Doe-het-zelven Waar gaat deze informatie over? De onderstaande tekst informeert u over de invloed die 'doe-het-zelven' kan hebben op de brandveiligheid in de woning en de directe omgeving. Verder wordt in de tekst behandelt, het brandgedrag en het brandveilig gebruik van doe-het-zelf-materialen.
1 Achtergrond 1.1 Brandveiligheid in de woning 1.2 Regelgeving brandveiligheid 1.3 Doe-het-zelven en brandveiligheid
2 Brandgedrag van doe-het-zelf-materialen 2.1 Brandwerendheid 2.2 Bijdrage tot brandvoortplanting 2.3 Rookontwikkeling
3 Doe-het-zelven met een brandveilig resultaat 3.1 Wanden 3.2 Vloeren en plafonds 3.3 Deuren 3.4 Ramen
Ten slotte
Aanvullende informatie
1 Achtergrond 1.1 Brandveiligheid in huis De brandveiligheid van uw woning hangt voor een groot deel af van de bouwmaterialen en constructies die er in zijn toegepast. En wanneer we het in deze brochure over 'materialen' hebben, bedoelen we alle materialen die gebruikt kunnen worden voor constructies en voor het afwerken of bekleden ervan. Vaak spelen deze materialen bij brand een belangrijke rol. Bouwmaterialen en constructies kunnen een brand weren. Deze eigenschap wordt aangeduid met 'brandwerendheid'. Brandwerendheid wordt meestal uitgedrukt in het aantal minuten dat een brand door het desbetreffende materiaal kan worden tegengehouden. Ook kunnen materialen van invloed zijn op de snelheid waarmee een brand zich uitbreidt. Deze eigenschap heet 'de bijdrage tot brandvoortplanting'. Ten slotte is de hoeveelheid rook die materialen bij brand ontwikkelen van belang. Een (zeer) sterke rookontwikkeling beperkt snel het zicht en bemoeilijkt daardoor het vluchten. Bovendien is de kans op bedwelming groot.
1.2 Regelgeving brandveiligheid De regelgeving op het gebied van de brandveiligheid van woningen is nogal ingewikkeld. De voorschriften voor het brandveilig bouwen of verbouwen van woningen staan in het Bouwbesluit (1992). Deze voorschriften hebben onder meer betrekking op: De brandeigenschappen van de materialen en constructies die toegepast worden, te weten de bijdrage aan brandvoortplanting, rookproduktie en brandwerendheid. De vluchtmogelijkheden bij brand. De brandveiligheid van stookplaatsen. Om te bepalen of materialen en constructies aan deze voorschriften voldoen, wordt onder meer verwezen naar een set Nederlandse normen. In de brochure 'brandveiligheid woningen en woongebouwen', uitgegeven door het Ministerie van VROM, wordt de complexe regelgeving samengevoegd tot een toegankelijke set voorschriften. De gemeentelijke afdeling Bouwen Wonen en de brandweer zijn op de hoogte van alle voorschriften die gelden op het gebied van brandveiligheid van de woning. Wanneer u van plan bent uw huis op te knappen of te verbouwen, is het verstandig uw (bouw)plannen aan hen voor te leggen. Zij kunnen u zeggen of voor uw verbouwing een vergunning- of meldingplicht bestaat.
1.3 Doe-het-zelven en brandveiliheid
Wanneer u uw huis gaat opknappen of verbouwen mag dit niet tot gevolg hebben dat de brandveiligheid vermindert. Dus moet u goed letten op de brandeigenschappen van de materialen en constructies die u wilt toepassen. Sta er bijvoorbeeld eens bij stil dat door het verwijderen van deuren of tussenwanden, waardoor een keuken of (woon)kamer in open verbinding komen te staan met de gang of het trappenhuis, brand en rook zich vanuit die keuken of woonkamer snel door de gehele woning kunnen verspreiden. Brandwerendheid, de bijdrage tot brandvoortplanting, en rookontwikkeling zijn met name van groot belang als het gaat om de vluchtroute. Juist deze route moet zo lang mogelijk begaanbaar blijven bij brand, anders wordt het zeer moeilijk om aan de brand te ontkomen. Bij het doe-het-zelven bestaat het gevaar dat, bijvoorbeeld door het verwijderen van een wand of deur of het verkleinen van een raam, de ontvluchting bij brand in gevaar komt. Ook bij het in gebruik nemen van een bergzolder als slaapkamer kan de ontvluchting bij brand gemakkelijk tot problemen leiden.
