THEMA
KANSARMOEDE EN RECHTSHULP D R I E U I T DAG I N G E N O P D E D R E M P E L VA N D E VO L G E N D E E E U W Docent Faculteit Rechtsgeleerdheid K.U.Leuven ‘Uit een overzicht blijkt dat het leeuwendeel van de rechtshulp, van het advies tot de organisatie van het geschil, zich volledig buiten elke gerechtelijke context situeert en zich de facto afspeelt buiten de advocatuur om’.¶ ‘De juridisering van de sociale verhoudingen en van de private leefwereld heeft tegelijkertijd een grotere complexiteit en vaak ondoorzichtigheid met zich gebracht. Hierdoor wordt het adagium dat elke burger geacht wordt de wet te kennen een schoolvoorbeeld van juridische fictie. Dat geldt in het bijzonder voor kansarmen’.¶
PLURALISME VAN HET AANBOD
: ‘De rechtshulp omvat een gediversifieerd aanbod aan diensten, verstrekt door verschillende types van dienstverleners’.¶ Vaak wordt de notie rechtshulp, expliciet of impliciet, gelijk gesteld aan het juridisch advies en de procedurele bijstand die cliënten ontvangen vanwege de advocatuur, al dan niet georganiseerd binnen de Bureaus voor Consultatie en Verdediging. De praktijk leert echter dat rechtshulp veel meer is dan dat. Eerst en vooral is de omvang van de dienstverlening zeer gevarieerd. In de sociaal-wetenschappelijke literatuur wordt rechtshulp gedefinieerd als ‘het verlenen van diensten in probleem- of conflictsituaties die met behulp van rechtsregels en/of juridische procedures kunnen behandeld worden’ 1.¶
‒ ‒ ‒ ‒ .
JUSTITIEHUIZEN EN RECHTSHULP
Onder deze algemene noemer gaat een grote diversiteit aan activiteiten schuil6: (a) informatie, d.i. eenvoudige en algemene uitleg verschaffen over wetgeving en recht, rechten en plichten; (b) adviesverlening, nl. raadgevingen verstrekken in een concreet geval door het afwegen van alternatieve oplossingen en de ontwikkeling van een strategie voor de oplossing van het probleem; (c) doorverwijzing naar een andere persoon of dienst die ter zake meer bevoegd wordt geacht; (d) praktische service, zoals formulieren invullen, brieven schrijven, of personen contacteren; (e) de organisatie van een geschil, d.i. het probleem in een juridische vorm gieten om huidige moeilijkheden op te lossen en toekomstige problemen te vermijden, eventueel met inbegrip van bemiddeling of onderhandeling; (f) regeling van de toegang tot de procesbijstand, d.i. het kiezen of toewijzen van een advocaat; en (g) de procesbijstand zelf, namelijk de mobilisering van de nodige juridische middelen om een gerechtelijke procedure te voeren.¶ Uit dit overzicht moge blijken dat het leeuwendeel van de rechtshulp, nl. van het advies tot de organisatie van het geschil, zich volledig buiten elke gerechtelijke context situeert, met andere woorden, zich op de eerste lijn bevindt. Slechts het topje van de rechtshulp, de voorbereiding van de procesbijstand en de bijstand zelf, spelen zich af in het kader van de gerechtelijke procedure.