Geschiedenis voor de onderbouw
Docentenhandleiding vmbo-th
Auteurs Hans Bulthuis Eleonoor Geenen Mark Hagenaars Jessie Jongejans Frank Kerstjens Barbara Peters Redactie Wieke Schrover Judith Tadema
www.memo-malmberg.nl
Vierde editie Malmberg ’s-Hertogenbosch
© Malmberg ’s-Hertogenbosch, 2014 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave (met uitzondering van de bijlagen) mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Inhoud
Inleiding
4
A
Algemeen 1 Nieuw in de vierde editie 2 De componenten van Memo 3 Richtlijnen 4 Didactische uitgangspunten 5 Aan de slag met Memo 6 Bijlagen Bijlage 1 Leerroutes Bijlage 2 Tijdvakken, vaardigheden, kenmerkende aspecten en canonvensters Bijlage 3 Toetsleerlijn
5 6 8 9 12 14 16 16 17 19
B
Informatie per hoofdstuk Introductie: een spannend vak? 1 De tijd van jagers en boeren – Het ontstaan van beschavingen 2 De tijd van Grieken en Romeinen – De Grieken en Romeinen 3 De tijd van monniken en ridders – Vorsten, monniken en boeren 4 De tijd van steden en staten – Stedelingen, vorsten en de paus 5 De tijd van ontdekkers en hervormers – Een eeuw van grote veranderingen 6 De tijd van regenten en vorsten – De Gouden Eeuw
20 21 22 27 32 36 39 42
C
Werk- en antwoordenbladen
46
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
3
Inleiding Memo, de vertrouwde geschiedenismethode voor de onderbouw, is inmiddels aan haar vierde editie toe. Hoewel in essentie de structuur van de derde editie van Memo is gebleven, zijn er enkele in het oog springende veranderingen. De basisopzet van het handboek met een inleiding, een leertekst en bronnen is gehandhaafd. Uitgangspunt blijft dat elke paragraaf stof biedt voor een goedgevuld lesuur. Wel is er een aantal wijzigingen en/of verbeteringen aangebracht in handboek en werkboek. De opzet en de vormgeving van een basisparagraaf in het handboek zijn nieuw en in het werkboek is er meer aandacht voor verwerking en toepassing van de leerstof. Ook nieuw is de Memo Ontdekkingsplaat, de interactieve paragraafopener. Daarnaast zijn er nu één of twee grotere toepassingsopdrachten in het werkboek opgenomen die aansluiten bij de kern van de paragraaf. Hierdoor komt er minder nadruk te liggen op het beantwoorden van simpeler, enkelvoudige vragen en meer op het oefenen van grotere, complexere opdrachten, waarbij ook de vaardigheden uitgebreid aan bod komen. Ook de Afsluiting is ingrijpend veranderd en biedt meer mogelijkheden aan leerlingen om te oefenen aan het einde van het hoofdstuk. Memo beschikt bovendien over een nieuwe digitale omgeving. Deze docentenhandleiding bestaat uit drie delen. In deel A wordt uiteengezet hoe de methode is opgebouwd en op welke didactische uitgangspunten Memo is gebaseerd. In deel B vindt u informatie per hoofdstuk. Belangrijk zijn de praktische tips per paragraaf. Ze helpen u bij het structureren van uw lessen en geven aanvullende lessuggesties. In deel C vindt u de werk- en antwoordbladen waarnaar verwezen wordt in het werkboek. Wij wensen u en uw leerlingen veel plezier bij het werken met Memo, geschiedenis voor de onderbouw. De auteurs
4
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
A
Algemeen
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
5
1
Nieuw in de vierde editie
Bij de herziening van Memo heeft de handhaving van de heldere structuur voorop gestaan. De vormgeving van een basisparagraaf is echter wel ingrijpend gewijzigd. Voortaan bestaat een basisparagraaf uit drie pagina’s: een inleidende pagina, gevolgd door twee pagina’s leertekst en bronnen. De bronnen zijn consequent aan de bovenkant van een pagina geplaatst en de leertekst aan de onderzijde. De leerling stond centraal tijdens de ontwikkeling van de vierde editie. De vraag was: hoe kunnen we het vak geschiedenis leuk en spannend maken en tegelijk goed leerbaar en behapbaar? Om dat te bewerkstelligen, begint elke basisparagraaf met een interactieve ontdekkingsplaat (waarbij elk onderwerp visueel wordt gepresenteerd aan de hand van illustraties en animaties) en eindigt elke paragraaf met een toepassingsopdracht die daarbij aansluit. De aanpassingen van deze vierde editie worden hierna afzonderlijk toegelicht.
Indeling van het boek Elke editie heeft in elk leerjaar zes hoofdstukken. In leerjaar 1 worden zes tijdvakken behandeld in zes hoofdstukken, in leerjaar 2 gaat het om vier tijdvakken in zes hoofdstukken. Leerjaar 2 begint bovendien met een kort onderdeel dat de leerstof van leerjaar 1 samenvat.
Indeling per hoofdstuk De hoofdstukken waarin de tijdvakken worden behandeld, zijn niet wezenlijk anders opgezet dan in de derde editie. Elk hoofdstuk bestaat dan ook uit: – een oriëntatie; – een basisdeel; – een onderdeel Verdieping; – een afsluiting. Oriëntatie De Oriëntatie bestaat uit een krachtig beeld dat representatief is voor het tijdvak, en één of twee kaarten (eventueel een infographic) die leerlingen helpen bij de oriëntatie op het onderwerp van het hoofdstuk. In het werkboek wordt de vaardigheid geïntroduceerd die centraal staat in het hoofdstuk. Basis Een belangrijke verandering in het verwerken van de basisstof is de verandering in de opzet van het werkboek. De leerlingen beginnen met het onderdeel Intro, waarbij ze enkele opdrachten beantwoorden over de afbeelding waarmee een paragraaf begint. Daarna volgt het onderdeel Verwerking, met opdrachten die leerlingen door de basisstof loodsen. In tegenstelling tot de vorige editie worden daarbij niet noodzakelijk alle bronnen uit het handboek bevraagd en hebben de opdrachten een meer samenvattend karakter. Op die manier beantwoorden de leerlingen ook de vraag die aan het einde van de intro in het handboek wordt gesteld. Een paragraaf eindigt met één toepassingsopdracht die aansluit bij de intro. Een toepassingsopdracht is een grotere opdracht met nieuwe bronnen, waarin leerlingen de leerstof uit de basisstof toepassen. In de toepassingsopdrachten oefenen de leerlingen ook volop met de algemene en historische vaardigheden. Verdieping De Verdieping bestaat vooral uit boeiende onderwerpen uit een bepaald tijdvak, die niet aan bod komen in de basisstof, zoals de piramidebouw in Egypte, het volksvermaak in Rome en Floris V. Afsluiting Ook de opzet van de Afsluiting in handboek en werkboek is veranderd. Er is een aantal onderdelen toegevoegd. Behalve de bekende onderdelen ‘Wat je moet kennen en kunnen?’ en de begrippen zijn
6
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
er enkele bronnen en een tijdbalk opgenomen die de leerlingen kunnen gebruiken om een overzicht te krijgen van het hele hoofdstuk. Op die manier kunnen ze zich beter voorbereiden op de toets. In het werkboek wordt nog eens uitdrukkelijk de vaardigheid geoefend die centraal stond in het hoofdstuk. Verder oefenen de leerlingen in het onderdeel Chronologie met een aantal belangrijke gebeurtenissen en ontwikkelingen uit het hoofdstuk. De Afsluiting eindigt steeds met het onderdeel ‘Onze tijd: wat zie je terug van …’, waarin enkele opdrachten staan over de invloed van een tijdvak op latere tijden.
ICT Vanaf schooljaar 2014-2015 kunnen leerlingen digitaal lesstof verwerken en oefenen voor de toets. In de overzichtelijke inhoudsopgave zien uw leerlingen in één oogopslag hun voortgang. Het oefenen voor de toets is adaptief, dat wil zeggen dat de hoeveelheid vragen zich aanpast aan het aantal goede antwoorden die door de leerling gegeven zijn. Zo kan elke leerling op het eigen niveau oefenen. Via een dashboard ziet u welke oefeningen gemaakt zijn, welke vragen goed gemaakt zijn en welke niet, en welke leerlingen achterblijven en welke voorop lopen. Zo weet u precies hoe een klas/leerling er voor staat en kunt u uw aandacht verdelen daar waar u dat nodig vindt. Zoals al aangegeven zijn er bij elke paragraaf digitale Ontdekkingsplaten beschikbaar. Deze indrukwekkende platen vormen een belangrijk onderdeel van het digitale lesmateriaal. In elke paragraaf wordt het centrale thema visueel toegelicht met illustraties en animaties. De geschiedenis wordt zo voor de leerling tot leven gebracht, voordat ze verder gaan met het bestuderen van de stof. Toetsen zijn een belangrijk onderdeel van het leerproces. Het geeft u inzicht in de stand van zaken en waar u op moet bijsturen. Memo levert u zowel op papier als digitaal vernieuwde toetsen, voorzien van een toetsmatrijs volgens de taxonomie van Bloom en een toetsleerlijn. De digitale toetsen zijn beschikbaar via Quayn. De digitale omgeving zal elk jaar verder worden doorontwikkeld en uitgebreid.
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
7
2
De componenten van Memo
Memo, geschiedenis voor de onderbouw is een hedendaagse methode die bestaat uit verscheidene online en papieren componenten. Het meest zichtbaar zijn de papieren componenten: het handboek en het werkboek voor de leerlingen en het antwoordenboek voor de docent. Het handboek kent ook een digitale variant en het werkboek een interactieve variant. Naast handboek en werkboek is ook ICT een belangrijk onderdeel van de nieuwe Memo.
Handboek, werkboek en antwoordenboek Handboek en werkboek vormen feitelijk één geheel. De leerstof is opgenomen in het handboek, het werkboek bevat vragen en opdrachten, evenals aanvullende informatie die nodig is om de vragen en opdrachten te kunnen maken. In het handboek en werkboek zijn steeds onderling verwijzingen opgenomen (HB en WB). De manier waarop dat gebeurt, is uitgelegd op bladzijde 4 van het handboek. Het antwoordenboek is uitgevoerd in de vorm van een ingevuld werkboek.
www.memo-malmberg.nl Bij Memo onderbouw hoort een geheel nieuwe digitale omgeving. Het digitale lesmateriaal voor leerlingen bestaat uit: – een gedigitaliseerd handboek; – een interactief werkboek; – de Memo Ontdekkingsplaten met onder andere animaties en docu’s; – aanvullend remediërend oefenmateriaal per paragraaf; – oefeningen voor de eindtoets. Het digitale materiaal voor docenten bevat: – een uitgebreid dashboard; – digitaal lesmateriaal voor leerlingen; – docentenhandleidingen; – eindtoetsen; – antwoordenboeken.
8
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
3
Richtlijnen
Kerndoelen 1 De leerling verwerft een chronologisch referentiekader dat hij kan gebruiken om personen, gebeurtenissen en ontwikkelingen in de tijd te plaatsen. Wat doen we in Memo om dit doel te bereiken? Bij de keuze van de leerstof voor de diverse hoofdstukken is rekening gehouden met de tien tijdvakken met bijbehorende kenmerkende aspecten (zoals beschreven in het rapport van Commissie De Rooy). Ze zijn weergegeven in de volgende tabel. Tijdvak Tijd van jagers en boeren
Kenmerkende aspecten a levenswijze van jagers-verzamelaars b ontstaan van landbouw, landbouwsamenlevingen c ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Tijd van Grieken en Romeinen
a burgerschap en wetenschappelijk denken in de Griekse stadstaat b verspreiding van Grieks-Romeinse cultuur en confrontatie met Germaanse cultuur c christendom in Romeinse Rijk: van verboden tot enig toegestane godsdienst a verspreiding van christendom in Europa b ontstaan en verspreiding van de islam c hofstelsel en horigheid d verhouding tussen heer en vazal a opkomst van handel en ontstaan van steden b opkomst van stedelijke burgerij en toenemende zelfstandigheid van steden c begin van staatsvorming en centralisatie d strijd tussen kerk en staat a veranderend mens- en wereldbeeld in renaissance b begin van Europese overzeese expansie c reformatie en splitsing in de christelijke kerk d de opstand, en ontstaan van een onafhankelijke Nederlandse staat a de wetenschappelijke revolutie b ontstaan van handelskapitalisme en begin van wereldeconomie c burgerlijk bestuur, stedelijke cultuur in Nederland d het streven van vorsten naar absolute macht a slavenarbeid op plantages; opkomst abolitionisme b streven naar grondrechten en politieke invloed van burgerij in Franse en Bataafse revolutie c denken over staat en maatschappij in verlichting a ontstaan van parlementair stelsel, toename van volksinvloed b industriële revolutie en opkomst van emancipatiebewegingen c modern imperialisme d politiek-maatschappelijke stromingen: nationalisme, liberalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme a totalitair karakter van communistisch politiek systeem b economische wereldcrisis c racistisch en totalitair karakter van nationaalsocialisme d Duitse bezetting en Jodenvervolging a nationalistische bewegingen in koloniën, streven naar onafhankelijkheid b blokvorming tussen Oost en West, Koude Oorlog c sociaal-culturele veranderingen en toenemende pluriformiteit vanaf jaren zestig d Europese integratie
Tijd van monniken en ridders
Tijd van steden en staten
Tijd van ontdekkers en hervormers Tijd van regenten en vorsten
Tijd van pruiken en revoluties
Tijd van burgers en stoommachines
Tijd van wereldoorlogen
Tijd van televisie en computer
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
9
Memo hanteert de tien tijdvakken als chronologisch referentiekader. Het kader wordt genoemd in de nieuwe kerndoelen voor het leergebied mens en maatschappij en zijn (in uitgebreide versie) vanaf 2015 ook onderdeel van het CSE in de bovenbouw. Het kader richt zich vooral op gebeurtenissen en ontwikkelingen in de Nederlandse en Europese geschiedenis. Onderdelen van De canon van Nederland (2006) worden in Memo ingebed in het kader van tien tijdvakken. De tijdvakken en hun kenmerkende aspecten worden in leerjaar 1 en 2 behandeld. 2 De leerling verwerft historische en algemene vaardigheden die van belang zijn om een samenhangend chronologisch referentiekader op te bouwen en historisch te redeneren ten aanzien van verschijnselen en kwesties in heden en verleden. De historische vaardigheden die in Memo worden ontwikkeld, zijn in de tabel hierna gegeven. Historische vaardigheden in Memo 1 In de tijd plaatsen De leerling kan personen, bouwwerken, manieren van leven en denken, gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen in de tijd plaatsen: 1.1 relateren aan een historische verandering of gebeurtenis; 1.2 de juiste tijd aangeven: voor Christus – na Christus; tijdvak; periode (prehistorie, oudheid, middeleeuwen, Vroegmoderne tijd, moderne tijd); 1.3 relateren aan een samenlevingstype: samenleving van jagers en verzamelaars, landbouwsamenleving, landbouwstedelijke samenleving, industriële samenleving, informatiesamenleving. 2 Vergelijkingen maken De leerling kan vergelijkingen in de tijd maken: 2.1 aangeven of het in de tijd daarvoor anders of hetzelfde was; 2.2 aangeven wat er is veranderd, op welk gebied (politiek, economisch, sociaal, cultureel, godsdienstig), of het een grote of kleine verandering is, of de verandering geleidelijk verloopt of plotseling komt; 2.3 aangeven wat je nog kunt terugzien in onze tijd. 3 Verklaringen geven De leerling kan verklaringen geven voor historische verschijnselen: 3.1 de oorzaak van een gebeurtenis of verandering kunnen aangeven: de rol van personen of groepen aangeven; aangeven of er één of meer oorzaken zijn; of sommige oorzaken belangrijker zijn dan andere; 3.2 het gevolg van een gebeurtenis of verandering kunnen aangeven: aangeven of er één of meer gevolgen zijn. 4 Historische bronnen De leerling kan historische bronnen bestuderen om een vraag te bestuderen beantwoorden: 4.1 zich kunnen inleven in personen uit het verleden en daarbij rekening houden met de tijd en plaats van de persoon, de omstandigheden waarin de persoon leefde, de opvattingen van die tijd; 4.2 kunnen beoordelen of een bron betrouwbare informatie geeft: daarbij letten op wie de bron heeft gemaakt, of de persoon er zelf bij was of het van anderen heeft, of de bron feiten of vooral meningen geeft, of de maker partijdig is, of de maker misschien iets met de tekst of afbeelding wil bereiken. 5 Je eigen mening De leerling kan een eigen mening geven over gebeurtenissen en handelen geven van mensen in het verleden: 5.1 beoordelen of er voldoende informatie is om een mening te kunnen geven; 5.2 er rekening mee houden dat wat mensen in het verleden deden en dachten, te maken heeft met de tijd en situatie waarin zij leefden; 5.3 de eigen mening kunnen formuleren in een duidelijke zin; 5.4 de eigen mening met argumenten kunnen onderbouwen.
