do van ranst
Eline wordt een ster
© 2010 Uitgeverij Manteau / Standaard Uitgeverij en Do Van Ranst Standaard Uitgeverij nv, Mechelsesteenweg 203, B-2018 Antwerpen www.manteau.be -
[email protected] Deze reeks kwam tot stand in samenwerking met Wablieft
Wablieft Kardinaal Mercierplein 1 2800 Mechelen www.wablieft.be -
[email protected] Projectpartners: Wablieft/Vocvo, Stichting Lezen, LOCUS, Federatie Centra Basiseducatie, Centra Volwassenenonderwijs, Luisterpuntbibliotheek. Tekstadvies: Wablieft Omslagontwerp: Hanna Maes Foto omslag: iStockphoto Foto achterplat: Sarah Dierick Vormgeving binnenwerk: Ready2Print Druk: Ter Roye NV Oostkamp Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. ISBN 978 90 223 2544 5 D/2010/0034/403 NUR 301 Dit boek is ook als luisterboek beschikbaar
Brasserie De Schouwburg ‘Wat wilt u drinken?’ vraagt de dienster van brasserie De Schouwburg. Ik werp een snelle blik op haar kleren. Dat doe ik altijd. Ik hou van kleren. Ze heeft een zwarte jurk aan, met een schort. Ze wrijft er haar beide handen tegelijk aan schoon. ‘Doe maar koffie’, zeg ik. ‘Of nee.’ Ik denk: van koffie gaan mijn tanden kleuren. Van wijn ook. Van bier gaat mijn adem ruiken. Trouwens, bier lust ik niet eens. ‘Wat wordt het?’ vraagt de dienster. Ze heet Ella. Het staat op een pin die ze op haar linkerborst heeft gespeld. Ze heeft grote borsten. ‘Melk’, zeg ik. ‘Een glas melk.’ Ella kijkt een beetje raar. Alsof ze het niet helemaal vertrouwt.
3
Dan loopt ze naar de bar. Waarom heb ik geen bus later genomen, vraag ik me af. Nu zit ik hier in die grote stad in een groot café. Ik zit ook met een grote vraag. Moet ik dit wel doen? Nee, niks moet. Ik had gewoon thuis kunnen blijven. Thuis bij mama en bij Arthur. Ik had kunnen wachten op pa die thuiskomt. Pa die steeds later thuiskomt. In thuis heeft hij al jaren geen zin meer. In ma wel. Dat hoor ik soms tot op mijn kamer. Maar laat ik het niet over hem hebben. Niet over pa. Niet over ma. Over mezelf. Ik ben hier voor mezelf. Natuurlijk moet ik dit doen. Thuis word ik het nooit: een ster!
4
Ik wil namelijk beroemd worden. Filmster, hoop ik. Het mag ook zangeres zijn, maar ik zing zo vals. Op school zeiden ze al dat ik het in me heb: Talent. Op school speelde ik iedere keer de hoofdrol. In de toneelstukken die meester Ferket in elkaar stak. Ik speelde al Duimelien, een vriendelijke trol. Ik speelde de vrouw van Justus in een middeleeuws toneel. Ik was Karolien, de heks in een sprookje. Iedere keer kreeg ik de grootste rol. De mooiste rol. Mijn vriendinnen waren jaloers. Meneer Ferket zei dat ik het ver zou schoppen. Misschien moest ik maar toneelles nemen. Maar ma zag het niet zitten. Ze had me te hard nodig, thuis. Thuis bij haar en Arthur. Arthur is mijn broer. Ik vertel je even hoe hij is. Arthur is lief.
5
Zo, zo lief. Hij zit in een rolstoel. Hij kan dus niet lopen. En hij kan ook niet praten. Tenminste, je begrijpt hem niet. Hij heeft een syndroom. Welk, dat weet ik niet. Ik weet wel dat hij de liefste broer in de hele wereld is. Soms sluit hij me in zijn armen. Een kwartier lang. Soms langer. Soms huil ik zachtjes als hij dat doet. Weet je, hij zit zo opgesloten. Opgesloten in die stoel. En opgesloten in zichzelf. Soms schaam ik me. Dat ik zo normaal ben. Mooi zelfs. Ik ben mooi. Dat zegt iedereen. In brasserie De Schouwburg staat de tv aan. Op tv speelt een film die ik ken. ‘As good as it gets.’ Zo goed als het kan.
