Docentenhandleiding
Holes
1
Heeft het zin...? Jullie zijn met de leerlingen naar de voorstelling Holes geweest (of gaan er nog naar toe). Holes is een voorstelling over keuzes maken. Holes gaat over de impact en invloed van de geschiedenis op je eigen bestaan. Over jezelf terugtrekken uit het leven tot je bijna niet meer bestaat. En de moed om de toekomst toch in de bek te kijken. Ben je baas over je eigen leven of wordt dat bepaald door iets of iemand anders? Bestaat er zoiets als noodlot en vette pech? Of is geluk af te dwingen? Er is een lesprogramma bij de voorstelling Holes, gemaakt in samenwerking met Jonge Republiek. Thema: Hoe sporen uit je verleden je pad naar de toekomst bepalen. Er wordt aan een aantal kerndoelen VO onderbouw gewerkt: Kerndoel 03:
Kerndoel 07: Kerndoel 43:
Woordverwerving/ De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat. Domeinen: lezen, schrijven, spreken/gesprekken voeren, luisteren/kijken. Presenteren/ De leerling leert een mondelinge presentatie te geven. Cultuurverschillen in Nederland/ De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de
Kerndoel 49:
Kerndoel 50:
betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen. Eigen kunstzinnig werk presenteren/De leerling leert eigen kunstzinnig werk, alleen of als deelnemer in een groep, aan derden te presenteren De leerling leert, op grond van enige achtergrondkennis, te kijken naar beeldende kunst, te luisteren naar muziek en te kijken en luisteren naar theater-, dans- en filmvoorstellingen.
Eigenlijk zijn dit dus 21e -eeuwse vaardigheden. Maar dan in een light programma dat je breed in het curriculum kan inzetten. Het kan voor leerdoelen van verschillende vakgebieden worden ingezet. Vakoverstijgend. Voor elke leerling hebben we een persoonlijk ‘werkboek’ gemaakt. Dat boekje kan je op een bijzondere manier inzetten bij heel veel lessen. Voor de mentorles, maar ook kunst en cultuur of mens en maatschappij. (voorkant werkboek)
2
Instrumenten: 1. Deze docentenhandleiding (ook te vinden op tryater.nl). 2. Werkboek Holes voor de leerlingen (ieder zijn eigen boekje, verkregen via docent). 3. Werkvellen (die u zelf kunt printen of kopiëren) om de opdrachten van het werkboek klassikaal te doen en ook op te kunnen hangen. Ook kunnen de leerlingen hun eigen doorvraagkaarten uitknippen (ook te vinden op tryater.nl). 4. Prezi over hoe de vier kernlessen in te delen (ook te vinden op tryater.nl)
(Prezi, te vinden via http://tryater.nl/nederlands/educatie/lesbrief/lesbrief-holes/) (werkvel) 3
1.
De handleiding
In deze handleiding staan ideeën en suggesties voor lessen. Naast de ideeën en suggesties wordt er uitleg gegeven over de andere middelen zoals de Prezi. De lessen in deze handleiding zijn vaak gebaseerd op het werkboekje, daarnaast worden bepaalde onderwerpen uitgelicht en kan dat inspiratie geven voor klassikaal werk. Welke bladzijden van het werkboek corresponderen met de opdracht uit de handleiding staat erbij. Soms worden opdrachten in meerdere lessen genoemd. In de verdiepingslessen wordt er thematisch gewerkt aan de onderwerpen die met het theaterstuk Holes worden aangekaart. Deze handleiding krijgt u als printversie, maar is ook digitaal te vinden via tryter.nl. 2. Het Werkboek Holes Elke leerling krijgt na de voorstelling een werkboek (via de docent). Deze moet hij goed bewaren want hierin staan allerlei opdrachten. Het boekje is op verschillende manier te gebruiken. -
-
Leerlingen kunnen (‘moeten’) thuis bepaalde opdrachten maken. Ook kun je van de leerlingen verlangen om bijvoorbeeld 10 of 15 opdrachten naar keuze te maken (individueel of per tweetal) en dat ze die dan in tweetallen bespreken in een les of over meerdere lessen verdeeld. En dat ze daar een presentatie van maken. Maar u kunt ook de lesideeën uit deze handleiding gebruiken en met de klas samen aan de verdieping van de voorstelling Holes werken. Sommige opdrachten kunnen direct in het boekje gemaakt worden. Andere kunnen beter in een schriftje of op een los vel en voor sommigen is een werkvel handig.
