Diergeneeskunde bacheloropleiding
2012
Inhoud Welkom 3 Waarom studeren aan de Universiteit Antwerpen?
4
De opleiding Diergeneeskunde
6
Diergeneeskunde, iets voor jou?
9
Het studieprogramma
10
Opleidingsonderdelen bachelor eerste jaar
14
Opleidingsonderdelen bachelor tweede jaar
19
Opleidingsonderdelen bachelor derde jaar
24
Master Diergeneeskunde
30
Diploma op zak, wat nu?
31
Alumnus aan het woord
32
Nuttige info bij de start van je studietraject
33
Studiebegeleiding 36 Studeren in het buitenland
38
Hoe bereik je gemakkelijk onze campussen?
40
Infomomenten 42 Nuttige contactgegevens
43
|1
2|
Welkom Je hebt de weg naar de Universiteit Antwerpen gevonden. Nu wil je meer informatie over onze universiteit en onze opleidingen. Dit boekje helpt je al een hele stap vooruit in je keuzeproces. De Universiteit Antwerpen is een middelgrote universiteit met 15 000 studenten. Binnen de Associatie Hogescholen & Universiteit Antwerpen werken we nauw samen met de Plantijn Hogeschool, de Karel de Grote-Hogeschool, de Artesis Hogeschool Antwerpen en de Hogere Zeevaartschool. Studeren aan de universiteit is het begin van een nieuwe periode in je leven. Belangrijk is dat je je goed voelt op de universiteit van je keuze en dat je je binnen enkele jaren goed voelt met je behaalde diploma. Daarom stelt de Universiteit Antwerpen alles in het werk om je studietijd aangenaam te maken en de kwaliteit van de opleiding op topniveau te houden. Onze opleidingen worden geregeld bijgestuurd en aangepast aan de maatschappelijke evolutie. ‘Leren is leven’ is de slogan van onze universiteit. Niet zomaar een leuze, want wij maken werk van een goed evenwicht tussen leren en leven. Met ‘kennen’ ben je niets zonder het ‘kunnen’. De link tussen leren en leven is hier voelbaar aanwezig. Als je naar een van onze informatiedagen komt, zal je merken dat het prettig studeren is aan de Universiteit Antwerpen. Zowel onze medewerkers als onze studenten zullen je er graag over vertellen en kijken alvast uit naar de kennismaking! Prof. dr. Alain Verschoren Rector Universiteit Antwerpen
|3
Waarom studeren aan de Universiteit Antwerpen? Studentgerichtheid De Universiteit Antwerpen staat voor studentgerichtheid. Dit betekent bijvoorbeeld dat je zo veel mogelijk les volgt in kleine groepen, wat een vlotte interactie mogelijk maakt. Dankzij de kleine afstand tussen studenten en docenten kan je rechtstreeks bij je proffen terecht met eventuele vragen en problemen. De vlotte communicatie tussen docenten, assistenten en studenten wordt mee ondersteund door de digitale leeromgeving Blackboard. Dat biedt opnieuw kansen voor een interactief onderwijssysteem. Studenten worden uitgenodigd om actief deel te nemen aan het beleid: in verschillende adviesorganen en raden zijn zij vertegenwoordigd. Tenslotte is de Universiteit Antwerpen bekend voor haar goede studentenbegeleiding en -ondersteuning, waarbij wordt ingespeeld op de individuele noden van alle studenten.
Innoverende academische opleidingen De Universiteit Antwerpen biedt innoverende academische opleidingen, die oog hebben voor theorie én praktijk. De opleidingen zijn stevig verankerd in sterk wetenschappelijk onderzoek, dat ook internationale faam geniet. De ‘ivoren’ academische toren werd al lang geleden gesloopt. Academici hechten veel belang aan een voortdurende uitwisseling met de steeds evoluerende samenleving. Bij je studie aan de Universiteit Antwerpen staat niet het memoriseren van feitenkennis centraal, maar verwerf je relevante kennis en vaardigheden die je nodig hebt om beroepsrelevante opdrachten en problemen op te lossen. De bachelor-masterstructuur schept ruimte voor vernieuwing en verbetering. Nieuwe opleidingen worden ingevoerd, keuzemogelijkheden binnen bestaande opleidingen worden verruimd.
