voor de ruimte van de voormalige drukkerij De Maasstad is bedoeld interessante potenties rondom het Rijnhoutplein te benutten en zodoende blijvend ondernemerschap te stimuleren in Het Oude Westen. Het belangrijkste kenmerk van een goed plein meten wij af aan de frequentie waarop de flaneur (dat is traditioneel een man, maar momenteel ook de vrouw) daaraan een bezoek brengt, interessante gebeurtenissen meemaakt en natuurlijk mooie aankopen doet. In het bijgevoegde essay (bijlage 1) doet Constantin Felix von Maltzahn precies uit de doeken wat ‘Le flâneur’ betekent voor stedelijke ontwikkeling en vernieuwing. Als je de flaneur weet aan te spreken in het stedelijk gebied, dan schep je voorwaarden tot zin, ondernemerschap en welvaart. Dat is het wenkend perspectief dat wij te bieden hebben met onze plannen voor de bedrijfslocatie aan de Schietbaanstraat. Aanleiding tot dit initiatief Hugo Bongers (Hogeschool Rotterdam), Jeroen Deckers (Rotterdam Modestad en eerste auteur van dit plan), Menno Rossier (Cultuurscout Rotterdam Centrum) zijn sinds ongeveer een halfjaar in gesprek over de vraag of Het Oude Westen een interessante wijk kan zijn
86 waarin de creatieve industrie (waaronder maakindustrie) tot grotere bloei, tot zichtbaarheid gebracht kan worden. Het gaat erom dat al veel ambachtelijkheid ‘achter de voordeur’ plaatsvindt in die wijk, en dat van dit potentieel meer gebruik gemaakt kan worden. Deze notie mondde uit in een opdracht aan de Hogeschool Rotterdam, afdeling Leisure Management, om dat potentieel in het komend halfjaar goed in kaart te brengen. De locatie Het Oude Westen lijkt in ieder geval ideaal: rechts van de rode loper uit het nieuwe Centraal Station. De bevolking is hier eveneens een positieve factor: veel interessante ondernemers die hun hart verpand hebben aan Het Oude Westen en die daardoor actief zijn in een groot sociaal netwerk. Alliantie West-Kruiskade, Radar en Actiegroep Het Oude Westen zijn belangrijke dragers onder dat sociale netwerk. Jullie woningcorporatie Woonstad is gelukkig nog altijd bereid om bij de uitvoering van de volkshuisvestelijke kerntaak steun te geven aan dat netwerk. Op 3 februari 2014 organiseerden Hugo Bongers, Jeroen Deckers en Menno Rosier een sessie ‘Aan de keukentafel’ over Het Oude Westen. Deelnemers waren ontwerpers, makers, winkeliers en beleidsmakers vanuit de woningcorporatie en het wijkwelzijnswerk. Een van de adviezen die deze sessie ‘Aan de Keukentafel’ voort bracht luidde als volgt: “In onze wijk hebben we een plek nodig waar je regelmatig programmeert. Die hoeft niet eens zo groot te zijn. Een ruimte van vijfhonderd vierkante meter is prima. Een plek waar gemaakt wordt en ontworpen. Een plek waar misschien zelfs wordt gewoond. En een plek met een podium voor tentoonstellingen en evenementen. Zo’n plek kan de oude drukkerij ‘Maasstad’ zijn. Als de gevel een beetje opengewerkt wordt dan heb je daar een juweel van een ruimte. Het zit al aan een pleintje. Dat pleintje is ook interessant om dingen te laten plaatsvinden. Vooral omdat het een beetje besloten ligt” De betekenis van het Rijnhoutplein Onze interesse voor ruimte van de voormalige drukkerij De Maasstad is dus niet zomaar willekeurig. Wij menen dat het plein en de voorzieningen in de directe nabijheid, zoals De Leeszaal, Invalid Atelier, Dress for Succes en horecagelegenheden goede voorwaarden scheppen voor een succesvol plein. Project for Public Spaces (PPS) bijvoorbeeld, benoemt tien principes die gelden voor een goed plein, en het Rijnhoutplein heeft daarvan een groot aantal
in
potentie
beschikbaar,
mits
goed
gemanaged.
Kijk
op
http://www.pps.org/reference/squaresprinciples./. Kijk ook naar bijlage 3: ‘Samenvatting literatuurverkenning: acht indicatoren voor een goed plein’, opgesteld door Masterstudenten Humanistiek Marinde van Egmond en Marieke Smit (tevens co-auteur van dit plan). Ons plan
87 voorziet in goed pleinmanagement, namelijk in samenwerking met bewoners en partners. Dit zal leiden tot een regelmatige stroom van initiatieven op het plein die maakt dat mensen er graag wonen of er als bezoeker graag vertoeven. Je kunt er altijd terecht: is het lekker weer, dan kun je beschut tegen de wind genieten van de zon. Regent het, dan is er aan de rand, binnen, van alles te beleven. Ons plan zal de ontmoetingswaarde van het plein aanzienlijk verhogen, vooral voor mensen die iets goeds, iets positief van hun leven willen maken. Neveneffect daarvan is dat het gevoel van veiligheid zal toenemen in de buurt. Willekeurige invulling van het pand: een haalbare exploitatie. Het is in principe niet heel erg moeilijk om een economisch haalbaar plan te maken voor de 650 vierkante meters die beschikbaar zijn aan de Schietbaanstraat. Je kunt alle aan de straat liggende bedrijfsruimte in compartimenten verdelen en deze als bedrijfsruimte verhuren aan willekeurige ondernemers. De dieper liggende ruimten kunnen dan gebruikt worden voor bijvoorbeeld opslag. Gezien de huurprijs per vierkante meter is die bestemming prima op te brengen door deze gebruikers. De tegenkant van een willekeurige bestemming is dat de focus ligt op individuele private belangen, waardoor wellicht kansen onbenut blijven die het Rijnhoutplein te bieden heeft als ontmoetingsplek voor het nieuwe werken, het nieuwe ondernemerschap. Rotterdam Maakstad, Instituut voor Industriële Recreatie Wij gaan een stap verder, omdat wij menen dat deze locatie geschikt is om culturele en commerciële verbindingen te leggen tussen ontwerpers, makers en winkeliers uit tal van disciplines in de mode-industrie en lifestyle. Deze plek heeft de potentie om een blijvende hotspot te worden op het gebied van fashion en nieuwe vormen van maakindustrie. In een periode van economische heroriëntatie bevinden wij ons in een ‘tussentijd’. Bestaande structuren en segmenten worden met andere ogen bekeken en tegen het licht gehouden. Wij willen
bereiken
dat
ontwerpvaardigheden,
ambachtelijkheid,
experiences
en
verkoopstrategieën meer verstrengeld raken. Dat doen wij door voortdurend kruisbestuiving mogelijk te maken waarin onverwachte ontwerp- en productiemethoden worden ontwikkeld en ervaren. Wij noemen dat industriële recreatie. Niet zo vreemd dat onze ondertitel een beetje lijkt op die van WORM, een van onze partners. Het gebouw leent zich ervoor om binnenstebuiten gekeerd te worden voor de passant, de flaneur. De muren kunnen, bouwkundig gezien, betrekkelijk eenvoudig vervangen worden
88 door grote etalages, waarachter ontwerp- en maakprocessen zichtbaar worden gemaakt. Soms in real life. Op andere momenten gebeurt dat op grote beeldschermen die door de voorbijganger zelf bediend kunnen worden. Guido Marsille, ontwerper van verscheidene winkelinterieurs en publieke ruimtes maakte de bijgevoegde artist impressions door middel van maquettes (bijlage 2). Hij heeft een opzet gemaakt waarin de ruimte flexibel kan worden benut naar gelang de aard van de gebruiker en naar gelang de praktische behoeften op ieder gewenst moment. Zo kunnen ontwerpers ervoor kiezen om in een bepaalde fase van het ontwerpproces ‘in de etalage’ te werken, terwijl op een ander moment (in het maakproces) juist de maker zichzelf in een vooruitgeschoven positie kan brengen. De bezoeker zal dus telkens andere situaties meemaken die zich achter de etalageruiten voordoen. De hoek van het pand is opengewerkt, zodat wandelaars op de Nieuwe Binnenweg naar het pand (en dus ook naar het Rijnhoutplein) worden toegetrokken. Haalbaarheid van ons plan Onze eerste verkenningen rond de haalbaarheid leidden tot positieve reacties. Wij zijn in gesprek met de volgende partners: modeontwerpers, coupeuses, patroontekenaars, tattoo artists, specialisten op het terrein van 3d-printing, vakopleidingen (Hogeschool Rotterdam, Albeda College, Rotterdamse Snijschool, HCH Modevakschool) Werkgevers Sevicepunt Rijnmond, TU-Delft (faculteit Industrieel Ontwerpen) De Leeszaal en WORM. Buiten dat is Jeroen Deckers een van de trekkers van de stichting Designplatform Rotterdam. Dit is een community van ongeveer 2500 personen die deelnemen aan het voortgaande gesprek over de betekenis van design voor industrie, zakelijke dienstverlening en stedelijke ontwikkeling. Kijk op www.dpfr.nl. Vervolg Wij menen dat het trio Hugo Bongers, Jeroen Deckers en Menno Rossier samen met onze andere partners borg kunnen staan voor een plan dat ook op de lange termijn economisch haalbaar zal zijn. Ontvangen wij van de corporatie een positieve intentieverklaring dan gaan wij met onze partners aan de slag om de plannen concreet te maken, waaronder de oprichting van een stichting waarmee de corporatie het huisvestingscontract kan afsluiten. Wij kijken uit naar je antwoord. Hartelijke groeten van Jeroen Deckers en Marieke Smit
Bijlage 1
89
Bijlage 2a
90
Bijlage 2b
91
92 Bijlage 3 Samenvatting literatuurverkenning: acht indicatoren voor een goed plein auteurs: Marieke Smit en Marinde van Egmond (Masterstudenten Universiteit voor Humanistiek)
Onze theoretische speurzin mondt uit in een achttal indicatoren voor een goed plein. - een goed plein is functioneel Volgens Karssenberg was het plein in Nederland van oorsprong vooral functioneel. Vervolgens werd het steeds meer een plek van ontmoeting. Ook PPS (z.d.) beschrijft enkele factoren die bijdragen aan de functionaliteit van het plein zoals goede voorzieningen, attracties en evenementen. - een goed plein heeft een mooi buitenplein en is toegankelijk Karssenberg (z.d.) noemt dat de gebouwen rond het plein heen schoonheid moeten bezitten. Daarnaast is een ‘actief buitenplein’ essentieel. Goede bereikbaarheid, o.a. te voet bereikbaar, draagt bij aan het succes (PPS, z.d.). Verder is er geen (snel) autoverkeer aanwezig op of rondom een goed plein (Karssenberg, z.d.; PPS, z.d.). - een goed plein nodigt uit tot onverwachte ontmoetingen Sennett (in Fransesco, 2002) stelt dat een goede publieke ruimte onverwachte ontmoetingen mogelijk maakt. Traditionele gemeenschapszin, waarover zoveel wordt gedroomd, heeft waarschijnlijk nooit bestaan, volgens Nancy (geparafraseerd in Devisch & van Rooden, 2011, p.116). De uitgesproken hunkering daarnaar zou een mooi voorbeeld zijn van een illusie. - een goed plein wordt gebruikt als podium, zoals de flaneur dat doet Von Maltzahn (2012) schrijft dat flaneren een verlangen naar verbondenheid kan zijn. Wordt het plein gebruikt als podium, zoals de flaneur dat doet? Wordt er op het plein geflaneerd, als mogelijkheid om binnen de sociale warboel van het plein, incidenten van verbondenheid op te roepen? - een goed plein is openbaar Hoe wordt er omgegaan met de angst voor normvervaging als consequentie van het gebrek aan gemeenschapszin, dat overigens, volgens Nancy (geparafraseerd in Devisch & van
93 Rooden, 2011, p.116) vermoedelijk nooit bestaan heeft? Wat is de conclusie van deze misschien wel ‘zenuwachtige napraterij’? Hek eromheen? Gated Square? - een goed plein is een knooppunt van Pop-Up’s Waar het plein voorheen gebruikt werd als podium voor de markt en voor muziekoptredens (traditionele ‘Pop-Up’s; overdrachtelijk gezien); zo liggen er nu kansen om een knooppunt te worden van analoge en virtuele functies. Is er bijvoorbeeld wifi? Komt het plein terug in games? (zie onderstaande afbeelding) Welke QR-codes en apps zijn geactiveerd op bijvoorbeeld historische plekken op het plein? Zijn er interactieve media aanwezig op het plein, zoals beeldschermen waarmee de voorbijganger kan spelen? (moderne Pop-Up’s).
Afbeelding: Locatie in de publieke ruimte, analoog en digitaal verbonden met een internet-game. Bron: www.hobbyconsalas.com.
- een goed plein is een zwaartepunt waar alles vanzelf naartoe rolt Zowel Karssenberg (z.d.) en PPS (z.d.) noemen beiden dat een goed plein een bepaalde aantrekkingskracht heeft op de wijk er omheen waar alles naartoe stroomt. Ook geeft het plein identiteit aan de wijk (PPS, z.d.). - een goed plein beschikt over flexibiliteit / goede randvoorwaarden Ten slotte beschrijft PPS (z.d.) dat een goed plein flexibel is in zijn design: de voorzieningen kunnen worden verschoven, ook afhankelijk van het seizoen. Verder heeft een goed plein verschillende bronnen van inkomsten.
94 Bijlage 4 Bronnenweergave Burgers, J., Zuijderwijk, L., Binken, S., Wilk, D. van der (2012). Levendige en veilige openbare ruimte (Nicis Institute Platform 31 – 2012). Geraadpleegd op 11 mei 2013, http://nicis.platform31.nl/Wat_doen_wij/Verspreiding/Bijeenkomsten/Verslagen_bijee nkomsten/Welzijn_Integratie/Verslag_Kennisatelier_%E2%80%98Levendige_en_veil ige_openbare_ruimte%E2%80%99 Designplatform Rotterdam (2012). Verslag van ‘Salone della Moda’ in Arminius op 20 en 21 mei 2012.Geraadpleegd op www.dpfr.nl Guido Francescato: Should Public Space Teach Us the Moral Dimensions of Sexual Desire? Presented at the 17th conference of the International Association for PeopleEnvironment Studies. La Coruña, Spain, July 2002. Kaulingfreks (29 januari 2013) Presentatie over het ‘wetenschapsplein’ op de Universiteit voor Humanistiek. Persoonlijke waarneming Mira Krozer en Marinde van Egmond. Karssenberg, H. (zonder datum). Geen stad zonder pleinen. Geraadpleegd op http://www.stipo.nl/pleinen#header_10. Project for Public Spaces. (zonder datum). Geraadpleegd op: http://www.pps.org/reference/squaresprinciples. Pop-Up City (2006) In: Tank Magazine 7 pp. 156-161 Schaap, T. (2008). Amsterdam. Rotterdam: nai uitgevers. Sennett, R. (1990). The Conscience of the Eye: The Design and Social Life of Cities. New York, Knopf. Versluis. A. (2012). My love is not a joke. A streetstyle story. Rotterdam: Design Platform Rotterdam. Von Maltzahn, C. F. (2012). Le flaneur. In Versluis. A. (2012). My love is not a joke. A streetstyle story. Rotterdam: Design Platform Rotterdam
95
Rotterdam Modestad / Rotterdam Maakstad Eerste sessie ‘Aan de Keukentafel’ over Het Oude Westen Rotterdam Datum: maandag, 3 februari 2014 van 19:30 - 22:00 uur Deelnemers: Hugo Bongers (hogeschool R’dam), Jeroen Deckers (Rotterdam Modestad / Rotterdam Maakstad, moderator), Patty Fonseca Monteiro (Invalid Atelier), Gina Heerenveen (Global Hats), Erik Hoeflaak (Woonstad), Charlotte Kan (ontwerper), Liane van der Linden (Hogeschool Rotterdam), Marjolijn Masselink (portefeuillehouder Deelgemeente Centrum), Han Paulides (Radar), Menno Rosier (cultuurscout), Marieke Smit (OverZwaan Geografie, voorbereiding en verslag), Monique van der Ster (Global Hats). Locatie: Global Hats, Van Speykstraat 8, Rotterdam Het Oude Westen Inleiding Op 3 februari 2014 organiseerde Rotterdam Modestad een sessie ‘Aan de Keukentafel’, om ideeën te verzamelen waarmee de mode-industrie (waaronder maakindustrie en retail) tot grotere bloei, tot zichtbaarheid gebracht kan worden in Het Oude Westen. Het gaat erom dat al veel ambachtelijkheid ‘achter de voordeur’ plaatsvindt in die wijk, en dat van dit potentieel meer gebruik gemaakt kan worden. vragen 1. Hoe vind je dat een modekwartier (of misschien liever gezegd een fashion & crafts district) in grote lijnen eruit moet zien? 2. Welke typen van ondernemingen of maatschappelijke instellingen zijn nodig in de wijk om daar een sfeer van mode te laten ademen?
!
1!
96 3. Wat zou het straatbeeld moeten zijn in de winkelstraten, in de zijstraten en op de pleinen? 4. Welke mensen wil je daar tegenkomen? Wat zou jij doen om dat te bereiken? 5. Wat vind jij dat gedaan moet worden om burgers aan te moedigen tot participatie van een fashion & crafts district in Het Oude Westen? Dit verslag begint met de tweede ronde. De eerste ronde is een weergave van persoonlijke ervaringen van deelnemers rond het thema ‘verandering’. Die ronde is bedoeld om de deelnemers goed te leren kennen. Voor de geïnteresseerden zijn die ervaringen weergegeven in deel 2 van dit verslag. Tweede ronde: quotes uit het gesprek rondom de bovenstaande vragen. 1. Maak het potentieel van het Oude Westen zichtbaar voor een groter publiek (Dit hoofdstukje bevat antwoorden op de vragen 1 en 2, namelijk: ‘hoe vind je dat een fashion & crafts district in grote lijnen eruit moet zien?’ en ‘welke typen van ondernemingen of maatschappelijke instellingen zijn nodig in de wijk om daar een sfeer van mode te laten ademen?’) “Je moet een onderscheid maken tussen een denkmodel waarbij je in een wijk iets als vanzelf laat ontstaan, en een denkmodel dat er van uitgaat dat je een concept naar een wijk toebrengt. De vraag is: gebeurt een goede transitie top-down, bottum-up of vanuit een mix van beide benaderingen? En welke ‘pull-’ en ‘pushfactoren’ spelen hierbij” “Het Oude Westen heeft al een bepaalde naam en karakter. Dit heeft vooral te maken met diversiteit. Er gebeurt van nature veel met food, mode en textiel; in de breedste zin. Mode moet wel op een ‘hoger’ niveau gebracht worden wil het Oude Westen aantrekkelijk zijn voor mensen van buiten de stad. Het Oude Westen heeft hiervoor genoeg potentieel in huis.” “Branchering is een manier om publiek te trekken. Wanneer gevestigde ondernemers hier neerstrijken als maker, ontwerper of retailer kan dat een soort kritische massa aantrekken, die door de buitenwacht vanzelf ontdekt wordt. Het trekt publiek en andere ondernemers kunnen meeliften met het succes van deze gevestigde ondernemers. Druk echter niet te snel een expliciet stempel op het Oude Westen.” “Initiatieven moeten vanuit de mensen uit het Oude Westen zelf komen. Nou die mensen zitten hier aan tafel. Wij zijn die mensen uit het Oude Westen”
!
2!
97
“In Arnhem is volgens mij het concept Klarendal van buitenaf naar binnen gebracht. Namelijk door de Academie, de stad Arnhem, de woningcorporatie en misschien ook vanuit de provincie. Het begon met het goedkoop aanbieden van ateliers en winkelruimtes. Ook werd regelgeving versoepeld. En werden recentelijk afgestudeerde ontwerpers aangetrokken. Topdown is kwetsbaar, omdat het initiatief dan misschien onvoldoende gedragen wordt.” “Een goede partij om mee samen te werken bij de ontwikkeling van het Oude Westen is de Nederlandse Spoorwegen. Zij slagen erin om met een maandelijks magazine, mensen te triggeren het hele land door te reizen. Met kortingsbonnetjes en plattegrondjes. Wil het Oude Westen een succes zijn, dan moet het mensen uit heel Nederland aantrekken.” 2. Zorg voor een goed straatbeeld, creëer maakplekken en presentatieplekken die zichtbaar zijn vanaf de straat “Het Oude Westen heeft een gunstige uitgangspositie. Het ligt twee minuten lopen vanaf Centraal Station. En als je hier bent geweest dan kun je naar een andere mooie plek in de stad. Klarendal in Arnhem ligt verder ver weg van het Arnhemse Centraal Station en andere leuke plekken in die stad. Antwerpen is wel een mooi voorbeeld. Daar loop je vanaf het modekwartier zo het centrum in” “Zorg voor plekken waar ontwerpers hun kleding kunnen exposeren. Nu trekken makers en ontwerpers soms weg uit de wijk omdat zij hiervoor geen geschikte ruimte kunnen vinden. Voor hen zou het goed zijn als er een mooie plek is in het Oude Westen waar zij niet alleen kunnen verkopen maar ook kunnen exposeren. Ook mode die niet ‘draagbaar’ is. Het Oude Westen kan zich proflieren met dergelijke locaties. Want de gewenste exposure van ontwerpers past niet altijd bij de modesfeer op de Lijnbaan” “Het straatbeeld moet er zo uitzien dat mensen van ver worden aangetrokken. Er gaan ongelooflijk veel mensen naar de ‘negen straatjes’ in Amsterdam. Niet omdat daar de grote bekende namen zitten: het is zelfs vrij onduidelijk wat er zit. Maar de diversiteit van het aanbod in combinatie met de sfeer is een pull factor. “Bij zichtbaarheid gaat het erom dat ook andere aspecten van mode worden getoond. Het sociale aspect. Dat kan in verhalen en kleine presentaties.”
