2-001
DINSDAG 19 JUNI 2007 ___________________________ 2-002
De nieuwe regering heeft een zware taak en zal de actieve steun van de Europese Unie en van de internationale gemeenschap hard nodig hebben. In overeenstemming met de conclusies die gisteren zijn aangenomen tijdens de Raad van ministers van Buitenlandse zaken in Luxemburg wil ik duidelijk maken dat ook wij, als Europees Parlement, diegenen met raad en daad en van ganser harte moeten steunen die strijden en blijven strijden voor de vrede in het MiddenOosten.
VOORZITTER: HANS-GERT POETTERING Voorzitter 2-003
Opening van de vergadering 2-004
(De vergadering wordt om 9.05 uur geopend) 2-005
Ingekomen stukken: zie notulen
Het Europees Parlement heeft gisteren direct aan het begin van de vergaderperiode besloten de behandeling van een resolutie over het beleid van de Europese Unie voor het Midden-Oosten uit te stellen tot de vergaderperiode van juli. De situatie in die regio is nog steeds zeer labiel, en verandert voortdurend. Daarom was dit volgens mij een juist besluit.
2-006
Debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen 2-007
Situatie in Palestina (debat) 2-008
De Voorzitter. - Mijnheer de commissaris, geachte collega’s, we zijn allemaal diep geraakt door de vreselijke gebeurtenissen en dramatische ontwikkelingen van de afgelopen dagen in de Gazastrook, en daar zeer bezorgd over. Zoals u weet heb ik het Midden-Oosten gekozen als bestemming voor mijn eerste reis buiten de Europese Unie, die intussen heeft plaatsgevonden. Het was oorspronkelijk de bedoeling dat ik de president van de Palestijnse Autoriteit, Mahmoud Abbas, in Ramallah zou ontmoeten. Vanwege de toenemende conflicten tussen Fatah en Hamas heeft president Abbas me echter verzocht om hem in zijn regeringszetel in Gaza te bezoeken, waar hij verbleef om te bemiddelen. Ik ben op dat verzoek ingegaan. Precies drie weken geleden heb in Gaza met president Mahmoud Abbas gesproken. Ik was zeer onder de indruk van de rustige en vastberaden manier waarop president Abbas mij zijn visie heeft gegeven. Toch voelde ik buiten de kantoren de spanning die in de lucht hing. Geachte collega’s, ik zou u willen aanbevelen om gewelddadige aanslagen van de Hamas-militie op legitieme veiligheidskrachten en instellingen van Palestijnse Autoriteit nadrukkelijk te veroordelen, president Abbas onze onvoorwaardelijke steun solidariteit te geven.
de de de en en
We staan achter het besluit van de Palestijnse president om de uitzonderingstoestand uit te roepen en een noodkabinet te vormen, om de politieke crisis in de Palestijnse gebieden zo snel mogelijk op te lossen. We hebben het volste vertrouwen in Salam Fayyad, de nieuwe minister-president, die me onlangs in Brussel heeft bezocht en die heeft bewezen dat hij leiding kan geven. Wanneer u mij hiervoor een mandaat geeft zal ik de nieuwe minister-president dit vertrouwen vandaag nog uitspreken.
Dat betekent echter niet dat we van plan zijn om lijdelijk toe te zien hoe de situatie zich ontwikkelt. De Europese Unie en ook het Europees Parlement moeten een voortrekkersrol spelen. We moeten een nieuwe relatie opbouwen met het Palestijnse volk en zijn vertegenwoordigers. Beste collega’s, we moeten onze verantwoordelijkheid dragen, en de daad bij het woord voegen. We moeten alles doen wat in onze macht ligt om er voor te zorgen dat overal in de Palestijnse gebieden weer een menswaardig leven mogelijk wordt. We moeten de bevolking steunen bij haar pogingen om de ergste nood te lenigen, maar we moeten ook bijdragen tot een duurzaam politiek perspectief. De Raad van ministers van Buitenlandse zaken heeft gisteren besloten om de relaties met de Palestijnse Autoriteit weer te normaliseren, en dat lijkt me een goede zaak. In dat verband is ook besloten om de nodige voorwaarden te creëren voor de hervatting van een efficiënte en transparante directe steun, en voor steun aan de opbouw van goed functionerende instellingen. We zullen de missie van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid en de politiële samenwerking voortzetten. Als essentieel onderdeel van de begrotingsautoriteit van de EU zou het Europees Parlement dit met nadruk moeten ondersteunen. Afgezien van deze maatregelen moeten wij als Europees Parlement echter ook een beroep doen op de Palestijnen om terug te keren naar de weg van de dialoog met elkaar. Op die manier kan de verzoening ontstaan die nodig is voor de opbouw van een toekomstige Palestijnse staat, bestaande uit alle Palestijnse gebieden. Niemand heeft er belang bij dat de burgeroorlog voortduurt en om zich heen grijpt. Zonder Israël kan er echter geen vrede komen. Ook Israël draagt een grote verantwoordelijkheid. Tijdens
6 mijn bezoek in Israël, en vooral in mijn toespraak voor de Knesset, heb ik er met nadruk op gewezen dat het Europees Parlement een beroep doet op de Israëlische politiek om ondubbelzinnig steun te geven aan president Abbas. In dit verband zou ik nogmaals een beroep op Israël willen doen om de Palestijnse heffingen en belastingen, die al meerdere maanden worden achtergehouden, aan president Mahmoud Abbas uit te betalen. Het gaat om een bedrag van ongeveer 800 miljoen dollar. De Israëlische regering heeft verklaard hiertoe bereid te zijn, maar nu moet ze snel de daad bij het woord voegen. De Europese Unie moet een eerlijke tussenpersoon zijn, en ik beschouw het als een taak van het Europees Parlement om hiertoe bij te dragen. Israëli’s en Palestijnen hebben dezelfde waardigheid. Ze hebben het recht om binnen veilige grenzen te leven. Ik hoop dat de dag zal komen dat Palestijnen en Palestijnen, maar ook Palestijnen en Israëli’s, vreedzaam samen kunnen leven. Wij, als Europees Parlement, als de vertegenwoordigers van de Europese volkeren, moeten een dergelijk streven naar verzoening en begrip van ganser harte steunen, al lijkt het op dit moment nog zo ver verwijderd. Dat is onze verantwoordelijkheid. (Applaus) 2-009
José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, namens de PPE-DE-Fractie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte afgevaardigden, ik denk dat ons Parlement er goed aan heeft gedaan om de agenda te wijzigen, zodat we de situatie in het MiddenOosten kunnen bespreken. Ik heb er echter, helaas, weinig vertrouwen in dat ons debat ook zal bijdragen aan het dichterbij brengen van een oplossing voor het conflict, maar in ieder geval was het duidelijk dat we dit debat moesten houden. Nog maar enkele dagen geleden hebben we in Brussel een debat over de situatie in het Midden-Oosten gehouden met de Hoge Vertegenwoordiger en commissaris Ferrero. Daarin hebben we de veertigste verjaardag van de Zesdaagse Oorlog herdacht, waarin Israël de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever en de Golanhoogte binnenviel.
19/06/2007 steunen, die niet alleen de regering van de Westelijke Jordaanoever, maar ook van de Gazastrook wil zijn. Ook moeten we - zoals u ook heeft gezegd, mijnheer de Voorzitter - de internationale blokkade tegen Palestina opheffen, die werd ingesteld nadat Hamas de verkiezingen won. Daarom moeten we het gisteren genomen besluit van de Raad Algemene Zaken om de rechtstreekse steun aan de Nationale Palestijnse Autoriteit te hervatten, verwelkomen, en we hopen dat het resultaat van de bijeenkomst van vandaag tussen de president van de Verenigde Staten en de premier van Israël in diezelfde richting zal wijzen. Het is nu ook tijd dat Israël de douanerechten overmaakt waar Palestina recht op heeft. Dit zijn allemaal noodzakelijke voorwaarden, mijnheer de Voorzitter, maar het is evident dat ze niet voldoende zijn. Wij weten immers allemaal dat er in de Gazastrook op dit moment een situatie van geweld heerst en dat er in het Midden-Oosten, op het dunne koord tussen oorlog en vrede, alleen vooruitgang kan worden geboekt als het gebruik van geweld als politiek instrument wordt afgezworen, als de staat Israël wordt erkend, en als acties worden ondernomen zoals die voor de vrijlating van de Britse journalist Alan Johnston, die kunnen bijdragen aan het verwezenlijken van de doelstelling van vrede. Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij hier in deze vergaderzaal zijn allemaal politici en we weten allemaal dat eenheid de hoogste politieke waarde is en dat zonder eenheid die droom van een levensvatbare Palestijnse staat die in vrede leeft met zijn buren, niet zal kunnen worden gerealiseerd. Mijnheer de Voorzitter, zoals u terecht heeft gezegd, is het tijd dat de wapens zwijgen en er voorrang wordt gegeven aan de dialoog, zodat er aan vrede kan worden gewerkt. Het is nu aan de Europese Unie om samen met andere spelers als de Verenigde Naties, de Arabische Liga en de andere leden van het Kwartet, alles in het werk te stellen om op een intelligente en ruimhartige wijze, in overeenstemming met haar tradities en waarden, en uiteraard ook vanuit het oogpunt van humanitaire hulp, een rechtvaardige en blijvende vrede in het Midden-Oosten tot stand te brengen. 2-010
Nu, veertig jaar later, moeten we constateren dat de situatie nog steeds muurvast zit, dat er - zoals de Franse pers gisteren heeft gememoreerd - geen Palestijnse staat is opgericht en dat er in de praktijk twee regeringen zijn die elkaar bestrijden. Bovendien is er sprake van een zeer ernstige politieke, economische, sociale en humanitaire crisis. Mijnheer de Voorzitter, u hebt de vraag gesteld wat de internationale gemeenschap in het algemeen en de Europese Unie in het bijzonder kan doen. Het is zonneklaar dat we in de eerste plaats Mahmoud Abbas en de gematigde regering van Salam Fayyad moeten
Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de gebeurtenissen van de afgelopen dagen zijn een dieptepunt in de geschiedenis van deze regio. Ze zijn volgens mij echter ook een dieptepunt in de relaties tussen de Europese Unie en het Midden-Oosten. De Raad van ministers van Buitenlandse zaken heeft gisteren besloten om de steun te hervatten. Waarom eigenlijk nu pas, nu de nationale orde is ingestort? (Applaus) Mijnheer de Voorzitter, u heeft net gezegd dat we directe steun aan Mahmoud Abbas moeten geven. Ik
19/06/2007 vraag me af of het misschien niet al te laat is. Hadden we de evenementen die nu plaatsvinden - het instorten van de nationale orde op de Gazastrook - misschien kunnen verhinderen als we die steun eerder hadden gegeven, en we ons niet hadden onderworpen aan de strategie om niet met Hamas te praten? (Applaus) Ik kan die vraag zelf niet beantwoorden, en we hebben zeker ook niet het recht om te zeggen dat het beter was verlopen als we het anders hadden aangepakt. Maar we mogen de vraag toch wel stellen. Dit is toch niet de eerste keer dat de Europese Unie en de hele gemeenschap van westerse landen worden geconfronteerd met dit proces? Ik zou het als volgt willen beschrijven: het volk kiest een regering, en die regering bevalt ons niet. We zijn tevreden met de verkiezingen, onze verkiezingswaarnemers hebben zelf vastgesteld dat ze onberispelijk waren, maar het resultaat bevalt ons niet. Als gevolg daarvan werpen we een blokkade op, en wel een volledige blokkade. Waarom hebben we eigenlijk niet gesproken met de leden van de regering van nationale eenheid die geen lid van Hamas waren? Heel wat ministers waren noch lid van Hamas noch van Fatah. Ook met de krachten die we op de korte termijn als ongewenst beschouwen, moeten we een dialoog voeren. Dat is de enige mogelijkheid om tot een vreedzame oplossing te komen. Ik kan me nog heel goed herinneren - net als u allemaal dat toen ik nog een jonge man was, Yasser Arafat werd beschouwd als de grootste terrorist van de hele wereld. Later heeft deze man de Nobelprijs voor de Vrede ontvangen. Ik vond het juist dat we een dialoog met hem voerden, en de geschiedenis heeft bewezen dat die dialoog een einde heeft gemaakt aan het geweld. Al Fatah wordt nu als onze partner beschouwd. Vroeger was Al Fatah overal ter wereld de terroristische organisatie bij uitstek! Daarom moeten we een les leren uit onze eigen fouten. Wanneer we kijken naar de feiten, is er volgens mij, volgens mijn fractie, en volgens de familie van sociaaldemocratische partijen, nog steeds maar één uitweg: we moeten proberen om alle betrokken partijen en belangen aan één tafel te krijgen. Iedereen die met Syrië spreekt komt in de ban, wordt een paria. Toch weten we allemaal dat er in afzienbare tijd onderhandelingen komen tussen Israël in Syrië. De voorbereidingen zijn al op gang gekomen. We weten dat de regering van Israël vorig jaar heeft geprobeerd om contact op te nemen met Syrië. Laten we toch wat eerlijker zijn en zeggen: natuurlijk moet Syrië ook aan die tafel worden uitgenodigd, zeker als we invloed willen uitoefenen op Hamas. Het heeft natuurlijk geen zin dat we ons uitsluitend concentreren op het verleden. We moeten alle directe steun geven die we nu nog kunnen geven. Ik weet niet of we nog invloed uit kunnen oefenen op wat er in de Gazastrook gebeurt, maar indien mogelijk moeten we
7 met die steun vooral de infrastructuur van de staat opbouwen en de veiligheidskrachten steunen die werkelijk de veiligheid in hun vaandel hebben geschreven, en niet de onveiligheid. Het allerbelangrijkste is echter - en dat is volgens mij in al die debatten van de afgelopen twee dagen niet uit de verf gekomen - dat wij als Europese Unie zorgen voor humanitaire steun. Nu zien we namelijk dat een volk dat toch al in nood verkeert, in nog grotere nood terechtkomt door toedoen van radicale bewapende krachten die zich aan de rand van de samenleving bewegen. De gewone man is het slachtoffer. Die heeft geen water, geen stroom, geen medische voorzieningen, en zijn kinderen kunnen niet naar school. Daar moeten we iets aan doen. Dat is de enige manier om het klimaat van veiligheid te creëren dat Israël nodig heeft om in vrede te kunnen leven. Een ding is namelijk glashelder: een steeds sterkere radicalisering en een burgeroorlog maken Israël niet veiliger. Dat leidt alleen maar tot minder stabiliteit. Een absolute voorwaarde voor vreedzaam samenleven is altijd sociale zekerheid, en daar moeten we in die regio voor strijden. Dat is de primaire taak voor de Europese Unie, en niet het sturen van Europese soldaten, wat in de afgelopen dagen door bepaalde vertegenwoordigers van onze Unie is voorgesteld. Het is ondenkbaar dat we om politieke redenen geen geld uitgeven aan humanitaire steun, maar wel aan het sturen van strijdmachten. Dat is in iedere geval onze visie. Ik hoop dat we de dialoog in het Midden-Oosten kunnen hervatten. (Applaus van links) 2-011
Graham Watson, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals de heer Schulz al zei, is er geen enkele rechtvaardiging voor de acties van de Hamas-militanten, hoe slecht de Palestijnen ook behandeld mogen zijn. Als de internationale gemeenschap een jaar geleden haar belofte voor het tot stand brengen van democratie in Palestina niet had gebroken, als wij niet hadden geweigerd om een dialoog met gematigde Hamasvertegenwoordigers aan te gaan, en als wij de rechtstreekse steunbetalingen aan een eerlijk gekozen regering niet hadden opgeschort, zou de situatie niet zo slecht zijn geweest als nu. Door de financiële sancties die tot doel hadden om erkenning van Israël af te dwingen of Hamas de macht volledig te ontnemen, zijn de Palestijnen nog wanhopiger en de vooruitzichten op vrede nog slechter geworden. Er dreigt een tweestaten-Palestina te ontstaan, een Palestina van geweld, sektarisme en angst, en tegelijkertijd lijkt een tweestatenoplossing verder weg dan ooit. De ALDE-Fractie is teleurgesteld - maar niet verrast over de gebeurtenissen van de afgelopen tijd. Een jaar geleden hebben wij nog gewaarschuwd dat een
8 nooddruftig Palestina tot meer extremisme zou leiden, met name in de gevangenisachtige situatie in Gaza, waar 1,4 miljoen burgers systematisch opgesloten worden en niet in hun primaire levensbehoeften kunnen voorzien. Uit de gewelddadige “overname” van Gaza vorige week spreekt een gebrek aan respect voor de rechtsstaat en dat is toch een de minimis-vereiste voor elke legitieme regering. Als Hamas niet oppast, verraadt het zijn eigen zaak. Dat zou in de woorden van de minister van Buitenlandse Zaken van Saoedi-Arabië, ‘de laatste nagel aan de doodskist’ zijn van de droom van een Palestijnse staat. Als wij niet willen dat de burgeroorlog het wint van de eenheid, moeten alle partijen uit de feiten de enige conclusie trekken die juist is, namelijk dat hun weigering om de dialoog aan te gaan, niets heeft opgeleverd. Thans is er behoefte aan een grote dosis pragmatisme, niet aan veroordelingen, noch aan sancties, en zeker niet aan een weigering om te onderhandelen. Dat is iets waarvoor alleen lafaards zouden kiezen, en dat geeft ook altijd een terugslag. Daarom is mijn fractie verheugd over niet alleen de vastbeslotenheid van ministerpresident Salam Fayyad om de veiligheid te herstellen, maar ook de inspanningen van president Abbas om een dialoog op gang te brengen. Wij verwelkomen eveneens de hervatting van de rechtstreekse steun aan de Palestijnse Autoriteit en de verwachte vrijgave door de Israëlische regering van een tot 800 miljoen dollar oplopend bedrag aan Palestijnse belastinginkomsten. Wij willen er echter voor waarschuwen dat wij de Westoever niet ten koste van Gaza moeten steunen. Als de Gazastrook als een “terroristische entiteit” wordt beschouwd - een benaming die door Israëlische functionarissen is gebruikt - komt de vrede in de regio geen stap dichterbij. Dan wordt alleen maar nog meer onveiligheid gecreëerd, aangezien een wanhopige bevolking, een van voedsel en andere primaire voorzieningen verstoken bevolking, dan tot de conclusie komt dat er niets meer te verliezen is. De controle van Hamas over Gaza is een nachtmerrie die werkelijkheid is geworden. De Europese Unie moet echter niet bereid zijn om het stuur uit handen te geven en passsief toe te kijken hoe Iran een speler in deze wedstrijd wordt. Als we dit jaar al iets hebben geleerd dan is het wel dat de politiek - en uitsluitend de politiek - de voorwaarden voor vrede in het Midden-Oosten kan creëren. Het Parlement is tenminste blijven praten, maar de Raad en de lidstaten zijn aan de zijlijn gaan staan. Het is dan ook nu de taak van die Raad en de lidstaten om de democratie, de menselijke waardigheid en de rechtsstaat weer centraal te stellen in het onderhandelingsproces en de vrede in de regio te bevorderen. (Applaus)
19/06/2007 2-012
Brian Crowley, namens de UEN -Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het belangrijkste dat wij hier vandaag voor ogen moeten houden, zijn de levens van de mensen die te lijden hebben onder de nieuwe golf van geweld in de Palestijnse gebieden. Wij moeten daarbij met name aan de vrouwen en kinderen denken. Hun lijden is niet alleen een gevolg van de bezetting van Gaza door Hamas, of van de weigering van de Palestijnse en Israëlische autoriteiten om daadwerkelijk te onderhandelen; dat lijden is ook niet alleen een gevolg van het opschorten van de steun door de Europese Unie en de VS, want hun deerniswekkende situatie dateert namelijk al van dertig jaar geleden. Als u met iemand uit de Palestijnse gebieden spreekt, zult u telkens weer te horen krijgen dat de vrouwen en kinderen altijd het meest te lijden hebben gehad. Tegelijkertijd hebben zij ook altijd de meeste veerkracht getoond om te trachten de mislukte onderhandelingen weer op gang te brengen, het respect te herstellen en een oplossing te vinden, een oplossing voor het falen van zowel Israël en Palestina om hun toezeggingen na te komen en zich te houden aan de overeenkomsten die zij vrijwillig hebben ondertekend. Dan is er ook nog het falen van de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie om hún toezegging gestand te doen met betrekking tot eenduidige en open onderhandelingen, en het falen van de buurlanden van Israël en Palestina om een meer proactieve en positieve rol te spelen met het oog op het uiteindelijke doel van een op levensvatbaarheid en gelijkwaardigheid gebaseerde tweestatenoplossing. Geachte collega’s, u weet ongetwijfeld nog dat de Voorzitter van het Parlement enkele weken geleden een aantal winnaars van de Nobelprijs heeft uitgenodigd om in het gebouw van het Europees Parlement in Brussel te spreken over de toekomst van Europa en over onderwerpen en kwesties die hun zorgen baren. Wanneer je de speeches leest die er die dag door enkele winnaars van de Nobelprijs voor de Vrede gehouden zijn, stel je vast - en dat is toch wel ironisch - dat zij allen van mening waren dat de vredesprocessen waar zij bij betrokken waren, alleen konden slagen dankzij dialoog, respect voor diversiteit, tolerantie en gelijkwaardigheid. Wat wij de afgelopen dertig jaar in Palestina hebben meegemaakt, voldoet aan geen van deze vier criteria. Toen Yasser Arafat nog de leider van het Palestijnse volk was, zei Israël dat het niet met hem wilde praten, laat staan onderhandelen. Nadat er een nieuwe president was gekozen, zei Israël dat het ook niet met hem kon praten of onderhandelen. Het land kon daarbij voortdurend op de steun rekenen van de Amerikanen en van bepaalde lidstaten van de Europese Unie. Om te denken dat het een ongeluk was wat er met Hamas in Gaza is gebeurd, is een verkeerde interpretatie - zelfs achteraf bezien - van de fouten die de Europese Unie en de VS hebben gemaakt door niet de vereiste oplossingen tot stand te brengen.
19/06/2007 Nu krijgen wij een nieuwe kans om iets te ondernemen, een nieuwe kans om onze moed te tonen ten overstaan van dood en rampspoed, om menselijkheid te tonen ten overstaan van onderdrukking en onrechtvaardigheid, om onze stem te laten horen en kenbaar te maken wat de enige juiste oplossing is, namelijk hulp aan het Palestijnse volk. Wij moeten erop aandringen dat Israël gaat onderhandelen met de democratisch gekozen vertegenwoordigers van het Palestijnse volk, en wij moeten de Palestijnse Autoriteit ondersteunen bij haar pogingen om in alle Palestijnse gebieden eerbiediging van de rechtsstaat te waarborgen. (Applaus) 2-013
Daniel Cohn-Bendit, namens de Verts/ALE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, wat we vandaag hebben beluisterd, is volgens mij een analyse, en die delen we allemaal. We hebben ongetwijfeld allemaal fouten gemaakt, en die moeten we nu duur betalen, en als ik zeg ‘wij’ dan bedoel ik vooral de Palestijnen, maar mij dunkt ook de Israëli’s en iedereen die er belang bij heeft dat deze regio ooit een toekomst krijgt, en wel niet zomaar een toekomst, maar een vreedzame toekomst. Ik zou me willen beperken tot de vraag: wat kunnen we doen? Ten eerste moet de Europese Unie, gezien alle fouten die er zijn gemaakt, eindelijk wakker worden, en de handen uit de mouwen steken. De Europese Unie is namelijk de enige politieke eenheid die in staat is om te bemiddelen. De Amerikanen kunnen dat niet, vanwege de oorlog in Irak, en de Russen en anderen kunnen het ook niet. Iemand moet het initiatief nemen. Iemand moet ‘ja’ zeggen tegen directe betalingen, maar natuurlijk ook ‘ja’ tegen hulp, ‘ja’ tegen contacten met Gaza, met Hamas, om de humanitaire situatie in Gaza aan te pakken. We moeten niet wachten op een verklaring, maar de handen uit de mouwen steken, en dan komt de verklaring er ook wel. Dat is wat er moet gebeuren! Dat betekent dat we namens de Europese Unie direct op reis moeten, en direct aan de slag moeten gaan met een Europees kwintet - wat eigenlijk al gebeurt, maar het wordt niet zo genoemd - en dat we in de regio een grote conferentie moeten houden. Martin Schulz heeft gelijk: we moeten met Syrië spreken, en met iedereen met wie we toch al willen en moeten onderhandelen over Golan en over de grenzen van Libanon. Dat is nu aan de orde. En waarom? Omdat dit de enige kans is dat er in de regio weer hoop gloort. Waar hoop gloort, kan weer een politieke dialoog ontstaan, en niet omgekeerd! Er wordt altijd gezegd dat het gevaarlijk is als iemand van tevoren concessies doet. In deze regio zal echter niemand van tevoren concessies doen; dat is de les die we hieruit moeten leren. Dat betekent ook dat we natuurlijk humanitaire steun aan Gaza moeten bieden. Niemand heeft er belang bij dat de humanitaire hulp
9 alleen maar van Iran komt. Dan zitten we weer met de brokken; dan zeggen we weer dat we dit niet hebben gewild. Wanneer we het niet willen, dan moeten we het verhinderen! En wanneer we het willen verhinderen, moeten we de handen uit de mouwen steken! Dat is het motto van de dag. Ook Israël moet begrijpen dat een bezetting, die gebaseerd is op een als onrechtvaardig beschouwde muur, niet kan leiden tot vrede en hoop. Dat moet Israël nu eindelijk eens onder ogen zien. Er is maar één uitweg: we moeten doen wat we tot nu toe niet hebben gedaan, we moeten met de nieuwe regering in Palestina onderhandelen over een veiligheidszone aan hun kant van de muur, en dan de muur afbreken, dat is glashelder. Dat betekent ook dat we financiële en humanitaire steun moeten bieden, en dat we een politiek initiatief moeten nemen. Als we dat niet doen, komen we elkaar hier iedere maand weer tegen en weeklagen. 2-014
Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie. - (FR) Mijnheer de voorzitter, gezien het drama dat zich afspeelt in de Palestijnse gebieden, missen oproepen om het geweld te staken geheel en al hun werking, indien wij weigeren de oorzaken van deze voorspelbare ramp onder ogen te zien. Deze ongekende explosie van geweld is in de allereerste plaats het gevolg van die andere gewelddadigheden, die voortvloeien uit veertig jaar militaire bezetting. Zij is het resultaat van straffeloosheid die de gehele internationale gemeenschap de Israëlische leiders heeft toegekend, wie zij ook mogen zijn en wat zij ook mogen doen, met complete minachting voor het internationale recht. Dit geweld is de prijs voor het verlies van elke hoop in een Palestijnse staat die die naam waardig is. Er rust derhalve een zware verantwoordelijkheid op de schouders van de Europese leiders Europa is naar verluidt de grootste donor. Dat kan wel zo zijn, maar welk nut heeft die hulp indien wij het dodelijke gif van constante vernedering zijn werk laten doen? De situatie in de Gazastrook illustreert dit op groteske wijze, en het aanhoudende isolement van de Gazastrook kan dit alleen maar op de spits drijven. Het is een grote verantwoordelijkheid dat wij, in navolging van de dodelijke strategie van het Witte Huis, historische kansen hebben vergooid, zoals het vredesplan van de Arabische Liga uit 2002, het succes van het eerste democratische proces in Palestina in 2006 of, onlangs nog, de vorming van een regering van nationale eenheid waarop de laatste hoop is gevestigd! Enkelen onder ons hebben hier de ene noodkreet na de andere geslaakt. De laatste was een oproep van meer dan honderd leden van het Europees Parlement om een beleid te staken dat door regeringsboycots en intrekking van de directe hulp de wanhoop in stand houdt van een natie die op het punt staat te imploderen. Als antwoord kregen wij geruststellende woorden te horen over de intenties van het Kwartet, dat schaamlapje dat gebruikt
10
19/06/2007
wordt door de regering-Bush om haar passieve houding te verhullen.
ouderen, onder vreselijke omstandigheden gekazerneerd en achter slot en grendel zit.
Maar nu steekt de speciale VN-afgezant voor het Midden-Oosten persoonlijk een duidelijk requisitoir af tegen al degenen, inclusief Europeanen, die ten opzichte van de bezetter toepassen wat hij “zelfcensuur” noemt, en wier recente besluiten tot een boycot en het bevriezen van de hulp, naar zijn zeggen, verwoestende gevolgen hebben gehad. Dit historische echec en deze afkeuring door de belangrijkste vertegenwoordiger van de VN in deze regio vragen om een speciaal debat op het hoogste niveau. Indien wij ons niet meer medeplichtig willen maken aan een nieuw Irak, moeten wij nu dringend een fundamentele herziening van de strategie eisen op basis van het internationale recht, dat de afgelopen veertig jaar zou hebben moeten gelden voor iedereen. De geschiedenis zal een oordeel over ons vellen.
De meest recente explosie van geweld, de greep naar de macht in de Gazastrook door de Hamas-milities, werd natuurlijk mogelijk door allerlei beleidsfouten, ook van Europa, ook van de Verenigde Staten, ook van de Israëlische politiek en natuurlijk ook van Fatah. Verantwoordelijk voor deze toestand zijn Israël, dat het belastinggeld van de Palestijnse regering heeft achtergehouden en een muur om het Palestijnse volk heeft gebouwd, de VS, die dit allemaal hebben toegelaten en niet in staat blijken te zijn om alle bij het conflict betrokken partijen aan één tafel te krijgen, en tot slot Europa - ook wij in dit Parlement - dat niet in staat was steun te geven aan een democratisch gekozen regering die ook uit ons minder sympathieke en welgevallige krachten bestaat. Hadden wij dit wel gedaan, dan hadden we de gematigde politici kunnen steunen, en dan hadden zich ook binnen Hamas de krachten kunnen ontwikkelen die de weg van het gezond verstand willen bewandelen.
2-015
Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. Mijnheer de Voorzitter, de zogenoemde Palestijnse eenheidsregering van Fatah en Hamas is vorige week bloedig uiteengevallen. Dit Huis ziet zich dus geconfronteerd met twee Palestijnse kabinetten die elkaars bestaansrecht ontkennen. Raad en Commissie hebben inmiddels een duidelijke keuze gemaakt voor het crisiskabinet van Salam Fayyad op de westelijke Jordaanoever. Deze opstelling wens ik voluit te steunen, want anders dan de Fatah-beweging onder leiding van Mahmoud Abbas, volhardt de top van Hamas binnen en buiten de Gazastrook in de ontkenning van Israëls bestaansrecht. Op puur religieuze gronden keert Hamas zich tegen een tweestatenoplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict. Een kwestie waarin collega Schulz zich nog eens moet verdiepen, de religieuze grondslagen van Hamas. Dat deze destructieve houding van Hamas actief gevoed wordt door de islamitische republiek Iran en Syrië kan ik gezien het permanente regionale destabiliseringsbeleid van Damascus en Teheran rationeel duiden. Dat waarde collega's of zelfs fracties in ons Huis Hamas, toch doodsvijand van de staat Israël, als gelijke gesprekspartner wensen te vertrouwen en tegemoet te treden, acht ik daarentegen ronduit verbijsterend. Tot de dag van vandaag zelfs.
We weten dat er in het Midden-Oosten na de machtsgreep door Hamas vier radicale factoren bestaan: Iran, Syrië, Hezbollah, en nu dus ook Hamas. We weten ook dat de radicale islam, die wordt gepreekt door Hamas, heel gevaarlijk is, dat er een bondgenootschap bestaat van krachten die de islamterreur overal ter wereld steunen, en we weten dat wij Europeanen ons daartegen natuurlijk met hand en tand moeten verdedigen. Aan de andere kant moeten wij echter ook strijden voor het recht van de Palestijnen op zelfbeschikking. Wij zijn er voor dat de Palestijnen de regering kiezen die zij zelf willen, en niet een regering die wij willen. We hebben het niet voor het zeggen. We mogen de oude fouten dus niet herhalen. We moeten spreken met de krachten in Palestina die de meerderheid van het volk achter zich hebben en hen steunen. De veiligheid van Israël is belangrijk voor Europa. Even belangrijk is echter een toekomstperspectief voor het Palestijnse volk. Als we daarin slagen, maken we een kans om in het Midden-Oosten vrede op de lange termijn te bewerkstelligen. 2-017
Verwordt daarmee niet de politiek beleden tweestatenoplossing tot ongeloofwaardige lippentaal in dit Huis. Intussen gun ik het Palestijnse volk van harte een onzelfzuchtig leiderschap dat intern blijk geeft van een krachtig bestuur en extern oprecht de modus vivendi zoekt met Israël. Het aantreden van het noodkabinet Fayyad biedt die kans. Voor realisatie reken ik op de helpende, stuwende en controlerende handen van alle Europese instellingen. 2-016
Andreas Mölzer, namens de ITS-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Gazastrook is geen nieuwe Palestijnse staat. Het is een gevangenis, waarin het Palestijnse volk, vooral vrouwen, kinderen en
De Voorzitter. - Het debat is gesloten. Schriftelijke verklaring (artikel 142) 2-018
Miroslav Mikolášik (PPE-DE), schriftelijk. - (SK) Ik maak mij ernstig zorgen over de huidige situatie in de Palestijnse gebieden. De Palestijnse Autoriteit is verdeeld. De uitslag van de verkiezingen ten spijt was het onvermijdelijk dat de door Fatah en Hamas gezamenlijk geleide regering het zwaar zou krijgen. Het was dan ook slechts een kwestie van tijd voordat de spanningen tot uitbarsting kwamen en uitmondden in een bloedig conflict. Hamas is er trots op dat het zichzelf in zijn oprichtingsakte tot doel heeft gesteld Israël te
19/06/2007 vernietigen. Te oordelen naar het huidige gedrag van Hamas kunnen we concluderen dat deze beweging nooit afstand heeft gedaan van haar terroristische daden en denkwijze. Hoe moeten wij in vredesnaam hulp bieden aan Palestijnse burgers die in vluchtelingenkampen wonen, werkloos zijn en in ellendige omstandigheden leven, als diezelfde Palestijnen een organisatie kiezen die zich van terrorisme bedient en ernaar streeft het buurland, Israël, te vernietigen? Hoe moeten we in vredesnaam werken aan de tenuitvoerlegging van de Oslo-akkoorden en de oprichting van twee gelijkwaardige staten, Palestina en Israël, wanneer een van de partijen ervan droomt het buurland waarmee het vreedzaam zou moeten samenleven, volledig van de kaart te vegen door middel van oorlog en terrorisme? Als lid van het politieke deel van Euromed roep ik het Parlement op alle vormen van terrorisme en alle allianties met terroristen van Hezbollah te veroordelen. De Europese Unie moet het vredesproces in zowel Palestina als Israël ondersteunen. En een laatst, maar zeker niet onbelangrijk punt is dat de humanitaire hulp die de EU daar verleent, niet via ondoorzichtige kanalen in de handen van terroristische organisaties terecht mag komen. 2-019
Crisis bij de Equitable Life Assurance Society Verslag van de Enquêtecommissie (debat) 2-020
De Voorzitter. - Aan de orde is de gecombineerde behandeling van - het verslag (A6-0203/2007) van Diana Wallis, namens de Enquêtecommissie crisis bij de Equitable Life Assurance Society, over de crisis bij de Equitable Life Assurance Society (2006/2199(INI)), en - de ontwerpaanbeveling (B6-0199/2007) van Diana Wallis, namens de Enquêtecommissie crisis bij de Equitable Life Assurance Society, betreffende het verslag van de Enquêtecommissie crisis bij de Equitable Life Assurance Society. 2-021
Diana Wallis, rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, voor mijn medeleden van de Enquêtecommissie en mijzelf komt vandaag een einde aan een reis die achttien maanden duurde. Dit document kan nu eindelijk van mijn bureau naar uw bureau verhuizen, mijnheer de commissaris. Midden in de voorbereidingen voor vandaag vroeg een journalist mij vorige week of ik zelf een financieel product in het buitenland zou aanschaffen. Dat heeft mij aan het denken gezet, omdat ik een nogal weifelend antwoord gaf. Ik zei: “Tsja, misschien weet ik te veel”. Ik weet te veel door dit onderzoek en daardoor ben ik een beetje gaan twijfelen – ik zou zeggen, een beetje veel gaan twijfelen. Zou ik überhaupt in mijn eigen land, in het Verenigd Koninkrijk, waar al deze gebeurtenissen zich hebben afgespeeld, nog een financieel product aanschaffen? En dan praten we hier nota bene over een
11 financieel centrum waarvan gezegd wordt dat het tot de besten in de Europese Unie behoort. De hele kwestie van de trieste crisis bij Equitable Life raakt precies de kern van waar het bij het consumentenvertrouwen in de interne markt om draait. Zij raakt de kern van de vraag of de Europese burgers het vertrouwen hebben om geld opzij te zetten voor de toekomst, voor hun pensioen en voor andere beleggingen. Als wij als wetgevers er niet in slagen om het juiste regulerend kader voor de interne markt te ontwikkelen, zullen zich in de toekomst grote problemen opstapelen. Wat is er nu eigenlijk precies bij Equitable Life gebeurd? Anderhalf miljoen polishouders uit vijftien lidstaten zijn het slachtoffer geworden van die crisis bij Equitable Life. Dit is echt een crisis op Europese schaal, een crisis die ook op Europees niveau aangepakt moet worden. Naar mijn idee weten wij allemaal hoe belangrijk het is dat bedrijven die financiële diensten verlenen - evenals alle andere bedrijven trouwens - in staat zijn om zaken te kunnen doen in de gehele Europese Unie op basis van het beginsel dat soms wordt aangeduid als “toezicht door de lidstaat van herkomst/gastlidstaat” of “controle door het land van herkomst”. Als wij hier verbetering in willen brengen en het is duidelijk dat wij dat gaan doen - zullen wij heel duidelijk moeten zijn over wie waarvoor verantwoordelijk is. In dit specifieke geval was dat zeer zeker niet duidelijk. Een aantal weken geleden, geachte commissaris, was ik aanwezig bij een bemiddelingsbijeenkomst, waar wij enkele uren hebben besteed aan een stuk wetgeving dat bekend staat onder de naam Rome II. Doel was om de juiste verhouding te creëren tussen controles door het land van herkomst en andere communautaire instrumenten. Overigens is dit voor ons niet alleen maar een semantische of formuleringsexercitie. Aan het eind van het proces zei iemand tegen mij: “Ach, alle partijen kunnen hierin lezen wat ze zelf willen”. Dat is echter niet de bedoeling. Wij moeten heel duidelijk zijn over de verdeling van de verantwoordelijkheden, ten behoeve van de mensen wier leven hierdoor zo negatief beïnvloed is. Mijn collega’s en ik hebben in deze Equitable life-zaak ervaren dat slachtoffers uit bijvoorbeeld Duitsland of Ierland bij de toezichthouders in hun land aanklopten om vervolgens te horen zeggen: “Sorry, u moet niet bij ons zijn, dit is niet onze verantwoordelijkheid”. Daarna hebben die slachtoffers zich tot de toezichthouder in het Verenigd Koninkrijk gewend en die zei: “Sorry, u moet niet bij mij zijn, dit is niet ons probleem”. Een dergelijke houding is een gevolg van ofwel onze primaire wetgeving ofwel de wijze waarop deze in het Verenigd Koninkrijk of andere lidstaten ten uitvoer wordt gelegd. Dat moet uitgezocht worden. Wij moeten voor de toekomst duidelijkheid creëren over wie de verantwoordelijkheid draagt voor onze burgers, die aan het eind van deze hele kwestie toch al de rekening moeten betalen.
12 Wij hebben geconstateerd dat er tekortkomingen bestaan in de reglementering in het Verenigd Koninkrijk, en dat er daarnaast een gebrek aan duidelijkheid is met betrekking tot de herkomstland/gastland-problematiek. Wellicht heeft het ook te maken met het feit dat er te veel respect is getoond voor een financiële instelling die al eeuwen lang bestond of met een reglementering die in gewone taal “te soepel” was. Wij beseffen dat wij niet alle risico’s kunnen uitsluiten, maar het moet absoluut beter kunnen. Wij hebben weliswaar de markt opengesteld, maar over één ding moeten we duidelijk zijn: er is geen mobiliteit zonder aansprakelijkheid. Dat evenwicht is onontbeerlijk. Het beschermingsaspect is onontbeerlijk. En wat hebben wij met betrekking tot die bescherming geregeld? Er is een Europese groep regelgevers CEIOPS - die af en toe bij elkaar komt. Daarbij wordt vooruitgang geboekt, maar het is slechts een soort vrijwillige bijeenkomst, zeg maar een vroegtijdig waarschuwingssysteem. Het is geen harde, zwart-op-wit geschreven wetgeving die de toegang tot de markt mogelijk maakt. Wij weten dat de grensoverschrijdende samenwerking beter verloopt, maar wij vinden dat er nog meer kan gebeuren. Wanneer hieraan aandacht wordt besteed in het kader van de herziening van het Protocol van Sienna, moeten die verbeteringen ook doorgevoerd worden. Het is uiteraard de bedoeling dat wij over alternatieve geschillenbeslechtingssystemen (AGS) beschikken om onze burgers te helpen wanneer dingen verkeerd gaan. Ik ben een groot voorstander van AGS, maar eerlijk gezegd is het systeem dat wij thans hanteren met het oog op een open markt eigenlijk erbarmelijk. De systemen van Ierland en het Verenigd Koninkrijk zouden nog de beste systemen moeten zijn. Ik twijfel er niet aan dat dit zo is, maar dan maak ik mij wel zorgen over wat er in andere lidstaten gebeurt. Laten wij ervoor zorgen dat FIN-NET, het netwerk voor AGS in de financiële dienstverlening, in elke lidstaat adequaat functioneert, opdat onze burgers erop kunnen vertrouwen dat zij ergens op terug kunnen vallen wanneer dingen mis gaan. Waar blijft het coherente systeem voor grensoverschrijdende toegang tot het justitiële apparaat in de EU? Dat systeem is er wellicht voor mensen met een goed gevulde portemonnee, die geld genoeg hebben om inzicht te krijgen in de complexiteit van de dingen die zich hebben afgespeeld. Indien wij dit probleem echt willen oplossen, is het volgens ons noodzakelijk dat burgers de mogelijkheid wordt gegeven om collectief grensoverschrijdende actie te ondernemen. Wij hebben dan ook een mechanisme nodig waarmee dat mogelijk wordt. Ik weet dat mensen hiervoor terugschrikken, maar voor ons is het heel duidelijk dat er op dit moment sprake is van een ongelijke behandeling en een gebrek aan toegang tot grensoverschrijdende gerechtigheid. Dat moet beter kunnen. De rekwestranten die zich in eerste instantie tot ons hebben gewend, waren volhardend en geduldig. Zij
19/06/2007 gaven niet op, ook al waren zij zich ervan bewust dat zij het op moesten nemen tegen de Britste staat. Zelfs de Commissie heeft ons in het begin meegedeeld dat er niets aan te doen was. Wij hebben tijdens onze zoektocht echter heel veel geleerd over het uitvoeringsproces. In de toekomst moet dat proces veel proactiever verlopen. Het moet meer omvatten dan alleen maar controlelijsten en het afvinken van hokjes. Wij weten dat er vooruitgang wordt geboekt, maar de kwaliteit van onze wetgeving dient nog transparanter te worden. Wij moeten samenvattingen voor de burgers maken, zodat zij begrijpen waar die wetgeving over gaat. Daarnaast hebben wij correlatietabellen nodig, zodat wij inzicht krijgen in de stand van zaken van die wetgeving in de lidstaten. Een betere uitvoering betekent een proactieve Commissie in combinatie met een waakzaam Parlement. Ik zou graag alle collega’s en het secretariaat willen bedanken die samen met ons aan de totstandkoming van dit verslag hebben gewerkt. Als Parlementsleden hebben wij een unieke kans gekregen. Naar mijn mening kan dit verslag de slachtoffers ondersteunen om in een eendrachtige samenwerking met de Britse ombudsman wellicht uiteindelijk genoegdoening te krijgen. Bovendien hoop ik dat dit verslag een grote impuls zal geven aan onze instellingen op weg naar een beter wetgevingsproces en een effectiever Europees systeem voor gerechtigheid. Het is nu verder aan u, mijnheer de commissaris - zij het hopelijk niet alleen aan u! Het is ook een zaak van de commissarissen voor justitie en consumentenbelangen. Wij zijn nu in afwachting van uw reacties. 2-022
VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter 2-023
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de crisis en feitelijke ineenstorting van de Equitable Life Assurance Society in 2000 is een tragedie voor honderdduizenden polishouders, gepensioneerden en lijfrenteverzekerden, niet alleen in het Verenigd Koninkrijk, maar ook in andere lidstaten van de EU waar Equitable Life actief was. Velen hebben een groot financieel verlies geleden en veel leed moeten doorstaan. Equitable Life werd in 1762 opgericht en was naar verluidt de oudste onderlinge levensverzekeringsmaatschappij ter wereld. Het bedrijf genoot een uitstekende reputatie. Hoe is het mogelijk dat een dergelijke gerenommeerde verzekeringsmaatschappij in zulke grote problemen terechtkwam? Welke conclusies dienen hieruit getrokken te worden met betrekking tot de interne EUmarkt in het algemeen, en de interne verzekeringsmarkt in het bijzonder? Het verslag van de Enquêtecommissie van het Parlement dat vandaag voor u ligt, vormt een zeer waardevol hulpmiddel bij het beantwoorden van deze vraag. Ik wil de Enquêtecommissie alle lof toezwaaien voor het
19/06/2007 voorbeeldige werk dat zij in dit verband heeft verricht. De voorzitter van die commissie, mevrouw McGuinness, en de rapporteur, mevrouw Wallis, kunnen hiervoor niet genoeg gecomplimenteerd worden. De Enquêtecommissie heeft zich tot het uiterste ingespannen om de waarheid boven tafel te krijgen en alle betrokkenen slachtoffers, regelgevers, wetenschappers en de Commissie - de kans te bieden hun standpunten kenbaar te maken. Het verslag gaat over het toezicht op Equitable Life. In het verslag wordt benadrukt dat de wijze waarop de omzettings- en uitvoeringscontroles in het midden van de jaren negentig hebben plaatsgevonden, achteraf bezien niet adequaat was. De Enquêtecommissie is van mening dat de Commissie meer had moeten ondernemen om te waarborgen dat de communautaire verzekeringsvoorschriften beter uitgevoerd en toegepast werden. Ik bestrijd de bevindingen in het verslag niet. Het verslag is echter ook eerlijk genoeg om te erkennen dat dit de manier was waarop de dingen in die tijd gebeurden. In die tijd deed de Commissie haar uiterste best met de middelen die haar ter beschikking stonden. Het doet mij ook deugd dat in het verslag geconstateerd wordt dat de Commissie niet de regulerende instantie is die toezicht moet houden op de regelgevers en dat de Commissie dat ook niet kan zijn. Persoonlijk vind ik het meest opvallende en positieve aspect van het verslag dat de grootste nadruk op de toekomst en niet op het verleden ligt. Hoe kunnen wij verbetering in de situatie brengen om te voorkomen dat er in de toekomst weer een soort Equitable Life-affaire plaatsvindt? In het verslag worden 47 aanbevelingen gedaan. Een aantal is gericht aan het adres van de regering van het Verenigd Koninkrijk, een aantal aan de Commissie en een aantal aan de andere communautaire instellingen. Die aanbevelingen hebben betrekking op de omzetting en het reguleringsstelsel, de rechtsmiddelen, de rol van de Commissie en de rol van enquêtecommissies. Dit zijn zeer weloverwogen aanbevelingen die onze serieuze aandacht verdienen. Ik kan het Parlement de verzekering geven dat de Commissie alle tot haar gerichte aanbevelingen zorgvuldig zal bestuderen. Overeenkomstig de gangbare procedures zullen wij het Parlement te zijner tijd onze schriftelijke reacties doen toekomen. Staat u mij toe een paar woorden aan de verzekeringssector te wijden, aangezien deze centraal staat in de Equitable Life-affaire. Ik ben voornemens om in juli aanstaande het voorstel inzake Solvabiliteit II aan het college van commissarissen voor te leggen. Op basis van dit voorstel wordt het toezicht op en de regulering van het verzekeringswezen in de Europese Unie ingrijpend hervormd. Een belangrijk element van dit ontwerp is het streven om de kapitaalvereisten voor verzekeringsmaatschappijen veel strikter aan hun feitelijke risicoprofiel te koppelen. Hierdoor wordt de
13 kans op fouten weliswaar niet tot nul gereduceerd, maar naar mijn idee is het door een dergelijke regeling wel veel onwaarschijnlijker dat er zich in de toekomst nog zo’n crisis als bij Equitable Life zal voordoen. In het verslag worden ook meer algemene vraagstukken aan de orde gesteld. Hoe kan bijvoorbeeld gewaarborgd worden dat de Gemeenschapswetgeving correct wordt toegepast? En hoe kan het toezicht op de naleving van die wetgeving effectiever worden uitgeoefend? Binnenkort zal de Commissie met voorstellen komen met het oog op een betere toepassing van de Gemeenschapswetgeving. Daarbij vormen uw aanbevelingen een waardevol uitgangspunt. Staat u mij toe om het Parlement en de Enquêtecommissie nogmaals te bedanken voor hun werkzaamheden in verband met deze trieste affaire. Ik kan u de verzekering geven dat de Commissie alles in het werk zal stellen om ervoor te zorgen dat op EUniveau hieruit de noodzakelijke lering wordt getrokken. 2-024
Robert Atkins, namens de PPE-DE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in 2004 heeft de Commissie verzoekschriften twee verzoeken ontvangen namens polishouders van Equitable Life uit de hele EU. Op mijn aandringen en met de steun van vele collega’s uit alle hoeken van het politieke spectrum heeft het Parlement een enquête in gang gezet naar de gebeurtenissen bij Equitable Life, onder het eminente voorzitterschap van mijn geachte collega, mevrouw McGuinness. Wij hebben de verhalen gehoord van een aantal van de duizenden financieel en emotioneel gedupeerden uit het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Duitsland en vele andere landen. Wij hebben vragen gesteld aan functionarissen, adviseurs, journalisten en zelfs aan de algemeen directeur, ofschoon wij daar niet tevreden over waren. De vertegenwoordigers van de Britse regulerende instanties en de Britse regering schitterden echter door afwezigheid. Wij zijn erachter gekomen dat de communautaire wetgeving door de regering van het Verenigd Koninkrijk onjuist wordt geïmplementeerd, dat er sprake is van structurele tekortkomingen en een gebrek aan communicatie tussen de financiële reguleringsstelsels in het Verenigd Koninkrijk en andere lidstaten, dat de Commissie onvoldoende controle uitoefent op de uitvoering van de Gemeenschapswetgeving door de afzonderlijke lidstaten, dat medewerkers en directieleden van Equitable Life dubieuze activiteiten hebben verricht, dat de mechanismen voor schadeloosstelling van de slachtoffers ondoeltreffend zijn en dat de toezichthoudende instanties zich schuldig hebben gemaakt aan plichtsverzuim en een gebrek aan respect voor de gerechtvaardigde verwachtingen van de polishouders. Zoals de commissaris al heeft opgemerkt, hebben wij 47 aanbevelingen gedaan. De belangrijkste aanbeveling is dat de Derde Levensverzekeringsrichtlijn niet adequaat is omgezet, en dat er op dat gebied actie ondernomen
14 dient te worden. Wij moeten ervoor zorgen dat de burgers van de EU overal in de Unie - dus niet alleen in het land waar het betreffende bedrijf gevestigd is verhaal hebben in geval van klachten. Samen met mijn collega’s van de conservatieve partij eis ik echter vooral dat de Britse regering alle polishouders schadeloos stelt die het slachtoffer zijn geworden van het falen van het regulerend systeem en de betrokken ministers. 2-025
Proinsias De Rossa, namens de PSE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst ben ik blij met de steun van de commissaris voor dit verslag. Volgens mij is dit een belangrijke stap op de lange weg die de polishouders hebben afgelegd om een oplossing voor hun problemen te vinden. Ik wil de rapporteur en de voorzitter voor hun inzet bedanken. Die dank gaat ook in de richting van de medewerkers en de leden van de Enquêtecommissie, die zeer zorgvuldig te werk zijn gegaan bij het onderzoek van de Equitable Life-affaire, teneinde conclusies te kunnen trekken en aanbevelingen te kunnen doen. Dit belangrijke en weloverwogen verslag gaat over de benarde situatie van 1,5 miljoen Europese burgers die met het oog op hun pensioen geld aan Equitable Life hadden toevertrouwd, een van de oudste en meest gerespecteerde en betrouwbare levensverzekeringsmaatschappijen in Europa. Het gaat om honderdduizenden mensen die aan echte ontberingen werden blootgesteld als gevolg van een tekortschietend nationaal toezicht in het Verenigd Koninkrijk en in andere landen waar Equitable Life actief was. De PSE-Fractie steunt dit verslag weliswaar, maar niet iedereen is even gelukkig met de conclusies van onze Enquêtecommissie. Dat zal hier vanochtend in een aantal bijdragen ook wel naar voren komen. Sommigen beweren dat de kritiek op de Britse regering overdreven is, en dat er te weinig erkenning is voor de vooruitgang die is geboekt sinds deze crisis zich heeft voorgedaan. Hoe het ook zij, de grote waarde van dit verslag is dat de Europese burgers nu weten dat ze bij het Europees Parlement terecht kunnen om hun zaak voor te leggen. Door naar die burgers te luisteren, hebben wij geleerd hoe wij het recht van de burgers op “fair play” op een interne markt beter kunnen beschermen. Er kan geen twijfel over bestaan dat de zogeheten “soepele reguleringsaanpak” het bedrijf ertoe heeft aangemoedigd om gedurende lange tijd meer te verkopen dan het zich kon permitteren, en dat het daardoor zijn eigen solvabiliteit heeft ondermijnd, hetgeen de belangrijkste oorzaak was voor deze ramp. Geen enkel speciaal pleidooi of muggenzifterij kan dit onmiskenbare feit verbloemen. Het is net zo onmiskenbaar dat de directie van het bedrijf een enorme
19/06/2007 verantwoordelijkheid draagt voor zijn onverantwoord optreden. Tegen die achtergrond is het legitiem dat het Parlement de autoriteiten in het Verenigd Koninkrijk oproept de mogelijkheid te onderzoeken om degenen die in sommige gevallen zelfs hun complete spaartegoed zijn kwijtgeraakt, daarvoor te compenseren. Het moge ook duidelijk zijn dat de Commissie noch over de wil noch over de middelen beschikt om voor een adequate omzetting van het Gemeenschapsrecht te zorgen, of om de toepassing van die wetgeving te controleren in de “echte” wereld van het bedrijfsleven. Daarnaast hebben wij ook geconstateerd dat de Derde Levensverzekeringsrichtlijn zelf ook ernstige tekortkomingen vertoont die aangepakt moeten worden. Staat u mij toe om op de situatie van de ongeveer achtduizend Ierse polishouders te wijzen, van wie er velen een aanzienlijk bedrag hebben verloren. Zij werden met twee problemen geconfronteerd in hun zoektocht naar schadeloosstelling. Hun werd voorgespiegeld dat zij geld investeerden in een zogeheten Iers fonds, maar pas later kwamen zij erachter dat een dergelijk fonds niet bestond. Zij ontdekten daarnaast dat de Ierse toezichthouder in de periode voorafgaand aan de crisis geen enkele belangstelling had getoond voor de bedrijfsvoering van Equitable Life. Bovendien had die instantie nagelaten om gebruik te maken van de optie om op grond van de Derde Levensverzekeringsrichtlijn gedragsregels voor de bedrijfsvoering te implementeren. In feite waren de Ierse polishouders daardoor overgeleverd aan een Britse toezichthouder, die echter weigerde om enige verantwoordelijkheid te nemen voor niet-Britse polishouders. Ik wil de aandacht ook graag vestigen op de circa zeventig conclusies, aanbevelingen en rechtsmiddelen in dit verslag, die de neerslag vormen van onze conclusies. Hoewel de nationale regulering is verbeterd, zijn er nog steeds grote hiaten in de wijze waarop wij kunnen waarborgen dat de financiële dienstverlening adequaat functioneert buiten het land van herkomst. Dat is de reden dat ik tot slot de aandacht wil vestigen op het voorstel om consumenten de mogelijkheid te bieden collectieve rechtszaken aan te spannen voor nationale rechters. Daardoor krijgen ook mensen die geen miljoenen op de bank hebben, de kans om via de rechter gerechtigheid af te dwingen. Het is essentieel dat dergelijke collectieve rechtszaken voor nationale rechters tegen transnationale bedrijven of nationale toezichthouders mogelijk worden, indien wij daadwerkelijk inhoud willen geven aan het beginsel van “geen mobiliteit zonder aansprakelijkheid”. 2-026
Sharon Bowles, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik volg deze zaak al vele jaren omdat ik een langdurige band heb met Aylesbury, de stad waar het hoofdkantoor van Equitable Life was
19/06/2007 gevestigd. Die stad telde niet alleen vele polishouders, maar werd door deze affaire ook geconfronteerd met een groot verlies aan banen. Ik ben dan ook zeer verheugd dat het Parlement de omstandigheden heeft onderzocht waaronder Equitable Life ter ziele is gegaan. Ik hoop dat onze conclusies de polishouders enige troost zullen bieden, nu blijkt dat veel van hun vermoedens en beschuldigingen door de feiten gestaafd worden. Ik ben de getuigen dankbaar voor hun openheid, ofschoon dit niet voor alle getuigen geldt. Een deel van het door ons verzameld bewijsmateriaal is verbazingwekkend, maar ook zeer nuttig met het oog op de toekomst. Wij hadden al zo’n vermoeden dat het niet afdoende is dat de controle van de Commissie op de uitvoering van richtlijnen beperkt blijft tot het afvinken van hokjes. Ik ben blij dat nu uit de feiten blijkt dat dit inderdaad niet afdoende is. Wij hebben vaak te horen gekregen dat de omstandigheden waaronder het toezicht wordt verricht, al danig verbeterd zijn, en dat deze met de SolvabiliteitII-richtlijn nog verder zullen worden verbeterd. In veel opzichten ben ik het daarmee eens. Wij hebben echter ook gehoord dat niet alle toezichthouders immuun zijn voor intimidatie, hetgeen ook een rol heeft gespeeld bij de onderhavige affaire. Zoals de commissaris al gezegd heeft, kan Solvabiliteit II niet garanderen dat er geen fouten meer worden gemaakt en daarvoor is het ook niet bedoeld. Uit deze enquête blijkt echter wel duidelijk dat consumenten en polishouders verwachten dat hun investeringen veilig zijn en dat er iemand verantwoordelijk en aansprakelijk gesteld kan worden als er iets mis gaat. Als dat niet het minimale uitgangspunt vormt, is het een loze gedachte om er vanuit te gaan dat mensen meer in hun pensioenvoorzieningen zullen investeren. Wat het risico op mislukking ook moge zijn, wij kunnen ons niet aan de kwestie van de schadeloosstelling onttrekken. Hoewel het wellicht niet passend is om van Solvabiliteit II een kerstboom te maken met kerstballen voor iedereen, is het wel absoluut noodzakelijk om parallelle activiteiten te ontwikkelen met het oog op die mechanismen voor schadeloosstelling. Daarnaast is er nog de beschamende verhulling van de feiten als gevolg van de veranderingen in het toezichthoudende regime in het Verenigd Koninkrijk, waarbij een verschuiving heeft plaatsgevonden van het ministerie van Handel en Industrie naar het ministerie van Financiën en vervolgens naar de FSA (Financial Services Authority). Op dit moment hebben wij dus een zogenaamd onafhankelijke FSA zonder enige aansprakelijkheid voor nalatigheid. Dat heeft, met het oog op de toekomst, zowel gevolgen voor de bedrijven die onder toezicht staan als voor de polishouders. Daar moeten wij iets aan doen. Dat is wellicht des te noodzakelijker nu de toezichthoudende structuren in andere landen opschuiven in de richting van het FSAmodel, waardoor wij wederom worden geconfronteerd
15 met de bredere kwesties die verband houden met schadeloosstellingen. Met het oog op die toekomst moeten wij punt 14 van de rechtsmiddelen in de meest ruime zin dan ook zeer serieus nemen: “Er moet altijd een volledig aansprakelijke keten van verantwoordelijkheid voor regelgeving bestaan. Er mag geen breuk in deze keten van rekenschap optreden, ook niet bij een hervorming van regelgevingsprocedures of reguleringsinstanties”. 2-027
Seán Ó Neachtain, thar ceann an Ghrúpa UEN. – A Uachtaráin, ba mhaith liom ar dtús buíochas a ghabháil leis an tuairisceoir Diana Wallis as ucht an tuairisc seo a chur os ár gcomhair. Ar ndóigh, táimid ar fad anois ar an eolas faoi an 1.5 milliún duine as Ballstáit an Aontais Eorpaigh, 8 000 Éireannach ina measc, a chaill go leor airgid nuair a thit luach na bpinsean agus na gcláracha infheistíochta a bhí á reachtáil ag an gComhlacht Árachais, Equitable Life. Maíonn an tuairisc go leor laigíochtaí rialaithe sa chomhlacht, laigíochtaí a thabharfadh le fios ag pointe i bhfad níos luaithe ná mar a tuigeadh go raibh fadhbanna airgeadais ollmhóra ag Equitable Life. Tagaimse leis an teoiric sin. Maíonn an coiste go mba chóir go n-iompródh Rialtas na Breataine an caillteanas mór airgid a d’fhulaing go leor den phobal. Aontaím go láidir leis an moladh atá sa tuairisc, gur chóir do Rialtas na Breataine scéim chúitimh a chur i bhfeidhm dóibh siúd a chaill airgead mór tré chliseadh Equitable Life. Ba chóir go gcinnteofaí go bhfaigheadh Breatanaigh chomh maith le daoine ó thíortha taobh amuigh den Bhreatain, cúiteamh as a gcaillteanas. Ba chóir go gcuirfeadh Ballstáit an AE agus an Coimisiún Eorpach córas rabhaidh i bhfeidhm, a thabharfadh fadhbanna maidir le rialú comhlachtaí airgeadais le fios go luath. Mar fhocal scoir, ba chóir go nglacfadh agus go gcuirfeadh Rialtas na Breataine le aon mholtaí a dhéanfadh Ombudsman Pharlaiminteach an Ríocht Aontaithe, maidir leis na polasuithe a dhíol, a urraigh agus a riaraigh Comhlacht Árachais Equitable Life. 2-028
Heide Rühle, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, ook ik zou de rapporteur heel hartelijk willen bedanken. We hebben het aan haar te danken dat het Parlement nu een uitvoerig en gedetailleerd verslag over de affaire Equitable Life krijgt, en er duidelijke en heldere conclusies uit kan trekken. Dat geeft 1,5 miljoen verzekerden in Groot-Brittannië en in andere Europese landen weer hoop op financiële compensatie voor de geleden schade. Het resultaat is overduidelijk: het Verenigd Koninkrijk heeft verstek laten gaan bij de omzetting van de EU-verzekeringsrichtlijn, en het Europees stelsel voor toezicht en regelgeving heeft structurele gebreken. Er was echter ook kritiek op de
16 Duitse toezichthouders. Er is gezegd dat ze niet genoeg hebben gedaan om de belangen van de Duitse polishouders te behartigen. Met name voor niet-Britse beleggers is er werkelijk een pingpongspel ontstaan over de mogelijke rechtsmiddelen en claims voor een schadevergoeding. Geen van de autoriteiten in de betrokken landen beschouwde zich als bevoegd. Er waren grote problemen bij de financiële controle en bij de regelgeving, en dat niet alleen in het Verenigd Koninkrijk. Nog erger is eigenlijk het feit dat er ook op het niveau van de EU ernstige tekortkomingen bestonden op het gebied van het toezicht en de financiële controle. Er waren schrikbarende problemen bij de communicatie tussen de nationale toezichthouders. Voor Europa is dat explosief, omdat Equitable Life haar polissen in lidstaten van de EU kon aanbieden op basis van de Derde Levensverzekeringsrichtlijn, en dus van het oorsprongslandsprincipe, waar wij als groenen kritiek op hadden. Daarin wordt bepaald dat uitsluitend de autoriteit in het land waar de onderneming haar zetel heeft er toezicht op houdt dat het bedrijf financieel betrouwbaar is, en over de nodige reserves beschikt. De zaak Equitable Life toont perfect aan dat er lacunes kunnen ontstaan in de rechtsbescherming en het financiële toezicht, als iemand een polis afsluit bij een verzekeringsbedrijf dat in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigd is. Die rechtsonzekerheid gaat ten koste van de consument, en dat is onaanvaardbaar, zeker op een gebied dat zo gevoelig ligt als de grensoverschrijdende markt voor financiële diensten, die permanent groeit. Daarom ben ik blij dat de Enquêtecommissie eist dat dit in de wet anders wordt geregeld, vooral met het oog op de voorbereidingen voor een regeling inzake de eisen die in het kader van het project Solvabiliteit II in de toekomst zullen worden gesteld aan het eigen vermogen van verzekeringsbedrijven. We vragen de Commissie ook om voor het einde van dit jaar een wetsontwerp voor te leggen voor de oprichting van het geplande garantiefonds voor de verzekeringssector. Daardoor kan in de wet worden voorgeschreven dat bepaalde financiële diensten moeten worden geleverd, dat reserves moeten worden opgebouwd voor verplichtingen, en dat er garantiesystemen moeten komen voor klanten uit eigen land en uit andere landen in heel Europa. 2-029
Godfrey Bloom, namens de IND/DEM-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, als ik mij niet vergis, valt er in deze zaak voor niemand enige eer te behalen. Uiteraard heeft dit wederom te maken met het feit dat wij ons niet aan het caveat emptor-beginsel hebben gehouden. Als financieel econoom wist ik dat Equitable Life in het midden van de jaren negentig niet gezond was, maar het bedrijf verkocht zijn producten rechtstreeks aan de burgers, onder het motto: er zijn geen tussenpersonen. Tsja, de professionals waren de tussenpersonen, maar de iets-voor-niets-cultuur stak weer eens de kop op.
19/06/2007 En hoe zit het met de olifant in de porseleinkast, de National Provident Institution? Hetzelfde soort probleem eigenlijk, alleen beschikten zij niet over evenveel advocaten en politici als de bank die onder haar hoede stond. Hebben wij het nu eigenlijk over een gemeenschappelijk regulerend beleid dat vergelijkbaar is met het gemeenschappelijk landbouwbeleid of met het gemeenschappelijk visserijbeleid? Waarom hanteren wij op dit vlak niet onze controle- en boekhoudkundige systemen? De hemel sta ons bij! Gaan wij het geld van de belastingbetaler als compensatie voor mislukte investeringen gebruiken? Wij begeven ons op zeer glad ijs, geachte dames en heren. Marconi-aandelen? Institutionele pensioenfondsen? Waar eindigt dit? Soms gaat het mis met investeringen, dat is nu eenmaal de praktijk. Dat is jammer, maar wij zullen het toch moeten accepteren. 2-030
Ashley Mote, namens de ITS-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in dit verslag wordt gesteld dat de Britse regering een compensatieregeling voor slachtoffers moet treffen. In een artikel in de krant Scotland on Sunday werd daaruit geconcludeerd dat er sprake is van een volledige schadeloosstelling. Was het maar waar! Tijdens het onderzoek van de Enquêtecommissie is er vrijwel geen sprake van partijpolitiek geweest. Het was een zoektocht naar de feiten, ondanks de weigering van een aantal belangrijke getuigen om voor onze Enquêtecommissie te verschijnen. Aan het eind van die zoektocht was het echter onvermijdelijk dat de partijpolitiek alsnog een voet tussen de deur kreeg. Daardoor is dit verslag een slappe afspiegeling geworden van wat het had kunnen zijn. Het heeft maar weinig tanden en kan daardoor niet hard genoeg bijten. De Britse parlementaire ombudsman heeft haar verslag over hetzelfde onderwerp opzettelijk vertraagd om ons verslag te kunnen overtroeven. Daar is de Enquêtecommissie ook voor gewaarschuwd. In plaats dat dit verslag de slachtoffers directe hulp en steun biedt, zal het in diskrediet gebracht en ondermijnd worden door een achterbakse list van de Britse regering, die bang is om haar eigen verantwoordelijkheid te nemen. In dit verslag had men categorisch moeten aandringen op een volledige schadeloosstelling van alle slachtoffers, ongeacht hun status. In dit verslag had men de Britse regering moeten oproepen om hen schadeloos te stellen voor al hun ontberingen en de opgelopen schade. Bovenal had men de Britse regering moeten oproepen om een dergelijke regeling ondubbelzinnig en zonder vertraging ten uitvoer te leggen. Tragisch genoeg laat dit verslag op al die punten verstek gaan. De gewone burgers in het Verenigd Koninkrijk hebben tot nu toe weinig rechtstreeks profijt van de EU gehad. Dit zou een geweldige kans zijn geweest om te laten zien dat de EU wel degelijk praktische steun aan de man in de straat kan bieden. Het is algemeen bekend dat ik geen fan van het Britse lidmaatschap van deze instelling ben, maar zelfs ik was van mening dat dit een unieke kans voor de federalisten was om hun nut te bewijzen. Het was een kans voor open doel en die is nu gemist.
19/06/2007 Meer dan dertig jaar geleden verdiende ik mijn brood als tekstschrijver voor een grote levensverzekeringsmaatschappij - overigens niet deze en werd ik gevraagd om hun hele opleidingsprogramma te schrijven. Toen ik die klus af had, was ik zo geschokt dat ik al mijn levensverzekeringspolissen heb verkocht. Het lijkt erop alsof er dertig jaar later nog steeds niets is veranderd. 2-031
Jim Allister (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag en dit debat zijn relevanter voor de praktische zorgen van veel van onze kiezers dan veel van de debatten die wij in het verleden hier in dit Parlement hebben gehouden. Voor veel mensen heeft het verlies dat zij door de crisis van Equitable Life hebben geleden, een behoorlijk dramatisch effect gehad. De beloofde rendementen en verwachte onbezorgde oude dag zijn van de ene op de andere dag in rook opgegaan. Tot op de dag van vandaag zijn deze mensen nog steeds de grote verliezers. In dit verslag wordt een aantal relevante conclusies getrokken, maar in zijn eentje kan het weinig bewerkstelligen om het leed te verzachten van de mensen die geld hebben verloren. Wellicht dat dit niet als een verrassing komt, nu de Enquêtecommissie niet de mogelijkheid heeft gehad om getuigen te verplichten voor haar te verschijnen. Dat betekent dat die commissie niet meer kon doen dan de betreffende kwesties in de schijnwerpers zetten en, in het gunstigste geval, wellicht in de toekomst soelaas bieden voor anderen. Alleen de regering van het Verenigd Koninkrijk kan middels een compensatieregeling praktische steun bieden aan de getroffen polishouders, waarvan er veel in mijn kiesdistrict wonen. Ik geloof niet dat meer EU-controle op de financiële dienstverlening, of een inmenging in de nationale wetgeving van de lidstaten een oplossing biedt. Wat nodig is, zijn strikte controlemaatregelen voor en een streng toezicht op de financiële sector, waarbij de bescherming van investeerders de hoogste prioriteit dient te krijgen. Dat dient bewerkstelligd te worden door nationale wetgeving en een strikt reguleringskader. Tot slot vertrouw ik erop dat het komende verslag van de Britse parlementaire ombudsman deze kwesties zal aanpakken en de druk zal weten te weerstaan om het Equitable Life-schandaal onder het tapijt te vegen. 2-032
VOORZITTER: LUIGI COCILOVO Ondervoorzitter 2-033
De Voorzitter. - Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om een enorme delegatie van kiezers uit Salerno welkom te heten. Zij wonen vandaag onze vergadering bij op uitnodiging van de heer Andria. 2-034
Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe om allereerst de rapporteur,
17 mevrouw Wallis, te bedanken voor haar toegewijde werkzaamheden met betrekking tot Equitable Life. Een woord van dank gaat eveneens in de richting van alle leden van de Enquêtecommissie, die zeer goed hebben samengewerkt en erin zijn geslaagd de partijpolitiek - in ieder geval meestentijds - buiten de deur te houden. Een speciaal woord van dank is bestemd voor de inzet van het secretariaat, dat overigens hier vandaag aanwezig is. Achttien maanden geleden heb ik het voorzitterschap van de Enquêtecommissie op mij genomen. Dat was een grote eer, en volgens mij leer je een hoop door alleen maar te luisteren. Ik ben blij dat de commissaris vanochtend zei dat wij van onze fouten leren. Ik heb nota genomen van zijn opmerking dat hij de bevindingen van het verslag niet bestrijdt, en ik sta positief ten opzichte van zijn plannen voor een betere regulering en toepassing van de EU-wetgeving in de toekomst. Er zijn echter meer dan één miljoen mensen die van dit debat kennis zullen nemen, en die hiervan de directe gevolgen zullen ondervinden. Wat er in ieder geval over dit debat en onze werkzaamheden gezegd kan worden, is dat zij de betekenis van de Europese Unie dichter bij de burgers hebben gebracht. Vandaag bevinden zich namelijk twee van de oorspronkelijke rekwestranten die ook voor de Enquêtecommissie zijn verschenen, in ons midden: Paul Braithwaite en Tom Lake. Ik heet hen van harte welkom. Zij hebben voet bij stuk gehouden. Ik vraag mij af waar wij zouden staan als zij dat niet hadden gedaan. Ik denk dat wij dan nog steeds automatisch dingen zouden goedkeuren, en hokjes zouden afvinken, en dat er dan niets veranderd zou zijn. Dus zelfs als wij er niet in slagen om voor schadeloosstelling te zorgen - hoewel ik wil benadrukken dat wij daar wel naar streven - hebben zij niet alleen hun eigen zaak, maar ook de algemene regulering van de financiële dienstverlening een grote dienst bewezen. Wat zijn onze conclusies na achttien maanden werk? Het Verenigd Koninkrijk is tekort geschoten bij de uitvoering van de Derde Levensverzekeringsrichtlijn. Jazeker, het heeft de hokjes afgevinkt, maar de dagelijkse toepassing was gebrekkig en inadequaat. Het Verenigd Koninkrijk is op een aantal verschillende gebieden tekortgeschoten door onder andere de dubbele rol van de aangestelde actuaris niet ter discussie te stellen en door een te beperkte focus op de solvabiliteitsmarges. Ook op andere belangrijke gebieden was sprake van tekortkomingen. Het hele soepele reguleringsbeleid, het buitenproportionele respect voor het management van Equitable Life zijn allemaal aspecten die in de richting wijzen van een gebrek aan controle en regulering. Te vaak hebben wij moeten constateren dat de autoriteiten van het herkomstland en het gastland elkaar de verantwoordelijkheid bleven toeschuiven, waardoor niet-Britse polishouders in een vacuüm terechtkwamen. Uit de enquête is bijvoorbeeld gebleken dat zowel de Ierse als de Duitse toezichthouders een te passieve benadering hebben gehanteerd met betrekking tot
18 Equitable Life. Als Ierse afgevaardigde in dit Parlement vind ik het met name betreurenswaardig dat geen enkele Ierse instantie verantwoordelijkheid neemt voor de inadequate maatregelen van de Ierse toezichthouder met betrekking tot Equitable Life in de periode voor 2003. Bij het onderzoek naar de mechanismen voor schadeloosstelling in gevallen waarin het verkeerd gaat, hebben wij een patroon van verwarring en veel ongelijke behandelingen blootgelegd. Daar hebben andere collega’s reeds op gewezen. Dan nu onze aanbevelingen. Wij hebben onze rekwestranten en degenen die naar de Enquêtecommissie zijn gekomen om de verhoren bij te wonen, nimmer misleid. Wij hebben weliswaar nooit schadeloosstelling beloofd, maar wij zijn er rotsvast van overtuigd dat op de regering van het Verenigd Koninkrijk de verplichting rust om verantwoordelijkheid voor deze affaire te nemen. Dat betekent dat die regering de polishouders van Equitable Life in het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Duitsland en andere landen schadeloos zou moeten stellen. Daarnaast dient de Britse regering alle mogelijke aanbevelingen te aanvaarden en te implementeren die de Britse parlementaire ombudsman in haar tweede verslag over Equitable zal doen, een verslag waar reikhalzend naar wordt uitgekeken. Wij moeten veel kwesties rondom de regulering strikter aanpakken. Er is echter nog steeds een vraag die naar aanleiding van dit debacle beantwoord moet worden: kunnen wij het de consumenten in de EU kwalijk nemen dat zij niet meer aankopen in het buitenland doen als er onvoldoende rekening wordt gehouden met de grensoverschrijdende dimensie van de consumentenbescherming? Uit de vraag van een journalist aan onze rapporteur of zij deze producten zelf in het buitenland zou aanschaffen, blijkt dat het antwoord nog steeds niet echt duidelijk is. De aanbevelingen liggen nu voor ons op tafel in een verslag dat bijna vierhonderd pagina’s telt. De commissaris gaat ermee aan de slag en dat waardeer ik. Ik zou dit Parlement willen verzoeken om dit verslag en de aanbevelingen onverkort te steunen. Ik dank u voor uw aandacht. 2-035
Peter Skinner (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil niet alleen mijn dank uitspreken aan het adres van de rapporteur en de collega’s van de Enquêtecommissie, die zo hard aan deze zaak hebben gewerkt, maar wil ook de rekwestranten bedanken die hier vandaag aanwezig zijn.