Infrastructuur De Universiteit Antwerpen beschikt over de meest moderne infrastructuur: goed uitgeruste les- en computerlokalen, laboratoria, bibliotheken en studielandschappen. In alle publieke ruimten zijn er hotspots waar je draadloos kan surfen. De laatste jaren werd ook op grote schaal geïnvesteerd in nieuwe gebouwen om het toenemend aantal studenten op te vangen en hen een aangename leeromgeving te bieden. De studenten van de Universiteit Antwerpen zitten verspreid over vier campussen. De campussen Drie Eiken, Middelheim en Groenenborger liggen aan de zuidelijke stadsrand, in een groene omgeving. Studeer je op Campus Drie Eiken dan kan je volop genieten van de groene oase van Fort VI en de mooie vijvers 4|
rondom de campus. De campussen Middelheim en Groenenborger grenzen aan het openluchtmuseum Middelheim en aan het Nachtegalenpark. De Stadscampus, met zijn kern van prachtig gerenoveerde zestiende-eeuwse gebouwen, ligt in hartje Antwerpen.
Vorming De Universiteit Antwerpen wil niet alleen opleidingen, maar ook een brede vorming aanbieden: jonge mensen laten opgroeien tot professionelen met een kritische ingesteldheid, een tolerante en constructieve houding. De Universiteit Antwerpen kiest resoluut voor pluralisme en verwelkomt diversiteit bij personeel en studenten, en in haar studieprogramma’s.
Antwerpen Je kiest natuurlijk ook voor de stad Antwerpen. Studeren is niet alleen met je neus in de boeken zitten. Wie in Antwerpen komt studeren, kiest voor een studentenstad die meer is dan de universiteit en de hogescholen: het is een bruisende metropool met een uniek cultuurhistorisch aanbod, een wereldhaven, een overvloed aan cafés en restaurants, clubs, gezellige pleintjes, cultuur, architectuur, mode, sportinfrastructuur, ... Kort samengevat: een stad waarin Antwerpenaars, bezoekers en studenten graag wegzinken.
|5
De opleiding diergeneeskunde Wat is diergeneeskunde? Met een diploma van master in de diergeneeskunde kan je vele paden betreden. Hoewel de opleiding zich nu nog vooral richt op mensen die later een dierenartspraktijk willen beginnen, biedt diergeneeskunde veel meer dan deze beroepskeuze alleen. Het is immers een academische opleiding die, naast een stevige klinische training, dankzij haar degelijk biomedisch profiel nog talrijke beroepsmogelijkheden biedt. Het is een goede basis voor vele diergeneeskundige en niet specifiek diergeneeskundige functies in het bedrijfsleven zoals in de levensmiddelenindustrie, farmaceutische sector, veevoederindustrie of bij de overheid zoals veterinaire in de volksgezondheid, het onderwijs (universiteit, hoger onderwijs buiten de universiteit), wetenschappelijk onderzoek (universiteit, onderzoekscentra van de federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu), de dienstensector (landbouworganisaties) of bij internationale organisaties. Met andere woorden, dierenartsen kunnen hun gading vinden in verschillende maatschappelijke domeinen. Deze ontkoppeling van diploma en job is een fenomeen dat nu reeds geldt voor veel afgestudeerden en ook dierenartsen zullen hiermee in de toekomst steeds meer geconfronteerd worden. De opleiding diergeneeskunde kent een bachelor-masterstructuur. De studie duurt zes jaar: drie bachelorjaren en drie masterjaren. Universiteit Antwerpen biedt alleen de bacheloropleiding aan waarin vooral de niet-klinische basis voor de masterjaren wordt gelegd. Het curriculum in de bachelorjaren is voor alle studenten hetzelfde. De eerste bachelor heeft een selectief karakter en aan het einde van het jaar heb je voldoende inzicht in de zwaarte en het karakter van de studie om gemotiveerd te kunnen besluiten of je ermee wil doorgaan. De masters zijn meer functiegericht en beogen in belangrijke mate de praktische opleiding tot dierenarts. Pas als je het hele traject hebt doorlopen, ben je bevoegd de diergeneeskunde in volle omvang uit te oefenen. Door je studies diergeneeskunde aan de Universiteit Antwerpen aan te vatten, kies je – in samenwerking met een zeer toegankelijk academisch korps – bewust voor een degelijke wetenschappelijke vorming die én naadloos aansluit op de verdere masteropleiding aan de Universiteit Gent én je alle garanties biedt voor het behalen van je einddiploma.