¶ Niet alleen is de omvang van de rechtshulp veel breder dan vaak aangenomen, een groot gedeelte van deze dienstverlening voor het brede publiek gebeurt ook buiten de advocatuur om. Sinds de jaren zeventig is een uiterst veelzijdig netwerk van diensten en organisaties gegroeid die, elk vanuit hun eigen invalshoek, een ruim aanbod aan rechtshulp hebben ontwikkeld. Deze sector van de ‘sociale’ rechtshulp omvat o.m. de ’s, de Centra voor Maatschappelijk Werk, de wetswinkels, de werknemersorganisaties, de consumentenverenigingen, de huurdersorganisaties, de diensten voor vreemdelingen, de Centra voor Levens- en Gezinsvragen, en het forensisch welzijnswerk 7. Elk van deze diensten biedt één of meerdere vormen van rechtshulp op de eerste lijn aan. Daarnaast heeft ook het notariaat zich de laatste jaren geprofileerd als verstrekker van juridische informatie en advies aan het brede publiek. Uit deze ontwikkelingen kan men geredelijk afleiden dat het grootste gedeelte van de rechtshulp zich de facto afspeelt buiten de advocatuur om. Haar activiteiten lijken vooral toegespitst op de procesbijstand van de tweede lijn, een rol die haar trouwens wordt voorbehouden op grond van het pleitmonopolie van de balie.¶
‒ ‒ ‒ . ‒
WERKVELD
De door de praktijk gestaafde stelling dat zowel het rechtshulpaanbod als de dienstverleners sterk gediversifieerd zijn is niet alleen relevant vanuit een conceptueel oogpunt. Deze vaststellingen nodigen ook uit tot het herdenken van de relatie tussen de verschillende lijnen waarbinnen rechtshulp wordt aangeboden, of meer precies, tussen de niet-gerechtelijke en de gerechtelijke vormen van rechtshulp. Sinds een tiental jaren is immers ook in ons land een gestage groei merkbaar van allerlei initiatieven om juridische conflicten op te lossen buiten de rechtbank om . Vaak gaat het hierbij om eerder kleine zaken in financiële termen, of om geschillen die vooral voortvloeien uit relationele problemen, allebei categorieën van problemen die dikwijls tot het conflictenpakket van kansarmen blijken te behoren. Een bredere invulling van het concept rechtshulp kan de aandacht vergroten voor de sociale rechtshulp op de eerste lijn, alsmede voor de niet-gerechtelijke vormen van conflictbeslechting. Op deze wijze kan ze het pad effenen voor de uitbouw van snelle en goedkope vormen van rechtshulp voor minderbegoeden.¶ In deze verbinding van het conceptuele en het pragmatische ligt o.i. de eerste grote uitdaging voor het rechtshulpdebat van de komende jaren.¶
UNIVERSEEL EN/OF SELECTIEF ?
: ‘Het rechtshulpaanbod is een zaak voor elke burger, maar de aanpak van kansarmoede vereist specifieke accenten’.¶ Op geregelde tijdstippen duikt het argument op dat het probleem van de rechtshulp voor kansarmen het meest doeltreffend kan aangepakt worden mits de uitbouw van specifieke structuren en diensten voor deze doelgroep. Vaak wordt hierbij uit het oog verloren dat speciale circuits de integratie van minvermogenden in de samenleving niet bevorderen, maar eerder afremmen, en op deze wijze eerder stigmatiserend werken. Terecht plaatst de referent dan ook grote vraagtekens bij een dergelijke benadering.¶ In een democratische samenleving is het thema van de rechtshulp immers geen zaak van specifieke individuen of groepen, maar van alle burgers8. Rechtshulp garandeert een adequate toegang tot een gespecialiseerde persoon of instantie die
‒ ‒ ‒ ‒ .