!
3!
98 3. Zorg voor symbiose tussen verschillende ambachtelijkheden “Je moet het Oude Westen niet verkokeren tot mode; er gebeurt veel meer in onze wijk. Ook dingen die je op het eerste gezicht misschien niet ziet als je aan mode denkt. Bij een opening bijvoorbeeld, zoals een mode-expositie, of expositie met beeldende kunst, wordt bijvoorbeeld wijn geschonken. Een goede wijnhandel is daarom een interessante partner. Bovendien is de clientèle van de wijnhandel vaak ook kooplustig qua exclusieve mode. Buiten dat: Het Oude Westen kan niet zonder goed gespecialiseerde boekhandel” “Ik ken projecten waarbij ontwerpers en kunstenaars samenwerken met bewoners uit de wijk. Dit heeft veel potentie. Het kan producten opleveren van hoog niveau. Zoals beeldende kunst die geëxposeerd wordt tijdens Museumnacht. En ontwerpen die geëxposeerd worden in musea, zoals het Zeeuws Museum. Wanneer bijvoorbeeld gebruik gemaakt wordt van oude Zeeuwse knooptechnieken.” “Op de Willem de Kooning Academie zijn veel studenten die graag met ondernemers samenwerken om van hen bepaalde ambachten te leren. Zoals metaalbewerking. En dit later toe te passen in eigen werk. Deze vorm van samenwerking zou ik graag concentreren: meerjarig op een bepaalde plek in een bepaalde wijk. Samen met plekken waar (gediplomeerde) makers en ontwerpers met elkaar in gesprek zijn en dingen aan het uitproberen zijn. Wat vervolgens kan uitmonden in een expositie. Zo’n beweging moet bottum-up zijn. Hooguit dat er voorwaarden worden gecreëerd. Namelijk dat er plekken zijn. Het is ook interessant om hierbij verwante activiteiten aan te bieden. Denk bijvoorbeeld aan een materialenbank waar master classes gegeven worden over ‘stoffen’ en ‘technieken’.” “In verzamelgebouwen van creatieven werken diverse disciplines bij elkaar. Dat roept niet zozeer concurrentie op maar eerder iets in de zin van 1 + 1 = 3. Het ontstaan van deze cocreatie is ‘ingebouwd’; een soort bijwerking van de fysieke omgeving. Het Oude Westen kan ook beschouwd worden als verzamelgebouw. Zo groot zijn de afstanden niet. Je zou dan tot dezelfde cocreatie kunnen komen. Het gaat dan om slim clusteren. Slim clusteren is vaak goedkoper. Je hoeft bijvoorbeeld geen uitzendbureau in te huren voor een klus wanneer je toegang hebt tot een rijk relatienetwerk. En je kunt functies, materialen en gereedschap delen” “Het is goed als er plekken zijn waar het mogelijk is om relaties te leggen waarmee je jouw netwerk rijker maakt. Dat schept mogelijkheden om tot de gedachte te komen dat je eigenlijk nog meer kan doen, dan datgene wat je tot dan toe op je werkplek deed.”
!
4!
99 “Je kunt je richten op datgene waar je echt goed in bent en zo nu en dan samenwerken. Zo heb ik het plan met een sieradenmaker, mijn buurvrouw, om workshops te geven aan recentelijk afgestudeerden. Denk dan aan workshops als: hoe maak je een nieuwsbrief en hoe maak je een website. We zouden als buren ook een klantendag of een persdag kunnen organiseren” 4. Zorg voor een mix van gebeurtenissen en doe aan kennisontwikkeling. “Een verzameling kledingwinkels zoals De Lijnbaan is nog geen modekwartier. Er moet meer gebeuren om de uniciteit van een wijk te herkennen. Een voorbeeld is het geven van workshops of cursussen. Of de verkoop van handmade producten, zoals schoenen. En er moeten regelmatig happenings plaatsvinden, bijvoorbeeld rond een bepaald ambacht uit het Oude Westen. En tenslotte heb je ook nog winkels” “Ik hoor van veel mensen uit Het Oude Westen dat zij graag een ambacht willen leren. Zoals naaien en leerbewerking. Ook ken ik mensen die graag hun ambacht willen overdragen. Zoals het vak van schoenmaker. Voor kinderen zijn er op dit gebied nog weinig mogelijkheden in Het Oude Westen” “Denk aan exotische winkels en plekken waar je lekker kunt eten. Er mogen meer terrasjes komen op de Kruiskade. Zodat publiek verleid wordt het Oude Westen in te lopen, wanneer zij vanaf Centraal Station richting de stad lopen. Daarnaast heef het Oude Westen meer leuke hotelaccommodaties nodig. Een van de aardigste initiatieven in Nederland is Vrienden op de Fiets. Je kunt voor de somma van twintig euro per persoon overal in Nederland slapen. Zo kun je in Het Oude Westen ook verschillende slaapadresjes ontwikkelen. Dat kan. Want je praat erover en mensen komen op het idee. En ineens zijn er zolderkamertjes of souterrains waar je lekker kan blijven slapen. Dat heeft aantrekkingskracht. Alternatief is couch surfing” “Roodkapje heeft een mix van tentoonstellingen en evenementen. En je kunt er iets eten en drinken. Wat Roodkapje mist is ‘kennisontwikkeling’, zoals workshops en cursussen. WORM is daarvan wel een goed voorbeeld. Zij hebben een parallel university.” “In onze wijk hebben we een plek nodig waar je regelmatig programmeert. Dat hoeft niet eens zo groot te zijn. Een ruimte van vijfhonderd vierkante meter is prima. Een plek waar gemaakt wordt en ontworpen. Een plek waar misschien zelfs wordt gewoond. En een plek met een podium voor tentoonstellingen en evenementen. Zo’n plek kan de oude drukkerij ‘Maasstad’ zijn. Als de gevel een beetje opengewerkt wordt dan heb je daar een juweel van
!
5!
100 een ruimte. Het zit al aan een pleintje. Dat pleintje is ook interessant om dingen te laten plaatsvinden. Vooral omdat het een beetje besloten ligt” 5. Doe vooral waar je hart naar uit gaat “Op het moment dat mensen hun hart volgen in hun beroepsuitoefening en het is bekend bij het publiek, dan wordt iedereen naar jou toegestuurd. Omdat mensen weten: dat waar je hart naar uitgaat, daar ben je goed in” “We kunnen in het Oude Westen kleinschalig beginnen. Zoals met ‘city safari’s’ dwars door de wijk. Dat groeit uit. En een goed festival zoals ‘De Wereld van de Witte de With’. Dit soort initiatieven zijn nodig om het Oude Westen te profileren: van eten tot en met mode en goede boekenwinkels. Je begint met een programmering voor de bewoners van het Oude Westen en op een gegeven moment krijgt het die sfeer dat ook andere mensen het leuk vinden om te komen, uit de rest van Rotterdam, de regio Rotterdam en van nog verder.” “Bezoekers vinden het leuk om dingen te ontdekken. Bijvoorbeeld met een ‘geheimzinnig’ plattegrondje, op papier of in een app. Geheimzinnig omdat het mensen verleid om te zoeken en te snuffelen. Het triggert de nieuwsgierigheid. En geeft een gevoel van exclusiviteit. Daarom is de Lijnbaan voor sommigen gauw saai. Je loopt maar heen en weer en… je hebt alles gezien. Ook de Meent is geen opwindend avontuur. Het Oude Westen daarentegen is een plek die je moet veroveren. Een plek die zich niet in een keer geeft. Een plek die een zekere ruwheid kent” Eerste ronde: impressie van persoonlijke ervaringen (quotes) met verandering die je samen met anderen gerealiseerd hebt. “Ik heb onlangs een spontane verandering teweeg gebracht. Ik kwam terug van de supermarkt. Het was vrijdag de 13e. Ik zag iemand die een beetje verward keek, in paniek, met allemaal boodschappen voor zich op de grond. Zijn fiets stond tegen een paal. Een gescheurd boodschappentasje. Heel vervelend. Ik hielp hem door spullen van de straat op te pakken. Maar ik had ook geen tasje. Wat spullen op zijn fiets gelegd. Maar ja, dat was niet de oplossing. Ik sta op het punt om weg te lopen naar huis en… ik kijk naar zijn zadel. “Zit er geen plastic zakje onder je zadel”, zeg ik. Hij kijkt mij aan. Hij kijkt naar zijn zadel. Hij kijkt mij nog een keer aan. Ik zie hem oplichten. Hij pakt mij vast… en geeft mij een zoen op mijn oor. Voor hem was het op dat moment een echt hele grote verandering. Je kan soms op een heel klein niveau iets voor iemand betekenen”
!
6!
101 “Vorig jaar ben ik begonnen met Salsa. De helft van de mensen met wie ik daar dans is visueel gehandicapt. Ik voel mij blij. Ik doe iets voor anderen. En zij leren mij dansen. Deze zomer kwam mijn oom uit Suriname op vakantie naar Nederland. Hij is een paar jaar geleden plotseling blind geworden. Door Salsa heeft een geweldige vakantie gehad. Ik heb een aantal dingetjes die ik geleerd heb door het dansen, aan hem en zijn vrouw overgedragen. Zo wil je vaak de arm pakken om een visueel gehandicapte de weg te wijzen. Je trekt. En iemand valt. Je hoeft dat niet te doen. Je geeft gewoon je schouder. En je kan overal naartoe bewegen. Je schouder is, zeg maar, hun ogen. Daar heb ik nou plezier van” “Wanneer veranderingen in een stedelijk gebied plaatsvinden, is het interessant om iets te realiseren om de tussentijd te overbruggen tot de verandering tot stand is gekomen. Samen met anderen heb ik een dergelijke tussentijdse invulling gerealiseerd voor een Rotterdamse wijk in ontwikkeling. Mijn rol hierin startte toen ik tijdens een overleg een aantal architecten tegenkwam, die vanuit de Academie van Bouwkunde actief waren in de desbetreffende wijk. Zij vertelden mij dat zij de wijk een bijzonder gebied vonden: de wijk was niet ontwikkeld en een beetje vergeten in de stad. Het uitgangspunt van deze architecten was: “Hoe kunnen wij de huidige bewoners en gebruikers ingang geven en inspraak bij de gebiedsontwikkeling.” Uiteindelijk stopten deze architecten. Het verhaal ging verder toen ik een bewoner ontmoette die foto’s maakte en interviews deed in de desbetreffende wijk. Deze bewoner had het gebied in kaart gebracht. Met foto’s van gebruikers en bewoners, en hun verhalen. Ik vond dat ik die kennis en verhalen niet verloren moest laten gaan. En ik heb een bureau erbij betrokken. Zij hebben de informatie van de bewoner overgenomen en een interventie bedacht: een terugkerend evenement tijdens De Wereld van de Witte de Wit. De insteek: mensen laten zien hoe dit gebied is; rondleidingen door de wijk. Een mooie tussentijdse invulling dus.” “Ik vind ondergrondse vuilnisstortbakken afschuwelijk. Het wordt namelijk al snel een rotzooi. Op een gegeven moment werd zo’n bak vlak bij ons huis gezet. Ik heb mij voorgenomen: ik zorg er voor dat het schoon blijft. Nu nog steeds. Graffiti haal ik bijvoorbeeld weg met een doekje. Zeer opzichtig zodat iedereen het ziet. Soms wordt een doos naast de container gezet. Op een gegeven moment zag ik op de doos de naam en adres staan. Ik loop naar dat adres en bel aan. Er wordt niet open gedaan. Dan zet ik de door voor de het huis neer. Of een t.v. die al in de opening van de container is gestopt. Net te veel werk om die een kwart slag te draaien. Dus draai ik de tv een kwartslag en hij valt de container in. Dan heb ik lol. Als mensen mij zo zien. Ik denk dan: het is weer gelukt. De grap is: ik zie nu steeds minder rotzooi. Anderen en ik, zorgen er kennelijk voor dat het schoon is. Een simpele verandering. Eenvoudig gezegd: ik erger mij niet, ik handel.”
!
7!
102
“Mijn woning ligt op de hoek Mathenesserlaan / C.P. Tielestraat. Vrachtwagens denderden dagelijks door het straatje. De huizen stonden te schudden op hun grondvesten. Slecht voor plafonds. Ik dacht: laten we proberen er eenrichtingsverkeer van te maken. Ik belde de deelgemeente. Zij kwamen vooral met bezwaren. Toen ben ik maar gaan praten met een paar bewoners in de C.P. Tielestraat. Toverwoorden waren ‘kinderen’ en ‘veiligheid’. Binnen de kortste keren hadden wij handtekeningen verzameld. Vrijwel heel de straat deed mee. We zijn uiteindelijk met een groepje bewoners en gebruikers naar de deelgemeenteraad gegaan. Ik heb daar het verhaal verteld. Dat wij natuurlijk alle begrip hadden voor de ambtenaren, maar ja, dat wij ook hoopten dat politici een stapje verder wilden kijken. Er ontstond humor in de zaal. Binnen het half jaar was er eenrichtingsverkeer. De hele straat kreeg nieuw plaveisel. De woningcorporatie ging zo ver dat ze van de C.P.Tielestraat ongeveer het mooiste straatje van Nederland hebben gemaakt.” “In mijn verhaal kwam de verandering van een niet verwachte kant. Er werd een keer bij ons aangebeld. Er stond een vrouw op de stoep. Zij vertelde dat zij op nummer 5 woonde. Met acht jongens, ex-drugsverslaafden. Zij was begonnen met ‘Nora’s Nest’. Al die tijd had niemand uit de buurt wat gemerkt. Wij hoorden er pas van toen zij ons op de thee vroeg. Ze vertelde: Jullie hebben andere buren, ingewikkelde buren. Ik hoop dat wij welkom zijn. Dat was zo’n goede openingszet van haar, dat wij vanaf toen een stoere straat werden. Een straat die genoot van het feit dat er acht sterke jongens waren kwamen wonen. Ze hielpen met boodschappen doen en met sjouwen tijdens verbouwingen. Dat heeft iedereen in de straat veranderd. We hebben uiteindelijk tien jaar samengewoond. We waren er van overtuigd dat we een bepaalde mate van moeilijk gedrag aankonden als straat. En als het de verkeerde kant op dreigde te gaan, dan konden wij overleggen met Nora’s Nest. Zo werd het evenwicht hersteld. Het was geen verandering voor altijd. Nora ging dood. Het huis brandde af. Het was een verandering geweest. Want je kiest niet voor een drugsopvang. Zeker niet z’n zware. In plaats van dat wij er moeite mee hadden, waren wij er trots op. De methodiek Nora wordt nu vaker toegepast als er acceptatie nodig is voor een opvang” “Ik heb meer dan tien jaar gewerkt als manager in de GGZ. Opeens werd ik heel erg ziek, lichamelijk. Dat was een moment om de balans op te maken. Een film die ik toen zag bracht mij op het idee om mij voor te nemen om te ontdekken wat de drie beste dingen in mijn leven zijn, deze vast te houden en daar zoveel mogelijk voor over te hebben. Dit zijn 1. werk, 2. vrienden en 3. familie. Deze zaken mogen alleen nog energie kosten als het ook veel energie geeft. Dat is voor mij de balans die gevonden heb”
!
8!
103 “Een van de veranderingen in de sector ‘kunst en cultuur’ is dat er steeds minder geschreven wordt. Wel in de zin van marketing, public relations en promotie. Dat neemt zelfs toe. Wat ontbreekt is de meer kritische aandacht. Daarmee bedoel ik: kritisch opbouwend; in de zin van analytisch. Ook kunstenaars klagen dat er nauwelijks meer tentoonstellingen gerecenseerd worden in Rotterdam. Het vertrek van NRC-handelsblad is daarom te betreuren. Daar wilde ik iets aan doen. Ik dacht: laten we een krant maken. Een krant is een ongelooflijk ouderwets medium: papier, drukinkt, eigenlijk schandalig. Wij openden het eerste nummer met een longread interview van 7000 woorden. Een belediging voor de lezers. Dat noem je ‘slow journalism’. Wat nodig is om een krant te maken, is mensen die er in geloven. En je moet zo onafhankelijk mogelijk zijn. Het tweede nummer deden al weer een aantal nieuwe auteurs mee. En het volgende nummer komen er weer een aantal bij. De bedoeling is dat het langzamerhand een gewone krant wordt waarin iedereen die op een wat meer inhoudelijke manier wil bijdragen aan het discours over kunst en cultuur in Rotterdam een artikel kan plaatsen. De hoop is dan op een soort vliegwiel effect, dat het er op een gegeven moment is en nooit meer weggaat. Op een ouderwetse manier: hier en daar ligt de krant gewoon op stapeltjes. Je vindt hem als je op de goede plekken komt.” “Ik ben betrokken bij een veranderingsproces in het hoger onderwijs. Er wordt bij mijn opdrachtgever sinds kort een nieuwe afstudeervariant aangeboden. Dat betekent een curriculum verandering. Docenten schrijven aan nieuwe programma’s en studenten mogen daar natuurlijk niet zenuwachtig van worden. Dan is het goed om iemand van buiten erbij te betrekken, zoals ik, die probeert om binnen al de verschillende afdelingen en modules die aangeboden worden, een willing coalition te vinden voor het nieuw te vormen curriculum. Dat werkt niet als je dit van bovenaf aanstuurt. Wat ik nu doe is samen met docenten van alle mogelijke plekken een programma uitdenken waarbij het nieuwe afstudeerthema, centraal staat. Dat is af en toe een beetje ingewikkeld. De ene docent wil bijvoorbeeld het curriculum eerst helemaal uitdenken alvorens het in praktijk te brengen. Terwijl de ander het direct in de praktijk wil uitproberen. Ook verschillen docenten in de accenten die zij willen leggen op bepaalde subthema’s binnen het curriculum. In mijn positie moet je dus veel luisteren naar wat mensen willen en dat bij elkaar zien te brengen. Soms moet ik daarvoor meebewegen, en soms moet ik direct zeggen: dit gaan we doen. En daar maatjes bij vinden. Soms betekent het dat je docenten verleidt om iets te doen, waar zij wellicht zonder mij niet zo snel mee uit de voeten zouden kunnen. Daarnaast werk je niet alleen samen met docenten maar ook met externe partners. Voor wie studenten bijvoorbeeld kwalitatief en kwantitatief onderzoek kunnen gaan uitvoeren. Dat is iets waar docenten erg geïnteresseerd in zijn. Je raakt niet uitgedacht tijdens een veranderingsproces.”
!
9!
104 “Als iemand met een idee komt om patronen te doorbreken dan heb ik de neiging om eerst beren op de weg te zien. En aan de andere kant, bij persoonlijke zaken, als ik bijvoorbeeld denk: dit is niet zo’n leuke eigenschap. Dan doe ik daar meteen wat mee. Ik weet ondertussen uit ervaring dat ik goed veranderingen teweeg kan brengen. Een belangrijke factor daarbij is een zekere mate van urgentie. Je moet het zelf belangrijk vinden dat iets verandert. Argumenten zijn niet het belangrijkste om veranderingen tot stand te brengen. Het gaat eerder om het persoonlijke; het vinden van coalities. Je zit aan tafel, en je bedenkt je: aan die persoon zou ik wel iets kunnen hebben. De meeste veranderingen komen tot stand wanneer een groep mensen daarvoor een complot aangaat. Je moet een maatje hebben, en steun
verwerven.