6|
Waarom diergeneeskunde studeren in Antwerpen? Sinds zijn oprichting in 1970 is diergeneeskunde in Antwerpen een opleiding waar de student centraal staat. Vanaf het eerste jaar is de relatie tussen student en docent laagdrempelig. Dierenartsen-docenten brengen onze studenten in contact met de bijzondere wereld van gezelschapsdieren en nutsdieren. Steeds meer studenten diergeneeskunde hebben van thuis uit minder contact met huisdieren. Bij de invoering van de bachelorstructuur is er dan ook bijzondere aandacht gegaan naar het omgaan met dieren. De bachelor dierenarts zal straks een ervaringsdeskundige zijn wat betreft dierengedrag en dierenwelzijn. Inmiddels staat een moderne onderwijsinfrastructuur ter beschikking met onder meer ‘De Ark’, waar studenten leren omgaan met (huis)dieren. Je bacheloropleiding in Antwerpen is volledig gelijkwaardig aan deze in de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Gent. Door een wederzijds overleg tussen de respectievelijke onderwijscommissies van beide universiteiten is een probleemloze aansluiting van de bacheloropleiding in Antwerpen op de masteropleiding in Gent gegarandeerd.
Studieopbouw De drie jaar durende bacheloropleiding volg je op de campussen Groenenborger en Drie Eiken. Je behaalt een diploma bachelor in de diergeneeskunde. De eerste cyclus, die leidt tot de graad van bachelor dierenarts, omvat drie studiejaren. In de eerste bachelor worden tijdens het eerste semester de basis vakken wetenschappen gedoceerd: natuurkunde, scheikunde en biologie. Tijdens het tweede semester komen studierichtingspecifieke vakken zoals anatomie, fysiologie, biochemie en cel- en weefselleer aan bod. In het tweede en derde jaar worden voornamelijk specifiek diergeneeskundige vakken onderwezen. Deze bestuderen in hoofdzaak het normale dier. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen morfologische vakken, zoals anatomie en weefselleer, dewelke de vorm en de structuur van de stelsels en de organen bestuderen, en fysiologische vakken zoals fysiologie, biochemie, genetica, en algemene diervoeding die eerder functiegericht zijn. In het derde jaar wordt ook reeds gestart met de studie van de ziekteleer, pathologie, microbiologie en immunologie. Er wordt ook veel aandacht besteed aan het omgaan met dieren. Na een initiatie en bedrijfsbezoeken wordt er tussen het tweede en derde bachelorjaar gedurende 3 weken stage gelopen o.a. in een veebedrijf.
