DO R A VA N D E R G RO E N DOOR E RW I N J A N S E N K L A A S T I N D E M A N S M . M . V. D R I E S M O R E E L S
K R I T I S C H T H E AT E R L E X I C O N V L A A M S T H E AT E R I N S T I T U U T 1998
BIOGRAFIE h e t k r i t i s c h t h e at e r l e x i c o n i s e e n r e e k s p o rt r e t t e n va n b e l a n g r i j k e p o d i u m k u n s t e n a a rs u i t d e t w i n t i g s t e e e u w. d e p o rt r e t t e n wo r d e n g e m a a k t i n o p d r ac h t va n h e t v l a a m s t h e at e r i n s t i t u u t e n d e v i e r u n i v e rs i t e i t e n : u. i . a n t w e r p e n , u n i v e rs i t e i t g e n t, k . u. l e u v e n , v. u. b ru s s e l . d e z e p u b l i c at i e m a a k t d e e l u i t va n e e n o m vat t e n d h i s to r i s c h p ro j e c t ro n d d e p o d i u m k u n s t e n i n v l a a n d e r e n i n d e t w i n t i g s t e e e u w. d e r e dac t i e r a a d b e s ta at u i t t h e at e rw e t e n s c h a p p e rs va n d e v i e r u n i v e rs i t e i t e n e n m e d e w e r k e rs u i t d e t h e at e rs e c to r . d e p u b l i c at i e g i n g va n s ta rt i n s e p t e m b e r 1 9 9 6 .
Dora van der Groen wordt in Antwerpen geboren op 10 maart 1927. Ze groeit op in een muzikale familie, van Nederlandse afkomst. Ze herinnert zich levendig het bezoek aan de opera: ‘De oudste herinnering is onuitwisbaar. Hier kwam ik vaak als kind. Mijn vader was cellist in de opera. Zo kwam ik vroeg in contact met de theaterwereld. Van mijn ouders heb ik een gevoel voor schoonheid meegekregen!’1. In de muziekschool van Merksem volgt ze een achtjarige muziekopleiding (piano, cello) en voordrachtlessen. Ze vat haar jeugd als volgt samen: ‘Wild? Nou, ik heb een nogal porseleinen opvoeding gehad, liefderijk. Ik had ontzettend lieve ouders, die mij als een vogeltje in de watten grootgebracht hebben. Tot ik naar het theater ging en de wereld er plots heel anders uitzag.’2 Als ze zestien jaar is, kiest ze resoluut voor het theater. De tweede wereldoorlog is nog niet voorbij en ze is bovendien een jaar jonger dan voorgeschreven, wanneer ze les gaat volgen aan het Hoger Instituut voor Toneel en Regie van Joris Diels – tot aan de opheffing ervan, in 1944. Ze volgt danslessen bij Lea Daan en van ’44 tot ’46 gaat ze naar het Koninklijk Conservatorium. In 1946 gaat de Studio van het Nationaal Toneel, onder leiding van Herman Teirlinck, van start: ze maakt deel uit van de eerste lichting studenten. Ze komt onder de indruk van de persoonlijkheid en de denkwereld van Teirlinck, ze ontmoet gerenommeerde docenten als Willem Pée. ‘De ontmoeting met Teirlinck maakte je rijker. Hij opende onze geest. Maar over het acteren zei hij weinig. Hij wist wel heel goed hoe het niet moest, maar wat je dan wel moest doen, kon hij ons alleen maar laten vermoeden.’3 Ze staat al heel snel op de planken van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg, die, als gezelschap van het Nationaal Toneel (geleid door Firmin Mortier), nauw samenwerkt met de Studio. Wanneer ze afstudeert, in 1949, kan ze meteen bij de KNS onder contract komen, als jonge beloftevolle actrice. Maar na één seizoen stapt ze uit dit systeem en ze wijst ook een aanbod van Cees Laseur, toenmalig leider van de Haagse Comedie af, om samen met jaargenoot Tone Brulin op zoek te gaan naar andere theatervormen. Samen zetten ze verschillende poppentheaterproducties op, en in 1951 wagen ze zich aan het
5 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
biografie
cabaretgenre – bij Cabaret Cyrano van Anton Peters, aan de De Keyserlei in Antwerpen. Dora van der Groen en Tone Brulin4 zijn ondertussen getrouwd. Tone Brulin richt in 1951, samen met Jan Van den Broeck5, het Theater op Zolder op, Dora van der Groen speelt mee. Met zeer beperkte middelen willen ze, helemaal in eigen beheer, theater kunnen maken. In 1953 vormen ze dit initiatief om in het Nederlands Kamertoneel, dat een uitgesproken alternatief wil zijn voor de KNS en voor het toenmalige repertoiretoneel in het algemeen. Theater op Zolder / NKT is meer dan enkel een springplank voor pas afgestudeerde acteurs, het is ook een soort laboratorium voor andere speelstijlen, afwijkend van het classicisme of het naturalisme van de traditionele stadstheaters6. In 1955 speelt Dora van der Groen voor het eerst mee in een speelfilm: Meeuwen sterven in de haven van Roland Verhavert, naar een scenario van Ivo Michiels, is een opgemerkt debuut. Datzelfde jaar keert ze terug naar de grote scène, eerst als gastactrice bij de KNS. Ze speelt meer dan 100 keer in de succesproductie De regenmaker (Richard N. Nash), alleen al in Antwerpen. In 1955 maakt ze, met de KNS, voor het eerst een tournee door Congo, waar ze voor de Vlaamse kolonie spelen. Na de brand in de Brusselse KVS, in 1955, wordt Victor De Ruyter de nieuwe directeur. Dora van der Groen speelde er al enkele gastrollen, maar nu accepteert ze ook een vast contract, samen met Tone Brulin. Ook Senne Rouffaer7 maakt deel uit van deze eerste lichting De Ruyter. Met Jonkvrouw Edelwater (Sji-I-H’Siung/Marnix Gijsen), geregisseerd door Brulin, boekt ze haar eerste grote succes in Brussel. Ze verwerft een unieke positie in het toenmalige theaterlandschap, omdat ze contractueel de toelating bedongen heeft om elders gastrollen te spelen, o.a. Freule Julie in Antwerpen. Tijdens de zomer van 1958 onderneemt ook de KVS een grote tournee door Congo, waar o.a. Tone Brulins Nu het dorp niet meer bestaat – over de uitmoording, door de nazi’s, van het Tsjechische Lidice – gespeeld wordt. Tijdens het seizoen 1960-61 bereikt haar ‘dubbelspel’ in Brussel en Antwerpen een climax. Na haar scheiding van Tone Brulin, hertrouwt ze met Wies Andersen8, met wie ze in Kat op een heet zinken dak (Tennessee Williams) voor het laatst op de planken staat. De geboorte van haar derde kind9 én het moordende productietempo van de voorbije jaren doen Dora van der
Groen besluiten geen theater meer te maken – een beslissing waar ze nadien slechts sporadisch uitzonderingen op zal maken. Dora van der Groen wordt in 1962 lid van het Dramatisch Gezelschap van de toenmalige BRT, waar ze vooral luisterspelen opneemt. Wanneer de directie beslist om het Dramatisch Gezelschap ook in te zetten voor televisieproducties, ontdekt zij (en het publiek met haar) een onvermoed talent en een onvermoede ‘liefde’. Met het acteren voor de camera vindt Dora van der Groen haar spelplezier terug, in de intieme uitwisseling tussen actrice, camera en kijker.10 Wanneer ze sporadisch terugkeert naar de scène, is dit wel voor opmerkelijke producties: Macbeth, in het Frans bij het Théâtre du Parc (regie van Michael Croft, 1964), Mistero Buffo van Dario Fo en Arturo Corso (1972) en Over een geestrijk ridder van Lucas Vandervost, naar Cervantes (1983). Ze speelt talrijke rollen, op de televisie, in de film, en zowel in Nederland als in Vlaanderen. Door Oorspronkelijk gezicht, het boek van Jan Foudraine, komt ze eind jaren ’70 met de Baghwan in contact, een inspirerende ervaring die haar ook leidt naar de lectuur van Krishnamurti en de Boeddha. In die oosterse taal ontdekt ze ook een nieuw, consistent vocabulaire om over acteren na te denken en te praten.11 Na een voorzichtige entree in 1971, aan de afdeling woord van het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium in Antwerpen, wordt Dora van der Groen er vanaf 1978 artistiek leider van de toneelafdeling. In opdracht van de toenmalige directeur, Eugène Traey, gaat ze de hele toneelopleiding hervormen12. Johan Van Assche, Lucas Vandervost en Luk Perceval studeren in 1979 af en meteen engageert zij hen als lesgevers. Met deze acteurs/ regisseurs en met andere geestverwanten, zoals Ivo Van Hove, leidt zij in de jaren ’80 een generatie acteurs op die in het theater van de lage landen duidelijke sporen getrokken hebben13. Samen met Johan Van Assche en Ivo Van Hove neemt Dora van der Groen nog steeds de leiding van deze acteursopleiding waar. Ze verrast echter iedereen door in 1991 bij Het Zuidelijk Toneel (Eindhoven), het gezelschap van Ivo Van Hove, aan een derde carrière te beginnen: na actrice, na pedagoge, is Dora van der Groen ook een toneelregisseur. Haar regie van Thyestes (Hugo Claus) wordt juichend onthaald en geselecteerd voor het VlaamsNederlands Theaterfestival. In de daaropvolgende seizoenen
6 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
7 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
maakt ze verder een eigenzinnige bewerking van de middeleeuwse Abele spelen, regisseert ze opnieuw een stuk van Claus (Phaedra), en ook Decadence (Steven Berkoff), Shelley’s De Cenci en De Kus van de Spinvrouw (Manuel Puig, in 1997 als voorlopig laatste werkstuk).
8 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
A RT I S T I E K E L O O P B A A N
In de loopbaan van Dora van der Groen – actrice, toneelpedagoge, regisseur – kan achteraf, zo men dat wil, een zekere logica ontdekt worden. Vanuit een altijd aanwezige afkeer van het routineuze, vanuit een weigering om de middelmaat als professionele norm te aanvaarden, brengt ze, bewust of intuïtief, breuken aan in haar werk. Ze breekt in 1962, even plots als consequent, met de herhalingsdwang van het toneelspelen op de (grote) scène. Maar ze engageert zich net zo intens bij theatermomenten die later van historische betekenis blijken te zijn. Ze speelt in de ‘oerversie’ van Mistero Buffo (1972) – een productie van de Nationale Opera, toen geleid door Maurice Huisman. Deze voorstelling markeert het vertrekpunt van de Internationale Nieuwe Scène als invloedrijk ensemble, dat de meest volkse variant op het politieke theater beoefent. Ze speelt mee in Over een geestrijk ridder (1983), een Witte Kraai-productie van één van haar favoriete leerlingen, Lucas Vandervost, die hier wellicht voor het eerst zijn unieke intimisme toonde. Haar ‘gebroken’ carrière als actrice mondt uit in een merkwaardige innerlijke rust die ze vindt in haar werk, sinds 1971, als toneelpedagoge aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium in Antwerpen en – als logische consequentie haast: regisseren is ook ‘leren spelen’ – als regisseur, bij Het Zuidelijk Toneel (Eindhoven), sinds 1991. Maar dit rustige professionele zelfbewustzijn uit zich niet in veilig, stil theater, maar juist in heftige passie, verbaal geweld, wrange komiek, in een repertoire waarin de fysieke kracht van de taal centraal staat. In deze synthese van de artistieke loopbaan van Dora van der Groen willen we deze drie facetten van de diamant belichten: de actrice, de pedagoge, de regisseur. In haar carrière als actrice valt bovendien een tweede cesuur: de toneelspeelster en de film- en televisieactrice. Dora van der Groen heeft een enorm groot aantal rollen gespeeld, vooral in de jaren ’50, toen ze aan de KVS verbonden was én in de KNS nog gastrollen speelde. Uit die periode en uit haar filmrepertoire lichten we hoogtepunten, momenten die haar – zeker bij het breedst mogelijke publiek, dat van de televisiekijkers – tot een icoon van het acteren hebben gemaakt.
