Uitgegeven door de Generale Conferentie van de International Missionary Society Seventh Day Adventist Church Reform Movement P.O. Box S, Cedartown, GA 30125, U.S.A. (Correspondentie) 625 West Avenue, Cedartown, GA 30125, U.S.A. (Bezoekadres) Tel.: (+1) 770-748-0077 Fax: (+1) 770-748-0095 e-Mail:
[email protected] Internet: www.sda1844.org Nederlandse vertaling en druk verzorgd door de Gemeente van Zevende-Dags Adventisten, Reformatiebeweging Middachterlaan 2, 6955 JC Ellecom, Nederland Tel. 0313-416 222 Fax 0313-450 661 e-Mail:
[email protected] Internet: www.zdareformatie.org
Voorwoord Wanneer belangstellenden Bijbelstudies krijgen maar de onderwijzing wordt gezien als leuke informatie en theorie, zonder effect op de geest en de levensstijl van de leerling, welke conclusie kun je dan trekken? Als er tijd wordt gegeven om na te denken, maar er is nog steeds geen geestelijke interesse en er zijn geen geloofservaringen gemaakt, wat moet je dan denken? Als de leerlingen toeschouwers blijven die genieten van het horen van mooie muziek en vervolgens weggaan en alles vergeten wat hen werd getoond, zullen ze dan enig voordeel krijgen? Is een boom die geen vrucht voortbrengt van enige waarde? Wat dient er te gebeuren in een zaadje voordat het vrucht kan produceren? Wat is de geestelijke kracht die het mogelijk maakt voor iemand om prachtige geestelijke ervaringen met God en de mens te hebben? De heilige Schrift verwijst naar het geloof, een levend geloof, en stelt dat “het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet.” Hebreeën 11:1. “Zonder geloof” in het geestelijk leven “is het onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.” Hebreeën 11:6 (NBG’51). “Alleen oprecht geloof in Christus kan ons een ingang in Gods stad veiligstellen. Geloof in Christus, uitgedrukt in het leven en karakter, geopenbaard in liefde voor God en voor onze broeders, maakt van de menselijke vertegenwoordiger een kracht in de wereld en in de gemeente. Ik ben verdrietig te zien dat velen dit geloof en liefde niet hebben; want dit zijn de tekenen van onze christenheid, het getuigenis dat wij kinderen van God zijn. Waar geloof in Christus zal de afvallige doen herstellen van de verwikkelingen van de wereld, en hem van dag tot dag in dienst nemen, hetgeen zijn broeders ervan weerhoudt terug te vallen. Dit is het werk dat God van elke ziel verlangt.” –Lake Union Herald, 17 november 1909. Maar zo kostbaar als het is in de ogen van de Heer, wordt het ware geloof steeds zeldzamer naarmate het einde van deze wereld nadert. Jezus wist dat dit zou gebeuren, en op een dag vroeg hij: “Doch de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde?” Lukas 18:8. Dit betekent dat hoe meer de tijd verstrijkt, hoe minder geloof er is, want zonder geloof dwalen mensen af. 1 Timótheüs 6:10, 21; 4:1. Laten we daarom niet vergeten dat geloof kostbaarder is dan goud, dat vergaat (1 Petrus 1:7) en hetgeen we meer dan wat dan ook nodig hebben, is waar geloof – “geloof, door de liefde werkende.” Galaten 5:6. “Wanneer het geloof zich vastklampt aan de zegen, komen er overvloe-
dige geestelijke zegeningen. ... We hebben een ruimer begrip nodig om de waarde ervan te bevatten.” –Ye Shall Receive Power, blz. 284. Alleen de boodschap horen, zonder dat het omgezet wordt in een levende ervaring, heeft weinig betekenis. De Heer nodigt ons uit om Zijn goddelijke boodschap effectief te maken in ons leven door het geloof. Hij zei: “Een ieder, die tot Mij komt, en Mijn woorden hoort, en ze doet, Ik zal u tonen, aan wie hij gelijk is. Hij is gelijk een mens, die een huis bouwde, en groef, en verdiepte, en het fundament op een steenrots legde; toen nu de hoge vloed kwam, zo sloeg de waterstroom tegen dat huis aan, en kon het niet bewegen; want het was op de steenrots gegrond. Maar die ze gehoord, en niet gedaan zal hebben, is gelijk een mens, die een huis bouwde op de aarde zonder fundament; waartegen de waterstroom aansloeg en het viel terstond, en de val van dat huis was groot.” Lukas 6:47-49. De lessen voor dit kwartaal heeft te maken met kostbaar geloof – ten eerste als vertrouwen in de Heer en in Zijn beloften, en ten tweede als een levende ervaring. Terwijl we iedere les bestuderen, zullen we zien dat mannen en vrouwen die in verschillende tijden leefden, en verschillende opvoedingen genoten en culturen hadden, hun leven volledig hebben veranderd ten behoeve van gezondheid, verlossing en overwinning. Mannen en vrouwen zoals wij, met soortgelijke zwakheden en behoeften, ondanks verscheidene achtergronden, hebben allemaal geloofservaringen gemaakt – gezegende ervaringen die hun leven voor altijd hebben veranderd. “Waar geloof is het geloof dat door liefde werkt, en de ziel reinigt. Een levend geloof zal een werkend geloof zijn. Als we in de tuin gaan en ondervinden dat er geen sap zit in de planten, geen frisheid in de bladeren, geen uitkomende knoppen of bloeiende bloemen zijn, geen tekenen van leven in de stengel of takken, zouden we zeggen: ‘De planten zijn dood. Ontwortel ze uit de tuin; want zij zijn een mismaaktheid voor de bloemperken.’ Zo is het ook met degenen die het Christendom belijden, en geen spiritualiteit hebben. Als er geen tekenen zijn van religieuze kracht, als de geboden van de Heer niet worden nageleefd, is het duidelijk dat men niet verblijft in Christus, de levende wijnstok.” –Sons and Daughters of God, blz. 71. “Het is van wezenlijk belang om geloof in Jezus te hebben en te geloven dat u door Hem gered bent... Geloof en werken gaan samen, geloven en doen worden vermengd.” –Selected Messages, boek 1, blz. 373. “Wanneer het geloof beslag legt op Christus, zal de waarheid blijdschap brengen in de ziel .... [...] Dagelijks zult u een rijke ervaring opdoen
2
wanneer u de Christelijke leer die u belijdt, in praktijk brengt.” –Uit de schatkamer der getuigenissen, deel 3, blz. 69, 70. Wanneer het geloof leeft, verschijnen er vruchten en groeien deze! “Godsdienst bestaat uit het doen van de woorden van Christus; niet te doen om Gods gunst te verdienen, maar omdat wij, volkomen onverdiend, de gave van Zijn liefde hebben ontvangen. Christus schenkt het behoud der mensen niet op een belijdenis alleen, maar op een geloof, dat geopenbaard wordt door werken der gerechtigheid. Doen en niet alleen zeggen wordt verwacht van de volgelingen van Christus. Door daden wordt het karakter gebouwd. ‘Allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods.’ Romeinen 8:14. Niet zij wier harten zijn aangeraakt door de Geest, niet zij die zich nu en dan aan de kracht daarvan overgeven, maar zij die door de Geest geleid worden, zijn zonen Gods.” –Gedachten van de berg der zaligsprekingen, blz. 131, 132. Dat de Heer ons mag zegenen om het belang in te zien van geloof – een levend geloof. Dat ons geloof mag groeien door de liefde en ons mag leiden om Hem steeds meer te vertrouwen, zodat wij – net als die individuen die tot voorbeeld getoond worden – zullen leren om ons leven volledig in de handen van de Heer te leggen en ervaringen te maken zoals zij dat deden. –De broeders en zusters van de predikersafdeling van de Generale Conferentie
3
Sabbatschoollessen
Vierde kwartaal 2014
Inhoudsopgave Voorwoord.............................................................................................1 1. Vertrouwen en een ark bouwen.........................................................6 2. Een man van geloof en geduld ..........................................................13 3. Ter dood veroordeeld, maar gered .................................................20 4. Op God vertrouwen en de Rode Zee oversteken ..........................26 Zendingsbericht uit Belize .................................................................34 5. Aan de dood ontsnappen door geloof .............................................36 6. Ontvangen door geloof en opgedragen aan God...........................43 7. Weduwe, arm en behulpzaam..........................................................51 8. “Ik hoor het geluid van regen” ........................................................58 9. Een ongeneesbare ziekte helen.........................................................66 10. Niet bang voor leeuwen .....................................................................73 11. Kalm, groeiend geloof .......................................................................80 12. “Spreek alleen een woord” ...............................................................86 13. Groot is uw geloof ..............................................................................92 Zendingsbericht uit Sierra Leone ...................................................100 Zonsondergangen .............................................................................102
4
•
De sabbatschoollessen worden uitgegeven door: De Generale Conferentie van de International Missionary Society Seventh Day Adventist Church Reform Movement P.O. Box S, Cedartown, GA 30125, U.S.A. e-Mail:
[email protected] Tel. +1 770-748-0077 – Fax +1 770-748-0095
•
Auteur van dit kwartaal: br. Antonino Di Franca
•
Revisie en supervisie van de inhoud: De Predikersafdeling van de Generale Conferentie
•
Nederlandse vertaling, vormgeving en druk: Gemeente van Zevende-Dags Adventisten, Reformatiebeweging. Postbus 16 – 6950 AA – Dieren – Nederland e-Mail:
[email protected] Tel. +31 (0)313-416 222 – Fax +31 (0)313-450 661 Op werkdagen telefonisch bereikbaar tussen 08.30u. tot 12.30u.
•
Abonnementen: Jaarlijks wordt in het najaar een bestelformulier uitgegeven, waarop u kunt aangeven dat u dat komend jaar de sabbatschoollessen wilt ontvangen. De prijs voor een jaarabonnement staat op dat formulier vermeld. Betaling dient te geschieden door middel van een factuur, welke u automatisch krijgt toegestuurd vanuit zendingshuis ‘Rehoboth’. Op het formulier kunt u overigens aangeven of u alles in één keer wilt betalen of per kwartaal.
•
Digitale sabbatschoollessen: De Nederlandse versie kunt u te allen tijde gratis in pdf-formaat downloaden via de website van het Nederlandse veld: www.zdareformatie.org Lessen in het Engels, Spaans en Frans zijn in hetzelfde pdf-formaat gratis te downloaden via de officiële website van de Generale Conferentie: www.sda1914.org óf de website van de Amerikaanse Unie http://www.sda1914.org/pcat.cl/SabbathSchool Het digitaal pdf-formaat is handig voor het geval u een e-reader hebt, of een iPad. Maar u kunt het formaat natuurlijk ook gebruiken om de lessen zelf via de computer uit te printen.
5
1e Les
Sabbat 4 oktober 2014 Sabbatbegin 19.12 u. ↔ 19.10 u.
Vertrouwen en een ark bouwen In Zijn voorzienigheid heeft God Noach als vertegenwoordiger naar voren gebracht van wat waar geloof zou doen. De Heer bestemde dat Noach in zijn leven en karakter voor de wereld van vóór de zondvloed een duidelijk voorbeeld naar voren zou brengen van de gevolgen van Gods woord geloven. Hij wandelde niet in de spranken van zijn eigen vlammen. Hij verkreeg al zijn onderscheidingsvermogen, al zijn macht, al zijn kracht, van de bron van al het licht; want hij had gemeenschap met God. Het was omdat hij geloof in God had, omdat hij een man van gebed was, omdat hij een man van kracht was. Hij ontstak zijn kaars bij het goddelijke altaar, opdat hij een licht voor de wereld zou kunnen zijn. Hij had een aan hem toevertrouwde boodschap van God.” –Signs of the Times, 18 april 1895. Toestand van de wereld van vóór de zondvloed 1.
Wat was de morele en geestelijke toestand van de mensheid ten tijde van Noach? Tot welk besluit kwam de Heer in reactie op het wijdverbreide geweld, de verdorvenheid, en de rebellie? Genesis 6:3, 5, 11; Matthéüs 24:37, 38. Genesis 6:3, 5, 11 Toen zei de HEERE: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met de mens, omdat hij ook vlees is; doch zijn dagen zullen zijn honderd twintig jaren. [...] En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel [=de gedachtespinsels] van de gedachten zijns harten te allen dage alleen boos was. [...] Maar de aarde was verdorven voor Gods aangezicht; en de aarde was vervuld met wrevel [=misdadigheid] Matthéüs 24:37, 38 En gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van de Zoon des mensen. Want gelijk zij waren in de dagen voor de zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, tot de dag toe, waarin Noach in de ark ging.
6
“De wereld was nog jong; toch was de zonde zó diep geworteld en zó algemeen verbreid, dat God het niet langer kon aanzien; en Hij zei: ‘Ik zal de mensen, die Ik geschapen heb, van de aardbodem uitroeien.’ Hij zei dat Zijn Geest niet altijd met de schuldige mens zou twisten. Als ze doorgingen de wereld en haar rijkdommen te verderven door hun zonden, zou Hij hen verdelgen, en datgene vernietigen waarmee Hij hen gezegend had; Hij zou de dieren des velds uitroeien, en ook de plantengroei, die zulk een overvloed van voedsel voortbracht, en de schone aarde veranderen in een woestenij.” –Patriarchen en profeten, blz. 63. Licht in de duisternis 2.
Wat werd – in tegenstelling tot de samenleving om hem heen – gemeld over Noach? Hoe werd hij – openstaand voor de invloed van de Heilige Geest – gezien door de Heer? Genesis 6:8, 9. Genesis 6:8, 9 Maar Noach vond genade in de ogen des HEEREN. Dit zijn de geboorten van Noach. Noach was een rechtvaardig, oprecht man in zijn geslachten. Noach wandelde met God. “Noach had geloof in God. Zijn positie was een lastige; hij moest bij iedere stap de goede strijd des geloofs strijden. Honderd en twintig jaar genadetijd was verleend aan de inwoners van de wereld, en Noach zou door die generatie heen leven. Alles om hem heen was in verwarring. Overal was zonde en slechtheid, negeren van God en Zijn heilige wet; maar hij moest onder de mensen leven, en geen deelgenoot zijn van hun boze werken, maar diende een voorbeeld te zijn van rechtschapenheid, en geloof, en volledige gehoorzaamheid aan God. Temidden van wereldwijde verachting voor God was hij een trouwe prediker van gerechtigheid, en liet als voorbeeld de wereld zien wat het leven van een mens zou kunnen zijn door vertrouwen te stellen op het zekere woord van God, door gehoorzaamheid te geven aan al Zijn geboden. Bijna de hele wereld was tegen Noach; toch waren er velen die niet het licht gehad hebben met betrekking tot de verlossing, die was beloofd aan onze eerste ouders.” –Signs of the Times, 18 april 1895.
7
3.
Welke boodschap gaf de Heer aan Noach met betrekking tot de aarde en haar inwoners? Welke bijzondere taak werd hem gegeven om zijn gezin en zichzelf te beschermen? Genesis 6:13, 14, eerste gedeelte, 17, 18. Genesis 6:13, 14a, 17, 18 Daarom zei God tot Noach: Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht gekomen; want de aarde is door hen vervuld met wrevel; en zie, Ik zal hen met de aarde verderven. Maak u een ark van goferhout; [...] Want Ik, zie, Ik breng een watervloed over de aarde, om alle vlees, waarin een geest des levens is, van onder de hemel te verderven; al wat op de aarde is, zal de geest geven. Maar met u zal Ik Mijn verbond oprichten; en u zult in de ark gaan, u, en uw zonen, en uw vrouw, en de vrouwen van uw zonen met u. “De bewoners van de wereld van voor de zondvloed hadden de waarschuwing hen gegeven voorafgaand aan hun omverwerping; maar aan de waarschuwing werd geen gehoor gegeven. Ze weigerden te luisteren naar de woorden van Noach; ze dreven de spot met zijn boodschap. Rechtvaardige mensen leefden in die generatie. Vóór de vernietiging van de wereld van voor de zondvloed gaf Henoch onbevreesd zijn getuigenis. En in een profetisch visioen zag hij de toestand van de wereld van deze huidige tijd. Hij zei: ‘Ziet, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen; om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddeloos gedaan hebben, en vanwege al de harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben.’ (Judas 14, 15).” –The Review and Herald, 2 augustus 1898.
Een man van geloof en handelen 4.
Geloofde Noach stellig wat de Heer hem vertelde? Wankelde hij met het oog op de enorme onderneming die al zijn tijd, energie en middelen opeiste? Genesis 6:22; 7:1, 2. Genesis 6:22; 7:1, 2 En Noach deed het; naar al wat God hem geboden had, zo deed hij. [...] Daarna zei de HEERE tot Noach: Ga u, en uw ganse huis in de ark: want u heb Ik gezien rechtvaardig voor Mijn aangezicht in dit geslacht. Van alle rein vee zult u tot u nemen zeven en zeven, het man-
8
netje en zijn wijfje; maar van het vee, dat niet rein is, twee, het mannetje en zijn wijfje. “ ‘Door het geloof heeft Noach, nadat hij een godsspraak ontvangen had over iets, dat nog niet gezien werd, eerbiedig de ark toebereid tot redding van zijn huisgezin; en door dat (geloof) heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam geworden der gerechtigheid, die aan het geloof beantwoordt.’ (Hebreeën 11:7) Terwijl Noach zijn waarschuwende boodschap aan de wereld bracht, getuigden zijn daden van zijn oprechtheid. Op deze wijze werd zijn geloof volmaakt en was het zichtbaar. Hij gaf aan de wereld een voorbeeld van het feit, dat hij God geloofde. Alles wat hij bezat, besteedde hij voor de ark. Toen hij begon met de bouw van deze enorme boot op het land, kwamen van her en der grote menigten om dat vreemde schouwspel te zien en te luisteren naar de ernstige, dringende woorden van de eigenaardige prediker. Elke hamerslag was een prediking tot het volk.” –Patriarchen en profeten, blz. 64. 5.
Heeft hij – gezien er decennia lang geen teken van een overstroming was – tijd verspild, of heeft hij al zijn energie besteed aan het voltooien van de levensreddende ark? Welke andere missie streefde hij na, in aanvulling op de bouwwerkzaamheden? Hebreeën 11:7; 2 Petrus 2:5. Hebreeën 11:7 Door het geloof heeft Noach, door Goddelijke aanspraak vermaand zijnde van de dingen, die nog niet gezien worden, en bevreesd geworden zijnde, de ark toebereid tot behoudenis van zijn huisgezin; door welke ark hij de wereld heeft veroordeeld, en is geworden een erfgenaam der rechtvaardigheid, die naar het geloof is. 2 Petrus 2:5 En de oude wereld niet heeft gespaard, maar Noach, de prediker der gerechtigheid, zijn achttal bewaard heeft, toen Hij de zondvloed over de wereld der goddelozen heeft gebracht. Hij [de Heer] zorgde ervoor dat Noach Zijn doel kende, en droeg hem op de mensen te waarschuwen, terwijl hij een ark bouwde, waarin de gehoorzame beschutting kon vinden totdat Gods gramschap voorbij zou zijn. Gedurende honderdentwintig jaar verkondigde Noach de waarschuwende boodschap aan de wereld van voor de zondvloed; maar slechts weinigen hadden berouw. Sommigen van de timmer9
lieden, die voor hem werkten in de bouw van de ark, geloofden de boodschap, maar stierven voor de zondvloed; anderen van Noachs bekeerlingen gleden weer af. De rechtvaardigen op aarde waren maar enkelen, en slechts acht leefden om de ark binnen te gaan. Dit waren Noach en zijn gezin.” –Fundamentals of Christian Education, blz. 504. “De boosheid van de mensen was zeer groot, en toch was er hoop voor hen als zij zich van hun goddeloosheid zouden afkeren, en de Heer maakte Noach tot Zijn boodschapper om de bewoners van de Oude Wereld hun zonden te verkondigen, en om hen te tonen waarin zij Gods toorn hadden opgewekt. Hij vertelde hen wat God had voorgesteld om te doen in de wereld.” –The Signs of the Times, 18 april 1895. Zelfs op gevorderde leeftijd actief 6.
Hoe oud was Noach toen hij begon met het bouwen van de ark? Weerhield zijn hoge leeftijd hem ervan om Gods wil te voltooien? Genesis 7:4-7. Genesis 7:4-7 Want over nog zeven dagen zal Ik doen regenen op de aarde veertig dagen, en veertig nachten; en Ik zal van de aardbodem verdelgen al wat bestaat, dat Ik gemaakt heb. En Noach deed, naar al wat de HEERE hem geboden had. Noach nu was zeshonderd jaren oud, toen de vloed der wateren op de aarde was. Zo ging Noach, en zijn zonen, en zijn vrouw, en de vrouwen van zijn zonen met hem in de ark, vanwege de wateren van de vloed. “Maar Noach stond pal als een rots temidden van de storm. Hij werd omringd door allerlei goddeloosheid en zedelijke verdorvenheid. Maar temidden van verachting en belachelijk maken door de bevolking, temidden van algemene goddeloosheid en ongehoorzaamheid, onderscheidde hij zich door heilige integriteit en onwankelbare trouw. De wereld rondom hem negeerde God, en gaf toe aan allerlei buitensporige losbandigheid, die tot geweld en allerlei misdaad leidde. De trouwe prediker van gerechtigheid legde aan zijn tijdgenoten uit, dat een watervloed de wereld zou overspoelen, vanwege de onovertroffen goddeloosheid van haar bewoners. Hij waarschuwde hen om berouw te hebben, en hun toevlucht in de ark te zoeken.” –Christus weerspiegelen, blz. 321.
10
Redding en dankbaarheid 7.
Op welke wijze uitte deze dienstknecht van God zijn dankbaarheid toen de vloed voorbij was en Noachs gezin op genadevolle wijze was behouden? Genesis 8:18, 20, 21. Genesis 8:18, 20, 21 Toen ging Noach uit, en zijn zonen, en zijn vrouw, en de vrouwen van zijn zonen met hem. [...] En Noach bouwde de HEERE een altaar; en hij nam van al het reine vee, en van al het rein gevogelte, en offerde brandoffers op dat altaar. En de HEERE rook die liefelijke reuk, en de HEERE zei in Zijn hart: Ik zal voortaan de aardbodem niet meer vervloeken terwille van de mens; want het gedichtsel van ’s mensen hart is boos van zijn jeugd aan; en Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan, zoals Ik gedaan heb. “Noach vergat God niet, die hen zo genadevol behouden had, maar richtte direct [bij het naar buiten komen uit de ark] een altaar op en ... offerde brandoffers op het altaar, en liet zijn geloof zien in Christus het grote offer, en toonde zijn dankbaarheid aan God voor hun geweldige bewaring. Het offer van Noach steeg op voor God als een welriekende reuk. Hij aanvaardde het offer, en zegende Noach en zijn gezin. ...” –God’s Amazing Grace, blz. 132.
8.
Welke kostbare lessen kunnen we van deze gebeurtenis leren? Matthéüs 24:38, 39, 42, 44. Matthéüs 24:38, 39, 42, 44 Want gelijk zij waren in de dagen voor de zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, tot de dag toe, waarin Noach in de ark ging; En bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam, en hen allen wegnam; alzo zal ook zijn de toekomst van de Zoon des mensen. [...] Waakt dan; want u weet niet, in welke ure uw Heere komen zal. [...] Daarom, weest ook u bereid; want in welke ure u het niet meent, zal de Zoon des mensen komen. “De waarschuwende boodschap wordt in deze laatste dagen aan de wereld gegeven, en omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zal de liefde van velen verkoelen. De vraag wordt gesteld: Als de Heer komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde? De
11
waarschuwing wordt gegeven: ‘Waakt dan; want u weet niet, in welke ure uw Heere komen zal. Maar weet dit, dat zo de heer des huizes geweten had, in welke nachtwake de dief komen zou, hij zou gewaakt hebben, en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven. Daarom, weest ook u bereid; want in welke ure u het niet meent, zal de Zoon des mensen komen. ...’ Matthéüs 24:42-44.” –Manuscript Releases, vol. 19, blz. 388. “Wanneer de wederkomst van Christus nadert, zendt de Here Zijn boodschappers om de wereld te waarschuwen voor dat grote gebeuren. Talloos velen hebben Gods wetten overtreden, en vol genade roept Hij hen op om deze heilige wet te eerbiedigen. Allen die hun zonden loslaten door zich tot God te bekeren en geloof te tonen in Christus, kunnen vergeving ontvangen.” –Patriarchen en profeten, blz. 71. Ter overdenking ♦ ♦ ♦
Als u in de tijd van Noach zou hebben geleefd, denkt u dat u dan net zo getrouw en gehoorzaam zou zijn geweest aan al hetgeen de Heer geboden had als hij dat was? Wat zouden we stellig moeten geloven, gezien onze dagen vergelijkbaar zijn met die van Noach? Hoe dienen wij te handelen om te ontsnappen aan wat komen gaat en om redding te bieden aan anderen, zoals hij deed?
Voor verdere studie Matthéüs 24:44-51. Matthéüs 24:44-51 Daarom, weest ook u bereid; want in welke ure u het niet meent, zal de Zoon des mensen komen. Wie is dan de getrouwe en voorzichtige dienstknecht, die zijn heer over zijn dienstboden gesteld heeft, om hun hun voedsel te geven ter rechter tijd? Zalig is die dienstknecht, die zijn heer, komende, zal vinden alzo doende. Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem zal zetten over al zijn goederen. Maar zo die kwade dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen; En zou beginnen zijn mededienstknechten te slaan, en te eten en te drinken met de dronkaards; Zo zal de heer van deze dienstknecht komen ten dage, waarin hij hem niet verwacht, en ter ure, die hij niet weet; En zal hem afscheiden, en zijn deel zetten met de geveinsden; daar zal wening zijn en knersing der tanden.
12
“Dit is de dag van de voorbereiding des Heren. Hij zegt: ‘Zie, Ik kom als een dief. Zalig is hij, die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele, en men zijn schaamte niet zie.’ Het grote werk van waaraf de geest niet mag worden afgeleid, is de overweging van onze veiligheid in de ogen van God. De storm komt, meedogenloos in zijn woede. Zijn wij bereid om deze het hoofd te bieden? Bevinden onze voeten zich op de Rots der Eeuwen? Zijn wij een met Christus, zoals Hij een is met de Vader?” –Review and Herald, 27 december 1898. ____
2e Les
Sabbat 11 oktober 2014 Sabbatbegin 18.57 u. ↔ 18.54 u.
Een man van geloof en geduld “Wanneer depressie zich vestigt op de ziel, is dat geen bewijs dat God is veranderd. Hij ‘is gisteren en heden Dezelfde en in eeuwigheid’. (Hebreeën 13:8). U bent zeker van Gods gunst wanneer u gevoelig bent voor de stralen van de Zon der Gerechtigheid; maar als de wolken over uw ziel heen drijven, moet u niet het gevoel hebben dat u in de steek bent gelaten. Uw geloof moet de duisternis doorboren.... De rijkdom van Christus’ genade dient voor ogen gehouden te worden. Koester de lessen die Zijn liefde geeft. Laat uw geloof zijn als die van Job, en u mag zeggen: ‘Zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen?’ (Job 13:15). Grijp naar de beloften van uw hemelse Vader en vergeet Zijn voormalige omgaan met u en met Zijn dienaren niet, want ‘alle dingen werken mede ten goede voor hen die God liefhebben.’ ” –That I May Know Him, blz. 257. De aartsvader ontmoeten 1.
Wie woonde in het land Uz ten tijde van de aartsvaders? Welk schitterende getuigenis wordt van hem in de heilige Schrift gegeven? Job 1:1, 4, 5, 8. Job 1:1, 4, 5, 8 Er was een man in het land Uz, zijn naam was Job; en die man was oprecht en vroom, en godvrezende, en wijkende van 13
het kwaad. [...] En zijn zonen gingen, en maakten maaltijden in ieders huis op zijn dag; en zij zonden heen, en nodigden hun drie zusters, om met hen te eten en te drinken. Het geschiedde dan, als de dagen der maaltijden voorbijgegaan waren, dat Job heenzond, en hen heiligde, en des morgens vroeg opstond, en brandoffers offerde naar hun aller getal; want Job zei: Misschien hebben mijn kinderen gezondigd, en God in hun hart gezegend. Alzo deed Job al die dagen. [...] En de HEERE zei tot de satan: Hebt u ook acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad. “ ‘Ik was een vader voor de armen, en het geschil dat ik niet kende, onderzocht ik.’ Dat was een bewijs dat Job de rechtschapenheid had, welke was naar de orde van Christus .... Het geloof werkt door de liefde en zuivert de ziel. Geloof ontluikt, bloesemt en draagt een oogst van kostbare vrucht.”–General Conference Daily Bulletin, 18 maart 1897. Toetsingen en beproevingen 2.