Daarnaast
is
doorzettingsvermogen
een
cruciale
factor
en
bescheidenheid.” “Mijn persoonlijke verandering is nu een van mijn drijfveren binnen mijn ondernemerschap: ik wil mensen namelijk een kans bieden om hun passie te ontdekken en verder te brengen. Ik ben laat in de mode begonnen. Daarvoor moest ik eerst een andere weg inslaan. In de cultuur waarin ik opgegroeid ben was ‘kunst en cultuur’ namelijk niet iets wat je van jongs af aan meekrijgt. Ik kon erg goed tekenen toen ik jong was, maar ik werd hierin niet verder gestimuleerd. Hierdoor kon ik pas op latere leeftijd deze passie vertalen naar een vak. Nu geef ik les in patroon tekenen en in naaien. En ik ontwerp en ik maak mode. Prachtig om te zien dat cursisten bij binnenkomst zeggen: dit gaat mij nooit lukken. En uiteindelijk hangen er mooie jurken van hen in mijn atelier, gemaakt door mensen die nooit eerder achter een naaimachine hebben gezeten, of patronen hebben getekend.”
Verslag: Marieke Smit, OverZwaan Geografie
!
10!
105
STICHTING ROTTERDAM MAAKSTAD i.o. Tweede sessie ‘Aan de Keukentafel’ over Het Oude Westen Datum: maandag 26 mei 2014 van 19:30 – 21:45 Deelnemers:
Lida van Adrichem, Richard de Boer, Hugo Bongers, Jeroen Deckers (moderator), Chris Ezerman, Gina Heerenveen, Rabin Huissen, Mamina Hussen, Jenny Netten, Menno Rosier, Annet Schipper, Marieke Smit (voorbereiding en verslag), Vincent Wegener
Locatie:
Global Hats, Josephlaan 62, Rotterdam
Inleiding Op maandag 26 mei 2014 organiseerde Rotterdam Maakstad i.o. samen met Cultuurscouts Rotterdam en Hogeschool Rotterdam een sessie ‘Aan de Keukentafel’, rond de volgende centrale vraag: Wij zien interessante configuraties uit meerdere werelden in de lifestyle-economie. Bijvoorbeeld ambachtelijkheid, ontstaan uit sociale verbanden binnen Het Oude Westen en ontwerp- en maakindustrie, ontstaan vanuit de commercie. Hoe gaat dat in zijn werk?
Impressie Na een eerste gespreksronde, waarin alle deelnemers gelegenheid kregen om zich uit te spreken over persoonlijke ervaringen rondom deze centrale vraag, kwamen zij in de tweede ronde tot uitspraken over hun visie daarop. Hieronder volgt daarvan een korte impressie. -
In de kleermakerij is het niet zo eenvoudig om bepaalde ambachtelijke handelingen over te laten aan een assistent, omdat alles heel nauw luistert. Het vinden van de juiste mensen en hun begeleiding in de praktijk kost enorm veel tijd en inspanning. Hebben zij het vak eenmaal in de vingers, dan vliegen ze meteen uit. Dan is die inspanning uiteindelijk voor niets geweest. Daarom werken kleermakers vaak liever alleen.
-
In de vakwereld bestaat een ongeschreven ethische code, dat als je in de leer bent bij iemand, je de unieke vaktechnieken van jouw leermeester (zijn of haar unique sellingpoint) niet klakkeloos kopieert voor eigen gebruik. Ook neem je niet zomaar klanten over van het atelier waar je in de leer bent geweest of waarvoor je een opdracht hebt uitgevoerd.
-
Professionele ontwerpers en producenten werken op dit moment samen met vakbekwame vrijwilligers uit de buurt om producten te maken voor de markt. Vrijwilligersvergoeding kan een welkome aanvulling zijn op de uitkering. Bovendien is het vrijwilligerswerk een mogelijkheid
!
1!
106 om op de werkplek anderen te ontmoeten en daarmee uit hun isolement weg te blijven. Vrijwilligers hebben niet altijd begrip voor het feit dat zij zo weinig betaald krijgen voor hun arbeid. -
Goed werk laten doen tegen louter een vrijwilligersvergoeding van bijvoorbeeld twee euro per uur roept weerstand op. Van de andere kant: mensen in een uitkeringssituatie mogen niet meer ontvangen dan 1.500 euro vrijwilligersvergoeding per jaar, zonder dat de uitkering ter discussie komt met alle administratieve en financiële gevolgen van dien (armoedeval).
-
Het is een interessante optie vrijwilligers een aandelenkapitaal te laten opbouwen bij de organisatie
waar
ze
vrijwilligerswerk
doen.
De
fiscale,
eigendomsrechtelijke
en
uitkeringsrechtelijke implicaties van zo’n regeling moeten onderzocht worden en zonodig aangekaart worden in de politiek. -
In Het Oude Westen woont een fors aantal hoogopgeleide vrouwen uit bijvoorbeeld Afrikaanse landen. Zij beschikken in principe over voldoende talent om een welvarend leven op te bouwen. Hun uitkeringssituatie en hun beperkte sociale netwerk maakt het echter onmogelijk om al werkend kennis en relevante ervaring op te doen, acquisitie te doen en zodoende aansluiting te vinden bij commerciële bedrijven of op de markt. De urgentie is hoog om iets met dat talent te ondernemen zodat zij zich kunnen begeven op de reguliere arbeidsmarkt of kunnen starten met een eigen commerciële praktijk.
-
De gildestructuur lijkt op het eerste gezicht interessant, maar een bezwaar daartegen is dat dit werkt als een gesloten gemeenschap. Er ontstaan onwenselijke machtsverhoudingen die bovendien marktverstorend werken. Juridisch gezien is het vandaag de dag onmogelijk om mensen formeel te binden aan een maakatelier. Dat is de andere kant van het verhaal.
-
Een positief element van de gildestructuur is dat mensen binnen die gemeenschap kunnen werken aan hun kwalificaties en het zichtbaar maken daarvan bij het publiek en mogelijke opdrachtgevers. Het is de moeite waard om te onderzoeken of initiatieven als Krachtvrouwen en Femme Fabrique (talenttuin 010) voorwaarden kunnen scheppen voor maaktalent, door hun vakmanschap te erkennen door middel van certificatietrajecten. Met die certificaten kan dit maaktalent de markt op in de commerciële maakindustrie. In het werkatelier naast de winkel van Global Hats worden binnenkort naaimachines geplaatst om dit idee uit te proberen.
-
Het is niet duidelijk of er uiteindelijk voldoende vraag zal bestaan naar dit gecertificeerd talent dat uitstroomt. Schept dit nieuwe aanbod vanzelf een eigen vraag, of is het nodig om eerst deugdelijk marktonderzoek te doen, alvorens sturing te geven aan dat talent door middel van bedachte certificeringtrajecten? Ligt hier het gevaar van White Elephants op de loer (red.)?
!
2!
107 Het is van belang om dit in de komende tijd af te tasten bij mensen met ervaring op dit terrein, zoals opleidingen, marketingspecialisten en natuurlijk de betrokkenen zelf.
!
3!
108
109 Rotterdam Maakstad, Instituut voor Industriële Recreatie Het Oude Westen: een knooppunt van fashion en lifestyle. In de eerste week van juni 2014 brengen mensen uit acht verschillende Europese steden een werkbezoek aan Rotterdam. Deze groep bestaat uit beleidsmakers en mensen die werkzaam zijn in de creatieve industrie. Dit werkbezoek vindt plaats in het kader van het Europese programma Urbact - Creative Spin. Dit internationale gezelschap krijgt op donderdagmiddag 5 juni een rondleiding in Het Oude Westen. ‘Aan de Keukentafel’ discussiëren zij met ondernemers en bewoners uit deze wijk over sociale, ruimtelijke en commerciële mogelijkheden die de creatieve industrie te bieden heeft voor het Oude Westen en omgekeerd. De focus ligt op fashion en lifestyle aan en op het lichaam. ‘Aan de Keukentafel’ snijden zij (in twee aparte sessies) twee onderwerpen aan: een mogelijk sociaalcommercieel belangenconflict (thema 1) en revitalisering tot een goed plein (thema 2).
Thema 1: Belangenconflict. Centrale vraag voor het gesprek: Hoe ontstaan interessante configuraties uit twee werelden in de lifestyle-economie: ambachtelijkheid, ontstaan uit sociale verbanden binnen Het Oude Westen en ontwerp- en maakindustrie, ontstaan vanuit de commercie? ACHTERGRONDINFORMATIE: In het modesegment zie je twee hoofdstromen die relevant zijn voor wijkontwikkeling: 1. Ambachtelijk werk, tot leven gebracht in sociale verbanden. Voor het publiek onzichtbaar. Alleen via persoonlijke netwerken te traceren. Deze ambachtelijkheid, veelal van kindsbeen af ontwikkeld, bevindt zich op hoog niveau. Voor professionele modeontwerpers zijn deze makers moeilijk te bereiken, terwijl hun vaardigheden een belangrijke toegevoegde waarde zouden kunnen betekenen. Bijvoorbeeld voor het maken
van
samples
en
het
uitdokteren
van
nieuwe,
verantwoorde
productietechnieken. Omgekeerd kan het voor deze makers nieuwe perspectieven bieden als zij samenwerken met ontwerpers. Het is nog niet duidelijk of op grote schaal een klik ontstaat tussen deze makers en de ontwerpwereld. Verschillen in vakinhoudelijk repertoire en praktijkbeleving kunnen bepalend zijn voor succes: vult men elkaar op inspirerende wijze aan, of strandt de samenwerking op Babylonische spraakverwarring? Vast staat al wel dat een gedeelte uit deze categorie makers er steeds meer naar verlangt om in de openbaarheid te treden. Denk daarbij aan Krachtvrouwen en Granny’s finest.
110
2. Commerciële maakateliers waarin producten worden vervaardigd in opdracht. Deze zie je vaak in winkelstraten. Het grote publiek laat daar kleding vermaken of repareren. Ontwerpers gaan daar langs om (een deel van) hun ontwerp te laten uitvoeren.
Ook
hier
geldt
dat
verschillen
in
vakinhoudelijk
repertoire
en
praktijkbeleving bepalend kunnen zijn voor succes in de samenwerking. Ook maakateliers kunnen onzichtbaar voor het publiek opereren: in voormalige garages of in bedrijfspanden in de stad. Professionele maakateliers hebben het vaak moeilijk om gekwalificeerd personeel aan te trekken. Jonge mensen kiezen nog altijd liever voor theoretische scholing die leidt tot beroepsuitoefening in de dienstverlening. Ambachtelijkheid heeft nog weinig status. Jonge mensen die wel de modevakschool volgen, zijn vaak pas na hun zestiende levensjaar serieus begonnen met het ambacht en missen daardoor de belichaming en virtuositeit die aanwezig zijn bij mensen die het vak van kindsbeen af ontwikkeld hebben. Nadere uitwerking van de centrale vraag: Wat kunnen mensen doen om dit belangenconflict te gebruiken voor de ontwikkeling van een bloeiende lifestyle-economie in de wijk? Hoe ontstaan interessante configuraties tussen twee of meerdere werelden die elkaar kunnen inspireren tot nieuw ondernemerschap en verrassende producten? Hoe ontvouwen die configuraties zich? Wat triggert mensen tot vrijmoedigheid en generositeit in het voortgaande gesprek tot ondernemerschap? Doel van het gesprek: verzamelen van best practices uit eigen ervaring (1) en aanbevelingen voor het Oude Westen (2). Jeroen Deckers en Marieke Smit
111 Rotterdam Maakstad, Instituut voor Industriële Recreatie Het plein: een podium van maakindustrie in Het Oude Westen. In de eerste week van juni 2014 brengen mensen uit acht verschillende Europese steden een werkbezoek aan Rotterdam. Deze groep bestaat uit beleidsmakers en mensen die werkzaam zijn in de creatieve industrie. Dit werkbezoek vindt plaats in het kader van het Europese programma Urbact - Creative Spin. Dit internationale gezelschap krijgt op donderdagmiddag 5 juni een rondleiding in Het Oude Westen. ‘Aan de Keukentafel’ discussiëren zij met ondernemers en bewoners uit deze wijk over sociale, ruimtelijke en commerciële mogelijkheden die de creatieve industrie te bieden heeft voor het Oude Westen en omgekeerd. De focus ligt op fashion en lifestyle aan en op het lichaam. ‘Aan de Keukentafel’ snijden zij (in twee aparte sessies) twee onderwerpen aan: een mogelijk sociaalcommercieel belangenconflict (thema 1) en revitalisering tot een goed plein (thema 2). Thema 2: Revitalisering. Centrale vraag voor het gesprek: Door middel van welke stedenbouwkundige interventies en bestuurlijke processen maak je van een ‘vergeten plein’ een hippe hotspot van creatieve maakindustrie waar het stedelijke publiek en toeristen komen flaneren? ACHTERGRONDINFORMATIE: In iedere stad kom je ze wel tegen: pleinen die er een beetje verwaarloosd bij liggen. Het decor is wat troosteloos. De bestrating is verzakt en paaltjes die moeten verhinderen dat er op het plaveisel geparkeerd wordt staan een beetje scheef. Groenvoorzieningen ontbreken, misschien hier en daar een boompje en wat plantenbakken die verzamelpunt geworden zijn van afval. Overal staan auto’s geparkeerd. Deze blokkeren de toegang van de gevels tot het plein en omgekeerd. Het ondernemerschap rondom het plein is beperkt. Je ziet onduidelijke bedrijfsactiviteiten en leegstand. Op het plein hangen misschien wat jongeren rond. Soms zie je kleine kinderen de eerste oefeningen doen op hun skateboard. Ook ouderen kom je er heel af en toe tegen als er bankjes zijn. Het plein is, kortom, een wat onduidelijk ontmoetingspunt. Het is misschien wel vooral een oversteekplaats. Omwonenden zijn trouwens lang niet altijd ontevreden over het plein, want het is er over het algemeen rustig. Echter: de urgentie in Het Oude Westen, om zo’n vergeten plein tot leven te brengen, is hoog omdat in deze wijk volop kansen aanwezig zijn voor een bloeiende lifestyle-economie. Doel van het gesprek: verzamelen van best practices uit eigen ervaring (1) en aanbevelingen voor Het Oude Westen (2). Jeroen Deckers en Marieke Smit
112
113
STICHTING ROTTERDAM MAAKSTAD i.o.
Derde sessie ‘Aan de Keukentafel’ over Het Oude Westen (internationale conferentie deel 1) Datum: donderdag 5 juni 2014 van 15:15 – 16:45 Deelnemers:
Lida van Adrichem, Denise Barrett, Richard de Boer, Annette Copper, Jeroen Deckers (moderator), Anika Ellwart, Chuck Heerenveen, Amina Hussen, Janjoost Jullens, Alexander Maas, Marián Matusák, Kira Mel, Jenny Netten, Silvia Porretta, Fatameh Rabiee-Khan, Marieke Smit (aantekeningen), Alexa Torlo.
Locatie:
Global Hats, Josephlaan 62, Rotterdam
Inleiding In de eerste week van juni 2014 brachten mensen uit acht verschillende Europese steden een werkbezoek aan Rotterdam. Deze groep bestond uit beleidsmakers en mensen die werkzaam zijn in de creatieve industrie. Dit werkbezoek vond plaats in het kader van het Europese programma Urbact Creative SpIN. Dit internationale gezelschap kreeg op donderdagmiddag 5 juni een rondleiding in Het Oude Westen. ‘Aan de Keukentafel’ discussieerden zij met ondernemers en bewoners uit deze wijk over sociale, ruimtelijke en commerciële mogelijkheden die de creatieve industrie te bieden heeft voor het Oude Westen en omgekeerd. De focus lag op fashion en lifestyle aan en op het lichaam. ‘Aan de Keukentafel’ sneden zij (in twee aparte sessies) twee onderwerpen aan: een mogelijk sociaalcommercieel belangenconflict (thema 1) en revitalisering tot een goed plein (thema 2). Het onderstaande verslag betreft thema 1: Wij zien interessante configuraties uit meerdere werelden in de lifestyle-economie. Bijvoorbeeld ambachtelijkheid, ontstaan uit sociale verbanden binnen Het Oude Westen en ontwerp- en maakindustrie, ontstaan vanuit de commercie. Hoe gaat dat in zijn werk?
Impressie Dit verslag is een samenvatting van ervaringen en noties die aan tafel werden uitgesproken. Er is een breed palet van ambachtelijkheden aanwezig in de Europese steden, vertegenwoordigd ‘Aan de Keukentafel’. In de agglomeraties van Birmingham, Essen en Rotterdam vind je ambachtelijkheden die bijvoorbeeld hun oorsprong vinden in landen waar grote immigratiestromen vandaan komen: textiele handvaardigheid, sierraden, leerbewerking, culinaire specialiteiten. In deze steden zijn bovendien traditionele ambachtelijkheden te vinden in de metaal- en houtbewerking, evenals reparatiewerkplaatsen en duurzaamheidinitiatieven (hergebruik). In Bologna zie je een bloei van ambachtelijkheid op het terrein van kunstnijverheid (sierraden), en ook van restauratiewerk: hier gaat het in het bijzonder om muziekinstrumenten, zoals piano’s en cello’s. In Tallinn tref je maakindustrie
114 aan op het gebied van mode, cosmetica, sierraden, elektronica en recycling. Voorbeeld: jonge ontwerpers restylen tweede hands kleding. In Košice, waar de traditionele zware industrie teloor is gegaan, is nu de hoop gericht op creatieven die de bedrijvigheid in de stad nieuw leven inblazen. Dat doen zij door middel van workshops waar nieuwe concepten van ontwerp en productie worden uitgeprobeerd. Voor alle steden geldt dat er nog niet zoveel zicht is op relaties tussen huisvlijt (achter de voordeur) en de commercie. In Rotterdam zie je al wel wat initiatieven in de sfeer van vrijwilligerswerk die leiden tot modeproductie voor de markt, maar de totale omvang daarvan lijkt nog marginaal. Positief punt van die ontwikkeling is wel dat enkele ontwerpers dicht bij huis hun ideeën tot materiële uitwerking kunnen brengen, in plaats van dat zij daarvoor het vliegtuig moeten nemen. Ontwerpers hebben bovendien inhoudelijke feedback nodig vanuit het ambacht. Andersom evolueert het ambacht door nieuwe technologieën die aangedragen wordt vanuit de ontwerpwereld. Het is zeer de moeite waard om de samenwerking tussen de ontwerpwereld en het ambacht in de openbaarheid te brengen, bijvoorbeeld in winkelruimtes en werkplaatsen die vanaf de straat zichtbaar zijn. Dat is goed voor het verruimen van de markt en goed voor jonge mensen die zich oriënteren op hun toekomstige beroep. Wat hierbij in het oog gehouden kan worden is de notie, dat het vertrekpunt in de samenwerking moet zijn dat mensen werk doen waar zij sterk in zijn; waar hun hart naar uitgaat. In ieder samenwerkingsverband is het nodig om ruimte te scheppen voor het individu, voor verschillende werkvormen en voor verschillende werkprocessen. Mensen zijn veerkrachtig en vindingrijk, als zij de dingen doen die dicht tegen hun eigen voorkeuren en karaktereigenschappen aanliggen. De zakelijke kant van het ondernemerschap in termen van verdienmodellen is van levensbelang. Enige regie en moderatie zijn nodig om netwerken tot leven te brengen, goede zakelijke concepten te ontwikkelen en conflicten verstandig te hanteren die samenwerking anders zouden kunnen belemmeren. Een specifieke notie hierbij is de omgang met verschillen qua generatie. Het is de moeite waard jonge mensen en ouderen te verleiden tot samenwerking, omdat een voortgaande verbinding van levenservaring met de nieuwste ontwikkelingen de mogelijkheid vergroot tot duurzame bedrijvigheid. Bovendien is de generatie jonge gepensioneerden, gelet op de tijdgeest waarin zij hun leven hebben opgebouwd, goed te combineren met jonge mensen die op eigen wijze willen ondernemen. Ervaring is essentieel. De blik van de buitenstaander is nuttig. Mensen die middenin Het Oude Westen van Rotterdam werken en wonen weten vaak minder goed hoe het gesteld is met de buurt dan buitenstaanders. Dingen die goed gaan worden in mindere mate opgemerkt door mensen die deze goede dingen dagelijks meemaken. Daarom is het ook zo belangrijk dat de partnersteden van Creative SpIN elkaar laten zien hoe ontwikkelingen zich in ‘hun’ stad voltrekken in de loop van de tijd. Het onderwerp van deze sessie ‘Aan de Keukentafel’ levert een concreet aanknopingspunt op: Hoe zal in deze steden, in de komende jaren, de samenwerking tussen de ontwerpwereld en het ambacht zichtbaar gemaakt worden voor het publiek, in het bijzonder in de openbare ruimte?