9 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
a rt i s t i e k e l o o p ba a n
De actrice
‘tover’ van de toneelpersoonlijkheid aan elke definitieve karakterisering kon ontsnappen. Een combinatie van beide eigenschappen was zeldzaam: Dora van der Groen bezat wellicht beide, als we haar repertoire én de herinneringen eraan bekijken. Die herinneringen – van haarzelf, van anderen – zijn des te interessanter omdat ze inzicht verschaffen in dé cruciale breuk in haar professionele loopbaan: de afkeer van de levende scène en de (wederzijdse) liefde voor de camera. Dora van der Groen kan, meteen na haar studie op de Studio van het Nationaal Toneel in 1949, haar professionele debuut maken bij de Antwerpse KNS, het repertoiregezelschap van het Nationaal Toneel. Ze blijft er één seizoen, ze beleeft er meteen triomfen, maar verlaat de KNS om in het theater van haar man Tone Brulin, het Theater op Zolder, te spelen. De radicale keuze voor de toenmalige marge – soms afgewisseld met cabaret in Anton Peters’ Cyrano, een gastrol bij Dré Poppe’s Theaterstudio ’50 of poppenspel om den brode, betekent een periode van materiële armoede. Ze stopt helemaal met theater en zet twee zonen op de wereld. In 1956 gaat ze, samen met Tone Brulin15, aan de slag bij de KVS in Brussel, maar met de toelating om ook elders – in praktijk: de KNS – gastrollen te spelen, een uitzonderlijk privilege destijds. Dé productie voor Dora van der Groen in die periode is De regenmaker (The rainmaker) van de Amerikaanse auteur Richard N. Nash, waarin ze meer dan 150 keer de rol van Lizzy speelt. De regenmaker is een romantische komedie, een melodrama eigenlijk, uit de jaren ’30 over een rampzalige droogte in de agrarische Midwest. Dit stuk is vooral bekend door de verfilming, ook in 1956, met Burt Lancaster en Catherine Hepburn. De KNS- en later ook KVS-versie van deze ‘tearjerker’ is een enorm succes en blijft ook bij bevoorrechte getuigen als Wies Andersen in het geheugen gebrand: ‘Ik heb haar talloze malen De regenmaker zien spelen, en ik hoor haar in die beroemde liefdesscène nog zeggen dat ze zo’n zalig gevoel heeft als haar man thuiskomt en zij vraagt “Wrijf eens over mijn rug”’16. De KVS heeft in de periode na de brand van ’55, onder leiding van Victor De Ruyter – die zijn sporen verdiend had in een korte ‘proefperiode’ bij het (Antwerpse) Nationaal Toneel, een gunstige reputatie, hoewel die vermoedelijk achteraf door nostalgie vertekend en geïdealiseerd is. De Ruyter voert in 1956 – met De regenmaker – een nieuw productiesysteem in: niet elke week een
Het is nauwelijks mogelijk om de kwaliteit en de betekenis van de actrice Dora van der Groen, zeker in de eerste fase van haar loopbaan, te beoordelen. De theatercritici hanteren in de jaren ’50 – haar hoogtijdagen op de scènes van de Brusselse en Antwerpse stadstheaters – voor het beoordelen van acteerprestaties monotone, meestal pseudo-technische normen. Uit hun evaluatie, die verloopt aan de hand van voorspelbare normen, blijkt vooral een eenzijdige inschatting van de reële bijdrage van de toneelspelers aan de betekenis van een toneelproductie. Een opmerkelijke actrice als Dora van der Groen kon, door de waarnemers, hoogstens op een rechtlijnige waardenschaal geplaatst worden, ergens tussen ‘veel talent’ en ‘uitzonderlijk’. Over de meetinstrumenten en parameters blijven we in het ongewisse.14 Dit onevenwicht in de perceptie – fascinatie voor de actrice, maar onvermogen om dit kritisch te waarderen – werd wel in de hand gewerkt door het heersende productiesysteem en de impliciete filosofie die daarachter schuil ging. Het rigide repertoiresysteem waarin Dora van der Groen in de jaren ’50 functioneerde, liet weinig ruimte voor een mogelijke ‘creatieve’ meerwaarde, tijdens het productieproces, vanuit de toneelspeler-als-kunstenaar – nochtans één van de geformuleerde idealen van Herman Teirlinck, dé theaterpedagoog voor Dora van der Groen, die met hem dweepte. De meerwaarde van de acteur/actrice bleef beperkt tot de productie zélf, in de uiterlijke expressie van een even uiterlijke mise-en-scène van een tekst uit het ‘ijzeren repertoire’ – of van een nieuw toneelstuk dat, als het ware op proef, in de canon ingeschreven werd. Elk productieproces werd, in een systeem waarin de tijdsdruk buitengewoon groot was, beschouwd als de enig mogelijke weg naar de enig mogelijke voorstelling. Een weg die bovendien helder uitgetekend was, in de aanwijsbare of toegedichte bedoelingen van de dichter. Waarin kon een toneelspe(e)l(st)er zich in de jaren ’50 onderscheiden van andere al dan niet plichtsbewuste, maar steeds zeer ‘trouwe’ uitvoerders van een gegeven partituur? In een consequent ontwikkelde technische bravoure, zoals een circusartiest – de zin voor timing van legendarische komieken als Jos Gevers is een goed voorbeeld – maar veel meer nog door een uitzonderlijke présence, lichamelijk en vocaal, en door een opmerkelijke flexibiliteit, een beweeglijkheid van rol tot rol, waardoor de
10 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
11 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
a rt i s t i e k e l o o p ba a n
nieuwe voorstelling, maar pas elke twee weken. Later gaat hij naar drie weken repetitie, terwijl er ook grote inspanningen worden gedaan om het publiek te verruimen: de toen ontstane band tussen de KVS en het Vlaams-Brabantse ‘hinterland’ bestaat nog steeds. Even gaat hij te ver: een looptijd van vier weken per productie is te veel, een repertoiresysteem – verschillende producties tegelijk ‘speelklaar’ houden - lukt evenmin. Naast productionele veranderingen, waarbij de KVS model stond voor dat andere stadstheater, de KNS-Nationaal Toneel, vernieuwt De Ruyter het repertoire zelf: vooral Amerikaans kwaliteitsdrama (naast Nash ook van Druten en, belangrijker nog, Tennessee Williams, Arthur Miller en Edward Albee) en nieuw Vlaams werk. Tone Brulin zal in deze context als regisseur doorbreken, met Jonkvrouw Edelwater, én als auteur-regisseur met Nu het dorp niet meer bestaat (1956). Na haar ‘tweede debuut’ op de scène van de stadstheaters, speelt Dora van der Groen haast letterlijk alle mogelijke hoofdrollen, tussen 1956 en 1963: Abigail Williams in De heksen van Salem (The crucible) van Arthur Miller (’58-’59) én de titelrol in Schillers Maria Stuart (’60-’61), Josie in Maneschijn voor de misdeelden (A moon for the misbegotten) van Eugene O’Neill (’57’58) én Portia in Shakespeare’s De koopman van Venetië. Ze werkt met de jonge regisseurs – o.a. Jo Dua, Kris Betz, Tone Brulin – die het relatieve belang van het ‘De Ruyter-tijdperk’ voor het Vlaamse theater ook achteraf rechtvaardigen. Maar de flexibiliteit van de actrice – een voorwaarde tot artistiek overleven in dit overproductieve systeem – kent grenzen. Dora van der Groen heeft indruk gemaakt met haar scenische veelzijdigheid, ze liet haar rollen voortdurend balanceren tussen clowneske intimiteit en de allure van de breedvoerige ‘tragédienne’. Ondanks imposante interpretaties van Tennessee Williams’ stukken – Blanche in Tramlijn Begeerte (’61-’62) en tenslotte Maggy in Kat op een heet zinken dak, samen met Wies Andersen, haar tweede echtgenoot – stopt Dora van der Groen in 1963 definitief als actrice in een toneelensemble. ‘Waanzin’, zo omschrijft ze die laatste periode bij de KVS. ‘Ik kon dan niet veel anders doen dan invullen. Ik was de ster, en ik moest voortdurend op de affiche staan. Een verwarrende ervaring. Iedereen vindt je goed, zodat je geen reden hebt om je in vraag te stellen. Je denkt dan: als iedereen het zo goed vindt, dan zal het wel zo zijn, ook al klopte het niet met je eigen twijfels en bedenkingen.’17
Dit betekent niet dat ze helemaal van de planken verdwijnt, maar wél dat ze breekt met een al te anoniem systeem. Van der Groen herhaalt, in latere interviews, voortdurend dat acteren altijd het prijsgeven van intieme gevoelens impliceert: ‘Ik heb er nooit van gehouden om het zwaar bevochten eindresultaat, mijn vertolking, nog zoveel keren in diezelfde vorm terug te geven. Voor mij is het na de eerste maal gedaan. En ik houd er tevens niet van in het openbaar in levenden lijve bekeken te worden, als ik mijn gevoelens prijsgeef.’18 Ze treedt toe tot het Dramatisch Gezelschap van de BRT. Eerst doet ze alleen radiowerk, daarna wordt ze – eerst tegen haar zin, daarna blijkt het een openbaring19 – ook ingezet voor televisie. Bij televisie en film, zo zal ze met opluchting vaststellen, zijn enkel de ‘technici’ lijfelijk aanwezig en die storen niet, ze zijn met hun eigen ‘ding’ bezig, hun job. In 1955 had ze al in de film gedebuteerd met Meeuwen sterven in de haven van Roland Verhavert en Ivo Michiels, maar ze breekt eerst door op het kleine scherm. Vlaanderen leert haar kennen in Wij, Heren van Zichem, het populaire feuilleton uit de tweede helft van de jaren ’60. Achteraf bekeken was dit een Vlaamse soap, die meer op Wittekerke dan op een intelligent landelijk feuilleton als Ballykissangel leek, dit vooral door een destijds acceptabele vermenging van professionele acteurs en liefhebberstonelisten. Dora van der Groen speelde de dubbelrol van Melanie Coene en van de vrouw van de smid. Het betekent hoe dan ook een doorbraak naar een zeer breed publiek, ook omdat deze weinig professionele werksfeer haar kwaliteiten, paradoxaal genoeg, sterk doet uitkomen. Nochtans was regisseur Maurits Balfoort zelf, rekening houdend met de omstandigheden, toen zeer professioneel met televisie bezig: een oordeel achteraf over vermeend amateurisme is al te gemakkelijk. Reeds als vrouw Coene toont van der Groen die merkwaardige balans tussen een zichtbare adel – soms in de buurt van arrogantie en ijdelheid – en een manifest, doorleefd miserabilisme. In de geschiedenis van haar film- en televisierollen is dat ook duidelijk, tot en met de rol van onverzettelijke cafébazin in Terug naar Oosterdonk (Frank Van Passel en Guido Van Meir, 1997). Met een meesterlijk lokaal accent, met een minimum aan beweging en uitgesproken emotie, toont ze een vrouw met onwankelbare principes én met een groot mededogen voor het aangeboren leed van de volksmens uit de polders. De krijtlijn die zij trekt in haar café tussen zwart en wit – de hoeders van Oosterdonk aan één kant, de ‘collaborateurs’
12 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
13 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
a rt i s t i e k e l o o p ba a n
van de havenuitbreiding aan de andere – is even helder én even onverbiddelijk als de principiële keuze die Ida Spilliaert, de aristocratisch opgevoede dame die de kant van de stakende wevers kiest, in De vorstinnen van Brugge maakt. Die vreemde combinatie tussen afstandelijkheid – door opvoeding of levenservaring – en solidariteit – vanuit de betrokkenheid van het moment – is het waarmerk van de actrice Dora van der Groen. De gedwongen veelzijdigheid die ze, in de jaren ’50, als ensemble-actrice aan de dag legde, is daar wellicht niet vreemd aan. Met enige verbeelding kan je haar ontwikkeling als actrice zien als één lange afrekening met het dodelijke zelfbedrog van Blanche Dubois (Tramlijn Begeerte) of Lady Macbeth. Met dit soort rollen, die het uiterste vereisen van de lichamelijke verbeelding van elke actrice, bouwt ze wel stevige fundamenten om de wijsheid en tegelijk de verbittering van de oudere vrouw voor een camera gestalte te geven. Een selectief overzicht van haar rollen, met name in de jaren ’60 en ’70, wanneer ze zich ontwikkelt tot de ‘grande dame’ van het witte doek, in Vlaanderen, versterkt en nuanceert tegelijk deze algemene indruk. Dora van der Groen werkt vooral samen met een generatie ‘auteurs-cineasten’ die er op dat ogenblik, al dan niet bewust, voor kiezen om de ‘burgerlijke’ Vlaamse literatuur te verfilmen: Roland Verhavert, Harry Kümel, Frans Buyens. In Monsieur Hawarden van Harry Kümel (1968) – scenario van Jan Blokker naar een novelle van Filip de Pillecijn – speelt zij de vrouw van de rentmeester, bij wie ‘Monsieur Hawarden’ – een vrouw die, na een passionele moord, als man verkleed een nieuwe identiteit zoekt – onderduikt: Eric De Kuyper noemde haar relatief kleine rol destijds ‘groots’: zij droeg in grote mate bij aan een voorzichtige en gedeeltelijk geslaagde poging om de ‘decadente’ esthetiek van Luchino Visconti en de jonge Bertolucci ook in de Vlaamse context te verwerken. In Rolande met de bles van Roland Verhavert (1972), naar de brievenroman van Herman Teirlinck, speelt ze opnieuw een rol die cruciaal is voor de tijdsevocatie in de Zuid-Brabantse landschappen. Ze is dame Coleta, de moeder van Renier (Jan Decleir), ze belichaamt mede de bekrompen mentaliteit van de landadel waarin deze jongeman, verblind door de ‘exotische’ passie van een vrijgevochten Parisienne, zelf voor de dood kiest. De film oogst vooral slechte kritieken: zwaar op de hand, kunstmatige dialogen, ‘passieloze passie’20. Maar opnieuw is het Dora van der Groen die, door met bizarre overtuigingskracht de suïcidale uit-
zichtloosheid van haar eigen zoon als een triomf voor de familie (het familiebezit) te interpreteren, de suggestie van grootse cinema wekt, gevolgd door het beeld van een zwijgende Decleir die zijn noodlot tegemoet ijlt. Vrij kort daarna verfilmt Harry Kümel Malpertuis van Jean Ray (John Flanders), die een uniek oeuvre aan gruwelromans bijeenschreef. Malpertuis zal minstens in het filmgeheugen geprent blijven door het optreden van Orson Welles, in zijn meest vadsige gestalte. Kümel wist daarnaast ook Franse sterren als Michel Bouquet en Mathieu Carrière te casten. Hij tracht in deze film de wereldvreemde horror van het gegeven – het landgoed Malpertuis, waar de oude, ziekelijk strenge Cassave (Orson Welles) heerst – te koppelen aan een analyse van menselijke verhoudingen en een verfijnd spel dat eerder bij Claude Chabrol past21. In dit raffinement past actrice Dora van der Groen, als bediende op Malpertuis, perfect, hoe bescheiden haar rol ook is. Frans Buyens wordt, wanneer hij in 1973 Het dwaallicht van Willem Elsschot verfilmt, grote vermetelheid verweten. Hij maakt het zichzelf nog moeilijker, wanneer hij, anders dan in Elsschots roman, er huiselijke scènes bij het echtpaar Laarmans aan toevoegt. Dora van der Groen speelt mevrouw Laarmans – een rol zonder woorden. Overigens domineert in de hele film, die zich concentreert op de erotische fantasmen van meneer Laarmans, de stilte, een stijlkeuze die Buyens in de meeste recensies het verwijt van kunstmatigheid oplevert22. De Vlaamse filmproductie van de ‘tweede generatie’ – auteurscinema, na een tijdperk van commerciële komedies en melodrama’s (Jef Bruyninckx, Edith Kiel e.a.) – hanteert over het algemeen een revolutionaire artistieke retoriek, maar slaagt er nauwelijks in om een eigen vormtaal en ‘noodzaak’ te ontwikkelen die dit uiterlijk discours scherp genoeg confronteert met de burgerlijke literaire stof die men bewerkt. Nochtans bezitten juist actrices als Dora van der Groen een meerwaarde die deze interessante intenties lichamelijk zichtbaar kunnen maken. Zij heeft dat vermoedelijk het duidelijkst bewezen in Dokter Pulder zaait papavers van Bert Haanstra en Anton Koolhaas. Harry Kümel had Koolhaas’ roman De nagel achter het behang al eens bewerkt tot een korte film, een eindexamen van de Amsterdamse filmschool (1972). In deze oefening, die De eekhoorn heette, speelde Dora van der Groen de vrouw van provinciearts Pulder, die meegesleept wordt door het lot van een morfinomane collega
14 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
15 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
a rt i s t i e k e l o o p ba a n
en diens even verslaafde vriendin. In Dokter Pulder zaait papavers speelt van der Groen de rol van die vriendin. Die afwisseling tussen beschaafde, ietwat wereldvreemde burgerlijkheid en sociale en medische pathologie, onder een dun laagje vernis, vat het acteervermogen van Dora van der Groen perfect samen. Haar acteerpersoonlijkheid is bovendien geen commentaar op, laat staan een imitatie van haar privé-persoonlijkheid: beide zijn strikt gescheiden, zoals ze zelf meermaals benadrukt. Voor haar was de paradox van Diderot – voelen of ‘zijn’? – al lang opgelost. Op de vraag of ze acteren belangrijk vindt, antwoordt ze: ‘Belangrijk? Wat is “belangrijk”? Op zichzelf is niets belangrijk. (...) Wat voor mij belangrijk is zijn zaken die niet tastbaar zijn. Dingen die zich reëel aan mij opdringen maken mij angstig. Mijn fantazieën en ruimten zijn mijn vrijheid en mijn manier van overleven. Dingen die ik zelf creëer in mijn geest, kan niemand kapot maken of aantasten.’23 In Dokter Pulder valt het sterkst op dat Dora van der Groen een filmische persoonlijkheid is die een filmmaker van hetzelfde gehalte pijnlijk miste. In tegenstelling tot bv. Stéphane Audran, die ooit Claude Chabrol vond, als maker van cinema met antiburgerlijke ironie én in een sobere stijl. Chabrol had voor deze helderheid wel geen literaire alibi’s nodig, in tegenstelling tot zijn Vlaamse fans van destijds. Ook na het einde van de hausse van de literaire film, halverwege de jaren ’70, blijft Dora van der Groen op dit terrein actief, mede omdat de BRT het verhaal wil voortzetten: De komst van Joachim Stiller (Hubert Lampo, verfilmd door Harry Kümel, 1974), Maria Speermalie (Teirlinck, bewerkt door Johan Boonen, verfilmd door Antonin Moskalyk, 1977) en ook Villa des Roses (Elsschot, bewerkt door Jozef Van Hoeck, verfilmd door Mark Lybaert, 1988). Vooral de laatste twee rollen zijn dominante figuren, met weinig woorden, verborgen achter een masker van getaande schoonheid waar de tijd geen vat op lijkt te hebben. Maar in haar televisiewerk evolueert ze, vanaf het einde van de jaren ’80, naar een ander, nog complexer soort figuren, vrouwen die door bittere levenservaring veranderd zijn in ware tijdbommen van emotionaliteit – en die net niet afgaan. Ze is de trotse belichaming van absolute armoede in Zonderlinge zielen, naast een even fiere Josse De Pauw (Jean-Pierre De Decker, 1987), ze is de moeder die langzaam sterft, fysiek en emotioneel bevroren, in Moeder, waarom leven wij? (Guido Henderickx, naar Lode Zielens’ roman, 1993), ze is de koppige cafébazin in Terug naar