JUSTITIEHUIZEN EN RECHTSHULP
juridische informatie en advies kan verstrekken over rechten en plichten, vooral wanneer deze in het gedrang dreigen te komen. Het is dus geen geïsoleerde activiteit, maar bezit een finaliteit die in rechtstreeks verband staat met de verdediging van de materiële rechtspositie van burgers. Met de ontwikkeling van de welvaartsstaat is deze rechtspositie gradueel versterkt en verfijnd, vaak als resultaat van sociale strijd. Dezelfde juridisering van de sociale verhoudingen en van de private leefwereld heeft tegelijkertijd een grotere complexiteit en vaak ondoorzichtigheid met zich gebracht. Hierdoor wordt het adagium dat elke burger geacht wordt de wet te kennen een schoolvoorbeeld van juridische fictie, zelfs voor gekwalificeerde juristen, en is de behoefte aan rechtshulp bij de burgers toegenomen. In de mate dat het recht op rechtshulp een noodzakelijke component vormt van de weg naar het recht in een democratische samenleving, kan het worden omschreven als een fundamenteel recht, een sociaal grondrecht . Hieruit kan worden afgeleid dat een adequaat rechtshulpmodel op de eerste plaats algemeen dient te zijn, d.w.z. geschikt voor alle burgers.¶ Het belang van een dergelijk algemeen rechtshulpaanbod verhindert op geen enkele wijze dat rekening wordt gehouden met de noden van bepaalde groepen in de samenleving, zoals kansarmen. Hun levensomstandigheden geven aanleiding tot een aantal kenmerken die de ontwikkeling van specifieke accenten binnen het algemeen kader van de rechtshulp verantwoorden.¶ Vooreerst vertoont de populatie van kansarmen zelf een aantal kenmerken die in ruime mate afwijken van deze van de modale burger11. Vanuit sociaal-economisch perspectief zijn minvermogenden vaak sterk afhankelijk van een vervangingsinkomen (werkloosheid, ziekteverzekering, bestaansminimum) en/of van kinderbijslag, in vele gevallen gekoppeld aan een hoge en complexe schuldenlast. Vaak leven ze in een heterogene familiale situatie (alleenwonend, gescheiden, kinderen uit verschillende huwelijken, instellingsverleden) en vertonen een hoge mate van sociale isolatie en een geringe graad van mobiliteit. Ook hun cultureel profiel verschilt aanzienlijk: velen hebben een lage scholingsgraad, al dan niet ten gevolge van een lagere intellectuele competentie. Dit geeft aanleiding tot een geringe administratieve en juridische competentie, en tot een laag zelfwaardegevoel. Daaraan is dikwijls gekoppeld een aanzienlijk wantrouwen ten aanzien van officiële diensten, zowel uit de hulpverlening als uit de wereld van het gerecht. Omwille van dit complexe kluwen hebben deze problemen de neiging elkaar onderling te versterken.¶
‒ ‒ ‒ . ‒
WERKVELD
Daarnaast dient aangestipt dat situaties van armoede ook aanleiding geven tot een anderssoortig beroep op rechtshulpverleners. In vele gevallen is het contact van minvermogenden met recht en gerecht niet gebaseerd op een vrije keuze, maar integendeel het resultaat van noodzaak of dwang. Kansarmen komen meer in contact komen met het gerecht als verweerder dan als eiser: ze worden gedagvaard, er wordt beslag gelegd op hun goederen, hun inboedel wordt openbaar verkocht, ze worden gearresteerd, vastgehouden, veroordeeld, de kinderen worden in instellingen geplaatst. Dergelijke interventies gebeuren via de ‘mediatoren van het recht’, deurwaarders, politie, maatschappelijk werkers, die hierdoor ook het gezicht van het recht vormen12. Deze vormen van ‘gedwongen rechtsingang’ 13 zijn niet verwonderlijk, aangezien kansarmen vaak (te) lang wachten om voorafgaandelijk juridisch advies in te winnen en slechts in actie treden als de problemen onoverzichtelijk en zeer acuut zijn geworden.¶ Hier ligt meteen de tweede grote uitdaging voor de praktijk van de rechtshulp ten aanzien van kansarmen. Verder denkwerk is vereist om de contouren te verduidelijken van een veralgemeend rechtshulpaanbod, al dan niet officieel georganiseerd, dat niettemin voldoende ruimte biedt voor specifieke accenten ten aanzien van kansarmen. Deze klemtonen dienen rekening te houden met het eigen sociaal-economisch en cultureel profiel van minvermogenden als zodanig, alsmede met hun verschillende noden inzake rechtshulp.¶
BETERE BEDIENING MET VIJF B’S
: ‘Het bestaande rechtshulpaanbod is onvoldoende aangepast aan de kenmerken van kansarmen’.¶ Velen hebben zich afgevraagd waarom het bestaande rechtshulpaanbod onvoldoende is aangepast aan de specifieke kenmerken die voortvloeien uit kansarmoede. Meestal wordt gewezen op het tekort aan financiële middelen die van overheidswege of vanuit de particuliere sector ter beschikking worden gesteld om initiatieven allerhande te ondersteunen. Alhoewel deze factor zeker een rol speelt kan hij niet als exclusieve verklaringsgrond worden aanvaard.¶
‒ ‒ ‒ ‒ .