3. De Werkvellen Bij het materiaal zitten ook 5 werkvellen. Deze horen bij bepaalde opdrachten. 1 2 3 4 5
De hersenen horen bij pagina 13 (onderzoek voor je brains) De mindmap bij pagina 23 (als niets mij in de weg staat word ik later...) Het wapenschild bij pagina 27 (I’m good) De voetafdruk bij pagina 37 (welke sporen laat je achter) Doorvraagkaartjes bij pagina 25 (filosoferen in de klas) NB. Let bij het vermenigvuldigen van dit werkvel op dat hij het leukst is bij een dubbelzijdige druk.
Een kopie van de werkvellen krijgt u na de voorstelling. Maar ze staan ook op tryater.nl (http://tryater.nl/nederlands/educatie/lesbrief/lesbriefholes/). Wilt u ze gebruiken dan kan u ze zelf voor uw leerlingen kopiëren.
4. De Prezi-presentatie Deze Prezi-presentatie geeft snel een overzicht van welke lesideeën er mogelijk zijn en welke opdrachten uit het werkboek hierbij horen. De lessen kunt u ook terug vinden in deze handleiding.
4
Lessuggesties bij thematiek Holes 1. Toeval of Lot? Suggesties bij blz. 5, 9, 18, 29, 32, 33, 34, 41 en 44
maar meer om elkaar middels verhalen te leren kennen. De groepen moeten dus vooral ook voorbeelden geven. Vertel daar ook bij wie of wat jouw leven en jouw keuzes bepaalt. Gaven jouw ouders een goed voorbeeld? 2. Het Interview. Suggesties bij blz. 7, 8, 10, 11, 24, 33, 37 en 39
1. Schrijf een betoog over waarom jij in toeval of het lot gelooft. Geef voorbeelden uit jouw leven die jouw mening onderstrepen of juist niet (250 woorden). 2. Schrijf een fantasieverhaal waarin toeval of het lot een belangrijke rol speelt (250 woorden). 3. Laat de leerlingen de volgende discussie voorbereiden in tweetallen: verdeel de klas in 2 groepen. De ene groep gelooft in toeval en de andere groep in het lot. Voer een discussie waarom je wat gelooft. Het gaat hier eigenlijk niet om welke groep “gelijk” heeft of om elkaar te overtuigen
1. Laat de leerlingen in tweetallen een interview voorbereiden of met hun moeder of andere ouder/verzorger. (blz. 10) of met iemand die zij bewonderen (blz. 11). 2. Laat ze het interview doen als huiswerk, laat ze het opnemen op hun telefoon of iets dergelijks. Het moet ongeveer 10 minuten duren. 3. Laat ze de fragmenten horen aan elkaar in tweetallen.
5
4. De leerlingen moeten een samenvatting maken van hun interview, laat de tweetallen discussiëren wat de belangrijkste of bijzonderste punten zijn van het interview. 5. Laat de leerlingen een powerpointsheet maken van hun interview als samenvatting, of laat ze een verslagje schrijven. 6. Indien ze een PowerPoint maakten: plak alle PowerPoints achter elkaar, wel ingedeeld per geïnterviewde (dus een lange PowerPoint bij de familie interviews en een lange voor de interviews met de gene die een voorbeeld is)als een presentatie, op alfabetische volgorde en laat de leerlingen stuk voor stuk in een supersnelle presentatie de powerpoint presenteren (ook leuk om te gebruiken op een opendag of ouderavond). ! leg de leerlingen uit dat ze kernachtig moeten zijn, beter een punt flitsend dan van alles en nog wat.
10. Als het interview de verkeerde kant opgaat, stel het aan de kaart en zeg dat je het eigenlijk ergens anders over wilde hebben. 11. Maak het niet te lang. Als je genoeg hebt, bedank iemand dan voor het interview. 12. Wees beleefd! 3. Hersens creatief. Suggesties bij blz. 13 (en werkvel)
Tips bij een interview: 1. Bereid je voor. Bedenk je wat je echt wil weten. Dus geen loze vragen maken. 2. Neem het interview op, dan kan je beter luisteren. 3. Maak aantekeningen als je ergens op terug wil komen. 4. Kijk iemand aan. 5. Laat iemand uitspreken. 6. Stel open vragen (vragen die beginnen met: wie, wat, waar, wanneer etc.). 7. Vraag door. 8. Toon affectie door te knikken of af en toe ‘hm hm’ te zeggen. 9. Er zijn geen domme vragen. Als je iets niet volgt, vraag het dan.