Oosterdonk. Misschien komt dit laatste karakter nog het dichtst in de buurt van de strengheid waarmee ze het uiterste eist van jonge aspirant-acteurs. Begin jaren ’70 waagt Dora van der Groen zich nog even terug op het toneel, in enkele opmerkelijke projecten. Bij de Korrekelder in Brugge speelt ze Claire Lannes in De bank in de tuin (L’amante anglaise) van Marguerite Duras, geregisseerd door Harry Kümel. Kümel realiseerde dezelfde productie, onder de titel Lievevrouwebedstro, voor televisie. Duras, sindsdien een verplichte oefening voor theatermakers op het gebied van de antipsychologische introspectie, is dan vrij nieuw in Vlaanderen, de statische dramatiek vooral. Kritieken lijken van der Groen vooral te loven omdat ze een ‘on-theatraal’ uitgangspunt emotioneel heeft weten te vertalen naar de scène24: een burgerlijke vrouw met een gruwelijk geheim dat haar, in een volgehouden ondervraging, voortdurend dreigt te ontsnappen. Er ontstaat een zekere ‘hype’ rond het stuk, omdat zij na acht jaar afwezigheid weer een scène betreedt – op een Franstalige Macbeth in het Théâtre du Parc (1964) na. Andere pogingen om, in het verlengde van het succesvolle De bank in de tuin, intimistisch psychologisch toneel te maken, zijn minder succesvol25. Dora van der Groen lijkt helemaal teruggekeerd op de planken in 1972, bij de creatie van Mistero Buffo, het ‘politieke passiespel’ van Dario Fo, geregisseerd door Arturo Corso. Ze heeft bij de KNS Harlekijn, kies je meester gezien, de eerste, vrij ophefmakende regie van Corso in Vlaanderen, en ze wil absoluut met hem werken, als hij daarom zou vragen26. Maar ze maakt snel duidelijk dat die terugkeer éénmalig is, ze is zelfs ronduit fatalistisch over de toekomst van het toneel in Vlaanderen: ‘Geschoolde toneellui kunnen hier niet aan hun trekken komen. En ik zie geen oplossing.’27 Op het ogenblik dat het optimisme over een nieuw elan, vormelijk én inhoudelijk-politiek zeer groot is, op het ogenblik dat een groot theaterinstituut – het grootste van België zelfs: de Nationale Opera van Maurice Huisman – klaarblijkelijk deze nieuwe ontwikkeling een kans wil geven, op dat ogenblik breekt Dora van der Groen, na haar aarzelende en bovendien succesvolle comeback, definitief met de scène. Het publiek van Mistero Buffo is vooral onder de indruk van haar rol als de ‘zottin’, waarin ze grenzeloze emotionaliteit (ze brengt de toeschouwers letterlijk aan het huilen) combineert met ketterse gedachten, beginselvast verzet tegen ongerechtigheid en, finaal, tegen de dood. Dora
16 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
17 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
a rt i s t i e k e l o o p ba a n
van der Groen speelt de eerste reeks voorstellingen van Mistero Buffo, in het Nederlands en in het Frans, in de Studio van de Muntschouwburg, maar sluit zich niet aan bij de Internationale Nieuwe Scène, het nieuwe ensemble dat de boodschap gaat uitdragen met deze productie. Ze koestert geen illusies over de directe politieke potentie van het theater, ze heeft met Corso gewerkt omwille van artistieke redenen, om een speelvrijheid terug te vinden die ze eigenlijk nooit gevonden had. En ze laat uiteraard niet toe dat die vrijheid politiek gebruikt wordt, ook niet door de zielsverwanten van Mistero Buffo. Ze is hierin even consequent als in haar weigering om te spreken over een eventuele relatie tussen haar individuele persoonlijkheid – en haar privé-omgeving – en de kenmerken van haar artistieke werk, als toneelspeler, pedagoog en regisseur. De psychologie van Dora van der Groen – echtgenote, moeder, vriendin – kan niets, behalve in onbelangrijke anekdotiek, vertellen over de kwaliteit van de actrice Dora van der Groen. Evenmin kan de politieke overtuiging en het persoonlijke engagement daarin een beslissend motief zijn om zich artistiek te engageren in de ene of de andere zin. Uiteraard is dit ook een politieke én een uiterst persoonlijke stellingname, en haar werk toont aan dat ze zich daar ook perfect van bewust is. Zelfs als je het gevoel krijgt dat Dora van der Groen – als lid van het KVS-ensemble van Victor De Ruyter, of als ‘grande dame’ van de literaire Vlaamse film – steeds beneden haar intrinsieke waarde heeft gewerkt, toch heeft ze met deze omstandigheden nooit een onomkeerbaar compromis gesloten. Ze voelt aan wanneer ze het slachtoffer van de middelmatigheid of de routine dreigt te worden én ze weet omgekeerd even goed de momenten te kiezen om, met haar talent, een meerwaarde te geven aan vernieuwing. Mistero Buffo is daarvan een opvallend voorbeeld, Over een geestrijk ridder – een productie van Lucas Vandervost bij De Witte Kraai, met Luk Perceval en Johan Van Assche (1983) – een ander. Op Moorddroom (De Salon, 1985) na, is het haar laatste zichtbare rol op het toneel. Dora van der Groen neemt, zonder veel ophef overigens, afscheid van het toneel in een bescheiden vertellersrol, terwijl haar eerste generatie lievelingsleerlingen aanstalten maakt om de podia te veroveren. Over een geestrijk ridder is een trage bewerking van Cervantes’ Don Quichote: een bij voorbaat verloren gevecht tegen onbestaande vijanden en een even hopeloze romance. Niet dat deze fabel symbool zou staan voor de strijd die Dora van der Groen leverde met anonieme productieapparaten en
liefdeloze toneel- en filmmakers, maar het is wel een betekenisvol punt achter een deel van haar carrière. Want tegelijk vindt de spanning die haar als actrice zo indrukwekkend maakte – aristocratische afstandelijkheid én beginselvaste strijdlust – in de figuur van Don Quichote een absurde impasse. Die impasse doet haar radicaal kiezen – of dwingt haar te kiezen – voor een nieuwe taak: het doorgeven van haar metier en haar engagement aan jonge toneelspelers. De chronologie klopt niet helemaal, de ‘morele’ logica wel.
18 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
De theaterpedagoge In 1978-1979 wordt Dora van der Groen artistiek leidster van de toneelafdeling van het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium te Antwerpen. Zij kreeg van toenmalig directeur Eugène Traey de mogelijkheid om de toneelafdeling om te vormen. Die pedagogische omvorming is niet zonder invloed gebleven op het theater in Vlaanderen. Omdat veel van haar oud-studenten een belangrijke rol gespeeld hebben in de dynamiek van het Vlaamse theater begin jaren tachtig (Luk Perceval, Lucas Vandervost, Johan Van Assche, Chris Nietvelt, Warre Borgmans) werd Dora van der Groen al snel omschreven als ‘de moeder van de Vlaamse Golf’. Deze omschrijving duikt nog vaker op vanaf het begin van de jaren ’90, wanneer ze zelf begint te regisseren. Haar regiewerk lijkt de bevestiging te zijn van het vermoeden dat zij ‘school’ gemaakt heeft. Johan Thielemans ziet in Thyestes en vooral in een aantal relativerende momenten uit die voorstelling ‘de bron’, ‘de karakteristieke toon (...) van een ganse boeiende generatie’: ‘Zo toont Dora van der Groen ons achteraf wat er in de jaren ’80 bij zovelen aan de hand is geweest.’28 Een criticus van het Nederlandse theatertijdschrift Toneel Theatraal woonde een repetitie bij van Thyestes en gaf aan zijn artikel de gewichtige ondertitel ‘de masterclass van Dora van der Groen’29. In een dergelijke context wint de mythe het soms van de historische nauwkeurigheid: zo wordt regisseur en artistiek leider van Het Zuidelijk Toneel, Ivo Van Hove, vaak verkeerdelijk als een van haar oud-leerlingen omschreven. Hoewel Dora van der Groen wel gemeenschappelijke kenmerken ziet bij de acteurs die bij haar afstudeerden, is haar verbazing over ‘haar moederschap’ groot: er wordt op het conservatorium
19 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
a rt i s t i e k e l o o p ba a n
immers geen acteerstijl aangeleerd. Zij gaat er van uit dat iemand als acteur geboren wordt en dus niet kan leren acteren. Een opleiding is een bewustmakingsproces van wat er in wezen al is. Er bestaat dus niet zoiets als een methode Dora van der Groen: ‘Er is zeker een gemeenschappelijkheid, maar dat heeft niets met een methode van buitenaf te maken. Voor mij gaat het over waarachtigheid en waarheid.’30 Het is de persoonlijkheid van de acteur die het vertrekpunt van de opleiding is. Wie interviews van voor en na 1980 met elkaar vergelijkt, merkt een opvallende verschuiving op in toon en woordenschat wanneer Dora van der Groen het heeft over acteren. Vanaf het begin van de jaren tachtig gebruikt zij begrippen en beelden die afkomstig zijn uit het oosterse denken: woorden met een niet of nauwelijks acteertechnische, maar wel met een algemeen-menselijke en emotionele lading. Sommigen ergeren er zich aan, anderen zijn getroffen door de humaniteit ervan. Dora van der Groen onderging de invloed van het denken van Baghwan, met wiens ideeën zij eind jaren zeventig via het boek Oorspronkelijk gezicht van Jan Foudraine in contact kwam. De lectuur van Baghwan leidde haar ook naar de geschriften van Krishnamurti en de Boeddha. Vier jaar lang liep ze rond in de rode kleren van de Baghwan-volgelingen: ‘Het was voor mij een middel om in het hier en nu te leren leven. Dat was goed voor mij. Nu, dat was in de jaren ’79, ’80.’31 Die ervaring, op het ogenblik dat zij de toneelafdeling onder haar hoede kreeg, heeft haar geholpen in het formuleren van haar pedagogie en haar opvattingen over acteren zonder er een afgesloten systeem van voorschriften en technieken van te maken. Het gaat voor haar veel meer om een proces van ‘zekerheden loslaten’ dan van ‘zekerheden verwerven’. Met een oosters aandoend beeld formuleert ze deze nieuwsgierige, twijfelende, zoekende houding als volgt: ‘Je moet met open lege handen staan. Zoals je een hand in water houdt. Water kan je niet vasthouden, maar het kan wel even door je heen stromen en aangenaam zijn. Maak je een blok van je hand dan stroomt het ernaast en heb je met dat water niks meer te maken.’32 Het is die houding van ontvankelijkheid die aan de basis ligt van de opleiding. Centraal in haar opvatting staat wat zij ‘de vijf P’s’ van de acteur noemt: Pijn, Poëzie, Plezier, Persoonlijkheid en Perversiteit. De acteur moet voor haar overgevoelig zijn. Hij heeft ‘een huidje minder’ dan de anderen, pijn kennen of zich kunnen verbeel-
den. Zijn poëzie is zijn garantie tegen alledaagsheid. Daarnaast moet hij spelplezier uitstralen. Zijn persoonlijkheid maakt hem uniek. Voor ‘perversiteit’ bedacht ze volgende definitie: ‘een product van de geest dat zich manifesteert in edele creaties van onnatuurlijkheid’. En over deze ‘vijf P’s’ heen een grote dosis humor: ‘Humor is de pijn voorbij’.33 Op het eerste gezicht staat ‘de edele creatie van onnatuurlijkheid’ op gespannen voet met de hoger vermelde zoektocht naar waarheid en waarachtigheid. Zowel de pedagogie als het regiewerk van Dora van der Groen voeden zich aan die onophefbare paradox: een nooit uit te schakelen spanning tussen authenticiteit en techniek, tussen creatie en constructie, tussen impuls en ambachtelijkheid. In 1977 zegt ze: ‘Ik wil hier wel duidelijk maken dat ik uitsluitend technisch met een rol bezig ben. Dat ik acteren als een vak beschouw, niet als een hogere roeping. En ik zet duidelijk een schutting tussen dat vak en mijn leven.’34 In een later interview zegt ze: ‘De acteur wroet in verhalen naar zijn eigen verhaal.’35 Een paradox die niet alleen de moderne theaterpedagogie, maar ook de hele moderne theaterpraktijk tegelijk fundeert en voortdurend in vraag stelt. Dora van der Groen zei ooit dat ze dirigente had willen worden en dat ze in een volgend leven het liefst skilerares zou zijn. Ook in deze anekdotes vertelt ze over de spanning tussen controleren (dirigeren) enerzijds en loslaten (zich overgeven) anderzijds: ‘Skiën vind ik het heerlijkste wat er is, die toppen, de stilte, en dan: het gevaar! Net als bij toneelspelen, éven erover en het is helemaal fout.’36 Als acteren zelf niet aangeleerd kan worden, wat dan wel? De opleiding is er in de eerste plaats op gericht de verbeelding van de acteur te openen door hem bewuster te maken van zijn relatie tot zichzelf en tot de wereld. Verbeelding is voor Dora van der Groen de creatieve wisselwerking tussen denken en voelen, tussen hersens en hart. Maar het stimuleren van de verbeelding is slechts een eerste fase: ‘Een acteur moet zijn verbeelding zintuiglijk maken, haar beeldhouwen in de ruimtelijkheid van een scène, zodat ze ook voor anderen zichtbaar, hoorbaar en voelbaar wordt’37. Met andere woorden: de innerlijke verbeelding moet op de scène uiterlijk verbeeld worden in een communicatieproces met de andere acteurs en het publiek. ‘Ze moeten van taal geluid maken en van beelden massa’ en een zin moet ‘een niet-letterkundig, driedimensionaal bestaan krijgen’38. In haar lessen wordt de Amerikaanse acteur Al Pacino aangehaald als een acteur die
20 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
21 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
a rt i s t i e k e l o o p ba a n
in grote tekens, in grote contrasten speelt en licht en schaduw aanbrengt. Er zijn nog andere woorden uit haar soms eigenzinnige vocabulaire die het conflict als basismodel voor het acteren nemen. Zij noemt het ‘in T-spelen’ waarbij T staat voor: tegenover, tegendruk, tegengewicht...39 Dora van der Groen gebruikt graag ruimtelijke metaforen om haar inzichten te verduidelijken: ‘Emoties moeten driedimensionale beeldhouwwerken worden, waar je omheen kunt lopen, dus geen schilderij. In een museum heb je niet de neiging een schilderij aan te raken, terwijl een beeld die behoefte onweerstaanbaar oproept. Aanraken schept intimiteit; en theater, goed theater, vraagt intimiteit. Dat kun je niet vastpakken, dat moet stromen: ik weet er geen ander woord voor. Het moet stromen zoals je leven stroomt (...).’40 In de vergelijking van de acteur met een beeldhouwwerk vinden we sporen terug van de opvattingen van Herman Teirlinck, die in zijn Dramatisch Peripatetikon schreef dat ‘de gekostumeerde acteur een beeldhouwwerk, een sculpturaal beeld-in-actie is’41. Een woord als ‘stromen’ verwijst dan weer naar het hoger vermelde oosterse denken, waarin de permanente verandering (het loslaten) als de vitaliteit van het leven wordt beschouwd. De opleiding aan het conservatorium omvat een vierjarig programma. Na een toelatingsproef moet de confrontatie met diverse stukken tekst in het eerste jaar ‘het vermoeden van talent’ bevestigen. Via scènes uit de Abele Spelen ‘ervaren acteurs dat je net die teksten kan vullen met je eigen verbeelding, dat je in verzen kan spreken zonder dat iemand de versvorm hoort, en toch voelt’. Ook Lucifer van Vondel en de zogenaamde ‘Griekse pilaren’ staan op het programma: ‘De acteur leert erdoor om met beide voeten op de grond te staan, om zichzelf te ‘aarden’. Bovendien wordt er ook een scène uit een modern stuk gedaan om ‘jeans’ te leren spelen: kwaliteit ontdaan van ballast.’ In het tweede jaar verschuift de aandacht naar de analyse en het spelen van een volledig stuk. ‘De daaropvolgende jaren bestaan uit ‘ontmoetingen’ met steeds andere theaterpersoonlijkheden.’42 Het opleidingsmodel is niet gebouwd op een duidelijke hiërarchische verhouding tussen leermeester en leerling, maar wel op de ontmoeting en de uitwisseling tussen twee persoonlijkheden. Dora van der Groen heeft zo haar twijfels bij een louter verbale overdracht van kennis. Woorden als communicatiemiddel schat ze niet erg hoog in. Stilte, een blik, een gebaar zeggen voor haar
zoveel meer. Nochtans spreekt ze zelf graag en veel. Eenzelfde spanning zullen we ook vinden in haar omgang met teksten: de tekst is er niet om te verwijzen naar hetgeen achter de tekst zou liggen (zijn verborgen betekenis), maar naar hetgeen aan de tekst voorbij ligt, de wereld die zich niet in woorden laat benoemen omdat hij te groot, te diep, te donker, te kwetsbaar is. Het is die wereld die ze in haar regies opzoekt.