115 Wij stellen voor om dit onderwerp telkens op de agenda te plaatsen bij contacten tussen de partnersteden. Deze steden kunnen elkaar bovendien tussentijds op de hoogte houden van actuele gebeurtenissen rond dit onderwerp. Naschrift: In Rotterdam Het Oude Westen was op maandag 16 juni een bijeenkomst van Krachtvrouwen georganiseerd door Amina Hussen. Ook Jeroen Deckers was daarbij uitgenodigd. In deze bijeenkomst van rond de vijftig vrouwen is afgesproken om van ieder van hen de ambachtelijke voorkeuren en kwaliteiten te inventariseren. Is dit gebeurd, dan komen zij door middel van sessies ‘Aan de Keukentafel’ in contact met studenten van Rotterdamse ontwerp- en maakopleidingen en met professionele ontwerpers die daarvoor belangstelling hebben.
116
117
STICHTING ROTTERDAM MAAKSTAD i.o.
Vierde sessie ‘Aan de Keukentafel’ over Het Oude Westen (internationale conferentie deel 2) Datum: donderdag 5 juni 2014 van 16:55 – 18:25 Deelnemers:
Ekaterina Baskakova, Frans van den Bosche, James Burkmar, Jeroen Deckers (moderator), Chris Ezerman, Chuck Heerenveen, Marie Kanarik, Philippe Kern, Alexander Maas, Chantal Olffers, Annet Schipper, Marieke Smit (aantekeningen), Alfons Wafner.
Locatie:
Global Hats, Josephlaan 62, Rotterdam
Inleiding In de eerste week van juni 2014 brachten mensen uit acht verschillende Europese steden een werkbezoek aan Rotterdam. Deze groep bestond uit beleidsmakers en mensen die werkzaam zijn in de creatieve industrie. Dit werkbezoek vond plaats in het kader van het Europese programma Urbact Creative SpIN. Dit internationale gezelschap kreeg op donderdagmiddag 5 juni een rondleiding in Het Oude Westen. ‘Aan de Keukentafel’ discussieerden zij met ondernemers en bewoners uit deze wijk over sociale, ruimtelijke en commerciële mogelijkheden die de creatieve industrie te bieden heeft voor het Oude Westen en omgekeerd. De focus lag op fashion en lifestyle aan en op het lichaam. ‘Aan de Keukentafel’ sneden zij (in twee aparte sessies) twee onderwerpen aan: een mogelijk sociaalcommercieel belangenconflict (thema 1) en revitalisering tot een goed plein (thema 2). Het onderstaande verslag betreft thema 2: Door middel van welke stedenbouwkundige interventies en bestuurlijke processen maak je van een ‘vergeten plein’ een hippe hotspot van creatieve maakindustrie waar het stedelijke publiek en toeristen komen flaneren?
Impressie Dit verslag is een verzameling van ervaringen en noties die aan tafel werden uitgesproken. Levendigheid op het plein gebeurt niet overal ter wereld op eenzelfde manier. In China bijvoorbeeld lijkt de schaarste aan publieke ruimte garant te staan voor een voortdurende activiteit op die plekken: spontane vormen van muziek, dans en andere fysieke oefeningen op pleinen. Mensen komen daar ‘uit de kast’ over hun opvattingen, hun kwaliteiten, hun vakmanschap. Het is er altijd druk. Overal staan camera’s de boel in de gaten te houden. Pleinen in China hebben daardoor vaak iets dreigends en tegelijkertijd iets energieks. In Birmingham daarentegen kunnen pleinen een rustpunt zijn te midden van de stadsdrukte. Het zijn gelegenheden om even niets te hoeven. In Bologna organiseren mensen evenementen op het plein; ook evenementen die vrij toegankelijk zijn. Er worden locale communities
118 gevormd met behulp van social media. Dat gebeurt weer op een andere manier in Essen (en ook in Rotterdam, trouwens), waar beleidsmakers en ontwerpers in een voortgaand gesprek met bewoners en andere stakeholders vrij precies onderzoeken wat mensen nodig hebben in de openbare ruimte. In Kortrijk schept de gemeente samen met ontwerpers voorwaarden: restauratieprogramma’s, autovrije zones. Commercie laat zich sowieso niet dwingen door de ontwerper, dus is men terughoudend met het als zodanig etiketteren van een straat of plein. In Tallinn lijkt de toerist vaak meer geïnteresseerd in het plein dan de stadsbewoner. Met het oog op toeristenindustrie doet het stadsbestuur extra investeringen op die plekken. In Tallinn heeft internet shopping een vlucht genomen. Mensen ontmoeten elkaar steeds meer op virtuele pleinen en winkelstraten om aan spullen te komen. Dat heeft uiteraard gevolgen voor de fysieke stedelijke ontwikkeling: niet veel nieuwbouw van winkelcentra. De betekenis van een plein kan heel verschillend liggen. Het kan een plek zijn waar mensen regelmatig samenkomen, maar het kan net zo goed een kruispunt zijn van interessante of minder interessante straten. Het plein is dus niet noodzakelijkerwijs een knooppunt. Dat hangt af van wat er daadwerkelijk gebeurt. Het is dan ook belangrijk om niet zozeer de focus te leggen op het plein, maar op de betekenis van openbare ruimte: interessante pleinen, winkelstraten, winkelcentra, etc. Er is theoretisch gezien onderscheid te maken tussen het plein (of openbare ruimte) als ‘playground’ voor kinderen, als commerciële ontmoetingsplek en als een plaats waar verkeersstromen worden afgewikkeld. Het is de vraag of dat onderscheid zo belangrijk blijft. De natuurlijke verwevenheid van ‘playground’ met commercie bijvoorbeeld, biedt misschien kansen voor kinderen om vertrouwd te raken met ‘volwassen’ werelden waarin wij leven: die van de winkelier, de maakindustrie en de ontwerper. De waarde daarvan gaat misschien echt tot de verbeelding spreken als die werelden letterlijk samen komen in de etalage. De stad hoeft niet noodzakelijkerwijs opgedeeld te zijn in ontworpen segmenten, voor zover bedrijvigheid en bijkomende verkeersdrukte geen ernstige veiligheids- en gezondheidsrisico’s met zich meebrengen. Het is niet zo eenvoudig om de genen van een straat of buurt te begrijpen. Zeker niet als je er dagelijks bovenop zit. Betekenissen kunnen wellicht ontsluierd worden door mensen die van buiten de desbetreffende stad of wijk komen. Zo kan iemand uit Kortrijk kwaliteiten zien in Rotterdam Het Oude Westen, die door bewoners, ondernemers en maatschappelijke instellingen niet worden opgemerkt. Bepaalde verschijnselen die in de ene stad gezien worden als een probleem kunnen in de andere stad misschien beoordeeld worden als een interessante optie. Neem maar het voorbeeld van de strikte stedenbouwkundige scheiding tussen wonen, werken en vrijetijdsbesteding. Die scheiding staat in sommige steden ter discussie, terwijl die misschien in andere steden juist wordt nagestreefd. Zo bezien kunnen mensen uit verschillende Europese steden elkaar andere, wellicht nieuwe perspectieven bieden.
119 Het is de moeite van het onderzoeken waard om een stap verder te komen in Europees verband. Het is sowieso goed om elkaar een blik in de keuken te gunnen bij planontwikkeling. Creative SpIN kan wellicht een platform zijn, waar ervaringen gedeeld worden rond plekken waar allerlei vormen van samenwerking ontstaan tussen ontwerpers, makers en winkeliers. Nieuwe vormen van samenwerking dus, die zichtbaar zijn vanaf de straat. Dat kan een lid van Creative SpIN bijvoorbeeld doen met behulp van lifelogging camera’s waarmee de omgeving verkend en besproken wordt met ontwerpers, stedenbouwkundigen en buurtbewoners. Dat materiaal kan weer gedeeld worden met andere leden van Creative SpIN, die uitgenodigd worden om daar commentaar op te geven. Is het zelfs mogelijk in het kader van Creative SpIN, dat leden daarvan in hun eigen stad een interessant plein of een bijzondere straat selecteren voor een gezamenlijke adoptie? Die adoptie kan dan bijvoorbeeld inhouden dat de leden van Creative SpIN (en hun relaties) regelmatig worden uitgenodigd om feedback te geven bij de planontwikkeling in die straat of op dat plein. Is dat proces van feedback geven en ontvangen een succes, dan kunnen impressies daaruit gebruikt worden ter ondersteuning van een subsidieaanvraag bij de Europese Commissie voor de ontwikkeling van die straat of dat plein. Dat verhoogt wellicht de Europese waarde van dergelijke subsidieaanvragen richting Europese loketten.
120
121
ROTTERDAM MAAKSTAD, instituut voor industriële recreatie
Eerste inventariserende sessie ‘Aan de Keukentafel’ bij Krachtvrouwen Datum: woensdag 16 juli 2014 van 16:55 – 18:25 Deelnemers:
Jeroen Deckers (moderator en verslag), Amina Hussen, Reijhan Aslan, Safiye Koc, Shanaz Ahmad, Marieke Smit (aantekeningen en verslag), Xia Lu Jiang
Locatie:
Aktiegroep Het Oude Westen, Gaffelstraat 1-3, Rotterdam
Doel van deze bijeenkomst: inventarisatie van maakvaardigheden in Oude Westen Inleiding Rotterdam Maakstad is een knooppunt van ontwerpers, winkeliers, makers, studenten, docenten en wetenschappers. Het Oude Westen beschikt over een enorm potentieel waaruit succesvolle ondernemingen kunnen ontstaan. Het publiek kan getriggerd worden door etalages waarin ontwerp- en maakprocessen zichtbaar gemaakt worden. Het gesprek in de stad gaat allang niet meer over producten alleen, maar ook over het verhaal daarachter. Daar is dringend behoefte aan. Consumenten laten zich inspireren door maakprocessen en zijn bereid extra te betalen voor producten waarvan zij de waarde, de betekenis begrijpen. Jonge mensen fantaseren over hun toekomst en zoeken naar hippe initiatieven, liefst dicht bij huis, waar zij door geraakt worden. Initiatieven waaraan zij hun eigen bedrijfsconcept kunnen spiegelen en tot werkelijkheid maken. Welke mogelijkheden biedt de stedelijke omgeving? Hoe maken ondernemers daar gebruik van? Het idee is dat (economische) veerkracht altijd in samenwerking tot leven komt. Uitgangspunt is zelforganisatie: het voortgaande gesprek in Het Oude Westen zorgt ervoor dat mensen elkaar goed kennen. Informatie over hun achtergrond, hun kennis, hun kunde en hun passies brengt hen tot samenwerking en winstgevend ondernemerschap. Zo bezien beschikt deze wijk over eigenschappen van een groot bedrijfsconcern dat geleid wordt door relaties. In het Oude Westen wonen enkele honderden mensen die serieus wat kunnen met hun handen. Het kwaliteitsniveau en de productiekracht zijn uiteenlopend. Veel mensen met vaardige handen werken thuis in opdracht van familie, vrienden en relaties binnen geloofsgemeenschappen. Het is in feite een informele economie achter de voordeur. Rotterdam Maakstad inventariseert welk potentieel aanwezig is waaruit sterke commerciële initiatieven kunnen ontstaan. Denk hierbij aan de mogelijkheid high end shops te openen, waarin voorbijgangers ontwerpers en makers aan het werk zien, waar lifestyle producten verkocht worden en waar hippe styling aangeboden wordt.
122 Krachtenveldanalyse Rotterdam Maakstad voert op dit moment een krachtenveldanalyse uit. Een krachtenveldanalyse houdt in dat je vrij precies in beeld brengt welke personen in een bepaald gebied iets voor elkaar betekenen. Ook mensen die buiten Het Oude Westen wonen of werken komen voor in het onderzoek. Zij kunnen misschien al een bepaalde band hebben met deze wijk, of zijn van plan om daar iets te beginnen. De methode van onderzoek werkt als een platform tot samenwerking en ondernemerschap. De deelnemers komen met een bepaalde frequentie aan tafel om hun competenties zichtbaar te maken voor anderen. De krachtenveldanalyse maakt verschillen zichtbaar. Verschillen die mensen tot hun persoonlijke gedrevenheid hebben gebracht. Uitgangspunt is: omarm het verschil! Veel stedelingen begrijpen prima hoe je ‘het verschil kunt uithouden’. Het resultaat is dat de krachtenveldanalyse leidt tot nieuwe bedrijven. Initiatieven waar mensen in de wijk enthousiast van worden en waar mensen van buiten op afkomen. Krachtvrouwen In Het Oude Westen organiseert Amina Hussen iedere week meerdere bijeenkomsten van vrouwen. Dit initiatief staat bekend onder de naam ‘Krachtvrouwen’. Veel vrouwen uit dit netwerk kunnen goed koken en handwerken, zoals kleding maken. Daarnaast is een aantal vrouwen goed in het organiseren van catering. Op de website van Krachtvrouwen komt een pagina waarin deze competenties zichtbaar worden gemaakt. Dat gebeurt in samenwerking met Rotterdam Maakstad. Hier kan de bezoeker zien wat deze vrouwen kunnen betekenen voor Het Oude Westen. Van iedere vrouw die dat wil wordt een portfolio gepresenteerd met daarin fotovoorbeelden van wat zij kan maken. Samen met het verhaal achter het maakproces. Wellicht kunnen ook opdrachten gepost worden op deze webpagina en interessante maakervaringen. Impressie van de inventarisatie Deze eerste bijeenkomst vertellen vier mensen over hun vaardigheden en ervaring: Shanaz Ahmad Ik kom oorspronkelijk uit Pakistan en woon nu ongeveer 26 jaar in Nederland. Ik spreek gelukkig goed Nederlands en ken veel mensen in Het Oude Westen. Toen ik vijftien jaar was heb ik leren handwerken met stoffen. Ik weet nog goed dat ik bij mijn tante in de stad woonde omdat daar betere scholen waren dan in het dorp van mijn ouders. Mijn tante zei: jij bent een meisje dus moet je wel kunnen handwerken! Zij kocht stoffen en leerde mij die zomer naaien en borduren. In Nederland ben ik daarmee doorgegaan, want mijn man vond het geweldig wat ik kon. Hij zag graag dat ik kleding maakte voor zijn kinderen: erg leuke stiefdochters. Ik heb in die tijd veel plezier gekregen in dit ambacht. Ondertussen kreeg ik patroontekenen onder de knie. Op dit moment maak ik vooral Pakistaanse maatkleding en gordijnen. Dat doe ik allemaal met mijn eigen naaimachine. De meeste kleding die ik produceer, maak ik nog steeds voor mijn kinderen en voor
123 mijzelf. Daarnaast werk ik aan het XXL-beeld van Mama Aisha in de centrale bibliotheek en maak ik modeproducten die ontworpen zijn door Jenny Netten Reijhan Aslan Mijn familie komt oorspronkelijk uit Turkije, uit de buurt van de Zwarte Zee. Ik ben in Nederland geboren. Ik heb het vak geleerd tijdens mijn opleiding modeontwerpen bij ‘De Voorpost’ aan de Schietbaanstraat. Dit was een soort huishoudschool. Hier leerde ik patronen knippen, naaien, breien en borduren. Ik vind het erg leuk om bruidskussens te maken. Dat is het kussen waarop de ringen aangeboden worden tijdens de huwelijksceremonie. Ook kan ik bruidsmandjes bekleden en gordijnen maken. Het liefst werk ik aan grote objecten van stof, zoals gordijnen. Ik voer ook wel graag de regie over het ontwerpproces, maar ben tegelijk nieuwsgierig hoe het zou zijn om die regie uit handen te geven aan een professionele ontwerper. Interessant om samples te maken die precies voldoen aan de eisen van de ontwerper! Safiye Koc Ik ben wel geboren in het Zwarte Zeegebied in Turkije, maar dan meer in de buurt van Rusland. Sinds mijn zevende woon ik in Nederland. Ik heb op school gezeten in Delfshaven. Vanaf mijn vijftiende heb ik leren naaien. Ik werd enthousiast gemaakt door mijn zus die een naaicursus deed. Als kind maakte ik meteen al hartstikke leuke bikini’s en later zelfs broeken. Dat was een stuk ingewikkelder, maar het lukte wel. Tegenwoordig maak ik af en toe kleding en ik kapotte kleding heel netjes herstellen. Als ergens een scheur in zit, kan ik er meestal wel weer wat moois van maken. Daarnaast verander ik allerlei voorwerpen in iets persoonlijks. Dan voelt het als iets dat echt van mij is. Ik bekleed bijvoorbeeld doosjes die er dan heel vrolijk uitzien, maar ook stoelen. Niet al mijn plannen om te naaien kan ik verwezenlijken. Dat komt omdat daarvoor het gereedschap ontbreekt. Zo mis ik bijvoorbeeld een machine waarmee ik kan werken met zwaardere materialen, zoals leer. Koken vind ik ook geweldig om te doen. Ik zou graag lekkere gerechten maken die dan overal in de buurt geproefd worden. Xia Lu Jiang Ik ben geboren in China en woon nu ongeveer 23 jaar in Nederland. Ik ben 54 jaar oud. Ik werk echt heel veel met mijn handen. Voor mij is dat dagelijkse kost. Fijn dat mijn handwerk ook nog eens mijn hobby is! Het liefst kook ik allerlei lekkers en maak ik kleding. Ik heb een professionele achtergrond op beide gebieden. In China werkte ik als kok en had ik een baan in de confectieindustrie. Ik weet dus precies hoe het is om aangesproken te worden op de kwaliteit die ik lever. Daar ben ik altijd erg scherp op. Mijn gerechten zijn al wel bekend bij een aantal mensen in Het Oude Westen, maar wat betreft de kleding die ik maak, bestaat mijn klantenkring nog maar uit één persoon, namelijk mijn dochter!
124 Actiepunten: * Website Krachtvrouwen: pagina over samenwerking Krachtvrouwen & Rotterdam Maakstad. Geef dit een glossy uitstraling in samenwerking met een grafisch ontwerper en een marketingen sales-specialist. Zorg ervoor dat de verhalen op een persoonlijke en aanmoedigende wijze worden verwoord, eventueel in de sfeer van advertorials. * Per vrouw een portfolio maken. Hierin maximaal tien foto's verzamelen van producten die deze vrouw gemaakt heeft en die inzichtelijk maken welk potentieel deze producent heeft voor de professioneel markt. * Wanneer gestart wordt aan een nieuw maakproces, fotografeert de producent daarvan het ontwikkelingsproces. Een soort logboek van beginsituatie tot eindproduct. Wat ging goed? Wat werkte minder succesvol?
Met welke mensen in en buiten Het Oude Westen werd
samengewerkt? Hoe zagen de eerste schetsen eruit en de patronen die gebruikt en aangepast werden, enzovoort. Maak ook foto's van details en afwerkingen waar speciale aandacht aan gegeven werd. Laat bij herstelwerkzaamheden de scheur zien die netjes gerepareerd is. Ook van het kookproces is het interessant om een foto-impressie te maken. * Tentoonstelling organiseren. In eerste instantie foto's laten zien. Later wellicht producten samen met het verhaal; vergelijk het format 'This Happened'. Voor deze tentoonstellingen kunnen wij ontwerpers, winkeliers en opleidingsinstituten uitnodigen.
125
ROTTERDAM MAAKSTAD, instituut voor industriële recreatie
Een bidboek voor en door Het Oude Westen over fashion & lifestyle Het afgelopen jaar is veel energie gestoken in het ontginnen van vruchtbare bodem in Het Oude Westen, namelijk in de vorm van tien sessies ‘Aan de Keukentafel’. Op initiatief van Hugo Bongers (hogeschool Rotterdam), Jeroen Deckers (Rotterdam Maakstad) en Menno Rosier (Cultuurscout Rotterdam Centrum) zijn tal van ondernemers aan tafel uitgenodigd, zoals ontwerpers, makers en winkeliers. Ook vertegenwoordigers van verschillende maatschappelijke instellingen schoven aan, zoals van opleidingen, de meest betrokken woningcorporatie, welzijnsinstellingen en de gemeente. Het doel van deze besprekingen was het aftasten van mogelijkheden in Het Oude Westen tot meer zichtbare bedrijvigheid op het gebied van fashion & Lifestyle. Moderator van deze tien bijeenkomsten was Jeroen Deckers, oprichter van stichting Rotterdam Maakstad. Zijn sparringpartner was Marieke Smit, sociaal geograaf en masterstudent aan de Universiteit voor Humanistiek. In de periode februari tot en met juni vonden eerst zeven bijeenkomsten plaats, waaronder twee in een internationaal gezelschap in het kader van Creative SpIN en twee, georganiseerd bij Krachtvrouwen. De uitkomst van die bijeenkomsten was, samengevat, dat er inderdaad interessante mogelijkheden zijn om in Het Oude Westen fashion & Lifestyle te laten bloeien. Tijdens deze sessies kwam een aantal interessante aandachtpunten op tafel: 1. De veronderstelde vakbekwaamheid ‘achter de voordeur’ lijkt een wenkend perspectief, maar vraagt om nader onderzoek omdat daarvan nog onvoldoende overtuigende voorbeelden circuleren. 2. De ambachtelijke vaardigheden, nodig voor een bloeiende fashion-industrie, mogen niet onderschat worden. Werken onder tijdsdruk en dan toch hoge kwaliteit afleveren is lang niet iedereen gegeven. 3. Veel enthousiastelingen in de modebranche zijn geen echte ontwerpers of makers maar eerder stylisten. Goed voor de sfeer in de branche, maar voor een duurzame mode-industrie zijn ook goede coupeuses en patroontekenaars nodig, vooral waar het mannenmode betreft. Die zijn in Nederland bijzonder schaars, zo ook in Rotterdam Het Oude Westen. 4. Goede kleermakers werken vaak alleen, omdat zij stagiaires van de opleiding moeten betalen, terwijl hun vakbekwaamheid nog volledig moet worden opgebouwd. Daar zit iets fundamenteel scheef.