Wat wordt gezegd over zijn economisch welzijn? Hoe aanvaardde hij ongeluk en tegenslagen die plotseling zijn rijkdom en zijn gezin wegvaagden? Job 1:2, 3, 20-22. Job 1:2, 3, 20-22 En hem werden zeven zonen en drie dochters geboren. Daartoe was zijn vee zeven duizend schapen, en drie duizend kamelen, en vijfhonderd juk ossen, en vijfhonderd ezelinnen; ook was zijn dienstvolk zeer veel; zodat deze man groter was dan alle die van het oosten. [...] Toen stond Job op, en scheurde zijn mantel, en schoor zijn hoofd, en viel op de aarde, en boog zich neer; En hij zei: Naakt ben ik uit de buik van mijn moeder gekomen, en naakt zal ik daarheen weerkeren. De HEERE heeft gegeven, en de HEERE heeft genomen; de Naam des HEEREN zij geloofd! In dit alles zondigde Job niet, en schreef Gode niets ongerijmds toe. “Dikwijls is het beste bewijs dat we kunnen hebben dat we op de juiste weg zijn, dat de minste vooruitgang ons moeite kost en dat duisternis ons pad omhult. Het is mijn ervaring dat de meest verheven hoogten van het geloof slechts bereikt kunnen worden door duisternis en wolken. ...
14
“Het is voor ons niet veilig om twijfel en vrees te koesteren, want zij groeien door ernaar te kijken en erover te praten. Ik voel dat ik mijn hand moet toereiken en de hand van Christus vastpakken, zoals de zinkende discipel op de stormachtige zee. Ik wil mijn werk getrouw doen, dat als ik voor de grote witte troon zal staan en word geroepen om te antwoorden voor de dingen die ik gedaan heb in het lichaam, die allemaal staan opgetekend in het boek, dat ik daar zielen mag zien staan om te getuigen dat ik hen gewaarschuwd heb, en hen heb gesmeekt om het Lam Gods te aanschouwen, dat de zonde der wereld wegneemt.” –This Day with God, blz. 212. 3.
Wat voor leed had hij – naast zijn eerdere verlies – lichamelijk van top tot teen? Wat zei zelfs zijn vrouw, hetgeen zijn leven des te moeilijker maakte? Job 2:7-9. Job 2:7-9 Toen ging de satan uit van het aangezicht des HEEREN, en sloeg Job met boze zweren, van zijn voetzool af tot zijn schedel toe. En hij nam zich een potscherf, om zich daarmee te krabben, en hij zat neer in het midden van de as. Toen zei zijn vrouw tot hem: Houdt u nog vast aan uw oprechtheid? Zegen God [vaarwel], en sterf. “Leer de lessen van zachtmoedigheid en nederigheid in de school van Christus. Besef hoeveel Hij voor ons droeg, en beschouw het dan niet als een teken van Gods toorn dat u enkele beproevingen moet dragen voor Jezus. Als u op God vertrouwt, zullen de beproevingen altijd een zegen blijken te zijn, en uw geloof zal helderder, sterker, en zuiverder naar voren komen. Satan probeert altijd om de ziel te drukken in het wantrouwen van God, en daarom moeten we de geest leren om Hem te vertrouwen. Spreek over geloof en hoop wanneer satan – net als Jobs vrouw – zegt: ‘Vervloek God, en sterf.’ Als u op God vertrouwt, zult u meer redenen zien om Hem te vertrouwen. Als u spreekt over Zijn goedheid, zult u meer van Zijn liefde zien om daarover te praten. Op die manier kan de geest worden geoefend om te leven in de helderheid van de Zon der gerechtigheid, en niet in de schaduw die satan dwars op ons pad werpt. Hoop op God, die de gezondheid is van onze gelaat, en onze God.” –The Review and Herald, 1 september 1891.
15
Door het geloof keek hij verder 4.
Hoe reageerde Job op al deze tegenslagen en de verleiding om te twijfelen aan Gods goedheid en liefde? Job 2:10. Job 2:10 Maar hij zei tot haar: U spreekt als een der zottinnen [= dwaze vrouwen] spreekt; ja, zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet. “De belemmeringen die ons tegenhouden om christelijke karakters te vervolmaken, bevinden zich bij onszelf. Jezus kan ze wegnemen. Het kruis dat Hij van ons verlangt om te dragen, zal meer kracht geven, dan dat het ons kost, en verwijdert onze zwaarste lasten om de last van Christus, die licht is, op ons te nemen. Conflicten en beproevingen moeten we het hoofd bieden in het vervullen van onze plicht. Christus heeft ons geroepen tot heerlijkheid en deugd. Het leven dat Hij door Zijn eigen lijden en sterven voor ons bereid heeft om te leiden, zou ons nooit pijn of verdriet hebben gekost, als we die nooit hadden achtergelaten. Elke zelfverloochening en iedere offerande die we doen in het navolgen van Christus zijn zo vele stappen van de verloren schapen die terugkeren naar de kudde.” –This Day with God, blz. 212.
5.
Hoe standvastig was het geloof van deze alom bekende aartsvader? Zag hij de beproevingen en het lichamelijk lijden als onoverkomelijke obstakels of als instrumenten in Gods hand? Job 13:15; 23:10. Job 13:15; 23:10 Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen? Evenwel zal ik mijn wegen voor Zijn aangezicht verdedigen. [...] Doch Hij kent de weg, die bij mij is; Hij beproeve mij; als goud zal ik uitkomen. “Er wordt van Abraham gezegd dat hij God geloofde, en zijn geloof werd hem gerekend tot gerechtigheid. Bij de oproep van God verliet hij zijn land en volk en ging uit ‘niet wetende, waar hij komen zou.’ ‘Hij verwachtte de stad, die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is.’ Ook Mozes achtte, door het geloof, ‘de versmaadheid van Christus meerdere rijkdom te zijn, dan de schat-
16
ten in Egypte; want hij zag op de vergelding des loons.’ Job kon temidden van zijn groot verlies en lichamelijk lijden zeggen: ‘Want ik weet: mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan.’ ... Wij kunnen met Job zeggen: ‘Doch Hij kent de weg, die bij mij is; Hij beproeve mij; als goud zal ik uitkomen.’ ‘Want U hebt ons beproefd, o God! U hebt ons gelouterd, gelijk men het zilver loutert.’ ” –The Signs of the Times, 20 augustus 1896. 6.
Wat was – ondanks de verschrikkelijke tegenslag en zijn fysieke lijden – de zekerheid dat Job kracht gaf om te verduren? Job 19:25-27. Job 19:25-27 Want ik weet: mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan; En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen; Die ik voor mij aanschouwen zal, en mijn ogen zien zullen, en niet een vreemde; mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot. “Laten we God eren door een vast geloof en een onwankelbaar vertrouwen te tonen. Laten we eraan denken dat Hij niet verheerlijkt wordt door het tonen van een zeurderige, ongelukkige geest. De Heer zorgt voor de bloemen. Hij geeft hun schoonheid en geur. Zal hij ons niet veel meer de geur geven van een vrolijke geaardheid? Zal Hij niet in ons het goddelijke beeld herstellen? Laten we daarom geloof in Hem hebben. Laten we nu, juist nu, ons plaatsen waar Hij ons Zijn Heilige Geest kan geven. Dan kunnen we de wereld een openbaring geven van wat ware godsdienst doet voor mannen en vrouwen. De vreugde van een Zaligmaker dat ons hart vult, geeft ons die vrede en dat vertrouwen, wat ons in staat stelt om te zeggen: ‘Ik weet: mijn Verlosser leeft.’ Job 19:25.” –Ye Shall Receive Power, blz. 72.
Het antwoord van de Heer 7.
Welke grote zegeningen gaf de Heer aan Job, na zijn ernstige beproevingen? Welke aanvullende zegeningen verwachtte hij in de toekomst? Job 42:10-12.
17
Job 42:10-12 En de HEERE wendde de gevangenis van Job, toen hij gebeden had voor zijn vrienden; en de HEERE vermeerderde al wat Job gehad had tot dubbel zoveel. Ook kwamen tot hem al zijn broeders, en al zijn zusters, en allen, die hem te voren gekend hadden, en aten brood met hem in zijn huis, en beklaagden hem, en vertroostten hem over al het kwaad, dat de HEERE over hem gebracht had; en zij gaven hem een ieder een stuk geld, een ieder ook een gouden voorhoofdsiersel. En de HEERE zegende Jobs laatste meer dan zijn eerste; want hij had veertien duizend schapen, en zes duizend kamelen, en duizend juk runderen, en duizend ezelinnen. “Job geschiedde naar zijn geloof. ‘Toetste Hij mij’, zegt Job, ‘ik kwam als goud te voorschijn’. Job 23:10. En zo gebeurde het ook. Door zijn geduldig verdragen rechtvaardigde hij zijn eigen karakter en aldus het karakter van Hem, Wiens vertegenwoordiger hij was. En ‘de Here bracht een keer in het lot van Job.... en de Here gaf Job het dubbele van al wat hij bezeten had.... Zo zegende de Here het verdere leven van Job meer dan het vroegere’. Job 42:10-12.” –Karaktervorming, blz. 156. “ ‘Die ik voor mij aanschouwen zal, en mijn ogen zien zullen, en niet een vreemde.’ En de stervenswoorden van de apostel Paulus waren: ‘Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop geëindigd, ik heb het geloof behouden; Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in die dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad hebben.’ ” –Youth’s Instructor, 8 juli 1897. Job is een voorbeeld 8.
Onder welke nobele mannen plaatste de profeet Ezechiël Job? Wat zegt het Nieuwe Testament over hem, zijn lijdzaamheid en zijn geloof? Ezechiël 14:20; Jakobus 5:11. Ezechiël 14:20 Ofschoon Noach, Daniël en Job in het midden daarvan waren, zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo zij een zoon, of zo zij een dochter zouden bevrijden, zij zouden alleen hun ziel door hun gerechtigheid bevrijden. Jakobus 5:11 Ziet, wij houden hen gelukzalig, die verdragen; u hebt de verdraagzaamheid van Job gehoord, en u hebt het einde des Heeren gezien, dat de Heere zeer barmhartig is en een Ontfermer.
18
“Mijn geloof kan u niet redden, noch kan uw geloof tot nut zijn voor mijn redding. Hoewel Noach, Daniël en Job in het land waren, konden ze noch zoon noch dochter door hun gerechtigheid bevrijden; ze konden alleen hun eigen ziel bevrijden. We dienen God nu te zoeken voor Zijn vergevende genade. Nu is het tijd om een ware religieuze ervaring te verkrijgen voor de moeilijke taferelen die zojuist voor ons liggen. God wil dat we serieus zijn, Hij wil dat wij gelukkig zijn. Toen Hij Christus aan de wereld gaf, gaf Hij de gehele hemel in dat ene onbetaalbare geschenk. Hij opende voor ons alle schatten van Zijn kracht en genade. Door levend geloof kunnen we de hand grijpen van de Oneindige Kracht. We kunnen dus zodanig worden verbonden met de God van de hemel, dat Zijn genade genoeg bevonden kan worden in elke nood van het leven. De profeet zegt: ‘Vijf uit u zullen er honderd vervolgen, en honderd uit u zullen er tien duizend vervolgen; en uw vijanden zullen voor uw aangezicht door het zwaard vallen.’ ” –The Signs of the Times, 10 juni 1889. Ter overdenking ♦ ♦ ♦
Kan de hoop van een christen gebaseerd zijn op een zanderige fundering van gevoel en omstandigheden? Zal de ware gelovige zijn blik focussen op de wolken en de duisternis, of zal hij verder kijken dan hetgeen hij kan zien? Welke kansen zullen – net als bij Job – beproevingen en tegenslagen hem geven?
Voor verdere studie “De lange jaren van eenzaamheid in de woestijn waren geen verloren jaren. Niet alleen kreeg Mozes een voorbereiding voor het grote werk dat hem wachtte – in deze tijd schreef hij, onder inspiratie van de Heilige Geest, het boek Genesis en tevens het boek Job, dat met de grootste belangstelling tot het einde toe door het volk van God gelezen zou worden (ST 19 febr. 1880).” –Bijbelkommentaar, blz. 171. “In Zijn voorzienigheid liet de Here deze beproeving op Abraham komen om hem lessen te leren van onderwerping, volharding en geloof – lessen die te boek gesteld zouden worden tot nut van allen die later beproefd zouden worden. God leidt Zijn kinderen langs een weg die ze niet kennen, maar Hij vergeet of verlaat hen niet die hun vertrouwen op Hem stellen. Hij liet toe dat Job beproefd werd, maar Hij liet hem niet in de
19
steek. Hij liet toe dat de geliefde Johannes naar het eenzame Patmos verbannen werd, maar Gods Zoon zocht hem daar op, en hij zag visioenen van onsterfelijke heerlijkheid. God laat toe dat beproevingen over Zijn volk komen, opdat ze door volharding en gehoorzaamheid geestelijke rijkdommen deelachtig worden, en door hun voorbeeld een bron van kracht voor anderen kunnen zijn. ‘Want Ik weet, welke gedachten Ik over u koester, luidt het Woord des Heren, gedachten van vrede en niet van onheil.’ (Jeremía 29:11). Die beproevingen, waardoor ons geloof het zwaarst getoetst wordt en de schijn wekken dat God ons verlaten heeft, moeten ons nader brengen tot Christus, opdat we al onze lasten neerleggen aan Zijn voeten en de vrede smaken die Hij ons daarvoor in ruil geeft.” –Patriarchen en profeten, blz. 101. _____
3e Les
Sabbat 18 oktober 2014 Sabbatbegin 18.41 u. ↔ 18.39 u.
Ter dood veroordeeld, maar gered “In bijzondere mate rust de verantwoordelijkheid op de moeder. Zij, door wier levensbloed het kind wordt gevoed en zijn fysiek gestel wordt opgebouwd, oefent daarop ook verstandelijke en geestelijke invloeden uit, welke mede helpen geest en karakter te vormen. Het was Jochébed, de Hebreeuwse moeder, die, sterk in het geloof, ‘het gebod des konings niet vrezende’, Mozes, de bevrijder van Israël, het leven schonk (Hebreeën 11:23).” –Gezin en gezondheid, blz. 33. Verdenkingen en beperkende maatregelen 1.
Welke verdenking ontstond in de gedachte van de nieuwe Egyptische farao toen hij zag hoe de Israëlieten in aantallen groeiden? Éxodus 1:8-10. Éxodus 1:8-10 Daarna stond een nieuwe koning op over Egypte, die Jozef niet gekend had; Die zei tot zijn volk: Ziet, het volk der kinderen Israëls is veel, ja, machtiger dan wij. Komt aan, laat ons er
20
wijs tegen handelen, opdat het niet vermenigvuldige, en het geschiede, als er enige krijg voorvalt, dat het zich ook niet vervoege tot onze vijanden, en tegen ons strijde, en uit het land optrekke. “Onder de goede zorgen van Jozef en de gunst van de koning die toen heerste, hadden ze zich door heel het land verspreid. Maar ze waren een apart volk gebleven, dat niets gemeen had met de Egyptenaren wat betreft gewoonten of godsdienst; en hun toenemend aantal wekte nu de vrees van de koning en zijn volk op, dat ze zich in geval van oorlog zouden verbinden met de vijanden van Egypte. Toch zou het een onjuiste politiek zijn geweest hen uit het land te verdrijven. Velen van hen waren kundige en vaardige werklieden en hun arbeid vergrootte de rijkdom van het volk. De koning had zulke arbeiders nodig voor de bouw van zijn prachtige paleizen en tempels. Daarom rekende hij hen tot de Egyptenaren die zich met hun eigendommen verkocht hadden aan het koninkrijk. Spoedig werden slavenmeesters over hen aangesteld en hun slavernij werd een feit. ‘Toen lieten de Egyptenaren de Israëlieten onder mishandeling werken; ja, zij maakten hun het leven bitter door harde slavenarbeid met leem en tichelstenen en door allerlei arbeid op het veld – alle werk, waartoe zij hen onder mishandeling als slaven gebruikten.’ ” –Patriarchen en profeten, blz. 209, 210. 2.
Welk verschrikkelijke decreet vaardigde de farao uit, toen andere maatregelen niet hun doel bereikten om Zijn volk te verzwakken? Éxodus 1:15, 16. Éxodus 1:15, 16 Daarenboven sprak de koning van Egypte tot de vroedvrouwen der Hebreïnnen, waarvan de naam van de ene Sifra, en de naam van de andere Pua was; En zei: Wanneer u de Hebreïnnen in het baren helpt, en hen ziet op de stoelen; is het een zoon, zo doodt hem; maar is het een dochter, zo laat haar leven! “De koning en zijn raadslieden hadden gehoopt de Israëlieten door harde arbeid te onderdrukken en op deze wijze hun aantal te verminderen en hun onafhankelijke geest te verpletteren. Toen ze merkten dat ze op deze wijze hun doel niet bereikten, namen ze wredere maatregelen. Bevelen werden gegeven aan de vrouwen die door hun werk in de gelegenheid waren, het bevel uit te voeren om de mannelijke Hebreeuwse kinderen bij de geboorte te doden. In dit 21
alles was satan de aanstoker. Hij wist dat er een bevrijder uit Israël zou opstaan, en door de koning ertoe te brengen hun kinderen om te brengen, hoopte hij Gods plan te doen mislukken. Maar de vrouwen vreesden God en durfden het wrede bevel niet uit te voeren. De Here keurde hun handelswijze goed en zegende hen.” –Patriarchen en profeten, blz. 210. 3.
Welk wreed bevel werd uiteindelijk gegeven om de aantallen van het volk te doen minderen? Éxodus 1:22. Éxodus 1:22 Toen gebood Faraö aan al zijn volk, zeggende: Alle zonen, die geboren worden, zult u in de rivier werpen, maar al de dochters in het leven behouden. “De koning, toornig over het mislukken van zijn plan, herhaalde zijn bevel met groter kracht en nadruk. Heel het volk werd opgeroepen de hulpeloze slachtoffers op te jagen en om te brengen. ‘Toen gebood Farao aan zijn gehele volk: Werpt alle jongens die geboren worden, in de Nijl, maar alle meisjes moogt gij laten leven.’ ” –Patriarchen en profeten, blz. 210-212.
Geboren in een zeer moeilijke tijd 4.
Wie werd in deze zeer verschrikkelijke tijd geboren? Wat wordt gezegd over de pasgeborene? Éxodus 2:1, 2, eerste gedeelte. Éxodus 2:1, 2a En een man van het huis van Levi ging, en nam een dochter van Levi. En de vrouw werd zwanger, en baarde een zoon. Toen zij hem zag, dat hij schoon [=mooi] was, ... “Terwijl dit bevel nog van kracht was, werd aan Amram en Jokebed, gelovige Israëlieten uit de stam van Levi, een zoon geboren. De baby was een ‘schoon’ kind, en de ouders, die geloofden dat de tijd van Israëls bevrijding nabij was en dat God een verlosser zou voortbrengen om Zijn volk te bevrijden, besloten hun kleine niet op te offeren.” –Patriarchen en profeten, blz. 212.
22
Geloof en handelen 5.
In welke ernstige situatie bevonden de ouders zich? Wat versterkte hun beslissing en moedigde hen aan om hun zoon te verbergen? Éxodus 2:2, laatste gedeelte; Hebreeën 11:23. Éxodus 2:2b ... zo verborg zij hem drie maanden. Hebreeën 11:23 Door het geloof werd Mozes, toen hij geboren was, drie maanden lang door zijn ouders verborgen, aangezien zij zagen, dat het kindje schoon [=mooi] was; en zij vreesden het gebod van de koning niet. “Toen dit wrede besluit ten volle van kracht was, werd Mozes geboren. Zijn moeder verborg hem met enige veiligheid zolang als ze kon....” –(Spirit of Prophecy, vol 1, blz. 162) Daughters of God, blz. 31. “Geloof in God sterkte hun harten, en ze vreesden ‘het bevel des konings’ (Hebreeën 11:23) niet.” –Patriarchen en profeten, blz. 212.
Beproefd, maar niet verlaten 6.
Wat besloten de ouders – met tranen en intens verdriet – te doen toen ze wisten dat ze niet langer hun baby konden verbergen? Éxodus 2:3. Éxodus 2:3 Doch toen zij hem niet langer verbergen kon, zo nam zij voor hem een kistje van biezen, en belijmde het met lijm en met pek; en zij legde het jongetje daarin, en legde het in de biezen, aan de oever der rivier. “De moeder slaagde erin het kind drie maanden lang te verstoppen. Toen was ze bang dat ze hem niet langer in veiligheid kon verbergen. Ze vervaardigde een biezen kistje, dat ze waterdicht maakte door het te bestrijken met asfalt en pek, en nadat ze de kleine erin had gelegd, plaatste ze het in het riet aan de oever van de rivier. Ze durfde er niet de wacht bij blijven houden, om niet het leven van haar kind en zichzelf in gevaar te brengen. Maar zijn zusje Mirjam bleef schijnbaar onverschillig in de buurt om te zien wat er met haar broertje zou gebeuren.” –Patriarchen en profeten, blz. 212.
23
7.
Hoe werkte de Heer op een schitterende wijze om zijn leven te redden, terwijl er geen hoop leek te zijn voor de baby? Éxodus 2:4-9. Éxodus 2:4-9 En zijn zuster stelde zich van verre, om te weten, wat hem gedaan zou worden. En de dochter van Faraö ging af, om zich te wassen in de rivier; en haar jonkvrouwen wandelden aan de kant van de rivier; toen zij het kistje in het midden van de biezen zag, zo zond zij haar dienstmaagd heen, en liet het halen. Toen zij het open deed, zo zag zij dat jongetje; en ziet, het jongetje weende; en zij werd met barmhartigheid bewogen over hem, en zij zei: Dit is een van de jongetjes der Hebreeën! Toen zei zijn zuster tot Faraö’s dochter: Zal ik heengaan, en u een voedstervrouw uit de Hebreïnnen roepen, die dat jongetje voor u zal zogen? En de dochter van Faraö zei tot haar: Ga heen. En de jonge maagd ging, en riep de moeder van het jongetje. Toen zei Faraö’s dochter tot haar: Neem dit jongetje mee, en zoog het mij; ik zal u uw loon geven. En de vrouw nam het jongetje en zoogde het. “Er waren ook andere wachters. De ernstige gebeden van de moeder hadden haar kind opgedragen aan Gods zorg, en onzichtbare engelen zweefden boven de eenvoudige rustplaats van het kind. Engelen leidden de dochter van Farao naar deze plaats. Haar nieuwsgierigheid werd gewekt door het mandje, en toen ze het mooie kindje daarin zag liggen, begreep ze in één oogopslag alles. De tranen van de baby wekten haar medelijden en haar sympathie ging uit naar de onbekende moeder, die naar deze middelen had gegrepen om het leven van haar kostbare kleine te sparen. Ze besloot hem te redden; ze zou hem aannemen als zoon. [...] God had de gebeden van de moeder gehoord; haar geloof was beloond. Met diepe dankbaarheid nam ze haar nu veilige en gelukkige taak op zich. Vol geloof maakte ze gebruik van de gelegenheid die ze had om haar kind de kennis van God bij te brengen. Vol vertrouwen had ze het gevoel dat hij gespaard was voor een belangrijk werk. Ze wist dat ze hem spoedig weer zou moeten afstaan aan zijn koninklijke moeder, waar hij omringd zou zijn door invloeden die hem gemakkelijk van God zouden kunnen afvoeren. Dit alles maakte dat ze vlijtiger en zorgvuldiger was in haar onderricht dan het geval was met de andere kinderen. Ze trachtte zijn geest te vullen met vrees voor God en liefde voor waarheid en recht, ...” –Patriarchen en profeten, blz. 212, 213.
24
Leiden naar de vrijheid 8.
Tot welke missie riep de Heer degene die in zijn kinderjaren gered was van de dood? Éxodus 3:1, 2, 4, 7, 10. Éxodus 3:1, 2, 4, 7, 10 En Mozes hoedde de kudde van Jethro, zijn schoonvader, de priester in Midian; en hij leidde de kudde achter de woestijn, en hij kwam aan de berg Gods, aan Horeb. En de Engel des HEEREN verscheen hem in een vuurvlam uit het midden van een braambos; en hij zag, en ziet, het braambos brandde in het vuur, en het braambos werd niet verteerd. [...] Toen de HEERE zag, dat hij zich daarheen wendde, om te bezien, zo riep God tot hem uit het midden van het braambos, en zei: Mozes, Mozes! En hij zei: Zie, hier ben ik! [...] En de HEERE zei: Ik heb zeer wel gezien de verdrukking van Mijn volk, dat in Egypte is, en heb hun geschrei gehoord, vanwege hun drijvers; want Ik heb hun smarten bekend. [...] Zo kom nu, en Ik zal u tot Faraö zenden, opdat u Mijn volk (de kinderen Israëls) uit Egypte voert. “De tijd was volledig gekomen dat God wilde dat Mozes zijn herdersstaf zou inwisselen voor de staf van God, die hij krachtig zou maken bij het vervullen van tekenen en wonderen, in het bevrijden van zijn volk van de onderdrukking, en in het hen behouden wanneer zij door hun vijanden werden achtervolgd.” –Spirit of Prophecy, vol. 1, blz. 169.
Ter overdenking ♦ ♦ ♦
Konden Mozes’ ouders ooit gedacht hebben dat hun zoon zou worden gered door dezelfde familie die het doodsdecreet tegen alle pasgeboren jongetjes uitgevaardigd had? Hadden zij enig idee hoe Mozes door de Heer gebruikt zou worden ten behoeve van hun volk? Wiens hand heeft Mozes – bij het maken van beslissingen – gezien in zijn leven, die hem gespaard heeft van de verdrinkingsdood?
Voor verdere studie “Jochebed was een vrouw en een slavin. Haar plaats in het leven was nederig, haar last was zwaar. Maar door geen andere vrouw, met uitzondering van Maria van Nazareth, heeft de wereld groter zegen ontvangen.
25
Wetende dat haar kind spoedig haar zorg zou moeten ontberen om toevertrouwd te worden aan hen die God niet kenden, deed zij des te meer haar best om zijn ziel met de hemel te verbinden. Zij streefde ernaar in zijn hart liefde en trouw tegenover God in te prenten. En vol geloof werd het werk gedaan. Dankzij deze waarheidsbeginselen die de kern uitmaakten van het onderwijs van zijn moeder en haar levensles, kon geen latere invloed Mozes tot afvalligheid bewegen.” –Karaktervorming, blz. 61 “Iemand zal macht en bekwaamheid verkrijgen als hij de verantwoordelijkheden aanvaardt die God op hem legt, en met heel zijn hart ernaar streeft zich te ontwikkelen om ze op de juiste wijze te volbrengen. Hoe nederig zijn positie ook moge zijn, hoe beperkt zijn bekwaamheid, die mens zal tot ware grootheid komen, die in vertrouwen op goddelijke kracht ernaar streeft zijn werk getrouw te volbrengen.” –Patriarchen en profeten, blz. 223. _____
Leest u alstublieft het zendingsbericht uit Belize op blz. 34.
4e Les
Sabbat 25 oktober 2014 Sabbatbegin 18.26 u. ↔ 18.24 u.
Op God vertrouwen en de Rode Zee oversteken “Terwijl we op God vertrouwen, moeten we gestaag voorwaarts gaan en Zijn werk doen in alle onzelfzuchtigheid en, in nederige afhankelijkheid van Hem, onszelf, ons heden en onze toekomst overgeven aan Zijn wijze voorzienigheid, het beginsel van onze vaste grond tot het einde toe vasthoudende, en bedenken dat het niet vanwege onze verdienste is dat wij de zegeningen des hemels ontvangen, maar vanwege de verdienste van Christus en door geloof in Hem ons aanvaarden van Gods overvloedige genade.” –Uit de schatkamer der getuigenissen, deel 3, blz. 307 [zie ook: blz. 128, 129].
26
Israël in vreselijk gevaar 1.
Welke schrik greep de Israëlieten toen zij de Egyptische strijdwagens zagen en hen inhaalden? Éxodus 14:10-12. Exodus 14:10-12 Toen Faraö nabij gekomen was, zo hieven de kinderen Israëls hun ogen op, en ziet, de Egyptenaars trokken achter hen; en zij vreesden zeer; toen riepen de kinderen Israëls tot de HEERE. En zij zeiden tot Mozes: Hebt u ons daarom, omdat er in Egypte gans geen graven waren, weggenomen, opdat wij in deze woestijn sterven zouden? Waarom hebt u ons dat gedaan, dat u ons uit Egypte uitgevoerd hebt? Is dit niet het woord, dat wij in Egypte tot u spraken, zeggende: Laat af van ons, en laat ons de Egyptenaars dienen? Want het ware ons beter geweest de Egyptenaars te dienen, dan in deze woestijn te sterven. “Toen de Israëlieten het Egyptische leger in achtervolging zagen, sommigen op paarden en een aantal in strijdwagens, en uitgerust voor de oorlog, bezweek hun hart. De Rode Zee lag voor hen, het Egyptische leger achter hen. Ze konden geen uitweg zien. Een overwinningskreet barstte los bij de Egyptenaren dat zij Israël volledig in hun macht aantroffen. De Israëlieten waren zeer bang.” –Testimonies for the Church, vol. 1, blz. 265. “Het is waar dat zij zich op een plek bevonden van waaruit er geen mogelijkheid was zich te bevrijden, tenzij dat God Zelf tussenbeide zou komen om hen te redden; maar ze waren bij deze zeestraat gebracht door het gehoorzamen van de goddelijke geboden.... Het was niet eenvoudig om de menigte van Israël vast te houden in het wachten op de Heer. Ze waren opgewonden en zaten vol vrees. Zij misten discipline en zelfbeheersing. Onder de indruk van de verschrikkingen van hun situatie werden ze gewelddadig en onredelijk. Ze verwachtten snel in de handen van hun onderdrukkers te vallen, en hun gejammer en verwijten waren luid en intens.” –Testimonies for the Church, vol. 4, blz. 23.
