Docentenhandleiding module RE 6
Verzekeringsbeheer
uitgave
Actuarieel Instituut 3e druk januari 2002 eindredactie Rick van Vreeden
Zonder schriftelijke toestemming van rechthebbenden op het auteursrecht mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins. copyright Actuarieel Instituut, 1998
VOORWOORD
Deze docentenhandleiding RE 6 Verzekeringsbeheer geeft u als docent een leidraad voor de uitvoering van de gelijknamige module. De drie ontwikkelaars, Wim van Gerven, Frans Roza en Rick van Vreeden, zijn er naar mijn mening wederom in geslaagd een aantal gevarieerde lesontwerpen te maken, die u in staat stellen de lessen op een appellerende en effectieve wijze te verzorgen. Hoewel u natuurlijk vrij kunt omgaan met de gegeven voorbeelden, verdient het aanbeveling de gegeven route niet te verlaten. Studenten in de drie leslocaties hebben recht op redelijk uniform en constant onderwijs. Opnieuw hebben de producenten van deze syllabus in korte tijd veel werk verzet. Hartelijk dank daarvoor. Hoewel de tekst met grote zorg is ontwikkeld, zullen er ook in deze uitgave de nodige kinderziektes aan het licht komen. Wij houden ons opnieuw aanbevolen voor aanvullingen en suggesties ter verbetering.
april 1998 Anno Bousema directeur Actuarieel Instituut
Docentenhandleiding RE 6
1
INTRODUCTIE
Het leerpad van uw studenten gaat veelal niet over rozen. Slechts een enkeling immers vindt leren echt leuk. Eén van de belangrijke voorwaarden om tot het leren van nieuwe kennis te komen is echter wel dat het interessant moet zijn voor de student. Met andere woorden: de student moet het leuk vinden om te leren. Met deze tegenstrijdigheid als basis gaat u iedere nieuwe opleiding weer aan de slag. Voorwaar geen eenvoudige opgave. Het Actuarieel Instituut wil met de verstrekking van deze, door u en uw collega's gedeeltelijk zelf samengestelde docentenhandleiding, de helpende hand bieden. Meer dan een helpende hand kan en mag het echter nooit zijn. U bent immers de enige die uw studenten persoonlijk kent. En inspelen op de individuele student, binnen steeds weer andere groepen, kun je nu eenmaal niet in een algemene handleiding vatten. U zult dus steeds ideeën, werkvormen en hulpmiddelen willen aanpassen aan de specifieke eisen van de groep die u op dit moment voor zich heeft. En dat is wat het werk van de docent zo boeiend houdt. Er zit geen kans op sleur in. Het Actuarieel Instituut is van mening dat vier elementen bepalend zijn voor de kwaliteit en daarmee voor het resultaat, van zijn opleidingen. Dit zijn: - de vrouw of man die de opleiding verzorgt - het lesmateriaal - de lesaccommodatie - de groepssamenstelling Aan deze vier elementen wordt op diverse manieren veel aandacht besteed. -
U krijgt de mogelijkheid een docententraining te volgen die speciaal voor docenten van het Actuarieel Instituut is samengesteld. Tot slot wordt regelmatig uw handelen in de groep geëvalueerd door uw studenten en door een medewerker van het Actuarieel Instituut. Doel van deze evaluaties is te ontdekken op welke punten u nog beter met uw groep, de individuele student en de leerstof kunt omgaan.
-
Uw lesmateriaal wordt steeds beter. Deze verbeteringen vinden plaats op uw aanwijzingen en op aanwijzingen van uw studenten. Gedeeltelijk worden deze aanwijzingen uit de evaluaties gehaald, maar voor een groter deel gaat het om verbeteringen die spontaan en afzonderlijk worden gemeld.
-
Uw werkplek heeft continu de aandacht van het Actuarieel Instituut. In overleg met u wordt de juiste ruimte gekozen en krijgt u de hulpmiddelen die u nodig heeft.
-
Uw groep is een element in het spel waar u meer greep op heeft dan het Actuarieel Instituut. Acties ter verbetering komen dan ook vooral van uw kant. Wel zorgt het Actuarieel Instituut er voor dat uw groep niet te groot wordt.
Docentenhandleiding RE 6
2
Een docentenhandleiding heeft vooral te maken met het eerste element dat de kwaliteit van een opleiding bepaalt: de docent, u dus! Een docentenhandleiding bestaat bij de gratie van docenten. Wordt zij niet gebruikt, dan sterft zij een stille dood. Wordt zij gebruikt dan leeft zij. En leven heeft tot kenmerk blijvende verandering. De docentenhandleiding zal met andere woorden steeds door u aan uw inzichten en werkwijze moeten worden aangepast, wil zij zinvol zijn. Geef opmerkingen, aanvullingen enz. door. Hou goede ideeën niet voor u alleen, maar laat uw collega's er in delen. Stuur met andere woorden alles in waarmee u denkt dat u uw collega's van dienst kunt zijn bij het bereiken van betere resultaten met hun studenten.
Rick van Vreeden
Docentenhandleiding RE 6
3
INHOUDSOPGAVE
Deze docentenhandleiding omvat een aantal onderdelen: 1.
Informatie Actuarieel Rekenaar en Verzekeringsbeheer (RE 6) Een beschrijving van de opleiding (en het examen daarvoor) die u als docent verzorgt. Hierbij wordt vooral aandacht gegeven aan zaken als start- en eindniveau van de studenten (wat moeten ze al in hun mars hebben voor ze beginnen en wat weten en kunnen ze na afloop). Daarnaast zijn de locatiegegevens opgenomen; een overzicht van alle gegevens die u en uw studenten nodig hebben om op de juiste plek de cursus te kunnen verzorgen.
2.
U en uw collega's a. Gegevens docenten b. Gegevens vakgroep c. Gegevens examencommissie
3.
De docent en de student a. Het leren van (jonge) volwassenen b. Werkvormen c. Hulpmiddelen
4.
Cursus- en lesplan a. De module gepland in lessen over de lesperiode. b. De les gepland. Voorbeelden voor de planning van iedere les afzonderlijk (onderwerpen, werkvormen, hulpmiddelen, toetsing en evaluatie, tijdpad).
5.
Uitwerkingen van de opgaven aan het slot van de lessen
6.
Evaluatieformulieren en de werkwijze a. Formulier dat u zelf invult ten aanzien van zaken die u in de leerstof, de docentenhandleiding, de cursusorganisatie enz. zou willen veranderen. b. Formulier dat uw studenten invullen en inleveren bij/toezenden aan het AI. c. Formulier dat de observatoren vanuit het AI gebruiken om periodiek uw werkwijze te observeren.
7.
Oude tentamens/examens a. Het voorgaande examen (en alle voorgaande) b. De uitwerkingen
Docentenhandleiding RE 6
4
1.
1.1.
INFORMATIE ACTUARIEEL REKENAAR EN VERZEKERINGSBEHEER (RE 6)
Opleidingsuitgangspunten en -structuur De uitgangspunten van de actuariële opleiding zijn: - curriculum gericht op kennis, vaardigheden en attitude - aansluiting op en inbouw van praktijk - specialisatie naar werkveld - modulaire opbouw - didactiek effectief en motiverend - constante en gestructureerde actualisering - integratie van de postdoctorale opleiding De opleiding is onderverdeeld in drie fasen, die als afzonderlijke opleidingen gezien kunnen worden: 1. Actuarieel Rekenaar 2. Actuarieel Analist 3. Actuaris AG In de eerste fase van de opleiding vindt een algemene inleiding in het werkterrein van actuaris plaats, met de nadruk op de actuariële rekenprincipes. In de tweede fase zijn algemene vakken opgenomen, die nieuw zijn of deels een verdere verdieping van stof uit de eerste fase aanbieden. Daarnaast specialiseert de Actuarieel Analist in spe zich in deze fase: Leven, Schade of Pensioen. De derde fase, waarin ook een aantal modules gespecialiseerd naar werkveld is opgenomen, is gericht op de verdere afronding van de opleiding en levert na afsluiting het diploma Actuaris AG op. Na afronding van de beide eerste fasen is tussentijdse gecertificeerde uitstroom mogelijk: diploma Actuarieel Rekenaar en diploma Actuarieel Analist. De opleiding, waarin een geleidelijke niveauverzwaring plaatsvindt, wordt gemoduleerd aangeboden, waarbij elke module een afgeronde leereenheid bevat. Elke module bestrijkt een periode van ongeveer 8 weken, kort daarop volgt het examen. De modules zijn in een zo logisch mogelijke volgorde en compact in tijd geprogrammeerd. De hele duur van de opleiding is bij een chronologisch studietraject: 1. Actuarieel Rekenaar - 1 ½ jaar start: september 2. Actuarieel Analist - 3 ½ jaar start: januari 3. Actuaris - 3 ½ jaar start: september totaal
- 8 ½ jaar
De studiebelasting is per blok in de meeste gevallen 4 studiepunten (160 uur: 32 uur contacttijd en ongeveer 128 uur zelfstudie; 1 studiepunt staat dus voor 40 uur), of de helft daarvan.
Docentenhandleiding RE 6
5
1.2.
Eindtermen Na het afronden van de opleiding Actuarieel Rekenaar is de student in staat op basis van globaal inzicht in de kanstheorie, de in de praktijk voorkomende elementaire actuariële berekeningen op het gebied van levens- en pensioenverzekering, zelfstandig te maken. Nader bepaald: 1. De Actuarieel Rekenaar is vertrouwd met de algemene beginselen van verzekeren op het gebied van levens-, schade-, pensioen- en sociale verzekeringen. 2. De Actuarieel Rekenaar is vertrouwd met de discrete verzekeringstechniek van alle standaard levensverzekeringsvormen. Dit betreft uitkeringen bij leven en bij overlijden, zowel bij verzekeringen op één als op meerdere levens, met en zonder winstdeling. 3. De Actuarieel Rekenaar is in staat alle voorkomende premieberekeningen uit te voeren: netto en bruto premies en risico- en spaarpremies, voor levensverze-keringsvormen in guldens en in beleggingseenheden. 4. De Actuarieel Rekenaar is in staat alle voorkomende berekeningen t.b.v. voorzieningen uit te voeren: voorzieningen uitgaande van netto premies en voorzieningen waarbij rekening gehouden wordt met kosten. 5. De Actuarieel Rekenaar is vertrouwd met de verzekeringstechniek van arbeidsongeschiktheid en ziektekosten. 6. De Actuarieel Rekenaar kent de diverse financieringssystemen voor levensverzekeringen, pensioenfondsen en sociale verzekeringen. 7. De Actuarieel Rekenaar bezit praktische kennis van de (levens)verzekeringsmarkt. 8. De Actuarieel Rekenaar kan de begrippen van de discrete deterministische financiële rekenkunde toepassen. 9. De Actuarieel Rekenaar heeft kennis van computers, getalsystemen, machineprecisie, complexiteit van berekeningen, algoritmen en foutenproblematiek. Voorts beheerst de Actuarieel Rekenaar een programmeertaal en het werken met een spreadsheetprogramma. 10.De Actuarieel Rekenaar beschikt over adequate schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid. De opleiding Actuarieel Rekenaar is opgebouwd uit negen modules. In een blok wordt één module met vier studiepunten of twee modules met twee studiepunten verzorgd. Een studiepunt staat voor 40 uur (inclusief contacttijd).
1.3.
Opbouw Modules Actuarieel Rekenaar RE 1 Financiële rekenkunde RE 2 Inleiding en praktijk verzekeringen RE 3 Inleiding verzekeringstechniek RE 4 Nieuwe verzekeringsproducten RE 5 Schriftelijke vaardigheden RE 6 Verzekeringsbeheer RE 7 Arbeidsongeschiktheid en ziektekosten RE 8 Pensioenen & sociale verzekeringen 1 RE 9 Informatica
Docentenhandleiding RE 6
Studiebelasting Jaar/Blok 2 1-1 2 1-1 4 1-2 4 1-3 2 1-4 2 1-4 2 2-1 2 2-1 4 2–2 6
1.4.
Korte Inhoud RE 1 Financiële rekenkunde - slotwaarde/aanvangswaarde - gelijkblijvende annuïteiten - stijgende en dalende annuïteiten - leningen - rentabiliteit en koers van leningen - koersformules - obligatieleningen - pandbrieven - intrest in termijnen - continue intrest - recursieformule voor koers RE 2 Inleiding en praktijk verzekeringen - de verzekeringsmarkt - bedrijfsorganisatie en verzekeringstechniek - totstandkoming van een verzekering - de verzekeringsovereenkomst - schades en uitkeringen - brandverzekering - aansprakelijkheid - motorrijtuigverzekering - verzekering van geneeskundige kosten - verzekering van inkomstenderving - overige varia - transportverzekering - levensverzekering - de overeenkomst RE 3 Inleiding verzekeringstechniek - beschrijving van het verzekeringsproces (waarom/waarvoor verzekeren, offreren, accepteren, administreren, uitkeren) - bijzonderheden van het verzekeringsproces (algemeen: kansrekening, aangaan van risico’s; specifiek: leefgewoonten, geslacht, leeftijd) - kansrekening/overlevingstafels (overlevings- en sterftekansen, invalidering /revalidering - vanuit verzekeringsproces en kansrekening overstappen naar de berekening van koopsommen, premies, voorzieningen, recursieformules en spaar- en risicopremie RE 4 Nieuwe verzekeringsproducten - kans- en recursieformules - verdere uitwerking premies en voorzieningen - bruto koopsommen en -premies (traditionele kosten, premierestitutie, premie en rente in termijnen, uitwerking art. 1 WTV) - Universal Life concept - winstdelingssystemen (overrentedeling, unit linked, rentestandskorting, spaarhypotheek, bedrijfswinst) - herverzekering in de dagelijkse praktijk (evenredig, risicobasis)
Docentenhandleiding RE 6
7
RE 5 Schriftelijke vaardigheden - communicatieproces - voorbereiding optimale schriftelijke communicatie - tekstsoorten - tekstproductie: van schrijverstekst naar lezerstekst - spelling, stijl en formulering - vormgeving van teksten RE 6 Verzekeringsbeheer - brutovoorzieningen op één leven - netto- en brutovoorzieningen op twee levens - mutaties (afkoop, royement, premievrij maken, belening, automatische voortzetting, onverminderde voortzetting, verhogen en verlagen van de verzekering, wijziging van de premiebetalingsduur, wijzigen van de verzekeringsvorm) zowel traditioneel als universal linked RE 7 Arbeidsongeschiktheid en ziektekosten - marktomgeving en ontwikkelingen arbeidsongeschiktheid en zorg - begrippenkader zorgverzekering - begrippenkader arbeidsongeschiktheidsverzekering - premie-opbouw - koopsommen voor AO-verzekeringen - tariefsystemen - effect eigen risico - resultaatopstelling - geboekte premie vs. verdiende premie - schadejaar vs. boekjaar - betaalde schade vs. geleden schade - voorzieningen - WVV, VPU, IBNR - effect van uitloop op resultaat - AVZ, VVZ - invaliditeits- en reactiveringskansen - recursieformules - begrippenkader KAZO-tarief RE 8 Pensioenen & sociale verzekeringen 1 - pensioeninkomensbronnen: AOW en aanvullende regelingen - eindloon, gem. sal. systeem, levensjaren - het begrip Backservice - financiering premie, stortingskoopsommen backservicekoopsommen RE 9 Informatica - algemene computerkennis: opzet van een automatiseringsproject, maken van een stroomschema, soorten hardware, soorten software/ operatingsystemen, bestandsbeheer, bestandsomgang beveiliging - specifieke actuariële berekeningen - verwerking resultaten in spreadsheetprogramma - berekenen van leeftijden, duren en de wijze van interpoleren
Docentenhandleiding RE 6
8
1.5.