JUSTITIEHUIZEN EN RECHTSHULP
Minstens even belangrijk, zoniet nog zwaarwegender, voor het onaangepast karakter van het bestaande rechtshulpaanbod lijkt de mentale afstand die in vele gevallen bestaat tussen de wereld van de rechtshulpverleners en deze van de kansarmen. Deze afstand kan wellicht deels het product zijn van de verschillende sociale achtergrond van de dienstverleners, waardoor de communicatie met de doelgroep bemoeilijkt wordt. Daarnaast dient zeker gewezen op een gebrek aan oriëntatie naar de doelgroep van de dienstverlening, of met andere woorden, een gebrek aan consument-georiënteerde dienstverlening in vele sectoren van de rechtshulp, ook de sociale rechtshulp. Een consument-vriendelijke benadering zou vereisen dat het bestaande rechtshulpaanbod verder wordt aangepast aan de eerder geschetste kenmerken van de doelgroep van kansarmen.¶ In dit kader kan het nuttig zijn de grote lijnen van een dergelijke dienstverlening, zoals op een andere plaats door ons geformuleerd, opnieuw in herinnering te brengen. In deze schets hebben we enkele minimumvoorwaarden centraal gesteld waaraan een efficiënte rechtshulp voor kansarmen zou dienen te voldoen, de zogenaamde ‘vijf B’s’ :¶ (a) bereikbaarheid van de rechtshulp, d.i. een evenwichtige spreiding van het rechtshulpaanbod én een goede lokalisering van de rechtshulpverstrekker; dit kan o.m. door ambulante rechtshulp uit te bouwen op de nulde en de eerste lijn, en de doorzichtigheid van de bestaande structuren te bevorderen; (b) beschikbaarheid van de rechtshulpverstrekker, o.a. door middel van vaste spreekuren op nuttige tijdstippen, en het opbouwen van een meer continue relatie met de groep van kansarmen; (c) betaalbaarheid van rechtshulp, vb. gratis dienstverlening voor informatie en advies, terwijl serviceverlening (telefoon en postzegels) wordt getarifeerd tegen kostprijs, met een vast plafond; (d) bruikbaarheid van de rechtshulp, d.w.z. een doorgedreven specialisatie in bepaalde rechtstakken zoals familierecht (incl. jeugdrecht en erfrecht), woonrecht (vooral huurrecht) en consumentenrecht (vooral krediet en koop op afbetaling), het ontwikkelen van speciale methodieken zoals luisterbereidheid naar de complexiteit van bepaalde leefomstandigheden, follow-up door de hulpverlener van de afspraken met de cliënten, aandacht voor niet strikt juridische problemen; (e) begrijpbaarheid van de dienstverlening, d.i. informatie en advies geven in gewoon taalgebruik, en mogelijks met een korte schriftelijke samenvatting als geheugensteun.¶
‒ ‒ ‒ . ‒
WERKVELD
Deze vijf voorwaarden, die overigens cruciaal zijn voor de organisatie van rechtshulp in het algemeen, winnen nog meer aan belang als het gaat om rechtshulp voor minstbedeelden. Ze zijn toepasselijk op alle lijnen van rechtshulp, en gelden zowel bij vrijwillige rechtshulp als bij gedwongen rechtsingang.¶ De derde grote uitdaging voor rechtshulp aan kansarmen bestaat er dus in om de rechtshulp te verbijzonderen naar de noden van de doelgroep van kansarmen, vanuit het perspectief van een consument-vriendelijke oriëntatie. Door de complexiteit en de verwevenheid van de problemen van kansarmen dringt zich een integrale benadering op die deze problemen niet compartementaliseert, maar in hun onderlinge samenhang bekijkt. Dit veronderstelt een relatie van continuïteit en vertrouwen met de verstrekker van de rechtshulp, en vraagt tevens een voortdurende en creatieve verdieping van de bestaande initiatieven.¶ 1