Antwoorden op de roep om hulp 2.
Welke inspirerende boodschap gaf Mozes hen van de Here? Hoe gaf de hemel antwoord op hun wanhopige geroep op het moment van hun grootste nood? Éxodus 14:13-16. 27
Éxodus 14:13-16 Doch Mozes zei tot het volk: Vreest niet, staat vast, en ziet het heil des HEEREN, dat Hij heden aan u doen zal, want de Egyptenaars, die u heden gezien hebt, zult u niet weer zien in eeuwigheid. De HEERE zal voor u strijden, en u zult stil zijn. Toen zei de HEERE tot Mozes: Wat roept u tot Mij? Zeg de kinderen Israëls, dat zij voorttrekken. En u, hef uw staf op, en strek uw hand uit over de zee, en klief ze, dat de kinderen Israëls door het midden van de zee gaan op het droge. “Het is waar dat er geen mogelijkheid was tot uitredding, tenzij God Zelf voor hen tussenbeide zou komen om hen te verlossen; maar omdat Mozes hen hier gebracht had op Gods bevel, koesterde hij geen angst voor de gevolgen. Zijn kalm en zeker antwoord aan het volk was: ‘Vreest niet, houdt stand, dan zult gij de verlossing des Heren zien, die Hij u heden bereiden zal; want de Egyptenaren, die gij heden gezien hebt; zult gij nimmermeer zien. De Here zal voor u strijden, en gij zult stil zijn.’ (Éxodus 14:13, 14).” –Patriarchen en profeten, blz. 249. “Hij moedigde hen aan om op God te vertrouwen, en om hun uitingen van ongeloof te weerhouden, en zij zouden moeten zien wat de Heer voor hen zou doen. Mozes riep ernstig tot de Heer om Zijn uitverkoren volk te bevrijden.” –Spirit of Prophecy, vol. 1, blz. 207. “De Psalmist, die de doortocht van het volk Israël door de zee beschreef, zong: ‘Uw weg was in de zee, Uw pad in de grote wateren, zodat Uw voetsporen niet werden gekend. Gij leiddet Uw volk als een kudde door de hand van Mozes en Aäron.’ Psalm 77:20, 21.” –Patriarchen en profeten, blz. 249. De tussenkomst van de Heer voor Zijn volk 3.
Hoe heeft de Heer voorkómen dat de Egyptenaren te dicht bij de Israëlieten zouden komen en hen zouden dwingen om terug te keren naar de slavernij? Welke opdracht gaf de Heer aan Mozes om een uitweg te bieden? Éxodus 14:19, 20. Exodus 14:19, 20 En de Engel Gods, Die voor het heer [=leger] van Israël ging, vertrok, en ging achter hen; de wolkkolom vertrok ook van hun aangezicht, en stond achter hen. En zij kwam tussen het leger der Egyptenaars, en tussen het leger van Israël; en de wolk was tegelijk duisternis en verlichtte de nacht; zodat de een tot de ander niet naderde de ganse nacht.
28
“De Egyptenaren konden de Hebreeën niet zien; want de wolk van dikke duisternis was voor hen, terwijl die wolk geheel en al licht was voor de Israëlieten. Zo toonde God Zijn macht om Zijn volk te bewijzen, of ze Hem zouden vertrouwen na het hen geven van zulke tekenen van Zijn zorg en liefde voor hen, en hun ongeloof en gemopper te berispen.” –Spirit of Prophecy, vol. 1, blz. 208. “Jezus stond aan het hoofd van dat enorme leger. De bewolkte kolom overdag en de vuurkolom ’s nachts vertegenwoordigde hun goddelijke Leider.” –Testimonies for the Church, vol. 4, blz. 22. “Gehuld in de wolkkolom had de Verlosser der wereld omgang met Israël. Laten wij daarom niet zeggen dat zij Christus niet hadden. Toen het volk in de woestijn dorst had en zich overgaf aan morren en klagen, was Christus voor hen wat Hij ook voor ons is – een Heiland vol tedere ontferming, de Middelaar tussen God en de mens. Nadat wij ons deel hebben gedaan in het reinigen van de zieletempel van zonde, is het bloed van Christus voor ons van nut, evenals voor het oude Israël (YI 18 juli, 1901).” –Bijbelkommentaar, blz. 447. 4.
Welk groot wonder vond plaats voor hun verwonderende ogen plaatsgevonden? Waar was Gods volk toe in staat bij deze bijzondere ervaring in de wereldgeschiedenis? Éxodus 14:21, 22. Éxodus 14:21, 22 Toen Mozes zijn hand uitstrekte over de zee, zo deed de HEERE de zee weggaan, door een sterke oostenwind, die ganse nacht, en maakte de zee droog, en de wateren werden gekliefd. En de kinderen Israëls zijn ingegaan in het midden van de zee, op het droge; en de wateren waren hun een muur, aan hun rechter- en aan hun linkerhand. “ ‘Trek voort’ was het woord door God gegeven om te geven aan de kinderen van Israël toen zij stonden voor de Rode Zee, ingesloten door ontoegankelijke bergen en achterna gezeten door farao. In gehoorzaamheid aan het bevel gingen zij voorwaarts. Toen werkte de Heer voor hen. De wateren van de zee werden gescheiden en stond aan een kant als een machtige muur, waardoor voor hen een open pad ontstond. ‘En de kinderen Israëls zijn ingegaan in het midden van de zee, op het droge, ...’ (Éxodus 14:22) en waren veilig.” –Manuscript Releases, vol. 18, blz. 146.
29
“Het water steeg op en stond overeind, als een bevroren muur aan beide kanten, terwijl Israël temidden van de zee op droge grond liep.” –Spirit of Prophecy, vol. 1, blz. 208, 209. Een pad van geloof en vrijheid 5.
Wat was voor het volk absoluut noodzakelijk om zich naar voren te wagen op zo’n pad? Hoe zou u zich voelen als u opgeroepen wordt om links en rechts tussen hoge massa’s water te lopen? Op wie vertrouwde het volk toen zij door de zee heen liepen? Hebreeën 11:29; Psalm 106:8-10. Hebreeën 11:29 Door het geloof zijn zij de Rode zee doorgegaan, als door het droge; hetwelk de Egyptenaars, ook beproevende, zijn verdronken. Psalm 106:8-10 Doch Hij verloste hen om Zijns Naams wil, opdat Hij Zijn mogendheid bekend maakte. En Hij schold de Schelfzee, zodat zij uitdroogde, en Hij deed hen wandelen door de afgronden, als door een woestijn. En Hij verloste hen uit de hand van de hater, en Hij bevrijdde hen van de hand van de vijand. “In Zijn voorzienigheid leidde God de Hebreeën naar de woestijn bij de zee, om Zijn macht ten opzichte van hun bevrijding te openbaren en de trots van hun verdrukkers te vernederen. Hij had hen ook op een andere wijze kunnen verlossen, maar Hij koos deze wijze om hun geloof te beproeven en hun vertrouwen in Hem te sterken. Het volk was vermoeid en bevreesd, maar wanneer ze achtergebleven zouden zijn toen Mozes hen beval voorwaarts te gaan, zou God nimmer een weg voor hen gebaand hebben. ‘Door geloof zijn zij door de Rode Zee gegaan als over droog land.’ Hebreeën 11:29. Door de zee in te gaan, bewezen ze dat ze het Woord van God, door Mozes gesproken, geloofden. Ze deden alles wat in hun macht was, en toen deelde de Almachtige de zee om een weg te banen voor hun voeten.” –Patriarchen en profeten, blz. 252.
Door geloof de doop ontvangen 6.
30
Hoe brengt de Schrift deze bijzondere geloofservaring naar voren die Israel op die dag samen maakte? 1 Korinthe 10:1, 2.
1 Korinthe 10:1, 2 En ik wil niet, broeders, dat u onwetende bent, dat onze vaders allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn; En allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee; “... Hun doop in de zee was na de uittocht uit Egypte, en bij hun eerste toegang op hun reis naar het land Kanaän, is zoals onze doop is, of zou moeten zijn, nadat een persoon wordt gebracht uit erger dan Egyptische slavernij en duisternis, en heeft geloofd in de Here Jezus Christus, en bij het begin van zijn belijdenis aan Hem, en toegang tot zijn christelijke wedloop. De afdaling van de Israëlieten in de zee, toen zij begraven leken in het water, en hun beklimming er weer uit aan de kust, heeft een zeer grote overeenkomst met de doop, zoals uitgevoerd door onderdompeling, waarbij de persoon die gedoopt wordt naar beneden gaat in het water, wordt daarin begraven met Christus, en komt er weer uit als uit een graf, of als de kinderen van Israël uit de Rode Zee; en toen zij, eruit komend, zich konden verheugen en zingen met het oog op hun redding en veiligheid, en de vernietiging van al hun vijanden, zo kan de gelovige dat ook, en verheugt zich in deze verordening, met het oog op zijn redding door Christus, en veiligheid in Hem, en van al zijn zonden, die begraven zijn en verdronken in de zee van Zijn bloed. ...”–John Gill’s Bible Commentary, commentaar op 1 Korinthe 10:1, 2. Opgeschreven ten gunste van ons 7.
Wat is opgetekend in de Bijbelse geschiedenis voor ons nut en voor allen die in God geloven? De Heer gaf hen een uitweg door de zee, dus wat kunnen wij verwachten als wij Hem aanroepen in moeilijke tijden? Éxodus 14:29-31; Jesája 51:10, 11. Éxodus 14:29-31 Maar de kinderen Israëls gingen op het droge, in het midden van de zee; en de wateren waren hun een muur, aan hun rechter- en aan hun linkerhand. Alzo verloste de HEERE Israël op die dag uit de hand van de Egyptenaars; en Israël zag de Egyptenaars dood aan de oever der zee. Ook zag Israël de grote hand, die de HEERE aan de Egyptenaars bewezen had; en het volk vreesde de HEERE, en geloofde in de HEERE, en aan Mozes, Zijn knecht. Jesája 51:10, 11 Bent U het niet, Die de zee, de wateren van de grote afgrond, droog gemaakt hebt? Die de diepten der zee gemaakt hebt tot een weg, opdat de verlosten daardoor gingen? Alzo zullen de vrij31
gekochten des HEEREN weerkeren, en met gejuich tot Sion komen; en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vreugde en blijdschap zullen zij aangrijpen, treuring en zuchting zullen wegvluchten. “De grote les die hier geleerd wordt, geldt voor alle tijden. Dikwijls wordt het pad van de christen omgeven door gevaren, en schijnt het moeilijk de taak te verrichten. De verbeelding ziet naderende ondergang voor ogen, en banden en dood die wachten. Toch wordt de stem van God duidelijk vernomen: ‘Ga voorwaarts.’ We moeten aan dit bevel gehoor geven, al kunnen onze ogen de duisternis niet doordringen, en voelen we de koude golven rondom onze voeten. De hinderpalen die onze vooruitgang hinderen, zullen nooit verdwijnen voor een aarzelende, twijfelende geest. Zij die wachten met hun gehoorzaamheid tot alle schaduwen van onzekerheid verdwenen zijn en er geen spoor van risico of nederlaag meer bestaat, zullen helemaal niet gehoorzamen. Het ongeloof fluistert: ‘Laten we wachten tot alle hinderpalen verdwenen zijn, en we duidelijk kunnen zien wat voor ons ligt’; maar het geloof dringt erop aan moedig voorwaarts te gaan, terwijl we alle dingen hopen, alle dingen geloven.” –Patriarchen en profeten, blz. 252, 253. Ter overdenking ♦ ♦ ♦
Als we geen oplossing voor een probleem zien, geloven we dan dat de Heer kan bereiken hetgeen ons onmogelijk lijkt? Waarom heeft de Heer, nadat het volk zoveel jaren in slavernij had geleden, hen doen confronteren met zo’n enorme beproeving bij de Rode Zee? Wanneer u beproefd wordt, herinnert u zich dan het verbazingwekkende wonder van Israëls doortocht door de Rode Zee tussen de muren van water?
Voor verdere studie Psalm 66:6; 78:13; 136:11-14; Jesája 41:9, 10, 13, 14; 63:12; 51:12, 15. Psalm 66:6 Hij heeft de zee veranderd in het droge; zij zijn te voet doorgegaan door de rivier; daar hebben wij ons in Hem verblijd. Psalm 78:13 Hij kliefde de zee, en deed er hen doorgaan; en de wateren deed Hij staan als een hoop.
32
Psalm 136:11-14 En heeft Israël uit het midden van hen uitgeleid; want Zijn goedertierenheid is in eeuwigheid. Met een sterke hand, en met een uitgestrekte arm; want Zijn goedertierenheid is in eeuwigheid. Hem, Die de Schelfzee in delen deelde; want Zijn goedertierenheid is in eeuwigheid. En voerde Israël door het midden van haar; want Zijn goedertierenheid is in eeuwigheid. Jesája 41:9, 10, 13, 14 U, die Ik gegrepen heb van de einden der aarde, en uit haar bijzonderste geroepen heb; en zei tot u: U bent Mijn knecht; u heb Ik uitverkoren, en heb u niet verworpen. Vrees niet, want Ik ben met u; wees niet ontzet, want Ik ben uw God; Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met de rechterhand Mijner gerechtigheid. [...] Want Ik, de HEERE, uw God, grijp uw rechterhand aan, Die tot u zeg: Vrees niet, Ik help u. Vrees niet, u wormpje Jakobs, u volkje Israëls! Ik help u, spreekt de HEERE, en uw Verlosser is de Heilige Israëls! Jesája 63:12 Die de arm Zijner heerlijkheid heeft doen gaan aan de rechterhand van Mozes, Die de wateren voor hun aangezichten kliefde, opdat Hij Zich een eeuwige Naam maakte? Jesája 51:12, 15 Ik, Ik ben het, Die u troost; wie bent u, dat u vreest voor de mens, die sterven zal? en voor het mensenkind, dat hooi worden zal? Want Ik ben de HEERE, uw God, Die de zee klieft, dat haar golven bruisen; HEERE der heerscharen is Zijn Naam. “Die denken dat het voor hen onmogelijk is zich over te geven aan de wil van God en geloof te koesteren in Zijn beloften, tot zich geen hindernissen meer op hun weg bevinden, zullen nooit tot overgave komen. Geloof is niet de zekerheid der kennis; het ‘is een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet’. Hebreeën 11:1. Gehoorzaamheid aan de geboden Gods is de enige weg om Zijn gunst te verkrijgen. ‘Gaat voorwaarts’, moet het wachtwoord van de christen zijn.” –Uit de schatkamer der getuigenissen, deel 1, blz. 467, 468. _____
33
Zendingsbericht uit Belize Voorlezen op Sabbat 25 oktober 2014 De speciale sabbatschoolcollecte wordt ingezameld op Sabbat 1 november 2014 “Gaat dan heen, onderwijst al de volken, ...” Matthéüs 28:19. Het land Belize en zijn hoofdstad Belmopan is gelegen in de uiterst noordoostelijke hoek van Centraal-Amerika, grenzend in het noorden aan Mexico en in het westen en zuiden aan Guatemala. Kolonialisme, slavernij en immigratie hebben een belangrijke rol gespeeld in het maken van Belize tot een land met vele culturen, talen en etnische groepen. De officiële taal is de Engelse, maar grote delen van de bevolking, die in 2012 uitkwam op een aantal van 356.600, spreken Spaans en/of Kriol (een Engels Creoolse taal). Het Engels is de officiële taal van Belize doordat het als enige land op het continent van Centraal-Amerika door de Britten was gekolonialiseerd; een geschiedenis die het deelt met sommige Caribische eilanden. In 1821 werd het een territorium van de wettelijk soevereine staat van de Verenigde Provincies van Centraal Amerika. In 1836 eisten de Britten het recht op om het land te besturen, wat gewild was vanwege zijn mahonie bossen. In 1862 verklaarde Groot-Brittannië het land officieel tot een kolonie van de Britse Kroon, en noemde het Brits-Honduras. Er volgde een lastige geschiedenis, met de Grote Depressie in 1930, een verwoestende orkaan in 1931, en de economische lasten na de Tweede Wereldoorlog. Groot-Brittannië schonk het land in 1964 het recht tot zelfbestuur, en het land werd in 1973 Belize genoemd. Echter waren er nog wel problemen met de claim van Guatemala op soevereiniteit over het gebied. Terwijl de Britten het land al op 21 september 1981 de onafhankelijkheid schonken, duurde het tot 1992 dat de president van Guatemala de onafhankelijkheid van het land formeel erkende. Politieke en etnische spanningen onder de bevolking bemoeilijken het prediken van het evangelie. Volgens statistieken uit 2012 is 40% van de Belizanen Katholiek; 31,7% Protestants (8,5% lid van de Pinkstergemeente; 5,5% Zevende-Dags Adventist; 4,6% Anglicaans; 3,8% Mennoniet; 3,6% Baptist; 2,9% Methodist; 2,8% Nazareens); 1,7% is Jehova’s Getuige; en 10,2% zijn andere religies aanhangig (Mayareligie, Garifuna, Obeah, Myalisme, en minderheden van Mormonen, Hindoes,
34
Boeddhisten, Moslims, Bahá’i, Rastafari, en anderen), de overige 15,6% meent geen band te hebben met een religie. De Reformatiebeweging kwam in 1987 in Belize door het bezoek van broeder Uldarico Alejos, een broeder uit Peru die gezonden was door de Generale Conferentie. In het einde van de jaren ’90 werd het beheer van deze zendingsmissie overgenomen door de Centraal-Amerikaanse Unie, onder leiding van de prediker Pedro Ruiz Reyes, die periodiek arbeiders uit Honduras en Guatemala stuurde om leden en geïnteresseerde zielen te bezoeken. Deze bezoeken boekten goede resultaten, en het zendingswerk werd gevestigd in de kleine stad Punta Gorda, alsook in de regio’s van Cayo en Belmopan; maar financiële problemen noodzaakte de CentraalAmerikaanse Unie om hulp te vragen aan de Generale Conferentie, die een tweetalige bijbelarbeider financierde om te werken in Belize onder het Foreign Missions Program (Buitenlandse Zendings Programma), maar onder toezicht van de Unie. Later zond de Unie andere arbeiders uit Guatemala om het land te dienen, maar weinigen waren het Engels ook maar enigszins vaardig. Daarom heeft de Unie de Generale Conferentie verzocht om te voorzien in een Engelssprekende arbeider voor het land. Het verzoek werd gehonoreerd en de prediker Hildon Boguela uit Tanzania heeft ongeveer vier jaar in het veld gewerkt. Tijdens deze periode was de Unie verantwoordelijk voor de kosten, zoals de huur van een woonhuis. Echter is de Unie in 2010, na stemming door de afgevaardigden, ontbonden, en werden Guatemala, Honduras en El Salvador ieder aparte velden onder de Generale Conferentie, met het kleine veld van Belize sindsdien onder toezicht van het Guatemalaanse Veld. Op dit moment heeft de gemeente twee stukken grond, waarvan één in Punta Gorda en de andere in Belmopan, waar de huidige leider, ouderling Rivera uit Guatemala, woont met zijn vrouw en twee kinderen. Wij danken God voor het werk van deze broeder. Eén ziel werd gedoopt in 2013, en anderen volgden; maar wij hebben geen kerkgebouwen in Belize, wat leidde tot het plan om een hoofdkwartier te bouwen, inclusief een kerkzaal en een predikerswoning. Dit zal enorm helpen om tegemoet te komen aan de richtlijnen van de overheid, die verlangt van nonprofitorganisaties om het aan hun gegeven land te ontwikkelen, en het anders weer afneemt. Door schaarse financiële middelen zijn vier stukken grond verloren, omdat wij niet in staat waren om er iets op te bouwen; dit leidde tot ontmoediging onder enkele zielen. Maar wij danken God dat Hij deuren geopend heeft, en wij andere grond hebben gekregen, op voorwaarde dat wij een basisschool bouwen. Het project is begonnen, maar de hoge kosten in levensonderhoud hebben een snelle bouw 35
verhinderd, en nu vrezen wij dat de overheid onze vergunning nietig zal verklaren, en daarbij het stuk grond ook verliezen. Met deze uitleg doen wij een oproep aan alle broeders en zusters over de wereld om ons steun te bieden met hun gebeden en hun gaven, zodat wij de bouw van de kerk, predikerswoning en school kunnen afronden. Moge God het werkende gezin in Belize zegenen, en alle vrijgevige gelovigen die het zendingswerk over de hele wereld en in Belize ondersteunen. −Danilo Lopez Valdemar Monterroso Voorzitter van het Guatemalaanse Veld
De extra sabbatschoolcollecte is bestemd voor Belize Dat uw gave mag samengaan met vreugde en opoffering!
5e Les
Sabbat 1 november 2014 Sabbatbegin 17.13 u. ↔ 17.11 u.
Aan de dood ontsnappen door geloof “Het volk Israël zou het gebied bewonen dat God had aangewezen. De volken die de eredienst van de ware God hadden verworpen, zouden verdreven worden. Maar het was Gods bedoeling dat Israël, door Gods karakter te openbaren, de mensen tot Hem zou trekken. Heel de wereld kreeg de uitnodiging van het evangelie. Door de leer van de offerdiensten moest Christus verhoogd worden onder de volken, en allen die op Hem zouden zien, zouden leven. Allen die, evenals Rachab de Kanaänitische en Ruth de Moabitische, zich afwenden van de afgoden tot het dienen van de ware God, zouden één worden met Zijn uitverkoren volk. Naarmate het aantal der Israëlieten toenam, zouden ze hun grenzen uitbreiden, tot hun rijk heel de wereld zou omvatten.” –Profeten en koningen, blz. 11.
36
Gastvrijheid verleend met groot risico 1.
Wie was gastvrij voor de Israëlieten, die gestuurd waren om het land Kanaän te verspieden? Welk risico’s nam ze toen ze hulp bood aan de twee mannen die als vijanden van haar volk werden beschouwd? Jozua 2:1. Jozua 2:1 Jozua nu, de zoon van Nun, had twee mannen, die heimelijk verspieden zouden, gezonden van Sittim, zeggende: Gaat heen, bezichtigt het land en Jericho. Zij dan gingen, en kwamen in het huis van een vrouw, een hoer, wier naam was Rachab, en zij sliepen daar. “Enkele kilometers over de rivier, juist tegenover de legerplaats van Israël, lag de sterke stad Jericho. Deze stad was in feite de sleutel tot het gehele land en zou een belangrijke hinderpaal vormen voor het succes van Israël. Jozua besloot daarom twee jongemannen te zenden als verspieders om deze stad te verkennen, en zich op de hoogte te stellen van de bevolking, de sterkte en haar hulpbronnen. De inwoners der stad, verschrikt en wantrouwend, waren waakzaam, en de boden verkeerden in groot gevaar. Ze werden echter beschermd door Rachab, een vrouw in Jericho, met gevaar van haar eigen leven.” –Patriarchen en profeten, blz. 434.
2.
Aan wie werd snel het nieuws overgebracht dat twee Israëlieten naar Jericho waren gekomen? Welk bevel stuurde de koning naar Rachab? Jozua 2:2, 3. Jozua 2:2, 3 Toen werd aan de koning te Jericho geboodschapt, zeggende: Zie, in deze nacht zijn hier mannen gekomen van de kinderen Israëls, om dit land te doorzoeken. Daarom zond de koning van Jericho tot Rachab, zeggende: Breng de mannen uit, die tot u gekomen zijn, die in uw huis gekomen zijn; want zij zijn gekomen, om het ganse land te doorzoeken.
3.
Wat was haar antwoord aan de boodschappers van de koning? Welke bijzondere moeite deed zij om de twee spionnen te beschermen? Jozua 2:4-6.
37
Jozua 2:4-6 Maar die vrouw had die beide mannen genomen, en zij had hen verborgen; en zei aldus: Er zijn mannen tot mij gekomen, maar ik wist niet, van waar zij waren. En het geschiedde, als men de poort zou sluiten, toen het duister was, dat die mannen uitgingen; ik weet niet, waarheen die mannen gegaan zijn; jaagt hen haastig na, want u zult ze achterhalen. Maar zij had hen op het dak doen klimmen, en zij had hen verstoken onder de vlasstoppels, die door haar op het dak geschikt waren. Bij het verlenen van gastvrijheid aan mensen die als vijanden werden beschouwd, bracht Rachab zichzelf in een gevaarlijke situatie omdat ze riskeerde gezien te worden als een collaborateur met de spionnen. En toch, wetende dat de Heer met hen was, was ze niet alleen gastvrij, maar verstopte ze hen eveneens om hun levens te redden. Dit betekende echter niet dat ze het volle licht had en bekeerd was. De leugen die ze onder druk vertelde, was een zonde die ze beging voor haar bekering. Het openbaarde haar behoefte naar de waarheid en zou in geen geval aangehaald mogen worden om liegen goed te praten. “Gods volk zal zich herinneren dat ‘De overgeblevenen van Israël ... geen onrecht [zullen] doen, noch leugen spreken, en in hun mond zal geen bedrieglijke tong gevonden worden; maar zij zullen weiden en neerliggen, en niemand zal hen verschrikken’ (Zefánja 3:13). Waarachtigheid en rechtschapenheid zijn eigenschappen van God, en degene die deze eigenschappen bezit, heeft een kracht die onoverwinnelijk is.” –My Life Today, blz. 331. Rachabs geloof 4.
Welk sterk geloof had deze vrouw, ondanks dat ze een heidin was? Wat wisten zij en haar volk? Jozua 2:8-11. Jozua 2:8-11 Eer zij nu sliepen, zo klom zij op tot hen, op het dak. En zij sprak tot die mannen: Ik weet, dat de HEERE u dit land gegeven heeft, en dat uw verschrikking op ons gevallen is, en dat al de inwoners van dit land voor uw aangezicht gesmolten zijn. Want wij hebben gehoord, dat de HEERE de wateren van de Schelfzee uitgedroogd heeft voor uw aangezicht, toen u uit Egypte ging; en wat u aan de twee koningen der Amorieten, Sihon en Og, gedaan hebt, die op gene zijde van de Jordaan waren, die u verbannen hebt. Toen wij het hoorden, zo versmolt ons hart, en er bestaat geen moed
38
meer in iemand, vanwege uw tegenwoordigheid; want de HEERE, uw God, is een God boven in de hemel, en beneden op de aarde. “Toen God Israël uit Egypte verloste, verbreidde zich een kennis van de macht van God tot in de verre omtrek. De oorlogszuchtige stam in het machtige Jericho beefde. ‘Toen wij dat hoorden, versmolt ons hart en vanwege u bleef bij niemand enige moed over, want de Here, uw God, is een God in de hemel boven en op de aarde beneden’. (Jozua 2:11) Eeuwen lang na de uittocht herinnerden de priesters der Filistijnen hun volk nog aan de plagen van Egypte, en waarschuwden hen om de God van Israël niet te weerstaan.” –Patriarchen en profeten, blz. 332, 333. “Het voorttrekkende leger van Israël ontdekte dat de wetenschap van het machtig werk van de God der Hebreeën hun was voorgegaan, en dat sommige heidenen hadden geleerd dat Hij alleen de ware God was. In het goddeloze Jericho getuigde een heidense vrouw: ‘De Here, uw God, is een God in de hemel boven en op de aarde beneden’. (Jozua 2:11) Het kennen van de Here, dat ze op deze wijze te weten was gekomen, bleek haar behoud te zijn.” –Profeten en koningen, blz. 227. Overeenkomst tussen Rachab en de verspieders 5.
Welk oprechte verzoek deed de vrouw? Wat beloofden de spionnen te doen, omdat zij hen beschermde? Jozua 2:12-14. Jozua 2:12-14 Nu dan, zweert mij toch bij de HEERE, daar ik weldadigheid aan u gedaan heb, dat u ook weldadigheid doen zult aan het huis mijns vaders, en geeft mij een waarteken, dat u mijn vader en mijn moeder in het leven zult behouden, alsook mijn broeders en mijn zusters, met alles, wat zij hebben; en dat u onze zielen van de dood redden zult. Toen spraken die mannen tot haar: Onze ziel zij voor u om te sterven, indien u deze onze zaak niet te kennen geeft; het zal dan geschieden, wanneer de HEERE ons dit land geeft, zo zullen wij aan u weldadigheid en trouw bewijzen. “Ze werden echter beschermd door Rachab, een vrouw in Jericho, met gevaar van haar eigen leven. Als beloning voor deze daad beloofden ze haar hun bescherming wanneer de stad veroverd zou worden.” –Patriarchen en profeten, blz. 434.
39
6.