22 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
De regisseuse Het regiewerk van Dora van der Groen, na het acteren en de opleiding haar derde carrière, is vooralsnog beperkt. Tot op heden tekende zij voor zes regies, die ze allemaal bij Het Zuidelijk Toneel maakte. En dat is geen toeval. Het is Ivo Van Hove, artistiek leider van Het Zuidelijk Toneel, die haar vroeg en ook overtuigde om te gaan regisseren. Dora van der Groen is daar zeer expliciet over: ‘Dat ik alleen bij Het Zuidelijk Toneel wil regisseren heeft vooral met Ivo te maken, met de verwantschap, de herkenning. Ivo is mijn garantie, ik ben er veilig, ik word niet verraden.’43 Het wijst op haar grote behoefte aan een ‘nest’. In de voorstellingen van Het Zuidelijk Toneel vindt Dora van der Groen daarenboven heel wat leraars en voormalige leerlingen van de acteeropleiding aan het conservatorium terug: Johan Van Assche, Chris Nietvelt, Steven van Watermeulen, Peter Van den Eede. Zij kiest zeer bewust haar acteurs: ‘Ik geloof in wat ze kunnen, in wie ze zijn, edel vanbinnen. Dat geeft een garantie tegen slechte smaak.’44 Hoewel Dora van der Groen er meer dan eens op gewezen heeft dat niet de tekst zelf belangrijk is in een voorstelling, maar dat wat hij in de acteur losmaakt, en waar ze haar acteurs en haar leerlingen voorbij de tekst probeert te brengen, kan er moeilijk beweerd worden dat ze haar teksten zomaar kiest. Het zal geen verwondering wekken dat een aantal van de teksten die ze in de opleiding gebruikt, ook hier opduiken. Hoe verschillend ze onderling ook zijn, de meeste van de teksten die ze ensceneerde, hebben weinig van doen met een realistische fabel en een alledaagse zegging: verhaal en taal wijzen naar een wereld die de onze ver overstijgt. In een gesprek over haar eerste regie Thyestes noemt Dora van der Groen theater ‘een soort laboratorium’ waarin zij ‘het verschijnsel mens en hoe dat in mekaar zit’ analy-
23 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
a rt i s t i e k e l o o p ba a n
seert45. De door haar gekozen teksten zijn momenten van dat onderzoek, dat zich concentreert op de nachtzijde, op de limietervaringen van de mens: ‘Mijn stukken hebben de uitdaging van het extreme. Ze moeten grenzen overstijgen en aan dimensies komen die zelden aangeraakt worden in ons leven of misschien wel nooit...’, stelt ze naar aanleiding van De Cenci46. Thyestes (Hugo Claus), Phaedra (Hugo Claus), De Cenci (Percy B. Shelley) en Decadence (Steven Berkoff) hebben ongetwijfeld deze uitdaging van het extreme, zowel in hun verbale barok als in de wreedheid van de fabel (verkrachting, incest, moord). Abele spelen is een uitzondering omdat het hier voornamelijk de verbeelding van de acteurs en de scenische vormgeving die de voorstelling naar een extremiteit duwen. Ook De Kus van de Spinvrouw (Manuel Puig) gaat over de uitdaging van het extreme, maar in een volledig andere toonaard dan de andere teksten. Hoger werd er al gewezen op Dora van der Groens behoefte aan controle en overzicht. Zo zag zij in een interview uit 1993, na nauwelijks twee ensceneringen, haar regiewerk reeds als afgesloten en bestaande uit vier producties: ‘Dan heb ik vier verschillende aspecten getoond: Thyestes is een beeldhouwwerk, de Abele Spelen dat is de transparantie, Decadence is de taal en Phaedra is leegte: alleen een paar spelers, met licht en ruimte. Daarmee wil ik volledig terug naar Teirlinck, toen hij zei dat de acteur soeverein is.’47 Met de verwijzing naar Teirlinck en de soevereiniteit van de acteur maakt ze een cirkel rond, die ze doorbreekt met twee verdere regies: De Cenci (1996) en De Kus van de Spinvrouw (1997). Maar een aantal kernbegrippen van haar theateresthetica heeft ze hier reeds benoemd: de voorstelling als een beeldhouwwerk, de taal als een autonoom gegeven en de soevereiniteit van de acteur. De extremiteit van de passies vraagt om grote, niet-realistische theatertekens, vol licht en schaduw. Het spreken gebeurt vanuit het lichaam, niet vanuit het hoofd; vanuit de fysieke impuls, niet vanuit de betekenis. Talrijk zijn de scènes (in Phaedra en De Cenci) waarin de personages, gekweld door hun driften en passies, op de grond liggen te kronkelen en de woorden uit hun lichaam persen. Het is niet de adem die onderworpen wordt aan de betekenis van de woorden, maar het zijn de woorden en zinnen die gedragen worden door de adem van het personage, en die bewegen op het ritme van zijn hartstochten en emoties. Naar aanleiding van De Cenci zei Dora van der Groen: ‘De anekdotes
verglijden nu naar de achtergrond. De gebeurtenissen zijn herleid tot energie-ontploffingen.’48 De vrouwenrollen die Dora van der Groen op de planken zette, werden hoger omschreven als ‘ware tijdbommen van emotionaliteit – die net niet afgaan.’ Is het overdreven te stellen dat zij die tijdbommen in haar regies wel laat afgaan? In de realistische en psychologische acteerstijl waarin ze zich als actrice beweegt, is er geen plaats voor de ritualistische en expressionistische dimensies die ze in haar regies opzoekt. Toch is de wereld van Dora van der Groen geen gesloten universum van kosmische krachten die het tegen elkaar opnemen. Er zijn momenten van relativering en ironisering die haar voorstellingen zeer eigentijds maken. In haar regies verliest zij de theaterrealiteit niet uit het oog. Abele Spelen lijkt te beginnen als een soort van repetitie: de acteurs zitten met een tekstbrochure in de hand en lezen en corrigeren de vreemd aandoende middeleeuwse teksten. In Thyestes duikt plots te midden van het mythologische geweld een levensgrote kabouter op die een liedje zingt (in een aantal voorstellingen is dit Dora van der Groen zelf). Soms irriterende maar bewust gewilde en relativerende breuken in het spel. Op die manier maakt ze in haar regies waar wat ze niet kon in haar rollen: ‘Ik had in mijn loopbaan graag meer komische rollen willen spelen dan ik gedaan heb. Ik heb altijd veel ellende op het toneel moeten neerzetten. Maar in werkelijkheid, het dagelijkse leven, heb ik veel van een relativerende clown.’49 Ook de hedendaagse realiteit is steeds aanwezig, alsof de regisseuse zeggen wil: het vertrekpunt van iedere voorstelling is het heden. Het koor in Thyestes – gespeeld door één acteur – draagt een gewoon pak. Als een werkman kuist hij de met bloed bevuilde vloer, zoals hij een publieke ruimte zou schoonvegen. De personages in Abele Spelen zijn keurig geklede heren met aktetas, zoals er iedere dag honderdduizenden in de grote steden rondlopen. In De Cenci staat een televisietoestel op de scène waarop een misdaadfilm speelt. Het zijn voorbeelden van de reeds vermelde ‘tegendruk’ die in de theaterpoëtica van Dora van der Groen zo’n belangrijke rol speelt: grote tekens die met elkaar in botsing komen en een spel met licht en schaduw opzetten. In Abele Spelen, niet de meest geprezen maar ongetwijfeld de meest eigenzinnige van haar regies, ensceneert zij het meest expliciet de fundamentele tegenstelling die haar regies schraagt: met een aantal jonge acteurs trekt zij in die voorstelling als het ware de beerput van onze beschaving open. Het is in deze enscenering
24 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
25 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
dat de afstand tussen tekst en vormgeving het grootst is. In een interview vertelt Dora van der Groen de anekdote van een aantal Franse historici en geleerden, beschaafde mannen in burgerpak, die als opdracht hadden het proces van Gilles de Rais te herzien50. Die confrontatie tussen de wereld van beschaving, moraal en orde enerzijds en de wereld van gewelddadige amoraliteit anderzijds is ook het vertrekpunt geworden van de voorstelling. De wereld van de beschaving en de orde is niet alleen aanwezig in het maatpak en de aktetas van de vijf acteurs, maar ook in de keuze van de teksten. ‘Abel’ betekent zoveel als ‘ernstig’, ‘edel’ of ‘verheven’. De vier abele spelen – Lanseloet van Denemarken, Esmoreit, Gloriant en Vanden Winter ende vande Somer – behoren tot de oudste wereldlijke spelen uit de Europese letterkunde. Ze werden geschreven in het midden van de 14e eeuw en vertellen over de groei naar en de beleving van de hoofse liefde. Voor Dora van der Groen roept de veertiende eeuw niet de hoofsheid op, maar wel de wereld die Barbara Tuchman beschrijft in De Waanzinnige Veertiende Eeuw: ‘De moerassen, de pest, de martelingen en het lijden gingen door mijn hoofd spelen.’51 Of het nu gaat om een mythologische, een middeleeuwse, een historische of een hedendaagse fabel, telkens gaat het om een afdaling in de menselijke onderwereld, een wereld die geen afbeeldbare realiteit is en alleen maar gestalte kan krijgen vanuit de verbeelding van de acteur. Dora van der Groen heeft het in dit verband over ‘het uitspuwen van deelaspecten van de persoonlijkheid’. Van Thyestes tot De Cenci loopt inhoudelijk en esthetisch een duidelijke lijn. Een voorkeur voor het tonen van de ‘beerputten’ van de menselijke geest gaat hand in hand met een esthetica van verbale barok en fysieke retoriek: taal en lichaam worden van hun realisme ontdaan en tot een ander niveau opgetild. Hierin zijn sporen te vinden van zowel Herman Teirlincks verlangen naar een monumentaal theater als van Artauds visioen van een Theater van de Wreedheid: ‘Ik wil tijdloosheid, ruimte, het sacrale, het religieuze, het opnieuw verbinden met het geheel!’, zegt Dora van der Groen naar aanleiding van Abele Spelen52. Ook Artaud ensceneerde De Cenci (en speelde zelf de wrede en perverse graaf) in een poging zijn idee van een Theater van de Wreedheid te concretiseren: een theater aan gene zijde van de moraal, ver van de psychologie en de emoties van alledag, op
26 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
[1] De koopman van Venetië (William Shakespeare/Willy Courteaux). KVS Brussel, BRT-registratie, 1960-1961. Regie: Kris Betz. Dora van der Groen als Portia. [2] Tramlijn Begeerte (Tennessee Williams). KVS Brussel, 1961-1962. Regie: Kris Betz. Dora van der Groen als Blanche, samen met Cyriel van Gent.
[3] De bank in de tuin (Harry Kümel naar l’Amante anglaise van Marguerite Duras). Korrekelder Brugge, 1969-1970. Regie: Harry Kümel. Dora van der Groen als Lannes, samen met Roger Dewilde. [4] Mistero Buffo (Dario Fo), Franse versie. Koninklijke Muntschouwburg (Internationale Nieuwe Scène), 1972-1973. Regie: Arturo Corso. Dora van der Groen als koor/Marie, met o.a. Walter Coomans als koor/Christus.
[5] De vorstinnen van Brugge (BRT-serie van Maurits Sabbe). 1972-1973. Regie: Maurits Belfoort. Dora van der Groen als Ida Spilliaert. [6] Terug naar Oosterdonk (BRT-serie van Guido Van Meir). 1997-1998. Regie: Frank Van Passel. Dora van der Groen als de oude cafébazin.St
a rt i s t i e k e l o o p ba a n
zoek naar de verloren religieuze en rituele bronnen van het leven en het theater. Een heel andere gevoeligheid, zowel in tekstkeuze, regie als in het acteren zoekt zij op in haar voorlopig laatste enscenering De Kus van de Spinvrouw. Het stuk van Manuel Puig vertelt het verhaal van de homoseksueel Molina en de revolutionair Valentin, die in een Zuid-Amerikaanse gevangenis gedwongen moeten samenleven. Over de keuze van de tekst zegt de regisseuse: ‘De Kus van de Spinvrouw verschilt sterk van de teksten die ik hiervoor geregisseerd heb. De personages in dit stuk zijn niet groots, hun emoties ook niet en de manier waarop ze dat verwoorden is niet grandioos.’53 Zegging en vormgeving zijn sober, ingetogen en staan in het teken van een kwetsbare intimiteit tussen twee mensen. Ook in deze voorstelling worden de personages geconfronteerd met hun ‘andere’ zelf, met een zijde die ze voordien niet in zichzelf onderkenden. Maar het gaat minder om een gewelddadige nachtzijde, dan wel om een onvermoede tederheid, een diep verlangen naar liefde, nabijheid en overgave. Valentin beseft dat hij zijn emotionele leven heeft verdrukt en Molina krijgt respect voor de ernst van het politieke engagement van zijn celgenoot. In een moment van volledige overgave komen hun twee zo verschillende levensgeschiedenissen samen. Een korte vergelijking tussen twee ‘omhelzingen’ maakt de spanwijdte zichtbaar van het regiewerk van Dora van der Groen. In Thyestes omhelzen Atreus en Thyestes elkaar op het ogenblik dat beiden beseffen de gruwel, ‘the heart of darkness’, het absolute kwade in het aangezicht te hebben gezien. Dat is hun grootsheid, hun bovenmenselijkheid. Zij worden ‘Übermenschen’. Dat maakt hen tot elkaars spiegelbeeld, tot elkaars gelijke in de horror. Ook in De Kus van de Spinvrouw is het emotionele hoogtepunt de omhelzing van twee mannen. Maar Valentin en Molina zijn geen mythologische monsters als Atreus en Thyestes. Ook zij worden elkaars spiegelbeeld, niet in de bovenmenselijke gruwel, maar in het zeer menselijke verlangen naar liefde en overgave. Naar aanleiding van De Cenci schrijft Johan Thielemans – wellicht beïnvloed door de aankondiging van de regisseuse dat dit haar laatste enscenering was: ‘En zo is de cirkel rond: de wereld van Dora van der Groen is nu duidelijk uitgetekend.’ Die wereld beschrijft hij als volgt: ‘Onze ergste misdaden zijn niet meer dan een paar spatten, maar wat zouden de planeten daarom geven. Alles is, alles draait verder, en alles hoort erbij. Je kan dit een [7] Thyestes (Hugo Claus). Het Zuidelijk Toneel Eindhoven. 1991-1992. Regie: Dora van der Groen. [8] De Kus van de Spinvrouw (Manuel Puig). Het Zuidelijk Toneel Eindhoven. 1997-1998. Regie: Dora van der Groen.lowing Icons. Regie: Jan FabrMet Dirk Roofthooft.
31 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
eindnoten
mystiek gevoel noemen, je kan ook terugschrikken voor de antihumanistische strekking.’54 Toch is de cirkel blijkbaar niet helemaal rond met dit kosmische wereldbeeld waarin de mens slechts een klein onderdeel is van een energiestroom die goed noch kwaad is, die er gewoon is. Met De Kus van de Spinvrouw keert Dora van der Groen haar blik af van de oneindige en onmenselijke kosmos en concentreert zich op de gesloten ruimte van een gevangenis waar menselijkheid en overgave het halen op gruwel en terreur. Of de cirkel nu rond is?