Examinering De modules worden afgesloten met een - in principe - schriftelijk examen, waarvan de uitslag binnen een periode van 8 weken bekend gemaakt wordt. Het examen wordt binnen een periode van maximaal 8 maanden opnieuw afgenomen. Daarnaast bestaat bij een aantal modules de verplichting tot het bijwonen van een vastgesteld aantal lesmomenten en/of het uitvoeren van opdrachten. Studenten die de negen geldige modulediploma’s Actuarieel Rekenaar overleggen ontvangen het diploma Actuarieel Rekenaar.
1.6.
RE 6: Verzekeringsbeheer Gericht op les 1 voor een nieuwe groep studenten RE 6 treft u onderstaand een beknopt overzicht aan van gegevens die in de start van die les met de studenten besproken kunnen worden. Doelstelling NB In het lesplan dat van elke les van de module Verzekeringsbeheer in deze handleiding is opgenomen is een specificatie van de algemene leerdoelen in voor de studenten operationele leerdoelen opgenomen. Dit zijn de per les toetsbare doelstellingen. Belasting De studiebelasting bedraagt 2 studiepunten. Contacttijd Het aantal contacturen bedraagt 16 uur (8 x 2 uur). Inhoud De module behandelt de volgende onderwerpen: - introductie op verzekeringsbeheer - brutovoorzieningen op één leven (Höcknervoorziening, zillmervoorziening en inventarisvoorziening - retrospectieve en prospectieve methode, recursieformule en risico- en spaarpremie-) - netto- en brutovoorzieningen op twee levens (thema’s zie voorzieningen op één leven) - mutaties . staken van de premiebetaling (afkoop, royement, premievrij maken, belening, automatische voortzetting, onverminderde voortzetting) . verhogen en verlagen van de verzekering . wijziging van de premiebetalingsduur . wijzigen van de verzekeringsvorm zowel traditioneel als universal linked Er wordt gebruik gemaakt van de AI-syllabus Verzekeringsbeheer. Lesprogramma en didactiek Deze onderwerpen worden uitgebreid behandeld in onderdeel 4 van deze handleiding.
Docentenhandleiding RE 6
9
Examen Het examen is schriftelijk en duurt 2½ uur. Gegevens over de diverse locaties Utrecht RE 6 wordt in Utrecht verzorgd in de Marnix Academie, Vogelsanglaan 1 in Utrecht. Een routebeschrijving en een plattegrond ontvangen alle studenten ruim voor de start van hun opleiding. De lokalentoedeling per docent wordt op het bord in de hal bekend gemaakt voor aanvang van de eerste les. In een lokaal heeft u de beschikking over de volgende hulpmiddelen - Bord (krijt) of white board (stift) - Overheadprojector Binnen de school kunt u contact opnemen met de receptie (bij de hoofdingang) indien u bijzondere wensen heeft. Jaap Goetze is de contactpersoon voor de planning van lokalen. Bij (aanhoudende) klachten kunt u contact op nemen met Hester Brenninkmeijer van het secretariaat van het AI. Voor koffie, thee, eten enz. is er een kantine. Amsterdam RE 6 wordt in Amsterdam verzorgd in de Aristo Zalen, Teleportboulevard W 100 (nabij NS-station Sloterdijk) in Amsterdam Een routebeschrijving en een plattegrond ontvangen alle studenten ruim voor de start van hun opleiding. De lokalentoedeling per docent wordt via een t.v.-circuit bekend gemaakt voor aanvang van de lessen. In een lokaal heeft u de beschikking over de volgende hulpmiddelen - White board (stift) - Flip-over - Overheadprojector Bij dit complex kunt u contact opnemen met Joost Groenendijk indien u bijzondere wensen heeft. Bij (aanhoudende) klachten kunt u contact op nemen met Hester Brenninkmeijer van het secretariaat van het AI. Voor koffie, thee, eten enz. is er een voorziening die commerciële prijzen berekent.
Docentenhandleiding RE 6
10
Rotterdam RE 6 wordt in Rotterdam verzorgd in het Albeda College, Haastrechtstraat 1, 3 en 5 en Hordijk 28 in Rotterdam. Een routebeschrijving en een plattegrond ontvangen alle studenten ruim voor de start van hun opleiding. De lokalentoedeling per docent wordt op het bord (bij binnenkomst) bekend gemaakt. In een lokaal heeft u de beschikking over de volgende hulpmiddelen: - Bord (krijt) - Overheadprojector Bij klachten kunt u contact op nemen met Hester Brenninkmeijer van het secretariaat van het AI. Voor koffie, thee, eten enz. is er een kantine.
Docentenhandleiding RE 6
11
2.
2 a.
U EN UW COLLEGA'S
Gegevens docenten Hierna zijn de NAW-gegevens opgenomen van docenten die de module RE 6 verzorgen. Doel is ten eerste u aan te geven wie uw collega's zijn en ten tweede u de mogelijkheid te bieden collegiale informatie uit te wisselen. NAW + tel.nr.
Werkgever + tel.nr.
Locatie
Erwin H.W. Bosman Prof. J.W. Dieperinklaan 2 A 3571 WK UTRECHT 030-2710679
Pensum 030-2762141
[email protected]
Utrecht
W.A.H. Hovens Cederlaan 30 7313 BT Apeldoorn 055-3558451
Centraal Beheer 055-5793014
[email protected]
Amsterdam
F. Roza Asterdkraag 40 4823 GA BREDA 076-5417153
Nationale-Nederlanden 010-5311232
[email protected]
Rotterdam
Docentenhandleiding RE 6
12
2 b.
Gegevens vakgroep Iedere module wordt "bewaakt" door een vakgroep. Deze heeft tot taak de leerstof van elke module op niveau en aansluiting op het examen te bewaken. In de vakgroep Leven (waar de module RE 6 onder valt) hebben zitting: NAW + tel.nr R.J.C. Hersmis Zonnehof 36 2743 LN Waddinxveen 0182-640043 Drs. M.H. Drewes
B.L. de Boer
E. Maarschalkerweerd
P.G.G.F. Schoeber
2 c.
Werkgever + tel.nr. Hersmis Verdonkschot & Partners 0182-640195
[email protected] Delta Lloyd 020-5943885
[email protected] Nationale-Nederlanden 010-5131230
[email protected] Fortis Nederland 030-2572343
[email protected] Fortis Nederland 030-2573386
[email protected]
Functie Voorzitter
Lid
Lid
Lid
Lid
Gegevens examencommissie Voor iedere module is tevens een examencommissie ingesteld. In de examencommissie Leven hebben zitting: NAW + tel.nr drs. ing. G. van der Lingen Wijkplaats 32 1411 LS NAARDEN 035-6944948 W.A.H. Hovens drs. F.A. Nawijn B.C. van der Gaag
drs. M.J.C.W. Heeren drs. J. Hilbrands W.J.J.M van den Berg P.G.G.F. Schoeber
Docentenhandleiding RE 6
Werkgever + tel.nr. Pensioen- & Verzekeringskamer 055-3550888
[email protected] (zie docenten) N.V. Interpolis 013-4623145/
[email protected] AON Consulting 020-4305316
[email protected] Interpolis & Van Spaendonk Pens. 013-4622718
[email protected] Towers perrin 020-7114000 /
[email protected] Towers Perrin 010-2075572 /
[email protected] (zie Vakgroep Leven)
Functie Voorzitter
Lid Lid Lid
Lid Lid Lid Lid
13
3.
DE DOCENT EN DE STUDENT
Voor u uw les gaat geven denkt u uiteraard na over uw studenten en over de leerstof die u hen gaat presenteren. Met andere woorden: u gaat uw lessen voorbereiden. Die voorbereiding vergt tijd, tijd waarover u eigenlijk niet beschikt. In dit onderdeel van de handleiding ga ik in op een aantal onderwerpen van algemene didactische aard (waar moet ik bij het lesgeven aan volwassenen rekening mee houden, welke werkvormen kan ik hanteren en waarom, welke hulpmiddelen kan ik gebruiken en hoe) die bij de voorbereiding van uw lessen van belang kunnen zijn. In onderdeel 4 van deze handleiding geef ik daarna een aantal concrete tips - vakdidactiek - voor de inrichting van de lessen zelf (voorbeeldlesplannen, uitgewerkte voorbeelden van werkvormen met doelstellingen, sheets, toetsen enz.). 3 a.
Het leren van (jonge) volwassenen Een docentenhandleiding heeft vooral betrekking op het samenspel tussen u, de leerstof en uw studenten. En om die studenten gaat het uiteindelijk. We gaan dus eerst maar eens kijken hoe (jonge) volwassenen het prettigst en het makkelijkst leren. Uit onderzoek is gebleken dat een opleiding, die gebaseerd wordt op de volgende zes grondprincipes van leren, veelal goede resultaten geeft. Het structureringsprincipe Uw studenten moeten in de gelegenheid zijn tijdens en na de les actief en creatief structurerend met de leerstof om te gaan. Om dat mogelijk te maken is het uw taak er voor te zorgen dat hoofdlijnen uitgezet en helder zijn. Duidelijkheid is een basisvoorwaarde voor inzicht en inzicht is een basisvoorwaarde voor studieplezier. Als een student plezier heeft in de studie is een actieve en uiteindelijk zelfs creatieve leerhouding gewaarborgd. Het vinden van nieuwe structuren (creaties) is in de praktijk van de actuaris 'dagelijks' werk. In de opleiding legt u de basis. Een goed lesplan biedt structuur. In deze handleiding is dan ook voor iedere les een concreet lesplan als voorbeeld opgenomen. Het beheersbaarheidsprincipe Leerstof mag niet in te grote brokken aangeboden worden. De hersenen van de mens kunnen ten aanzien van het leervermogen in twee delen gesplitst worden. Het eerste deel is een voorportaal. Hier vindt alleen voorlopige opslag van kennis plaats. Na opname wordt de nieuwe kennis hier nog eens grondig bekeken; is het zinvol haar vast te houden en zo ja hoe is hier de vraag. Valt het besluit tot definitieve opslag, dan wordt de nieuwe kennis gekoppeld aan bestaande en opgeslagen kennis in het grotere lange-termijngeheugen. Biedt u de leerstof aan in te grote brokken, dan loopt het "voorportaal" over en wordt zonder selectie een deel van de nieuwe kennis vergeten. Een goed lesplan is daarom verdeeld in korte afgeronde onderdelen.
Docentenhandleiding RE 6
14
Het feedbackprincipe Mensen vergeten snel (m.a.w. gooien snel iets weg uit het "voorportaal). Een veelvuldige, herhalende feedback (regelmatig opnieuw, maar wel steeds beknopter aanbieden van kennis) zorgt er voor dat vergeten voorkomen wordt (en dus opslag in het lange-termijngeheugen plaatsvindt). Daarnaast "weten" mensen vaak de verkeerde dingen (vanuit ervaring aangeleerd). Correctie via een duidelijke, corrigerende feedback is hier het probate middel. Denk er om dat afleren veel moeilijker is dan aanleren; neem er de tijd voor. Ten derde begrijpen mensen elkaar niet altijd even goed. Gerichte, controlerende feedback is dus altijd nodig. Wees er nooit van overtuigd dat u de leerstof in één keer duidelijk over kunt dragen. In werkwijze betekent dit principe dat u veelvuldig en op verschillende manieren, vanuit verschillende invalshoeken, toetst of de leerstof bij uw studenten op een correcte manier aanslaat. Het herkenbaarheidsprincipe Leerstof moet voor uw studenten herkenbaar zijn. Dat wil zeggen dat u aansluit op de kennis en ervaring van uw studenten (werksituatie, privé-situatie, vroegere studie enz.). Met andere woorden probeer aansluitingen te vinden in het langetermijngeheugen, bijvoorbeeld door het geven of samen vinden van "ezelsbruggetjes". Zorg er voor dat ze de nieuwe kennis aan reeds aanwezige (correcte) kennis en ervaring kunnen vastknopen en denk daarbij aan de verschillen tussen studenten. Het toepasbaarheidsprincipe Kennis moet nuttig zijn, wil een student bereid zijn haar te leren. Die bereidheid is overigens niet een bewuste bereidheid (althans in de start), maar een onbewuste. De hersenen verzetten zich tegen nieuwe, onbekende of onnutte zaken, simpelweg omdat hiervoor in het lange-termijngeheugen geen aanknopingspunten te vinden zijn. Een enkele keer zult u moeite hebben het praktische nut van kennis aan te geven. Ga in die gevallen te rade bij een collega. Het afwisselingsprincipe Monotoniteit is slaapverwekkend, ook en mogelijk zelfs vooral in de lessituatie. Zorg er voor dat uw studenten afwisseling krijgen op diverse fronten. Gebruik in één lesperiode meerdere werkvormen. Wissel de doceermethode (student luistert) bijvoorbeeld af met de discussiemethode (student is actief bezig). Gebruik in iedere lesperiode minimaal één hulpmiddel (overheadprojector, bord, hand-out enz.). Uw studenten worden het moe de hele tijd naar u te kijken. Een "plaatje" verplaatst de blik. Daarnaast zegt één "plaatje" vaak meer dan 1000 woorden. Beweeg zelf ook. Als uw studenten steeds naar één plek in het lokaal moeten kijken, omdat u daar nu eenmaal staat of zit, worden hun ogen erg moe en daarmee zijzelf. Zorg er echter voor dat uw bewegingen wel functioneel zijn. Loop naar het bord om er op te schrijven, beweeg door de groep om iets uit te reiken enz.