Welke andere overeenkomst sloten de verspieders met Rachab voordat ze vertrokken? Jozua 2:15-21. Jozua 2:15-21 Zij liet hen dan neer met een zeel [= touw] door het venster; want haar huis was op de stadsmuur; en zij woonde op de muur. En zij zei tot hen: Gaat op het gebergte, opdat niet misschien de vervolgers u ontmoeten, en verbergt u aldaar drie dagen, totdat de vervolgers weergekeerd zullen zijn; en gaat daarna uw weg. Ook zeiden die mannen tot haar: Wij zullen onschuldig zijn aan deze uw eed, die u ons hebt doen zweren; Zie, wanneer wij in het land komen, zo zult u dit snoer van scharlakendraad aan het venster binden, waardoor u ons zult neergelaten hebben; en u zult tot u in het huis vergaderen uw vader, en uw moeder, en uw broeders, en het ganse huisgezin van uw vader. Zo zal het geschieden, al wie uit de deuren van uw huis naar buiten gaan zal, zijn bloed zij op zijn hoofd, en wij zullen onschuldig zijn; maar al wie bij u in het huis zijn zal, diens bloed zij op ons hoofd, indien een hand tegen hem zijn zal! Maar indien u deze onze zaak te kennen zult geven, zo zullen wij onschuldig zijn aan uw eed, die u ons hebt doen zweren. Zij nu zei: Het zij alzo naar uw woorden. Toen liet zij hen gaan; en zij gingen heen; en zij bond het scharlakensnoer aan het venster. “God zei dat de stad Jericho vervloekt zal zijn en dat iedereen zou sterven behalve Rachab en haar huisgezin. Zij zouden gered worden vanwege de gunst die Rachab de boodschappers van de Heer verleende.” –Review and Herald, 16 september 1873.
Redding behaald 7.
Wat gebeurde er – in overeenstemming met deze afspraak – bij Rachab en haar familie toen de muren van Jericho vielen en de stad in bezit werd genomen door Israël? Jozua 6:17, 22, 23, 25. Jozua 6:17, 22, 23, 25 Doch deze stad zal de HEERE verbannen zijn, zij en al wat daarin is; alleen zal de hoer Rachab levend blijven, zij en allen, die met haar in het huis zijn, omdat zij de boden, die wij uitgezonden hadden, verborgen heeft. [...] Jozua nu zei tot de twee mannen, de verspieders van het land: Gaat in het huis van de vrouw, de hoer, en brengt die vrouw van daar uit, met al wat zij heeft, zoals u haar gezworen hebt. [...] Toen gingen de jongelingen, de verspieders, daarin en brachten er Rachab uit, en
40
haar vader, en haar moeder, en haar broeders, en al wat zij had; ook brachten zij uit al haar huisgezinnen, en zij stelden hen buiten de legerplaats van Israël. [...] Dus liet Jozua de hoer Rachab leven, en het huisgezin van haar vader, en al wat zij had; en zij heeft gewoond in het midden van Israël tot op deze dag, omdat zij de boden verborgen had, die Jozua gezonden had, om Jericho te verspieden. “Jericho was een stad die toegewijd was aan de meest overdreven afgoderij. De inwoners waren steenrijk. Alle rijkdom die God hun gegeven had, schreven zij toe als gaven van hun goden. Goud en zilver waren er in overvloed. Zoals de mensen voor de zondvloed waren zij corrupt en godslasterlijk. Zij beledigden en daagden de God van de hemel uit door hun slechte daden. Gods oordelen ontwaakten tegen Jericho. Het was een vesting. Maar de Kapitein van Gods leger kwam Zelf vanuit de hemel om de hemellegers te leiden en de stad te belegeren. Engelen van God namen beslag op de massieve muren en haalden ze neer tot de grond. God zei dat de stad Jericho vervloekt zou zijn en dat iedereen zou sterven behalve Rachab en haar huisgezin. Zij zouden gered worden vanwege de gunst die Rachab verleende aan de boodschappers van de Heer.” –Testimonies for the Church, vol. 3, blz. 264. 8.
Wat dwong Rachab – volgens het Nieuwe Testament – om de twee Israëlieten te beschermen? Welke prominente plek heeft zij – door Gods genade – in de koninklijke, messiaanse lijn? Hebreeën 11:31; Jakobus 2:25; Matthéüs 1:1, 5. Hebreeën 11:31 Door het geloof is Rachab, de hoer, niet omgekomen met de ongehoorzamen, toen zij de verspieders met vrede had ontvangen. Jakobus 2:25 En evenzo ook Rachab, de hoer, is zij niet uit de werken gerechtvaardigd geweest, toen zij de gezondenen heeft ontvangen, en door een andere weg uitgelaten? Matthéüs 1:1, 5 Het boek van het geslacht van Jezus Christus, de Zoon van David, de zoon van Abraham. [...] En Salmon gewon Boöz bij Rachab, en Boöz gewon Obed bij Ruth, en Obed gewon Jessai; “Het voorttrekkende leger van Israël ontdekte dat de wetenschap van het machtig werk van de God der Hebreeën hun was voor41
gegaan, en dat sommige heidenen hadden geleerd dat Hij alleen de ware God was. In het goddeloze Jericho getuigde een heidense vrouw: ‘De Here, uw God, is een God in de hemel boven en op de aarde beneden.’ (Jozua 2:11) Het kennen van de Here, dat ze op deze wijze te weten was gekomen, bleek haar behoud te zijn. Door het geloof ‘is Rachab niet omgekomen met de ongehoorzamen.’ (Hebreeën 11:31) Haar bekering was geen afzonderlijk geval van Gods barmhartigheid jegens afgodendienaars die Zijn goddelijk gezag hadden erkend.” –Profeten en koningen, blz. 227. Ter overdenking ♦ ♦
Als u zich in een soortgelijke situatie zou bevinden als Rachab, zou u dan uw leven op het spel zetten voor iemand die u zojuist voor het eerst hebt ontmoet? Hoe kan het grote geloof dat haar redding teweegbracht worden uitgelegd, daarbij haar heidense achtergrond in gedachte houdend?
Voor verdere studie Ezechiël 18:20-23; 33:11-16, 19. Ezechiël 18:20-23; 33:11-16, 19 De ziel, die zondigt, die zal sterven; de zoon zal niet dragen de ongerechtigheid van de vader, en de vader zal niet dragen de ongerechtigheid van de zoon; de gerechtigheid van de rechtvaardige zal op hem zijn, en de goddeloosheid van de goddeloze zal op hem zijn. Maar wanneer de goddeloze zich bekeert van al zijn zonden, die hij gedaan heeft, en al Mijn inzettingen onderhoudt, en doet recht en gerechtigheid, hij zal gewis leven, hij zal niet sterven. Al zijn overtredingen, die hij gedaan heeft, zullen hem niet gedacht worden; in zijn gerechtigheid, die hij gedaan heeft, zal hij leven. Zou Ik enigszins lust hebben aan de dood van de goddeloze, spreekt de Heere HEERE; is het niet, als hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij leeft? [...] Zeg tot hen: Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust heb in de dood van de goddeloze! maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt u sterven, o huis Israëls? U dan, o mensenkind! zeg tot de kinderen van uw volk: De gerechtigheid van de rechtvaardige zal hem niet redden ten dage van zijn overtreding; en aangaande de goddeloosheid van de goddeloze, hij zal om deze niet vallen, ten dage als hij zich van zijn goddeloosheid bekeert; en de rechtvaardige zal niet kunnen leven door deze
42
zijn gerechtigheid, ten dage als hij zondigt. Als Ik tot de rechtvaardige zeg, dat hij zeker leven zal, en hij op zijn gerechtigheid vertrouwt, en onrecht doet, zo zullen al zijn gerechtigheden niet gedacht worden, maar in zijn onrecht, dat hij doet, daarin zal hij sterven. Als Ik ook tot de goddeloze zeg: U zult de dood sterven! en hij zich van zijn zonde bekeert, en recht en gerechtigheid doet; Geeft de goddeloze het pand terug, betaalt hij het geroofde, wandelt hij in de inzettingen des levens, zodat hij geen onrecht doet; hij zal zeker leven, hij zal niet sterven. Al zijn zonden, die hij gezondigd heeft, zullen hem niet gedacht worden; hij heeft recht en gerechtigheid gedaan, hij zal zeker leven. [...] En als de goddeloze zich bekeert van zijn goddeloosheid, en recht en gerechtigheid doet, zo zal hij daarin leven. “Allen die, evenals Rachab de Kanaänitische en Ruth de Moabitische, zich afwendden van de afgoden tot het dienen van de ware God, zouden één worden met Zijn uitverkoren volk. Naarmate het aantal der Israëlieten toenam, zouden ze hun grenzen uitbreiden, tot hun rijk heel de wereld zou omvatten.” –Profeten en koningen, blz. 11. _____
6e Les
Sabbat 8 november 2014 Sabbatbegin 17.00 u. ↔ 16.59 u.
Ontvangen door geloof en opgedragen aan God “Er zijn onschatbare gelegenheden, oneindig kostbare belangen voor elke moeder. De eenvoudige dagelijkse plichten die veel vrouwen als een vervelende taak beschouwen, moeten gezien worden als een edel en groots werk. De moeder heeft het voorrecht een zegen te zijn voor de wereld door haar invloed, en op deze wijze zal ze zelf blijdschap kennen. Ze kan de weg banen voor haar kinderen, door zonneschijn en schaduw, naar een hoger leven. Maar de moeder kan alleen maar hopen het karakter van haar kinderen naar het goddelijk patroon te vormen als ze in haar eigen leven tracht de leer van Christus na te volgen. [...] Iedere moeder moet vaak haar Heiland zoeken met de bede: ‘Onderwijs ons hoe we het kind moeten leiden en wat we ermee moeten doen.’ Laat ze acht slaan op het onderricht dat God in Zijn Woord gegeven heeft, en ze zal de wijsheid ontvangen die ze nodig heeft.” –Patriarchen en profeten, blz. 523. 43
Een huwelijk zonder nakomelingen 1.
Waarom was Hanna zo verdrietig, hoewel ze getrouwd was en haar man haar teder liefhad? Hoe kunnen wij haar probleem begrijpen? 1 Samuël 1:2, 4-6. 1 Samuël 1:2, 4-6 En hij had twee vrouwen; de naam van de ene was Hanna, en de naam van de andere was Peninna. Peninna nu had kinderen, maar Hanna had geen kinderen. [...] En het geschiedde op die dag, als Elkana offerde, zo gaf hij aan Peninna, zijn vrouw, en aan al haar zonen en haar dochters, delen. Maar aan Hanna gaf hij een aanzienlijk deel, want hij had Hanna lief; doch de HEERE had haar baarmoeder toegesloten. En haar tegenpartijdige tergde haar ook met terging, om haar te vergrimmen, omdat de HEERE haar baarmoeder toegesloten had. “Elkana, een Leviet uit het gebergte Efraïm, was een rijk en invloedrijk man, die de Here liefhad en vreesde. Zijn vrouw Hanna was ook een vrome vrouw. Ze was zachtzinnig en eenvoudig en haar karakter werd gekenmerkt door diepe ernst en een groot geloof. De zegen waarnaar elke Israëliet zozeer verlangde, was aan dit godvruchtig echtpaar onthouden; hun huis werd niet opgevrolijkt door de stemmen van kinderen; en het verlangen dat zijn naam zou blijven voortbestaan, had de man ertoe gebracht – zoals vaak gebeurde – een tweede huwelijk te sluiten. Maar deze stap, die gedaan werd door een gebrek aan geloof in God, maakte niet gelukkig. Zonen en dochters werden in het gezin geboren, maar de blijdschap en schoonheid van deze geheiligde instelling van God was afwezig en de vrede in het gezin was verstoord. Peninna, de tweede vrouw, was jaloers en bekrompen van geest, en gedroeg zich trots en aanmatigend. Voor Hanna scheen de hoop verdwenen en het leven was voor haar een last geworden; toch bleef ze geduldig en klaagde niet.” –Patriarchen en profeten, blz. 519.
Verdriet en pijn 2.
44
Wat gebeurde ieder jaar wanneer Elkana, de man van Hanna, en zijn gezin naar het huis van de Heer gingen? Wat werden – in plaats van een gelegenheid van vreugde en dankbaarheid – deze bezoeken aan het huis van gebed? 1 Samuël 1:3, 7, 8.
1 Samuël 1:3, 7, 8 Deze man nu ging opwaarts uit zijn stad van jaar tot jaar om te aanbidden, en om te offeren aan de HEERE der heerscharen te Silo; en aldaar waren priesters des HEEREN, Hofni, en Pínehas, de twee zonen van Eli. [...] En alzo deed hij jaar op jaar; van dat zij opging tot het huis des HEEREN, zo tergde zij haar alzo; daarom weende zij en at niet. Toen zei Elkana, haar man: Hanna, waarom weent u, en waarom eet u niet, en waarom is uw hart kwalijk gesteld? Ben ik u niet beter dan tien zonen? “Zelfs tijdens deze hoge feesten, verbonden met de dienst van God, verstoorde de boze geest die een vloek op zijn gezin had gebracht, de rust. Nadat het dankoffer gebracht was, nam heel het gezin deel aan een vreugdevol feestmaal, zoals gebruikelijk was. Bij deze gelegenheden gaf Elkana aan de moeder van zijn kinderen een deel voor haarzelf en voor elk van haar zonen en dochters; maar als teken van zijn liefde voor Hanna kreeg deze een dubbel deel, waarmee hij te kennen gaf dat zijn liefde voor haar even groot was als dat ze moeder zou zijn geweest. De tweede vrouw, die jaloers was, maakte dan aanspraak op het feit, dat zij door God begunstigd was, terwijl ze Hanna tergde met haar kinderloosheid, als bewijs van Gods misnoegen. Elk jaar herhaalde dit zich, tot Hanna het niet langer kon verdragen. Ze was niet in staat haar verdriet te verbergen, en weende bitter, terwijl ze zich van het feest terugtrok. Tevergeefs trachtte haar man haar te troosten. ‘Waarom weent gij en waarom eet gij niet? Waarom zijt gij zo verdrietig gestemd?’ vroeg hij. ‘Ben ik u niet meer waard dan tien zonen?’ ” –Patriarchen en profeten, blz. 519, 520. Het gebed van geloof 3.
Wat voor gebed stortte Hanna – haar hart uithuilend – in diepe zielesmart uit voor God? Wat beloofde zij plechtig met geheel haar hart? 1 Samuël 1:9-11. 1 Samuël 1:9-11 Toen stond Hanna op, nadat hij gegeten, en nadat hij gedronken had te Silo. En Eli, de priester, zat op een stoel bij een post van de tempel des HEEREN. Zij dan van ziel bitter bedroefd zijnde, zo bad zij tot de HEERE, en zij weende zeer. En zij beloofde een gelofte, en zei: HEERE der heerscharen, zo U eenmaal de ellende van Uw dienstmaagd aanziet, en mij gedenkt, en Uw dienstmaagd niet vergeet, maar geeft aan Uw dienstmaagd een mannelijk
45
zaad, zo zal ik dat aan de HEERE geven al de dagen van zijn leven, en er zal geen scheermes op zijn hoofd komen. “Hanna uitte geen verwijt. De last die ze met geen aardse vriend kon delen, bracht ze naar God. Ernstig smeekte ze dat Hij van haar de smaad zou wegnemen en haar een zoon zou geven, die ze voor Hem kon opvoeden. Ze deed een plechtige gelofte dat ze, als God haar verzoek toestond, haar kind aan God zou wijden vanaf zijn geboorte. Hanna was dicht bij de deur van de tabernakel, en in de bitterheid van haar geest bad ze, en weende bitter. Toch sprak ze in stilte met God, zonder een woord te uiten.” –Patriarchen en profeten, blz. 520. 4.
Begreep Eli, de hogepriester, die op dat moment dienst deed, dat zij haar hart opende voor God? Welke zegen sprak hij uit toen hij zich bewust werd van haar vurige gebed? 1 Samuël 1:12-17. 1 Samuël 1:12-17 Het geschiedde nu, toen zij evenzeer bleef biddende voor het aangezicht des HEEREN, zo gaf Eli acht op haar mond. Want Hanna sprak in haar hart; alleen roerden zich haar lippen, maar haar stem werd niet gehoord; daarom hield Eli haar voor dronken. En Eli zei tot haar: Hoe lang zult u zich dronken aanstellen? Doe uw wijn van u. Doch Hanna antwoordde en zei: Neen, mijn heer! ik ben een vrouw, bezwaard van geest; ik heb noch wijn, noch sterke drank gedronken; maar ik heb mijn ziel uitgegoten voor het aangezicht des HEEREN. Houd toch uw dienstmaagd niet voor een dochter Belials; want ik heb tot nu toe gesproken uit de veelheid van mijn gedachten en van mijn verdriet. Toen antwoordde Eli en zei: Ga heen in vrede, en de God Israëls zal uw bede geven, die u van Hem gebeden hebt. “In die boze tijd zag men zoiets zelden. Feestvieren en zelfs dronkenschap waren heel gewoon, zelfs bij godsdienstige samenkomsten; en Eli, de hogepriester, dacht bij het zien van Hanna, dat ze te veel gedronken had. Hij meende dat ze een bestraffing verdiend had en streng zei hij tot haar: ‘Hoe lang zult gij u als een beschonkene gedragen? Zorg, dat gij uw roes kwijtraakt.’ Bedroefd en opgeschrikt antwoordde Hanna zachtmoedig… [...] De hogepriester was diep bewogen, want hij was een man Gods; in plaats van haar te bestraffen, zegende hij haar: ‘Ga heen in vrede, en de God
46
van Israël zal u geven, wat gij van Hem gebeden hebt.’ ” –Patriarchen en profeten, blz. 520. Gods antwoord op haar gebed 5.
Welke belofte ondersteunt het gebed van geloof? Werd deze belofte vervuld na het oprechte gebed van Hanna? Markus 11:24; 1 Samuël 1:18-20. Markus 11:24 Daarom zeg Ik u: Alle dingen, die u biddende begeert, gelooft, dat u ze ontvangen zult, en zij zullen u geworden. 1 Samuël 1:18-20 En zij zei: Laat uw dienstmaagd genade vinden in uw ogen! Alzo ging die vrouw haars weegs; en zij at, en haar aangezicht was haar zodanig niet meer. En zij stonden des morgens vroeg op, en zij aanbaden voor het aangezicht des HEEREN, en zij keerden weer, en kwamen tot hun huis te Rama. En Elkana bekende zijn vrouw Hanna, en de HEERE gedacht aan haar. En het geschiedde, na verloop van dagen, dat Hanna bevrucht werd, en een zoon baarde, en zij noemde zijn naam Samuël: Want, zei zij, ik heb hem van de HEERE gebeden. “Het gebed van Hanna werd verhoord; ze ontving het geschenk waarom ze zo vurig gebeden had. Toen ze het kind zag, noemde ze het Samuël – ‘van God gebeden’.” –Patriarchen en profeten, blz. 520, 522. “In bijzondere mate rust de verantwoordelijkheid op de moeder. Zij, door wier levensbloed het kind wordt gevoed en zijn fysiek gestel wordt opgebouwd, oefent daarop ook verstandelijke en geestelijke invloeden uit, welke mede helpen geest en karakter te vormen. Het was Jochébed, de Hebreeuwse moeder, die, sterk in het geloof, ‘het gebod des konings niet vrezende’, Mozes, de bevrijder van Israël, het leven schonk (Hebreeën 11:23). Het was Hanna, de vrouw van gebed, zelfopoffering en goddelijke inspiratie, die Samuël het leven gaf, het door God onderwezen kind, de onkreukbare rechter, de stichter van Israëls heilige scholen. Het was Elisabeth, de bloed- en geestverwante van Maria van Nazareth, die de moeder was van de wegbereider van de Heiland.” –Gezin en gezondheid, blz. 32, 33. [zie ook: De weg tot gezondheid, blz. 213]
47
Ontvangen en opgedragen aan God 6.
Vergat Hanna de belofte nadat het kind was geboren, of herinnerde ze zich juist die belofte? Waar brachten de ouders Samuël heen toen hij nog klein was? 1 Samuël 1:24-26. 1 Samuël 1:24-26 Daarna, toen zij hem gespeend had, bracht zij hem met zich opwaarts, met drie varren, en een efa meel, en een fles met wijn; en zij bracht hem in het huis des HEEREN te Silo; en het jongske was zeer jong. En zij slachtten een var; alzo brachten zij het kind tot Eli. En zij zei: Och, mijn heer! zo waarachtig als uw ziel leeft, mijn heer! Ik ben die vrouw, die hier bij u stond, om de HEERE te bidden. “Neem beslag op de grote kracht van God in het werk voor uw kinderen. Leg uw kinderen in gebed bij de Heer. Werk ernstig en onvermoeibaar voor hen. God zal uw gebeden horen en zal hen persoonlijk tot Zich trekken. Dan, op de laatste grote dag, kunt u hen bij God brengen, en zeggen: ‘Ziet, ik en de kinderen, die U mij gegeven heeft.’ Wanneer Samuël de kroon der heerlijkheid zal ontvangen, zal hij het neerleggen voor de troon en zal hij blijmoedig erkennen dat de trouwe lessen van zijn moeder, door de verdiensten van Christus, hem gekroond hebben met onsterfelijke heerlijkheid. Het werk van wijze ouders zullen nooit gewaardeerd worden door de wereld, maar wanneer het gericht zal gaan zitten en de boeken geopend zullen worden, zal hun werk gezien worden zoals God het ziet en het zal beloond worden ten aanzien van mensen en engelen. Het zal gezien worden dat een kind die opgevoed is op een getrouwe manier een licht in de wereld is geweest. Het kostte tranen, ongerustheid en slapeloze nachten om de karaktervorming van het kind te leiden, maar het werk was wijs gedaan, en de ouders horen het ‘Goed gedaan’ van de Meester.” –Adventist Home, blz. 536.
7.
48
Hoe dankbaar was Hanna voor de genade die zij had ontvangen? Aan wie droegen zij en haar man het kind op, dat door genade was ontvangen? Waar begon Samuël met zijn dienstwerk toen hij nog heel jong was? 1 Samuël 1:27, 28; 2:11.
1 Samuël 1:27, 28 Ik bad om dit kind, en de HEERE heeft mij mijn bede gegeven, die ik van Hem gebeden heb. Daarom heb ik hem ook aan de HEERE overgegeven al de dagen, die hij wezen zal; hij is van de HEERE gebeden. En hij bad aldaar de HEERE aan. 1 Samuël 2:11 Daarna ging Elkana naar Rama in zijn huis; maar de jongeling was de HEERE dienende voor het aangezicht van de priester Eli. “Zodra de kleine oud genoeg was om van zijn moeder gescheiden te worden, vervulde ze haar gelofte. Ze beminde haar kind met alle liefde van een moederhart; dagelijks hield ze meer van hem, als ze hem groter zag worden en naar zijn kinderpraat luisterde. Hij was haar enige zoon, de bijzonder gave van de hemel; maar ze had hem gekregen als een schat, die aan God was gewijd, en ze wilde de Gever het Zijne niet onthouden. [...] Uit Silo keerde Hanna rustig terug naar haar huis in Rama, terwijl ze het kind Samuël achterliet om opgevoed te worden voor de dienst in het huis Gods, onder leiding van de hogepriester. Vanaf zijn vroegste kinderjaren had ze haar zoon geleerd God lief te hebben en te vrezen, en zich te beschouwen als het eigendom van de Heer. Door dagelijkse voorwerpen om hem heen had ze getracht zijn gedachten te richten op de Schepper. Toen ze haar kind niet langer bij zich had, eindigde haar moederzorg niet. Dagelijks bad ze voor hem. [...] Ze vroeg niet om wereldse grootheid voor haar zoon, maar smeekte dat hij die grootheid zou bezitten waarop de hemel prijs stelt – dat hij God zou eren en een zegen zou zijn voor zijn medemensen.” –Patriarchen en profeten, blz. 522, 523. 8.
Waarom staan zulke ervaringen met de Heer opgetekend in de Bijbel? Wanneer u kinderen ontvangt van God, zou u ze dan ook aan God willen opdragen, zoals Hanna en Elkana deden? 1 Korinthe 10:6, eerste gedeelte, 11; Romeinen 15:4. 1 Korinthe 10:6a, 11 En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden,… [...] En al deze dingen zijn hun overkomen tot voorbeelden; en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op wie de einden der eeuwen gekomen zijn. Romeinen 15:4 Want al wat te voren geschreven is, dat is tot onze lering te voren geschreven, opdat wij, door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften, hoop hebben zouden. 49
“Wijdt uzelf en uw kinderen elke morgen van die dag aan God.” –Uit de schatkamer der getuigenissen, deel 3, blz. 93. “Degenen die een kennis van Gods wil verkrijgen, en uitleven wat in Zijn Woord onderwezen wordt, zullen trouw bevonden worden in elke positie die hun wordt toevertrouwd. Neem dit in acht, ouders, en plaats uw kinderen daar waar zij in de principes van de waarheid onderwezen zullen worden, waar elke inspanning gedaan zal worden om hun toewijding te helpen vasthouden wanneer ze bekeerd zijn, of om een invloed te zijn om kinderen van God te worden indien ze onbekeerd zijn, en hen zo geschikt te maken om anderen voor de waarheid te winnen.” –Fundamentals of Christian Education, blz. 205. Ter overdenking ♦ ♦ ♦
Hoeveel mensen onder Gods volk hebben het grote verlangen om hun kinderen op te dragen aan God, zoals Hanna deed? Hebben wij genoeg geloof en geestelijkheid om onze kinderen te helpen met hun opdracht voor God? Wat voor consistente sfeer in het gezin zal onze kinderen voor het dienstwerk voor de Heer kunnen helpen?
Voor verdere studie Éxodus 13:2; Jesája 8:18. Éxodus 13:2 Heilig Mij alle eerstgeborenen; wat enige baarmoeder opent onder de kinderen Israëls, van mensen en van beesten, dat is het Mijne. Jesája 8:18 Ziet, ik en de kinderen, die mij de HEERE gegeven heeft, zijn tot tekenen en tot wonderen in Israël, van de HEERE der heerscharen, Die op de berg Sion woont. “Samuël […] ... was vriendelijk, edelmoedig, gehoorzaam en eerbiedig. […] Samuël was behulpzaam en liefdevol, en een vader kon niet meer van zijn kind houden dan Eli van deze jongen. Het was wonderlijk dat tussen deze hogepriester, het godsdienstig hoofd van het volk, en het eenvoudig kind zulk een warme genegenheid kon bestaan. Naarmate de gebreken van de ouderdom Eli plaagden … wendde hij zich tot Samuël om vertroosting.” –Patriarchen en profeten, blz. 525.
50
“Laat men de jonge mensen en kinderen leren voor zichzelf dat koninklijke kleed te kiezen, dat geweven is op de weefgetouwen des hemels – ‘blinkend en smetteloos fijn linnen’ (Openbaring 19:8) dat al de heiligen der aarde zullen dragen. Dit kleed, het vlekkeloze karakter van Christus, wordt ieder menselijk wezen om niet aangeboden. Maar allen die dat ontvangen, zullen het hier ontvangen en dragen. Laat men de kinderen leren dat wanneer ze hun harten openen voor reine, liefdevolle gedachten en ze liefdevolle, goede werken doen, zij zich kleden met dat prachtige kleed van Zijn karakter. Dit gewaad zal hun hier op aarde schoonheid en minzaamheid verlenen en hun in het hiernamaals toegang geven tot het paleis van de Koning. Zijn belofte luidt: ‘Zij zullen met Mij in witte klederen wandelen, omdat zij het waardig zijn’ (Openbaring 3:4).” –Karaktervorming, blz. 251. _____
7e Les
Sabbat 15 november 2014 Sabbatbegin 16.49 u. ↔ 16.48 u.
Weduwe, arm en behulpzaam “Deze vrouw (de weduwe van Sarefat) was geen Israëlitische. Nooit had zij de voorrechten en zegeningen ondervonden die deel waren van Gods uitverkoren volk; maar ze geloofde in de ware God, en had het licht gevolgd dat op haar weg had geschenen. En toen er voor Elía geen veiligheid meer was in het land van Israël, zond God hem naar deze vrouw om in haar huis een onderdak te vinden.” –Profeten en koningen, blz. 81. Een boodschap die ook de boodschapper aangaat 1.
Welke ernstige boodschap van de Heer bracht Elía aan Achab, de afvallige koning van Israël? Hoe was het mogelijk dat de profeet aangaf dat het pas weer zou gaan regenen op zijn woord? 1 Koningen 17:1. 1 Koningen 17:1 En Elía, de Thisbiet, van de inwoners van Gilead, zei tot Achab: Zo waarachtig als de HEERE, de God Israëls, leeft,
51
voor Wiens aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw of regen zijn zal, tenzij dan naar mijn woord! “De trouwe ziel van Elía was bedroefd. Zijn verontwaardiging was gewekt, en hij was bezorgd om de eer van God. Hij zag dat Israël werd gedompeld in angstige afvalligheid. En toen hij hen opriep om acht te slaan op de grote dingen die God voor hen had gedaan, werd hij overweldigd door verdriet en verbazing. Maar dit alles was door de meerderheid van de mensen vergeten. Hij kwam voor de Heer, en met zijn ziel verwrongen van angst, pleitte hij bij Hem om Zijn volk te redden, ook als het met oordelen zou zijn. Hij smeekte God om dauw en regen, de schatten van de hemel, van Zijn ondankbaar volk te onthouden, zodat het afvallige Israël tevergeefs naar hun goden zou opzien, hun gouden, houten en stenen afgoden, de zon, maan en sterren, om het land te bevochtigen en vruchtbaar te maken, zodat een rijkelijke opbrengst zou komen. De Heer zei tegen Elía dat Hij zijn gebed had gehoord, en de dauw en regen van Zijn volk zou onthouden, totdat ze zich met berouw tot Hem zouden wenden.” –Testimonies for the Church, vol. 3, blz. 263. Afzondering en bescherming 2.