6
Ik ken de acteur: Jack Nicholson. De actrice ken ik ook: Helen Hunt. Allebei kregen ze een Oscar voor hun rol in deze film. Het is net de mooiste scène uit de film: Helen zit aan de keukentafel met haar moeder. Ze huilt omdat ze al jaren geen man meer heeft gehad. Sinds haar zoontje Spence ziek is, zorgt ze alleen maar voor hem. Ze zegt: ‘Ik weet verdomme niet meer hoe het is om een hand vast te hebben. Daarom knuffel ik Spence veel meer dan hij zelf wil.’ En dan gaan de twee dames heel hard en heel lang aan het huilen. Ik ook. ‘Alsjeblieft, je melk’, zegt Ella. Ik veeg mijn ogen droog en drink. Ik laat de melksnor even zitten. Dat hoort zo, bij melk. Dan lik ik de snor weg en kijk op mijn horloge. Half drie.
7
Om drie uur is het zover. Om drie uur moet ik naar de schouwburg. Om beroemd te worden. Als de melk op is, ga ik naar het toilet. Ik moet niet echt, maar ik ga toch op de pot zitten. Er gebeurt niks. Van de zenuwen, natuurlijk. Ik ga voor de spiegel staan. Ik zie er goed uit. Mijn nieuwste jurk heb ik aan. Het is een rode jurk, met kleine bloemen. ‘Ik kan je bh zien’, heeft ma gezegd, toen ik het huis uit ging. Is er een alternatief mogelijk? Ik haalde mijn schouders op. ‘Je ziet niks’, zei ik. ‘Als je blind bent’, zei ze. We kregen ruzie, ma en ik. We maakten ruzie over het feit dat ik haar achter liet. ‘Ik wil beroemd worden’, zei ik. ‘Je bent gek!’ zei ze. ‘Jij’, riep ik. ‘JIJ! Bent! Gek!’
8
Ik sloeg hard met de deur. Maar onmiddellijk had ik er spijt van. Arthur kan niet tegen ruzie of lawaai. Daar gaat hij wild van doen. Hij beweegt zijn hoofd dan heen en weer en gilt. Ik hoorde het achter de deur. In mijn gedachten zag ik mama huilen. Ik had spijt. Spijt dat ik toch ging. Als ik uit het toilet kom, staat de dienster bij mijn tafeltje. ‘Nog wat?’ vraagt ze. Ze zucht. ‘Nee’, zeg ik. Toch ga ik zitten. Ella vraagt: ‘Wat is er?’ ‘Niks’, zeg ik. ‘Wel’, lacht ze. Ze knipoogt. ‘Goed, een beetje dan’, mompel ik. Ze kijkt door het raam naar de overkant. ‘Auditie?’ vraagt ze. Ik knik. Ik denk: zo komen er hier minstens 100 per dag. 9
Van die zielige types die beroemd willen worden. ‘Welke rol?’ vraagt Ella. ‘Weet ik niet.’ ‘Is het voor die film van Django?’ vraagt ze. ‘Django Tack’, zeg ik. Ik denk: ze noemt hem gewoon bij zijn voornaam. Net alsof ze hem kent. ‘Het is al de vierde dag auditie’, zegt Ella. Ze lacht een beetje gemeen, vind ik. Ik maak natuurlijk geen kans, denk ik. ‘Succes’, zegt Ella. Ze gaat terug naar haar bar. Na een poosje ga ik naar haar toe. ‘Heb je ook auditie gedaan?’ vraag ik. Ella knikt. ‘Elke week doe ik auditie’, zegt ze. Ze lacht. ‘Elke week is het niks.’ ‘Je wilt ook?’ vraag ik. ‘Wat?’ ‘Beroemd worden.’ ‘Wie niet?’ vraagt ze. Zonder een antwoord te verwachten.
10