Docentenhandleiding RE 6
15
3 b.
Werkvormen De belangrijkste werkvormen komen hierna kort aan bod. Vanuit deze vormen kunt u zelf een groot aantal varianten te construeren. -
De socratische werkvorm De meest open werkvorm is de socratische. Bij deze werkvorm is in feite uitsluitend het onderwerp dat aan de orde is een vastliggend gegeven. Vanuit dit gegeven bouwen de studenten zelf, gesteund en gestuurd door vragen naar het hoe, wat en waarom van uitspraken die ze zelf doen, hun kennis op. Uitgangspunt is dat ieder over bepaalde kennis en vaardigheden beschikt en dat het totaal van de kennis van de groep groter is dan de samenstellende delen. Vanuit de gezamenlijke kennis worden dan, via aannamen en uw prikkelende sturing, nieuwe kenniselementen en vaardigheden opgedaan. Hulpmiddelen hierbij kunnen studieboeken en andere vakliteratuur, testsituaties en de dagelijkse praktijk zijn. Een toepassingsmogelijkheid voor deze werkvorm is bijvoorbeeld gelegen bij de hoog-niveaustudenten in uw groep. Die kunnen dan gezamenlijk hun tanden zetten in een door u aangegeven onderwerp, terwijl u zich ondertussen primair met de rest van de groep bezig houdt.
-
Discussiemethoden De werkvorm discussie kan toegepast worden in iedere situatie waarin de leerstof tot meerdere uitkomsten kan leiden. Let wel, de leerstof hoeft dus niet éénduidig te zijn, maar het gezamenlijke verband tussen meerdere, op zich correcte en volledig éénduidige onderdelen kan tot meerdere uitkomsten leiden. In veel gevallen zal de basis voor discussie gevormd worden door een praktijksituatie of een aantal elkaar uitsluitende stellingen. U heeft hier een werkvorm tot uw beschikking, die een uitstekende mogelijkheid biedt te controleren of de studenten iets met de kennis die zij opdoen kunnen. Daarnaast is er enige onopgemerkte controle mogelijk op het al dan niet bestudeerd zijn van de leerstof en tot slot kunt u iets meer te weten komen over het niveau van de studenten in het algemeen. Zijn zij bijvoorbeeld goed in staat zich in andermans situatie in te leven. Kunnen zij een standpunt behoorlijk onderbouwen enz. Subdoel van deze werkvorm is de studenten tot studie aan te zetten (niemand staat immers graag met z'n mond vol tanden). Deze werkvorm is uitstekend geschikt om te gebruiken op momenten dat de les een beetje "dood valt", bijvoorbeeld bij aanvang als de groep nog moet omschakelen, tegen koffietijd, direct erna en vlak voor het einde van de les. Pas haar echter niet te veel toe. Studenten krijgen dan namelijk de idee dat zij niet veel bij u leren, maar dat het alleen maar gezellig is. Dat is natuurlijk geen juiste gedachte, omdat, zolang zij meedoen aan de discussie, zij wel degelijk leren.
Docentenhandleiding RE 6
16
-
Het opleidingsleergesprek Het opleidingsleergesprek is de meest gangbare werkwijze. Een kort stuk informatie over het onderwerp laat u volgen door vragen van u aan de studenten en van de studenten aan u. Bij het door de studenten stellen van vragen moet u er rekening mee houden dat die vragen, misschien in onderdelen verdeeld, weer naar de betreffende student of naar andere studenten terug gespeeld kunnen worden. Deze werkvorm leent zich voor gebruik in alle mogelijke situaties. Zij is echter vooral geschikt voor lessen waarin kennis in kleine, niet direct samenhangende brokjes, is verdeeld. Aan de groepsgrootte zijn in dit geval minder beperkingen verbonden. Wel is een U-vormige opstelling wenselijk als u andere studenten dan de vragensteller vragen wilt laten beantwoorden. In veel situaties wordt deze werkvorm gebruikt als basisvorm waarbinnen dan regelmatig van andere werkvormen gebruik wordt gemaakt. Afwisseling van spijs doet eten.
-
De klassieke doceermethode De doceermethode kent in beginsel slechts eenrichtingsverkeer. Uitingsvormen van deze methode zijn het hoorcollege en de lezing. Deze methode is niet afhankelijk van de groepsgrootte of de groepsopstelling. Het grote voordeel van deze werkvorm is dat zij in beginsel tot op de minuut te plannen is. Nadeel is dat zij niet langer dan 20 tot 30 minuten achtereen gehanteerd mag worden. Na die periode zal de student meestal geen nieuwe kennis meer opnemen. Daarnaast is ook het opnemen van kennis binnen deze periode verschillend. Vooral de start en het einde blijven hangen. Een grondige ondersteuning met hulpmiddelen en een levendige aanpak kunnen de resultaten positief beïnvloeden.
3 c.
Hulpmiddelen Ter ondersteuning van de overdracht van een onderwerp en de gekozen werkvorm zult u in veel gevallen van hulpmiddelen gebruik willen en kunnen maken. Aan het gebruik van ieder hulpmiddel zijn bepaalde basisvoorwaarden verbonden. Er moet sprake zijn van een bewuste keuze. Hulpmiddelen moeten de essentie weergeven en functioneel zijn. Een plaatje moet niet worden gebruikt omdat het zo mooi is, maar omdat het verduidelijkt of de belangstelling wekt voor een essentie. Hulpmiddelen moeten geschikt zijn voor de student, de docent en de ruimte. Ze moeten hanteerbaar en praktisch zijn, dat wil zeggen dat ze de lesgang zo min mogelijk verstoren. Er mogen niet te veel hulpmiddelen in een lesperiode gebruikt worden en zeker niet bij de presentatie van één onderwerp. Tweede voorwaarde is, dat er sprake moet zijn van een goede voorbereiding. Zorg er voor dat u goed met de gekozen hulpmiddelen om kunt gaan.
Docentenhandleiding RE 6
17
Controleer voor de les of ze aanwezig zijn en functioneren. Een hulpmiddel moet op het juiste moment beschikbaar zijn, zodat de les zo min mogelijk wordt onderbroken. Bij elk onderwerp noteert u zo nodig welk hulpmiddel u gebruikt. De derde voorwaarde is die van de duidelijkheid. De gevisualiseerde tekst of een tekening moet voor alle studenten duidelijk en begrijpelijk zijn. Een tekst of een tekening die van uw kant om een uitgebreide toelichting vraagt, heeft geen ondersteunende functie. Zorg er dus voor dat de studenten in één oogopslag de bedoeling te pakken hebben. De duidelijkheid, in de zin van leesbaarheid, controleert u steeds voor aanvang van uw les. Zeker een voorbereide tekst mag op dat punt niets te wensen overlaten. Bij het uitwerken van transparanten kunt u van de volgende regels uit gaan: - gebruik bij voorkeur kleine drukletters (d.w.z. geen hoofdletters) - gebruik niet te veel verschillende kleuren of onderstrepingen - houdt u aan één essentie per afbeelding - gebruik maximaal 6 regels per afbeelding - gebruik maximaal 6 woorden per regel. Het gebruik van schema's, grafieken, tekeningen en dergelijke is alleen zinvol als deze overzichtelijk en eenvoudig zijn en niet te veel informatie geven. Hou er daarnaast rekening mee dat lijnen al zeer snel te dun zijn. Een volgende voorwaarde is dat de afbeelding foutloos is. Fouten in afbeeldingen krijgen relatief bijzonder veel aandacht. Daardoor worden de studenten dan snel afgeleid van de hoofdzaken. De vijfde en laatste voorwaarde is dat het gebruik van hulpmiddelen niet mag overheersen. Als docent bent en blijft u tijdens de les de belangrijkste informatiebron. Te veel hulpmiddelen, te veel verschillende hulpmiddelen of het te veelvuldig gebruiken van hulpmiddelen, zal de aandacht van de studenten afleiden. Als docent staat u natuurlijk ook boven het met behulp van het hulpmiddel gepresenteerde materiaal. Laat nooit iets zien dat u zelf niet volledig begrijpt, of waarvan u het nut niet ziet (dit kan bij niet door u zelf ontwikkelde hulpmiddelen soms het geval zijn). Drie voor u belangrijke hulpmiddelen zijn: - Het bord Het schoolbord (of het witbord) is het meest gebruikte hulpmiddel. Het bord is onder andere goed bruikbaar bij: . de opbouw van een betoog. Tijdens uw betoog kunt u de kernbegrippen schematisch opschrijven . het noteren van opmerkingen van studenten . het noteren van moeilijke woorden en begrippen . het uitwerken van opgaven. Naast deze algemene gebruiksmogelijkheden van het bord is er een bijzondere. Gebruik het rustig als kladblaadje. Zorg er echter wel voor dat het Docentenhandleiding RE 6
18
overzichtelijk blijft. Veeg het na gebruik als kladblaadje weer schoon; in ieder geval voor u aan een nieuw onderwerp begint. Schrijf duidelijk, groot en op één lijn. Ga niet al pratende op het bord staan schrijven. -
De overheadprojector De overheadprojector is bruikbaar in situaties waarin u bijvoorbeeld: . een tijdens uw betoog toenemende hoeveelheid gestructureerde informatie opbouwt . een onderwerp wilt ondersteunen met een serie op transparanten ondergebrachte essenties . bij afronding van een onderwerp of les, nog kort op de essenties terug wilt komen . complexe opgaven samen met de groep wilt uitwerken zonder al te veel tijd aan het uitschrijven van de opgaven zelf te besteden Voordeel van het gebruik van de overheadprojector is, dat u de transparanten vooraf kunt maken. Uw betoog ligt hierop gestructureerd vast. Denk echter ook nu aan de eerder besproken basisvoorwaarden als één essentie per transparant enz. Eénmaal voorbereide transparanten zijn over het algemeen zeer lang bruikbaar en kunnen eenvoudig worden bewaard en getransporteerd. Tot slot is een belangrijk voordeel dat u zich nooit met de rug naar de groep hoeft te keren. De groep ziet het plaatje op het scherm achter u en u ziet het (meestal) naast zich op de projector. De kracht van de overheadprojector ligt echter op het terrein van de voorbereidingsmogelijkheden van transparanten. Enkele gebruiksmogelijkheden zijn: .
De completeringsmethode Plak twee transparanten met tape aan elkaar, zodat ze scharnieren (als een boekje). Op de ene transparant staat een schema, een opgave of iets dergelijks. De andere is blanco. Als u nu het beschreven transparant wilt aanvullen, slaat u het blanco transparant (de overlay) om en schrijft hierop in plaats van op de originele transparant. De houdbaarheid van het originele transparant is daardoor vergroot.
Docentenhandleiding RE 6
19
Figuur 1
Op transparant 1 is de opgave (of een andere te completeren opdracht) opgenomen. Op de met tape aan transparant 1 bevestigde transparant 2 (a als basis en b omslaand) wordt de uitwerking opgenomen.
2b 1
2a
.
De overlaymethode Parallel lopend aan uw overdracht (overlapping) worden door omslaan de overlays aan het basistransparant toegevoegd. Door deze opbouw kan het onderwerp stap voor stap worden uitgelegd. Om deze methode goed te kunnen toepassen plakt u de overlay(s) -het "boekje" kan dus uit meer pagina's bestaan - weer met stukjes tape aan elkaar. Op deze manier kunt u 5 tot 6 overlays Figuur 2
Deze methode werkt omgekeerd als een boek. Er wordt door het terugslaan van het tweede transparant een nieuw deel van de tekst gegeven.
1+1=
2 2
Docentenhandleiding RE 6
1
20
Figuur 3
Deze vorm van de methode vult een starttransparant langzamerhand aan door het omslaan van steeds weer nieuwe transparantstroken.
2c 1+1=2
2 x–y= 2b
1–y=x
1
2a
Figuur 4
Bij deze uitwerking van de methode wordt steeds een nieuw blad omgeslagen. Eventueel nadat het voorgaande eerst weer teruggeslagen is.
het is mooi 2
1
3
weer 4
.
De afdekmethode Bij het op de projector leggen van het transparant dekt u de tekst met een vel papier geheel af. Door het papier te verschuiven kunt u regel voor regel de tekst op het scherm laten verschijnen.