|7
Het totaal aantal contacturen bedraagt ± 600 uren per studiejaar. Zowel theorie als practica komen aan bod. Oefeningen en toepassingen worden in kleine groepen doorgenomen om het inzicht in de stof te verhogen. De drie jaar durende masteropleiding volg je aan de Universiteit Gent. Je behaalt een diploma dierenarts. In de masteropleiding ligt het zwaartepunt op de pathologie. Er is tevens veel ruimte voor praktische oefeningen en kliniekwerkzaamheden die het hele domein van de diergeneeskunde bestrijken. Het laatste jaar wordt voornamelijk in de kliniek doorgebracht en is bijgevolg sterk praktijkgericht. De studenten moeten kiezen tussen één van de volgende opties: paard; herkauwers; gezelschapsdieren; varken, pluimvee en konijn of de optie onderzoek. Meer informatie over de masteropleiding van de richting diergeneeskunde is verkrijgbaar bij de Universiteit Gent. Het is ook mogelijk verder te studeren aan de Universiteit Antwerpen. De bachelor diergeneeskunde biedt rechtstreeks toegang tot de master biomedische wetenschappen. In deze richting kan je kiezen voor een gespecialiseerde onderzoeksafstudeerrichting of voor de opties onderzoek en onderwijs of onderzoek en ondernemerschap. Vaak bereiden afgestudeerden in deze richting een doctoraat voor en blijven ze nadien bedrijvig in het wetenschappelijk onderzoek.
8|
Diergeneeskunde, iets voor jou? Toelatingsvoorwaarden Om toegelaten te worden tot een universitaire studierichting, moet je beschikken over een diploma van het algemeen secundair onderwijs. Een diploma van een professionele bachelor geeft eveneens toegang tot het universitair onderwijs. Internationale studenten moeten beschikken over een diploma secundair onderwijs dat ook in het thuisland toegang verleent tot een gelijkwaardige studierichting. Wie niet-Nederlandstalig secundair onderwijs volgde, moet slagen in een door de Universiteit Antwerpen erkende taaltest Nederlands. Voor meer informatie in verband met toelatingsvoorwaarden (diploma en taal) en aanvraagprocedure neem je contact op met de International Student Officer (Sonia Brunel, sonia.
[email protected]).
Voorkennis Handigheid, een goed waarnemingsvermogen, plichtsbesef, verantwoordelijkheidszin en een vlotte omgang met mens en dier zijn de meest noodzakelijke eigenschappen waarover je als dierenarts moet beschikken. Eveneens onmisbaar is een gezonde interesse in de leefwereld van gezelschaps- en nutsdieren. De belangrijkste cursussen van het eerste jaar, zoals chemie, fysica en bio logie, vereisen voorkennis. De leerstof begint met een herhaling van wat in het secundair onderwijs gegeven werd, maar de benadering gebeurt vanuit een ander oogpunt; begrijpen, opbouwen en toepassen zijn belangrijker dan iets ‘kennen’. Een goed geheugen is belangrijk voor nagenoeg alle diergeneeskundige basisvakken en klinische vakken. Tot slot zijn, en dit geldt voor alle universitaire studies, doorzettingsvermogen, wilskracht en regelmatige werklust absolute vereisten. Je zal namelijk zes jaar volop met de studies dierenarts bezig zijn. Wil je je keuze eens bespreken met een professor uit de diergeneeskunde, neem dan contact op per e-mail met prof. dr. Chris Van Ginneken (voorzitter onderwijscommissie,
[email protected]) of prof. dr. Peter Bols (ondervoorzitter departement diergeneeskunde,
[email protected]).
|9
Het studieprogramma Studiepunten De studieomvang van elke opleiding wordt uitgedrukt in studiepunten (sp.). Studiepunten geven een goed beeld van de relatieve tijdsbesteding die verwacht wordt voor elk opleidingsonderdeel. Een voltijds academiejaar telt 60 studiepunten. Deze norm werd overgenomen van het Europees ECTS-project (European Credit Transfer and Accumulation System). Elk studiepunt komt overeen met een studietijd van 25 tot 30 uren. Hierin zijn het bijwonen van de hoor- en werkcolleges, de voorbereidingstijd en het studeren voor de examens vervat. De totale studietijd voor een voltijds academiejaar varieert tussen 1 500 en 1 800 uren studie. Het aantal studiepunten van een opleidingsonderdeel zegt dus meer over de hoeveelheid tijd je er uiteindelijk aan zal besteden dan het aantal uren dat je les hebt. De bacheloropleiding diergeneeskunde omvat 180 studiepunten. De indeling in uren theorie (th.) en praktijk (pr.) is in werkelijkheid niet altijd even scherp als hier weergegeven. Sommige opleidingsonderdelen bieden een mengvorm van klassieke lessen, zelfstudie en praktisch werk.