126 5. De toetreding van arbeidskrachten uit het informele circuit naar de professionele maakindustrie wordt bemoeilijkt door sociale verplichtingen, regels van UWV en fiscale verplichtingen. Het sociale stelsel roept eerder terughoudendheid op bij de betrokkenen dan ondernemerschap. 6. De bereidwilligheid van de gemeente en woningcorporaties om te investeren in maakplekken moet nog blijken. 7. Professionele vakbekwaamheid vereist een traject van stage en monitoring, misschien in de vorm van een gildestructuur dat certificaten uitgeeft. De vraag is of dit onwenselijke machtsverhoudingen in de hand werkt en of daar echt behoefte aan is (vgl. White Elephants in ontwikkelingshulp). 8. In Rotterdam en ook in Het Oude Westen zie je bij steeds meer ontwerpers en makers het besef dat het waardevol is om in de directe omgeving tot productie te komen. Je hebt zicht op de kwaliteit, op toepassing van de nieuwste (ook duurzamere) technieken en op de arbeidsomstandigheden: dat is momenteel goed voor het label van de ontwerper. Je creëert bovendien werkgelegenheid, je verspilt minder brandstof (logistiek), je kunt snel manoeuvreren naar gelang de vraag en je kunt samen met de klant producten vervolmaken (prosumers). Kortom: het is het waard om vaart te maken bij de realisatie van optimale omstandigheden. Met deze noties in het achterhoofd, belegden wij in september drie bijeenkomsten over de concrete stappen die gezet gaan worden om configuraties te stimuleren tussen makers, ontwerpers, winkeliers en andere betrokkenen, waaronder corporaties, stadsbestuurders, investeerders en opleidingsinstituten. De belangrijkste uitkomst van deze serie was het idee van een bidboek over Het Oude Westen, waarschijnlijk in de vorm van een website. Ondernemende mensen posten hierop hun ervaringen, hun verlangens en hun bereidheid tot het investeren van competenties, arbeid en kapitaal. In dat bidboek staan meteen ook belemmeringen die hun ondernemerschap in de weg staan. De vorm die het bidboek krijgt gaat zich in de loop van het komend jaar ontvouwen. Je kunt denken aan filmpjes van interviews en shows, aan beelden en aan teksten. Is een kritische massa bereikt in dat bidboek, dan kunnen deelnemers aan het bidboek en anderen onderling kruisverbanden leggen die de moeite waard zijn. In dit bidboek wordt geen onderscheid gemaakt tussen vraag en aanbod, omdat beide entiteiten de weerslag zijn van menselijke verlangens. Zo bezien zijn de woningcorporatie, de consument, de stadsbestuurder en de investeerder net zo voorwaardenscheppend (of
127 voorwaardenvragend) als de schoenhandelaar die een superhip concept op de markt wil brengen of het ontwerpbureau dat wellicht samen met de klant wil experimenteren in een FabLab. Deze notie van wederzijdse afhankelijkheid haalt de angel uit hiërarchische constructies zonder dat bevoegdheden worden ontkracht. Het bidboek wordt een dynamisch referentiepunt: een website dat ondernemende mensen de weg wijst naar succesvolle configuraties: mensen die elkaar vinden om waardevolle dingen tot stand te brengen. Het betreft
hier
heterarchische
organisatieverbanden.
Dat
zijn
verbanden
die
een
nevenschikkend karakter dragen. De opzet van het bidboek wordt dan meervoudig: het spel tussen ondernemers, overheden, corporaties en andere investeerders wordt een beetje duidelijker. Alleen al dát is aanmoedigend voor ondernemerschap. Voorstel voor de komende twee jaar: uitvoering van een krachtenveldonderzoek. Het woord krachtenveldonderzoek, toegegeven: dit lijkt wat aan de zijlijn-achtige kant, maar dat is het niet. Het krachtenveldonderzoek dat wij voor ogen hebben is feitelijk al begonnen, namelijk met de tien bijeenkomsten die achter ons liggen. Het doel is om al ‘Keukentafelend’ ondernemerschap te stimuleren. Het onderzoek mondt dus uit in drie hoofd’producten’: -
minutieuze verslaglegging van wat er aan tafel is gezegd
-
een bidboek, zoals hierboven omschreven
-
nieuwe configuraties tussen makers, ontwerpers, winkeliers, opleidingen, corporaties, investeerders en andere ondernemers die leiden tot bloeiende fashion & lifestyle in Het Oude Westen.
Zie voorts: het bijgevoegde voorstel van Marieke Smit aan de gemeente Rotterdam. Zodra de gemeente instemt met dit voorstel, komen wij met een opzet van de concrete invulling van dat krachtenveldonderzoek in termen van keukentafelsessies, plenaire bijeenkomsten, individuele interviews en natuurlijk de ontwikkeling van het bidboek. Rotterdam, 8 oktober 2014 Jeroen Deckers en Marieke Smit
128
129 Marieke Smit OverZwaan Geografie Ruilstraat 36F 3023 XT Rotterdam +31 6 14577717 studentnummer RU S 4525167 studentnummer UVH 1000837
Gemeente Rotterdam / Levendige stad Ter attentie van mevrouw Chantal Olffers en de heer Ruud Breteler Vasteland 80 Postbus 21093 3001 AB Rotterdam Nederland ONDERZOEKSOPDRACHT EN OFFERTE Rotterdam, 2 december 2014 Geachte mevrouw Olffers en heer Breteler, In vervolg op de serie rondetafelgesprekken in Rotterdam Het Oude Westen, in het afgelopen jaar georganiseerd door Rotterdam Maakstad, stel ik voor om bij de gemeente Rotterdam een krachtenveldonderzoek uit te voeren in het kader van mijn duale studie human geography aan de Radboud Universiteit Nijmegen [RU]. Deze duale studie combineer ik met mijn master kritische organisatie en interventiestudies [KOIS] aan de Universiteit voor Humanistiek [UvH]. Hieronder geef ik een toelichting op mijn voorstel. SAMENVATTING De gemeente Rotterdam heeft kennis en inzichten nodig omtrent maakindustrie en nieuwe vormen van ondernemerschap. Culturele en economische belangen gaan hier hand in hand vanwege
de
innovatieve
waarde
die
deze
domeinen
hebben
voor
zingeving
en
werkgelegenheid. Goed voorbeeld, waar ik de afgelopen jaren ervaring bij heb opgedaan, is Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie (RoM), dat relevante stakeholders aan tafel weet te roepen door middel van formats die de gespreksdeelnemers vrijmoedig laat
1
130 spreken over hun verlangens en over belemmeringen die gewenst ondernemerschap in de weg staan. In vervolg op die vrijmoedigheid slagen deelnemers aan bijeenkomsten erin om krachten in gang te zetten die deze belemmeringen weg nemen. Uiteraard is het ontwikkelen van kennis en inzichten bij de gemeente Rotterdam geen doel op zich. Het gaat erom dat er een doe-context gerealiseerd wordt: ondernemers die weten wat ze kunnen doen om hun verlangens te realiseren: een road-map die zij gezamenlijk of individueel kunnen volgen. De focus ligt op haalbare doelen op korte termijn die binnen het bereik liggen van de deelnemers. In het begin zal het gaan om kleine initiatieven die uitgeprobeerd worden. Slagen die, dan zullen die vertrouwen opwekken bij weer andere ondernemers die daarvan horen. Langs die weg kan het vuurtje worden aangeblazen tot een conglomeraat van ondernemersinitiatieven, dat in zijn totaliteit ook op lange termijn betekenis heeft voor de economie op stedelijk schaalniveau. Mijn persoonlijke opleidingsambities blijken vrij precies aan te sluiten bij de veranderende rol van de gemeentelijk overheid. Koos de overheid voorheen zelf onderzoekers uit en nam men op basis van onderzoeksresultaten besluiten; nu komt het erop aan dat de overheid faciliteiten aanbiedt om veranderingsprocessen mogelijk te maken. Dat nu is precies de kern van mijn verzoek. Stel een gering bedrag beschikbaar dat mogelijk maakt dat ik als zelfstandig ondernemer (vanuit OverZwaan Geografie) bij de gemeente Rotterdam, een krachtenveldonderzoek
uitvoer.
Dit
onderzoek
draagt
tegelijkertijd
bij
aan
een
veranderend
ondernemersklimaat in Rotterdam-West. Het krachtenveldonderzoek is namelijk feitelijk een interventie in Rotterdam-West, dat al tijdens dit onderzoek zal leiden tot interessante configuraties waaruit zakelijke initiatieven voortkomen. In het bijzonder de spillover, het hefboomeffect, van ‘creatief scheppend talent’1 op andere segmenten van de economie krijgt handen en voeten in dit onderzoek, zowel theoretisch als ‘in practice’. Technisch betekent dit dat ik de gemeente vraag om mij in staat te stellen een duale master human geography te volgen terwijl ik gelijktijdig mijn master humanistiek afrond. Inmiddels heeft prof. dr. Huib Ernste (Radboud Universiteit) met mijn plan ingestemd en is prof. dr. Alexander Maas (Universiteit voor Humanistiek) bereid om inhoudelijk steun te geven aan mijn plan. Mijn plan betreft de periode november 2014 tot en met december 2016 (25 maanden). Tot zover deze samenvatting van mijn onderzoeksvoorstel. Een nadere uitwerking volgt op pagina 4 van deze brief, na mijn offerte: 1
Paul Rutten in zijn openbare les van 2 juli 2014: “Kracht van Verbeelding, Perspectieven op de Creatieve Industrie.”
2
131 ENIGE UITWERKING VAN MIJN VOORSTEL 1. Wat is een krachtenveldonderzoek? Wat is de centrale vraag? Het krachtenveldonderzoek houdt in, dat ik relaties in kaart breng binnen een bepaald gebied: wie zijn met elkaar verbonden en wat zijn de betekenissen van die relaties? Hieruit volgt een genuanceerd beeld van de werkelijkheid: een krachtenveld waarin alle relevante partijen en personen zijn opgenomen, inclusief hun belangen en onderlinge afhankelijkheden. Welke organisaties zijn actief in de wijk, wat is de structuur hiervan, welke communicatielijnen gebruiken zij, wat zijn de machtsrelaties, wie heeft invloed en hoe manifesteert die zich en welke relatie bestaat er tussen de wijze van organiseren en de (bereikte) doelen van de desbetreffende partijen en personen? Dit onderzoek dient in verband gebracht te worden met andere relevante activiteiten, netwerken en onderwijs op stedelijk niveau om kansen en mogelijkheden te vergroten en te versnellen op verschillend schaalniveau. De centrale vraag in dit onderzoek zou ik als volgt willen definiëren: Hoe bundelen ondernemers, bewoners en andere betrokkenen de energie in de wijk tot zingevende ondernemersinitiatieven? Deelvragen: Hoe brengen we de waarde van die initiatieven naar buiten, zodat deze initiatieven vertrouwen wekken bij anderen om ook hun verlangens en hun potentieel tot eigen unieke toepassingen te brengen? Hoe kunnen locale initiatieven hun uitwerking krijgen op de lange termijn en op stedelijk schaalniveau? Welke scripts kunnen bedacht worden die ondernemers en burgers kunnen volgen om hun doelen te bereiken, dus op concreet niveau en op de korte en de lange termijn? Deze scripts bevatten handvatten waarmee je vakmanschap in een zakelijke praktijk kunt brengen. De scripts, die door de ondernemer gebruikt kunnen worden als een handboek, bevatten bovendien praktische beschrijvingen van strategieën, business- en financieringsmodellen. Vier operationele doelen van het krachtenveldonderzoek: 1.
ondernemerschap aanmoedigen op het niveau van de wijk (inclusief hun netwerken buiten de wijk)
2.
verbindingen leggen tussen ontwerpers, makers, winkeliers en alle mogelijke andere stakeholders, zoals bewoners, sociaal ondernemers, ambtenaren, politici, investeerders en vastgoedbeheerders.
4
132 3.
specifieke verbindingen leggen tussen ontwerpopleidingen en maakopleidingen (waaronder ROC’s)
4.
zichtbaarheid vergroten van de creatieve maakindustrie
2. Waarom is dit interessant voor Rotterdam?: werkgelegenheid en participatiepolitiek Een krachtenveldonderzoek vanuit deze studiecombinatie vind ik interessant voor de gemeente Rotterdam vanwege de antwoorden die hieruit zullen komen op vragen uit de actuele discussie over werkgelegenheid en participatie. Mijn de studie aan de RU gericht is op de analyse van de vraag 'hoe de mens in relatie staat tot de fysieke, economische en sociale omgeving', terwijl mijn studie aan de UvH gericht is op belichaming van 'relationele veerkracht'. Van deze kruisbestuiving verwacht ik veel waardevolle inzichten die toepasselijk zijn in het werkveld van de gemeente Rotterdam. Het krachtenveldonderzoek is namelijk feitelijk een interventie in Rotterdam-West, dat al tijdens dit onderzoek zal leiden tot interessante configuraties waaruit zakelijke initiatieven voortkomen die werkgelegenheid bieden. Het krachtenveldonderzoek spitst zich toe op economische en culturele waarden, in het bijzonder op de
betekenis
van
maakindustrie
voor
de
veerkracht
in
Rotterdam-West.
Dit
krachtenveldonderzoek levert straks materiaal dat gebruikt kan worden voor het programma Creative SpIN. De relevantie van dit krachtenveldonderzoek is evident gezien de veranderingen die op dit moment gewenst zijn in Rotterdam-West. Zoals gezegd zal dit krachtenveldonderzoek leiden tot interessante configuraties die leiden tot zakelijke initiatieven. Initiatieven als Mothership en Instituut Maatschappelijke Innovatie kunnen als voorbeeld dienen. Daar zie je dat cultureel ondernemerschap in een zakelijke omgeving is gebracht. Winkeliers uit Rotterdam-West weten wat dat betreft ook van wanten. Decorbouwers uit de wereld van opera en muziektheater kunnen concepten helpen bedenken die de nieuwe winkelstraat verrijken met maakateliers in de etalage. Inzicht is nodig in de onderlinge verhoudingen tussen winkeliers, woningcorporaties, investeerders, stadsbestuurders, ontwerpers, opleidingsinstituten, makers, vastgoedeigenaren, toeleveranciers, bewoners, etc. Waar liggen de contactpunten? Waar ontmoeten zij elkaar en in welke frequentie? Tot welke activiteiten komen zij? Welke sociale en economische waarden hebben die samenkomsten? Waar liggen mogelijkheden tot intensivering en verdieping van de onderlinge relaties?
5
133 3. Welke directe en indirecte effecten zijn te verwachten, relevant voor de gemeente? Directe effecten: •
inzichten in het faciliteren van zelforganisatie en ondernemerschap: de krachten in de wijk worden versterkt, het ondernemerschap in de wijk wordt gestimuleerd, onderlinge samenwerking wordt bevorderd
•
een offline community bestaande uit winkeliers, woningcorporaties, investeerders, stadsbestuurders, ontwerpers, opleidingsinstituten, klanten (w.o. prosumers), makers, vastgoedeigenaren, toeleveranciers, bewoners, etc.
•
impressies van succesvolle en minder succesvolle ondernemersinitiatieven in deze wijken
•
een website en andere media waarop deze community de kracht (het potentieel) in Rotterdam-West in beeld brengt
Een greep uit mogelijke neveneffecten van dit onderzoek, voor zover in het onderzoek samengewerkt wordt met relevante partijen die deze effecten nastreven: •
zelforganisatie, activering
•
meer export vanuit de wijken
•
inzicht in nieuwe afzetmarkten en doelgroepen
•
meer bezoekers in de wijk, in het bijzonder de klanten (waaronder prosumers) van de op te starten ondernemersactiviteiten, toeristen, dagjesmensen
•
interesse bij investeerders voor deze wijken bij de financiering van nieuwe vormen van ondernemerschap
•
vergroting van koopkracht in de wijken
•
minder mensen in de uitkering, omdat ze niet alleen als zelfstandig ondernemer aan de slag willen, maar dat ook kunnen door hun deelname aan de community
•
meer vrijwilligerswerk en ingroeibanen (Participatiewet)
•
hogere belastingopbrengsten uit de wijk
4. In welke vorm kan het onderzoek worden uitgevoerd? Dit krachtenveldonderzoek voer ik uit tussen mensen, bijvoorbeeld in de levende praktijk als sparringpartner bij uw gemeentelijke dienst en binnen Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie (RoM). Dit instituut streeft duurzame vormen van maakindustrie na in de stad. Dat doet men door het voortgaand gesprek te modereren tussen alle mogelijke stakeholders, waaronder ontwerpers, makers, klanten (prosumers: een contaminatie van
6
134 producent en consument), winkeliers, bewoners, vastgoedbeheerders, stadsbestuurders. Mensen die wij uitnodigen aan tafel doen mee omdat zij slimme zakelijke perspectieven zien. Het resultaat is dat er zingevende ondernemersinitiatieven ontstaan op verschillend schaalniveau. Van particuliere maakateliers tot en met hybride laboratoria, geïnitieerd of ondersteund door internationale bedrijven. Het is u bekend dat de gespreksmethoden van Rotterdam Maakstad (RoM) deels gebaseerd zijn op practica uit mijn studie humanistiek. Het resultaat van deze interventies is dat er zinvolle ondernemersinitiatieven ontstaan op verschillend schaalniveau. Van hoedendokter tot MNO. Het krachtenveldonderzoek leidt tot ondernemerschap en wordt daarnaast gematerialiseerd in een bidboek waarin alle stakeholders verlangens, ervaringen en relationele opties presenteren. In dit bidbook wordt geen onderscheid gemaakt tussen vraag en aanbod, omdat beide entiteiten de weerslag zijn van menselijke verlangens. Zo bezien zijn de woningcorporatie, de consument, de stadsbestuurder, de MNO en de
investeerder
net
zo
voorwaardenscheppend
(of
voorwaardenvragend)
als
de
schoenhandelaar die een superhip concept op de markt wil brengen. Dat geldt ook voor de ondernemende wetenschapper, gesponsord door een oliemaatschappij, die verlangt naar een voertuig dat rijdt op uitsluitend zonne-energie of het ontwerpbureau dat samen met stagiaires van een ROC en met de klant wil experimenteren in een FabLab. Deze notie van wederzijdse afhankelijkheid haalt de angel uit hiërarchische constructies. Het bidboek wordt een dynamisch referentiepunt: een website dat ondernemers en beleidsmakers de weg wijst naar succesvolle configuraties. Op de website vinden zij scripts die zij kunnen volgen om een eigen toepassing te geven aan hun verlangens en aan hun potentieel. Het gaat hierbij in het bijzonder over handvatten waarmee je vakmanschap in een zakelijke praktijk kunt brengen. De scripts, die door de ondernemer gebruikt kunnen worden als een handboek, bevatten bovendien praktische beschrijvingen van strategieën, businessmodellen en financieringsmodellen. De vorm waarin die scripts geopenbaard worden kan variëren. Dit kunnen teksten zijn, geformuleerd door mijzelf in cocreatie met anderen, maar ook korte filmpjes. Ondernemers kunnen bijvoorbeeld geïnterviewd worden over het proces dat zij doormaken om tot een innovatief product, dienst of experience te komen, al dan niet in een opvallend samenwerkingsverband met prosumers. Denk daarbij aan het format ‘This Happened’, zoals dat in WORM wordt geprogrammeerd over interactieve producten en diensten.
7
135 5. Mijn positie als onderzoeker: Het krachtenveldonderzoek dient een publiek belang, gezien de beoogde effecten genoemd bij 3. Ik zie mijn positie dan ook tussen stakeholders waardoor het onderzoek in cocreatie met hen uitgevoerd en beschreven wordt, inclusief dit voorstel. Die positie wil ik innemen, ook om tot transprofessionele kennis te komen (horizontaal). Als humanisticus in wording streef ik als zelfstandig ondernemer, en dus ook in dit onderzoek, kernwaarden na in termen van zingeving, normatieve professionaliteit en humanisering. Daartoe leg ik in samenspraak met mijn begeleiders van de twee betrokken universiteiten (11) en Rotterdam Maakstad (10) een logboek aan dat door u, door Chantal Olffers, door mijn begeleiders, en door de leden van de klankbordgroep (9) kan worden ingezien en besproken. 6. Om welke concrete werkzaamheden gaat het, die ik uitvoer? In de rol van veranderaar: •
inventariserende gesprekken voeren met stakeholders naar hun potentieel en verlangens, en hier verslag van doen (website, social media etc)
•
uitnodigingsteksten schrijven voor bijeenkomsten
•
actieve deelname aan rondetafelgesprekken in de rol van sidekick: iemand die af en toe interventies doet tijdens het gesprek in aanvulling op de moderator
•
impressies schrijven van deze bijeenkomsten in de vorm van samenvattingen en longreads
•
scripts formuleren (en uitwerken in andere media) die aan tafel ontstaan. Andere ondernemers kunnen die toepasselijk maken om hun gezamenlijk of individueel doel te bereiken.