Docentenhandleiding RE 6
21
Figuur 5
Bijkomend voordeel van een overheadprojector met lichtbak (verlichting van onder de transparant) is, dat de docent de afgedekte tekst door het papier heen kan zien.
het is mooi weer
-
Uitgereikte materialen Een hulpmiddel dat zeer veel toepassingsmogelijkheden kent, wordt gevormd door allerhande documenten en andere zaken op papier. Deze kunt u uitreiken. Hierbij kunt u denken aan toetsen, polissen, wetteksten, praktijksituaties, grafieken enz. De voordelen van dit hulpmiddel zijn legio. Ze zijn snel en actueel te vervaardigen (het snelst is bijvoorbeeld de krant van vandaag, met de opdracht alles wat te maken kan hebben met een bepaalde verzekeringsvorm op te zoeken). Zij geven de studenten even de gelegenheid tot een andere activiteit. Zij zorgen automatisch voor een korte pauze (de tijd die u nodig heeft voor het uitdelen). Zij bieden u de gelegenheid tot een korte adempauze (de leestijd van de studenten). Het hulpmiddel kan u een zeer goede ondersteuning bieden bij discussies en opdrachten aan studenten. Enige vereisten waaraan u moet denken bij het gebruik van dit hulpmiddel zijn: . Reik materialen nooit te vroeg uit, want studenten zijn snel afgeleid. . Geef aan dat u iets uitreikt, reik het vervolgens zwijgend uit, laat de studenten het bekijken en geef dan pas aan wat u er mee van plan bent. Praten zonder dat alle studenten het hebben is zinloos. De groep die het al heeft zit te lezen en de groep die nog niets heeft begrijpt niet waar u het over heeft. Uiteindelijk moet u dus toch helemaal opnieuw beginnen. . Zorg dat het materiaal niet te veelomvattend is. Met andere woorden reik nooit meer uit dan nodig is.
Docentenhandleiding RE 6
22
4.
4.a
CURSUS- EN LESPLAN
Cursusplanning De module RE 6 van 5 hoofdstukken wordt gegeven in acht lessen van elk twee uur per avond. Elke les wordt in principe onderbroken door een pauze van ongeveer vijftien minuten. Voor de complete cursusperiode voor RE 6 treft u hierna een voorbeeld van een cursusplan aan. Uitgaande van dit cursusplan is onder 4 b een serie lesplannen opgenomen. Het is de bedoeling dat u direct na het voorbeeld in deze map uw eigen planning opneemt. Mocht u onverhoopt een les niet kunnen verzorgen dan hoeft u alleen uw docentenmap (tijdelijk) door te geven aan uw vervanger. Deze kan dan zien wat voor de betreffende avond op het programma staat. Het cursusplan geeft uitsluitend de hoofdthema's van iedere les aan, met daarbij een grove tijdsindeling (in minuten) en het huiswerk voor u en/of uw studenten voor de volgende keer. We starten met de algemene leerdoelen die met deze module beoogt worden. Moduleleerdoelen Aan het eind van deze module kan de student: - de verschillen uitleggen tussen een netto- en een brutovoorziening - uitleggen waarom een verzekeringsmaatschappij in plaats van een nettovoorziening een brutovoorziening aanhoudt - mutaties op traditionele verzekeringen berekenen - mutaties op universal life verzekeringen berekenen
Docentenhandleiding RE 6
23
LES 1: INTRODUCTIE EN BEHANDELING HOOFDSTUKKEN 1 EN 2 Tijd
Onderwerp
Benodigdheden
Huiswerk
60 min.
Introductie + pauze
(school)bord + krijt/stift naamkaarten + stiften deelnemerslijst Sheet 1
Maken: vraagstukken H 2 leren: H 1 en H 2 lezen: H 3
50 min.
Bespreking H 1 en H 2
(school)bord + krijt/stift
10 min.
Afsluiting
LES 2: TOETSING HOOFDSTUK 2/BEHANDELING EERSTE DEEL HOOFDSTUK 3 Tijd
Onderwerp
benodigdheden
Huiswerk
25 min.
Opening + huiswerkbespreking
(school)bord + krijt/stift
Maken: vraagstukken 1 t/m 6 H 3 Leren: H 3 Voorbereiden casussen 1 en 2
35 min.
Behandeling deel 1 H 3
Hand-out 1 (school)bord + krijt/stift
15 min.
Pauze
40 min.
Vervolg behandeling H 3
5 min
Afsluiting
Hand-out 1 (vervolg) (school)bord + krijt/stift
LES 3: TOETSING EERSTE DEEL HOOFDSTUK 3/BEHANDELING TWEEDE DEEL HOOFDSTUK 3 Tijd
Onderwerp
5 min.
Opening + huiswerkbespreking
70 min.
Behandeling deel 2 H 3
15 min.
Pauze
25 min.
Vervolg behandeling deel 2 H 3
5 min.
Afronding
Docentenhandleiding RE 6
Benodigdheden
Huiswerk Maken: vraagstukken 7 t/m 10 H 3 leren: H 3 lezen: H 4 onderdelen 4.1 en 4.2
Casussen 1 en 2 Schrijfsheets + stiften
(school)bord + krijt/stift
24
LES 4: BEHANDELING EERSTE DEEL HOOFDSTUK 4 tijd
onderwerp
benodigdheden
huiswerk
30 min.
Opening + huiswerkbespreking
Bord/krijt
Maken: opgaven H 4 onderdeLen 4.1 en 4.2 leren: H 4
45 min.
Vervolg behandeling H 4
Hand-out 1
15 min.
Pauze
25 min.
Vervolg behandeling H 4
5 min.
Afsluiting
Hand-out 1 + Bord/krijt + sheet/stift
LES 5: TOETSING TWEEDE DEEL HOOFDSTUK 3 EN EERSTE DEEL HOOFDSTUK 4/BEHANDELING TWEEDE DEEL HOOFDSTUK 4 tijd
onderwerp
benodigdheden
huiswerk
20 min.
Opening + huiswerkbespreking
Bord/krijt
Maken: opgaven H 4 onderdeLen 4.3 en 4.4 leren: H 5 t/m onderdeel 5.2.3
(casussen)
Meenemen: casussen uit les 3 40 min.
Vervolg behandeling H 4
15 min.
Pauze
40 min.
Vervolg behandeling H 4
5 min.
Afsluiting
Bord/krijt
Bord/krijt
LES 6: TOETSING TWEEDE DEEL HOOFDSTUK 4/BEHANDELING EERSTE DEEL HOOFDSTUK 5 tijd
onderwerp
benodigdheden
huiswerk
5 min.
Opening
Bord/krijt
Maken: opgaven H 5 Onderde= Len 5.2 t/m 5.2.3 leren: H 5 samenstellen 2 vragen over mutaties
45 min.
Behandeling H 5
Casussen les 3 + bord/krijt
15 min.
Pauze
20 min.
Vervolg behandeling H 5
30 min.
Huiswerkbespreking
5 min.
Afsluiting
Docentenhandleiding RE 6
Casussen les 3 + bord/krijt
25
LES 7:TOETSING EERSTE DEEL HOOFDSTUK 5/BEHANDELING TWEEDE DEEL HOOFDSTUK 5 tijd
onderwerp
30 min.
Opening + huiswerkbespreking
30 min.
Behandeling H 5
15 min.
Pauze
40 min.
Vervolg behandeling H 5
5 min.
Afsluiting
benodigdheden
Huiswerk Maken: opgaven 13 t/m 17 H 5 en examenopgaven Leren: H 5 Nazien: hele syllabus
Hand-out 1
Blanco sheets/stiften, bord/krijt
LES 8: TOETSING TWEEDE DEEL HOOFDSTUK 5/EXAMENTRAINING tijd
Onderwerp
5 min.
Opening
15 min.
Behandeling opgaven H 5
Bord/krijt
Vragen over syllabus van de
Bord/krijt
25 min.
benodigdheden
Huiswerk
Studenten 15 min.
Pauze
15 min.
Examen doen, hoe werkt dat?
Bord/krijt
40 min.
Proefexamen met nabespreking
Bord/krijt
15 min.
Cursusafronding
Docentenhandleiding RE 6
26
4.b.
Lesplannen (voorbeelden) Op de volgende pagina's is voor iedere les een voorbeeldlesplan opgenomen. Hierin is steeds aangegeven welke onderwerpen, in welke volgorde en gedurende welke tijd aan de orde komen. Ieder voorbeeldlesplan wordt vooraf gegaan door een overzicht van de doelstellingen van de betreffende les. Het gaat hier om een uitdieping van de aan het begin van elk hoofdstuk aan uw studenten opgegeven doelstellingen. Deze doelstellingen kunnen u van dienst zijn bij de voorbereiding van uw les. Iedere doelstelling moet meetbaar gemaakt kunnen worden aan het eind van uw les. In de voorbeeldlesplannen is steeds uitgegaan van een lesduur van 120 minuten. In de lesplannen is die tijd in minuten per onderdeel genoteerd. Daarnaast is aangegeven welke werkvorm gebruikt wordt en welke hulpmiddelen. In een aantal gevallen is de werkvorm, een opdracht, een toets, een hulpmiddel of iets dergelijks met de daarbij behorende doelstelling nader uitgewerkt. Deze uitwerking is dan direct na het desbetreffende lesplan opgenomen, terwijl in het lesplan daarnaar verwezen wordt. Van de opdrachten, toetsen, uitwerkingen van toetsen en opdrachten, sheets en hand-outs kunt u bij het AI exemplaren ten behoeve van uzelf en/of uw studenten bestellen. Wilt u materiaal in aangepaste vorm of geheel eigen materiaal laten uitwerken, dan is dat natuurlijk ook mogelijk. De betreffende uitwerkingen worden dan tevens bij het voorbeeldmateriaal in deze docentenhandleiding opgenomen. Zo blijft deze handleiding groeien. Ook nu doet u er goed aan direct na ieder voorbeeldlesplan uw eigen lesplan met materiaal op te nemen.
Docentenhandleiding RE 6
27
LES 1: INTRODUCTIE/ BEHANDELING HOOFDSTUKKEN 1 EN 2
Doelstellingen les 1 Aan het slot van de bestudering van hoofdstuk 2 kan de student: - de definitie van het begrip “verzekeringsbeheer” geven en toelichten - opsommen welke informatie nodig is om de brutopremie of -koopsom van een verzekering vast te stellen - de verschillende mutatiemogelijkheden beschrijven
Lesplan les 1
tijd
45 min.
onderwerp
werkvorm
hulpmiddelen
Onderdelen
Introductie - docent
presentatie
- studenten
rondgang
deelnemerslijst/ naamkaarten
- RE 6 - huishoudelijke mededelingen - overgang van RE 3/RE 4
extra studiegids presentatie mededelingen presentatie
naar RE 6 15 min.
Pauze
50 min.
Behandeling H 2 - soorten mutaties
Brainstorm
Sheet/bord + stift/krijt
2.4
- verzekeringstechnische
Opleidingsleergesprek +
(school)bord + krijt/stift
2.1 t/m 2.3
verdeling 10 min.
Sheet 1
Huiswerk
opdrachten in tweetallen
en 2.5
- discussie
- waarom - leren H 1 en H2
- opdrachten
- maken vraagstukken H 2 - lezen H 3
Docentenhandleiding RE 6
28
WERKVORM INTRODUCTIE LES 1 Toelichting Een voorstelronde heeft tot doel de groep los te maken en aan elkaar te laten wennen. Daarnaast leert ieder zijn/haar medestudenten kennen en leert u de studenten kennen (wat doen ze? wat weten ze? hoe zijn ze als mens? veelpraters/ stillen enz.). Werkwijze U stelt zich zelf kort voor en geeft aan waar het in deze module allemaal om draait. U nodigt elke student uit zichzelf voor te stellen. U geeft daarbij aan welke informatie van de student verwacht wordt, zoals: waar hij/zij werkt en sinds hoe lang?, welke vooropleiding heeft hij?, wat verwacht hij/zij van de studie?, waarom is hij/zij met de studie begonnen? Tevens checkt u of de telefoonnummers in overeenstemming zijn met de gegevens die de docent van het Actuarieel Instituut heeft ontvangen. Tot slot van de introductie geeft u aan op welke wijze deze module aansluit bij RE 3 en RE 4. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van sheet 1. Het gaat in deze toelichting vooral om de relaties met reeds behandelde onderwerpen en de wijze waarop hier in RE 6 wordt voortgebouwd. Naast sheet 1 is het goed de relaties tussen RE 3, RE 4 en RE 6 op het bord te visualiseren. Dit kan interactief door vragen te stellen aan de studenten en de antwoorden onder te brengen in het schema op het bord. Het eindresultaat op het bord dient dan ongeveer als volgt te zijn: Relatie RE 3, RE 4 met RE 6 RE 3
RE 4
RE 6
Actuarieel
NK op één leven VVP op één leven
Praktijk
Nieuwe verzekerin- Nieuwe verzekerin- Financiële gen op één leven gen op twee levens aspecten
Kansen op twee levens Koopsommen op twee levens
Bruto
VVP op één leven VVP op twee levens Mutaties
Huishoudboekje Afsluiting De introductie loopt over in de pauze. De studenten hebben de gelegenheid nader kennis te maken. U krijgt de gelegenheid de verkregen informatie te ordenen en om zelf ook nader contacten te leggen.
WERKVORMEN BESPREKING HOOFDSTUK 2 U start de behandeling van hoofdstuk 2 met een inventarisatie van alle soorten mutaties. De werkvorm hiervoor is de brainstormmethode. (studenten krijgen de gelegenheid onbecommentarieert alles waarvan ze denken dat dit bij het onderwerp hoort te melden. U noteert dit op het bord of op een schrijfsheet. Een alternatief is dat één van de studenten met u meeschrijft - op papier - en het Docentenhandleiding RE 6
29
verhaal t.b.v. de volgende les uitwerkt m.b.v. een tekstverwerkingsprogramma. De volgende les neemt de student het uitgewerkte verhaal mee - in veelvoud t.b.v. zijn collega's). Zonodig vult u de lijst aan met bijzondere mutaties, zoals ‘automatische voortzetting’ en ‘belening’. Een korte toelichting per mutatie volgt. Tijdens een nu volgend opleidingsleergesprek vraagt u de studenten om de gevonden mutaties in te delen in verzekeringstechnische en nietverzekeringstechnische mutaties. Aansluitend stelt u de vraag waarom deze indeling van belang is. Het doel van het hierop volgende gesprek met de groep is, tot de conclusie te komen dat uitsluitend de verzekeringstechnische mutaties leiden tot veranderingen in de voorzieningen. Nadat deze conclusie is getrokken geeft u de opdracht de opgaven 2 (twee administratiesystemen) en 4 (rangschikking producten naar mutatiegevoeligheid) in tweetallen te maken. De resultaten van deze opdracht worden plenair besproken.