Zie, o.m.: Breda, Jef & Stevens, An (1981) Rechtshulp aan marginalen. Nationaal Onderzoeksprogramma in de sociale wetenschappen, rapport 27. Brussel: Programmatie van het Wetenschapsbeleid; Hubeau, Bernard & Parmentier, Stephan (1991) Preadvies Rechtshulp, in: Interdepartementale Commissie voor de Armoedebestrijding (1991) Aanbevelingen voor het armoedebestrijdingsbeleid 19901991. Derde verslag, 57-91. Brussel: Kabinet van de Staatssecretaris voor Maatschappelijke Emancipatie; Van Huffel, Chantal (1990) Armoede en rechtstoegankelijkheid: armoede van de rechtstoegankelijkheid, in: Tanghe, Fernand (1990) (red.), Recht en Armoede, Tegenspraak Cahier nr. 9, 113-127.Antwerpen:Kluwer. 2 O.m. de studiedag van 14 oktober 1988, georganiseerd door het tijdschrift Droit et Quart Monde i.s.m. de Koning Boudewijnstichting over ‘De toegang tot het recht in de vierde wereld’, waarvan de akten werd gepubliceerd in het tijdschrift Droit et Quart Monde, jrg. 1989, nrs. 4 en 5; en het jaarlijks congres van de Belgische Nationale Orde van Advocaten, 21 maart 1992 te Luik, met als thema ‘Rechtshulp: de grote omwenteling ?’. 3 Zie, o.m., de werkzaamheden van de Indepartementale Commissie voor de armoedebestrijding (beter bekend als de Commissie Deleeck), waarvan de werkzaamheden werden gepubliceerd als: Interdepartementale Commissie voor de Armoedebestrijding (1991) Aanbevelingen voor het armoedebestrijdingsbeleid 19901991, derde verslag. Brussel: Kabinet van de Staatssecretaris voor Maatschappelijke Emancipatie.
‒ ‒ ‒ ‒ .
De terminologische onderscheiden worden besproken in: Hubeau, Bernard (1987) Welzijnswerk en woonproblematiek. Grensconflict of integratie ?, 8 Panopticon 141-156, 142-143. 5 Breda & Stevens, 1981, o.c. 6 Hubeau & Parmentier, 1991, l.c., 61. 7 Voor een verdere bespreking, zie: Hubeau, Bernard & Parmentier, Stephan (1990) Overzicht van de sociale rechtshulpkaart, in: Mertensd, Jos (1990) (red.), Welzijnsgids, Hub. 1-37. Antwerpen: Van Loghum-Slaterus. 8 Voor een overzicht van deze trend, zie: Hubeau, Bernard & Parmentier, Stephan (1990) (red.), De rechter buitenspel. Conflictregeling buiten de rechtbank om, Tegenspraak Cahier nr. 9. Antwerpen: Kluwer. 9 Met burgers wordt individuele, fysieke personen bedoeld. Rechtshulp voor rechtspersonen, zoals bedrijven, banken en verzekeringsmaatschappijen, zijn onderworpen aan andere wetmatigheden. 10 Hubeau & Parmentier, 1991, l.c., 62, in navolging van: Rigaux, François (1983) Discours introductif, Journal des Procès, nr. 23, speciaal nummer over ‘L’accès au droit et à la justice’, 6-8. 11 De leefwereld van de kansarmen wordt goed geëvoceerd in de brochure van: De Cirkel (1991) Vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren. Brochure over schulden, beslagenen en deurwaarders. Berchem: De Cirkel. 12 Van Huffel, 1990, l.c., 122. 13 Hubeau & Parmentier, 1991, l.c., 63-64. 14 Zie: Hubeau & Parmentier, 1991, l.c., 66.
JUSTITIEHUIZEN EN RECHTSHULP
4
‒ ‒ ‒ . ‒