1. Interview met Ludo Dosogne, in: Gazet van Antwerpen, 24-11-1995. 2. Interview met Toon Van Severen en Rik Van Cauwelaert, in: Knack, 31-12-1975 en eigen gesprekken. 3. Interview met Johan Thielemans, in: Etcetera 42(6/93), p.38 en eigen gesprekken. 4. Tone Brulin is het pseudoniem voor Antoon Van den Eynde (11-5-1926). Een portret van hem, van de hand van Geert Opsomer, verscheen eerder in de reeks Kritisch Theater Lexicon (1997). 5. Dries Wieme was in een vroeg stadium betrokken bij theater op zolder. Kurt Van Houtte, Sophie Van Weert en Veerle Kerckhoven, Dries Wieme, Kritisch Theater Lexicon, 1996. 6. Over de eerste generatie kamertheaters: zie de studie van M. De Belder-Sarens (Jaarboek 1964-65 van De Fonteine) en het themanummer van het tijdschrift Teater (1971/3). 7. Peter Anthonissen, Senne Rouffaer, Kritisch Theater Lexicon, 1996. 8. Pseudoniem van Aloïs de Bois (Brasschaat, 6-2-1936). Hij maakte deel uit van het KVS-ensemble. 9. Haar zonen zijn Maarten Van den Eynde (1952), Steven Van den Eynde (1954) en Brick de Bois (1961). Zie het interview met de familie, door Martin Heylen, in: De Morgen, 3-2-1987. 10. In verschillende interviews benadrukt Dora van der Groen het belang van deze ‘revelatie’ (o.a. in: Etcetera, 1993 en in: De Standaard Magazine, 1998). 11. De verschuiving is merkbaar in haar interviews met Herman De Coninck (in: Humo, 1972 en 1983). Dora van der Groen heeft het theaterbedrijf altijd wel gerelativeerd, maar vroege uitspraken als ‘Ik verafschuw het theater’ of ‘Voor het theater heb ik te veel geleden’, zijn nadien aangevuld met veel meer relativerende, positievere en speelsere opmerkingen. 12. Zie Koen Tachelet. ‘Dora Van der Groen over de toneelafdeling: “Niet de zetel maakt je gelukkig. Wel hoe je je voelt als je erin zit”’, in: Forum, 5/1995, p.7-11. 13. Johan Thielemans noemt haar de ‘voedstermoeder van de Vlaamse Golf’: haar regiewerk bevestigt dat deze appreciatie in grote mate terecht is. 14. Vergelijk een recensie van Staf Knop uit 1956 (‘Dora Van der Groen plaatste zich door twee meesterlijke vertolkingen bij de beste toneelspeelsters van het land’), met een opmerking van Romulus in hetzelfde jaar: ‘Ik geef grif (en graag) toe dat de jonge actrice veel talent heeft. Dat ze nu echter DE actrice in Vlaanderen zou geworden zijn is lichtelijk overdreven.’ En op deze toon gaat deze recensent van Het Handelsblad nog even door. 15. Tone Brulin zou, na zijn ervaringen op de Congotournee van de KVS (1958), enige tijd in Afrika blijven en niet meer terugkeren naar het ‘gevestigde’ theater (zie: Geert Opsomer, Tone Brulin, Kritisch Theater Lexicon, 1997, p.14 e.v.). 16. Victor De Ruyter in de reportage ‘Omtrent Dora Van der Groen’, Mimo, 281-1971. 17. Interview met Johan Thielemans, in: Etcetera 42(6/1993), p.39. 18. Ben Dull. ‘De rol van Dora Van der Groen: “Ik heb altijd veel ellende op het toneel moeten neerzetten.”’, in: Het Parool, 9-4-1977. 19. Gilbert Roox. ‘Niets vasthouden: onder de theaterpruik van Dora Van der Groen’, in: De Standaard Magazine, 24-9-1993. 20. Maria Rosseels. ‘Kroniek van een passieloze passie: Rolande met de bles’, in: Het Nieuwsblad, 3-3-1972.
32 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
33 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
eindnoten
21. Claude Chabrol heeft vaak de ‘ouderwetse’ plotstructuur van de politiethriller, bv. in Poulet au vinaigre (1984), Les fantômes du chapelier (naar Simenon, 1982) of Violette Nozière (1978), gebruikt om krachtige antiburgerlijke statements te maken. Tegelijkertijd gaat heel zijn esthetische aandacht naar een subtiele tekening van de elegante milieus waarin zijn ‘doortrapte’ figuren rondwaren. 22. o.a. bij Lieve Trappeniers. ‘Het dwaallicht: volle lading op fantasmen’, in: Het Laatste Nieuws, 12-5-1973. Dora van der Groen ontsnapt niet aan haar oordeel: “weinig overtuigend”. 23. In een interview met Michel Apers, in: Film en Televisie, nr.224 (januari 1976), p.13. 24. Zie o.a. J.V.D. ‘In de Korrekelder: De bank in de tuin’, in: Brugsch Handelsblad, januari 1971 en Willem M. Roggeman. ‘De bank in de tuin in de Beursschouwburg’, in: Het Laatste Nieuws, 9-4-1971. 25. Wolfskinderen van John Peacock (regie van Kris Betz, Ringtheater Antwerpen, eind ’71) is volgens Dora van der Groen zelf een ramp. Jij met je wolken van Eric Westphal (opnieuw de Korrekelder, regie van Roger De Wilde, 1972) is geen sterk stuk. 26. Roger Arteel. ‘Dora Van der Groen: “Naar het teater ga ik niet meer terug”’, in: Knack, 6-12-1972. 27. Ibidem. 28. Interview met Johan Thielemans, in: Etcetera 42(6/1993), p.38. 29. Joost Van Krieken. ‘Repeteren. De masterclass van Dora van der Groen’, in: Toneel Theatraal, 1, 1992, 18-21. 30. Tachelet, l.c. 31. Anna Luyten. ‘Dora van der Groen. Ergens een heel diep, dun verdriet’, in: Knack, 11-3-1998. 32. Stefanie De Jonge. ‘Dora van der Groen of de Kunst van het Onderhouden’, in: Humo, 11-3-1998. 33. Luyten, l.c. 34. Dull, l.c. 35. De Jonge, l.c. 36. Ibidem. 37. Tachelet, l.c. 38. De Jonge, l.c. 39. Annemie Vanhoof. ‘Verbaas mij, maak me gelukkig! Lessenreeks door Dora van der Groen aan de eerstejaarsstudenten van het Conservatorium’, scriptie voor het Getuigschrift Gespecialiseerde Studie Theaterwetenschap, U.I.Antwerpen, 1994. 40. Pieter Kottman. ‘Louter denken is vivisectie’, in: NRC Handelsblad, 3-1-1992. 41. Herman Teirlinck. Verzameld Werk, deel 9, p.51. 42. Tachelet, l.c. 43. Hein Janssen. ‘Dora van der Groen regisseert De Kus van de Spinvrouw’, in: De Volkskrant, 17-1-1998. 44. De Jonge, l.c. 45. Guido ’t Sas. ‘Dora van der Groen regisseert Claus’ Thyestes bij Het Zuidelijk Toneel’, in: Brabantsch Dagblad, 10-09-1991. 46. Eddy Geerlings. ‘Leven met compassie’, in: Algemeen Dagblad, 15-10-1995. 47. Thielemans, l.c. 48. Ludo Dosogne. ‘Dora van der Groen is erg blij met De Cenci’, in: Gazet van Antwerpen, 24-11-1995.
49. Dull, l.c. 50. De Jonge, l.c. 51. Jan Lampo. ‘De moerassen van de geest: Dora van der Groen regisseert “Abele Spelen”’, in: De Standaard, 8-1-1993. 52. De Jonge, l.c. 53. Tekstboekje De Kus van de Spinvrouw, Amsterdam: International Theatre & Film Books, 1998. 54. Johan Thielemans. ‘Ze kwamen uit het zuiden’, in: Kunst & Cultuur, 3/1996, p.38-42.
34 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
35 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
w e r k / t h e at ro g r a f i e
W E R K / T H E AT R O G R A F I E Theater Achtereenvolgens vindt u, per seizoen gerangschikt: de titel van de productie in cursief, de naam van de auteur(s) tussen haakjes, de naam van de regisseur (tenzij het over Dora van der Groen zélf gaat), de plaats (gezelschap of producent) waar het stuk werd opgevoerd, de vermelding van de functies van Dora van der Groen in het stuk (gewoonlijk wordt vermeld welke rol zij precies speelt in het stuk; als de gegevens ontbreken is voor de aanduiding ‘Rol’ gekozen) en ten slotte de premièredatum. Indien één van deze gegevens ontbreekt, werd dit aangeduid met een *. De gegevens werden hier opgenomen voor zover de stand van het onderzoek en de ontsluiting van de archieven dat toelaat. Theaterwerk binnen een pedagogische context (o.a. regies van studenten) werd niet opgenomen.
Acteren 1944-1945 De krekelschool (Frederik van Eeden) & ’t Is maar een kind (D.J. van Heist). *. Zaal Astoria. Voordracht. 22 juli 1945. / Gitana (Marie Bodart). *. ’t Wit Paard Blankenberge. Voordracht. 10 februari 1945. / 1945-1946 De ongetemden (Lode Rigouts). Regie: Lode Rigouts. KNS Antwerpen. Rol: Linaïda. *. 1946-1947 Antigone (Sophocles). *. Huurschouwburg. Rol: Antigone. 7 juli 1947. / De idioot (Dostojevski). *. Huurschouwburg. Rol: Natasja Fillippowna. 7 juli 1947. / Kunstconcert (Gezelle, Tagore, Heyermans). *. Mertensvereniging Antwerpen. Voordracht. 22 maart 1947. / Rodenbachavond (Rodenbach). *. *. Voordracht. 11 februari 1947. / Sluitingsbal (Gezelle, Tagore, Heyermans). *. Mertensvereniging Antwerpen. Voordracht. 26 april 1947. / 3200m hoog (J. Luchaire). Regie: Maurits Balfoort. KNS Antwerpen. Rol: Zizi. *. / Meisjes in uniform (Ch. Winsloe). Regie: Maurits Balfoort. KNS Antwerpen. Rol: Ilse von Treischke. *. / De Oresteia (Aischulos/Herman Teirlinck). Regie: Maurits Balfoort. *. Koor. *.
36 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
1947-1948 Jonkvrouw Edelwater (M. Gysen). *. Studio Nationaal Toneel Antwerpen. Rol: mevr. Wang. *. / Klucht van de koe (Bredero). *. Studio Nationaal Toneel Antwerpen. Rol. *. / Komediantenrevue 1948 (*). Regie: Edward Deleu. KNS Antwerpen. *. *. / Paradijsvogels (Gaston Martens). Regie: Gaston Vandermeulen. KNS Antwerpen. Rol: O.-L.Vrouw. *. / De grensgod (G. Nigond). Regie: Maurits Balfoort. KNS Antwerpen. Rol: Egleia. *. / Elckerlyc (Herman Teirlinck). Regie: Maurits Balfoort. Studio Nationaal Toneel Antwerpen. Rol: de deugd. *. 1948-1949 25 jaar herstichting Mertensvereniging (*). *. Mertensvereniging Antwerpen. Voordracht. 25 september 1948. / De Spaanse Brabander (Bredero). *. Studio Nationaal Toneel Antwerpen. Rol: spinster. *. / Kunstconcert (*). *. Davidsfonds Borgerhout. Voordracht. 11 november 1948. / Adriaan en Olivier (Leonard Huizinga). Regie: Ben Royaards. KNS Antwerpen. Rol: Kitty. *. / Komediantenrevue 1949 (*). Regie: Edward Deleu. KNS Antwerpen. *. *. / Antigone (Sophocles/van Herwerden). Regie: Fred Engelen. Studio Nationaal Toneel Antwerpen. Rol: Antigone. *. / Hans de klokkenluider (J. Fabricius). Regie: Fred Engelen. Studio Nationaal Toneel Antwerpen. Rol: werkvrouw. *. / Het belang van Ernst (Oscar Wilde). Regie: Fred Engelen. KNS Antwerpen. Rol: Gwendolen Fairfax. *. / Lucifer & Adam in Ballingschap (Joost van den Vondel). Regie: Herman Teirlinck. Studio Nationaal Toneel Antwerpen. Rol: Rafael. *. / Ons stadje (Thornton Wilder). Regie: Maurits Balfoort. KNS Antwerpen. *. *. 1949-1950 Het huwelijksaanzoek (Tsjechov). Regie: Ben Royaards. KNS Antwerpen. Rol: Nattalia Stepanovna. *. / Madonna Gretta (Giovanni Forzano). Regie: Ben Royaards. KNS Antwerpen. Rol: Marta. *. / Schelmenstreken van Scapin (Molière/Ben Royaards). Regie: Ben Royaards. KNS Antwerpen. Rol: Hyacinthe. *. / Het manneke uit de maan (Marcel Achard). Regie: Charles Gilhuys. KNS Antwerpen. Rol: Louise. *. / De steunpilaren der maatschappij (Hendrik Ibsen). Regie: Charles Gilhuys. KNS Antwerpen. Rol: Netta. *. / Groot Duimpje (Claude-André Puget). Regie: Edward Deleu. KNS Antwerpen. Rol: Grive. *. / Komediantenrevue 1950 (*). Regie: Edward Deleu. KNS Antwerpen. *. *. / Montserrat (Emmanuel Robles). Regie: Edward Deleu. KNS Antwerpen. Rol: Elena. *. / De laatste courtisane (Louis Ducreux). Regie: Maurits Balfoort. KNS Antwerpen. Rol: Martha. *. / Het huis van Bernarda (F.G. Lorca). Regie: Maurits Balfoort. KNS Antwerpen. Rol: Magdalena. *. / Tweemaal zeven (Paul de Mont). Regie: Maurits Balfoort. KNS Antwerpen. Rol: Annie. *.
37 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
w e r k / t h e at ro g r a f i e
1950-1951 De wonderbare kerstnacht (Dries Wieme/Dora van der Groen/Julien Schoenaerts/Tone Brulin). *. Théâtre du Foyer Knokke-Zoute. Poppenspel. Première: 23 december 1950. / De rode beek (Toone Brulin naar een Koreaanse vertelling). Regie: Toone Brulin. *. Poppenspel. Première: 28 februari 1951.
1956-1957 Mariahulde (een programma rond Maria ‘door de eeuwen heen in muziek en poëzie’). *. Torenhof Tongerloo e.a. Voordracht. 1 mei 1957. / Het derde woord (Alejandro Casona/Wim Kubbinga). Regie: Ben Royaards. KNS Antwerpen. Rol. *. / De regenmaker (Richard Nash/ N. Bergmans-Withaar). Regie: Edward Deleu. KNS Antwerpen. Rol: Lizzy Curry. Herneming. / Freule Julie (August Strindberg). Regie: Edward Deleu. KNS Antwerpen. Rol: Julie. *. / Regen (Miss Thompson) (Somerset Maugham/Joris Diels). Regie: Edward Deleu. KNS Antwerpen. Rol: Sadie. *. / De regenmaker (Richard Nash). Regie: Huib van Hellem. KVS Brussel en Kongo. Rol. *. / Jonkvrouw Edelwater (SjiI-H’Siung). Regie: Tone Brulin. KVS Brussel. Rol: Dochter Edelwater. *.