Welke opdracht gaf de Heer Elía, aangezien de profeet na deze bekendmaking in gevaar zou zijn? Hoe lang bleef Elía bij de beek Krith, volledig op God vertrouwend? 1 Koningen 17:2-6. 1 Koningen 17:2-6 Daarna geschiedde het woord des HEEREN tot hem, zeggende: Ga weg van hier, en wend u naar het oosten, en verberg u aan de beek Krith, die voor aan de Jordaan is. En het zal geschieden, dat u uit de beek drinken zult; en Ik heb de raven geboden, dat zij u daar onderhouden zullen. Hij ging dan heen, en deed naar het woord des HEEREN; want hij ging en woonde bij de beek Krith, die voor aan de Jordaan is. En de raven brachten hem des morgens brood en vlees, evenzo brood en vlees des avonds; en hij dronk uit de beek. “Alleen door een sterk geloof in de onfeilbare kracht van Gods woord kon Elía zijn boodschap brengen. Als hij geen onvoorwaardelijk vertrouwen had gehad in Hem, die hij diende, zou hij nooit naar Achab zijn gegaan… Hij was er ten volle van overtuigd dat God Israël zou vernederen, en dat ze door oordelen tot inkeer
52
zouden komen. God had gesproken, en Zijn woord zou niet falen; en Elía stelde onbevreesd zijn leven in de waagschaal om zijn boodschap te brengen. Als een donderslag bij heldere hemel trof de boodschap van het naderend oordeel de goddeloze koning; maar eer Achab zich had hersteld van zijn verbazing, of antwoord kon geven, verdween Elía even plotseling als hij gekomen was, zonder de uitwerking van zijn boodschap af te wachten. De Here ging voor hem uit om hem de weg te wijzen. ‘Wend u oostwaarts’, luide Gods bevel, ‘en verberg u bij de beek Kerit, die in de Jordaan uitmondt. Gij kunt uit de beek drinken, en ik heb de raven geboden u daar van spijze te voorzien.’ [...] Een tijdlang bleef Elía verborgen in de bergen bij de beek Kerit. Daar werd hij maandenlang op wonderlijke wijze van voedsel voorzien.” –Profeten en koningen, blz. 76, 81. Een hulpbehoevende gezonden naar een arme weduwe 3.
Waarheen werd Elía gezonden, toen door de droogte het water stopte te stromen? Wie werd gestuurd om voor de profeet te zorgen in deze moeilijke tijd? 1 Koningen 17:7-9. 1 Koningen 17:7-9 En het geschiedde ten einde van vele dagen, dat de beek uitdroogde; want geen regen was in het land geweest. Toen geschiedde het woord des HEEREN tot hem, zeggende: Maak u op, ga heen naar Zarfath, dat bij Sidon is, en woon aldaar; zie, Ik heb daar een weduwvrouw geboden, dat zij u onderhoude. “De Heer wist dat Zijn dienaar niet veilig was onder de kinderen van Israël. Hij zou hem niet toevertrouwen aan het afvallige Israël, maar zond hem naar een schuilplaats onder een heidens volk. Hij leidde hem naar een vrouw die weduwe was en in zulke armoede leefde, dat ze zich nauwelijks in leven kon houden met het karige voedsel. Een heidense vrouw die leefde naar het beste licht dat ze had, bevond zich in een meer aanvaardbare situatie voor God dan de weduwen van Israël, die gezegend waren met speciale voorrechten en het grote licht, maar desondanks niet leefden volgens het licht dat God hen had gegeven. Aangezien de Hebreeën het licht hadden verworpen, werden ze achtergelaten in duisternis. God zou Zijn trouwe dienaar niet toevertrouwen aan Zijn volk, dat Zijn goddelijke toorn hadden uitgelokt.” –Testimonies for the Church, vol. 3, blz. 274.
53
4.
Hoe gering was de voedselvoorraad van de weduwe? Welke wanhopige situatie bleek uit haar antwoord aan Elía? 1 Koningen 17:10-12. 1 Koningen 17:10-12 Toen maakte hij zich op, en ging naar Zarfath. Toen hij nu aan de poort der stad kwam, ziet, zo was daar een weduwvrouw, hout lezende; en hij riep tot haar, en zei: Haal mij toch een weinig water in dit vat, dat ik drinke. Toen zij nu heenging om te halen, zo riep hij tot haar, en zei: Haal mij toch ook een bete broods in uw hand. Maar zij zei: Zo waarachtig als de HEERE, uw God, leeft, indien ik een koek heb, dan alleen een hand vol meel in de kruik, en een weinig olie in de fles! En zie, ik heb een paar houten gelezen, en ik ga heen, en zal het voor mij en voor mijn zoon bereiden, dat wij het eten, en sterven. “In dit gezin, dat door de armoede getroffen was, drukte de honger zwaar; en het jammerlijke beetje eten scheen het einde te betekenen. De komst van Elía op de dag dat de weduwe vreesde de strijd om het bestaan op te geven, stelde haar geloof in de macht van de levende God, die voor haar levensonderhoud kon zorgen, op een zware proef.” –Profeten en koningen, blz. 81.
Heidin, maar bereid om te geloven en te gehoorzamen 5.
Was de weduwe van Sarefat bereid om Gods dienaar van voedsel en water te voorzien? Toen Elía zijn verzoek herhaalde en haar tegelijkertijd Gods belofte gaf, hoe reageerde ze op de goddelijke boodschap? 1 Koningen 17:13, 14. 1 Koningen 17:13, 14 En Elía zei tot haar: Vrees niet, ga heen, doe naar uw woord; maar maak mij eerst een kleine koek daarvan, en breng mij die hier uit; doch voor u en uw zoon zult u daarna wat maken. Want zo zegt de HEERE, de God Israëls: Het meel van de kruik zal niet verteerd worden, en de olie van de fles zal niet ontbreken, tot op de dag, dat de HEERE regen op de aardbodem geven zal. “Maar zelfs in haar uiterste nood getuigde ze van haar geloof door het verzoek in te willigen van de vreemdeling, om haar laatste stukje brood met hem te delen.” –Profeten en koningen, blz. 81.
54
Het onmiddellijke antwoord van de Heer 6.
Welk wonder gebeurde elke dag gedurende langere tijd, toen ze op Gods woord vertrouwde en gehoorzaamde in geloof? Als dit gebeurde bij een heidense vrouw, wat zal God dan voor iedere gelovige doen? 1 Koningen 17:15. 1 Koningen 17:15 En zij ging heen, en deed naar het woord van Elía; zo at zij, en hij, en haar huis, vele dagen. Terwijl sommige bijbelvertalingen in dit vers ‘dagen’ of ‘vele dagen’ gebruiken, zijn er andere versies die de laatste zin van 1 Koningen 17:15 vertalen met ‘voor een heel jaar’, wat aangeeft dat de weduwe en haar huis voedsel hadden voor een langere tijd. “Er had geen grotere beproeving dan deze van haar geloof gevraagd kunnen worden. Tot nu toe had de weduwe alle vreemdelingen vriendelijk en gastvrij behandeld. Ondanks alle lijden dat voor haar en haar kind het gevolg zou kunnen zijn, voldeed ze vol vertrouwen in de God van Israël, die in al haar behoeften kon voorzien, aan het verzoek van Elía, en bood het hoofd aan deze zware beproeving van gastvrijheid.” –Profeten en koningen, blz. 82. “Deze God, die in de tijd van hongersnood voor Elía zorgde, zal niet een van Zijn zelfopofferende kinderen voorbijgaan. Hij die de haren op hun hoofd heeft geteld, zal voor hen zorgen, en in dagen van hongersnood zullen zij verzadigd zijn. Terwijl de goddelozen om hen heen vergaan door gebrek aan brood, zullen brood en water hen gewis zijn. Degenen die nog steeds vasthouden aan hun aardse schat, en niet goed investeren met datgene wat ze van God te leen hebben gekregen, zullen hun schat in de hemel en het eeuwige leven verliezen.” –Testimonies for the Church, vol. 1, blz. 173, 174.
7.
Wat gebeurde er met de voedselvoorraad van de weduwe, ondanks de bijkomende last van de aanwezigheid van de profeet, waardoor het aantal mensen in huis toenam? Waarom werd Elía volgens Jezus’ woorden gezonden naar een weduwe in een heidens land? 1 Koningen 17:16; Lukas 4:23-26.
55
1 Koningen 17:16 Het meel van de kruik werd niet verteerd, en de olie van de fles ontbrak niet, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door de dienst van Elía. Lukas 4:23-26 En Hij zei tot hen: U zult zonder twijfel tot Mij dit spreekwoord zeggen: Medicijnmeester! genees Uzelf; al wat wij gehoord hebben, dat in Kapérnaüm geschied is, doe dat ook hier in Uw vaderland. En Hij zei: Voorwaar Ik zeg u, dat geen profeet aangenaam is in zijn vaderland. Maar Ik zeg u in waarheid: Er waren vele weduwen in Israël in de dagen van Elía, toen de hemel drie jaren en zes maanden gesloten was, zodat er grote hongersnood werd over het gehele land. En tot geen van hen werd Elía gezonden, dan naar Sarepta Sidonis, tot een vrouw, die weduwe was. “De gastvrijheid, die deze Fenicische vrouw bewees aan Gods profeet, was geweldig, en geweldig werd haar geloof en haar edelmoedigheid beloond. ‘Een tijdlang at zij, evenals hij, en haar huis. Het meel in de pot raakte niet op, en de olie in de kruik ontbrak niet, naar het woord des Heren, dat Hij door de dienst van Elía gesproken had.’ ” –Profeten en koningen, blz. 82. 8.
Welke prachtige les kunnen we leren van het geloof van deze vrouw? Wilt u het door de Heiland onderwezen principe toepassen? Lukas 6:28; Matthéüs 10:41. Lukas 6:38 Geeft, en u zal gegeven worden; een goede, neergedrukte, en geschudde en overlopende maat zal men in uw schoot geven; want met dezelfde maat, waarmee u meet, zal u wedergemeten worden. Matthéüs 10:41 Die een profeet ontvangt in de naam van een profeet, zal het loon van een profeet ontvangen; en die een rechtvaardige ontvangt in de naam van een rechtvaardige, zal het loon van een rechtvaardige ontvangen. “De weduwe te Sarefat deelde haar bete broods met Elía; en als dank werden haar leven en het leven van haar zoon gespaard. Aan allen die in tijden van druk en gebrek medeleven en hulp tonen aan anderen die het nog moeilijker hebben, heeft God rijke zegeningen beloofd. Hij is niet veranderd. Zijn macht is niet minder dan in de dagen van Elía. De belofte van de Heiland is nog even zeker als in de tijd dat deze gegeven werd: ‘Wie een profeet ontvangt als
56
profeet, zal het loon van een profeet ontvangen’. Matthéüs 10:41.” –Profeten en koningen, blz. 82. Ter overdenking ♦ ♦ ♦
Wat kan aanvankelijk in Gods voorzienigheid voor Elía – zonder tussenkomst van mensen – gezien worden? Stelde de Heer alleen koning Achab en de Israëlieten op de proef, of ook Zijn dienaar? Hoewel de weduwe arm was in materiële dingen, in welk opzicht was ze rijk?
Voor verdere studie Spreuken 19:17; Lukas 6:38. Spreuken 19:17 Die zich over de arme ontfermt, leent de HEERE, en Hij zal hem zijn weldaad vergelden. Lukas 6:38 Geeft, en u zal gegeven worden; een goede, neergedrukte, en geschudde en overlopende maat zal men in uw schoot geven; want met dezelfde maat, waarmee u meet, zal u wedergemeten worden. “Hier is de beloning voor degenen die offeren voor God. Zij ontvangen een honderdvoud in dit leven, en zullen het eeuwige leven beërven. Maar ik zag dat velen die de eersten zijn, de laatste zullen zijn, en dat de laatste te eersten zullen zijn. Mij werden degenen getoond die de waarheid hadden ontvangen maar hier niet naar leefden. Ze klampen zich vast aan hun bezittingen en zijn niet bereid om hun vermogen te verdelen om de zaak van God te bevorderen. Ze hebben geen geloof om te ondernemen en op God te vertrouwen. Hun liefde voor deze wereld verzwelgt hun geloof. God vraagt ze om een deel van hun vermogen, maar ze geven hier geen gehoor aan. Ze brengen het zo dat ze hard gewerkt hebben om te verkrijgen wat ze hebben, en ze kunnen het niet aan de Heer lenen omdat ze het misschien nodig zullen hebben. ‘Oh kleingelovigen!’ De God die in de tijd van hongersnood voor Elía zorgde, zal niet een van Zijn zelfopofferende kinderen voorbijgaan. Hij die de haren op hun hoofd heeft geteld, zal voor hen zorgen, en in dagen van hongersnood zullen zij verzadigd zijn. Terwijl de goddelozen om hen heen vergaan door gebrek aan brood, zullen brood en water hen gewis zijn. Degenen die nog steeds vasthouden aan hun aardse schat, en niet goed investeren met datgene wat
57
ze van God te leen hebben gekregen, zullen hun schat in de hemel en het eeuwige leven verliezen.” –Spiritual Gifts, boek 2, blz. 243, 244. “Evenals Mozes in de woestijn van Sinaï, als David in de heuvelen van Judéa of als Elía bij de beek Kerit moesten de discipelen zich afzonderen van de plaatsen waar zij hun werk hadden gedaan om met Christus, met de natuur en met hun eigen hart gemeenschap te hebben.” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 293. _____
8e Les
Sabbat 22 november 2014 Sabbatbegin 16.40 u. ↔ 16.39 u.
“Ik hoor het geluid van regen” “Ons worden belangrijke lessen voorgehouden in deze ervaring van Elía. Toen hij op de berg Karmel was, bad hij om regen. Zijn geloof werd op de proef gesteld, maar hij hield vol in het voorleggen van zijn verzoek aan God. [...] Als hij bij de zesde keer moedeloos had opgegeven, zou zijn bede niet zijn beantwoord, maar hij hield vol tot het antwoord kwam. Wij hebben een God, wiens oor niet doof is voor onze smeekbeden; als we Zijn Woord beproeven, zal Hij ons geloof beantwoorden. Hij wil dat wij al onze belangen verweven met de Zijne, dan kan Hij ons veilig Zijn zegen schenken, want we zullen onszelf niet de eer toeschrijven als wij de zegen ontvangen, maar God alle lof toebrengen.” –Bijbelkommentaar, blz. 138, 139. Gods boodschap voor de koning 1.
Wat zei de profeet Elía tegen de afvallige koning Achab, toen geen andere middelen hem en Israël tot berouw en bekering tot God hadden gebracht? 1 Koningen 17:1. 1 Koningen 17:1 En Elía, de Thisbiet, van de inwoners van Gilead, zei tot Achab: Zo waarachtig als de HEERE, de God Israëls, leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw of regen zijn zal, tenzij dan naar mijn woord!
58
“Voor het zwaar getroffen Israël was er slechts één geneesmiddel – zich af te wenden van de zonden die de kastijdende hand van de Almachtige over hen had gebracht, en zich met een volkomen hart te wenden tot de Here. ‘Wanneer Ik de hemel toesluit, zodat er geen regen is, wanneer Ik sprinkhanen gebied het land kaal te vreten, indien Ik pest onder Mijn volk zend, en Mijn volk waarover Mijn naam is uitgeroepen, verootmoedigt zich en zij bidden en zoeken Mijn aangezicht en bekeren zich van hun boze wegen, dan zal Ik uit de hemel horen, en hun zonde vergeven en hun land herstellen’ (2 Kronieken 7:13, 14). Om deze resultaten teweeg te brengen, weerhield God de dauw en de regen, tot een duidelijke hervorming zou plaatsvinden.” –Profeten en koningen, blz. 79, 80. De droogte wordt zorgwekkend 2.
Hoe moeilijk was het geworden om na drie jaar, zonder regenval in het hele land, gras te vinden voor het vee? 1 Koningen 17:7; 18:3, 5. 1 Koningen 17:7; 18:3, 5 En het geschiedde ten einde van vele dagen, dat de beek uitdroogde; want geen regen was in het land geweest. [...] En Achab had Obadja, de hofmeester, geroepen; en Obadja was de HEERE zeer vrezende. [...] En Achab had gezegd tot Obadja: Trek door het land, tot alle waterfonteinen en tot alle rivieren; misschien zullen wij gras vinden, opdat wij de paarden en de muilezels in het leven behouden, en niets uitroeien van de beesten. “In de lange jaren van droogte en hongersnood bad Elía vurig dat de harten van Israël afgewend zouden worden van de afgodendienst tot trouw aan God. Lijdzaam wachtte de profeet, terwijl Gods hand zwaar drukte op het beproefde land. Bij het zien van het lijden en gebrek aan alle kanten werd zijn hart vervuld van smart, en wenste hij dat hij de macht bezat om spoedig een hervorming tot stand te brengen. Maar God Zelf werkte Zijn plannen uit, en Zijn dienstknecht kon alleen maar bidden in geloof, en wachten op de tijd dat God zou ingrijpen.” –Profeten en koningen, blz. 83. “Israël had overvloedig gelegenheid tot blijdschap. Het land dat de Here hun had gegeven, was een land, overvloeiende van melk en honing. Tijdens de tocht door de woestijn had God beloofd dat Hij hen zou leiden naar een land waar ze nooit gebrek behoefden te 59
hebben vanwege gebrek aan regen. [...] Maar het land, waarheen gij trekt om het in bezit te nemen, is een land van bergen en dalen, dat water drinkt van de regen des hemels… [...] De belofte van overvloedige regen was gegeven op voorwaarde van gehoorzaamheid.” –Profeten en koningen, blz. 84. Elía zocht overal 3.
Waar had men Elía tevergeefs gezocht? Welke opdracht kreeg Elía uiteindelijk van de Heer? Welke hoopvolle boodschap ging gepaard met de bekendmaking aan Achab? 1 Koningen 18:10, 1. 1 Koningen 18:10 O waarachtig als de HEERE, uw God, leeft, zo er een volk of koninkrijk is, waar mijn heer niet gezonden heeft, om u te zoeken; en als zij zeiden: Hij is hier niet; zo nam hij dat koninkrijk en dat volk een eed af, dat zij u niet hadden gevonden. 1 Koningen 18:1 En het gebeurde na vele dagen, dat het woord des HEEREN geschiedde tot Elía, in het derde jaar, zeggende: Ga heen, vertoon u aan Achab; want Ik zal regen geven op de aardbodem. “De voorspelling van Elía ging op verschrikkelijke wijze in vervulling. Drie jaar lang werd de onheilsbode in stad en land gezocht. Op Achabs bevel hadden vele vorsten gezworen dat de vreemde profeet niet in hun land kon zijn. Toch bleef het zoeken voortgaan; want Izebel en de profeten van Baäl haatten Elía met een dodelijke haat, en geen inspanning was hun te veel om hem te vinden. En nog steeds was er geen regen. [...] Gehoorzaam aan Gods bevel ging Elía heen om zich aan Achab te vertonen. Toen Elía op reis ging naar Samaria, had Achab voorgesteld aan Obadja, zijn hofmaarschalk, om een grondig onderzoek in te stellen naar bronnen en waterbeken, in de hoop weide te vinden voor de stervende kudden. Zelfs in het koninklijk paleis werd de uitwerking van de langdurige droogte scherp gevoeld. De koning, die zich bezorgd maakte over zijn huishouden, had besloten om zelf met zijn dienaar op zoek te gaan naar gunstige plaatsen waar mogelijk weidegrond gevonden zou worden.” –Profeten en koningen, blz. 85.
60
Oproep aan het afvallig volk 4.
Wie ontmoette Elía eerst, en wat werd hem verteld te doen? Hoe krachtig was de boodschap die Elía gaf aan de koning en het volk, toen zij bijeenvergaderd waren op de berg Karmel? 1 Koningen 18:15, 16, 19-21. 1 Koningen 18:15, 16, 19-21 En Elía zei: Zo waarachtig als de HEERE der heerscharen leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, ik zal voorzeker mij heden aan hem vertonen! Toen ging Obadja Achab tegemoet, en zei het hem aan; en Achab ging Elía tegemoet. [...] Nu dan, zend heen, verzamel tot mij het ganse Israël op de berg Karmel, en de vierhonderd vijftig profeten van Baäl, en de vierhonderd profeten van het bos, die van de tafel van Izébel eten. Zo zond Achab onder alle kinderen Israëls, en verzamelde de profeten op de berg Karmel. Toen naderde Elía tot het ganse volk, en zei: Hoe lang hinkt u op twee gedachten? Zo de HEERE God is, volgt Hem na, en zo het Baäl is, volgt hem na! Maar het volk antwoordde hem niet een woord. “Verbaasd en verschrikt luisterde de koning naar de boodschap van de man die hij haatte en vreesde, en naar wie hij zo onvermoeid had laten zoeken. [...] Was het mogelijk dat de profeet nog meer rampen over Israël wilde brengen? [...] Vergezeld door een lijfwacht van soldaten ging de bevende vorst de profeet tegemoet. De koning en de profeet staan tegenover elkaar. [...] Door zijn eerste woorden: ‘Zijt gij daar, gij, die Israël in het ongeluk stort?’ openbaart hij onbewust de diepste gevoelens van zijn hart. Achab wist dat door Gods woord de hemel als van koper was geworden, en toch trachtte hij de schuld van het zware oordeel, dat op het land rustte op de profeet te werpen. Voor de zondaar is het vanzelfsprekend om de boodschappers van God aansprakelijk te stellen voor de rampen die komen als gevolg van het afwijken van het rechte pad. Zij die zich onder satans macht plaatsen, kunnen de dingen niet zien zoals God ze ziet.” –Profeten en koningen, blz. 86, 87.
De aankondiging van de op handen zijnde regen 5.
Wat vertelde Elía de koning, met volledig vertrouwen in Gods boodschap na de overwinning op de berg Karmel? Welk ernstig gebed bracht de profeet aan de Heer om regen? 1 Koningen 18:41, 42. 61
1 Koningen 18:41, 42 Daarna zei Elía tot Achab: Trek op, eet en drink; want er is een geruis van een overvloedige regen. Alzo trok Achab op, om te eten en te drinken; maar Elía ging op naar de hoogte van Karmel, en breidde zich uit voorwaarts ter aarde; daarna legde hij zijn aangezicht tussen zijn knieën. “Elía verootmoedigde zich tot hij zover was, dat hij de eer niet aan zichzelf zou toeschrijven. Op die voorwaarde verhoort God het gebed, want dan zal onze lof Hem gelden. [...] … Alleen God verdient alle eer.” –Bijbelkommentaar, blz. 139. “Het was niet dat het ernaar uitzag dat er stortbuien op komst waren dat Elía zo vol overtuiging tot Achab kon spreken. De profeet zag geen wolken aan de hemel; hij hoorde geen donder. Hij zei slechts wat Gods Geest hem had ingegeven, op grond van zijn sterk geloof. [...] ... En nu hij alles gedaan had wat in zijn macht lag, wist hij dat de hemel de beloofde zegen in rijke mate zou schenken. De God, die de droogte had gezonden, had beloofd dat er overvloedig regen zou komen als beloning voor het goed doen; en nu zag Elía uit naar de beloofde regen. In nederige houding, met ‘zijn aangezicht tussen zijn knieën’, smeekte hij bij God ter wille van het berouwvolle Israël.” –Profeten en koningen, blz. 97. Vertrouwen op Gods antwoord 6.
Wat vertelde Elía zijn dienaar toen er nog steeds geen teken van regen was, zeker wetende dat de boodschap van de Heer in vervulling zou gaan? Wat gebeurde toen als vervulling van Gods woord? 1 Koningen 18:43-45. 1 Koningen 18:43-45 En hij zei tot zijn jongen: Ga nu op, en zie uit naar de zee. Toen ging hij op, en zag uit, en zei: Er is niets. Toen zei hij: Ga weer heen, zevenmaal. En het geschiedde op de zevende maal, dat hij zei: Zie, een kleine wolk, als de hand van een man, gaat op van de zee. En hij zei: Ga op, zeg tot Achab: Span aan, en kom af, dat u de regen niet ophoude. En het geschiedde ondertussen, dat de hemel van wolken en wind zwart werd; en er kwam een grote regen; en Achab reed weg, en trok naar Jizreël. “Zesmaal keerde de knecht terug met de boodschap dat er geen teken van regen te zien was aan de hemel. Zonder zich te laten ontmoedigen, zond Elía hem nog eens weg; en nu keerde de knecht terug met
62
de woorden: ‘Zie, een wolkje als eens mans hand stijgt op uit zee’. Dit was genoeg. Elía wachtte niet tot de hemel zwart was van wolken. In dat wolkje zag hij in geloof een overvloed van regen; en hij handelde overeenkomstig zijn geloof. [...] Terwijl hij bad, legde hij in geloof beslag op Gods beloften; en hij hield aan in het gebed tot zijn beden werden beantwoord. Hij wachtte niet tot hij het volledig bewijs had gekregen dat God hem had verhoord, maar was bereid te handelen op het eerste bewijs van Gods gunst. Wat hij echter kon doen door Gods kracht, is mogelijk voor allen die in een of andere tak van Gods werk dienst doen, …” –Profeten en koningen, blz. 97, 98. Een onvergetelijke ervaring 7.
Hoe bekend is deze gebeurtenis? Wat leert het ons over geloof en gebed? Jakobus 5:17, 18. Jakobus 5:17, 18 Elía was een mens van gelijke bewegingen als wij; en hij bad een gebed, dat het niet zou regenen; en het regende niet op de aarde in drie jaren en zes maanden. En hij bad weer, en de hemel gaf regen, en de aarde bracht haar vrucht voort. “Zulk een geloof is nodig in de wereld van nu, – een geloof dat beslag legt op de beloften in Gods Woord, en weigert op te geven aleer de hemel antwoord geeft. Zulk een geloof verbindt ons nauw met de hemel en geeft ons kracht om te strijden tegen de machten der duisternis. Door het geloof hebben Gods kinderen ‘koninkrijken onderworpen, gerechtigheid geoefend, de vervulling der belofte verkregen, muilen van leeuwen dichtgesnoerd, de kracht van het vuur gedoofd. Zij zijn aan scherpe zwaarden ontkomen, in zwakheid hebben zij kracht ontvangen, … (Hebreeën 11:33, 34). En door geloof moeten wij nu de hoogten bereiken van Gods plannen met ons. ‘Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft’ (Markus 9:23).” –Profeten en koningen, blz. 98.