2 Brandgedrag van doe-het-zelf-materialen In het volgende hoofdstuk gaan we nader in op de drie eerder genoemde eigenschappen: de brandwerendheid, de bijdrage tot brandvoortplanting, en de rookontwikkeling bij brand. We noemen in dit verband zowel geschikte als ongeschikte materialen. tabel 1 Geschikte produkten voor niet-dragende scheidingswand en plafond onder houten vloer (dus met brandwerendheid 20 minuten) Produktgroep
Scheidingswand minimum plaatdikte aan beide zijde
Plafond onder houten vloer* minimum plaatdikte
beperkingen
Gipskarton
10
10
Gipsvezelplaat
10
10
bij voorkeur met glasvezelwapening
Silicaatplaat
8
6
Multiplex
10
10
Spaanplaat
10
8
Meubelpaneel
10
8
* geldt niet voor woningscheidende vloer
ALLEEN soorten met hardhouten toplaag (meranti, eiken) ALLEEN soorten met persing boven 560 kg/m³ ALLEEN soorten met hardplastic of hardhouten toplaag
2.1 Brandwerendheid De brandwerendheid, eigenlijk "weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag", is vooral van belang bij scheidingswanden, deuren, ramen en plafonds. Voor binnenwanden is de brandwerendheid in principe 20 minuten. In tabel 1 zijn verschillende brandveilige materiaalsoorten vermeld die geschikt zijn voor een niet-dragende scheidingswand en voor een plafond onder een houten vloer. Daarbij is de plaatdikte (in mm) aangegeven die nodig is voor 20 minuten brandwerendheid. In tabel 2 zijn de materialen vermeld die niet geschikt zijn.
tabel 2 Produkten niet aan te raden voor scheidingswand en plafond Produktgroep
Reden van ongeschiktheid
Hardboard
Gemakkelijk brandbaar
Houtvezelcement plaat
Snelle branddoorslag door porositeit
Multiplex van naaldhout, zoals vure, grenen, red cedar
Gemakkelijk brandbaar
Schroten van alle houtsoorten
Snelle branddoorslag door opentrekken van naden
Spaanplaat
Soorten met persing beneden 560 kg /m³ gemakkelijk brandbaar
Zachtboard PS hardschuim wand- of plafondplaten PUR hardschuim wand- of plafondplaten Hard PVC schroten, panelen
Gemakkelijk brandbaar Smelt en verbrandt snel, dan branddoorslag
Verkoolt en scheurt snel, dan branddoorslag
Snelle branddoorslag door opentrekken van naden.