1951-1952 Cyrano... à la carte (een kleinkunstmenu van Toone Brulin en Dora Groen). *. Cabaret Cyrano Antwerpen. Cabaret. 6 oktober 1951. / Cyrano express (een kleinkunst bonte trein van Toone Brulin en Dora Groen). *. Cabaret Cyrano Antwerpen. Cabaret. 20 oktober 1951. / Cyrano trekt aan het touwtje (kleinkunst en poesjenellen van Toone Brulin en Dora Groen). *. Cabaret Cyrano Antwerpen. Cabaret. 13 oktober 1951. / De amoureuze Cyrano (een kleinkunstballade van Toone Brulin en Dora Groen). *. Cabaret Cyrano Antwerpen. Cabaret. 29 september 1951. / Hello Mr.Cyrano (een kleinkunstmozaïek van Toone Brulin en Dora Groen). *. Cabaret Cyrano Antwerpen. Cabaret. 22 september 1951. / Medeia (Euripides/E. De Waele). Regie: Fred Engelen. KNS Antwerpen. Kostumes. Première: 13 oktober 1951. 1953-1954 Antigone (Jean Anouilh/Joris Diels). Regie: Lode Verstraete. Nederlands Kamertoneel/ Theater op Zolder Antwerpen. Rol. *. / Drie versies (Ary den Hertog). Regie: Tone Brulin. NKT/Theater op Zolder. Rol. *. 1954-1955 Helena of de levensvreugde (André Roussin). *. KNS Antwerpen. Rol. *. / Siska van Roosenmael & De postiljon van Maria-Theresia (Hyppoliet Van Peene/Fred Engelen). Regie: Fred Engelen. S.O.S. Theater/Théâtre Flottant Bruxelles. Rol: Siska. Première: 29 januari 1955. 1955-1956 Gudrun (A. Rodenbach). *. Rodenbachjaar Roeselare. *. *. / Poëzie- en Toneelavond (door Tone Brulin en Dora van der Groen). *. *. Voordracht. *. / De kamer waarin wij leven (Graham Greene/N. Bergmans-Withaar). Regie: Edward Deleu. KNS Antwerpen. Rol: Rose Pemberton. *. / De regenmaker (Richard Nash/N. Bergmans-Withaar). Regie: Edward Deleu. KNS Antwerpen. Rol: Lizzy Curry. *. / Schuld en Boete (Gaston Baty naar Dostojevski/A. Corbet). Regie: Edward Deleu. KNS Antwerpen. Rol: Sonja. *. / De krant (Le bel indifférent) (Jean Cocteau) & andere teksten (bewerking Jo Dua). Regie: Jo Dua. Toneelstudio ’50/Arcakelder. Rol & Voordracht. *.
38 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
1957-1958 De derde dag (L. Fodor). *. KVS Brussel. Rol: Maria Magdalena. *. / Het derde woord (Casona). *. KVS Brussel. Rol: Marga. *. / Maneschijn voor de misdeelden (Eugene O’Neill). *. KVS Brussel. Rol: Josie. *. / Bushalte (William Inge). Regie: Edward Deleu. KNS Antwerpen. Rol: Chérie. *. / De hond van de tuinman (Lope de Vega). Regie: Jo Dua. KVS Brussel. Rol: gravin. *. / Helena of de levensvreugde (A. Roussin). Regie: Jo Dua. KVS Brussel. Rol: Helena. *. / Ik ben getrouwd (Guglielmo Zorzi). Regie: Jo Dua. KVS Brussel. Rol: Rina. *. / De prins en de showgirl (Terence Rattigan). Regie: Maurits Balfoort. KNS Antwerpen. Rol: Mary, Elaine. *. / De wilde vlam (John Steinbeck). Regie: Maurits Balfoort. KNS Antwerpen. Rol: Mordeen. *. 1958-1959 Eens in de honderd jaar (Herbert Hugh). Regie: Bert Struys. KVS Brussel. Rol: Pat. *. / De heksen van Salem (Arthur Miller). Regie: Edward Deleu. KVS Brussel. Rol: Abigail Williams. *. / Het dagboek van Anne Frank (Frances Goodrich & Albert Hackett). Regie: Edward Deleu. KVS Brussel. Rol: Petronella Van Daan. *. / De erfgename (R. Goetz). Regie: Gerda Allaert. KVS Brussel. Rol: Catherine. *. / Fanny (M. Pagnol). Regie: Gerda Allaert. KVS Brussel. Rol: Fanny. *. / Taco (Herman Teirlinck). Regie: Jo Dua. KVS Brussel en Rotterdam. Rol: Bertrude. Première: 27 november 1958. / Meisjes in uniform (Chr. Winsloe). Regie: Kris Betz. KVS Brussel. Rol: Manuela von Meinhardis. *. 1959-1960 Proces om Jezus (*). *. KVS Brussel. Rol. *. / Maria Stuart (Schiller). Regie: Jo Dua. KVS Brussel. Rol: Maria Stuart. *. / Miss Ba (R. Besier). Regie: Jo Dua. KVS Brussel. Rol: Elisabeth. *. / Thee en sympathie (R. Anderson). Regie: Jo Dua. KVS Brussel. Rol: Laura Reynolds. *. / Lieve schim (J. Deval). Regie: Kris Betz. KVS Brussel. Rol: Irène. *. / Veel leven om niets (Shakespeare). Regie: Kris Betz. KVS Brussel. Rol: Beatrice. *.
39 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
w e r k / t h e at ro g r a f i e
1960-1961 Ik ben getrouwd (Guglielmo Zorzi). Regie: Jo Dua. KVS Brussel. Rol: Rina. Herneming. / Living Room (Graham Greene). Regie: Jo Dua. KVS Brussel. Rol: Rose. *. / Maria Stuart (Friedrich Schiller). Regie: Jo Dua. KVS Brussel. Rol: Maria Stuart. Herneming. / Monpti (Gabor von Vaszary). Regie: Jo Dua. KVS Brussel. Rol: Anne-Claire. *. / De koopman van Venetië (William Shakespeare/Willy Courteaux). Regie: Kris Betz. KVS Brussel. Rol: Portia. *. / Kat op een heet zinken dak (Tennessee Williams). Regie: Vic De Ruyter. KVS Brussel. Rol: Maggy. *.
december 1972. / Mistero Buffo (Dario Fo/Lode Verstraete). Regie: Arturo Corso. Nationale Opera/Koninklijke Muntschouwburg. Rol: De zotte, Anna, Koor. Première: 16 november 1972.
1961-1962 Van de brug af gezien (*). *. KVS Brussel. *. *. / Tramlijn Begeerte (Tennessee Williams). Regie: Kris Betz. KVS Brussel. Rol: Blanche. *.
1974-1975 Koninklijk programma (Felix Timmermans, Hugo Claus, R.A. Kartini). *. Belgische Ambassade in Jakarta. Voordracht. 22 oktober 1974.
1962-1963 Don Carlos (Friedrich Schiller). Regie: Freitag. *. Rol: Elisabeth de Valois. *. / Kat op een heet zinken dak (Tennessee Williams). Regie: Vic De Ruyter. KVS Brussel. Rol: Maggy. Herneming.
1980-1981 Gysbreght van Aemstel (Joost van den Vondel/Martin van Amerongen). Regie: Carel Briels. Nieuwe Kerk Amsterdam. Rol: Vrouw Badeloch. Première: 1 januari 1981.
1964-1965 Macbeth (William Shakespeare/Roger Avermaete). Regie: Michael Croft. Théâtre du Parc Bruxelles. Rol: Lady Macbeth. Première: 19 oktober 1964.
1982-1983 Over een geestrijk ridder (Lucas Vandervost naar Cervantes). Regie: Lucas Vandervost. De Witte Kraai/Ankerruitheater Antwerpen. Rollen. Première: 4 januari 1983.
1969-1970 De bank in de tuin (Harry Kümel naar L’amante anglaise van Marguerite Duras). Regie: Harry Kümel. Korrekelder Brugge. Rol: Claire Lannes. *.
1985-1986 Moorddroom (Edwin de Vries/ Annechien Vink naar Duras). Regie: Edwin de Vries. De Salon. Rol. *.
1970-1971 De bank in de tuin (Harry Kümel naar M. Duras). Regie: Harry Kümel. Beursschouwburg Brussel. Rol: Claire Lannes. Herneming.
Regisseren
1971-1972 Kaddish-Symfonie (Leonard Bernstein). Dirigent: Daniel Sternefeld. Nationaal Orkest van België/ Basilica-concerten Tongeren/ Festival van Vlaanderen/ VRT Radio3. Voordracht. 19 juni 1971. / Wolfskinderen (John Peacock). Regie: Kris Betz. Ringtheater Antwerpen. Rol. Première: 4 november 1971. / Jij met je wolken (Eric Westphal/Mary Boduin). Regie: Roger Dewilde. Korrekelder Brugge. Rol: Adèle. Première: 26 januari 1972. 1972-1973 Mistero Buffo (Dario Fo/Jean Colette). Regie: Arturo Corso. Opéra National/Théâtre Royal de la Monnaie. Rol: Marie, Choeur. Première: 5
40 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
1973-1974 Lieve jij (liefdesbrieven van Jan Berghmans). *. Fakkeltheater Antwerpen. Rol. *. / Justus de Harduwijn (teksten van Justus de Harduwijn). Regie: Prof. dr. A. Keersmaekers. Middagen van de Poëzie Brussel. Voordracht. 24 januari 1974.
1991-1992 Thyestes (Hugo Claus). Het Zuidelijk Toneel Eindhoven. Première: 6 december 1991. 1992-1993 Abele spelen (Anoniem/Gerrit Komrij/Dora van der Groen). Het Zuidelijk Toneel Eindhoven. Première: 9 januari 1993. 1993-1994 Decadence (Steven Berkoff/Brick de Bois). Het Zuidelijk Toneel Eindhoven. Première: 25 februari 1994.
41 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
w e r k / t h e at ro g r a f i e
1994-1995 Phaedra. Haar lijf jeukt (Hugo Claus). Het Zuidelijk Toneel Eindhoven. Première: 24 maart 1995.
Regie: Herman Niels. Rol. 1973. / Het uur als een ander (Guy Bernaert). Regie: Herman Niels. Rol. 1973. / De gedaanteverwisseling (Josef Henke naar Kafka/Paul Vroom). Regie: Frans Roggen. Rol. 1973. / Samuel o Samuel (Ivo Michiels). Regie: Jos Joos. Duo met Jackie Morel. 1973. / Society (Barry Bermange). Regie: Herman Niels. Rol. 1973. / De Oproep (J. Michael Yates). Regie: Jos Joos. Duo met Ugo Prinsen. 1973. / Ziggy en Chaboeba (Ephraim Kishon/Siegfried E. van Praag). Regie: Frans Roggen. Rol: Etroga Shabati. 1973. / Het lied van de zeven gouden vlinders (Catharina Kramer van Alkland). Regie: Frans Roggen. Duo met Ward De Ravet. 1973. / De knipkaart (Christer Dahl & Claes Lundberg/ Adriaan Ceelen). Regie: Herman Niels. Rol. 1973. / De vijfuur-markiezin (Pieter Kuhn/Jeroen Brouwers). Regie: Herman Niels. Rol: Simone. 1973. / Brandenburgsch concert voor hyena’s (Marianne Colijn). Regie: Jos Joos. Rol. 1974. / De aanklacht (Toos Staalman). Regie: Herman Niels. Rol. 1975. / Als een duiveltje uit een doosje (Tom Wright). Regie: Herman Niels. Rol. 1975. / Ons dagelijks dood (Paul Gelissen). Regie: Jos Joos. Duo met Joris Collet. 1976. / De homoaudiovideograaf (Reinhard Eichelbeck). Regie: Jos Joos. Rol. 1977. / Monoloog van een boekhandelaar (Helga M. Novak). Regie: Herman Niels. Rol. 1977. / Angst (William Genazino). Regie: Herman Niels. Rol. 1978. / Als het doek valt (Henning Mortensen). Regie: Herman Niels. Rol. 1979. / Herinneringen (Örnolfur Arnason). Regie: Herman Niels. Solo. 1979. / Eduard en Agripien (Rene de Obaldia). Regie: Jos Joos. Rol. 1979. / U zult niets van mij horen (Paul Barz). Regie: Jos Joos. Duo met Emmy Leemans. 1979. / Altijd voorjaar voor de reus (Karin Ewert). Regie: Jos Joos. Solo. 1979. / De happening (Ludvik Askenazy). Regie: Jos Joos. Duo met Anton Cogen. 1980. / De test (Frans Verbeek). Regie: Herman Niels. Rol. 1980. / Mevrouw de mensheid is triest (Zvonimir Bajsic). Regie: Jos Joos. Rol. 1980. / Zilveren bruiloft (Michal Tonecki). Regie: Jos Joos. Rol. 1980. / Klopsignalen (Heinrich Böll). Regie: Herman Niels. Rol. 1981. / De stoute schoenen (Dick Walda). Regie: Herman Niels. Rol. 1981. / De schreeuw van de feniks (Tennessee Williams). Regie: Jacques Careuil. Rol. 1981. / Een man die geen man meer wou zijn (Eduard König). Regie: Herman Niels. Rol. 1981. / De opstand van de gepensioneerden (Ove Magnusson). Regie: Jacques Careuil. Rol. 1982. / De reparatie (Paul Briegel). Regie: Herman Niels. Rol. 1982. / Buiten voor de deur (Wolfgang Borchert). Regie: Herman Niels. Rol. 1982. / Film in zwart wit (James Saunders). Regie: Paul Cammermans. Rol. 1982. / Neen (Zvonimir Bajsic). Regie: Herman Niels. Duo met Paul Cammermans. 1983. / Het hoofd van meneer Roosvoet (Dick Walda). Regie: Herman Niels. Rol. 1983. / Het meisje daarboven (Michael Davis). Regie: Herman Niels. Rol. 1984. / Avondlied (Eduard König). Regie: Herman Niels. Duo met Paul Cammermans. 1984. / Anna (Nick McCarthy). Regie: Ludo Schats. Rol. 1985. / De grammofoon (Fernand Handpoorter). Regie: Ludo Schats.
1995-1996 De Cenci (Percy B. Shelley/dr. K.H. De Raaf). Het Zuidelijk Toneel Eindhoven. Première: 25 oktober 1995. 1997-1998 De Kus van de Spinvrouw (Manuel Puig). Het Zuidelijk Toneel Eindhoven. Première: 17 januari 1998.
Radio De titels zijn gesorteerd volgens de (voor de eerste periode gereconstrueerde) archiefdatum van het Klankarchief van de VRT, in de lijst weergegeven door een jaartal. Achtereenvolgens vindt u: de titel van de productie in cursief, de naam van de auteur(s) tussen haakjes, de naam van de regisseur, de functie van Dora van der Groen (meestal is voor de aanduiding ‘Rol’ gekozen, voor kleine bezettingen is ‘Solo’ of de naam van de tegenspeler opgenomen) en ten slotte het jaartal. Indien één van deze gegevens ontbreekt werd dit aangeduid met een *. De gegevens werden hier opgenomen voor zover de stand van het onderzoek en de ontsluiting van de archieven (voor de VRT vanaf 1973) dat toelaat.
Kortstondige ontmoeting (Noel Coward). *. Duo met Domien De Gruyter. 1962. / Meret (Selma Urfer/Ward Ruyslinck). Regie: Frans Roggen. Duo met Diane De Ghouy. 1967. / Eens in mijn leven (*). *. Rol. 1968. / Een geluk dat we geld hebben (Kirsti Hakkarainen/Andries Poppe). Regie: Jos Joos. Rol: hoedenverkoopster. 1969. / De laatste getuige (Anna Langfus). Regie: Frans Roggen. Rol. 1970. / Nachtelijk gesprek (Dries Janssen). Regie: Herman Niels. Rol: Ellie. 1970. / Het ruilhoofd (Andries Poppe). Regie: Jos Joos. Rol. 1971. / De thuiskomst (Miodrag Djurdjevic/Milo Dor/Jeanne Verstraete). Regie: Robert Maes. Rol: Branka. 1971. / Ella (Rhys Adrian/Theo Peeters). Regie: Frans Roggen. Rol: Ella. 1971. / Visrijk water. Of: De dagen van een held (Ulla Ryum/M.E.R. van Caelenberg). Regie: Jos Joos. Rol: eigenares. 1971. / Maria en Magdalena (Preben Thomsen/Dries Janssen). Regie: Maurits Balfoort. Rol. 1971. / Zonder onderschriften (Jeroen Brouwers). Regie: Jos Joos. Rol. 1972. / De deur (Thomas Kilroy/Piet van Aken). Regie: Herman Niels. Rol. 1972. / Avondschool (Harold Pinter/Coos Mulder). *. Rol: Sally. 1972. / De grote Zybilek (Rainer Puchert/Ivo Michiels). Regie: Herman Niels. Rol. 1972. / Doordazen maar (Karoly Szakonyi).