10
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
De algemene vaardigheden die in Memo aandacht krijgen, staan in het volgende overzicht. Algemene vaardigheden in Memo 1 Een eenvoudig onderzoek doen 2 Plannen en organiseren 3 Informatie verzamelen 4 Informatie beoordelen en verwerken 5 Schriftelijk presenteren 6 Mondeling presenteren 7 Samenwerken 8 Discussiëren 9 Reflecteren 10 Studeren
De canon van Nederland Ook in deze editie is ervoor gezorgd dat alle relevante canononderwerpen – dat wil zeggen: alle onderwerpen die onder geschiedenis vallen – in de methode zijn opgenomen. Er zijn echter wel verschillen in de hoeveelheid aandacht die de vensters hebben gekregen. De ruimte in het boek (en de lestijd) is namelijk beperkt. In veruit de meeste gevallen sluiten de vensters naadloos aan op de kenmerkende aspecten en hebben de vensters royaal aandacht gekregen. Uiteraard kunt u zelf besluiten dieper in te gaan op de betreffende vensters. In bijlage 2 is aangegeven in welke paragrafen de vensters zijn behandeld. De Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon geeft in haar rapport en 1 op de bijbehorende website zinvolle achtergrondinformatie en tal van lessuggesties.
Burgerschapsvorming Sinds 2006 zijn scholen verplicht om actief burgerschap te bevorderen. Belangrijke aspecten van burgerschapsvorming zijn de ontwikkeling van waarden, de bereidheid en vaardigheid om samen met anderen actief vorm te geven aan waarden en normen, en de ontwikkeling van vaardigheden als het geven van een eigen mening en kritisch denken. Voorbeelden van waarden zijn respect voor andere godsdiensten, levensovertuigingen, politieke gezindheden, rassen, geslachten en leeftijden, en waarden rond duurzaamheid, gelijkwaardigheid, rechtvaardigheid, solidariteit, tolerantie en veiligheid. Geschiedenis kan leerlingen zicht geven op de rol van burgers in de samenleving. Verder zijn multiperspectiviteit en inleving bij uitstek zaken die bij geschiedenis naar voren kunnen komen. Je eigen mening formuleren en beargumenteren, en kritisch omgaan met informatie en informatiebronnen zijn belangrijke historische vaardigheden, die in Memo dan ook consequent aandacht krijgen. Memo bevat toepassingsopdrachten waarin inleving of multiperspectiviteit centraal staat. Er is ook aandacht voor contrasterende perspectieven, en discussies over controversiële onderwerpen worden niet ontweken. Leerlingen worden aangespoord om te reflecteren op de waarden van mensen in het verleden en hun eigen waarden. Per hoofdstuk worden concrete tips gegeven hoe deze opdrachten in de klas ingeleid en besproken kunnen worden. De intentie van deze opdrachten is niet het overdragen of opleggen van bepaalde waarden, maar leerlingen aan te zetten om te reflecteren op eigen en andermans waarden.
1
www.entoen.nu; Entoen.nu. De canon van Nederland. Rapport van de Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon (Den Haag 2006; twee delen).
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
11
4
Didactische uitgangspunten
De didactiek van Memo is gericht op het verwerven, onthouden en kunnen gebruiken van een chronologisch kader. Daarbij gaat het niet om het leren van rijtjes jaartallen en feitelijke kennis. Het is de bedoeling dat de leerling het chronologisch kader leert gebruiken als instrument om historische en hedendaagse verschijnselen, personen en gebeurtenissen te kunnen plaatsen. Uitgangspunt is de indeling in de tien tijdvakken en de bijbehorende kenmerkende aspecten. In het specifieke deel van deze handleiding (deel B) vindt u een overzicht van de manier waarop de kenmerkende aspecten over de hoofdstukken en paragrafen van het eerste leerjaar zijn verdeeld. In leerjaar 2 worden de vier laatste tijdvakken (tijd van pruiken en revoluties, tijd van burgers en stoommachines, tijd van wereldoorlogen en tijd van televisie en computers) behandeld in één of twee hoofdstukken. In het handboek staat in de Afsluiting van elk hoofdstuk een tijdbalk van het betreffende tijdvak.
Actief leren en zelfstandig werken Het actief leren en zelfstandig werken wordt in Memo op een aantal manieren bevorderd. Didactische structuur: ontdekken, verwerken en toepassen In de basisparagrafen is de didactische structuur zodanig ingericht dat de leerlingen actief en zelfstandig kennis en vaardigheden kunnen verwerven. Ze beginnen met enkele opdrachten over een sprekende afbeelding in het handboek. Deze opdrachten leggen een bodem voor de leerstof in het onderdeel Verwerking. De werkwijze is geïnspireerd op de anchored instruction-theorie van John 2 Bransford. Ten slotte kunnen leerlingen in het onderdeel Toepassingsopdracht hun kennis en vaardigheden verdiepen in de vorm van een meer uitgebreide en complexere opdracht met nieuwe bronnen over het onderwerp van de paragraaf. Voor de betere, snellere leerling is in sommige basisparagrafen een tweede toepassingsopdracht opgenomen. Actief leren met concrete voorbeelden Een belangrijk didactisch uitgangspunt is daarom dat de hoofdstukken en paragrafen concreet beginnen. Zo opent elk hoofdstuk met een krachtige afbeelding en één of twee kaarten, die de leerling als het ware een tijdvak intrekken. Zo wordt een opstap gemaakt naar de onderwerpen die bij het betreffende tijdvak aan de orde zullen komen. Een basisparagraaf in het handboek begint steeds met een inleiding waarin een grote, spannende afbeelding met een korte toelichting centraal staat. Die afbeelding plaatst de leerling meteen midden in het onderwerp van de paragraaf. Zo’n afbeelding kan een kijkplaat, een historisch voorwerp of een geïllustreerde kaart zijn, waarbij verwondering oproepen bij de leerling voorop staat. Pas daarna wordt de stap gemaakt naar een meer algemene beschrijving van gebeurtenissen en ontwikkelingen in de leertekst. Helder gestructureerde opdrachten Elk deel van Memo bevat een aantal grotere en kleinere onderzoeksopdrachten. Daarbij hebben we de strakke opzet van het stappenplan voor een onderzoek uit eerdere edities losgelaten en oefenen de leerlingen dit soort vaardigheden op een meer impliciete manier. Zelf nakijken en evalueren Met het antwoordenboek kunnen leerlingen zelf hun werk nakijken. Als leerlingen met potlood schrijven, kunnen ze hun antwoorden gemakkelijk verbeteren. Er is altijd wel het gevaar dat leerlingen bij open vragen steeds hun antwoorden weggummen. U kunt afspreken dat ze niet meteen hun
2
Cognition and Technology Group at Vanderbilt (CTGV), ‘Anchored instruction and its relationship to situated cognition’, Educational researcher 19 (1990) 6, 2-10; idem, ‘Anchored instruction and situated cognition revisited’, Educational technology 33 (1993) 3, 52-70; M.S. Donovan en J.D. Bransford (eds.), How students learn. History, mathematics and science in the classroom (Washington 2005).
12
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
antwoord weghalen, maar dat eerst een klasgenoot of u het antwoord beoordeelt. U kunt leerlingen ook elkaars werk laten nakijken.
Leerbaarheid Een sterk punt van Memo blijft de leerbaarheid. De leertekst is zo geschreven dat hij voor leerlingen optimaal leerbaar is. Een belangrijk hulpmiddel zijn de verwerkingsvragen, die de leerlingen helpen bij het doorgronden van de leertekst. Daarnaast bevat iedere basisparagraaf één of twee grotere opdrachten waarin leerlingen het geleerde ook toepassen. Elke basisparagraaf bevat historische begrippen, die in de leertekst blauw gemarkeerd zijn. De definities van deze begrippen staan in de afsluiting van het hoofdstuk in het handboek. Met het remediërend oefenmateriaal per paragraaf kunnen leerlingen controleren of ze de leerteksten kennen.
Afwisseling en uitdaging Memo besteedt veel aandacht aan afwisseling in leervormen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de intro en de toepassingsopdrachten. Soms maken de leerlingen een kaart, een strip of een poster; het kan ook zijn dat ze een stelling betrekken in een discussie, zich verplaatsen in een historische persoon of een tekening of gedicht analyseren. In de toepassingsopdrachten wordt ook veelvuldig gebruikgemaakt van nieuwe bronnen, zodat leerlingen de inhoud van de leertekst leren toepassen op nieuw materiaal. Ook voor de verwerkingsvragen is afwisseling belangrijk. De leerling krijgt niet alleen open vragen voorgelegd, maar werkt ook met meer-uit-meervragen, doorstreepvragen, meerkeuzevragen, combinatievragen en ordeningsvragen.
Flexibiliteit Memo is zo opgezet dat u als docent optimale keuzevrijheid hebt. De basisstof wordt behandeld in dertig ‘basisparagrafen’. Elk hoofdstuk bevat ook een paragraaf die verdieping biedt. Deze paragrafen hebben een facultatief karakter. De keuzevrijheid wordt extra vergroot door een ruim aanbod van digitale componenten: het remediërend oefenmateriaal, het interactieve werkboek en de Memo Ontdekkingsplaat. Verder vindt u in deel B van deze docentenhandleiding talloze tips en suggesties om uw lessen meer diepgang te geven of eigen accenten te geven. Ten slotte staan in paragraaf 6 van dit deel en in deel B bij de afzonderlijke hoofdstukken aanwijzingen voor verschillende (lange en korte) leerroutes. Ook dat is een belangrijk hulpmiddel om uw onderwijs naar eigen inzicht vorm te geven.
Historische vaardigheden In Memo wordt uitgebreid aandacht geschonken aan het verwerven van historische vaardigheden als vergelijken, verklaren, kritisch lezen van bronnen en het vormen van een eigen mening. Een overzicht van alle historische vaardigheden staat achter in het handboek. In het eerste leerjaar wordt een begin gemaakt met het aanleren van deze vaardigheden. Per hoofdstuk staat één vaardigheid centraal. De toetsen bevatten ook vragen die de beheersing van historische vaardigheden meten.
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
13
5
Aan de slag met Memo
Ondanks de hoeveelheid componenten is werken met Memo niet ingewikkeld: de methode is zo geschreven, dat leerlingen er voor een groot deel zelfstandig mee kunnen werken. In essentie is de werkwijze uitgelegd in de paragrafen ‘Introductie’ en ‘Een spannend vak’ (blz. 4-7 van het handboek). U kunt ervoor kiezen deze ‘gebruiksaanwijzing’ met de leerlingen door te nemen, maar nodig is het niet: uit de praktijk blijkt dat leerlingen de werkwijze snel genoeg oppikken, mits u hen de eerste paragrafen goed begeleidt. Het introductiehoofdstuk biedt niet alleen een inhoudelijke inleiding in het vak geschiedenis, maar is ook bedoeld de leerling wegwijs te maken in Memo. In deze docentenhandleiding willen wij ‘Aan de slag met Memo’ aanvullen met enkele speciale aanwijzingen en tips waar u als docent uw voordeel mee kunt doen.