1. De leerlingen maken gebruik van de voorbeeld hersenen (kopieer het werkvel op dik papier). Mogelijk kan deze opdracht in samenwerking met de tekendocent gedaan worden, dat de leerlingen er een tekenles aan mogen besteden. 2. De leerlingen geven hun herseninhoud kleur en noteren welk gebied van de hersenen wat doet (het hoeft niet
6
waarheidsgetrouw). Leerlingen kunnen ook een collage maken met knutselmateriaal of foto’s e.d. uit tijdschriften. 3. Hang ze op in de klas. 4. Laat de klasgenoten raden welke hersens van wie zijn (ook leuk als hier thuis aan gewerkt is). 5. Wie de meeste goed geraden heeft wint “de prijs” (de docent bepaalt wat deze prijs inhoudt).
4. Stamboom en Familieverhalen. Suggesties bij blz. 8, 10, 14, 22, 24, 30, 32 en 35
1. Doe deze opdracht eventueel samen met de Geschiedenis docent. 2. Vertel de leerlingen over stambomen, het belang daarvan en familiegeschiedenissen. Neem als voorbeeld ons koningshuis. 3. Geef de leerlingen als huiswerk dat ze een eigen stamboom van hun familie maken op hun manier (blz. 14). Betrek hierbij de beroepen die alle familieleden hebben/hadden (blz. 22).
4. De stambomen kunnen opgehangen worden in de klas. Eerst de ene helft dan de ander helft. De halve klas loopt langs en kan vragen stellen, en de andere helft legt uit, tot de wissel. 5. Bij blz. 23 is het leuk om een tijdslijn te maken van wat je vroeger wilde worden, wat je daarna wilde worden, welke baantjes je hebt en wat je nu wil worden. 6. Nb. Het is leuk als de docent ook een voorbeeldtijdlijn kan laten zien van zijn beroepen/opleidingen/droombanen op dat moment. 5. What’s in the name. Suggesties bij blz. 6 (en werkvel)
1. De mindmap van de naam, hoeft niet alleen met woorden, het mag ook een kunstwerk worden, met tekeningen, frutsels en uitgeknipte foto’s van henzelf of uit tijdschriften. 2. Ook kan het aardig zijn om de leerlingen aan elkaars mindmap te laten werken. Want iedereen associeert anders. Zo kan de mindmap een aantal keer door gegeven worden. Dat kan hele 7
verrassende informatie opleveren. Nu gaat het dus meer om associaties bij de persoon en de naam dan om de strikte betekenis. 3. Belangrijk bij de begeleiding is dat de leerlingen het positief houden naar elkaar toe en dat ze elkaar als het ware leuke associaties “cadeau” doen. 6. Familie verhalen. Suggesties bij blz. 16 (evt. met docent Nederlands)
1. Deze opdracht is goed mogelijk om de leerlingen in stilte te laten maken. 2. De volgende les, kopieert de docent de opstellen 5x en leest elke leerling 4 ander opstellen en geeft ze punten. 3. De beste opstellen worden voorgelezen in de klas, wederom kan de klas stemmen welk opstel ´de prijs´ wint.