Ter overdenking ♦ ♦ ♦
Wat is essentieel om de overwinning te behalen wanneer we met de moeilijkste tegenstand worden geconfronteerd? Is het voor God mogelijk om te helpen, zelfs met gebruik van de natuur, bij het aangaan van de confrontatie met afvalligheid ? Welke grote belofte is gegeven aan degenen die bidden naar Gods wil en tot Zijn eer? 63
Voor verdere studie “Door één keer te falen in zijn geloof verkortte Elía zijn levenstaak. Zwaar was de last die hij getorst had ten bate van Israël, trouw had hij zijn waarschuwingen gericht tegen de nationale afgodendienst en groot was zijn bekommernis toen hij in die drie en een half jaar van hongersnood wakende wachtte op een teken van berouw. Op de berg Karmel stond hij alleen voor God. Door de kracht van het geloof had de afgodendienst de nederlaag geleden en de gezegende regen getuigde van de stromen van zegen, wachtende om over Israël te worden uitgestort. Dan, in zijn vermoeidheid en zwakheid, vluchtte hij voor de bedreigingen van Izebel en eenzaam in de woestijn bad hij om te sterven. Zijn geloof had schipbreuk geleden. Het werk, door hem begonnen, zou hij niet afmaken. God gebood hem een ander als profeet in zijn plaats te zalven. Maar God had de trouwe dienst van Zijn knecht gadegeslagen. Elía zou niet omkomen in ontmoediging en in de eenzaamheid der woestijn. Hij zou niet in het graf neerdalen, maar met Gods engelen ten hemel varen naar Zijn heerlijkheid. Deze levensverhalen zeggen wat elk menselijk wezen op een dag zal verstaan – dat de zonde enkel schaamte en verlies brengt; dat ongeloof gelijk staat met nederlaag; maar dat Gods genade reikt tot de diepste diepten; dat het geloof de berouwvolle ziel opricht om te verkeren onder hen die als kinderen Gods zijn aangenomen.” –Karaktervorming, blz. 150, 151. “Terwijl hij bad, legde hij in geloof beslag op Gods beloften; en hij hield aan in het gebed tot zijn beden werden beantwoord. Hij wachtte niet tot hij het volledig bewijs had gekregen dat God hem had verhoord, maar was bereid te handelen op het eerste bewijs van Gods gunst. Wat hij echter kon doen door Gods kracht, is mogelijk voor allen die in een of andere tak van Gods werk dienst doen; want van de profeet uit het gebergte Gilead wordt geschreven: ‘Elía was slechts een mens zoals wij en hij bad een gebed, dat het niet regenen zou, en het regende niet op het land, drie jaar en zes maanden lang; en hij bad opnieuw, en de hemel gaf regen en de aarde deed haar vrucht uitspruiten.’ (Jakobus 5:17). Zulk een geloof is nodig in de wereld van nu, – een geloof dat beslag legt op de beloften in Gods Woord, en weigert op te geven aleer de hemel antwoord geeft. Zulk een geloof verbindt ons nauw met de hemel en geeft ons kracht om te strijden tegen de machten der duisternis. Door het geloof hebben Gods kinderen ‘koninkrijken onderworpen, gerechtigheid geoefend, de vervulling der belofte verkregen, muilen van leeuwen dichtgesnoerd, de kracht van het vuur gedoofd. Zij zijn aan scherpe zwaarden ontkomen, in 64
zwakheid hebben zij kracht ontvangen, zij zijn in de oorlog sterk geworden en hebben vijandige legers doen afdeinzen’ (Hebreeën 11:33, 34). En door geloof moeten wij nu de hoogten bereiken van Gods plannen met ons. ‘Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft’ (Markus 9:23). Geloof is noodzakelijk voor een antwoord op het gebed. ‘Wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een Beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.’ (Hebreeën 11:6) ‘Indien wij iets bidden naar Zijn wil, verhoort Hij ons. En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, weten wij, dat wij de beden verkregen hebben, die wij van Hem hebben gebeden.’ (1 Johannes 5:14, 15). Met het volhardend geloof van Jakob, met de onwankelbare volharding van Elía kunnen we onze beden naar de Vader brengen, en aanspraak maken op alles wat Hij heeft beloofd. De eer van Zijn troon staat op het spel voor de vervulling van Zijn Woord. De schaduwen van de nacht daalden neer op de berg Karmel, toen Achab zich gereedmaakte voor de afdaling. ‘Toen, in een oogwenk, werd de hemel zwart van wolken en wind, en viel er een zware stortregen. Daarop reed Achab weg en ging naar Jizreël.’ Onderweg naar de hofstad kon Achab door het duister en de verblindende regen de weg voor zich niet onderscheiden. Elía, die als Gods profeet die dag Achab had vernederd voor zijn onderdanen, en zijn afgodische priesters had gedood, erkende hem nog steeds als de koning van Israël; en nu liep hij, als bewijs van hulde, gesterkt door de kracht van God, vóór de koninklijke wagen en leidde de koning tot de poort van de stad. In deze edelmoedige daad van Gods boodschapper, bewezen aan een slechte koning, ligt een les voor allen die voorgeven dienstknechten te zijn van God terwijl ze een hoge dunk hebben van zichzelf. Er zijn mensen die zich te goed achten voor het verrichten van handenarbeid. Ze schrikken ervoor terug zelfs iets te doen wat noodzakelijk is, uit vrees dat ze het werk van een knecht doen. Zulke mensen hebben heel wat te leren uit het voorbeeld van Elía.” –Profeten en koningen, blz. 98, 99. “De Here heeft een afkeer van onverschilligheid en ontrouw in tijden van crisis in Zijn werk. Het gehele universum slaat met onuitsprekelijke belangstelling de slottonelen gade van de grote strijd tussen goed en kwaad. Gods volk nadert de grenzen van de eeuwigheid; wat kan van meer belang zijn voor hen dan trouw te zijn aan de God des hemels? In de loop der eeuwen heeft God morele helden gehad; en Hij heeft ze nu nog, – mensen die als Jozef en Elía en Daniël zich niet schamen te erkennen dat ze behoren tot Zijn bijzonder volk. Zijn speciale zegen rust op het werk van deze mannen die niet alleen zullen vragen, maar die zullen eisen dat 65
degenen die zich vereenzelvigen met Gods volk, naar voren zullen treden en onmiskenbaar hun trouw zullen openbaren aan de Koning der koningen en Heer der heren. Zulke mannen zullen hun wil en hun plannen ondergeschikt maken aan Gods wet. Uit liefde voor Hem achten ze hun leven niet. Het is hun werk het licht uit Gods Woord te doen schijnen op de wereld in duidelijke stralen. Trouw aan God is hun motto.” –Profeten en koningen, blz. 91, 92. _____
9e Les
Sabbat 29 november 2014 Sabbatbegin 16.33 u. ↔ 16.33 u.
Een ongeneesbare ziekte helen “Naäman de Syriër raadpleegde de profeet van God over hoe hij kon worden genezen van een afschuwelijke ziekte: melaatsheid. Hem werd bevolen om heen te gaan en zevenmaal te baden in de Jordaan. Waarom heeft hij niet onmiddellijk de aanwijzingen van Elisa, de profeet van God gevolgd? Waarom weigerde hij om te doen wat de profeet beval? Hij ging mopperend naar zijn knechten. In zijn vernedering en teleurstelling werd hij door hartstocht vervuld, en in een woede weigerde hij de nederige weg te volgen die door de profeet van God was uitgestippeld. [...] Ja, deze grote man vond het beneden zijn waardigheid om naar de bescheiden rivier de Jordaan te gaan, en zich daar te wassen. [...] Het volgen van de specifieke aanwijzingen van de profeet zouden zijn trots en verheven geest vernederen. Gewillige gehoorzaamheid zou het gewenste resultaat teweeg brengen. Hij waste, en werd gezond.” –Testimonies for the Church, vol. 2, blz. 309, 310. Bevelhebber, maar ziek 1.
Wie was Naäman, en hoe werd hij beschouwd voor zijn dienst in zijn land? Waaraan leed hij? 2 Koningen 5:1. 2 Koningen 5:1 Náäman nu, de krijgsoverste van de koning van Syrië, was een groot man voor het aangezicht van zijn heer, en van
66
hoog aanzien; want door hem had de HEERE de Syriërs verlossing gegeven; zo was deze man een strijdbaar held, doch melaats. “Van alle oosterse ziekten was melaatsheid de meest gevreesde kwaal. De ongeneeslijke en besmettelijke aard en vreselijke uitwerking op zijn slachtoffers vervulde de moedigste mensen met vrees. De joden beschouwden deze ziekte aks een oordeel over de zonde en noemden deze daarom ‘de plaag’ of ‘de vinger Gods’. Omdat de kwaal diep geworteld, onuitwisbaar en dodelijk was, werd hij beschouwd als symbool van de zonde. Door de ceremoniële wet werd de melaatse onrein verklaard. Hij werd als iemand, die reeds gestorven was, buiten de maatschappij gesloten. Alles wat hij aanraakte was onrein. De lucht werd besmet door zijn adem. Als iemand ervan verdacht werd dat hij aan deze ziekte leed, moest hij zich aan de priesters vertonen, die zijn geval moesten onderzoeken en vaststellen wat zijn lot zou zijn. Als hij melaats werd verklaard werd hij van zijn gezin gescheiden, buiten de vergaderingen van Israël gesloten en veroordeeld om te verkeren in het gezelschap van anderen die aan dezelfde ziekte leden. De uitspraken van de wet waren onveranderlijk. Zelfs koningen en heersers waren niet uitgezonderd. Een vorst die door deze verschrikkelijke ziekte werd getroffen, moest afstand doen van zijn heerschappij en de gemeenschap ontvluchten.” –Jezus, de wens der eeuwen, blz. 209. Het kostbare getuigenis van een jong meisje 2.
Was er enige hoop voor Naäman dat hij in Syrië genezen kon worden? Wat zei het jonge gevangen genomen meisje, die de vrouw van Naäman diende, tegen haar meesteres? 2 Koningen 5:2, 3. 2 Koningen 5:2, 3 En er waren benden uit Syrië getrokken, en hadden een kleine jonge dochter uit het land van Israël gevankelijk gebracht, die in de dienst van de vrouw van Náäman was. Deze zei tot haar vrouw: Och, of mijn heer ware voor het aangezicht van de profeet, die te Samaria is, dan zou hij hem van zijn melaatsheid ontledigen. “Benhadad, koning van Aram, had de legers van Israël verslagen in de slag waarin Achab het leven had verloren. Sedert die tijd hadden de Syriërs Israël aanhoudend overvallen; en op een van hun tochten 67
hadden ze een jong meisje meegenomen, die nu in dienst was bij Naämans vrouw. Als slavin, ver van haar land, was dit meisje evenwel een van Gods getuigen, waardoor ze onbewust het doel vervulde waarvoor Israël door God als Zijn volk was verkoren. Toen ze in dat heidens gezin haar werk deed, ging haar medeleven uit naar haar heer; en toen ze dacht aan de wonderbare genezingen die door Elisa tot stand gebracht waren, zei ze tegen haar meesteres: ‘Och, was mijn heer maar bij de profeet in Samaria, dan zou deze hem wel van zijn melaatsheid verlossen’. [...] De houding van deze slavin, de wijze waarop zij zich gedroeg in dat heidens gezin, is een krachtig getuigenis van de macht van een vroege opvoeding thuis. Er bestaat geen hogere taak dan die van vaders en moeders bij de zorg en opvoeding van hun kinderen. Ouders hebben te maken met de grondslagen van gewoonten en van het karakter. Door hun voorbeeld en onderricht wordt de toekomst van hun kinderen in grote mate bepaald.” –Profeten en koningen, blz. 155. Op zoek naar genezing 3.
Welke hoop ontstak er in het hart van de bevelhebber, toen hij dit vernam? Wat beval de Syrische koning hem te doen, toen hij op de hoogte werd gebracht van deze zaak? 2 Koningen 5:4-6. 2 Koningen 5:4-6 Toen zei de koning van Syrië: Ga heen, kom, en ik zal een brief aan de koning van Israël zenden. En hij ging heen, en nam in zijn hand tien talenten zilver, en zes duizend sikkels goud, en tien wisselklederen. En hij bracht de brief tot de koning van Israël, zeggende: Zo wanneer nu deze brief tot u zal gekomen zijn, zie, ik heb mijn knecht Náäman tot u gezonden, dat u hem ontledigt van zijn melaatsheid. “Naäman hoorde van zijn vrouw wat het meisje had gezegd; en toen hij van de koning verlof had gekregen , ging hij heen om te zoeken naar gezondheid, terwijl hij met zich nam ‘tien talenten zilver, zesduizend sikkels goud en tien bovenklederen’. Ook had hij een brief van de koning van Aram voor de koning van Israël bij zich, waarin geschreven stond: ‘Zie, ik zend mijn dienaar Naäman tot u, opdat gij hem verlost van zijn melaatsheid’ ”. –Profeten en koningen, blz. 156.
68
4.
Wist de koning van Israël dat er hoop was op genezing van deze vreselijke ziekte in zijn land? Welke boodschap gaf Elisa de profeet hem in zijn wanhoop? 2 Koningen 5:7, 8. 2 Koningen 5:7, 8 En het geschiedde, toen de koning van Israël de brief gelezen had, dat hij zijn klederen scheurde, en zei: Ben ik dan God, om te doden en levend te maken, dat deze tot mij zendt, om een man van zijn melaatsheid te ontledigen? Want voorwaar, merkt toch, en ziet, dat hij oorzaak tegen mij zoekt. Maar het geschiedde, toen Elísa, de man Gods, gehoord had, dat de koning van Israël zijn klederen gescheurd had, dat hij tot de koning zond, om te zeggen: Waarom hebt u uw klederen gescheurd? Laat hem nu tot mij komen, zo zal hij weten, dat er een profeet in Israël is.
Genezing willen ontvangen volgens zijn eigen voorstelling 5.
Naar wie werd de Syrische bevelhebber daarom gestuurd? Welke instructies ontving Naäman van de dienaar van de profeet, toen hij met al zijn paarden en wagens bij Elisa’s huis arriveerde? 2 Koningen 5:9-12. 2 Koningen 5:9-12 Alzo kwam Náäman met zijn paarden en met zijn wagen, en stond voor de deur van het huis van Elísa. Toen zond Elísa tot hem een bode, zeggende: Ga heen en was u zevenmaal in de Jordaan, en uw vlees zal u weerkomen, en u zult rein zijn. Maar Náäman werd zeer toornig, en trok weg, en zei: Zie, ik zei bij mijzelf: Hij zal voorzeker uitkomen, en staan, en de Naam van de HEERE, zijn God, aanroepen, en zijn hand over de plaats strijken, en de melaatse ontledigen. Zijn niet Abána en Farpar, de rivieren van Damaskus, beter dan alle wateren van Israël; zou ik mij in die niet kunnen wassen en rein worden? Zo wendde hij zich, en trok weg met grimmigheid. “Naäman had verwacht dat hij een wonderbaarlijke manifestatie van macht uit de hemel zou aanschouwen. [...] De hoogmoedige geest van Naäman kwam in opstand tegen het volgen van een handelwijze die Elisa hem voorgeschreven had. De rivieren, door de Syrische overste genoemd, waren verfraaid door omringende bossen, en velen gingen naar deze aangename stromen om hun afgoden te aanbidden. Voor Naäman zou het geen grote zelfvernedering hebben betekend af te dalen in een van deze rivieren. 69
Maar hij kon alleen genezing vinden door te gehoorzamen aan de duidelijke aanwijzingen van de profeet. Alleen bereidwillige gehoorzaamheid zou het gewenste resultaat hebben. –Profeten en koningen, blz. 156, 157. Gereinigd door geloof 6.
Wat was het prachtige resultaat toen hij door geloof de aanwijzingen van de profeet aanvaardde en zich zeven maal waste in de Jordaan? Gelooft u dat hij was gereinigd door het water, of door zijn geloof in de God van Israël? 2 Koningen 5:13, 14. 2 Koningen 5:13, 14 Toen traden zijn knechten toe, en spraken tot hem, en zeiden: Mijn vader, zo die profeet tot u een grote zaak gesproken had, zoudt u ze niet gedaan hebben? Hoeveel te meer, nu hij tot u gezegd heeft: Was u, en u zult rein zijn? Zo klom hij af, en doopte zich in de Jordaan zevenmaal, naar het woord van de man Gods; en zijn vlees kwam weer, gelijk het vlees van een kleine jongen; en hij werd rein. “Het geloof van Naäman werd op de proef gesteld, terwijl zijn trots streed om de boventoon. Maar het geloof behaalde de overwinning, en de hooghartige Syriër verootmoedigde zich, en boog zich onderworpen voor de geopenbaarde wil van God. Zevenmaal dompelde hij zich onder in de Jordaan, zoals de profeet had gezegd. En zijn geloof werd beloond; ‘zijn lichaam werd weer gezond als het lichaam van een kleine jongen, en hij was rein.’ ” –Profeten en koningen, blz. 157.
De ware God kennen 7.
Wat bekende Naäman nederig voor de profeet van God, nadat hij op wonderbaarlijke wijze was genezen? Hoe drukte hij zijn grote dankbaarheid uit voor de genade die hij had ontvangen? 2 Koningen 5:15. 2 Koningen 5:15 Toen keerde hij weer tot de man Gods, hij en zijn ganse heer, en kwam, en stond voor zijn aangezicht en zei: Zie, nu weet ik, dat er geen God is op de ganse aarde, dan in Israël! Nu dan, neem toch een zegen van uw knecht.
70
“... Naäman ... volgde zijn overtuiging van wat hij als juist zag en was zich bewust van het feit dat hij hulp nodig had. Hij verkeerde in een toestand om het geschenk van Gods genade te ontvangen. Niet alleen werd hij van zijn melaatsheid gereinigd, hij werd ook gezegend met de kennis van de ware God.” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 190. “Tegenwoordig zijn er in ieder land mensen die van harte oprecht zijn en op wie het licht van de hemel valt. Als ze getrouw volgen wat ze zien als hun plicht, zullen ze meer licht ontvangen, tot ze, evenals Naäman, zullen moeten erkennen, dat er op heel de aarde geen God is buiten de levende God, de Schepper.” –Profeten en koningen, blz. 159. 8.
Nam de profeet de geschenken aan? Wat zei Jezus eeuwen later toen Hij verwees naar Naämans genezing van melaatsheid? 2 Koningen 5:16; Lukas 4:27. 2 Koningen 5:16 Maar hij zei: Zo waarachtig als de HEERE leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, indien ik het neem! En hij hield bij hem aan, opdat hij het nam, doch hij weigerde het. Lukas 4:27 En er waren vele melaatsen in Israël, ten tijde van de profeet Elisa; en geen van hen werd gereinigd, dan Naäman, de Syriër. “Volgens het gebruik van die tijd vroeg Naäman nu of Elisa een kostbaar geschenk wilde aannemen. Maar de profeet weigerde dit. Hij wilde geen betaling nemen voor een zegen die God genadig had geschonken.” –Profeten en koningen, blz. 157. “Eeuwen nadat Naäman was teruggekeerd naar zijn Syrische tehuis, genezen naar lichaam en geest, haalde de Heiland zijn groot geloof aan als een voorbeeld voor allen die voorgeven God te dienen. [...] God ging aan de vele melaatsen in Israël voorbij, omdat hun ongeloof de deur toesloot van de mogelijkheid hen goed te doen. Een heidense edelman die trouw was aan zijn overtuiging van wat goed was en die zich bewust was van zijn behoefte aan hulp, had in Gods oog meer aanspraak op Zijn zegeningen dan de beproefden in Israël die de voorrechten die God hun had geschonken, hadden veronachtzaamd en veracht. God werkt voor hen die Zijn zegeningen op prijs stellen, en gehoor geven aan het licht dat van de hemel komt.” –Profeten en koningen, blz. 159. 71
Ter overdenking ♦ ♦ ♦
Hoe zouden wij ons voelen als wij gevangen zouden zijn genomen en tot slaaf zouden zijn gemaakt, zoals het jonge meisje in dit voorval? Zijn wij – zoals Naäman – meer geneigd om onze eigen weg te volgen dan Gods weg? Wat leren wij van deze gebeurtenis, aangezien wij allen lijden aan de dodelijke melaatsheid van de zonde?
Voor verdere studie “Uw geval is in sommige opzichten gelijk aan die van Naäman. U acht niet dat om een christelijk karakter te vervolmaken, dat u zich moet verlagen om getrouw te kunnen zijn in de kleine dingen. Hoewel de dingen waartoe u bent geroepen om te doen, klein kunnen worden geacht in uw ogen, zijn het toch plichten die u zo lang als u leeft zult moeten doen. Een veronachtzaming van deze dingen zal een groot gebrek in uw karakter vormen. Jij, mijn beste jongen, moet jezelf leren om getrouw te zijn in de kleine dingen. Je kunt God niet behagen, tenzij je dit doet. Je kunt geen liefde en genegenheid verkrijgen, tenzij je doet zoals jou bevolen is, met bereidwilligheid en plezier. Indien je wenst dat de mensen met wie je leeft je liefhebben, zul je liefde en respect aan hen moeten tonen.” –Testimonies for the Church, vol. 2, blz. 310. “De weduwe in Serepta en Naäman de Syriër hadden geleefd overeenkomstig het licht dat zij hadden; vandaar dat zij rechtvaardiger werden gerekend dan Gods uitverkoren volk dat Hem afvallig was geworden, en dat aan genot en wereldse eer hun beginsel had opgeofferd.” –Van Jeruzalem tot Rome, blz. 303. _____
72
10e Les
Sabbat 6 december 2014 Sabbatbegin 16.29 u. ↔ 16.28 u.
Niet bang voor leeuwen “Daniël de Hebreeuwse gevangene, de eerste minister van een koninklijk gebied, ondervond grote obstakels voor een leven van trouw aan God. Maar aan het begin van zijn carrière, besloot hij dat wat voor tegenstand er ook zou komen, dat hij de wet van God tot zijn regel van handelen zou maken. Terwijl hij zijn standvastigheid behield temidden van steeds mindere beproevingen die hij dagelijks aan het hof van de heidense koning tegenkwam, werden zijn geloof, moed en vastberadenheid steeds sterker; en toen het koninklijk besluit uitgevaardigd werd wat hem verbood om smeekbede te doen aan zijn God, was hij in staat, met de leeuwenkuil voor hem geopend, om trouw te zijn aan principes en aan God.” –Sketches from the Life of Paul, blz. 297, 298. Daniël in een leidinggevende positie 1.
Welke hoge leidinggevende positie nam Daniël in het koninkrijk van Medo-Perzië onder Darius in? Waar kwam Daniëls grote talent en bekwaamheid vandaan? Daniël 6:2-4; 1:17. Daniël 6:2-4; 1:17 En het dacht Daríus goed, dat hij over het koninkrijk stelde honderd twintig stadhouders, die over het ganse koninkrijk zijn zouden; En over hen drie vorsten, van wie Daniël de eerste zou zijn, aan wie die stadhouders zelf rekenschap zouden geven, opdat de koning geen schade leed. Toen overtrof deze Daniël die vorsten en die stadhouders, omdat een voortreffelijker geest in hem was; en de koning dacht hem te stellen over het gehele koninkrijk. [...] Aan deze vier jongelingen nu gaf God wetenschap en verstand in alle boeken, en wijsheid; maar Daniël gaf Hij verstand in allerlei gezichten en dromen. “Toen Darius de Meder de troon besteeg die vroeger door de heersers van Babel was bezet, begon hij dadelijk met een reorganisatie van het bestuur. Hij stelde over het koninkrijk honderd en twintig stadhouders; ‘over hen drie rijksbestuurders, van welke Daniël er een was; aan hen moesten die stadhouders rekenschap geven, opdat 73
de koning geen schade zou lijden. Toen overtrof deze Daniël de rijksbestuurders en de stadhouders, doordat een uitnemende geest in hem was; en de koning was van zins hem over het gehele koninkrijk te stellen.’ (Daniël 6:2-4).” –Profeten en koningen, blz. 329. Jaloezie en sluwheid 2.
Waren de overige rijksbestuurders en stadhouders blij dat Daniël boven hen stond? Welke valstrik bedachten zij om ervoor te zorgen dat hij het leven zou laten? Daniël 6:5-10. Daniël 6:5-10 Toen zochten de vorsten en de stadhouders gelegenheid te vinden, tegen Daniël inzake het koninkrijk; maar zij konden geen gelegenheid noch misdaad vinden, omdat hij getrouw was, en geen vergrijp noch misdaad in hem gevonden werd. Toen zeiden die mannen: Wij zullen tegen deze Daniël geen gelegenheid vinden, tenzij wij tegen hem iets vinden in de wet van zijn God. Zo liepen deze vorsten en de stadhouders te hoop tot de koning, en zeiden aldus tot hem: O koning Daríus, leef in eeuwigheid! Al de vorsten van het rijk, de overheden en stadhouders, de raadsheren en landvoogden hebben zich beraadslaagd een koninklijke ordonnantie te stellen, en een sterk gebod te maken, dat al wie in dertig dagen een verzoek zal doen aan enige god of mens, behalve aan u, o koning! die zal in de kuil der leeuwen geworpen worden. Nu, o koning! u zult een gebod bevestigen, en een schrift tekenen, dat niet veranderd worde, naar de wet der Meden en der Perzen, die niet mag herroepen worden. “Welke les vinden we hierin voor alle christenen! Dag na dag bleven de venijnige ogen vol afgunst op Daniël gericht. Hun observatie werd verscherpt door haat. Toch was er geen woord of daad in zijn leven, waarover ze een opmerking konden maken. Hij gaf evenwel niet voor heilig te zijn, maar deed iets wat oneindig veel beter was; hij leidde een leven van trouw en toewijding. Hoe minder er op Daniël was aan te merken, des te groter werd de haat van zijn vijanden. Ze waren vervuld van razernij, omdat ze niets konden vinden in zijn karakter of in de uitoefening van zijn plichten, waarin ze een grond voor een klacht hadden. [...] Daniël bad drie maal per dag tot de God des hemels. Dit was het enige wat zij tegen hem konden inbrengen.” –Het geheiligde leven, blz. 32.
74
3.
Heeft Daniël bezwaar aangetekend bij de koning op grond van dit onrechtvaardige decreet? Veranderde hij zijn geloof, stopte hij met bidden tot de Heer, of ging hij door als voorheen? Daniël 6:11. Daniël 6:11 Toen nu Daniël verstond, dat dit schrift getekend was, ging hij in zijn huis (hij nu had in zijn opperzaal open vensters tegen Jeruzalem aan), en hij knielde drie tijden ’s daags op zijn knieën, en hij bad, en deed belijdenis voor zijn God, geheel gelijk hij vóór dezen gedaan had. “Al spoedig ontdekte hij hun boosaardigheid in het uitvaardigen van deze wet, maar hij veranderde zijn leefwijze niet in het minst. Waarom zou hij nu ophouden met bidden, terwijl hij het juist het nodigst had? Liever zou hij zijn leven prijsgeven dan zijn hoop op Gods hulp. Rustig verrichtte hij zijn taak als rijksbestuurder; en tegen het uur van het gebed ging hij naar zijn kamer, en met geopende vensters naar Jeruzalem, zoals hij gewend was, legde hij zijn smeekbede voor aan de God des hemels. (zie Daniël 6:10) Hij trachtte niet zijn daad te verbergen. Hoewel hij zich bewust was van de gevolgen van zijn trouw aan God, aarzelde hij niet.” –Profeten en koningen, blz. 330.
De beschuldigingen van de vijanden 4.
Bij wie brachten Daniëls vijanden hun beschuldiging nadat Daniël tot God gebeden had, hetgeen hij altijd al deed? Daniël 6:12-15. Daniël 6:12-15 Toen liepen die mannen te hoop, en zij vonden Daniël biddende en smekende voor zijn God. Toen kwamen zij nader, en spraken voor de koning van het gebod des konings: Hebt u niet een gebod getekend, dat alle man, die in dertig dagen van enige god of mens iets verzoeken zou, behalve van u, o koning! in de kuil der leeuwen zou geworpen worden? De koning antwoordde en zei: Het is een vaste zaak, naar de wet der Meden en Perzen, die niet mag herroepen worden. Toen antwoordden zij, en zeiden voor de koning: Daniël, een van de gevankelijk weggevoerden uit Juda heeft, o koning! op u geen acht gesteld, noch op het gebod dat u getekend hebt; maar hij bidt op drie tijden ’s daags zijn gebed. Toen de koning deze rede hoorde, was hij zeer bedroefd bij zichzelf, en hij
75
stelde het hart op Daniël om hem te verlossen; ja, tot de ondergang der zon toe gaf hij zich moeite, om hem te redden. “Een hele dag lang sloegen de vorsten Daniël gade. Driemaal zagen ze hem naar zijn kamer gaan, en driemaal hoorden ze, hoe hij zijn stem verhief in ernstig smeken tot God. De volgende morgen legden ze hun klacht voor aan de koning. Daniël, zijn meest geëerde en vertrouwde staatsman, had het koninklijk gebod genegeerd. ‘Hebt gij niet een verbod uitgevaardigd’, zeiden ze hem, ‘dat ieder mens, die binnen dertig dagen een verzoek richt tot enige god of mens behalve tot u, o koning, in de leeuwenkuil zal worden geworpen?’ ‘De zaak staat vast naar de wet der Meden en Perzen’, antwoordde de koning, die niet kan worden herroepen. (Daniël 6:12).” –Profeten en koningen, blz. 330. Daniëls geloof ondanks zijn op handen zijnde dood 5.
Welk geloof en standvastigheid bleef Daniël – hoewel met de dood voor ogen – houden. Welke overtuiging uitte de koning, die wist wat voor integriteit en trouw de profeet had? Daniël 6:16-18. Daniël 6:16-18 Toen liepen die mannen te hoop tot de koning, en zij zeiden tot de koning: Weet, o koning! dat de wet der Meden en der Perzen is, dat geen gebod noch ordonnantie, die de koning verordend heeft, mag veranderd worden. Toen beval de koning, en zij brachten Daniël voor, en wierpen hem in de kuil der leeuwen; en de koning antwoordde en zei tot Daniël: Uw God, Die u gedurig eert, Die verlosse u! En er werd een steen gebracht, en op de mond van de kuil gelegd; en de koning verzegelde die met zijn ring, en met de ring van zijn geweldigen, opdat de wil aangaande Daniël niet zou veranderd worden. “Hebben wij niet net zoveel behoefte om God aan te roepen als Daniël had? Ik richt mij tot degenen die geloven dat we leven in de laatste periode van deze wereldgeschiedenis.... Dat God, die het gebed van Daniël verhoord had, onze gebeden zal horen wanneer wij met berouw tot Hem komen. Onze behoeften zijn net zo urgent, onze moeilijkheden zijn net zo groot, en we dienen dezelfde intensiteit van het doel te hebben, en in geloof onze last op de grote Lastendrager leggen. Er is behoefte aan dat het hart in onze tijd net zo diep bewogen wordt als ten tijde dat Daniël bad.” –(Review and Herald, 9 februari 1897) Conflict and Courage, blz. 256.
76
“Dat het geloof, de integriteit en toewijding van de profeet Daniël in de harten van Gods volk van vandaag mochten leven. Nooit waren deze nobele eigenschappen meer nodig in de wereld dan nu.... “ –Our High Calling, blz. 249. 6.