Opbouw van een basisparagraaf De basisparagrafen zijn gericht op het verwerven van een chronologisch referentiekader en historische vaardigheden. Alle kenmerkende aspecten, zoals ‘opkomst van handel en ontstaan van steden’ komen in deze paragrafen aan de orde. Een basisparagraaf biedt stof voor één lesuur en heeft de opbouw zoals in de tabel hierna is aangegeven. Opbouw van een basisparagraaf in Memo Intro handboek Een spannende beeldende inleiding op de kern van de paragraaf. Intro werkboek Leerlingen maken enkele opdrachten die hen meteen in de kern van de leerstof plaatsen. Leertekst Tekst in het handboek waarin de kern van de leerstof duidelijk wordt uitgelegd. Verwerken Vragen bij de leertekst in het werkboek. Toepassing Aan de hand van nieuwe bronnen passen leerlingen de leerstof toe in één of twee grotere opdrachten. In het handboek opent een paragraaf met een aansprekende afbeelding die is voorzien van een korte toelichting. Het kan daarbij gaan om een spannend voorwerp of een historische afbeelding, een mooie kaart of een gedetailleerde kijkplaat. Hiervan is ook een interactieve variant beschikbaar. In het werkboek maken de leerlingen enkele bijbehorende opdrachten. Vervolgens lezen de leerlingen de leertekst en maken de bijbehorende opdrachten van het onderdeel Verwerking in het werkboek. Die opdrachten hebben vooral een samenvattend karakter zodat leerlingen grip krijgen op de kern van de leertekst. Deze leertekst bevat de stof die de leerling voor een toets moet kennen en geeft een duidelijke beschrijving van de begrippen, personen, jaartallen en kenmerkende aspecten van de temporele (wanneer, duur, tempo) en causale relaties die relevant zijn. Belangrijke begrippen zijn blauw en vet gedrukt. Hierna gaan de leerlingen naar het onderdeel Toepassingsopdracht in het werkboek. Hier kunnen zij de leertekst en de daarin voorkomende begrippen toepassen op nieuwe bronnen. De opdrachten sluiten aan op de intro en ronden op die manier een paragraaf af. In dit onderdeel oefenen de leerlingen ook de historische vaardigheden.
Bespreking van de opdrachten U kunt als docent verschillende methoden kiezen om de opdrachten te bespreken, bijvoorbeeld: – integraal aan de hand van het antwoordenboek; – u kunt de leerlingen elkaars werk nakijken aan de hand van het antwoordenboek. U kunt zich ook beperken in de bespreking en bijvoorbeeld alleen de toepassingsopdracht en een enkele samenvattende verwerkingsopdracht klassikaal behandelen.
14
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
Opbouw van de paragrafen Verdieping en Afsluiting Verdieping In de verdiepingsparagraaf komen onderwerpen aan bod die buiten de basisstof vallen, maar onmiskenbaar beeldbepalend zijn voor een bepaald volk of periode, zoals de piramidebouw, schoolgaan in de klassieke oudheid of de belevenissen van Floris V. De werkvormen zijn activerend en gevarieerd. In het werkboek staan enkele opdrachten die leerlingen door de bronnen leiden. De paragraaf eindigt met een meer creatieve opdracht, zoals het ontwerpen van een telefoonhoesje of een uitspraak doen in een rechtszaak. Afsluiting In de afsluitingsparagraaf vinden leerlingen in het handboek het onderdeel ‘Wat je moet kennen en kunnen?’, de begrippen met bijbehorende definities, een tijdbalk met de voornaamste gebeurtenissen en ontwikkelingen uit de leerstof, en een aantal nieuwe bronnen. Deze onderdelen moeten hen helpen om grip te krijgen op de grote lijn van een hoofdstuk. Het werkboek bevat enkele standaardonderdelen die hen daarbij kunnen helpen. Eerst wordt nog eens geoefend met de vaardigheid die centraal stond in het hoofdstuk. Daarna volgt het onderdeel Chronologie waarin leerlingen oefenen met het plaatsen van belangrijke gebeurtenissen binnen of buiten het tijdvak. Het laatste onderdeel ‘De invloed van …’ laat leerlingen ontdekken welke elementen uit een bepaald tijdvak nog steeds een rol spelen in onze tijd.
Bronnen Memo maakt veel gebruik van bronnen, zowel beeld- als tekstbronnen. Daarnaast bevat Memo tabellen, grafieken en dergelijke, die ook van een bronnummer zijn voorzien. De bronnen zijn verspreid opgenomen in het handboek en het werkboek. In de verwijzing naar bronnen is dan ook steeds gespecificeerd of het gaat om een bron in het handboek (HB bron 5) of een bron in het werkboek (WB bron 5). Bronnen brengen de leerling in contact met het verleden. Maar zeker in dit eerste deel zijn veel tekstbronnen wel (sterk) gesimplificeerd, zodat leerlingen er zelfstandig mee kunnen werken. Sommige tekstbronnen hebben meer het karakter van kaderteksten met achtergrondinformatie. De bronnen hebben nadrukkelijk een ondersteunende functie en zijn in principe niet bedoeld als leerstof. De leerstof is duidelijk herkenbaar ondergebracht in de leertekst, de tijdbalk en de definities van de begrippen in de Afsluiting.
Leerroutes U kunt in Memo gemakkelijk verschillende leerroutes samenstellen zodat u beter kunt aansluiten bij de mogelijkheden en wensen van uw leerlingen en die van uzelf. Wij geven een advies voor: – een standaardleerroute (gemiddeld 80 lesuren); – een minimumleerroute (gemiddeld 56 lesuren); – een maximumleerroute (gemiddeld 90 lesuren). In bijlage 1 van paragraaf 6 van dit deel vindt u de verschillende leerroutes. In deel B worden de verschillende leerroutes per hoofdstuk gespecificeerd. Bij de behandeling van de basisstof gaan we uit van een gemiddeld lestempo van één paragraaf per lesuur. Dit is uiteraard een indicatie en sterk afhankelijk van uw stijl van lesgeven. De ervaring leert dan circa 10% van de lestijd verloren gaat aan lesuitval. We gaan daarom uit van een standaardleerroute van 80 lesuren voor een leerjaar.
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
15
6
Bijlagen
Bijlage 1 Leerroutes Standaardleerroute (80 lesuren) Hoofdstukken Een spannend vak De tijd van jagers en boeren – Het ontstaan van beschavingen De tijd van Grieken en Romeinen – De Grieken en Romeinen De tijd van monniken en ridders – Vorsten, monniken en boeren De tijd van steden en staten – Stedelingen, vorsten en de paus De tijd van ontdekkers en hervormers – Een eeuw van grote veranderingen De tijd van regenten en vorsten – De Gouden Eeuw Overige (toetsen, inhaallessen, enzovoort) Totaal leerjaar 1
Lesuren 2 11 11 11 11 11 12 80
Minimumleerroute (56 lesuren) Hoofdstukken Een spannend vak De tijd van jagers en boeren – Het ontstaan van beschavingen De tijd van Grieken en Romeinen – De Grieken en Romeinen De tijd van monniken en ridders – Vorsten, monniken en boeren De tijd van steden en staten – Stedelingen, vorsten en de paus De tijd van ontdekkers en hervormers – Een eeuw van grote veranderingen De tijd van regenten en vorsten – De Gouden Eeuw Overige (toetsen, inhaallessen, enzovoort) Totaal leerjaar 1
Lesuren 1 8 8 8 8 8 8 7 56
Maximumleerroute (90 lesuren) Hoofdstukken Een spannend vak De tijd van jagers en boeren – Het ontstaan van beschavingen De tijd van Grieken en Romeinen – De Grieken en Romeinen De tijd van monniken en ridders – Vorsten, monniken en boeren De tijd van steden en staten – Stedelingen, vorsten en de paus De tijd van ontdekkers en hervormers – Een eeuw van grote veranderingen De tijd van regenten en vorsten – De Gouden Eeuw Overige (toetsen, inhaallessen, enzovoort) Totaal leerjaar 1
16
Lesuren 2 13 13 13 13 13 13 10 90
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
Bijlage 2 Tijdvakken, vaardigheden, kenmerkende aspecten en canonvensters Hoofdstuk 1 Het ontstaan van beschavingen
2 De Grieken en Romeinen
Paragraaf 1 Oriëntatie
Kenmerkend aspect
2 Jagen en verzamelen in de steentijd 3 De landbouw komt op 4 Egypte en de Nijl
Jagers en verzamelaars
5 De Egyptische samenleving 6 Goden en mummies 7 Piramides en hunebedden 8 Afsluiting 1 Oriëntatie 2 Het leven in een Griekse stadstaat 3 Geloof en cultuur bij de Grieken 4 Het Romeinse Rijk
5 Romanisering
3 Vorsten, monniken en boeren
6 Het christendom in het Romeinse Rijk 7 Volksvermaak in Rome 8 Afsluiting 1 Oriëntatie 2 De Franken komen 3 Leven op het platteland 4 De verspreiding van het christendom 5 De islam in Europa 6 Trouw aan de heer 7 Symbolen in middeleeuwse kunst 8 Afsluiting
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
Vaardigheid* Bronnen bestuderen
Canonvenster
Overgang naar de landbouw Overgang naar de landbouw De eerste steden ontstaan
Hunebedden
Oorzaak en gevolg Burgerschap in de Griekse staat Griekse cultuur Romeinse Rijk: verspreiding van de GrieksRomeinse cultuur Romeinse Rijk: verspreiding van de GrieksRomeinse cultuur Ontstaan en verspreiding van het christendom
Veranderingen Hofstelsel en horigheid Verdere verspreiding van het christendom Ontstaan en verspreiding van de islam Verhouding heer en vazal
Willibrord
Karel de Grote
17
Hoofdstuk 4 Stedelingen, vorsten en de paus
5 Een eeuw van grote veranderingen
6 De Gouden Eeuw
Paragraaf 1 Oriëntatie 2 Oorlog in naam van god 3 Nieuwe steden gaan handeldrijven 4 De middeleeuwse stedeling 5 Alles draait om het geloof 6 Vorsten willen meer macht 7 Graaf Floris V van Holland 8 Afsluiting 1 Oriëntatie 2 De oudheid wordt opnieuw geboren 3 De ontdekkingsreizen 4 Problemen in de kerk 5 Problemen in de lage landen 6 Een langdurige strijd 7 De verovering van het Inca-rijk 8 Afsluiting 1 Oriëntatie 2 Handel over de hele wereld 3 Reizen naar de Oost en de West 4 De Gouden Eeuw
5 Burgers aan de macht 6 Vorsten met macht 7 Michiel de Ruyter, een held? 8 Afsluiting
Kenmerkend aspect
Vaardigheid* In de tijd plaatsen
Opkomst van handel en steden Steden krijgen meer zelfstandigheid
Canonvenster
De Hanze
Centraal bestuur en het ontstaan van staten; strijd tussen kerk en staat Floris V
Feit of mening Renaissance Ontdekkingsreizen De hervorming
De Beeldenstorm Willem van Oranje De Republiek
De opstand De opstand
Je inleven Er komt een wereldeconomie Er komt een wereldeconomie Wetenschappelijke evolutie
De Atlas Maior Beemster VOC Grachtengordel Rembrandt van Rijn Statenbijbel Spinoza
Burgerlijk bestuur Absolute vorsten Michiel de Ruyter
* De vaardigheid die in het hoofdstuk wordt behandeld, wordt ingeleid en geoefend in het onderdeel ‘Historisch denken’. Dit onderdeel, goed voor circa tien lesminuten, staat altijd aan het begin van een hoofdstuk in de oriëntatieparagraaf van het werkboek. De opdracht ‘Historisch denken’ heeft in principe een klassikaal karakter: de klas als geheel wisselt antwoorden of ideeën uit. In de paragrafen die volgen, wordt de betreffende historische vaardigheid steeds opnieuw geoefend en toegepast. Naarmate het leerjaar vordert, komen ook vaardigheden uit eerdere hoofdstukken weer aan bod. In leerjaar 2 worden de vaardigheden verder uitgebreid en wordt van de leerlingen een hoger niveau verwacht.
18
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
Bijlage 3 Toetsleerlijn
Bloom 1 hv 2 havo 3 havo
K 40% 30% 20%
I 50% 60% 60%
T 10% 10% 20%
1 vwo 2 vwo 3 vwo
30% 20% 20%
50% 55% 50%
20% 25% 30%
1 th 2t
60% 50%
30% 40%
10% 10%
1 bk(g) 2 bk(g)
80% 80%
20% 20%
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
19
B
20
Informatie per hoofdstuk
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
Introductie: een spannend vak? Met dit korte hoofdstuk begint het geschiedenisonderwijs op het voortgezet onderwijs. Het doel van deze introductie is tweevoudig. Allereerst maken de leerlingen op een spannende manier kennis met enkele basisbegrippen van het vak geschiedenis. Daarnaast laat de introductie zien wat de basisopzet van de methode is en uit welke onderdelen deze bestaat. Al doende leren de leerlingen hoe ze met de methode moeten omgaan. Precies zoals in een normale basisparagraaf beginnen de leerlingen met het onderdeel Intro, waarbij ze vragen beantwoorden bij de afbeelding waarmee de paragraaf begint. Hierna bestuderen de leerlingen de leertekst en maken in het werkboek de bijbehorende verwerkingsvragen van het onderdeel Verwerking. Ze leren daarbij tevens wat de functie is van de blauwgedrukte begrippen in het handboek. Het gaat om basisbegrippen als bron, geschiedenis en historicus. Leerlingen leren het verschil tussen geschreven en ongeschreven bronnen en wat het belang is van een chronologie. In de toepassingsopdrachten leren leerlingen werken met een tijdbalk.
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
21
1
De tijd van jagers en boeren – Het ontstaan van beschavingen
1.1
Inhoud van het hoofdstuk
Kenmerkende aspecten In de tijd van jagers en boeren (de periode tot ongeveer 3000 v.C.) worden in de basisparagrafen de volgende kenmerkende aspecten behandeld: – de levenswijze van jagers en verzamelaars; – het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen; – het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen. De oude geschiedenis van Egypte valt strikt genomen buiten het tijdvak. Toch hebben we ervoor gekozen Egypte in dit hoofdstuk een centrale plaats te geven; de Egyptische geschiedenis is immers een aansprekende illustratie van de kenmerkende aspecten van dit tijdvak. Daarbij wordt vooral in paragraaf 4 en 6 aandacht gegeven aan de culturele bijzonderheden van het oude Egypte. Historische vaardigheid De historische vaardigheid die in dit hoofdstuk wordt geïntroduceerd en geoefend, is hoe wij over geschiedenis leren. De kersverse scholieren in het voortgezet onderwijs verdiepen zich in de vraag wat historische bronnen zijn. Daarbij gaat de aandacht uit naar ongeschreven en geschreven bronnen en de rol van archeoloog en historicus bij de bestudering daarvan. In hoofdstuk 1 komt deze vaardigheid zo veel mogelijk terug in de basisparagrafen. Zowel in het handals werkboek wordt aan deze vaardigheid aandacht besteed. Verdieping De verdiepingsparagraaf gaat in op een van de meest aansprekende onderdelen van de Egyptische cultuur: de Egyptische goden en het maken van mummies.