WERKVORM AFRONDING LES 1 De studenten krijgen als huiswerk op de vraagstukken bij hoofdstuk 2 uit te werken en de volgende keer mee te nemen. Daarnaast vraagt u ze de hoofdstukken 1 en 2 te bestuderen en hoofdstuk 3 goed door te nemen. Als tip voor de studenten kunt u meegeven dat zij paragraaf 4.5 van Module RE 3 (voorziening verzekeringsverplichtingen) nog maar eens goed door moeten nemen als de reserveformules niet meer spijkerhard in hun geheugen zitten.
Docentenhandleiding RE 6
30
SHEETS les 1
V erz ek e rin g sb eh ee r •In leid in g •B ru to vo o rzie nin ge n o p é én le v e n •N e tto - en b ru to v o o rzie nin g e n o p tw e e le v en s •M uta ties (afk o o p , p rem ie v rijm ak e n e nz .)
Docentenhandleiding RE 6
31
LES 2: TOETSING HOOFDSTUK 2/BEHANDELING EERSTE DEEL HOOFDSTUK 3
Doelstellingen lessen 2 en 3 Aan het slot van de bestudering van hoofdstuk 3 kan de student: - uitleggen waarom i.p.v. een nettovoorziening een brutovoorziening nodig is - omschrijven wat een Zillmervoorziening is - omschrijven wat een Höcknervoorziening is - omschrijven wat een administratievoorziening is - het begrip ‘reservepremie’ definiëren en toelichten - voor iedere brutovoorziening de reservepremie in formule zetten - voor iedere brutovoorziening de recursieformule opstellen - voor iedere brutovoorziening de spaar- en risicopremie bepalen - de opbouw van een universal life voorziening omschrijven - de relatie leggen tussen een universal life voorziening en de traditionele brutovoorzieningen
Lesplan les 2
tijd
25 min.
onderwerp
Huiswerkbespreking
Werkvorm
Hulpmiddelen
Opleidingsleergesprek
Bord/krijt
Individuele opdracht met
Hand-out 1
plenaire nabespreking
(school)bord + krijt/stift
Doceermethode
Hand-out 1 + (school)bord
Onderdelen
- gemaakte opgaven - uitreiken mutatie-overzicht 35 min.
Behandeling H 3 - herhaling nettovoorziening (prospectief/retrospectief)
15 min.
Pauze
40 min.
Vervolg behandeling H 3
RE 3
- brutovoorzieningen . Höcknervoorziening
3.3
+ krijt/stift . Zillmer- en inventarisvoorzieningen 5 min.
Individuele opdracht met
(school)bord + krijt/stift
3.4 en 3.5
plenaire nabespreking
Afronding + huiswerk - leren H 3
Opdracht
- maken vraagstukken 1 t/m 6 H3 - onderverdelen mutaties in
Uitreiken staat 500
staat 500
Docentenhandleiding RE 6
- voorbereiden casussen 1 en
Hand-out casussen 1 en 2
2
(zie les 3)
32
WERKVORMEN NABESPREKING OPGAVEN HOOFDSTUK 2 Werkwijze Er worden twee opgaven behandeld van de stof van hoofdstuk 2 uit de vorige les. U kunt zelf kiezen of u kunt zich laten leiden door de inhoudelijk belangrijke elementen. Een andere mogelijkheid is dat de studenten zelf aangeven met welke onderdelen van de stof ze moeite hebben of waar vragen over zijn. Hierop kan door u worden ingegaan. Ook kunnen studenten elkaar zelf uitleg geven over de vragen die er leven. De student die het mutatie-overzicht thuis samenstelde deelt aan zijn medestudenten een exemplaar uit. WERKVORMEN BESPREKING DEEL 1 HOOFDSTUK 3 Toelichting Aan hoofdstuk 3 worden 2 lessen gewijd. In deze les komt aan bod: - herhaling van de netto voorziening (prospectief en retrospectief) - overzicht van alle brutovoorzieningen (Höckner-, Zillmer- en inventarismethode, zowel prospectief als retrospectief) In les 3 volgt de theoretische verdieping met de recursieformule en de risico- en spaarpremie. De lestijd tot de pauze wordt besteed aan de herhaling van de nettovoorziening, zoals behandeld in Module RE 3. Werkwijze De studenten krijgen de opdracht individueel de opgave van hand-out 1 uit te werken (gemengde verzekering met ingekorte duur premiebetaling). Na afloop presenteren een paar studenten hun uitwerkingen voor de groep, waarna een plenaire afstemming volgt. Na de pauze geeft u met behulp van de doceermethode een uitleg van de formules voor de prospectieve en de retrospectieve voorziening volgens de Höcknermethode. De formules worden daarbij per onderdeel (netto, eerste kosten, incasso- en administratiekosten) opgezet. Na de behandeling van de Höcknervoorziening krijgen de studenten de opdracht zelf individueel de formules voor de zillmer- en inventarisvoorziening op te stellen. Bij de plenaire nabespreking ligt de nadruk op de verschillen en overeenkomsten tussen de drie reserveringsmethoden. Ook wordt besproken waarom een verzekeraar voor een bepaalde methode kiest.
Docentenhandleiding RE 6
33
WERKVORM AFRONDING LES 2 Als huiswerk krijgen uw studenten de opdracht hoofdstuk 3 grondig te bestuderen en de vraagstukken 1 t/m 6 te maken. Daarnaast reikt u een tweetal casussen (hand-outs 1 en 2 bij les 3) uit die de volgende keer in groepen aan de orde zullen komen. De studenten krijgen de opdracht deze casussen voor te bereiden, zodat tijdens de volgende les geen tijd verloren gaat aan uitgebreide zoek- en leesacties. Ook al het rekenwerk dient thuis plaats te vinden. Tot slot geeft u een korte introductie op Staat 500 gevolgd door de opdracht de mutaties uit het tijdens les 1 samengestelde overzicht hierin onder te verdelen.
Docentenhandleiding RE 6
34
HAND-OUT 1 les 2
Opdracht Een 25-jarige man sluit een gemengde verzekering van € 100.000,= met een duur van 40 jaar. De duur van de premiebetaling is 35 jaar. Verder gegevens: - eerste kosten: 4% van het verzekerde kapitaal - incassokosten: 3% van de brutopremie - Administratiekosten: € 75,= per jaar Geef de formule voor: a. de nettopremie b. de opslag voor eerste kosten c. de opslag voor incassokosten d. de opslag voor administratiekosten e. de brutopremie f. de nettovoorziening op tijdstip 5 (prospectief) g. idem (retrospectief)
Docentenhandleiding RE 6
35
LES 3: TOETSING EERSTE DEEL HOOFDSTUK 3/BEHANDELING TWEEDE DEEL HOODSTUK 3
Doelstellingen les 3 De doelstellingen voor deze les zijn gelijk aan die voor les 2
Lesplan les 3
tijd
onderwerp
werkvorm
Hulpmiddelen
onderdele n
5 min.
Opening +
Mededeling
huiswerkbespreking 70 min.
Behandeling tweede deel H 3 - brutomethodes
Opdracht in groepen
Hand-outs 2 en 3
voorzieningen
Presentatie van resultaten aan
Schrijfsheets + stiften
verzekeringsverplichtingen
medestudenten
15 min.
Pauze
25 min.
Vervolg behandeling tweede
Vrije discussie over presentaties
(school)bord + stift/krijt
Doceermethode
Hand-outs 2 en 3
3.4 en 3.5
deel H 3 - recursieformules per voorzieningenvorm - spaar- en risicopremie per voorzieningenvorm 5 min.
3.4 en 3.5
+ bord/krijt Doceermethode
Hand-outs 2 en 3 + bord/krijt
Huiswerk - leren H 3 - maken vraagstukken 7 t/m 10 H 3 - lezen H 4 4.1 en 4.2
Docentenhandleiding RE 6
36
WERKVORM NABESPREKING HUISWERKOPDRACHTEN VAN LES 3 U reikt de antwoorden bij de huiswerkvraagstukken over hoofdstuk 2 uit. Uitleg en verdere toelichting komen tijdens een latere les nog aan de orde. Vervolgens bespreekt u kort de resultaten van de huiswerkopdracht ten aanzien van Staat 500.
WERKVORM BESPREKING TWEEDE DEEL HOOFDSTUK 3 Toelichting In de vorige les hebben de studenten de casussen ter voorbereiding meegekregen. Dit om te voorkomen dat tijdens les 3 teveel tijd verloren gaat aan het rekenwerk. Nu deelt u de studenten in bijvoorbeeld 4 groepen in. Twee groepen gaan aan de slag met de zillmercasus en twee groepen met de inventariscasus. Bij het indelen van de studenten moet wel duidelijk zijn wie wel en wie niet de beide casussen hebben voorbereid. Degenen die zich niet hebben voorbereid (dus in ieder geval niets uitgerekend hebben) worden bij elkaar in één groep geplaatst. Zij krijgen deels de uitgewerkte gegevens door u aangereikt bij de start van het groepswerk. Hierdoor verliest u geen tijd aan deze groep en kunt u uw aandacht richten op het ondersteunen van de groepen die zich wel voorbereidden. Het gaat hier om een noodzakelijke noodoplossing. De tijd die beschikbaar is voor de casussen moet echt aangehouden kunnen worden omdat anders andere onderdelen van uw les in het gedrang komen. In beginsel is de casus niet te lang als de studenten zich thuis goed hebben voorbereid. De diverse methodes zijn in de vorige les behandeld. De casus is samengesteld om de studenten vertrouwd te maken met de drie methodes en om ze de financiële consequenties van de methodes te laten ervaren. Secundaire doelen zijn: - Kunnen berekenen van bruto voorzieningen. - Duidelijk financieel plaatje neerzetten van de gegeven situatie. - Bevindingen kunnen presenteren en daarover vragen kunnen beantwoorden. Bij deze casus is het zo dat de Höcknervoorziening alle elementen van bruteren in zich heeft. Deze methode wordt gepresenteerd als de som van zillmer- en inventarismethode. Na afloop van de sub-groepenopdracht presenteren de twee groepen die de zillmermethode als basis hadden elkaar hun resultaten. Ditzelfde doen de twee groepen die de inventarismethode uitwerkten. Doel van deze presentaties is de verschillen tussen de uitkomsten van de groepen met dezelfde opdracht die er eventueel bestaan naar voren te krijgen. Deze verschillen dienen uit de weg te worden geruimd. Nadat beide groepen met dezelfde opdracht het inhoudelijk eens zijn presenteren zij een gezamenlijk verhaal aan de groepen met de andere opdracht. Hierbij geldt dat wederzijds de kennis duidelijk en zonder lacunes overgedragen moet worden. Na de pauze kunt u met behulp van de doceermethode aan de hand van de casus met hetzelfde materiaal de recursiebetrekking voor de Höcknervoorziening illustreren. Dit geldt eveneens voor de spaar- en risicopremie. Het lijkt verstandig om voor ieder onderdeel uit de voorziening apart de effecten van de spaar- en risicopremie te laten zien. Dit is met name interessant voor het eerste en vervolgens het 21-ste jaar van de administratievoorziening. Hier kun je illustreren dat in het eerste jaar en verder opgebouwd wordt en dat vanaf het 21ste jaar wordt afgebouwd. Dit is ook duidelijk in de casus van de inventarismethode Docentenhandleiding RE 6
37
waar de reservesprong na invoering van de inventarismethode kleiner is ten opzichte van puur netto. Er valt nu immers ook een deel voorziening vrij.
WERKVORM AFRONDING LES 3 De studenten krijgen ter voorbereiding op de volgende les de opdracht hoofdstuk 4 (onderdelen 4.1 en 4.2) te bestuderen. Tevens wordt verwacht dat de recursiebetrekking van de Höcknervoorziening wordt gekend en dat de spaar- en risicopremie kunnen worden afgeleid. e e De spaar- en risicopremie van het 1 en 21 jaar worden thuis berekend.
Docentenhandleiding RE 6
38
HAND-OUT 1 bij les 3 Opdracht zillmermethode In portefeuille heb je 1 gemengde verzekering (uitkering direct bij overlijden, alle kosten worden direct aan het begin van het jaar gemaakt). Dit is je eerste en voorlopig enige polis. Gegevens: - verzekerde - leeftijd - duur verzekering - duur premiebetaling - tafel - intrestperunage - kapitaal - Opslagen per polis zijn: . Eerste kosten . Administratiekosten . Incassokosten . Provisie - nettopremie - brutopremie
= = = = = = =
man 30 jaar 30 jaar 20 jaar GBM 90-95 0/0 0,04 € 200.000,=
= = = = = =
€ 1.000,= € 150,= per jaar € 10,= per premiebetaling (jaarbetaling) 8% van de brutopremie € 4.631,61 € 5.328,21
Vragen: 1. Bepaal de formule voor de netto- en de brutopremie. 2. Bepaal per kostensoort het bedrag dat in de brutopremie ontvangen wordt. 3. Bepaal de nettovoorziening aan het einde van het eerste verzekeringsjaar. Je begint aan het begin van je eerste jaar als verzekeraar met een kassaldo van € 1.000,=. 4. Maak een overzichtje van de bedragen die worden toegevoegd en onttrokken. Denk hierbij o.a. aan: de kosten (worden aan het begin van een jaar gemaakt) de voorziening (moet aan het einde van een jaar verantwoord worden) de nettopremie (moet rente genereren) 5. Hoeveel geld heb je aan het einde van het eerste verzekeringsjaar nog voor jezelf als verzekeraar over? Stel nu dat een eis van de toezichthouder is dat je 4% van je voorziening als risicomarge dient aan te houden (solvabiliteitsmarge). Dit deel van je eigen vermogen is dus niet vrij meer besteedbaar. 6. Hoeveel vrij besteedbaar eigen vermogen houd je dan nog over? Stel nu dat je kassaldo (eigen vermogen) bij aanvang geen € 1.000,= maar € 500,= was. 7. Voor welk probleem zie je jezelf nu gesteld? 8. Helpt het in deze situatie om bijvoorbeeld een zillmervoorziening aan te houden? 9. Bereken hiervoor de zillmervoorziening en maak het plaatje met inkomsten en uitgaven nogmaals.