42 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
43 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
Rol. 1985. / Drie vrouwen - 2 (Gie Laenen). Regie: Gie Laenen. Rol. 1985. / Mozart op reis naar Praag (Jos de Haes naar Möricke). Regie: Herman Niels. Rol. 1985. / Drie vrouwen - 1 (Gie Laenen). Regie: Gie Laenen. Rol. 1985. / Het spookmeisje (György Kopanyi). Regie: Herman Niels. Rol. 1985. / Branding (Gerhard Kelling). Regie: Herman Niels. Duo met Jo de Meyere. 1985. / Kooien (Bill Lyons). Regie: Herman Niels. Rol. 1985. / Plotseling (David Marshall). Regie: Flor Stein. Rol. 1986. / De vos (Willy de Wit). Regie: Marlies Cordia. Rol. 1986. / De bruid van de Bersagliere (Edoardo Anton). Regie: Herman Niels. Rol. 1986. / Rustig genot (Jan van den Bulck). Regie: Flor Stein. Rol. 1987. / Circus (Sean Walsh). Regie: Gie Laenen. Rol. 1987. / De zingende vampier (Jean Ray). Regie: Michel de Sutter. Rol. 1987. / De drakendoder (Raf Vandermeerschen). Regie: Flor Stein. Rol. 1987. / En wie wacht op wie achterblijft (Jac Peeters & Christophe van de Loo). Regie: Marlies Cordia. Rol. 1987. / De dirigent (Tone Brulin). Regie: Michel de Sutter. Rol. 1987. / Oedipus in Kolonos (Sophocles/Johan Boonen). Regie: Gie Laenen. Rol. 1987. / Liefdeslessen (Dacia Mariani). Regie: Gie Laenen. Duo met Theo Hijzen. 1987. / Van op het balkon (Patrice Chaplin). Regie: Ludo Schats. Duo met Oswald Versyp. 1987. / Een stille september (Rex Close). Regie: Flor Stein. Rol. 1987. / Een fuif in een flat hiernaast (Muriel Spark). Regie: Ludo Schats. Rol. 1987. / Alle kinderen gaan naar de oorlog (Peter Cnop). Regie: Ludo Schats. Rol. 1987. / Tocht doorheen de nacht (Paul Edmond). Regie: Thierry Genicot. Rol. 1987. / De andere en ik (Günter Eich). Regie: Flor Stein. Rol. 1987. / Iphigeneia contra Euripides (Gie Laenen). Regie: Gie Laenen. Solo. 1988. / Euridice verbreekt het stilzwijgen (Gie Laenen). Regie: Gie Laenen. Solo. 1988. / Een dame speelt toneel (Gie Laenen). Regie: Gie Laenen. Solo. 1988. / De verzoeking (Hugo Claus/Michel de Sutter). Regie: Hugo Claus. Rol. 1988. / Terminus (Guido Eeckhaut). Regie: Ludo Schats. Rol. 1989. / Voor de verandering (Gie Laenen). Regie: Gie Laenen. Rol. 1989.
Televisie Achtereenvolgens vindt u, per seizoen gerangschikt: de titel(s) van de productie in cursief, de naam van de auteur(s) tussen haakjes, de naam van de regisseur, de producent en de vermelding van de functies van Dora van der Groen in het stuk (gewoonlijk wordt vermeld welke rol zij precies speelt in het stuk; als de gegevens ontbreken is voor de aanduiding ‘Rol’ gekozen; zij heeft ook drie televisieregies gemaakt, waarbij ‘Regie’ is vermeld.) Indien één van deze gegevens ontbreekt, werd dit aangeduid met een *. De gegevens werden hier opgenomen voor zover de stand van het onderzoek en de ontsluiting van de archieven dat toelaat.
44 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
w e r k / t h e at ro g r a f i e
1956-1957 Jonkvrouw Edelwater (Sji-I-H’Siung). Regie: Tone Brulin. NTS. Rol. 1960-1961 De koopman van Venetië. Live-uitzending: 23 mei 1961 (William Shakespeare/Willy Courteaux). Regie: Kris Betz. KVS Brussel/ VRT. Rol: Portia. / Lady Windermere’s waaier (Oscar Wilde). Regie: Tone Brulin. VRT. Rol: Hertogin van Berwick. / Zij spelen ... opera! (een opera van A. Lortzing & J.Fr. Junger). Regie: Herbert Junkers. VRT. Rol: Louise. 1961-1962 Het liefdeselixir (een opera van Gaetano Donizetti & Felice Romani). Regie: Francine Bruylants. VRT. Rol: Gianetta. / Violet (Mabel & Denis Constanduras/Lowie Weynants). Regie: Luc Philips. VRT. Rol: Chloe. 1962-1963 De boomgaard (Robert Bolt/ Joost de Klerk). Regie: Dré Poppe. VRT. Rol: Isobel Cherry. / Wat vertellen we Caroline? (John Mortimer/Hans Roduin). Regie: Dré Poppe. VRT. Rol. 1963-1964 De kat op de koord (een serie van Aster Berkhof). *. VRT. Rol. 1964-1965 Kapitein Zeppos. Reeks I - Afl. 13; 15 (Lode de Groof). Regie: Bert Struys. VRT. Rol: Beatrice. 1965-1966 De regenmaker (Richard Nash). Regie: Paul Cammermans. VRT/ NCRV. Rol: Lizzie Curry. / Jeroom en Benzamien. Afl. 1; 6 (naar Ernest Claes). Regie: Maurits Balfoort. VRT. Rol: Floranske. 1966-1967 De onverschillige (Jean Cocteau). Regie: Nand Buyl. VRT. Rol. / De roverssymphonie (*). *. VPRO. Rol. / Twee is te weinig, drie is te veel (Tone Brulin). *. VRT. Rol. 1967-1968 Adieu Richard (Willy van Hemert naar ‘Jean de la Lune’ van Marcel Achard). Regie: Willy van Hemert. VRT. Rol: Marceline. / Dallas, 22 november 1963 (*). *. NTS. Rol. / De moordenaar wordt verwacht (een thriller van Joseph Cochran). *. VRT. Rol. / Mandjes uit Mexico (*). *. NCRV. Rol.
45 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
w e r k / t h e at ro g r a f i e
1968-1969 Vertel me iets nieuws over de regenwormen (Yvonne Keuls). Regie: Stefan Felsenthal. NCRV. Rol: Verpleegster Emmy.
Makovicka naar Teirlinck). Regie: Antonin Moskalyk. VRT/AVRO. Rol.
1969-1970 Een man van god (Gabriël Marcel/Lou De Vel). Regie: Yvonne Lex. VRT. Rol: Claire. / Lievevrouwebedstro (L’amante anglaise) (Marguerite Duras/ Harry Kümel). Regie: Harry Kümel. VRT. Rol: Claire Lannes. / Waar of niet? (Monoloog van Terence Rattigan/Helga Dijkhuis). Regie: Stephan Felsenthal. NCRV. Rol: weduwe. / Wij, Heren van Zichem (*). Regie: Maurits Balfoort. VRT. Rol: Vrouw Coene & vrouw van de smid. 1970-1971 Haar Henry (Marvin Pletske). *. VRT. Rol. / Tijl Uilenspiegel (Oratorium van Hugo Claus en Mark Liebrecht naar Ch. de Coster). Regie: Mark Liebrecht. VRT. Rol: Katelijne. 1971-1972 De vrouwen naar het graf (Michel de Ghelderode/Jef Contrijn). Regie: Mark Liebrecht. VRT. Rol: vroedvrouw. / Warna (Paul Willems/Jozef van Hoeck). Regie: Adrian Brine. VRT. Rol: Warna.
1979-1980 De verjaring (*). *. NCRV. Rol. / Dirk van Haveskerke. Jeugdreeks (*). *. AVRO. Rol. / Esmoreit (anoniem). Regie: Dora van der Groen. VRT. / Het is stil waar het nooit waait (Peter Nichols). Regie: Dré Poppe. VRT. Rol: grootmoeder. / Robinson Crusoe. Afl. 5, 6, 12, 13 (*). *. VRT. Rol: Elisa La Maury. 1981-1982 Gloriant (anoniem/Dora van der Groen). Regie: Dora van der Groen. VRT. 1982-1983 De man van 12 miljoen. Made in Vlaanderen (M. Didden/M. Hendrickx). Regie: Marc Didden. VRT. Rol: Helene. / De paradijsvogels. Reeks III Afl. 35 (*). *. VRT. Gastrol. / Het nieuwe tehuis (*). *. VRT. Rol. / Wacht tot hij opbelt (*). *. NCRV. Rol.
1972-1973 De vorstinnen van Brugge (Serie in 12+1 afleveringen van Maurits Sabbe). Regie: Maurits Balfoort. VRT. Rol: Ida Spilliaert.
1983-1984 Mevrouw van der Putte (R.J. Peskens/Roy Loggers). Regie: Roy Loggers. NCRV. Rol: mevrouw. / Transport. Afl. 4, 7, 9 (*). *. VARA. Rol: Bertha. / Willem van Oranje. Afl. 3-6 (*). *. AVRO/Veronica/ VRT. Rol: Margareta van Parma.
1973-1974 Bij gebrek aan bewijzen (G.G. Del Torre/Dries Janssen). Regie: Dré Poppe. VRT. Rol: Linda. / De komst van Joachim Stiller. Miniserie in 3 delen (Jean Ferry naar Hubert Lampo). Regie: Harry Kümel. VRT. Rol: Mevrouw Frans. / Vergeet niet te lezen (*). Regie: Dré Poppe. VRT. Rol: Aagje Deken.
1984-1985 De burgemeester van Veurne. Afl. 1-3 (*). *. VRT. Rol. / De vluchtafstand (*). Regie: Dré Poppe. VRT. Rol. / Levenslang. Made in Vlaanderen (*). *. VRT. Rol. / Tantes. Made in Vlaanderen (Rudy Geldhof naar Cyriel Buysse). Regie: Juul Claes. VRT. Rol: Tante Clémence.
1976-1977 Centraal Station. Reeks II - Afl. 10 (Hans Keuls). Regie: Paul Cammermans. VRT/ KRO. Gastrol. / Lanceloet van Denemarken (anoniem). Regie: Dora van der Groen. VRT. / Rubens, schilder en diplomaat (Hugo Claus). Regie: Roland Verhavert. VRT/KRO. Rol. / Tussen wal en schip. Serie in 8 delen (Fred Hilberdink/Richard Hendrickx/Roger van Ransbeek/Libera Carlier). Regie: Eimert Kruidhof. VARA/VRT. Rol: Moeder Martha Seinen.
1985-1986 De vulgaire geschiedenis van Charelke Dop (*). *. VRT. Rol.
1977-1978 De onweersvogel (Paul Koeck). Regie: Peter Simons. VRT. Rol. / Maria Speermalie. Afl. 1, 2, 4, 6 (Antonin Moskalyk/Johan Boonen/Drahoslav
46 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
1986-1987 Adriaen Brouwer. Afl. 1-2 (*). Regie: Peter Simons. VRT/ TROS. Rol: vrouw Lucas. 1987-1988 Het ultieme kerstverhaal. Made in Vlaanderen (Guido van Meir/Wilfried Hendrickx). Regie: Vincent Rouffaer. VRT. Rol: Yvonne Binnemans. / Klein Londen, klein Berlijn. Afl. 2-7 (Rudy Geldhof). Regie: Dré Poppe. VRT. Rol. / Langs de kade. Afl. 3 (Libera Carlier). Regie: Peter Simons.
47 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
w e r k / t h e at ro g r a f i e
VRT. Rol: moeder van Laura. / Zonderlinge zielen. Made in Vlaanderen (*). Regie: Jean-Pierre De Decker. VRT. Rol.
Film
1988-1989 De schietspoeldynastie. Made in Vlaanderen (Stef van Caeneghem). Regie: Marc Lybaert. VRT. Rol. / Langs de kade. Afl. 4, 5, 6, 7 (Libera Carlier). Regie: Peter Simons. VRT. Rol: moeder van Laura. / Villa des Roses. Miniserie in 3 delen (Jozef van Hoeck naar Elsschot). Regie: Marc Lybaert. VRT/KRO. Rol.
Achtereenvolgens vindt u, volgens jaartal gerangschikt: de titel van de productie in cursief, de naam van de cineast(en), het jaartal en de vermelding van de rol van Dora van der Groen in de film (gewoonlijk wordt vermeld welke rol zij precies speelt in het stuk; als de gegevens ontbreken is voor de aanduiding ‘Rol’ gekozen). Indien één van deze gegevens ontbreekt, werd dit aangeduid met een *. De gegevens werden hier opgenomen voor zover de stand van het onderzoek en de ontsluiting van de archieven dat toelaat.
1989-1990 Late zomer. Made in Vlaanderen (*). Regie: Patrick Lebon. VRT. Rol. 1990-1991 Alles is ijdelheid: Claire Goll (Miniserie in 3 delen naar Claire Goll). Regie: Guido De Bruyn. VRT. Rol: Claire Goll. / Het schoonste van al (Guido Van Meir in de reeks Oog in oog). Regie: Eric Oosthoek. VRT/IKON. Rol: Rozeke. 1991-1992 De bossen van Vlaanderen. Afl. 1-2 (*). *. VRT. Rol. 1992-1993 Langs de kade. Afl. 10, 11, 12 (Libera Carlier). Regie: Peter Simons. VRT. Rol: moeder van Laura. 1993-1994 Bex en Blanche (*). *. VTM. Rol: Blanche. / Moeder waarom leven wij? (naar Lode Zielens). Regie: Guido Hendrickx. VTM. Rol. 1995-1996 Buiten de zone. Afl. Kitsch en kunst (2) (Bart De Pauw). Regie: Luc Coghe. VRT. Gastrol. / Eline Vere (televisieserie in 3 delen naar Louis Couperus). Regie: Harry Kümel. VRT/AVRO/e.a. Rol. 1997-1998 Heterdaad (*). *. VRT. Gastrol. / Mijn hart dat tikt. In de reeks Over de liefde (*). *. VRT/IKON. Rol. / Terug naar Oosterdonk. Serie in 6 delen (Guido Van Meir). Regie: Frank Van Passel. VRT/KRO/e.a. Rol.
48 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
Meeuwen sterven in de haven. Roland Verhavert/Ivo Michiels/Rik Kuipers. 1955. Rol. / Vuur, liefde en vitaminen. Jef Bruyninckx. 1956. Rol: Jessy. / Wat doen we met de liefde?. Jef Bruyninckx. 1957. Rol. / Het geluk komt morgen. Jef Bruyninckx. 1958. Rol. / Het afscheid. Roland Verhavert. 1966. Rol. / Monsieur Hawarden. Harry Kümel. 1969. Rol: vrouw van de rentmeester. / La maison sous les arbres. René Clément. 1971. Rol: schippersvrouw. / Rolande met de bles. Roland Verhavert. 1971. Rol: vrouwe Coleta. / Malpertuis. Harry Kümel. 1972. Rol. / Het dwaallicht. Frans Buyens. 1973. Rol: madame Laarmans. / Dakota. Wim Verstappen/Pim de la Parra. 1974. Rol. / Dokter Pulder zaait papavers. Bert Haanstra. 1975. Rol: mevrouw Mies. / Keetje Tippel. Paul Verhoeven. 1975. Rol. / Kind van de zon. René van Nie. 1975. Rol: moeder. / Zonsverduistering. Christopher Hampton. 1975. Rol. / De komst van Joachim Stiller. Harry Kümel. 1976. Rol. / De Vlaschaard. Jan Gruyaert. 1982. Rol: moeder Vermeulen. / Het verleden. Bram van Erkel/Bas van der Lecq/Roy Logger. 1982. Rol. / Samen alleen. Jacob Bijl. 1982. Rol. / De vlasakker. Jan Gruyaert. 1983. Rol. / Havinck. Frans Weisz. 1987. Rol: moeder Lydia. / Diary of a Mad Old Man. Lili Rademakers. 1988. Rol: zuster Alma. / L’oeuvre au noir. André Delvaux. 1988. Rol. / Jan Rap en zijn maat. Ine Schenkkan. 1989. Rol: dokter Jo. / Minder dood dan de anderen. Frans Buyens. 1992. Rol: stervende vrouw. / Antonia. Marleen Gorris. 1995. Rol. / Leonie. Lieven Debrauwer. 1997. Rol: Leonie. / Testament. Lieven Debrauwer. 1997. Rol: stem van Emma. / Blazen tot honderd. Peter van Wijk. 1998. Rol: lerares.