1.2
Tips per paragraaf
1 Oriëntatie In de oriëntatie maken de leerlingen kennis met aspecten die belangrijk zijn in het vakgebied waarover wij hen iets leren. Het gaat onder meer over de verschillende soorten bronnen en de vragen die onderzoekers stellen over het verleden. Vraag 5, 6 en 7 gaan dieper in op de historische vaardigheid die in dit hoofdstuk centraal staat. De oriëntatie in handboek en werkboek kunt u op verschillende manieren behandelen: – U bespreekt de oriëntatie klassikaal aan de hand van de afbeelding en de tekst in het handboek. – De leerlingen beginnen met de oriëntatieopdrachten in het werkboek; het onderdeel eindigt met een klassikale bespreking. Zelfstandig werken zal bij de één wat gemakkelijker verlopen dan bij de ander. Dat heeft onder meer te maken met de werkwijze die de leerlingen vanuit de basisschool gewend zijn. 2 Jagen en verzamelen in de steentijd Intro De intro snijdt een thema aan dat bij veel leerlingen interesse opwekt. Kijkplaat en levensechte schetsen van de voorouders van de hedendaagse mens vormen een boeiende instap op een paragraaf, waarin de levenswijze van de jagers en verzamelaars centraal staat. Ervaring leert dat het gezamenlijk lezen van de introteksten en de leertekst – vooral in de eerste weken van het schooljaar – belangrijk is. Het helpt de leerlingen om intro- en leertekst op de juiste manier te gebruiken en hoofden bijzaken beter te onderscheiden. Verwerking De leerlingen kunnen de vragen individueel maken, maar de opdrachten lenen zich ook goed voor het werken in tweetallen. Al rondlopend door de klas kunt u leerlingen aanwijzingen geven.
22
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
Het is in de eerste paragrafen raadzaam om alle vragen met de leerlingen te bespreken. Aanwijzingen over de aanpak bij het verwerken van de opdrachten helpen om de komende hoofdstukken op de juiste wijze te bestuderen. Toepassingsopdracht Met behulp van een aantal bronnen doen de leerlingen in deze opdracht onderzoek naar het leven van de eerste mensen in de prehistorie. De taken die kinderen in de prehistorie ongetwijfeld dienden te verrichten, fungeren als uitgangspunt. Daarmee kunnen de leerlingen zich een beeld vormen over het leven van jagers en verzamelaars. De ‘survivaltechnieken’ in het schema bij vraag 15 kunt u met leuke voorbeelden uitleggen: er is op internet het nodige te vinden. 3 De landbouw komt op Intro Een huisdier in de prehistorie: betekende dat voor onze voorouders hetzelfde als voor ons tegenwoordig? Bron 1 in het handboek kunt u samen met de leerlingen als historische bron bekijken. De eerste vragen in het werkboek nodigen daartoe uit. U kunt de intro aanvullen met informatie over de inzet van waakhonden, blindengeleidehonden en honden die gebruikt worden om drugs op te sporen. De leerlingen kunnen deze voorbeelden ook zelf bedenken. Verwerking De leefstijl van jagers en verzamelaars wordt vergeleken met die van boeren. Voor- en nadelen moeten tegen elkaar worden afgewogen, voordat van de leerlingen wordt gevraagd om een keuze te maken voor een van de twee leefstijlen. Deze keuze sluit aan bij de inhoud van de paragraaf, waarin de overgang van jagen en verzamelen naar landbouw wordt behandeld. U kunt ervoor kiezen om bij vraag 10 enkele voorstanders van de leefstijl van de jager en enkele voorstanders van de leefstijl van de boeren naar voren te laten komen, om ‘hun’ leefstijl aan te prijzen bij de rest van de klas. Met behulp van de argumenten die ze voor ‘hun’ leefstijl hebben, kunnen ze dan proberen anderen te overtuigen. Leerlingen oefenen dan meteen met het zichzelf presenteren voor een groep. Vraag 9 en 11 gaan over de kern van de paragraaf. Toepassingsopdracht De intro vormde een leuk startpunt voor een kort klassengesprek over de inzet van dieren ter ondersteuning van de mens in heden en verleden. In de landbouw werden naast getemde dieren ook gefokte beesten belangrijk, maar niet alle dieren lieten zich onderwerpen. Voor een krokodil is dat begrijpelijk, maar een zebra liet zich ook niet temmen. Voor- en nadelen van het houden van dieren komen in deze opdracht naar voren. Dat sluit ook aan bij de verwerkingsvraag over de keuze voor het bestaan als jager-verzamelaar of als boer. Vraag 12 gaat over de vraag welke beesten vanwege hun melk, huiden en vlees als eerste in aanmerking kwamen voor de veeteelt. Vraag 13 en WB bron 3 gaan in op het verband tussen veeteelt en de komst van besmettelijke ziekten. In aanvulling hierop zou u de leerlingen kunnen herinneren aan de prikjes die hen beschermen tegen een aantal bedreigingen, zoals de DKTP-ziekten. Het vaccinatieprogramma bestaat nog niet zo lang, want dat kon pas in de twintigste eeuw ingevoerd worden. 4 Egypte en de Nijl Intro De intro gaat in op het belang van de Nijl voor Egypte. U kunt aan de hand van HB bron 1 de Nijl volgen op zijn tocht door de woestijn. Het verschil tussen Boven- en Beneden-Egypte laat zich daarbij goed uitleggen. De leerlingen maken een ontdekkingstocht langs de Aswandam, het Dal der Koningen, de koningssteden Thebe en Memphis, de piramides en de Delta. Verwerking Deze paragraaf laat de leerlingen nadenken over hoe de Egyptenaren het water van de Nijl op de akkers kregen. De leerlingen brengen de bevloeiing in kaart en laten zien dat ze het irrigatiesysteem begrijpen. De irrigatiewerken in Egypte kunt u vergelijken met het afwateringssysteem dat Nederland
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
23
kent. Slootjes, kanalen, sluizen en dijken zijn bij ons juist belangrijk bij het afvoeren van overtollig water. Vraag 4, 6 en 7 gaan in op het belang van de rivier de Nijl voor de Egyptenaren. Vraag 8 gaat in op de samenhang tussen de opkomst van de landbouw en allerlei uitvindingen. Toepassingsopdracht De uitvinding van het schrijven stond niet op zich. Het paste in de opkomst van een meer georganiseerde samenleving, waarin administratie van bezit en belasting steeds belangrijker werd. De opdracht vraagt van de leerlingen om zich te verplaatsten in de sandalen van een Egyptische leeftijdgenoot die het schrijven onder de knie moest krijgen. De meeste bronnen in deze paragraaf hebben te maken met het Egyptisch schrift. Het hiërogliefenschrift is met behulp van de Steen van Rosette ontcijferd. Het is interessant om de leerlingen te vertellen dat Champollion daarbij geholpen werd doordat hij op de steen namen van Egyptische heersers herkende. Die stonden in een soort ovaal geschreven. De opkomst van de Egyptologie heeft veel te maken met de ontdekking van Champollion. 5 De Egyptische samenleving Intro Naast de grafgift die de opening vormt van deze paragraaf, zijn er op internet meer modellen te bewonderen die afkomstig zijn uit het graf van Meketre. U kunt de leerlingen erop wijzen dat de grafgiften een belangrijke bron zijn voor het dagelijks leven en het geloof in een hiernamaals, maar ook veel vertellen over de sociale verhoudingen in het oude Egypte. De titel van de paragraaf heeft te maken met de sociale veranderingen in de Egyptische samenleving. Het model toont de aframmeling van een ondergeschikte van Meketre. Verwerking De opkomst van een bestuur en de sociale lagen worden in vraag 9 aan de orde gesteld. Bij vraag 7 kunt u wijzen op de belangrijke positie van de farao en zijn ambtenaren. Meketre was een van die hooggeplaatste bestuurders die de farao hielpen bij de strakke organisatie van de samenleving. De centraal gestuurde leiding hing samen met de jaarlijkse cyclus van voorbereiding op de overstroming van de Nijl, de teelt van landbouwgewassen en de inning van belastingen. Toepassingsopdracht Deze opdracht helpt de leerlingen kritisch naar de bronnen te kijken. Het is zinvol om deze vaardigheid met behulp van tekst- en beeldbronnen te oefenen. De rol die de farao moest vervullen in de Egyptische samenleving, als onoverwinnelijke heerser, speelt bij de beeldvorming een belangrijke rol. De mythevorming rond de farao’s kan dus niet alleen verklaard worden door te denken aan een te groot ego van de heerser. 6 Goden en mummies Intro Het openingsbeeld van deze paragraaf kunt u met de leerlingen als een strip lezen. Onderaan rechts beginnend, volgt de lezer het proces van mummificatie en bijzetting van de dode in het graf. De passage in de Historiën van Herodotus is uitgebreider en kunt u bij deze paragraaf prima gebruiken. Verwerking De Egyptische godsdienst, die in deze paragraaf een belangrijke plaats inneemt, zal veel leerlingen aanspreken. Wellicht kunt u ingaan op de verschillende Egyptische goden. In de verwerkingsvragen komen er natuurlijk enkele aan bod. De verering van allerlei dieren, waarvan ook mummies werden gemaakt, zou u als detail kunnen toevoegen. Het dodenboek dat Egyptische mummies meekregen, had veelal de vorm van een papyrusrol. Het is wellicht aardig om de leerlingen te vertellen dat zo’n dodenboek een soort reisgids was op de lange tocht naar het rijk van Osiris. In de vragen 3 en 12 wordt de kern van het geloof samengevat. Toepassingsopdracht Deze opdracht gaat over de ‘ketterkoning’ Echnaton, die met een deel van de Egyptische religieuze tradities brak. Door deze farao onder de loep te nemen, krijgen de leerlingen ook meer zicht op de bijzonderheden van de Egyptische godsdienst.
24
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
7 Piramides en hunebedden In deze paragraaf doen de leerlingen een klein onderzoekje naar de mysterieuze bouwgeschiedenis van de piramides en de hunebedden. Hoe de bouw verlopen is, wie het concept bedacht en hoe de bouw verliep, zijn vragen die onderzoekers nog steeds bezighouden. Ook hier komt de vraag weer naar voren in hoeverre bronnen ons kunnen helpen om de waarheid te achterhalen. U kunt de leerlingen erop wijzen dat de Egyptische bouwmeesters er waarschijnlijk voor kozen zo veel mogelijk geheim te houden. We hebben vrijwel geen schriftelijke bronnen. De hunebedden werden gebouwd door een samenleving die het schrift niet kende. Vraag 3 en 4 gaan over deze kwestie. Een tweede aandachtspunt in het onderzoek betreft de vraag wie de piramides gebouwd heeft. Herodotus kwam zo ongeveer tweeduizend jaar na de bouw van de piramides in Egypte. De leerlingen kunnen concluderen dat zijn veroordeling (WB bron 3) op drijfzand gebouwd is. Ook hier is een kritische benadering van de bronnen een vaardigheid waar leerlingen mee kunnen oefenen. 8 Afsluiting Het hoofdstuk wordt afgesloten met een opsomming van de begrippen en ‘Wat moet je kennen en kunnen’ in het handboek. De tijdbalk zet de belangrijkste ontwikkelingen die in het hoofdstuk aan bod kwamen, nog eens op een rijtje. In het werkboek oefenen de leerlingen uitgebreid met de vaardigheid ‘bronnen bestuderen’, die in dit hoofdstuk centraal staat.
1.3
Achtergrondinformatie
Literatuur voor de docent – W. Blockmans en H. Pleij, Plaatsen van herinnering. Nederland van prehistorie tot Beeldenstorm (Amsterdam 2007). – G. Burenhult (red.), Mensen in de steentijd. Jagers-verzamelaars en eerste boeren 10 000 tot 2000 v.C. (Utrecht 1994). – B.M. Fagan, De zeventig beroemdste uitvindingen van de Oudheid (Bussum 2004). – J. Fletcher, Het Oude Egypte. Leven, mythen en kunst (Baarn 2000). – M.A. Geru, Het Egyptische dodenboek (Deventer 1991). – E. van Ginkel en L. Verhart, Onder onze voeten ( Amsterdam 2009). – E. van Ginkel, S. Jager en W. van der Sanden, Hunebedden. Monumenten van een Steentijdcultuur (Abcoude 2005). – R. en R. Hagen, Egypte. Mensen – goden – farao’s (Keulen 2002). – L.P. Louwe Kooijmans (red.), Nederland in de prehistorie (Amsterdam 2005). – B. Manley, De zeventig beroemdste mysteries van het Oude Egypte (Bussum 2003). – H. Owusu, Egyptische symbolen (Soest 1999). – M. Reynders, Onder het oog van de zonnegod. 3000 jaar Oud-Egyptische beschaving (Leuven 2003). – R. Schulz en M. Seidel, Egypte (Groningen 2007). – J. Tyldesley, Egypte. Het verhaal van een oude beschaving door de ogen van haar ontdekkers (Amsterdam 2006). Literatuur voor de leerling (en docent) – L. De Gieter, Papyrus (Antwerpen, z.j.). In deze meerdelige stripserie krijgen de leerlingen een goed beeld van het leven in het Oude Egypte. – J. Martin, De reizen van Alex. Egypte 1 + 2 (Brussel 2003). – F. Le Roux en R. Wijtsma, Arin en het volk van de Hunebedbouwers. De gebroken beker (Meppel 2000). – F. Le Roux en R. Wijtsma, Arin en het volk van de Hunebedbouwers. De huilende steen (Meppel 2005). – N. Morris, Zo leefde men in het Oude Egypte (Amsterdam 2002). Musea – Archeon (Alphen aan den Rijn), themapark, www.archeon.nl. – Historisch Openluchtmuseum (Eindhoven), www.historisch-openluchtmuseum-eindhoven.nl. Het Historisch Openluchtmuseum laat leerlingen kennismaken met het leven van onze voorouders uit de ijzertijd (750-50 v.Chr.) en uit de middeleeuwen (500-1600 n.Chr.).