2.2 Bijdrage tot brandvoortplanting De mate waarin de verschillende materialen bijdragen tot brandvoortplanting wrod uitgedrukt in vijf klassen. Materialen van klasse 1 zijn het meest brandveilig, die van klasse 5 het minst. Als er brand ontstaat, is het van belang dat deze zich niet snel uitbreidt. Om die reden moeten de materialen waarmee wanden en plafonds zijn bekleed tenminste tot klasse 4 behoren. Met name de vluchtroute moet voldoende lang begaanbaar blijven. Daarom is het
van groot belang dat de materialen die aan wanden en plafond van de vluchtroute zijn toegepast, aan hogere eisen voldoen, namelijk behoren tot klasse 2. Gaat u materialen vervangen, dan is het aan te bevelen om materialen te gebruiken die tenminste tot die klasse 2 behoren. In tabel 3 worden materialen genoemd voor plafond- of wandbekleding die in het algemeen voldoende brandveilig zijn. In tabel 4 worden materialen genoemd die door hun brandgedrag in het algemeen niet aan te raden zijn voor bekleding van wanden en plafonds in vluchtroutes. Voor vloeren geldt een andere klasse-indeling, namelijk de klasse T1, T2 en T3. Deze klassen betekenen: T1 Hoogste klasse van brandveiligheid. De vloer (met of zonder vloerbedekking) is niet makkelijk ontvlambaar én het vuur zal zich niet snel uitbreiden in horizontale richting; geschikt voor toepassing in ruimtes met een verhoogd brandrisico. T2 Niet makkelijk ontvlambaar. Geschikt voor toepassing in de woning met een iets hoger brandrisico, bijvoorbeeld waar gerookt wordt, of met een open haard. Het geeft aan dat de vloerbedekking niet gemakkelijk vlam vat bij ontsteking door een kleine ontstekingsbron, zoals een brandende lucifer. T3 Lichtste klasse van brandveiligheid. Niet makkelijk ontvlambaar, maar getest volgens een minder zware test dan T2 vloerbedekking. Geschikt voor toepassing in de woning. De meeste vloeren, inclusief de eventuele afwerklaag en de vloerbedekking, moeten voldoen aan klasse T3. Op trappen wordt materiaal van een zwaardere klasse T1 geadviseerd. tabel 3 Geschikte produkten voor plafond- of wandbekleding Produktgroep
Klasse van brandvoortplanting
Rook ontwikkeling
Beperkingen van toepassing
(NEN 6065) Gipskartonplaat
1-2
zwak
Gipsvezel plaat
1-2
zwak
Silicaat plaat
1-2
zwak
Hardhout schroten, panelen b.v. eiken, meranti, paranapine
3
matig
2
matig
Schroten alleen op steenachtige ondergrond
Niet met rug van
Zwaar hardhouten, schroten, panelen b.v. afzelia, emrbau, teak Houtvezelcement-
Alleen asbestvrije soorten Schroten alleen op steenachtige ondergrond
plaat Meubelpaneel
Spaanplaat
Glaswol steenwol met toplaag
Hardplastic (melamine) decoratieplaat PIR (polyisocyanuraat) hardschuimplaat PUR (polyurethaan) hardschuimplaat
1
zwak
PS schuim
2-3
sterk
Alleen soorten met hardplastic (melamine) toplaag
2-3
matig
1-3
2
2
2
matig
matig tot sterk
sterk
matig
Schroten of panelen van PVC (polyvinylchloride)
1-2
Alleen soorten met persing >560 kg/m³ Bij voorkeur met ontbrandbare toplaag
Over het gehele oppervlak lijmen Alleen soorten met onbrandbare toplaag Alleen soorten met brandvertragende middelen en onbrandbare toplaag Niet in een vluchtweg vanwege teveel rook
sterk tot zeer sterk
tabel 4 Produkten niet aan te raden als plafond- of wandbekleding Produktgroep
Klasse van brandvoortplanting (NEN 6065)
Rook ontwikkeling
Beperkingen van toepassing
Hardboard
4
matig tot sterk
Gemakkelijk brandbaar
Kurk
5
sterk
Brandgevaarlijk
Naaldhout, schroten, panelen b.v. vure-grenen,
4
matig
Gemakkelijk brandbaar.
red cedar
4
matig
Met persing beneden 560kg/m³ Gemakkelijk brandbaar
4
matig
4
zwak
Spaanplaat
Zachtboard Acrylaat
Polycarbonaat
PS (polystyreen hardschuim) idem met KOMO keur* PS (polystyreen) schuim onderbehang
2
zeer sterk
5
zeer sterk
2
sterk tot zeer sterk
4-5
matig
Gemakkelijk brandbaar Gemakkelijk brandbaar brandende druppels Brandende druppels en teveel rook Brandgevaarlijk Druppels en te veel rook brandgevaarlijk! (explosieve branduitbreiding)
Herkenbaar aan "* keurmerk op verpakking en rode streep op materiaal", dit soort is wel geschikt als spouwisolatie.