19/06/2007 mechanismen op het gebied van het financiële toezicht. Overigens bestaat het bedrijf nog steeds. Het was geen faillissement, zoals oorspronkelijk in het verslag werd gesuggereerd, maar slechts een crisis, zij het een grote crisis, waarvan een miljoen mensen de negatieve gevolgen hebben ondervonden. Zoals iedereen weet, hebben wij echter met een proces te maken dat nog niet is afgerond. Dat betekent uiteraard dat de Britse, Ierse en Duitse klagers hun hoop kunnen vestigen op het verslag van de ombudsman dat later dit jaar zal verschijnen, zoals iemand hier al eerder heeft opgemerkt. Ik hoop dat de kwestie van de schadeloosstelling, evenals andere kwesties, op de daartoe geëigende plaats zal worden geregeld. Helaas staat er een aantal fouten in het verslag, en ik vind het niet echt plezierig dat ik degene ben die daarop moet wijzen. In de eerste plaats is gesteld dat de Britse regering nauwelijks of in het geheel niet gereageerd heeft, toen het ging om de thema’s rondom de vraag of zij al dan niet voor de Enquêtecommissie moest verschijnen. De ministers hebben wel degelijk de bijeenkomsten bijgewoond die naar hun zeggen in hun schema paste, en het klopt niet dat zij die bijeenkomsten hebben proberen te vermijden, zoals in het verslag wordt gesuggereerd. Ik was erbij. Ik heb de Britse ministers op hetzelfde tijdstip ontmoet als alle anderen. Zij hebben zelfs correspondentie beschikbaar gesteld, wat andere regeringen niet hebben gedaan, en daar had men eerlijk gezegd naar mijn idee ook rekening mee moeten houden. Ik de derde plaats ben ik het er absoluut niet mee eens dat de uitvoering van deze specifieke richtlijn een mislukking was, zeker niet als er naar het proces wordt gekeken. Als het wel een mislukking was, kan sir Robert Atkins wellicht toelichten hoe het allemaal precies in zijn werk is gegaan, aangezien hij indertijd deel uitmaakte van de regering. Ik vrees dat dit verslag zwak is waar het sterk zou moeten zijn en spijkers met koppen zou moeten slaan, en dat het sterk is op punten waar het geen spijker met koppen kan slaan. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan het toezicht. Op dat punt kan het verslag iets bewerkstelligen, en zal het ook daadwerkelijk iets bewerkstelligen. Als rapporteur voor Solvabiliteit II beloof ik u dat wij iets zullen ondernemen met betrekking tot de coördinatie tussen herkomst/gastlidstaten, zodat de slachtoffers nooit meer door de regelgevers van het kastje naar de muur kunnen worden gestuurd. Ik hoop dat de commissaris mij hierbij zal steunen. 2-036
Ik ben benoemd tot rapporteur van dit Parlement voor Solvabiliteit II. Een aantal van deze punten zal niet voor niets in dit debat aan de orde zijn gesteld. Ik denk daarbij met name aan het toezicht door het herkomstland/gastland. Ik ben ervan overtuigd dat de meeste mensen weten dat dit een van de dingen is waar wij een vervolg aan zullen geven. In de periode van de Equitable Life-crisis hebben zich ook aanzienlijke veranderingen voorgedaan in de wetgeving en de
Marcin Libicki (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben uiteraard zeer ingenomen met het werk dat de Enquêtecommissie en mevrouw Wallis hebben verricht. Zoals gewoonlijk heet ik de aanwezige rekwestranten, evenals de heer Braithwaite en mevrouw Lake, van harte welkom. Het doet me plezier om u allen hier vandaag te zien.
19/06/2007 Ik zou erop willen wijzen dat het resultaat van vandaag het gevolg is van de vruchtbare inspanningen van de Enquêtecommissie en eveneens in aanzienlijke mate van de Commissie verzoekschriften, waar de werkzaamheden zijn aangevat. Deze Enquêtecommissie werd in het leven geroepen op basis van een door de Commissie verzoekschriften opgesteld verslag. Het is de taak van de Commissie verzoekschriften om gewone burgers bij te staan. Ik zou uw aandacht willen vestigen op het feit dat onze commissie tot dusver een brede waaier van zaken heeft behandeld, waarbij honderden, duizenden of zelfs miljoenen slachtoffers betrokken waren. Ik denk onder andere aan de kwestie van de accijnzen op wagens in Polen en aan de Lloyd’s-zaak, die tal van overeenkomsten vertoont met de kwestie die we vandaag behandelen. Ik verwijs eveneens naar het probleem van de verwijzing naar God in de preambule van het Grondwettelijk Verdrag. Nog enkele andere voorbeelden zijn de zaak van de radiozender COPE en de geschillen ten gevolge van de onregelmatigheden in de wetgeving over ruimtelijke ordening in Valencia. Vandaag is de kwestie Equitable Life aan de beurt. Miljoenen burgers doen een beroep op de Commissie verzoekschriften. Hun zaken worden succesvol opgelost of op zijn minst publiekelijk bekendgemaakt. 2-037
Jean-Paul Gauzès (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, om te beginnen wil ik mijn waardering uitspreken voor het uitstekende verslag dat mevrouw Wallis heeft opgesteld onder de bezielende leiding van mevrouw McGuinness. Het onderzoek van de Enquêtecommissie naar de crisis bij de levensverzekeringsmaatschappij Equitable Life heeft de schadelijke gevolgen aan het licht gebracht van een gebrekkige tenuitvoerlegging van de Europese wetgeving, die zelf niet voldoende nauwkeurig was. De schade die de verzekerden hebben geleden, dient derhalve vergoed te worden, en de procedurele belemmeringen voor hun compensatie dienen uit de weg geruimd te worden. Ik sta derhalve achter de conclusies van dit verslag, waarmee de Britse regering wordt opgeroepen haar verantwoordelijkheid te nemen en een adequaat systeem te ontwikkelen om de verzekerden van Equitable Life in het Verenigd Koninkrijk en in het buitenland te compenseren. Deze trieste zaak moet ons ertoe aanzetten de wetgeving op het gebied van verzekeringen te verbeteren, zodat de consument vertrouwen blijft houden in verzekeringsproducten en in financiële diensten in het algemeen. Ons Parlement kan een bijdrage leveren aan de bescherming van investeerders tijdens de debatten over Solvabiliteit II. Deze richtlijn, die betrekking heeft op de prudentiële regels voor de verzekeringssector, dient met het oog hierop te voorzien in systemen die nationale reguleringsinstanties en de regulerende Europese instantie op het gebied van verzekeringen vroegtijdig waarschuwen.
19 In een dergelijke richtlijn dienen het Parlement, de Raad en de Commissie, zoals het verslag aanbeveelt, zo weinig mogelijk of zelfs, indien mogelijk, helemaal geen gebruik te maken van de uitzonderings- of afwijkingsmogelijkheden. De lidstaten dienen op hun beurt geen aanvullende nationale eisen te stellen bij de omzetting van het gemeenschapsrecht en zodoende overregulering te voorkomen. Tevens moeten wij de omzetting van richtlijnen op het gebied van verzekeringen en op andere gebieden beter controleren. Dit betekent dat de Commissie proactief moet zijn ten aanzien van de controle op de kwaliteit en de doeltreffendheid van de omgezette wetgeving. Voorts zou een nauwere samenwerking tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen in dit opzicht een echte stap voorwaarts zijn. 2-038
Harald Ettl (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, we kunnen nog lang en breed discussiëren over het nut van een dergelijk verslag en van een dergelijke enquêtecommissie. In ieder geval zal het niet leiden tot de vergoeding van de schade die de consument heeft geleden. Bovendien wordt niet helemaal terecht de indruk gewekt dat we de Commissie en de betrokken regering op basis van dit verslag op het matje kunnen roepen. We kunnen echter wel lessen leren: hoe kunnen we de dingen beter doen? Hoe we kunnen zorgen voor betere regelgeving en controle? Degene die eigenlijk als enige verantwoordelijk is voor de schade, de verzekeringsmaatschappij, wordt door het verslag eigenlijk slechts marginaal geraakt. Het hoofdprincipe van het beleid van dit bedrijf was altijd versluieren. Commissaris McCreevy heeft zich voor de Enquêtecommissie toch maar laten verleiden tot de uitspraak dat de vrije markteconomie nu eenmaal zo werkt. Wanneer deze houding ertoe leidt dat men van mening is dat de voorzieningen die de burger zelf treft voor zijn oude dag, kunnen worden overgelaten aan een zo ongecontroleerde markt, dan ziet het er verdomd beroerd uit met onze gemeenschappelijke politieke verantwoordelijkheid! Dat geldt voor de wetgevers, voor de Commissie, die niet heeft gecontroleerd, en evenzeer voor de betrokken regering, die de regels op een slordige manier heeft toegepast. Als dit verslag enige zin heeft, dan is dat omdat we van de Raad, de Commissie en onszelf kunnen eisen dat er wetten komen inzake de regelgeving en de controle voor met name de voorzieningen voor de oude dag, zodat de consumenten kunnen profiteren van meer vertrouwen en meer zekerheid. Dat zeg ik als rapporteur voor Solvabiliteit I. Dat is de belangrijkste reden waarom ik voor dit verslag stem. Hiermee geven we een signaal, en ik denk dat de apostelen van de zogenaamde markteconomie overal in Europa er iets van zullen leren. Daarom moeten we de nodige maatregelen nemen. 2-039
Tadeusz Zwiefka (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het verslag en de aanbevelingen die we
20 vandaag behandelen, betreffen een erg concreet probleem, namelijk de crisis bij de Equitable Life Assurance Society. Het lijdt in deze specifieke kwestie geen twijfel dat de Britse regering niet heeft voldaan aan de eisen van de Derde Levensverzekeringsrichtlijn. Ze heeft evenmin voorzien in gepaste rechtsmiddelen voor beroep. Derhalve is de Enquêtecommissie de vaste overtuiging toegedaan dat de Britse regering in deze zaak verantwoordelijk is. We mogen evenwel niet uit het oog verliezen dat de crisis bij Equitable Life een sterke en zeer gerespecteerde onderneming heeft getroffen. Dat impliceert dat een gelijkaardige crisis zich in om het even welk bedrijf kan voordoen, niet uitsluitend in de verzekeringssector, en in bijna elke lidstaat. De huidige evaluatie door de Europese Commissie van het vermogen van de lidstaten om de wetgeving van de Europese Unie ten uitvoer te leggen en toe te passen, is mijns inziens onvoldoende. Ik ben het volkomen eens met de conclusies van de Enquêtecommissie. Die is van mening dat de Europese Commissie meer aandacht moet besteden aan de kwaliteit van de juridische bepalingen op communautair niveau en op het niveau van de lidstaten. De formalistische en statistische benadering van het toezicht op de omzetting van de Gemeenschapswetgeving is nu al absoluut ontoereikend. De aanbevelingen van de Europese Commissie voor de lidstaten zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de EU-wetgeving daadwerkelijk ten uitvoer gelegd zal worden, zodra er genoeg voldoende opgeleide werknemers beschikbaar zijn en zodra hiervoor de nodige middelen zijn vrijgemaakt. Ik deel deze zienswijze niet volledig. Het aantal personeelsleden en de hoeveelheid beschikbare middelen zijn immers geen absolute criteria. We moeten vastberaden te werk gaan en actief betrokken zijn bij de tenuitvoerlegging van de Gemeenschapswetgeving. Deze maatregelen zullen pas geloofwaardig zijn wanneer de lidstaten de tenuitvoerlegging van de communautaire wetgeving overlaten aan daartoe gemachtigde, competente en verantwoordelijke instellingen waarvan de doeltreffendheid regelmatig zal worden geëvalueerd. Om de uitdagingen waarmee de lidstaten worden geconfronteerd op een correcte manier te kunnen aanpakken, hebben we de volgende drie factoren nodig: kennis, deskundigheid en bereidwilligheid. De eerste factor, kennis, is vandaag de dag geen probleem. De tweede factor, het vermogen om het acquis communautaire ten uitvoer te leggen, hangt af van de toewijzing van de gepaste middelen om het doel te bereiken en van de indienstneming van het juiste personeel. Dat aspect wordt op dit moment het sterkst benadrukt door de commissie. Naar mijn mening is de derde factor, bereidwilligheid, echter van het grootste belang. 2-040
19/06/2007 Joel Hasse Ferreira (PSE). - (PT) Het verslag-Wallis over de crisis bij de “Equitable Life Assurance Society” geeft ons de gelegenheid om duidelijkheid te verschaffen over dit onderwerp, druk uit te oefenen om vooruitgang te boeken met wetgeving en aanbevelingen, en grotere transparantie te bereiken in de verzekeringssector van de Europese Unie. Er ligt een pakket zeer interessante aanbevelingen op tafel die door de andere Europese politieke instellingen en de regeringen van de lidstaten zorgvuldig bestudeerd dienen te worden. Ik citeer de oorspronkelijke Engelse tekst: 2-041
(EN) “De commissie verlangt dat er in de wetgeving inzake financiële diensten bepalingen worden opgenomen voor preventieve vroegtijdige waarschuwingssystemen waarmee een doeltreffende signalering mogelijk is van potentiële problemen als gevolg van het toezicht op of de regulering van financiële dienstverlenende bedrijven, met name in gevallen waarbij het om grensoverschrijdende financiële verrichtingen gaat.” 2-042
(PT) en voorts: 2-043
(EN) “De commissie beveelt ten zeerste aan om nog verfijndere mechanismen in te voeren die een optimale samenwerking tussen nationale toezichthoudende autoriteiten waarborgen ...” 2-044
(PT) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, dit verslag en het debat erover veroorzaken meerdere moeilijkheden. Wij dienen de burgers, consumenten en verzekerden, indien mogelijk, hoop te geven, maar die hoop mag niet overdreven of ongegrond zijn. Ik moet zeggen dat de houding tegenover de Engelse regering mij niet op adequate wijze lijkt onderbouwd. Integendeel, die houding lijkt me zelfs bijzonder gevaarlijk. Daarom heb ik bij dit verslag enkele voorbehouden, met name als het stelt dat 2-045
(EN) “[Bij ontstentenis van realistische alternatieven] heeft de regering van het VK naar mening van de commissie de morele plicht verantwoordelijkheid te nemen voor haar tekortkomingen, en moet zij de getroffen burgers schadeloos stellen.” 2-046
(PT) Beste collega’s, dat belet mij niet te erkennen dat er tijdens het debat over dit onderwerp grondig werk is verricht en te overwegen of het noodzakelijk is aan de ene kant duidelijker en degelijker Europese regelgeving te maken voor de verzekeringsbranche, en aan de andere kant een aantal regels te codificeren met betrekking tot het optreden van het Europees Parlement via enquêtecommissies. 2-047
Othmar Karas (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, de Enquêtecommissie heeft omissies opgespoord, nalatigheid van de managers van het bedrijf aangetoond,
19/06/2007 allerlei lacunes vastgesteld, en zeventig conclusies en aanbevelingen op tafel gelegd. Op die manier heeft het Europees Parlement zijn verantwoordelijkheid genomen. Het verslag is echter niet het laatste woord, en niet het einde van een schandaal. Veeleer toont het aan dat er op alle niveaus van de politiek en het bedrijfsleven in deze sector maatregelen moeten worden genomen. Het Verenigd Koninkrijk heeft de Derde Levensverzekeringsrichtlijn in onvoldoende mate omgezet, de Commissie heeft niet genoeg gedaan voor de controle, de toezichthouders in meerdere lidstaten hebben hun werk niet gedaan, het management van het bedrijf heeft het vertrouwen van de polishouders beschaamd, heeft de mensen belogen en is nalatig geweest. De controle heeft niet gefunctioneerd, en dat moet beter. We moeten echter ook duidelijk zeggen dat het Europese recht niet de oorzaak van het probleem is. De oorzaak is de gebrekkige omzetting en het ontbreken van politieke controle. Mijnheer de commissaris, ik ben een volgeling van de markteconomie, maar die mag niet als voorwendsel worden gebruikt. In het nieuwe Grondwettelijk Verdrag hebben we de vrije markt heel bewust vervangen door de sociale markteconomie. Nu is het aan ons om het juiste kader te creëren en voor de controle te zorgen: zo veel markt als mogelijk, maar niet meer overheidscontrole dan nodig. Dat is een spanningsveld, en we moeten de nodige conclusies trekken uit dit verslag. Het gaat om de sociale zekerheid, om pensioenen en gedane beloftes, en dus om de vraag hoe we omspringen met het vertrouwen van de burger in de maatregelen van de politiek en het bedrijfsleven. 2-048
Pervenche Berès (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij allen in dit Parlement streven ernaar goede wetgeving op te stellen en de adequate omzetting ervan te waarborgen. Wat dat betreft, hebben we hier te maken met een schoolvoorbeeld. De omzetting was duidelijk niet in overeenstemming met de kwaliteit van de wetgeving. Wij moeten verbetering brengen in deze situatie. Ten tweede stel ik vast dat Groot-Brittannië reeds conclusies heeft getrokken uit deze situatie, aangezien sommige toezichthoudende organen zijn gereorganiseerd naar aanleiding van deze zaak, maar het staat buiten kijf dat er nog meer moet gebeuren. Ten derde moeten wij in Europa vooruitgang boeken als het gaat om grensoverschrijdende activiteiten. We kunnen op dit gebied geen vooruitgang boeken tenzij we nadenken over de vraag wat we precies verstaan onder toezicht op actoren die in meerdere lidstaten van de Europese Unie financiële producten aanbieden. Ten vierde moeten wij de strategie verbeteren voor het op de markt brengen van producten. Het is onaanvaardbaar dat een financieel product wordt verkocht onder willekeurige voorwaarden. Er kan tevens geen sprake zijn van een geïntegreerde markt voor
21 financiële diensten indien we de wijze waarop financiële producten worden aangeboden aan klanten, niet verbeteren. Anders zullen de gevallen van misleidende verkoop hand over hand toenemen. Ten vijfde heeft de Enquêtecommissie de Commissie economische en monetaire zaken verzocht haar conclusies over te nemen. In afwachting van die conclusies van de Enquêtecommissie staat het reeds buiten kijf dat de tenuitvoerlegging van de richtlijnen, de verbetering van de solvabiliteit van financiële ondernemingen en het waarborgen van kwalitatief goed toezicht op de financiële markten in het middelpunt staan van ons dagelijks werk. Het spreekt vanzelf dat dit schoolvoorbeeld onze vastberadenheid in dit opzicht slechts zal doen toenemen. Mijn laatste opmerking betreft ten slotte het recht van de slachtoffers op verhaal. Het gaat er vanzelfsprekend niet om toestemming te geven voor collectieve rechtszaken, voor class action. Indien wij serieus te werk willen gaan, moeten wij tevens in het kader van een wetgeving die investeerders en spaarders beschermt, de Europese wetgeving verbeteren als het erom gaat de rechtsmiddelen voor slachtoffers vast te stellen. 2-049
Marco Pannella (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil het Bureau van dit Parlement er slechts aan herinneren dat het noodzakelijk is om zijn stem te verheffen en de verdiensten te benadrukken van dit Parlement, dat zich unaniem opstelt met betrekking tot een gebeurtenis die gisteren eindelijk heeft plaatsgevonden, in overeenstemming met het Europa waar we allemaal van houden, dat van Altiero Spinelli en van anderen. We weten dat het Parlement eensgezind heeft gestreden voor de afschaffing van de doodstraf. Dankzij dit eenstemmige Parlement hebben gisteren, naast het Italiaanse parlement, de zevenentwintig lidstaten unaniem vastgesteld dat wij tegen de doodstraf zijn. 2-050
De Voorzitter. - Dat was niet echt een motie van orde. We zullen deze kwestie echter zeker onder de aandacht van het Bureau brengen. 2-051
Neil Parish (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik mevrouw McGuinness graag bedanken voor de zeer kundige wijze waarop zij de Enquêtecommissie heeft voorgezeten en voor het feit dat zij er grotendeels in is geslaagd om de partijpolitiek buiten de deur te houden. Ik wil ook mevrouw Wallis bedanken voor al het werk dat zij als rapporteur in deze uiterst complexe zaak heeft gestoken. Uiteraard gaat het om echte mensen die echt geld hebben verloren. Veel van die mensen hadden dat geld opzij gezet voor hun pensioen, voor hun gezin, en zij hebben door deze crisis een zware tijd doorgemaakt. Het verdient alle respect dat zij deze zaak hier hebben aangekaart.
22 Daarbij dient ook bedacht te worden dat Equitable Life een bedrijf was met een lange staat van dienst, waardoor de mensen veel vertrouwen in deze financiële instelling hadden. Zelfs ons eigen Lagerhuis in Westminster had pensioenvoorzieningen ondergebracht bij Equitable Life. Dan kunnen wij de mensen toch niet verwijten dat zij geld in polissen van dat bedrijf hebben gestoken. Wij hebben in de Enquêtecommissie ondubbelzinnige bewijzen gehoord voor het feit dat de betreffende winstdelingspolissen tegen een veel te hoog percentage werden aangeboden, en dat het bedrijf niet in staat was om de uitbetalingen vol te houden. Wij hebben verhalen van actuarissen gehoord dat het bedrijf in wezen failliet zou gaan als het door zou gaan met uitbetalingen tegen dat percentage. Maar uiteraard werden op het juiste moment de benodigde wijzigingen aangebracht, en toen het nieuwe bedrijf om de hoek kwam kijken en de nieuwe directie aantrad, konden zij niet meer verantwoordelijk worden gesteld voor hetgeen zich daarvoor had afgespeeld. In een interne markt verwachten mensen een schadeloosstelling als er iets misgaat met polissen die in Ierland, Duitsland of het Verenigd Koninkrijk zijn gekocht. Maakt het daarbij eigenlijk nog wel uit of de EU of de lidstaat daarvoor verantwoordelijk is? Waar het om gaat, is dat de mensen met dergelijke polissen schadeloos worden gesteld. Op dat punt sluit ik mij aan bij de eis van sir Robert Atkins en anderen dat de Britse regering serieus moet overwegen om de mensen die geld verloren hebben, schadeloos te stellen. Zoals gezegd, het is boven alle twijfel verheven dat de relevante regelgeving niet adequaat is uitgevoerd. Ik beveel het Parlement aan dit verslag te steunen. 2-052
Michael Cashman (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik mijn collega, sir Robert Atkins, corrigeren. Hij zei dat de Enquêtecommissie op zijn aandringen is ingesteld. Degenen die lid zijn van de Commissie verzoekschriften zullen zich herinneren dat dit op mijn instigatie is gebeurd, maar ik zal de eer eerlijk met hem delen. Hij zei ook - en op dat punt moet ik hem eveneens corrigeren - dat de Britse regering en ook de toezichthouder schitterden door afwezigheid. Ik vraag me af waar hij was toen wij een ontmoeting hadden met de staatsecretaris van het ministerie van Financiën en met de toezichthouder? Helaas schitterde hij door afwezigheid. Wij hebben geen behoefte aan een preek van voormalige conservatieve regeringen die met hun duimen zaten te draaiden terwijl de pensioenpolissen van hun burgers onder vuur lagen. Ik verwelkom dit verslag, maar kan het helaas niet volledig ondersteunen. Het verslag begeeft zich namelijk op terreinen waar het niets te zoeken heeft. De maatregelen en voorzieningen die de Labour-regering sinds 1997 heeft getroffen, worden niet op adequate wijze erkend. Het verslag gaat in op onderwerpen als de rol van de rapporteur post-Parlement en de rol van de
19/06/2007 rapporteur op het niveau van de lidstaten van de EU. Dat acht ik niet opportuun. Dat interfereert namelijk met de rol van de parlementen van de soevereine lidstaten en hun wettelijke verplichtingen op grond van het Verdrag. In het verslag worden inderdaad nuttige aanbevelingen gedaan voor de interne markt en de verantwoordelijkheid van het gastland voor de financiële dienstverlening, maar verandert hierdoor iets aan de benarde situatie van de slachtoffers, waarvan er vandaag twee op de tribune plaats hebben genomen? Helaas niet. Zij zijn het slachtoffer van verkeerde verkooppraktijken en het is vanwege hun trieste situatie dat wij deze tijdelijke Enquêtecommissie hebben opgericht. Ik heb ook alle respect voor de werkzaamheden van de voorzitter van de Enquêtecommissie. Helaas zijn de slachtoffers daar ook niet bij gebaat. Het verslag staat vol beloften, maar de garanties ontbreken. Daarom heb ik er voortdurend op aangedrongen dat wij van de betrokken partijen, inclusief de regering van het Verenigd Koninkrijk, verlangen dat zij de aanbevelingen opvolgen die door de Britse parlementaire ombudsman worden gedaan. Als er sprake is van schadeloosstelling moeten wij over één duidelijk zijn: uiteindelijk is het de Britse belastingbetaler die de rekening betaalt. De Labour-delegatie zal niet tegen het verslag stemmen, maar zich van stemming onthouden vanwege de zojuist door mij genoemde redenen. Helaas moet ik mij bij een eerdere bijdrage aansluiten, waarin geconstateerd werd dat er toch partijpolitiek in dit verslag is geslopen. Daarmee is de slachtoffers van de Equitable Life-crisis geen dienst bewezen. 2-053
Rainer Wieland (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, Italië heeft talloze getalenteerde artiesten voortgebracht. Ik vind het echter ongepast dat de heer Panella, die ik trouwens zeer respecteer, van het Parlement een circus maakt. Hij komt binnen, gaat even zitten in de achterste rij, vraagt het woord voor een motie van orde, en maakt een opmerking die niets met het debat te maken heeft. Dat getuigt van een gebrek aan respect voor zijn collega’s, en ook voor het publiek dat dit debat volgt. Ik vind het niet juist, mijnheer de Voorzitter, dat u niet eerder heeft ingegrepen. Dan nu ter zake: deze kwestie is in allerlei opzichten een schoolvoorbeeld. Hier is het Parlement in een nieuwe dimensie terechtgekomen. We hebben de verzoekschriften ontvangen, en de Enquêtecommissie heeft haar werk vrijwel afgesloten. Ik heb een verzoek aan mevrouw Wallis en mevrouw McGuinness. We krijgen al eerste brieven, en als er na dit verslag van het Parlement niets gebeurt, dan verliezen de burgers het vertrouwen in Europa en in het Europees Parlement. Ik zou mevrouw Wallis en mevrouw McGuinness willen vragen om bij dit verslag, dat zal worden gepubliceerd, een korte inleiding te schrijven, waarin staat wat dit Parlement kan, en wat het niet kan. Onze instellingen hebben bepaalde gebreken, en we moeten dat in eenvoudige woorden en met grafieken uitleggen.
19/06/2007 Het is niet juist dat het Verenigd Koninkrijk geen systeem voor schadevergoeding heeft, maar de aansprakelijkheid is er anders geregeld. Daar bestaat aansprakelijkheid voor strafbare feiten met voorbedachte rade, maar niet voor nalatigheid, slecht beheer, of voor andere fouten waarvoor men in andere lidstaten wel degelijk aansprakelijk kan worden gesteld. En dat is de kern van de zaak. We moeten in de Europese Unie uit de oude loopgraven komen. Er moet een brug komen tussen het oorsprongslandsprincipe en het bestemmingslandsprincipe. Dat zijn extreme concepten, die niet zinvol zijn, en we zijn er tot nu toe niet in geslaagd om een gulden middenweg te vinden. Dat leidt tot talloze onregelmatigheden. We moeten proberen om een nieuw systeem te ontwikkelen, juist voor sectoren die zo ingewikkeld zijn als de financiële diensten. Anders komen we er nooit uit. Ik hoop dat de Engelse regering een oplossing vindt om de schade te vergoeden, en dat die oplossing dan voor alle Europeanen geldt. De Engelse belastingbetaler heeft tot nu toe namelijk geprofiteerd van het succes van Equitable Life, zeer zeker ook dank zij haar activiteiten op de interne markt, die burgers in andere lidstaten schade hebben berokkend. 2-054
John Purvis (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, veel investeerders, inclusief gepensioneerden, hebben op de baissemarkt tussen 2000 en 2003 verliezen geleden. Het verschil met de Equitable Life-zaak zit in het woordje nalatigheid. De actuariële functie werd buitenspel gezet en het bedrijfsmodel had veel weg van het rijden op een wankele fiets: zo lang er verzekeringen verkocht werden, bleef het bedrijf nog net overeind. Maar wat gebeurde er toen de muziek ophield? Er leek sprake van een verkoopmachine die eeuwen van opgebouwde eerbiedwaardigheid kapitaliseerde, maar in feite ging het om een kaartenhuis dat op drijfzand was gebouwd. De directie van Equitable Life en de toezichthouder waren zich daarvan bewust. Op welke manier is Equitable Life dan de dans ontsprongen? Hun bedrijfsactiviteiten werden gereguleerd door een richtlijn van de EU en de verantwoordelijke Britse regulerende instantie had toezicht moeten houden op de naleving ervan. Die toezichthouder wist dat het fundament van Equitable Life krakkemikkig was, maar hoopte tegen beter weten in dat alles in de loop der tijd wel weer goed zou komen, of dacht wellicht dat er een rijke ridder op een wit paard voorbij zou komen om het bedrijf over te nemen. Daarom kon er met de verkoop van die verzekeringsproducten doorgegaan worden tot lang nadat dit al verboden had moeten zijn. Waarom werd een structuur toegestaan waarin de wettelijke actuaris tevens de algemeen directeur was? Waarom mocht Equitable Life in het Verenigd Koninkrijk en in andere lidstaten door blijven gaan met de verkoop, terwijl de verantwoordelijke Britse toezichthouder volledig op de hoogte was van de
23 deplorabele situatie waarin verzekeringsmaatschappij verkeerde?
die
Dit is niet slechts een triest verhaal; dit is een verhaal over nalatigheid. Het is niet acceptabel dat lidstaten hun toezichthouders vrijspreken van nalatigheid als wij willen dat het herkomst/gastlandstelsel voor de regulering goed functioneert op de interne markt voor financiële dienstverlening. Geachte commissaris, in de toekomst dient u erop aan te dringen - met name met het oog op Solvabiliteit II - dat lidstaten en hun toezichthouders volledig aansprakelijk zijn voor nalatigheid. Het kan niet zo zijn dat lidstaten ontheven worden van deze aansprakelijkheid. 2-055
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het debat van vanochtend heeft aangetoond dat een adequate omzetting van en een effectieve controle op de communautaire wetgeving essentieel zijn voor een goed functionerende interne markt. Persoonlijk vind ik het een goede zaak dat de Enquêtecommissie verder gekeken heeft dan alleen maar de Equitable Life-zaak en vanuit een breder perspectief heeft onderzocht hoe de omzettingsen uitvoeringscontroles in het algemeen plaatsvinden. De aanbevelingen zijn gebaseerd op ervaringen uit de praktijk en belangrijk om te waarborgen dat wij in de Europese Unie van zevenentwintig lidstaten zicht houden op wat er in de werkelijkheid gebeurt. Uw werkzaamheden zijn cruciaal voor de lopende activiteiten in verband met de toepassing van het Gemeenschapsrecht, en met uw voorstellen zal in onze komende mededeling rekening worden gehouden. Uw werkzaamheden zijn ook cruciaal voor de vele slachtoffers die hun spaargeld in rook hebben zien opgaan. Het moge duidelijk zijn dat een rechtstreekse schadeloosstelling een zaak is van de Britse autoriteiten en de Britse rechterlijke macht. In het verslag van de Britse parlementaire ombudsman, dat later dit jaar verschijnt, zal ook nog nader op deze kwestie worden ingegaan. De Commissie kan hierover geen uitspraak doen. Het is echter essentieel voor ons en voor de interne markt en het consumentenvertrouwen dat polishouders gelijkwaardig worden behandeld, ongeacht de lidstaat waar zij wonen. De Commissie heeft ook kennis genomen van de meer algemene aanbevelingen over schadeloosstelling. De aanbevelingen waarin opgeroepen wordt om een antwoord op Europees niveau te geven, worden door ons nader onderzocht. Een goede omzetting begint bij een goede wetgeving, maar twijfelachtige compromissen waarin iedereen kan lezen wat hij of zij wil, vormen alleen maar een goede voedingsbodem voor een slechte uitvoering. Het gaat dus om een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle betrokken instellingen. Ter afsluiting wil ik de Enquêtecommissie en de rapporteur, mevrouw Wallis, feliciteren met het goed
24 stuk werk. Alle partijen zijn op een eerlijke wijze gehoord. Wij hebben belangrijke lessen geleerd en zullen daar in de toekomst een vervolg aan geven. 2-056
De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt later vandaag plaats. 2-057
Maatregelen ten behoeve van jonge vrouwen in de Europese Unie om gezin en studies met elkaar te verzoenen (debat) 2-058
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A60209/2007) van Marie Panayotopoulos-Cassiotou, namens de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid, over een regelgevend kader voor maatregelen ten behoeve van jonge vrouwen in de Europese Unie om gezin en studies met elkaar te verzoenen (2007/2276(INI)). 2-059
Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE), rapporteur. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, de toekomst van de Europese economie en de versterking van het concurrentievermogen en de werkgelegenheid in de Europese Unie hangen in grote mate af van het studieen opleidingsniveau van de burgers en met name de jongeren, en dus van de mate waarin zij kunnen bijdragen aan de economische ontwikkeling en de sociale samenhang in Europa. De zowel op Europees als nationaal vlak ondernomen inspanningen hebben vruchten afgeworpen. In 2004 volgden in het Europa van de Vijfentwintig de meeste jongeren van 20 tot 24 jaar hoger onderwijs. Door de langere studietijd, door scholing, bij- en herscholing, levenslang leren, enzovoort, neigen de jongeren er evenwel toe om te wachten met de vormgeving van hun persoonlijk leven, van hun privé-leven, met het stichten van een gezin en het in vervulling doen gaan van hun wensen. Zoals ook in het Groenboek over demografie staat, strookt hetgeen de Europese burgers graag zouden willen met betrekking tot het stichten van een gezin en het krijgen van kinderen, niet met de huidige realiteit. Kinderen krijgen op wat latere leeftijd kan ook problematisch zijn om gezondheidsredenen. Dit is een last voor de volksgezondheid en een hinderpaal voor de bevolkingsaanwas in Europa. Daarom is het voor de totstandbrenging van een gezinsvriendelijke samenleving - waar ook in het Europees Jeugdpact gewag van wordt gemaakt - noodzakelijk dat mogelijkheden geboden worden om privé-leven, gezinsleven en beroepsleven maar ook studie - die zoals wij zien heel lang duurt - te combineren. Het verslag dat vandaag ter stemming wordt voorgelegd wil duidelijk maken dat het noodzakelijk is de jongeren te ondersteunen met beleid. Zij moeten de mogelijkheid krijgen om enerzijds hun studieplannen uit te voeren en anderzijds zich te kwijten van hun taken in het
19/06/2007 gezinsleven, of het nu gaat om de opvoeding van kinderen of om de ondersteuning van ouderen in hun familie. We weten immers dat over enkele decennia tweederde van de Europeanen ouderen zijn. Het leven van veel studenten wordt al gekenmerkt door studeren en gezin. Het percentage hiervan verschilt echter van land tot land: in Zweden is dit 41 procent, in Griekenland 12 procent, in Oostenrijk 10 procent en in Letland 10 procent. Er zijn dus grote verschillen tussen de lidstaten, waardoor de mobiliteit en de toegang tot onderwijs worden bemoeilijkt. Met ons verslag tornen wij niet aan de subsidiariteit, maar vragen wij om erkenning van de economische en sociale behoeften van jonge mannen en vrouwen die naast hun studie en opleiding ook gezinsverantwoordelijkheden hebben. Het is de taak van de lidstaten om met speciale sociale maatregelen steun te geven aan de jongeren die gezinsverantwoordelijkheden op zich willen nemen, zonder rekening te houden met het feit of ze al dan niet beroepsactiviteiten verrichten of hun ouders een goed inkomen hebben. De financiële faciliteiten kunnen de vorm krijgen van leningen, goedkope huisvesting, toereikende kinderopvang op de universiteit, sociale en ziekteverzekering, meer soepelheid tijdens de studietijd, sensibilisering van het onderwijzend personeel met betrekking tot de behoeften van studenten met kinderen of studenten met familieverantwoordelijkheden, en het gebruik van de moderne technologie om deze studenten tegemoet te komen. Ook moet het beleid inzake gelijke kansen worden versterkt, opdat men gaat inzien dat niet alles op de schouders van de studerende vrouw terecht mag komen. Ik ben bijzonder voldaan over het feit dat de Commissie in haar mededeling erkent dat studie, opleiding en gezinsleven met elkaar gecombineerd moeten kunnen worden. Ik hoop dat mijn verslag een bron van inspiratie zal zijn voor toekomstige voorstellen voor gezinsvriendelijke maatregelen, voor maatregelen ter ondersteuning van de jongeren en voor een toekomstgerichte aanpak van het demografisch probleem. Ik wilde de collega’s bedanken voor de amendementen die het verslag hebben verbeterd. Ik wil u echter vragen geen steun te geven aan de amendementen die tot doel hebben de inhoud van het verslag in te korten of dingen toe te voegen die niets met het daarin behandeld thema hebben uit te staan. Ik hoop dat mijn verslag uw steun zal krijgen. 2-060
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, aangezien commissaris Špidla met vertragingen op weg hierheen te kampen heeft, zal ik dit verslag voor mijn rekening nemen. Allereerst wil ik mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou feliciteren met de grote kwaliteit van het verslag en de
19/06/2007 zeer nuttige voorstellen die daarin zijn vervat. De Commissie steunt in grote lijnen de ontwerpresolutie van dit Parlement inzake de maatregelen die jonge vrouwen in de Europese Unie in staat kunnen stellen om gezin en studies met elkaar te combineren. Hoewel onderwijs en gezin in principe onder de nationale bevoegdheid en verantwoordelijkheid vallen, is het in alle opzichten van groot belang dat vrouwen worden geholpen om gezin en studie met elkaar te verzoenen. Tijdens de Europese Raad van Stockholm en Barcelona is door de staatshoofden en regeringsleiders uitdrukkelijk erkend dat de toekomst van de economie en de Europese maatschappij afhangt van de burgers en met name de jongere generaties en hun opleidingsniveau. Onderwijs en studie zijn daarmee tot een speerpunt van het proces van Lissabon gemaakt. Het beleid op dit gebied is van doorslaggevende betekenis voor de verwezenlijking van een ware Europese kennismaatschappij. Het is daarom van groot belang, niet alleen om economische redenen maar ook vanuit het oogpunt van gelijkheid en gelijke kansen, om ervoor te zorgen dat jonge mannen en vrouwen met gezinsverantwoordelijkheden de mogelijkheid krijgen om een studie te volgen en af te ronden. De Commissie is blij dat de ontwerpresolutie zich niet slechts richt op studenten met kinderen, maar ook op degenen die verantwoordelijkheden hebben ten opzichte van afhankelijke volwassenen en mensen met een handicap. Ook is de Commissie verheugd over de aanbevelingen waarin kinderopvang, de rol van vaders en een betere verdeling van de huishoudelijke taken en gezinsverantwoordelijkheden zijn aangemerkt als belangrijke factoren om gelijke kansen voor mannen en vrouwen te bevorderen. Deze benadering is in lijn met het beleid van de Commissie met betrekking tot het combineren van werk en privé-leven. Ook de nadruk die wordt gelegd op de gelijkheid van mannen en vrouwen, wordt door de Commissie als zeer bemoedigend beschouwd. Het combineren van werk en privé-leven is een van de zes prioriteiten van de routekaart naar gendergelijkheid, die in maart 2006 door de Commissie is opgesteld. Zoals in de ontwerpresolutie wordt gezegd, zijn wij ons er terdege van bewust dat vrouwen de meeste huishoudelijke en gezinstaken op zich nemen, zelfs als zij een studie volgen. Bij gebrek aan voldoende steun zullen jonge vrouwen waarschijnlijk eerder niet doorstuderen dan mannen, hun studie halverwege opgeven of ze niet meer hervatten, hetgeen onvermijdelijk leidt tot ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in het beroepsleven en een verlies van hun potentieel. Crèches en andere kinderopvangfaciliteiten zijn daarom essentieel voor het bereiken van gendergelijkheid. In de routekaart voor gelijkheid van mannen en vrouwen 2006-2010 heeft de Commissie nog eens nadrukkelijk gewezen op het feit dat de huidige kinderopvang onvoldoende inspeelt op de maatschappelijke veranderingen, en heeft zij zich ertoe verbonden de
25 doelstellingen van Barcelona en het ontwikkelen van andere opvangfaciliteiten te steunen via de structuurfondsen en de uitwisseling van goede praktijken. In 2008 wil de Commissie een mededeling publiceren over de verwezenlijking van de doelstellingen van Barcelona, waarbij een inventarisatie zal worden gemaakt van de vooruitgang die is geboekt en de inspanningen die nog verricht moeten worden. Al deze factoren bepalen mede onze reactie op de demografische uitdaging waarmee wij geconfronteerd zullen worden. Kinderopvang ondersteunt de vrije keuze van mensen om het aantal kinderen te krijgen dat zij daadwerkelijk wensen. U weet waarschijnlijk dat de Commissie op grond van artikel 138 van het Verdrag een formele raadpleging van de Europese sociale partners over het combineren van werk en privé-leven in gang heeft gezet. De eerste fase van die procedure is in oktober 2006 begonnen, de tweede in mei 2007. De Commissie meent dat er verschillende wetgevende en niet-wetgevende instrumenten nodig zijn om een betere combinatie van werk, gezinsleven en privé-leven tot stand te brengen. Dit is dan ook de reden waarom de Commissie de sociale partners in haar raadplegingsdocument heeft opgeroepen om hun mening te geven over een pakket wetgevende en nietwetgevende maatregelen. Ik ben verheugd over het feit dat in de ontwerpresolutie in grote lijnen de zorgen en argumenten worden weergegeven die ook al door de Commissie in haar twee documenten voor de raadpleging van de Europese sociale partners zijn verwoord. Tot slot wil ik nog even wijzen op het programma levenslang leren 2007-2013, dat in november 2006 is vastgesteld. Met dit programma, dat de nieuwe prioriteit op het gebied van onderwijs symboliseert, kan wellicht steun worden gegeven aan projecten waarmee een deel van uw bezorgdheid weggenomen kan worden. 2-061
Anna Záborská, namens de PPE-DE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil mevrouw Panayotopoulos bedanken voor haar coöperatieve houding. Zij heeft ervoor gezorgd dat alle fracties hun zegje konden doen in haar verslag zonder dat de kern van de boodschap werd aangetast. Zij is gewend compromissen te sluiten, omdat zij moeder is van negen kinderen. Ik zou graag twee punten willen beklemtonen. Om te beginnen moeten wij voorwaarden scheppen om duidelijk te maken dat de ouderschapsverantwoordelijkheid van jongeren niet alleen een zware last is, die bovenop de eisen van een opleiding komt. Dit geldt zowel voor jonge mannen als voor jonge vrouwen. Daarom moeten wij grootschalige en adequate informatiecampagnes houden.
26 Het tweede punt betreft het nationale en communautaire beleid. Uit de statistieken blijkt dat in de Scandinavische landen 30 à 40 procent van de jongeren die een opleiding volgen, zich het geluk en de verantwoordelijkheid gunt kinderen te krijgen. De Europese Unie zou op een nuttige wijze de ervaring van de Scandinavische landen met de bevordering van een dialoog en de uitwisseling van beste praktijken ten dienste kunnen stellen van alle lidstaten. De instellingen voor hoger onderwijs en beroepsonderwijs hebben eveneens een verantwoordelijkheid om hun eigen kinderopvang te verzorgen. Het zou de moeite waard zijn om concurrentie tussen universiteiten op gang te brengen: die zou niet meer beperkt moeten blijven tot de kwaliteit van het onderwijs, maar zich ook moeten uitstrekken tot ondersteunende diensten voor studerende ouders. Tot slot wil ik het belang onderstrepen van de grootouders en van hun cruciale rol in het opvoedingsproces van de kinderen en bij de ondersteuning van studerende en werkende jonge ouders. Aangezien werknemers in dit tijdperk van globalisering dikwijls een andere wending geven aan hun carrière, kunnen jonge gepensioneerden zich op een andere wijze nuttig maken. 2-062
VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter
19/06/2007 de situatie van jonge ouders die nog studeren of een beroepsopleiding volgen, in sterkere mate moeten onderkennen. Deze doelstelling kan onder andere bereikt worden door betaalbare studentenverzekeringen aan te bieden, evenals sociale en medische bijstand, die tevens uitgebreid zou kunnen worden tot de personen die ten laste zijn van de student. We zouden eveneens moeten overwegen om minder belastingen op te leggen aan jonge mensen die tegelijkertijd studeren en werken en daarnaast verantwoordelijkheden opnemen voor een gezin. We zouden ervoor moeten zorgen dat zij gemakkelijker en tegen gunstige voorwaarden een lening kunnen krijgen bij kredietinstellingen. Onderwijsinstellingen zouden bij de berekening van de collegegelden rekening moeten houden met de financiële situatie van deze sociale groep en passende sociale hulp moeten verschaffen, ook na het einde van de studies. Een voorbeeld van een dergelijke aanpak is het handhaven van deze steun gedurende een periode van zes maanden na het beëindigen van de studies om de integratie van deze jongeren op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Ik zou u daarom willen vragen om paragraaf 25 uit het verslag te steunen. Het is eveneens belangrijk dat de lidstaten, in samenwerking met de instellingen voor hoger onderwijs en beroepsonderwijs, jonge mensen een flexibelere organisatie van hun studies aanbieden, bijvoorbeeld door middel van meer mogelijkheden voor afstandsonderwijs, programma’s voor levenslang leren of deeltijds studeren.
2-063
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, namens de PSE-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, zoals blijkt uit de conclusies van de Europese Raad van Stockholm in 2001 en van Barcelona in 2002, zal de toekomst van de Europese economie en maatschappij in de eerste plaats bepaald worden door de jonge generaties en hun opleidingsniveau.
Om gezinsleven en studie met elkaar te kunnen verzoenen, is het daarenboven van fundamenteel belang dat we verzekeren dat alle studenten met kinderen tegen een betaalbare prijs toegang hebben tot openbare kleuterscholen en kinderdagverblijven van goede kwaliteit. Daarom verzoek ik u om voor de paragrafen 14 en 15 van het verslag te stemmen.
Met het oog hierop zouden we bijzondere aandacht moeten besteden aan het potentieel van opgeleide jongeren voor de bevolkingsvernieuwing in Europa. Een van de manieren om deze doelstelling te bereiken is de verwezenlijking van een sociaal, economisch en onderwijskader, dat de jonge Europeanen in staat stelt hun gezinswensen in een vroeger stadium van hun leven te realiseren, zonder dat deze beslissing een negatieve invloed heeft op hun opleidings- of carrièrekansen. Volgens de conclusies van het Groenboek over demografie is het Europees demografisch deficit te wijten aan het feit dat de verschillende stadia in het leven, op het vlak van studies, werk en gezin, vandaag de dag op latere leeftijd worden voltooid dan vroeger.
Het is de hoogste tijd dat de lidstaten en de instellingen van de Europese Unie beginnen met het uitwisselen van hun beste praktijken op het gebied van steun aan studenten die gezinsverantwoordelijkheden hebben, en daarbij rekening houden met innovatieve regelingen die hiervoor in bepaalde Europese landen reeds zijn ingevoerd.
In een groot aantal landen nemen studenten reeds gezinsverantwoordelijkheden op zich terwijl ze nog studeren, of kiezen ze ervoor hun gezinswensen te realiseren door kinderen te hebben vóór het beëindigen van hun studies. Zo bevalt in Zweden 41 procent van de vrouwen van een eerste kind voor het einde van hun studies; in Finland bedraagt dat aantal 31 procent. De overige lidstaten zouden dit voorbeeld moeten volgen en
Ten slotte zou ik de rapporteur, mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou, van harte willen bedanken voor dit grondig voorbereide verslag. 2-064
Alfonso Andria, namens de ALDE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, het vraagstuk dat mevrouw PanayotopoulosCassiotou in het onderhavige verslag behandelt, is van buitengewoon sociaal belang. Ik complimenteer de rapporteur met de grondige aanpak, waarmee zij de ontelbare implicaties van het vraagstuk zichtbaar heeft gemaakt: gezin en onderwijsprojecten, dalende geboortecijfers, huisvestingsbeleid voor jonge stellen, doelstellingen van de Lissabon-strategie en levenslang
19/06/2007 leren. Haar uitgangspunt is dat onderwijs een mensenrecht is en dat het noodzakelijk is om te investeren in menselijke hulpbronnen, die een instrument zijn om de sociale integratie te versterken. Het is veelzeggend dat het Parlement dit verslag behandelt in het Europees Jaar van gelijke kansen. De noodzaak om gezin en werk met elkaar te verzoenen wordt weliswaar erkend door de Europese instellingen en de Commissie - die het zelfs tot basisprincipe van zijn recente administratieve hervorming heeft uitgeroepen maar tot dusver zijn er, wellicht tegen onze verwachtingen in, nog geen doeltreffende, concrete maatregelen genomen. Dergelijke maatregelen zouden en we hopen dat dit in de toekomst inderdaad zo zal zijn - een groter bewustzijn onder de lidstaten tot stand kunnen brengen en daardoor kunnen leiden tot beleidsvormen die afgestemd zijn op en beantwoorden aan de behoeften van jonge mensen en jonge moeders, en zijn opgesteld om een evenwicht te bereiken dat niet alleen op loze woorden is gebaseerd, maar daadwerkelijk wordt nagestreefd. Van de instrumenten die de rapporteur heeft voorgesteld als bruikbare aanknopingspunten voor nationale beleidsmakers, beschouw ik met name de volgende als doeltreffend: flexibele studieprogramma’s, bijvoorbeeld halftijds studeren, een sterkere gebruikmaking van op nieuwe technologieën gebaseerde opleidingstechnieken, studiebeurzen voor studenten met gezinsverantwoordelijkheden, alsook een betere toegang tot kleuterscholen en kinderdagverblijven. Ten slotte steun ik het voorstel om de uitwisseling van beste praktijken te bevorderen op het gebied van steun aan studenten, waarbij een voorbeeld kan worden genomen aan de succesvolle experimenten in sommige Noordse landen. 2-065
Sebastiano (Nello) Musumeci, namens de UENFractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, Europa - en dan met name Zuid-Europa - kampt al jaren met lage geboortecijfers, of zelfs met een negatieve bevolkingsgroei, zoals het geval is in Italië. Er zijn vele, uiteenlopende redenen waarom de wiegjes in onze steden te lang leeg blijven: het leven wordt steeds duurder, maar de lonen stijgen niet evenredig, en de jongeren betreden later de arbeidsmarkt, deels omdat ze steeds langer willen en moeten studeren om nog concurrentiëler te worden binnen een steeds veeleisender maatschappij. Het ambitieuze en niet eenvoudig te verwezenlijken doel is daarom niet alleen om het recht van jongeren op hoger onderwijs en opleiding te verzoenen met hun wens om een gezin te stichten en kinderen te krijgen in een vroeger stadium van hun leven, maar ook indirect om de Lissabon-doelstellingen verenigbaar te maken met de demografische vernieuwing van onze maatschappij. De lidstaten hebben de plicht om een passend sociaal, economisch en pedagogisch kader te creëren en daarbij
27 altijd de bevordering van gelijke kansen als einddoel voor ogen te houden. De erkenning van vaderschapsverlof bijvoorbeeld - dat steeds vaker voorkomt in Noord-Europa - is een geldige manier om aan de terechte wensen van jonge vrouwen tegemoet te komen. Mijnheer de Voorzitter, we weten allemaal dat onderwijs en gezin onder de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten vallen, maar juist daarom, om een kleine gemeenschappelijke noemer te kunnen vinden tussen de lidstaten van de Europese Unie, denk ik dat iedereen het voorstel van de rapporteur met betrekking tot de uitwisseling van beste praktijken tijdens de ministervergaderingen volledig moet steunen. Vandaar dat mijn fractie voorstander van het verslag is. 2-066
Hiltrud Breyer, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, velen praten over hoe we gezin, werk en kinderen met elkaar kunnen verzoenen, maar wat doen we eraan? We klagen, maar de Commissie en de Raad hebben de kwestie van de kinderopvang tijdens de vorige Lentetop niet eens meer op de agenda geplaatst. Daaruit blijkt wel hoe weinig belang men hieraan hecht. Mijnheer de commissaris, ik verwacht dat onze wetgeving tot vooruitgang leidt, niet tot stilstand! Waarom doet de Commissie niet meer om de participatie van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt enigszins gelijk te trekken? We weten dat dit er in de Scandinavische landen toe heeft geleid dat gezin en beroep beter met elkaar kunnen worden verzoend, omdat er meer kinderopvang wordt geboden, maar ook omdat de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt hoger is. In alle Europese landen is het percentage werkende moeders met vijftien procent gedaald, terwijl het percentage werkende vaders met zes procent is gestegen. Bijna een derde van de vrouwen werkt parttime. In de Europese Unie verdienen vrouwen nog steeds minder dan mannen, en Duitsland staat zelfs op de laatste plaats. Hier is het verschil 26 procent. Daarom verwacht ik dat de EU met voorstellen komt, en niet met fraaie kreten. Ik verwacht ook dat de Commissie uitlegt waarom in lidstaten als Duitsland het fiscaal partnerschap zo slecht geregeld is. Dat levert een premie op voor thuisblijven, heeft heel nadelige gevolgen voor de kinderopvang en is eigenlijk een inbreuk op de richtlijn “gelijk loon voor gelijk werk”. Waarom krijgt het kind niet meer aandacht in het beleid van de Europese Unie? 2-067
Věra Flasarová, namens de GUE/NGL-Fractie. - (CS) Geachte collega’s, ik ben zeer ingenomen met het verslag van mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou die zich met veel kennis van zaken heeft beziggehouden met het vraagstuk van het combineren van studie en gezinsleven door jonge vrouwen, en die vervolgens een aantal oplossingen heeft aangedragen.
28 Om eerlijk te zijn, zal het niet bepaald gemakkelijk zijn om oplossingen te vinden voor een kwestie die zo sterk de stempel draagt van eeuwenoude stereotypen. De rapporteur toont in haar verslag aan dat vrouwen met een hogere opleiding succesvoller zijn op de arbeidsmarkt dan vrouwen met een lagere opleiding. Tegelijkertijd wijst zij erop dat het pad naar zulke hogere opleidingsniveaus een belemmering vormt voor hun moederschap. Dat leidt er vaak toe dat vrouwen die een goede opleiding en zelfontplooiing nastreven, de geboorte van hun eerste kind uitstellen tot later, of niet meer dan één kind krijgen. Het zou erop kunnen lijken dat het hebben van een gezin niet samengaat met een beroepscarrière of met levenslang leren, dat werk en opleiding onverenigbaar zouden zijn met het hebben van een gezin. Wie kiest voor succes en een goede opleiding - en dat geldt zowel voor mannen als voor vrouwen - ziet vaak af van een gezin en kinderen. Maar is dat echt nodig zo? En dat is nu juist de vraag die we ons moeten stellen. Op het individuele - en let wel: niet-institutionele vlak is het dilemma van jonge vrouwen zo goed als onoplosbaar. Vooruitgang hierin kan komen van een samenleving die zich bewust is van de complexiteit van hun situatie en die daar iets aan doen wil. Zo’n samenleving incorporeert de behoeften van deze vrouwen in het maatschappelijk systeem en maakt het hun makkelijker om zowel kinderen en een gezin te hebben als te studeren en hun zich verder op te leiden. Op zo’n manier wordt de positie van jonge vrouwen op de arbeidsmarkt versterkt, hetgeen er dan mede voor zorgt dat er eveneens op economisch vlak sprake is van gelijke kansen voor man en vrouw. Een hoogontwikkelde maatschappij heeft behoefte aan goedopgeleide mannen en vrouwen, maar ook aan goed functionerende gezinnen, want die zijn onvervangbaar voor de opvoeding van kinderen en bieden alle leden ervan een veilige en solidaire thuishaven. Zeker, de samenleving kan niet ophouden zich te ontwikkelen, maar dat mag niet ten koste gaan van het gezin, noch van de toegang van vrouwen tot onderwijs en opleiding, en dat mag de vrouw al helemaal niet beperken in haar recht om kinderen te krijgen. Dat zijn een voor een dure plichten, die echter tegelijkertijd veelal strijdig zijn met elkaar. Daarom hebben we het over verzoenen, en niet zozeer over het oplossen van een probleem. Het is in het belang van de samenleving - en dan met name van de wetgevende instanties, de onderwijsinstellingen en de werkgevers - dat men zich realiseert dat het mogelijk aan dit alles verbonden, tijdelijk economisch verlies juist op de lange termijn economische winst genereert. Als werkgevers zich dit niet realiseren, dan zou het goed zijn indien de samenleving hun een of andere vergoeding aanbiedt ter compensatie van eventuele verliezen. De traditionele manier waarop de problematiek van het verenigen van gezin, opleiding en carrière wordt opgelost, is maar al te bekend. Vrouwen die het zich niet
19/06/2007 kunnen permitteren de zorg voor hun kinderen aan anderen over te laten of dit niet wensen, worden genoodzaakt af te zien van een hogere opleiding en een carrière. Voor studerende en werkende vrouwen waarvoor dit niet geldt, bestaan er weliswaar in beperkte mate kinderopvangfaciliteiten, of is er theoretisch de mogelijkheid tot opvang door de grootouders, maar in de praktijk zijn deze oplossingen lang niet altijd beschikbaar. In dat geval wordt de vrouw alweer de keus opgedrongen om ofwel voor een gezin te kiezen, ofwel voor een opleiding en een carrière. Dit dilemma dient op de vuilnisbelt van de geschiedenis te belanden en ik ben blij dat de rapporteur hiertoe goede oplossingsrichtingen aandraagt. 2-068
Urszula Krupa, namens de IND/DEM-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, in dit document wordt erkend dat jonge vrouwen in de Europese Unie behoefte hebben aan een evenwicht tussen gezinsleven en studies, en aldus wordt bewezen dat men in zekere zin terugkeert naar de normaliteit in de Europese Unie, die immers geconfronteerd werd met een dramatische demografische teruggang en een vergrijzende bevolking. De verklaringen voor deze negatieve ontwikkelingen liggen in het feit dat maatregelen zijn genomen ten koste van het gezin en ten voordele van abortus, evenals in het feit dat vrouwen gebruikt worden als reclamemodellen voor anticonceptiepleisters. Naast de in het document opgenomen eisen zouden jonge, vrouwelijke studenten bij de opvoeding van hun kinderen aanzienlijk gebaat zijn bij de wederopbouw van een familiestructuur bestaande uit meerdere generaties, waarbij het natuurlijk is dat de ouders hun kinderen een handje helpen. Deze ouderlijke hulp zou de emotionele banden in elk geval versterken. Daarenboven zou het onschatbare geschenk van de liefde van grootouders een positieve impact hebben op de persoonlijke ontwikkeling van de kinderen. De terugkeer van het concept van de uitgebreide familie zou tevens de geestelijke gezondheid van onze burgers ten goede komen. Deze evolutie zou op haar beurt de tenuitvoerlegging van een groot aantal strategieën vergemakkelijken. Er zijn herhaaldelijk amendementen ingediend om moederschapsverlof mee te rekenen als werkervaring, met een gelijkwaardige betaling voor uitgebreid ouderschapsverlof. Dit zou de positie van jonge gezinnen nog verder bevorderen, met betrekking tot de opvoeding van hun kinderen en het behalen van een hoger diploma. 2-069
Lydia Schenardi, namens de ITS-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als er al een gebied is dat volledig onder de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de verschillende landen moet blijven vallen, dan is het wel dat van het onderwijs en het gezin. Dit verslag wijst er in de eerste overweging op dat de lidstaten als enige bevoegd zijn op dit gebied. Het
19/06/2007 probleem is echter dat het in de volgende paragrafen probeert aan te tonen dat Europa actie dient te ondernemen door actieve beleidsmaatregelen te bevorderen die bijvoorbeeld het combineren van studies, opleiding, privé-leven en gezin vergemakkelijken. Zelfs al kunnen wij ons verenigen met enkele voorstellen die de kern vormen van dit verslag, feit is en blijft dat het niet de taak van Brussel, en nog minder van de Commissie, is om de lidstaten te vertellen hoe hun demografisch, gezins-, onderwijsof werkgelegenheidsbeleid eruit moet zien. Elke lidstaat mag zelf zijn beleid bepalen en uitvoeren. Wij hoeven ons niet door een of andere Europese tekst maatregelen te laten voorschrijven die betrekking hebben op de zedelijkheid, de godsdienst of zelfs fundamentele beginselen of waarden. Afin, stapje voor stapje, door middel van aanbevelingen, verordeningen of zelfs richtlijnen, bemoeit Brussel zich met het nationale beleid, zonder hiertoe gerechtigd te zijn of zelfs hierom gevraagd te zijn door de burgers. Deze systematische propaganda, met name op het gebied van het gezin en het onderwijs, is erop gericht het traditionele concept te vernietigen van een gezin, bestaande uit een moeder, een vader en de biologische kinderen die zij samen hebben gekregen, en wel uit naam van een vrijheid zonder grenzen en zonder morele regels. 2-070
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals ik het zie, handelen de meeste vrouwen in Europa die voor kinderen kiezen, niet onder dwang. Het is een keuze die zij maken, meestal samen met hun partner, waarbij alle sociale, financiële en opleidingsgevolgen steeds uitgebreid worden besproken en overwogen. Zij kiezen uiteindelijk voor een kind omdat dat nu eenmaal iets wonderbaarlijks is. Veel lidstaten, waaronder de mijne, nemen talloze maatregelen om te bevorderen dat vrouwen, nadat zij kinderen hebben gekregen, hun studie of baan weer kunnen oppakken. Vanuit dit perspectief verdient het verslag, in ieder geval de titel ervan, een politiek debat. Het verslag wijst er in overweging A terecht op dat onderwijs en gezin onder de nationale bevoegdheid en verantwoordelijkheid vallen. Godzijdank, want als je dit verslag leest, begrijp je weer waarom de Europese burger zoveel moeite heeft om dit Parlement serieus te nemen en waarom de lidstaten zich gelukkig niet laten overhalen de bevoegdheid op dit beleidsterrein aan Europa af te staan. Ik citeer twee punten uit de ontwerpresolutie. In punt 30 wordt de lidstaten aanbevolen “maatregelen te nemen die de toekenning of de uitbreiding van sociale hulp voor studenten die afkomstig zijn uit andere EU-landen en kinderen ten laste hebben, vergemakkelijken”. Zoals u weet, wordt in mijn land op dit moment een zeer verhit debat gevoerd over het thema immigratie en zouden dergelijke maatregelen gewoonweg onacceptabel zijn, zelfs voor mijn socialistische opponenten uit mijn land. In punt 10 wordt de lidstaten gevraagd “minder of geen
29 belastingen op te leggen aan jonge mannen en vrouwen die naast hun studies en hun beroepsactiviteiten verantwoordelijkheden opnemen voor een gezin of voor afhankelijke personen”. Dat is iedereen! Elke burger! Dat zou betekenen dat niemand meer belasting betaalde en het hele overheidsapparaat stagneerde. Om het leven te verbeteren van vrouwen die werk en gezin combineren, kan veel beter worden gekeken naar de verschillende beste praktijken die in Europa worden gehanteerd, met name in de noordelijke lidstaten. De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid van dit Parlement heeft mijns inziens echter overtuigend aangetoond dat zij op bijna unieke wijze de slechtste plaats is om dit debat te voeren. 2-071
Lissy Gröner (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, dit verslag is weer een mijlpaal in het Europees jaar van gelijke kansen voor iedereen. In het Groenboek inzake demografische veranderingen hebben we vastgesteld dat de levensfazen van jongeren - van studenten - wegens werk en gezin later worden afgesloten. Vrouwen hebben gemerkt dat hier een kans voor hen ligt, dat ze door opleiding, door tweedekansonderwijs, een betere kans maken om hun lot in eigen handen te nemen, en die kans hebben ze ook benut. Van de jonge academici zijn 59 procent vrouwen. De vrouwen hebben de mannen dus ingehaald. Bij de latere keuzes ziet het er echter veel slechter uit, dan is er weer een glazen plafond. Slechts 43 procent van de promovenda zijn vrouwen, en slechts 15 procent van de leerstoelen wordt door een vrouw bekleed. In Duitsland zijn het zelfs maar 8 procent. Dan is het toch niet verbazend dat vrouwen - met name vrouwen met een academische opleiding - al vaker nee zeggen tegen kinderen? We moeten strijden tegen de opdeling van de samenleving in een mannenwereld en een vrouwenwereld; wij moeten strijden tegen stereotypen. We moeten maatregelen nemen, bijvoorbeeld in de vorm van betaalbare faciliteiten, waardoor de burgers gezin en beroep beter met elkaar kunnen verzoenen. Dat is al vastgesteld, en ik ben blij dat de Commissie op dit gebied aan de slag wil gaan. Goede wil alleen is echter niet genoeg; we moeten ook druk uitoefenen. De burgers zullen zelf beslissen of ze kinderen willen krijgen, hoeveel, en wanneer. Ik weet niet of de jonge academici deze discussie volgen, maar we moeten respecteren dat ze hun eigen keuzes maken, en die keuzes mogelijk maken. We moeten ook respecteren dat tegenwoordig al meer mensen een alternatieve levensvorm kiezen, en dat ze het ideaal van het traditionele gezin achter zich hebben gelaten. Dat geldt trouwens vooral voor onze regeringen. Zij moeten dat respecteren. Dat geldt ook voor de Poolse regering, en ik wordt woedend dat de Polen zichzelf weer eens buitenspel zetten. Veel Poolse vrienden hebben me gevraagd om dit vandaag aan de orde te
30
19/06/2007
stellen, en ik voer het woord namens de mensen in Polen die ook het recht hebben op een eigen keuze.
over het zogenaamde ongewenste inclusieve gezinsmodel bestaande uit een man en een vrouw.
2-072
Moeten we er volwassenen aan herinneren dat uitsluitend in dit soort gezinnen kinderen geboren kunnen worden? Wij, Polen, zijn ons daar terdege van bewust.
Karin Resetarits (ALDE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de rapporteur vertelt in haar verslag uitvoerig wat er allemaal kan en moet worden gedaan om gezinsleven en studie in de Europese Unie beter met elkaar te verzoenen. Uit de demografische ontwikkeling blijkt wel dat al minder goed opgeleide vrouwen bereid zijn tegelijkertijd te beginnen met een carrière en een gezin. Waarom zouden ze ook? Afgestudeerde jonge vrouwen stellen bijzonder hoge eisen aan zichzelf, ook in het gezin. Vroeger dachten de vrouwen misschien: komt tijd, komt raad, maar dat is al lang verleden tijd. Nu zijn wij als politici aan zet. We moeten ervoor zorgen dat er plaats is voor de wensen van jonge mensen. Dat betekent dat we weer een gezinsvriendelijke samenleving op moeten bouwen. Nu hebben we alleen maar een ruïne. Wie nu kinderen opvoedt moet heel rijk zijn, of met heel weinig tevreden zijn. Onze samenleving heeft tot nu toe namelijk voor alles meer plaats gemaakt dan voor kinderen. Kijkt u maar eens om u heen. Waar kunnen kinderen zich tegenwoordig nog onbezorgd uitleven? Waar zijn kinderen echt welkom? Zelfs in parken staan overal verbodsborden. In Wenen, waar ik woon, heeft een man vorige week op spelende kinderen geschoten, omdat ze volgens hem te veel lawaai maakten. De meeste lidstaten investeren veel te weinig belastinggeld in opleiding en opvoeding, mijnheer Heaton-Harris. Onze klaslokalen zijn overvol, en de leraren zijn overbelast. We willen zelfverzekerde individualisten opvoeden, maar onze scholen functioneren nog als kazernes. Geven we geld uit voor gezinsvriendelijke huisvesting? Nee, het enige beginsel van de huizenmarkt is winst! Tegenwoordig is een jongere in de stad al blij als hij zich een kamer in een woongroep kan permitteren. Dat was vroeger misschien geen reden om geen kinderen te krijgen, maar tegenwoordig willen jongeren vooral levenskwaliteit, en de politiek moet die garanderen! 2-073
Wojciech Roszkowski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van mevrouw PanayotopoulosCassiotou gaat in op een kwestie die van cruciaal belang is voor de Europese Unie, namelijk haar toekomstige demografische ontwikkeling. Met het oog hierop zouden we de rapporteur moeten bedanken, omdat zij dit probleem nauwkeurig heeft beschreven en concrete oplossingen heeft voorgesteld om de huidige, zeer ongunstige situatie voor gezinnen te verbeteren.
De Europese samenlevingen zijn nog nooit zo rijk geweest en toch lag het aantal geboorten nog nooit zo laag. Er zijn bijgevolg zowel objectieve als subjectieve belemmeringen voor ouderschap. Het gezin staat niet langer bovenaan de lijst met prioriteiten in het leven. Wat van belang is, zijn werk en vermaak. Plezier maken zonder enige verantwoordelijkheid te moeten nemen, is vandaag de dag de voornaamste prioriteit. We weten niet waarom we leven en begrijpen bijgevolg niet waarom we kinderen op de wereld zouden moeten zetten. Boven dit Europa hangt vandaag reeds de dreigende waarschuwing mane, tekel, fares. 2-074
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, onderwijs en opleiding zijn een grondrecht, en zijn ook van essentieel belang voor de eerbiediging van de andere sociale, economische, culturele en politieke rechten. De sleutel tot vooruitgang op het gebied van het combineren van gezinsleven, werk en studie, waar wij ons hier mee bezighouden, is te vinden in de complexe kwestie van het indelen en beheren van de tijd, niet alleen door vrouwen, maar door de hele samenleving. Daarom moeten we nadenken over sociale en economische hervormingen die leiden tot wijziging van de huidige meerderheidsnormen, die inhouden dat het per definitie de vrouw is die binnen het gezin het grootste deel van de zorgtaken op zich neemt, zo niet alle. De antwoorden op deze uitdaging moeten worden gezocht in beleid dat is gericht op het dagelijks leven, waarvoor een integrale visie op de bestaande behoeften en een transversaal beleid van openbare diensten nodig zijn, in beleid waarin kinderopvang, mobiliteit en flexibele werktijden worden gewaarborgd en tegemoet wordt gekomen aan alle verschillende concrete realiteiten, zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van de diensverlening, en waarvan eveneens economische en fiscale steunmaatregelen deel uitmaken waarin de vorming van een gezin als een persoonlijke beslissing wordt gezien, ook tussen personen van het zelfde geslacht. 2-075
Het verslag bevat een groot aantal uitstekende maatregelen die tot doel hebben om het kinderen opvoeden gemakkelijker te maken voor jonge Europeanen. Deze maatregelen zullen evenwel niet het gewenste resultaat opleveren wanneer we in een omgeving blijven leven waarin onzin verkondigd wordt
Eva-Britt Svensson (GUE/NGL). - (SV) Ik dank de rapporteur voor haar belangrijke werk. Studie levert immers een belangrijke bijdrage aan het recht van vrouwen op betaald werk. Net als in andere verslagen over ouders en kinderen staan ook in dit verslag de begrippen gezinsleven en
19/06/2007 gezin centraal. Er wordt geen definitie van “gezin” gegeven, maar ik veronderstel dat men met dit begrip diverse alternatieve familiegroepen bedoelt, niet alleen het traditionele beeld van een kerngezin met moeder, vader en gemeenschappelijke biologische kinderen, maar bijvoorbeeld ook alleenstaanden met kinderen, of ouders van hetzelfde geslacht, of hoe diverse mensen hun leven ook mogen willen leiden. Ik hoop dat het Parlement om dit te verduidelijken voor amendement 8 zal stemmen. In het verslag worden voorstellen gedaan voor maatregelen om jonge vrouwen dezelfde opleidingsmogelijkheden te geven als mannen. Ik steun de meeste voorstellen, met uitzondering van de tekst waarin het belang wordt onderstreept van oudere gezinsleden en grootouders, en van hun cruciale rol in de ondersteuning van studerende of werkende ouders. De huidige generatie grootouders heeft zelf vaak beroepsarbeid. Ook wanneer ze gepensioneerd zijn, hebben ze het recht om hun eigen leven te leiden, met de vanzelfsprekende vreugde en gezelligheid die men met kleinkinderen kan hebben, maar zij zijn niet degenen die de verantwoordelijkheid voor de kinderopvang moeten overnemen. Het is de verantwoordelijkheid van de samenleving om de kinderopvang en de andere zorg uit te breiden, zodat alle ouders die behoefte hebben aan kinderopvang, of ze nu studeren of werken, toegang hebben tot hoogwaardige en pedagogisch goede opvang voor hun kinderen. Zowel vrouwen als mannen hebben recht op studie, werk en het krijgen van kinderen. Ze hebben recht op zowel het een als het ander.
31 2-077
Pál Schmitt (PPE-DE). - (HU) Studeren moet hoe dan ook gesteund worden, vooral als een jongere zich op meerdere gebieden wil laten gelden. Het moederschap is een moeilijke rol waarvoor fulltime inzet vereist is, maar aan de andere kant kan de veelgenoemde kennismaatschappij niet alleen uit mannen bestaan. Bij gebrek aan de juiste ondersteuning zijn veel vrouwen geneigd hun studie te onderbreken en niet af te maken, wat onvermijdelijk leidt tot ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in het beroepsleven en bij latere productiecapaciteiten. We moeten vrouwen en jonge stellen alle nodige hulp bieden in een vergrijzend Europa, waar steeds minder kinderen geboren worden. Dat wil zeggen wij moeten de mensen steunen die een gezin stichten, aan kinderen beginnen. Als deze wens gepaard gaat met de voor de eigen ontwikkeling onontbeerlijke ambitie en de bereidheid om te leren, moet de maatschappij dat belonen en steunen. De Commissie cultuur en onderwijs streeft er ook naar om alle hindernissen die een leven lang leren in de weg staan op te heffen, en studenten die de verantwoordelijkheid voor een gezin dragen, daarbij rekening houdend met hun specifieke situatie, bijvoorbeeld problemen met mobiliteit, toegang te geven tot leermogelijkheden. Om dit te bereiken moeten er in de lidstaten sociale netwerken worden opgezet en solidariteit wordt getoond met de gezinnen. Deze spelen namelijk de belangrijkste rol bij de instandhouding van de samenleving. Er is een systeem van crèches en kleuterscholen nodig waar op de juiste wijze wordt gezorgd voor de allerkleinsten, evenals scholen waar kinderen 's middags worden opgevangen onder deskundig toezicht.
2-076
Georgios Karatzaferis (IND/DEM). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, vandaag hebben wij het over twee heel belangrijke zaken, over het krijgen van kinderen misschien het belangrijkste van alles - en over studie, leren en kennis. Die dingen zijn de laatste tijd misschien met elkaar in botsing. De reproductieve leeftijd van een vrouw is, naar zeggen van de wetenschappers, ongeveer 35 jaar. Als een vrouw de helft van deze tijd “verspilt” aan studeren, en na de postdoctorale studie en het doctoraat dertig, tweeëndertig jaar oud is, heeft zij kostbare tijd verloren om een kind te krijgen. Op die manier wordt het allerhoogste goed voorbehouden aan de meest welgestelden. De welgestelden hebben de mogelijkheid om de kinderen te laten studeren, om de vrouw te laten studeren en kinderen te laten krijgen. Iemand die echter onbemiddeld is, “wacht” met de geboorte van een kind, en dat is, zo u wilt, een misdaad. Dat klassenonderscheid mogen wij niet toestaan. Wij moeten manieren en middelen zien te vinden om jongeren via financiële steunverlening in staat te stellen om te studeren en een gezin te stichten en kinderen te krijgen. Wij hebben kinderen nodig. In mijn land worden er veel te weinig kinderen geboren. Het vraagstuk van de kinderen is een thema dat onze bijzondere aandacht verdient.