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
25
– Hunebedcentrum (Borger), www.hunebedcentrum.nl. In het hunebedcentrum, naast het grootste hunebed van Nederland, krijg je een beeld van het leven van de hunebedbouwers in Drenthe. Mooi opgezette tentoonstelling! – Rijksmuseum van Oudheden (Leiden), www.rmo.nl. Het RMO heeft een prachtige tentoonstelling, waarin veel ruimte is gereserveerd voor het oude Egypte. Zo zijn er onder andere verschillende mummiekisten te zien. In de entree van het museum staat een echte Egyptische tempel. Het museum toont ook archeologische vondsten uit Nederland, evenals voorwerpen uit de geschiedenis van het nabije oosten, Griekenland en het Romeinse Rijk. Op verzoek worden ook films vertoond. Het museum beschikt over educatief materiaal om een bezoek met school goed te laten verlopen. – Er zijn tal van regionale musea die de vroegste geschiedenis van ons land belichten. Een voorbeeld hiervan is het Drents Museum in Assen, www.drentsmuseum.nl. In dit museum is veel aandacht voor de geschiedenis van de eerste boeren in ons land. Ook de oudste boot ter wereld is er te bewonderen. Educatief materiaal is beschikbaar. Video, cd-rom en dvd – Walking with cavemen. Het gedramatiseerde verhaal van de menselijke evolutie, op een revolutionaire manier verteld met computerbeelden. Er is te zien hoe onze voorouders hun prooi opjoegen… of werden opgejaagd als prooi. – Piramiden. Het eerste wereldwonder (BBC). Geeft veel informatie over de bouw van piramiden. – Nederland in de prehistorie (Stichting Teleac/NOT). In deze schooltelevisieserie wordt de vroegste geschiedenis van ons land behandeld. Door middel van vondsten, reconstructies en theorieën laat de serie zien hoe Nederland er toen uitzag en hoe de mensen leefden.
26
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
2
De tijd van Grieken en Romeinen – De Grieken en Romeinen
2.1
Inhoud van het hoofdstuk
Kenmerkende aspecten De tijd van Grieken en Romeinen (traditioneel ‘de klassieke Oudheid’, 3000 v.C.-500 n.C.) wordt in één hoofdstuk behandeld. In dit hoofdstuk worden de volgende kenmerkende aspecten behandeld: – de verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur en de confrontatie met de Germaanse cultuur; – burgerschap en wetenschappelijk denken in de Griekse stadstaat; – christendom in het Romeinse Rijk: van verboden tot enig toegestane godsdienst. Historische vaardigheid De historische vaardigheid die in dit hoofdstuk centraal staat, is het werken met de begrippen oorzaak en gevolg. Leerlingen leren in Memo dat historici graag een antwoord willen hebben op de vraag waarom iets gebeurde (oorzaak) en wat er volgt na een gebeurtenis (gevolg). Verdieping De verdiepingsparagraaf gaat over volksvermaak in Rome. Aan de hand van bronnen wordt onderzoek gedaan naar de vraag: hoe vermaakten de Romeinen zich?
2.2
Tips per paragraaf
1 Oriëntatie De oriëntatie in handboek en werkboek kunt u op verschillende manieren behandelen: – U bespreekt de oriëntatie klassikaal aan de hand van de afbeelding en de tekst in het handboek. U kunt misschien iets over de godin Diana vertellen of voorlezen aan de klas. Ze is het evenbeeld van de Griekse godin Artemis, en haar favoriete wapens zijn de pijl en boog. Ze wordt vaak afgebeeld met een hert, omdat ze veel van dat beestje houdt. – Vervolgens kunt u ingaan op de historische vaardigheid die, aan de hand van de overname van de Griekse cultuur door de Romeinen, in het werkboek wordt behandeld. Namelijk dat historici graag een antwoord willen op de vraag waarom iets gebeurde (de oorzaak) en wat de gevolgen daarvan waren. – De leerlingen beginnen met de oriëntatieopdrachten in het werkboek; het onderdeel eindigt met een klassikale bespreking. 2 Het leven in een Griekse stadstaat Intro Leerlingen onderzoeken een kijkplaat waarop de Akropolis, de agora en de Pnyx staan afgebeeld. In de introvraag kijken ze voor welk onderdeel van de samenleving (bestuur, geloof, handel, enzovoort) de verschillende plekken van belang waren. Verwerking De vragen volgen de stof die onder de kopjes Stadstaten, Ongelijkheid en Dagelijks leven in het handboek wordt behandeld. De nadruk bij de vragen ligt echter op de ongelijkheid in de Griekse samenleving en vooral het bestaan van slaven daarin. Toepassingsopdracht Leerlingen onderzoeken de verschillen en overeenkomsten tussen de Nederlandse en Atheense democratie aan de hand van twee bronnen. De eerste gaat over de Athene, de andere over Nederland. Centrale thema is dat de Atheense democratie volgens Nederlandse begrippen helemaal geen democratie is (vraag 12 en 13). Deze opdracht is zeer geschikt om in groepjes uit te laten voeren of om er klassikaal over te discussiëren.
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
27
3 Geloof en cultuur bij de Grieken Intro Leerlingen zien in het handboek een beeldverhaal op de onderkant van een voorraadpot (lekane) uit ongeveer 550 voor Christus. Te zien is een processie voor de godin Athene. In totaal zijn zeven ‘gebeurtenissen’ uit het beeldverhaal uitvergroot en genummerd. In het werkboek maken de leerlingen een combinatie tussen de nummers (1 tot en met 7) en de gegeven omschrijvingen. Op deze manier maken ze kennis met de Griekse godenwereld. Verwerking Vraag 4 gaat over de relatie van de Griekse goden met de natuur, vraag 6 en 7 over de relatie van de Griekse goden met de mensen. Daarna behandelen vraag 8 tot en met 12 de Griekse cultuur in meer enge zin (Olympische Spelen, wetenschap, filosofie en de kunst). In vraag 12 moeten leerlingen die onderdelen van de cultuur weten te benoemen. Toepassingsopdracht In deze opdracht onderzoeken en achterhalen de leerlingen de betekenis van een godenverhaal. Het gaat over het verhaal van Demeter en Persephone aan de hand waarvan het ontstaan van de seizoenen verklaard wordt. 4 Het Romeinse Rijk Intro De intro gaat over de Romeinse soldaat. Hoe zag zijn uniform eruit en welke rol speelde hij bij de verovering van een groot rijk? Dit sluit aan bij de vraag van deze paragraaf: hoe lukte het de Romeinen een groot rijk te veroveren en te besturen? Verwerking De opdrachten behandelen de inhoud van de paragraaf. In vraag 12 komt de historische vaardigheid van dit hoofdstuk weer aan bod (oorzaak en gevolg). Toepassingsopdracht Dit is een creatieve opdracht waarbij de leerlingen een slag tussen Julius Caesar en Vercingetorix bij Alesia op papier moeten reconstrueren. Zo ontdekken ze hoe de Romeinen te werk gingen in hun (militaire) strategie. De leerlingen lezen hiervoor drie bronnen en krijgen een werkblad. 5 Romanisering Intro Bij deze paragraaf starten de leerlingen met een kijkplaat van een landgoed van een rijke Romein. Het luxeleven van de rijken staat hierbij centraal. Het is de opmaat voor de kern van de paragraaf die gaat over het functioneren van de Romeinse samenleving in de tijd van de Republiek. Het leven op het platteland wordt vergeleken met het leven in de stad. Verwerking De opdrachten dragen concrete voorbeelden van romanisering in heden en verleden aan. Centraal staan daarbij de begrippen: klassieke cultuur, Romeinse cultuur, romanisering, polytheïsme en Romeins recht. Toepassingsopdracht De leerlingen krijgen het raadsel voorgeschoteld van de ‘gouden’ helm in de Peel. Aan de hand van drie bronnen en twee vragen onderzoeken ze hoe de helm en andere delen van de Romeinse schat (munten, stukjes leer, belletjes van een paardentuig en een gesp) in de Peel terechtkwamen. 6 Het christendom in het Romeinse Rijk Intro De ontdekkingsopdracht gaat in op de functie van de catacomben in Rome, waar de eerste christenen in het geheim werden begraven. Het laat goed de ontwikkeling van het christendom zien: van een vervolgde godsdienst tot de latere staatsgodsdienst in de vierde eeuw.
28
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
Verwerking Vraag 9 en 10 lenen zich goed om klassikaal te bespreken. Vraag 9 gaat over de geboden in de Bijbel en vraag 10 over de motieven van de Romeinen de christenen te vervolgen. Toepassingsopdracht In deze opdracht doen leerlingen onderzoek naar de mening van keizer Trajanus over het christendom. De beroemde briefwisseling tussen Plinius de Jongere en de Romeinse keizer Trajanus over christenvervolgingen vormt het uitgangspunt. 7 Volksvermaak in Rome In deze paragraaf doen leerlingen onderzoek naar het volksvermaak in Rome. De gladiatorengevechten in het Colosseum worden vergeleken met de wagenrennen in het Circus Maximus. Leerlingen krijgen meer inzicht in de motieven van het organiseren van dit soort volksvermaak en de rol van de keizer en geweld. 8 Afsluiting Het hoofdstuk wordt afgesloten met een opsomming van de begrippen en ‘Wat moet je kennen en kunnen’ in het handboek. De tijdbalk zet de belangrijkste ontwikkelingen die in het hoofdstuk aan bod kwamen, nog eens op een rijtje. In het werkboek oefenen de leerlingen uitgebreid met de vaardigheid ‘oorzaak en gevolg’ en komt ook de invloed van de Grieken en Romeinen op onze tijd langs in de vorm van een aantal opdrachten.
2.3
Achtergrondinformatie
De Grieken Literatuur voor de docent – L. de Blois en R.J. van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld (Bussum 2001). – J. Boardman, The Oxford Illustrated History of Greece and the Hellenistic World (Oxford 2001). – H. Broos, Kleine Griekse mythologie (Groningen 1991). – J. Croon en A. van Aken, De antieke beschaving in hoofdlijnen (Amsterdam 1981). – H.L. van Dolen en K. Fens, De klassieke canon (Amsterdam 2000). – Anton van Hooff, Klassiek, Geschiedenis van de Grieks-Romeinse wereld (Amsterdam 2013). – F. Meijer, Vreemd volk. Integratie en discriminatie in de Griekse en Romeinse wereld (Amsterdam 2007). – F.G. Naerebout en H.W. Singor, De Oudheid. Grieken en Romeinen in de context van de wereldgeschiedenis (Amsterdam 1995). – S. Ramondt, Mythologie van Grieken en Romeinen (Bussum 1970, 2e druk). – H.J. Störig, Geschiedenis van de filosofie, deel 1 (Utrecht 1972). Vertalingen – Herodotos. Het verslag van mijn onderzoek, vertaald door H.L. van Dolen (Nijmegen 1996). Literatuur voor de leerling – I. Dros, Ilios & Odysseus (Amsterdam 2001). – I. Dros, Odysseus, een man van verhalen (Amsterdam 1996). – I. Dros, Griekse mythen (Amsterdam 2007). – L. Garfield & E. Blishen, De god beneden de zee. Het verhaal van de Griekse goden (Amsterdam 1996). – J. van Gestel, Griekenland: tempels, graven, schatten (Amsterdam 1994). Musea – Allard Pierson Museum (Amsterdam), www.allardpiersonmuseum.nl. Het museum heeft vaste collecties over onder andere de Griekse wereld, de Romeinse wereld en Etrurië. – Rijksmuseum van Oudheden (Leiden), www.rmo.nl. Het RMO heeft een prachtige tentoonstelling, waarin met archeologische vondsten de geschiedenis van Nederland wordt getoond. Het museum heeft veel informatie over de klassieke oudheid.
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
29
Internet – www.ancientgreece.co.uk/. Op deze site van het British Museum (in het Engels, maar met hulp van de docent goed te doen voor leerlingen) staat een schat aan informatie, zowel in tekst als in beeld. Ook heel goed bruikbaar is de site van de BBC, het onderdeel History for kids. Een schat aan leuke informatie over de algemene en Britse geschiedenis. – www.megamythen.nl/. In het online spel Megamythen – Durf jij de strijd met de goden aan te gaan?, leren leerlingen over de Griekse goden. Het spel is een initiatief van het RMO en Cristina Garcia Martin. – www.historischnieuwsblad.nl/index.html. Zeer bruikbare site met allerlei nieuws op historisch gebied, vooral ook voor het bijhouden van meest recente artikelen en literatuur. Video, cd-rom en dvd – Ancient Greece, cd-rom voor Macintosh en Windows, Zane. – Ancient Rome, 1995, cd-rom voor Macintosh en Windows, Zane. – Histoclip – aflevering 14 De oude Grieken, via uitzendinggemist.nl of via de site van SchoolTV. – Investigating the Greeks, Specialist Multimedia cd-rom SE9-509004, AVP. De Romeinen Literatuur voor de docent – L. de Blois en R.J. van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld (Bussum 2001). – B. Cech, High Tech Romeinen. Techniek in de oudheid (Nijmegen 2011). – H.L. van Dolen en K. Fens, De klassieke canon (Amsterdam 2000). – C. Freeman, De wereld der Romeinen (Amsterdam 1999). – Anton van Hooff, Klassiek, Geschiedenis van de Grieks-Romeinse wereld (Amsterdam 2013). – J. Lendering, Stad in marmer. Gids voor het antieke Rome aan de hand van tijdgenoten (Amsterdam 2002) – F. Meijer, Gladiatoren. Volksvermaak in het Colosseum (Amsterdam 2003). – F. Meijer, Keizers sterven niet in bed. Van Caesar tot Romulus Augustulus 44 v.C.-476 n.C. (Amsterdam 2001). – F. Meijer, Macht zonder grenzen. Rome en zijn imperium (Amsterdam 2008). – F. Meijer, Paulus. Een leven tussen Jeruzalem en Rome (Amsterdam 2012). – F. Meijer, Vreemd volk. Integratie en discriminatie in de Griekse en Romeinse wereld (Amsterdam 2007). – F.G. Naerebout en H.W. Singor, De Oudheid. Grieken en Romeinen in de context van de wereldgeschiedenis (Amsterdam 1995). – S. Ramondt, Mythologie van Grieken en Romeinen (Bussum 1970, 2e druk). Vertalingen – Caesar, Oorlog in Gallië, vertaald door Vincent Hunink (Amsterdam 2003). – Vitruvius, Handboek bouwkunde, vertaald door Ton Peters (Amsterdam 2004). Musea – Allard Pierson Museum (Amsterdam), www.allardpiersonmuseum.nl. Het museum heeft vaste collecties over onder andere de Griekse wereld, de Romeinse wereld en Etrurië. – Archeon (Alphen aan den Rijn), www.archeon.nl. Historisch themapark over de prehistorie, de Romeinse tijd en de middeleeuwen. Met onder andere een reconstructie van Trajectum ad Rhenum (met forum, tempel, pottenbakkerij en badhuis) en gladiatorenspelen. – Limburgs Museum (Venlo), www.limburgsmuseum.nl. Dit museum heeft een prachtige collectie over de Romeinen in Nederland, die bovendien zeer aantrekkelijk (met gebruikmaking van activerende didactiek) wordt gepresenteerd. Het museum heeft ook regelmatig wisseltentoonstellingen over een bepaald thema. – Museum Het Valkhof (Nijmegen), www.museumhetvalkhof.nl. Het museum heeft een uitgebreide collectie archeologische kunst- en gebruiksvoorwerpen uit de Romeinse tijd. Ze geven een beeld van Noviomagus als de belangrijkste Romeinse stad in die tijd in ons land. – Rijksmuseum van Oudheden (Leiden), www.rmo.nl. Het RMO heeft een prachtige tentoonstelling, waarin met archeologische vondsten de geschiedenis van Nederland wordt getoond. Het museum heeft veel informatie over de klassieke oudheid.