Docentenhandleiding RE 6
39
ANTWOORDEN T.B.V. DE DOCENT BIJ HAND-OUT 1 bij les 3 Intrest berekend als 4% over de nettopremie. Andere mogelijkheden zijn om de 4% te berekenen over het eigen vermogen + premie - kosten. De uitkomsten worden dan anders. U kunt zelf de elementen aanpassen. Het eenvoudigst is het om het start-eigen vermogen lager te stellen. Ook is het mogelijk de 4% te laten voor wat die is en met een reëel rendement te rekenen. Opdracht zillmermethode Antwoorden op de vragen 1 en 2 -
nettopremie eerste kosten administratiekosten incassokosten provisie brutopremie
= = = = = =
€ 4.631,61 € 71,50 € 188,84 € 10,00 € 426,26 € 5.328,21
Antwoord op vraag 3 € 4.648,86 Antwoorden op de vragen 4 en 5 Rekening houdend met een intrestopbrengst van 4% over € 4631,61 resteert een saldo van € 278,35. Dit is als volgt opgebouwd: In: - eigen vermogen - brutopremie - intrest
= = =
€ 1.000,= € 5.328,21 € 185,26 (Dit kan ook de werkelijke intrest zijn. Dus dit hoeft niet perse 4% te zijn)
Uit: - eerste kosten - provisie - administratiekosten - incassokosten - voorziening
= = = = =
€ 1.000,= € 426,26 € 150,= € 10,= € 4.648,86
saldo
=
€ 278,35
Antwoord op vraag 6 € 278,35 – € 4.648,86 x 0,04 = € 92,40
Docentenhandleiding RE 6
40
Antwoorden op de vragen 7, 8 en 9 Zillmervoorziening bedraagt € 3.682,42 In: - eigen vermogen - brutopremie - intrest
= = =
€ 500,= € 5.328,21 € 185,26
Uit: - eerste kosten - provisie - administratiekosten - incassokosten - voorziening - risicomarge
= = = = = =
€ 1.000,= € 426,26 € 150,= € 10,= € 3.682,42 € 147,30
saldo
=
€ 597,49
Docentenhandleiding RE 6
41
HAND-OUT 2 bij les 3
Opdracht inventarismethode In portefeuille heb je 1 gemengde verzekering (uitkering direct bij overlijden, alle kosten worden direct aan het begin van het jaar gemaakt). Dit is je eerste en voorlopig enige polis. Gegevens: - verzekerde - leeftijd - duur verzekering - duur premiebetaling - tafel - intrestperunage - kapitaal - opslagen per polis zijn: . Eerste kosten . Administratiekosten . Incassokosten . Provisie - nettopremie - brutopremie
= = = = = = =
man 30 jaar 30 jaar 20 jaar GBM 90-95 0/0 0,04 € 200.000,=
= = = = = =
€ 1.000,= € 150,= per jaar € 10,= per premiebetaling (jaarbetaling) 8% van de bruto premie € 4.631,61 € 5.328,21
Vragen: 1. Bepaal de formule voor de netto- en de brutopremie. 2. Bepaal per kostensoort het bedrag dat in de brutopremie ontvangen wordt. 3. Bepaal de nettovoorziening aan het einde van het twintigste en het eenentwintigste verzekeringsjaar. Je begint aan het begin van je 21-ste jaar als verzekeraar met een kassaldo van € 5.500,=. 4. Maak een overzichtje van de bedragen die worden toegevoegd en onttrokken. Denk hierbij o.a. aan: de kosten (worden aan het begin van een jaar gemaakt) de voorziening primo moet rente genereren. de voorziening ultimo (moet aan het einde van een jaar verantwoord worden) 5. Hoeveel geld heb je aan het einde van het eerste verzekeringsjaar nog voor jezelf als verzekeraar over? Stel nu dat een eis van de toezichthouder is dat je 4% van je voorziening als risicomarge dient aan te houden (solvabiliteitsmarge). Dit deel van je eigen vermogen is dus niet vrij meer besteedbaar. 6. Hoeveel vrij besteedbaar eigen vermogen houd je dan nog over? 7. Voor welk probleem zie je jezelf nu gesteld? 8. Bereken de inventarisvoorziening van het begin van het 21-ste jaar. 9. Welk deel hiervan is voor de administratievoorziening? 10. Bereken de inventarisvoorziening van het einde van het 21-ste jaar. Docentenhandleiding RE 6
42
11. Welk deel hiervan is voor de administratievoorziening? 12. Hoeveel heb je vanuit de administratievoorziening beschikbaar gekregen voor kosten? 13. Maak het plaatje van inkomsten en uitgaven nogmaals. 14. Is het zinvol geweest volgens de inventarismethode te reserveren? Bekijk met name de toename in de voorziening. 15. Waarom is deze lager dan bij reservering volgens de nettomethode?
Docentenhandleiding RE 6
43
ANTWOORDEN T.B.V. DE DOCENT BIJ HAND-OUT 2 bij les 3 Intrest berekend als 4% over de nettopremie. Andere mogelijkheden zijn om de 4% te berekenen over het eigen vermogen + premie - kosten. De uitkomsten worden dan anders. In deze casus wordt het resultaat dan niet meer negatief. U kunt zelf de elementen aanpassen. Het eenvoudigst is het om het start-eigen vermogen lager te stellen. Ook is het mogelijk de 4% te laten voor wat die is en met een reëel rendement te rekenen. Ook hierdoor kan het saldo positief worden. Het doel van de casus is dat er een negatief saldo ontstaat. U kunt hiervoor zelf een scenario vaststellen.
Opdracht inventarismethode Antwoorden op de vragen 1 en 2 nettopremie = eerste kosten = administratiekosten = incassokosten = provisie = brutopremie =
€ 4.631,61 € 71,50 € 188,84 € 10,= € 426,26 € 5.328,21
Antwoord op vraag 3 resp. € 136.855,40 en € 142.065,= Antwoorden op de vragen 4 en 5 Rekening houdend met een intrestopbrengst van 4% over € 136.855,40 resteert een saldo van € 5.614,62. Dit is als volgt opgebouwd: In: - eigen vermogen - brutopremie - intrest Uit: - administratiekosten - delta voorziening saldo
= = =
€ 5.500,= € 0,= € 5.474,22
= =
€ 150,= € 5.209,60
=
€ 5.614,62
Antwoord op vraag 6 € 5.614,62 – 0,04 x € 142.065 = - € 67,98 Antwoord op de vragen 7 t/m 15 Inventarisvoorziening bedraagt primo en ultimo resp. € 138.090,90 en € 143.198,80 Hiervan is € 143.198.80 – € 142.065,= = € 1.133,80 administratievoorziening. e Hiervan is aan het begin van het 21 jaar € 150,= beschikbaar gekomen. In: - eigen vermogen = € 5.500,= - brutopremie = € 0,= intrest = € 5.523,64 Uit: - administratiekosten = € 150,= - deltavoorziening = € 5.107,90 - risicomarge = € 5.727,95 saldo
Docentenhandleiding RE 6
=
€
37,79
44
LES 4:
Doelstellingen les 4 Aan het slot van de bestudering van hoofdstuk 4 kan de student: - voor iedere verzekeringsvorm op twee levens de zillmer-, Höckner- en administratiekostenvoorziening formuleren - uitgaande van de zillmer-, Höckner- en administratiekostenvoorziening de recursieformule opstellen voor verzekeringsvormen op twee levens - aan de hand van voorgaande de risico- en spaarpremies afleiden - van een universal life verzekering op twee levens de voorziening formuleren Lesplan les 4
tijd
onderwerp
werkvorm
hulpmiddelen
onderdelen
30 min.
Opening + huiswerkbespreking
Plenaire nabespreking
Bord/krijt
45 min.
Behandeling H 4
Individueel of in duo’s opgave
Hand-out 1
- prospectieve
maken + presentatie door
+ bord/krijt
4.1 en 4.2
Hand-out 1
4.2
nettovoorzieningen
studenten + plenaire nabespreking
15 min. 25 min.
Pauze Vervolg behandeling H 4 - retrospectieve nettovoorzieningen
Optie 1: doceermethode + opdracht Optie 2: individuele opdracht +
+ bord/krijt en/of sheet/stift
plenaire nabespreking 5 min.
Huiswerk - leren H 4 - maken vraagstukken 4.1 en 4.2 - uitwerken recursiebetrekkingen opgaven hand-out 1
Docentenhandleiding RE 6
45
WERKVORMEN NABESPREKING HUISWERKOPDRACHT LES 4 De opgaven 7 t/m 10 van hoofdstuk 3 worden plenair kort nabesproken. WERKVORMEN BIJ DE BEHANDELING VAN LES 4 Inleiding De behandeling van hoofdstuk 4 (Netto- en brutovoorzieningen op twee levens) wordt e verdeeld over de lessen 4 en 5. In deze 4 les wordt door middel van een tweetal opgaven de theorie over de prospectieve en de retrospectieve nettovoorzieningen aan de e orde gesteld. In de volgende les (de 5 ) worden de recursieformule, de risico- en spaarpremie en de brutovoorziening op twee levens bestudeerd. Kern De studenten krijgen de opdracht, individueel of in tweetallen, de opgave van Hand-out 1 uit te werken (de prospectieve voorziening voor een weduwenpensioen, resp. erfrente op twee levens). Na afloop van deze uitwerking presenteren twee studenten hun uitkomsten. U legt bij de nabespreking van die presentaties het accent op de verschillende situaties, die zich bij verzekeringen op twee levens kunnen voordoen: beiden in leven, alleen x of y in leven, beiden overleden. Het doel hiervan is, de behandeling van het onderwerp ‘het gelopen risico bij de retrospectieve voorziening’, later in de les, te vereenvoudigen. Na de pauze heeft u, afhankelijk van het niveau van uw groep, twee mogelijkheden voor de verdere behandeling van de formules voor de retrospectieve methode. In beide gevallen gebruikt u de gegevens van de opgave van Hand-out 1. Hoog-niveau groep: De studenten werken individueel, met gelijkschakeling in twee groepen, de formules voor de beide verzekeringsvormen uit. Hierna bespreekt u plenair de uitwerkingen. Lager-niveau groep: U werkt op het bord (of met behulp van voorbereide sheets) de formule voor de retrospectieve voorziening voor het weduwenpensioen uit en laat de studenten vervolgens de retrospectieve voorziening voor de erfrente op twee levens zelf uitwerken. U rond de behandeling af met een plenaire nabespreking. Overigens doet u er goed aan voor alle studenten de uitwerking van de beide opgaven van hand-out 1 op papier beschikbaar te hebben (zowel prospectief als retrospectief). Afronding De studenten krijgen als huiswerk mee heel hoofdstuk 4 te bestuderen en de opgaven 1 t/m 11 van onderdeel 4.2 te maken. Tot slot krijgen de studenten de opdracht voor de beide verzekeringsvormen uit e e Hand-out 1 de risico- en spaarpremie in het 1 en 21 jaar uit te werken. Zij moeten deze tonen als resultaat van de recursiebetrekking tussen resp. 0V en 1V en 20V en 21V.
Docentenhandleiding RE 6
46
HAND-OUT 1 bij les 4
Opgave 1
Gegeven: Een 30-jarige man heeft voor zijn 25-jarige echtgenote een verzekering van levenslang weduwenpensioen afgesloten van € 25.000,=. Het weduwenpensioen wordt jaarlijks uitgekeerd, voor het eerst aan het eind van het overlijdensjaar van de man. e De premie wordt betaald zolang beiden leven, maar uiterlijk tot de 65 verjaardag van de man.
Gevraagd: Stel de formules voor de prospectieve voorziening na 10 jaar op indien: a. beiden in leven zijn b. de man is overleden en de vrouw nog leeft c. de man leeft, maar de vrouw is overleden d. beiden zijn overleden
Opgave 2
Werk opgave 1 ook uit voor een erfrente op twee levens. Aanvullende gegevens: De erfrente gaat lopen als de langstlevende is overleden. De duur van de verzekering is 35 jaar. De premie wordt betaald zolang de eerste verzekerde in leven is.
Docentenhandleiding RE 6
47
LES 5: TOETSING DEEL 2 HOOFDSTUK 4/BEHANDELING HOOFDSTUKKEN 5 EN 6
Doelstellingen les 5 De voor les 4 gestelde leerdoelen bij hoofdstuk 4 gelden eveneens voor deze les. Lesplan les 5
tijd
20 min.
onderwerp
hulpmiddelen
onderdelen
Huiswerkbespreking - casussen
40 min.
werkvorm
Individueel op bord
Bord/krijt
- herhaling onderdeel 4.2
Opleidingsleergesprek
Bord/krijt
4.2
- behandeling onderdeel 4.3
Opleidingsleergesprek en
Bord/krijt
4.3
Plenaire discussie
Bord/krijt
4.4
Vervolg behandeling H 4
(recursieformule en risico-
discussie
en spaarpremie 15 min.
Pauze
40 min.
Vervolg behandeling H 4
(10 min.)
- onderdeel 4.4 (brutovoorzieningen op twee
(10 min.)
levens)
Plenaire discussie
Bord/krijt
4.4
(20 min.)
- bruto Höcknervoorziening
Opleidingsleergesprek
Bord/krijt
4.2
- behandeling opgaven onderdeel 4.2 5 min.