Dit is niet alleen een kwestie van geld maar ook van benadering, aangezien dit onderwerp in grote mate afhangt van het beleid van regeringen op het gebied van gezinszaken, onderwijs, sociale zaken, werkgelegenheid en jeugd. Het besef begint langzaam door te dringen dat elk geboren kind zijn gewicht in goud of zelfs nog meer waard is, aangezien hiermee de toekomst wordt veiliggesteld, en onze volkeren kunnen blijven bestaan en zich kunnen blijven ontwikkelen. Graag feliciteer ik de rapporteur, want onderwijs, opleidingen en de verschillende systemen voor gezinsondersteuning behoren weliswaar tot de bevoegdheid van de lidstaten, maar dit verslag vestigt de aandacht op oplossingen en goede praktijken, en zodoende is het een bijzonder nuttig document voor alle lidstaten waar deze kwestie tot op heden werd verwaarloosd. 2-078
Edite Estrela (PSE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen feliciteer ik mevrouw PanayotopoulosCassiotou met haar verslag. De demografische veranderingen zijn de belangrijkste uitdaging waar Europa zich voor ziet geplaatst. Het is een zeer ernstig probleem dat urgente maatregelen vereist. De situatie
32 varieert per land maar één ding is zeker: het is noodzakelijk op sociaal, economisch en onderwijsgebied de voorwaarden te creëren om de jonge Europeanen in staat te stellen de kinderen te krijgen die zij wensen, zonder daarvan negatieve gevolgen te ondervinden voor hun loopbaan of zonder hun studie te moeten onderbreken. Vrouwen zijn nog steeds de belangrijkste gedupeerden en worden echt gediscrimineerd bij de toegang tot en de voortzetting van studies en levenslang leren. Jonge gezinnen worden weggestopt in de buitenwijken van de grote steden, waardoor de verplaatsingen huis-werkschool meer tijd vergen, meer lichamelijke en geestelijke slijtage optreedt en minder tijd voor de kinderen overblijft. De sociale kosten daarvan zijn enorm hoog. Twee grote uitdagingen staan aan de basis van een gendergelijkheidsbeleid: het dichten van de salariskloof tussen mannen en vrouwen en het combineren van het gezinsleven met werk of studie. Toegang tot onderwijs en ontplooiing in het werk zijn rechten van zowel mannen als vrouwen. Teneinde de doelstellingen van de Lissabon-strategie te realiseren dienen de Europese Commissie en de lidstaten beleid te bevorderen dat rekening houdt met de specifieke omstandigheden van elk gezin - zoals studerende vaders en moeders, alleenstaande moeders, enzovoort in het kader van de socialezekerheidsstelsels, fatsoenlijke huisvesting, kinderopvangvoorzieningen en flexibiliteit van studiepakketten, lestijden en keuze van onderwijsinstellingen. Op die manier kunnen onze jongeren een bijdrage leveren aan de kennismaatschappij, het concurrentievermogen van de economie, de sociale cohesie en de vernieuwing van de Europese samenleving. 2-079
Jan Tadeusz Masiel (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ieder van ons begrijpt en deelt de bezorgdheid van de rapporteur voor vrouwen, het gezinsleven en traditie. Wij danken de rapporteur voor haar verslag, dat niet alleen voorstelt om maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat vrouwen gezin en studies met elkaar kunnen verzoenen, maar ook een nog belangrijkere kwestie aan de orde stelt, namelijk het demografisch en immigratiebeleid van de Europese Unie. Vrouwen willen niet alleen studeren, ze willen ook kinderen. Gezien het razendsnelle tempo van de wereld waarin wij vandaag de dag leven, kunnen vrouwen vaak slechts een van beide doelstellingen realiseren. We zouden jonge mannen en vrouwen daarom een handje moeten helpen door een uitgebreider gezinsbeleid in te voeren in de Europese Unie en de lidstaten. Het huidige gebrek aan gepaste ondersteuning vormt een reële bedreiging voor onze christelijke en Europese beschaving. Zelfs in Polen, een land dat het gezin en traditie hoog in het vaandel heeft, ligt het geboortecijfer niet voldoende hoog. In een groot aantal steden in de
19/06/2007 Europese Unie krijgen immigranten meer kinderen dan de autochtone bevolking. 2-080
Hélène Goudin (IND/DEM). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, in dit verslag wordt een ernstig probleem aan de orde gesteld dat in veel lidstaten voorkomt, namelijk dat het moeilijk is om te studeren als men kinderen heeft. Er wordt een aantal maatregelen voorgesteld. Het punt is echter dat deze vraagstukken niet tot de bevoegdheid van de EU behoren. De parlementaire commissie mengt zich in strikt nationale vraagstukken, zoals belastingen, het socialezekerheidsstelsel en vaderschaps- en moederschapsverlof. Dat is volstrekt onaanvaardbaar. De rapporteur wijst er verder zeer terecht op dat in sommige Noord-Europese landen, waaronder Zweden, regelingen bestaan die gunstig zijn voor studerende ouders. Het is mijn rotsvaste overtuiging dat deze regelingen het meest bevredigend zijn, maar de EU mag niemand een regeling opdringen. De landen die problemen hebben, zullen na verloop van tijd inzien dat de situatie onhoudbaar is, en dan zullen zij hun blik richten op de landen met goed functionerende regelingen. Ik blijf mij verbazen over de voorstellen die in dit Parlement worden gepresenteerd. De fantasie krijgt hier op zijn zachtst gezegd de vrije loop. 2-081
Roberta Alma Anastase (PPE-DE). – Pentru început, trebuie să mărturisesc că mă bucur că particip la o asemenea discuţie în Parlamentul European. Cred că e important să vorbim despre provocările lumii moderne, despre familie şi educaţie, despre noi şi viaţa noastră; iar documentul pe marginea căruia vorbim este unul serios şi consistent, şi pentru acest lucru daţi-mi voie să mulţumesc raportorului, doamna Marie Panayotopoulos Cassiotou. Datele statistice arată că nivelul de instruire este invers proporţional cu nivelul sărăciei. Adică, cu cât un om are un nivel al studiilor mai ridicat, cu atât scade riscul sărăciei şi creşte şansa de a avea un loc de muncă bine plătit, o locuinţă, o maşină, în final o viaţă mai bună. Tot statisticile arată că nivelul de dezvoltare al unei societăţi este direct proporţional cu nivelul de instruire al membrilor ei. Pe de altă parte, cei cu un nivel ridicat de instruire nu au numărul de copii pe care şi-l doresc. De asemenea, o mare parte din ţările europene înregistrează o rată negativă a sporului natural şi se confruntă cu probleme serioase în ceea ce priveşte relaţiile dintre generaţii, înregistrându-se o creştere a numărului persoanelor aflate în întreţinere. Deci se impune o soluţie de mijloc, care să nu însemne nici renunţarea la copii şi familie, şi nici abandonarea şcolii. În găsirea acestui echilibru statul joacă un rol foarte important. El este cel în măsură să preia de pe umerii familiilor, de pe umerii părinţilor, o parte din responsabilităţile legate de educaţia şi îngrijirea copiilor; să adopte măsurile necesare pentru ca studenţii părinţi să poată beneficia de locuinţe adaptate nevoilor lor; să propună în asociere cu
19/06/2007 instituţiile de învăţământ o organizare mai flexibilă a studiilor; să faciliteze împreună cu instituţiile de credit acordarea de împrumuturi pentru cei care-şi întemeiază familii şi urmează o formă de instruire; să acorde burse; să scutească părinţii studenţi de la plata unor taxe şi impozite - adică într-o ţară statul poate crea un mediu care să încurajeze tinerii să nu aleagă între o opţiune sau alta. Cred, însă, că la toate acestea mai trebuie adăugată o responsabilitate a statului în ceea ce priveşte educaţia: introducerea educaţiei pentru parteneriat în cadrul familiei. Numai când cei doi soţi vor considera că în familie fiecare îl poate suplini pe celălalt, îi poate juca rolul şi chiar o vor face, atunci concilierea dintre viaţa de familie şi cea profesională este posibilă cu adevărat. 2-082
Teresa Riera Madurell (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, studenten en studentes die de verantwoordelijkheid voor familieleden hebben, hebben te maken met specifieke situaties en behoeften op het gebied van huisvesting, kinderopvang en een flexibel studietempo, en daar wordt in de onderwijs- en sociale stelsels niet altijd rekening mee gehouden. Daarom moet in een overheidsbeleid dat is gericht op het combineren van privé-leven en werk ook rekening worden gehouden met de behoeften van jonge mensen in de tijd dat ze studeren. In dit verband bevinden met name vrouwelijke studenten zich in een kwetsbare situatie, omdat zij het in de meeste gevallen zijn die, zelfs tijdens hun studie, de verantwoordelijkheid voor familieleden dragen, niet alleen wanneer ze moeder zijn, maar ook wanneer hun ouders van hen afhankelijk zijn of wanneer ze voor iemand met een handicap moeten zorgen. Zonder adequate hulp lopen jonge vrouwen een grotere kans dan mannen dat ze hun studie moeten onderbreken en niet meer kunnen hervatten, wat in het latere beroepsleven onherroepelijk tot ongelijke kansen tussen mannen en vrouwen leidt, en als gevolg daarvan tot een belangrijk verlies van menselijk potentieel voor de arbeidsmarkt en voor de hele samenleving. Het opleidingsniveau heeft ontegenzeggelijk gevolgen voor de kansen op de arbeidsmarkt, zoals sprekers vóór mij hebben gezegd. Uit de statistieken blijkt dat de werkloosheidscijfers lager zijn naarmate het opleidingsniveau hoger is. Als de Europese Unie de doelstelling wil verwezenlijken om de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt te laten stijgen tot 60 procent tegen 2010, moeten er duidelijke maatregelen worden genomen om het beleid op het gebied van het combineren van privé-leven en werk al vroeg, vanaf de studententijd, toe te passen. Daarom zijn de aanbevelingen die in dit verslag worden gedaan heel belangrijk, en daarom ik wil mevrouw PanayotopoulosCassiotou bedanken voor haar werk. 2-083
Mieczysław Edmund Janowski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou van harte willen feliciteren met het doorzettingsvermogen dat ze aan de dag heeft
33 gelegd bij het behandelen van kwesties die niet alleen in sociaal opzicht van belang zijn. In deze context zou ik er tevens op willen wijzen dat zij zelf moeder van negen kinderen is. Een van de voornaamste uitdagingen van deze tijd, ook in het licht van de demografische situatie, is dat er gezocht moet worden naar oplossingen die de mensen in staat stellen om kinderopvoeding en studie te verzoenen met het opbouwen van een carrière. Dat geldt niet enkel voor jonge vrouwen, maar voor jonge ouders in het algemeen, dus zowel voor moeders als voor vaders. We moeten benadrukken dat de huidige behoefte om een hogere opleiding te voltooien, daarna te promoveren of nog verschillende andere cursussen te volgen en vervolgens een carrière uit te bouwen en op eigen benen te gaan staan, veel inspanningen vergt. Dit hele proces neemt algemeen genomen meer dan vier jaar in beslag. Anderzijds staat de biologische klok van jonge mensen niet stil. Zij hebben bijgevolg voorwaarden nodig die hun de mogelijkheid bieden om een gezin te stichten en tegelijkertijd hun doelstellingen op het vlak van opleiding en carrière te bereiken. Een welwillende en familievriendelijke omgeving, waarin geen plaats is voor discriminatie, is eveneens van wezenlijk belang. Ik denk onder andere aan sociale ondersteuning, flexibele studies en academische stages. Het internet zal hierbij zonder enige twijfel van nut zijn. 2-084
Kathy Sinnott (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, beleidsmakers proberen al decennia lang om vrouwen op de arbeidsmarkt te krijgen en genderongelijkheid en achterstelling bij promoties terug te dringen. Hierbij is onderwijs altijd als een bruikbaar instrument beschouwd. In deze ontwerpresolutie wordt naar mijn mening echter voorbijgegaan aan de moeilijkheden die vrouwen ondervinden bij het inrichten van de rest van hun leven. Deze moeilijkheden zijn verdoezeld. Vrouwen werden in het verleden bijna gedwongen hun kinderwens terzijde te schuiven en, als zij al kinderen kregen, de opvoeding daarvan aan anderen over te laten. Indien zij er toch voor kozen de opvoeding zelf ter hand te nemen, moest daarvoor een bijna onmenselijke inspanning worden geleverd. Gelukkig dwingen vrouwen ons er nu toe om na te gaan hoe wij de situatie kunnen veranderen en hoe wij een en ander flexibeler kunnen maken, zodat werk, gezin en opleiding wel met elkaar verenigd kunnen worden. Wij moeten flexibel zijn. Wij moeten vrouwen helpen deze zaken te combineren. Wij moeten vrouwen ook de mogelijkheid geven desgewenst tijd vrij te nemen om kinderen te krijgen en op te voeden in de zekerheid dat zij, wanneer zij dit willen, nadien naar hun werkplek terug kunnen keren. 2-085
Jerzy Buzek (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie wordt op dit moment met twee belangrijke uitdagingen geconfronteerd: ze moet een uitweg vinden uit de demografische crisis en inspanningen leveren om het opleidingsniveau te bevorderen, voornamelijk van jongeren. Het is onze
34 bedoeling dat jonge mensen niet langer moeten kiezen tussen een opleiding en een gezin. Het verslag van mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou bevat uitstekende voorstellen om deze twee Europese behoeften met elkaar te verzoenen. Ik steun de voorstellen en de standpunten die tijdens dit debat naar voren zijn gekomen. Na de universitaire studies steekt er echter nog een veel groter probleem de kop op. In Europa behalen meer vrouwen dan mannen een universitair diploma, maar drie keer minder vrouwen kiezen voor een langdurige carrière als wetenschapper of onderzoeker. Amper een zesde van alle professoren in Europa is een vrouw. Op dit moment blijven 700 000 onderzoeksposten leeg staan. Het ontbreekt Europa in de eerste plaats aan jonge wetenschappers. We zullen er niet in slagen om het probleem van de groei op te lossen en de Lissabonstrategie tot een goed einde te brengen, als wij geen verandering in deze situatie brengen. Met het oog hierop moeten we er onverwijld voor zorgen dat de in het verslag van mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou voorgestelde oplossingen ook gelden voor de periode na het beëindigen van de studies. De oplossingen zouden eveneens van toepassing moeten zijn voor functies aan de universiteit en voor werk in wetenschappelijke instituten, laboratoria en in de onderzoekscentra van grote bedrijven. Het is momenteel bijna onmogelijk voor vrouwen om hun wetenschappelijke carrière weer op te nemen na de geboorte en het opvoeden van twee of drie kinderen, zelfs als het om een korte periode gaat. Bijgevolg zou ik mijn diepe bewondering willen uitdrukken voor UNESCO en L’Oréal, die samen een internationale campagne hebben opgezet om vrouwen met een wetenschappelijke carrière te steunen. Ik zou u ertoe willen aanzetten om in oktober een bezoek te brengen aan de tentoonstelling die het Europees Parlement samen met UNESCO en L’Oréal organiseert. 2-086
Christa Prets (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat vandaag zoveel mannen deelnemen aan de discussie. Ik neem aan dat velen van hen ook vader zijn en er bezwaar tegen hebben dat ook in de toekomst hun dochters benadeeld worden. Misschien kunnen we op die manier iets doen voor meer gelijkheid. We hebben vandaag al meerdere malen gehoord dat de verenigbaarheid van beroeps- en privé-leven politiek gezien al belangrijker wordt. Dat is zeker ook omdat we hebben begrepen dat we het ons niet meer kunnen permitteren om het grote potentieel van vrouwelijke werknemers braak te laten liggen, en dat we iets moeten doen aan het lage geboortecijfer. De omzetting van de doelstelling van Barcelona voor de kinderopvang is helaas zeer teleurstellend. Het percentage studenten met kinderen is, zoals uit de statistieken blijkt, in de lidstaten heel verschillend. In Oostenrijk bijvoorbeeld ligt dat bij 10,8 procent, en in Zweden bij 41 procent. Dat bewijst toch wel dat we de
19/06/2007 situatie kunnen beïnvloeden door de regelgeving aan te passen. Het ligt voor de hand, maar we moeten het wel doen. Een bevalling tijdens de studietijd mag geen reden zijn om die studie lang te onderbreken, of zelfs af te breken. Een baby mag ook geen reden zijn om niet te studeren. We moeten zorgen voor meer begeleiding, voor meer kinderopvang op de universiteiten en hogescholen, en wel tegen een sociaal aanvaardbare prijs. 2-087
Anna Hedh (PSE). - (SV) Tegenwoordig worden er in Europa steeds minder kinderen geboren. Dat komt door de huidige werksituatie en de ontwikkeling van de maatschappij, maar ook doordat veel vrouwen wachten met het krijgen van kinderen totdat ze klaar zijn met hun studie. Hoe ouder een vrouw wordt, des te minder vruchtbaar ze is. De mogelijkheid voor studenten om een gezin te stichten is zeer belangrijk vanuit het oogpunt van de gendergelijkheid. Het gebrek aan voldoende steun van de samenleving heeft tot gevolg dat veel jonge vrouwen met hun studie stoppen als ze kinderen krijgen, of helemaal niet aan een studie beginnen. Dat leidt natuurlijk tot een ongelijke arbeidsmarkt, en het betekent ook een verlies voor de economie in haar algemeen, omdat het volledige potentieel van deze vrouwen verloren gaat. Vooral in Zweden merken we dit patroon op. Meer dan 60 procent van degenen die een hogere opleiding in Zweden beginnen zijn vrouwen, maar dit percentage wordt steeds kleiner naarmate men hoger in de hiërarchie komt. Een bijzonder hoog percentage vrouwelijke promovendi stopt met de opleiding als ze de leeftijd hebben bereikt dat ze kinderen willen hebben, omdat het moeilijk is voor promovendi om ouderschapsverlof te krijgen. Het opleidingsniveau van vrouwen is cruciaal voor de groei en het innoverend vermogen van Europa, evenals voor de persoonlijke ontwikkeling van vrouwen. Daarom moeten de lidstaten het voor studenten gemakkelijker maken om kinderen te krijgen, zodat ze hun studie kunnen verenigen met hun gezin. Dat moet gebeuren met sociale en economische hervormingen, bijvoorbeeld financiële steun van de staat, en een goed opgezette, goedkope kinderopvang. 2-088
Gabriela Creţu (PSE). – Educaţia şi speranţa de viaţă sunt indicatori ai dezvoltării umane. Europa înregistrează performanţe în acest sens, ceea ce este bine, nu pericol social sau economic. Dificultăţile demografice provin din false priorităţi şi dintr-o repartizare a resurselor insensibilă la viaţă, în care omul pare mijloc pentru creşterea economică, nu invers. Un om nu este doar o valoare utilă, forţă de muncă şi contribuitor la asigurările sociale. Nici reproducerea forţei de muncă nu poate fi necesitate socială, ci răspundere individuală. Precum tribul indian dispărut,
19/06/2007 politicienii ar trebui să se întrebe la orice decizie: e bun şi pentru copii? În cele referitoare la studenţii părinţi, trebuie să ţinem cont de specificul lor, de suprasolicitarea cauzată de o multiplă obligaţie: studiu; muncă pentru a întreţine şi creşte un copil; lipsa de locuinţe adecvate; părinţi care nu pot ajuta pentru ca sunt la vârsta activă şi sunt ei înşişi sub exigenţa reconcilierii; instituţii de învăţământ conservatoare – o liceană însărcinată poate fi încă motiv de scandal şi exmatriculare –; anumite alocaţii nu sunt drept al copilului, ci drept derivat al celor care muncesc, excluzând studenţii; la vârsta studiilor numai un bărbat la patru femei doreşte un copil şi e devreme pentru reproducere artificială; feminizarea şi segregarea educaţională pe genuri face dificilă întemeierea unei familii în universitate. Atingerea obiectivului „Barcelona” privind serviciile de îngrijire ale copilului este urgent necesară. Fără un avans rapid pentru o egalitate reală între femei şi bărbaţi... nu este şi suficientă, acolo unde familia poartă numele bărbatului, dar răspunde încă răspunderea femeii. 2-089
Catherine Stihler (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wat is de beste tijd om een kind te krijgen? Er is geen simpel antwoord op deze vraag. Vrouwen moeten een afweging maken tussen het krijgen van kinderen en de eisen die werk en opleiding aan hen stellen. De Strategie van Lissabon is bekend vanwege de doelstelling dat Europa in 2010 moet zijn uitgegroeid tot de meest concurrerende, dynamische en op kennis gebaseerde economie ter wereld, tot een economie die in staat is duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang te verwezenlijken. Er is berekend dat er op die manier in de EU in 2010 een algemene arbeidsparticipatie zal zijn bereikt van 70 procent en een arbeidsparticipatie van vrouwen van meer dan 60 procent Dit heeft duidelijk gevolgen voor de positie van vrouwen en voor hun besluiten met betrekking tot gezin, opleiding en werk. Opleiding verschaft de betrokkenen zelf, maar ook de maatschappij duidelijke voordelen. Maar ook is het zo dat vrouwen het krijgen van kinderen vaak uitstellen vanwege de eisen die werk en opleiding aan hen stellen. Ik ben verheugd over de verklaring die de Commissie in recente mededelingen heeft opgenomen over het combineren van werk met gezinsen privé-leven. Daarin zegt zij dat het overheidsbeleid zich ook moet richten op jonge mannen en vrouwen die bezig zijn met een universiteitsstudie of hogere beroepsopleiding. Wij moeten het gemakkelijker maken om gezinsleven en studie te combineren. Helaas zijn er maar enkele lidstaten die een reeks sociale en economische maatregelen hebben genomen om studenten met kinderen te steunen. Studenten met gezinsverantwoordelijkheden worden tijdens hun studie
35 aan de universiteit met grote problemen geconfronteerd bij het inrichten van hun dagelijks leven. Zij hebben specifieke behoeften, met name op het gebied van huisvesting, kinderopvang en studieflexibiliteit. Dit geldt met name voor vrouwen, aangezien zij eerder geneigd zijn hun studie op te geven om zich aan de kinderopvoeding te wijden. Deze nadelen voor vrouwen dienen aangepakt te worden. Ik vraag mijn collega’s dringend dit verslag te steunen. 2-090
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). – Potenţialul şi talentul femeilor nu trebuie irosit. Anul 2007 este anul egalităţii de şanse şi de aceea este imperios necesar să reconciliem viaţa de familie cu activitatea profesională prin flexicuritate, prin introducerea unei metode precum teleactivitatea şi, mai ales, să îmbunătăţim învăţarea continuă. În acelaşi timp, trebuie să fie dezvoltate facilităţi pentru îngrijirea copilului sub 3 ani, pentru cel puţin 90% din copiii cu această vârstă. Acestea trebuie să fie priorităţile noastre, dar mai ales ale miniştrilor însărcinaţi cu afaceri sociale şi protecţia familiei, în condiţiile în care, deşi 80,7% dintre tinerele cu vârste între 20 şi 24 de ani au absolvit liceul, femeile reprezintă doar 15% din persoanele ce deţin grade academice, şi doar 33% din cercetătorii europeni. Doar 28% din femeile cercetători ce lucrează în industrie au copii. 2-091
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het doet mij genoegen dat de Commissie en het Parlement het eens zijn over het belang dat moet worden gehecht aan de mogelijkheden om werk en gezinsleven met elkaar te combineren, met name met het oog op het bevorderen van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Het is voorbarig om nu al vooruit te lopen op de raadpleging over het combineren van werk en gezinsleven. Het is nu tijd om te luisteren; de tijd om besluiten te nemen, komt nog. De Commissie zal kijken naar de resultaten van de tweede fase van de raadpleging, naar eventuele onderhandelingen tussen de sociale partners en de uitgebreide effectrapportage en pas dan besluiten of het nodig is om ter zake voorstellen voor aanvullende wetgeving in te dienen. 2-092
De Voorzitter. - Hartelijk dank, commissaris. Het debat is gesloten. De stemming vindt over enkele ogenblikken plaats. (De vergadering wordt om 12.00 uur onderbroken en om 12.05 uur hervat) 2-093
VOORZITTER: GÉRARD ONESTA Ondervoorzitter 2-094
Indieningstermijn amendementen: zie notulen
36
19/06/2007
2-095
Stemmingen 2-096
De Voorzitter. - We gaan nu over tot de stemming.
Minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (gecodificeerde versie) (stemming) 2-114
(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)
- Verslag-Mayer (A6-0132/2007) Vóór de stemming
2-097
Bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (gecodificeerde versie) (stemming) 2-098
- Verslag-Wallis (A6-0042/2007) 2-099
Geïntegreerde preventie en beperking van verontreiniging (gecodificeerde versie) (stemming) 2-100
- Verslag-Wallis (A6-0043/2007) 2-101
Identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters van motorvoertuigen op twee of drie wielen (gecodificeerde versie) (stemming) 2-102
- Verslag-Wallis (A6-0045/2007) 2-103
Bescherming van de consumentenbelangen: het doen staken van inbreuken (gecodificeerde versie) (stemming) 2-104
- Verslag-Wallis (A6-0046/2007) 2-105
Stuurinrichting van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) (stemming) 2-106
- Verslag-Wallis (A6-0047/2007) 2-107
Maximumsnelheid en laadplatforms van landbouwof bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) (stemming) 2-108
- Verslag-Wallis (A6-0048/2007)
2-115
Hans-Peter Mayer (PPE-DE), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik ben de opvolger van mevrouw Wallis als rapporteur voor de codificatie, en ik zou willen wijzen op een probleem dat ook mevrouw Wallis had. De procedure voor de codificatie is eenvoudig en snel. Ze is gebaseerd op een afspraak tussen Raad, Parlement en Commissie, en maakt het mogelijk om meerdere malen gewijzigde wetsteksten te bundelen. De codificatie mag echter nooit leiden tot een inhoudelijke verandering, en daarom juich ik de overeenstemming over een snelle procedure in principe toe. De juridische diensten van de Raad, het Parlement en de Commissie toetsen het voorstel en vergelijken de herziene wetsteksten heel zorgvuldig met elkaar. Het resultaat wordt dan voorgelegd aan de Commissie juridische zaken en aan de rapporteur. Ik ben een voorstander van vereenvoudiging en betere wetgeving, maar ik heb één bezwaar. Als rapporteur ontvang ik de gecodificeerde wetsteksten en het resultaat van de toetsing door de juridische diensten drie weken of pas één week voor de stemming in de Commissie juridische zaken. In die korte tijd is het niet mogelijk om zo veel wetsteksten zorgvuldig te bestuderen. Aangezien we onze goedkeuring aan dergelijke wetsteksten moeten hechten, moeten we ook de kans krijgen om ze zorgvuldig te toetsen. Daarom zou ik graag willen dat de gecodificeerde versie tegelijkertijd werd toegestuurd aan de juridische diensten en aan de rapporteur van het Europees Parlement. Dat maakt de procedure niet omslachtiger, en geeft de rapporteur een veel sterkere positie. Ik denk dat dit in het belang van het hele Parlement is, en van de rapporteur voor de codificatie.
2-109
Onderdelen en eigenschappen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) (stemming)
(Applaus) 2-116
Aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (gecodificeerde versie) (stemming)
2-110
- Verslag-Wallis (A6-0049/2007) 2-117 2-111
Zichtveld en de ruitenwissers van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) (stemming) 2-112
- Verslag-Wallis (A6-0050/2007)
- Verslag-Mayer (A6-0167/2007) 2-118
Bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (gecodificeerde versie) (stemming) 2-119
2-113
- Verslag-Mayer (A6-0201/2007)
19/06/2007 2-120
Garantie van de Gemeenschap aan de EIB voor projecten buiten de Gemeenschap (gecodificeerde versie) (stemming)
37 Definitie, aanduiding, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken (stemming) 2-141
- Verslag-Schnellhardt (A6-0035/2007)
2-121
- Verslag-Wallis (A6-0040/2007)
2-146
Katten- en hondenbont (stemming)
2-122
Minimumnormen ter bescherming van varkens (gecodificeerde versie) (stemming)
2-147
- Verslag-Svensson (A6-0157/2007) 2-148
2-123
Europees beleid inzake breedband (stemming)
- Verslag-Wallis (A6-0041/2007) 2-149
2-124
Raszuivere fokrunderen (gecodificeerde versie) (stemming) 2-125
- Verslag-Mayer (A6-0164/2007)
- Verslag-Hökmark (A6-0193/2007) 2-150
Economische en commerciële betrekkingen EURusland (stemming) 2-151
2-126
Gemeenschapsmerk (gecodificeerde versie) (stemming)
- Verslag-Quisthoudt-Rowohl (A6-0206/2007) Vóór de stemming over amendement 4
2-127
- Verslag-Mayer (A6-0165/2007) 2-128
Productie van en handel in broedeieren en kuikens van pluimvee (gecodificeerde versie) (stemming) 2-129
- Verslag-Mayer (A6-0166/2007) 2-130
Controles op de verrichtingen in het kader van de financieringsregeling van het Europees Landbouwgarantiefonds (gecodificeerde versie) (stemming) 2-131
- Verslag-Mayer (A6-0168/2007) 2-132
Wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen (gecodificeerde versie) (stemming)
Gianluca Susta, namens de ALDE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, wij zijn weliswaar voor het idee dat er ook ‘hoge democratische standaarden’ moeten zijn, maar namens mijn fractie wil ik voorstellen om de zin ‘en principes van de vrije markt’ te handhaven. 2-153
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen) Vóór de stemming over amendement 26 2-154
Godelieve Quisthoudt-Rowohl (PPE-DE), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou in het tweede deel van de tweede zin van amendement 26 het woord could willen vervangen door het woord should. Dat hebben we ook afgesproken met de Sociaal-democratische Fractie. 2-155
2-133
- Verslag-Mayer (A6-0200/2007) 2-134
Partnerschapsovereenkomst inzake visserij EG/São Tomé e Príncipe (stemming)
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen) 2-156
Mededingingsbeleid 2005 (stemming) 2-157
2-135
- Verslag-Capoulas Santos (A6-0231/2007)
- Verslag-Ferreira (A6-0176/2007) Vóór de stemming
2-136
Partnerschapsovereenkomst inzake visserij EG/Kiribati (stemming) 2-137
- Verslag-Morillon (A6-0228/2007) 2-138
Verzoek om verdediging van de immuniteit van Mario Borghezio (stemming) 2-139
- Verslag-Gargani (A6-0233/2007) 2-140
2-152
2-158
Elisa Ferreira (PSE), rapporteur. - (PT) Beste collega’s, daar onvoorziene problemen met het vervoer mij, evenals andere collega’s, gisteren hebben belet bij het debat het woord te voeren, zou ik deze gelegenheid te baat willen nemen om de betrokken schaduwrapporteurs voor hun bereidheid tot samenwerking en compromis te danken. Daardoor hebben we een brede consensus kunnen bereiken.
38
19/06/2007
Ik zou ook de Commissiediensten, en in het bijzonder commissaris Kroes, willen bedanken voor hun open houding, persoonlijke interesse en bereidheid tot dialoog. Samenwerking tussen de Europese instellingen en grote participatie van het Parlement zijn tegenwoordig nog belangrijker, nu het Europees mededingingsbeleid effecten sorteert voor strategische sectoren als energie en diensten van algemeen economisch belang, nieuwe gebieden als milieu omvat en een groot deel van de concurrentie een mondiale dimensie heeft verkregen. Daarom is het belangrijk dat de modernisering van het concurrentiebeleid voortgaat en de samenwerkingsgeest die ik heb vastgesteld bij het opstellen van dit verslag, wordt vastgehouden ten gunste van de Europese burgers. 2-159
Crisis bij de Equitable Life Assurance Society (Aanbeveling) (stemming) 2-160
- Ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement (B6-0199/2007) van Diana Wallis
De Voorzitter. - Hiermee is de stemming beëindigd. 2-167
Stemverklaringen 2-169
- Verslag-Wallis (A6-0042/2007) 2-170
Véronique Mathieu (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) De veranderingen op de arbeidsmarkt, de kwetsbaarheid van sommige sectoren zoals de industrie, de stormachtige groei van de dienstensector en de toegenomen mobiliteit van de beroepsbevolking zijn verschijnselen die het Europees Parlement dwingen zich in te zetten voor meer bescherming van de werknemers. In december gaf het verslag van mevrouw Bachelot de aanzet tot de oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering. Het streven om rekening te houden met de rechten van de werknemers ligt ook ten grondslag aan de richtlijn betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever.
Vóór de stemming 2-161
Diana Wallis (ALDE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, deze keer gaat het om een echt verslag. Dit verslag vormt namelijk de weerslag van achttien maanden onderzoekswerk van een Enquêtecommissie van dit Parlement. Tijdens het debat van vanochtend heeft een aantal collega’s mij benaderd en gezegd dat zij graag een hoofdelijke stemming willen. Dat hadden wij eigenlijk gisteren al aan moeten vragen, maar omdat zoveel collega’s naar mij toe zijn gekomen, vraag ik mij af of wij nu niet alsnog om een hoofdelijke stemming kunnen verzoeken. 2-162
(Het verzoek wordt in aanmerking genomen) 2-163
Maatregelen ten behoeve van jonge vrouwen in de Europese Unie om gezin en studies met elkaar te verzoenen (stemming) 2-164
- Verslag-Panayotopoulos-Cassiotou (A6-0209/2007) Vóór de stemming over paragraaf 24 2-165
Anna Hedh (PSE). - (SV) Ik heb een mondeling amendement op paragraaf 24, tweede zin. Ik lees het voor: “vraagt de lidstaten ook het ouderschapsverlof tijdens een studieperiode in aanmerking te nemen voor de berekening van de totale werktijd van een vrouw/man alsook voor de berekening van hun pensioenrechten om de doelstelling van een werkelijke gelijkheid van mannen en vrouwen volledig te realiseren.” De woorden “/man” moeten dus worden toegevoegd. 2-166
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)
Jaarlijks zijn duizenden werknemers soms maandenlang verstoken van inkomsten omdat hun onderneming failliet is gegaan, met alle problemen van dien. Deze richtlijn maakt het mogelijk alle voorschriften betreffende de bescherming van de werknemer bij insolventie van de werkgever te codificeren en is van toepassing op alle arbeidsverhoudingen, ongeacht het soort overeenkomst. De verwezenlijking van de interne markt, waarvan soms ten onrechte wordt beweerd dat de onzekerheid op de arbeidsmarkt erdoor wordt vergroot, kan echter de aanzet geven tot echte wetgeving en tot de ontwikkeling van een systeem ter bescherming van werknemers. Dit verslag - dat ik ondersteun - is hiervan het bewijs. 2-171
- Verslag-Mayer (A6-0132/2007) 2-172
Miroslav Mikolášik (PPE-DE), schriftelijk. - (SK) Ik ben zeer verheugd dat wij de richtlijn van het Europees Parlement betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik van arbeidsmiddelen hebben aangenomen. Voor de gecodificeerde versie is gebruik gemaakt van een systeem voor gegevensverwerking dat gebaseerd is op de geconsolideerde versie van Richtlijn 89/655/EEG. Het is van groot belang dat werkgevers te allen tijde de noodzakelijke maatregelen treffen om de bescherming van de veiligheid en gezondheid van hun werknemers te garanderen en met het ook daarop zorgen voor de apparatuur en omstandigheden die geschikt zijn voor hun werk.
19/06/2007 Met name nieuwe werkgevers zijn soms geneigd zich meer te focussen op nettowinst dan op het investeren in allerlei veiligheidsuitrustingen of op het creëren van goede arbeidsomstandigheden. Het gevolg daarvan is dat de gezondheid en af en toe het leven van werknemers in gevaar worden gebracht. Werkgevers hebben nu te maken met een duidelijk normenkader waaraan zij moeten voldoen. Ik ben dan ook opgetogen over de aanneming van deze tekst, die de bescherming van de gezondheid en veiligheid op het werk ondubbelzinnig versterkt.
39 Tot slot hebben we grote twijfels bij amendement 2 in dit door het Europese Parlement aangenomen verslag. Dat verleent een grotere discretionaire bevoegdheid aan de Commissie bij het weigeren van vergunningen als verplichtingen niet worden nagekomen. Volgens ons dient de bestaande procedure voor dergelijke situaties te worden gehandhaafd. 2-177
- Verslag-Morillon (A6-0228/2007) 2-178
2-173
- Verslag-Mayer (A6-0201/2007) 2-174
Miroslav Mikolášik (PPE-DE), schriftelijk. - (SK) Wij hebben een gecodificeerd voorstel aangenomen dat gebaseerd is op de voorlopige geconsolideerde versie van Richtlijn 83/477/EEG zoals gewijzigd. Ik ben mij ervan bewust dat het voor een betere bescherming van de veiligheid, hygiëne en gezondheid van werknemers nodig is asbest en alle asbesthoudende materialen uit de werkomgeving te bannen. Deze materialen zijn uiterst gevaarlijk voor de menselijke gezondheid omdat ze geassocieerd worden met kankerverwekking. Door de consolidering van deze richtlijn ontstaat een bindende tekst die het gebruik van asbest en daarvan afgeleide materialen voor bouw-, sloop- en saneringswerkzaamheden verbiedt, en die de situatie van werknemers die aan asbest worden blootgesteld in alle opzichten zal verbeteren. Ik juich ook de preventiemaatregelen ter bescherming van de gezondheid op het werk toe. 2-175
- Verslag-Capoulas Santos (A6-0231/2007) 2-176
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Dit verslag behandelt het visserijprotocol met São Tomé en Príncipe betreffende de communautaire vangstmogelijkheden gedurende een periode van vier jaar vanaf juni 2006. In het kader van deze overeenkomst beschikt Portugal over vijf vergunningen voor tonijnvaartuigen met de drijvende beug. In dit nieuwe protocol dalen de vangstmogelijkheden globaal genomen met 32 procent, terwijl de financiële lasten voor de reders van 25 naar 35 euro per ton gevangen vis gaan en de bijdrage van de Gemeenschap met 10 euro daalt. Vanwege de gevolgen van deze maatregelen voor de visserijsector plaatsen wij daar grote vraagtekens bij. Gezien deze gang van zaken, die op communautair niveau leidt tot protocollen met steeds minder visserijmogelijkheden en meer lasten en verplichtingen voor de reders, moeten wij ons afvragen wat de reële bijdrage van die protocollen is aan de daadwerkelijke verbetering van de economische toestand van de visserijsector in de verschillende lidstaten van de EU.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Dit protocol stelt de communautaire vangstmogelijkheden vast voor de komende zes jaar in de wateren van Kiribati. Het protocol handhaaft in de kern de voorwaarden van de visserijovereenkomst van mei 2003. Het protocol betreft louter tonijnvaartuigen en het aantal beschikbare vergunningen voor de Portugese vloot - 6 vergunningen voor vaartuigen met de drijvende beug en de verdeelsleutel voor de financiering - de reders leveren een bijdrage van 35 procent - blijven ongewijzigd. We dienen evenwel te wijzen op het gewijzigd referentiekader, waarbij de oude visserijovereenkomsten met derde landen (van commerciële aard) vervangen worden door de nieuwe partnerschapsovereenkomsten (met protocollen voor de visserij), die in feite steeds meer functioneren als ontwikkelingshulp. De visserijmogelijkheden nemen in dit verband steeds verder af, de financiële lasten voor de vaartuigen toe en de regels voor de visvangst leggen steeds meer beperkingen op. Daardoor worden de vangstmogelijkheden door een groot deel van de vloten niet volledig benut. Aan de andere kant stellen we soms vast dat bedrijven van de Europese Unie ten gevolge hiervan hun productie verplaatsen. Al deze kwesties roepen bij ons twijfels en vraagtekens op, die bij het afsluiten van dergelijke protocollen beter bestudeerd en geëvalueerd dienen te worden. 2-179
- Verslag-Schnellhardt (A6-0035/2007) 2-180
Richard Seeber (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik de rapporteur, Horst Schnellhardt, nogmaals willen bedanken voor het uitstekend compromis dat hij tot stand heeft gebracht. God zij dank bestaat daarvoor nu ook in de plenaire vergadering de nodige meerderheid. Voor ons Oostenrijkers was met name de kwestie van de Jagatee interessant. Samen met ministers Pröll en Seehofer zijn we erin geslaagd om een compromis te vinden waarmee we heel goed uit de voeten kunnen. Ook onze Duitse vrienden behouden nu een drankje dat ze onder de naam Hüttentee mogen maken. Ik denk dat dit de optimale oplossing is, en dat iedereen tevreden is. 2-181
Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Waarde collega’s, ik wil u hartelijk danken voor het feit dat we in dit
40 Parlement het Europese culturele erfgoed proberen te beschermen. Alle fracties doen hun best ervoor te zorgen dat traditionele gedistilleerde dranken worden voorzien van nauwkeurige technische en geografische aanduidingen, zodat er onder dezelfde aanduiding geen andere producten kunnen worden verkocht. Dat is niet alleen de culturele veelzijdigheid beschermen, maar ook de rechten van de consument beschermen. En daarom heb ik ervoor gestemd dat de consument telkens wanneer hij of zij een glas wodka, whisky, rum of Tsjechische slivovice bestelt, er zeker van kan zijn dat het voorgezette drankje inderdaad is waar hij of zij zin in heeft. Daarom heb ik ervoor gestemd dat door middel van de naamgeving op de fles duidelijk herkenbaar wordt gemaakt of het al dan niet gaat om iets anders dan een traditionele drank. Een distillaat van bananen bijvoorbeeld, en dus niet van aardappelen, graan of melasse, dient geen bananenwodka te heten, maar bananendrank of bananendistillaat. Misschien is het helemaal wel niet zo moeilijk om binnen de WTO de Europese wodka als iets specifieks neer te zetten. De Europese consument moet er zeker van kunnen zijn dat hij echt datgene koopt dat hij wenst, en niet een of ander surrogaat. Daarom is het voor de Tsjechische Republiek zo belangrijk dat de benaming Tsjechische slivovice, een drank die traditioneel van pruimen wordt gestookt, niet gebruikt kan worden voor een Europees distillaat dat naar pruimen smaakt dankzij de toevoeging van pruimensap aan alcohol. Echt, gelooft u me, zo’n drankje is onvergelijkbaar anders dan de rechtstreeks van pruimen gestookte slivovice. En wie dat niet gelooft, nodig ik uit om naar Tsjechië te komen om slivovice te proeven. Wat de laatste hoofdelijke stemming betreft wil ik graag verzoeken bij mijn naam te zetten dat ik voor heb gestemd, aangezien mijn apparatuur bij die gelegenheid helaas dienst weigerde. 2-182
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, helaas heeft een meerderheid van de Europese Parlementsleden zich uitgesproken voor een ruimere definitie van wodka. Dit betekent een zware nederlaag voor de eeuwenlange wodkatraditie. De rapporteur en de afgevaardigden die voor de ruimere definitie hebben gestemd, hebben hun goedkeuring gehecht aan beginselen die tot gevolg zullen hebben dat er voortaan wodka geproduceerd kan worden van een mindere kwaliteit en met een slechtere smaak. Deze evolutie zal er vervolgens toe leiden dat er van verschillende landbouwproducten wodka mag worden gemaakt, onder meer op basis van producten van dierlijke oorsprong en van afval dat overblijft na de productie. Dit houdt een gevaar in voor de gezondheid van de consumenten.
19/06/2007 Producten als wodka worden geassocieerd met bepaalde regio’s in de wereld, die zich vaak kunnen beroepen op een jarenlange traditie van wodkaproductie. Het gaat om nationale producten die we niet mogen manipuleren door de invoering van dubbelzinnige definities. Dat is echter precies wat we vandaag hebben gedaan. Dit is een foute beslissing. 2-183
Zita Pleštinská (PPE-DE). - (SK) Toen Slowakije toetrad tot de EU, moesten plaatselijke producenten de aanduidingen van alcohol en gedistilleerde dranken veranderen. De producenten stonden niet te juichen, maar ze werkten gedisciplineerd mee aan de noodzakelijke wijziging. De ‘rum’ die ze geproduceerd hadden werd ‘um’. Om de aanduiding ‘rum’ te kunnen blijven gebruiken, had de drank bereid moeten zijn op basis van alcohol uit suikerriet. Om economische redenen gaven de producenten er de voorkeur aan alcohol uit granen of melasse van suikerbieten te blijven gebruiken. Dit is een van de redenen waarom wij in Slowakije ‘um’ hebben in plaats van ‘rum’. De eerste is een gedistilleerde drank met een specifiek rumaroma die mensen drinken vanwege de smaak, die in de loop van generaties is ontwikkeld en niet veranderd is sinds de toetreding tot de EU. Om die reden voel ik mee met mijn collega’s uit Polen, Zweden, Finland, Estland, Letland en Litouwen en heb ik mijn handtekening gezet onder en mijn stem gegeven aan het amendement waarin wordt gepleit voor een strikte definitie van wat verstaan wordt onder wodka. Wodka is iets waarbij uitsluitend granen, aardappelen en eventueel suikerbietenmelasse als grondstoffen geaccepteerd mogen worden. Ik vind het Schnellhardtcompromis niet aanvaardbaar. Immers, de etikettering van uit graan, aardappelen of melasse vervaardigde wodka zou er weliswaar niet niet door veranderen, maar producten die uit andere grondstoffen vervaardigd zijn zouden worden aangeduid als ‘wodka vervaardigd met …’ aangevuld met de naam van de oorspronkelijke grondstof. Dit is een zo eenvoudige kwestie, en EU-definities zouden net zo eenvoudig moeten zijn. Aangezien het amendement niet is aangenomen, heb ik mij onthouden van stemming over het verslag van collega Schnellhardt. 2-184
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). - (LT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het graag hebben over het verslagSchnellhardt. Ik ben geen liefhebber van wodka en ik wil er ook geen reclame voor maken, maar de compromisoplossing die wij vandaag hebben aangenomen, en ook die in verband met de definitie van wodka, is volgens mij een stap in de goede richting. Ik heb voorgestemd, ook al wenste het land dat ik vertegenwoordig - Litouwen - een veel gedetailleerdere definitie. Ik denk dat de oplossingen die wij vandaag hebben aangenomen niet helemaal zijn wat de consumenten en wodkaproducenten van de Europese Gemeenschap, vooral die uit onze regio, hadden gehoopt. Ik heb echter
19/06/2007 voor het voorstel gestemd, omdat het een compromis was. 2-185
Andreas Mölzer (ITS). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ook ik heb voor het verslag-Schnellhardt gestemd, omdat ieder land - ook mijn land, Oostenrijk - zijn eigen, vaak regionale specialiteiten en gedistilleerde dranken heeft ontwikkeld. Over de Jagatee hebben we het al gehad. Dat was voor ons inderdaad heel belangrijk, omdat dergelijke tradities op het gebied van gedistilleerde dranken volgens mij eigenlijk een deel van de nationale identiteit van een land zijn. Wanneer we de productiemethodes beschermen, is dat ook een garantie voor hoogwaardige kwaliteit, en natuurlijk ook voor de positie van de gevestigde producenten. Een tweede reden waarom ik voor dit verslag heb gestemd is dat er nu ook een einde is gekomen aan de zogenaamde wodka-oorlog. 2-186
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) De nieuwe verordening betreffende gedistilleerde dranken zorgt voor meer duidelijkheid met betrekking tot de definitie en productiemethodes van dit soort dranken. Het verslag van de heer Schnellhardt verbetert het voorstel van de Europese Commissie door het te verduidelijken en door dranken op te nemen die moeilijk te definiëren vallen of in het oorspronkelijke voorstel ontbraken. Wij steunen het verslag omdat het een volledig document is, waarvan nu ook twee unieke Portugese dranken deel uitmaken die de Europese Commissie aanvankelijk was vergeten: Madeira-rum en poncha da Madeira. Wat betreft wodka hebben we voor het amendement gestemd waarin geëist wordt een duidelijke verwijzing te maken naar de grondstof waarmee de wodka is geproduceerd, in het geval het product niet is gemaakt van de traditionele grondstoffen aardappelen, granen en melasse. Dat standpunt leek ons het meest adequaat om de traditionele waarden en de oorspronkelijke productie van wodka te beschermen. Bovendien is het in het belang van de consumenten klare wijn te schenken wat betreft de producten die zij verbruiken.
41 2-187
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. - (PT) Ik heb gestemd vóór het verslag-Schnellhardt over het voorstel voor een verordening betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie en de etikettering van gedistilleerde dranken, omdat ik het van fundamenteel belang acht de consument niet te misleiden. Ik vind het dan ook belangrijk dat de producenten duidelijke informatie verschaffen over de aard van hun producten en een grotere mate van transparantie op de markt verzekeren. Via de aanneming van een verordening waarin de twee bestaande verordeningen zijn opgenomen, beoogt men tot een duidelijk omschreven beleid te komen voor gedistilleerde dranken en de huidige wetgeving aan te passen aan de nieuwe technische vereisten, die ook door de Wereldhandelsorganisatie zijn gedefinieerd. 2-188
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) De Commissie heeft deze ontwerpverordening aangenomen met als doel de communautaire wetgeving voor gedistilleerde dranken te actualiseren, waaronder ook de vaststelling van criteria voor de erkenning van nieuwe geografische benamingen valt. Het voorstel beoogt verder de consument duidelijke informatie te verschaffen over de aard van het product en verplicht de producenten alle noodzakelijke informatie te geven om misleiding van de consument te voorkomen. Dit is één van die voorstellen waarvoor de fracties op het laatste nippertje compromissen hebben moeten sluiten, in dit geval om tot een aanvaardbare ontwerpverordening te komen betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie en de etikettering van gedistilleerde dranken. Centraal in de polemiek over dit voorstel stond wat men moet verstaan onder “wodka”. Sommigen bepleitten het standpunt dat deze drank alleen gemaakt mag worden met granen, aardappelen en/of suikerbietenmelasse, terwijl anderen kozen voor een vorm van etikettering waardoor de consument zou kunnen lezen welke grondstof is gebruikt bij de productie van wodka. Wat betreft Portugal meen ik dat er geen problemen bestaan met de voorstellen in de verordening inzake de geografische benamingen. Het betreft hier verschillende wijn-, druivendraf- en peren-eaux-de-vie, Madeira-rum, vruchten-eaux-de-vie uit de Algarve en Buçaco, ginjinha portuguesa, licor de Singeverga, Portugese anisette en poncha da Madeira. 2-189
Aan de andere kant is het een slag om de arm, om te voorkomen dat in de toekomst de positie van een traditionele Portugese drank op het vlak van productie en handel uitgehold zou worden. Hoewel dit amendement niet is aangenomen, steunen wij het verslag, waarin toch een - weliswaar minder duidelijke - verwijzing staat naar de voor de productie van wodka gebruikte grondstof.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik zal voor dit verslag stemmen. Ik vind ook dat het noodzakelijk is de voorschriften voor wodka beter in overeenstemming te brengen met die voor whisky. Tegelijkertijd hoop ik echter dat wij aandacht zullen blijven geven aan de netelige situatie van de kleine Britse producenten van alcoholische dranken op basis van appels en peren, die in het verleden onder een oneerlijke discriminatie te lijden hebben gehad. 2-190
42 Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat de toepasbaarheid, begrijpelijkheid en helderheid van de etikettering van gedistilleerde dranken wil verbeteren. Gedistilleerde dranken zullen derhalve voldoen aan de nieuwe technische vereisten, en vooral aan de regels en normen van de Wereldhandelsorganisatie. Wij streven ernaar de Europese producenten van gedistilleerde dranken in staat te stellen hun geografische oorsprongsaanduidingen op de wereldmarkt te blijven gebruiken. We hebben de definitie van "agrarische rum" tijdens de onderhandelingen kunnen behouden. Producenten en consumenten hebben ingestemd met het bereikte compromis, met name ten aanzien van de kwaliteitscriteria. De producenten in de Franse overzeese gebieden kunnen zich met de definitie van “agrarische rum” onderscheiden van concurrenten uit derde landen. Agrarische rum wordt uitsluitend vervaardigd met suikerbietensap. Hierdoor staat deze benaming borg voor een door de consumenten erkende kwaliteit. Dankzij de oplossing die wij gevonden hebben voor de wodka, kunnen wij eveneens de naam "traditionele wodka" - die wordt vervaardigd met granen, aardappelen of melasse - te behouden zonder producten te verbieden die worden vervaardigd met andere landbouwproducten. In het laatstgenoemde geval dient op het etiket de vermelding "wodka vervaardigd met..." aangegeven te worden. 2-191
Jens Holm (GUE/NGL), schriftelijk. - (SV) Ik heb vandaag bij de eindstemming tegen het verslagSchnellhardt gestemd. Het uitgangspunt is de sociale situatie in Europa, waar het alcoholverbruik moet worden teruggedrongen. De inspanningen voor een betere volksgezondheid moeten de hoogste prioriteit krijgen. In zo’n situatie werkt het averechts dat het Europees Parlement moet definiëren wat wodka is en daarmee de consumptie ondersteunt van een alcoholische drank die bij ruime consumptie schadelijk is voor de mens. 2-192
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. - (FR) Vanmiddag heeft er echt een wodkaoorlog gewoed in het Parlement tijdens de stemming over de herziening van de wetgeving over gedistilleerde dranken. Tijdens deze stemming heeft het Europees Parlement zonder twijfel blijk gegeven van eerlijkheid, maar niet van standvastigheid bij de verdediging van het culinair en wijnbouwerfgoed. Het Parlement heeft blijk gegeven van eerlijkheid omdat het terecht van mening was dat wodka, een alcoholhoudende drank die traditioneel wordt geproduceerd in Polen, Zweden, Finland en in de Baltische staten, dezelfde juridische bescherming verdient als andere gedistilleerde dranken met een
19/06/2007 beschermde oorsprongsbenaming, zoals jenever, whisky of cognac. Er heerste verwarring omdat producenten die wodka anders vervaardigen dan met aardappels of granen (er blijken producenten in Italië, het Verenigd Koninkrijk en zelfs in België te zijn), de naam "wodka" kunnen blijven gebruiken voor hun gedistilleerde dranken als ze een eenvoudige formulering op het etiket zetten. Uiteindelijk zijn niet de consumenten de dupe in deze zaak maar een bepaald concept van het culturele erfgoed en van voedings- en wijnbouwtradities die sterk verankerd zijn in onze regio’s en landen. Europa moet de mensen echter aanmoedigen om actief te worden in deze traditionele sectoren, en niet lokale producenten tot wanhoop drijven. 2-193
Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. - (SV) Vandaag heeft het Europees Parlement gestemd over de vraag wat wodka eigenlijk is. De liberale fractie, inclusief ikzelf, heeft besloten om in eerste instantie te stemmen voor een enge definitie van wodka, die vanuit het perspectief van de wodkaproducerende landen alleen granen en aardappelen mag vermelden. Helaas haalde deze enge benadering het niet. Voortaan mogen ook andere grondstoffen voor wodka worden gebruikt, zoals druiven. Dat is een omschrijving waarmee ik uiteindelijk akkoord ben gegaan, al was het niet mijn eerste keus. 2-194
Marek Siwiec (PSE), schriftelijk. - (PL) Op 19 juni 2007 heeft het Europees Parlement over het verslag van de heer Schnellhardt (PPE) gestemd. Naast een aantal andere maatregelen werd er in het document voorgesteld om de eerder vage definitie van wodka, die sinds 1989 van kracht was, te herzien. De laatste definitie van wodka, die opgenomen is in het verslag dat we vandaag behandelen, werd door het Europees Parlement in samenwerking met de Raad opgesteld, op basis van een voorstel van het Duitse voorzitterschap. Deze definitie is bijzonder nadelig voor de landen die in Europa als traditionele wodkaproducenten worden beschouwd, in het bijzonder voor Polen. Dit voorstel laat toe dat wodka op basis van om het even welke landbouwgrondstof wordt geproduceerd. Dit is in strijd met niet alleen de traditie en de geschiedenis van de wodkaproductie, maar eveneens met de eisen van Polen en van de Scandinavische landen. Om deze redenen heb ik tegen het door de Raad en het Parlement uitgewerkte compromis gestemd. Ik zou van de gelegenheid gebruik willen maken om mijn steun te verlenen aan het voorstel om de lijst met de voor de productie van wodka toegelaten grondstoffen te beperken tot uitsluitend graan, aardappelen en suikerbiet. 2-195
Catherne Stilher (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik heb de verzekering gekregen dat het bereikte compromis geen
19/06/2007 negatieve gevolgen voor de Schotse whisky heeft. Derhalve kan dit verslag op mijn steun rekenen. 2-196
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. - (PL) Ik stem tegen het verslag van de heer Schnellhardt over de definitie, de aanduiding, de presentatie en de etikettering van gedistilleerde dranken. Het staat als een paal boven water dat een ruime definitie van wodka de reputatie van de drank zal schaden en daarenboven een reële bedreiging zal vormen voor de kwaliteit ervan. Voorts zal de verkoop van wodka, die niet verkregen is uit de traditionele ingrediënten maar wel voordeel haalt uit de reputatie van de wodka op basis van graan en aardappelen, de consumenten misleiden. Zij zullen de benaming “wodka” op het etiket blijven associëren met een product dat een sterke reputatie geniet, dat van hoge kwaliteit is en verkregen wordt uit graan en aardappelen. De Poolse delegatie van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement heeft werkelijk alles in het werk gezet om te verzekeren dat de definitie van wodka niet zou indruisen tegen de Poolse belangen. Ze heeft geëist dat de traditionele recepten en de regionale methoden gehandhaafd blijven bij de productie van gedistilleerde dranken. Ons standpunt kon echter niet rekenen op de steun van de meerderheid in dit Parlement. 2-197
- Verslag-Svensson (A6-0157/2007) 2-198
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Gezien de handel op de Gemeenschapsmarkt in katten- en hondenbont en producten die dergelijk bont bevatten, vind ik het noodzakelijk dat een instrument wordt ingevoerd om de op deze handel van toepassing zijnde regels te harmoniseren en een totaal verbod uit te vaardigen op het gebruik en de invoer in en de uitvoer uit de communautaire ruimte van dergelijke producten. Die eis is niet alleen gebaseerd op ethische overwegingen, daar het hier om gezelschapsdieren gaat, maar ook op de noodzaak een bepaald niveau van bescherming en eerbiediging van dierenwelzijn te garanderen, wat niet verzekerd is met de wrede wijze waarop deze dieren gefokt en geslacht worden. We moeten het vertrouwen van de consumenten en de Europese bonthandelaren herstellen. Dat doel kunnen we alleen bereiken met gemeenschappelijke wetgeving die deze handel verbiedt en in alle lidstaten duidelijkheid verschaft over de wettelijke eisen aangaande het verbod op de verkoop en distributie van katten- en hondenbont. Op die manier kunnen de belemmeringen voor het goed functioneren van de interne markt in de bontsector in het algemeen uit de weg worden geruimd. Ik ben me bewust van de algemene verontrusting onder de Europese burgers over deze illegale en immorele handel. Daarom meen ik dat de goedkeuring door de
43 Unie van een pakket concrete maatregelen op dit gebied de burgers dichter bij de Europese instellingen zal brengen. 2-199
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. - (PT) Ik heb vóór het verslag van mevrouw Svensson gestemd, omdat ik meen dat we met een pakket maatregelen ter voorkoming van het gebruik van katten- en hondenbont een bijdrage leveren aan de beëindiging van deze uiterst onmenselijke vorm van handel. Ik vind het ook essentieel dat er op communautair niveau analysemethodes komen om op efficiënte wijze de oorsprong van katten- en hondenbont te kunnen controleren en de invoer in en de uitvoer uit de Europese markt van dat bont te verbieden. Daarom heeft het geen zin ontheffingen toe te staan die uitzonderingen op dat handelsverbod tot doel hebben. 2-200
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Naar aanleiding van het grote aantal verzoekschriften en de vele zorgen over dit thema, stelt deze verordening voor het in de handel brengen - evenals de invoer in en de uitvoer uit de Gemeenschap - van katten- en hondenbont en van producten die dergelijk bont bevatten, te verbieden. Het verbod vervangt de verschillende bestaande maatregelen van de lidstaten die gericht zijn op het verbieden van de productie van en/of de handel in katten- en hondenbont. Het voorstel heeft tevens tot doel te garanderen dat de informatie over nieuwe opsporingsmethoden om katten- en hondenbont te onderscheiden van bont van andere dieren ter beschikking wordt gesteld van de Commissie en wordt uitgewisseld tussen de lidstaten. De rapporteur steunt dit voorstel volledig, maar wijst wel op de noodzaak dat op duidelijke wijze alle juridische leemtes worden gedicht die het invoer- en handelsverbod in gevaar brengen. Zij wil ook de douanecontroles en administratieve sancties - en indien mogelijk ook de strafrechtelijke sancties - van de lidstaten aanscherpen, teneinde een beleid op te stellen dat echt ontmoedigend werkt en een einde kan maken aan deze schandalige en illegale handel. 2-201
Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. - (DE) Ik ben voor een verbod vanaf 31 december op de invoer in en uitvoer uit de EU van vellen van katten en honden, en van producten waarin dergelijke vellen verwerkt zijn. In dit verband is het heel belangrijk dat we geen uitzonderingen toelaten, en dat de verordening de handel in bont niet bevordert. Ik ben tegen het idee van een etiketteringsplicht, omdat dit te duur is, en niet genoeg oplevert. Ik ben wel voor concrete straffen, zoals beslaglegging, of het intrekken van de nodige vergunningen, en hoop dat de lidstaten deze sancties zullen invoeren en opleggen. Er moet een regelmatige gedachtewisseling komen over de omzetting van de verordening.
44 2-202
Catherne Stilher (PSE), schriftelijk. - (EN) Een verbod op de invoer van katten- en hondenbont in de EU dient volledig ten uitvoer te worden gelegd. Dat is de reden waarom ik mij niet kan vinden in de uitzonderingen die de Commissie voorstelt, maar wel het verslag volledig kan ondersteunen. 2-203
- Verslag-Hökmark (A6-0193/2007)
19/06/2007 worden vergemakkelijkt, en de levering van diensten minder tijd en geld kost. 2-206
Brigitte Douay (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik heb gestemd voor het verslag-Hökmark over het opbouwen van een Europees beleid inzake breedband omdat het zeer belangrijk is initiatieven te ondersteunen die de toegang van iedereen tot internet en tot kennis over het algemeen bevorderen.
2-204
Liam Aylward, Brian Crowley, Séan Ó Neachtain en Eoin Ryan (UEN), schriftelijk. - (EN) Wij verwelkomen het verslag-Hökmark over “breedband”. Wij hebben amendementen ondersteund waarin erop wordt gewezen dat overheidsinstanties alles in het werk moeten stellen om ervoor te zorgen dat alle burgers toegang tot breedband hebben. Overal in Europa, dus ook in Ierland, moet de bevolking van de voordelen van breedband kunnen profiteren. Wij zijn van mening dat de overheidsinstanties een cruciale rol spelen bij het ontwikkelen van en de toegang tot breedbandvoorzieningen in economisch minder ontwikkelde regio’s. In dergelijke regio’s is het namelijk moeilijker om ICT-infrastructuur aan te leggen tegen betaalbare kosten en met de kwaliteit die nodig is om de noodzakelijke diensten te verlenen. Dit geldt met name voor plattelandsgebieden. Een algemene toegang tot breedband is een essentiële voorwaarde voor sociale en economische ontwikkeling en cohesie en voor betere openbare diensten. De voordelen van breedband mogen niet voorbehouden zijn aan een kleine groep bevoorrechten: “info-uitsluiting” dient ten koste van alles voorkomen te worden. 2-205
Bernadette Bourzai (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik betreur dat de heer Hökmark in zijn verslag de talrijke suggesties van de Commissie regionale ontwikkeling, waarvan ik de rapporteur was, niet heeft overgenomen. Hierdoor raakt de aanvankelijke zorg van de Commissie dat “ondanks de algemene toename van de breedbandconnectiviteit de toegangsmogelijkheden in meer afgelegen gebieden en op het platteland beperkt (zijn), omdat de kosten vanwege de lage bevolkingsdichtheid en de grote afstanden hoog zijn”, en dus het zoeken naar oplossingen, op de achtergrond. Wij moeten erkennen dat in sommige gebieden van de Europese Unie afgelegen gebieden, plattelandsgebieden en nieuwe lidstaten - sprake is van marktfalen, dat het optreden rechtvaardigt van overheden en met name lokale en regionale autoriteiten met behulp van de structuurfondsen. Ik heb hiermee ervaring opgedaan in de Limousin met het Dorsalproject. Ik juich derhalve de aanneming toe van de twee amendementen van de socialistische fractie waarmee recht wordt gedaan aan de werkelijkheid. In deze afgelegen gebieden zijn informatieen communicatietechnologieën juist het noodzakelijkst en het nuttigst, omdat daardoor afstanden geen rol spelen, contacten tussen gebruikers en diensten - klanten en leveranciers - en tussen burgers en openbare instellingen
Op grond van de doelstellingen van Lissabon is het van fundamenteel belang informatietechnologieën, onder andere breedband, te ontwikkelen. Ook al is de toegang tot nieuwe technologieën in perifere gebieden een doelstelling die de Europese Unie moet nastreven, moeten we tevens rekening houden met de nog steeds bestaande verschillen op het gebied van nieuwe technologieën binnen dezelfde regio. Er zijn nog steeds vele dorpen die te ver verwijderd liggen van stedelijke centra en hierdoor nog steeds geen of zeer trage toegang hebben tot internet, waardoor de verbindingen te wensen overlaten, terwijl de regio waarin ze liggen, over het algemeen goed verzorgd is. Met het oog op de cohesie zouden we deze intraregionale verschillen eveneens beter moeten aanpakken teneinde de digitale kloof te dichten. 2-207
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) De rapporteur hanteert in zijn toelichting op het verslag twee tegenstrijdige argumenten. Enerzijds wijst hij erop dat het niet de taak van de EU is om de ontwikkeling van breedband te financieren, en anderzijds stelt hij dat het beleid van de EU een sneller innovatietempo moet steunen om Europa tot de meest dynamische markt ter wereld te maken. Het voeren van een breedbandbeleid op EU-niveau met algemene middelen is op zich niet te verantwoorden. Wat gebeurt er als dit beleid mislukt, net als de Strategie van Lissabon? De Zweedse partij Junilistan vindt in de eerste plaats dat de ontwikkeling van breedband een taak voor de markt is. Het zijn de marktdeelnemers die met technologische ontwikkelingen, in vrije concurrentie, ervoor moeten zorgen dat er een vraag naar hun diensten ontstaat. In de tweede plaats vindt Junilistan dat politieke doelstellingen op dit gebied op nationaal niveau, in institutionele concurrentie, moeten worden geformuleerd en verwezenlijkt, om op die manier goede oplossingen te vinden voor het stimuleren van de breedbandontwikkeling. Junilistan stemt daarom tegen dit verslag in zijn geheel. 2-208
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Hoewel we waarderen dat het door ons ingediende amendement is aangenomen, daar het stelt dat “algemene breedbandtoegang een essentiële vereiste is voor sociale ontwikkeling en betere overheidsdiensten,
19/06/2007
45
en dat de overheidsinstanties alles in het werk moeten stellen om te waarborgen dat alle burgers toegang krijgen tot breedband, zodat de voordelen daarvan kunnen doodringen tot alle lagen van de bevolking, vooral in de minder ontwikkelde gebieden van de Unie”, betreuren we het dat onze andere amendementen niet zijn aangenomen. Daarin stond onder meer: - “dat sommige delen van geografisch zeer versplinterde randgebieden nog steeds geen toegang hebben tot essentiële ICT-infrastructuur zoals breedbandinternet, bijvoorbeeld de westelijke Azorengroep (Flores en Corvo), die door zijn ultraperifere ligging gebukt gaat onder nog grotere beperkingen en aldus dubbel wordt gestraft”; - en “dat er rekening moet worden gehouden met de bestaande verschillen tussen de ultraperifere regio’s, zoals bijvoorbeeld beperkingen als gevolg van geografische versnippering op de Azoren en de Canarische Eilanden, hetgeen betekent dat het recht op toegang tot essentiële ICT-infrastructuur zoals breedbandinternet in alle delen van ultraperifere regio’s en voor alle bewoners moet worden gewaarborgd”.
landen te verminderen op het gebied van de toegang tot de kennismaatschappij. Overheidssteun die wordt verstrekt in het kader van publiek-private samenwerking, moet in de eerste plaats bestemd zijn voor de slecht verzorgde gebieden.
2-209
2-211
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. - (PL) Ik stem voor het verslag van de heer Hökmark over het opbouwen van een Europees beleid inzake breedband (2006/2273(INI)).
- Verslag-Quisthoudt-Rowohl (A6-0206/2007)
De rapporteur onderstreept terecht dat de ontwikkeling van breedbandverbindingen niet alleen zal bijdragen tot het ontstaan van geavanceerde, alomvattende systemen voor gezondheidszorg, maar eveneens zal zorgen voor een eenvoudigere toegang tot beroepsopleidingen en administratieve overheidsdiensten. Daarenboven zullen de vijfhonderd miljoen Europese burgers met een breedbandaansluiting Europa in staat te stellen om uit te groeien tot de leidende kenniseconomie in de wereld. Ik kan me volledig vinden in de oproep tot de lidstaten om te zorgen voor toegang tot breedband in iedere school, universiteit en onderwijsinstelling in de Europese Unie. Ik ben van mening dat het bevorderen van breedbandinfrastructuur als een prioriteit zou moeten worden beschouwd, en dat hiervoor aanzienlijke financiële middelen zouden moeten worden vrijgemaakt. Ik ben er stellig van overtuigd dat de fondsen van de Europese Unie ook aangewend zouden moeten worden voor de optimalisering of de vervanging van breedbandnetwerken die niet voorzien in netwerken met voldoende functionele capaciteit. 2-210
Margie Sudre (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) De dynamiek van regionale economieën is sterk afhankelijk van het ontwikkelingsniveau van de informatie- en communicatietechnologieën en onder andere van de toegang tot snel internet door middel van breedbandverbindingen. De Europese Unie moet ontegenzeglijk een grote rol spelen bij het bevorderen van de strijd tegen de “digitale kloof” in haar lidstaten en haar regio’s, teneinde de ongelijkheid tussen particulieren, ondernemingen en
Draadloze verbindingen, mobiele communicatie en communicatie per satelliet bieden interessante en goedkope oplossingen voor mensen die wonen in afgelegen of ontoegankelijke gebieden, zoals insulaire, bergachtige en natuurlijk ultraperifere gebieden, aangezien hierdoor breedband beschikbaar wordt voor gebieden die totnogtoe niet waren aangesloten op de vaste netwerken. In die ultraperifere gebieden zijn deze technologieën zelfs nog nuttiger dan elders, omdat daardoor afstanden geen rol spelen en de levering van diensten minder tijd en geld kost omdat de contacten tussen gebruikers en hun dienstverleners, tussen klanten en hun leveranciers, of tussen burgers en openbare diensten worden vergemakkelijkt.
2-212
Andreas Mölzer (ITS). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, we hebben ons onthouden bij de stemming over het verslag van mevrouw Quisthoudt-Rowohl, hoewel het natuurlijk een goede zaak is dat de handel tussen Rusland en de Europese Unie vorig jaar met twintig procent is gegroeid, en dat bepaalde lidstaten bijvoorbeeld op het gebied van olie en gas nauwer met Rusland samenwerken. We moeten de samenwerking in het algemeen verbeteren, en daarbij moeten we samen de nadruk leggen op een oplossing voor het probleem van het vleesembargo. We moeten vooral de Russische verwijten over de gebrekkige kwaliteit van het vlees en over de smokkel van vlees zo snel mogelijk ontkrachten, om de voorwaarden te creëren voor onderhandelingen over de tegen het einde van dit jaar aflopende strategische partnerschapsovereenkomst. Sinds het conflict tussen Rusland en Oekraïne is er geen enkele twijfel meer dat de levering van energie wordt gebruikt als een strategisch en politiek wapen. Daarom moeten wij als Europeanen nu al overwegen wat onze gezamenlijke lijn en onze strategie moeten zijn, opdat wij tegen Rusland opgewassen zijn, mochten dergelijk dingen weer voorkomen, wat te verwachten is. We mogen echter niet vergeten dat beide partijen van elkaar afhankelijk zijn, en dat het ons doel moet zijn om een sterke as te vormen tussen Europa en Rusland, en dat moet volgens mij niet alleen gelden voor de handelsrelaties. 2-213
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik vind dat de aanbieders van breedbandtechnologie een verplichting tot openbare dienstverlening moet worden opgelegd. Als inwoner van een dorp in Gloucestershire, dat slechts twaalf maanden geleden toegang kreeg tot breedband, ken ik de economische gevolgen van uitsluiting. Ik
46 begrijp dat breedband eerst in gebieden wordt aangelegd die dichter bevolkt en toegankelijker zijn, maar de aanleg mag niet stokken voordat meer dan 99 procent van de bevolking toegang heeft. Het mag niet zo zijn dat aanbieders de krenten uit de pap halen en de perifere regio's en economieën aan hun lot overlaten. Ik zal voor het verslag stemmen, omdat het een heel eind in de goede richting gaat, al zal mijn einddoel er niet helemaal mee bereikt worden. 2-214
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Het verslag weerspiegelt de huidige interkapitalistische tegenspraken tussen de belangrijkste grootmachten van de EU en Rusland. In de tekst worden er beleidslijnen uitgestippeld voor inmenging in Russische interne aangelegenheden - daarmee is het verslag een ware handleiding voor neoliberale politiek - zodat Rusland zich plooit naar de belangen en ambities van de grote economisch-financiële groepen van de EU. Zie bijvoorbeeld de veelbetekende kritiek op “het wetsvoorstel dat onlangs in de Russische Federatie is ingediend, dat het de regering mogelijk zou maken om buitenlandse aanbiedingen voor meerderheidsaandelen in Russische ondernemingen te verwerpen, waardoor het dus onmogelijk zou worden gemaakt dat buitenlanders een aandeel van meer dan 49 procent verwerven in bedrijven die actief zijn in 39 strategische takken van de industrie”. De meerderheid van het Europees Parlement “stelt het principe van deze wet ter discussie, alsook de keus en het toenemende aantal van de industrietakken die geclassificeerd worden zijnde van strategische betekenis en essentieel voor de nationale veiligheid” van Rusland. En - misschien omdat het te veel de eigenlijke bedoelingen van deze overwegingen blootgaf - is geschrapt “is van mening dat dit het investeringsklimaat niet bevordert en fundamentele vragen doet rijzen over de rol van de staat in een markteconomie en de concurrentie in sleutelsectoren van de economie; meent dat in Rusland, zoals overal elders, de markt het beste de eigendomsverhoudingen in ondernemingen kan bepalen”. Verder commentaar is overbodig. 2-215
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Rusland is door de combinatie van een aantal factoren belangrijk voor de EU: vanwege zijn geografie en omvang, zijn strategische ligging, zijn belangrijke rol in de energievoorziening - vooral als alternatief voor de energiebronnen in het Midden-Oosten -, het verleden dat bijzonder gevoelig ligt bij de lidstaten die sinds de twee laatste uitbreidingen deel uitmaken van de EU -, de handel en natuurlijk ook vanwege de rol die Rusland speelt in de internationale betrekkingen. Al die factoren nopen tot realisme, maar dat betekent niet dat we de problemen moeten negeren en geen referentiewaarden hoeven te hebben. Het huidige Rusland is niettegenstaande aanzienlijke verbeteringen in een aantal
19/06/2007 sectoren nog lang geen vrije en open democratie die de mensenrechten volledig eerbiedigt. Voorts juich ik het toe dat de EU tijdens de laatste top EU-Rusland in staat is geweest met één stem te spreken en de zorgen en belangen van de verschillende lidstaten heeft vertolkt. De bereikte resultaten zijn dan wel niet ideaal maar deze aanpak verdient toch de voorkeur. Het is namelijk een erkenning van de verscheidenheid aan Europese belangen, van degene die deze belangen verdedigt en een blijk van trouw aan de referentiewaarden. 2-216
- Verslag-Ferreira (A6-0176/2007) 2-217
Eoin Ryan (UEN). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de stemmen die vandaag zijn uitgebracht op het verslagFerreira laten wederom zien dat aanhoudende druk wordt uitgeoefend op de landen in Europa die een lage vennootschapsbelasting hebben. De invoering van een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting betekent dat er meer inkomsten uit de vennootschapsbelasting naar de staatskassen van de grotere EU-lidstaten zullen vloeien ten koste van andere. Zelfs als acht of meer landen een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting zouden overeenkomen, zou dit de vigerende bilaterale belastingverdragen met lidstaten die kozen voor deelname aan een CCCTBregeling, ongeldig maken. Er is door sommige lidstaten al actie ondernomen, waarbij inkomsten uit vennootschapsbelasting daar worden geïnd waar de verkoop plaatsvindt. Vanuit Iers perspectief is dat een zeer slechte zaak, omdat veel grote bedrijven in Ierland enkel nieuwe goederen en diensten produceren die in de grotere EU-lidstaten worden verkocht. Laat niemand er aan twijfelen - dit in verband met de zeer onvriendelijke en negatieve opmerkingen die onlangs door de Duitse minister van Financiën zijn gemaakt - dat Ierland en andere landen met een lage vennootschapsbelasting zich zullen opmaken voor een harde strijd om hun beleid van lage vennootschapsbelasting overeind te houden. Dit beleid, dat de werkgelegenheid hoog en de werkloosheid laag heeft gehouden, is een van de belangrijkste pilaren van een succesvolle economie. 2-218
Zita Pleštinská (PPE-DE). - (SK) Ik heb tegen het verslag van mevrouw Ferreira gestemd, omdat de rapporteur in paragraaf 13 voorstelt in de gehele EU een geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting in te voeren. Naar mijn mening zou consolidatie van de heffingsgrondslag de eerste stap zijn in de richting van consolidatie van de tarieven van de vennootschapsbelasting. Dit zou ongunstige gevolgen hebben, doordat de concurrentiedruk waaraan de lidstaten worden blootgesteld, erdoor zou verminderen. Mijns inziens is belastingconcurrentie noodzakelijk, omdat zij landen ertoe brengt noodzakelijke
19/06/2007 hervormingen door te voeren. Mijn eigen land, Slowakije, bevindt zich momenteel in een periode van economische bloei dankzij de talrijke hervormingen die de voormalige premier, Mikuláš Dzurinda, ten uitvoer heeft gelegd. Slowakije is er een voorbeeld van hoe eenvoudige, transparante, neutrale regels meer overheidsinkomsten opleveren. Belastinginkomsten zijn niet alleen maar afhankelijk van het belastingtarief, maar eerst en vooral van een brede heffingsgrondslag en van het aantal vrijstellingen, toelagen, speciale regelingen, enzovoort. Ik ben daarom sterk gekant tegen iedere harmonisering van de vennootschapsbelasting. 2-219
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Over het algemeen neemt het Europees Parlement bij de behandeling van sectorale jaarverslagen - in dit geval het verslag over het mededingingsbeleid 2005 - de gelegenheid te baat maximalistische standpunten te vertolken. Deze keer gaat het het Parlement erom de totale liberalisering van de energiesector per 1 juli 2007 te garanderen, de belastingheffing op ondernemingen te harmoniseren (met een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor vennootschapsbelasting) en staatsteun te verminderen en te controleren, wat een onderscheidend kenmerk is van het concurrentiebeleid van de EU. Het Europees Parlement vergeet ook niet de mededingingsregels te veranderen, wanneer die de concentratie en centralisatie van kapitaal in de weg staan. Dat wordt allemaal gedaan uit naam van de neoliberale Lissabon-agenda. Daarom hebben wij tegengestemd. Er zijn echter twee punten die ik zou willen noemen. Op de eerste plaats herhalen wij ons verzet tegen wijzigingen in de strategie voor fusies en effecten voor de concurrentie. Die wijzigingen hebben tot doel de Europese multinationals steeds groter te maken om hen mondiaal te kunnen laten concurreren, in plaats van de effecten van de concentratie van ondernemingen op de verschillende nationale markten te analyseren. Ondertussen blijft men kritiek leveren op de “monopolies” en de overheidsinstanties. Sinds 2003 is de waarde van fusies en overnames in de EU verdrievoudigd. Op de tweede plaats wordt geprobeerd via de achterdeur de mededingingsregels op de diensten van algemeen belang toe te passen. 2-220
Mairead McGuinness (PPE-DE), schriftelijk. - (EN) Ik heb gestemd tegen paragraaf 13 en het verslag over het mededingingsbeleid 2005 in het algemeen. Ik ben tegen de invoering van een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting omdat ik denk dat het de eerste stap zou zijn naar belastingharmonisatie. 2-221
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Het mededingingsbeleid van de Unie is in een open markteconomie van zeer grote betekenis. De maatregelen met betrekking tot eerlijke handel in goederen en diensten zijn uiterst belangrijk om de grote
47 voordelen te kunnen plukken van de marktopening, zoals prijsverlaging, kwaliteitsverbetering, meer keuze voor de consument en, zeer belangrijk, ontwikkeling van technologische innovatie. Vandaag stemmen we dus voor meer duidelijkheid met betrekking tot de concurrentieregels en grotere rechtszekerheid, zodat we daadwerkelijk kunnen profiteren van alle maatregelen die genomen zijn om de efficiëntie, transparantie en samenhang van dit beleid te verbeteren. De huidige aanpak probeert een stap verder te zetten en niet louter vanuit een formele invalshoek te kijken naar de mededingingsregels, zodat de werkelijke of potentiële effecten van bepaalde praktijken of structurele veranderingen van bedrijven beter beoordeeld kunnen worden. Bovendien is decentralisatie een andere zeer positieve tendens in het voorstel. Daarom heb ik vóór het verslag van mevrouw Ferreira gestemd. 2-222
Peter Skinner (PSE), schriftelijk. - (EN) De Labourdelegatie in het Europees Parlement betuigt haar instemming met de algemene aanpak van de rapporteur. Zij huldigt echter haar aloude opvatting dat het bij de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting om een zaak gaat die onder de soevereiniteit van de lidstaten valt. Wij hebben daarom tegen het tweede deel van paragraaf 13 gestemd. 2-223
- Verslag-Wallis (A6-0203/2007) 2-224
Godfrey Bloom (IND/DEM), schriftelijk. - (EN) Om een aantal redenen weigert de Britse Onafhankelijkheidspartij in het Europees Parlement (UKIP) de aanbeveling van de enquête inzake Equitable Life te ondersteunen. De belangrijkste reden is wel dat de aanbevelingen onder meer strekken tot een communautair regelgevingsbeleid, dat qua opzet overeenkomt met het gemeenschappelijk landbouwbeleid en visserijbeleid, die rampzalig zijn uitgepakt. En dan is er nog de aanbeveling dat een door de belastingbetalers opgebrachte schadevergoeding betaald zou moeten worden aan houders van een Equitable Lifepolis maar niet aan houders van een polis van een nationale verzekeringsinstelling of deelnemers aan een tekortgeschoten institutionele pensioenregeling, wier zaak niet minder overtuigend is. 2-225
Michael Cashman en Peter Skinner (PSE), schriftelijk. - (EN) De Labour-delegatie in het Europees Parlement (EPLP) had de oprichting van deze commissie gesteund, omdat zij vond dat het Parlement deze als een instrument zou kunnen gebruiken om opheldering te verschaffen over en lering te trekken uit de Equitable Life-crisis, en om de slachtoffers een stem te geven. Verschillende feiten van de crisis en de nasleep ervan zijn niet in het verslag opgenomen, en daarom is het eindresultaat onevenwichtig. Voorts hebben de oppositiepartijen het verslag als wapen ingezet tegen de
48 Labour-regering, omdat het de polishouders zou misleiden door valse verwachtingen bij hen te wekken. Hier wordt gestemd over een aanbeveling om de bevindingen van het verslag, niet het verslag zelf, goed te keuren. Na de stemming in de commissie was er geen gelegenheid meer om de tekst te amenderen of verbeteren. Daarom onthoudt de EPLP zich van stemming. 2-226
Derek Roland Clark (IND/DEM), schriftelijk. - (EN) Om een aantal redenen weigert de Britse Onafhankelijkheidspartij in het Europees Parlement (UKIP) de aanbeveling van de enquête inzake Equitable Life te ondersteunen. De belangrijkste reden is wel dat de aanbevelingen onder meer strekken tot een communautair regelgevingsbeleid dat qua opzet overeenkomt met het gemeenschappelijk landbouwbeleid en visserijbeleid, die rampzalig zijn uitgepakt. En dan is er nog de aanbeveling dat een door de belastingbetalers opgebrachte schadevergoeding betaald zou moeten worden aan houders van een Equitable Lifepolis maar niet aan houders van een polis van een nationale verzekeringsinstelling of deelnemers aan een tekortgeschoten institutionele pensioenregeling wier zaak niet minder overtuigend is. 2-227
Bert Doorn (PPE-DE), schriftelijk. - Ik heb mij als lid van de onderzoekscommissie met name bezig gehouden met de aspecten van kwaliteit van regelgeving. De onderzoekscommissie heeft geconstateerd dat de Commissie weliswaar kijkt naar de formele omzetting, maar niet voldoende let op de toepassing. Wordt wetgeving correct omgezet, en wordt wetgeving wel zodanig omgezet dat de toepassing overeenkomstig de doelstelling van de Europese wetgeving is. Ook wij als Europarlementariërs moeten veel meer oog krijgen voor wat er met in dit parlement goedgekeurde wetgeving in de lidstaten gebeurt. Ik vind dat de verantwoordelijke rapporteur in de gaten moet houden wat er vervolgens in de lidstaten gebeurt. De rapporteur moet aan de bel trekken, wanneer dingen verkeerd gaan en waar nodig de Commissie activeren. Schakel ook de nationale parlementen in. Er bestaat een groot gebrek aan gestructureerde samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van nationale toezichthouders. Dit speelt niet alleen bij het toezicht op financiële markten, maar ook op allerlei andere terreinen. In de lidstaten neemt het aantal onafhankelijke toezichthouders toe. De grote vraag is wie ziet toe op die toezichthouders. En wie ziet toe op de kwaliteit van grensoverschrijdende samenwerking tussen de toezichthouders. Is hier niet een heel belangrijke rol weggelegd voor de Europese Commissie? 2-228
19/06/2007 Glyn Ford (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik onthoud mij bij de stemming over dit verslag. Toen de Enquêtecommissie werd ingesteld, dacht ik dat hiermee een wezenlijke kans werd geboden om lering te trekken uit de bijna-ineenstorting van Equitable Life en uitleg te verschaffen aan de slachtoffers. Het probleem is dat het verslag teleurstelt wegens het handelen en nalaten van de commissie. Het verslag wekt valse hoop en verwachtingen bij polishouders. Bovendien is het zo dat de oppositie er schaamteloos politieke munt uit probeert te slaan. Voorts betreft het een verslag van de Enquêtecommissie waarbij niet de mogelijkheid werd geboden om amendementen in te dienen, overeenkomstig ons Reglement. Gegeven die omstandigheden kan ik niet in gemoede voor het verslag stemmen. 2-229
Jeffrey Titford (IND/DEM), schriftelijk. - (EN) Om een aantal redenen weigert de Britse Onafhankelijkheidspartij in het Europees Parlement (UKIP) de aanbeveling van de enquête inzake Equitable Life te ondersteunen. De belangrijkste reden is wel dat de aanbevelingen onder meer strekken tot een communautair regelgevingsbeleid dat qua opzet overeenkomt met het gemeenschappelijk landbouwbeleid en visserijbeleid, die rampzalig zijn uitgepakt. En dan is er nog de aanbeveling dat een door de belastingbetalers opgebrachte schadevergoeding betaald zou moeten worden aan houders van een Equitable Lifepolis maar niet aan houders van een polis van een nationale verzekeringsinstelling of deelnemers aan een tekortgeschoten institutionele pensioenregeling wier zaak niet minder overtuigend is. 2-230
- Verslag-Panayotopoulos-Cassiotou (A6-0209/2007) 2-231
Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE), rapporteur. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde zeggen dat ik tegen de amendementen 7 en 8 ben. De stemming werd niet gecheckt, en ik ben hier tegen. Deze amendementen horen hier inhoudelijk helemaal niet thuis en tornen bovendien aan de subsidiariteit. Persoonlijk ben ik van mening dat de verwijzing naar uitzonderingen het begin van gelijke behandeling afzwakt. Ik hoop dat het verslag een goed resultaat zal boeken en iedereen, zonder enige uitzondering, ten goede zal komen. 2-232
Alexander Lambsdorff (ALDE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, namens de leden van de “Freie Demokratische Partei” kan ik wel zeggen dat het verslag van mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou over een heel belangrijke kwestie gaat, namelijk over maatregelen om gezin en studies met elkaar te verzoenen. We hebben deelgenomen aan de stemming hierover om duidelijk te maken dat we solidair zijn met de collega’s die zich hiermee hebben bezig gehouden.