2.3 Rookontwikkeling Materialen met een zeer sterke rookontwikkeling bij brand kunnen beter niet worden toegepast, vooral niet in een vluchtroute. Materialen die bij brand veel (giftige) rook produceren zijn: hard en zacht PVC (polyvinylchloride), PS (polystyreen, ook wel genoemd tempex, styropor of piepschuim) en polycarbonaat (toegepast voor slagvaste beglazing). Zie tabel 3 en 4.
3 Doe-het-zelven met een brandveilig resultaat In dit hoofdstuk wordt voor enkele constructies (wanden, vloeren, plafonds, deuren en ramen) beschreven waar u bij het vernieuwen aan moet denken, dit met het oog op de brandveiligheid.
3.1 Wanden Dragende wanden Voor veranderingen aan dragende wanden is doorgaans een vergunning van de gemeentelijke afdeling Bouwen en Wonen. Steen en (gas)beton zijn onbrandbaar. Dragende wanden van dit materiaal zijn voldoende brandwerend en eenvoudig te bouwen. Andere materialen vereisen vaak speciale kennis en zijn daarom niet aan te bevelen zonder advies van Bouwen en Wonen. De materialen uit tabel 2 zijn zeker niet geschikt.
Niet-dragende wanden Gasbeton en gipsblokken zijn onbrandbaar en voldoende brandwerend voor niet-dragende scheidingswanden. Het gewicht kan echter soms te groot zijn. In dat geval kan de wand worden opgebouwd uit houten stijl- en regelwerk met aan weerszijden platen, zoals gipsplaat (type GKF) zonder, of (type GKF) met glasvezelwapening, gipsvezelplaat, silicaatplaat. Voor voldoende brandwerendheid bij deze wandconstructies moet u op een aantal dingen letten. Houten stijl- en regelwerk moet minstens een doorsnede van 44 x 32 mm hebben. Metalen regelwerk zal bij brand gloeiend heet worden en eerder zijn sterkte verliezen dan houten regelwerk. Voor beplating zijn de materialen en plaatdikten van tabel 1 geschikt; houd rekening met de tips in de kolom ' besprekingen'. De platen moeten met schroeven (of spijkers) aan het regelwerk bevestigd worden, zodat ze er bij brand niet snel af vallen. De naden tussen platen kunnen bij brand opentrekken, waardoor de brand snel door de wand heen dringt. Voorkom dit door achter de naden een extra strook plaat materiaal aan te brengen. Onbrandbare isolatiematerialen als glaswol of steenwol, geplaatst tussen de platen, verbeteren in het algemeen de brandwerendheid (en de geluidwering) van de wand. Er wordt echter vaak een bindmiddel toegevoegd om de vezels bijeen te houden. Dat bindmiddel is wel brandbaar, als vuistregel geldt: hoe stijver de plaat, des te meer bindmiddel zit erin. Ook de afwerklaag is vaak brandbaar (papier, wandbekleding, bitumen). Gebruik platen van minstens 30 mm dikte en bevestig ze goed aan het regelwerk, om uitzakken te voorkomen. Isolatiematerialen van kunststof (voor geluidwering) smelten of verkolen snel en dragen weinig bij aan de brandwerendheid van een lichte wand. Polystyreenschuim kan, eenmaal gesmolten, zelfs leiden tot een snelle uitbreiding van de brand. Zeker niet geschikt zijn de materialen genoemd in tabel 2.