•
bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe (gespreks)formats en activiteiten
•
persoonlijk contacten leggen met stakeholders en hen motiveren tot deelname aan bijeenkomsten
•
faciliterende werkzaamheden uitvoeren, waaronder overheidsvoorlichting
•
publiciteit genereren, woordvoerder zijn in de media
In de rol van onderzoeker: •
verkennende gesprekken voeren met relevante stakeholders
•
literatuuronderzoek uitvoeren en daarvan een overzichtelijk databestand aanleggen, voor de stakeholders toegankelijk gemaakt
8
136 •
onderzoekvoorstel schrijven in samenspraak met relevante stakeholders en daarbij onderscheid maken tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek (mixed methods)
•
onderzoek tot uitvoering brengen, ook in mijn rol van veranderaar
•
informatie uit het veranderingsproces abstraheren en verbinden met relevante theorie
•
toetsing van gebruikte gespreksformats en modellen van configuratie aan theorie vice versa (formats en modellen ontwikkelen aan de hand van theorie)
•
vraagstukken uit de praktijk benoemen en abstraheren; en langs de weg van theorievorming oplossingsrichtingen en -scenario’s formuleren (‘trage vragen’ helpen beantwoorden)
•
tussentijdse onderzoeksverslagen opstellen
•
feedback organiseren van de gemeente Rotterdam, RoM, de klankbordgroep, de peers en de universiteiten (verschuivende probleemstelling formuleren)
•
eindverslag (thesis) opstellen en in het openbaar verdedigen
Deze opsomming van werkzaamheden is ruim opgezet. Dit kan de indruk wekken van een overvolle agenda naast twee studies. De lijst is echter niet een weergave van mijn persoonlijke werkdruk maar geeft inzicht in de diversiteit aan acties die in de loop van het onderzoek worden uitgevoerd in samenwerking met anderen. Het kan dus zijn dat een deel van de opgesomde werkzaamheden in de praktijk worden uitgevoerd door vrijwilligers van Rotterdam Maakstad die betrokken worden bij het krachtenveldonderzoek, en dus niet alleen door mijzelf. 7. Hoe zit de wetenschappelijke verantwoording in elkaar?: natural inquiry. In dit krachtenveldonderzoek ben ik wetenschappelijk onderzoeker en veranderaar tegelijk. 1. Dit betekent dat ik als onderzoeker verslag uitbreng door middel van een uitgebreide beschrijving van de methodologie volgens de gebruikelijke conventies. 2. In mijn rol van veranderaar definieer ik de onderzoeksvraag in cocreatie met stakeholders in de levende praktijk: gemeente Rotterdam, Rotterdam Maakstad, Hogeschool Rotterdam, ondernemende mensen in Rotterdam-West, etc. De betekenis van deze aanpak is dat hiermee theoretische noties die ten grondslag liggen aan het onderzoek direct toepasbaar gemaakt kunnen worden in de praktijk. Omgekeerd kunnen vragen uit de praktijk meegenomen worden naar de universiteit om daar ter plekke te zoeken naar theoretische noties bij die vragen, waarop later gereflecteerd kan worden in de praktijk.
9
137 Zoals gezegd probeer ik vanuit die praktijk te komen tot kleine theoretievorming om de specifieke locale situatie te duiden. Noem het maar theorettes, zoals de operette een luchtig genre is binnen de podiumkunsten. Het filosofisch en practice deel van dit onderzoek zou ik tot afstudeeronderwerp willen maken op de UvH. Terwijl de analytische invalshoek een goede basis is voor een afstudeerthesis aan de Radboud Universiteit. 8. Beschikbaar materiaal Bij de uitvoering van dit krachtenveldonderzoek maak ik gebruik van de uitkomsten van twee recente studies namelijk een onderzoek, dit voorjaar uitgevoerd door Leonie Kalkman premasterstudent Cultural Economics and Entrepreneurship aan de Erasmus Universiteit en honoursstudenten van de studie Leisuremanagement aan de Hogeschool Rotterdam. Er komt binnenkort een rapport uit, opgesteld door Liane van der Linden van Hogeschool Rotterdam. Haar rapport spitst zich toe op maakindustrie op de terreinen fashion en lifestyle. Zij beveelt in het rapport vervolgonderzoek aan waarin dit krachtenveldonderzoek voorziet. Buiten dit heb ik in 2009 een verkennend interactief onderzoek uitgevoerd onder de titel ‘Design for community’, namelijk in het kader van mijn afstudeeropdracht aan de Universiteit Utrecht. 9. Klankbordgroep Het onderzoek wil ik telkens tussentijds toetsen in een klankbordgroep bestaande uit mensen waar ook u vertrouwen in stelt. Ik denk daarbij aan Hugo Bongers, Jeroen Deckers, Mariangela Lavanga, Liane van der Linden, Menno Rosier, Paul Rutten. Aansluiting dient ook gezocht te worden met de betrokken gebiedscommissies in het Oude Westen en Delfshaven. Wellicht dat vertegenwoordigers hieruit bereid zijn om deel te nemen aan de klankbordgroep. Op dit moment zijn er meerdere initiatieven in de stad die zich sterk maken voor de ontwikkeling van maakindustrie. Ook deze initiatieven zullen op enigerlei wijze betrokken moeten worden bij dit onderzoek. Ik noem in dit verband contacten op stedelijk niveau zoals stichting Platform Digital Manufacturing, RDM Makerspace en Made in 4Havens. Misschien heeft u ook anderen in gedachten. Leden van de klankbordgroep zou ik graag samen met u willen benaderen. 10. Begeleiding vanuit gemeente Rotterdam en Rotterdam Maakstad Ik heb bewust gekozen voor coaching vanuit de dagelijkse praktijk namelijk bij gemeente Rotterdam en stichting Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie (RoM). Chantal
10
138 Olffers heb ik gevraagd sparringpartner te zijn bij dit krachtenveldonderzoek, evenals Jeroen Deckers van RoM. 11. Begeleiding vanuit de universiteit Het krachtenveldonderzoek wil ik uitvoeren onder begeleiding van Huib Ernste, professor in 'Human Geography, especialy Social Geography and Spatiality of Human Action' aan de RU, Ruud Kaulingfreks universitair hoofddocent organisatietheorie aan de UvH en hoogleraar aan de 'School of Management' van de University of Leicester [LE] en Alexander Maas, bijzonder hoogleraar aan de UvH 'humanisering van de zorg' en universitair hoofddocent 'organizational change and social integration' aan de Rotterdam School of Management [RSM] van de Erasmus Universiteit [EUR]. Alexander Maas is vertrouwd met de uitvoering van een krachtenveldonderzoek. U kent hem. U zat naast hem ‘Aan de Keukentafel’ in het kader van Creative SpIN, dit voorjaar. Huib Ernste heeft internationale expertise op het terrein van gentrification. Hij is betrokken bij internationaal onderzoek op dit terrein in Zurich, Wenen Istanbul en Arnhem. Ruud Kaulingfreks wil ik er graag bij hebben omdat hij goed thuis is in de wereld van kunst en cultuur, en vanwege zijn filosofische
kwaliteiten
op
het
terrein
van
organisatie
en
‘het
nieuwe
werken’.
Mijn begeleiders vanuit de universiteiten kunt u ook rechtstreeks benaderen. Hun contactgegevens vindt u in de bijlage. Hartelijke groeten van Marieke J. Smit BSc.
BIJLAGEN: •
uitnodiging van prof. Huib Ernste, chair Human Geography van Radbouduniversiteit Nijmegen aan gemeente Rotterdam
•
documentatie duale master Human Geography
•
leerwerkovereenkomst duaal Radboutuniversiteit met Marieke Smit en gemeente Rotterdam
•
overeenkomst duaal Radbouduniversiteit met gemeente Rotterdam
•
mission statements van Rotterdam Maakstad (herfst 2014)
11
139
‘Kortrijk en Rotterdam in de werkplaats’ Nederlands-Vlaamse samenwerking voor en door jonge makers en ontwerpers In Rotterdamse stadswijken wonen studenten aan ontwerpopleidingen en maakopleidingen dwars door elkaar heen in dezelfde straten. Weten zij dat van elkaar? Helpen zij elkaar bij vraagstukken die zij tegenkomen? Sluiten zij vriendschappen met elkaar en zien zij perspectieven om samen een onderneming te starten? Hoe is de situatie in Kortrijk? Zijn er interessante vergelijkingen te trekken tussen Rotterdam en Kortrijk? Wat kunnen opleidingen en creatieve ondernemers uit beide steden van elkaar leren? Wat is er aan de hand? Op dit moment is het algemene beeld dat makers en ontwerpers elkaar nauwelijks ontmoeten tijdens hun studie. Gaan ze naar school, dan worden ‘makers’ (MBO) en ‘ontwerpers’ (HBO en WO) in feite strikt van elkaar gescheiden. Dat doet gekunsteld aan. Immers: in hun latere leven kunnen makers en ontwerpers niet zonder elkaar. Met dat inzicht zouden zij al tijdens hun studietijd vertrouwd moeten zijn. Buiten het inhoudelijk belang in termen van procestechniek, speelt een cultureel belang op de achtergrond. Je ziet opvallend weinig kinderen van mediterrane ouders of grootouders studeren aan ontwerpopleidingen. Bij maakopleidingen geldt een ondervertegenwoordiging van jongeren met een West-Europese achtergrond. Wat gebeurt er in stadswijken, als deze jonge ‘makers’ en ‘ontwerpers’ nieuwe routines volgen waarin zij elkaar dagelijks ontmoeten tijdens hun studie? Zonder dit bij wijze van experiment uit te voeren weten wij dat niet. De relatie tussen ontwerpbureaus en industriebedrijven in Nederland is voortdurend in beweging. Ontwerpers en makers onderkennen steeds meer hun wederkerige afhankelijkheid. Dit is een leerproces met een wenkend perspectief. Wederkerige afhankelijkheid mondt uit in duurzame werkrelaties waarin partners kunnen bouwen op groeiende expertise met elkaar. Expertise die makers en ontwerpers nodig hebben om een gezonde onderneming op 1 Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie, is een zelfstandig initiatief, voortgekomen uit en inhoudelijk ondersteund door Designplatform Rotterdam
140
te bouwen. Ondernemerschap heeft altijd een sociaal-culturele basis. Van de diversiteit, daaruit voortkomend, maken de studenten gebruik bij de opzet en het winstgevend maken van hun werkplaats. Een ander aspect dat werkplaatsen in de stad kansrijk maakt is de geografische nabijheid. Ontwerpers hoeven niet langer in het vliegtuig te stappen om inspirerende maakpartners te vinden. Zij bevinden zich namelijk vlak om de hoek. De werkplaats als professionele ontmoetingsplek Winkelstraten die wat verder afliggen van het centrum van de stad hebben het vaak moeilijk. Veel winkelruimtes staan leeg. Daar ligt misschien een praktische mogelijkheid om verbindingen te leggen tussen jonge makers en ontwerpers. Maak gebruik van de groeiende leegstand. Stel een winkelruimte beschikbaar aan studenten van VMBO, MBO, HBO en WO uit hetzelfde postcodegebied. Laat hen die ruimte onder begeleiding van docenten en andere ervaren makers en ontwerpers uit de buurt ombouwen tot een werkplaats in de publieke ruimte. Middenin een woonwijk dus. Laat stagiaires deze werkplaats beheren en exploiteren. Behalve praktijkervaring opdoen, maken zij die ervaring toegankelijk voor anderen in de vorm van design patterns. Design patterns zijn antwoorden op een vaak voorkomend type ontwerpvraagstuk. Ze geven geen concrete oplossing, maar bieden een soort sjabloon, waarmee het ontwerpvraagstuk kan worden aangepakt. Het gaat hierbij in het bijzonder over handvatten waarmee je vakmanschap in een zakelijke praktijk kunt brengen. Design patterns die Rotterdam Maakstad publiceert op de website, bevatten praktische beschrijvingen van designstrategieën, productiemethoden, businessmodellen en financieringsmodellen. Afstemmen van curricula én experimenteren De werkplaats is haalbaar als die past binnen het bestaande onderwijsprogramma. Het idee sluit alvast goed aan bij de huidige trend dat ontwerpopleidingen praktijkgericht onderzoek stimuleren. Curricula van samenwerkende opleidingen moeten nodig op elkaar afgestemd worden. Kan dit in de praktijk vorm krijgen? Alvast beginnen en nauwkeurig volgen wat er gebeurt? Laat opleidingen een of meer studieonderdelen selecteren die zich lenen om te matchen met die van andere. Op basis van de ervaring, opgedaan in de werkplaats, stemmen docenten hun curricula al doende op elkaar af. 2 Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie, is een zelfstandig initiatief, voortgekomen uit en inhoudelijk ondersteund door Designplatform Rotterdam
141
Leerwerktrajecten en zakelijk handelen Leren door doen geldt zowel voor makers in opleiding als voor ontwerpstudenten. De werkplaats in de winkelstraat schept mogelijkheden tot ondernemerschap in de buurt. Studenten doen praktische vaardigheden op die horen bij het zakelijk verkeer. Essentieel is de samenwerking met bestaande ontwerpbureaus en industriebedrijven. Zij geven de werkplaats opdrachten en ook praktische handvatten om hun onderneming te laten slagen. Dit leerproces is te waardevol om zomaar te laten vervliegen. Volg dit minutieus en documenteer door middel van een logboek en design patterns. Community building rond de werkplaats 1. De werkplaats is een plek waar makers en ontwerpers in opleiding elkaar ontmoeten rond concrete ontwerpvraagstukken. Zij ontdekken daar dat het ontwerp- en het maakproces niet noodzakelijkerwijs volgtijdelijk plaatsvinden. Makers en ontwerpers zien nieuwe producten en diensten in cocreatie ontstaan. 2. In de eerste kring rond de werkplaats tref je docenten en studieleiders aan. Zij coachen de studenten en brengen rapportages uit voor onderlinge reflectie en voor de ontwikkeling van nieuwe op elkaar afgestemde curricula. 3. In de tweede kring rond de werkplaats zie je professionele ontwerpers en maakbedrijven die zich associëren met deze werkplaats. Zij besteden werk uit aan de werkplaats en monitoren in samenwerking met de docenten het werkproces. Voor hen is de werkplaats ook een proeftuin om eigen experimenten te laten uitwerken. 4. De derde kring rond de werkplaats zijn buurtbewoners en andere belangstellenden. Zij geven opdracht of werken in mee met het werkplaatsteam aan nieuwe producten. 5. De vierde kring rond de werkplaats zijn communities (rond Buda::Lab en Designplatform Rotterdam) en mediabedrijven, zoals locale kranten en locale omroepen. Deze mediabedrijven zullen wij uitnodigen om over de werkplaats en de internationale uitwisseling te publiceren.
3 Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie, is een zelfstandig initiatief, voortgekomen uit en inhoudelijk ondersteund door Designplatform Rotterdam
142
Internationale reflectie Dit programma leent zich bij uitstek voor internationale uitwisseling van kennis en ervaring. Het leggen van koppelingen tussen maak- en ontwerpopleidingen vraagt om een onderzoekende houding. In feite is dit idee een laboratorium waarin nieuwe vormen van kennisopbouw worden uitgeprobeerd. Als je dit laboratorium opzet in twee verschillende Europese steden, dan schept dit de mogelijkheid om na te gaan welke specifieke omstandigheden ter plekke bevorderlijk zijn voor dit ‘nieuwe leren’. Welke vorm krijgt deze internationale reflectie? 1. Beide werkplaatsen houden een logboek bij. Dat logboek staat op het intranet. 2. Maandelijks komt een samenvatting daarvan op de site van Rotterdam Maakstad, en natuurlijk ook design patterns. 3. Maandelijks komen op de site van Rotterdam Maakstad korte video-impressies over iedere locatie. Denk aan interviews met de studenten van de werkplaats en met mensen uit de kringen daaromheen. 4. Maandelijks komt er afwisselend in Rotterdam en Kortrijk een rondetafelgesprek waarin de deelnemers hun ervaringen delen met collega’s uit de andere stad. 5. Het programma voorziet in de mogelijkheid van internationale uitwisseling van studenten uit beide steden. 6. Werkplaatsprogramma’s sluiten af met een openbare conferentie (in beide steden), waarin studenten hun ervaringen en resultaten presenteren. Partners Kortrijk: BUDA::lab: Pieter Michiels, Rotterdam: Hogeschool Rotterdam: Peter Troxler, lector ‘revolutie van de Maakindustrie’, Mogelijke partners Kortrijk: Frans van den Bosche, stadsarchitect van de Gemeente Kortrijk. Rotterdam: Chantal Olffers, senior beleidsadviseur Cultuur van de Gemeente Rotterdam. Rotterdam: Cultuurscouts Rotterdam www.cultuurscouts.com 4 Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie, is een zelfstandig initiatief, voortgekomen uit en inhoudelijk ondersteund door Designplatform Rotterdam
143
Betrokken kenniscentra -
Hugo Bongers: à titre personnel en als voormalig lector culturele diversiteit aan de Hogeschool Rotterdam
-
Ruud Kaulingfreks: universitair hoofddocent organisatietheorie en themaleider kritische organisatie en interventiestudies aan de Universiteit voor Humanistiek (UvH), tevens buitengewoon hoogleraar aan de Universiteit van Leichester
-
Mariangela Lavanga: assistant professor in cultural economics at Erasmus University Rotterdam (EUR)
-
Alexander Maas: associate professor organisational change & social integration at EUR, tevens bijzonder hoogleraar aan de UvH
-
Paul Rutten: reader creative business at Hogeschool Rotterdam
-
Marieke Smit: student Masteropleidingen UvH (kritische organisatie- en interventiestudies) en Radbouduniversiteit (sociale geografie)
Financiering 1. Gemeente Rotterdam en Gemeente Kortrijk (wellicht gebiedscommissies) stellen geld beschikbaar voor huur van de winkelruimte en voor energie. 2. De opleidingen stellen een nader te bepalen hoeveelheid docentenuren beschikbaar voor dit programma en de nodige werktuigen. 3. De nodige extra werktuigen worden gehuurd, geleend of gekocht. Financiering daarvan vindt plaats door middel van sponsorbijdragen. 4. De ontwerp- en maakbedrijven stellen het materiaal beschikbaar en nader te bepalen coachingsuren. 5. Fonds voor Dutch Culture stelt geld beschikbaar voor de organisatie en internationale moderatie van dit programma: voor de rondetafelgesprekken voor de openbare conferenties en voor de uitvoering van een communicatieplan Jeroen Deckers i.s.m. Marieke Smit en Peter Troxler
5 Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie, is een zelfstandig initiatief, voortgekomen uit en inhoudelijk ondersteund door Designplatform Rotterdam
144
145
IMPRESSIE Rondetafelgesprek bij Object Rotterdam 2015 Donderdagmiddag 5 februari van 14:00 - 16:00 uur, ss Rotterdam, Odyssee Room Op de eerste middag van designbeurs Object Rotterdam 2015 komen docenten, studieleiders, ontwerpers, publicisten, curatoren en andere ondernemers bijeen om te brainstormen rond de volgende centrale vraag:
Waarom zouden makers en ontwerpers in opleiding elkaar nodig hebben? De deelnemers (zie hun foto’s, namen en achtergronden op het laatste blad van dit document) gaan met elkaar na waarom het zinvol zou zijn de maker- en de ontwerper-inopleiding aan te moedigen om elkaar op te zoeken. Zo ja, hoe doe je dat dan? 1. In de eerste gespreksronde vertellen de deelnemers over persoonlijke ervaringen. 2. In de tweede helft zoeken zij naar praktische handvatten om opleidingen zinvol te hervormen met het oog op de maatschappelijke actualiteit. Stellingen Moderator van de middag Jeroen Deckers vraagt de deelnemers om de volgende stellingen in het achterhoofd te houden: 1. De ontwerper maakt zich los van economische condities 2. De ontwerper ziet zichzelf liever voor het beeldscherm dan in de werkplaats 3. De arbeidsdeling tussen de maker en de ontwerper is achterhaald 4. De maker streeft eigen doelen zelfstandig na 5. De maker weet dat ie altijd nodig zal zijn, in tegenstelling tot de ontwerper 6. DIY is goed voor de maker en goed voor de ontwerper Deze stellingen had hij opgesteld in samenspraak met Dingeman Kuilman en Peter Troxler Op de volgende pagina’s volgt een impressie van het gesprek. Die is niet woordelijk en ook niet volledig en evenmin conform de chronologie van het gesprek. Maar deze impressie laat wel zien in welke richting het discours zich beweegt.