19/06/2007
49
Toch moet ik namens mijn collega’s zeggen dat volgens ons deze kwestie alleen maar op nationaal niveau kan worden aangepakt. Dit is geen taak voor de Europese Unie. Daarom moet het Parlement dit verslag als aanleiding gebruiken om strenger te toetsen voor welke onderwerpen wij verantwoordelijk zijn, en wat we beter over kunnen laten aan de lidstaten.
De lidstaten zouden de situatie van jonge mannen en vrouwen met een gezin beter moeten onderkennen. De rapporteur onderstreept terecht dat er beleidsmaatregelen moeten worden goedgekeurd die zorgen voor meer steun voor jongeren, zodat deze hun opleiding en gezinsproject tegelijk kunnen realiseren, zonder dat het ene aspect ten koste van het andere moet gaan.
2-233
De rapporteur stelt voor om zowel op het niveau van de onderwijssystemen als op het vlak van de sociale stelsels meer rekening te houden met de verwachtingen van jonge mannen en vrouwen, die naast hun studies of opleiding nog gezinstaken op zich nemen. Dat kan onder meer door het aanbieden van betaalbare studentenverzekeringen en het verstrekken van sociale steun en medische verzorging, die eveneens uitgebreid zouden kunnen worden tot de personen die ten laste zijn van de student. Daarnaast is het mogelijk om minder of geen belastingen op te leggen aan studenten die tegelijkertijd verantwoordelijkheden opnemen voor een gezin.
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. - (SV) Het opleidingsniveau van de burgers is cruciaal voor de groei en het innovatievermogen van Europa en voor de persoonlijke ontwikkeling van de burgers. De mogelijkheid voor studenten om een gezin te stichten is ook zeer belangrijk vanuit het perspectief van gendergelijkheid. Daarom is het belangrijk dat de lidstaten van de Europese Unie meer investeren in het scheppen van goede studievoorwaarden voor burgers, opdat zij kunnen studeren en tegelijkertijd een gezin kunnen stichten. Met het oog daarop hebben wij besloten voor het verslag te stemmen, ook al gaat het in het verslag grotendeels om zaken die onder de nationale, regionale en lokale verantwoordelijkheid vallen en niet onder de Europese verantwoordelijkheid. 2-234
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Dit verslag benadrukt hoe belangrijk het is dat alle jongeren, mannen en vrouwen, kunnen profiteren van onderwijs en opleiding van goede kwaliteit, aangepast aan de nieuwe vereisten van de markt, en permanent hun kennis kunnen opfrissen om de arbeidsmarkt te kunnen betreden en er zich blijvend te ontplooien. Het studieniveau is een essentiële en doorslaggevende factor voor de groei en het innovatievermogen van een maatschappij. Volgens een schatting van de OESO zou het toevoegen van een jaar extra studie aan het gemiddelde niveau het groeipercentage direct verhogen met ongeveer 5 procent en met nog eens 2,5 procent op lange termijn. In landen met een gemiddeld hoger studieniveau bestaat minder ongelijkheid tussen de mensen. Dat is een grote uitdaging voor Portugal, dat de grootste ongelijkheid en het laagste onderwijsniveau van de EU kent. De arbeidsparticipatie neemt toe naarmate het studieniveau stijgt. Voor de hele leeftijdsgroep van 25 tot 64 jaar bedroeg de arbeidsparticipatie van afgestudeerden van het hoger onderwijs in 2001 84 procent. Dat is 15 procent meer dan het gemiddelde voor alle opleidingsniveaus en bijna 30 procent meer dan de groep die maximaal het niveau van lager middelbaar onderwijs heeft genoten. 2-235
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik stem voor het verslag van mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou over een regelgevend kader voor maatregelen ten behoeve van jonge vrouwen in de Europese Unie om gezin en studies met elkaar te verzoenen (2006/2276(INI)).
Als universiteitsdocent ben ik van mening dat de in het verslag opgenomen oproep aan het adres van de lidstaten om, in samenwerking met de instellingen voor hoger onderwijs en beroepsonderwijs, een meer flexibele organisatie van de studies aan te bieden, onze absolute steun verdient. Daarbij moet uiteraard gebruik gemaakt worden van de opleidingstechnieken die de nieuwe technologie biedt. 2-236
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. - (EN) Een goede combinatie van werk en gezin en van werk en studie is essentieel voor een gezonde en tevreden beroepsbevolking. Jonge vrouwen die studeren en belast zijn met de zorg voor kinderen moeten in de hele EU beter worden ondersteund. 2-238
Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen 2-239
(De vergadering wordt om 12.55 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat) 2-240
VOORZITTER: HANS-GERT POETTERING Voorzitter 2-241-500
Samenstelling Parlement 2-242
De Voorzitter. - Dames en heren, de bevoegde Ierse autoriteiten hebben mij laten weten dat, met ingang van vandaag, 19 juni 2007, Colm Burke is benoemd tot lid van het Europees Parlement in de plaats van Simon Coveney. Ik heet de heer Burke hartelijk welkom in het Europees Parlement. Ik hoop dat u veel plezier zult beleven aan uw werk. 2-243
50
19/06/2007
Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik sluit mij aan bij uw woord van welkom aan Colm, de vervanger van onze collega Simon Coveney, die zitting heeft genomen in het Ierse parlement. Ik grijp deze gelegenheid aan om Simon veel succes te wensen in de nationale politiek. Wij hebben een uitstekende vervanger in de persoon van Colm Burke, die afkomstig is uit Simons kiesdistrict Cork South. 2-244
De Voorzitter. - Hartelijk dank, mevrouw Doyle. Met uw goede wensen moet het wel een succes worden! 2-245
De Voorzitter. - Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van het Reglement, kan de heer Burke, zolang zijn geloofsbrieven nog niet zijn onderzocht of over ingebrachte bezwaren nog niet is beslist, met volledige rechten zitting nemen in het Parlement en zijn organen, mits hij tevoren een schriftelijke verklaring heeft ondertekend dat hij geen functie bekleedt die onverenigbaar is met de hoedanigheid van lid van het Europees Parlement. 2-246
Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen 2-247
(De notulen van de vorige vergadering worden goedgekeurd) 2-248
Conclusies van de bijeenkomst van de G8 Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling halverwege (debat) 2-249
De Voorzitter. - Aan de orde is de gecombineerde behandeling van: - de verklaringen van de Raad en de Commissie over de conclusies van de bijeenkomst van de G8; - het verslag (A6-0220/2007) van Glenys Kinnock, namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking over de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling halverwege (2007/2103(INI)). De Raad is niet aanwezig. 2-250
Louis Michel, lid van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, om te beginnen wil ik op uw verzoek enkele opmerkingen maken over de resultaten van de Top van Heiligendamm betreffende ontwikkelingsvraagstukken en Afrika. Alleen al het feit dat deze onderwerpen opnieuw bijzondere aandacht hebben gekregen, was op zichzelf beschouwd reeds goed nieuws. De herbevestiging van Afrika als belangrijk onderwerp in het proces van de G8 is een goede zaak, maar duidelijk niets bijzonders gezien de concrete resultaten. Ik heb volledig begrip voor de kritiek van degenen die teleurgesteld zijn over de
verwijzingen naar de ontwikkelingshulp. In het bereikte compromis wordt slechts de verplichting van Gleneagles herhaald, en ik vind dat we ambitieuzer hadden kunnen zijn. Wij weten dat de Europese Unie van de zevenentwintig tussen 80 en 100 procent van de door de G8 aan Afrika toegezegde middelen zal financieren. Wij mogen niet toelaten dat de leden van de G8 hun eigen verplichting verwaarlozen, die - ik herhaal - een verdubbeling van de hulp aan Afrika inhield. Enkele G8-leden zijn absoluut niet op de goede weg als het gaat om de nakoming van deze verplichting. De totale hulp van Amerika bijvoorbeeld is gedaald met 20 procent en die van Japan met 10 procent, terwijl ze zonder twijfel meer zouden moeten doen. Wat betreft het bestuur en de fundamentele beginselen van het ontwikkelingsbeleid, verheugt het mij zeer dat onze benadering van goed bestuur, die multidimensionaal en holistisch is, alsmede de formulering die wij hebben voorgesteld, zijn terug te vinden in de slotverklaring over Afrika. Onze strategie ten aanzien van bestuur is gericht op resultaten en op het bieden van stimulansen voor hervormingen aan die landen die bezig zijn met adequate en geloofwaardige bestuurshervormingen op basis van een robuuste politieke wil. Het verheugt mij te kunnen onderstrepen dat de top van de G8 zich dit jaar met name heeft beziggehouden met onderwijs. Dit is zonder twijfel een van onze belangrijkste bijdragen. In de verklaring wordt duidelijk tot uiting gebracht dat het noodzakelijk is de niet gedekte behoeften te financieren, die voor 2007 worden geschat op 500 miljoen dollar voor alle landen die vallen onder het Fast Track Initiative. Tevens juich ik de slottekst toe over de financiële bronnen voor de gezondheid, voor het Wereldfonds en voor programma’s ter voorkoming van de overdracht van moeder op kind. De 60 miljard dollar die voor de komende jaren zijn toegezegd ter bestrijding van HIV/aids, malaria en tuberculose, vormen een duidelijke en strikte verplichting vergeleken met de voorzichtige bewoordingen die oorspronkelijk zijn gebruikt, en die geen enkele concrete aanduiding van de vereiste financiële bronnen bevatten. Ik wil het onderwerp G8 afsluiten met een opmerking van algemene aard. De parade van cijfers en verklaringen, die de G8 op het gebied van ontwikkeling schijnt te zijn geworden, oogst geen bijval onder onze Afrikaanse partners. Integendeel, zij confronteren ons met de gebrekkige resultaten ter plaatse en vooral met de gebrekkige nakoming van onze verplichtingen. En zij doen dit met des te meer nadruk, omdat zij in China een alternatief model hebben gevonden. China koopt niet alleen massaal grondstoffen in Afrika, maar bouwt wegen, ministeries en ziekenhuizen in de maanden nadat het land het betreffende verzoek heeft ontvangen en de toezegging heeft gedaan. Dat is een hele prestatie, terwijl wij ons op grond van onze procedures, die
19/06/2007 merendeels zijn opgesteld door de Raad en het Europees Parlement, de facto moeten houden aan termijnen van meerdere jaren tussen het tijdstip waarop de overeenkomst wordt gesloten en het tijdstip waarop deze daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd. Wij moeten echter tevens lering trekken uit de G8. Terwijl Afrika steeds meer betrekkingen ontwikkelt met opkomende landen, wordt de parade van de G8 een side show die steeds minder overtuigingskracht uitstraalt, indien wij er niet in slagen China en de andere opkomende landen te betrekken bij internationale initiatieven voor Afrika en de ontwikkeling. Daarom ga ik begin juli naar China teneinde met Chinese collega’s te praten over Afrika. Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil ter afsluiting nog iets zeggen over het verslag van mevrouw Kinnock, en dus over de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling halverwege, waarvan de relevantie naar mijn mening thans buiten kijf staat. Ik blijf ervan overtuigd dat de millenniumdoelstellingen binnen ons bereik liggen, mits alle bij de ontwikkeling betrokken actoren - niet alleen donors maar ook partnerlanden - hun verplichtingen nakomen. Ik wil tevens het duidelijke en absolute engagement onderstrepen van de Europese Unie in deze periode, die cruciaal is voor de tenuitvoerlegging van die doelstellingen. Ik wil derhalve enkele opmerkingen, en zelfs enkele voorbehouden maken ten aanzien van de kern van de boodschap die dit verslag bevat. Hoewel ik het grotendeels eens ben met de inhoud van dit verslag, ben ik toch een beetje verrast door de ambivalente boodschap die het verslag de wereld in stuurt ten aanzien van de activiteiten van de Europese Unie als donor. Ik wil erop wijzen dat de Europese Unie nota bene de grootste verstrekker van ontwikkelingshulp is, zowel qua omvang als in procenten van het bruto nationaal inkomen: wij besteden hier 100 euro per inwoner aan, Japan echter slechts 69 euro en de Verenigde Staten 53 euro. Het geeft vanzelfsprekend geen pas te zwelgen in gelukzalige zelfgenoegzaamheid, want op dit gebied kunnen en moeten wij zeker vooruitgang boeken. Hierin is ook voorzien, want de Europese Unie heeft die verplichting op zich genomen via de Europese consensus voor ontwikkeling. Het verslag betreurt dat de toename van de hulp van sommige lidstaten deels voortvloeit uit schuldkwijtschelding. Ik ben het eens met de teneur van deze opmerking of van dit voorbehoud. Ook indien we de schuldenverlichting buiten beschouwing laten, is de hulp van de Europese Unie gestegen, wat niet geldt voor de andere grote donors. Wij zijn desondanks gevoelig voor dit argument, en daarom heeft de Commissie de lidstaten verzocht voor het einde van dit jaar nationale tijdschema’s vast te stellen voor de verhoging van de begrotingen, zodat de lidstaten in 2010 hun doelstellingen op het gebied van de ontwikkelingshulp kunnen verwezenlijken.
51 We mogen tevens niet de efficiëntie of het vermenigvuldigingseffect onderschatten van de taakverdeling tussen de Commissie en de lidstaten. Evenmin mogen wij het effect onderschatten van het feit dat wij ons aanpassen aan de strategieën en de procedures van partnerlanden, en nog minder van het toenemende gebruik van begrotingssteun, die aanzienlijk is. Ook op deze gebieden neemt de Europese Unie de onbetwiste positie in van koploper. Ik bespeur echter een zekere mate van ongemak ten aanzien van de begrotingssteun, die desondanks het geprivilegieerde partnerschapsinstrument vormt. Daarin komt het vertrouwen tot uiting tussen partners die wat betreft rechten en plichten gelijkwaardig zijn. Door het nationale beleid te ondersteunen en ons te plaatsen in het begrotingsproces, gebruiken wij het instrument dat het meest geschikt is voor de eigen inbreng van de partnerlanden, en dat bovendien leidt tot betere voorspelbaarheid en buitengewoon grote flexibiliteit. Het spreekt vanzelf dat wij dit mechanisme nog kunnen verbeteren. Dat is het doel van de overeenkomst voor de millenniumdoelstellingen, waaraan de Commissie momenteel werkt - ik heb er van gerept toen ik gisteren in de commissie de heer van den Berg antwoord gaf. In de komende weken kunnen wij met u spreken over de criteria en de voorwaarden van deze overeenkomst voor de millenniumdoelstellingen. Dit zijn slechts enkele opmerkingen. Voor het overige denk ik dat het van cruciaal belang is de handen ineen te slaan om de millenniumdoelstellingen te verwezenlijken. Dankzij onze aanpak ontvangen ontwikkelingslanden een duidelijke boodschap van solidariteit van de Europese Unie, die hen alleen maar kan sterken in hun eigen vastberadenheid. Tot slot wil ik mevrouw Kinnock bedanken en gelukwensen met dit zeer belangrijke verslag, dat de onderwerpen in de juiste context plaatst. Het vormt een buitengewoon nuttige bijdrage en een constante bron van inspiratie voor de werkzaamheden van de Commissie. 2-251
Glenys Kinnock (PSE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, hartelijk dank dat u er bent, en aldus de onderhavige kwesties de status geeft die ze in het Parlement verdienen. Ik wil ook de commissaris bedanken voor zijn vriendelijke opmerkingen. Ik denk dat velen onder ons diep betreuren dat de Raad ervoor gekozen heeft zich vandaag niet te laten vertegenwoordigen bij deze discussie over de G8 en de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Wij vinden het spijtig dat hun prioriteiten elders liggen. Mijn verslag biedt de gelegenheid om, nu we halverwege zijn, een tussenbalans op te maken van de vorderingen of belemmeringen op weg naar de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG’s). Natuurlijk gebiedt de realiteit te zeggen dat veel Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara niet op koers liggen voor het bereiken van ook maar één van de doelstellingen. Vrijwel geen enkel land in Afrika ligt op koers om de MDG’s voor de
52 gezondheid van moeders en kinderen te verwezenlijken. Onze commissie is daarom tot de conclusie gekomen dat de Europese Unie via financiering en andere ondersteuning een voortrekkersrol moet blijven spelen met het oog op de inspanningen ter ondersteuning van seksuele en reproductieve gezondheidsrechten. Op de G8-top in 2005 in Gleneagles hebben de leiders van de rijke landen zich ertoe verbonden om de jaarlijkse steun aan de arme landen te verdubbelen tot een bedrag van 50 miljard dollar en om totale schuldkwijtschelding toe te kennen. In mei 2005 had the Europese Raad de agenda voor de G8-top in Gleneagles, die in juli van dat jaar zou worden gehouden, reeds vastgesteld. Er werd - en dat is belangrijk - afgesproken een tijdsgebonden verplichting aan te gaan in de vorm van 0,7 procent van het bruto nationaal inkomen aan officiële ontwikkelingshulp en totale schuldenkwijtschelding. Tijdens de opstelling van mijn verslag was er duidelijk sprake van ernstige geloofwaardigheidsproblemen in verband met bepaalde lidstaten van de Europese Unie. Op dit punt verschil ik fundamenteel van mening met de commissaris. Als de schuldenverlichting niet wordt meegerekend, loopt een aantal lidstaten achter. De wijze waarop de schuldovereenkomsten met Irak en Nigeria zijn meegeteld, vertroebelt het ware beeld van de reële hulp. Naar schatting ging het in 2006 om circa 13 miljard dollar. In 2010, als de hulp aan Afrika het peil van 50 miljard dollar per jaar moet hebben bereikt, zal de schuldenverlichting waarschijnlijk grotendeels zijn verrekend, waardoor zij de hoeveelheid hulp die een land verleent, dus niet langer kunstmatig hoog kan houden. Het tekort wordt door Oxfam thans geraamd op het zeer schokkende bedrag van 30 miljard dollar. Op de G8 hebben lidstaten van de Europese Unie aangedrongen op de nakoming van de beloften, maar wat we zagen - zoals u al zei commissaris - was een herhaling en bevestiging van de toezeggingen om de hulp te verhogen. Waar het ons nog steeds aan ontbreekt zijn duidelijke tijdschema's en bindende praktische overeenkomsten. Wat we nodig hebben is meer helderheid en duidelijke financiële toezeggingen, waarmee bijvoorbeeld de financieringskloof kan worden gedicht voor de landen die zijn goedgekeurd in het kader van het Fast Track-initiatief voor onderwijs. Verder moet er duidelijkheid komen ten aanzien van de toezegging om de wereldwijde toegang tot preventie, behandeling, zorg en ondersteuning bij HIV/aids te vergroten. Er wordt gesproken over vijf miljoen mensen in 2010. We willen weten of dat een mondiaal cijfer is, want als dat zo is, moeten we het eerder over tien miljoen mensen hebben. Als het aantal enkel betrekking heeft op Afrika, geeft de mededeling een wat ander beeld. Uiteraard wordt ook hier geen duidelijke streefdatum genoemd. De realiteit is dat ontwikkelingslanden niet geïnteresseerd zijn in een of andere, per post toegestuurde cheque of een soort van promesse. Ze willen in staat worden gesteld geloofwaardige plannen met een financieel plaatje op te zetten, zoals onze regeringen doen.
19/06/2007 Wat de klimaatverandering betreft, hebben alle landen van de G8, met uitzondering van de Verenigde Staten en Rusland, afgesproken de emissies tegen 2050 met 50 procent te verminderen. De toezegging van de VS om deel te nemen aan de inspanningen van de VN is met instemming begroet. Ik moet helaas bekennen dat er ook op dit vlak geen duidelijke bindende doelstellingen zijn, en er is door de G8 in Duitsland zelfs geen referentiejaar overeengekomen voor de uitstootvermindering van 50 procent tegen 2050. Ook is er geen overeengekomen intentie om de temperatuurstijging te beperken tot 2°C. In verband met het belang dat we hechten aan schuldenverlichting en hulptoezeggingen weten we dat we geen grip weten te krijgen op het hele vraagstuk van de rechtvaardige handel. Vorig jaar op de G8-top in Sint Petersburg werd met veel klaroengeschal de oproep gedaan om de Doha-ronde tot een succesvol einde te brengen, maar als je kijkt naar het resultaat zie je feitelijk een bleke afspiegeling van waar de ontwikkelingslanden van uitgingen toen ze besloten aan de Doha-ronde mee te doen. Het enige wat de G8-landen in Duitsland hebben gedaan, is herhalen wat ze vorig jaar in Sint Petersburg al hadden gezegd. Terzake van de economische partnerschapsovereenkomsten, de EPA's, beveel ik in het bijzonder het amendement van de heer van den Berg aan, dat helaas ontbreekt in de tekst die voor u ligt doordat er bij het samenstellen een fout is gemaakt. Ik denk dat het amendement een zeer waardevolle toevoeging is aan het debat over de EPA's. Tot slot wil ik zeggen dat we nu toch echt een tandje hoger moeten. In 2005 hebben duizenden burgers uit heel de wereld zich aangesloten bij de actie om de armoede uit de wereld te helpen. We zien dat hulp echt werkt. De inspanningen om armoede te bestrijden, kinderen naar school te krijgen, de gezondheid te verbeteren en levens te redden leiden tot reële verbeteringen. Er moet zich echter een daadwerkelijke verandering voltrekken op maatschappelijk en politiek vlak en het besef moet doordringen dat we hier niet oproepen tot liefdadigheid maar tot rechtvaardigheid voor de ontwikkelingslanden in de wereld. (Applaus) 2-252
De Voorzitter. - Dank u voor uw uitstekende werk, mevrouw Kinnock, en gefeliciteerd met uw verslag. 2-253
Maria Martens, namens de PPE-DE-Fractie. Voorzitter, commissaris, in het jaar 2000 werden de millennium development goals vastgesteld. Het zijn ambitieuze plannen om in 2015 de armoede in de wereld flink terug te dringen. Eind deze maand zijn we op de helft van de tijd, maar helaas nog lang niet op de helft van de verwezenlijking van die doelen. De ontwikkelingsagenda loopt zwaar achter. Nog steeds sterven te veel mensen van de honger, nog steeds kunnen te veel kinderen geen onderwijs genieten, nog steeds zijn te veel vrouwen achtergesteld en nog steeds
19/06/2007 maken aids, malaria en tbc te veel slachtoffers. Zo zou ik nog wel even door kunnen gaan, helaas. Het is absoluut noodzakelijk dat de kwaliteit én de kwantiteit van de hulp verbetert en veel hangt af van de politieke wil in de landen. Natuurlijk moeten alle landen hun belofte nakomen om 0,7% van het bruto nationaal product voor ontwikkelingshulp te reserveren. Maar het gaat niet alleen om geld. Het gaat vooral om betere en effectievere hulp en om betere coördinatie van de hulp. Fantoomhulp waarbij het geld vooral naar consultants, evaluatierapporten en studies gaat, moet worden teruggedrongen. Voorzitter, vanuit onze fractie zou ik voorts nog een aantal punten willen aankaarten. Allereerst wil ik wijzen op het belang van transparantie in de financiële stromen. Het moet helder zijn waar de gelden naartoe gaan. Ten tweede schuldenverlichting. Schulden zijn voor veel landen een groot probleem. Schuldenverlichting kan en mag echter geen beloning zijn voor mismanagement van regeringen. Daarom kan schuldenverlichting alleen onder strikte voorwaarden zoals good gouvernance en transparantie. Er moet een garantie zijn dat de vrijgekomen middelen daadwerkelijk besteed worden aan armoedebestrijding. Ten derde wil ik wijzen op het belang van handel. Handel en de opening van markten kunnen onder bepaalde voorwaarden een geweldige motor zijn voor economische groei. Landen moeten daarbij op onze steun kunnen rekenen. Wat betreft intellectual property rights zou ik willen zeggen: laten we het kind niet met het badwater weggooien. Het moet voor de industrie aantrekkelijk blijven om ook onderzoek te blijven doen naar bestrijding van armoedeziektes. Een bepaalde mate van bescherming van patenten van intellectual property rights is daarvoor nodig. Tenslotte, de seksuele en reproductieve gezondheid. Veel vrouwen in ontwikkelingslanden lopen hoge risico's, zelfs levensgevaar, tijdens en na de zwangerschap. Veel vrouwen sterven daaraan onnodig. Hulp in dezen is buitengewoon urgent. Daarom zijn wij voor meer hulp aan deze vrouwen. 2-254
Margrietus van den Berg, namens de PSE-Fractie. Voorzitter, helaas ontbreekt de Raad. De Socialistische Fractie is daarover ernstig teleurgesteld. In 2000 committeerden 191 wereldleiders zich aan de millenniumverklaring om vóór 2015 extreme armoede de wereld uit te helpen en de gezondheid en het welzijn van de armste groepen te verbeteren. Op dit moment heeft één op de vijf wereldburgers geen toegang tot sociale basisvoorzieningen als onderwijs en schoon drinkwater. Over precies tweeëneenhalve week zijn we halverwege de MDG-deadline. Het uitstekende verslag van Glenys Kinnock maakt de tussenbalans op. Wij steunen het verslag ten volle. De afgelopen zeveneneenhalf jaar is intensief gewerkt aan het verwezenlijken van deze doelstellingen. Er zijn
53 een aantal grote successen behaald. Vooral in Azië is er sprake van een sterke daling van de armoede. Het aantal mensen dat leeft van minder dan 1 dollar per dag is daar sinds 1990 met meer dan een kwart miljard gedaald. Ook in Latijns-Amerika is een duidelijk stijgende lijn te ontwaren. In beide regio's is het aantal ondervoede kinderen drastisch gedaald. De kindersterfte is met vele procenten teruggedrongen. Honderdduizenden mensen in Latijns-Amerika en Azië zijn uit de armoede gelicht. Dat is iets waar die regio's en de hele wereld trots op mogen zijn. Wat in Azië en Latijns-Amerika nog steeds mis gaat zijn de enorme verschillen tussen arm en rijk. We moeten meewerken aan strategieën voor een eerlijkere verdeling van natuurlijke hulpbronnen, van grond, eerlijkere belastingen, minder corruptie en goed bestuur. Te veel mensen blijven ondanks alle groei en vooruitgang nog steeds verstoken van sociale basisvoorzieningen. Daarop moeten Europese hulpprogramma's via het maatschappelijk middenveld inzetten. In één werelddeel zijn de millenniumdoelen de afgelopen jaren achteruit gegaan in plaats van dichterbij gekomen. Afrika gaat ondanks individueel knappe prestaties, ondanks inspanningen van velen, bergafwaarts. Het ziet ernaar uit dat daar nagenoeg geen van die millenniumdoelen tijdig zullen worden gehaald. Driekwart van de mensen lijdt aan aids/hiv in Subsahara-Afrika. Het aantal mensen dat honger lijdt, is in dit gebied met vele tientallen miljoenen gestegen. Hoe kunnen we een turning point bewerkstelligen in de groepen die wel presteren? Hoe kunnen we Afrikaanse ondernemers, vrouwencoöperaties, microkredietbanken helpen om het tij te keren? Op de eerste plaats door niet alleen de slachtoffers, maar ook de successen, inclusief bijvoorbeeld het einde van oorlogen zoals in Mozambique, centraal te stellen. Dus ook Afrikaanse topdiplomaten zoals Kofi Annan, modehuizen uit Abuja, wijnboeren uit Zuid-Afrika, piloten uit Ghana, topvoetballers uit heel Afrika, vrouwelijke ictondernemers. Zíj gaan Afrika veranderen. Met hen wil ik een partnerschap. Op hen moeten we onze Europese hulp richten. Zij moeten handelsvoordelen krijgen in plaats van lastiggevallen te worden met onze dumpgoederen. Het wordt tijd voor een nieuw begin. Een draaipunt bergop. Want hun kwaliteit en nationale hulpbronnen en onze oprechte samenwerking op het gebied van hulp en handel kán Afrika doen herrijzen. Oprechte samenwerking betekent dat we het Europees Ontwikkelingsfonds en onze hulpbudgetten meer richten op de millenniumdoelen, onderwijs, gezondheidszorg. Inderdaad, commissaris, MDG-contracten daartoe is een goede lijn. Dat betekent ook de G8, die grootse taakstellingen aan echte limieten binden. Oprechte samenwerking betekent royale economische partnerschapsovereenkomsten. Afrikaanse ondernemers moeten ook hún producten met toegevoegde waarde
54 kunnen leveren op onze markt. Als GSP-plus daarbij kan helpen, moet het gebeuren. Laten we een Afrikaans team samenstellen van goede spelers, winnende spelers en laten we het Afrikaanse team in de tweede helft van de 2015-match voor de MDG's de kans geven die voetbalwedstrijd te winnen. Dat is goed voor Afrika, dat is goed voor de hele wereld. 2-255
Johan Van Hecke, namens de ALDE-Fractie. Voorzitter, het is wellicht geen toeval dat er veel Nederlands wordt gepraat in een debat over ontwikkelingssamenwerking en ik ben er ook heel blij om. Afgaand op de resultaten van de G8 kan men stellen dat de weg naar het bereiken van de millennium development goals stilaan begint te gelijken op de processie van Echternach. Ja, er is in Heiligendamm even over Afrika gepraat. Al was het maar om Bono en Bob Geldof niet tegen zich in het harnas te jagen. Dezelfde beloften uit 2005 werden nog eens herhaald. Maar geen nieuwe engagementen en vooral geen time table. Ik deel de zorg van Glenys Kinnock dat we er in dit tempo in 2015 niet geraken. Het verslag van onze collega Kinnock is trouwens een zeer evenwichtig document geworden, waarin ook rekening werd gehouden met de bekommernissen van onze fractie. Ik zet ze even kort op een rijtje. Eén: de 0,7 procent mag geen fetisj zijn. De kwaliteit en de efficiëntie van de verstrekte hulp is minstens even belangrijk als de kwantiteit. De zogenaamde ontwikkelingsuitgaven van bepaalde regeringen roepen veel vragen op en de coördinatie laat vaak te wensen over. Twee: meer rechtstreekse budgethulp is onafwendbaar als we de MDG-doelstellingen willen halen, maar ook daar moeten voorwaarden aan gekoppeld worden. In de eerste plaats inzake goed bestuur en essentieel is dat de parlementaire controle wordt versterkt. Drie: wij zijn vóór verdere schuldverlichting. Niet lineair, wel geconditioneerd. De vrijgekomen middelen zouden kunnen worden gestort worden in een fonds dat prioritair wordt aangewend voor onderwijs en gezondheidszorg. Tenslotte nog dit, Voorzitter. Het debat of we nu voorrang moeten verlenen aan het nastreven van de MDG's dan wel aan aid for trade is een vals dilemma, waar wij niet aan mee willen doen. Wat ons betreft is het niet of/of, wel en/en. 2-256
Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, Afrika kan op dit moment alleen geholpen worden met gezamenlijke, wereldwijde inspanningen. De aanhoudende financiering door Europa van de zogenaamde reproductieve rechten, waaronder abortus, vormt een fundamentele belemmering voor deze eenheid. Abortus is niet het gepaste antwoord op het probleem van de kraambedsterfte in Afrika, noch vanuit morele overwegingen, noch vanuit medisch oogpunt. Als we de
19/06/2007 Afrikaanse vrouwen op dit vlak daadwerkelijk willen helpen, moeten we medische bijstand verlenen, drinkwater verschaffen en zorgen voor onderwijs en medische faciliteiten. Het gebruik van EU-middelen voor de financiering van abortus in Afrika is lijnrecht in strijd met de beginselen van hulpverlening. Deze aanpak impliceert dat alle burgers van de Europese Unie indirect betrokken zijn bij deze kwestie. Het is tevens een vorm van moreel imperialisme tegenover Afrika, een houding die we in dit Parlement niet door de vingers kunnen zien. Daarom verzoek ik u met aandrang om tegen de paragrafen 40 en 41 uit het verslag te stemmen. Ik richt mijn oproep in het bijzonder tot de Christen-democratische afgevaardigden in dit Parlement. Wanneer er geen gevolg gegeven wordt aan mijn verzoek, zullen wij dit verslag niet kunnen steunen. 2-257
Frithjof Schmidt, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, we maken nu een tussentijdse balans op van alles wat we hebben gedaan om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te halen, en het ziet er niet goed uit. Dat blijkt heel duidelijk uit het verslag van Glenys Kinnock. Mijn fractie staat heel nadrukkelijk achter dit goede verslag. Wanneer het op het politieke toneel zo verder gaat, zullen heel wat ontwikkelingslanden, met name in Afrika, de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling niet halen, en de meeste geïndustrialiseerde landen zullen hun beloftes voor financiële hulp niet nakomen. De top van de G8 in Heiligendamm in Duitsland was helaas een bewijs te meer. Sinds 1999 wordt er om het jaar hetzelfde beloofd, en telkens weer worden die beloftes verbroken. Dat tast de geloofwaardigheid van de Europese Unie in de ogen van heel wat ontwikkelingslanden aan. Wat er nu in Heiligendamm is beloofd, wordt verrekend met wat er in Gleneagles was beloofd. We willen 60 miljard dollar uitgeven voor het Global Fund, maar we willen het wel verrekenen met wat we in Gleneagles hadden beloofd en niet zijn nagekomen. Dat noemt men dubbele boekhouding. Dat is gegoochel met cijfers, en daar kopen de betrokken landen niets voor. Ik ben blij, mijnheer de commissaris, dat u in dit verband duidelijke taal heeft gesproken. Dat is dringend nodig. Het is onze taak als Parlement om de dingen bij hun naam te noemen, en de nodige druk uit te oefenen, zodat tenminste de Europese Unie zich houdt aan haar trappenplan voor het bereiken van het doel van 0,7 procent van het BBP voor de ontwikkelingshulp van de overheid, zonder reducties, en zonder boekhoudkundige trucs. 2-258
Tobias Pflüger, namens de GUE/NGL-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, we maken hier een balans op van de top van de G8. Daar is een verklaring over het klimaat afgelegd die blijkbaar helemaal niets waard is. Ik ben het eens met wat de milieuorganisaties hebben
19/06/2007 gezegd. Greenpeace zegt dat het veel te weinig is, en de “Bund für Umwelt und Naturschutz” zegt dat dit vage beloftes zijn. Het is allemaal heel vrijblijvend. Commissaris Michel, u zegt dat er veel te weinig is gezegd over Afrika, en dat ben ik met u eens. Het is nog steeds broodnodig dat de schulden van de armste landen worden kwijtgescholden. Dit is echter ook een debat over de top van de G8 in zijn geheel, en daarom zou ik er nogmaals aan willen herinneren dat deze G8-landen geen enkele legitimiteit hebben. Ze hebben zichzelf benoemd als leiders van deze wereld. Deze G8-top heeft 100 miljoen euro gekost, en alleen het hek om Heiligendamm heeft al 12,5 miljoen euro gekost. Er heeft een zeer geslaagde demonstratie met 80 000 deelnemers tegen deze G8-top plaatsgevonden, en de politie heeft de ongeregeldheden - die fout waren, en die we betreuren - benut om achteraf de procedures van de rechtsstaat op te schorten. Intussen weten we bijvoorbeeld dat er onder de demonstranten ook rechercheurs in burger waren, die waarschijnlijk ook tot geweld hebben opgeroepen. Ook konden de advocaten hun werk nauwelijks doen, en de rechters zijn een verlengstuk van de politie geworden. De advocaten hebben er lang voor moeten vechten om zelfs maar te kunnen spreken met de gevangenen. Er zijn kooien voor gevangenen gebruikt, en die heeft Amnesty International in alle duidelijkheid bekritiseerd. In de marge van deze top heeft er een repressie plaatsgevonden die een politiestaat niet had misstaan. Wanneer we zoeken naar gevallen van repressie tegen burgers hoeven we niet altijd zo ver te zoeken, nee, midden in de Europese Unie, in de marge van deze G8-top, zijn de mensenrechten met voeten getreden. 2-259
Georgios Karatzaferis, namens de IND/DEM-Fractie. (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik geloof niet dat er één burger in de wereld vertrouwen heeft in deze bijeenkomst van de G8! De G8 doet denken aan de leenheren van 400 jaar geleden, die bijeenkwamen en besluiten namen over de rug van de volkeren heen. De G8 is een modern leenheerschap. Zij komen bijeen, en telkens worden bij loting ook acht vertegenwoordigers van de arme landen uitgenodigd. Wij hebben het over Afrika. Noemt u mij eens een groot ziekenhuis in Afrika. Zou u, mijnheer de Voorzitter, voor een ernstig gezondheidsprobleem naar Tanzania gaan? Nee, u zou naar Duitsland of Engeland gaan. Noemt u mij eens een grote bank die in Afrika is gevestigd. Alle grote banken waaraan wij ons geld toevertrouwen, zijn van het noordelijk halfrond. Er is een bijzonder soort racisme. Laten wij dat eindelijk eens bekennen. Of tenminste duldt men racisme jegens die landen. Wat wij hun geven is de fooi die wij onze ramenlappers geven. Er moet een besluit genomen worden; er moet een ideologie in het leven worden geroepen die zegt dat alle burgers van de wereld dezelfde rechten hebben, als het gaat om democratie, gezondheid en deelneming aan de besluiten die hun rechtstreeks aangaan. Wat vandaag gebeurt, mijnheer de Voorzitter, is mijns inziens geen democratie. Wij delen de rijkdom, wij veroorzaken
55 kanker in heel de wereld, maar de supermacht - de VS is niet bereid om Kyoto te ondersteunen, met alle gevolgen van dien: dood, overdreven hoge temperaturen in heel de wereld - en de volkeren hebben het toekijken. Daarom is er behoefte aan meer democratie, aan een betere aanpak en aan meer respect voor de burgers, met name in de landen waar de democratie nog niet voldoende tot bloei is kunnen komen. Wij moeten oppassen, want anders komt van daaruit een nieuwe aids op ons af, en die aids zal rampzaliger zijn dan de aids die heel wat burgers van het noordelijk halfrond de dood indrijft. 2-260
Koenraad Dillen, namens de ITS-Fractie. - Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, het verheugt mij te zien dat de commissaris voor ontwikkelingssamenwerking en humanitaire zaken terug is onder ons. We weten dat hij drukke activiteiten heeft. Zijn verlof als commissaris om actief deel te nemen aan de parlementsverkiezingen in mijn land mag dan wel afgelopen zijn - en het verlof van een Europees commissaris heeft zijn partij zeker geen windeieren gelegd, waarvoor ik hem wil feliciteren maar toch stellen we met bewondering en ook met wat verwondering vast dat hij op twee fronten actief blijft, ook na zijn verlof. Hier in het halfrond als commissaris voor ontwikkelingssamenwerking, maar ook in Brussel waar koortsachtig aan het vormen van een nieuwe Belgische regering wordt gewerkt en waar de commissaris de Franstalige Groene Partij van mijn land vandaag oproept om mee in de regering te stappen. Voorwaar, het is geen sinecure de job van Europees commissaris en Belgisch loco-informateur met elkaar te combineren; de vraag of deze genrevermenging niet tot mogelijke partijdigheid leidt en of de neutraliteit van de Commissie hiermee niet in het gedrang komt, is in dit verband dan ook waarschijnlijk maar een detail. Los van deze opmerking kan men zich - en ik heb het nu over het verslag Kinnock - beter de vraag stellen hoe wetenschappelijk we eigenlijk bezig zijn met de millenniumdoelstellingen. Deze provocatieve vraag werd gelanceerd door Amir Attaran, een prominent inzake ontwikkelingssamenwerking aan de universiteit van Ottawa in Canada. Attaran stelt zich inderdaad grote vragen bij de wetenschappelijkheid van deze doelstellingen en vooral bij de manier waarop het behalen ervan wordt gemeten. Hij neemt als voorbeeld de doelstelling inzake malaria en stelt daarbij dat zelfs instellingen, zoals de World Health Organisation, toegeven dat ze niet zeker zijn van de betreffende data die worden gegeven. Door onzekere cijfers als waarheid aan te nemen bouwt de VN de set van millenniumdoelstellingen op drijfzand, aldus Attaran. Wetenschappelijke betrouwbaarheid, collega's, moet ook in ontwikkelingssamenwerking de eerste bekommernis zijn. Het wordt dan ook tijd dat hierover een grondig debat wordt gevoerd. 2-261
Alessandro Voorzitter, rapporteur uitstekende
Battilocchio (NI). - (IT) Mijnheer dames en heren, allereerst wil ik en mijn collega's bedanken voor werk en voor hun steun aan
de de het de
56 amendementen die ik in de Commissie ontwikkelingssamenwerking heb ingediend. Ik wil graag bij enkele punten stilstaan. De strijd tegen aids moet, vooral in het licht van de recente VNverslagen en het gebrek aan vooruitgang bij de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, een prioriteit blijven voor de internationale gemeenschap. Deze vereist een ononderbroken betrokkenheid en de verantwoordelijkheid daarvoor moet op de schouders van de geïndustrialiseerde landen blijven rusten. Je kunt niet over economische ontwikkeling, opleiding en gezondheidsinfrastructuur blijven spreken, als er dagelijks talloze mensen sterven onder de actieve bevolking die dergelijke hervormingen zou kunnen doorvoeren, ondanks de therapieën en geneesmiddelen, die klaarblijkelijk nog ontoereikend of onvoldoende doeltreffend zijn. Volgens het UNAIDS-verslag was er sprake van vier tot zes miljoen nieuwe gevallen in 2006, en drie miljoen sterfgevallen in datzelfde jaar, waarvan tweederde afkomstig uit de Afrikaanse landen bezuiden de Sahara, het gebied dat het sterkst betrokken is bij de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Het gaat hier om 8 000 sterfgevallen per dag, een werkelijk onacceptabel aantal. In deze strijd en de armoedebestrijding in het algemeen zijn we nog ver verwijderd van onze routekaart. We kunnen ook niet langer meer de excuses accepteren van de landen - waaronder helaas ook mijn land - die nog altijd niet aan de op internationaal niveau aangegane verplichtingen hebben voldaan, waarbij we niet mogen vergeten dat deze verplichtingen minimaal zijn. Verder moeten we de regeringen van de donorlanden niet alleen verzoeken om doeltreffender te werk te gaan bij de ontwikkelingshulp, maar ook om een zo groot mogelijke samenhang met het eigen handelsbeleid na te streven, omdat ontwikkelingshulp voornamelijk inhoudt dat landen die in moeilijkheden verkeren, de mogelijkheid wordt geboden om weer met eigen middelen op de been te komen.
19/06/2007 leiderschap van ons afgeschud rocksterren - en goddank dat die er niet waren om de druk op de ketel wel? Er is een schrijnend gebrek Europa.
en afgestaan aan zijn, want als zij er te houden, wie dan aan leiderschap in
Als wij zeggen dat wij ‘Europa aan de man moeten brengen’, denken we dat we met de mensen moeten praten over grondwettelijke verdragen, enzovoort. Dat is een misvatting. Mensen in pubs in Dublin of in restaurants in Duitsland hebben het niet over grondwettelijke verdragen; dat heb ik al eens eerder gezegd. Kijk eens naar de mensen die naar Gleneagles gingen, die vrij namen van hun werk om naar Gleneagles af te reizen, die al die rockconcerten bezochten over de derde wereld. Waarom geven wij die mensen geen leiderschap? Waar zijn de echte staatsmannen en staatsvrouwen van Europa? Al wat we hebben zijn politici, politici die nog een armzalig figuur slaan ook. Geen Delors, geen Kohl. De G8 heeft ons in de kou laten staan, en dat terwijl dit vraagstuk om leiderschap vraagt. Ze toonden niet het leiderschap dat dit vraagstuk verdient, en daarom moet dit Parlement aandringen op verandering. We moeten erop aandringen dat politici in het Westen, in de Europese Unie en binnen de G8 het voortouw nemen op dit gebied. Al het andere is onacceptabel en voor u, mijnheer de Voorzitter, is hier een rol weggelegd. U kunt ons leiderschap geven in dit Parlement. U kunt invloed uitoefenen op hen die verandering kunnen bewerkstelligen. Wij hebben de mogelijkheid om verandering te bewerkstelligen. De huidige situatie is onaanvaardbaar. De G8-top is voor iedereen uitgelopen op een bittere teleurstelling. De top heeft aangetoond dat we echte staatsmannen, staatsvrouwen en leiders ontberen, en ik hoop dat daar verandering in komt. 2-263
De Voorzitter. - Dank u, mijnheer Mitchell. Ik waardeer het dat u een zeker belang toekent aan de Voorzitter van het Europees Parlement, maar hij was niet uitgenodigd in Heiligendamm. 2-264
Aan de horizon duiken dus nieuwe uitdagingen, risico’s, beproevingen en verantwoordelijkheden op. Ik hoop dat Europa deze keer daadwerkelijk in staat zal zijn om de rol te vervullen die het toekomt. 2-262
Gay Mitchell (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, toen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog de concentratiekampen werden bevrijd, zeiden we: "Dit nooit weer". Zo'n voorbeeld van onmenselijkheid van de mens jegens zijn naaste zou zich nooit meer mogen voordoen. Wij in het Parlement en al degenen op de G8top van vorige week weten dat ieder jaar miljoenen kinderen jonger dan vijf jaar sterven doordat ze geen inentingen krijgen die in wat het Westen wordt genoemd al dertig jaar worden gegeven. Dit is zelfs nog erger dan wat er in de concentratiekampen gebeurde, omdat we hier weten wat er aan de hand is: het gebeurt onder onze neus. En wat hebben we gedaan? We hebben het
Ana Maria Gomes (PSE). - (PT) De genocide in Darfoer, de ernstige crises in Zimbabwe, Somalië, Ethiopië en Nigeria, corruptie, pandemieën, woestijnvorming, toevloed van wapens, de run op olie en andere natuurlijke hulpbronnen zijn allemaal factoren die nog meer conflicten in Afrika in de hand werken en het aantal wanhopige mensen die hun leven in de waagschaal stellen om Europa te bereiken of een plaats waar zij betere levensomstandigheden verwachten, doen toenemen. Daarom is het deprimerend vast te stellen dat de G8 zich ertoe beperkt heeft de beloften van Gleneagles te herhalen die niet zijn nagekomen. We zitten nu halverwege het traject en zoals het verslag van mevrouw Kinnock goed onderbouwd laat zien, zijn de Europese regeringen en de Commissie nog niet eens zover dat zij de millenniumdoelstellingen tot prioriteit hebben gemaakt.
19/06/2007 Met name in Afrika dienen de millenniumdoelstellingen als fundament voor elke veiligheidsen ontwikkelingsstrategie. Dat geldt derhalve ook voor de gezamenlijke samenwerkingsstrategie die in december tijdens de EU-Afrika-top dient te worden goedgekeurd. Die top kan zich er niet toe beperken weer louter een gelegenheid voor een mooi plaatje te zijn. Dan moeten er door de Europese en Afrikaanse politici verbintenissen met termijnen worden overeengekomen om de millenniumdoelstellingen te realiseren. Dan moeten er voorstellen worden gedaan die de regeringen en een kortzichtige wedloop, zonder principes, met China overstijgen. Investeren in de versterking van de democratische instellingen en het maatschappelijk middenveld in de Afrikaanse landen betekent ook investeren in degenen die strijden voor mensenrechten, vrouwenrechten en burgervrijheden in Afrika. Dat betekent dat de Europese Unie en haar Afrikaanse partners zich moeten verplichten tot nakoming van de akkoorden waar zij al door gebonden zijn, zoals de Overeenkomst van Cotonou. Zonder rechtvaardigheid en rechtsstaat valt goed bestuur niet te realiseren en zal er veel minder duurzame ontwikkeling zijn. 2-265
Toomas Savi (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, nu we halverwege zijn met de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling wil ik twee punten ter sprake brengen. Het is om te beginnen duidelijk dat voor de gehele mensheid de uitbanning van de armoede in de wereld een van de belangrijkste uitdagingen is van de eenentwintigste eeuw. Voor mij als arts is het zonneklaar dat armoede gepaard gaat met een 'tsunami' van ziekten als HIV/aids, malaria en TB, die jaarlijks miljoenen mensen het leven kosten. Het is diep treurig om te zien welke afschuwelijke tragedie schuilgaat achter de koele cijfers van de dagelijkse statistieken. Als we de armoede willen uitbannen moeten we eerst deze ziekten de wereld uithelpen en de gezondheidszorg in Afrika verbeteren. Dat kan als de G8-landen in de komende jaren ten minste de 60 miljard dollar beschikbaar stellen die is voorzien. De wereld van nu heeft de kans deze ziekten naar de geschiedenisboeken te verwijzen en daarin moeten wij slagen. Verder ben ik ingenomen met de in Gleneagles gedane belofte van 100 procent schuldkwijtschelding voor arme landen met een zware schuldenlast aan het IMF, de Wereldbank en de Afrikaanse ontwikkelingsbank. De millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling liggen alleen binnen bereik als er vrede heerst, en dat betekent dat er een einde moet worden gemaakt aan een groot aantal lokale militaire conflicten in Afrika, met name de slepende crisis in Darfoer waarin fundamentele mensenrechten met voeten worden getreden. Ten tweede wijs ik erop dat de nieuwe lidstaten, die tot voor kort ontvangers waren van officiële
57 ontwikkelingshulp, en die al verscheidene jaren kunnen bogen op een snelle groei van hun bbp, hun bijdragen zouden moeten verhogen. Ze moeten meer doen dan enkel hun vastgestelde doelen halen. Uiteraard steun ik het verslag-Kinnock. 2-266
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou vier kwesties onder de aandacht willen brengen. Jammer genoeg daalt het niveau van de ontwikkelingshulp die door een Europese Unie met vijftien lidstaten wordt uitgetrokken voor het verwezenlijken van de millenniumdoelstellingen, uitgedrukt als percentage van het bruto nationaal product. De meerderheid van de landen heeft op dit moment de tussentijdse doelstelling van 0,33 procent zelfs nog niet bereikt. De behoeften op het vlak van basisonderwijs worden momenteel slechts voor 23 procent gefinancierd, die op het gebied van gezondheidszorg voor 36 procent. Slechts bij achttien van de zestig landen die baat hebben bij een schuldsanering, werd de volledige buitenlandse schuld kwijtgescholden. Deze beslissingen zijn van wezenlijk belang, niet alleen omdat ze de vaak ondraagbare financiële last op de schouders van deze landen verminderen, maar ook omdat - zoals is vastgesteld door de Wereldbank - de landen die schuldenverlichting hebben gekregen, hun uitgaven voor projecten ter bestrijding van armoede hebben verdubbeld. Ten derde kunnen arme landen op een zeer doeltreffende manier geholpen worden door hun toegang te verschaffen tot de markten van de meest ontwikkelde landen in de wereld. Daarnaast dient de ontwikkeling van kleine bedrijven en van micro-ondernemingen in arme landen bevorderd te worden. Ten vierde, en ten slotte, is het belangrijk om de verdere ontwikkeling van lokale overheden en ngo’s te steunen. Er moet een centraal beheerssysteem in het leven geroepen worden voor de ontwikkelingshulp uit de begroting van de Europese Unie, aangezien dit de enige manier is om de doeltreffendheid te verbeteren en de bureaucratie en corruptie aan banden te leggen. 2-267
Margrete Auken (Verts/ALE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag Glenys Kinnock bedanken voor haar uitstekend verslag over de tussentijdse evaluatie van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Ik ben met name verheugd over het feit dat we eisen dat handel, ontwikkeling en landbouwsubsidie op elkaar afgestemd worden. Onze beschamende praktijk om met de ene hand te geven en met de andere hand te nemen en vaak veel meer te nemen dan te geven - moet ophouden. Tegelijkertijd wijst het verslag op een hele reeks hoogst relevante hulpverleningsgebieden. Toch hebben we het verslag er maar nipt door gekregen in de Commissie ontwikkelingssamenwerking. Vele amendementen van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Europese Democraten werden maar met een zeer kleine
58 meerderheid verworpen, en als ze wel goedgekeurd zouden zijn, hadden we nu een nogal uitgekleed verslag gehad. Het verslag bevat niet anders dan dat wat de lidstaten al lang geleden plechtig en onder grote belangstelling aan de armen hebben beloofd. En dus is er scherpe kritiek op het feit dat de beloftes niet zijn nagekomen. Het verslag wijst er nadrukkelijk op dat de procedure waarmee schuldkwijtscheldingen worden gebruikt om op een slimme manier de eigen verplichtingen na te komen, verwerpelijk is. Deze schulden zijn terecht vaak verminderd, of zelfs in hun geheel afgeschreven in de donorlanden, waardoor het in feite de rijke donorlanden zijn die hulpgelden ontvangen. We mogen niet die reputatie krijgen en het hele Parlement zou eendrachtig dit soort trucjes moeten verwerpen. We moeten aandringen op kritiek en zelfkritiek. Onze geloofwaardigheid is beschadigd, want beloftes moet men nakomen. De millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en de doelstellingen die er vorige week bij zijn gekomen tijdens de pompeuze G8-gesprekken over de problemen in Afrika zijn belangrijk en het zegt wel iets over hoe serieus de Raad met de gedane beloftes omgaat dat zij vandaag niet eens bij ons hier aanwezig zijn. De Raad neemt zichzelf niet eens serieus, laat staan dat wij de Raad serieus zouden moeten nemen. De aandacht moet in de tussentijd niet alleen maar gericht zijn op hoe de lidstaten onder de eisen uit kunnen komen of er het gemakkelijkst vanaf komen. Het gaat er nu om in eensgezindheid te bepalen hoe we onze doelstelling van de helft minder armoede tot 2015 kunnen halen. We moeten ook goed in de gaten houden of we feitelijk doen wat we beloven, als we onze geloofwaardigheid willen behouden tegenover de ontwikkelingslanden. We moeten proberen manieren te vinden waarop we het vervolgtraject in de gaten kunnen houden. Voortaan mag niemand er gemakkelijk vanaf komen en ongemerkt de eigen verplichtingen negeren. 2-268
Vittorio Agnoletto (GUE/NGL). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de G8 heeft ernstig gefaald in de strijd tegen armoede en de opwarming van de aarde. De vermoeide rituelen van een top die, hoe legitiem ook, inmiddels antihistorisch is geworden gezien de weerstand tegen de toetreding van nieuwe, snel opkomende landen, zoals Brazilië, Zuid-Afrika, China en India - weerspiegelen zich in de incoherentie van de eindverklaringen. In 2005 hebben de rijke landen in Schotland plechtig beloofd om de overheidssteun voor ontwikkeling tot 2010 met vijftig miljard dollar per jaar op te trekken. De helft daarvan zou ter beschikking worden gesteld van Afrika, om zo de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, die de Verenigde Naties voor 2015 heeft vastgesteld, te kunnen halen. Twee jaar zijn verstreken en de effectief beschikbare kredieten bedragen slechts 10 procent van wat er was
19/06/2007 toegezegd, zoals is aangetoond door het Africa Progress Panel dat wordt voorgezeten door Kofi Annan. In Rostock hebben de G8-landen, alsof er niets aan de hand was, een nieuwe toezegging gedaan en beloofd 60 miljard dollar te zullen verstrekken voor de strijd tegen aids, zij het dan in erg vage en opzettelijk misleidende termen. Er is geen termijn vastgesteld en de helft van het bedrag is in feite afkomstig van de toezeggingen die reeds door de Amerikaanse overheid zijn gedaan tot 2013. De stijging van drie miljard per jaar bovenop de toezeggingen die reeds door de andere regeringen, waaronder de Europese, zijn gedaan, is zelfs niet voldoende om het hoofd te kunnen bieden aan de humanitaire noodsituatie ten gevolge van aids en aan andere pandemieën. Wat de opwarming van de aarde betreft, werd het feit dat geen beslissing werd genomen, als een succes bestempeld. Het resultaat van drie dagen vergaderen waarvan de kosten 120 miljoen euro bedroegen - was het besluit om een eventuele overeenkomst over de beperking van de hoeveelheid kooldioxide in de lucht door te schuiven naar de VN. Geen enkele belofte kan gestand worden gedaan als men weigert de belangrijkste economische en sociale modellen ter discussie te stellen. 2-269
Hélène Goudin (IND/DEM). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, het is verheugend dat de juridische dienst van het Europees Parlement heeft vastgesteld dat het verkeerd is om in dit verslag de niet-geratificeerde Europese Grondwet als referentie te gebruiken. De Zweedse partij Junilistan, die ik vertegenwoordig, heeft er consequent op gewezen dat het verwerpelijk is om naar de Europese Grondwet te verwijzen, aangezien de bevolking van twee lidstaten van de EU die Grondwet helder en duidelijk heeft afgewezen in een volksreferendum. Wil de Grondwet kunnen worden gebruikt als rechtsgrondslag of referentie, moet hij unaniem worden geratificeerd. Ik doe een dringend beroep op dit Parlement om dit beginsel voortaan te respecteren. De rijke landen van de wereld hebben de morele plicht om een deel van hun welvaart over de ontwikkelingslanden te verdelen. Ik ben het dan ook van harte eens met de belangrijke doelen die in het kader van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling worden nagestreefd. Junilistan vindt echter dat de vraagstukken in verband met hulpverlening uitsluitend moeten worden behandeld door de afzonderlijke lidstaten, in samenwerking met organisaties die een brede internationale legitimiteit en een lange ervaring hebben. De rol van de EU in dit verband moet vooral gelegen zijn in de geleidelijke afschaffing van de destructieve visserijovereenkomsten die de Unie met arme ontwikkelingslanden sluit, en in een drastische hervorming van het protectionistische handels- en landbouwbeleid. Dat beleid maakt het voor landbouwers in arme ontwikkelingslanden moeilijk om hun producten op de Europese markt af te zetten.
19/06/2007 2-270
Anna Ibrisagic (PPE-DE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, we praten hier veel over de bedragen die wij nu betalen voor hulp en over de bedragen die we in de toekomst zouden moeten betalen. We beweren altijd dat de bedragen voor hulp onvoldoende zijn, en dat de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling niet zullen worden gehaald. Die doelstellingen zullen niet worden gehaald als de ontwikkelingslanden geen hulp krijgen waarmee ze hun economie kunnen ontwikkelen en zichzelf kunnen helpen. Degenen hier in het Parlement die mij kennen, weten dat ik Zweden vertegenwoordig, maar dat ik bijna veertien jaar geleden als Bosnische vluchteling naar Zweden ben gekomen. Daardoor weet ik dat als je je in een zwakke positie bevindt, je graag hulp wilt hebben waarmee je binnen korte tijd jezelf kunt helpen en zo snel mogelijk zelfstandig en onafhankelijk kunt worden, opdat je geen hulp meer nodig hebt. Wat je absoluut niet wilt, zijn mensen die medelijden met je hebben, en hulp waarvan je ook in de toekomst afhankelijk bent. Dit is ook de achtergrond van mijn kritiek op het verslag. Ik vraag om nog meer nadruk op handel en op de positieve betekenis daarvan voor ontwikkeling.
59 G8-landen er niet in slagen om de voorziene versnellingen te halen die nodig zijn voor het verdubbelen van de hulp tegen 2010. Alleen al in de strijd tegen hiv/aids is er een reusachtig geldgebrek. In 2007 is het tekort niet minder dan 9 miljard. De beloften die gemaakt zijn op de Top in Gleneagles om tegen 2010 universele toegang tot hivpreventie, -behandeling en -zorg te verzekeren, zijn nog lang niet gerealiseerd. Slechts één op de zes aidspatiënten krijgt medicatie. Om de twaalf seconden sterft iemand aan aids en 70% van de nieuwe hivinfecties zijn in Subsahara-Afrika. Dit is gewoon onaanvaardbaar. 50 miljard dollar, mijnheer de commissaris, voor hiv, aids, tbc en malaria is gewoon onvoldoende om de G8 tijdig een belofte te doen nakomen op het vlak van volksgezondheid. Nog één punt. De MDG's halen is niet enkel een kwestie van geld, maar ook van rechten. Zonder toegang bijvoorbeeld tot seksuele en reproductieve gezondheid voor iedereen kan armoede onmogelijk bestreden worden. Ik hoop, mijnheer de commissaris, dat Europa hier zijn voortrekkersrol blijft spelen. 2-273
Een ander punt dat in het verslag onvoldoende uit de verf komt, is de liberalisering. De opvatting dat de hulp moet worden opgetrokken zonder dat men van de ontwikkelingslanden mag eisen dat ze bijvoorbeeld hun schulden verminderen, houdt in dat men hulp geeft zonder eisen te stellen op het gebied van liberalisering of schuldsanering. Zonder liberalisering worden de schulden echter nog groter, en dan belanden we in de situatie die ik in het begin van mijn betoog beschreef en waarin hulp leidt tot hulpafhankelijkheid. Dat mag nooit gebeuren. 2-271
De Voorzitter. - Hartelijk dank, mevrouw Ibrisagic. Bij het horen van uw naam zou niemand denken dat u zo uitstekend Zweeds spreekt. Dat is een geweldig voorbeeld. 2-272
Anne Van Lancker (PSE). - Voorzitter, ik zou Glenys Kinnock van harte willen feliciteren voor een kritisch, maar, volgens mij, bijzonder pertinent verslag. Ik zou de commissaris willen danken voor zijn bedenkingen naar aanleiding van de G8-Top van Heiligendamm. Ik kan u trouwens zeggen, commissaris, dat ik uw scepsis over het resultaat grotendeels deel. In 2005 was iedereen het erover eens dat de millenniumdoelen gehaald konden worden als er voldoende inzet en middelen waren. Amper twee jaar later is dat idee blijkbaar fel bekoeld en komen de regeringsleiders van de G8 niet verder dan het herhalen van de beloften van 2005. Er is, zoals collega's al eerder zeiden, geen broodnodig tijdschema opgesteld om de beloften in te lossen. Er bestaat geen concreet financieringsplan, zodat landen verantwoordelijk gesteld kunnen worden voor hun engagementen en hun eventuele tekortkomingen en nú al is duidelijk dat de
Ignasi Guardans Cambó (ALDE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, in het jaar 2005 hebben de leiders van de G8 in Gleneagles een boodschap van hoop uitgezonden met hun belofte om 42 miljard euro steun voor de gezondheidszorg in Afrika te geven. Dat geld was voornamelijk bedoeld voor de bestrijding van aids, malaria en tuberculose. In 2007 hebben we een nieuwe belofte van 44 miljard euro. Is dit echt een nieuwe belofte? We weten het niet. Of is het alleen maar een nieuwe manier om het niet nakomen van de vorige belofte te maskeren, zoals alle grote NGO’s zeggen die dit soort berekeningen van dichtbij volgen? Er is geen enkel tijdschema, en het is niet duidelijk hoe deze nieuwe belofte zich verhoudt met andere, eerder gedane beloften. We moeten hier tegen de burgers zeggen dat onze regeringen niet doen wat ze zeggen. Dezelfde leiders die thuis zien hoe mensen ontzet Afrika ontvluchten en vervolgens bereid zijn om in de Middellandse Zee hun leven te riskeren, en die zich geschokt tonen bij het zien van die dramatische beelden, komen vervolgens hun beloften niet na wanneer ze die moeten omzetten in politieke besluiten. Er moet een politieke wil bestaan om meer hulp te geven - ja, en die hulp moet vooral bedoeld zijn voor gezondheidszorg en onderwijs. Maar die politieke wil moet ook worden meegenomen naar de onderhandelingstafel. De G8 heeft in zijn communiqué een succesvolle afloop van de Doha-ronde van vitaal belang genoemd voor economische groei op het Afrikaanse continent - van vitaal belang, zegt de G8. Maar als het over Afrika gaat, zou het hypocriet zijn als ons gepraat over humanitaire hulp niet ook tot uiting
60
19/06/2007
kwam in ons gedrag aan de onderhandelingstafel van de Doha-ronde, en dan heb ik het niet alleen over de Europese Unie, maar over de hele eerste wereld, over de eerste wereld die bijeen is gekomen tijdens de Top van de G8. We kunnen handelsvrijheid, de realiteit van de commerciële uitwisselingen, de realiteit van wat Doha voor die landen kan betekenen, niet loskoppelen van ons gepraat over humanitaire hulp. Onze beloften moeten aan de onderhandelingstafel worden vertaald in meer dan wat er aan geld wordt beloofd. En tot slot moet de hulp rationeel zijn. We moeten de hulp van de G8 aan het ICA (Infrastuctures Consortium for Afrika) verwelkomen. Dat is een concrete maatregel die ik hier speciaal wil noemen. 2-274
Eoin Ryan (UEN). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik feliciteer mevrouw Kinnock met haar voortreffelijke verslag. Het valt niet mee om dit vraagstuk te vatten in een betoog van één minuut, maar ik zal een poging wagen. Naar mijn mening is het probleem niet alleen het geld, of het gebrek aan geld, dat de EU en de westerse wereld beschikbaar stellen voor Afrika, maar ook het beheer en de coördinatie van deze hulp. Wij kennen de obstakels als gevolg van zwak bestuur in Afrikaanse landen. Hulp werkt in veel gevallen, maar als hulpverlening niet gepaard gaat met goed bestuur helpen we armoede nooit de wereld uit. Wellicht is het idee de overweging waard dat lidstaten of groepen lidstaten een coördinerende rol op zich nemen bij het beheer van de hulp in de verschillende Afrikaanse landen. Dat zou een fundamentele stap voorwaarts zijn naar een situatie waarin donorlanden verantwoordelijk worden gemaakt voor de hulpgelden die ze besteden. Tevens zou het een voorbeeld zijn van goede praktijken bij de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Ik zeg dit op basis van mijn ervaring als minister in de Ierse regering in de omgang met arme gemeenschappen in Dublin en andere Europese steden, waarbij één overheidsbureau belast was met de coördinatie van alle steun aan deze gemeenschappen. Dat was zeer succesvol. Ik denk dat voor Afrika hetzelfde kan worden gedaan op Europees of mondiaal niveau. Ik heb niet genoeg tijd om hier verder over uit te wijden, dus ga ik over op de andere belangrijke kwestie: handel. Zonder handel kan Afrika de armoede niet overwinnen. Dat vraagstuk moeten we aanpakken. Hoe dan ook, ik denk dat ons beleid voor de verlening en besteding van hulp aan Afrika beter moet worden gecoördineerd. Met een goede coördinatie zouden we verbeteringen kunnen doorvoeren op dit vlak. We weten allemaal dat dit geen sinecure is; gemakkelijke oplossingen bestaan niet, maar we moeten verandering brengen in de manier waarop wij hulp verlenen aan de armste mensen in Afrika. 2-275
VOORZITTER: GÉRARD ONESTA
Ondervoorzitter 2-276
Kathalijne Maria Buitenweg (Verts/ALE). Voorzitter, het is goed dat hier vandaag ook over de vooruitgang in sommige regio's is gesproken, maar zoals door eerdere sprekers, o.a. door de heer Van den Berg is gezegd, is de situatie in zwart Afrika nog dramatisch. Er is een geografisch onderscheid te maken. Maar er is ook een onderscheid te maken op basis van sekse. President Bush is er inmiddels van overtuigd dat er ook meer moet worden gedaan aan aidsbestrijding. Aids treft vrouwen én mannen. Ik kan me toch niet aan de indruk onttrekken dat dat een belangrijke voorwaarde is om geld op tafel te krijgen. Alléén vrouwen sterven aan moedersterfte. Dat is zo per definitie. Bij seksuele en reproductieve rechten is geen verbetering te bespeuren. Het lijkt erop dat voor velen een vrouwenleven minder telt. In Subsahara sterven 1 op 16 vrouwen als gevolg van zwangerschap, bijvoorbeeld door kraamsterfte of door onveilige abortus. Sri Lanka laat zien dat investeringen ook echt vrouwenlevens redden. Mijnheer Szymánski, daar is echt wat meer voor nodig dan alleen water en medicijnen. Vrouwen moeten zelf kunnen beslissen of ze zwanger willen worden. Moeilijke keuzes, zoals over abortus, moeten individueel worden genomen en niet zo gemakkelijk en generiek als hier vanuit onze luie banken. Commissaris, u heeft gelijk dat de EU een belangrijk geldschieter is en hier overigens ook een belangrijke rol in vervult. Maar ook EU-landen zijn hun beloften van Caïro nog niet nagekomen. Welke dynamiek gaat u daarvoor nu in gang zetten? 2-277
Luisa Morgantini (GUE/NGL). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik bedank de rapporteur, mevrouw Kinnock voor haar verslag dat, als het op tijd was aangenomen, een duidelijk signaal had kunnen afgeven aan de bij de G8 aanwezige staatshoofden en aan heel de internationale gemeenschap over de noodzaak om gerichte actie te ondernemen en een ommekeer te bewerkstelligen. Zo luidt ook het verzoek van de miljoenen mensen die nog altijd sterven door honger, dorst en ziekten of door oorlog. Het zou al heel wat - maar niet voldoende - zijn, indien de G8-landen en de internationale gemeenschap de aangegane verplichtingen trouw bleven. Als er echter geen actie wordt ondernomen met betrekking tot de structurele oorzaken van armoede en onderontwikkeling, zullen er mensen blijven sterven. Commissaris Michel heeft gelijk als hij zegt dat er behoefte is aan onderling afgestemde en coherente strategieën op meerdere fronten. Ik noem de kwantiteit en de kwaliteit van de overheidssteun voor ontwikkeling, de schuldkwijtschelding, de herziening van de regels voor de internationale handel en ongetwijfeld ook het nemen van verantwoordelijkheid, transparantie en goed bestuur door de ontwikkelingslanden.