3.2 Vloeren en plafonds Een vloer van een verdieping is tevens een deel van het plafond van de verdieping eronder. Dat betekent dat veranderingen aan een vloer of het onderliggende plafond invloed kunnen hebben op de brandwerendheid van de afscheiding tussen de twee verdiepingen. Verdiepingsvloeren binnen een woning waarop men moet kunnen lopen terwijl er onder een brand woedt, moeten een brand minstens 20 minuten kunnen weren. Een houten vloer zonder plafondmateriaal weert hooguit 8 tot 12 minuten de brand, omdat er snel kieren tussen de delen ontstaan. Houd u hiermee rekening bij het vernieuwen van plafonds. De daarvoor geschikte materialen staan in tabel 1. In tabel 2 staan bekende materialen die echter niet geschikt zijn. De reden van ongeschiktheid is acher elk materiaal aangegeven. In etagewoningen is de vloerconstructie (dit is een plafond samen met de daarboven gelegen vloer) tegelijk de scheiding met de woning van de bovenburen. Die mogen geen gevaar lopen als er bij u brand uitbreekt. Daarom moeten de vloerconstructie in een etagewoning een brand kunnen weren tot de brandweer de brand heeft geblust. Voor een dergelijke vloerconstructie is een brandwerendheid van 60 minuten aan te bevelen. Isolatiematerialen als glaswol of steenwol verbeteren in het algemeen de brandwerendheid. Aanwezig bindmiddel of een afwerklaag is vaak brandbaar (papier, wandbekleding, bitumen). Gebruik binnen één woning platen isolatie-materiaal van geschikt materiaal en minstens 30 mm dikte. Bij etagewoningen dienen de platen minstens 40 mm dik te zijn. Isolatiematerialen van kunststof dragen weinig bij aan de brandwerendheid van een houten vloerconstructie. Polystyreenschuim kan, eenmaal gesmolten, zelfs leiden tot een snelle uitbreiding van de brand. Zeker niet geschikt zijn de materialen genoemd in tabel 2.
3.3 Deuren Deuren binnen een woning die toegang geven tot de vluchtroute kunnen het beste een brandwerendheid van tenminste 20 minuten hebben. Gewone deuren van hardboard bezwijken al na circa 8 minuten. U kunt de brandwerendheid groter maken door aan de kamerzijde een plaat brandwerend materiaal (bijvoorbeeld silicaat of deflamiet) van minstens 6 mm aan te brengen. U kunt ook massieve deuren zonder ruiten monteren of deuren met een vulling van spaanplaat of vezelplaat. Eventuele 'bovenlichten', dat zijn ramen boven deuren, moeten dezelfde brandwerendheid hebben als de deur. Gewoon vensterglas is niet geschikt omdat het bij brand snel breekt. Gebruik hiervoor draadglas, dat is glas waar metaaldraad in verwerkt is (zie verder bij ramen). Vouw- en schuifdeuren hebben vrijwel geen brandwerendheid en sluiten slecht af. Die kunt u dus beter niet gebruiken. Vouwdeuren van zacht PVC zijn bovendien zeer brandbaar.
3.4 Ramen Gewoon glas zal bij brand snel springen. U kunt ramen in een binnenwand voldoende brandwerend maken door (spiegel)draadglas aan te brengen, dat met glaslatten in een houten kozijn bevestigd wordt. Draadglas houdt vlammen enige tijd tegen. Het laat wel hittestraling door. In steeds meer woningen wordt dubbelglas toegepast voor warmte- en geluidsisolatie. Zoals de naam aangeeft, bestaat dubbelglas uit twee glaslagen. Daartussen zit lucht. Deze luchtlaag verdeelt de druk die op de glasplaten wordt uitgeoefend. Daardoor is dubbelglas sterker dan gewoon glas. Een nadeel is dat dubbelglas vluchten bemoeilijkt; het is moeilijk stuk te krijgen. Wanneer een raam van dubbelglas nog de enige vluchtweg is, kunt u het beste een hoek uitkiezen om het glas kapot te slaan. Daar gaat het het makkelijkst. Voorzetruiten van acryl vatten gemakkelijk vlam. Ze zijn om die reden niet aan te raden in een vluchtweg. Bij voorzetramen moet u ook nagaan of ze ontvluchten via dat raam niet belemmeren.