Hoe sterk was Daniëls geloof toen hij in de leeuwenkuil gegooid werd? Hoe redde de levende God – op Wie Daniël zijn vertrouwen had gesteld – Zijn dienstknecht van de wilde beesten? Daniël 6:19-23. Daniël 6:19-23 Toen ging de koning naar zijn paleis, en overnachtte nuchter, en liet geen vreugdespel voor zich brengen; en zijn slaap week verre van hem. Toen stond de koning in de vroege morgenstond met het licht op, en hij ging met haast heen tot de kuil der leeuwen. Toen hij nu tot de kuil genaderd was, riep hij tot Daniël met een droeve stem; de koning antwoordde en zei tot Daniël: o Daniël, u knecht van de levende God! heeft ook uw God, Die u gedurig eert, u van de leeuwen kunnen verlossen? Toen sprak Daniël tot de koning: O koning, leef in eeuwigheid! Mijn God heeft Zijn Engel gezonden, en Hij heeft de muil der leeuwen toegesloten, dat zij mij niet beschadigd hebben, omdat voor Hem onschuld in mij gevonden is; ook heb ik, o koning! tegen u geen misdaad gedaan. “Uit de geschiedenis van Daniëls bevrijding kunnen we leren dat in tijden van beproeving en duisternis Gods kinderen zich evenzo moeten gedragen als in tijden waar hun uitzicht helder is en hun omgeving alles is wat ze wensen. Daniël in de leeuwenkuil was dezelfde die voor de koning stond als eerste onder de rijksbestuurders en als profeet van de Allerhoogste. Iemand wiens hart op God is gericht, zal in tijden van zijn zwaarste beproeving dezelfde zijn als in tijden van voorspoed, terwijl het licht en de gunst van God en mensen op hem rusten. Het geloof klemt zich vast aan het onzienlijke, en legt beslag op dingen van eeuwige waarde.” –Profeten en koningen, blz. 334.
Overwinning en voorspoed 7.
Wat werd Daniël bespaard dankzij zijn volledige vertrouwen in God? Welk groot effect had deze beproeving op de koning, op de naam van de ware God, en ook op Daniël? Daniël 6:24, 26-29.
77
Daniël 6:24, 26-29 Toen werd de koning bij zichzelf zeer vrolijk, en zei, dat men Daniël uit de kuil trekken zou. Toen Daniël uit de kuil opgetrokken was, zo werd er geen schade aan hem gevonden, omdat hij in zijn God geloofd had. [...] Toen schreef de koning Daríus aan alle volken, natiën en tongen, die op de ganse aarde woonden: Uw vrede worde vermenigvuldigd! Door mij is een bevel gegeven, dat men in de ganse heerschappij van mijn koninkrijk beve en siddere voor het aangezicht van de God van Daniël; want Hij is de levende God, en bestendig in eeuwigheden, en Zijn koninkrijk is niet verderfelijk, en Zijn heerschappij is tot het einde toe. Hij verlost en redt, en Hij doet tekenen en wonderen in de hemel en op de aarde; Die heeft Daniël uit het geweld der leeuwen verlost. Deze Daniël nu had voorspoed in het koninkrijk van Daríus, en in het koninkrijk van Kores, de Perziaan. “Daniël was een trouw staatsman aan het hof van Babylon; want hij vreesde God, had Hem lief, en vertrouwde Hem; en in tijd van verleiding en gevaar werd hij bewaard door de kracht van God. We kunnen lezen dat God Daniël wijsheid gaf, en hem begiftigde met begrip” –Fundamentals of Christian Education, blz. 204. “Bestudeer de geschiedenis van Jozef en van Daniël. De Heere belette het complot der mannen niet, die hen zochten kwaad te doen; maar Hij zorgde ervoor dat al die bedenkselen tot bestwil strekten van Zijn dienstknechten, die temidden van strijd en beproeving hun geloof en trouw bewaarden.” –Gezin en gezondheid, blz. 289. Ter overdenking ♦ ♦
De Heer werd verheerlijkt door Daniëls ervaring; geldt dit ook voor uw ervaringen? Is er een verschil tussen het geloof en karakter van Daniël, en die van ons?
Voor verdere studie “Bij het bestuderen van de Bijbel moet men de scholier op de kracht van Gods Woord opmerkzaam maken. Bij de schepping ‘sprak Hij en het was er; Hij gebood en het stond er’. Hij ‘roept het nietzijnde tot aanzijn’ (Psalm 33:9; Romeinen 4:17), want wanneer Hij dat roept, is het er. Hoe vaak hebben zij die hun vertrouwen stelden op Gods Woord, hoewel zijzelf totaal hulpeloos waren, de macht van de hele wereld weerstaan.
78
Neem Henoch, rein van hart, heilig van leven, die zich vastklemde aan zijn geloof in de triomf van de gerechtigheid over een verdorven en spottend geslacht. En Noach met zijn gezin tegen de mannen van zijn tijd, mannen die de grootste lichamelijke en verstandelijke kracht bezaten, maar het meest gedegenereerd waren op zedelijk gebied. Of de kinderen Israëls aan de Rode Zee, een hulpeloze, verschrikte menigte van slaven tegen het machtigste leger van het machtigste volk op aarde. En David, een herdersjongen, maar reeds in het bezit van Gods belofte van de troon, tegen Saul, de heersende vorst, vastbesloten zijn macht te handhaven. Ook Sadrach en zijn vrienden in de vurige oven en Nebukadnézar op de troon. Daniël tussen de leeuwen, die zijn vijanden had op de hoogste posten van het koninkrijk. Jezus aan het kruis en de Joodse priesters en oversten die zelfs de Romeinse landvoogd dwongen hun wil uit te voeren. Paulus in ketenen om de dood van een misdadiger te ondergaan onder Nero, de despoot van een wereldrijk. Zulke voorbeelden worden niet alleen in de Bijbel gevonden. In elk geschiedkundig boek over de menselijke vooruitgang kan men die vinden. De Waldenzen en de Hugenoten, Wycliffe en Huss, Hieronymus en Luther, Tyndale en Knox, von Zinzendorf en Wesley en nog tal van anderen hebben getuigd van de kracht van Gods Woord tegen menselijke kracht en politiek die het boze ondersteunden. Dit zijn inderdaad de edelen der wereld. Dit is hun koninklijke afstamming. Ook nu nog worden er jonge mensen geroepen in deze rij van edelen hun plaatsen in te nemen.” –Karaktervorming, blz. 256. “Wij kunnen niet altijd in gebed op onze knieën zitten, maar de weg naar de genadetroon is altijd open. Terwijl we bezig zijn met actief werk, kunnen we om hulp vragen; en ons is beloofd door Degene, die ons niet zal bedriegen: ‘Gij zult ontvangen.’ De christen kan en zal tijd vinden om te bidden. Daniël was een staatsman; zware verantwoordelijkheden rustten op hem; en toch zocht hij drie keer per dag God, en de Heer gaf hem de Heilige Geest. Dus vandaag mogen mensen hun toevlucht nemen tot het heilige paviljoen van de Allerhoogste en de zekerheid voelen van Zijn belofte: ‘En mijn volk zal in een woonplaats des vredes wonen, en in welverzekerde woningen, en in stille geruste plaatsen.’ Jesája 32:18. Een ieder die dit werkelijk wil, kan een plek vinden om contact met God te hebben, waar geen oor kan horen, dan degene die openstaat voor het hulpgeroep van de hulpelozen, de bedroefden, en de behoeftigen – Degene die zelfs de val van de kleine mus opmerkt. Hij zegt: ‘Vreest dan niet; gij gaat vele musjes te boven.’ Matthéüs 10:31.” –Counsels on Health, blz. 423, 424. _____ 79
11e Les
Sabbat 13 december 2014 Sabbatbegin 16.27 u. ↔ 16.27 u.
Kalm, groeiend geloof “Na de hemelvaart van Christus, toen de discipelen door vervolging werden verstrooid, kwam Nicodémus vrijmoedig uit voor zijn geloof. Hij gebruikte zijn rijkdom om de jonge gemeente te ondersteunen, waarvan de joden gemeend hadden dat ze na de dood van Christus niet langer zou bestaan. In tijden van gevaar was hij, die eerst zo voorzichtig was geweest, zo standvastig als een rots. Hij bemoedigde de discipelen in hun geloof en zorgde voor middelen om het werk van het evangelie voort te zetten. Hij werd bespot en vervolgd door degenen, die hem vroeger eerbied hadden betoond. Hij werd arm in aardse goederen, maar hij wankelde niet in zijn geloof, dat zijn oorsprong had in dat nachtelijk onderhoud met Jezus.” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 138. Een overste ontmoet Jezus 1.
Onder welke omstandigheden had Nicodémus een ontmoeting met Jezus? Wat was zijn overtuiging aangaande de Messias? Johannes 3:1, 2. Johannes 3:1, 2 En er was een mens uit de Farizeeën, wiens naam was Nicodémus, een overste der Joden; Deze kwam des nachts tot Jezus, en zei tot Hem: Rabbi, wij weten, dat U bent een Leraar van God gekomen; want niemand kan deze tekenen doen, die U doet, zo God met hem niet is. “De uitoefening van Christus’ gezag bij het reinigen van de tempel had de besliste haat opgewekt van de oversten en de priesters. Zij vreesden de macht van deze vreemdeling. Ze konden een dergelijke vrijpostigheid van een onbekende Galileër niet dulden en waren besloten een einde aan Zijn werk te maken. Niet allen waren het er echter mee eens. Sommigen waren bang Iemand, die zo duidelijk door Gods Geest gedreven werd, tegen te staan. Zij herinnerden zich dat in het verleden profeten gedood waren omdat zij de zonden van de leiders in Israël bestraft hadden. Ze wisten dat de dienstbaarheid van de joden aan een heidens volk het resultaat was van hun hard-
80
nekkigheid in het verwerpen van Gods bestraffingen. Ze vreesden dat de oversten en de priesters door hun samenspannen tegen Jezus in de voetstappen van hun vaderen zouden gaan en nieuwe rampen over het volk zouden brengen. Nicodémus deelde deze gevoelens.” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 129. De wedergeboorte 2.
Naar welk basisprincipe trok Jezus de aandacht van Nicodémus? Johannes 3:3, 4. Johannes 3:3, 4 Jezus antwoordde en zei tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. Nicodémus zei tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, nu oud zijnde? Kan hij ook andermaal in de buik van zijn moeder ingaan, en geboren worden? “In plaats van op deze begroeting in te gaan richtte Jezus Zijn blik op de spreker alsof Hij tot in Zijn hart las. In Zijn oneindige wijsheid zag Hij een zoeker naar waarheid voor Zich. Hij kende het doel van zijn bezoek en omdat Hij de overtuiging, die reeds aanwezig was in de geest van Zijn toehoorder wilde verdiepen, ging Hij rechtstreeks op het doel af en zei ernstig maar vriendelijk: ‘Voorwaar voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het koninkrijk Gods niet zien.’ [...] Nicodémus was tot de Here gekomen om met Hem in discussie te treden, maar Jezus legde de grondbeginselen van de waarheid bloot. Hij sprak tot Nicodémus: U hebt meer behoefte aan een geestelijke wedergeboorte dan aan verstandelijke kennis. Uw nieuwsgierigheid moet niet bevredigd worden, u hebt behoefte aan een nieuw hart. U moet nieuw leven van boven ontvangen eer u hemelse dingen naar waarde kunt schatten. Als die verandering niet plaats vindt en alles nieuw maakt, heeft het weinig zin voor u met Mij van gedachten te wisselen over Mijn gezag of Mijn zending.” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 130.
Wedergeboorte door water en Geest 3.
Door wie moet men herboren worden om de deur binnen te kunnen gaan van Gods koninkrijk? Johannes 3:5-7.
81
Johannes 3:5-7 Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan. Wat uit het vlees geboren is, dat is vlees; en wat uit de Geest geboren is, dat is geest. Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: U moet wederom geboren worden. “Jezus vervolgde: ‘Wat uit het vlees geboren is, is vlees en wat uit de Geest geboren is, is geest.’ ‘Van nature is het hart boos en komt ooit een reine uit een onreine – niet één!’ (Job 14:4). Menselijk vernuft kan geen geneesmiddel vinden voor de ziel die zondigt. ‘Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God, want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan ook niet.’ Want uit het hart komen boze overleggingen, moord, echtbreuk, hoererij, diefstal, leugenachtige getuigenissen. godslasteringen.’ (Romeinen 8:7; Matthéüs 15:19). De bron van het hart moet gereinigd worden eer de stromen daaruit zuiver kunnen zijn. Wie door eigen werken tracht de hemel te bereiken door stipt de wet te houden, probeert iets wat onmogelijk is. Voor iemand die slechts een wettische godsdienst, een gedaante van godsvrucht heeft, is geen veiligheid. Het christelijk leven is geen verandering of verbetering van het oude leven, maar een verandering van natuur. Het betekent de dood voor de oude natuur en de zonde en een geheel nieuw leven. Deze verandering kan alleen tot stand komen door het werk van de Heilige Geest.” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 131, 132. 4.
Is het mogelijk uit te leggen hoe de Heilige Geest werkt om iemand een nieuw wezen te maken? Was dit duidelijk voor Nicodémus? Johannes 3:8, 9. Johannes 3:8, 9 De wind blaast, waarheen hij wil, en u hoort zijn geluid; maar u weet niet, van waar hij komt, en waar hij heen gaat; alzo is een ieder, die uit de Geest geboren is. Nicodémus antwoordde en zei tot Hem: Hoe kunnen deze dingen geschieden? “Christus werkt steeds aan het hart .... Geleidelijk, wellicht onopgemerkt door de mens, worden indrukken gemaakt die erop gericht zijn de ziel naar Christus te trekken. Dat kan gebeuren door over Hem na te denken, door de Bijbel te lezen of door te luisteren naar de prediking. Plotseling, als de Geest een meer direct beroep op de ziel doet, geeft deze zich vol blijdschap over aan Jezus. Velen
82
noemen dit een plotselinge bekering, maar het is in feite het resultaat van een langdurig uitnodigen van Gods Geest, .... [...] Als Gods Geest bezit neemt van het hart, wordt het leven anders. Zondige gedachten worden weggedaan, verkeerde daden nagelaten; liefde, nederigheid en vrede komen in de plaats van boosheid, jaloezie en twist. Vreugde komt in de plaats van droefheid en het gelaat weerspiegelt het licht van de hemel. Niemand ziet de hand die de last wegneemt of ontdekt het licht dat van God neerdaalt. Wanneer de ziel zich in geloof overgeeft aan God, volgt de zegen. Dan schept die kracht, die geen mensenoog kan zien, een nieuwe schepping naar Gods beeld.” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 132, 133. Jezus verhoogd 5.
Naar welk voorbeeld uit het verleden verwees Jezus om Nicodémus te helpen begrijpen hoe het eeuwige leven verkregen kan worden? Johannes 3:14, 15. Johannes 3:14, 15 En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden; Opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. “Nicodémus werd tot Christus aangetrokken. Toen de Heiland hem duidelijk maakte wat de nieuwe geboorte inhield, verlangde hij naar die verandering in zijn eigen leven. Waardoor zou dat bereikt kunnen worden? Jezus beantwoordde deze onuitgesproken vraag: ‘Gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zó moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een ieder die gelooft in Hem eeuwig leven hebbe.’ (Johannes 3:14, 15) [...] Het was een symbool van Christus. Zoals het beeld, gemaakt in de vorm van de dodelijke slang omhooggeheven werd om hen te redden, zou Eén ‘in vlees aan dat der zonder gelijk’ hun Verlosser zijn. (Romeinen 8:3). [...] Door strijd en discussie kan de ziel niet worden verlicht. Wij moeten opzien en leven. Nicodémus nam de les ter harte en onthield hem. Hij onderzocht de Schriften op nieuwe wijze, niet om een gedachte te bespreken maar om leven voor de ziel te ontvangen. Hij begon het koninkrijk der hemelen te zien, toen hij zich onderwierp aan de leiding van de Heilige Geest.” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 136, 137.
83
Groeiend geloof 6.
Wat gebeurde er met het zaad dat Jezus in Nicodémus’ hart had geplant? Welk bewijs liet zien dat de Heilige Geest doorging in hem te werken? Johannes 7:50-52. Johannes 7:50-52 Nicodémus zei tot hen, die des nachts tot Hem gekomen was, zijnde een uit hen: Oordeelt ook onze wet de mens, tenzij dat zij eerst van hem gehoord heeft, en verstaat, wat hij doet? Zij antwoordden en zeiden tot hem: Bent u ook uit Galiléa? Onderzoek en zie, dat uit Galiléa geen profeet opgestaan is. “In deze tijd van gevaar trad Nicodémus naar voren met de stoutmoedige belijdenis van zijn geloof in de gekruisigde Heiland. Nicodémus was een lid van het Sanhedrin en was, gelijk anderen, door de leer van Jezus bewogen. Toen hij de wondervolle werken van Christus zag, kwam hij tot de overtuiging dat deze de Gezondene van God was. Te trots om zijn gevoel van genegenheid voor de Galilese Leraar openlijk te tonen, had hij in het geheim een onderhoud met Hem gezocht. In dit onderhoud ontvouwde Jezus hem het verlossingsplan en verklaarde Hij hem Zijn zending naar deze wereld. Maar Nicodémus aarzelde nog steeds. Hij verborg de waarheid in zijn hart en gedurende drie jaren was er maar weinig vrucht te bespeuren. Maar ofschoon Nicodémus Christus niet openlijk erkende, heeft hij toch herhaaldelijk in de vergadering van het Sanhedrin de voorstellen van de priesters om Christus te verdelgen, doorkruist. Toen ten laatste Christus aan het kruis werd verhoogd, herinnerde Nicodémus zich de woorden die Jezus tijdens het nachtelijk onderhoud op de Olijfberg tot hem had gesproken: ‘En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zó moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden’ (Johannes 3:14), en zag hij in Jezus de Verlosser der wereld.” –Van Jeruzalem tot Rome, blz. 75, 76.
7.
Wat toonde het oprechte geloof van deze overste der joden in een tijd toen de discipelen diep bedroefd waren en ontmoedigd? Johannes 19:39. Johannes 19:39 En Nicodémus kwam ook (die tevoren des nachts tot Jezus gekomen was), brengende een mengsel van mirre en aloë; omtrent honderd ponden gewicht.
84
“Toen Christus op die Sabbat in het graf lag, had Nicodémus gelegenheid om na te denken. Een helderder licht verlichtte nu zijn geest en de woorden die Jezus tot hem had gesproken waren niet langer geheimzinnig. Hij besefte dat hij veel gemist had omdat hij zich niet bij de Heiland had aangesloten tijdens diens leven. Nu herinnerde hij zich wat er op Golgotha was gebeurd. De bede van Christus voor Zijn moordenaars en Zijn antwoord op de smeekbede van de rover spraken tot het hart van de geleerde raadsman. Weer zag hij het lijden van de Heiland, weer hoorde hij die laatste kreet: ‘Het is volbracht’, alsof het de woorden van een overwinnaar waren. Opnieuw zag hij de bevende aarde, de duistere hemel, het gescheurde voorhangsel, de verbroken rotsen, en zijn geloof stond voor altijd vast. Dezelfde gebeurtenis die de hoop van de discipelen vernietigde, overtuigde Jozef [van Arimathéa] en Nicodémus van de goddelijkheid van Jezus. Hun vrees maakte plaats voor de moed van een vast en onwankelbaar geloof.” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 647. Ter overdenking ♦
♦ ♦
Hoewel hij een goed opgeleide Farizeeër en overste was, had Nicodémus geen duidelijk begrip van de natuurlijke toestand van de mens en de noodzaak van de wedergeboorte. Zijn wij ons bewust van onze toestand en noodzaak? Zijn we ervan overtuigd dat de wedergeboorte door de Heilige Geest een absolute noodzaak is? Hoe ontvang je de wedergeboorte en daarmee het karakter van de hemelse Vader?
Voor verdere studie “Op het ogenblik dat de Joden de jonge gemeente zochten te vernietigen, trad Nicodémus te hunner verdediging op. Hij ging nu niet langer bedachtzaam en aarzelend te werk, maar moedigde het geloof van de discipelen aan en gebruikte zijn rijkdom ter ondersteuning van de gemeente te Jeruzalem en tot bevordering van de evangeliearbeid. Degenen die hem vroeger eerbied hadden getoond, bespotten en vervolgden hem thans, en hij werd arm aan aardse goederen. Toch weifelde hij niet in de verdediging van zijn geloof.” –Van Jeruzalem tot Rome, blz. 76. –––––
85
12e Les
Sabbat 20 december 2014 Sabbatbegin 16.28 u. ↔ 16.29 u.
“Spreek alleen een woord” “Geloof en werken gaan hand in hand; zij werken harmonieus samen in het werk van het overwinnen. Werken zonder geloof zijn dood, en geloof zonder werken is dood. Werken zullen ons nooit redden; het is de verdienste van Christus voor ons dat zal baten. Door het geloof in Hem zal Christus al onze gebrekkige inspanningen aanvaardbaar maken voor God. Het geloof dat voor ons noodzakelijk is om te hebben, is geen geloof van nietsdoen; reddend geloof is het geloof dat werkt door liefde, en de ziel reinigt.” –Faith and Works, blz. 48, 49. Een zorgzame hoofdman 1.
Welke vooraanstaande man vroeg aan Jezus zijn dienstknecht te genezen? Hoe ernstig was de ziekte van die man? Lukas 7:1, 2. Lukas 7:1, 2 Nadat Hij nu al Zijn woorden voleindigd had, ten aanhoren van het volk, ging Hij in te Kapérnaüm. En een dienstknecht van een zeker hoofdman over honderd, die hem zeer waard was, ziek zijnde, lag op sterven. “De knecht van de hoofdman was getroffen door een verlamming en lag op sterven. Bij de Romeinen waren de knechten slaven, die op de markt werden gekocht en verkocht en die met scheldwoorden en wreedheid werden behandeld. De hoofdman was echter aan zijn knecht gehecht en verlangde dat hij beter zou worden.” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 256.
Een verzoek om genezing in geloof 2.
86
Waarom zond de hoofdman uit Kapérnaüm een delegatie naar Jezus, nadat hij over de Heiland gehoord had? Als hij geen vertrouwen zou hebben in Jezus’ macht om te genezen, zou de man dan zulke mensen gezonden hebben met verzoek om hulp? Lukas 7:3, 4.
Lukas 7:3, 4 En van Jezus gehoord hebbende, zond hij tot Hem de ouderlingen der Joden, Hem biddende, dat Hij wilde komen, en zijn dienstknecht gezond maken. Dezen nu, tot Jezus gekomen zijnde, baden Hem ernstig, zeggende: Hij is waardig, dat U hem dat doet; “Hij geloofde dat Jezus hem kon genezen. Hij had de Heiland niet gezien maar wat hij had gehoord, vulde hem met geloof. Ondanks de vormendienst van de Joden was deze Romein overtuigd dat hun godsdienst de zijne overtrof. Hij was reeds heengedrongen door de scheidsmuren van nationaal vooroordeel en haat die de overwinnaars scheidden van het overwonnen volk. Hij had eerbied getoond voor de dienst van God en vriendelijkheid bewezen aan de aanbidders van deze God. In de leer van Christus, zoals deze hem was meegedeeld, vond hij wat hij nodig had. Zijn geestelijk leven gaf gehoor aan de woorden van de Heiland.” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 256. Bewust van zijn onwaardigheid 3.
Welke tweede boodschap stuurde de man aan de Meester vlak voordat Hij aankwam bij zijn huis? Welk sterk geloof kwam in deze boodschap tot uiting? Lukas 7:6, 7. Lukas 7:6, 7 En Jezus ging met hen. En toen Hij nu niet ver van het huis was, zond de hoofdman over honderd tot Hem enige vrienden, en zei tot Hem: Heere, neem de moeite niet; want ik ben niet waardig, dat U onder mijn dak zoudt inkomen. Daarom heb ik ook mijzelf niet waardig geacht, om tot U te komen; maar zeg het met een woord, en mijn knecht zal genezen worden. “In het geloof zijn wij slechts als kleine kinderen die leren lopen. Wanneer een kind zijn eerste stappen zet, waggelt en valt het vaak; maar het staat weer op, en ziet eindelijk in dat het zelfstandig kan lopen. Wij moeten leren hoe wij in God moeten geloven. Wij zouden niet moeten kijken naar onze gevoelens, maar wij moeten God leren kennen door een levend geloof. Kijk naar de hoofdman die bij Christus kwam als voorbeeld van waar geloof. Hij kwam smekend tot Christus, en zei: ‘Heere! mijn knecht ligt thuis verlamd, en lijdt zware pijnen. En Jezus zei tot hem: Ik zal komen en hem genezen. En de hoofdman over honderd antwoordende, zei: Heere! ik ben niet waard, dat U onder mijn dak zoudt inkomen; maar spreek alleen een woord…’. Matthéüs 87
8:6-8. [...] Wat voor soort macht was er volgens de hoofdman gevestigd in Jezus? Hij wist dat het de macht van God was.” –Review and Herald, 11 maart 1890. Een kort gebod is voldoende 4.
Geloofde de hoofdman dat Jezus’ macht om te genezen alleen in Zijn aanwezigheid was, of geloofde hij dat die ook in Zijn woord aanwezig was? Matthéüs 8:8; Lukas 7:8. Matthéüs 8:8 En de hoofdman over honderd antwoordende, zei: Heere! ik ben niet waard, dat U onder mijn dak zoudt inkomen; maar spreek alleen een woord, en mijn knecht zal genezen worden. Lukas 7:8 Want ik ben ook een mens, onder de macht van anderen gesteld, hebbende krijgsknechten onder mij; en ik zeg tot deze: Ga, en hij gaat; en tot de andere: Kom! en hij komt; en tot mijn dienstknecht: Doe dat! en hij doet het. “Zoals ik de macht van Rome vertegenwoordig en mijn soldaten mijn gezag erkennen als oppermachtig, vertegenwoordigt U de macht van de oneindige God en alle geschapen dingen luisteren naar Uw woord. U kunt gebieden dat de ziekte moet wijken en het zal gebeuren. U kunt Uw hemelse boden gebieden en zij zullen genezing brengen. Spreek slechts een woord en mijn knecht zal genezen.” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 257.
Een wonderbaarlijk geloof 5.
Wat zei Jezus tegen degenen om Hem heen, verwonderd door zo een groot geloof? Lukas 7:9. Lukas 7:9 En Jezus, dit horende, verwonderde Zich over hem; en Zich omkerende, zei tot de schare, die Hem volgde: Ik zeg u: Ik heb zo’n groot geloof zelfs in Israël niet gevonden. “De hoofdman echter was als heiden geboren en in de afgodendienst van het keizerlijk Rome grootgebracht, geoefend als soldaat
88
en naar het scheen door zijn opvoeding en omgeving afgesneden van geestelijk leven. Door de verachting van zijn landgenoten voor het volk van Israël en door de dweepzucht1 van de joden was hij nog verder buitengesloten. Toch zag deze man de waarheid, waarvoor de kinderen van Abraham waren verblind. Hij wachtte niet af tot de joden Hem, die beweerde dat Hij hun Messias was, hadden aanvaard. Toen het licht dat ieder mens verlicht hem bescheen, had hij, hoewel hij van verre stond, de heerlijkheid van Gods Zoon aanschouwd.” −Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 258. “Door het geloofsoog zag de hoofdman dat Gods engelen Jezus volledig omringden, en dat Zijn woord een engel zou opdragen om naar de lijdende te gaan. Hij wist dat Zijn woord de kamer binnen zou gaan, en dat zijn dienstknecht genezen zou worden. En hoe bracht Christus lof aan het geloof van deze man! Hij riep uit: ‘Ik heb zo’n groot geloof zelfs in Israël niet gevonden.’ (Lukas 7:9)” –Review and Herald, 11 maart 1890. Verzoek en onmiddellijk antwoord 6.
Hoelang duurde het voor de Heiland om aan het verzoek van de man te voldoen? Wat ontdekten de hoofdman en zijn knechten toen zij thuiskwamen? Matthéüs 8:13; Lukas 7:10. Matthéüs 8:13 En Jezus zei tot de hoofdman over honderd: Ga heen, en u geschiede, gelijk u geloofd hebt. En zijn knecht is gezond geworden in die ure. Lukas 7:10 En die gezonden waren, weergekeerd zijnde in het huis, vonden de zieke dienstknecht gezond. “De hoofdman die wenste dat Christus zou komen en zijn dienstknecht zou genezen, voelde zich onwaardig om Jezus in zijn huis te laten komen; zijn geloof was in de kracht van Christus zó sterk, dat hij Hem smeekte om alleen het woord te zeggen, en het genezingswerk zou geschieden. [...]
1
Neiging tot een zeer overdreven vorm van aanbidding die niet ongewoon is voor fanatici.
89
Jezus verheerlijkte hier het geloof in contrast met de twijfel. Hij liet zien hoe de kinderen van Israël door hun ongeloof zouden struikelen, wat zou leiden tot de afwijzing van veel licht en resulteren in hun veroordeling en hun verwerping. Thomas zei dat hij niet zou geloven, tenzij hij zijn vinger in de tekens van de spijkers zou leggen, en zijn hand in de zij van zijn Heer zou duwen. Christus gaf hem zijn verlangde bewijs, en berispte toen zijn ongeloof: ‘Omdat u Mij gezien hebt, Thomas, zo hebt u geloofd: zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben, en nochtans zullen geloofd hebben.’ (Johannes 20:29)” –Testimonies for the Church, deel 4, blz. 233. Mannen en vrouwen van geloof 7.