19/06/2007 Ik wil graag enkele punten benadrukken. Met betrekking tot de kwaliteit van de hulp is het met name belangrijk dat een eind wordt gemaakt aan de zeer schadelijke praktijk waarin hulp is gerelateerd aan economische en geopolitieke belangen, evenals aan de incoherentie tussen het ontwikkelings-, handels- en landbouwbeleid van de Europese Unie. Verder is het ook noodzakelijk om de economische partnerschapsovereenkomsten opnieuw onder de loep te nemen en daarvoor alternatieven te vinden die stroken met het streven naar de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, en die de impasse van de onderhandelingen van de Doha-ronde kunnen helpen overbruggen. De drie millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling op gezondheidsgebied zullen nooit worden behaald als er geen wereldwijde toegang is tot behandelingen en geneesmiddelen. De internationale wetgeving met betrekking tot intellectuele eigendomsrechten leidt te vaak tot schending van het prioritaire recht op gezondheid en leven van miljoenen mensen, ten gunste van de winsten van de farmaceutische multinationals. De teleurstellende afspraken die tijdens de G8 zijn gemaakt, laten ook zien hoe tegenstrijdig de houding van de grote mogendheden ter wereld is, die vijf procent van het bedrag dat ze uitgeven aan moord- en vernietigingswapens, aan ontwikkeling besteden. 2-278
Manolis Mavrommatis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil op mijn beurt de rapporteur, mevrouw Kinnock, van harte gelukwensen met het initiatief dat zij heeft genomen tot de opstelling van een verslag over zo’n belangrijk vraagstuk. Het is voor het Europees Parlement interessant om halverwege de voor de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen vastgestelde tijd te zien hoever wij verwijderd zijn van deze doelstellingen, en om bijgevolg in staat te zijn bepaalde middelen voor het bereiken daarvan te herzien. Het is betreurenswaardig dat zoveel landen in het armste gebied van de wereld, ten zuiden van de Sahara, ver verwijderd zijn van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Het is duidelijk dat deze nooit zullen worden bereikt als de armste ontwikkelingslanden niet meer en betere hulp krijgen, als aanvulling op de door hen zelf vlot getrokken middelen. De Verenigde Naties, de Afrikaanse Unie, de G8 en de Europese Unie moeten gevolg geven aan de huidige ramingen waaruit blijkt dat jaarlijks ongeveer 3,7 miljard euro meer hulp moet worden verleend aan Afrika. Bovendien moet de Europese Unie als grootste donor van humanitaire hulp aandringen op kwijtschelding van de schulden van de ontwikkelingslanden. Ik moet u evenwel bekennen dat wat mij het meeste zorgen baart het onvermogen is om het doel inzake
61 onderwijs te bereiken. 121 miljoen kinderen, onder wie 65 miljoen meisjes, mijnheer de Voorzitter en mijnheer de commissaris, zijn nooit naar school gegaan. Afgezien van doelstelling 2 inzake verplicht en gratis basisonderwijs voor iedereen, bevond zich in 1990 onder de conclusies van de VN-Wereldtop voor kinderen ook het doel om tot 2000 alle kinderen van de wereld toegang te geven tot onderwijs en aan tenminste 80 procent van deze kinderen de mogelijkheid te bieden om het basisonderwijs te voltooien. Helaas zijn wij heel ver verwijderd van dit doel. De ontwikkelingslanden moeten beseffen dat als zij niet investeren in de kwaliteit van hun menselijk potentieel, zij voor eeuwig veroordeeld zullen zijn tot de situatie waarin zij zich nu met betrekking tot hun ontwikkeling bevinden. 2-279
Linda McAvan (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil in verband met de G8-top twee punten aansnijden. Het eerste punt gaat over klimaatverandering. Het goede nieuws is dat de Verenigde Staten willen blijven participeren in het VN-proces. Het slechte nieuws is echter dat er geen bindende doelstellingen zijn overeengekomen, en nog slechter nieuws, in zekere zin, is dat we geen vooruitgang hebben geboekt bij de opneming van opkomende economieën, zoals die van India, Brazilië en China, in het proces. Commissaris, er is flink wat werk aan de winkel in de aanloop naar Bali. Ik weet dat u voor klimaatverandering niet ten principale bevoegd bent, maar als commissaris voor ontwikkeling kunt u wel een belangrijke rol vervullen als het erom gaat de vaart erin te houden wat klimaatverandering betreft. U weet immers dat de armen in de ontwikkelingslanden nu al een prijs betalen voor de klimaatverandering. Ik hoop dan ook dat u dit onderwerp bovenaan uw agenda zult zetten. Als we kijken naar het andere belangrijke punt in verband met de G8, buitenlandse hulp, zien we dat de armen het gelag betalen terwijl de rijken zich beperken tot mooie woorden. Uit de cijfers blijkt dat de G8 bij de hulp aan ontwikkelingslanden lang niet op het goede spoor zit, en sommige EU-landen onder hen hebben wat dat betreft de slechtste staat van dienst. Commissaris, mijn theorie is dat we elkaar hier over twee of drie jaar terug zullen zien om wederom een klaagzang te houden over het gebrek aan vorderingen op het gebied van de buitenlandse hulp. Op een EU-top is de toezegging gedaan om de hulp te verdubbelen. Houdt u daar een scorebord van bij, of moeten we erop vertrouwen dat NGO's de scores meedelen? In feite zouden we moeten kijken naar scoreborden voor klimaatverandering en hulpverlening, omdat wat de heer Mitchell eerder zei over de geloofwaardigheid van de EU juist is. De burgers zullen ons beoordelen op de prestaties die we leveren op de terreinen die hun het meest aan het hart gaan: de bestrijding van klimaatverandering en armoede. De grondwetskwestie is belangrijk voor ons, maar niet voor het publiek. We zullen daarom in de ogen van de buitenwereld pas
62 geloofwaardig overkomen als we op die terreinen prestaties leveren. 2-280
Feleknas Uca (GUE/NGL). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, allereerst zou ik mevrouw Kinnock willen bedanken voor haar verslag. Ik heb niet veel tijd, en daarom zou ik slechts op één punt in willen gaan, dat in het verslag helaas nauwelijks aan de orde komt. Menswaardig werk is volgens mij van enorm belang in de strijd tegen armoede, en zou volgens mij een grote rol moeten spelen bij het bereiken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Hoe ver zijn we in dat verband al gekomen? Wanneer we een tussentijdse balans opmaken, is het resultaat volgens mij rampzalig. De meeste millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling zijn op geen stukken na gehaald, en volgens realistische schattingen zullen we die ook in 2015 niet halen. Dat is een bewijs van armoede voor de donorlanden. De krantenkoppen over de vermeende successen van de G8Top kunnen daaraan ook niets veranderen. 2-281
Nirj Deva (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals gewoonlijk heeft mevrouw Kinnock weer een goed verslag afgeleverd, maar het afleveren van een goed verslag, zoals wij allen doen in het Parlement, is niet genoeg. Dat mevrouw Kinnock in paragraaf 40 en met name in paragraaf 41 van haar verslag melding maakt van het actieplan van Maputo vervult mij met grote zorg. Het actieplan van Maputo voorziet, voor zover ik weet, in de bevordering van abortus en gaat veel verder dan de verklaring van Cairo. In de VN-verklaring over de rechten van het kind staat dat het kind op grond van zijn lichamelijke en geestelijke onrijpheid bijzondere bescherming en zorg nodig heeft, met inbegrip van geëigende wettelijke bescherming, zowel voor als na de geboorte. Volgens de VN sterven er ieder jaar ongeveer 8,5 miljoen mensen wereldwijd aan honger. Daartegenover worden volgens de Wereldgezondheidsorganisatie jaarlijks 46 miljoen kinderen geaborteerd. Dat cijfer is ongeveer gelijk aan de bevolking van Spanje. De kans om door abortus om het leven te komen vanaf het moment van bevruchting is dus vijf maal groter dan de kans om door honger te overlijden. Zet de 46 miljoen abortussen eens tegenover het totale aantal van 56 miljoen mensen dat jaarlijks in de wereld sterft. Tegenover de 46 miljoen abortussen staat ook een aantal van 70 000 vrouwen die de droevige keuze maken illegaal abortus te laten plegen en dan als gevolg van de abortus overlijden. De verhouding is dus dat er tegenover elke zwangere vrouw die tijdens een illegale abortus overlijdt, 650 levensvatbare kinderen staan die worden gedood in de baarmoeder, die, zoals de natuur het heeft bedoeld, de veiligste plek voor een baby zou moeten zijn om op te groeien.
19/06/2007 Ik doe een klemmende oproep aan mijn collega's om tegen de paragrafen 40 en 41 te stemmen, die niets te maken hebben met kraamvrouwensterfte, dat het onderwerp zou moeten zijn van millenniumdoelstelling 5. Noch hebben deze paragrafen iets te maken met seksuele of reproductieve rechten, omdat abortus geen verband houdt met seksualiteit: abortus is ongezond, heeft duidelijk niets te maken met reproductie integendeel zelfs - en is in mijn ogen zeker geen recht. 2-282
Åsa Westlund (PSE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik ben flink gegrepen door wat de vorige spreker zei. Daarom kost het mij enige moeite om te spreken, maar ik zal mij proberen te houden aan wat ik van plan was te zeggen. Toen ik op school zat, leerde ik dat de mensen in Afrika honger leden doordat ze de bomen bij hun woonplaats hadden omgehakt, zodat daar niets meer kon groeien. In zekere zin was die situatie dus min of meer hun eigen schuld. Tegenwoordig zijn er steeds meer aanwijzingen dat wij in de rijke wereld, met onze levensstijl en grote uitstoot van kooldioxide en andere gassen die het klimaat beïnvloeden, de eigenlijke oorzaak zijn van de klimaatverandering in Afrika ten zuiden van de Sahara, die ertoe heeft geleid dat de mensen daar onvoldoende mogelijkheden hebben om zich van voedsel en water te voorzien. Dat stelt de armoede in de wereld onmiskenbaar in een heel ander licht. Onze verantwoordelijkheid om de armoede uit te roeien wordt nog groter als wij die zelf hebben veroorzaakt. Mevrouw Kinnock heeft in haar verslag een speciaal deel gewijd aan de klimaatveranderingen. Daarin wordt met nadruk gewezen op onze verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat onze kooldioxide-uitstoot niet de armste mensen op aarde treft. Om dat doel te bereiken moeten we niet alleen onze uitstoot drastisch verminderen, maar ook de ontwikkelingslanden steunen, zodat ze de enorme omschakeling aankunnen waarmee de wereld wordt geconfronteerd. Het gaat om velerlei dingen. We moeten bijvoorbeeld de verhoogde waterstanden aanpakken, en ervoor zorgen dat ontwikkelingslanden die duurzame energie kunnen produceren, dat ook inderdaad doen, zodat ze de kans krijgen om zichzelf uit de armoede te bevrijden. Wil de wereld de millenniumdoelstellingen bereiken, dan moeten we hier een hogere prioriteit aan geven en er meer in investeren. We moeten er ook voor zorgen dat religieuze voorstellingen geen belemmering vormen voor de vrije wil van de mens en voor diens mogelijkheid om zich te beschermen tegen levensbedreigende ziektes en ongewenste zwangerschappen, als we serieus de sterfte aan bijvoorbeeld hiv, aids en onveilige zwangerschappen willen verminderen. Reproductieve rechten, voorlichting over legale abortus en toegang tot voorbehoedsmiddelen zijn en blijven noodzakelijke elementen in onze inspanningen om de millenniumdoelstellingen te
19/06/2007 bereiken. De rest is niets anders dan vooroordelen. Het verbaast mij dat ik die in dit Parlement te horen krijg. We zouden wijzer moeten zijn. 2-283
Tokia Saïfi (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, het debat van vandaag dwingt ons om kritisch te kijken naar de weg die wij nog moeten afleggen om tot 2015 de millenniumdoelstellingen te verwezenlijken. Ik wil er in dit Parlement op wijzen dat deze doelstellingen belangrijk zijn in het kader van de ontwikkelingssamenwerking en dat zij een stimulans moeten zijn voor efficiënte en coherente hulp. Nu die deadline nadert, dwingen de magere resultaten, met name in subsaharaans Afrika, ons strengere eisen te stellen en er een schepje bovenop te doen om onze beloften waar te maken. Met het oog hierop moet de Europese Unie haar politieke rol volledig vervullen om de ontwikkelingsgelden en de efficiëntie van haar acties op het Afrikaanse continent te verhogen. 2015 komt met rasse schreden naderbij. Het geeft derhalve geen pas nu gas terug te nemen of de pijp aan Maarten te geven. Als ’s werelds grootste verstrekker van officiële ontwikkelingshulp beschikt de Europese Unie over de noodzakelijke middelen om de landen in het Zuiden te helpen stabiliteit te bereiken en te profiteren van de economische, sociale en menselijke ontwikkeling. Omdat wij die middelen hebben, moeten we nu nadenken over efficiënte instrumenten, zodat de verstrekte hulp concrete en duurzame resultaten oplevert. Daarom moeten wij alle betrokkenen mobiliseren. Het gaat niet om liefdadigheid voor deze landen, maar om ontwikkelingshulp. We hebben vele beloften gedaan ten aanzien van de verwezenlijking van deze fundamentele doelstellingen. Ik noem bijvoorbeeld de verplichting die is aangegaan tijdens de zeer teleurstellende top van de G8, toen werd besloten 44 miljard euro aan hulp toe te wijzen voor de bestrijding van pandemieën in Afrika en toen de verplichting uit 2005 werd herbevestigd. Laten we hopen en bidden dat deze beloften geen dode letter blijven. Daarom moeten we deze initiatieven nu omzetten in concrete en meetbare acties. De tijd dringt. Laten we onze inspanningen opvoeren in een partnerschappelijke geest, zodat wij de deadline van 2015 niet missen. 2-284
Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, een minuut is heel kort om zo'n veelomvattend onderwerp te behandelen. De sfeer waarin dit debat deels verloopt, maakt me een beetje verdrietig en ik vraag me af of de Afrikaanse vrouwen, als wij hen zouden vragen wat ze willen, zouden komen met een aantal van de vandaag gehoorde antwoorden. De vrouwen die ik sprak in Malawi zeiden stellig dat er behoefte was aan onderwijs, voedsel, banen en hoop, en ik dacht dat de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling daarin zouden voorzien. Het is echter duidelijk dat we niet op tijd zullen zijn.
63 In de dertig seconden die ik nog over heb, wil ik het hebben over het handelsaspect van dit alles. Zo zijn met name de paragrafen 83 en 89 interessant. Er wordt gesteld dat de WTO-onderhandelingen mogelijk een oplossing bieden voor een aantal problemen van Afrika, ofschoon in paragraaf 89 toch duidelijk wordt vermeld dat de MOL nauwelijks zullen profiteren van de extensieve handelsliberalisering. Ik denk dat de Afrikanen de handelsbelemmeringen binnen hun eigen werelddeel moeten wegnemen. Ze moeten daar heel zorgvuldig naar kijken, en wij, in Europa, moeten hen helpen om de handel met de rest van de wereld te ontwikkelen. We zouden echter willen dat we meer konden doen, en ik hoop dat dit debat hiertoe zal bijdragen. 2-285
Louis Michel, lid van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, natuurlijk is het altijd frustrerend om in heel weinig tijd te moeten reageren op een stortvloed van opmerkingen die merendeels zeer juist waren. Ik ben het namelijk voor een heel groot deel eens met de opmerkingen, beoordelingen en ideeën die ik heb gehoord. Om te beginnen de G8: ja, ik kan bevestigen dat het ook mij buitengewoon teleurstelt dat de G8 steeds meer verwordt tot voornamelijk een bezweringsexercitie, en wat ik betreur is het volgende: hoe meer het een bezweringsexercitie wordt, hoe minder geloofwaardig het is, en op een zeker moment zal de vraag rijzen of het echt nog wel zinnig is. Ik hoorde iemand - volgens mij vanaf de banken te linker zijde - vraagtekens plaatsen bij de representativiteit of de representatieve legitimiteit van de G8. Ik denk dat die vraag gesteld moet worden. Het is zonneklaar dat grote delen van de geopolitieke en demografische realiteit geen enkele vertegenwoordiging hebben in de G8, en dat is tamelijk betreurenswaardig. De G8 wordt steeds meer een beauty contest, en natuurlijk is het buitengewoon treurig om te zien dat het hele concept in diskrediet raakt vanwege het feit dat de jaar op jaar herhaalde beloften niet nagekomen worden. Nu is er bij een dergelijke bijeenkomst altijd wel een aantal positieve punten aan te wijzen, maar dat is niet voldoende om ons ervan te overtuigen dat ze bijster nuttig en oprecht is. Ik kan helaas niet systematisch op alles wat gezegd is reageren en moet mij beperken tot de meest treffende opmerkingen die zijn gemaakt. Allereerst wat betreft hiv/aids: de twee voornaamste kanalen voor financiële hulpverlening door de Europese Unie aan de bestrijding van hiv-aids zijn: de steun aan de landen om de gezondheidszorgsector te versterken, met name in Afrika, en de toekenning van middelen via de thematische begrotingslijnen. Neemt u van mij aan dat wij alle middelen die tot onze beschikking staan, inzetten om hiv/aids te bestrijden. De lopende gezondheidsprogramma's in 21 Afrikaanse landen vertegenwoordigen een bedrag van 396 miljoen euro, en er is voor de komende maanden nog 62 miljoen extra
64 voorzien. Ik wil u niet verhelen dat het aan de thematische begrotingslijnen en de hulp aan de ACS vanuit het achtste en het negende EOF te danken is dat de Gemeenschap bijdraagt aan het Wereldfonds voor de bestrijding van hiv/aids, tuberculose en malaria, waarvan wij de post van vice-voorzitter van de raad van bestuur hebben bekleed. Sinds de oprichting van dit fonds in 2002, heeft de Europese Gemeenschap in totaal 522,5 miljoen euro uitgekeerd over de periode 20022006. Met de bijdragen van de lidstaten hierbij opgeteld is de Europese Unie de belangrijkste financier van het Wereldfonds voor de bestrijding van hiv/aids, tuberculose en malaria. Dan kort iets over de klimaatverandering, bij wijze van antwoord aan een afgevaardigde. Uw zorg over de bedreiging van de klimaatverandering voor de ontwikkelingslanden en voor hun inspanningen om de millenniumdoelstellingen te halen, deel ik volkomen. Mijns inziens moeten de kwesties betreffende klimaatverandering in de ontwikkelingssamenwerking worden geïntegreerd. Al in 2003 hebben we een EUactieplan inzake klimaatverandering en ontwikkeling goedgekeurd, dat wij samen met de lidstaten ten uitvoer leggen. Op dit moment wordt gekeken naar de stand van zaken bij de tenuitvoerlegging van dit actieplan, en daaruit is tot nu toe gebleken dat het weliswaar een goede basis voor het gemeenschappelijk optreden van de Europese Unie is geweest, maar dat de huidige manier waarop het ten uitvoer wordt gelegd, tekort schiet en niet strookt met het belang of de omvang van het probleem. Daarom wil ik een strategie lanceren om onze samenwerking met de ontwikkelingslanden die het zwaarst door de klimaatverandering getroffen worden, uit te breiden. Waar het om gaat is dat we ons inspannen om een wereldwijde alliantie voor klimaatverandering tot stand te brengen, een alliantie die de dialoog en de samenwerking tussen de Europese Unie en de ontwikkelingslanden ten aanzien van de uitstootvermindering en de aanpassing aan de klimaatverandering zal versterken. Ik ga ervan uit dat ik binnenkort nadere bijzonderheden over dit voorstel met u kan delen: dit is iets concreets. Bij de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) zal ik niet te lang stilstaan, maar u moet weten dat ik tot degenen behoor die ervan overtuigd zijn dat echte ontwikkeling - in de zin van het creëren van rijkdommen waarmee sociale dienstverlening en alle belangrijke toegangskanalen tot overheidsdiensten kunnen worden gefinancierd - niet mogelijk is zonder toegang tot handel en zonder een economische dynamiek. De EPO's zoals die ons voor ogen staan, zoals wij ze zien en zoals wij ze ten uitvoer leggen, zijn dus louter overeenkomsten inzake ontwikkelingsbeleid. De prioriteit ligt niet bij de handel maar bij de ontwikkeling! De mogelijke meningsverschillen die er ten aanzien van dit punt tussen sommige mensen en mijzelf bestaan, zijn bekend. Ik denk dat we die moeten accepteren. De beslissing om voor eind 2007 EPO's te sluiten, hebben
19/06/2007 de Europese Unie en de ACS gezamenlijk genomen. Het debat en de controverse waartoe deze beslissing aanleiding gaf, waren zeer nuttig, omdat deze met name hebben gezorgd voor de aanvaarding van langere overgangsperioden, voor de erkenning van het bijzondere karakter van bepaalde gevoelige producten en ook voor de aanvaarding van het beginsel van het financieren van regionale fondsen, om het gat op te vullen dat is ontstaan door het schrappen van de tarifaire belemmeringen. Wij zullen nog op dat vraagstuk terugkomen, maar het is zeker aan het debat te danken dat hier, in dit Parlement, werd aangezwengeld, met name door mevrouw Kinnock en anderen, dat de Commissie, de partners en de betrokkenen tot veel soepeler voorstellen zijn gekomen, waarin meer rekening wordt gehouden met de realiteit. Ik ben ervan overtuigd dat schuldenverlichting bijdraagt aan de ontwikkelingsfinanciering. Er is niets buitengewoons aan dit voorstel. Het is eenvoudigweg gebaseerd op ons gemeenschappelijke referentiekader voor het ontwikkelingsbeleid, op de Europese consensus die het Europees Parlement en de Commissie krap anderhalf jaar geleden hebben goedgekeurd. De Europese consensus verwijst naar de definitie van de OESO op het gebied van overheidsontwikkelingshulp en omvat ook schuldenverlichting. Overigens heeft de Europese Unie zich toegelegd op het vinden van duurzame oplossingen voor ondraagbare schulden. Maar, mevrouw Kinnock, u hebt natuurlijk gelijk: iedereen hoopt op meer schuldenverlichting, en ik ben de eerste om die hoop uit te spreken. En u hebt ook gelijk als u zegt dat het in de praktijk maar een one shot is, en dat als de landen hun beloften gestand willen doen, ze de komende jaren noodzakelijkerwijs zowel de werkelijke waarde als de absolute waarde van de bedragen die ze voor hun ontwikkelingshulpbeleid uittrekken, zullen moeten verhogen. Dat is ook de boodschap die de Commissie aan de lidstaten heeft afgegeven in haar mededeling van april jongstleden. De afgelopen tijd wordt de vraag gesteld of de OESOregels gewijzigd moeten worden. Dat lijkt me niet nodig. Bovendien denk ik dat het weer ter discussie stellen van deze regels het risico met zich zou meebrengen dat de discussie weer geopend wordt over de ontvankelijkheid van andere financiële bijdragen, die mijns inziens niets met het ontwikkelingsbeleid te maken hebben. Ik ben niet van plan hier meer over te zeggen, want ik denk niet dat ik iemand hoef uit te leggen waar ik aan denk. Over het belangrijke punt van de sociale en menselijke ontwikkeling wil ik graag zeggen - en ik zeg het met des te meer plezier daar de heer Deva, die over dit vraagstuk het woord heeft gevoerd, een man is die mijn achting geniet - dat ik uw gezichtspunt niet deel. De Commissie steunt beleid en maatregelen die mannen en vrouwen in staat stellen om vrije en geïnformeerde keuzen te maken met betrekking tot het aantal geboorten en de spreiding ervan, en die hun ook toegang geven tot hoogwaardige diensten op het gebied van gezinsplanning en seksuele
19/06/2007 gezondheid, en tot gekwalificeerd personeel tijdens bevallingen. Ik ben bang dat ik uw standpunt niet kan delen. Ik vind het te radicaal en denk dat u niet voldoende rekening houdt met het begrip individuele vrijheid. We hebben hier te maken met een verschil van filosofie, dat we moeten accepteren. Mensen verschillen, mijnheer Deva, mensen zijn niet per se allemaal gelijk, en ik denk dat we het argument van autoriteit of dat van onderwerping achterwege moeten laten. Hoewel ik kan begrijpen dat u zegt dat de mensen abortus, of het idee van abortus niet kunnen accepteren, denk ik dat we een religieus a priori niet kunnen accepteren. Dat is in elk geval mijn standpunt. Ik wil graag nog iets mededelen dat mij van belang lijkt en dat betrekking heeft op de doeltreffendheid van de hulp. Ik denk dat hulp - internationale hulp, Europese hulp, enzovoorts - veel doeltreffender wordt als we allemaal - ik ben er trouwens niet opuit om zwartepieten toe te spelen - wat minder met onze eigen vlag zwaaien. Ik denk dat als we ons werkelijk op ons doel richten, namelijk de armoede te verlichten en de allerarmsten op deze aarde te helpen, in plaats van te kijken naar wie wat doet en naar hoe eenieder zichtbaarheid tracht te geven aan hetgeen hij doet, dan denk ik dat we veel doeltreffender zullen zijn. Daarom werken we aan en maken we vorderingen met een gedragscode, die de lidstaten ertoe moet bewegen in te stemmen met een grotere coördinatie en een grotere convergentie, zodat de coherentie van de werkverdeling kan worden verbeterd. Daarmee zullen wij namelijk absoluut aan doeltreffendheid winnen. Ik moet u evenwel heel eerlijk zeggen, want ik luister goed naar u - en nagenoeg iedereen deelt dat gezichtspunt, en als men luistert naar wat de regeringen, ministers en premiers zeggen, merkt men dat zij er een van de voortdurende leidmotieven van hun betogen van maken -, dat dat verre het geval is. We hebben gezamenlijke analysen uitgevoerd voor nationale strategiedocumenten; we hebben gemeenschappelijke programmeringen voorgesteld, maar op dit moment kan ik u zeggen dat ik voor de programmering van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds het aantal lidstaten dat besloten heeft om aan de gemeenschappelijke programmeringen mee te doen, en dan nog niet eens aan alle programmeringen, op ongeveer tien schat. Er zijn maar heel weinig gevallen van gemeenschappelijke programmering. Maar dat is natuurlijk wel het doel. Het doel is niet de vraag wie wat doet, maar het doel is de vraag wie het het beste doet. Ik heb al eerder de gelegenheid gehad te zeggen dat de Commissie er niet opuit is om alles naar zich toe te trekken. De Commissie is bereid om verantwoordelijkheden te delegeren en om medefinanciering te verlenen aan de verantwoordelijken, om het zo te zeggen, van de proeflanden voor bepaalde thema's of bepaalde projecten, indien zij een meerwaarde leveren ten opzichte van onszelf. Dat is waar wij naar moeten proberen te streven. Ik blijf
65 optimistisch, want ik denk dat we gaandeweg het bewijs zullen leveren dat als we doeltreffend willen zijn, we meer coördinatie, convergentie en harmonisering nodig hebben. Daarin ligt namelijk de sleutel tot doeltreffendheid. 2-286
De Voorzitter. - De gecombineerde behandeling is gesloten. De stemming over het verslag van Glenys Kinnock vindt morgen plaats. 2-287
Werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU in 2006 (debat) 2-288
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A60208/2007) van Thierry Cornillet, namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking, over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU in 2006 (2007/2021(INI)). 2-289
Thierry Cornillet (ALDE), rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zal u enige cijfers geven over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU (PPV) in 2006. Zoals het een parlementaire vergadering betaamt, zijn we tweemaal bijeengekomen, in Wenen en in Bridgetown. Om even kort iets te zeggen over Bridgetown: het toeval wil dat Bridgetown op Barbados ligt, dat geldt als een toeristisch land, zoals overigens het gehele Caribisch gebied. En natuurlijk was de pers er als de kippen bij om te verkondigen dat de leden van het Europees Parlement naar de Cariben vertrokken. Nu kan de PPV vrij lastig functioneren zonder zich naar die ACS-landen te begeven, en het toeval wil - dat geldt zowel voor de Cariben als voor de Stille Oceaan, en zelfs voor een aantal landen in Afrika - dat daar landen bij zijn die ook een toeristische bestemming zijn. Is dat een reden om er dan maar niet heen te gaan? Dat zou volstrekt onbehoorlijk zijn jegens die landen, en daarmee zou het optreden van de ACS worden gereduceerd tot iets wat ze niet is. Nog een cijfer: er zijn negen resoluties aangenomen. Ik zal ze niet allemaal opnoemen, maar alleen vermelden dat een aantal ervan licht werpt op problemen die zich in de toekomst zullen voordoen, zoals "Toerisme en ontwikkeling", "De vogelgriep" of "De energieproblematiek in de ACS-landen". Nog een cijfer: er hebben zeven gezamenlijke delegaties plaatsgevonden, waarvan er een de tongen in beweging heeft gebracht, namelijk de missie naar Tenerife en Malta over de migratieproblemen. Ik wil graag de aandacht vestigen op een aantal punten van de werkzaamheden van dit jaar. Ik wil het hebben over de entree van niet-gouvernementele actoren en zelfs hun toenemende betrokkenheid bij de werkzaamheden van de PPV. Dat is een uiterst heuglijk feit, ook al blijft de deelname van deze actoren dikwijls beperkt tot
66 randevenementen. Desondanks is dit ontegenzeglijk een positieve aanvulling op de werkzaamheden van onze vergadering. Ik heb de eer om tot het volgende bureau als ondervoorzitter hiermee belast te zijn, en ik denk dat het belangrijk is dat deze post er is. Een ander punt betreft de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's). Ik heb gemerkt hoezeer deze commissaris Michel aan het hart gaan. Ook hier heeft de PPV haar taak vervuld. Zij heeft een belangrijke rol te spelen bij de bewaking van de onderhandelingen, en vooral bij het mogelijk maken van wederzijdse voorlichting: van Europese afgevaardigden, met het oog op een betere bekendheid met het terrein van de ACS-landen, en van onze ACS-partners over een aantal spookbeelden die afkomstig waren van bepaalde heethoofden die de EPO's voorstelden als iets wat ze niet zijn, namelijk een liberaal paard van Troje of iets dergelijks. Ik wil de commissaris bedanken voor het feit dat hij eraan herinnerd heeft dat het om ontwikkelingsbeleid gaat, en dat de EPO's niet dichtgetimmerd zijn, in tegenstelling tot de geruchten die in de wandelgangen van de PPV de ronde deden. Tot slot hebben we over dit onderwerp hoorzittingen gehouden met de leiders van de onderhandelingsdelegaties en met de commissarissen, waardoor wij er meer over te weten zijn gekomen. Wat Darfoer betreft, zal ik niet diep op dit onderwerp ingaan. Helaas is dit, zoals iedereen kan vaststellen, verre van uitputtend behandeld. Ik wil enkel de nadruk leggen op een schadelijke ontwikkeling, namelijk het gebruik van gescheiden stemmingen. In de eerste vergadering in Wenen hadden we een gezamenlijke resolutie over Darfoer, maar in Bridgetown werd verzocht om een gescheiden stemming, waardoor de resolutie er niet door is gekomen omdat onze ACScollega's er niet mee instemde. Zij zijn namelijk gezwicht voor de druk van een aantal landen. In het verslag stel ik voor deze praktijk af te schaffen, opdat de PPV een echte paritaire vergadering kan zijn, waarbinnen de democratie haar loop heeft. Wat betreft de parlementaire dimensie - ik zal er bij wijze van conclusie op terugkomen, mijnheer de commissaris - zou ik u enkel willen herinneren aan de toezegging die u hebt gedaan om strategiedocumenten voor te leggen aan, uiteraard, de ACS-landen, maar ook aan het Europees Parlement. Ik denk dat het van belang is onze ACS-collega's erbij te betrekken. Tot slot, wat de opkomst van het pan-Afrikaans Parlement aangaat, denk ik dat het van groot belang is een partnerschap met dit parlement, en daarmee ook met de AU aan te gaan. Ik meen dat er een delegatie naartoe is gegaan en dat wij hebben beloofd de voorzitster van het parlement te ontvangen. Een ander punt betreft de versterking van de subregio's van de ACS. Er zijn vier regio's in Afrika, plus het Caribisch gebied en het gebied van de Stille Oceaan, en het zou erg interessant zijn om de subregio's te
19/06/2007 versterken, in de wetenschap dat, wat de EPO's betreft, een tenuitvoerlegging die werkelijk in ieders belang is alleen mogelijk is via een regionale benadering. Tot slot, wat betreft de parlementaire dimensie, acht ik het volstrekt essentieel dat wij - en daarmee bedoel ik niet alleen de leden van het Europees Parlement, maar ook en vooral onze collega-afgevaardigden van de ACS - aandacht schenken aan hetgeen de PPV kan worden als informatiebron. Om een dergelijke rol te kunnen vervullen is het noodzakelijk de capaciteiten van het ACS-secretariaat te versterken en onze parlementaire collega's vooraf training te geven over het EOF en de tenuitvoerlegging van het EOF. Zij moeten hiervoor meer belangstelling kunnen opbrengen, evenals voor de totstandkoming van geïntegreerde nationale en regionale plannen, voor de nationale strategiedocumenten, voor het EOF en de EPO's. We zijn blij dat een gedeelte van de EOF-kredieten is vrijgemaakt voor het trainen van parlementariërs, opdat de PPV kan werken met mensen die over structuren beschikken, die kunnen meedenken en die beschikken over de informatie die noodzakelijk is om de PPV in staat te stellen zijn nut volledig te bewijzen. 2-290
Louis Michel, lid van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren afgevaardigden, de Paritaire Parlementaire Vergadering is een steeds robuurstere steunpilaar aan het worden voor de samenwerking tussen de Europese Unie en de ACS-landen. Sinds ik commissaris voor ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp ben, heb ik alle vergaderingen van de PPV persoonlijk bijgewoond, en ik ben me zeer goed bewust van de weg die deze instelling heeft afgelegd. De PPV is inmiddels steeds meer een echt parlement geworden, waarin de debatten steeds opener worden en de wrijving tussen verschillende regio's afneemt. De PPV heeft laten zien dat ze in staat is om een grote verscheidenheid aan thema's te behandelen en om overeenstemming te bereiken over gevoelige onderwerpen zoals de wederopbouw na conflicten, het duurzame beheer van hulpbronnen of de economische partnerschapsovereenkomsten. Het uitmuntende verslag van de heer Cornillet en de Commissie ontwikkelingssamenwerking biedt een getrouwe weergave van deze ontwikkeling. U vestigt de aandacht op de vorderingen, zonder voorbij te gaan aan de problemen die nog opgelost moeten worden. In het verslag wordt eveneens gewezen op de uitdagingen die zich aan de horizon aftekenen. Ik wil u bedanken voor de waardering die in paragraaf 2 uitspreekt voor de belofte van de Commissie om de strategiedocumenten voor te leggen ter behandeling door de parlementen. Vanzelfsprekend betreurt u dat deze mogelijkheid er uiteindelijk niet kwam, maar u weet allicht dat, na het standpunt dat wij hierover hebben ingenomen, de lidstaten het eens zijn geworden over de opneming van een nieuwe bepaling in de uitvoeringsverordening betreffende het tiende Europees ontwikkelingsfonds (EOF), op grond waarvan de ACS-strategiedocumenten ter informatie worden voorgelegd aan de PPV op het
19/06/2007 moment dat ze aan de lidstaten in het EOF-comité worden toegezonden. Ik ben ingenomen met deze oplossing, waarin sowieso de specifieke eigenschappen van het EOF in aanmerking worden genomen: de PPV is immers een uitdrukkelijk door de Overeenkomst van Cotonou erkende instelling en is daarom de eerst aangewezen instelling om erop toe te zien dat het programmeringsproces in het kader van het tiende EOF naar behoren verloopt, aangezien het niet op de communautaire begroting staat. Bovendien krijgt de PPV hiermee de kans om te laten zien dat ze in staat is een daadwerkelijke politieke rol in onze samenwerking te spelen. Tot slot zou ik de gelegenheid te baat willen nemen om op mijn beurt de regering en het parlement van Barbados, alsmede het Oostenrijkse voorzitterschap te feliciteren met de uitstekende organisatie van de PPVvergaderingen van het afgelopen jaar. Een aantal van u zal ik volgende week opnieuw treffen in Wiesbaden, Duitsland, voor de volgende vergadering van de PPV. 2-291
Maria Martens, namens de PPE-DE-Fractie. Voorzitter, commissaris, collega's, mijn complimenten aan collega Cornillet voor zijn verslag over de activiteiten van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EP over het jaar 2006. Het was wederom een vruchtbaar jaar. Belangrijke thema's zijn besproken, zoals de problematiek van energie, toerisme, water in de ACS-landen, bevordering van vrede en veiligheid, problemen rond visserij in de landen en natuurlijk de EPA's, de nieuwe handelsovereenkomsten. Voorzitter, de formule van deze parlementaire delegatie blijft bijzonder en uniek. Dat 77 europarlementariërs en 77 ACS-parlementariërs - 1 parlementariër uit elk ACSland - elkaar enkele malen per jaar ontmoeten om te spreken over ontwikkelingsbeleid, is belangrijk. Ook de voorbereiding die een coproductie van Europese en ACS-landen is. Het blijft ook buitengewoon belangrijk voor ons parlementaire werk, omdat we niet alleen over hen spreken, maar ook met hen als het gaat om uitvoering van het Cotonou-Verdrag en het ontwikkelingsbeleid in het algemeen. Dat had natuurlijk ook van het begin af aan moeten gebeuren bij de Europa-Afrika-strategie. Die was echter te eenzijdig vanuit een Europese visie opgesteld. Gelukkig komt er nu een gezamenlijke strategie van de Europese en de Afrikaanse Unie voor de ontwikkeling van Afrika. Deze is terecht een prioriteit. In Afrika is de armoede het grootst en baart de meeste zorgen. Voorzitter, het is goed om te zien dat de Paritaire Parlementaire Vergadering steeds verder groeit en dat de dialoog tussen de ACS-landen en de Europese Unie aan kracht wint en dat steeds méér mogelijk blijkt gevoelige issues te bespreken zoals corruptie of zorgelijke situaties, zoals in de Hoorn van Afrika en Soedan. Een lastig punt blijft Zimbabwe. Daar is de situatie onacceptabel en we moeten er alles aan doen wat mogelijk is om de positie van burgers daar te
67 beschermen en de schending van mensenrechten te stoppen. Volgende week komen we opnieuw bij elkaar, dit keer in Duitsland, in Wiesbaden. Ik zie uit naar deze bijeenkomst en ik hoop dat we opnieuw een goede dialoog hebben, ook over moeilijke zaken. 2-292
Glenys Kinnock, namens de PSE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het deed mij bijzonder veel genoegen de commissaris te horen zeggen dat de Paritaire Parlementaire Vergadering een solide organisatie is. Dat is ook zeker waar. Ik wil hem bedanken voor zijn trouwe deelname aan elk van de PPV-vergaderingen tot nu toe. Ik wil er trouwens op wijzen dat de Voorzitter van het Parlement in navolging van zijn voorganger, de heer Borrell, die tegenwoordig lid is van de Paritaire Parlementaire Vergadering, de zitting van volgende week in Wiesbaden zal bijwonen. Deze betrokkenheid is van grote waarde en verleent status en belang aan de Paritaire Parlementaire Vergadering, die, zoals anderen hebben gezegd waaronder de heer Cornillet in zijn uitmuntende verslag en presentatie - blijft groeien en bloeien. Dat komt doordat zo veel toegewijde en actieve parlementsleden uit zowel de ACS als dit Parlement er impulsen aan geven. Wij merken dat er in de Paritaire Parlementaire Vergadering actief wordt samengewerkt en - wederom zoals de heer Cornillet zei - het parlementaire karakter van ons werk is aanmerkelijk versterkt. Wij hebben een brede agenda en ongeacht de lijsten die we mogelijk willen opstellen, houdt al ons werk verband met de Partnerschapsovereenkomst van Cotonou, die een bindende, contractuele overeenkomst is tussen Europa en de ACS-lidstaten. De aard van het partnerschap tussen al die landen is absoluut uniek. Dat komt door de verplichting binnen het Partnerschapsverdrag van Cotonou om te voorzien in een parlementaire dimensie. Dat is iets waar we heel trots op zouden moeten zijn. Een ander belangrijk punt is dat we volop hebben samengewerkt om verbetering te brengen in het vermogen van parlementariërs uit de ACS-landen om de handelingen van de uitvoerende macht en de regeringen in hun landen te controleren. Ook moeten ze hun regeringen ter verantwoording roepen, want dat is wat parlementariërs geacht worden te doen, maar om heel eerlijk te zijn worden de parlementariërs in de meeste ACS-landen waar we met hen hebben gesproken en samengewerkt, zelden toegelaten tot het takendomein van hun regeringen. De Commissie is eveneens een beetje schuldig in dit verband, omdat tijdens de raadplegingen, zoals die over de nationale strategiedocumenten, in de overeenkomsten de noodzaak is opgenomen van onderhandelingen en raadpleging van het maatschappelijk middenveld. Niet dat ik daar trouwens een probleem mee heb; ik vind dat prima. Wel is het zo dat de parlementariërs de gekozen vertegenwoordigers zijn, wat betekent dat ik hen graag nauwer betrokken wil zien bij de programmering, implementatie, controle en evaluatie. Voorts moeten wij
68 er bij de nationale parlementen van de landen van de EU op aandringen strikte controle uit te oefenen op het Europees Ontwikkelingsfonds. Zo kunnen ze ons helpen. Ik ben al dertien jaar lid van het Parlement en in die periode is het werk van de Paritaire Parlementaire Vergadering mijns inziens ten goede veranderd. Aanvankelijk werd ze volkomen gedomineerd door de Europese parlementariërs. Ik denk dat wij allen met recht kunnen zeggen dat daar niet langer sprake van is. 2-293
Johan Van Hecke, namens de ALDE-Fractie. Voorzitter, collega Cornillet heeft de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering in 2006 uitstekend samengevat, een PPV die groeit aan geloofwaardigheid en wint aan slagkracht, die moeilijke debatten, zoals migratie, niet langer uit de weg gaat en die ook keuzes durft te maken, al blijft het streven naar consensus natuurlijk nog altijd de regel. Een typisch voorbeeld daarvan - voor mij ook een hoogtepunt - was het debat en de resolutie over de stand van de onderhandelingen over de EPA's. Een resolutie die gediend heeft als basis, als uitgangspunt, voor het verslag van onze collega Sturdy dat we hier in het Parlement hebben goedgekeurd. Een verslag dat dus mee werd geschraagd door onze collega's uit de ACSparlementen. Twee minder positieve vaststellingen. Eén: - en collega Cornillet heeft het al vermeld - in Bridgetown werd een evenwichtige resolutie over Oost-Afrika verworpen, omdat gebruik werd gemaakt van een gescheiden stemming, ondanks het feit dat een ruime meerderheid in de Vergadering vóór was. Dat gaat regelrecht in tegen de geest van solidariteit en cohesie binnen de PPV. De vraag stelt zich of we niet toe zijn aan een herziening van het Reglement teneinde blokkeringsminderheden aan beide zijden te schrappen. Twee: er is - en we moeten daar eerlijk in zijn - nog altijd sprake van druk van het ACS-secretariaat op het stemgedrag van de ACS-parlementsleden. Ook dat is onaanvaardbaar, net zoals de invloed die ambassadeurs systematisch proberen uit te oefenen. Het is hoopgevend dat de ACS-landen besloten hebben tot een studie om de werkzaamheden van het secretariaat te evalueren, maar er zal natuurlijk wel iets uit moeten komen. Samengevat en tot besluit: 2006 was een goed jaar voor onze PPV. Laten we hopen dat we in 2007 nog een stap vooruit kunnen zetten in de richting van het versterken van het parlementair en politiek karakter van de Paritaire Parlementaire Vergadering. 2-294
Marie Anne Isler Béguin, namens de Verts/ALEFractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil graag namens mijn fractie, de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie, het verslag verwelkomen, maar ik denk dat de analyse van de werkzaamheden van de PPV eerst en vooral van politieke aard moet zijn.
19/06/2007 Wat dat betreft mag men zich afvragen of we tevreden kunnen zijn over de situatie van de ACS, na jaren van ontwikkelingsbeleid, waarbij de Unie de rol van grootste donor speelt, en welke vorderingen er zijn gemaakt op het gebied van de democratisering. Op basis van onze geregelde bezoeken aan deze landen kunnen wij slechts vaststellen dat de armoede er juist toeneemt en dat de democratie er op zijn zachtst gezegd in de kinderschoenen staat. Onze werkzaamheden binnen de PPV mogen dan - zoals de heer Cornillet al aangaf - goed verlopen, we moeten echter verder kijken dan dat, want we hebben de middelen om meer te doen in het kader van de wederzijdse inachtneming van onze Europese belangen, en natuurlijk ook voor wat betreft de verwachtingen van de ACS-landen. En er zijn punten van hoop: het democratiseringsproces dat in Mauritanië in gang is gezet, is daar een goed voorbeeld van. Niettemin - en daarbij richt ik me tot de Commissie - zal de Unie haar beloften gestand moeten doen om de Mauritaniërs te helpen hun omwenteling te doen welslagen en fatsoenlijke levensomstandigheden te herstellen. De steun van de PPV aan het Mauritaanse parlement zou tot voorbeeld kunnen dienen. Mijnheer de commissaris, ondanks alles zou ik de nadruk willen leggen op de bestrijding van de armoede. We hebben er al veel over gesproken. Gezegd moet worden dat armoedebestrijding niet los gezien kan worden van de oplossing van milieuproblemen, en deze worden nog altijd - en daarbij richt ik me tot de heer Cornillet - onvoldoende in aanmerking genomen bij onze werkzaamheden. Ik zou het ook graag willen hebben over het verslag over duurzame ontwikkeling, dat is opgesteld in het kader van onze werkzaamheden met betrekking tot de actieplannen die op dit moment door de landen ten uitvoer worden gelegd. Wat doen wij om de verwoestijning te stuiten, waardoor honderdduizenden Afrikanen zich genoodzaakt zien hun toevlucht te zoeken in smerige sloppenwijken of om, zelfs op gevaar van eigen leven, te proberen een hypothetisch Europees eldorado te bereiken? Een antwoord op die prangende vraag laat vooralsnog op zich wachten. 2-295
Paul Marie Coûteaux, namens de IND/DEM-Fractie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, beste collega's, dames en heren vertegenwoordigers van de lidstaten en ambtenaren van de Commissie, wij zijn het eens met de algemene gedachte achter het verslag-Cornillet, een verslag dat getuigt van gezond verstand, goede wil en goede bedoelingen, die - het moet gezegd - meestal niet meer zijn dan vrome wensen. Er is echter een punt waar ik de nadruk op wil leggen, te weten het al te grote contrast tussen het belang, ja zelfs de ernst, die vandaag de dag aan de kwestie van onze betrekkingen met de landen van Afrika wordt gehecht, en de onverschilligheid van de Europese oligarchen, en
19/06/2007 in het bijzonder dit Parlement, ten aanzien van ons eigen Zuiden. Ja, beste collega's, wij maken ons schuldig aan onverschilligheid: het belang van de, soms onbeduidende, kwesties die negentig procent of meer van onze debatten en onze stemmingen in beslag nemen en de ernst van de steeds grotere ongelijkheid tussen het Europees continent en Afrika staan in geen verhouding tot elkaar. Overigens: ik zeg "Afrika" omdat ik vind dat de we de ACS niet te veel moeten uitbreiden en dat het voornaamste deel besteed moet blijven aan de oorspronkelijke kern van de overeenkomsten van Lomé, te weten Sub-Sahara Afrika. Het is glashelder dat deze materie te veel een waarachtig politiek karakter, een botweg politiek karakter heeft om te worden behandeld door supranationale instellingen, die van nature te zwak zijn om zich met andere dan technische aangelegenheden bezig te houden. In dat opzicht is het niet meer dan normaal dat we ons tot de staten richten en dat we erop aandringen dat de nationale parlementen er meer bij betrokken worden, zoals in het verslag-Cornillet op uitstekende wijze gebeurt. Want doordat we de grote problemen steeds per se op Europese schaal aan de orde willen stellen, komen ze uiteindelijk helemaal niet meer aan de orde, terwijl we de staten hun verantwoordelijkheid ontnemen. Jawel, beste collega Cornillet, de oplossing is - hier net als op andere terreinen - dat we vertrouwen moeten hebben in de staten en in de waarachtig democratische nationale parlementen. 2-296
Koenraad Dillen, namens de ITS-Fractie. - Mijnheer de Voorzitter, beste collega's, we wisten het al langer dan vandaag, maar het is toch toe te juichen dat de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU in haar verslag erkent dat het migratiedossier hét dossier is dat de betrekkingen tussen de EU en de derde wereld, en dan Afrika in het bijzonder, in de toekomst zal beheersen. De activiteiten en aanbevelingen van deze instelling terzake - want daarover gaat dit verslag uiteindelijk voor een stuk - vragen evenwel om enkele kritische kanttekeningen. Studiemissies in Malta, Spanje en Senegal kunnen weliswaar nuttig zijn, helaas hebben ze deze keer weinig nieuwe inzichten gebracht. Wat leert ons een verslag over de gevolgen van migratie van geschoolde werknemers voor de nationale ontwikkeling? Migratie van geschoolde werknemers leidt tot een braindrain in de herkomstlanden en is sowieso schadelijk voor het betreffende land. Want dat is natuurlijk de grote paradox: de voorstanders van meer migratie naar Europa om de zogenaamde knelpuntberoepen in te vullen vergeten maar al te dikwijls dat deze migratie een verarming in de herkomstlanden met zich brengt en de zwaksten ginder alleen dreigt achter te laten. Ook dit moet men luidop durven zeggen. Maar uiteindelijk zijn de visie en het antwoord van de Paritaire Vergadering op migratie
69 natuurlijk voorspelbaar. Als schakeltje in de Europese instellingen vertaalt de Paritaire Vergadering gewoon het beleid van het officiële Europa inzake migratie. Dit is alles behalve een krachtdadig en kordaat immigratiebeleid waarbij aan de landen van herkomst in het eigen voordeel duidelijke signalen worden afgegeven en voorwaarden worden opgelegd. Ook op het vlak van mensenrechten, democratie en goed bestuur is dit forum een getrouwe weergave van het officiële EU-beleid en laat het compleet na om een krachtdadig signaal af te geven. Een signaal dat aan de betreffende landen duidelijk maakt dat een weigering om de mensenrechten en democratische principes toe te passen, moet worden beantwoord met een vermindering of zelfs een schorsing van alle vormen van ontwikkelingshulp. 2-297
Gay Mitchell (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, laat ik eerst zeggen dat ik ingenomen ben met dit verslag. Het was hoog tijd dat het verslag er kwam, nu de bijeenkomst in Wiesbaden op til is die wij zullen bijwonen. Soms bekruipt mij echter het gevoel - ik weet niet of de commissaris eigenlijk luistert naar dit debat dat we weliswaar onze partij meeblazen, maar dan wel aan de zijlijn, waar we kwesties aansnijden die weinig aandacht krijgen, behalve van onszelf als we dit soort voortreffelijke verslagen schrijven. Ik denk echter dat er nu kans is op innovatie en verandering. Ik kom uit een land waar nog niet zo heel lang geleden mensen letterlijk stierven van de honger ik sprak met iemand die met iemand had gesproken die de laatste grote hongersnood in Ierland had meegemaakt: zo kort geleden is het nog maar. Een van de dingen die in Ierland, net als overigens in de Verenigde Staten, voor veel verandering heeft gezorgd, was het eigendomsrecht. Ik prijs zowel Nirj Deva als Jürgen Schröder voor het feit dat zij hier constant aandacht voor vragen. Dat moet ook. We moeten proberen nieuwe ideeën op dit vlak naar voren te brengen. Wat de geschiedenis van mijn land betreft en de manier waarop de deling van Ierland zich voltrok, kan ik zeggen dat veel mensen die zich in het noorden van Ierland vestigden, het eigendomsrecht kregen op kleine percelen land. Ze begonnen met de teelt van vlas waarmee ze kapitaal vergaarden en dat hun welvaart bracht. In het zuiden van Ierland daarentegen was er sprake van afwezige landheren en van pachters die het hoofd niet boven water konden houden en verstoken waren van eigendomsrechten op have en goed. Dezelfde situatie deed zich voor in de Verenigde Staten, een land dat aanvankelijk grote moeilijkheden te overwinnen had. Aan de mensen daar werd eigendomsrecht toegekend en dat maakte een enorm verschil. Met name in Afrika en in de derde wereld in het algemeen moeten we op zoek naar manieren waarop mensen eigendom van kapitaal kan worden toegekend. Hoezeer ik ook de algemene teneur van dit verslag toejuich en ondersteun, vind ik dat er gezocht moet
70
19/06/2007
worden naar nieuwe methoden en meerwaarde waarmee wij - het Parlement, de Commissie en de Raad - kunnen bijdragen aan de zaak van de derde wereld. Ik denk dat de toekenning van eigendomsrecht iets is wat waard is om na te streven.
Fiona Hall (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik neem met voldoening kennis van het verslag van mijn collega Cornillet. Het bevat een beknopte maar alomvattende samenvatting van het werk dat de Paritaire Parlementaire Vergadering vorig jaar heeft verricht.
2-298
Het jaarverslag is een goed moment om de balans op te maken en na te gaan wat in de PPV goed functioneert en wat beter kan. Wij moeten rekenschap afleggen aan onze kiezers over de vraag of zij met niet-wetgevende organen als de PPV waar krijgen voor hun geld. Er zijn drie punten die erop wijzen dat de PPV, zoals eerder al gezegd, een solide podium vormt, zichzelf terugverdient en in relevantie toeneemt. Zoals de rapporteur zei, is de betrokkenheid van niet-gouvernementele actoren evenals de toename van bijeenkomsten in de marge een positieve ontwikkeling. Daar komen leden bij elkaar met gezamenlijke problemen, bijvoorbeeld ACSafgevaardigden die afgelegen en onvruchtbare gebieden vertegenwoordigen en leden van het Parlement die zich bezighouden met klimaatverandering. Op dat soort informele bijeenkomsten komen Europese en ACSparlementariërs vaak tot de beste samenwerking.
Marie-Arlette Carlotti (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, graag wil ik mijn collega, Thierry Cornillet, feliciteren met zijn uitmuntende verslag. Hierin wordt krachtig en helder de aanzienlijke hoeveelheid werk beschreven die de Paritaire Parlementaire Vergadering in 2006 heeft verzet. Naar mijn mening heeft de PPV zich door de kwaliteit van haar werkzaamheden ontpopt als een hoofdrolspeler in de samenwerkingsdialoog tussen Noord en Zuid. Deze vergadering heeft zich laten gelden door zich in Wenen krachtig uit te spreken over Darfoer, door geen blad voor de mond te nemen bij het aanwijzen van de verantwoordelijkheden en door een stappenplan voor te stellen om tot een uitweg uit de crisis te komen. Zij heeft zich eveneens laten gelden door zich in Bridgetown uit te spreken over de cruciale kwestie van de economische partnerschapsovereenkomsten. Daarbij is haar boodschap eensgezind: deze overeenkomsten moeten instrumenten blijven die in dienst staan van de ontwikkeling, zoals commissaris Michel zojuist in het voorgaande debat nog heeft bevestigd. Dit politieke gewicht van de PPV zal de komende maanden nog toenemen door middel van het controlerecht dat de Commissie belooft heeft haar te zullen verlenen voor alle nationale en regionale strategiedocumenten van de ACS-zone, en door middel van de regionale conferenties die de vergadering voortaan mag organiseren om concrete antwoorden aan te dragen voor essentiële thematische onderwerpen zoals migratie. Nu deze nieuwe bevoegdheden er zijn - ook al zijn het geen echte bevoegdheden - moeten we erop toezien dat de PPV de middelen heeft om haar werk te kunnen volbrengen. Ik wil tegen de Commissie en de commissaris zeggen dat we gezamenlijk soepeler en doeltreffender middelen moeten vinden om eensgezind samen te werken aan de procedure om dit nieuwe controlerecht ten aanzien van de strategiedocumenten uit te oefenen. Dat is zwaar, dat is moeilijk en we moeten zorgen dat we van de partij zijn. Ik wil bovendien een oproep doen aan de werkgroep voor de hervorming van het Parlement om rekening te houden met de specifieke kenmerken en de beperkingen van de PPV, want op dit moment is er bij het opstellen van de parlementaire kalender een aantal punten waar beide instellingen elkaar in de weg zitten. Tot slot zou ik Glenys Kinnock willen prijzen voor de manier waarop zij haar medevoorzitterschap van deze vergadering vervult. 2-299
Ten tweede geloof ik dat aan alle zijden de wens bestaat om ervoor te zorgen dat de PPV beter inspeelt op actuele ontwikkelingen. Dat is waar de rapporteur naar verwijst in paragraaf 17. Natuurlijk, er moet een debatstructuur aanwezig zijn, maar als het gaat om de formele structuur van besprekingen en verslagen is de rek eruit. We moeten op zoek naar methoden die ervoor zorgen dat de PPV sneller in actie komt en alerter reageert. Dat brengt me op het derde punt: de participatiegraad van de leden van beide vergaderingen valt soms wat tegen. Natuurlijk, de taak van de parlementsleden aan beide zijden is in de eerste plaats gericht op hun eigen wetgevende macht, en dus zijn botsende agenda's onvermijdelijk. Ik ben dan ook zeer verheugd dat het Europees Parlement van plan is wijzigingen aan te brengen in zijn vergaderrooster en een aantal weken - de nieuwe ‘turkooizen weken’ - wil reserveren voor externe bijeenkomsten. Ik hoop dat hiermee tegenstrijdige verplichtingen worden weggenomen en de actieve opkomst van de 78 leden van het Parlement sterk zal toenemen. Dat is iets waar we op toe moeten blijven zien bij wijziging van het vergaderrooster van het Europees Parlement. 2-300
Liam Aylward (UEN). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, een van de onderwerpen die volgende week ter tafel komt op de bijeenkomst van de Raad ACS-EU in Duitsland betreft een herbeoordeling van het EU-beleid inzake Soedan. De veiligheidssituatie in Darfoer wordt steeds slechter; laat daar geen misverstand over bestaan. Zonder een veilige omgeving kunnen wij niet de mensen bereiken die de hulp het meest nodig hebben. Meer dan vier miljoen mensen die in Darfoer leven, staan voor een grootschalige humanitaire ramp. Het aantal ontheemden uit Soedan bedroeg alleen al in 2006 meer dan een half miljoen.
19/06/2007 De internationale gemeenschap heeft de Soedanese regering ter zake van Darfoer gewoon niet hard genoeg aangepakt. De Soedanese regering heeft een kat-enmuisspel gespeeld met de internationale gemeenschap met als doel de rol van de Europese Unie en de Verenigde Naties in Soedan zo zwak mogelijk te houden. Ik verwelkom de stappen naar een grotere inzet van troepen van de Afrikaanse Unie in Soedan in het kader van de missie van de Afrikaanse Unie ter plaatse. Het probleem is echter dat er niet genoeg troepen zijn en dat ze onvoldoende getraind zijn. Verder moet de Europese Unie het regime van sanctie tegen de Soedanese regering aanscherpen. Zo moeten er sancties komen die belangrijke regeringsleden en -functionarissen uit Soedan verbieden naar de EU te reizen en die het vertegenwoordigers van de Soedanese regering onmogelijk maken financiële investeringen te doen in Europa. 2-301
Geoffrey Van Orden (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de PPV houdt zich met meer bezig dan alleen Afrika, maar dit continent eist wel heel veel van onze aandacht op. Twee weken geleden was aartsbisschop Desmond Tutu op bezoek in het Parlement, waar hij sprak over Afrika in het algemeen en Darfoer in het bijzonder. Hij bedankte ons ervoor dat we niet toegeven aan donormoeheid en afropessimisme en dat we niet toestaan dat regeringen dingen door de vingers zien. Hij zei onze zorgen over het bewind in Zimbabwe te delen, dat een eens bloeiende economie heeft verwoest, de bevolking onderdrukt en de betrekkingen tussen Afrika en de Europese Unie heeft vergiftigd. De Zuid-Afrikaanse Ontwikkelingsgemeenschap (SADC) heeft eindelijk ingezien dat er een probleem is in Zimbabwe en heeft president Mbeki van Zuid-Afrika de opdracht gegeven besprekingen te bevorderen tussen het regime van Mugabe en de Zimbabwaanse oppositie. Er is al enige vooruitgang geboekt. Afgelopen weekend vond in Zuid-Afrika de eerste bijeenkomst plaats tussen de Zanu-PF en de MDC, maar er is nog een berg werk te verzetten. Laten we niet vergeten dat nog maar enkele dagen geleden twee activisten van de MDC uit het gebied Matobo werden gekidnapt en vermoord. Niet alleen dringt het inmiddels tot de SADC door dat Mugabes regime een probleem vormt, ook de ACS begint zich te roeren. In maart heeft het Bureau ACS-EU de Zimbabwaanse regering opgeroepen de mensenrechten en de rechtsstaat weer te eerbiedigen overeenkomstig de Overeenkomst van Cotonou. Zimbabwe staat op de agenda van de vergadering die de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU volgende week houdt. Het is dringend zaak dat beide colleges in de ACS-EU met één mond spreken over het ronduit bizarre land dat Zimbabwe is. Na de PPV vindt de top van de Afrikaanse Unie plaats in Ghana. We moeten de Afrikaanse naties aanmoedigen naar deze top te gaan met de vastberadenheid om het initiatief van Mbeki te
71 ondersteunen en alles in het werk te stellen om spoedige politieke veranderingen ten goede te bewerkstelligen in Zimbabwe. Dat is niet alleen belangrijk voor het volk van dit land, maar voor alle volkeren van Afrika. 2-302
Filip Kaczmarek (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, in het kader van het ontwikkelingsbeleid wordt vaak geopperd dat de lokale voorwaarden in aanmerking moeten worden genomen. De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU is een van de gebruikelijke manieren om te ontdekken wat de vertegenwoordigers van onze partners in de ontwikkelingslanden willen. Dit verslag vat de werkzaamheden van de vergadering van vorig jaar samen en is een zeer interessant en belangrijk document. Ik zou de rapporteur, de heer Cornillet, willen bedanken voor het geleverde werk. De vergadering heeft zich over een waaier van kwesties gebogen, die stuk voor stuk van groot belang zijn voor de ontwikkelingslanden, zoals energie, water, de vogelgriep, de rol van de regionale integratie bij de bevordering van vrede en veiligheid, de maatschappelijke en ecologische aspecten van de visserij, het onderlinge verband tussen toerisme en ontwikkeling, evenals de stand van zaken in de onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten. Ik zou u attent willen maken op het volgende probleem. Mijns inziens heeft het eigenlijk geen zin om nog langer een oppervlakkige dialoog in stand te houden met de vertegenwoordigers van landen die de mensenrechten regelmatig met voeten treden. Het is immers pure fictie dat de deelname van deze landen, of de mogelijkheid die ze krijgen om de werkzaamheden van de vergadering waar te nemen, een positieve invloed hebben op het beleid dat ze voeren. Sommige landen beschouwen hun aanwezigheid in dit forum veeleer als een mogelijkheid om propaganda te voeren dan als een gelegenheid tot dialoog. Propaganda zal ons echter geen afdoende oplossingen opleveren. Dat heb ik zelf aan den lijve ondervonden tijdens het communisme in Polen. Het was toen de bedoeling dat propaganda het beleid zou vervangen. Landen die zich een dergelijke houding aanmeten, betekenen een verspilling van onze tijd, ons geld en ons potentieel. Daarenboven hebben ze een nadelige invloed op het imago van de ACS-landen. Deze landen concentreren zich op enkele doelstellingen op zeer korte termijn, en doen er alles aan om te voorkomen dat er kritiek wordt geuit op de interne situatie in hun land. Ze willen door niemand geholpen worden, aangezien ze er stellig van overtuigd zijn dat hun eigen aanpak juist en gerechtvaardigd is. Als we willen dat deze vergadering uitgroeit tot een echt gemeenschappelijk platform waar politieke standpunten worden uitgewerkt, moet de houding van landen als Cuba, Zimbabwe en Soedan ingrijpend veranderen. 2-303
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, als lid van ACS-EU-delegatie heb ik in 2006
72 aan beide Paritaire Parlementaire Vergaderingen deelgenomen. De Vergadering is van wezenlijk belang voor de totstandkoming van de politieke dialoog zoals bedoeld in artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou. De bijeenkomsten in Wenen en Bridgetown waren grotendeels succesvol en er werd een actieve dialoog gevoerd. Ik ben vooral tevreden over de versterking van het parlementaire karakter ervan. Ik was een van de opstellers van de resolutie over de waterhuishouding in ontwikkelingslanden, die op de bijeenkomst in Barbados werd aangenomen. De procedure waarbij een parlementaire vertegenwoordiger van de Europese Unie en een van de ACS samen een resolutie voor de Paritaire Parlementaire Vergadering opstellen, is vruchtbaar. Deze opstellingsprocedure vergroot de legitimiteit van het besluitvormingsproces. Ik wil benadrukken hoe belangrijk het is dat belangrijke resoluties worden opgevolgd. Daarbij is de rol van de permanente commissies essentieel. Hiervoor moet voldoende tijd worden gereserveerd, zodat de dialoog intensiever kan worden. Voor de toekomst van derde landen is het van wezenlijk belang dat goede bestuurspraktijken, de beginselen van de rechtsstaat en democratische structuren zich diep in de samenleving wortelen. Dit zijn ook essentiële verwachtingen die de ACS-landen hebben met betrekking tot ontwikkeling. Ik steun daarom van harte het verzoek van de Parlementaire Vergadering om een deel van de kredieten van het Europees Ontwikkelingsfonds te gebruiken voor concrete projecten die bestuurlijke hervorming ondersteunen. De opleidingsprogramma’s voor parlementsleden zijn hier een voorbeeld van. Een ander probleem is dat de leden van veel ACS-parlementen over weinig middelen beschikken, waardoor de mogelijkheden om tegemoet te komen aan de ambities van sterke regeringen klein zijn. In het verslag ontbreekt één essentiële zaak: het is nodig te reageren op de onaanvaardbare situatie in Zimbabwe. De mensenrechtensituatie in het land is een van de slechtste van Afrika en de regering-Mugabe leidt het land naar een steeds grotere wanhoop. Zij zal ongetwijfeld ook proberen te verhinderen dat de situatie in het land volgende week wordt behandeld op de ACSEU–vergadering in Wiesbaden. Deze poging moet beslist worden verijdeld. Er moet een goed debat worden gevoerd. 2-304
Louis Michel, lid van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik kan natuurlijk niet op alle opmerkingen reageren, maar de Commissie deelt de mening dat de nationale parlementen een sleutelrol moeten spelen bij het vaststellen van nationaal beleid en de ontwikkelingsstrategieën in onze partnerlanden; dit in reactie op mevrouw Kinnock. Ik ben het daar vanzelfsprekend mee eens. Er moet alleen een manier gevonden worden waarop dit kan gebeuren. Ik weet niet of het aan mij is om, bijvoorbeeld, de nationale parlementen van onze
19/06/2007 partnerlanden uit te nodigen om te reageren op de nationale strategiedocumenten. Het beginsel dat de instellingen zich niet mengen in elkaars bevoegdheden geldt nog altijd, dus ik weet niet goed hoe dit georganiseerd kan worden. Ik koesterde hoge verwachtingen van de Paritaire Parlementaire Vergadering om als intermediair naar de nationale parlementen toe op te treden, maar ik kan u bevestigen dat ik volkomen bereid ben om iedere oplossing te onderzoeken en na te gaan hoe we dit aspect kunnen verbeteren. Ook zou ik u willen zeggen dat er dankzij de trojka vorderingen gemaakt konden worden bij de voorbereiding van de gezamenlijke strategie EU-Afrika. Het Europees Parlement is daar overigens nauw bij betrokken. Op basis van het door de trojka bereikte akkoord zal de Commissie op 27 juni aanstaande een mededeling goedkeuren over de doelstellingen van deze strategie en over de route naar de goedkeuring ervan op de top EU-Afrika in Lissabon, die gepland staat op 7 en 8 december aanstaande. Mijn diensten staan permanent in contact met het Parlement, zowel voor wat betreft de inhoud van deze documenten als voor wat betreft de organisatorische kant van de zaak. Ik hecht er groot belang aan dat de drie voornaamste instellingen van de Europese Unie bij de uitwerking van deze strategieën betrokken zijn. Daarbij wil ik graag onderstrepen dat een van de innoverende aspecten van deze strategie bijvoorbeeld inhoudt dat een heus partnerschap van volkeren tot stand wordt gebracht. Ik zou dus de parlementen - het Europees Parlement, het pan-Afrikaans Parlement en de Afrikaanse nationale parlementen - permanent bij de tenuitvoerlegging van deze strategie willen betrekken. Ik sta open voor al uw suggesties. Te denken valt aan een gezamenlijke hoorzitting van het Europees Parlement en het pan-Afrikaans Parlement, en een gezamenlijke vergadering van de Europese Commissie en de Commissie van de Afrikaanse Unie. Te denken valt aan logistieke en politieke steun aan het pan-Afrikaans Parlement - zoals overigens al voorzien is - en ondersteuning van de Afrikaanse nationale parlementen, hetgeen realiseerbaar is. Er zijn overigens al parlementen van EU-lidstaten die dit doen. We staan nog maar aan het begin. We kunnen dus samenwerken om deze belangrijke uitdaging succesvol aan te gaan. Ik wil antwoorden op twee willekeurig gekozen opmerkingen. Mijnheer Van Orden, u noemde het geval Zimbabwe in verband met de top EU-Afrika. Wat voor mij - en ik deel uw oordeel over president Mugabe, althans grotendeels - op dit moment van belang is, is dat de Europese Unie en Afrika deze top kunnen houden. Ik wil er namelijk op wijzen dat er sinds Cairo niet meer zo'n top geweest is, terwijl er wel een top Afrika-China heeft plaatsgevonden. Wat ik dus belangrijk vind, is dat onze top er komt. Ook was er iemand die het had over sancties tegen Soedan. Ik moet u zeggen dat ik geen problemen zou zien in sancties, als men mij zou aantonen dat deze
19/06/2007 werken en de bevolking niet duperen. Ik ben in het algemeen vrij terughoudend ten aanzien van sancties. Ik geloof veel meer in positieve sancties, en ik geloof veel meer in het uitoefenen van druk. Daarbij weet ik niet zeker of we, juist nu president al-Bashir instemt met de hybride troepenmacht, met name in Darfoer, met nieuwe sancties moeten dreigen. Iedereen weet dat sancties altijd nog getroffen kunnen worden, en ik ben er niet zeker van dat de sancties waar sommigen aan denken, per se nuttig zullen zijn. De heer Mitchell had het over de toegang tot een eigendomsbewijs. Dat idee is uitgebreid uitgewerkt door de heer De Soto en ik volg dat dossier op de voet. Bovendien maak ik deel uit van een informele werkgroep waarin wij, samen met Madeleine Albright, dit idee van een eigendomsbewijs dat u vast en zeker kent, uitwerken. Het idee spreekt me aan en ik wil kijken hoe we er, in het kader van het Europees Ontwikkelingsfonds, aan kunnen bijdragen. Er lopen experimenten en ik denk dat het een hoogst interessante en zeer belangrijke aanpak is als we resultaten willen boeken. 2-305
De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen plaats. 2-306
Onderzoeksmissie naar de regio's Andalucía, Valencia en Madrid (debat) 2-307
De Voorzitter. - Aan de orde is de gecombineerde behandeling van: - de mondelinge vraag (O-0030/2007) van Marcin Libicki en Michael Cashman, namens de Commissie verzoekschriften, aan de Raad over de onderzoeksmissie naar de regio's Andalucía, Valencia en Madrid (B6-0127/2007), en - de mondelinge vraag (O-0031/2007) van Marcin Libicki en Michael Cashman, namens de Commissie verzoekschriften, aan de Commissie over de onderzoeksmissie naar de regio's Andalucía, Valencia en Madrid (B6-0128/2007). Evenals mijn collega's kan ik alleen maar betreuren dat de Raad afwezig is, en dus niet hier is om de vragen van de afgevaardigden te beantwoorden. 2-308
Marcin Libicki (UEN), auteur. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou eerst iets willen natrekken. Als ik het goed begrepen heb, beschik ik nu over twee en een halve minuut spreektijd. Ik dacht echter dat de heer Cashman ook van plan was het woord te nemen in deze kwestie. Klopt het dat ik recht heb op twee en een halve minuut? Ik wilde dit even navragen, omdat u hierover niets heeft gezegd.
73 Mijnheer de Voorzitter, de Middellandse Zeekust is ongetwijfeld de meest aantrekkelijke bestemming voor toeristen en voor Noord-Europeanen die zich elders willen gaan vestigen. De Spaanse kust is blootgesteld aan een buitengewoon intensieve verstedelijking. Deze buitensporige urbanisatie ligt aan de basis van een aantal conflicten. Er zijn drie conflictpartijen: de projectontwikkelaars, de overheden en de bewoners. We moeten bovendien benadrukken dat er bij dit conflict niet alleen Spanjaarden betrokken zijn, maar ook burgers uit andere EU-lidstaten, die zich in deze gebieden willen vestigen of dat reeds gedaan hebben. Met het oog op het enorme aantal verzoekschriften dat de Commissie verzoekschriften over deze kwestie heeft ontvangen, heeft ze een speciale onderzoeksmissie in de regio georganiseerd. Op basis van deze verzoekschriften heeft het Europees Parlement reeds in december 2005 een resolutie aangenomen over de schending van de Europese richtlijnen inzake overheidsopdrachten en watervoorziening, evenals over inbreuken op de eigendomsrechten. Dit jaar vond er een tweede onderzoeksmissie plaats, en op 11 april 2007 heeft de Commissie verzoekschriften haar standpunt in deze kwestie geformuleerd, met een verwijzing naar de eerder door het Europees Parlement aangenomen resolutie. In dit licht zou ik zowel de Commissie als de Raad de volgende vraag willen stellen. Welke maatregelen zijn er door de Commissie en de Raad genomen om te zorgen voor een correcte toepassing van het Gemeenschapsrecht en voor de eerbiediging van de fundamentele eigendomsrechten van de Europese burgers, zoals verankerd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie? 2-309
Michael Cashman (PSE), auteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dat ik nu opnieuw het woord moet nemen over deze kwestie stemt me droevig. Meer dan achttien maanden nadat het Parlement in december 2005 het verslag-Fourtou met overweldigende meerderheid had aangenomen, debatteren we nog steeds over dezelfde vraagstukken en is er nog niets veranderd - het is een aanfluiting! Wettelijk verworven land van burgers uit een groot aantal lidstaten, waaronder mijn eigen land, maar ook Spanje, Duitsland, Nederland en België, wordt door de plaatselijke autoriteiten afgenomen zonder behoorlijk proces, en ik ben er zeker van dat dit in strijd is met de EU-wetgeving. Bovendien worden zij gedwongen grote sommen geld te betalen - tienduizenden euro's - voor nieuwe infrastructuur en nieuwe ontwikkeling op hun land die ze niet willen. De situatie die ik schets klinkt onvoorstelbaar in het Europa van de eenentwintigste eeuw, maar voor duizenden burgers in Spanje is het een droevige realiteit.
74 Mensen hebben land of onroerend goed in goed vertrouwen gekocht en nu moeten ze toezien hoe hun land wordt afgenomen door een fenomeen dat zich op zijn best laat omschrijven als bestuurlijke incompetentie en op zijn slechtst als criminele plichtsverzaking en corruptie. Deze kwestie is in 2003 onder de aandacht gebracht van de Commissie verzoekschriften. Destijds stuurden 15 000 burgers ons een brief waarin ze ons vroegen om hulp. Wat hebben we gedaan? We hebben het verslagFourtou aangenomen, waarin aanbevelingen worden gedaan aan de overheid van Valencia, die enkele kleine wijzigingen heeft aangebracht in de LUV, maar de grootste problemen met de landroof onaangeroerd laat. Het is goed om te vermelden dat veel projecten in Valencia snel in veilige haven zijn gebracht, voordat de nieuwe wetgeving in werking trad. Dit is een duidelijk teken dat bouwbedrijven en projectontwikkelaars van de mazen in de oude wetgeving wilden blijven profiteren. We hebben drie missies uitgezonden om informatie te vergaren. De laatste missie is op beschamende wijze onder vuur genomen door de Partido Popular, die de aanval opende op de integriteit van dit Parlement. Het is treurig om te zien dat de Voorzitter van het Parlement, de heer Poettering, onverschillig blijft onder de aanvallen op de integriteit van dit Parlement. De politici van de Partido Popular zeggen dat de verzoekschriften in Valencia zijn ontsproten aan fantasie. Maar de pijn is echt en maakt de mensen radeloos, en daarom hebben zij een beroep op ons gedaan. De Commissie is ongelukkig. Zij gelooft dat er mogelijke inbreuken op de EU-wetgeving aan komen. Daarom zeg ik dit: niets doen is geen optie, we hebben gedaan wat we konden in het Parlement. Deze kwestie zal worden opgelost in het Hof van Justitie of voor het Europese Hof voor de Mensenrechten in Straatsburg. Het wordt een uitspraak die de de Partido Popular in Spanje te schande zal maken. 2-310
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen bedank ik de heren Libicki en Cashman voor het harde werk dat zij hebben verricht voor het verslag namens de Commissie verzoekschriften over de derde onderzoeksmissie naar Valencia. In het kader van deze missie hebben de commissieleden de gelegenheid gekregen om vertegenwoordigers van de overheid en de rekwestranten te ontmoeten en uit eerste hand informatie in te winnen over de situatie ter plekke.
19/06/2007 actieprogramma's uit hoofde van de wetgeving inzake ruimtelijke ordening van Valencia het noodzakelijk is dat overheidsopdrachten zijn geplaatst voor werken en diensten. De wijze waarop sommige activiteiten zijn uitgevoerd, achten wij in strijd met de communautaire wetgeving inzake overheidsopdrachten. In december 2005 heb ik het Parlement hiervan in kennis gesteld. Naar aanleiding hiervan hebben wij besloten een inbreukprocedure in te leiden tegen Spanje. De Commissie zette vraagtekens bij de bestaande wetgeving inzake land- en stadsinrichting. De bestaande wet inzake grondbezit werd ingetrokken en vervangen door een nieuwe wet waaraan de regionale autoriteiten op 30 december 2005 goedkeuring hebben gehecht. De nieuwe wet voorziet echter niet in de opheffing van bepaalde inbreuken met betrekking tot aankondigingen van opdrachten of tot de in verband daarmee vereiste informatie en tot de onduidelijke omschrijving van het voorwerp van het contract. Ook bevat de wet bepalingen die indruisen tegen de richtlijn inzake overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten. De juridische procedure vond plaats in 2006. De antwoorden die wij ontvingen van de bevoegde autoriteiten waren niet overtuigend. Ik ben dan ook van plan de Commissie voor te stellen deze zaak door te verwijzen naar het Hof van Justitie. De Commissie kan niet ingrijpen op dit terrein daar waar het de grondrechten betreft. Naar onze mening heeft het beweerdelijk geschonden eigendomsrecht geen betrekking op eender welke communautaire bepaling, op grond waarvan de Commissie om de ter zake doende redenen zou kunnen ingrijpen. Ook inzake de milieuwetgeving kan de Commissie enkel stappen ondernemen als de EU-wetgeving is geschonden. Het landinrichtingsbeleid met betrekking tot het thema milieu valt als zodanig echter niet onder de bevoegdheid van de Unie. De diensten die onder de verantwoordelijkheid vallen van collega Dimas doen evenwel onderzoek naar landinrichtingszaken die naar verluidt in strijd zouden zijn met de communautaire wetgeving. Ik kan u verzekeren dat de Commissie erop toe zal blijven zien dat de bevoegde Spaanse autoriteiten de milieuvoorschriften van de EU naleven bij de uitvoering van stedebouwkundige plannen. De Commissie heeft reeds actie ondernomen in zaken die onder haar bevoegdheden vallen, zoals daar waar stedenbouwkundige projecten niet voldoen aan de milieurichtlijnen, bijvoorbeeld met betrekking tot water en milieueffectbeoordeling. 2-311
Bij de urbanisatieprojecten in de betrokken Spaanse regio's gaat het om drie aspecten: overheidsopdrachten, grondrechten en milieuvoorschriften. Ik zal u informeren over de acties die wij op deze terreinen ondernemen.
Carlos José Iturgaiz Angulo, namens de PPE-DEFractie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, er is actief en passief gesproken over dit onderwerp en ik zal er niet te diep op ingaan, want dit is al heel vaak besproken in de Commissie verzoekschriften zelf.
Inzake overheidsopdrachten is de Commissie van mening dat voor de goedkeuring van geïntegreerde
Maar ik wil wel ingaan op een mijns inziens belangrijke zaak, namelijk dat er met de indiening van deze resolutie
19/06/2007 in de plenaire vergadering een probleem met de bevoegdheden is ontstaan, want ik denk, dames en heren, dat we aan nationale bevoegdheden komen. U wilt besluiten van regionale parlementen vervangen, u wilt besluiten van nationale parlementen vervangen, u wilt zelfs in de plaats treden van het Spaanse constitutioneel hof en u wilt in de plaats treden van de Spaanse gerechtelijke autoriteiten. Daarom is deze resolutie een inbreuk op bevoegdheden van ongekende omvang. Daarom denk ik dat de juridische dienst van dit Parlement ons moet vertellen of we echt overal over kunnen stemmen, zelfs wanneer we, zoals in dit geval, aan nationale en regionale bevoegdheden komen. De waarheid is dat het antwoord van de Commissie mij heeft gerustgesteld. De mededeling dat de Commissie niet kon en kan interveniëren, vormt een hele geruststelling voor mijn fractie, omdat het parlement en de regering van Valencia altijd hebben gehandeld overeenkomstig de wet en overeenkomstig de wettelijke omschrijving van bevoegdheden die die regering altijd heeft verdedigd. Ik wil simpelweg eindigen met iets dat ons ook in de Commissie verzoekschriften ter ore is gekomen. Ons is gezegd dat de burgers dit zouden onthouden, dat de burgers bij de verkiezingen hun oordeel zouden vellen, en dat ze de regering van Valencia of de regering van Madrid zouden laten betalen voor wat er aan de hand was. Welnu, de burgers hebben gesproken en hebben zich duidelijk uitgesproken voor een programma, voor een bekend project, voor wat er is gedaan in de autonome gemeenschap Valencia en voor wat er is gedaan in de autonome gemeenschap Madrid, en ze hebben meerderheden gegeven - en geen relatieve meerderheden, maar absolute meerderheden - aan de regeringen van de Partido Popular, zowel in Madrid als in Valencia. 2-312
Carlos Carnero González, namens de PSE-Fractie. (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik denk niet dat het uitstekende werk van de Commissie verzoekschriften tot doel had deze of gene regionale regering in Spanje te laten vallen, hoe betreurenswaardig hun optreden ook geweest mag zijn. Wat de Commissie verzoekschriften heeft gedaan, is handelen overeenkomstig een beginsel dat politiek onomstreden is. Als moet worden opgekomen voor de rechten van de burgers, tellen nationale soevereiniteit en nationale grenzen niet meer. De vraag is of in sommige Spaanse autonome gemeenschappen, niet in het hele land, bepaalde regeringen en bepaalde lokale overheden het milieu en daarmee de duurzaamheid van het leven van de burgers schade berokkenen en om die reden individuele en collectieve rechten schenden. Dat is het geval in Valencia en dat is het geval in Madrid, mijn autonome gemeenschap.