30
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
– Thermenmuseum (Heerlen), www.thermenmuseum.nl. In het museum kan de bezoeker kennismaken met onder andere de Romeinse badcultuur. Restanten van een Romeins badgebouw zijn blootgelegd en kunnen worden bezichtigd. Video, cd-rom en dvd – Ben Hur (Warner Brothers 1959). Klassieke historische spektakelfilm over de wagenrennen in het Oude Rome. Enkele scènes zijn goed te gebruiken in de klas. – Gladiator (Universal Pictures 2000). Historische spektakelfilm met Ridley Scott over de gladiatorengevechten in het Romeinse Rijk. Enkele scènes zijn goed te gebruiken in de klas. – Julius Caesar (Bridge Entertainment 2002). Miniserie over het leven van Julius Caesar met onder anderen Richard Harris en Christopher Walken. – Rome (BBC 2005). Televisieserie op dvd over Lucius Vorenus en Titus Pollo, twee Romeinse soldaten tijdens het bewind van Caesar. – Het leven van de Romeinen (Discovery Channel 2013). Documentaireserie van Terry Jones over het dagelijks leven in het Romeinse Rijk. – Op het spoor van Romeinen en Bataven (6 lessen van 25 minuten, Teleac/NOT 2007). Video over de zoektocht naar archeologische vondsten langs de noordelijke limes van het Romeinse Rijk. – Het Klokhuis maakt geschiedenis! De aflevering ‘De Romeinse limes’ van het jeugdprogramma ‘Het Klokhuis’ geeft op humoristische en educatieve manier de geschiedenis van de Romeinen in Nederland weer. – Horrible Histories (www.youtube.com > zoeken op ‘horrible histories’/romans’). Deze (Engelstalige) humoristische historische filmpjes gaan in op allerlei aspecten van de Romeinen. Internet – Canon van Nederland (www.entoen.nu). Het venster ‘De Romeinse limes’ biedt veel informatie over de Romeinen in Nederland. – Limes (www.limes.nl/). Deze site geeft een goed beeld van de Romeinse grenzen in ons land. Bevat ook verwijzingen naar historische plekken. – Romeins Pompeii (www.romeinspompeii.net/). Een website over het leven in het Romeinse rijk, ingezoomd op Pompeii. – www.ancientgreece.co.uk/. Op deze site van het British Museum (in het Engels, maar met hulp van de docent goed te doen voor leerlingen) staat een schat aan informatie, zowel in tekst als in beeld. Ook heel goed bruikbaar is de site van de BBC, het onderdeel History for kids. Een schat aan leuke informatie over de algemene en Britse geschiedenis. – www.historischnieuwsblad.nl/index.html. Zeer bruikbare site met allerlei nieuws op historisch gebied, vooral ook voor het bijhouden van meest recente artikelen en literatuur.
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
31
3
De tijd van monniken en ridders – Vorsten, monniken en boeren
3.1
Inhoud van het hoofdstuk
Kenmerkende aspecten In de tijd van monniken en ridders (traditioneel ‘de vroege middeleeuwen’, 500-1000) worden de volgende kenmerkende aspecten behandeld: – de vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid; – de verspreiding van het christendom in geheel Europa; – het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur. In de eerste paragraaf wordt een verbinding gelegd tussen het verdwijnen van het Romeinse Rijk, het begin van de middeleeuwen en de opkomst van het christendom. Historische vaardigheid De historische vaardigheid die in dit hoofdstuk centraal staat, is het signaleren van veranderingen op politiek, economisch of religieus gebied. Verdieping De verdiepingsparagraaf gaat in op kleurensymboliek en het gebruik van attributen in de middeleeuwse kunst.
3.2
Tips per paragraaf
1 Oriëntatie De oriëntatie in handboek en werkboek kunt u op verschillende manieren behandelen: – U bespreekt de oriëntatie klassikaal aan de hand van de afbeelding en de tekst in het handboek. – De leerlingen beginnen met de oriëntatieopdrachten in het werkboek; het onderdeel eindigt met een klassikale bespreking. 2 De Franken komen Intro De intro laat de bekering van Clovis zien en geeft aan dat het christendom terrein wint. Verwerking Het is niet noodzakelijk om alle vragen met de leerlingen te bespreken. Vragen die daar wel voor in aanmerking komen, zijn vraag 4 over de problemen in het Romeinse Rijk, en vraag 9 en 11 over de rol van het christendom. Toepassingsopdracht In deze opdracht onderzoeken leerlingen wat Clovis vond van de veranderingen die hij meemaakte. In tweetallen verwerken ze deze veranderingen in een levenslijngrafiek. 3 Leven op het platteland Intro Deze plaat laat zien dat er verschillen waren tussen het gewone volk, de adel en rijke boeren. Verwerking Het is niet noodzakelijk om alle vragen met de leerlingen te bespreken. Vragen die daar wel voor in aanmerking komen, zijn vraag 5, 6 en 8 over het hofstelsel.
32
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
Toepassingsopdracht Bij deze opdracht onderzoeken, maken en spelen de leerlingen een kwartet met de rechten en plichten van horigen, vrije boeren en heren. Deze opdracht besteedt ook aandacht aan het feit dat de plicht van de een, een recht van de ander is. 4 De verspreiding van het christendom Intro Deze bron laat zien dat de heidenen zich niet zomaar lieten bekeren tot het christendom. Aan kerstening zaten risico’s. Verwerking Heidenen lieten zich niet zomaar bekeren tot het christendom. Eenmaal bekeerd had het geloof een belangrijke plaats in hun leven. Er wordt aandacht geschonken aan de persoon van Willibrord, een van de vensters in de Nederlandse canon. Het is niet noodzakelijk om alle vragen met de leerlingen te bespreken. Vragen die daar wel voor in aanmerking komen, zijn vraag 4 over heidenen en christenen en vraag 7 over de verspreiding van het christendom. Toepassingsopdracht Deze opdracht is een onderzoek naar de vraag hoe het leven was in een benedictijnenklooster. Als laatste opdracht tekenen leerlingen een plattegrond van een benedictijnenklooster. Zo ontdekken ze welke verschillende taken een plaats hadden in het klooster. 5 De islam in Europa Intro De Mezquita laat zien dat er op religieus gebied veranderingen zijn geweest in Spanje. Leerlingen ontdekken dat Romeinen, Visogoten, moslims en christenen op deze plek een gebedshuis hadden. Verwerking Ter introductie van deze paragraaf kunt u ingaan op persoonlijke belevenissen van leerlingen. In de klas kunt u vragen wie er wel eens in een moskee is geweest. Laat leerlingen beschrijven wat er te zien en te doen is. In veel klassen zitten leerlingen die van huis uit vertrouwd zijn met de islam. Deze leerlingen kunnen wellicht zelf iets over de gebruiken van de islam vertellen. Vervolgens maken leerlingen de vragen over het ontstaan en de verspreiding van de islam. Het is niet noodzakelijk om alle vragen met de leerlingen te bespreken. Vraag 6 over de vergelijking van het christendom met de islam komt daar wel voor in aanmerking. Toepassingsopdracht Bij deze opdracht verplaatsen leerlingen zich in de Spanjaarden die christen waren ten tijde van de Islamitische veroveringen en voor de keuze werden gesteld christen te blijven of moslim te worden. 6 Trouw aan de heer Intro De intro toont de kroning van de eerste Karolingische koning en laat zien hoe de laatste Merovingische koning werd ‘onteerd’. Zijn baard en lange haar werden afgeschoren, daarna ging hij het klooster in. Verwerking Met een aantal opdrachten wordt bevraagd wat het leenstelsel inhoudt en waarom het rijk van Karel de Grote uiteenviel. De meeste vragen gaan over het leenstelsel. Het is niet noodzakelijk om alle vragen met de leerlingen te bespreken. Wel komen vraag 6 en 7 daarvoor in aanmerking. Toepassingsopdracht In deze opdracht gaan leerlingen onderzoeken hoe Karel de Grote leenmannen zover kreeg aan hem trouw te zweren en leenman te worden. Aan het eind maken de leerlingen een oorkonde waarin de afspraken tussen leenheer en leenman komen te staan.
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
33
7 Symbolen in de middeleeuwse kunst Leerling ontdekken dat in de middeleeuwen kunst vooral in het teken van het christendom stond. Symbolen en kleuren hadden een betekenis en hebben dat tegenwoordig ook nog. Bij de laatste vraag in het werkboek passen leerlingen middeleeuwse symbolen toe en ontwerpen zelf een beschermhoesje voor hun mobiel waarin ze hun symbool- en kleurkeuze motiveren. 8 Afsluiting Het hoofdstuk wordt afgesloten met een opsomming van de begrippen en de ‘Wat moet je kennen en kunnen’ in het handboek. De tijdbalk zet de belangrijkste ontwikkelingen die in het hoofdstuk aan bod kwamen, nog eens op een rijtje. In het werkboek oefenen de leerlingen uitgebreid met de vaardigheid ‘het herkennen en uitleggen van politieke, economische of religieuze veranderingen’, die in dit hoofdstuk centraal staat.
3.3
Achtergrondinformatie
Literatuur voor de docent – Xavier Barral i Altet, Vroege middeleeuwen: van de late klassieke Oudheid tot het jaar 1000 (Keulen 2002). – D.E.H. de Boer, J. van Herwaarden en J. Scheurkogel, Middeleeuwen (Groningen 1995, 2e druk). – Giovanni Di Pasquale en Matilde Bardi, De middeleeuwen (Harmelen 2002). – Gustav Faber, De Franken, van Clovis tot Karel de Grote (Amsterdam 1981). – Aat van Gilst, Karel de Grote (Soesterberg 2009). – Gert van Klinken, Van hunebed tot Bonifatius: vroege sporen van religie in Nederland (Zoetermeer 2010). – Jan J.B. Kuipers, Nederland in de Middeleeuwen, de canon van ons middeleeuws verleden (Zutphen 2011). – Luitgard Mols, Passie voor perfectie, islamitische kunst uit de Khalili Collecties (Amsterdam 2010). – Peter Raedts, De ontdekking van de Middeleeuwen, geschiedenis van een illusie (Amsterdam 2011). – Frank Tang, De Middeleeuwen in een notendop (Amsterdam 2011). Vertaling – Einhard, Het leven van Karel de Grote, vertaling uit het Latijn en toegelicht door Patrick De Rynck (Amsterdam 1999). Literatuur voor de leerling – Diederick van Assenede, Floris en Fleur (Amsterdam 2012). – Tonke Dragt, De brief voor de koning (Amsterdam 2013, 40e druk). – Simone Kramer, Van Reynaart de vos tot Sint Brandaan (Amsterdam 2013). – Richard Zuiderveld, Vet oud! (Uithoorn 2012). Musea – Archeon (Alphen aan den Rijn), www.archeon.nl. Er is aandacht voor de handel, ambacht en landbouw in de vroege middeleeuwen. – Museum Catharijneconvent (Utrecht), www.catharijneconvent.nl. – Museumpark Orientalis (Heilig Landstichting), www.museumparkorientalis.nl. In het museumpark krijg je een beeld van de wereld waarin Jodendom, christendom en islam zijn ontstaan. – Rijksmuseum (Amsterdam), www.rijksmuseum.nl. Het christelijk geloof was alom aanwezig in de vroege middeleeuwen. Kunst en religie gingen dan ook hand in hand. – Rijksmuseum van Oudheden (Leiden), www.rmo.nl. Het RMO heeft een prachtige middeleeuwse collectie. Op verzoek worden ook films getoond. – Streekmuseum Het Admiraliteitshuis (Dokkum), www.museumdokkum.nl. Een expositie over Bonifatius.
34
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
Video, cd-rom en dvd – De middeleeuwen: een tijdperk van licht / written and directed by Waldemar Januszczak. Amsterdam: B-Motion, cop. 2013. Twee dvd-video’s (236 min.). Reizen door de kunstgeschiedenis. Engels gesproken, Nederlands ondertiteld. Deze serie laat zien dat de periode die volgt op de val van het Romeinse Rijk wel degelijk kunstschatten en artistieke vernieuwing op het gebied heeft voortgebracht. Het verhaal begint bij het christendom dat vanuit het Romeinse Rijk ontstond. Via de kunst van de ‘barbaren’, zoals de Hunnen, de Goten en de Vandalen, wordt verder ingegaan op de vroege islam. Ten slotte komt het noorden van Europa aan bod met de kunst van de Karolingen, Vikingen, Ieren en Angelsaksen.
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
35
4
De tijd van steden en staten – Stedelingen, vorsten en de paus
4.1
Inhoud van het hoofdstuk
Kenmerkende aspecten In de tijd van steden en staten (traditioneel ‘de late middeleeuwen’, 1000-1500) worden de volgende kenmerkende aspecten behandeld: – opkomst van handel en ontstaan van steden; – opkomst van de stedelijke burgerij en toenemende zelfstandigheid van steden; – begin van staatsvorming en centralisatie; strijd tussen kerk en staat. Paragraaf 2 behandelt de oorzaken en gevolgen van de kruistochten. In de daaropvolgende paragraaf wordt een verbinding gelegd tussen de periode van de middeleeuwen vóór het jaar 1000 en de periode ná het jaar 1000. Paragraaf 5 is gewijd aan geloofsbeleving in de middeleeuwen. Historische vaardigheid De historische vaardigheid die in dit hoofdstuk centraal staat, is ‘in de tijd plaatsen’. Leerlingen moeten gebeurtenissen, bouwwerken, personen, afbeeldingen of een bepaalde manier van leven en denken in de (juiste) tijd kunnen plaatsen. Verdieping De verdiepingsparagraaf gaat over de moord op Graaf Floris V. Leerlingen proberen de moord op te lossen.