Huiswerk - leren H 5 t/m onderdeel 5.2.3 - maken opgaven H 4 (onderdelen 4.3 en 4.4 - meenemen casussen les 3
Docentenhandleiding RE 6
48
WERKVORM NABESPREKING HUISWERKOPDRACHT LES 5 Huiswerk van de casussen bespreken. De uitwerkingen van de opgaven van onderdeel 4.2 komen later in de les aan de orde. e e De risico- en spaarpremie in het 1 en 21 jaar zijn thuis uitgewerkt. Deze moeten getoond worden als resultaat van de recursiebetrekking tussen resp. 0V en 1V en 20V en 21V. Enkele studenten krijgen de gelegenheid de recursiebetrekking op het bord te demonstreren en de afleiding van de spaar- en risicopremie te laten zien. Tevens wordt verwacht dat ze een uitleg geven over het hoe en waarom van deze premies en het teken, plus of min, dat ze hebben. Dit is dan tegelijk de insteek naar hetgeen in de onderdelen 4.3 en 4.4 voor twee levens wordt uitgewerkt. WERKVORMEN BIJ DE BEHANDELING VAN LES 5 Inleiding Aan het einde van deze les moeten de studenten weten dat en hoe bij verzekeringen op twee levens de risicopremie bepaald wordt voor de vier mogelijke situaties. Deze vier situaties moeten ze in formule kunnen uitschrijven. Tevens moeten ze de recursiebetrekking in een ‘tweelevenssituatie’ kunnen formuleren. Voor de kostenvoorziening dienen ze bekend te zijn met de problematiek van de ‘twee levens’ en deze in gegeven situatie kunnen toepassen. Kern In les 4 is de prospectieve en retrospectieve voorziening voor twee levens behandeld. Dit is geschied aan de hand van enkele wijzigingen met betrekking tot een polis waardoor de voorziening wijzigt. U laat nu de studenten herhalen wat hier ter sprake is gekomen ten aanzien van het in leven zijn van een of meerdere personen. Plaats vier kolommen op het bord en geef ze de betreffende opschriften (zie uitwerking hierna). De kolommen worden gebruikt om aan de hand van de navolgende vragen de theorie in te vullen. Eerst in woorden zoals uit de discussie komt, vervolgens in formule zoals de syllabus aangeeft. beiden in leven
Eerste verzekerde leeft
tweede verzekerde leeft
beiden zijn overleden
Deze regel wordt gebruikt om in woorden het bediscussieerde neer te zetten. Deze regel wordt gebruikt om in formule de theoretische onderbouwing te geven. De volgende vragen stelt u aan de hand van een door u gegeven voorbeeld mondeling aan de groep voorgelegd: Overdenk de volgende verzekeringsvorm: - ouderdomspensioen, gecombineerd met - partnerpensioen, gecombineerd met - wezenpensioen.
Docentenhandleiding RE 6
49
Vraag 1 Wat gebeurt er als de partner overlijdt? Antwoord op vraag 1 De dekking partnerpensioen vervalt. Vraag 1 a Waar is de vrijvallende voorziening voor nodig? Antwoord vraag 1 a Vorming van de voorziening voor de direct ingaande lijfrentes als gevolg van de overleden eerste verzekerden. De opbouw voor het ouderdomspensioen gaat gewoon door. Een enkelvoudig wezenpensioen gaat in. Ook hiervoor moet een voorziening gevormd worden. Deze wordt gefinancierd uit de risicopremies. Voor wezenpensioen zijn dit over het algemeen omslagpremies of doorsneepremies. Er wordt vooraf meestal geen voorziening gevormd. Vraag 2 Wat gebeurt er als de eerste verzekerde overlijdt? Antwoord vraag 2 Er moet een overlevingsrente ingaan. De aanwezige voorziening voor het partnerpensioen kan gebruikt worden om een deel van de voorziening voor de direct ingaande lijfrente te vormen. Die voorziening is niet voldoende. Vraag 2 a Waar komt de rest van het geld vandaan? Antwoord 2 a Die komt uit de risicopremies en vrijvallende voorzieningen van overleden partners. Blijkt dat voor een boekjaar ook dit niet voldoende is, dan wordt er dat jaar verlies op overlijden geleden en moet dus uit eigen vermogen de voorziening tot het gewenste peil aangevuld worden. Vraag 3 Wat gebeurt er als beide verzekerden zijn overleden? Antwoord vraag 3 De voorzieningen vallen dan vrij. Zij worden gebruikt ter financiering van de voorzieningen van diegenen die langer blijven leven dan verwacht of eerder overlijden dan verwacht. Het wezenpensioen wordt meestal verdubbeld hetgeen een verdubbeling van de voorziening hiervoor tot gevolg heeft. Vraag 4 Wat gebeurt er als beiden nog in leven zijn aan het einde van enig jaar? Antwoord op vraag 4 De voorziening wordt aangevuld met nettopremie en intrest naar het einde van het verzekeringsjaar. De risicopremies worden afhankelijk van de verzekeringsvorm onttrokken of toegevoegd. Toegevoegd bij de ouderdomspensioenverzekering, onttrokken bij de overlevingsrente. Voor uitgesteld wezenpensioen wordt niet gereserveerd. De respectievelijke formules uit de syllabus worden in de diverse kolommen toegevoegd. Met name de risicopremie is hierbij van belang. Deze laat zien wat uitgekeerd wordt, wat je er al van aanwezig hebt en in welk risicokapitaal dit resulteert. Het kan ook zinvol zijn om van het risico bij de overlevingsrente een grafiek op het bord te zetten waarin af te lezen is dat het risico jaarlijks afneemt. Dit is het gevolg van de steeds korter worden levensduurverwachting en de steeds groter wordende voorziening. Docentenhandleiding RE 6
50
Na de pauze gaat u verder vanuit de voor de pauze gebruikte voorbeeldgeving (kolommenschema op het bord). Ten aanzien van dit voorbeeld wordt nu gesteld dat de eerste kosten € 1.000,= bedragen en de administratiekosten € 175,= per jaar. Opdracht aan de studenten U geeft de studenten de opdracht (eerst individueel en na een paar minuten in duo’s) om voor beide kostenopslagen de opslag in de brutopremie te bepalen. Na weer een paar minuten gaat u over tot een plenaire geleide discussie. Doel van de opdracht De bedoeling van deze opdracht is dat de studenten moeten overdenken aan welke verzekeringsvorm de kosten worden toegewezen. En van wiens leven het binnenkomen van die opslagen afhankelijk is. Doorgaans is het zo dat de eerste kosten aan het ouderdomspensioen worden gekoppeld. De opslagen zijn dan ook alleen gerelateerd aan het leven van de eerste verzekerde. De administratiekosten zijn doorgaans per dekking geformuleerd of worden afhankelijk gesteld van het aantal dekkingen dat verleend wordt. Ook hier kun je dus niet direct uit de voeten met een administratieopslag. Een mogelijkheid is om het te splitsen. Het ene deel is dan van het leven van de eerste verzekerde afhankelijk. Het andere deel van beider leven. Nadat dit uit discussie naar voren is gekomen, wordt gekozen voor een vorm. Op basis van die vorm wordt dan de Höcknervoorziening op het bord gezet. Na dit zware onderwerp behandelt u plenair de opgaven van onderdeel 4.2. Er zijn elf opgaven. Het lijkt het meest efficiënt om een keuze hieruit te maken. Waarschijnlijk is er bij de studenten voorkeur voor de een of de ander. Afronding Tot slot van de les geeft u als huiswerk op: - opgaven van de onderdelen 4.3 en 4.4 maken. - de volgende keer de casussen van les drie meenemen. - hoofdstuk 5 tot en met onderdeel 5.2.3 leren.
Docentenhandleiding RE 6
51
LES 6: TOETSING TWEEDE DEEL HOOFDSTUK 4/BEHANDELING EERSTE DEEL HOOFDSTUK 5
Doelstellingen lessen 6 en 7 Aan het slot van deze en de volgende lesperiode kunnen de studenten: - de afkoopwaarde van een traditionele verzekering op één of twee levens berekenen - deze afkoopwaarde berekenen op basis van de methode waarop de voorziening is bepaald - verklaren waarom er verschil in afkoopwaarde ontstaat afhankelijk van de gekozen methode van het bepalen van de voorziening - aangeven hoe een afkoopwaarde moet worden berekend bij verzekeringen met rentestandkorting - de afkoopwaarde bij een universal life verzekering berekenen - van traditionele verzekeringen de premievrije waarde berekenen - uitleggen waarom er bij het berekenen van premievrije waarden nog rekening wordt gehouden met administratiekosten - verhogingen op bestaande verzekeringen berekenen - verlagingen op bestaande verzekeringen berekenen - mutaties als duurwijziging of wijziging van de verzekeringsvorm berekenen (uitgaande van een conversiewaarde) - beredeneren of er wordt gekozen voor een netto- of een brutoconversiewaarde - de begrippen automatische en onverminderde voortzetting uitleggen en hiervoor berekeningen maken - bij alle behandelde mutaties uitleggen of en waarom er medische waarborgen moeten worden geleverd - als de verzekering winstdelend is, uitleggen hoe de winst tot stand komt en berekend wordt en wat er met die winst gebeurt - de eerder genoemde mutaties ook voor universal life verzekeringen berekenen - de relatie leggen en toelichten tussen mutaties op traditionele en op universal life verzekeringen
Docentenhandleiding RE 6
52
Lesplan les 6
tijd
onderwerp
5 min.
Opening
45 min.
Behandeling H 5
werkvorm
hulpmiddelen
Doceren
Bord/krijt
(30 min.)
Opdrachten in groepen
Casussen les 3
(15 min.)
Presentaties met plenaire
Bord/krijt
Onderdelen
5.2 t/m 5.2.3 5.2 t/m 5.2.3
nabespreking 15 min.
Pauze
20 min.
Vervolg behandeling H 5
(10 min.)
- Netto maximum
(10 min.)
- Bruto maximum
Leesopdracht
Doceren/opleidingsleergesprek
rendementsmethode
Bespreking huiswerk
5 min.
Huiswerk
5.2.3
bord/krijt Opleidingsleergesprek
Casussen les 3 +
5.2.3
Bord/krijt
rendementsmethode 30 min.
Casussen les 3 +
Plenaire bespreking
- leren H 5 - maken onderdelen 5.2 t/m 5.2.3 - samenstellen 2 vragen over thema mutaties
Docentenhandleiding RE 6
53
WERKVORMEN BIJ DE BEHANDELING VAN LES 6 De studenten zijn bekend met de vormen afkoop, royement en premievrij maken. Ze kunnen beargumenteren waarom premievrij maken voordeliger behandeld wordt dan afkoop. Tevens kennen ze de netto en bruto maximum rendementmethode en weten hoe ermee te rekenen. De casussen uit les 3 dienen als kapstok voor de behandeling van deze les. De onderwerpen worden behandeld in de volgorde afkoop, royement, premievrij maken. Kern Eerst wordt centraal besproken dat voor deze les deze drie mutaties op het programma staan. Kort wordt met behulp van de doceermethode uiteen gezet wat iedere mutatie inhoudt. Dit neemt slechts 5 minuten in beslag. Discussie dient dan ook nog niet te ontstaan, want die hoort bij het volgende onderdeel. Gedurende de volgende 30 minuten werken de studenten in duo’s. Meng de groep wel door elkaar, zodat niet steeds dezelfde studenten met elkaar overleggen. Nummer desnoods af. Per tweetal wordt gewerkt aan de volgende vragen: -
Bepaal de afkoopwaarde aan het einde van het tiende verzekeringsjaar.
Er wordt aan deze vraagstelling geen toelichting toegevoegd. Het is de bedoeling dat de studenten zelf nadenken over het voor en tegen van een specifiek toe te kennen waarde. De volgende vragen sturen daar ook op aan. -
Royement is ook een mogelijkheid. Kan daar in het tiende jaar sprake van zijn? Noem mogelijkheden wanneer wel en wanneer niet volgens jou?
Hier wordt aangestuurd op het wel of niet aanwezig zijn van een negatieve voorziening. -
-
Bij premievrij maken wordt op basis van de beschikbare waarde berekend wat, zonder verdere premiebetaling, het verzekerd kapitaal kan zijn. Welke waarde zou jij hiervoor gebruiken? Is deze waarde hoger of lager dan je bij afkoop zou geven? Waarom? Bereken op basis van dat bedrag het premievrij kapitaal.
Ter afronding van dit onderdeel biedt u enkele studenten de gelegenheid om hun bevindingen op het bord uit te werken en te beargumenteren. Inclusief de plenaire nabespreking zal dit ongeveer 15 minuten in beslag nemen. Tijdens de nu volgende pauze geeft u de groep voor de verandering eens een gespreksthema mee: Lees het onderdeel over afkoop van een Unit-Linked-verzekering door en stel hierover eventueel vragen bij het behandelen van de opgaven van les 4 aan het einde van deze les. Na de pauze start u met een korte doceerles over de netto maximum rendementsmethode. U gebruikt hierbij het bord. Deze uiteenzetting zal niet meer dan een paar minuten in beslag nemen. Vervolgens vraagt u aan de studenten om met behulp van deze methode in de onderhavige casus het premievrij kapitaal aan het einde van het tiende jaar te bepalen (Opdrachtvorm). Dit werkt de groep plenair onder uw begeleiding uit, waarbij één van de studenten het antwoord op het bord schrijft.
Docentenhandleiding RE 6
54
De volgende 10 minuten herhaalt u het voorgaande proces met de brutopremies. Vraag is waarom er niet hetzelfde uitkomt. (Je kunt de brutomethode - theoretisch - ook alleen toepassen als bij iedere premie de totale kostenopslagen een vaste factor van de nettopremie bedragen.) WERKVORMEN NABESPREKING HUISWERKOPDRACHT LES 5 De opgaven die de studenten naar aanleiding van de voorgaande les uitwerkten worden tot slot van de les plenair nabesproken. WERKVORMEN BIJ DE BEHANDELING VAN LES 6 (SLOT) Afronding Tot slot van de les geeft u als huiswerk op: - opgaven van de onderdelen 5.2 t/m 5.2.3. - hoofdstuk 5 compleet bestuderen. - Ten behoeve van de volgende les ten minste 2 vragen of opgaven (met antwoorden) samenstellen over het onderwerp mutaties.
Docentenhandleiding RE 6
55
LES 7: TOETSING EERSTE DEEL HOOFDSTUK 5/BEHANDELING TWEEDE DEEL HOOFDSTUK 5
Doelstellingen les 7 De doelstellingen voor deze les zijn gelijk aan die voor les 6 Lesplan les 7
tijd
30 min.