75 De president van de autonome gemeenschap Madrid heeft dat niet alleen in het verleden gedaan, maar wil daar ook mee doorgaan: vandaag nog lijken bepaalde projecten in die richting te wijzen. Wij hebben het hier niet over huizen, maar over bijvoorbeeld een wegenbouwkundig project dat zij wil doorzetten - een weg die vroeger de M-50 heette en die zij nu de M-61 noemt - waarbij ze niet meer en niet minder de Monte de El Pardo wil vernietigen, een gebied dat van groot ecologisch belang is. Ik wil de Commissie verzoekschriften feliciteren en zeggen dat zij de eisen van de indieners en de burgers heeft ontvangen - en dat in deze resolutie opnieuw doet en bovendien wil ik me solidair verklaren met hun serieuze werk, en natuurlijk zeggen dat de beledigingen met betrekking tot de integriteit van dit Parlement en de leden van de missie even onaanvaardbaar waren als de inhoud die sommigen hier in stand willen houden. Doen wat goed is, gaat boven alles. 2-313
David Hammerstein, namens de Verts/ALE-Fractie. (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Iturgaiz, het winnen van verkiezingen vormt geen vrijbrief om de Europese wetgeving te minachten. Het feit dat een meerderheid van een gemeenteraad ergens voor heeft gestemd, betekent niet dat het publieke belang mag worden misbruikt om grote malversaties te plegen. Een politieke meerderheid kan niet als excuus dienen om de lokale democratie uit te hollen door parallelle gemeentebesturen te creëren waarin onverzadigbare projectontwikkelaars en almachtige bouwbedrijven een hoofdrol spelen. Het simpele feit dat een stadsontwikkelingsproject is goedgekeurd, geeft nog niet het recht om een hypotheek te leggen op het behoud van watervoorraden en waardevol land van vele generaties door er naar believen een laag asfalt overheen te leggen. In alle processen is er sprake geweest van een gebrek aan transparantie, van een minimum aan respect voor de kleine landeigenaren en van te weinig inspraak voor het publiek. Ja, het Valenciaanse, Andalusische en Madrileense bouwschandaal is een Europees schandaal waar een Europees antwoord op nodig is. Wij eisen van de Commissie dat het krachtig en met spoed optreedt tegen de flagrante schendingen van de richtlijn betreffende overheidsopdrachten, de kaderrichtlijn water en de habitatrichtlijn door de Valenciaanse autoriteiten en andere regeringen van autonome gemeenschappen. Veel van de 750 000 woningen die vorig jaar in Spanje zijn gebouwd - wat meer is dan in Frankrijk en Duitsland samen - voldoen niet aan de communautaire wetgeving. Waar wacht de Commissie nog op? 2-314
76 Proinsias De Rossa (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het staat als een paal boven water dat de kwesties die in verband met Spanje aan de orde worden gesteld, zich niet louter tot Spanje beperken. Laat dat een troost zijn voor onze Spaanse collega's die in dit Parlement in de banken van de PPE-DE zitten. In Ierland doen zich vergelijkbare problemen voor, niet in verband met eigendommen, maar zeker wel in verband met bepaalde gevolgen voor het milieu, het erfgoed alsmede voor de levenskwaliteit van mensen. Deze problemen zijn het gevolg van grote infrastructurele ontwikkelingen. Het lijkt om een kwestie te gaan waaraan we op Europees niveau nog niet het hoofd hebben kunnen bieden, of omdat de Europese wetgeving niet streng genoeg is, of omdat de Commissie inderdaad niet in een positie verkeert om snel gehoor te geven aan ingediende klachten. Toen ik bijvoorbeeld een bezoek bracht aan Madrid, werd ik gewezen op de situatie daar. De regionale autoriteit had besloten een ringweg rond Madrid niet langer als zodanig aan te duiden, maar als een gewone stadsstraat. Vervolgens besloot zij de weg te ontwikkelen tot snelweg, verdeelde hem in ongeveer een tiental aparte stukken en redeneerde toen dat er dan ook geen milieueffectrapportage op hoefde worden toegepast. Uiteindelijk heeft de Commissie wel besloten dat dit onrechtmatig was, maar driekwart van de snelweg was al aangelegd tegen de tijd dat die beslissing werd genomen. 2-315
Joan Calabuig Rull (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, de missies die dit Parlement naar de autonome gemeenschap Valencia heeft gestuurd, zijn het gevolg van gerapporteerde gevallen van misbruik bij stadsontwikkelingsprojecten, waarvan de media verslag hebben gedaan en die veel burgers zorgen baren. De bezoeken van leden van het Europees Parlement schrikken de potentiële kopers van huizen niet af. Deze missies dragen er juist aan bij dat tienduizenden Europese burgers die in ons land willen wonen, een huis kopen, in het vertrouwen dat ze investeren in een plaats waar de spelregels duidelijk zijn en respectvol met het milieu wordt omgegaan. De klanten stellen steeds meer eisen en deze twee elementen samen vormen een concurrentievoordeel dat we niet uit onze handen mogen laten glippen door een ongecontroleerde stadsontwikkeling. In de afgelopen jaren is het aantal klachten van burgers over deze wantoestanden toegenomen, want veel burgers hebben het gevoel dat ze het slachtoffer zijn geworden van praktijken die een negatief effect hebben gehad op de waarde van hun eigendommen of die hun woonomgeving ernstig hebben aangetast. Toch wil ik ook gezegd hebben dat dit zeker geen wijdverspreid verschijnsel is en ook niet iedere dag voorkomt. Maar de regionale autoriteiten hebben de beloften die ze eerdere missies hebben gedaan, geen gestand gedaan. Ze hebben de problemen niet opgelost, de wetten niet
19/06/2007 hervormd, niet geluisterd naar de getroffen mensen, en de aanbevelingen die dit Parlement in 2005 heeft aangenomen, niet uitgevoerd. Afgelopen 27 mei waren er verkiezingen in de autonome gemeenschap Valencia, en het is waar dat dit een goed moment is om een nieuwe etappe te beginnen en vooral om het bestaan van dit probleem te erkennen en te beginnen met het corrigeren ervan, iets wat de regionale regering nog niet heeft gedaan, en om het feit te accepteren dat de regionale regering tot nu toe nog geen oplossing voor dit probleem heeft gevonden. Ook is het tijd dat de regionale regering een einde maakt aan haar arrogante en minachtende houding jegens de afgevaardigden die een bezoek aan Valencia hebben gebracht. Ter afsluiting wil ik nog zeggen dat mijn partij, de socialistische partij, opnieuw de hand uitsteekt, zoals we dat al verschillende malen hebben gedaan, om bij te dragen aan de oplossing van dit probleem. Daarom herhaal ik dat er in de regio Valencia een breed politiek en sociaal akkoord nodig is, met deelneming van alle betrokken partijen, om de Valenciaanse wet op de stadsontwikkeling te hervormen en aan te passen aan de Verdragen, en om de rechtszekerheid van alle partijen te verbeteren, waarbij ook mechanismen moeten worden ingesteld waarmee burgers die menen dat ze door deze praktijken benadeeld worden, verhaal krijgen. 2-316
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, uit veel verzoekschriften over deze kwestie blijkt dat het kopen van onroerend goed een echte uitdaging kan zijn. De genoemde zaken doen een aantal ingewikkelde juridische vragen rijzen in verband met het eigendomsrecht. Dit terrein valt onder de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten; de Commissie kan zich hierin niet mengen. Verzoeken om schadeloosstelling in dit verband moeten worden gericht aan de nationale autoriteiten en we mogen geen valse verwachtingen wekken bij de mensen die verzoekschriften hebben ingediend. Wanneer er echter vragen rijzen op het gebied van het Europees recht, neemt de Commissie haar rol als hoedster van de Verdragen serieus, en stellen we vast of er inbreuken zijn gepleegd op het Gemeenschapsrecht. Naar ons oordeel is dat het geval bij de wetgeving inzake overheidsopdrachten. We hebben op dat punt al inbreukprocedures ingeleid. We zijn voornemens deze procedures uit te voeren om volledige naleving van het Gemeenschapsrecht af te dwingen. 2-317
De Voorzitter. - Tot besluit van het debat is er een ontwerpresolutie ingediend overeenkomstig artikel 108, lid 3, van het Reglement1. Het debat is gesloten. De stemming vindt donderdag plaats. 1
Zie notulen.
19/06/2007
77
(De vergadering wordt om 17.35 uur onderbroken en om 18.00 uur hervat) 2-318
VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS Ondervoorzitter 2-319
Vragenuur (vragen aan de Commissie) 2-320
De Voorzitter. - Aan de orde is het vragenuur (B6-0125/2007). Wij behandelen een reeks vragen aan de Commissie. Eerste deel 2-321
De Voorzitter. - Vraag Mavrommatis (H-0355/07):
nr. 35
van
Manolis
Betreft: Verzekeringsmaatschappijen in de EU Naar verluidt sluiten verzekeringsmaatschappijen enkel verzekeringspolissen af voor auto's die ingeschreven zijn in en een nummerplaat hebben van het land waar de verzekeringsmaatschappij gevestigd is, ondanks het feit dat de EU in haar regelgeving de mogelijkheid biedt ook auto's te verzekeren met een nummerplaat uit een andere lidstaat. Is de Commissie, gelet op Richtlijn 92/49/EEG 1 (derde richtlijn schadeverzekering) en Richtlijn 2000/26/EG2 (vierde richtlijn motorrijtuigenverzekering), van plan een herziening van deze richtlijnen voor te stellen opdat de Europese consument de mogelijkheid heeft zelf de verzekeringsmaatschappij en het land te kiezen waar hij er belang bij heeft zijn auto te laten verzekeren? Is de Commissie van oordeel dat deze vrijheid tevens de mededinging ten goede zal komen waardoor de premies gevoelig zullen dalen? 2-322
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de voornaamste doelen van het wetgevingskader van de EU zijn het bieden van een hoog beschermingsniveau aan slachtoffers van verkeersongevallen, het bevorderen van het vrije verkeer van voertuigen en het aanmoedigen van grensoverschrijdende activiteiten van verzekeringsmaatschappijen. Het communautaire wetgevingskader voor de verplichte motorrijtuigenverzekering is echt een succesverhaal voor de EU. Dit wetgevingskader, dat vanaf het begin van de jaren zeventig werd opgezet, was van cruciaal belang voor de verwezenlijking van het vrije verkeer van automobilisten en hun voertuigen in de Unie. De richtlijnen motorrijtuigenverzekering hebben het mogelijk gemaakt de grenscontroles voor verzekeringen af te schaffen, zodat voertuigen net zo eenvoudig van de ene naar de andere lidstaat kunnen worden gereden als binnen een land. Ook maken de richtlijnen eenvoudige 1 2
PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1. PB L 181 van 20.7.2000, blz. 65.
schadeloosstelling mogelijk in verband met de duizenden ongevallen waarbij voertuigen uit verschillende lidstaten betrokken zijn. In de richtlijnen motorrijtuigenverzekering is bepaald dat verzekeringsmaatschappijen een nationale vertegenwoordiging moeten hebben voor schadeafwikkeling en verplicht moeten zijn aangesloten bij het nationale garantiefonds en het nationale bureau voor de afgifte van de groene kaart. Een en ander heeft tot doel te voorkomen dat met name slachtoffers grensoverschrijdende onderhandelingen moeten gaan voeren met een in een andere lidstaat gevestigde verzekeringsmaatschappij. Het lidmaatschap van het nationaal bureau voor de afgifte van de groene kaart garandeert een soepele werking van het systeem zonder dat er verzekeringsbewijzen hoeven te worden gecontroleerd. Alle EU-lidstaten, Zwitserland, Noorwegen, IJsland, Kroatië en Andorra doen mee op basis van de multilaterale overeenkomst. De koppeling tussen het land waar het voertuig is geregistreerd en de deelname van de verzekeraar aan het garantiefonds van dat land is ook een uitdrukking van de onderlinge solidariteit van de automobilisten in dat land. Europese consumenten hebben de mogelijkheid in heel Europa een motorrijtuigenverzekering af te sluiten, mits voldaan wordt aan de genoemde specifieke voorwaarden voor verzekeraars. Of verzekeraars bereid zijn verzekeringspolissen af te sluiten voor auto's die geregistreerd staan in een ander land, hangt grotendeels af van het bedrijfsbeleid dat verzekeraars voeren en van hun bereidheid om risico's te dekken die voornamelijk of volledig worden gelopen in een ander land, waar de risicoprofielen aanzienlijk kunnen verschillen van wat zij in hun eigen land gewend zijn. Met dit in het achterhoofd is het wellicht niet verrassend dat de hoeveelheid grensoverschrijdende handel binnen deze bedrijfstak zeer beperkt is. Er zijn echter mensen die beweren dat er sprake is van een gebrek aan concurrentie en dat meer grensoverschrijdende handel ertoe zou kunnen leiden dat de premies voor motorrijtuigenverzekeringen dalen. We evalueren deze kwestie in het kader van onze lopende openbare raadpleging over financiële diensten voor consumenten. 2-323
Manolis Mavrommatis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik dank u voor uw antwoord. Ik moet alsnog aandringen op mijn vraag, na het debat van vanmorgen en het enorme schandaal van Equitable Life, waardoor miljoenen mensen het slachtoffer werden van het wanbeheer door deze verzekeringsmaatschappij en nu om een billijke schadeloosstelling vragen. Volstaat dat voorbeeld, mijnheer de commissaris, eigenlijk niet om de Commissie ertoe aan te zetten de markt van autoverzekeringen te liberaliseren en de
78
19/06/2007
burger de mogelijkheid te bieden om te kiezen wat hem of haar het beste uitkomt? Dan zal die burger ook geheel de verantwoordelijkheid dragen voor zijn of haar keuze. 2-324
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Wat we vanmorgen hebben besproken in verband met het verslag van de Enquêtecommissie crisis bij de Equitable Life Assurance Society was de regulering van verzekeringsmaatschappijen, alsmede de tekortkomingen die de Enquêtecommissie heeft geconstateerd met betrekking tot regelgeving, de omzetting van EU-richtlijnen en andere zaken. Ik denk echter dat de afgevaardigde hier doelt op het feit dat de burger moet kunnen profiteren van het kunnen sluiten van grensoverschrijdende polissen voor de motorrijtuigenverzekering. Dat is evenwel een wederzijdse transactie. Hij of zij moet dus een verzekeringsmaatschappij bereid vinden de diensten in kwestie aan te bieden, en tot nu toe blijkt uit de gegevens dat veel verzekeringsmaatschappijen vanwege een heel scala aan redenen geen bedrijfsbeleid voeren dat gericht is op grensoverschrijdende activiteiten - ik meen te mogen beweren dat zij waarschijnlijk niet bekend zijn met het declaratiebeleid in andere landen, het rechtsstelsel, en de hoeveelheid schadevergoeding die er kan worden toegekend, zaken die per land aanzienlijk verschillen. Zoals ik in mijn antwoord heb gesteld, is het volgens de richtlijnen die we hebben mogelijk dat iemand hiervoor kiest, mits aan de diverse regels wordt voldaan. Maar dan moet er natuurlijk wel een verzekeringsmaatschappij zijn die bereid is om op die manier te werk te gaan en die aspecten van de grensoverschrijdende handel te benutten. Zoals ik in mijn antwoord al zei, erken ik dat het heel goed zou zijn als dat zou gebeuren, en daarom onderzoeken we dit in het kader van het Groenboek over financiële diensten voor consumenten in de interne markt. Als er dingen zijn die we kunnen doen om dat enigszins te vereenvoudigen, zullen we dat meenemen. Tot nu toe is de situatie echter zo dat, ook al willen we de grenzen slechten en willen we ervoor zorgen dat de markt wordt geliberaliseerd, er wel een bedrijf moet zijn dat daartoe op zijn beurt bereid is, en dat is tot nu toe niet het geval geweest. Er zijn beperkte uitzonderingen, maar dit is geen bedrijfstak waarin dergelijke kansen zijn benut. 2-325
De Voorzitter. - Vraag nr. 36 van Brian Crowley (H0411/07): Betreft: Voorlichtingscampagne over koop van onroerend goed in een ander EU-land Is de Commissie bereid na te denken over de opstelling en verspreiding van een voorlichtingsbrochure waarin wordt ingegaan op de verschillende fiscale, boekhoudkundige en juridische kwesties waarop Europese aspirant-kopers moeten letten bij het kopen van een woonhuis in een andere lidstaat van de EU?
2-326
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Het kopen van een woonhuis is een grote en tijdrovende uitdaging voor consumenten. Juridische en fiscale aangelegenheden vormen grote uitdagingen, zelfs in de eigen lidstaat. Deze uitdagingen worden alleen nog maar groter wanneer consumenten een woonhuis kopen buiten hun lidstaat: de procedures zijn vaak volslagen anders dan die "thuis" van toepassing zijn. De Commissie is zich terdege bewust van deze feiten, maar een eenvoudig antwoord is er niet. De belastingen en eigendomswetten die ten grondslag liggen aan deze complexiteit vallen namelijk grotendeels buiten de bevoegdheidssfeer van de Gemeenschap. Desalniettemin ondersteunt de Commissie initiatieven ter bevordering van de transparantie op de Europese onroerendgoed- en hypotheekmarkten. Transparantie is met name voor consumenten belangrijk, in het bijzonder wanneer de regels per land verschillen. De consumenten hebben behoefte aan volledige en nauwkeurige informatie om een doordachte keuze te kunnen maken bij het kopen van onroerend goed in een andere lidstaat. Het verzoek om een voorlichtingsbrochure voor consumenten die onroerend goed willen kopen, is ook geuit in het kader van onze lopende evaluatie van de Europese hypotheekmarkten, waarbij belanghebbenden hebben voorgesteld dat de Commissie een internethandleiding opstelt en bijhoudt met betrekking tot de voornaamste juridische en andere kwesties in verband met grensoverschrijdend lenen. Ik ben voorstander van dergelijke initiatieven. Het grensoverschrijdend kopen van onroerend goed is een logisch gevolg van de vrijheden die de kern vormen van de gemeenschappelijke markt. Wanneer consumenten worden geconfronteerd met praktische problemen of een gebrek aan informatie, moeten we proberen hen te helpen, bijvoorbeeld door te wijzen op de problemen waarmee zij te maken kunnen krijgen en door hen de weg te wijzen naar de relevante organen en autoriteiten die hen kunnen helpen. De Commissie zal deze vraagstukken bekijken om te bezien wat er gedaan kan worden. Maar laat ik eerlijk zijn: dit is geen eenvoudige taak. De Commissie heeft niet noodzakelijkerwijs toegang tot alle benodigde informatie, noch hebben we noodzakelijkerwijs de middelen om te controleren dat dergelijke informatie nauwkeurig of actueel is. Voordat we hiermee verder gaan, moeten we er zeker van zijn dat we deze uitdaging het hoofd kunnen bieden. Ook samenwerking met derden kan een optie zijn. 2-327
Brian Crowley (UEN). - (EN) Ik wil de commissaris bedanken voor zijn antwoord. Ik ben van mening dat op dit terrein, zoals op elk ander terrein, in de eerste plaats moet gelden: caveat emptor, de koper zij op zijn hoede. Het is echter ingewikkeld, zoals u terecht opmerkte, en ik juich het toe dat u hebt gekeken naar wat de Europese hypotheekverstrekkers vinden.
19/06/2007 Er is echter nog een ander aspect, namelijk de noodzaak om een tweede testament op te maken. Als men onroerend goed bezit buiten het land waar men woont, is het noodzakelijk een tweede testament op te maken voor de afwikkeling van de nalatenschap in dat geval. Ook al zijn er verschillen tussen de 27 lidstaten, en verdere complicerende factoren daarbinnen, er zijn ongetwijfeld bepaalde basisgegevens die op de website van de Commissie zouden kunnen worden geplaatst, zoals u terecht hebt gezegd. Ik wil u aanmoedigen verder te werken aan de verwezenlijking van dat doel, waarbij ik benadruk dat in de eerste plaats altijd moet gelden: caveat emptor. 2-328
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Ik ben het zeker eens met de geachte afgevaardigde. Zoals ik al zei, zou het zeer moeilijk kunnen worden om deze werkzaamheden te verrichten. Zoals de heer Crowley opmerkte, moet het onderliggende beginsel altijd dat van caveat emptor zijn. Op al deze terreinen, of het nu gaat om het kopen van onroerende goederen of financiële producten, is dat iets waarvan iedereen zich bewust moet zijn. Zoals ik eerder vandaag al heb gezegd: als iemand een deal voorstelt die te mooi lijkt om waar te zijn, dan is die doorgaans ook te mooi om waar te zijn. Dat moeten we in ons achterhoofd houden. De heer Crowley stelde de kwestie van het opmaken van een tweede testament aan de orde. Afgelopen weekend nog las ik een artikel in een vakblad waarin mensen met onroerend goed in bijvoorbeeld Spanje werden gewaarschuwd dat het essentieel is om ook daar een testament op te maken met betrekking tot die specifieke bezitting en waarin werd uitgelegd hoe ze dat moeten aanpakken. Overigens bezit ik momenteel geen onroerend goed in Spanje, maar veel Ieren die ik ken wel, zonder dat zij op de hoogte zijn van deze vereiste. Het betreffende artikel stond in een tijdschrift dat waarschijnlijk alleen wordt gelezen door mensen die op het gebied van accountancy werken. Wat de heer Crowley zegt, is zeer belangrijk. Slechts een heel klein percentage van de Ieren die huizen bezitten in het bijzonder aangename Spanje, zal op de hoogte zijn van deze informatie. Een van de 48 aanbevelingen van de deskundigengroep was dat er een voorlichtingsbrochure zou moeten komen. Het wordt waarschijnlijk nog een hele opgave om te bepalen wat we op adequate wijze in de brochure kunnen behandelen, maar we zullen daartoe zeker een poging doen. Het gevaar is dat we, omdat we niet alles aan de orde kunnen laten komen, voor het morele dilemma worden gesteld bepaalde informatie achterwege te laten. Maar laten we eens kijken wat we kunnen bereiken. Als we streven naar een gemeenschappelijke markt op alle terreinen, dan is het logisch om de informatie te verstrekken die van grensoverschrijdende aard is.
79 Europese Unie iets bijzonder waardevols heeft geproduceerd. We zullen een poging doen, maar hoeveel succes we zullen boeken, weet ik niet. 2-329
Danutė Budreikaitė (ALDE). - (LT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik ben het ermee eens dat dit een gecompliceerd vraagstuk is. Ik heb zelf een boek geschreven over het opzetten van een bedrijf in de vijftien oude lidstaten van de Europese Unie, en daarin ging ik onder meer in op het kopen van onroerend goed, op belastingen en op andere factoren die daarbij komen kijken. U zei dat er informatieoverzichten bestaan. Kunt u aangeven welke informatieoverzichten er precies zijn? Als ze niet compleet zijn, moeten ze worden bijgewerkt, zodat de mensen die zich vrijelijk binnen de Europese Unie bewegen, kunnen beschikken over alle informatie die ze nodig hebben over deze factoren, met inbegrip van het kopen van onroerend goed. 2-330
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Ik vrees dat er een vergissing in het spel is: zij bestaan nog niet. De vraag van de heer Crowley was of we konden overwegen een voorlichtingsbrochure op te stellen en deze aanbeveling is ook gedaan door de deskundigengroep inzake hypothecair krediet. We zijn dit aan het onderzoeken en zullen proberen te bekijken wat we kunnen doen om een goede voorlichtingsbrochure te maken, afhankelijk van de diverse voorbehouden die ikzelf heb gemaakt ten aanzien van de wijze waarop deze brochure zou kunnen worden geproduceerd. Ik feliciteer de afgevaardigde met haar initiatief om dit in een kennelijke professionele hoedanigheid aan te pakken. Ik kan me voorstelen dat er een aanzienlijke hoeveelheid werk in is gaan zitten. Zoals ik echter in mijn vorige antwoord al heb gezegd, kunnen we proberen de expertise te bundelen die reeds beschikbaar is bij particuliere organisaties die zich kunnen vinden in een bepaald type gezamenlijke aanpak, door gebruik te maken van wat er al is, in plaats van zelf opnieuw het wiel uit te vinden. Wellicht is de geachte afgevaardigde bereid om bepaalde informatie waarover zij beschikt aan mijn diensten te verstrekken, en misschien kunnen we dan haar onmiskenbare talenten op dit terrein benutten. 2-331
De Voorzitter. - Vraag nr. 37 van Manuel Medina Ortega (H-0362/07): Betreft: Buitenlandse dienst van de Europese Unie en immigratiebeleid De bevoegdheden van de Unie op het gebied van immigratie zijn onlangs uitgebreid, en de Commissie heeft haar activiteiten op dit gebied opgevoerd. Beschikt de buitenlandse dienst van de Unie in die context over voldoende middelen om de lidstaten bij te staan bij de nieuwe samenwerkingsvormen die in deze sector zijn opgezet, zoals het contracteren van legale immigranten of de terugkeer van immigranten naar hun land van herkomst en hun re-integratie in de maatschappij waar zij vandaan komen.
Verder zou het voor het imago van de Europese Unie goed zijn als gewone mensen kunnen zeggen dat de 2-332
80 Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. - (EN) De externe dimensie van het EU-migratiebeleid en het optreden van de Commissie op dit terrein hebben zich de afgelopen paar jaar sterk ontwikkeld, vanwege de behoeften op het vlak van migratie, met name aan een definitie maar ook aan de tenuitvoerlegging van een allesomvattende benadering van migratie. We denken dat dit van belang is voor de toekomst en we stellen alles in het werk om tot een allesomvattende benadering te komen. In de context van deze allesomvattende benadering ontwikkelen we diverse initiatieven in verband met alle aspecten van migratie, dat wil zeggen inclusief legale migratie, maar in het bijzonder met betrekking tot de strijd tegen illegale migratie, overname en overnameovereenkomsten, terugkeer, reïntegratie, asiel, migratie en ontwikkeling, en migratie en integratie. Van meet af aan heb ik mij persoonlijk verbonden tot het streefdoel van 3 procent dat is opgenomen in het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument. Ik ben reeds begonnen definitief vorm te geven aan deze inzet met betrekking tot de landen die onder mijn verantwoordelijkheid vallen. Samen met de heren Frattini en Michel heb ik onlangs de thematische strategie voor het thematisch programma voor de samenwerking met derde landen op het gebied van migratie en asiel voor de periode 2007-2010 ter goedkeuring voorgelegd aan de Commissie. In het programma is een indicatief bedrag voorzien van ruim 380 miljoen euro voor de periode 2007-2013 ten behoeve van de samenwerking met derde landen op het gebied van migratie en asiel, met inbegrip van arbeidsmigratie en de reïntegratie van teruggekeerde mensen. De delegaties van de Commissie spelen een belangrijke rol bij de tenuitvoerlegging van deze ambitieuze agenda, zowel op politiek als op operationeel niveau, en in Brussel gevestigde diensten van de Commissie informeren de delegaties systematisch over, en betrekken hen bij nieuwe ontwikkelingen op het gebied van migratie. De politieke dialoog met derde landen wordt gezamenlijk gevoerd door de delegaties en de in Brussel gevestigde diensten. Op operationeel niveau zijn de delegaties verder bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het in kaart brengen van behoeften en beperkingen, om ervoor te zorgen dat maatregelen die worden gefinancierd met externe hulp van de Gemeenschap op de juiste manier ten uitvoer worden gelegd. Bovendien worden de delegaties in landen waar migratie is uitgegroeid tot een belangrijk nieuw onderwerp, als het gaat om de externe hulp van de Gemeenschap ook ondersteund door de diensten in Brussel, door middel van opleidingen, thematische netwerken op operationeel niveau en ondersteuningsmissies. Met deze maatregelen zorgen wij in de Commissie ervoor dat de delegaties kunnen samenwerken met de lidstaten maar ook met derde landen, en dat zij de hulp
19/06/2007 van de Gemeenschap in verband met migratie kunnen benutten. 2-333
Manuel Medina Ortega (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik heb de afgelopen maanden goed geluisterd naar de verklaringen die zowel u als commissaris Michel en commissaris Frattini hebben afgelegd, en ik ben zeer positief over de resultaten die u heeft bereikt. Mijn zorg is dat we in de Europese Unie soms te vaak zeggen dat we iets willen en allerlei verklaringen afleggen, maar die verklaringen vervolgens niet laten volgen door daden vanwege het ontbreken van middelen. Zo is Frontex bijvoorbeeld op enorme problemen gestuit bij het controleren van de illegale immigratie. De compromissen die zijn bereikt door de drie commissarissen maken een nieuw type buitenlandse dienst van de Europese Unie nodig, die minder economisch en politiek georiënteerd is, maar meer op sociale en arbeidsaspecten is gericht, zoiets als de arbeids- en sociale attachés die alle lidstaten tegenwoordig hebben. Denkt de commissaris dat ze dit type buitenlandse dienst kan ontwikkelen? Beschikt ze over voldoende middelen? Wat kan het Parlement doen om de commissaris te helpen bij het ontwikkelen van deze nieuwe rol? 2-334
Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Medina Ortega, u weet dat de Europese Commissie op dit moment delegaties heeft die niet over deskundigen op alle gebieden beschikken. Maar zoals ik gezegd heb, proberen we te zorgen voor scholing, en in de toekomst zou het zeker goed zijn om meer deskundigen in de delegaties te hebben. Ik heb ook altijd een open houding als de lidstaten deskundigen willen detacheren naar de delegaties van de Commissie. Dat hebben we bijvoorbeeld gedaan in Mauretanië, op verzoek van de vice-premier van de Spaanse regering, die naar mij toe is gekomen en mij dat gevraagd heeft, en ik heb de delegaties onmiddellijk opengesteld. Wat betreft Frontex weet u dat het om een agentschap van de lidstaten gaat, wat het gecompliceerder maakt, maar Franco Frattini heeft al behoorlijk veel gedaan, met veel inzet en met veel steun, ook van mij, al moet er in de toekomst natuurlijk nog meer worden gedaan. En u weet ook dat we in Mauretanië en Marokko hebben gewerkt met wat ik een groot budget zou willen noemen, met dit opleidingsprogramma, met grensbeheer, om deze landen, maar ook de lidstaten van de Europese Unie te helpen om de grote uitdaging aan te gaan die de immigratie vandaag de dag is, vooral de illegale immigratie.
19/06/2007
81
2-335
landen, deskundigen uit andere lidstaten deel uitmaken, om de benodigde mate van transparantie te waarborgen.
Tweede deel 2-336
De Voorzitter. - Vraag nr. 38 van Dimitrios Papadimoulis (H-0371/07): Betreft: Evolutie overheidsschuld
van
het
begrotingstekort
en
de
In haar antwoord op mijn vorige vraag E-0574/07 stelt de Commissie dat zij verwacht dat het beoordelingsrapport in juli of oktober 2007 zal worden voorgelegd aan het BNIcomité en dat zij de extra bijdrage pas zal kunnen berekenen nadat alle nodige stappen zijn ondernomen die in het antwoord op het vorige deel van de vraag zijn uiteengezet. Wanneer zal de Commissie zich dan eindelijk beraden over het voorstel van de Griekse regering om het Griekse BBP te herzien? Hoe is de evolutie van het begrotingstekort en de overheidsschuld in het jaar 2007 en wat is de prognose van de Commissie voor 2008? Welke maatregelen moeten volgens haar worden genomen om de daling van het tekort en de overheidsschuld te consolideren? 2-337
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Papadimoulis, de beoordeling van het herziene BBP en BNP van Griekenland door de Commissie bevindt zich in de afrondende fase, waarbij dezelfde procedure is gevolgd als bij alle andere lidstaten. De procedure en het tijdschema zijn als volgt: Op 22 september van het vorig jaar heeft Griekenland de herziene cijfers voor zijn bruto binnenlands product (BBP) en bruto nationaal product (BNP) aan de Commissie overgelegd. De herziening hield een bijstelling naar boven in van ongeveer 26 procent. Eind oktober vorig jaar, dus een maand na de ontvangst van deze documentatie, heeft Eurostat deze gegevens voor een eerste onderzoek doorgegeven aan het BNI-comité van de lidstaten. Het comité heeft toen een verklaring uitgegeven waarin het aangaf dat het onvoldoende informatie van Griekenland had ontvangen met betrekking tot de herziene cijfers en de veranderingen op methodologisch gebied. Bovendien deed het comité Griekenland het dringende verzoek om volledig met Eurostat samen te werken en een geheel herziene inventaris van zijn BBP en BNP te verstrekken, inclusief een gedetailleerde uiteenzetting van de nieuwe bronnen en methoden die Griekenland gebruikt in zijn nationale rekensysteem, zodat Eurostat een volledige analyse kon maken van de nieuwe gegevens en de resultaten daarvan aan het comité kon voorleggen. De herziene inventaris werd door Griekenland op 6 februari van dit jaar aan Eurostat overgelegd, in een document van 460 bladzijden dat was opgesteld in het Grieks. Nadat het document was vertaald, is Eurostat het onderzoek van deze documentatie nu aan het afronden, en voor het eind van deze maand zal Eurostat een missie naar Griekenland sturen. Van die missie zullen, net als bij andere missies die zijn uitgevoerd naar andere
De resultaten van de missie zullen in eerste instantie samen met Griekenland worden geanalyseerd, en de opmerkingen die daaruit voortkomen, zullen in aanmerking worden genomen in het definitieve evaluatierapport over de herziene cijfers met betrekking tot het Griekse BBP en BNP. Dit rapport zal door Eurostat aan het comité worden voorgelegd voor een uitgebreide evaluatie. De verwachting is dat dit niet later dan in oktober 2007 zal gebeuren. Wat betreft het tweede gedeelte van uw vraag: volgens onze voorjaarsramingen, die zijn gemaakt op basis van de niet-herziene cijfers van het Griekse BBP, zal het begrotingstekort voor dit jaar dalen naar 2,4 procent, tegen 2,6 procent vorig jaar. Voor het jaar 2008 voorziet de Commissie, uitgaande van de hypothese dat het huidige beleid niet wordt gewijzigd, een lichte stijging van het begrotingstekort, van 2,4 procent naar 2,7 procent. Dit alles is gebaseerd op de cijfers van voor de herziening. De overheidsschuld zal volgens de ramingen blijven dalen, van 104,5 procent van het BBP in het jaar 2006 naar ongeveer 100,7 procent in het jaar 2007 en 97,5 procent in het jaar 2008. Op basis van deze cijfers heeft de Commissie aan de Raad voorgesteld om de procedure inzake buitensporige tekorten, die twee jaar eerder was geopend, in te trekken, en op 5 juni van dit jaar heeft de Ecofin-Raad het besluit genomen om het voorstel van de Commissie over te nemen en deze procedure te sluiten. Ook heeft de Ecofin-Raad op 27 februari van dit jaar, eveneens op aanbeveling van de Commissie, zijn advies uitgebracht over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma voor de jaren 2006 tot en met 2009, en in dat advies doet de Ecofin-Raad Griekenland de aanbeveling om gebruik te maken van de gunstige conjunctuur om de doelstelling voor de middellange termijn - evenwicht op de begroting - dichterbij te brengen, het begrotingsproces verder te verbeteren, de transparantie daarvan te vergroten en een begrotingsstrategie voor de langere termijn te ontwikkelen waarin mechanismen voor het toezicht en de controle op de primaire uitgaven moeten worden opgenomen. Bovendien wordt aan de Griekse autoriteiten de aanbeveling gedaan om, met het oog op de hoge schuldquote en de verwachte toename daarvan als gevolg van de vergrijzing, zo snel mogelijk een raming te maken van de verwachte kosten van die vergrijzing en om de houdbaarheid van de overheidsbegroting op lange termijn te verbeteren, met inzet van de instrumenten die nodig zijn om de doelstelling voor de middellange termijn te bereiken. Op 20 april heeft de Griekse minister van Economische Zaken en Financiën, na de vergadering van de Eurogroep in Berlijn, officieel en publiekelijk verklaard dat de regering had besloten om het jaar waarin deze
82 begrotingsdoelstelling voor de middellange termijn moet zijn verwezenlijkt, naar voren te halen van 2012 naar 2010.
19/06/2007 De Voorzitter. - Vraag nr. 39 van Danutė Budreikaitė (H-0393/07): Betreft: Uitvoering verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie
2-338
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.
Ingevolge artikel 2 van het eerste deel van het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie zijn vanaf het moment van toetreding de oorspronkelijke verdragen en de door de instellingen vóór de toetreding genomen besluiten verbindend voor de nieuwe lidstaten en in deze staten toepasselijk onder de voorwaarden waarin wordt voorzien door die verdragen en deze (toetredings-) akte.
Met uw verklaring van 5 juni hebt u uiting gegeven aan de bezorgdheid van de Commissie over het grote tekort op de betalingsbalans van de Griekse economie en strenge maatregelen aanbevolen, opdat het tekort en de schuld gestaag kunnen blijven afnemen. Daarom wilde ik graag weten of u de door de Commissie voorgestelde maatregelen hebt besproken met de Griekse regering. Hebt u antwoorden en toezeggingen gekregen van de Griekse regering in verband met de volgens u noodzakelijke maatregelen?
Dat betekent dat Zweden overeenkomstig het in 1995 bij referendum goedgekeurde Toetredingsverdrag de euro dient in te voeren zodra aan de criteria van Maastricht is voldaan. In weerwil van deze in het Toetredingsverdrag aanvaarde verplichting heeft Zweden de invoering van de Euro bij referendum verworpen.
2-339
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, formeel gesproken gaat de Commissie niet verder dan wat we aan de Raad hebben voorgesteld, en de Ecofin-Raad heeft de laatste actualisering van het stabiliteitsprogramma goedgekeurd, wat betekent dat de duurzaamheid van de overheidsbegroting in Griekenland op de middellange termijn moet worden verbeterd. Griekenland is een van de zes landen van de Unie die in het verslag dat we vorig jaar hebben opgesteld, worden aangemerkt als landen die een hoog risico lopen wat betreft de gebrekkige duurzaamheid van de overheidsbegroting. Dat is in hoge mate te wijten aan het feit dat er, gelet op de huidige demografische vooruitzichten, een sterke toename van de uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg wordt verwacht. Dat is niet het enige element, maar het is een duidelijk element, waar het zeer hoge niveau van de Griekse overheidsschuld bij komt. Die overheidsschuld is, zoals ik in mijn eerste interventie heb gezegd, hoger dan 100 procent van het Griekse BBP. Wat er nu moet gebeuren is dat de Griekse autoriteiten voorstellen moeten doen - die vervolgens door het Griekse parlement moeten worden besproken en aangenomen - voor hervormingen die zijn gericht op het verbeteren van de duurzaamheid. Daarvoor is het nodig daar twijfelt niemand aan die de Griekse economie en de Griekse overheidsbegroting analyseert - dat het pensioenstelsel en het socialezekerheidsstelsel worden hervormd, om de duurzaamheid en daarmee de levensvatbaarheid op de middellange en lange termijn te verbeteren, en tegelijkertijd meer te doen dan alleen het buitensporig tekort corrigeren. In de begrotingsstrategieën van Griekenland moet het terugdringen van de overheidsschuld een structurele doelstelling blijven, omdat deze weliswaar afneemt, maar nog steeds op een buitengewoon hoog niveau ligt. 2-340
Kan de Commissie, als waakster over de toepassing van het EU-recht in de lidstaten, enig commentaar geven op het geval van Zweden? Hebben andere lidstaten eveneens het recht om op soortgelijke procedures terug te vallen, bijvoorbeeld om hun energiezekerheid te waarborgen? 2-341
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, met betrekking tot de bepalingen van het gemeenschappelijk monetair beleid in de eurozone is Zweden momenteel een van de landen die een derogatie hebben. Er zijn op dit moment dertien lidstaten die deze derogatie hebben en daarnaast is er nog het Verenigd Koninkrijk, dat de bekende opt-out-clausule heeft en daarom niet bij de lidstaten hoort die een derogatie hebben. Behalve Denemarken moeten alle lidstaten die een derogatie hebben, ofwel twaalf lidstaten, de euro invoeren, waarvoor ze aan de convergentiecriteria moeten voldoen die zijn vastgelegd in het Verdrag. In het Verdrag zijn echter geen expliciete termijnen vastgelegd waarbinnen de lidstaten aan deze verplichting moeten voldoen. Ons meest recente convergentieverslag, dat betrekking heeft op de landen met een derogatie, is gepubliceerd in december 2006, en daarin concludeerde de Commissie dat Zweden voldeed aan het criterium van prijsstabiliteit, het criterium dat betrekking heeft op de overheidsbegroting en het criterium dat betrekking heeft op de convergentie van de langetermijnrentetarieven. Volgens ons convergentieverslag voldeed Zweden echter niet aan het wisselkoerscriterium, dat inhoudt dat de desbetreffende lidstaat gedurende ten minste twee jaar voorafgaand aan de beoordeling, en zonder dat er sprake is van grote spanningen, de normale fluctuatiemarges van het nieuwe wisselkoersmechanisme (MTC II) in acht heeft genomen. Bovendien verklaarde de Commissie in het convergentieverslag van december vorig jaar dat de Zweedse wetgeving op het punt van de regulering van de Centrale Bank en de integratie daarvan in het Europees
19/06/2007 stelsel van centrale banken niet volledig verenigbaar was met de artikelen 108 en 109 van het Verdrag. In het licht van deze beoordeling concludeerde de Commissie dat het statuut van Zweden als lidstaat met een derogatie in dit opzicht geen wijziging behoefde. In overeenstemming met het Verdrag zullen de Commissie en de Europese Centrale Bank het volgende convergentieverslag publiceren in 2008, in principe in mei 2008. Wat betreft het laatste deel van uw vraag, waarin u een vergelijking maakt met energiezekerheid, kan ik u zeggen dat het Europees Parlement en de Raad op basis van de bepalingen van de vigerende Verdragen al richtlijnen hebben aangenomen betreffende enerzijds de continuïteit van de aardgasvoorziening en anderzijds het waarborgen van de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen. Deze richtlijnen moeten worden omgezet in de nationale wetgeving en in het geval van de laatstgenoemde richtlijn moet dat voor 1 december van dit jaar zijn gebeurd. Daarom bevinden we ons vanuit juridisch oogpunt niet helemaal in twee identieke situaties. Bij één verplichting, die met betrekking tot de invoering van de euro, worden in het Verdrag geen maximumtermijnen vastgesteld, en ook geen wettelijke regels voor die invoering, maar wordt er verwezen naar dat convergentieverslag dat iedere twee jaar wordt opgesteld, terwijl er in het geval dat u als voorbeeld noemt, de energiezekerheid, richtlijnen bestaan die door de lidstaten moeten worden toegepast en waarbij de bijbehorende inbreukprocedures worden gestart wanneer ze dat niet doen. 2-342
Danutė Budreikaitė (ALDE). - (LT) Mijnheer de commissaris, ik ben niet gelukkig met uw antwoord, want in de toetredingsovereenkomst van Zweden staat duidelijk dat Zweden alle overeenkomsten die op dat moment van kracht waren, ten uitvoer moet leggen. Met andere woorden, er zijn wat het beginsel van nauwere samenwerking betreft geen uitzonderingen mogelijk. Nu hebben de Zweden vier jaar na een referendum over het onderwerp besloten dat ze opnieuw tegen de invoering van de euro zullen stemmen. Betekent dit dat landen mogen kiezen welke delen van de toetredingsovereenkomst ze wel zullen nakomen en welke niet? Ik denk aan de Litouwse kerncentrale in Ignalina, die veilig is en die de Litouwers niet willen sluiten. Moeten we de centrale misschien maar gewoon openhouden, zonder de moeite te nemen dit met iemand te bespreken? 2-343
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, natuurlijk moet Zweden de Verdragen toepassen. Het feit dat er een referendum is gehouden, ontslaat Zweden niet van de verplichting om de Verdragen toe te passen. Ook de Commissie moet het Verdrag toepassen. En wat de Commissie heeft gedaan en zal blijven doen, is iedere twee jaar onderzoeken -
83 zoals in de Verdragen van ons wordt gevraagd - of de lidstaat in kwestie, in dit geval Zweden, al dan niet voldoet aan de criteria voor toetreding tot de euro. Zweden heeft een probleem omdat de Zweedse munteenheid niet in het wisselkoersmechanisme is opgenomen, waardoor het niet aan het criterium van stabiele wisselkoersen voldoet. En Zweden voldoet ook niet aan het criterium dat zijn wetgeving moet zijn aangepast aan datgene wat in de artikelen van de Verdragen wordt bepaald - waar ik het eerder over heb gehad - en daar wijzen wij op. Wel moet elke lidstaat zijn best doen om zich voor te bereiden op dat moment. En zoals u en alle andere afgevaardigden weten, blijft het resultaat van het referendum dat in 2003 in Zweden is gehouden, niet eeuwig geldig. We hebben bekende gevallen gezien waarbij in een referendum in een bepaald land een bepaald standpunt werd ingenomen, maar dat standpunt in de loop der tijd veranderde, omdat de wil van de kiezers, die wordt uitgedrukt in verkiezingen of een nieuw referendum, was veranderd. Ik blijf erbij dat als we de van de Verdragen afgeleide juridische verplichtingen analyseren, de noodzaak om op weg te gaan naar de Economische en Monetaire Unie niet te vergelijken is met de noodzaak om de regels met betrekking tot energiezekerheid na te leven, die onderdeel zijn van onze fundamentele wetgeving. 2-344
De Voorzitter. - We gaan nu over tot de aanvullende vragen. Ik heb meer vragen ontvangen dan kun worden aanvaard en daarom kan ik slechts twee afgevaardigden het woord geven. Ik moet me houden aan de bepalingen die zijn vastgelegd in artikel 109 en bijlage II van het Reglement, die betrekking hebben op de behandeling van vragen aan de Commissie. Ik heb gekozen voor de heer Lundgren en mevrouw Kauppi. 2-345
Nils Lundgren (IND/DEM). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, behalve naar de eigenlijke regelgeving moet men redelijkerwijs ook kijken naar de manier waarop heel deze kwestie over de aansluiting van Zweden bij de monetaire unie is behandeld. Toen het referendum over de eventuele toetreding van Zweden tot de EU in 1994 op touw werd gezet, werd ons duidelijk gemaakt dat we niet verplicht waren om aan de monetaire unie mee te doen als we voor stemden. Dat is iets waarover we hebben onderhandeld en wat we later kunnen wijzigen. Dat is de politieke achtergrond hiervan. Ik ben het met de commissaris eens dat Zweden niet kan worden gedwongen tot aansluiting bij ERM II, zolang wij niet voldoen aan de voorwaarden voor deelname. Ik wil er echter aan herinneren dat een land dat zich heeft aangesloten daar wél toe kan worden gedwongen, en dat is mijn vraag aan de commissaris: is het werkelijk denkbaar dat… (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) 2-346
84
19/06/2007
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ben er niet zeker van of de geachte afgevaardigde een vraag heeft geformuleerd, maar in ieder geval zijn wij hij en ik het erover eens dat hij in ieder geval dat ene punt heeft genoemd in zijn interventie, en ook is er de wettelijke onverenigbaarheid waardoor er op dit moment niet kan worden gezegd dat Zweden voldoet aan de criteria voor deelname aan de euro.
Als ik goed geïnformeerd ben, zijn referenda in Zweden op dit punt niet bindend. De Zweedse burgers of het Zweedse parlement kunnen moeilijk in hun eentje het Verdrag wijzigen.
Ik herhaal dat in het Verdrag nergens maximumtermijnen worden vastgesteld, evenmin als minimumtermijnen. Wel wordt er een algemene verplichting aan landen opgelegd om zich voor te bereiden, om te proberen om aan de voorwaarden te voldoen, maar een exact tijdschema is er niet. Het Verdrag moet daarom worden geïnterpreteerd met de flexibiliteit waarmee het is opgesteld, en niet met behulp van criteria die afwijken van de letter en de geest van het Verdrag. In ieder geval zeg ik dat we ons gezonde verstand moeten gebruiken, zoals zo vaak in de politiek. Als de Zweedse burgers nog maar vier jaar geleden nee hebben gezegd, zullen we aan ze moeten vragen wanneer ze van mening gaan veranderen, als ze dat al gaan doen. Ik denk dat geen enkel land tegen zijn wil een munteenheid kan worden opgedrongen.
Wanneer zal Polen, volgens de Commissie, uiterlijk voldoen aan de criteria om toe te treden tot de eurozone? Is dat wellicht het jaar 2012, eventueel vroeger of misschien later, en zo ja, wanneer?
2-349
De Voorzitter. - Vraag nr. 40 van Ryszard Czarnecki (H-0435/07): Betreft: Toetreding van Polen tot de eurozone
2-350
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Czarnecki, zoals ik ook al heb gezegd in het vorige antwoord, brengt het lidmaatschap van de Europese Unie de verplichting met zich mee om de euro aan te nemen, behalve in het geval van Denemarken en het Verenigd Koninkrijk, die bij de toetreding een opt-out-clausule hebben bedongen. De lidstaten die nog niet deelnemen aan de eurozone hebben de verplichting om de gemeenschappelijke munt aan te nemen zodra ze voldoen aan de daarvoor gestelde voorwaarden, en hebben de verplichting om daar naartoe te werken.
2-347
Piia-Noora Kauppi (PPE-DE). - (EN) Ik wil graag drie directe vragen stellen. De eerste betreft een puur technische kwestie: is de clausule in het Zweedse toetredingsverdrag volledig identiek met die in de toetredingsverdragen van de twaalf lidstaten die sinds 2004 zijn toegetreden? Ten tweede begrijp ik dat mevrouw Budreikaitė niet zozeer geïnteresseerd is in de euro als wel in de eerdere uitleg van de toetredingsverdragen. Als er geen termijn bestaat voor iets wat in het primair recht is vastgelegd, kan dit dan voor altijd worden uitgesteld? Ten derde, denkt u dat het referendum relevant is voor het debat? 2-348
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Kauppi, ik zal proberen uw vragen te beantwoorden met dezelfde precisie als waarmee u ze gesteld hebt. In de eerste plaats gelden voor Zweden precies dezelfde regels als voor de twaalf nieuwe lidstaten; de twee enige landen die niet meedoen aan de euro en een andere regeling hebben, zijn Denemarken en het Verenigd Koninkrijk, die allebei een opt-out-clausule hebben, die onderling weer van elkaar verschillen. Het tweede punt is de termijn. Richtlijnen kennen een termijn; de Verdragsverplichting voor een land om zich voor te bereiden op deelname aan de euro is niet gekoppeld aan een termijn. En in de derde plaats, met betrekking tot de vraag over het referendum: dat is afhankelijk van het rechtsstelsel van elk afzonderlijk land.
Wanneer de Commissie op grond van haar eigen beoordeling (het convergentieverslag) bevestigt dat Polen voldoet aan alle voorwaarden die worden gesteld in artikel 121, lid 1, van het Verdrag, en de Europese Centrale Bank datzelfde doet, zal de derogatie van Polen kunnen worden ingetrokken op grond van artikel 122, lid 2, en kan de zloty worden opgenomen in de euro. Op dit moment voldoet Polen niet volledig aan de convergentiecriteria op het punt van de overheidsfinanciën, omdat het overheidstekort van Polen hoger is dan 3 procent, en ook niet aan het criterium van stabiele wisselkoersen, omdat de zloty geen deel uitmaakt van het wisselkoersmechanisme. Bovendien is volgens de analyse die we hebben gemaakt in ons meest recente convergentieverslag, van december 2006, de wetgeving met betrekking tot de Centrale Bank van Polen nog steeds niet in overeenstemming met het Verdrag. De Commissie doet geen voorspellingen over het moment waarop de lidstaten voldoen of zullen voldoen aan de gestelde eisen, maar moedigt lidstaten vanzelfsprekend aan om hun beleid te richten op het bereiken van macro-economische stabiliteit en het bevorderen van de productiviteitsgroei. Een dergelijk beleid bevordert een duurzame economische convergentie, wat de beste basis is voor landen die tot de euro willen toetreden om zich daarop voor te bereiden en om na de toetreding tot de euro te profiteren van alle voordelen die het deelnemen aan de gemeenschappelijke munt met zich meebrengt. 2-351
Ryszard Czarnecki (UEN). - (PL) Mijnheer de commissaris, ik wil u hartelijk danken voor uw
19/06/2007 toelichting. Ik zou hier echter aan willen toevoegen dat wij ons terdege bewust zijn van de voorwaarden die wij moeten vervullen om in de eurozone opgenomen te kunnen worden. Mijn land heeft duidelijk gemaakt dat de tijd hiervoor vanuit economisch oogpunt nog niet rijp is, en dat er naar alle waarschijnlijkheid over enkele jaren een beslissing zal worden genomen. Ik begrijp uiteraard dat de Europese Commissie geen data kan noemen, maar zouden we algemeen genomen kunnen stellen dat 2012 een datum is die voor beide partijen min of meer aanvaardbaar is? 2-352
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik blijf erbij dat het niet aan de Commissie is om deze vraag te beantwoorden. Ik denk dat dit een vraag is die moet worden gesteld - en dat doe ik soms - aan de Poolse autoriteiten. Wanneer ik de Poolse autoriteiten spreek, vraag ik ze: zijn de doelen, het tijdschema en de streefdatum voor de toetreding tot de euro al vastgesteld? En dat doe ik niet simpelweg uit nieuwsgierigheid; dat doe ik omdat ik ervan overtuigd ben dat het voor een economie als de Poolse, en voor veel andere economieën van lidstaten van de Europese Unie die zich nog niet bij de euro hebben aangesloten, heel nuttig is om zo’n streefdatum vast te stellen, om vervolgens het macro-economisch beleid en de structurele hervormingen op een consistente en coherente manier te richten op het voldoen aan de voorwaarden, teneinde een economie te creëren die maximaal profiteert van de voordelen van deelname aan de euro. Sinds de uitbreiding hebben we te maken met zeer positieve ontwikkelingen op de valutamarkten en de financiële markten, maar dat zal niet altijd zo blijven, en de financiële markten, de ratingbureaus en de investeerders zullen deze vragen ook stellen aan de Poolse autoriteiten. Niet alleen u, leden van het Europees Parlement, of wij, commissarissen, stellen die vragen, maar ook de economische agenten, de waarnemers en de investeerders stellen die vragen en zullen die vragen steeds vaker stellen. Daarom denk ik dat het voor alle landen die zich bij de euro gaan aansluiten, niet alleen op grond van een verplichting, maar vooral uit overtuiging, en die zich in een fase van convergentie, groei en modernisering bevinden die gepaard gaat met grote hervormingen, goed is om dat element van hun strategie duidelijker te definiëren; vooral omdat het goed is voor die landen, omdat het in hun eigen belang is. 2-353
Richard Corbett (PSE). - (EN) Zou de commissaris dezelfde vraag opnieuw willen beantwoorden, maar dan met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk? Zoals u eerder al duidelijk hebt gemaakt, is het Verenigd Koninkrijk niet verplicht de euro in te voeren, maar heeft het het recht dat te doen, mits het aan de voorwaarden voldoet. Hoe ver is het Verenigd Koninkrijk daadwerkelijk verwijderd van het voldoen aan die voorwaarden?
85 2-354
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, het is waar dat de situatie van het Verenigd Koninkrijk - zoals ik al gezegd heb en zoals u heeft herhaald - niet hetzelfde is. Het Verenigd Koninkrijk heeft een opt-out-clausule. Om die reden is wat ik heb gezegd in verband met de twaalf landen die die clausule niet hebben, niet van toepassing op het Verenigd Koninkrijk. Maar zelfs met die clausule zal er een dag komen - en ik hoop dat u en ik die dag spoedig zullen zien aanbreken waarop de Britse autoriteiten, los van die clausule, zullen besluiten om zich gereed te maken voor toetreding tot de euro, omdat ze dat positief vinden voor de Britse economie. Wanneer zal die dag komen? Als u mij vraagt of ik denk dat dat nog dit jaar zal gebeuren, is mijn antwoord ‘nee’: ik denk niet dat dat nog dit jaar zal gebeuren. Mijn indruk is dat, gezien de fase van de economische cyclus waarin de Britse economie en de economie van de eurozone zich op dit moment bevinden, de argumenten ten gunste van toetreding in de komende maanden en in de nabije toekomst niet aan kracht zullen winnen. Maar ik antwoord altijd op die vraag met de volgende opmerking. Ik denk dat de omstandigheden die de Britten, als echte pragmatici, maand na maand analyseren met het oog op de voors en tegens van deelname aan de euro, op een gegeven moment zullen veranderen en dat de Britse burgers, de Britse politici en de Londense City, om de drie belangrijkste actoren op dit gebied te noemen, dan zullen concluderen dat het goed is voor de Britse economie om op een bepaald moment tot de euro toe te treden. Ik ben er zeker van dat we dat moment gaan meemaken, hoewel ik, om de waarheid te zeggen, denk dat dat moment pas zal komen na de volgende crisis. 2-355
Justas Vincas Paleckis (PSE). - (LT) Mijnheer de commissaris, ik wil ook graag inhaken op de twee laatste onderwerpen en u een specifieke vraag stellen. Persoonlijk twijfel ik niet aan de voordelen van de euro, maar in bepaalde landen waar de euro nog niet is ingevoerd, denkt het publiek er anders over. Welke gevolgen zou het hebben als bijvoorbeeld in Polen of Litouwen, of Hongarije of Tsjechië referenda werden gehouden waarin de mensen tegen de invoering van de euro stemden? Wat dit zou betekenen voor het morele klimaat is duidelijk, maar wat zouden de juridische en praktische gevolgen zijn? 2-356
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, afgezien van de politieke problemen die de negatieve resultaten van de referenda veroorzaken - en die op dit gebied en ook op andere gebieden evident zijn - denk ik dat de consequenties van een “nee” in de landen die u hebt genoemd, heel anders zouden zijn dan de consequenties die dat heeft gehad voor de Zweedse economie of de consequenties die de opt-out-clausule heeft voor het Verenigd Koninkrijk of Denemarken.
86
19/06/2007
In het geval van het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Zweden hebben we het over in hoge mate geïndustrialiseerde landen - postindustriële landen zouden we zelfs kunnen zeggen - die geen nominaal en reëel convergentieproces hoeven te doorlopen, die al veel van de structurele hervormingen hebben doorgevoerd die nodig zijn om maximaal te kunnen profiteren van de deelname aan de gemeenschappelijke munt, en die groot vertrouwen genieten op de financiële markten, bij de beleggers, bij de ratingbureaus. Helaas is op dit moment geen enkele van deze kenmerken te vinden in Polen, Hongarije of de Tsjechische Republiek, landen met een zeer hoge groei, maar met nog een langdurig nominaal en reëel convergentieproces voor de boeg, waarbij van die landen, van hun burgers en van hun autoriteiten belangrijke hervormingen en inspanningen zullen worden gevraagd. Deze landen moeten een beroep doen op buitenlandse besparingen om hun investerings- en groeiproces te financieren en daarvoor is vertrouwen bij de markten en bij de beleggers nodig. Daarom denk ik dat het loslaten van toetreding tot de euro als de strategie voor de middellange termijn voor het macro-economisch beleid en het beleid in het algemeen, zeer grote ongemakken en problemen voor deze landen met zich mee zou brengen.
De richtlijn van 1996 over de luchtkwaliteit en de daarvan afgeleide richtlijnen vereisen dat er in gevallen waarin dat nodig is, luchtkwaliteitsplannen ten uitvoer worden gelegd om te waarborgen dat de vastgestelde grenswaarden niet worden overschreden. De milieueffecten van Heathrow vallen onder het luchtkwaliteitsplan van Londen. In 2005 zijn de grenswaarden voor PM10-deeltjes in deze regio echter verschillende malen overschreden. Op grond van de richtlijn van 2002 over omgevingslawaai moet Heathrow voor eind juli 2007 een strategische geluidsbelastingkaart overleggen met een analyse van mogelijke toekomstige situaties. Een jaar na het overleggen van deze kaart moet er, in overleg met het publiek, een adequaat actieplan zijn ontwikkeld. Samengevat volgt de Commissie de ontwikkeling van de grootste luchthaven van de Europese Unie met belangstelling en houdt zij nauwlettend toezicht op de toepassing van de bepalingen van de communautaire wetgeving. Specifieke bepalingen met betrekking tot de uitbreiding van de luchthaven, zoals bijvoorbeeld de bepaling met betrekking tot de aanleg van een derde baan, vallen echter onder de bevoegdheid van de nationale autoriteiten, in dit geval de Britse autoriteiten.
2-357
2-359
De Voorzitter. - Vraag nr. 42 van Sarah Ludford (H0365/07):
Sarah Ludford (ALDE). - (EN) Ik wil de commissaris bedanken voor zijn antwoord. Dit zal de inwoners van Londen de geruststelling geven dat de Commissie inderdaad een oogje in het zeil houdt, ook al berust de uiteindelijke verantwoordelijkheid, zoals u zegt, bij de Britse regering.
Betreft: Plannen voor een derde baan op Heathrow (Londen) Welke maatregelen neemt de Commissie om ervoor te zorgen dat de plannen voor een derde baan op het vliegveld Heathrow in Londen niet worden ingediend zonder dat de EU-verordeningen inzake vervuiling en lawaai worden nageleefd? 2-358
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Ludford, in overeenstemming met de wetgeving van de Europese Unie is het aan de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk om de effecten van infrastructuurprojecten te beoordelen en te waarborgen dat alle hierop van toepassing zijnde milieuwetten worden nageleefd, voor, tijdens en na de tenuitvoerlegging van die projecten. De Commissie volgt de wijze waarop in het Verenigd Koninkrijk de bepalingen van de communautaire wetgeving worden toegepast echter van nabij.
Een extra baan op Heathrow zou betekenen dat er nog eens vijfhonderd vluchten per dag over Londen zouden mogen vliegen. De optimistische bewering van de Britse regering dat de luchtvervuiling binnen de wettelijke EUgrenzen kan worden gehouden, lijkt gebaseerd op de hoop op schonere vliegtuigen en de beperking van het autoverkeer rond het vliegveld. De luchtvaart is nu al goed voor een derde van alle koolstofuitstoot van Londen. We willen de Commissie dan ook vragen nauwkeurig te volgen wat er gaat gebeuren. We verwachten dat de raadpleging binnenkort zal plaatsvinden, maar de Commissie moet de zaak zéér nauwkeurig volgen om te garanderen dat de inwoners van Londen worden beschermd. 2-360
Aan het project voor de duurzame ontwikkeling van Heathrow is voor de regering van het Verenigd Koninkrijk de verplichting gekoppeld om geen derde baan aan te leggen zonder voorafgaande inspraakprocedure en om strikte voorwaarden op het gebied van lawaai en luchtkwaliteit in acht te nemen. Daarom is een volledige milieueffectbeoordeling in gang gezet, die moet voldoen aan de bepalingen van de richtlijn van 1985 over dit soort beoordelingen, evenals aan de bepalingen van de richtlijn van 2001 over strategische milieueffectbeoordelingen.
Jim Allister (NI). - (EN) Het is natuurlijk eenvoudig om plannen voor nieuwe start- en landingsbanen de grond in te boren, maar is de Commissie ervan op de hoogte dat de directeur van British Airways vorige week, om aan te geven hoe essentieel een derde baan op Heathrow eigenlijk is, heeft gezegd dat er zonder derde baan geen vooruitzicht bestaat op herstel van de vluchten van BA tussen mijn kiesdistrict in Belfast en de hoofdstad van mijn land, Londen? Zouden degenen die niets liever doen dan zich verzetten tegen de vooruitgang niet eens rustig moeten nadenken over de schade en problemen die zij kunnen veroorzaken voor burgers van het Verenigd Koninkrijk en andere landen, die behoefte
19/06/2007
87
hebben aan de moderne, efficiënte luchtvaartverbindingen die een project als dit kunnen opleveren? 2-361
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Ludford, ik kan alleen maar herhalen wat ik heb gezegd in mijn antwoord op de vraag van mevrouw Ludford. De Commissie moet waken over de naleving van de communautaire wetgeving. Er is een aantal richtlijnen van toepassing, die ik heb genoemd, en de toepassing daarvan in de praktijk is onze verantwoordelijkheid. Maar in het concrete geval waarop de vraag van mevrouw Ludford betrekking heeft, de aanleg van een derde baan door Heathrow, zeg ik nogmaals dat het om een bevoegdheid van de Britse autoriteiten gaat, en op grond van het subsidiariteitsbeginsel mag de Commissie zich niet bemoeien met zaken die onder de bevoegdheden van de autoriteiten van een lidstaat vallen. 2-362
De Voorzitter. - Vraag nr. 43 van Georgios Papastamkos (H-0366/07):
lidstaten partij zijn, versterkt de afspraken over governance die in het Witboek worden genoemd. De Commissie heeft de beginselen van governance volledig toegepast in haar beleidsinitiatieven. Met betrekking tot de kwesties die heer Papastamkos in zijn vraag heeft aangeroerd, wil ik u op het volgende wijzen: alle belangrijke maatregelen die de Commissie wil voorleggen aan andere instellingen zijn opgenomen in haar jaarlijkse werkprogramma. Dit programma wordt aan de andere instellingen voorgelegd, waaronder uiteraard het Europees Parlement, dat dat programma ieder jaar bespreekt, en is ook toegankelijk voor het publiek. De meeste milieumaatregelen zijn gebaseerd op het zesde milieuactieprogramma. Alle voorstellen van de Commissie weerspiegelen op hun beurt volledig de verplichtingen die de Gemeenschap is aangegaan in internationale overeenkomsten, waaronder die met betrekking tot het handelsbeleid en het milieu. Tot slot neemt de Commissie actief deel aan het debat over de verbetering van het internationale milieubeheer. De Europese Unie heeft een concreet voorstel op tafel gelegd om op basis van een VN-milieuprogramma een milieuorganisatie van de Verenigde Naties op te richten.
Betreft: Europees 'green governance' Denkt de Commissie serieus na over een alomvattend en coherent actieplan voor 'green governance' voor het codificeren, vereenvoudigen en voor de betrokkenen zichtbaar maken van het bestaande regelgevingskader voor milieu? Over het daarin opnemen van de nieuwe wetgevingsinitiatieven voor het milieu? Over het daarin tot uitdrukking doen komen van de internationale verplichtingen van de EU op het vlak van het milieu en over het in dat actieplan waarborgen van samenhang tussen het milieu-, het handels- en het industriebeleid van de Unie? 2-363
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Papastamkos, sinds de Commissie in 2001 haar Witboek heeft gepubliceerd, heeft zij bij voortduring gewezen op het belang dat zij hecht aan de kwaliteit van de ‘governance’ in haar acties die zijn gericht op het waarborgen van een doelmatig en democratisch functioneren van de Europese instellingen, in vruchtbare samenwerking met het maatschappelijk middenveld. Governance is een onderwerp dat is verbonden aan alle beleidsterreinen, niet alleen aan het milieubeleid. We moeten echter erkennen dat burgers en nietgouvernementele organisaties speciale nadruk leggen op de kwaliteit van hun omgeving, en dat het maatschappelijk middenveld geïnformeerd wil worden en mee wil beslissen over milieukwesties. In dit verband is het Verdrag van Aarhus van 1998 bijzonder belang, aangezien daarin de toegang informatie, de inspraak van de bevolking in besluitvorming en de toegang tot justitie milieuaangelegenheden zijn geregeld. Dit Verdrag Aarhus, waarin de Europese Gemeenschap en
van tot de in van de
Deze organisatie zou duidelijke regelgevende bevoegdheden moeten krijgen op het gebied van vroegtijdige opsporing, toezicht en het recupereren van gegevens, en zou moeten functioneren op basis van geconsolideerde wetenschappelijke informatie, zodat de besluitvorming en de ontwikkeling van beleid worden verbeterd en gebaseerd zullen zijn op wetenschappelijke bewijzen. 2-364
Georgios Papastamkos (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het milieuacquis omvat ongeveer 400 teksten afgeleid recht en internationale overeenkomsten. Degenen die deze gebruiken en toepassen zijn natuurlijk de regeringen, de lokale overheden, de ondernemingen, en het maatschappelijk middenveld. Wat heeft de bekende strategie van beter wetgeven, van better regulation, tot nu toe opgeleverd? Twee jaar geleden heb ik hier in deze zaal gesproken over de noodzaak om een internationale milieuorganisatie op te richten. Wat is het standpunt van de Commissie terzake? Zoals bekend is het milieu een openbaar goed dat geen grenzen kent. Wat is het standpunt van de Commissie inzake de oprichting van een internationaal milieutribunaal? 2-365
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Papastamkos, zoals ik zojuist in mijn eerste antwoord heb gezegd, werkt de Commissie samen met anderen en heeft de Commissie voorstellen gepresenteerd om een multilaterale milieuorganisatie in het leven te roepen, onder auspiciën van de Verenigde Naties, die duidelijke wetgevende
88
19/06/2007
bevoegdheden moet krijgen. Wij denken dat dit tot een betere besluitvorming en beter beleid leidt, dat gebaseerd is op wetenschappelijke bewijzen. Wat betreft uw voorstel voor een tribunaal, heeft de Commissie op dit moment nog geen standpunt ingenomen. 2-366
De Voorzitter. - Vraag nr. 44 van David Martin (H0373/07): Betreft: EU-doelen concentratie uitstoot broeikasgassen De Europese Unie heeft zichzelf de meest strikte doelen van de wereld gesteld ter beperking van de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer. Volgens de Commissie zal de opwarming van de planeet via haar doelstelling van 550 deeltjes koolstofdioxide-equivalent per miljoen (ppm) beperkt blijven tot niet meer dan twee graden boven het peil van vóór de industrialisering. In zijn onlangs gepubliceerde onderzoeksdocument stelt de klimatoloog Malte Meinshausen echter dat de kans dat de opwarming van de aarde via deze doelstelling tot 2°C beperkt blijft, slechts 12% is. In een concept van het IPCCverslag wordt de waarschijnlijkheid zelfs nog lager ingeschat. In 2005 bleek uit onderzoek van de Commissie zelf dat het nodig kan zijn de concentraties CO2 ver onder de 550 ppm te stabiliseren om een redelijke kans te hebben de opwarming van de aarde tot ten hoogste 2°C te beperken. Kan de Commissie mededelen hoe zij doelen kan stellen waarvan zij weet dat zij onhaalbaar zijn? Welke plannen heeft zij om de nagestreefde concentratie broeikasgassen te verlagen tot 400 ppm - het door Malte Meinshausen aanbevolen cijfer - ten einde haar kansen de opwarming van de aarde tot 2°C te beperken zo groot mogelijk te maken? 2-367
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Martin, de Commissie baseert haar beleid op het gebied van het klimaat en haar wetenschappelijke en economische analyse van de klimaatverandering op de meest nauwkeurige en geactualiseerde informatie die beschikbaar is. De Commissie is zich ervan bewust dat volgens de resultaten van recent onderzoek bij een stabilisering van de uitstoot van broeikasgassen op het niveau van 550 deeltjes koolstofdioxide-equivalent per miljoen, de kans klein is dat we de doelstelling zullen verwezenlijken dat de opwarming van de aarde beperkt blijft tot maximaal 2 graden. Als gevolg daarvan heeft de Commissie in haar mededeling getiteld “De wereldwijde klimaatverandering beperken tot 2 graden Celsius”, die dit jaar is aangenomen, vastgesteld dat, om een kans van 50 procent te hebben dat die grens van 2 graden Celsius niet wordt overschreden, de concentratie van broeikasgassen gedurende de komende decennia onder het niveau van 550 deeltjes koolstofdioxide-equivalent per miljoen moet worden gehouden, en dat de emissies vervolgens verder zullen moeten worden teruggedrongen om uit te komen op een stabiel niveau van rond de 450 deeltjes per miljoen.
Dat betekent dat vanaf nu tot het jaar 2050 de uitstoot van broeikasgassen op mondiaal niveau met minstens 50 procent moet dalen ten opzichte van het niveau van 1990. Uit de analyse van de Commissie is gebleken dat deze doelstelling technisch haalbaar en economisch levensvatbaar is als degenen die het meest verantwoordelijk zijn voor die uitstoot snel handelen. Die technische haalbaarheid is enkele dagen geleden bevestigd door het rapport van werkgroep 3 van het Internationale Panel voor klimaatverandering. Het wetenschappelijk onderzoek van de heer Mainhausen, dat de heer Martin noemt in zijn vraag, ondersteunt eveneens deze ambitieuze doelstelling. Om de klimaatverandering te beperken tot 2 graden, tot een stijging van 2 graden, moeten de ontwikkelde landen het initiatief nemen en tegen 2020 collectief hun emissies van broeikasgassen met 30 procent hebben verlaagd ten opzichte van het niveau van 1990, wat de doelstelling is die we hebben vastgesteld in de voorstellen die we in januari van dit jaar in de Commissie hebben aangenomen, en die daarna de steun van de Europese Raad hebben gekregen. Parallel daaraan moeten de emissies van de ontwikkelingslanden hun maximumniveau bereiken tussen de jaren 2020 en 2025. We staan voor een wereldwijde uitdaging waarbij de Europese Unie, die verantwoordelijk is voor 14 procent van de totale emissies van broeikasgassen op aarde, bereid is om op het internationale toneel de leiding te nemen. De Europese Unie vertrouwt erop dat de VN-conferentie over de klimaatverandering, die dit jaar in Bali zal worden gehouden, een impuls zal kunnen geven aan de onderhandelingen over de internationale samenwerking op het gebied van het klimaat na 2012, wat moet uitmonden - of zou moeten uitmonden - in een overeenkomst over de inspanningen die nodig zullen zijn om tot een wereldwijde reductie van de emissies te komen. En daar kan ik aan toevoegen dat wij op basis van de conclusies van laatste G8-Top - gelet op de vooruitgang en de stilstand die kunnen worden afgeleid uit die conclusies - denken dat er enkele dagen geleden in Heiligendamm belangrijke vooruitgang is geboekt op het concrete punt van deze overeenkomst. 2-368
David Martin (PSE). - (EN) Ten eerste wil ik de commissaris bedanken voor zijn zeer gedetailleerde en, in bepaalde opzichten, bemoedigende antwoord. In zijn antwoord heeft hij echter erkend dat met de doelstelling van 550 deeltjes per miljoen zijn doelen waarschijnlijk niet zullen worden gehaald. Zal de Commissie, in de aanloop naar Bali, voorstellen dat Europa het voortouw neemt door te streven naar een doelstelling van vierhonderd deeltjes per miljoen, teneinde het goede voorbeeld te geven aan de rest van de wereld? Verder
19/06/2007 kan ik mij vinden in zijn opmerking dat het onvoldoende zal zijn als Europa op eigen houtje optreedt. 2-369
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, wij zijn, zoals ik in mijn eerste antwoord aan de heer Martin heb gezegd, ervan overtuigd dat er in dit opzicht zo veel mogelijk vooruitgang moet worden geboekt, en dat de Europese Unie een leidende rol op mondiaal niveau op zich moet nemen. Als we samen handelen, kunnen we veel ambitieuzere doelstellingen verwezenlijken dan wanneer andere grote veroorzakers van broeikasgasemissies niet bereid zijn om zich vast te leggen - op die conferentie van december over het post-Kyoto-tijdperk - en Europa alleen komt te staan met zijn verplichtingen. Europa moet voor zichzelf - zoals we dat in onze voorstellen van januari hebben gesteld - ambitieuze doelstellingen blijven vaststellen, maar die doelstellingen kunnen nooit zo ambitieus zijn als de doelstellingen die mogelijk worden als de andere partijen zich bij ons aansluiten, wat ze naar ik hoop zullen doen. 2-370
De Voorzitter. - Vraag nr. 45 van Bernd Posselt (H0381/07): Betreft: Afvaltoerisme Hoe beoordeelt de Commissie de ontwikkeling van het afvaltoerisme tussen Beieren en de Tsjechische Republiek en welke maatregelen wil zij nemen om het afvaltoerisme binnen de EU en naar direct aan de EU grenzende regio's te verminderen? 2-371
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Posselt, de Europese Unie past strikte regels toe op de overbrenging van afvalstoffen tussen de lidstaten en naar derde landen. De communautaire verordening inzake de overbrenging van afvalstoffen heeft als doel om het illegale vervoer van afval tegen te gaan, met inbegrip van die gevallen waarin het afval illegaal van de ene lidstaat naar de andere wordt vervoerd, wat wel, zoals u in uw vraag ook doet, “afvaltoerisme” wordt genoemd Er wordt alleen toestemming gegeven voor het vervoer van afvalstoffen als de daaropvolgende recyclings- of vernietigingsactiviteiten voldoen aan de milieueisen van de Europese wetgeving en de wetgeving van de lidstaten. De Europese wetgeving is zeer streng als het gaat om het vervoer van gevaarlijke afvalstoffen en afvalstoffen die bestemd zijn om te worden verwijderd. Op grond van deze wetgeving is het illegaal om dit soort afvalstoffen naar een andere lidstaat over te brengen zonder voorafgaande schriftelijke kennisgeving daarvan aan de bevoegde autoriteit van het land van herkomst. Bovendien moeten alle bevoegde autoriteiten van het
89 land van herkomst, het land van bestemming en de doorvoerlanden toestemming hebben gegeven voordat dit vervoer kan plaatsvinden. Belangrijkste prioriteiten van de Commissie zijn om erover te waken dat de lidstaten de Europese wetgeving met betrekking tot het vervoer van afvalstoffen op een correcte manier toepassen en om het illegale vervoer van afvalstoffen te voorkomen en terug te dringen. De Commissie heeft een aantal maatregelen genomen om deze doelstellingen te verwezenlijken. Er zijn dit jaar bewustwordingsactiviteiten en bijeenkomsten georganiseerd met de lidstaten om de uitvoering en naleving van de regels voor het vervoer van afvalstoffen in de lidstaten te verbeteren. Het aannemen door de Commissie van een voorstel voor een richtlijn inzake de bescherming van het milieu met behulp van strafrechtelijke wetgeving zal ook een belangrijke stap zijn. We kunnen het illegale vervoer van afval van Duitsland naar de Tsjechische Republiek niet accepteren, evenmin als het illegaal storten van afval op de plaats van bestemming. Het ontgaat ons niet dat er vergelijkbare situaties kunnen bestaan in andere lidstaten, naast de situatie die u in uw vraag noemt. De Commissie zal de situatie nauwlettend volgen, teneinde de correcte toepassing van de Europese milieuwetgeving te waarborgen. Zowel de Commissie als de lidstaten zijn verantwoordelijk voor het waarborgen van de praktische toepassing van deze regels. De lidstaten moeten ter plekke inspecties en controles op het vervoer van afval uitvoeren en effectieve, proportionele en ontmoedigende sancties instellen ingeval van inbreuken op die regels. 2-372
Bernd Posselt (PPE-DE). - (DE) Ik dank u voor dit goede en uitvoerige antwoord, mijnheer de commissaris. Ik heb nog twee aanvullende vragen. Ten eerste: denkt u dat er genoeg wordt gedaan tegen illegaal afvaltoerisme? Ten tweede: is het waar dat dit fenomeen zich alleen maar verplaatst, en wel naar de nieuwe buitengrenzen, bijvoorbeeld met Oekraïne, of Zuidoost-Europa? 2-373
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ben geen expert op dit gebied, maar ik kan u wel zeggen dat bij dit soort illegale handelingen, en gezien het feit dat zowel u in uw vraag als ik in mijn antwoord constateer dat er illegale transporten plaatsvinden, alles wat nog meer kan worden gedaan dan wat er nu al gebeurt, welkom is, en dat geldt zowel voor onze eigen taak om te waken over de naleving van de Europese wetgeving als - en dat heb ik ook in mijn eerste antwoord gezegd - voor de activiteiten van de lidstaten, die de instrumenten hebben om controles en inspecties ter plaatse uit te voeren. Wat betreft de plaatsen waar dit soort illegale activiteiten plaatsvinden: volgens de informatie
90
19/06/2007
waarover we beschikken, vinden illegale transporten niet alleen plaats tussen Duitsland en de Tsjechische Republiek - zoals ik al gezegd heb in mijn antwoord maar ook tussen Duitsland en enkele andere nieuwe lidstaten. En mogelijk vinden dit soort transporten ook plaats over de buitengrenzen van de Europese Unie heen. In ieder geval is het bijzonder nuttig dat we door middel van dit debat vanuit de Europese instellingen nog eens bevestigen dat het onze intentie en ons doel is om met maximale inzet onze taken op het gebied van het vervoer van afvalstoffen tussen de lidstaten uit te voeren, en om van de verantwoordelijke autoriteiten in de lidstaten te vragen om hetzelfde te doen.
de verspreiding van kanker onder de bevolkingen van de Europese landen. Het einde van dit project staat gepland voor eind augustus 2007 - over twee maanden. Alle gegevens zullen in beginsel dan ook vanaf die datum beschikbaar zijn. 2-376
Claude Moraes (PSE). - (EN) Ik heb de commissaris deze vraag gesteld, omdat ik wist dat er aan de horizon een aantal zeer goede activiteiten gloren, en ik wil hem daarvoor bedanken. Ik heb de vraag ook gesteld, omdat ik heb gesproken met doktoren, specialisten en oncologen in mijn eigen stad, Londen, en we in het Verenigd Koninkrijk een onevenredig groot aantal kankergevallen hebben voor wat toch een welvarende lidstaat is.