Ten slotte Hier volgt een aantal aandachtspunten die van belang zijn voor de brandveiligheid bij het werken met doe-het-zelf materialen. Wanneer u wilt gaan verbouwen, en wel zodanig dat de constructie van de woning en daarmee de brandveiligheid verandert, meldt u dit aan de afdeling Bouwen en Wonen van de gemeente. Zij kunnen u meedelen of een vergunning vereist is. Let bij de aanschaf van materialen die u gebruikt voor het verbouwen of opknappen van uw woning op de brandveiligheid. U kunt de vakhandelaar hierover informatie vragen. Aan het uiterlijk van produkten kunt u niet zien of ze aan de brandveiligheidseisen voldoen. De klasse van bijdrage aan de brandvoortplanting wordt lang niet altijd op een produkt aangegeven. En daarbij: dit zegt nog niets over de rookontwikkeling bij brand. Houd vooral bij het aanbrengen van materialen langs de vluchtroute rekening met de brandveiligheid. Zoals al eerder opgemerkt: de vluchtroute moet zo lang mogelijk begaanbaar blijven om aan de brand te kunnen ontsnappen. Zonder het te beseffen werken doe-het-zelvers vaak met gevaarlijke stoffen. Denkt u aan bepaalde soorten verf, lijm, bestrijdingsmiddelen, soldeerwater, afbijtmiddelen en terpentine. De damp kan licht-ontvlambaar zijn en soms zelfs explosief. Een brandende sigaret, een waakvlam of zelfs een vonk (door het omzetten van een schakelaar of het aanslaan van een elektrisch apparaat) kan al genoeg zijn om een brand of een ontploffing te veroorzaken. Werkt u met licht ontvlambare stoffen, zorg dan dat er een emmer water of zand, een branddeken, een aangesloten tuinslang of een brandblusser bij de hand is. Asbest en spaanplaat, die in het verleden veel werden gebruikt in brandwerende constructies, blijken schadelijk te zijn voor de gezondheid. Door regelgeving is de produktie van en de handel in enkele van deze produkten aan banden gelegd. Alleen spaanplaat soorten met een hoge persing zijn geschikt voor toepassing in brandwerende constructies.
Asbest Sinds 1983 is het Asbestbesluit van kracht. Dit bepaalt dat uit produkten die asbest bevatten, bij normaal gebruik, geen asbeststof mag vrij komen. De zwevende stofdeeltjes van asbest kunnen kankerverwekkend zijn. Asbesthoudende produkten die u nu koopt, zoals asbestcement, geven dus bij normaal gebruik geen asbeststof af. Dat gebeurt echter wél als u gaat zagen of schuren! Gebruik daarom voor doe-het-zelf-werk geen asbesthoudende produkten. Het is ook niet nodig. Er zijn voor binnenwerk goede alternatieven. In oudere woningen kunnen nog gevaarlijke asbestproduken verwerkt zijn, zoals het isolatiemateriaal bij stookplaatsen en schoorstenen. het verwijderen daarvan kunt u het best over laten aan specialisten. Zij hebben daarvoor speciale apparatuur.
Spaanplaat Er zijn materialen die schadelijke gassen afgeven. het meest bekend is 'spaanplaatgas' (formaldehyde), dat hoofdpijn en irritatie van ogen, neus of keel kan veroorzaken. Daarom is de gasafgifte van spaanplaat aan wettelijke banden gelegd in het zogenaamde Spaanplaatbesluit van 1986. Spaanplaat dat u nu koopt mag dus geen aanleiding vormen voor klachten. De gasafgifte van spaanplaat dat al in de woning aanwezig is, kunt u flink verminderen met een dichte laag verf of hardplastic. Het formaldehydegas zit behalve in spaanplaat ook in lijm voor vloerbedekking en in ureumformaldehydeschuim voor spouwmuurisolatie.
AANVULLENDE INFORMATIE Meer informatie over dit onderwerp kunt u inwinnen bij de afdeling preventie van brandweer Alphen aan den Rijn. Telefoonnummer: 0172-481920