1 Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie, is een zelfstandig initiatief, voortgekomen uit en inhoudelijk ondersteund door Designplatform Rotterdam Deze impressie is geschreven door Jeroen Deckers in samenspraak met Marieke Smit en Peter Troxler
[email protected], +31 6 24 22 79 75
146
IMPRESSIE Ambiance
Het gezelschap is samengekomen in de publieksruimte Odyssee Room, waar bezoekers van de beurs aan tafeltjes eten en drinken. De deelnemers zitten op banken en op een object van aan elkaar geknoopte kussens getiteld BNCQ. Dit object is een ontwerp van Heleen Lamorée, één van de exposanten van Object Rotterdam. Zij krijgt de vraag voorgelegd: hoe zit dat met jou, als je denkt aan de eerste stelling ‘de ontwerper maakt zich los van economische condities’? Lamrorée: “Ik begin vaak door deel te nemen aan een prijsvraag en niet zozeer door een opdracht vanuit het bedrijfsleven. Heel jammer dat het aantal ontwerpprijsvragen in Nederland de laatste jaren steeds verder terugloopt. Een prijsvraag vind ik een slimme manier om goede ontwerpers, producenten en afnemers bij elkaar te brengen. Bovendien, je brengt ontwerpconcepten en de ontwerpers zelf op een natuurlijke manier onder de aandacht van de media en het publiek”.
2 Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie, is een zelfstandig initiatief, voortgekomen uit en inhoudelijk ondersteund door Designplatform Rotterdam Deze impressie is geschreven door Jeroen Deckers in samenspraak met Marieke Smit en Peter Troxler
[email protected], +31 6 24 22 79 75
147
IMPRESSIE
Deel 1: persoonlijke ervaringen van de deelnemers “De maker voldoet vaak aan het clichébeeld van de goed opgeleide blanke man van middelbare leeftijd met een vaste baan, een gezin met twee kids, vol van zelfvertrouwen over zijn technisch kunnen, assertief bij belangentegenstellingen; houdt niet van mensen die ‘onzin verkopen’.” (naar: Peter Troxler) “De ontwerper voldoet vaak aan het clichébeeld van de man of vrouw die gaat over styling, over esthetiek, over het verhaal achter het ontwerp. De ontwerper functioneert als een begripvolle spider in het web te midden van alle betrokkenen, die op een participatieve cocreatieve wijze wil bijdrage aan de oplossing van grote vraagstukken.” (naar: Peter Troxler) “De praktijk in het MBO leert dat het beeld van de ‘cowboy’ in de maakindustrie op dit moment kantelt. Er lopen steeds meer leerlingen rond in het MBO die maatschappelijk geëngageerd zijn. Voor het maken van verbinding is het nodig om die veelvoudigheid te benadrukken.” (meerdere deelnemers, geparafraseerd door Jeroen Deckers) “De maker in opleiding bij het Hout- en Meubilering College kan gevoelig zijn voor niveauverschil in samenwerking met ontwerpers. Als tegenwicht voor een conceptuele ontwerpgedachte wordt dan gebruik gemaakt van de pas verworven vakbekwaamheid om gelijkheid te ervaren” (naar: Jasper Kaarsemaker) “Bij de sectie engineering van Albeda Zadkine zie je zeker veel cowboys, echte doeners. Daartussen lopen ook jongens rond die streven naar maatschappelijke meerwaarde, bijvoorbeeld het maken van een breimachine voor oudere mensen in het verzorgingshuis.” (naar: Wilco Dalhuisen)
“In het wetenschappelijk onderwijs geldt dat de dingen navolgbaar, evalueerbaar en planbaar moeten zijn. Je kunt vaak niet zomaar meer prutsen en of zoeken zonder een duidelijk doel. Bij Bouwkunde hoort het maken van dingen wel tot het creatief ontwerpproces. Het maken van dingen schept ook begrip voor het bouwen en het werk van de uitvoerende partijen.” (naar: Susanne Pietsch)
3 Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie, is een zelfstandig initiatief, voortgekomen uit en inhoudelijk ondersteund door Designplatform Rotterdam Deze impressie is geschreven door Jeroen Deckers in samenspraak met Marieke Smit en Peter Troxler
[email protected], +31 6 24 22 79 75
148
IMPRESSIE “Beeldschermen en digitale media, horen helemaal thuis in het maakatelier van de kunstenaar en de ontwerper. Wij geloven niet zozeer in een scheiding tussen de digitale wereld en maken van tastbare producten. Daarom staan bij ons op de Willem de Kooning Academie ook beeldschermen in de stations waar de studenten bezig zijn met hun handen.” (naar: Aldje van Meer)
“Waar sprake is van een zekere mismatch tussen de ROC jongens en sommige ontwerpmeiden van IPO, proberen we de soms heftige cultuurverschillen naar de achtergrond te brengen door met een aansprekend project te komen, waar iedereen enthousiast van wordt.” (naar: Mirjam van den Bosch) “Bij TU-Eindhoven gooien we de studenten meteen in het diepe. Ze ontdekken hoe belangrijk het is zelf verantwoordelijkheid te nemen. Als dat lukt vinden zij hun eigen weg en leren zij al doende de betekenis van het maken te doorgronden. Zij studeren af als allrounders; ze kunnen complexe ontwerpopgaven aan en ze zijn goed met hun handen.” (naar: Arne Hendriks) “Op de Designacademy Eindhoven zijn de studenten in feite allemaal makers die vertrouwd zijn met materiaal. Centrale vraag: ‘Hoe diep kun je denken d.m.v. materiaalonderzoek?’ en ‘Hoe gevoelig ben je in je begrip van wat materiaal kan zeggen?’” (naar: Arne Hendriks) “Er is niemand die méér van de echte vakman houdt dan de persoon die goed nadenkt over ontwerp; de hiërarchische verhouding tussen de maker en de ontwerper heeft daarom ook volledig afgedaan.” (meerdere deelnemers, geparafraseerd door Jeroen Deckers) “Reparatiecultuur is maakcultuur; als we dingen moeilijk kunnen repareren dan is dat vermoedelijk het gevolg van een ontwerpcultuur waarin het maken als het ware gemystificeerd wordt. Hierin zie je ook de scheiding tussen een wegwerpmentaliteit en het verlangen naar duurzaamheid.” (naar: Joanna van der Zande) “Ontwerpers en ook makers staan vaak op grote afstand van de markt en hebben soms onvoldoende geleerd om zich (evt. samen) te presenteren of hun producten te verkopen”. (naar: Remco van der Voort)
4 Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie, is een zelfstandig initiatief, voortgekomen uit en inhoudelijk ondersteund door Designplatform Rotterdam Deze impressie is geschreven door Jeroen Deckers in samenspraak met Marieke Smit en Peter Troxler
[email protected], +31 6 24 22 79 75
149
IMPRESSIE “In dertig jaar tijd is er in feite weinig veranderd in de ontwerp- en maakopleidingen. Dat is zorgelijk omdat de wereld blijvend in beweging is. Kan Nederland nog wel concurreren op de wereldmarkt, als er niks verandert bij de opleidingen? Optisch zijn er misschien wel wat veranderingen, bijvoorbeeld met de komst van 3d-printing, maar in feite zie je daar een herhaling van DTP-vaardigheden, maar dan in een ander jasje.” (naar: Gerbrand Bas) “Drie jaar MBO blijkt te kort te zijn om voldoende vaardigheden te leren om door te stromen naar HBO.” (naar: Willem Kars) “Het draait waarschijnlijk om zelfvertrouwen dat studenten ontwikkelen tijdens hun studie. Vanuit dat zelfvertrouwen zullen makers en ontwerpers elkaar kunnen vinden op horizontaal niveau.” (naar: Shevia Limmen) Deel 2: oplossingrichtingen tot verbinding “Laat programma’s ontstaan die er echt toe doen, bijvoorbeeld hulpmiddelen ontwerpen en maken voor mensen met een fysieke beperking. Mensen vinden elkaar dan in de urgentie: een echte gebruiker die door jouw team verder gebracht wordt in het leven”. (naar Mirjam van den Bosch)
“Spreek binnen het docententeam en met studenten vaak over de urgentie van de ontwerpen maakopgave. Daar lopen mensen warm voor. Door deze vragen te beantwoorden: ‘Wat ga je maken?’, ‘Voor wie en met wie?’, ‘Waar ga je dat doen?’ en tenslotte ‘Wanneer, wat is de planning?’, ontsluier de lastige raadsels ‘Waarom ontwerp en maak je?; wat is de urgentie?’ en ‘Hoe los je dit vraagstuk op?’” (meerdere deelnemers, geparafraseerd door Jeroen Deckers) “De mythe dat de ontwerper vooral geïnteresseerd zou zijn in mooie spulletjes moet nodig worden ontzenuwd, zeker in de hoofden van makers (in opleiding). Betekenisgeving die de ontwerper nastreeft gaat ook over vraagstukken die schreeuwen om een oplossing, waarbij esthetiek een zingevende factor van belang is.” (meerdere deelnemers, geparafraseerd door Jeroen Deckers)
5 Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie, is een zelfstandig initiatief, voortgekomen uit en inhoudelijk ondersteund door Designplatform Rotterdam Deze impressie is geschreven door Jeroen Deckers in samenspraak met Marieke Smit en Peter Troxler
[email protected], +31 6 24 22 79 75
150
IMPRESSIE “Veranderingen in de curricula van de opleidingen bewerkstellig je sneller door studenten van maak- en ontwerpopleidingen alvast iets kleins met elkaar te laten doen dat aanspreekt, dan door de studieleider eerst een volledig beleidsproces te laten doorlopen.”
(meerdere
deelnemers, geparafraseerd door Jeroen Deckers)
“De urgentie van ontwerp- en maakvaardigheden kun je goed zichtbaar maken door in een multiculturele wijk een werkplaats te maken waar mensen hun kapotte spullen kunnen laten repareren of spullen laten upcyclen.” (naar: Jasper Kaarsemaker) “Koppeling van makers en ontwerpers in bijvoorbeeld een wijk als Delfshaven is kansrijk vanwege de gunstige voorwaarden die aanwezig zijn: veel werkloosheid onder mensen die zin hebben om zich verdienstelijk te maken, betrekkelijk veel leegstaande panden, goede ontwerpers die hun werk nog niet kunnen opschalen, opleidingen vlak om de hoek.” (naar: Ebami Tom)
“Designpatterns kunnen op zich interessant zijn als voorbeeld, maar dat aspect wordt toch wel meegenomen in bestaande curricula. Veel belangrijker is de vaardigheid van de ontwerper en van de maker om de urgentie te begrijpen en te benoemen van producten die zij ontwerpen en maken. Zij moeten bijvoorbeeld het verschil beter leren begrijpen tussen hun comfortzone en de armoede elders in de wereld.” (naar: Susanne Pietsch) “Wij leven in een failliet systeem waarin weer het zoveelste broodrooster wordt ontworpen, terwijl zich de grootste rampen voltrekken in de wereld waarin wij leven. Daar moeten studenten en docenten zich bewust van zijn, zowel van de maak- als van de ontwerpopleiding. Het huidige onderwijsaanbod lijkt daarom steeds minder relevant. Als je echt iets wilt veranderen dan moet je eerst begrijpen dat samenwerking essentieel is. Dat je met elkaar, makers en ontwerpers, op hetzelfde schip zit. Maatschappelijk engagement zou leidend moeten zijn bij ontwerp- en maakopleidingen. Daar lopen ook jonge mensen uiteindelijk warm voor.” (naar: Arne Hendriks)
6 Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie, is een zelfstandig initiatief, voortgekomen uit en inhoudelijk ondersteund door Designplatform Rotterdam Deze impressie is geschreven door Jeroen Deckers in samenspraak met Marieke Smit en Peter Troxler
[email protected], +31 6 24 22 79 75
151
IMPRESSIE “Het is de vraag of dit maatschappelijk engagement een taak van de opleidingen is om dat bij te brengen bij de studenten. Op dit moment zijn vakdisciplines nodig die niet worden aangeboden door de bestaande opleidingen. Bedrijven zien dat en springen in dat gat: zij gaan zelf curricula ontwikkelen van opleidingen die zij desnoods zelf financieren. Zo is het destijds ook gegaan met de ontwerpopleidingen in Eindhoven. Die zijn in eerste aanleg opgezet onder invloed van Philips.” (naar: Gerbrand Bas) “Als we het niet eens zijn over het waarom, dan is het zinloos om over het hoe te beginnen. Bij het beantwoorden van de ‘waaromvraag’ zijn drie pijnlijke noties van elkaar te onderscheiden. Op de eerste plaats zijn er in onze samenleving allerlei zaken gerealiseerd die vandaag de dag niet meer kloppen: denk aan vervuilende auto’s, de sociaaleconomische verhoudingen in de wereld en het domInante bankwezen. Ten tweede gaat het om de urgentie die door sommigen wel en door anderen niet gevoeld wordt om dingen fundamenteel anders te doen dan voorheen. Ten derde is het essentieel om in onze multiculturele samenleving werkelijk begrip te hebben voor de beperkingen die de ‘eigen’ cultuur met zich meebrengen. Op die noties kan niet geantwoord worden zonder dat dit pijn gaat doen. Sterker nog, als de antwoorden geen pijn doen, dan kun je die net zo goed weglaten. Doe dan maar niks.” (naar: Peter Troxler) “Denk je aan de urgentie, denk dan aan de performatieve oplossing. Binnen MIT Media Lab (onderdeel
van
Massachusetts
Institute
of
Technology)
verzette
men
zich
om
wetenschapsfilosofische reden tegen de publicatieplicht van de wetenschapper, samengevat onder de oneliner: ‘Publish or Perish’. Liever sprak men van ‘Demo or Die’: zorg ervoor dat je echt gezien wordt. MIT Media Lab Director Joi Ito hield onlangs een TED voordracht waarin hij dit inhoudelijk verzwaarde tot een nieuwe oneliner: ‘Deploy or Die’. Hiermee maakte hij duidelijk dat design en wetenschap zich niet langer op de vlakte kunnen houden over betekenissen en resultaten. Er moeten echt werkende maatschappelijke resultaten komen uit wat we doen. Daarbij is het nodig dat er vrije ruimte gecreëerd wordt voor serendipity: het ontstaan van oplossingen waar in oorsprong niet naar gezocht werd (bijwerkingen)”. (naar: Peter Troxler)
7 Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie, is een zelfstandig initiatief, voortgekomen uit en inhoudelijk ondersteund door Designplatform Rotterdam Deze impressie is geschreven door Jeroen Deckers in samenspraak met Marieke Smit en Peter Troxler
[email protected], +31 6 24 22 79 75
152 Rotterdam Maakstad instituut voor industriële recreatie Deelnemers 'Aan de Maaktafel' van donderdag 5 februari 2015 bij Object Rotterdam voornaam achternaam organisatie
rol
1
Gerbrand
Bas
Designlink
ontwerper
2
Mirjam van den
Bosch
Hogeschool Rotterdam
studieleider
3
Wilko
Dalhuisen
Albeda / Zadkine
onderwijs leider
4
Arne
Hendriks
Designacademy / TU docent Eindhoven
5
Jasper
Kaarsemaker HMCollege
docent
6
Willem
Kars
Designplatform Rotterdam
design expert
7
Shevia
Limmen
studio Locomoco
publicist
8
Aldje van
Meer
Hogeschool Rotterdam
studieleider
9
Susanne
Pietsch
TU Delft
onderzoeker
10
Ebami
Tom
Made in 4Havens
architect
11
Peter
Troxler
Hogeschool Rotterdam
expert FabLabs
12
Remco van der
Voort
zelfstandig
design expert
13
Joanna van der
Zanden
Throwing Snowballs
curator
Jeroen
Deckers
Rotterdam Maakstad
moderator en verslag
Marieke
Smit
Rotterdam Maakstad
verslag
153
Discussie bij de slotbijeenkomst ‘Echte Rotterdammers – wat maken we nou?’ Zondag 15 maart 2015 rond 19:00 uur (start programma met maaltijd: 17:00 uur) Centrale vraag: waarom zouden makers en anderen elkaar nodig hebben in Rotterdam?