2-374
De Voorzitter. - Vraag nr. 54 van Claude Moraes (H0357/07): Betreft: Kankeronderzoek Twee miljoen mensen in de EU lijden aan kanker, van wie er 276 678 in het VK woonachtig zijn. Beschikt de Commissie, gezien de aanbevelingen die de Raad onlangs heeft gedaan over kanker, over gegevens over de vraag hoe doelmatig de lidstaten met deze aanbeveling omgaan? 2-375
Markos Kyprianou, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de afgevaardigde bedanken voor de vraag, hoewel ik eerlijk gezegd zou willen dat hij deze zes maanden later had ingediend, want we zijn op dit moment bezig met de voorbereiding van ons verslag over precies deze zaak, te weten de tenuitvoerlegging van de aanbeveling van de Raad, en we verwachten dat het verslag tegen het einde van dit jaar zal zijn aangenomen. We verwachten het verslag hoofdzakelijk tijdens het Sloveense voorzitterschap, in de eerste helft van het volgend jaar, te bespreken. Dit verslag zal informatie bevatten over de tenuitvoerlegging en mogelijke effecten van de aanbeveling in de lidstaten, de staten van de Europese Economische Ruimte en de kandidaat-lidstaten. Daarnaast zal, waar mogelijk, verslag worden gedaan van de mate van tenuitvoerlegging op nationaal niveau in verband met de bestaande Europese benchmarks voor de screening op borst- en baarmoederhalskanker. We verwachten de feiten voornamelijk te ontlenen aan twee bronnen: de lidstaten, waarmee de Commissie rechtstreeks contact zal opnemen, en het Europees Kankernetwerk, dat verantwoordelijk is voor het verkrijgen van bewijs over het effect en de mate van tenuitvoerlegging van onafhankelijke deskundigen uit de praktijk. Ik wil bovendien van de gelegenheid gebruik maken om u ervan op de hoogte te stellen dat we ook epidemiologische gegevens over kanker verzamelen via het in 2005 opgerichte EU-netwerk voor de informatie over kanker, dat wordt medegefinancierd door de Commissie en wordt beheerd door het Internationaal Instituut voor kankeronderzoek. Het doel is informatie bijeen te brengen die relevant is voor het monitoren van
De vraag die ik u wil stellen is: wat zeg ik tegen die oncologen als ik ze weer spreek? Zal ik hun vertellen dat u alles in het werk stelt om ervoor te zorgen dat de aanbeveling van de Raad ten uitvoer wordt gelegd, en dat de Commissie de onevenredig hoge cijfers die we in onze lidstaat zien serieus neemt, en dat u een vergelijkend overzicht zult maken van de lidstaten, zodat we iets kunnen doen aan een aantal van deze cijfers, die veel te hoog zijn? 2-377
Markos Kyprianou, lid van de Commissie. - (EN) Ik kan u ervan verzekeren dat ik mijn uiterste best zal doen om ervoor te zorgen dat de aanbevelingen op het gebied van screening zo veel mogelijk worden opgevolgd en ten uitvoer gelegd. Het blijven echter aanbevelingen en we moeten dit zwakke punt in het Europese systeem erkennen. Uiteindelijk is het dan ook de verantwoordelijkheid van elke individuele lidstaat om deze aanbevelingen zo doeltreffend mogelijk toe te passen en ten uitvoer te leggen. Misschien zal het verslag enige druk op de lidstaten uitoefenen. Het blijft echter een feit dat uit de informatie die we inmiddels hebben, blijkt dat er nog altijd grote verschillen bestaan tussen de lidstaten als het gaat om de tenuitvoerlegging van hun richtsnoeren op het gebied van screening, en helaas is de situatie in veel van de nieuwe lidstaten het slechtst. Op basis van het verslag zal er tijdens het Sloveense voorzitterschap een bespreking plaatsvinden die binnenkort aan het Parlement zal worden aangekondigd. Kanker zal gedurende het voorzitterschap het belangrijkste gezondheidsthema vormen. Ik vertrouw er dan ook op dat we nog vaker over dit onderwerp zullen kunnen debatteren. Ik zal er van mijn kant alles aan doen om ervoor te zorgen dat deze richtsnoeren en aanbevelingen zo doeltreffend en nauwkeurig mogelijk worden toegepast. 2-378
Reinhard Rack (PPE-DE). - (DE) Screening is goed, preventie is beter. In de afgelopen maanden is het gelukt om een vaccin te ontwikkelen tegen baarmoederhalskanker, een vorm van kanker die vooral voor jonge vrouwen heel gevaarlijk is. De lidstaten pakken dit op heel verschillende manieren aan. In
19/06/2007 sommige landen betaalt de ziektekostenverzekering de inenting, in andere landen moeten de vrouwen dit zelf betalen. Dat is heel duur, en heeft dus sociale gevolgen. Kan de Commissie op de één of andere manier druk uitoefenen op de lidstaten om deze inenting voor zoveel mogelijk jonge vrouwen en meisjes toegankelijk te maken? 2-379
Markos Kyprianou, lid van de Commissie. - (EN) Ja, ik weet het, en we hebben ook de gelegenheid gehad om hierover te spreken tijdens de Informele Gezondheidsraad in Aken in april. We hebben het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC), dat aan dit vraagstuk werkt, verzocht richtsnoeren op te stellen en advies uit te brengen over dit onderwerp. Wat er al dan niet gedekt wordt door de gezondheidszorgstelsels is, zoals u weet, uiteraard de verantwoordelijkheid van de lidstaten, maar ik ben van mening dat we, op basis van het advies van het ECDC, de kwestie verder kunnen bespreken met de lidstaten en van een wetenschappelijke basis kunnen voorzien. Het uiteindelijke besluit over de financiën blijft echter voorbehouden aan de lidstaten. 2-380
David Martin (PSE). - (EN) Een van de belangrijkste sterke punten van de Europese Unie op het gebied van gezondheid is haar vermogen om beste praktijken te verspreiden. Zal de Commissie naast het onderzoeken van de uitkomst van de aanbevelingen inzake screening, het land dat als beste uit de bus komt wat betreft screening, behandeling en lage sterftecijfers tot voorbeeld nemen en niet alleen analyseren hoe het die positie heeft verworven, maar ook hoe de daar gebruikte methoden in andere lidstaten kunnen worden toegepast? Het heeft immers geen zin om alleen maar statistieken te verzamelen en te zeggen: "Deze landen doen het goed" of "deze landen doen het slecht". We moeten ook weten waarom de beste landen succesvol zijn en hoe we dat wellicht kunnen overbrengen naar andere gezondheidszorgstelsels in de gehele Gemeenschap. 2-381
Markos Kyprianou, lid van de Commissie. - (EN) Ja, gelet op de beperkingen die ik eerder heb genoemd met betrekking tot de verantwoordelijkheid voor de gezondheidszorg, is de uitwisseling van beste praktijken een van de beste manieren waarop de Europese Unie op dit terrein meerwaarde kan opleveren. Uitwisseling van beste praktijken, netwerken, referentiecentra - dat alles kan ertoe bijdragen dat we van elkaar leren en dat de ene lidstaat gebruik kan maken van de expertise en kennis die is opgedaan in een andere. Zoals u weet, hebben we enkele weken geleden een debat gehouden over communautaire maatregelen op het gebied van gezondheidsdiensten. Grensoverschrijdende samenwerking, netwerken, uitwisseling van beste praktijken en referentiecentra zullen, op een gestructureerde manier, een belangrijk onderdeel van die maatregelen vormen. Helaas zijn er nog altijd enkele juridische obstakels voor dergelijke vormen van samenwerking. Hopelijk zullen ook die met
91 die maatregelen worden aangepakt. Dit zal een van de fundamentele prioriteiten vormen van die maatregelen, die we verwachten voor het einde van het jaar, in het najaar, te kunnen presenteren. We zullen dan ook de gelegenheid hebben hierover in het Parlement te debatteren. 2-382
De Voorzitter. - Vraag nr. 55 Panayotopoulos-Cassiotou (H-0359/07):
van
Marie
Betreft: Nieuwe gezondheidsstrategie Welke concrete acties omvat de nieuwe gezondheidsstrategie van de Commissie, met name voor kinderen en gericht op het voorkomen en bestrijden van voor de gezondheid van kinderen gevaarlijk gedrag (roken, drinken, te veel eten)? Is de Commissie van mening dat kinderen zelf, ongeacht het inkomen en de arbeidssituatie van hun ouders, recht op verzorging in het ziekenhuis en met geneesmiddelen hebben? 2-383
Markos Kyprianou, lid van de Commissie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, inderdaad is de Europese Commissie van plan een nieuwe gezondheidsstrategie voor 2007 goed te keuren, en deze strategie zal een meer algemeen kader zijn met meetbare doelstellingen, die tezamen een geïntegreerde aanpak zullen vormen voor alle initiatieven op gezondheidsgebied op Europees niveau. Ik ben het eens met hetgeen wordt gesuggereerd in de vraag van de geachte afgevaardigde, namelijk dat kinderen en jongeren een bijzondere prioriteit zouden hebben voor de Europese Commissie. In de strategie zal het gaan om vraagstukken als de betekenis van een gezonde levenswijze, de bestrijding van zwaarlijvigheid, roken en drankmisbruik, maar daarin zal ook specifiek worden verwezen naar deze sectoren in verband met kinderen en jongeren. Zoals ik in mijn antwoord op de vorige vraag al zei, zal ons initiatief voor kwalitatieve gezondheids- en socialezekerheidsdiensten binnenkort worden goedgekeurd, en in dat kader zal rekening worden gehouden met alle gemeenschappelijke fundamentele waarden die de ministers van Gezondheidszorg een jaar geleden hebben goedgekeurd en die ten grondslag liggen aan de gezondheidszorgsystemen in de Europese Unie. Tot de in het besluit van de ministers genoemde waarden behoren ook gelijkheid, universaliteit en gelijke toegang tot gezondheidsdiensten voor iedereen - dus zeker ook voor kinderen - ongeacht zijn of haar economische toestand. Deze waarden zullen in alle relevante initiatieven van de Europese Commissie in ogenschouw worden genomen. De verlening van gezondheidsdiensten valt natuurlijk onder de bevoegdheid van de lidstaten, maar de Commissie zal de lidstaten bijstaan in deze inspanningen. Ook in onze eigen initiatieven - voor zover deze de gezondheidsector betreffen – zal echter met deze beginselen rekening worden gehouden.
92 Wij zijn van mening dat dit alles een nuttige referentie zal zijn voor elke communautair optreden op gezondheidsgebied. 2-384
Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, wat met name kinderen betreft, en aangezien de strategie inzake de rechten van het kind momenteel besproken wordt, en op gezondheidsgebied de bevoegde commissie geen advies uitbrengt, wilde ik u vragen of men van plan is om op gezette tijden bepaalde pan-Europese screenings door te voeren om het gezondheidsniveau te verzekeren en tijdig ziekten te kunnen opsporen. 2-385
Markos Kyprianou, lid van de Commissie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, dat is natuurlijk de bevoegdheid van de lidstaten, maar via de uiteenlopende strategieën die zullen worden goedgekeurd, en in het kader van de uitwisseling van goede praktijken op verschillende gebieden, zal natuurlijk ook de vraag worden besproken hoe men het beste preventie kan bedrijven. Tijdig screenen is een belangrijke methode van preventie. Wij zijn echter van plan om dit in elke sector apart aan te pakken. Ik geloof niet dat er een horizontale aanpak zal zijn speciaal voor kinderen, maar voor elke gezondheidssector, voor elk vermijdbaar gezondheidsprobleem zal in de strategie en in het initiatief in het bijzonder gewag worden gemaakt van kinderen en preventie. 2-386
Jörg Leichtfried (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, u heeft het over alcoholisme gehad. In Oostenrijk is er onder jongeren een nieuw fenomeen ontstaan, maar het komt tegenwoordig al vaker voor, en wel het zogenaamde “comadrinken”. Het schijnt de bedoeling te zijn om zo snel mogelijk door zo veel mogelijk alcohol bewusteloos te worden. Is dat een zuiver Oostenrijks fenomeen, of heeft u dezelfde trend in andere Europese landen ook vastgesteld? Als dit een Europese trend is, heeft u dan al nagedacht over bepaalde maatregelen om deze extreme vorm van drinken aan te pakken, en het uiteindelijk te verhinderen? 2-387
Markos Kyprianou, lid van de Commissie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, het probleem van het overmatig drankgebruik dook inderdaad voor het eerst op in de noordelijke en noordwestelijke lidstaten, maar breidt zich nu ook uit tot de meer zuidelijke landen. Wij weten dat Spanje reeds te kampen heeft met het probleem, en ik heb de gelegenheid gehad daarover met de Spaanse minister van Gezondheid van gedachten te wisselen. Dit thema wordt aangepakt met de strategie voor de bestrijding van de schadelijke gevolgen van overmatig drankgebruik, die vorig jaar is aangenomen en de steun heeft gekregen van de lidstaten. Wij wachten nu op het standpunt van het Europees Parlement terzake. Meer algemeen zijn het vraagstuk van de jongeren en de bestrijding van deze vorm van overmatig gebruik een van de hoofddoelstellingen van de strategie. Ik moet hier
19/06/2007 echter herhalen wat ik zojuist al zei: de lidstaten zijn hier bevoegd. Wij zijn evenwel van mening dat wij met de uitwisseling van goede praktijken en de overdracht van ervaringen van de ene lidstaat naar de andere, evenals met de samenwerking van alle betrokken instanties, goede resultaten kunnen bereiken. Daarom ook hebben wij de vorige week de eerste vergadering belegd van het Europees Forum voor gezondheid en alcohol, en het door de geachte afgevaardigde genoemde probleem was een van de thema’s waarmee het Europees Forum voor gezondheid en alcohol zich heeft beziggehouden. 2-388
Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Het is eigenlijk de bedoeling om lang te leven en gezond te blijven. Kunt u voorstellen doen om de bestaande programma’s van de Europese Unie, zoals het zevende kaderprogramma voor onderzoek of het programma voor mededinging en innovatie, te gebruiken om deze doelstellingen te bereiken? Wat zijn in dit verband uw plannen tot het jaar 2013? 2-389
Markos Kyprianou, lid van de Commissie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, meer algemeen is in deze tijd op gezondheidsgebied preventie natuurlijk de fundamentele strategie van de Europese Unie. Daarom concentreren wij ons op inspanningen voor de aanpak van de negatieve gevolgen voor de gezondheid van - zoals ik zojuist al zei - bijvoorbeeld alcohol, roken, zwaarlijvigheid en mentale gezondheid. Dat alles zal echter deel uitmaken van de strategie. De aanpak zal betrekking hebben op alle Europese beleidsvormen op alle gebieden, en met name op het door u genoemde gebied van het onderzoek, maar ook op andere gebieden van de Europese Unie als de landbouw, het vervoer en het regionaal beleid. Met name wat het gebied van het onderzoek betreft, is er een nauwe samenwerking met mijn collega. Een heel groot deel is gewijd aan onderzoek op gezondheidsgebied. Ik noem bij wijze van indicatie het onderzoek naar kanker, het onderzoek naar vogelgriep, het onderzoek naar andere gezondheidsproblemen. Wij zijn namelijk van mening dat onderzoek een van de hoofdprioriteiten is en dat komt ook tot uitdrukking in het zevende financieringsprotocol. 2-390
De Voorzitter. - Vraag nr. 56 van Marc Tarabella (H0360/07): Betreft: Gezondheidsdiensten Op 20 april 2007 heeft de Commissie de uitslag bekend gemaakt van de raadpleging over de gezondheidsdiensten die zij in september 2006 heeft gehouden. De meeste respondenten blijken voor een communautaire bemoeienis met de gezondheidszorg te zijn. Kan de Commissie meedelen welke maatregelen zij naar aanleiding hiervan zal nemen, met name om de voorlichting aan patiënten te verbeteren, zodat dezen met kennis van zaken een keuze kunnen maken, en om meer duidelijkheid te scheppen over de stappen die patiënten moeten zetten om zich in een andere lidstaat te laten behandelen en welke termijnen hiervoor gelden? Welke voorstellen zal zij doen
19/06/2007 inzake het recht op beroep als de nationale autoriteiten weigeren voorafgaande goedkeuring te verlenen? 2-391
Markos Kyprianou, lid van de Commissie. - (EN) Zoals gezegd, hebben we in mei tijdens het debat over het verslag van mevrouw Vergnaud de gelegenheid gehad om deze gezondheidsdiensten te bespreken, wat voor ons bijzonder nuttig was. Ik kan het Parlement vertellen dat we momenteel bezig zijn met het opstellen van een voorstel. Na enkele ministeriële besprekingen is hieraan goedkeuring verleend door de ministers van Volksgezondheid tijdens de laatste bijeenkomst van de Raad, waar de verwachting werd uitgesproken dat de Commissie het voorstel op exact dezelfde wijze zou presenteren als het Parlement. We verwachten dit dus zo snel mogelijk te doen, in ieder geval voor het einde van dit jaar. We hebben eerder al een brede openbare raadpleging gehouden, en ook met het resultaat daarvan zal rekening worden gehouden, maar de voornaamste uitkomst is dat een initiatief op Europees niveau meerwaarde oplevert. Een belangrijk deel daarvan zal uiteraard betrekking hebben op het onderwerp voorlichting, en we willen graag dat deze plaatsvindt op een zo nauwkeurig en objectief mogelijke manier. Het is onze bedoeling oplossingen te vinden die echt meerwaarde opleveren voor patiënten, gezondheidswerkers en zorgverleners, zonder nieuwe bureaucratische barrières op te werpen, en met eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel. We zullen de samenhang garanderen tussen het voorstel inzake gezondheidsdiensten en de parallel lopende initiatieven van de Commissie wat betreft sociale diensten van algemeen belang, diensten van algemeen belang in bredere zin, en de voortdurende modernisering en vereenvoudiging van de verordeningen met betrekking tot de coördinatie van socialezekerheidsstelsels. Zoals ik eerder al zei, is voorlichting van burgers een belangrijk onderdeel, en er zal dus worden geprobeerd om toegang te krijgen tot informatie. Er zijn al enkele inspanningen verricht en die hebben geresulteerd in een onlangs gelanceerde website over de dekking van kosten van gezondheidszorg in het buitenland. Deze website, die inmiddels beschikbaar is in het Frans, Engels en Duits, zal zeer binnenkort in alle officiële talen beschikbaar worden. We zullen het Parlement uiteraard op de hoogte houden van nieuwe voorstellen, zodra zij binnen de Commissie zijn afgerond, maar ik kan al wel in algemene termen de voornaamste kwesties beschrijven die in de voorstellen aan de orde zullen komen: betere voorlichting van patiënten, met name over grensoverschrijdende gezondheidszorg; de algemene kwaliteit en veiligheid van gezondheidsdiensten; de rechten van de patiënten op schadeloosstelling wanneer zij letsel oplopen; eerbiediging van de privacy; procedurele garanties voor patiënten in verband met grensoverschrijdende gezondheidszorg; verzameling van gegevens over grensoverschrijdende gezondheidsdiensten, en steun voor Europese samenwerking met betrekking tot
93 kwesties als Europese referentienetwerken, de ontwikkeling van kwaliteits- en veiligheidsrichtsnoeren en de ontwikkeling van gegevens en indicatoren die met elkaar kunnen worden vergeleken. 2-392
Marc Tarabella (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik had graag willen weten of de Commissie al over jaarlijkse statistieken beschikt over het aantal burgers in elke lidstaat dat gebruik wenst te maken van gezondheidszorg in een andere lidstaat, en zo ja, wat de voornaamste redenen daarvoor zijn. En bovendien, wil ik graag weten of, zolang deze statistieken niet voorhanden zijn, de Commissie beschikt over het aantal klachten dat mogelijk is ingediend door burgers in een lidstaat die geen toestemming hebben gekregen om zich in een andere lidstaat te laten behandelen. 2-393
Markos Kyprianou, lid van de Commissie. - (EN) Een van de problemen is dat we niet beschikken over voldoende statistische gegevens over deze kwestie. We weten echter op basis van het bewijs dat aan ons voorligt, dat het gaat om ten minste 1 procent van de gezondheidszorg, dus dit zal de verwachtingen doen stijgen. De voornaamste reden tot nu toe is het gebrek aan informatie. Mensen weten niet dat zij dit recht hebben, en hoe meer zij zich hiervan bewust worden, hoe vaker zij zich zullen willen laten behandelen in het buitenland. Dit is voor ons een kans om regelgeving op te stellen voordat dit een te groot probleem wordt, voor het te laat is. Ik ben bang dat ik geen enkele aanwijzing heb van klachten van mensen aan wie geen toestemming is verleend. Zoals u weet, zijn er zaken aangespannen bij het Europees Hof van Justitie omdat burgers ontevreden waren over een negatief besluit. Aan de andere kant geeft dit ook geen nauwkeurig en helder beeld, omdat veel patiënten niet weten dat zij op Europees niveau om schadeloosstelling kunnen verzoeken. Daarom had ik, toen ik uw vraag eerder beantwoordde, alleen de verzamelde gegevens over de grensoverschrijdende gezondheidsdiensten voor me, die een van de prioriteiten van de komende maatregelen zullen zijn. 2-394-500
De Voorzitter. - Aangezien de voor het vragenuur gereserveerde tijd verstreken is, zullen de overige vragen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage). Het vragenuur is gesloten. (De vergadering wordt om 19.40 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat) 2-395
VOORZITTER: MARIO MAURO Ondervoorzitter 2-396
Specifieke problemen bij de omzetting en uitvoering van wetgeving inzake overheidsopdrachten en het
94
19/06/2007 verband van deze wetgeving met de agenda van Lissabon (debat)
2-397
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag van Arlene McCarthy (A6-0226/2007), namens de Commissie interne markt en consumentenbescherming, over specifieke problemen bij de omzetting en uitvoering van wetgeving inzake overheidsopdrachten en het verband van deze wetgeving met de agenda van Lissabon (2006/2084(INI)). 2-398
overheidsopdrachten, waaronder gevallen van grensoverschrijdende discriminatie. Een groot aantal inbreukprocedures die de Commissie in gang heeft gezet heeft betrekking op de aanbesteding van overheidsopdrachten, en we hadden ook een verslag kunnen opstellen over slechte praktijken, waarin we de vijf lidstaten aan de schandpaal hadden kunnen nagelen die in 2007 de richtlijnen inzake overheidsopdrachten nog niet hebben geïmplementeerd. Als we dat hadden gedaan, had dat zeker grote koppen in de kranten opgeleverd.
Arlene McCarthy (PSE), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen de coördinatoren van de Commissie interne markt en consumentenbescherming bedanken voor de steun die ze hebben gegeven aan mijn werk als voorzitter bij het produceren van het eerste gedetailleerde verslag dat de commissie heeft opgesteld over de omzetting en uitvoering van wetgeving voor de interne markt, in dit geval om de doelmatigheid van de wetgeving inzake overheidsopdrachten te onderzoeken.
Al met al zijn we echter van mening dat het openstellen van de markt voor overheidsopdrachten in heel Europa een positieve bijdrage levert aan de gezondheid van de interne markt en de EU helpt bij het verwezenlijken van de Lissabon-doelstellingen. Daarom hebben we ervoor gekozen om ons in plaats daarvan op een constructieve manier te concentreren op acties waarmee de prestaties van de lidstaten bij het aanpakken van hardnekkige – en inderdaad steeds vaker optredende – problemen met de omzetting en uitvoering kunnen worden verbeterd.
Het verslag is het resultaat van maandenlang uitgebreid onderzoek en informeel overleg met de lidstaten, met professionals en specialisten op het gebied van overheidsopdrachten en met medewerkers van de Commissie. Ik wil ook het secretariaat van de Commissie interne markt en consumentenbescherming bedanken, dat zeer behulpzaam is geweest bij het opstellen van dit verslag.
In het verslag wordt daarom aanbevolen dat de Commissie een voorstel doet voor een actieplan teneinde de lidstaten krachtig aan te moedigen om de problemen aan te pakken. We vragen om betere samenwerking tussen lidstaten onderling en tussen de Commissie en de lidstaten en om het in een vroeg stadium delen van informatie. We benadrukken de rol van informele beslechting van geschillen, als aanvulling op formele oplossingen. We vragen de Commissie om richtsnoeren voor de toepassing van sociale criteria te publiceren wanneer de studie daarnaar gereed is, en we willen meer uitwisseling van beste praktijken op het gebied van overheidsopdrachten zien, tegelijk met bijvoorbeeld de stelselmatige opleiding van aanbestedingsdeskundigen en de coördinatie van het werk van Europese netwerken voor de uitwisseling van beste praktijken. We doen de aanbeveling om alle facultatieve elementen van de nieuwe richtlijn over te nemen, zoals elektronische veilingen, en we willen dat er nationale adviesbureaus worden opgericht om zowel de aanbestedende instanties als de inschrijvers te helpen.
We hebben een workshop gehouden om beste praktijken te bestuderen, waarbij we ons uitgebreid hebben gebogen over het onderwerp overheidsopdrachten en hebben laten zien dat het Parlement naar een betere regelgeving streeft en tegelijkertijd de ervaringen van bedrijven met de EU-wetgeving wil verbeteren en wil laten zien welke voordelen die wetgeving voor de burger heeft. Waarom hebben we besloten om de wetgeving inzake overheidsopdrachten onder de loep te nemen? Een aantal negatieve artikelen in de pers in de periode 2003-2006 leek erop te wijzen dat de interne markt niet goed werkte omdat de EU-regels voor aanbestedingen onvoldoende werden nageleefd, vooral de regels inzake nondiscriminatie op grond van nationaliteit. Ook bestond er bezorgdheid over het feit dat het aantal illegale rechtstreekse gunningen aan het stijgen was. De markt voor overheidsopdrachten, waarvan de omvang wordt geschat op 16 procent van het bruto binnenlands product van de EU of 1,7 biljoen euro, is duidelijk van enorm belang voor de economie en daarmee ook voor de groei en het scheppen van banen in de hele EU. Een toenemend aantal overheidsopdrachten wordt aanbesteed door onze lokale autoriteiten, waardoor er meer kansen voor werkgelegenheid op lokaal niveau ontstaan, in het bijzonder voor kleine en middelgrote ondernemingen. Op basis van onze analyse hebben we geconstateerd dat er inderdaad een aantal problemen bestaat met de correcte toepassing van de EU-wetgeving inzake
We erkennen dat de Commissie voldoende personele middelen moet krijgen om de problemen op dit gebied te kunnen aanpakken, en we pleiten voor een betere gegevensverzameling op het gebied van overheidsopdrachten. We beseffen dat dit een moeilijke taak is, alleen al vanwege de omvang van deze sector en het feit dat we te maken hebben met verschillende nationale boekhoudsystemen. We willen dat de lidstaten de politieke wil tonen om met name de correcte omzetting en uitvoering van deze wetgeving te versnellen. Actuele kwesties zijn de "in house"-dienstverlening en de toepasbaarheid van de wetgeving inzake overheidsopdrachten op publiek-publieke partnerschappen. De commissie heeft besloten dat de zaak Teckal op dit moment onvoldoende jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie heeft opgeleverd om
19/06/2007 juridische duidelijkheid te verschaffen over wat de overheidsinstanties moeten doen. We dringen er echter bij de Commissie op aan om de problemen op dit gebied op te lossen en die duidelijkheid te scheppen. Ik herinner de collega’s eraan dat we onlangs het verslag van mevrouw Weiler hebben aangenomen, waarin een aantal zeer goede aanbevelingen wordt gedaan met betrekking tot publiek-publieke partnerschappen. Tot slot is er een duidelijk verband tussen dit verslag en de toekomst van de interne markt. De Commissie zal naar verwachting in het najaar verslag uitbrengen over het toekomstige beleid. Ik wil alle collega’s bedanken voor hun bijdragen aan dit debat en verder iedereen die heeft meegewerkt aan de workshop en op andere manieren heeft meegeholpen. Ik hoop op krachtige steun van de Commissie voor wat naar mijn mening een positief en praktisch verslag is dat gericht is op de verbetering van deze belangrijke sector van de interne markt. 2-399
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals u weet is de Commissie op dit moment aan het nadenken over de toekomst van de interne markt. Dit najaar hopen we onze ideeën te presenteren over de richting die ons internemarktbeleid in de komende jaren moet nemen. Een belangrijk element van onze analyse heeft betrekking op de vraag hoe we beter kunnen waarborgen dat de communautaire wetgeving correct wordt toegepast in de praktijk. Ik juich het toe dat u een verslag aan dit onderwerp heeft gewijd, waarin specifiek aandacht wordt besteed aan overheidsaanbestedingen, en ik prijs de rapporteur, mevrouw McCarthy, voor dit initiatief. Een belangrijke aanbeveling die in het verslag wordt gedaan is de oprichting van nationale adviesbureaus die zowel de aanbestedende instanties als de inschrijvers moeten helpen. Zo’n contactpunt op nationaal niveau zou een belangrijke rol kunnen spelen bij het waarborgen van de correcte toepassing van de wetgeving inzake de aanbesteding van overheidsopdrachten. Het toegankelijker maken van adviezen op het gebied van overheidsopdrachten voor de vele aanbestedende instanties en individuele inschrijvers door middel van een nationaal orgaan is een goed idee. De Commissie is bereid om met dergelijke nationale contactpunten samen te werken en al hun eventuele vragen te beantwoorden. De lidstaten zouden de voorstellen die in dit verslag worden gedaan moeten overnemen en bijvoorbeeld die nationale adviesbureaus moeten oprichten. Enkele lidstaten zijn op dit moment bezig met het opzetten van contactpunten, of voorlichtingsbureaus voor de interne markt, die bedrijven en burgers kunnen assisteren bij het omgaan met SOLVIT, het vrije verkeer van goederen, of de dienstenrichtlijn. Ik juich dergelijke initiatieven toe en hoop dat die nationale organen hun activiteiten zullen
95 uitstrekken tot alle sectoren van de interne markt, waaronder die van de overheidsopdrachten. We willen u ook verzekeren dat de Commissie alle haar ter beschikking staande middelen aanwendt om ervoor te zorgen dat de aanbestedingsrichtlijnen van 2004 zo snel mogelijk ten uitvoer worden gelegd in de lidstaten die nog achterlopen. Ik betreur het dat onze inspanningen om zo veel mogelijk advies en hulp te geven niet hebben voorkomen dat we juridische stappen hebben moeten ondernemen tegen een aantal lidstaten vanwege het niet voltooien van het omzettingsproces. We mogen echter geen tijd verliezen bij het scheppen van gelijke voorwaarden voor inschrijvers in heel Europa. Concluderend wil ik onderstrepen dat als we vooruitgang willen boeken bij de correcte omzetting en uitvoering van de richtlijnen, de lidstaten zich moeten committeren aan het doel van een goede uitvoering van de aanbestedingen van overheidsopdrachten. Aanbestedingszaken vormen nog steeds een veel te groot deel van de inbreukprocedures tegen lidstaten. Dit is nadelig voor de eerlijke concurrentie tussen inschrijvers. En dit is ook nadelig voor de overheidsfinanciën, en dus voor de belastingbetalers. In uw verslag wordt gewezen op de noodzaak van verbeteringen en ik dank dit Huis voor zijn steun. 2-400
Charlotte Cederschiöld, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de rapporteur, mevrouw McCarthy, bedanken voor een uitstekend verslag. Ik heb de laatste tijd in het Europees Parlement een tendens waargenomen die ik zorgwekkend vind: het respect voor de uitspraken van het Europees Hof van Justitie is aan het afnemen. Het Europees Hof van Justitie houdt in zijn arresten geen rekening met nationale overwegingen: het neemt de belangen van de Unie en haar burgers in aanmerking. Bovendien is een van de grondslagen van het Verdrag dat de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie van toepassing is in elke lidstaat. Onze rol in het Europees Parlement is voornamelijk wetgevend. Bij het vervullen van onze taak is het cruciaal dat we een Europese visie op het Europees Hof van Justitie hanteren, in plaats van het Hof als een vijand te zien – een visie die tegenwoordig helaas niet zo heel zeldzaam is. De wetgeving inzake overheidsopdrachten lijdt nog steeds aan een vrij groot aantal kinderziekten. Veel van de problemen worden veroorzaakt door het ontbreken van of problemen met de nationale tenuitvoerlegging. Het moet altijd ons doel zijn, en het doel van de lidstaten, om wetgeving zo begrijpelijk mogelijk te maken en zo veel mogelijk aan de werkelijke behoeften tegemoet te laten komen. Kleine en middelgrote ondernemingen moeten kunnen deelnemen aan de grensoverschrijdende markt, niet alleen in theorie, maar ook in werkelijkheid.
96 We moeten ervoor zorgen dat het kader voor de publiekprivate partnerschappen goed werkt en rechtszekerheid scheppen voor zowel bedrijven als overheidsinstanties. Ook moeten we erop toezien dat die zich allemaal aan de Europese wetgeving houden, zonder te veel bureaucratische rompslomp te creëren. Het is onze taak om ervoor te zorgen dat lokale en nationale belangen niet ten koste gaan van ons Europese doel, en dat is – en moet zijn – het beste resultaat voor alle Europese burgers en bedrijven. Tot besluit spreek ik mijn vertrouwen uit in de Commissie en in onze toekomstige samenwerking. 2-401
Manuel Medina Ortega, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik mijn collega, mevrouw McCarthy, gelukwensen met haar uitmuntende verslag. Ik denk dat dit een goede gelegenheid is om duidelijke taal te spreken zodat de mensen buiten deze vergaderzaal, de gewone burgers, het kunnen begrijpen. Ik heb een zekere praktijkervaring op dit gebied en ik moet erop wijzen dat de openbare aanbesteding de toetssteen van de strijd tegen corruptie is. Transparantie en goed overheidsbestuur worden gemeten naar mate van het functioneren van rechtsregels en de toepassing ervan door de instellingen. Ik zou graag de Commissie willen feliciteren met het werk dat zij heeft volbracht betreffende de toepassing van deze rechtsregels en ik zou graag mijn dank willen uitspreken aan het Hof van Justitie voor de juiste toepassing ervan. Zoals de rapporteur heeft aangegeven is de huidige situatie onacceptabel, omdat vele regelgevingen van de Europese Unie nog in het recht van de lidstaten moeten worden opgenomen en er helaas nog veel overheden binnen de Europese Unie zijn die het Gemeenschapsrecht verkeerd toepassen. Ik denk het moment is aangebroken, zoals de rapporteur adviseert, dat de Commissie een uitgebreid actieplan moet maken dat enerzijds gericht is op het naleven van het Gemeenschapsrecht en de verbetering ervan, en op het bereiken van een effectieve toepassing op ieder overheidsniveau door samen te werken met de lidstaten, die verantwoordelijk zijn voor het toepassen van die regelgeving. Hoewel er misschien landen bestaan die geen corruptie kennen, denk ik dat corruptie het grootste gevaar is dat zowel in het functioneren van de overheid als in het functioneren van onze democratie schuilt. Nogmaals mijn dank aan mevrouw McCarthy. Ik geloof dat we morgen dit verslag met een grote meerderheid kunnen aannemen. 2-402
Heide Rühle, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ook ik zou mevrouw McCarthy willen bedanken voor dit uitstekende verslag. Ook ik ben van mening dat we er heel goed op moeten letten dat de richtlijnen werkelijk in de praktijk wordt omgezet. Lacunes in wetgeving kunnen de rechtszekerheid
19/06/2007 aantasten en de concurrentie vervalsen. Dat moeten we verhinderen. Tijdens de behandeling van dit verslag hebben we helaas moeten vaststellen dat tot nu tot slechts 20 van de 27 lidstaten de nieuwe richtlijnen hebben omgezet, hoewel de termijn daarvoor al op 31 januari 2006 is verstreken. De redenen die het vaakst zijn genoemd voor die gebrekkige omzetting, zijn het gebrek aan juridische expertise of mankracht op nationaal niveau en het ontbreken van politieke wil in de lidstaten. Daar moeten we dus iets aan doen, en ik denk dat mevrouw McCarthy uitstekende voorstellen heeft gedaan. Onze commissie stelt de Europese Commissie voor om een actieplan op te stellen, om de lidstaten aan te moedigen iets te doen aan de bestaande en nieuwe problemen bij de omzetting en de toepassing van de regels voor overheidsopdrachten. Ik vind het echter ook belangrijk dat onze commissie nogmaals heeft bevestigd dat er op bepaalde gebieden een goede praktijk bestaat, waar anderen van kunnen leren. De lidstaten moeten zorgen voor een actieve uitwisseling van kennis en beste praktijken voor de toepassing van de regels voor overheidsopdrachten, en ze moeten de samenwerking met de Europese Commissie op dit vlak verbeteren. De commissie moedigt de lidstaten met nadruk aan om de elektronische aankoopregelingen te coördineren en te vereenvoudigen, en ook de toegang tot dergelijke opdrachten te vereenvoudigen. We zijn echter ook blij met de handleiding van de Commissie over de toepassing van milieucriteria, en vragen om richtsnoeren voor het gebruik van sociale criteria. Ook dat zou rechtsonzekerheid helpen voorkomen. Er is echter nog een punt dat we moeten noemen in verband met de rechtsonzekerheid, en wel het onopgeloste probleem van de samenwerking tussen overheden, ook tussen gemeentes. De gemeentes – en alleen de gemeentes – bieden gezamenlijk voorzieningen aan zoals kleuterscholen/kinderopvang, afvalverwerking en water- en afvalwatervoorzieningen. Ze doen dat omdat de bevolking op het platteland intussen afneemt, hetgeen ze een halt willen toeroepen door met elkaar samen te werken. Ik vind dat deze vorm van samenwerking tussen gemeentes juist niet valt onder de regels voor overheidsopdrachten, en wij verwachten dat de Commissie nu eindelijk duidelijkheid in dezen verschaft. Dat is trouwens ook de reden waarom de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie amendement 12 intrekt, daarover wordt morgen niet gestemd. 2-403
Nils Lundgren, namens de IND/DEM-Fractie. – (SV) Dit is nou, voor één keer, een verslag waarvoor een lid van de partij van eurosceptici, de Junilijst, zijn waardering kan uitspreken. Dit is precies waarmee de Europese Unie zich bezig moet houden, iets dat zij in alle gevallen zou moeten doen, ervoor zorgen dat er economisch liberale oplossingen komen op die gebieden
19/06/2007
97
waar we voor de markt gekozen hebben. De nadruk in dit verslag ligt op de juiste plek.
zaken verkeerd, maar ze zouden het verslag, dat een geheel is, enigszins afzwakken.
Het is ontzettend belangrijk dat de EU en de Commissie op naleving van de wetgeving toezien en dat het absoluut verboden is om te proberen binnenlandse leveranciers te bevoordelen ten koste van buitenlandse leveranciers. Dat is in het belang van iedereen, als consument en als burger.
Wanneer we de wetgeving inzake overheidsopdrachten op tijd en correct zouden omzetten en toepassen, zou dat in hoge mate bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van het programma van de EU voor betere wetgeving, en tot een betere toepassing van de richtlijn op de interne markt door een betere, consistentere omzetting.
Maar ik zou geen euroscepticus zijn als ik geen bezwaren had. Ik heb er twee: Ten eerste ben ik van mening dat het fout is om nu te gaan eisen dat er meer personeel met controlerende bevoegdheden aangenomen moet worden bij de Commissie. In de Commissie begrotingscontrole waar ik de eerste vice-voorzitter van ben, hebben we voor de tegenovergestelde benadering gekozen. Het is namelijk belangrijk dat we van de lidstaten en de leidende politici, inclusief de ministers van financiën en de premiers, eisen dat ze kunnen garanderen dat ze daadwerkelijk de regels volgen die voor landen gelden als ze lid zijn van de Europese Unie. Ten tweede moeten we er ook op wijzen dat de landen het recht hebben voor andere oplossingen te kiezen. Als een land niet wil dereguleren of als het een staatspostbedrijf of iets anders onder overheidscontrole wenst, staat het in zijn volle recht en is het niet verplicht tot aanbestedingen volgens de voorwaarden in kwestie. 2-404
Andreas Schwab (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ook ik zou alle coördinatoren en de rapporteur willen danken voor het goede werk aan dit verslag. In alle fracties waren we het erover eens dat het verslag goed in elkaar steekt en de juiste kant op gaat. Dat blijkt ook wel uit de duidelijke uitslag van de stemming in de Commissie interne markt en consumentenbescherming. Uitgangspunt is dat we ervan uit moeten gaan dat de regels voor de gunning van opdrachten niet in alle lidstaten van de EU op een even coherente manier worden omgezet. De Commissie heeft telkens weer beweerd dat er in bepaalde lidstaten problemen zijn met de omzetting van die regels, maar dat kan niet worden gestaafd op basis van macro-economische basiscriteria. We moeten echter wel zorgen voor een betere gegevensverzameling over de problemen die de lidstaten hebben met de regels voor de gunning van opdrachten. Daarom ben ik heel blij dat dit punt in het verslag wordt genoemd, en dat we de Commissie vragen te zorgen voor een bredere gegevensverzameling voor de beoordeling van de nationale systemen voor de gunning van opdrachten. Ik zou nu willen ingaan op een aantal amendementen. De meeste amendementen wijzen we af. Ik ben blij dat mevrouw Rühle heeft aangekondigd dat amendement 12 wordt ingetrokken. We vinden niet alle amendementen van de heer Lipietz of van de Commissie juridische
We zouden de Commissie, maar vooral ook de Raad, willen vragen om druk uit te oefenen op de lidstaten. Die moeten meer doen om ervoor te zorgen dat de overheidsaanbestedingen professioneler verlopen en dat er een uitwisseling komt van beste praktijken, zodat we zeker weten dat deze voorschriften overal in de Europese Unie op dezelfde manier worden toegepast. Ik wil nog iets zeggen over het amendement van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa. De lokale overheden zullen het waarschijnlijk uitstekend vinden dat zij op een onbureaucratische manier moeten samenwerken, maar de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie levert uiteindelijk geen duidelijke richtsnoeren op voor de mogelijkheden voor de samenwerking tussen gemeentes of publiek-publieke partnerschappen, in Spanje noch in Traxa. Daarom moet de Commissie vaststellen welke stappen er op dit gebied nog moeten worden gezet. 2-405
Barbara Weiler (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, mijnheer de commissaris, ook ik zou onze commissievoorzitter willen bedanken. Zij heeft een uitstekend verslag geschreven, dat ook in de lijn van de vorige verslagen ligt, en ze heeft rekening gehouden met al onze voorstellen. Ik ben vooral dankbaar dat dit verslag rechtstreeks voortbouwt op het verslag over publiek-private partnerschappen, dat is een goede zaak. Ik vind de voorstellen van de rapporteur uitstekend, ze zijn een verdere stap op weg naar de voltooiing van de interne markt. De kritiek die ze noemt verdient echter wel onze aandacht, en ook die van de burgers. Wanneer we lezen dat de meest genoemde hinderpalen “het gebrek aan juridische expertise of mankracht op nationaal niveau en het ontbreken van politieke wil in de lidstaten zijn”, dan is dat inderdaad een bewijs van onvermogen. We verwachten van onze buurlanden, van Azië en van Afrika dat ze correct te werk gaan, en zelf bereiken we niet eens onze eigen doelstellingen. Ik wil niet te diep ingaan op wie er allemaal de schuld draagt voor deze situatie, maar alle rechtszaken die hierover gaan zijn irritant, onnodig en duur. Daarom is het belangrijk dat we hier iets aan doen, en de activiteiten van de Commissie ondersteunen. Ik zou er nogmaals op willen wijzen dat het een goede zaak is dat er meer ruchtbaarheid wordt gegeven aan de milieucriteria en aan de sociale criteria. Het is werkelijk verbazingwekkend dat in de lidstaten juist de KMO’s,
98 die onze economische innovatiekracht belichamen, vaak niet weten wat er allemaal mogelijk is, dat de burgers vaak denken dat de goedkoopste leverancier de gunning moet krijgen, en dat andere criteria niet relevant zijn. Tot slot wil ik iedereen bedanken voor de goede samenwerking, en juist omdat die zo goed was zou ik iedereen die amendementen heeft ingediend willen verzoeken om die in te trekken. 2-406
Graham Booth (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn verontschuldigingen aanbieden aan de tolken, want dit werkt echt alleen in het Engels. Voor een lange speech is mijn spreektijd van vandaag te kort; daarvoor ben ik helaas te traag. En om geen tijd te verliezen, zal ik u vertellen dat ik de belangrijkste punten op rijm zal stellen. Commissaris Verheugen zegt dat al die wetten, hij heeft het zelf geteld, de EU-landen een half biljoen euro kosten; dat is erg veel geld. Dat is gunstig voor grote bedrijven, niet voor KMO’s en om richtlijnen als deze maken ze zich terecht heel boos. Mevrouw McCarthy kiest, hun grote prestaties ten spijt, voor het centraliseren van het overheidsopdrachtenbeleid. Nationale adviesbureaus en het delen van gegevens; gaat het over meer bureaucratie, dan is het haar menens.
19/06/2007 vijftig. Toch waag ik in veel gevallen te betwijfelen of genoeg bedrijven dit zien als een werkelijke kans. Allereerst is het zaak dat de lidstaten echt meer capaciteit inzetten om het deskundigheidspeil inzake overheidsopdrachten te verhogen, waardoor mogelijkheden worden geopend die niet alleen de economische groei in heel Europa zullen bevorderen, maar ook tot betere diensten aan de burgers zullen leiden door kostenbeperking en kwaliteitsverbetering. Het is bekend dat, waar dit reeds is gebeurd, dit duidelijke voordelen met zich mee heeft gebracht, en met die kleine ondernemingen dient rekening te worden gehouden in dit proces. Tot slot wil ik mevrouw McCarthy bedanken voor het aanvaarden van een van mijn eigen amendementen. Overheden hebben, gezien de enorme omvang van hun aankopen, ook een werkelijke verantwoordelijkheid voor het stimuleren van innovatie van producten en diensten. Binnen het kader van de bestaande richtlijnen kunnen zij voorafgaand aan het plaatsen van overheidsopdrachten of voorafgaand aan het intreden van de mededinging regelingen ten uitvoer leggen waarmee innovatieve oplossingen op de markt worden doorgevoerd die echte voordelen voor de burger met zich meebrengen. Dat is de volgende ontwikkeling waarop wij ons moeten richten en ik weet dat dit iets is waaraan mevrouw McCarthy en de commissie – en ik spreek als coördinator voor mijn fractie – samen zullen werken teneinde echte voordelen te blijven bezorgen aan de Europese economie en al onze burgers. 2-409
Als in het socialistisch paradijs zo veel regels nodig zijn, eet ik mijn hoed op, en ook mijn jas, gedrenkt in azijn. (Applaus van de IND/DEM-Fractie) 2-407
De Voorzitter. - Dank u wel, mijnheer Booth, u hebt het niveau van de poëzie in het Parlement weten te verhogen. 2-408
Malcolm Harbour (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben bang dat ik niet in staat ben net zo poëtisch te antwoorden. Ik wil mij ertoe beperken tegen de heer Booth te zeggen dat dit regime inzake de plaatsing van overheidsopdrachten de grootst mogelijke voordelen moet bieden aan kleine ondernemingen en ik weet zeker dat wij een hoedenmaker zullen weten te vinden om een hoed voor de heer Booth te maken die hij te zijner tijd kan opeten. Mijn dank gaat uit naar mevrouw McCarthy, niet alleen voor het verslag, maar ook voor het feit dat zij een heldere koers voor onze commissie heeft uitgezet bij het kritisch onderzoek naar deze richtlijnen met betrekking tot het plaatsen van overheidsopdrachten en dat zij het politieke gewicht hiervan heeft vergroot. Per slot van rekening was het hele regime inzake de plaatsing van overheidsopdrachten het eerste volledig doorgevoerde stuk interne-marktwetgeving, die teruggaat tot de jaren
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). – Licitaţiile publice reprezintă peste 16% din produsul intern brut comunitar. Sistemele de achiziţii dinamice şi licitaţiile electronice asigură transparenţa, accesul egal la piaţă şi realizarea de importante economii. În acelaşi timp, armonizarea procedurilor de achiziţii publice duce la creşterea competiţiei între întreprinderile mici şi mijlocii şi, implicit, a competitivităţii acestora. Programul comunitar IDA, destinat schimbului de date între administraţiile publice, a permis din 2003 cunoaşterea implementărilor de succes ale sistemelor de licitaţie electronice. Cu un an înainte, România a introdus sistemul electronic de achiziţii publice, în martie 2002. Cu un număr de peste 7200 de autorităţi publice contractante şi peste 7500 de ofertanţi înregistraţi în sistem, au fost astfel realizate economii faţă de bugetul planificat de 24%. Consider că utilizarea mijloacelor electronice pentru realizarea achiziţiilor publice va ajuta în mod real Uniunea Europeană să realizeze obiectivele propuse prin strategia de la Lisabona. Felicit raportorul pentru munca depusă. 2-410
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Ik ben blij met het verslag van mevrouw McCarthy, waarin problemen naar voren worden gebracht die zich voordoen bij de omzetting en uitvoering van wetgeving inzake overheidsopdrachten, die steeds belangrijker wordt voor de economische groei in de Europese Unie en voor de interne markt. De markten voor overheidsopdrachten in
19/06/2007 de lidstaten moeten worden geopend voor grensoverschrijdende concurrentie om gelijke mededingingsvoorwaarden in de hele Gemeenschap te creëren, vooral voor leveranciers zoals KMO’s. De nieuwe richtlijn maakt duidelijk hoe aan de milieuen sociale criteria moet worden voldaan. Ik ben het met de rapporteur eens dat het opzetten van nationale adviesbureaus aanbestedende instanties zal helpen om de regelgeving inzake overheidsopdrachten op de juiste wijze toe te passen en om inschrijvers, vooral kleine en middelgrote ondernemingen, te helpen bij het opstellen van hun offerte. Er dient echter op te worden toegezien dat aanbestedende instanties deze critera niet toepassen op een manier die bedrijven uit andere lidstaten discrimineert. Een zeer professioneel en gedepolitiseerd bestuur is de sleutel voor een succesvolle uitvoering van Europese wetgeving. Alleen professionele ambtenaren met ruime ervaring in overheidsdiensten of plaatselijk overheidsbestuur en een behoorlijke opleiding zijn in staat op de juiste wijze de nieuwe uitdagingen van de Europese wetgeving aan te gaan. Vooral de nieuwe postcommunistische lidstaten lijken een nationale sport te hebben uitgevonden, waarbij een nieuwe regering na haar installatie probeert vrijwel alle ambtenaren te vervangen in posities die zouden moeten worden opgevuld op basis van professionaliteit. Op basis van mijn jarenlange ervaring in overheidsdienst en posities in lokaal bestuur en puttend uit mijn lange staat van dienst met betrekking tot overheidsopdrachten, ben ik ervan overtuigd dat alleen een professioneel en geloofwaardig bestuur in staat is op verantwoorde wijze EU-wetgeving in nationale wetgeving om te zetten. Het is belangrijk dat lidstaten natuurlijke en rechtspersonen geen verantwoordelijkheden opleggen die verder gaan dan de omgezette regels, en vooral geen onnodige administratieve last op de schouders van kleine en middelgrote ondernemingen leggen. Ik ben van mening dat een actieve uitwisseling tussen lidstaten van kennis en beste praktijken met betrekking tot de omzetting van wetgeving inzake overheidsopdrachten evenals de modernisering en vereenvoudiging van regels inzake overheidsopdrachten de doeltreffendheid van communautaire overheidsopdrachten aanzienlijk zal vergroten. 2-411
Małgorzata Handzlik (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, communautaire wetgeving voor het opzetten van een eerlijk systeem voor overheidsopdrachten die onder gelijke voorwaarden worden toegewezen, is volgens mij een juiste stap om de ontwikkeling van de interne markt te steunen. De huidige Europese regelgeving geeft minimumnormen waaraan voldaan moet worden bij dit type opdrachten. Vaak zijn deze echter ontoereikend, vooral met het oog op het omzetten in nationale wetgeving en het ontbreken van een effectief controlesysteem dat erop toeziet dat de aanbestedingen volgens de eisen van de richtlijn
99 verlopen. Mevrouw de rapporteur heeft de problemen zeer duidelijk bij de naam genoemd en suggesties gedaan voor mogelijke oplossingen. Het zijn vooral problemen op het gebied van de bevoordeling van nationale, sterke spelers en het negeren van de beginselen van vrije en eerlijke concurrentie, en uiteraard ook het probleem van de corruptie, die kleine en middelgrote ondernemingen ervan weerhouden deel te nemen aan het aanbestedingsproces. Er dient derhalve een systeem ingevoerd te worden voor het controleren van overheidsaanbestedingen, zodat we korte metten kunnen maken met het willekeurig gunnen van opdrachten. Daarom ben ik er een voorstander van dat de lidstaten meer gebruik maken van de steun van de Europese Commissie, zodat we tot een betere omzetting en toepassing van de richtlijn kunnen komen. Ook is het een goed idee om nationale adviesbureaus op te zetten, die niet alleen deelnemers aan aanbestedingsprocedures adviseren, maar ook de situatie in de lidstaten kritisch zouden kunnen volgen en de Commissie van statistische gegevens voorzien. Tevens zouden wij de toegang tot dit type opdrachten moeten vergemakkelijken door elektronische aankooptechnieken te vereenvoudigen. Laten we vooral niet vergeten dat openbare aanbestedingen een belangrijke factor zijn in de economische groei van de Europese Unie en 16 procent van het bbp vormen. Het doel van de richtlijn moet het uitbannen van discriminatie in de lidstaten zijn en het dusdanig flexibiliseren van het systeem dat buitenlandse kandidaten gelijke toegang krijgen tot markten van andere lidstaten. Tenslotte wil ik uw aandacht vragen voor het feit dat we ons in dit verband niet alleen moeten concentreren op formele, maar ook op informele oplossingen, zoals het bevorderen van goede praktijken, het uitwisselen van ervaringen, het organiseren van opleidingen en het uitwisselen van informatie tussen lidstaten. 2-412
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, rigoureuze tenuitvoerlegging en handhaving zijn een prioriteit voor de Commissie. De Commissie beoordeelt op dit moment hoe de correcte toepassing van onze regels verder kan worden verbeterd. Een aantal leden hecht bijzonder veel belang aan de kwestie van de publieke partnerschappen. Er is gevraagd begrippen als "overheid" te verhelderen of een duidelijke definitie te geven van het begrip "in house"-contract. Ik hoor de roep om wetgeving op dit terrein, waartoe amendementen zijn ingediend. Ik moet echter zeggen dat ik niet overtuigd ben van de noodzaak van wetgeving. Uitgaande van de beschikbare praktijkervaringen lijkt het mij voorbarig om die weg in te slaan.
100 De Commissie bestudeert de nationale praktijken op dit terrein. Indien dit onderzoek uitwijst dat verduidelijking noodzakelijk is, kunnen we alsnog besluiten hoe we die duidelijkheid het best kunnen verschaffen. Ik juich uw verslag toe als een tijdige bijdrage aan dit denkproces, en ik zie uit naar de samenwerking met het Europees Parlement om ervoor te zorgen dat de interne markt concrete voordelen oplevert voor consumenten en ondernemingen. 2-413
De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt woensdag 20 juni 2007 plaats. 2-414
Vrijstellingen van de internemarktregels voor overheidsopdrachten op defensiegebied op basis van artikel 296 van het EG-Verdrag (debat) 2-415
De Voorzitter. - Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag (O-0022/2007) van Arlene McCarthy, namens de Commissie interne markt en consumentenbescherming, aan de Commissie over Vrijstellingen van de internemarktregels voor overheidsopdrachten op defensiegebied op basis van artikel 296 van het EG-Verdrag (B6-0122/2007). 2-416
Arlene McCarthy (PSE), auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, helaas is de heer Booth vertrokken, want ik wil hem graag zeggen dat ik erg van muziek hou en hem vragen een Euro-rap ten beste te geven bij de presentatie van mijn volgende verslag. Zoals de commissaris weet wordt een groot deel van de overheidsopdrachten in de defensiesector geplaatst, naar schatting 80 miljard euro van de gecombineerde defensiebegroting van de lidstaten van in totaal 170 miljard euro. Daarom voeren wij vandaag ook een debat over deze kwestie: het plaatsen van overheidsopdrachten op defensiegebied geschiedt nog steeds binnen meestal versnipperde nationale markten. De Commissie interne markt en consumentenbescherming neemt daarom nota van de interpretatieve mededeling van de Europese Commissie inzake de toepassing van artikel 296 van het Verdrag op overheidsopdrachten op defensiegebied, die werd goedgekeurd op 7 december 2006. Deze mededeling droeg bij aan een verduidelijking van het bestaande wettelijke kader. De commissie neemt echter voorts kennis van de inspanningen van de Commissie om nieuwe wetgeving aan te dragen die een essentiële bijdrage moet leveren aan het creëren van een concurrerender milieu voor de Europese defensieindustrie en haar leveranciers. Daarom willen wij de Commissie de volgende vragen stellen: in welk stadium van ontwikkeling bevindt zich de richtlijn op het gebied van overheidsopdrachten op defensiegebied waarop de vrijstellingsmogelijkheden
19/06/2007 van artikel 296 van het EG-Verdrag niet van toepassing zijn? Wat zijn de volgende initiatieven die de Commissie denkt te nemen? Op welke wijze beoordeelt zij, in het licht van een eerlijke en efficiënte werking van de interne markt, de toestand van de Europese defensieindustrie, waar, in verschillende lidstaten, een aanzienlijk aantal banen voor hooggeschoolden op het spel lijken te staan? Welke impact verwacht zij dat de richtlijn zal hebben op de sector, en welke strategie volgt de Commissie om de lidstaten aan te sporen om nauwer samen te werken in kwesties inzake overheidsopdrachten op defensiegebied, om de transparantie te verhogen en om hun nationale markten van overheidsopdrachten op defensiegebied geleidelijk aan te openen, zodat het mogelijk wordt een efficiënt en concurrerend milieu te creëren voor deze gevoelige sector? Tevens zouden wij graag weten welke conclusies kunnen worden getrokken uit de gedragscode die werd opgesteld in 2006. Hoe ziet de Commissie de toekomstige relatie tussen een richtlijn en de gedragscode. 2-417
De Voorzitter. - Dank u wel, mevrouw McCarthy. Ik herinner u eraan dat rapritmes overeenkomsten vertonen met het Griekse hendecasyllabische metrum. U komt dichter in de buurt van de heer Booth dan u denkt. 2-418
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, vier jaar geleden kondigde de Commissie haar plannen aan om een Europees veiligheids- en defensiebeleid te ontwikkelen. Sindsdien hebben wij door middel van een aantal initiatieven een Europese defensiemarkt nagestreefd die opener is en eerlijker functioneert. De nieuwe richtlijn inzake overheidsopdrachten op defensiegebied vormt een belangrijk element in deze alomvattende strategie en is een van de strategische prioriteiten van de Commissie voor dit jaar. Op dit moment is de communautaire regelgeving niet van toepassing op verreweg de meeste aanbestedingen op defensiegebied. De lidstaten gaan uit van vrijstelling op basis van artikel 296 van het Verdrag. Naar de mening van de Commissie dient deze vrijstelling te worden beperkt tot uitzonderlijke gevallen. Afgelopen december hebben wij hierover enkele richtsnoeren gegeven. Niettemin is vrijstelling eerder regel dan uitzondering. Op de meeste overheidsopdrachten op defensiegebied zijn de beginselen van de interne markt daarom niet van toepassing geweest. Dit betekent dat alle 27 lidstaten overheidsopdrachten op defensiegebied plaatsen overeenkomstig hun eigen nationale wetgeving, wat vaak uitloopt op niet-transparante en soms discriminatoire praktijken. Wij erkennen dat de huidige regels inzake overheidsopdrachten niet goed aansluiten bij de bijzondere behoeften van aanbestedingen op defensiegebied. We geloven echter dat we aanzienlijke economische winst kunnen boeken als we de nationale defensiemarkten openen. Deze vormen 0,8 procent van het BBP van de Europese Unie en een kwart van het
19/06/2007 totaal aantal overheidsopdrachten op defensiegebied die op nationaal niveau worden geplaatst. De lidstaten en de industrie erkennen deze voordelen alom. Eerlijke en transparante voorwaarden zouden het bedrijven, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, gemakkelijker maken om deel te nemen aan aanbestedingen in andere lidstaten, waarmee hun zakelijke kansen toenemen op een veel grotere thuismarkt. Een grotere productie maakt schaalvoordelen mogelijk, wat wederom tot kostenbesparingen en lagere prijzen leidt. Uiteindelijk plukt de belastingbetaler hier de vruchten van. Ons voorstel zou bepaalde communautaire regels inzake overheidsopdrachten aanpassen aan het specifieke karakter van de defensiesector en de gunnende autoriteiten grotere flexibiliteit verschaffen ten aanzien van gevoelige procedures voor het plaatsen van opdrachten. Dit zal het de lidstaten gemakkelijker maken om de vrijstellingsmogelijkheden van artikel 296 van het EG-Verdrag slechts in uitzonderlijke gevallen toe te passen. Net als bij andere richtlijnen inzake overheidsopdrachten zullen de lidstaten hun visies op kwesties inzake overheidsopdrachten op defensiegebied blijven uitwisselen via het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten zodra de richtlijn is ingevoerd. Graag wil ik onderstrepen dat de nieuwe richtlijn de gedragscode van het Europees Defensieagentschap ten uitvoer zal leggen. De gedragscode is slechts van toepassing op de plaatsing van overheidsopdrachten die op basis van artikel 296 zijn vrijgesteld van de communautaire regels, terwijl de toekomstige richtlijn van toepassing zal zijn op de plaatsing van overheidsopdrachten die niet zijn vrijgesteld van de communautaire regels. Samen zullen de gedragscode en de nieuwe richtlijn de transparantie en eerlijke mededinging van defensiepartners in de Europese Unie bevorderen. Tot mijn vreugde kan ik u meedelen dat het werk aan het voorstel voor een richtlijn inzake overheidsopdrachten op defensiegebied al flink is gevorderd. Mijn diensten leggen op dit moment de laatste hand aan de effectbeoordeling, waardoor wij meer te weten zullen komen over de te verwachten impact van het initiatief op de markt, ook op sociaal gebied. Tegelijkertijd werken wij nauw samen met de lidstaten via het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten en via het Europees Defensieagentschap. Ook de industrie is betrokken bij de effectbeoordeling. De Commissie is voornemens in het najaar een voorstel goed te keuren. In dit stadium beogen wij het te presenteren als onderdeel van een pakket, samen met een voorstel voor een verordening inzake de intracommunautaire overdracht van militair materieel en een mededeling over defensie-industrieën. In het Europees Parlement hebben wij altijd een van onze voornaamste medestanders gevonden vanaf het moment dat wij het onderzoek naar de plaatsing van
101 overheidsopdrachten op defensiegebied begonnen. Dit vindt duidelijk zijn weerslag in de resolutie van het Parlement van 2005. Ik wil u hiervoor danken en ik hoop dat onze vruchtbare samenwerking in de toekomst zal blijven voortduren. 2-419
Malcolm Harbour, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de commissaris danken voor zijn onomwonden toezegging om zo snel mogelijk met een nieuwe richtlijn te komen en eveneens voor het uiteenzetten van een aantal belangrijke maatregelen waaraan hij en zijn diensten reeds werken. Dit is zonder meer een gevoelig gebied, zowel vanwege zijn strategische karakter als vanwege enkele kwesties van het industriële beleid die de hele defensiesector omvatten. Graag wil ik twee punten aansnijden waarop de commissaris wellicht kan ingaan in zijn verklaring tot besluit van het debat. Ten eerste: het is duidelijk dat het bij overheidsopdrachten op defensiegebied veelal gaat om complexe contractuele regelingen waarbij in veel gevallen sprake is van een aanzienlijke hoeveelheid productontwikkeling. Kortom, het is zeer wel mogelijk dat voor een opdracht nieuwe technologieën ontwikkeld moeten worden. Deze regelingen zullen in veel gevallen sterk afwijken van conventionele koopcontracten, hoewel er steeds meer belang wordt gesteld in transparantere voorwaarden voor dit soort contracten, zoals ik reeds opmerkte in mijn reactie op het verslag van mevrouw McCarthy. Kan de commissaris aangeven dan wel bevestigen dat hij nota zal nemen van deze specifieke strategische behoeften? Mijn tweede punt – een moeilijk punt – is dat in veel gevallen aan overeenkomsten inzake overheidsopdrachten op defensiegebied een compensatieovereenkomst is verbonden, waarin een vorm van lokale investering in de gunnende landen wordt vastgelegd, bijvoorbeeld de betrokkenheid van lokale bedrijven bij de assemblage van het materieel. In andere gevallen is er sprake van een heel ander soort financiële compensatie, bijvoorbeeld een overeenkomst om producten te aan te schaffen bij een bedrijf in een andere markt. Deze overeenkomsten brengen problemen zich mee op het gebied van de mededinging en de wetgeving inzake overheidsopdrachten. Ik zou de commissaris dankbaar zijn als hij kon toezeggen dit mee te nemen in de evaluatie van de beloofde richtlijn. 2-420
Barbara Weiler, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, dit is niet alleen een gevoelige kwestie, het is ook verbazingwekkend dat de lidstaten het Europese recht in dit verband keer op keer overtreden.
102 In 2004 hebben we het groenboek besproken, in 2006 kwam er een ontwerpresolutie van het Parlement, en nu krijgen we een nieuwe interpretatie. Toch is er eigenlijk bijna niets gebeurd. De lidstaten doen nog steeds wat ze willen. Is het GBVB in dat opzicht mislukt? Ik zie in de praktijk geen enkele verbetering sinds 2004. Artikel 296 van het EG-Verdrag schijnt in de lidstaten en in de nationale parlementen helemaal niet bekend te zijn. Daarin wordt namelijk inderdaad een uitzonderingssituatie beschreven, en niet de regel. Daar komt nog bij dat het Europees Hof van Justitie nogmaals heeft vastgesteld dat hier juist geen algemene automatische vrijstelling geldt. Er is echter geen verbetering in zicht, hoewel het maar om zes lidstaten gaat, dat heb ik toch nog wel even willen zeggen. Een ding is duidelijk: ik wil niet dat de defensiebegrotingen stijgen, en mijn fractie wil vooral dat er bezuinigd wordt door samenwerking en synergieeffecten. Het Parlement heeft in dat verband een aantal voorstellen gedaan, bijvoorbeeld over de inhoud van de nieuwe gedragscode. Mijnheer de commissaris, misschien kunt u daar nog iets over zeggen. We hebben u en ook het Europees Defensieagentschap gevraagd om beter met ons samen te werken. Ook daar is nog niet veel van terechtgekomen. Ik zou er nogmaals op willen wijzen dat we u een voorstel hebben gedaan waardoor u eindelijk rekening kunt houden met wat iedereen in dit Parlement wil. U moet nog een aantal mechanismen voor de gunning op basis van de mededinging veranderen. We zijn namelijk net als de Commissie van mening dat er een werkelijk Europese defensiemarkt moet komen, om de kosten voor de defensietaken te verlagen en de productie efficiënter te maken. Dat is in het belang van de belastingbetaler en van de burger. 2-421
Alexander Lambsdorff, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissievoorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, allereerst zou ik de commissaris willen bedanken voor zijn inleiding. Hij heeft duidelijk gemaakt wat op dit moment het standpunt van de Commissie over dit onderwerp is. U heeft er op gewezen dat het Parlement een trouwe bondgenoot van de Commissie is. Wij staan inderdaad achter uw standpunt dat de Europese markt voor defensieopdrachten transparanter, efficiënter en opener moet worden. Dat is een belangrijke doelstelling, niet alleen voor een sterke bedrijfstak in Europa, maar ook om algemenere redenen. Ik denk dat alle collega’s dat wel met me eens zijn! Ik zou willen herinneren aan de grote meerderheid voor de resolutie over het groenboek. We hebben met belangstelling beluisterd dat u goed opschiet met de voorbereidingen van de richtlijn inzake overheidsopdrachten op defensiegebied, en dat de Commissie in de herfst een voorstel wil voorleggen. Mevrouw Weiler heeft er net op gewezen dat de defensiemarkten nog steeds sterk nationaal bepaald zijn. De overheid is de enige koper van belang van
19/06/2007 defensiegoederen, en het is waar dat veel gunningen nog steeds plaatsvinden op basis van rechtsgrondslagen die op zijn zachtst gezegd dubieus zijn. Ik ben het echter ook met mevrouw Weiler eens dat er niet veel steun is voor een verhoging van de defensiebegroting. Ik denk dat deze ontwerprichtlijn de juiste stap op de juiste weg is, we moeten gebruik maken van de reserves die de Europese defensie-industrie nog heeft om de efficiëntie te verhogen, we moeten de versnippering bestrijden, en profiteren van de schaalvoordelen. Dat is de reden, mijnheer de commissaris, waarom we blij zijn met wat u heeft gezegd over de verwachte groei, en over meer concurrentie op de Europese markt voor defensiegoederen. Ik denk dat dit ook gunstige gevolgen zal hebben voor de arbeidsmarkt voor hoger opgeleiden. We moeten een duidelijke definitie geven van de producten waarvoor een vrijstelling geldt. De bestaande regelingen zijn inderdaad niet afdoende om rekening te houden met de speciale omstandigheden van de markt voor defensieproducten. Daarom zijn we blij met het initiatief van de Commissie om de regels aan te passen aan de omstandigheden op die markt, en voor meer flexibiliteit te zorgen. Ik zou het waarderen als u zou vertellen waarom u heeft besloten om het algemene recht voor overheidsopdrachten aan te passen, en geen aparte richtlijn voor te leggen. Misschien is dat zinvol, maar ik zou daarover graag iets van u willen horen. In grote lijnen zijn we het met u eens dat het openen van deze markt zal leiden tot meer transparantie en concurrentie, en dat de belastingbetaler daar uiteindelijk van zal profiteren. Tot slot wil ik nog zeggen dat dit ontwerp voor een richtlijn volgens mij veel verder gaat dan een regeling voor het industriebeleid, of voor de interne markt. Het zal er juist toe bijdragen dat we het Europees veiligheids- en defensiebeleid verder kunnen ontwikkelen, dat we vooruitgang boeken op een gebied dat tot nu toe altijd een kerntaak van de soevereine lidstaten was. Ik verwacht niet dat de richtlijn tot een revolutie zal leiden, maar hopelijk wel tot meetbare vooruitgang op weg naar een Europees veiligheids- en defensiebeleid dat die naam werkelijk verdient. Overigens zou ik dankbaar zijn wanneer we dergelijke debatten van nu af aan in Brussel zouden kunnen voeren, en niet in Straatsburg. 2-422
Leopold Józef Rutowicz, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, op de interne Europese markt besteden we jaarlijks rond de 180 miljard euro aan defensie. Bijna de helft van dit bedrag valt niet onder de huidige wetgeving inzake overheidsopdrachten. We moeten nodig de situatie onder de loep nemen die voortvloeit uit de toepassing van artikel 296 van het Verdrag op overheidsopdrachten op defensiegebied. De interpretatieve mededeling heeft deze kwestie gedeeltelijk verduidelijkt.
19/06/2007 Met het oog op het specifieke karakter van de wapenproductie en de noodzaak deze te koppelen aan het defensiebeleid van de afzonderlijke lidstaten van de Europese Unie en de NAVO, moeten we zorgen voor de technische compatibiliteit van materieel en verbindingssystemen en een correct op elkaar afgestemde uitrusting en materieel. Er moet een nauwere samenwerking komen tussen de lidstaten, een goed functionerende defensie-industrie en goed georganiseerde leveranciers. Het opstellen van een richtlijn voor overheidsopdrachten voor defensiematerieel zou het doel van onze activiteiten moeten zijn. De stabilisatie van de defensiemarkt en de opdrachten op dit gebied zal qua werkgelegenheid en doelmatigheid een positieve invloed hebben op de sector. 2-423
Andreas Schwab (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, de basis voor dit debat is het verslag van onze vroegere collega Joachim Würmeling. Op die basis heeft de Commissie eind vorig jaar een mededeling gepubliceerd, waarin ze wilde toelichten hoe artikel 296 moest worden toegepast. De inhoud van die mededeling was echter nogal magertjes. Oorspronkelijk ging de mededeling namelijk alleen maar over niet-militaire goederen, en daardoor viel het grootste deel van de militaire aankopen automatisch onder deze vrijstelling. Daarom is het nu echt de taak van de Commissie om ervoor te zorgen dat de regels voor de gunning van overheidsopdrachten op defensiegebied ertoe leiden dat we het werk van het Europees Defensieagentschap daadwerkelijk ondersteunen, en dat we er ten tweede rekening mee houden dat er in deze sector bijzondere omstandigheden gelden, zoals vele sprekers voor mij al hebben gezegd. Daarom zou ik u drie vragen willen stellen, mijnheer de commissaris. Ten eerste: heeft een richtlijn over dit onderwerp niet automatisch de tekortkoming dat ze gebaseerd is op een mededeling die oorspronkelijk alleen maar bedoeld was voor niet-militaire opdrachten? Kunnen we met deze richtlijn dan ooit waarmaken wat we er van verwachten voor het gemeenschappelijk veiligheidsbeleid? Ten tweede: is het niet mogelijk om de lijst van 1958 bij te werken, waarin vrij duidelijk was bepaald wat de uitzonderingen waren? Die lijst is niet meer actueel, maar heeft de Commissie definitief besloten om die niet bij te werken? Ten derde: u heeft terecht gezegd dat het normale recht voor overheidsopdrachten niet bruikbaar is voor de defensiesector. Naar aanleiding van de vraag van de heer Lambsdorff zou ik toch heel graag van u willen horen hoe u met behulp van een richtlijn rekening wilt houden met de speciale omstandigheden van de defensiesector. 2-424
Karl von Wogau (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s,
103 de 27 lidstaten van de Europese Unie geven ieder jaar 170 miljard euro uit voor defensie. Die 27 lidstaten hebben twee miljoen soldaten, 10 000 tanks en 3 000 bommenwerpers. Toch waren de lidstaten van de Europese Unie niet in staat om een einde te maken aan het bloedvergieten op de Balkan, daarvoor hebben we onze Amerikaanse vrienden nodig gehad, die dit voor ons hebben opgeknapt. Waarom? Indertijd hadden we in de Europese Unie nog geen gemeenschappelijke structuren voor de besluitvorming over dergelijke missies. Een van de belangrijkste redenen waarom de Europese defensie niet efficiënt is, houdt verband met het feit dat er geen gemeenschappelijke markt voor defensieproducten bestaat, onder andere vanwege artikel 296. Ik ben ervan overtuigd dat dit artikel zal blijven bestaan. Vroeger is er buitensporig gebruik van gemaakt. Daarom kon er geen gemeenschappelijke Europese markt voor defensieproducten ontstaan. Eerst kwam er een mededeling, waarin de Commissie uitlegde wat wel en wat niet valt onder artikel 296. Ik vond dat een nuttige mededeling. Toen ging het Europees Defensieagentschap aan de slag, en legde een gedragscode vast, die volgens mij een grote stap in de juiste richting was. Nu moeten we in de Europese Unie echter nog wetgeving op dit vlak uitvaardigen. Daarom ben ik blij dat deze richtlijn nu op stapel staat. Als volksvertegenwoordigers horen we echter vaak, vooral van de lokale overheden, dat er heel veel kritiek is op de regels voor overheidsopdrachten van de Europese Unie. Daarom moeten wij als Europese afgevaardigden er heel zorgvuldig op letten dat de regels die hier worden vastgelegd ook werkelijk bruikbaar zijn op het gebied van defensie. Ze mogen de situatie niet slechter maken, ze moeten tot een verbetering leiden. Slechts dan zullen wij hiermee instemmen. We horen trouwens keer op keer dat wij Europeanen te weinig geld uitgeven voor defensie. Wanneer we voor deze sector een gemeenschappelijke markt tot stand kunnen brengen, kunnen we er tenminste voor zorgen dat we voor hetzelfde bedrag meer veiligheid krijgen. 2-425
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in reactie op de opmerkingen van de heer Harbour, de heer Lambsdorff en de heer Schwab kan ik bevestigen dat de beoogde richtlijn op het terrein van overheidsopdrachten op defensiegebied ten doel heeft rekening te houden met de bijzondere kenmerken van de defensiemarkt. Wij geven toe dat het bestaande kader slecht aansluit op de defensiemarkt. Uiteraard dienen de grondbeginselen van de regels inzake overheidsopdrachten te worden toegepast, maar de defensiesector stelt bijzondere eisen, zoals leveringszekerheid, informatieveiligheid en de noodzaak van een procedure van gunning door onderhandelingen. De heer Harbour stelde ook de compensatiekwestie aan de orde, een buitengewoon complexe aangelegenheid. Het gaat hierbij om economische compensaties die de
104 meeste lidstaten verlangen van buitenlandse leveranciers bij aanschaf van militair materieel in het buitenland. Deze compensaties zijn juridisch problematisch, politiek omstreden en economisch twijfelachtig. Directe compensaties houden rechtstreeks verband met het onderwerp van de overeenkomst inzake overheidsopdrachten. In sommige gevallen is hierop artikel 296 van het Verdrag van toepassing, indien de overeenkomst zelf is vrijgesteld op basis van dat artikel. Veruit de meeste compensaties hebben echter een indirect en niet-militair karakter. Vanuit het gezichtspunt van de Commissie is artikel 296 niet van toepassing op deze compensaties. Hierop is de communautaire wetgeving van toepassing, ook indien deze compensaties verband houden met contracten die zijn vrijgesteld op basis van artikel 296. Met andere woorden: compensaties vormen een probleem op zichzelf, ook op het gebied waarop artikel 296 van toepassing is. Indien wij dit probleem aanpakken via de defensierichtlijn, dan zouden we alleen het communautaire gedeelte van de defensiemarkt kunnen aanpakken en zouden indirecte compensaties voor contracten die op basis van artikel 296 van het Verdrag zijn vrijgesteld, buiten schot blijven. Tot slot: zoals eerder gezegd zal de opening van de nationale defensiemarkten leiden tot aanzienlijke economische winst, wat uiteindelijk ten goede zal komen aan de belastingbetaler. Om dit te bereiken moeten wij een nieuw wettelijk kader scheppen waarin bepaalde communautaire regels inzake de plaatsing van overheidsopdrachten worden aangepast aan het specifieke karakter van de defensiesector. Deze nieuwe richtlijn zal de nationale overheden meer flexibiliteit verschaffen bij de plaatsing van gevoelige overheidsopdrachten. 2-426
De Voorzitter. - Het debat is gesloten. 2-427
Verbod op de uitvoer voor en de veilige opslag van metallisch kwik (debat) 2-428
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A60227/2007) van Dimitrios Papadimoulis, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het verbod op de uitvoer voor en de veilige opslag van metallisch kwik (COM(2006)0636 - C60363/2006 - 2006/0206(COD)).