49 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
selectieve bibliografie
SELECTIEVE BIBLIOGRAFIE Archiefmateriaal Archief en Museum voor het Vlaams Cultuurleven Antwerpen. Beeld- en Klankarchief VRT Brussel. Vlaams Theater Instituut Brussel. Privé-archief Mevrouw Beyls-Delafontaine en archief Dora van der Groen.
Overzichtsartikels Daniels, Lutgarde. ‘Dora van der Groen regisseert vijf mannen. “Toneel is een absolute vereniging”’, in: Gazet van Antwerpen, 7 januari 1993. Haex, Peter. ‘Jan Decleir en Dora van der Groen zoeken samen gebouw’, in: Gazet van Antwerpen, 14 maart 1998. Krieken, Joost van. ‘Repeteren. De masterclass van Dora van der Groen’, in: Toneel theatraal, 1, 1992, 18-21. Naarding, Roelof. ‘Dora van der Groen. Drijven op golven van onmogelijkheid’, in: Ons Erfdeel, 2, 1993, 215-222. Sels, Geert. ‘Herman Gilis en Dora Van der Groen bekroond in Nederland’, in: De Standaard, 2 juni 1997. Sels, Geert. ‘Drie kussen voor de Spinvrouw’, in: De Standaard, 4 maart 1998. Thielemans, Johan. ‘Dora Van der Groen. “Je kan niemand leren acteren. Je kan alleen horizonten openen”’, in: Etcetera, 42, 1993, 38-41. Vander Veken, Ingrid. ‘Dora Van der Groen en het oprechte toneelspel’, in: Kunst & Cultuur, december 1991, 43-44. Vanhoof, Annemie. ‘Verbaas mij, maak me gelukkig! Lessenreeks door Dora van der Groen aan de eerstejaarsstudenten van het Conservatorium’, verhandeling GGS Theaterwetenschap, Wilrijk 1994.
Interviews Arteel, Roger. ‘Dora van der Groen: “Naar het teater ga ik niet meer terug”’, in: Knack, 6 december 1972. Auwera, Fernand. ‘Dora van der Groen: aangrijpend, schokkend en warm menselijk in Haanstra’s speelfilm: “Dokter Pulder zaait papavers”’, in: De Nieuwe, 23 januari 1976. Cantré, Bob. ‘Dora van der Groen: “We zijn niet zo tevreden met wat we zijn”’, in: De Nieuwe Gids, 11 december 1971. Coumans, Harry. ‘Dora van der Groen’, in: KRO Studio, 2 april 1972.
50 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
De Coninck, Herman. ‘Humo sprak met Dora van der Groen’, in: Humo, 14 december 1972. De Coninck, Herman. ‘Humo sprak met Dora van der Groen’, in: Humo, 6 januari 1983. Decruynaere, Filip. ‘Ouder worden is een bevrijding’, in: Het Volk, 24 februari 1994. Dosogne, Ludo. ‘Dora van der Groen is erg blij met De Cenci’, in: Gazet van Antwerpen, 24 november 1995. Dosogne, Ludo. ‘Actrice, lerares en regisseur Dora van der Groen, pas 71 geworden, volgt boeddhistisch pad. “Mijn juwelen mag je onmiddellijk hebben”’, in: Gazet van Antwerpen, 14 maart 1998. Dull, Ben. ‘De rol van Dora van der Groen. “Ik heb altijd veel ellende op het toneel moeten neerzetten”’, in: Het Parool, 9 april 1977. Heer, Edward van. ‘Zo engels als de pest. Dora van der Groen regisseert “Decadence” van Berkoff. Een gesprek over engagement’, in: Knack, 23 februari 1994. Heylen, Martin. ‘Dora privé: een familieportret’, in: De Morgen, 3 februari 1987. Jonge, Stefanie de. ‘Dora Van der Groen of de Kunst van het Onderhoud. “Ik wil eigenlijk niets. Ik vind dat je pas leeft als je niet bezig bent”’, in: Humo, 11 maart 1993. Knop, Staf. ‘Dora van der Groen plaatste zich door twee meesterlijke vertolkingen bij de beste toneelspeelsters van ons land’, in: De zweep, 87ste jaar, nr.12, 18 maart 1956. Luyten, Anna. ‘Dora van der Groen. Ergens een heel diep, dun verdriet’, in: Knack, 11 maart 1998. Rentmeesters, Roland. ‘Dora van der Groen speelt de mooie Ida Spilliaert’, in: Zondagsblad, 4 februari 1973. Rompaey, Jan van. ‘Omtrent Dora van der Groen’, in: Mimo, 28 januari 1973. Roox, Gilbert. ‘Niets vasthouden. Onder de teaterpruik van Dora van der Groen’, in: De Standaard, 24 september 1993. Sels, Geert. ‘Dora van der Groen regisseert “Phaedra” bij Zuidelijk Toneel. “Met het afstrijken van de bogen van onmogelijkheid wil ik bezig zijn”’, in: De Morgen, 15 april 1995. Severen, Toon van & Rik van Cauwelaert. ‘Dora van der Groen: “Alles één grote boel, en dan ten ondergaan, heerlijk!”’, in: Knack, 31 december 1975. Sterckx, Piet. ‘Dora van der Groen in Wolfskinderen. Ringtheater opent hedenavond seizoen.’, in: De Nieuwe Gazet, 4 november 1971. Tachelet, Koen. ‘Interview: Dora van der Groen over de toneelafdeling. “Niet de zetel maakt je gelukkig. Wel hoe je je voelt als je erin zit”’, in: Forum, 5, 1995, 7-11.
51 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
selectieve bibliografie
Van Gansbeke, Wim. ‘Dora van der Groen regisseert haar leerlingen. “Phaedra” in de taal van Claus: “Een godsgeschenk”’, in: De Morgen, 16 mei 1990. Van Maele, Geert. ‘Spreken met Dora van der Groen’, in: Brugsch Handelsblad, 21 maart 1970. Vander Veken, Ingrid. ‘Actrice Dora Van der Groen, voedstermoeder van een generatie nieuwe Vlaamse theatermakers, krijgt de Thaliaprijs van onze bladen. “Ik hou van jonge mensen”’, in: Het Laatste Nieuws, 31 augustus 1991. Wynants, Marleen. ‘Duo. Ivo Van Hove & Dora van der Groen’, in: Knack, 19 april 1995.
Heer, Edward van. ‘Een muur van vrouwenhaat. “Phaedra” in een bewerking van Hugo Claus en een regie van Dora van der Groen’, in: Knack, 12 april 1995. Hellinga, Gerben. ‘Virtuoos “Decadence” onthult de achterkant van het televisienieuws’, in: Vrij Nederland, 26 maart 1994. Hellmann, Noor. ‘Abele spelen verworden tot structuurloze klucht’, in: NRC Handelsblad, 11 januari 1993. Knop, Staf. ‘In de parkschouwburg te Brussel. Michael Croft: “Dora Van Der Groen een gedroomde Lady Macbeth”’, in: Het Laatste Nieuws, 15 oktober 1964. Kottman, Pieter. ‘Groots, beklemmend spel in Thyestes’, in: NRC Handelsblad, 10 december 1991. Kottman, Pieter. ‘Quadrofone ellendelingen met seksuele obsessies’, in: NRC Handelsblad, 1 maart 1994. La Roche, Monique. ‘“Over een geestrijk ridder” en over Dora Van der Groen’, in: De Morgen, 31 december 1982. Lampo, Jan. ‘De Moerassen van de Geest. Dora van der Groen regisseert “Abele Spelen”’, in: De Standaard, 8 januari 1993. Meert, Hugo. ‘Dora Van der Groen schippersvrouw in Nederland. “Tussen Wal en Schip” Belgisch-Nederlandse T.V.-productie’, in: Het Laatste Nieuws, 15 maart 1976. Meert, Hugo. ‘“Tussen Wal en Schip” Met vier een t.v.-feuilleton schrijven’, in: Het Laatste Nieuws, 15 maart 1977. Misselyn, Jon. ‘De Abele Spelen door Het Zuidelijk Toneel’, in: Markant, 12 februari 1993. Papon, F. ‘Dr. Pulder zaait papavers. Haanstra en Dora van der Groen triomferen in briljante Nederlandse speelfilm’, in: Het Laatste Nieuws, 5 februari 1976. Peters, Fernand. ‘Bert Haanstra-film van groot formaat’, in: Het Belang van Limburg, 21 februari 1976. Roodnat, Joyce. ‘Lust danst als een god in haar ziel’, in: NRC Handelsblad, 27 maart 1995. Sels, Geert. ‘Met een regiment mieren in de broek. Zuidelijk Toneel speelt “Phaedra” van Hugo Claus’, in: De Morgen, 21 april 1995. Sels, Geert. ‘De duivel en het zuivere meisje. Twee keer “De Cenci”: extreme passies en gruwel bij Zuidelijk Toneel en Théâtre en Compagnie’, in: De Morgen, 14 november 1995. Soetenhorst, Wytzia. ‘Decadence raakt extra kleur kwijt’, in: Haagse Courant, 28 februari 1994. Somers, Maartje. ‘Kwaadaardig blasé’, in: Het Parool, 28 februari 1994. Thielemans, Johan. ‘Gepassioneerd theater. Dora van der Groen ensceneert “Thyestes” van Hugo Claus’, in: Etcetera, 37, 1992, 16-17. Thielemans, Johan. ‘Ze kwamen uit het zuiden’, in: Kunst & Cultuur, maart 1996, 38-42.
Recensies Anthonissen, Peter. ‘Liefde is een beetje sterven’, in: De Morgen, 11 maart 1998. Berghmans, Linda. ‘Vlijmscherpe decadentie bij Zuidelijk Toneel. Dora Van Der Groen regisseert ontluisterend portret van Engelse elite’, in: De Standaard, 28 februari 1994. Berghmans, Linda. ‘Phaedra van Zuidelijk Toneel ontroert niet. Gepolijste tragedie in regie van Dora van der Groen’, in: De Standaard, 28 maart 1995. Boost, Charles. ‘Een origineel Hollands drama. Dokter Pulder zaait Papavers, de grote verrassing van Arnhem’, in: De Groene Amsterdammer, 8 oktober 1975. Buckinx, P.G. ‘Shakespearehulde in de Parkschouwburg. Dora Van der groen als lady Macbeth’, in: Gazet van Antwerpen, 21 oktober 1964. Buijs, Marjan. ‘Dora van der Groen regisseerde Thyestes als een dwarse jonge meid. Huiveringwekkend spel van Elsie de Brauw in ritueel theaterstuk van Hugo Claus’, in: De Volkskrant, 10 december 1991. Burgt, Rita van der. ‘Actueel binnenschippersdrama in nieuwe reeks “Tussen wal en schip”’, in: De Nieuwe Gids, 12 maart 1977. Burgt, Rita van der. ‘Ben en Martha uit elkaar in “Tussen Wal en Schip”’, in: De Nieuwe Gids, 2 april 1977. De Feyter, Johan. ‘Dora Van der Groen als grillige tante’, in: De Standaard, 30 oktober 1985. Decreus, Freddy. ‘Dora van der Groen regisseerde “Thyestes” van Hugo Claus. “Omstrengeld als twee minnaars”.’, in: Documenta, 3, 1992, 189-214. Dejonghe, Huib. ‘Lanceloet: kultuur heerlijk gespeeld. Abel spel vanavond op BRT-TV’, in: De Gentenaar, 23 maart 1977. Dosogne, Ludo. ‘Zuidelijk Toneel brengt rauwe voorstelling’, in: Gazet van Antwerpen, 27 november 1995.
52 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
53 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
d o r a va n d e r g ro e n
Tordeur, Jean. ‘Pourquoi une comédienne flamande joue “Macbeth” en français au Parc’, in: Le Soir, 14 december 1964. Van den Eynde, Bart. ‘Dollen met ons cultuurgoed. Dora van der Groen ensceneert de “Abele Spelen”’, in: Etcetera, 41, 1993, 34-35. Van der Speeten, Geert. ‘Zuidelijk Toneel laat stijlen botsen in grillige “De Cenci”’, in: De Standaard, 30 oktober 1995. Van hemeldonck, J. ‘Ook in de middeleeuwen dronk men zich een stuk in de kraag van miserie en tandpijn. Dora van der Groen regisseert “Lanceloet van Denemarken”’, in: Het Laatste Nieuws, 16 december 1975. Van Gansbeke, Wim. ‘Nu neemt hier exempel aan. Zuidelijk Toneel schittert in “Abele Spelen”’, in: De Morgen, 13 januari 1993. Van Gansbeke, Wim. ‘De waardigheid vanzelfsprekend genegeerd. Dora van der Groen regisseert indrukwekkend “Decadence”’, in: De Morgen, 9 maart 1994. Vander Veken, Ingrid. ‘Dora van der Groen brengt met vijf jonge acteurs de middeleeuwse “Abele Spelen” tot leven. “Ik doe wat ik graag doe”’, in: Het Laatste Nieuws, 5 januari 1993. Vander Veken, Ingrid. ‘Passie als onstilbare jeuk. Dora van der Groen regisseert “Phaedra” van Hugo Claus’, in: Het Laatste Nieuws, 31 maart 1995.
54 / kritisch theater lexicon - 16 - december 1998
Dit is een uitgave van Vlaams Theater Instituut v.z.w. in samenwerking met de studierichtingen Theaterwetenschap van de vier Vlaamse universiteiten: U.I.Antwerpen, Universiteit Gent, K.U.Leuven, V.U.Brussel.
Hoofdredacteur Geert Opsomer Redactieraad Pol Arias, Annie Declerck, Ronald Geerts, Erwin Jans, Rudi Laermans, Kristel Marcoen, Klaas Tindemans, Frank Peeters, Luk Van den Dries, Marianne Van Kerkhoven, Jaak van Schoor Vormgeving Inge Ketelers Fotogravure en druk Cultura, Wetteren Oplage 500 ex.
Kritisch Theater Lexicon 16, Portret Dora van der Groen Auteurs Erwin Jans en Klaas Tindemans, m.m.v. Dries Moreels Theatrografie / Bibliografie Dries Moreels Correcties Griet Vandewalle Foto Portret Dora van der Groen Bart Michielsen Foto’s p. 27: Archief Dora van der Groen / p. 28: H. Vanhaelewyn, Het archief van de Koninklijke Muntschouwburg / p. 29: VRT-archief / p. 30: Herman Sorgeloos, Deen van Meer. Vlaams Theater Instituut v.z.w., Sainctelettesquare 19, 1000 Brussel, tel.: 02/201.09.06, fax: 02/203.02.05 e-mail:
[email protected] website: http://www.vti.be ISBN 90-74351-14-X — D/1998/4610/07 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Het Vlaams Theater Instituut is een centrum voor onderzoek, documentatie, advies en promotie van de podiumkunsten. Het Vlaams Theater Instituut wordt betoelaagd door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Cultuur en is gesponsord door de Nationale Loterij en Océ Belgium. Deze uitgave kwam tot stand met de steun van Het Theaterfestival v.z.w. © 1998 / Verantwoordelijke uitgever: Klaas Tindemans