Stellingen: Is het zinvol makers en andere ondernemers aan te moedigen om elkaar op te zoeken? Hoe doe je dat dan? Eerst gaan we de betekenis daarvan benoemen en daarna strategieën bedenken met praktische handvatten. Neem de volgende stellingen in het achterhoofd:
1. In een wereld, gedomineerd door digitale impulsen, biedt maakindustrie ontsnapping aan vervreemding. 2. Met maakindustrie valt nog geen droog brood te verdienen, gezien de internationale concurrentie. 3. Maatschappelijk verantwoord produceren is zoiets als een goedbedoelde marsroute naar bittere armoede. 4. ‘Niet lullen maar poetsen’? Rotterdam heeft juist een voorgaand gesprek nodig tussen makers onderling en anderen. Genodigden op het podium: Richard de Boer (Richard Shoes), Ruud Kaulingfreks (Universiteit voor Humanistiek), Paul van der Laar (Museum Rotterdam), Mark Slegers (RotterZwam), Peter Troxler (Hogeschool Rotterdam). Moderator: Jeroen Deckers (Rotterdam Maakstad). Feedback en verslag: Marieke Smit (OverZwaan Geografie)
Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie, is een zelfstandig initiatief, voortgekomen uit en inhoudelijk ondersteund door Designplatform Rotterdam
[email protected], +31 6 24 22 79 75
154
155
156
Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie Mission Statements Door: Jeroen Deckers, coauteur Marieke Smit Rotterdam Maakstad doet verlangens van ondernemende mensen stromen door hen aan tafel te roepen met het oog op de realisatie van maakindustrie in stedelijke gebieden. Zodra mensen iets zelf maken verandert de stemming in de directe omgeving, ook als het gaat om kleine spontane maakinitiatieven. Het gesprek dat Rotterdam Maakstad initieert mondt snel uit in activiteiten die gespreksdeelnemers samen of individueel van start laten gaan. Met die intentie in het achterhoofd brengt Rotterdam Maakstad bewoners, ondernemers en professionals bijeen, zoals ontwerpers, makers en industriëlen, banken en investeerders, bevoegde instanties, opleidingen, beheerders van kapitaalgoederen en vastgoed, winkeliers, studenten, consumenten, docenten, wetenschappers. Dit instituut, in feite een community van stakeholders, is opgericht als baken in zee. Industrie hoort dicht bij huis, nu de techniek steeds meer mogelijkheden biedt tot schone en veilige productievarianten. Recreatie betekent hier: omslag in het denken. Industrie komt tot bloei als de energie en het potentieel in stadswijken wordt erkend en benoemd. Rotterdam Maakstad faciliteert nieuwe vormen van ondernemerschap in de stedelijke omgeving. Dat gebeurt met mensen die werken op alle schaalniveaus: van hoedendokter tot MNO. Rotterdam Maakstad brengt bovendien studenten en docenten van maakopleidingen en van ontwerpopleidingen tot elkaar om kruisbestuiving aan te moedigen tussen jonge makers en ontwerpers. Wat is er aan de hand? Op dit moment wandelen wij een tijdperk binnen waarin dienstverlening steeds meer wordt gematerialiseerd in hardware. Dit was allang het geval in de medische sector: denk maar aan prothesen en orthodontie. Nieuwe ontwerp- en productietechnieken maken het mogelijk om alle mogelijke gebruiksvoorwerpen te produceren die precies zijn afgestemd op de 1 Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie, is een zelfstandig initiatief, voortgekomen uit en inhoudelijk ondersteund door Designplatform Rotterdam
157
unieke wensen van de consument. In de maakindustrie zie je een arbeidsverdeling waarin ‘halffabricaten’, als massaproduct uit lage lonen landen komen en dat eindproducten, als limited editions in westerse steden worden vervaardigd, dicht bij huis. Je ziet dat bijvoorbeeld gebeuren in de mode- en in de meubelproductie, waar de klant speciale wensen kan laten uitvoeren. Consument, ontwerper en maker werken samen toe naar het eindresultaat. Een nieuw begrip gaat rond: wij spreken niet langer alleen van ‘consumers’ maar ook van ‘prosumers’. Wij zien dienstverlening en industrie steeds meer vloeiend in elkaar overlopen. Deze nieuwe vormen van maakindustrie lenen zich bij uitstek om zich te nestelen tussen de mensen. Dat kan technisch ook. Hoogwaardige technologie maakt het mogelijk om, zoals gezegd, schoner te produceren zonder omwonenden te hinderen met herrie en andere akelige neveneffecten. Industrie mag weer thuiskomen. In Rotterdamse stadswijken wonen studenten aan ontwerpopleidingen en maakopleidingen dwars door elkaar heen in dezelfde straten. Gaan ze naar school, dan worden ‘makers’ (MBO) en ‘ontwerpers’ (HBO en WO) strikt van elkaar gescheiden. Dat doet gekunsteld aan, ook omdat culturele scheidslijnen daarmee lijken samen te vallen. Je ziet bijvoorbeeld weinig Nederlandse jongeren met een Antilliaanse, Marokkaanse of Turkse culturele achtergrond studeren aan ontwerpopleidingen. Wat gebeurt er in de stadswijken, als deze jonge ‘makers’ en ‘ontwerpers’ nieuwe routines volgen waarin zij elkaar wel dagelijks ontmoeten tijdens hun studie? Zonder dit bij wijze van experiment uit te voeren weten wij dat niet. Welke vragen stelt Rotterdam Maakstad? Rotterdam Maakstad brengt ondernemers en andere stakeholders, zoals opleidingen, in ongebruikelijke samenstelling bijeen. Deelnemers worden getriggerd om na te denken over hun ondernemerschap, over hun rol in een snel veranderende wereld. Wat kun je als ondernemer zelf het beste doen? Wie kunnen jouw beste partners zijn? Welke eigen scripts heb je als ondernemer nodig om die ontwikkelingen positief te benutten? Welke kennis en ervaring heb je nodig om die persoonlijke scripts uit te vinden die goed werken? Waar doe je die kennis en ervaring op, en welke route volg je daarbij? 2 Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie, is een zelfstandig initiatief, voortgekomen uit en inhoudelijk ondersteund door Designplatform Rotterdam
158
Rotterdam Maakstad kaart allerlei kwesties aan bij ondernemerschap op verschillend schaalniveau, dus ook op het niveau van stadswijken. Welk potentieel in stadswijken kan tot leven worden gebracht? Hoe kun je als bewoner, met jouw achtergrond van maker of van ontwerper, zelf op eigen wijze deelnemen aan nieuwe industriële ontwikkelingen in de wijk waar je woont? Hoe kan je langs die weg goed werk doen en je inkomenspositie verbeteren? Rotterdam
Maakstad
adresseert
ook
vragen
aan
gebiedscommissies
en
andere
beleidsmakers bij de gemeente: kan maakindustrie misschien dé verbindende factor worden in het gemeentelijk streven naar gentrification? Hoe kan gentrification zich ontvouwen zonder pijnlijke ontruimingen om plaats te maken voor hogere inkomengeroepen van buiten? Is het begrip gentrification in alle gevallen relevant, in een tijd waarin nieuwe vormen van economie ontstaan uit creatieve configuraties? De stap van lokaal naar globaal is minder groot dan het lijkt. Zoals gezegd: in de maakindustrie zie je een arbeidsverdeling waarin halffabricaten, als massaproduct, uit lage lonen landen komen en dat eindproducten, als limited editions, in westerse steden worden vervaardigd, dicht bij huis. Is die arbeidsverdeling ook op lange termijn wenselijk, terwijl consumenten steeds kritischer aankijken tegen de herkomst van hun aanschaffingen? Vraagt de nabije toekomst om nieuwe ontwerp- en productiemethoden die ook op grotere schaal dicht bij huis rendabele vormen van maakindustrie opleveren? Welke scripts kun je uitvinden om in dat segment van markt succesvol te zijn, terwijl de loonkosten relatief hoog zijn in dit land? Welke makers en ontwerpers, werkzaam bij MNO’s in de regio Rotterdam, willen meedoen om in cocreatie scripts te ontwikkelen? Wat is hun belang bij dergelijke innovatie? De stad als park, als recreatiegebied Persoonlijke relatieopbouw is essentieel. Ontwerpers en makers zijn de winkeliers van de toekomst. Stedelingen, vooral uit de midden- en hogere inkomens, verlangen daar ook naar. Zij laten zich inspireren door moderne technologie en ambachtelijke hoogstandjes, direct om de hoek. De tijd is er helemaal rijp voor: winkelstraten zijn in transitie. Winkelstraten zijn niet langer een reeks van verkooppunten maar worden steeds meer knooppunten van 3 Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie, is een zelfstandig initiatief, voortgekomen uit en inhoudelijk ondersteund door Designplatform Rotterdam
159
experience: mixed streets, waar voorbijgangers geconfronteerd worden met vernieuwing en verandering. Winkelruimtes en hun etalages worden omgetoverd tot kraamkamers van innovatie. Maar ook industrieterreinen in het havengebied die dicht aanliggen tegen woonwijken worden steeds kansrijker. Daar wordt volop geëxperimenteerd met nieuwe vormen van industrie, terwijl in de directe nabijheid wooncomplexen verrijzen vanwege de aantrekkelijkheid van de waterrijke omgeving, het uitzicht op de scheepvaart en… de nieuwe industrie. Industrie als middel om je te ontspannen. Industrie die je doet dagdromen, alsof je op vakantie bent of onder de douche staat. Industrie waarvan je zin krijgt in ondernemerschap. Manufacturing, zichtbaar tussen de mensen en nieuwe schone vormen van maintenance zijn hier onlosmakelijk verbonden met de haven en haar achterland. Rotterdamse broedmachine Waarom kan Rotterdam in die ontwikkeling zo’n vooraanstaande plek innemen? Het antwoord daarop is vrij eenvoudig te geven: Rotterdam heeft de ruimte. In Rotterdam betekent het woord ruimte niet alleen vierkante meters. Het gaat hier ook om een specifieke mentaliteit: Rotterdam blinkt uit in vrijzinnigheid. De traditionele spot met kapsones geeft in Rotterdam ontwerpers de vrijheid om dingen uit te proberen zonder meteen ter verantwoording te worden geroepen door vakgenoten en critici. Rotterdam is ook niet bedreigend voor de positie van andere steden. Nooit geweest, trouwens. Laat andere steden gerust dé kunst- of designstad van het land zijn. In Rotterdam worden nieuwe producten ontwikkeld. Vakmanschap bouw je op als er genoeg ruimte is voor spelen, voor klungelen, voor het experiment. Twijfel is hier geen hoofdzonde, integendeel: als er iets niet meteen lukt, dan is dat in Rotterdam geen reden om op te geven. De kosten hier rijzen de pan niet uit, dus je kunt verder gaan. In Rotterdam zie je betrekkelijk veel jonge mensen met een vakopleiding. Zij zoeken werk waar hun hart naar uit gaat. Die energie en dat potentieel vragen om inspiratie en goed werk. Hier vind je voordelig geprijsde vierkante meters met goede mogelijkheden en ideale logistieke omstandigheden. Kortom: laat Rotterdam maar schuiven. 4 Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie, is een zelfstandig initiatief, voortgekomen uit en inhoudelijk ondersteund door Designplatform Rotterdam
160
Hoe gaat Rotterdam Maakstad te werk? Mensen die Rotterdam Maakstad aan tafel uitnodigt doen mee als zij slimme zakelijke perspectieven zien. Het resultaat is dat er zingevende ondernemersinitiatieven ontstaan op verschillend schaalniveau. Van particuliere maakateliers tot en met hybride laboratoria, geïnitieerd of ondersteund door internationale bedrijven. De gesprekken die Rotterdam Maakstad organiseert en modereert slaan neer in een bidbook (in de vorm van een website) waarin belanghebbenden verlangens, ervaringen en partneropties presenteren. In dit bidbook wordt geen onderscheid gemaakt tussen vraag en aanbod, omdat beide entiteiten de weerslag zijn van menselijke verlangens. Zo bezien zijn de woningcorporatie, de consument, de stadsbestuurder, de MNO en de investeerder net zo voorwaardenscheppend (of voorwaardenvragend) als de schoenhandelaar die een superhip concept op de markt wil brengen. Dat geldt ook voor de ondernemende wetenschapper, gesponsord door een oliemaatschappij, die verlangt naar een voertuig dat rijdt op uitsluitend zonne-energie of het ontwerpbureau dat samen met stagiaires van een ROC en met de klant wil experimenteren in een FabLab. Welke kennis en inzichten doe je op bij Rotterdam Maakstad? Deze notie van wederzijdse afhankelijkheid haalt de angel uit hiërarchische constructies zonder dat bevoegdheden worden ontkracht. Het bidbook wordt een dynamisch referentiepunt: een website die ondernemers, bewoners, studenten en beleidsmakers de weg wijst naar succesvolle configuraties. Configuraties, samenwerkingsverbanden, die landen in FabLabs, experiencestores, maakfestivals, kleine bedrijven en internationale concerns, publieke organen, opleidingsinstituten, noem maar op. Op de website vind je scripts die je als voorbeeld kunt nemen om je eigen scripts te ontwikkelen. Scripts waarmee je jouw verlangens waarmaakt en die passen bij jouw potentieel. Het gaat hierbij in het bijzonder over handvatten waarmee je jouw eigen vakmanschap in een zakelijke praktijk kunt brengen. De scripts die Rotterdam Maakstad publiceert op de website, bevatten praktische beschrijvingen van strategieën, businessmodellen en financieringsmodellen. 5 Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie, is een zelfstandig initiatief, voortgekomen uit en inhoudelijk ondersteund door Designplatform Rotterdam
161
Vrije tijd: het goede leven Rotterdam Maakstad legt de focus op maakindustrie en design (waaronder modeontwerp) in de stedelijke omgeving met aandacht voor de betekenis van de publieke ruimte. De factor leisure is daarbij een steeds interessanter katalysator: mensen verlangen naar zingevende ervaringen waaraan zijzelf actief deelnemen en naar een publieke ruimte die hen doet flaneren en dagdromen. Vrije tijd kun je definiëren als de tijd waarin je de volle aandacht mag richten op iets waarvan je hart openspringt. Zo bezien kun je werken en ook geld verdienen in de tijd die je steeds meer ervaart als vrije tijd. Rotterdam Maakstad faciliteert dat goede leven waarin de ontwerper, de maker en andere belanghebbenden concepten uitwerken die voldoen aan een bepaalde standaard. Een standaard waarmee de industriewereld zichzelf opnieuw uitvindt: oog voor de menselijke maat, loyale arbeidsverhoudingen, zicht op de culturele actualiteit en de zintuiglijke belevingswaarde, conflicten zien als bron van creativiteit, materialen die keer op keer hergebruikt worden en zo generaties lang meegaan, producten die eenvoudig hersteld en geupcycled worden. Bouw je relaties op met mensen waarmee je dit goede leven op eigen manieren in praktijk brengt, dan kan Rotterdam Maakstad je daarbij helpen. Rotterdam, voorjaar 2015 (work in progress)
Rotterdam Maakstad Mathenesserlaan 369 3023 GC Rotterdam +31 6 24227975
[email protected] 6 Rotterdam Maakstad, instituut voor industriële recreatie, is een zelfstandig initiatief, voortgekomen uit en inhoudelijk ondersteund door Designplatform Rotterdam
162
163
What is Het Oude Westen? (rendement thinking?)
164
165
166
167
168
169
170
171
172
173
What is Het Oude Westen? (saunter? [slenteren])
174
175
176
177
178
179
180
181
182
183
184
185
186
187
188
189
190
191
THANK YOU ! NEXT
192
193
MADEIN4HAVENS.NL
7 SEPT MAANDAG
13 SEPT ZONDAG KEILESTRAAT 9 ROTTERDAM
2015
2
194
ZEVENDAAGS ONTWERPEN PRODUCTIEFESTIVAL:
MAAK RUIMTE
195
HEB JIJ ZIN OM STRAKS NA DE ZOMERVAKANTIE METEEN GOED VAN START TE GAAN?
G
rijp dan de kans om in september sterke concepten te ontwikkelen binnen een groep ontwerpers, makers, schrijvers, zakelijke specialisten, wetenschappers, docenten en studenten. Zeven dagen lang hok je met elkaar samen om intensief kennis te maken. Waar liggen mogelijkheden van samenwerking? Je krijgt gelegenheid om in een praktijksetting nieuwe producten, diensten en natuurlijk ook slimme verdienmodellen te ontwikkelen. Dat doe je samen met mensen die jou kunnen aanmoedigen en omgekeerd: een R&D pressure cooker. Je verruimt je inhoudelijk netwerk en je verandert je blik op de ‘realiteit’. Dit festival loopt van maandag 7 september tot en met zondag 13 september 2015.
De eerste vijf dagen werk je in een
gelegenheid voor hen zichtbaar te ma-
intieme setting, zorgvuldig afgesloten
ken hoe je R&D en innovatieprocessen
van de buitenwereld: een vrijplaats.
inricht. Dit kan leiden tot interessante
Wij beschikken over ruim duizend vier-
R&D-opdrachten vanuit het bedrijfs-
kante meter met een werkhoogte van
leven. De week wordt afgesloten met
vier meter, middenin het Vierhavens-
een publieks-weekend. Deze beurs,
gebied: het voormalige Retail Center.
waarin je ook de kans krijgt om producten te verkopen, vindt plaats op
Vrijdag is presentatiedag aan be-
zaterdag 12 en zondag 13 september
drijven die wij uitnodigen. Je krijgt
2015 tijdens het festival 24 uur Cultuur.
3
4
196
MAAK RUIMTE FESTIVAL
>
OMGEVING
MADE IN 4 HAVENS
Het voormalige Retail Center bevindt zich aan de Keilestraat 9. Zie de plattegrond. Aan de achter zijde ligt de Voedseltuin van de Voedselbank. Vrijwilligers van de Voedseltuin werken mee aan de toegankelijkheid en het aanzien van de festivallocatie. Achter de Voedseltuin bevindt zich aan de Westzijde
DAAN ROOSEGAARDE
Atelier van Lieshout. Aan de oostzijde van de Voedseltuin bevindt zich de Keilewerf. Daarnaast ligt het atelier van Daan Roosegaarde. Bij voldoende belangstelling kunnen wij regelen dat deelnemers aan dit R&D-festival bij hen worden rondgeleid voor nog meer inspiratie.
WIE ZIJN WIJ? Initiatiefnemer van dit festival is platform Made In 4Havens opgericht door architect Ebami Tom. Kijk naar het colofon van het festivalteam. Ebami heeft Jeroen Deckers gevraagd om bijeenkomsten te modereren tijdens het festival. Hij is één van de trekkers van Designplatform Rotterdam en Rotterdam Maakstad. Guido Marsille, designer en interieurontwerper, doet mee aan de programmering en aan de community building van dit festival.
WAT GAAN WE DOEN? Ontwerpers, makers, zakelijke specialisten en andere creatieven verlangen steeds meer naar cocreatie: samen een ontwerpopgave bestormen en komen tot vondsten waar je anders niet zo gauw aan toe zou komen. Wij scheppen zeven volle dagen de ruimte om dat wél te doen.
197
HOE PAKKEN WE DIT AAN? Een gebouw hebben we al: duizend vierkante meters vrije VOEDSELTUIN
ruimte waar we kunnen bouwen, knutselen en presenteren. Je ontmoet er vakgenoten en mensen uit heel andere ATELIER VAN LIESHOUT
disciplines. Misschien heb je al wel van hen gehoord of heb je zelfs al een keer een biertje met hen gedronken. Maar heb je al met haar of met hem samengewerkt? Dat kan nu gebeuren.
KEILEWERF
Je neemt in de eerste vijf dagen deel aan samenkomsten, workshops en rondetafel-gesprekken waarmee je elkaar echt leert kennen door doen. Wij hebben maar veertig plekken die straks ingenomen zullen worden door makers, ontwerpers, schrijvers, wetenschappers, docenten en studenten. Wacht dus niet te lang met je aanmelding maar doe dit meteen, als dit initiatief jou aanspreekt.
RIJKDOM? Inderdaad, en tegen een betaalbare prijs. Iedere deelnemer, of groep van maximaal drie personen, krijgt minimaal 15 vierkante meter ruimte en ontvangt daarbij vrijblijvend advies om die ruimte slim en stijlvol te benutten. Overal zijn helpende handen om dat te laten lukken, bijvoorbeeld met studenten van maaken ontwerpopleidingen die wij aantrekken. Je gaat samenwerken met mensen die net als jij geïnteresseerd zijn in het verleggen van grenzen en die deze zeven dagen daarvoor optimaal willen benutten. Wij vragen van iedere deelnemer, of groep van deelnemers, een bijdrage in de kosten van 175 euro exclusief BTW (dat is iets meer dan 210 euro inclusief BTW), uitgaande van 15 vierkante meter voor zeven dagen. Deze kosten kunnen wij zo laag houden omdat dit festival door de deelnemers zelf georganiseerd wordt. Wij stellen faciliteiten beschikbaar. Wat het eten en drinken betreft: de catering organiseren wij zelf, maar het kan ook zijn dat andere deelnemers aan het festival dat graag willen doen. Ook de bijkomende verblijfskosten zullen dus niet hoog zijn.
5
6
198
PROGRAMMA Het programma bestaat, zoals gezegd, uit samenkomsten, rondetafelgesprekken en workshops die je samen met andere deelnemers organiseert. Informele samenkomsten vinden sowieso iedere dag om 17:30 uur plaats in de hal. Het kan zijn dat deelnemers die zich daarvoor opgeven daar geïnterviewd worden over hun praktijk. Na afloop is er gelegenheid om te eten en na te praten. Rondetafelgesprekken kunnen gaan over bijvoorbeeld perspectieven van maakindustrie in de stad. Je vertelt over jouw eigen ervaringen daarmee en je bedenkt samen met je tafelgenoten concrete plannen. Die plannen kunnen worden uitgewerkt in workshops die ter plekke georganiseerd worden. Zo zetten wij er samen vaart in. Daarnaast programmeren wij op vrijdag 11 september presentaties aan bedrijven, zoals Arcadis, Callant BV, Spark Design & Innovation en Royal Haskoning DHV. Om 13:30 uur is de officiële openingsmanifestatie van het festival. Direct daarna volgt onze werkconferentie over maakindustrie in het Vierhavensgebied waaraan je kunt deelnemen.
PUBLIEKSFESTIVAL Geen festival zonder publiek. Van zaterdag 12 september tot en met zondag 13 september is onze festivallocatie opengesteld voor het publiek, namelijk in het kader van 24 uur Cultuur. Wij zorgen voor publiekswerving en ook het publiek van 24 uur Cultuur wordt op de hoogte gebracht van dit festival. Je krijgt volop gelegenheid om je kwaliteiten te laten zien.
VEILIGHEID EN VERZEKERING De locatie voldoet aan de vereisten van de vergunning en de evenementenverzekering. Deelnemers tekenen voor productiewerkzaamheden op locatie een eigenrisicoverklaring vóór deelname. Tijdens de bouwweek organiseren wij een EHBO post en toezicht.
199
AANMELDING Aanmelding is eenvoudig: bedenk eerst hoeveel plekken van 15 m2 je denkt nodig te hebben en vermenigvuldig dat aantal met het bedrag van 211,75 euro. Het eindbedrag van die rekensom maak je over op bankrekening NL03 TRIO 0254797644 ovv ‘Maak Ruimte’ september 2015. Maak een snapshot van die betaling en mail die naar
[email protected]. Zet in dat mailbericht je contactgegevens (telefoonnummers, waaronder je GSM) en je website-URL. Je krijgt dan een BTW-factuur terug voor het bedrag dat je hebt betaald. Uiterlijk in de laatste week van augustus publiceren wij alle deelnemers aan het festival op onze website. Dat is goed voor de publiekswerving. Bovendien kunnen deelnemers elkaar dan van te voren benaderen.
NOG EVEN DIT… Made in 4Havens ‘Maak Ruimte’ is een initiatief tot cocreatie en zelforganisatie. Wij nodigen nadrukkelijk mensen uit die dat doel begrijpen en die dit ook willen omarmen.
MEER INFORMATIE? Hier staan de contactpersonen: Ebami Tom:
[email protected]
GSM: +31 6 18 48 89 09
Guido Marsille:
[email protected]
GSM: +31 6 81 69 10 83
Jeroen Deckers:
[email protected]
GSM: +31 6 24 22 79 75
7
8
200
COLOFON FESTIVALTEAM: Arjen Doornekamp, Ebami Tom, Geeske Wiarda, Guido Marsille, Henk-Jan Willems, Henno Hamstra, Jeroen Deckers, Marieke Smit, Marjolein Dekker, Sera Edgington, Stella Elhorst, Suzan van der Maale.
SPONSOR: Gebiedscommissie Delfshaven
design: www.typica.nl
Made in 4 Havens Coöperatie U.A. Keileweg 8, 3029 BS Rotterdam www.madein4havens.nl www.facebook.com/MadeIn4Havens twitter: @MadeIn4Havens
Foto credits omslag: Keilewerf, Snijlab, Vincent de Rijk