Onderwerp
Opening +
werkvorm
hulpmiddelen
Onderdelen
Opleidingsleergesprek
huiswerkbespreking 30 min.
Behandeling H 5 - belening, automatische en
Opdrachten in subgroepen
Hand-out 1
onverminderde
5.3.4 t/m 5.2.6 en 5.3 en 5.4
voortzetting, verhoging en verlaging van de verzekering en mutaties bij universal lifeverz. 15 min.
Pauze
40 min.
Vervolg behandeling H 5
5 min.
Plenaire presentatie en
Blanco sheets/stiften
nabespreking
Bord/krijt
Huiswerk - leren H 1 t/m 5 - maken opgaven H 5 13 t/m 17 - maken examenopgaven
Docentenhandleiding RE 6
56
WERKVORMEN NABESPREKING HUISWERKOPDRACHT LES 6 Werkwijze Door middel van een opleidingsleergesprek worden de vraagstukken van hoofdstuk 5 behandeld. Daarnaast geeft u de studenten de gelegenheid de vragen die ze zelf formuleerden aan hun buren (drietallen) voor te leggen en te bespreken. Na enige minuten vraagt u ieder drietal de meest originele vraag te presenteren. Vanuit deze vragen heeft u dan een goede overgang naar de kern van de les. WERKVORMEN BIJ DE BEHANDELING VAN LES 7 Kern U verdeelt de groep in 5 subgroepen, die elk een presentatie voorbereiden over één van de mutatiesoorten. Iedere subgroep krijgt gerichte aanwijzingen (zie Hand-out 1). Verdeling van de onderwerpen: Groep 1: belening Groep 2: automatische en onverminderde voortzetting Groep 3: verhoging en verlaging van de verzekering Groep 4: wijziging van de verzekeringsvorm Groep 5: mutaties bij universal life producten Na de pauze houdt een vertegenwoordiger van elk van de 5 groepen een presentatie van maximaal 5 minuten over het voorbereide onderwerp. Na afloop van elke presentatie krijgen de andere studenten de gelegenheid een paar vragen over het onderwerp te stellen. U zorgt er in ieder geval voor zelf een paar vragen te kunnen stellen indien uit de groep geen vragen komen. Afronding Als huiswerk geeft u de studenten de opdracht alle hoofdstukken nog eens grondig door te nemen, de opgaven 13 t/m 17 van hoofdstuk 5 te maken en de in syllabus opgenomen examenopgaven uit te werken.
Docentenhandleiding RE 6
57
HAND-OUT 1 bij les 7
Opdracht
Bereid een presentatie van 5 minuten voor over het aangekruiste onderwerp. Let goed op de aanwijzingen! De groepen 1 t/m 4 richten zich op mutatiesoorten bij traditionele verzekeringen, terwijl groep 5 het universal life product behandelt. - Groep 1: Belening Maak in je presentatie duidelijk wat belening is. Noem de twee criteria waaraan een verzekering moet voldoen, wil belening mogelijk zijn. - Groep 2: automatische en onverminderde voortzetting Probeer goed het verschil tussen beide mutatiesoorten aan te geven! Werk een eenvoudig cijfervoorbeeld uit (bijvoorbeeld met een gemengde verzekering). - Groep 3: verhoging en verlaging van de verzekering Licht toe waarom de berekening van een verhoging van het verzekerde bedrag heel anders is dan van een verlaging. Werk een eenvoudig cijfervoorbeeld uit! - Groep 4: wijziging van de verzekeringsvorm Behandel de drie stappen waarmee de nieuwe premie bepaald wordt. Geef een eenvoudig cijfervoorbeeld van een conversie. - Groep 5: Mutaties bij universal life producten Schenk aandacht aan de volgende mutatiesoorten: afkoop, verhoging, verlaging en onverminderde voortzetting. Kies één van de genoemde mutatiesoorten en werk een eenvoudig cijfervoorbeeld uit.
Docentenhandleiding RE 6
58
LES 8: EXAMENVOORBEREIDING
tijd
onderwerp
werkvorm
hulpmiddelen
5 min.
Opening
15 min.
Behandeling opgaven H 5
Vragenronde
Bord/krijt
25 min.
Behandeling vragen over
Opleidingsleergesprek
Bord/krijt
Docerend
Bord/krijt
Individuele presentaties
Bord/krijt
onderdelen
inhoud syllabus 15 min.
Pauze
15 min.
Examinering - Hoe werkt het vraagsamenstelling invalshoeken - Hoe naar examen? - Hoe tijdens examen? eerst lezen dan klad dan uitwerken dan controleren dan opgave die je niet snapt
40 min.
Examentraining
5 min.
Afronding
Docentenhandleiding RE 6
59
WERKVORMEN BIJ DE EXAMENTRAINING TIJDENS LES 8 Inleiding De laatste les is voor een groot deel vrijgehouden voor de voorbereiding op het examen. Het is van groot belang dat de studenten in ieder geval een goede introductie krijgen op wat specifiek is voor het examen ‘Verzekeringsbeheer’. Daarnaast is het natuurlijk van groot belang dat zij geen vragen meer over hebben t.a.v. de inhoud van de syllabus. Kern 1. Huiswerkbehandeling De les gaat ook dit keer van start met een terugkoppeling op de gemaakte vraagstukken uit de voorgaande les (hoofdstuk 5). Hierna is er gelegenheid tot het stellen van vragen over de gehele inhoud van de syllabus. 2. Examenvoorbereiding De les wordt na de pauze vervolgd met een kort college over het examen dat nu voor de deur staat. Hoe kunnen de studenten zich daarop voorbereiden en welke voor dit examen specifieke problemen kunnen ze verwachten. 3. Examentraining Het is heel belangrijk de studenten zelf de opgaven op het bord uit te laten werken en hun er een toelichting bij te laten geven. Dit heeft een tweeledig doel. Ten eerste wordt de student gedwongen zijn/haar uitwerking te verwoorden en toe te lichten. Dit kan leiden tot een beter begrip, zowel voor de student zelf als voor de toehoorders. Het tweede doel is de afwisseling die hierdoor optreedt, wat de concentratie weer versterkt. Afronding U kunt uw studenten een goed examen toewensen en hen vragen u te bellen zodra ze weten wat de uitslag van hun examen is.
Docentenhandleiding RE 6
60
5.
UITWERKINGEN VAN DE OPGAVEN UIT DE SYLLABUS
Aan het slot van ieder hoofdstuk uit de syllabus is een aantal opgaven opgenomen over het betreffende hoofdstuk. De beknopte uitwerkingen van deze opgaven zijn achter in de syllabi van uw studenten opgenomen. Denk er echter altijd aan dat de uitwerkingen zonder uw ondersteuning voor de zwakkere studenten niet veel duidelijkheid zullen bieden. Overigens is uw commentaar op de opgaven altijd van harte welkom. Bijvoorbeeld als u constateert dat studenten op bepaalde onderdelen veel fouten maken en u een werkwijze heeft voor de oplossing van dit probleem. In bepaalde gevallen kan dit commentaar leiden tot vervanging, aanpassing of aanscherping van de opgaven.
Docentenhandleiding RE 6
61
6.
EVALUATIE EN BIJSTELLING VAN UW LES
Direct aansluitend of zelfs al tijdens uw les, evalueert u. Doel van de evaluatie is het in de toekomst nog betere uitvoeren van de les. Ook na vele herhalingen van de uitvoering van een bepaalde les is evaluatie nodig. Dit komt omdat inzichten over lesgeven veranderen, studenten veranderen (bijvoorbeeld mondiger worden), de studentenpopulatie verandert en, last but not least, de leerstof verandert. a. Evaluatie door de docent U evalueert op drie fronten: 1. Inhoudelijk Tijdens de les via gerichte vragen of toetsen. De verkregen informatie verwerkt u direct na de les. 2. Organisatorisch Was de lesplanning goed? Zijn de hulpmiddelen zinvol ingezet? 3 Presentatie Zie eerder in deze handleiding. Vanuit uw evaluatie neemt u dus maatregelen tot bijstelling van uw les. b. Evaluatie via het Actuarieel Instituut Naast de controle door de docent op leerstof en lesplanning, houdt ook het Actuarieel Instituut zicht op de kwaliteit van docenten, lesmateriaal en leslocaties. Voor dit doel zijn twee evaluatieformulieren in omloop: een evaluatieformulier dat ter invulling aan docenten wordt voorgelegd en een formulier voor studenten. Op het evaluatieformulier dat aan docenten wordt voorgelegd, treft u vragen aan over de kwaliteit van de leslocatie (zie 6a). In het formulier aan studenten worden zij gevraagd de kwaliteit van de docent te beoordelen (zie 6b). Het Actuarieel Instituut geeft er de voorkeur aan dat u de evaluatieformulieren uitdeelt en ook weer inneemt. De respons van de studenten is op die manier het hoogst. Desgewenst kunnen studenten het formulier ook persoonlijk toesturen aan het Actuarieel Instituut. c. Lesevaluatie door het Actuarieel Instituut Naast de schriftelijke informatie door studenten wordt er door het Actuarieel Instituut 'steekproefsgewijs' lesobservaties gehouden. Een medewerker van of namens het AI maakt vooraf een afspraak met de docent om een les bij te wonen. Aan de hand van evaluatiepunten wordt uw les geobserveerd. De observatiegegevens worden met u nabesproken en in een verslag vastgelegd. Op formulier 6c vindt u een overzicht van observatiepunten
Docentenhandleiding RE 6
62
6a Evaluatieformulier ter invulling door docenten Geachte docent(e), Om een goed beeld te krijgen van de kwaliteit van het onderwijs, vinden wij het van groot belang uw mening te vernemen over de locatie waar u voor deze module heeft lesgegeven. Wij stellen het dan ook zeer op prijs als u aan het einde van de module onderstaande vragen wilt beantwoorden en het formulier inlevert bij het Actuarieel Instituut. Bij voorbaat onze hartelijke dank. Actuarieel Instituut
1. Accommodatie ...........................................................
2. Wat vindt u van de kwaliteit van de accommodatie? G = goed V = voldoende O = onvoldoende G
V
0
0
0
0
0
0
3. grootte van de lesruimte
0
0
0
4. verzorging lesruimte
0
0
0
5. opstelling van tafels
0
0
0
6. temperatuur in de lesruimte
0
0
0
7. mogelijkheid tot kopiëren
0
0
0
8. parkeergelegenheid (indien van toepassing)
0
0
0
9. totaal indruk
0
0
0
1. bereikbaarheid informant bij vragen
O
over accommodatie (bv. receptie/conciërge) 2. beschikbare leermiddelen (bord, overhead projector e.d.)
z.o.z.
Docentenhandleiding RE 6
63
Als u bij een van deze items een onvoldoende heeft ingevuld, dan ontvangen wij hieronder graag in ieder geval een toelichting op deze beoordeling. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------3. Overige vragen in verband met de accommodatie a) Heeft u tijdens de module de beschikking gehad over een vaste lesruimte? ja / nee Zo nee, bent u dan tijdig op de hoogte gebracht van eventuele veranderingen? ja / nee b) Heeft u tijdens de lessen last gehad van geluidsoverlast? ja / nee c) Heeft de locatie naar uw mening voldoende waarborgen voor veiligheid ja / nee (i.v.m. diefstal e.d.)? 4. Ruimte voor andere opmerkingen over de accommodatie. ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Docentenhandleiding RE 6
64
6b Evaluatieformulier in te vullen door student Geachte student(e), Om een goed beeld te krijgen van de kwaliteit van lesgeven van de docent die deze module heeft verzorgd, vinden wij het van groot belang uw mening over de wijze van zijn of haar doceren te vernemen. Wij stellen het dan ook zeer op prijs wanneer u onderstaande vragen wilt beantwoorden en het formulier inlevert of opstuurt. Op basis van de resultaten hopen we een bijdrage te kunnen leveren aan de kwaliteitsverbetering van onze opleidingen. Bij voorbaat hartelijk dank voor uw medewerking. Actuarieel Instituut
1. Opleiding: .............................................................................................. 2. Naam docent: ........................................................................................ 3. Cursusplaats: ......................................................................................... 4. Wat vindt u van de kwaliteit van lesgeven van de docent? 1 = onvoldoende 2 = matig 3 = voldoende 4 = goed 5 = zeer goed
onv
z.g.
1 2 3 4 5 1. vakkennis
0 0 0 0 0
2. variatie in lesgeven
0 0 0 0 0
3. inbreng praktijkvoorbeelden
0 0 0 0 0
4. helderheid van uitleg
0 0 0 0 0
5. stimuleren inbreng van de groep
0 0 0 0 0
6. spreken (volume; toon; enz.)
0 0 0 0 0
7. sociale vaardigheden
0 0 0 0 0
8. totaal indruk
0 0 0 0 0
Graag ontvangen wij aan de ommezijde een toelichting op uw beoordeling. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Docentenhandleiding RE 6
65
5. Ruimte voor andere opmerkingen over het optreden van de docent. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------6. Ruimte voor andere opmerkingen over deze module: de inhoud, praktische relevantie en eventuele suggesties -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Docentenhandleiding RE 6
66
6c Lesobservatie door het Actuarieel Instituut
Evaluatiemodel De methode gaat van start met een overall-observatie van een docent. Hiervoor wordt vooraf een afspraak met de docent gemaakt. Overall-observatie Evaluatie-elementen binnen de observatie zijn: - Voorbereiding - Uitvoering - Evaluatie en bijstelling door de docent zelf a Voorbereiding - Is er een lesplan en hoe zit dat in elkaar? - Zijn de hulpmiddelen voorbereid? - Is voldoende informatie over de groep verwerkt? b Uitvoering - Lesopbouw - Nonverbale communicatie - Verbale aspecten - Vragentechniek - Sfeer - Hulpmiddelen - Probleemsituaties (indien van toepassing) c Evaluatie/bijstelling (tijdens afrondend gesprek - Heeft docent zelf evaluatiemateriaal vergaard? - Hoe en manier wordt deze informatie verwerkt?
Docentenhandleiding RE 6
67