Wat maakt het verschil voor de Heer: iemands ras, nationaliteit, positie, voorouders of iemands geloof? Waar zullen Abrahams geestelijke kinderen – mannen en vrouwen van geloof – ooit zitten? Galaten 3:7; Matthéüs 8:11. Galaten 3:7 Zo verstaat u dan, dat zij, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn. Matthéüs 8:11 Doch Ik zeg u, dat velen zullen komen van oosten en westen, en zullen met Abraham, en Izak, en Jakob, aanzitten in het Koninkrijk der hemelen; “De hoofdman die wenste dat Christus zou komen en zijn dienstknecht genezen, voelde zich onwaardig om Jezus in zijn huis te laten komen; zijn geloof was zó sterk dat hij Hem in de kracht van Christus smeekte om alleen het woord te zeggen, en het genezingswerk zou geschieden. ‘Jezus nu, dit horende, heeft Zich verwonderd, en zei tot hen, die Hem volgden: Voorwaar zeg Ik u, Ik heb zelfs in Israël zo’n groot geloof niet gevonden. Doch Ik zeg u, dat velen zullen komen van oosten en westen, en zullen met Abraham, en Izak, en Jakob, aanzitten in het Koninkrijk der hemelen; En de kinderen des Koninkrijks zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; aldaar zal wening zijn, en knersing der tanden. En Jezus zei tot de hoofdman over honderd: Ga heen, en u geschiede, gelijk u geloofd hebt. En zijn knecht is gezond geworden in die ure.’ (Matthéüs 8:10-13) Jezus verheerlijkte hier het geloof in contrast met de twijfel. Hij liet zien hoe de kinderen van Israël door hun ongeloof zouden struikelen, wat zou leiden tot de afwijzing van veel licht en resulteren in hun veroordeling en hun verwerping.” –Signs of Times, 30 december 1886.
90
Ter overdenking ♦ ♦ ♦
Zou iemand vanzelfsprekend zo een geloof verwachten van iemand die weinig licht had en niet behoorde tot Gods volk? Waarom weerstonden en verwierpen zoveel Joden Jezus, terwijl een heiden, zoals deze hoofdman over honderd, onmiddellijk in Hem geloofde? Wanneer wij een belofte uit Gods Woord lezen, zijn wij dan bereid om het direct te geloven, zoals deze hoofdman geloofde in Jezus’ woord?
Voor verdere studie “Velen zien het geloof als een mening. Reddend geloof is een overeenkomst waardoor zij, die Christus aannemen, met God een verbond aangaan. Echt geloof is leven. Een levend geloof betekent een toenemen van kracht, een vast vertrouwen waardoor de mens een overwinnende macht wordt.” −Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 281. “Geloof en werken zullen ons in een gelijke balans houden en ons succesvol maken in het volmaken van een christelijk karakter. Jezus zegt: ‘Niet een ieder, die tot Mij zegt: Heere, Heere! zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar die daar doet de wil van Mijn Vader, Die in de hemelen is. (Matthéüs 7:21).” –Faith and Works, blz. 49. “… Zij die belijden volgelingen van Christus te zijn, schijnen te denken dat zij vrij zijn om dienstknechten van de Heer naar believen te ontvangen of te verwerpen, en dat zij hier niet voor verantwoordelijk gehouden zullen worden. Ongeloof en duisternis hebben hen hiertoe geleid. Hun gevoeligheden zijn afgestompt door hun ongeloof. Zij doen hun geweten geweld aan, worden ontrouw aan hun eigen overtuigingen en verzwakken zichzelf in morele kracht. Zij beschouwen anderen in hetzelfde licht bij zichzelf.” –Testimonies for the Church, deel 4, blz. 233, 234. _____
Leest u alstublieft het zendingsbericht uit Sierra Leone op blz. 100.
91
13e Les
Sabbat 27 december 2014 Sabbatbegin 16.32 u. ↔ 16.33 u.
Groot is uw geloof “De Fenicische vrouw wierp zich vol geloof tegen de scheidsmuren die tussen joden en heidenen waren opgericht. Tegen alles in vertrouwde ze op de liefde van de Heiland, zonder te letten op de schijn die haar had kunnen doen twijfelen. Christus wil dat wij Hem net zo vertrouwen. De zegeningen van de zaligheid zijn bestemd voor iedereen. Alleen de keus van de mens kan hem verhinderen deel te hebben aan de belofte in Christus door het evangelie.” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 333. Smeekbede van een Kananese vrouw 1.
Wie smeekte de Verlosser om hulp in het heidens gebied dat vandaag de dag Libanon wordt genoemd? Matthéüs 15:21, 22; Markus 7:24, 25. Matthéüs 15:21, 22 En Jezus van daar gaande, vertrok naar de delen van Tyrus en Sidon. En ziet, een Kananese vrouw, uit dat gebied komende, riep tot Hem, zeggende: Heere! U Zoon van David, ontferm U over mij! Mijn dochter is deerlijk door de duivel bezeten. Markus 7:24, 25 En van daar opstaande, ging Hij weg naar het gebied van Tyrus en Sidon; en in een huis gegaan zijnde, wilde Hij niet, dat iemand het wist, en Hij kon nochtans niet verborgen zijn. Want een vrouw, wier dochtertje een onreine geest had, van Hem gehoord hebbende, kwam en viel neer aan Zijn voeten. “De mensen in dit gebied behoorden tot het oude Kananese geslacht. [...] Tot deze mensen behoorde de vrouw die nu tot Jezus kwam. Zij was een heidin en daarom verstoken van de voorrechten die de joden dagelijks genoten. Onder de Feniciërs woonden vele joden en nieuws over het werk van Christus was in deze streek doorgedrongen. Sommige mensen hadden naar Zijn woorden geluisterd en Zijn wonderen gezien. Deze vrouw had gehoord van de profeet die, naar men zei, tal van ziekten had genezen. Toen zij van Zijn macht hoorde, kwam er hoop in haar hart. Gedreven door moederlijke liefde besloot zij het geval van haar dochter aan Hem voor te leggen. Zij was beslist
92
van plan Jezus te vertellen van haar zorgen. [...] Zij had hulp gezocht bij de heidense goden, maar alles was vergeefs. [...] Maar zij had gehoord dat Hij allerlei ziekten had genezen, of zij die bij Hem kwamen arm of rijk waren. Zij besloot vast te houden aan haar hoop.” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 327. Heidin, maar gelovig 2.
Hoe kunnen wij een dergelijk geloof in Jezus – van iemand uit een vreemd land met een heidense opvoeding – verklaren? Wat weten we over de bekendheid van de goddelijke Meester vanaf het begin van Zijn bediening? Matthéüs 4:23, 24; Markus 7:26. Matthéüs 4:23, 24 En Jezus ging geheel Galiléa rond, lerende in hun synagogen en predikende het Evangelie van het Koninkrijk, en genezende alle ziekte en alle kwaal onder het volk. En Zijn gerucht ging van daar uit in geheel Syrië; en zij brachten tot Hem allen, die kwalijk gesteld waren, met verscheidene ziekten en pijnen bevangen zijnde, en door de duivel bezeten, en maanzieken en verlamden; en Hij genas hen. Markus 7:26 Deze nu was een Griekse vrouw, van geboorte uit SyroFenicië; en zij bad Hem, dat hij de duivel uitwierp uit haar dochter. “Christus’ leven was een leven van voortdurende zelfopoffering. Zijn werk was niet beperkt tot een tijd of plaats. Het werd slechts begrensd door Zijn liefde en sympathie voor de zielen voor wie Hij spoedig Zijn leven zou geven. Zijn mededogen kende geen grenzen. Hij deed Zijn werk van genezen en onderwijzen op zo een grote schaal, dat er geen gebouw in Palestina groot genoeg was om de menigten, die zich om Hem verdrongen, plaats te geven. In elke stad en dorp waar Hij langsging was Zijn ziekenhuis te vinden. Op de heuvels van Galiléa, op de grote doorgangswegen, aan de kust, in de synagogen, op alle plekken waar de harten bereid waren om Zijn boodschap te horen, genas Jezus de mensen en wees hen naar hun hemelse Vader. In de avond, nadat de uren van zwoegen voorbij waren, sprak Hij met degenen die overdag moesten werken om een schijntje te verdienen voor het onderhouden van hun gezinnen.” –The Upward Look, blz. 330. “Deze woorden geven een illustratie van de manier waarop Jezus de aarde van het hart bewerkte. Zij wijzen duidelijk op het werk dat wij dienen te doen, niet slechts op één plek, maar overal.” –Review and Herald, 30 maart 1905. 93
Geen direct antwoord 3.
Beantwoordde de Heer direct het verzoek van de moeder voor haar dochter? Wat vroegen de discipelen Jezus te doen, denkend dat Jezus niet geïnteresseerd was in haar situatie? Matthéüs 15:23. Matthéüs 15:23 Doch Hij antwoordde haar niet één woord. En Zijn discipelen, tot Hem komende, baden Hem, zeggende: Laat haar van U; want zij roept ons na. “Jezus kende de toestand van deze vrouw. Hij wist dat zij ernaar verlangde Hem te spreken en Hij plaatste Zich op haar weg. Door haar te helpen in haar leed kon Hij een duidelijk beeld geven van de les die Hij wilde onderwijzen. Om deze reden had Hij Zijn discipelen naar deze streek gebracht. Hij wilde dat zij zouden zien hoeveel onwetendheid er bestond in de steden en dorpen vlak bij het land Israël. De mensen die alle mogelijke kansen hadden gehad de waarheid te begrijpen kenden de noden van anderen rondom hen niet. [...] Christus gaf niet dadelijk antwoord op de smeekbede van de vrouw. Hij behandelde dit lid van een veracht volk zoals de joden dat zouden hebben gedaan. Het was Zijn bedoeling dat Zijn discipelen onder de indruk zouden komen van de koude, harteloze wijze waarop de joden een dergelijk geval behandelden. Daarom ontving Hij eerst de vrouw op deze wijze en toonde later het medeleven dat Hij van hen in zulke gevallen verwachtte, door aan haar smeekbede gehoor te geven.” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 328.
4.
Wat zei Hij eerst tegen de vrouw? Bij welke gelegenheid heeft Hij iets soortgelijks gezegd? Matthéüs 15:24, 10:5, 6. Matthéüs 15:24 Maar Hij, antwoordende, zei: Ik ben niet gezonden, dan tot de verloren schapen van het huis Israëls. Matthéüs 10:5, 6 Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden, en hun bevel gegeven, zeggende: U zult niet heengaan op de weg der heidenen, en u zult niet ingaan in enige stad van de Samaritanen. Maar gaat veel meer heen tot de verloren schapen van het huis Israëls. “Hoewel Jezus geen antwoord gaf, bleef de vrouw geloven. Toen Hij voorbijging alsof Hij haar niet gehoord had, volgde zij Hem en bleef Hem smeken. Geërgerd door haar aanhouden vroegen de discipelen
94
aan Jezus haar weg te zenden. Zij zagen dat hun Meester haar onverschillig behandelde en meenden daarom dat Hij instemde met het vooroordeel van de joden tegen de Kanaänieten. Het was echter een Heiland vol medelijden tot wie de vrouw haar bede richtte en in antwoord op het verzoek van de discipelen zei Jezus: ‘Ik ben slechts gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls.’ Hoewel dit antwoord in overeenstemming scheen te zijn met het vooroordeel van de joden, hield het een berisping in voor de discipelen. Later begrepen zij dat Hij hen wilde herinneren aan wat Hij zo vaak had gezegd, dat Hij in de wereld gekomen was om iedereen, die Hem wilde aannemen, te redden.” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 328. Toegenomen ernst en smeekbeden 5.
Gaf de moeder op toen zij dit hoorde? Met welke oprechte toewijding herhaalde zij haar verzoek? Matthéüs 15:25. Matthéüs 15:25 En zij kwam en aanbad Hem, zeggende: Heere, help mij! “De vrouw drong nog ernstiger aan terwijl zij zich voor de voeten van Jezus boog en schreiend uitriep: ‘Here, help mij!’ ” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 328. “Wanneer u ontmoedigd raakt, vertrouw dan niet op de hulp van mensen. Christus verzekerde: ‘De Trooster zal met u zijn. Ga gelijk naar God in gebed. Buig voor Hem neer en zeg: ‘Here, help mij; want ik ben in moeilijkheden, en ik weet niet wat ik moet doen. U heeft beloofd dat U Uw kinderen zult geven wat zij in Uw naam vragen. We vragen om kracht om de verleidingen van de vijand te weerstaan.’ ” –The Gospel Herald, 1 maart 1901.
De smekeling op de proef gesteld 6.
Hoe dienen wij – in samenhang met Zijn andere boodschappen – Jezus’ tweede antwoord te begrijpen? Matthéüs 15:26; Markus 7:27; Lukas 18:1; Romeinen 12:12.
Matthéüs 15:26 Doch Hij antwoordde en zei: het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen, en de hondjes voor te werpen.
95
Markus 7:27 Maar Jezus zei tot haar: Laat eerst de kinderen verzadigd worden; want het is niet betamelijk dat men het brood der kinderen neemt, en de hondjes voorwerpt. Lukas 18:1 En Hij zei ook een gelijkenis tot hen, daartoe strekkende, dat men altijd bidden moet, en niet vertragen. Romeinen 12:12 Verblijdt u in de hoop. Weest geduldig in de verdrukking. Volhardt in het gebed. “Jezus wees ogenschijnlijk nog steeds haar smeekbede af, in overeenstemming met het harteloos vooroordeel van de joden en antwoordde: ‘Het is niet goed het brood der kinderen te nemen en het de honden voor te werpen.’ In feite wilde dit zeggen dat het niet juist was de zegeningen, bestemd voor het begenadigde volk van God, te geven aan vreemdelingen en aan hen, die uitgesloten waren van Israël. Een minder ernstige zoeker zou hierdoor volkomen ontmoedigd zijn geworden. Maar de vrouw besefte dat haar kans was gekomen.” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 328. Een groot geloof 7.
Wat zat achter haar eerbiedwaardige redenatie en haar beleefde doorzettingsvermogen? Matthéüs 15:27. Matthéüs 15:27 En zij zei: Ja, Heere! doch de hondjes eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel van hun heren. “Achter de schijnbare weigering van Jezus zag zij een medelijden, dat Hij niet kon verbergen. ‘Zeker, Here,’ antwoordde zij, ‘ook de honden eten immers van de kruimels die van de tafel van hun meesters vallen.’ Terwijl de kinderen in huis aan tafel van de ouders eten, blijven toch ook de honden niet hongerig. Zij hebben recht op de kruimels die van de overvloedig voorziene tafel vallen. Zou er daarom geen zegen zijn voor haar, gezien de vele zegeningen die Israël had ontvangen? Zij werd beschouwd als een hond, had zij dan niet de rechten van een hond om de kruimels van zijn overvloed op te rapen? [...] Hier ontmoet Christus een lid van een ongelukkig en veracht volk, dat niet het voorrecht heeft gehad te leven in het licht van Gods Woord. Toch geeft zij zich dadelijk over aan de goddelijke invloed van Christus en stelt onvoorwaardelijk vertrouwen in Zijn vermogen om haar te geven wat zij vraagt. Zij smeekt om de kruimels die van
96
de tafel van de Meester vallen. Als zij het voorrecht van een hond mag delen, wil zij wel als een hond behandeld worden. Zij kent geen nationaal of godsdienstig vooroordeel of trots waardoor haar gedrag wordt beïnvloed. Dadelijk erkent zij Jezus als de Verlosser, die in staat is te doen wat zij van Hem vraagt.” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 329. 8.
Wat zag Jezus in het verzoek van deze vrouw? Hoe werd haar sterke, constante geloof door genade beloond? Matthéüs 15:28; Markus 7:29, 30. Matthéüs 15:28 Toen antwoordde Jezus, en zei tot haar: O vrouw! groot is uw geloof; u geschiede, gelijk u wilt. En haar dochter werd gezond van diezelfde ure. Markus 7:29, 30 En Hij zei tot haar: Om dit woord ga heen, de duivel is uit uw dochter uitgevaren. En toen zij in haar huis kwam, vond zij, dat de duivel uitgevaren was, en de dochter liggende op het bed. “De Heiland is voldaan. Hij heeft haar geloof in Hem op de proef gesteld. Door Zijn handelwijze met haar heeft Hij laten zien dat zij, die beschouwd is als een uitgeworpene van Israël, niet langer een vreemdelinge is, maar een kind is in Gods gezin. Als kind heeft zij het recht te delen in de gaven van haar Vader. Christus willigt nu haar verzoek in en eindigt met een les voor de discipelen. Met een blik vol medelijden en liefde zegt Hij tot de vrouw: ‘O vrouw, groot is uw geloof, u geschiede gelijk gij wenst.’ Van dat uur af werd haar dochter gezond. De boze geest kwelde haar niet langer. De vrouw ging heen, terwijl zij haar Heiland haar dank betuigde, overgelukkig omdat haar gebed verhoord was.” –Jezus, de Wens der eeuwen, blz. 329.
Ter overdenking ♦ ♦ ♦ ♦
Zou u zich afgewezen en verwaarloosd hebben gevoeld als u in de schoenen zou hebben gestaan van deze vrouw? Hoe zou u hebben gehandeld onder soortgelijke omstandigheden? Beproeft de Heer ook ons geloof? Zou u dezelfde lof verwachten voor uw geloof zoals deze heidense vrouw kreeg?
97
Voor verdere studie “Bij het verkrijgen van de wijsheid der Babyloniërs waren Daniël en zijn vrienden verder dan hun medestudenten, maar deze kennis was geen toeval. Ze kregen hun kennis door een getrouw gebruik van hun krachten onder leiding van de Heilige Geest. Ze zochten contact met de Bron van alle wijsheid, en maakten het kennen van God de basis van hun ontwikkeling. In geloof baden ze om wijsheid, en ze leefden naar hun bidden. Ze stonden daar waar God hen kon zegenen. Ze vermeden alles waardoor hun krachten konden worden verzwakt, en maakten gebruik van elke gelegenheid om zich te ontwikkelen op elk terrein. Ze volgden leefregels die hun een helder verstand moesten bezorgen. Ze streefden naar kennis voor slechts één doel, – opdat ze God konden eren. Ze beseften dat ze, om als vertegenwoordigers van de ware godsdienst te midden van de valse godsdiensten van het heidendom dienst te kunnen doen, een helder verstand en een volmaakt christelijk karakter moesten bezitten. God zelf was hun Leraar. Terwijl ze gedurig baden, ijverig studeerden en met de Onzienlijke in contact bleven, wandelden ze met God, zoals Henoch dat vroeger had gedaan. Echt succes op welk gebied ook is niet het gevolg van toeval of voorval of voorbestemming. Het is het gevolg van Gods voorzienigheid, het loon van geloof en bescheidenheid, van deugd en volharding. Mooie verstandelijke eigenschappen en een hoge moraal zijn niet het gevolg van het toeval. God biedt mogelijkheden; succes is afhankelijk van het gebruik dat we ervan maken.” –Profeten en koningen, blz. 292. “ ‘Hebt elkander hartelijk lief, met broederlijke liefde, met eer de een de ander voorgaande.’ (Romeinen 12:10). Vriendelijke affecties, rijkelijke prikkels, en een vlot begrip van de geestelijke dingen zijn kostbare talenten en leggen hun bezitter onder een zware verantwoordelijkheid. Allen dienen gebruikt te worden in dienst van God. Maar hier dwalen velen. Tevreden met het bezit van deze eigenschappen, slagen ze er niet in om ze in een actieve dienst te brengen voor anderen. ... Degenen die grote affecties bezitten, zijn aan God verplicht om ze te schenken, niet alleen aan hun vrienden, maar aan allen die hun hulp nodig hebben. Sociale voordelen zijn talenten, en dienen te worden gebruikt ten behoeve van allen die zich binnen het bereik van onze invloedsfeer bevinden .... Talenten de gebruikt worden, zijn talenten die vermenigvuldigd zijn. Succes is niet het resultaat van toeval of het lot; het is de uitwerking van Gods voorzienigheid, de beloning van geloof en bescheidenheid, van deugd en volhardende inspanning. De Heer wil dat wij elke gave die we hebben, 98
gebruiken; en als we dat doen, zullen we grotere gaven gebruiken. Hij begiftigt ons niet bovennatuurlijke met de eigenschappen die wij missen; maar terwijl we hetgeen gebruiken wat we hebben, zal Hij met ons samenwerken om elk vermogen te vergroten en te versterken. Bij elke hartgrondige, oprechte opoffering voor de dienst van de Meester zullen onze krachten vermeerderen.... Als we de ingevingen van de Geest koesteren en gehoorzamen, zullen onze harten vergroot worden om meer en meer van Zijn kracht te ontvangen en om meer en beter werk te leveren. Sluimerende energieën worden opgewekt en verlamde vermogens krijgen een nieuw leven. ... Als we proberen om anderen voor Christus te winnen, en de lasten van de zielen in onze gebeden dragen, zal ons eigen hart kloppen met de levendmakende invloed van Gods genade; onze eigen gevoelens zullen gloeien met meer goddelijke ijver; ons hele christelijke leven zal meer werkelijkheid worden, ernstiger, en meer vol gebed zijn.” –My Life Today, blz. 119. “Er zijn velen die ernaar streven om Gods geboden te gehoorzamen maar toch weinig vrede of blijdschap kennen. Dit tekort in hun beleven is het resultaat van een falen in het beoefenen van geloof. Ze wandelen als het ware in een dor land, in een woestijn. Ze eisen weinig, terwijl ze veel zouden kunnen vragen; want Gods beloften kennen geen beperkingen. Zij vertegenwoordigen op onjuiste wijze de heiligmaking die komt door gehoorzaamheid aan de waarheid. De Here wenst dat al Zijn zonen en dochters gelukkig, vreedzaam en gehoorzaam zijn. Door de oefening van geloof komt de gelovige in het bezit van deze zegeningen. Door het geloof kan in elk tekort van het karakter worden voorzien, kan elke verontreiniging worden gereinigd, kan elk gebrek verbeterd en elke bekwaamheid ontwikkeld worden.” –Van Jeruzalem tot Rome, blz. 410. “De standvastige ziel kan onwankelbaar in het geloof veel goeds doen; hij kan zegeningen geven van de hoogste orde aan degenen waarmee hij omgaat, want de wet van God is in zijn hart. Maar we kunnen niet vrijwillig omgaan met diegenen die Gods wet vertrappen, en ons geloof rein en onaangetast houden. We zullen besmet worden met dezelfde geest, en tenzij we onszelf daarvan afscheiden, zullen we uiteindelijk met hen gebonden worden en hetzelfde noodlot delen.” –Adventist Home, blz. 459, 460. _____
99
Zendingsbericht uit Sierra Leone Voorlezen op Sabbat 27 december 2014 De speciale sabbatschoolcollecte wordt ingezameld Sabbat 3 januari 2015. Ik groet u vanuit Sierra Leone met Hebreeën 13:1. “Dat de broederlijke liefde blijve.” Sierra Leone is een klein land in West-Afrika dat een oppervlakte van 71.740 km2 beslaat, en een bevolking telt van 5,4 miljoen inwoners, waarvan 1,2 miljoen in de hoofdstad Freetown woont. Het land kende zijn oorsprong als kolonie van vrijgemaakte Afrikaanse slaven in 1792, en verkreeg in 1961 de onafhankelijkheid van Brittannië. Binnen haar drie provincies zijn er zestien verschillende etnische talen en culturen. De officiële taal is Engels, en 90 procent van de bevolking spreekt de taal Krio (afgeleid van het Engels en enkele inheems Afrikaanse talen). Het land deelt een grens met Guinee in het noorden en oosten, en in het zuiden met Liberia, in het westen grenst het aan de Atlantische Oceaan. Economisch gezien is het land bovenmatig arm, met grote inkomensverschillen. De mijnbouw, landbouw en de visserij zijn de voornaamste onderdelen van de economie. Hoewel het land een islamitische staat is, is het noemenswaardig dat moslims en christenen onderling vrij trouwen, en in vrede samenleven. Van de bevolking is 71 procent moslim, 27 procent christelijk en 2 procent een aanhanger van een inheemse religie. Een Macedonische roep van een sabbatvierende groepering zette het Internationaal Zendingsgenootschap er toe om in december 2010 met de hulp van broeder Vangarral Chengbe het land binnen te gaan, die daarmee de eerste zendeling van de Generale Conferentie in Sierra Leone was. Er werden toen 31 zielen gedoopt, en Sierra Leone werd als zendingsveld georganiseerd. In 2012 ontvingen wij een nieuwe oproep om te komen en doopplechtigheden uit te voeren. Tijdens deze reis werd ik vergezeld door de zusters Leila McTavish en Edda Tedford uit Canada. Wij hebben toen 85 zielen gedoopt en organisatorische vergaderingen voor het veld gehouden. Het zendingswerk kreeg steeds meer stuwkracht en vreugde was overal, tot er plotseling een rebellie zich ontwikkelde. Sommige leiders van de sabbatvierende groepering zagen dat hun verborgen agenda’s geen plaats had100
den in de gemeente, en besloten daarom uit te treden. Veel leden volgde hen, waardoor de gemeente bijna leeg overbleef. In mei 2013 bleven van de 116 leden er 23 over. Maar God bleef Zijn werk ondersteunen. De overgebleven broeders en zusters namen het werk op zoals het volk in Nehemía’s tijd, die zei: “Laten wij ons opmaken, dat wij bouwen.” Nehemía 2:18. Van mei tot december hebben wij bij drie gelegenheden 28 leden gedoopt, waardoor het ledental van 23 opliep naar 51. Vijftien mensen volgden bijbelstudie voor de doop, en er waren 22 geïnteresseerden. Er is nog meer hoop voor de toekomst, aangezien wij andere oproepen ontvangen uit verscheidene plekken. Wij hebben nog niet de middelen om aan deze verzoeken tegemoet te komen. In de hoofdstad hebben wij diensten op twee plekken. Eén daarvan is het huurhuis van de prediker, die dienst doet als hoofdkantoor en kerk. Ongelukkigerwijs waarderen mensen in dit land huisdiensten niet; zij menen namelijk dat het gebruik van zo een plek van aanbidding laat zien dat wij niet serieus zijn of een gebrek aan richting hebben. De tweede groep huurt een klaslokaal van een openbare school voor de diensten op Sabbat. Buiten Freetown, in de Oostelijke provincie, huurt een groep eveneens een klaslokaal. Wij zijn klein in getal en hebben geen materiaal voor publieke evangelisatie. In feite is ons bestaan als een druppel in een emmer, met één fulltime en twee part-time arbeiders. Wij moeten meer seminars houden om onze oude en nieuwe leden, die geen Adventistische achtergrond hebben, te blijven onderwijzen en te trainen. De oogst is rijp, maar de arbeiders zijn weinig. Daarom is het onze hoop en overtuiging dat uw gulle gaven zullen dienen bij dit nederige werk als middel voor een hoofdkantoor, publicatie van literatuur en voor zendingstraining. Het is ons gebed dat onze inspanningen veel vrucht zullen dragen voor het hemelse koninkrijk en de komst van onze Heer en Zaligmaker Jezus Christus zal bespoedigen. “Welgelukzalig bent u, die aan alle wateren zaait; u, die de voet van de os en van de ezel daarheen zendt!” Jesája 32:20. Moge de Here u blijven zegenen zodat u op uw beurt een zegen voor Zijn zaak wordt. –David Gwina Voorzitter van het zendingsveld van Sierra Leone
101
ZONSONDERGANG 1
vrijdag Sabbat
3 oktober 4 oktober
• 19.12 uur • 19.10 uur
2
vrijdag Sabbat
10 oktober 11 oktober
• 18.57 uur • 18.54 uur
3
vrijdag Sabbat
17 oktober 18 oktober
• 18.41 uur • 18.39 uur
4
vrijdag Sabbat
24 oktober 25 oktober
• 18.26 uur • 18.24 uur
5
vrijdag Sabbat
31 oktober 1 november
• 17.13 uur • 17.11 uur
6
vrijdag Sabbat
7 november 8 november
• 17.00 uur • 16.59 uur
7
vrijdag Sabbat
14 november 15 november
• 16.49 uur • 16.48 uur
8
vrijdag Sabbat
21 november 22 november
• 16.40 uur • 16.39 uur
9
vrijdag Sabbat
28 november 29 augustus
• 16.33 uur • 16.33 uur
10
vrijdag Sabbat
5 december 6 december
• 16.29 uur • 16.28 uur
11
vrijdag Sabbat
12 december 13 december
• 16.27 uur • 16.27 uur
12
vrijdag Sabbat
19 december 20 december
13
vrijdag Sabbat
26 december 27 december
• 16.28 uur • 16.29 uur • 16.32 uur • 16.33 uur
De genoemde tijden zijn berekend voor midden Nederland (De Bilt).
102
103
104