4.2
Tips per paragraaf
1 Oriëntatie De oriëntatie in handboek en werkboek kunt u op verschillende manieren behandelen: – U bespreekt de oriëntatie klassikaal aan de hand van de afbeelding en de tekst in het handboek. – De leerlingen beginnen met de oriëntatieopdrachten in het werkboek; het onderdeel eindigt met een klassikale bespreking. 2 Oorlog in naam van God Intro In de ontdekkingsopdracht van deze paragraaf bekijken de leerlingen een middeleeuwse afbeelding uit Les Grandes Chroniques de France. Het gebeurde vaker dat tijdens een banket een theatervoorstelling werd opgevoerd. In de introtekst wordt de situatie rond Jeruzalem in 1099 beschreven. De kruisvaarders hadden weinig kans van slagen totdat de Genuese schepen aankwamen. De paragraaf besteedt aandacht aan de oorzaken en gevolgen van de kruistochten. Verwerking Het is niet noodzakelijk alle vragen met de leerlingen te bespreken. Vraag 12 en 13 zou u klassikaal kunnen bespreken. Hierin ligt de essentie van de paragraaf. De kruistochten hebben tot vandaag de dag gevolgen voor de verhouding tussen moslims en christenen. Toepassingsopdracht In deze opdracht onderzoeken leerlingen hoe rond 1099 (de verovering van Jeruzalem) christelijke kruisvaarders en moslims over elkaar dachten. 3 Nieuwe steden gaan handeldrijven Intro De ontdekkingsplaat toont een koggeschip, met details over de bouw en de omstandigheden van de zeelui. In het werkboek wordt hierop dieper ingegaan. De paragraaf behandelt de groei van de steden en de opkomst van de handel met dit soort schepen.
36
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
Verwerking Vooral vraag 4, 13 en 14 zijn van belang en verdienen klassikale behandeling. Toepassingsopdracht Deze opdracht gaat over de verspreiding van de pest vanaf het jaar 1347. Aan het eind krijgen leerlingen de opdracht een verhaal te schrijven waarbij ze zich moeten inleven in het leven van twee vrienden waarvan de een al gestorven is aan de pest en de andere besmet is. 4 De middeleeuwse stedeling Intro De ontdekkingsopdracht gaat over de middeleeuwse martelstoel. Martelen was lange tijd gebruikelijk in Europa, ook al moesten slachtoffers hun bekentenissen zonder bedreiging nog een keer herhalen voordat vonnis werd gesproken. U kunt de leerlingen op HB bron 4 laten zoeken naar de verschillende strenge straffen die schout en schepen uitdeelden. In deze paragraaf staan rechten en plichten van stedelingen in de middeleeuwen centraal. Verwerking Vraag 5b en 7 zou u klassikaal kunnen bespreken. Het schema bij vraag 4b gaat over het verschil van leven op het platteland en in de stad. Vraag 7 behandelt de hiërarchie binnen de gilden. Toepassingsopdracht Deze opdracht gaat over veiligheid in de middeleeuwen. Was het in de middeleeuwen met die zware straffen veiliger dan nu? Leerlingen beantwoorden vragen over de manieren van straffen in de middeleeuwen en beantwoorden in de laatste vraag in tweetallen de hoofdvraag van de opdracht. 5 Alles draait om het geloof Intro De ontdekkingsopdracht gaat over de legende van Sint Maarten en legt ook uit waarom in sommige delen van Nederland kinderen nog steeds op 11 november met lampionnen langs de deur gaan. Deze paragraaf gaat over de rol van het geloof voor de middeleeuwer. Verwerking Het is voor leerlingen lastig om te begrijpen wat het verschil was tussen gelovig en ketter zijn. Om die reden zou u vraag 10 en 11 klassikaal kunnen bespreken. Toepassingsopdracht In deze opdracht onderzoeken de leerlingen wat de rol en de functie zijn van heiligen in het leven van gelovigen. De heiligen zijn Franciscus, Rochus en Antonius. 6 Vorsten willen meer macht Intro De ontdekkingsplaat gaat over de Investituurstrijd. In het handboek gebeurt dit aan de hand van een miniatuur uit de Weltkronik van Otto van Freising uit 1170. Er is een filmpje gemaakt waarin de belangrijkste facetten van deze strijd worden verduidelijkt. De paragraaf behandelt het streven van vorsten naar meer centrale macht, wat niet overal succesvol verliep (De Bourgondische Nederlanden). Verwerking Vraag 6, 7 en 8 zijn van belang om klassikaal te bespreken. Toepassingsopdracht Deze opdracht gaat over de maatregelen van de Bourgondische hertogen in de Nederlanden rond de invoering van het centraal bestuur. 7 Graaf Floris V van Holland In deze paragraaf onderzoeken leerlingen in tweetallen de moord op Floris V in 1296. De opdracht is gegoten in de vorm van een mysterie, waardoor leerlingen vanzelf ook kennisnemen van het bestuur van Floris V. Leerlingen kunnen deze opdracht geheel zelfstandig maken.
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
37
8 Afsluiting Het hoofdstuk wordt afgesloten met een opsomming van de begrippen en ‘Wat moet je kennen en kunnen’ in het handboek. De tijdbalk zet de belangrijkste ontwikkelingen die in het hoofdstuk aan bod kwamen, nog eens op een rijtje. In het werkboek oefenen de leerlingen uitgebreid met de vaardigheid ‘in de tijd plaatsen’, die in dit hoofdstuk centraal staat.
4.3
Achtergrondinformatie
Literatuur voor de docent – D.P. Blok e.a. (red.), Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 2 (Bussum 1982). – D.E.H. de Boer e.a., Wi Florens,… De Hollandse graaf Floris V in de samenleving van de dertiende eeuw (Utrecht 1996). – E.P.H. Cordfunke en D.E.H de Boer, Graven van Holland (Zutphen 2010). – F. Gabrieli, Arab historians of the Crusades (Berkeley 1984). – D. Hagermann e.a., Het dagelijks leven in de middeleeuwen (Baarn 2001). – H.P.H. Jansen, Geschiedenis van de Middeleeuwen (Utrecht 1988, herziene druk). – H. Jansen, Op, Op, ten strijde, Jeruzalem bevrijden (Amsterdam 2011). – Th. de Nijs en E. Beukers (red.), Geschiedenis van Holland, deel 1: tot 1572 (Hilversum 2002). – J. Phillips, In naam van God, een nieuwe geschiedenis van de Kruistochten (Amsterdam 2010). – P. York Soderlund e.a., Zo was het leven in de riddertijd. Middeleeuws Europa, 800-1500 (Amsterdam 1999). Literatuur voor de leerling – J.W. Driessen, Het leven in de Middeleeuwen (Groningen 2004). – D. Goublomme, Leven in de veertiende eeuw (Gent 2002). – A. Langley, Middeleeuwen (Serie Ooggetuigen) (Antwerpen 2000). – J. Phillips, In naam van God, een nieuwe geschiedenis van de Kruistochten (Amsterdam 2010). – R. Vink, De laatste dagen van Floris V. Een middeleeuws moordverhaal (Schoorl 1996). – R. Vink, De wreker van Floris V. Een middeleeuws raadsel (Schoorl 1997). Musea – Museum Gevangenpoort (Den Haag), www.haagshistorischmuseum.nl – Noord-Brabants Museum (’s-Hertogenbosch), www.noordbrabantsmuseum.nl. – Rijksmuseum Muiderslot (Muiden), www.muiderslot.nl. – Stichting De Kamper Kogge (Kampen), www.kamperkogge.nl.
38
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
5
De tijd van ontdekkers en hervormers – Een eeuw van grote veranderingen
5.1
Inhoud van het hoofdstuk
Kenmerkende aspecten De tijd van ontdekkers en hervormers gaat voornamelijk over de zestiende eeuw. Naast de ontdekkingsreizigers wordt vooral in paragraaf 2 en 3 veel aandacht besteed aan het veranderende wereldbeeld en de andere mentaliteit in de renaissance. Vanaf paragraaf 4 gaat het dan om de ontdekkingsreizigers en de Europese expansie. Dat is te zien in de kenmerkende aspecten van dit hoofdstuk: – veranderend mens-wereldbeeld in de renaissance; – het begin van de Europese overzeese expansie. De hervormers komen pas in het boek voor de tweede klas aan de orde. Historische vaardigheid De historische vaardigheid die in dit hoofdstuk wordt geïntroduceerd en geoefend, is het maken van onderscheid tussen feiten en meningen. Leerlingen moeten feiten en meningen kunnen herkennen en het verschil tussen feit en mening kennen. Verdieping In de verdiepingsparagraaf onderzoeken leerlingen hoe het mogelijk was dat de Spaanse conquistadores met een paar honderd soldaten een volk van negen miljoen Inca’s wisten te verslaan.
5.2
Tips per paragraaf
1 Oriëntatie De oriëntatie in handboek en werkboek kunt u op verschillende manieren behandelen: – U bespreekt de oriëntatie klassikaal aan de hand van de afbeelding van het peper-en-zoutstel dat gemaakt was om mee te pronken en waarin de Griekse goden een plaatsje hadden gekregen. – De leerlingen beginnen met de oriëntatieopdrachten in het werkboek; het onderdeel eindigt met een klassikale bespreking. 2 De oudheid wordt opnieuw geboren Intro De intro en HB bron 1, 2 en 3 lenen zich ervoor om op de titel en de hoofdvraag van het hoofdstuk in te gaan. Michelangelo liet zich bij de bouw van de koepel van de Sint Pieterskerk (HB bron 1) in Rome inspireren door het Pantheon (HB bron 3). In deze paragraaf gaat het om de (bouw)kunst uit de Griekse en Romeinse oudheid, die tijdens de renaissance wordt ‘herboren’. Verwerking Het is niet noodzakelijk om alle vragen met de leerlingen te bespreken. Vragen die daar wel voor in aanmerking komen, zijn vraag 7 ter voorbereiding op de toepassingsopdracht en vraag 8, over de veranderingen in de kunst in de renaissance. Toepassingsopdracht In deze opdracht onderzoeken de leerlingen de verschillen in kunst uit de oudheid, middeleeuwen en renaissance. 3 De ontdekkingsreizen Intro De intro en HB bron 1 lenen zich ervoor om op de titel en de hoofdvraag van het hoofdstuk in te gaan. De kaart van Toscanelli is een opstapje om te vertellen dat Columbus net als Toscanelli een nieuwe route naar Azië wilde ontdekken, maar in plaats daarvan een heel nieuw werelddeel ontdekte.
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
39
Verwerking Het is nuttig vraag 7 met de klas te bespreken, het is de centrale vraag van het hoofdstuk. Toepassingsopdracht In deze opdracht onderzoeken leerlingen welke instrumenten zeelieden aan boord hadden om de weg over zee te vinden. In de laatste vraag werken ze zelf met een instrument. 4 Problemen in de kerk Intro De houtsnede van Lucas Cranach toont allerlei misstanden in de katholieke kerk. Wat is er te zien op de afbeelding en welke betekenis heeft het? Dat kan klassikaal besproken worden als introductie op het hoofdstuk. De intro en HB bron 1 lenen zich goed om de problemen in de katholieke kerk te bespreken en alvast in te gaan op de ruzies die ontstonden. Verwerking Het is niet noodzakelijk om alle vragen met de leerlingen te bespreken. Vragen die daar wel voor in aanmerking komen, zijn vraag 6 en 7, de centrale vragen van het hoofdstuk. Toepassingsopdracht In deze opdracht gaat het over Luther. De leerlingen doen bronnenonderzoek (HB bron 3 en 5) en onderzoeken wat Luther wilde veranderen. 5 Problemen in de lage landen Intro De afbeelding van Maria met de dode Jezus, in origineel en na de toetakeling, zoemt direct in op de Beeldenstorm. De intro en HB bron 3 bieden de mogelijkheid om een verhaal te vertellen over de vernielingen in kloosters en kerken en uitleg te geven over waarom er beelden werden vernield. Met behulp van het verhaal over de Beeldenstorm kunt u ook uitleggen waar de Nederlanden in die tijd uit bestonden. De vernielingen vonden plaats in allerlei Nederlandse en Belgische dorpen en steden. Het is moeilijk voor te stellen in een tijd van e-mail en mobieltjes, maar het bericht over de Beeldenstorm bereikte Filips II pas weken later. Boodschappers te paard brachten het nieuws naar Spanje. Verwerking Centrale vragen in het hoofdstuk zijn vraag 5 en 9 over waarom zowel Filips als de mensen in de Nederlanden ontevreden waren. Toepassingsopdracht In deze opdracht oefenen leerlingen met de vaardigheid oorzaak en gevolg. Ze onderzoeken de Beeldenstorm en beoordelen of een gebeurtenis een oorzaak dan wel een gevolg daarvan is. 6 Een langdurige strijd Intro De ontdekkingsplaat gaat over de belegering van Alkmaar tijdens de Tachtigjarige Oorlog. HB bron 1 en 2 zijn heel geschikt om het belegeringsverhaal van de Spanjaarden en het verweer van de stedelingen (het wapen van het water) aanschouwelijk te maken. Deze paragraaf gaat over de Tachtigjarige Oorlog en het ontstaan van de Republiek. Verwerking Het is niet noodzakelijk om alle vragen met de leerlingen te bespreken. Vragen die daar wel voor in aanmerking komen, zijn vraag 7, 8 en 9, de centrale vragen van het hoofdstuk. Toepassingsopdracht Deze opdracht is een creatieve opdracht over het leven van Willem van Oranje en Filips II. Leerlingen werken samen met een klasgenoot aan de levenslijngrafiek van deze beide opposanten.
40
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
7 De verovering van het Inca-rijk In de verdiepingsparagraaf onderzoeken leerlingen hoe het mogelijk was dat de Spaanse conquistadores met een paar honderd soldaten een volk van negen miljoen Inca’s wisten te verslaan. Door vraag 3 te bespreken, kunt u kort stilstaan bij HB bron 3 en 4 en WB bron 1 tot en met 3. Van de door leerlingen zelf gemaakte tekeningen is wellicht een tentoonstelling te maken in de klas. 8 Afsluiting Het hoofdstuk wordt afgesloten met een opsomming van de begrippen en ‘Wat moet je kennen en kunnen’ in het handboek. De tijdbalk zet de belangrijkste ontwikkelingen die in het hoofdstuk aan bod kwamen, nog eens op een rijtje. In het werkboek oefenen de leerlingen uitgebreid met de vaardigheid ‘feit en mening’, die in dit hoofdstuk centraal staat.