19/06/2007 voedselveiligheid willen bedanken voor hun inspanningen tot dusver. Tevens zou ik de Commissie internationale handel en de rapporteur uit hun midden, de heer Holm, willen bedanken voor hun bijdrage aan dit dossier. Kwik wordt internationaal beschouwd als een voor mensen, ecosystemen en dieren zwaar giftige stof. In eerste instantie werd kwikvervuiling gezien als een acuut lokaal probleem, maar nu wordt ingezien dat het om een wereldwijd, diffuus en chronisch probleem gaat. Hoge doses kunnen fataal zijn voor de mens en zelfs relatief lage doses kunnen een ernstig negatieve uitwerking hebben op de ontwikkeling van het zenuwstelsel. In deze context heeft de Commissie een brede gemeenschappelijke strategie voor kwik opgesteld, die in januari 2005 is goedgekeurd. De hoofddoelstelling ervan is om de hoeveelheden kwik in het milieu alsook de menselijke blootstelling eraan terug te brengen door middel van een aantal maatregelen met betrekking tot alle aspecten van de levenscyclus van kwik. Het Europees Parlement heeft met zijn in maart 2006 goedgekeurde resolutie deze strategie en de algehele benadering ervan omarmd. Het nu voorliggende voorstel beoogt de uitvoering van twee belangrijke in de strategie vastgestelde maatregelen, namelijk maatregel 5 (verbod op de uitvoer van metallisch kwik uit de Gemeenschap) en maatregel 9 (vereiste tot veilige opslag van kwik dat niet langer in de chlooralkali-industrie wordt gebruikt). Met de sluiting van de laatste actieve mijn in Almadén in Spanje vier jaar geleden is de primaire productie van kwik in de Gemeenschap tot een einde gekomen. De vanuit milieuoogpunt wenselijke geleidelijke uitbanning van de kwikceltechnologie in de chlooralkali-industrie leidt echter tot een nieuwe toevoer van kwik. Tot aan de volledige overschakeling op kwikvrije technologieën komt er in deze sector de komende jaren zo’n twaalfduizend ton overtollig kwik vrij. Het merendeel van het kwik wordt momenteel uit de EU geëxporteerd, en zo’n achthonderd ton per jaar komt ten minste gedeeltelijk terecht bij ongereguleerde en ongecontroleerde toepassingen zoals kleinschalige gouddelving. Op deze manier draagt kwik uit de EU bij aan de wereldwijde blootstelling aan deze stof. Het hoofddoel van de voorliggende verordening is deze uitvoer een halt toe te roepen en ervoor te zorgen dat kwik dat niet langer in de chlooralkali-industrie wordt gebruikt, veilig wordt opgeslagen en niet opnieuw in het milieu terecht kan komen.
2-429
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is mij een genoegen om dit debat over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het verbod op de uitvoer voor en de veilige opslag van metallisch kwik te mogen openen. Ik zou graag de rapporteur en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en
Op basis van de milieueffectbeoordeling stelt de Commissie voor om de vereiste om kwik veilig op te slaan eveneens van toepassing te verklaren op twee andere industriële bronnen van kwik, namelijk de reiniging van aardgas en kwik dat bij het winnen en smelten van non-ferrometalen als bijproduct ontstaat.
19/06/2007 De opslagverplichting vloeit logischerwijs voort uit het exportverbod, aangezien de kleine overgebleven interne markt voor kwik niet in staat zal zijn de hoeveelheden in kwestie op te nemen. Door middel van hergebruik en herwinning zal ervoor kunnen worden gezorgd dat er ook in de toekomst kwik beschikbaar zal zijn voor de overgebleven toegestane toepassingen ervan. De opslag zal geregeld worden binnen het juridisch kader van de richtlijn betreffende het storten van afval, met enkele voor kwik op maat gesneden aanvullingen op veiligheidsgebied. De Commissie had tot doel een eenduidig en eenvoudig wetsvoorstel op tafel te leggen, gebaseerd op solide kennis, waarbij overeenkomstig het beginsel van beter wetgeven wordt getracht het bedrijfsleven en de overheid alle overbodige administratieve rompslomp te besparen. Met het voorstel wordt geen juridische actie ondernomen op de aandachtsgebieden waarvoor de milieueffectbeoordeling geen gedegen gronden heeft opgeleverd voor een dergelijk optreden, of waar er geen duidelijk beeld is ontstaan over de mogelijke effecten ervan. Tevens zou ik willen benadrukken dat de bedrijfstak in kwestie, namelijk de chlooralkalisector heeft aangegeven achter dit voorstel te staan en bereid te zijn een vrijwillige verbintenis aan te gaan. Uit hoofde hiervan zou de bedrijfstak zich ertoe verplichten om hooggekwalificeerde opslagbedrijven te selecteren en ervoor te zorgen dat er kerngegevens over de kwikstromen ter beschikking worden gesteld. De Commissie is van plan om deze verbintenis officieel te erkennen overeenkomstig de uitgangspunten en procedures die zijn vastgelegd in de in 2002 goedgekeurde mededeling inzake overeenkomsten op milieugebied. Met dit voorstel wordt niet beoogd de gehele kwikstrategie te implementeren, maar wordt er doelbewust voor gekozen zich te richten op een aantal onderdelen ervan. Er wordt hard gewerkt aan de overige onderdelen van de strategie. 2-430
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), rapporteur. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, waarde collega’s, kwik en kwikverbindingen zijn uitermate giftige stoffen. Zelfs in kleine hoeveelheden zijn ze schadelijk voor hart en bloedvaten en voor ons afweer- en voortplantingsysteem. Kwik kan in het milieu worden omgezet in methylkwik en in de voedselketen worden opgenomen, met name in een aquatisch milieu. In de stad Minamata in Japan hebben in 1956 8 000 mensen het leven verloren omdat zij vis met een hoog kwikgehalte hadden gegeten. Kwik is een mondiaal probleem en moet op internationaal vlak met gecoördineerde maatregelen worden aangepakt. De Europese Unie zou weinig
105 overtuigend zijn in haar pleidooi voor vermindering van de vraag naar en het aanbod van kwik, als zij tegelijkertijd een van de hoofdleveranciers van kwik in de wereld zou blijven. De ontwerpverordening van de Commissie is een unieke kans om een cyclus van export van deze gevaarlijke stof te sluiten. Ik ben bijzonder voldaan over het feit dat zowel de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid als de Commissie juridische zaken de dubbele rechtsgrondslag hebben verworpen en artikel 175 als enige rechtsgrondslag hebben gekozen. De verordening is immers bedoeld voor de bescherming van het milieu en de volksgezondheid. Wat de datum van inwerkingtreding van het uitvoerverbod betreft, heb ik een eenvoudig en redelijk verzoek: laten wij in het Europees Parlement consequent blijven ten aanzien van de resolutie inzake de gemeenschappelijke kwikstrategie die wij in maart 2006 met overgrote meerderheid hebben aangenomen. Daarom vraag ik u voor amendement 43 te stemmen. Dan zijn wij consequent ten opzichte van de door het Europees Parlement tot uiting gebrachte standpunten. Mijns inziens moeten in het exportverbod ook de kwikverbindingen en kwikhoudende producten worden opgenomen die nu al aan gebruiksen handelsbeperkingen zijn onderworpen in de Europese Unie. Daarmee hebben wij trouwens ook in maart vorig jaar ingestemd. Welke boodschap geven wij, geachte collega’s, de derde landen als wij de kwikhoudende producten die in de Europese Unie wegens hun gevaarlijkheid verboden zijn, naar hen zouden uitvoeren? Hebben wij het “bon pour l’Orient” in ons oor geknoopt? Wat het verbod op invoer van kwik betreft, heeft het geen zin om enerzijds uit de Europese Unie afkomstig kwik op te slaan en anderzijds kwik voor gebruik in de Europese Unie in te voeren. Wij doen een beroep op het gezonde verstand. Het aanbod is tegenwoordig trouwens groter dan de vraag, overeenkomstig gegevens van de Commissie, en men gaat ervan uit dat deze situatie zich in de toekomst zal voortzetten. Wat betreft de verplichting tot opslag van metallisch kwik dat niet meer in de chlooralkali-industrie wordt gebruikt – en weer beweeg ik mij langs de lijnen van de door het Europees Parlement aangenomen resolutie – vraag ik dat in afwachting van de geschikte technologie voor de definitieve verwijdering van kwik in bij voorkeur vaste vorm, kwik tijdelijk in herwinbare vorm wordt opgeslagen, ofwel in ondergrondse zoutmijnen of in bovengrondse installaties die uitsluitend daarvoor bestemd zijn en uitgerust voor tijdelijke opslag. Anders zal deze giftige stof in het menselijk lichaam worden opgeslagen. Wij hebben het ook niet over miljoenen tonnen. De resterende hoeveelheden kwik in de chlooralkali-industrie worden geraamd op 12 000 ton, wat – gezien de grote dichtheid van de stof – neerkomt op 1 000 kubieke meter.
106 Om constante bewaking te kunnen verzekeren vraag ik tevens om de invoering van een fundamenteel kader met voorwaarden voor opslag, dat wil zeggen met veiligheidsvoorschriften, regelmatige verslaglegging, informatie-uitwisseling en sancties overeenkomstig het beginsel "de vervuiler betaalt" in geval van nietnaleving. De verantwoordelijkheid tijdens tijdelijke opslag moet liggen bij de eigenaar van de opslaginstallatie, terwijl de lidstaten de administratieve en financiële verantwoordelijkheid moeten dragen voor een veilige definitieve verwijdering. Daarom vraag ik de lidstaten een fonds in het leven te roepen dat wordt opgebouwd uit financiële bijdragen van de chlooralkali-industrie, opdat de noodzakelijke middelen kunnen worden veiliggesteld. Ook vraag ik om de opstelling van een register van kopers en verkopers van en handelaren in kwik om een regelmatig toezicht op de in- en uitvoer mogelijk te maken. Geachte collega’s, wij moeten ons verzetten tegen een afgezwakte verordening, tegen een verordening die het door de burgers gewenste niveau van bescherming van de volksgezondheid en het milieu niet biedt. Het verzoek om een uitvoerverbod en het opslagprobleem moeten aan de hand van deze criteria worden aangepakt. De kosten voor toekomstige investeringen zijn relatief gering vergeleken met de exponentiële voordelen die daaruit zullen voortvloeien. De Europese Unie of het Europees Parlement moet het voortouw nemen in deze inspanningen voor het uit de handel nemen van kwik in heel de wereld. Ik hoop dat wij met onze besluiten van morgen hieraan zullen bijdragen. 2-431
Jens Holm (GUE/NGL), rapporteur voor advies van de Commissie internationale handel. – (SV) Het is de hoogste tijd om dit belangrijke besluit over het verbod de uitvoer van metallisch kwik te nemen. Er zullen niet veel mensen zijn die zich hiervan bewust zijn, maar de EU is feitelijk de grootste exporteur ter wereld van deze stof. Meer dan 1 000 ton wordt elk jaar van de EU naar andere landen geëxporteerd. Dat is bijna een derde deel van de hele wereldhandel in metallisch kwik. Het gevaarlijke kwik komt bijna uitsluitend terecht in ontwikkelingslanden, waar het grote schade aanricht. Ik ben verheugd dat ik een standpunt kan innemen over een goed doordacht verslag van mijn collega Dimitrios Papadimoulis. Dat verslag handelt niet alleen over het verbieden van de uitvoer van metallisch kwik. Het gaat ook over de veilige opslag van die gevaarlijke stof, iets dat ik erg positief vind. Ik ben vooral verheugd dat de heer Papadimoulis een aantal aanzienlijke verbeteringen heeft ingebracht in het voorstel van de Commissie. Een aantal van die verbeteringen zijn: de uitbreiding van deze verordening tot kwikhoudende producten en kwikverbindingen, de uitbreiding van het verbod, tot de invoer,
19/06/2007 dat het verbod eerder van kracht wordt dan de Commissie voorstelt, dat wil zeggen 2010 in plaats van 2011, het opzetten van een systeem voor het volgen van de handel in kwik om de controle op kwik te vergroten, ondersteuning van de ontwikkelingslanden om over te schakelen op moderne, kwikvrije technologieën. Deze veranderingen liggen precies in de lijn van wat ik als rapporteur voor advies van de Commissie internationale handel heb voorgesteld en dus ben ik hier erg dankbaar voor. Het enige dat mij zorgen baart is de eis van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa over een stemming in onderdelen. Een stemming in onderdelen zou belangrijke delen van dit overigens uitstekende verslag kunnen ondermijnen. Houd dan ook vast aan de lijn van de rapporteur om het milieu en de volksgezondheid te beschermen en kies niet voor de marktbenadering van de ALDE-Fractie. Morgen moet de EU dus zijn verantwoordelijkheid nemen en ophouden levensgevaarlijk kwik te dumpen in ontwikkelingslanden. Het is echt de hoogste tijd. Met onze veranderingen en verbeteringen zal de EU ook zijn historische verantwoordelijkheid nemen door de landen in het Zuiden te steunen bij de overstap van het gebruik van kwik op schonere technieken. Dat zal de gezondheid van duizenden mensen en ons gemeenschappelijke milieu beschermen en dat is niet slecht! 2-432
Manuel Medina Ortega (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie juridische zaken. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie juridische zaken heeft geen enkele moeite gehad met het onderwerp rechtsgrondslag, want het doel van deze maatregel is niet de uitvoering van handelsbeleid – dus is artikel 133 niet van toepassing – maar de bescherming van de gezondheid, zodat artikel 175 van toepassing is. Om die reden heeft de Commissie juridische zaken voorgesteld dat artikel 175 de enige rechtsgrondslag is, met alle gevolgen vandien vanuit procedureel oogpunt. Dit gezegd hebbende, mijnheer de Voorzitter, zou ik als afgevaardigde van een land dat in historisch opzicht zeer verbonden is geweest met de kwikhandel, willen vaststellen dat amendement 40 inzake de opslag van kwik dat is ingediend door de heer Callanan, veel nauwkeuriger is dan de tekst die de Commissie had voorgesteld met betrekking tot artikel 3, lid 1, onder a). Om die reden, mijnheer de Voorzitter, zou ik, na deze rechtsgrondslag voorgesteld te hebben, ook om steun voor amendement 40 van de heer Callanan willen vragen. 2-433
Martin Callanan, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals u allen hier allicht weet is het voorstel voor de verordening inzake het verbod op de uitvoer van metallisch kwik en de veilige opslag ervan in overeenstemming met hetgeen is vastgelegd in de door ons in maart 2006 goedgekeurde kwikstrategie.
19/06/2007 De PPE-DE-Fractie staat achter de algehele doelstellingen van de verordening. Kwik dient op een veilige manier te worden verwijderd en opgeslagen, ter bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu. De kwikceltechnologie wordt geleidelijk aan vervangen door de uit milieuoogpunt en wat energiezuinigheid betreft superieure membraanceltechnologie. Als gevolg hiervan komt er in de hele Europese Unie overtollig kwik vrij. Met deze verordening wordt beoogd te voorkomen dat dit afgedankte kwik op de wereldmarkt terechtkomt. In mijn ogen is het Commissievoorstel voor het overgrote deel aanvaardbaar en vertegenwoordigt het de meest werkbare aanpak. Er zijn met betrekking tot de datum van inwerkingtreding van het uitvoerverbod amendementen ingediend om deze te vervroegen. Deze amendementen genieten niet onze steun. In juni 2005 is voorafgaand aan de Milieuraad uitgebreid hierover gesproken, en is er in de tevens in het Commissievoorstel opgenomen conclusies van de Raad gekozen voor het jaar 2011. Wat mij betreft is er sinds dat besluit van Raad niets veranderd, en ik zou het zeer onwenselijk vinden deze buitengewoon moeilijke beslissingen weer open te breken. Dit kan alleen maar leiden tot uitstel van de inwerkingtreding van het verbod, zeker als er een prikkel van uit gaat om opnieuw te bekijken of een uitvoerverbod überhaupt de beste manier is om de EUdoelstellingen te behalen. De datum waarvoor is gekozen, schijnt tevens de meeste steun te genieten van het leeuwendeel van de lidstaten en, ook niet onbelangrijk, van de vele andere betrokken partijen. Er is in overleg met de Spaanse autoriteiten en de Minas de Almadén voor deze datum gekozen om voldoende tijd te reserveren voor de reorganisatie en herstructurering van dit bedrijf, hetgeen naar mijn mening onze volledige steun verdient. Ik ben geen voorstander van de voorstellen om ook de invoer van kwik en kwikverbindingen te verbieden. Gezien de hoeveelheden die binnen de EU vrijkomen van de uit bedrijf genomen chlooralkalifabrieken is het absoluut onwaarschijnlijk dat er ook maar enige commerciële prikkel zal bestaan voor enige invoer, en bestaat er op dit moment dus geen enkele noodzaak tot een invoerverbod. De markt is heel wel in staat zichzelf te reguleren. Evenzo zijn we geen voorstander van een uitbreiding van het uitvoerverbod. We zijn het met de Commissie eens dat metallisch kwik kwantitatief gezien verreweg de meest relevante stof is in vergelijking met kwikverbindingen en kwikhoudende producten, en dat een uitbreiding van het uitvoerverbod op dit moment geheel voorbarig is. Bovendien zouden bedrijven eenvoudigweg naar elders verhuizen en doorgaan met produceren. Is het echt aan ons om voor andere landen zaken te gaan reguleren? Ik denk van niet. Voor beide uitbreidingen van het Commissievoorstel is verder onderzoek nodig naar betere reguleringsprincipes,
107 alsook naar de kosten en effecten voor de huidige bedrijfstak. 2-434
Miguel Angel Martínez Martínez, namens de PSEFractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, u denkt misschien dat kwik slechts een giftig metaal is waar we van af moeten en dat u alleen op de thermometer heeft gezien toen u koorts had. Maar kwik doet mij ook aan Almadén denken, een plaats in de provincie waar ik vandaan kom en waar de mijnen de bakermat van de arbeidersbeweging in Spanje vormden. Kwik doet mij denken aan de duizenden mannen en vrouwen die er eeuwenlang van hebben geleefd, honderden gezichten en namen, vrienden met wie ik als afgevaardigde van de socialisten de afgelopen dertig jaar heb samengewerkt, die ik dingen heb uitgelegd, heb overtuigd en gesteund met alternatieven om de paradox te overwinnen dat de vooruitgang van de mensheid, die het kwik uit de weg ruimde, hun verdwijning bleek in te luiden. Deze mensen hebben onze krachtsinspanning begrepen en hebben enkele dagen geleden wederom hun vertrouwen uitgesproken door in hun gemeenten op de kandidaten van de Socialistische Partij te stemmen. Terwijl ik vandaag aan deze vrienden denk en hun opnieuw mijn belofte doe, wil ik u, dames en heren, bedanken voor uw begrip dat zich heeft vertaald in de tekst die door de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid is goedgekeurd en die wij morgen met enkele amendementen zullen verbeteren. In deze tekst komen drie gunstige passages voor die in Almadén met dank, interesse en hoop ontvangen zullen worden. Ten eerste wordt geadviseerd om specifieke communautaire compensatie te verlenen, in het bijzonder voor de sociaaleconomische vooruitgang van Almadén en haar omgeving. Ten tweede wordt geadviseerd om in eerste instantie aan Almadén te denken bij de studie naar de geschikte locatie voor de opslag van kwik om al het kwik dat nog in Europa aanwezig is, veilig op te slaan. Ten derde, gezien de in Almadén aanwezige ervaring en bekendheid met de behandeling van kwik, zegt het gezonde verstand dat kwik daar opgeslagen zou moeten worden waar meer dan 80 procent van het bestaande kwik in de Europese Unie al op volstrekt veilige wijze is opgeslagen. Een provinciegenoot vertelde mij dat als kwik van Almadén naar een andere plek gebracht zou worden, dit hetzelfde zou zijn als de piano naar de kruk schuiven in plaats van de kruk naar de piano om een concert te kunnen geven. Ten slotte zijn wij dankbaar voor de consistente opstelling van degenen die voorstellen dat de export en overige activiteiten met kwik tot 2010 kunnen plaatsvinden, zoals we hebben gezegd in het verslagMatsakis, en dat daarbij 1 december als datum wordt aangegeven zodat kwik wat langer in omloop kan blijven.
108 Met het goedkeuren van de resolutie morgen zal het Parlement zich zeker in een goede positie manoeuvreren om zijn medebeslissingstaak te vervullen in de desbetreffende procedure met de Raad. 2-435
Marios Matsakis, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik zou graag mijn oprechte complimenten willen overbrengen aan de heer Papadimoulis voor zijn uitstekende verslag en hem willen bedanken voor de goede samenwerking met de schaduwrapporteurs. Over het geheel genomen kan worden gezegd dat de rapporteur heeft getracht het Commissievoorstel enigszins aan te scherpen, hetgeen wat een aantal onderwerpen betreft geheel terecht is. Desalniettemin is dit voor twee specifieke aandachtsgebieden niet geheel wijs noch realistisch. Het gaat hierbij allereerst om het voorstel de datum van inwerkingtreding te vervroegen tot 2009. Wij achten dit onpraktisch en niet haalbaar. Naar onze mening dienen we ons te houden aan de eerder in de kwikstrategie vastgelegde datum van 1 januari 2010. Het tweede punt is ietwat controversiëler van aard, en wel de opslag van metallisch kwik. Ik heb het idee dat de controversie hieromtrent vooral het gevolg is van de verwarring over wat tijdelijke en permanente opslag in de praktijk nu precies inhouden. Als kwik kan worden opgeslagen in plaatselijke zoutmijnen of andere officieel goedgekeurde en daarvoor geschikte plaatsen, en dat onder strenge voorwaarden en met algeheel toezicht en veiligheidsgaranties voor duizenden jaren in het verschiet, dan is dat wat mij betreft voldoende. Het is niet nodig om in dit stuk wetgeving uitdrukkelijk de verplichting op te nemen om dit kwik opnieuw naar boven te halen en het dwars door Europa naar een nieuwe, meer permanente opslagplaats te vervoeren. Indien de wetgever in de toekomst de mogelijkheid krijgt om zijn beleid op nieuwe technologieën te baseren, waarmee het veilig wordt om opgeslagen kwik op een specifieke manier te behandelen of te verplaatsten naar een nieuwe locatie, dan weet ik zeker dat dit ook inderdaad gedaan kan en zal worden, ongeacht hetgeen we nu in deze wetgeving vastleggen. Tot slot nog het volgende: laten we ons gezond verstand gebruiken en de dingen in verhouding en in perspectief blijven zien. Tot voor kort kon kwik, en in vele gevallen kan het dat nog steeds, in elk huishouden, bij elke dokter of tandarts, en in elk ziekenhuis worden aangetroffen in de vorm van thermometers, barometers, bloeddrukmeters, tandvullingen, enz. We moeten van dat kwik af zien te komen, maar het is noch een zwaar besmettelijk dodelijk virus, noch een zenuwgasverbinding die al bij de geringste blootstelling eraan dodelijk is. Laten we daarom, bij de behandeling van dit verslag, proberen de zaken niet te overdrijven en om niet al te overdreven eisen te stellen. 2-436
19/06/2007 VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ Ondervoorzitter 2-437
Leopold Józef Rutowicz, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, doel van de verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het verbod op de uitvoer voor en de veilige opslag van metallisch kwik, is te voorkomen dat deze stof in het ecosysteem terecht komt en een schadelijke uitwerking heeft op mensen en dieren. In de jaren 1990-2000 zijn de lidstaten erin geslaagd de kwikemissie op mondiaal niveau met 60 procent terug te dringen. Ondertussen is deze emissie wereldwijd met 20 procent toegenomen. In de jaren veertig vonden mijn vrienden en ik wat kwik en hadden we er plezier in dat de munten die we erin onderdompelden, zilverkleurig werden. Tegenwoordig is de maatschappelijke houding ten opzichte van kwik diametraal het tegenovergestelde. Met het oog op de giftigheid ziet de industrie in toenemende mate af van processen waarbij kwik wordt gebruikt. Hoewel mijn mening over de ontwerpverordening positief is, wil ik toch een paar kanttekeningen plaatsen. Ten eerste moet kwikafval zo snel mogelijk permanent worden opgeslagen, waarmee we de tijdelijke opslag kunnen beperken. Ten tweede moeten de opslagplaatsen zo dicht mogelijk in de buurt zijn, zodat we het transport van kwikafval door Europa kunnen vermijden. Ten derde mogen er pas nieuwe methoden worden ingevoerd voor het gebruik van kwikafval als deze grondig zijn uitgewerkt en beproefd. We moeten er rekening mee houden dat de bedrijfstak zich bewust is van het gevaar en zelf al probeert het gebruik van kwik terug te dringen. De amendementen 11, 12, 15, 23-27 bij het voorstel van de Commissie zijn daarom ongegrond. 2-438
Carl Schlyter, namens de Verts/ALE-Fractie. – (SV) Metallisch kwik is gevaarlijk voor de gezondheid en het milieu, en we zitten nu met 12 000 ton kwik die opgeslagen moeten worden. Dat klinkt misschien veel, maar die hoeveelheid zou maar de helft van deze Kamer vullen. Daarom zou het vreemd zijn als we het kwik overal heen zouden sturen en het op een heleboel verschillende plaatsen en in onveilige opslagplaatsen zouden opslaan. Dat is de reden waarom ik tegen de poging van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa ben om van het kwik af te komen: omdat het maar een tijdelijke oplossing is. Een permanente oplossing moet helemaal veilig zijn. De enige absoluut veilige oplossing is het eens en voor altijd stabiliseren van het kwik. Kwiksulfide is bijna volledig onoplosbaar, zodat het veilig opgeslagen kan worden. Als het niet gestabiliseerd is kunnen we niet een heleboel verschillende, slecht controleerbare opslagplaatsen hebben. Daarom verzet ik mij tegen amendement 40, omdat het de veiligheid op het werk ondermijnt.
19/06/2007 Het is belangrijk dat we het eens worden over een en dezelfde datum, 1 januari 2010, hetgeen blijkt uit amendement 43, voorgesteld door mijn fractie. Dat verbiedt zowel de import als de export van alle kwikhoudende producten, hetgeen resulteert in een alomvattende benadering van het probleem. Al het andere zou op een cynische export van kwik neerkomen. Wij weten dat de chlooralkali-industrie met de export moet stoppen. Als die kans krijgt om nog een jaar na het intreden van het exportverbod te blijven exporteren, zal die industrie zijn voorraad metallisch kwik lozen en er voor betaald krijgen. Het kwik zal dan door goudzoekers in de Amazone gebruikt worden en enorme riviergebieden vernietigen door de verontreiniging ervan met kwik. Het is belangrijk dat het verbod ingevoerd wordt op 1 januari 2010, anders ondermijnen we de essentie van het exportverbod. 2-439
Jaromír Kohlíček, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Geachte collega’s, er wordt over kwik gesproken in termen van "zwaar metaal" en "uitermate gevaarlijk voor de voedselketen". In soortgelijke termen kunnen we het hebben over vele andere zware metalen, van chroom en nikkel tot uranium en plutonium. Laten we wel zijn, niet alleen zware metalen, maar ook vele lichte elementen uit het periodiek systeem kunnen in grotere hoeveelheden gezondheidsklachten veroorzaken. Een bekend voorbeeld daarvan is de door beryllium veroorzaakte berylliosis. Naast een metaal dat bij inname in metallische toestand zware schade kan veroorzaken, is kwik tevens een zeer belangrijke stof in talrijke technische toepassingen. In het verleden zouden tandartsen en goudsmeden nergens zijn geweest zonder kwik en was elektrolyse onmogelijk geweest. Dit geldt bijvoorbeeld evenzo voor de instrumentele chemische analysemethode waarbij gebruik wordt gemaakt van de kwikdruppelmethode. Voor deze zogeheten polarografie kreeg de Tsjechische wetenschapper Heyrovský de Nobelprijs voor de scheikunde. De mogelijke toepassingen van kwik en kwikverbindingen in de industrie – uiteraard onder naleving van de strengst mogelijke milieunormen – zijn een gewichtig vraagstuk. Ik ben er niet geheel van overtuigd dat opslag van kwik en kwikverbindingen op een centrale plaats wel de beste oplossing is. Hetzelfde geldt voor de vraag hoe lang de overgangsperiode voor de inwerkingtreding van de verordening dient te zijn. Ik heb het idee dat de in amendement 8 vastgelegde overgangsperiode voor een aantal lidstaten te kort is. Daarom heb ik de nodige bedenkingen bij het voorstel, ook al is het waar dat gebruik en opslag van kwik en kwikverbindingen in de meeste lidstaten onderwerp zijn van strenge controle door de desbetreffende instanties. Het is voor mij onaanvaardbaar dat er in het verordeningsvoorstel een taak is weggelegd voor niet nader in de verordening genoemde ngo’s. Ook al ben ik
109 een warm voorstander van tolerantie en openheid, toch vind ik dat dit niet in een verordening inzake een verbod op de uitvoer van metallisch kwik en de veilige opslag ervan thuishoort. In dit soort toezicht door maatschappelijke organisaties is reeds op andere terreinen van Europese wetgeving voorzien. Ik zie niet in waarom zoutmijnen of de mijnen van Almadén in Spanje de beste plek zouden zijn voor de opslag van kwik en kwikverbindingen. Het ontgaat mij uiteraard niet dat de stopzetting van de winningsactiviteiten leidt tot sociale problemen voor de mijnwerkers. In de Tsjechische Republiek en andere lidstaten in Midden- en Zuid-Europa zijn in de afgelopen jaren tientallen grote mijnen gesloten, zonder dat er zich ook maar iemand in een verordening van de Europese Unie druk heeft gemaakt over de enorme werkloosheid die daarvan het gevolg was. Verder lijkt me dat de bodem van metaalmijnen wel eens een betere opslagplaats zou kunnen zijn dan zoutmijnen. Verder sta ik volledig achter de plannen om iets te doen aan stoffen die minder dan 5 procent kwik bevatten. Trouwens, over het algemeen bevatten ook overal in Europa aanwezige gesteenten zware metalen, zoals kwik. Deze komen als gevolg van erosie in de Europese waterlopen terecht. Daarom bevat een rivier als de Elbe altijd een bepaalde concentratie kwik en andere zware metalen. Maar dat is dus een natuurlijk fenomeen. Weer een andere kwestie betreft het water uit oude mijnen en de onttrekking van kwik aan oude afvalstortplaatsen en zuiveringsslib. Hierdoor kan er ernstige milieuvervuiling optreden. Maar uiteraard kan deze verordening hier verder niets aan doen. Tot slot zou ik graag eenieder die aan deze verordening heeft meegewerkt, willen bedanken voor de prettige samenwerking. In de wetenschap en de techniek ligt er voor kwik en kwikverbindingen een grote toekomst in het verschiet. Met de verordening wordt hier mede de nadruk op gelegd, en daarom heeft deze onze steun. 2-440
Irena Belohorská (NI). – (SK) Allereerst wil ik de rapporteur, de heer Papadimoulis, bedanken voor het feit dat hij in zijn verslag de noodzaak duidelijk heeft gemaakt van een verbod op de uitvoer van kwik, kwikverbindingen en kwikhoudende producten. Dat is zeer belangrijk voor ons in de Europese Unie, want de Europese Unie is een van de grootste exporteurs van kwik ter wereld. Aangezien deze stof extreem giftig is, vooral voor kinderen, moeten wij voor bescherming zorgen, niet alleen bij de productie of het gebruik van kwik, maar ook tijdens de opslag of verwerking van kwikafval. In hoge doses kan kwik fataal zijn voor mensen; lagere doses kwik die zich in het lichaam hebben opgehoopt, kunnen voor ernstige kwalen zorgen in immuniteits-, cardiovasculaire en voortplantingssystemen. De industrie produceert enorme hoeveelheden kwik, bijvoorbeeld in de vorm van bijproducten in de
110 chemische industrie, bij het reinigen van aardgas of bij het winnen en smelten van non-ferrometalen in de metaalindustrie. Wij moeten nagaan of wij met de uitvoer van overtollig kwik naar derde landen, vooral ontwikkelingslanden, die de grootste gebruikers van kwik zijn, kwik echt kwijtraken. Veel ontwikkelingslanden hebben geen geld om moderne milieuvriendelijke technologieën te ontwikkelen en houden minder streng toezicht. Ik ben het met de rapporteur eens en steun zijn standpunt dat de Europese Unie niet met twee maten moet meten – dat betekent dat een product dat in de Europese Unie niet wordt gebruikt niet moet worden uitgevoerd naar landen die geen wetgeving inzake het gebruik van kwik hebben. Dit moeten wij niet alleen vanwege de noodzaak van milieubescherming en natuurbehoud beseffen; wij mogen ook niet vergeten dat het kwik terug kan komen in de vorm van residuen in voedsel of via vervuilde rivieren, om nog maar te zwijgen van het risico dat lokale arbeiders en bewoners eraan worden blootgesteld. Met betrekking tot kwik en kwikhoudende producten moet de Europese Unie ervoor zorgen dat de kwikvoorraden zijn afgestemd op de behoeften en de vraag. Overtollig kwik moet op duurzame wijze worden verwijderd in overeenstemming met de richtlijn betreffende gevaarlijk afval, die wij hebben aangenomen. Tegelijkertijd is het noodzakelijk strenger te controleren en bij niet-naleving van de regels strenger te straffen. Ik ben het met de rapporteur eens dat fabrikanten die in het productieproces kwik produceren verantwoordelijk moeten zijn voor de veilige opslag en duurzame verwijdering ervan. Dit is ook belangrijk voor het waarborgen van blijvende groei in de industrie en het stimuleren van de overschakeling naar nieuwe alternatieve technologieën die niet van kwik afhankelijk zijn. Als onderdeel van onze hulp aan ontwikkelingslanden moeten wij meer nadruk leggen op het gebruik van zulke technologieën op plaatsen waar het milieu door deze gevaarlijke chemische stof is verwoest. 2-441
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, de onderhavige verordening maakt deel uit van een geheel dat gebaseerd is op de communautaire strategie inzake kwik. De communautaire milieuwetgeving is in deze zitting bijgewerkt in lijn met deze strategie. Ik ben blij dat wij nu een fase hebben bereikt waarin onze houding ten opzichte van de uitvoer van kwik wordt herzien. De Europese Unie is immers de grootste exporteur ter wereld van deze stof. Het staat buiten kijf dat kwik en zijn vele verbindingen giftig zijn voor mens en milieu, en de kosten voor de samenleving in verband met de schade aan de volksgezondheid en het milieu zijn veel hoger dan voorheen werd gedacht. De in de verordening bepaalde verboden en de criteria voor opslag zijn ook een duidelijke boodschap voor de wereld buiten de Europese
19/06/2007 Unie. Wij nemen onze verantwoordelijkheid voor deze schade. Cruciaal in de milieuwetgeving is het besef dat de gekozen middelen niet alleen in ecologisch maar ook in sociaal opzicht duurzaam zijn. Milieuoverwegingen spreken voor een snelle invoering van het uitvoerverbod op kwik, zoals de heer Papadimoulis terecht zegt. Wij kunnen ons in het licht van andere realiteiten echter niet overhaasten. Het gevaar bestaat namelijk dat de gevonden oplossing elders voor een aantal nieuwe problemen zorgt. Het uitvoerverbod in de Gemeenschap moet ingaan op een moment dat in harmonie is met andere internationale beperkende maatregelen die worden nagestreefd. Aangezien het nog enkele jaren vergt om een internationale overeenkomst te bereiken, is het goed de Commissie te steunen in het tijdsschema van het uitvoerverbod. Volgens dat schema zou de uitvoer van kwik per 1 juli 2011 worden verboden. Dit wordt door vrijwel alle lidstaten gesteund. Hetzelfde geldt voor het voorstel om kwikverbindingen bij het uitvoerverbod te betrekken. Wij kunnen de Commissie vragen om een voorstel voor de uitbreiding van het toepassingsgebied wanneer wij voldoende weten over de verstrekkende gevolgen ervan. Het is nu niet nodig een geforceerde stap te nemen. Laten wij doorgaan met het door ons gekozen beleid en wat kwik betreft één probleem tegelijk oplossen. 2-442
Gyula Hegyi (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, kwik is niet alleen een metaal, maar al met al ook een eeuwenoud onderdeel van onze cultuur en beschaving. De mens is altijd al gefascineerd geweest door kwik, en men geloofde in de magische krachten ervan. Ook speelde kwik eeuwenlang een cruciale rol in de alchemie en de zwarte kunsten. Kwik is het enige vloeibare metaal ter wereld en een magnifiek materiaal dat diepe bewondering afdwingt, een wonder der natuur. Maar volgens de nieuwste inzichten is kwik eveneens een gevaarlijke stof, en zouden we onszelf en de toekomstige generaties moeten beschermen tegen de giftige werking ervan. De mijnwerkers in de traditionele kwikmijnen, hoofdzakelijk in Spanje, leiden een hard en eerzaam leven, echter in de wetenschap dat het laatste uur heeft geslagen voor hun oude beroep. We dienen respect te betrachten voor de tradities van de mijnwerkers, maar met dien verstande dat de noodzaak tot een verbod buiten kijf staat. De Europese Unie is reeds overgegaan tot een verbod op het gebruik van kwik en kwikhoudende materialen op haar grondgebied. Nu willen we tevens overgaan tot een verbod op de uitvoer ervan. De reden daarvan is dat ons de gezondheid van mensen in andere landen en op andere continenten aan het hart gaat. Hopelijk zet onze beslissing andere landen ertoe aan om hun verbruik van kwik eveneens terug te schroeven.
19/06/2007 Als schaduwrapporteur van de socialistische fractie heb ik in een geest van solidariteit overleg gevoerd met onze Spaanse collega’s. Hun kijk op de zaak was voor mij van cruciaal belang. Verder heb ik me laten leiden door de resolutie van het Parlement van maart 2006. Onze beslissing dient een goede afweging te zijn van milieuoverwegingen aan de ene en de belangen van het bedrijfsleven aan de andere kant. Wat de ingangsdatum van het verbod betreft zijn er verschillende voorstellen gedaan: 2011 door de Commissie, 2009 door de rapporteur en 2008 door de ngo’s. Ik heb besloten om 1 december 2010 voor te stellen, een acceptabel compromis overeenkomstig de resolutie van het Parlement van vorig jaar. Andere data en deadlines dienen aan te sluiten bij deze spildatum. Als we op vrijwillige basis overgaan tot een verbod op de uitvoer van kwik, dan is het niet meer dan logisch om de invoer ervan ook te verbieden. Wat de opslagplaats betreft waren er verschillende voorstellen. Spanje had Almadén, Duitsland een zoutmijn en andere landen stelden verhardingsprocedés voor. Aangezien er nog geen definitieve oplossing voorhanden is, zou het onverstandig zijn om te stemmen voor amendementen waarmee specifieke mogelijke oplossingen van tevoren worden uitgesloten. Ook wil ik u oproepen u te scharen achter het voorstel van onze Spaanse socialistische collega’s om compensatie te verlenen voor Almadén, de grootste kwikmijn in Europa. Het verbod dient van toepassing te zijn op elk materiaal dat 5 procent of meer kwik bevat. Ook moeten we een aantal mazen zien te dichten, want het is namelijk erg goedkoop om kwik om te zetten in kalomel. Het is voor eenieder van ons buitengewoon belangrijk om met behulp van een vereenvoudigd compromispakket een steentje bij te dragen aan het bereiken van een overeenkomst, want anders komt er chaos van en komt er vóór de volgende Parlementsverkiezingen waarschijnlijk geen enkele verordening van de grond. Als schaduwrapporteur heb ik gestreefd naar een compromis. Een goed compromis is meer in het belang van de burger dan uitgestelde discussies die uiteindelijk helemaal geen enkele verordening opleveren.
111 We weten dat zware metalen het zenuwstelsel aantasten, zoals onlangs nog is aangetoond in onderzoek dat is gepubliceerd in het tijdschrift The Lancet, en dat ze vooral bij kinderen permanent en onomkeerbaar hersenletsel veroorzaken. Daarom moet het ons eerste doel zijn om de hand te houden aan dit verbod op de uitvoer. We zouden onze geloofwaardigheid op het internationale toneel verspelen wanneer we zouden zeggen: onszelf willen we beschermen, maar de uitvoer staan we toe. 2-444
Thomas Ulmer (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, kwik is overal te vinden, en het passeert bijvoorbeeld de placenta. Kwik is een metaal dat bij kamertemperatuur vloeibaar is en gemakkelijk verdampt. De grenswaarde in het bloed voor metallisch en anorganisch kwik is 25 microgram, en voor organische kwikverbindingen 100 microgram. Ik wil het vandaag niet hebben over de gevolgen van kwikvergiftigingen. U weet allemaal ongetwijfeld wat er in Minamoto in Japan is gebeurd. Het gaat dus niet alleen maar om financiële voor- en nadelen voor onze Gemeenschap, het gaat ook om de bescherming van de volksgezondheid, en van het milieu. Het verslag van de heer Papadimoulis, die ik wil bedanken voor zijn werk, betekent het einde van de uitvoer uit Europa van kwikverbindingen, en het begin van een veilige opslag van het bestaande materiaal. Het is zinvol om tegelijkertijd ook de uitvoer te verbieden van alle kwikverbindingen waarvoor een alternatief bestaat, en dat is bij vrijwel alle toepassingen het geval. Aangezien wij een gevaarlijke stof uitvoeren, zijn we op basis van de nu beschikbare informatie bovendien niet in staat om de kopers te dwingen om de traceerbaarheid te garanderen, en volgens de WTO-regels mogen we dat ook niet doen. Dat betekent dat het maar zeer de vraag is waar dit kwik terecht komt, en dat het dus heel goed mogelijk is dat het weer terugkeert in de Gemeenschap. Artikel 175 van het Verdrag is volgens mij een goede rechtsgrondslag voor deze verordening. Met het oog op de toxicologische aspecten is het zinvol om de regels aan te scherpen, de termijnen in te korten, en de bepalingen voor de in- en uitvoer ook toe te passen op kwikverbindingen. Over de termijnen valt nog wel te onderhandelen, zodat we nog tot een akkoord kunnen komen.
2-443
Hiltrud Breyer (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, kwik moet zo snel mogelijk volledig worden verboden. Het is toch cynisch dat we gevaarlijke producten bij ons van de markt halen, maar de uitvoer naar andere landen toegestaan blijft?
Voor de definitieve opslag van kwik zijn we aangewezen op verder onderzoek, omdat er nergens ter wereld al een betrouwbare methode is ontwikkeld voor de opslag op grote schaal. Het gaat om duizenden tonnen.
We weten dat kwik zich via het water en door de lucht verspreidt. Uiteindelijk kan het ook bij ons terecht komen, en schadelijke gevolgen hebben voor de volksgezondheid. Het is toch absurd dat de Commissie een waarschuwing publiceert, waarin staat dat zwangere vrouwen en kinderen per week niet meer dan honderd gram tonijn mogen eten, omdat daar zoveel kwik in zit?
Ik stem in met de oorspronkelijke versie van het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. 2-445
Åsa Westlund (PSE). – (SV) Ik wil rapporteur Papadimoulis bedanken voor zijn uitstekende werk. Afgelopen herfst heb ik meegedaan aan een onderzoek waarbij een monster van mijn haar werd genomen en op
112 kwik werd onderzocht. Opmerkelijk genoeg had ik eigenlijk een relatief hoge hoeveelheid kwik in mijn lichaam, iets dat erg verontrustend is. Ik ben zwanger en heb hoge kwikwaarden die het kind dat ik draag nu dreigen te schaden en ertoe kunnen leiden dat het kind als volwassene concentratieproblemen krijgt. De hoge kwikwaarden zijn ook verontrustend omdat ik uit een land kom dat redelijk ver is gekomen bij het afschaffen van kwik. Wij gebruiken niet langer kwikthermometers en we gebruiken grotendeels geen amalgaam meer om onze tanden mee te vullen. En toch had ik grote hoeveelheden kwik in mijn lichaam. Er bestaan goede alternatieven voor kwik. Rekening houdend met de grote effecten die kwik op de gezondheid heeft, zouden we het uit moeten bannen, niet alleen hier in Europa maar ook in de rest van de wereld. Juist vanavond houden we ons bezig met het instellen van een exportverbod en het vinden van een veilige manier om gebruikt kwik op te slaan om ervoor te zorgen dat we niet meewerken aan de verspreiding van kwik over de wereld. Ik heb me ervoor ingezet dat het exportverbod zo snel mogelijk van kracht wordt en dat het wordt uitgebreid tot kwikhoudende producten, opdat het niet omzeild kan worden. Ik heb me er ook voor ingezet dat we ons vandaag niet vastpinnen op een bepaalde opslagmethode omdat we nu nog niet weten welke techniek het beste is voor de uiteindelijke opslag. Het kwik moet nu dus maar op veilige, doch tijdelijke plaatsen opgeslagen worden. In de toekomst hoop ik dat vrouwen over de hele wereld vis kunnen eten uit wateren dicht bij hen zonder dat ze ontwikkeling van hun kind dreigen te schaden. 2-446
Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dit is een strijd waarin wij allen zij aan zij moeten staan: het is een kwestie van gezondheid, ja van algemeen welzijn. We kennen de gevaren, de kwaadaardige effecten van kwik, waardoor de gezondheid van wie ermee in aanraking komt, ernstig wordt geschaad. Deze problematiek is sinds de industriële revolutie alleen maar erger geworden en heeft onwaarschijnlijke vormen aangenomen. Sinds Minamata en de reeks gruwelen die deze industrieramp teweeg heeft gebracht, weten we des te beter dat kwik verschrikkelijk gevaarlijk is. Toch zijn we verder gegaan alsof er niets aan de hand was, of bijna. Al die tijd hebben inheemse bevolkingsgroepen in gebieden waar goud wordt gewonnen, zoals in Frans Guyana, zware offers gebracht aan de god Kwik, evenals diegenen die, aan de andere kant van de aardbol, onder onvoorstelbare omstandigheden, ons industriële, elektronische en andersoortige afval recyclen, en niet te vergeten de arbeiders in Europa die werkzaam zijn in de batterijrecyclingsector.
19/06/2007 Ja, het is de hoogste tijd om ons van dit gif te ontdoen, en er is maar een oplossing: een klinkklaar verbod bij ons en elders op de wereld, want dit gif komt overal terecht, ook bijvoorbeeld in de organen van ijsberen, die leven in streken waar kwik noch geproduceerd noch toegepast wordt. Ik betreur dat de voorstellen van mijn fractie voor een sneller verbod het niet hebben gehaald en dat ondergrondse opslag niet is afgekeurd. Het is nu echter niet het moment om ontevreden te zijn, maar om te zorgen voor een zo groot mogelijke meerderheid om dit gevaarlijke metaal definitief in de ban te doen. 2-447
Pilar Ayuso (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, in dit voorstel voor een verordening wordt geopperd om de uitvoer van metallisch kwik uiterlijk met ingang van 1 juli 2011 te verbieden, en parallel daaraan omvat het maatregelen over de veilige opslag van overtollig kwik dat vooral gaat ontstaan door het verwijderen van kwikcellen uit chlooralkali-installaties. Over heel Europa gerekend bevatten deze cellen naar schatting zo’n 12 000 ton kwik. Vervroeging van de termijn om de uitvoer van metallisch kwik te verbieden druist in tegen de consensus die zowel door het Parlement werd bereikt toen we over de communautaire strategie inzake kwik debatteerden, als via het akkoord dat de Commissie met Euro Chlor, de Europese federatie van de chlooralkaliindustrie, heeft gesloten. Deze heeft ingestemd met de beëindiging, per 1 juli 2011, van de export van kwik en ik vind dat deze afspraken gerespecteerd moeten worden, waarbij onder geen beding de datum waarop het verbod op de export van kwik ingaat, vervroegd mag worden.
Het overtollige kwik dat van de chlooralkaliindustrie afkomstig is, moet worden opgeslagen omdat dit noodzakelijk is. De in maart 2006 goedgekeurde resolutie over de communautaire strategie inzake kwik stelt dat "de mogelijkheid dient te worden onderzocht of Almadén kan worden gebruikt voor de veilige opslag van bestaande metallische kwikvoorraden of van kwikmetaal dat in Europa gesubproduceerd wordt, maar geen kwikhoudende artikelen die afval zijn geworden, zodat gebruik gemaakt wordt van de aldaar bestaande infrastructuur, arbeidskrachten en technologische deskundigheid". Ik wil er ook aan herinneren dat de tekst van de communautaire strategie duidelijk het historische belang erkent dat kwik voor Almadén heeft, evenals de noodzaak om deze regio voor dit alles te compenseren. Afsluitend wil ik zeggen dat ik tegen de amendementen ben waarin wordt voorgesteld om kwik niet in vloeibare, maar alleen in vaste vorm op te slaan. Gezien de huidige
19/06/2007 stand van het onderzoek zijn we niet in staat om kwik te stollen. Daarom moet kwik vloeibaar worden opgeslagen, wat bovendien op een zeer veilige manier mogelijk is zonder dat er vervuilende kwikdamp vrijkomt. 2-448
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil nu graag even nader ingaan op de belangrijkste amendementen. De amendementen 1, 7, 8, 9, 20, 21, 22 en 44 houden een wezenlijke uitbreiding in van de werkingssfeer van het voorstel doordat er een uitvoerverbod op cinnabererts, kalomel, kwikverbindingen en bepaalde kwikhoudende producten in wordt voorgesteld, evenals een invoerverbod. De Commissie acht deze amendementen ofwel overbodig ofwel onvoldoende gestaafd. Als er geen kwik meer wordt gedolven in de Gemeenschap, dan is er ook geen noodzaak tot een uitvoerverbod op cinnaber-erts. In dezelfde lijn: de Gemeenschap is altijd een enorme exporteur geweest van kwik, maar nooit importeur. In de milieueffectbeoordeling wordt geconcludeerd dat de secundaire bronnen van kwik, namelijk hergebruik en terugwinning, zullen kunnen voorzien in de vraag naar kwik in de Gemeenschap. Wat kwikverbindingen en kwikhoudende producten betreft, is er eerst aanvullende informatie nodig om zo’n uitbreiding te kunnen rechtvaardigen. Op dit moment is het onmogelijk om goed in te schatten wat het mogelijke effect van een dergelijke maatregel op het bedrijfsleven en de samenleving zijn zou, zowel binnen de Gemeenschap als in derde landen. In termen van beter wetgeven is het aanwenden van wetgeving ter voorkoming van een hypothetisch probleem nou niet bepaald aanbevelenswaardig. In een aantal amendementen, namelijk nummer 12, 25, 27, 28, 29 en 45, wordt langetermijnopslag of definitieve verwijdering van metallisch kwik uitgesloten, zodat er alleen nog tijdelijke opslag overblijft. Er dient op te worden gewezen dat er vooralsnog geen enkele vanuit milieutechnisch en economisch oogpunt haalbare oplossing bestaat voor de stabilisering van kwik alvorens het wordt verwijderd. De amendementen 6, 24 en 36 impliceren dat voor de opslag van kwik de voorkeur zou moeten uitgaan naar de voormalige Almadén-mijn. De Commissie is zich terdege bewust van de economische en sociale gevolgen van de sluiting van de mijn en de beëindiging van de handelsactiviteiten ter plekke. Desalniettemin wil zij de marktpartijen niet één enkele opslagplaats opleggen. De amendementen 8, 10, 13, 30 en 32 leiden tot een verzwaring van de administratieve last voor zowel het bedrijfsleven, de lidstaten als de Commissie. De Commissie zet grote vraagtekens bij de potentiële effecten en voordelen van deze zeer gedetailleerde vereisten, afgezet tegen de kosten ervan.
113 Wat de rechtsgrondslag betreft waarnaar in amendement 2 wordt verwezen, wil ik u erop wijzen dat het Commissievoorstel in overeenstemming is met hetgeen het Europees Hof van Justitie heeft bepaald met zijn uitspraken in de zaken C-94/03 en C-178/03 met betrekking tot het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van chemische stoffen. Met het pleidooi voor de toepassing van handelsgerelateerde maatregelen als beleidsinstrument op het gebied van milieu, sluit ons voorstel hier in sterke mate op aan. Om die reden is het niet mogelijk het amendement betreffende de rechtsgrondslag over te nemen. Amendement 17 en amendement 34, waarin wordt opgeroepen tot het toevoegen van een artikel over sancties voor overtreding van de bepalingen, zijn wel aanvaardbaar voor de Commissie. Al met al kan de Commissie acht van de voorgestelde vijftig amendementen volledig, gedeeltelijk of in beginsel aanvaarden. Ik zal het secretariaat van het Parlement een overzicht doen toekomen van het standpunt van de Commissie met betrekking tot de verschillende amendementen1. 2-449
De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats. Schriftelijke verklaringen (artikel 142 van het Reglement) 2-449-500
James Nicholson (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Het is zonneklaar dat we op een voorzichtige en veilige wijze met kwik dienen om te springen. Het onderhavige verslag gaat over een gewichtig en veelomvattend onderwerp, namelijk het transport van kwik bij de in- en uitvoer ervan, de opslag van deze stof, alsook een tijdspad richting een in- en uitvoerverbod. Ik sta volledig achter de Commissievoorstellen hoe deze kwestie te reguleren en ik geloof dat dit over het geheel genomen een goede zaak is. Ik schaar me achter de opmerking van de Commissie dat dit verslag aansluit bij de in maart vorig jaar goedgekeurde kwikstrategie, en wil de Commissie veel sterkte wensen bij de werkzaamheden in verband met die strategie. Dit verslag is er slechts één in een lange rij, een rij van verslagen waarin ook zal worden gekeken naar andere zaken, zoals bijvoorbeeld de toepassing van kleine hoeveelheden kwik in de tandtechnische bedrijfstak. Ik twijfel er niet aan dat er ook nog hard gewerkt wordt aan andere strategische kwesties. 2-450
Bijlage – Standpunt van de Commissie Verslag-Papadimoulis (A6-0227/2007)
1
Standpunt van de Commissie over de amendementen van het Parlement – zie bijlage.
114 De Commissie kan de volgende acht amendementen volledig, gedeeltelijk of in beginsel aanvaarden: 3, 4, 5, 14, 17, 23, 31, 34. De amendementen die de Commissie niet kan aanvaarden zijn: 1, 2, 6 tot en met 13, 15, 16, 18 tot en met 22, 24 tot en met 30, 32, 33, 35 tot en met 50. 2-451
Hulp aan door de nachtvorst getroffen landbouwers (debat) 2-452
De Voorzitter. - Het laatste agendapunt is het debat over de mondelinge vraag (O-0026/2007) van Zdzisław Zbigniew Podkański, Roberta Angelilli, Liam Aylward, Peter Baco, Sergio Berlato, Adam Bielan, Martin Callanan, Paulo Casaca, Sylwester Chruszcz, Brian Crowley, Marek Aleksander Czarnecki, Joseph Daul, Albert Deß, Valdis Dombrovskis, Hanna FoltynKubicka, Maciej Marian Giertych, Béla Glattfelder, Bogdan Golik, Genowefa Grabowska, Dariusz Maciej Grabowski, Małgorzata Handzlik, Mieczysław Edmund Janowski, Michał Tomasz Kamiński, Sergej Kozlík, Ģirts Valdis Kristovskis, Urszula Krupa, Wiesław Stefan Kuc, Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk, Bogusław Liberadzki, Marcin Libicki, Astrid Lulling, Jan Tadeusz Masiel, Cristiana Muscardini, Seán Ó Neachtain, Péter Olajos, Neil Parish, Bogdan Pęk, Józef Pinior, Mirosław Mariusz Piotrowski, Umberto Pirilli, Paweł Bartłomiej Piskorski, Zita Pleštinská, Jacek Protasiewicz, Bogusław Rogalski, Dariusz Rosati, Wojciech Roszkowski, Leopold Józef Rutowicz, Eoin Ryan, Jacek SaryuszWolski, Andreas Schwab, Czesław Adam Siekierski, Francesco Enrico Speroni, Grażyna Staniszewska, Andrzej Jan Szejna, Konrad Szymański, Csaba Sándor Tabajdi, Salvatore Tatarella, Witold Tomczak, Bernard Wojciechowski, Janusz Wojciechowski, Andrzej Tomasz Zapałowski en Roberts Zīle, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, aan de Commissie over hulp aan door de nachtvorst getroffen landbouwers (B6-0126/2007). 2-453
Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN), auteur. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, natuurrampen zijn een van de grootste problemen waar Europa en de rest van de wereld tegenwoordig mee te kampen hebben. Alleen al in de jaren 1990-2006 hebben zich op Europees grondgebied onder meer 31 gevallen van droogte voorgedaan, 102 aardbevingen, 344 overstromingen, 58 bosbranden en 170 zware stormen. Deze rampen hebben enorme materiële en menselijke verliezen teweeggebracht, hetgeen hulp aan de getroffenen onontbeerlijk maakte. Dit jaar is ons opnieuw een gevoelige slag toegebracht in de vorm van nachtvorst in het voorjaar. Deze nachtvorst heeft voornamelijk in de Noord-, Midden- en OostEuropese landen de groente- en fruitteelt schade berokkend. In Polen bijvoorbeeld daalde de temperatuur in sommige gebieden tussen de -7 en -12 graden Celsius. Volgens schattingen van het Instituut voor Fruit- en Bloementeelt in Skierniewice zal de oogst door deze
19/06/2007 nachtvorst aanzienlijk lager zijn dan vorig jaar. Er zullen rond de 60-70 procent minder appels worden geoogst, rond de 80 procent minder peren, rond de 90 procent minder pruimen, rond de 40-50 procent minder morellen, en rond de 50 procent minder aalbessen. De oogst van zoete kersen, perziken, abrikozen en walnoten is bijna volledig verloren gegaan. Momenteel wordt in Polen de schade opgemaakt. Volgens de Bond van Tuinbouwers loopt deze in de miljarden złoty. Tienduizenden boerenfamilies hebben hun volledige jaarinkomen verloren zien gaan, en daarmee hun bestaansbasis en kansen op herstel van de productie in het komende jaar. Enkele duizenden eigenaren van groente- en fruitverwerkingsbedrijven wachten op hulp. Deze mensen moeten geholpen worden, onafhankelijk van hun woonplaats en economische activiteiten. De Europese Commissie en de nationale regeringen moeten solidair hulp bieden. Op 11 november 2002 is met een verordening van de Raad het Solidariteitsfonds van de Europese Unie opgericht. Nu moeten we de middelen uit dit Solidariteitsfonds aanspreken. Wanneer niet voldaan wordt aan de criteria van het fonds, moeten we een beroep doen op andere steunmiddelen. Deze hulp is vooral noodzakelijk voor de nieuwe lidstaten, wier landbouwproductie niet volledig gesubsidieerd wordt uit de Europese begroting, wat wel geldt voor de oude lidstaten. De nieuwe lidstaten betalen het gemeenschappelijk landbouwbeleid grotendeels uit hun eigen begroting. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om mijn hartelijke dank uit te spreken voor de steun die wij hebben gekregen bij onze pogingen extra subsidies voor de nieuwe lidstaten te vinden en zou u willen vragen degenen die nu het zwaarst getroffen zijn niet te vergeten... (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) 2-454
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u graag hartelijk danken voor deze vraag en de geachte afgevaardigden verzekeren dat de Commissie zich volledig van de situatie bewust is. Niet alleen in Polen, maar ook in Hongarije, de Tsjechische Republiek en Slowakije zijn fruitboeren getroffen door de vorst. De Commissie zal de ontwikkelingen in deze sector van nabij blijven volgen. Uit hoofde van de huidige gemeenschappelijke marktordening voor groenten en fruit bestaat er helaas geen mogelijkheid tot directe steunverlening aan door slecht weer of natuurrampen getroffen producenten. De GMO levert EU-steun aan producentorganisaties en groepen van producenten met betrekking tot hun door de GMO goedgekeurde operationele programma’s. Tot op zekere hoogte kunnen hiermee verliezen worden gecompenseerd.
19/06/2007 In het voorstel voor de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening heeft de Commissie voorgesteld om de crisisbeheersingsinstrumenten veelomvattender te maken, alsook om het producentenorganisaties mogelijk te maken cofinanciering van de EU te ontvangen, ter dekking van de kosten van oogstverzekeringen en, in een latere fase, om onderlinge stabilisatiefondsen op te richten. Wat betreft de mogelijkheid tot het verlenen van staatssteun kunnen lidstaten onder bepaalde voorwaarden gebruik maken van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1857/2006. Op grond van deze bepalingen kan een hulpprogramma voor de compensatie van door vorstschade veroorzaakte verliezen worden gevrijwaard van de meldingsplicht. Ingeval het beoogde hulpprogramma niet volledig voldoet aan de in de verordening gestelde bepalingen, kan de lidstaat het alsnog aanmelden uit hoofde van de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en bosbouwsector 2007-2013. Ik wil hier nog aan toevoegen dat de lidstaten eveneens gebruik kunnen maken van het de minimis-mechanisme. In dat geval is de hulp beperkt tot een totaal bedrag van drieduizend euro per ontvanger in drie jaar tijd, met dien verstande dat er in de bijlage van de verordening voor elke lidstaat een maximumbedrag is vastgelegd. Uit hoofde van de wetgeving met betrekking tot plattelandsontwikkeling hebben de lidstaten twee mogelijkheden om steun te verlenen aan producenten die schade hebben geleden als gevolg van een natuurramp. In de eerste plaats kunnen lidstaten specifieke maatregelen treffen tot herstel van het productiepotentieel van een bepaald landbouwproduct dat is ondermijnd door een natuurramp, waaronder de mogelijkheid tot het treffen van passende preventieve maatregelen. Het huidige ontwerpvoorstel voor het Poolse plattelandsontwikkelingsprogramma voor 20072013 voorziet echter niet in de opname van zulke maatregelen in het programma. De Commissie is bereid deze mogelijkheid desgewenst met de Poolse autoriteiten te bespreken. De tweede mogelijkheid wat betreft plattelandsontwikkelingssteun vloeit voort uit de force majeure-regel van het plattelandsontwikkelingsbeleid. Wanneer land en have ernstig te lijden hebben gehad onder een natuurramp en de boer niet in staat is om de desbetreffende verplichtingen die hij uit hoofde van het plattelandsontwikkelingsprogramma is aangegaan na te komen, dan kan een lidstaat besluiten dit als een geval van force majeure te bestempelen. Dit houdt in dat boeren die kunnen putten uit plattelandsontwikkelingssteun, deze niet hoeven terug te betalen. Milieumaatregelen in de landbouw behoren tot de meest relevante maatregelen als het gaat om force majeure. Indien de ontvanger als gevolg van een natuurramp gedurende een bepaald jaar niet in staat is om zijn
115 verplichtingen na te komen, dan krijgt hij in dat jaar niets of slechts een deel uitbetaald. De ontvanger hoeft de betalingen die hij gedurende de rest van de looptijd van de overeenkomst heeft ontvangen echter niet terug te betalen. De lidstaat wordt hierbij uitgenodigd om de verschillende aspecten van dit geval te bespreken met de Commissiediensten. Wat de toepasselijkheid van force majeure betreft is het van belang op te merken dat de begunstigde hiervan melding moet maken bij de desbetreffende instantie, vergezeld van het nodige bewijsmateriaal, en wel binnen tien werkdagen vanaf de dag dat de begunstigde hiertoe in de gelegenheid is. 2-455 Czesław Adam Siekierski, namens de PPE-DE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, bijna elk jaar hebben we in Europa te maken met verschillende natuurrampen. Zo zijn er droogten geweest, enorme neerslag die leidde tot overstromingen, of wervelwinden. Dit jaar heeft de nachtvorst ons parten gespeeld. Deze vorst deed zich eind april, begin mei voor in de noordelijke en oostelijke delen van Midden-Europa. Aan de grond daalde de temperatuur zelfs tot -10 graden Celsius, wat enorme schade in de landbouwsector heeft veroorzaakt. Onder andere voorjaarsgroenten, appels, peren, morellen en zoete kersen, pruimen en het zachte fruit hebben van deze lentevorst te lijden gehad. In sommige gebieden van Polen zijn de verliezen zo hoog, dat de financiële situatie van veel boerenbedrijven fundamenteel is verslechterd. Tot nog toe hebben Poolse land- en tuinbouwers hun productie zelden verzekerd, aangezien een verzekering zeer kostbaar is en zij zich deze simpelweg niet kunnen permitteren. De nachtvorst heeft niet alleen mijn land getroffen, ook land- en tuinbouwers in Duitsland, Nederland, Tsjechië, Slowakije, Oostenrijk en Hongarije en zelfs in NoordRoemenië hebben schade opgelopen, zij het in mindere mate. Commissaris, er is nu samenhangende actie vereist, niet alleen om de getroffen landbouwers, tuinbouwers en groente- en fruitverwerkers financiële steun te verlenen, maar vooral ook om oplossingen te vinden waarmee de schadelijke gevolgen van natuurrampen worden tegengegaan of geneutraliseerd, aangezien natuurrampen zich door de klimaatverandering steeds vaker zullen voordoen. 2-456
Luís Manuel Capoulas Santos, namens de PSEFractie. – (PT) In tegenstelling tot de meeste economische activiteiten wordt landbouw – uiteraard – in de open lucht bedreven. Landbouwers zijn dus vaak overgeleverd aan allerhande met het klimaat samenhangende rampen waarop ze geen enkele invloed kunnen uitoefenen. Het mag niet zo zijn dat landbouwers die het slachtoffer van dergelijke natuurrampen worden op liefdadigheid zijn aangewezen, hetzij op nationaal niveau, hetzij op
116 communautair niveau. Ze dienen rechten te krijgen, zodat iedereen binnen Europa op eenzelfde behandeling kan rekenen. Dat was ook mijn benadering toen ik als rapporteur een ontwerpresolutie moest opstellen over de landbouwaspecten van natuurrampen, een resolutie die één jaar geleden is aangenomen. Eén van de voorstellen die ik destijds heb gedaan behelsde het opzetten van Europees verzekeringssysteem om op dit soort situaties een antwoord te formuleren. Dat systeem zou uit drie bronnen gefinancierd moeten worden – de landbouwers zelf, de lidstaten en de EU. Ik sluit me dus aan bij de oproep om solidariteit te tonen met de getroffen landbouwers en vraag de Commissie verder of ze van plan is het voorstel dat hier een jaar geleden door een overweldigende meerderheid in dit Parlement is aangenomen, concrete vorm te geven. Volgens dit voorstel zou er een verzekeringssysteem moeten worden opgezet; dat systeem zou geen extra druk op de communautaire begroting uitoefenen. Als de Commissie bereid is zo'n systeem op te zetten, wanneer kunnen we dan een daartoe strekkend voorstel verwachten? 2-457
Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, er doen zich steeds weer natuurrampen voor en het begint nu tijd te worden dat de Commissie snel een antwoord formuleert op dit soort situaties. Ik wil om te beginnen onze solidariteit betuigen met de Poolse landbouwers die onlangs getroffen zijn door vorst, als gevolg waarvan het grootste deel van de groente- en fruitoogst van dit jaar verloren is gegaan. We dringen erop aan dat deze landbouwers alle nodige steun ontvangen. De Commissie moet in haar antwoord ook solidariteit tonen. We vestigen bovendien de aandacht op de hagelbuien en zware stormen die Portugal in mei geteisterd hebben en die ernstige schade hebben toegebracht aan de landbouw in Murça, Sobral de Monte Agraço, Azambuja, Torres Vedras, Alenquer, Alvito, Vidigueira en Cuba. Wij betuigen hier solidariteit met al de getroffen landbouwers en roepen u op deze landbouwers de hulp te geven die ze nodig hebben. Al deze gevallen tonen aan dat de landbouwers als eersten de schok van klimaatverandering krijgen te verwerken. Het is daarom van cruciaal belang dat we overheidsbeleid formuleren om het inkomen van de landbouwers te garanderen, ook als er zich crises voordoen en de oogsten als gevolg van klimaatgerelateerde problemen verloren gaan, of dat nu vorst of hagel, overstromingen of droogte betreft. Het is tijd om een door de Gemeenschap gefinancierd publiek verzekeringssysteem in te voeren. Het is echter ook van belang dat de markten voor landbouwproducten beschermd worden en dat er een nieuw landbouwbeleid wordt opgezet dat deel uitmaakt van het lokale en regionale ontwikkelingsbeleid, waarbij de strategieën voor verschillende sectoren op elkaar worden afgestemd om daar aldus samenhang in aan te brengen.
19/06/2007 Er moet dus een nieuwe strategie voor de landbouw worden uitgestippeld, een strategie die rekening houdt met natuurlijke voordelen en tegelijk de groei van de productie en het productieniveau garandeert. Bij de productiesystemen dient rekening te worden gehouden met de klimatologische eigenschappen van elke regio. We moeten bovendien streven naar het verbeteren van de kwaliteit van het voedsel, en daarbij het inkomen en de levensstandaard van de landbouwers verhogen, zodat jonge landbouwers een toekomst hebben. De landbouwstrategie dient tot slot de voedselsoevereiniteit waarop elk land recht heeft te verzekeren. 2-458
Béla Glattfelder (PPE-DE). – (HU) Boeren hebben vreselijke schade geleden, niet alleen in Polen maar ook in Hongarije. Van veel boeren is de hele oogst vernietigd. Uit de woorden van mijnheer de commissaris is duidelijk gebleken dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid de boeren momenteel weinig perspectief biedt. Het is overduidelijk dat de huidige wetgeving in de eerste plaats de verantwoordelijkheid bij de lidstaten legt om hulp te bieden aan boeren die in de problemen zijn gekomen. We moeten voor de oplossing van dit probleem nu dus blijkbaar nog in Warschau en Boedapest zijn, maar in de toekomst moet hier verandering in komen. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft de mogelijkheid om iets goeds uit te richten. Natuurrampen kunnen namelijk niet worden beschouwd als een in te calculeren risico dat hand in hand gaat met de marktwerking en de landbouwproductie. De Europese Unie moet solidair zijn met de boeren. We moeten ons inspannen voor het opzetten van een Europese instelling die in de toekomst gemeenschappelijke hulp moet bieden; dit is nodig, want als de afhandeling van dergelijke kwesties ook in de toekomst in de eerste plaats onder de bevoegdheid van de lidstaten blijft vallen, kan dit tot ongelijkheid leiden, aangezien de verschillende lidstaten hierin alle een andere reactie kunnen vertonen. In de ene lidstaat krijgen de boeren hulp, in een andere lidstaat niet, waardoor niet wordt voldaan aan de eis van gelijke concurrentievoorwaarden. Daarom wil ik de Europese Commissie vragen zo snel mogelijk een voorstel op tafel te leggen op basis waarvan een Europese instelling voor wederzijdse bijstand in het leven kan worden geroepen. 2-459
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) De vorst die eind april en begin mei Poolse fruit- en groentetelers trof, heeft mogelijk 90 procent van hun jaarlijkse oogst vernietigd. De grillen van het weer hebben ook in Slowakije de telers van die gewassen niet gespaard. Volgens berichten is 80 à 100 procent van de fruitoogst door de vorst vernietigd, afhankelijk van de locatie en het soort gewas. Ik woon in een regio dicht bij de Slowaaks-Poolse grens en ik kan zien dat klimaatrampen
19/06/2007
117
in verschillende regio’s niet alleen gevolgen hebben voor boeren, maar indirect ook de werkloosheid kunnen verhogen en tot nog grotere regionale verschillen kunnen leiden. Het voortbestaan van de fruittelers komt zelfs in gevaar wanneer de Europese Unie hen niet steunt. De Europese Unie moet een schadevergoedingsmechanisme introduceren om de verliezen te compenseren die het gevolg zijn van natuurrampen. De Europese Unie mag ook de handelscontacten niet vergeten die gedurende een lange periode zijn opgebouwd. Een mogelijke oplossing is om binnenlandse telers toe te staan geïmporteerd fruit direct aan hun langetermijnklanten te verkopen. Dit betekent gerichte kortetermijnhulp van de Europese Unie en maakt het fruittelers mogelijk in de toekomst concurrerend te blijven. Een van de grondbeginselen van de Europese Unie is solidariteit en daarom roep ik de Europese Commissie op concrete maatregelen te nemen en solidariteit te tonen met de fruittelers wier oogst door de vorst in vernietigd. 2-460
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, nog slechts één ding. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Podkański wil ik erop wijzen dat het Solidariteitsfonds geen uitkeringen verstrekt in verband met door individuele boeren geleden inkomstenderving. Ik wil de afgevaardigden hartelijk danken voor hun bijdragen aan het debat, en ik zal mijn collega Mariann Fischer Boel op de hoogte brengen van de punten van zorg die hier naar voren zijn gebracht. 2-461
De Voorzitter. - Ik wil u, commissaris, en uw team bedanken dat u zo lang bent gebleven. 2-462
De Voorzitter. - Het debat is gesloten. 2-463
Agenda van de volgende vergadering: zie notulen 2-464
Sluiting van de vergadering 2-465
(De vergadering wordt om 23.10 uur gesloten)
118
19/06/2007 INHOUD
DINSDAG 19 JUNI 2007........... Error! Bookmark not defined. Opening van de vergadering ....... Error! Bookmark not defined. Ingekomen stukken: zie notulen.. Error! Bookmark not defined. Debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen ................... Error! Bookmark not defined. Situatie in Palestina (debat) ........ Error! Bookmark not defined. Crisis bij de Equitable Life Assurance Society – Verslag van de Enquêtecommissie (debat)Error! Bookmark not defined. Maatregelen ten behoeve van jonge vrouwen in de Europese Unie om gezin en studies met elkaar te verzoenen (debat)......... Error! Bookmark not defined. Indieningstermijn amendementen: zie notulen......Error! Bookmark not defined. Stemmingen ................. Error! Bookmark not defined. Stemverklaringen ......... Error! Bookmark not defined. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen......................... Error! Bookmark not defined. Samenstelling Parlement ............ Error! Bookmark not defined. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen ................... Error! Bookmark not defined. Conclusies van de bijeenkomst van de G8 Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling halverwege (debat) ....... Error! Bookmark not defined. Werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU in 2006 (debat)Error! Bookmark not defined. Onderzoeksmissie naar de regio's Andalucía, Valencia en Madrid (debat)......... Error! Bookmark not defined. Vragenuur (vragen aan de Commissie) ................Error! Bookmark not defined. Specifieke problemen bij de omzetting en uitvoering van wetgeving inzake overheidsopdrachten en het verband van deze wetgeving met de agenda van Lissabon (debat) .................................... Error! Bookmark not defined. Vrijstellingen van de internemarktregels voor overheidsopdrachten op defensiegebied op basis van artikel 296 van het EG-Verdrag (debat)................Error! Bookmark not defined. Verbod op de uitvoer voor en de veilige opslag van metallisch kwik (debat) Error! Bookmark not defined. Hulp aan door de nachtvorst getroffen landbouwers (debat) ......................... Error! Bookmark not defined. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen Error! Bookmark not defined. Sluiting van de vergadering ........ Error! Bookmark not defined.