4. Het is goed om criteria vooraf te geven bijvoorbeeld: Eigenheid en puurheid, spanning en verloop van het verhaal, creativiteit en vernieuwing, goed begin-midden-eind, verrassende woordkeus en mooie zinsopbouw. 5. Bijkomend voordeel is dat de leerlingen elkaar op een heel verrassende wijze soms beter leren kennen. 7. Resistentie en ziektes. Suggesties bij blz. 19 (uitgevoerd door of samen met de docent Biologie)
1. Leerlingen maken in het boekje een lijstje van ziektes die ze gehad hebben. 2. Daarna moeten ze aangeven of het om een bacteriële- of een virusinfectie ging of iets anders. 3. Daarna beantwoorden ze de volgende vragen, evt. met behulp van internet. 8
4. Welke ziektes krijg je maar een keer? 5. Hoe werkt resistentie? En hoe zit dat bij een allergie, autoimmuunziekten of aids? 6. Waarom word je niet resistent tegen een koortslip of andere vormen van Herpes? 7. Op wat voor manieren kunnen ziektekiemen je lijf binnenkomen? 8. Wat kun je doen tegen het binnendringen van ziektekiemen in je lichaam? 9. Welke verantwoordelijkheden heeft een ziek persoon ten aanzien van de andere mensen opdat hij andere niet besmet? (discussievraag met je buurman of buurvrouw) 10. Kan (verkeerd) gedrag zorgen voor besmettingen? (discussievraag)
8. Filosoferen in de klas. Suggesties bij blz. 5, 9, 13, 25, 26, 41, 42, 43 en 44 (werkvel doorvraagkaarten)
1. Laat de leerlingen in tweetallen (of in grotere groepjes) over de vraagstukken uit het boekje filosoferen (blz. 25). 2. Om door te vragen kunnen de leerlingen gebruik maken van de doorvraagkaarten. Als ze deze uitgeknipt hebben kunnen ze deze trekken om elkaar over een stelling aan de tand te voelen. 3. Laat de leerlingen een “Loesje” of een “oneliner” bedenken over deze onderwerpen, waarover ze het beide eens zijn. 4. Laat de leerlingen hun “Loesje” of “oneliner” op een poster of op het bord schrijven. 5. Laat de leerlingen hun “Loesje” of “oneliner” presenteren aan de klas en kort toelichten of hang de “Loesje” of “oneliners” op en laat ze rondlopen en turfjes zetten bij elke “loesje” of “oneliner” of ze het ermee eens zijn. 6. De stellingen mogen best scherp zijn, en breder dan de gestelde vragen. 9
9. Life is about what you leave behind. Suggesties bij blz. 37 (werkvel)
-
1. Laat de leerlingen een afdruk maken van hun voet op het werkvel. 2. Vertel over de verzilting/vervuiling van de aarde (mogelijk in combinatie met de aardrijkskundedocent). 3. De leerlingen kunnen nu docenten bevragen en bepalen wat voor een voetafdruk zij achterlaten op aarde. 4. Als de leerlingen de voetafdrukken hebben ingevuld en versierd, kunnen die opgehangen worden in de gang met of zonder de namen van de docenten erbij. 5. U kunt de leerlingen ook de namen van de docenten laten raden. 6.U kan ook de leerlingen laten nadenken over de volgende vragen (deel de leerlingen op in tweetallen en laat ze 1 PowerPoint-sheet maken, die later als 1 presentatie gepresenteerd kan worden):
-
-
Hoe draagt het westen bij aan de verschraling van de aarde en het verkleinen van het regenwoud? Hoe zou je maatregelingen kunnen nemen zodat het kappen van het regenwoud stopt? Waarom is het zo erg dat het regenwoud verdwijnt? Wat kunnen wij doen, tegen verschraling? Wat betekent vegetariër zijn, wat betreft deze problematiek? Helpt het om biologisch te eten? Waarom wel of niet? Wat of wie vind je hypocriet gezien dit onderwerp? Hoe kan jij duurzamer leven? Waarom is flessenwater minder goed voor het milieu? Weeg het af tegen wat de winst is voor je gezondheid? Welke wereld water problemen ken je? Schrijf ze op. Hoe kun je water recyclen? Schrijf op. Hoe is de verhouding zout en zoet water op de wereld? Wat is fossiel water? Heeft Nederland fossiele waterbronnen? Mag je fossiel water gebruiken? Wat vind jij? Wat is vaak het effect van het bouwen van een stuwdam? Wat zijn hier de voors en tegens bij? Welke technieken bestaan er voor het ontzilten van water? In Singapore recyclet men het rioolwater weer tot drinkwater? Waarom doen ze dat en welke gevaren brengt dat mee? Welke typen gebieden onderscheidt de atlas wat betreft droogte? Wat zegt dat over de leefbaarheid? Waarom zijn de bergen van Palestina zo belangrijk voor de Israëlisch, maar ook voor de Palestijnen? Welke conflicten gaan over water?
10
10. Het wapenschild. Suggesties bij blz. 27 (werkvel)
1. De leerlingen kunnen op het werkvel hun goede eigenschappen/ schrijven, tekenen of plakken. Deze leggen ze op hun tafel neer. 2. Ieder neemt een pen mee en loopt rond en schrijft goede eigenschappen of talenten op bij anderen. Of helpt hem het schild te versieren. 3. Daarna loopt iedereen rond en bezichtigt elkaars schild. 4. Ook de docent kan meedoen!
11