5.3
Achtergrondinformatie
Literatuur voor de docent – A.C. Aczel, Het raadsel van het kompas (Amsterdam 2002). – P. Burke, The Italian Renaissance (Yale 1999). – F. Fernández-Armest, Columbus (Oxford 1991). – S. Greenblatt, De Zwenking; Hoe de wereld modern werd (Amsterdam 2012). – R. Hanbury-Tenison, De grote ontdekkingsreizigers (’s-Graveland 2011). – D. Hay, The Italian Renaissance (Cambridge 1961). – R. Humble, De ontdekkingsreizigers (Amsterdam 1979). – C. Phillips, Azteken & Maya’s. De geïllustreerde geschiedenis, legenden, mythen en cultuur van de oude inheemse volkeren van Mexico en Centraal-Amerika (Utrecht 2006). – F. Salentiny, Zeevaarders en ontdekkingsreizigers (Lisse 2005). – R Wittkower, Grondslagen van de architectuur in het tijdperk van het humanisme (Nijmegen 1996). – M. Wood, De conquistadores (Utrecht 2002). Literatuur voor de leerling – R. Coughlan, De wereld van Michelangelo (Time-Life 1973). – W. Daems, De horizonjagers (Leuven 1991). – Th. Roep en C. Loerakker, Van nul tot nu, deel 1 (Haarlem 1985). – W. Uitterhoeve (red.), Christoffel Columbus, De ontdekking van Amerika; scheepsjournaal 14921493 (Nijmegen 1992). – R. Wallace, De wereld van Leonardo da Vinci (Time-Life 1979). Musea – Nederlands Scheepvaartmuseum (Amsterdam), www.scheepvaartmuseum.nl. – Rijksmuseum (Amsterdam), www.rijksmuseum.nl. Video, cd-rom en dvd – Leonardo da Vinci (Corbis 1996). Een Engelstalige cd-rom met veel informatie en afbeeldingen. – Nova Zembla (Reinout Oerlemans 2011). Avonturenfilm over de reis van Willem Barentsz en het Behouden Huis. – Vroeger & zo (Stichting Teleac/NOT). Onderwerpen over de Opstand, oorspronkelijk bedoeld voor bovenbouw basisonderwijs, maar bruikbaar in de brugklas. Dvd met toelichting en werkbladen. – Willem Barentsz achterna (Stichting Teleac/NOT). Oorspronkelijk bedoeld voor bovenbouw basisonderwijs, maar bruikbaar in de brugklas (dvd).
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
41
6
De tijd van regenten en vorsten – De Gouden Eeuw
6.1
Inhoud van het hoofdstuk
Kenmerkende aspecten In de tijd van regenten en vorsten worden de volgende kenmerkende aspecten behandeld: – opkomst van een wereldeconomie in de zeventiende eeuw, het handelskapitalisme en de rol van de VOC en de WIC; – de Gouden eeuw in de Republiek, bestuurlijke organisatie en sociale aspecten van de Republiek; – het streven van vorsten naar absolute macht. Historische vaardigheid De historische vaardigheid die in dit hoofdstuk wordt geïntroduceerd en geoefend, is begrip krijgen dat mensen in de vroegmoderne tijd anders dachten dan wij nu, zonder dat je daar direct een positief of negatief oordeel aan verbindt. Om zich te kunnen inleven is het vooral belangrijk dat leerlingen: – voldoende informatie hebben om een historische situatie te kunnen beoordelen; – zaken vanuit verschillende perspectieven kunnen bekijken. Verdieping In de verdiepingsparagraaf onderzoeken leerlingen waarom tijdgenoten Michiel de Ruyter een held vonden en hoe wij nu over hem denken.
6.2
Tips per paragraaf
1 Oriëntatie De oriëntatie in handboek en werkboek kunt u op verschillende manieren behandelen: – U bespreekt de oriëntatie klassikaal aan de hand van de afbeelding en de tekst in het handboek. – De leerlingen beginnen met de oriëntatieopdrachten in het werkboek; het onderdeel eindigt met een klassikale bespreking. 2 Handel over de hele wereld Intro In de ontdekkingsopdracht van deze paragraaf bekijken leerlingen een schilderij van Emanuel de Witte, met daarop afgebeeld de koopmansbeurs in Amsterdam. De, in de zeventiende eeuw, rijke en machtige koopmansfamilie Andries en Cornelis Bicker wordt geïntroduceerd. Verwerken Het is niet noodzakelijk om alle vragen met de leerlingen te bespreken. Vraag 6 en 7 komen in aanmerking voor klassikale behandeling. In vraag 8c komt de vaardigheid ‘je inleven’ aan bod. Toepassingsopdracht Deze opdracht is een creatieve opdracht. Leerlingen tekenen een kaart van de wereldhandel. In welke richting gingen de goederenstromen vanuit Amsterdam? Waar kwamen goederen vandaan bestemd voor Amsterdam? Basis voor de opdracht is de kaart van WB bron 2. 3 Reizen naar de Oost en de West Intro De ontdekkingsopdracht van deze paragraaf staat in het teken van de VOC. Aan de hand van de ontdekkingsplaat worden leerlingen vertrouwd gemaakt met deze eerste Nederlandse multinational. Ze verdiepen zich vooral in de verscheepte producten en in het laden en lossen op een VOC-schip. Verwerken Vraag 10 en 11 lenen zich voor klassikale behandeling. Vraag 9 behandelt de historische vaardigheid van het hoofdstuk.
42
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
Toepassingsopdracht Leerlingen maken een logboek van een reis van een VOC-schip. Deze opdracht wordt uitgevoerd in groepjes van drie en ieder lid heeft een eigen rol (matroos, schipper, koopman) en eigen ervaringen die opgetekend moeten worden in het logboek. 4 De Gouden Eeuw Intro In de ontdekkingsopdracht van deze paragraaf bekijken leerlingen een schilderij van Pieter de Hooch, met daarop afgebeeld vrouwen bij een linnenkast. De leerlingen maken kennis met een zeventiendeeeuws interieur en met zeventiende-eeuwse kinderen die kleding dragen waaraan wij niet af kunnen lezen of het om een jongen of een meisje gaat. Verwerken Vraag 12 is de samenvattende vraag van dit hoofdstuk en leent zich voor klassikale behandeling. Toepassingsopdracht Leerlingen doen in deze opdracht onderzoek naar hoe gewone mensen leefden in de Gouden Eeuw. Dit doen ze aan de hand van een afbeelding van een woonvertrek van een boerengezin. 5 Burgers aan de macht Intro In de intro maken leerlingen kennis met het sluitstuk van de burgers aan de macht: de moord op de gebroeders De Witt. In het vierluik van Pieter Frits worden de gruwelijkheden getoond en het verhaal verteld hoe de gebroeders in 1672 aan hun einde kwamen. De moord is ook onderdeel van de toepassingsopdracht. De vraag naar het bestuur van de Republiek staat centraal in dit hoofdstuk. Verwerken Centrale vragen in dit hoofdstuk zijn vraag 4, 5, 6 en 7 over het bestuur van de Republiek. Toepassingsopdracht In deze opdracht werken leerlingen met de historische vaardigheid ‘je inleven’. Door een stappenplan in te vullen, maken leerlingen zich een voorstelling van de woede van de gewone mensen op Johan de Witt en het waarom van de moord.
6 Vorsten met macht Intro De ontdekkingsplaat toont het kasteel en de tuinen van Versailles. De plaat laat de extravagantie van Lodewijk XIV zien. Leerlingen ontdekken dat deze in dienst stond van het tonen van zijn (absolute) macht en aanzien. De ontdekkingsplaat biedt hiermee genoeg aanknopingspunten voor discussie in de klas. Verwerking Het is niet noodzakelijk alle vragen met de leerlingen te bespreken. Vraag 6 en 12 zou u klassikaal kunnen bespreken. Hierin ligt de essentie van de paragraaf. Toepassingsopdracht In deze opdracht maken leerlingen een wandeling door de tuinen van Versailles. Wat is er allemaal te zien? In een schema schrijven ze het op. De leerlingen oefenen in deze opdracht opnieuw met de historische vaardigheid ‘je inleven’. 7 Michiel de Ruyter In deze verdiepingsparagraaf geven de leerlingen een oordeel over Michiel de Ruyter: ‘Is het terecht dat hij wordt gezien als een nationale held of niet?’ Op basis van bronnenmateriaal komen leerlingen tot een weloverwogen keuze.
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
43
8 Afsluiting Het hoofdstuk wordt afgesloten met een opsomming van de begrippen en ‘Wat moet je kennen en kunnen’ in het handboek. De tijdbalk zet de belangrijkste ontwikkelingen die in het hoofdstuk aan bod kwamen,nog eens op een rijtje. In het werkboek oefenen de leerlingen uitgebreid met de vaardigheid ‘inleven’, die in dit hoofdstuk centraal staat.
6.3
Achtergrondinformatie
Literatuur voor de docent – A.Th. van Deursen e.a., De admiraal. De wereld van Michiel Adriaanszoon de Ruyter (Franeker 2007). – P.C. Emmer, De Nederlandse slavenhandel 1500-1850 (Amsterdam 2003). – A. Fraser, Lodewijk XIV. Leven en liefdes van de Zonnekoning (Amsterdam 2007). – W. Frijhoff en M. Spies, 1650. Bevochten eendracht (Den Haag 1999). – W. Frijhoff en M. Prak, De geschiedenis van Amsterdam. Deel 2a: Centrum van de wereld 15781650 (Amsterdam 2004). – F.S. Gaastra, De geschiedenis van de VOC (Zutphen 2002). – H. den Heijer, De geschiedenis van de WIC (Zutphen 2007). – G. Hellenga, Zeehelden uit de Gouden Eeuw (Zutphen 2006). – J.I. Israel, De Republiek 1477-1806 (Franeker 2008). – G. Mak e.a., Verleden van Nederland (Amsterdam 2007). – M. van Nieuwkerk, De Wisselbank. Van stadsbank tot bank van de wereld (Amsterdam 2009). – L. Panhuysen, Rampjaar 1672. Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte (Amsterdam 2008). – M. Prak, Gouden Eeuw. Het raadsel van de Republiek (Nijmegen 2002). – M. Prak e.a., Plaatsen van herinnering. Nederland in de zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam 2006). – R. Vermij, Christiaan Huygens. De mathematisering van de werkelijkheid (Amsterdam 2004). – K. Zandvliet, De 250 rijksten van de Gouden Eeuw (Amsterdam 2006). Literatuur voor de leerling (en docent) – B. Broos, Het Rembrandt Boek (Zwolle 2006). – P. Dreiskämper, Redeloos, radeloos, reddeloos. De geschiedenis van het rampjaar 1572 (Hilversum 1998). – J. Giltaij en R. de Leeuw, Het Gouden Eeuw Boek (Zwolle 2004). – G. Janse en G.H. Janssen, Het stokje van Oldenbarnevelt (Hilversum 2001). – W.Th. Kloek, Een huishouden van Jan Steen (Hilversum 1998). – A.H.J. Wilschut, Kleine geschiedenis van Nederland. Tijd van regenten en vorsten 1600-1700 (Zwolle 2007). Musea – Amsterdams Historisch Museum (Amsterdam), www.ahm.nl. Mooi museum over de geschiedenis van Amsterdam. – Museum Boerhaave (Leiden), www.museumboerhaave.nl. Dit museum over de geschiedenis van de natuurwetenschappen en de geneeskunde heeft een mooie overzichtstentoonstelling, waarin de wetenschappelijke revolutie een belangrijke plaats inneemt. Mét het slingeruurwerk van Christiaan Huygens! – Museum Het Rembrandthuis (Amsterdam), www.rembrandthuis.nl. Het huis waar Rembrandt tussen 1639 en 1658 heeft gewoond, is een museum. – Museum Van Loon (Amsterdam), www.museumvanloon.nl. Een grachtenpand aan de Keizersgracht waar het leven van de familie Van Loon (medeoprichters van de VOC) wordt getoond. – Nederlands Scheepvaartmuseum (Amsterdam), www.scheepvaartmuseum.nl. Veel bijzondere voorwerpen uit de Gouden Eeuw en het nagebouwde VOC-schip Amsterdam. – Rijksmuseum (Amsterdam), www.rijksmuseum,nl. Veel kunst en geschiedenis uit de Gouden Eeuw. – Tropenmuseum (Amsterdam), www.tropenmuseum.nl. Het Tropenmuseum heeft een complete afdeling over Nederlands-Indië.
44
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
Video, cd-rom en dvd – Girl with a pearl earring (Groot-Brittannië, Luxemburg 2003). Speelfilm over het zeventiendeeeuwse Delft. Griet, een 16-jarig meisje, wordt huishoudster in het huis van schilder Johannes Vermeer. Haar kalme en afwachtende houding helpt haar niet alleen bij het werk dat ze doet, maar trekt ook de aandacht van de schilder. Ondanks hun verschillende achtergrond en opvoeding kijken ze op dezelfde manier tegen dingen aan. Vermeer betrekt haar langzaam in de wereld van zijn schilderijen: de rustige afbeeldingen van vrouwen in een huiselijke omgeving. Goed te gebruiken om het leven in de Gouden Eeuw te laten zien. – Le roi danse (Frankrijk 2000). Speelfilm over de jonge koning Lodewijk XIV die dankzij zijn liefde voor de dans de macht in het Franse koninkrijk naar zich toe kon trekken. Ook zijn relatie met componist Lully en toneelschrijver Molière wordt uitvoerig belicht. – VOC Reilen en zeilen van de compagnie (SchoolTV). Een tweedelige serie over de VOC, waarin het verhaal van de handelsmaatschappij wordt verteld door de ogen van scheepsjongen Jacob. – Veel multimediaal materiaal over de tijd van regenten en vorsten is te vinden op internet. Aan te raden zijn de Beeldbank van SchoolTV (www.schooltv.nl/beeldbank) en Teleblik (www.teleblik.nl) waar vele interessante fragmenten uit educatieve programma’s zijn terug te vinden.
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th
45
C
Werk- en antwoordenbladen
volgt
46
Memo Docentenhandleiding 1 vmbo-th