Collegeroosters Zoek je een voorbeeld van een collegerooster? Surf dan naar www.ua.ac.be/collegeroosters. Daar vind je een overzicht van de huidige collegeroosters.
10 |
Bachelor eerste jaar Basiswetenschappen Biologie Algemene chemie Organische chemie Natuurkunde Biomedische statistiek Vorm, functie en ontwikkeling Algemene cel- en weefselleer van de huisdieren I Embryologie Osteologie en arthrologie Biochemie van de huisdieren I Splanchnologie Veterinaire fysiologie A Etnografie en beoordelingsleer van de huisdieren Totaal
th.
pr.
sp.
45 30 30 30 15
20 10 12 5 20
6 4 5 4 3
45 30 35 15 30 30
40 15 15 15 15 12
8 5 5 4 6 5
38 373
5 179
60
| 11
Bachelor tweede jaar Vorm, functie en ontwikkeling Het actieve bewegingsstelsel I Het actieve bewegingsstelsel II Bijzondere weefselleer van de huisdieren II Biochemie van de huisdieren II Veterinaire fysiologie B Biochemie van de huisdieren III Veterinaire fysiologie C Neuroanatomie Algemene en moleculaire genetica Genetica van de huisdieren Basiswetenschappen Analytische chemie miv labovaardigheden Dier in milieu en maatschappij Voedsel en milieuchemie Omgaan met dieren: partim I: inititatie en ethologie* Totaal
th.
pr.
sp.
24 24 38 40 50 15 50 20 40 30
40 40 45 20 30 15 30 15
5 5 6 5 7 3 8 3 4 3
30
12
4
24 30
20 25
4 3
415
292
60
* De eindbeoordeling wordt opgenomen in “Omgaan met dieren” van de derde bachelor.
12 |
Bachelor derde jaar
th.
pr.
sp.
Vorm, functie en ontwikkeling Klinische topografische anatomie
10
20
3
22,5
9
3
40
20
6
Radioprotectie en introductie medische beeldvorming Diervoeding Ziekte en afweer Immunologie Microbiologie Parasitologie Pathofysiologie en pathologische biochemie Pathologische ontleedkunde Algemene farmacologie Dier in milieu en maatschappij Dierhygiëne en huisvesting Veterinaire volksgezondheid Economie van vee-exploitatie en bedrijfsmanagement Omgaan met dieren: partim II: stage en abnormaal gedrag Levensbeschouwing Totaal
30 40 30 24 45 24 24 24
40 20 40
6
30 15
3 3 4
145
30 412
4 7 5 3 8 3
5 3
153
60
| 13
Opleidingsonderdelen bachelor eerste jaar In deze brochure vind je de inhoud van de opleidingsonderdelen van de bachelor diergeneeskunde. Op www.ua.ac.be/fbd −> diergeneeskunde −> onderwijs −> vakbeschrijvingen staat meer uitgebreide informatie over de beginen eindtermen, inhoud, werk- en evaluatievormen en het noodzakelijk en aanbevolen studiemateriaal.
Osteologie en arthrologie De cursus start met algemene termen uit de osteologie; begrippen van ligging en richting; algemene begrippen van syndesmologie en arthrologie. Vervolgens wordt, in het bijzonder bij paard, herkauwer en hond als belangrijkste vertegenwoordigers van de courante huisdieren, de osteologie, arthrologie en syndesmologie van het asskelet, het voorste en achterste lidmaat vergelijkend bestudeerd. Er wordt hierbij essentieel uitgegaan van zelfaangemaakte beelden (digitale foto’s) en beelden afkomstig uit de kliniek medische beeldvorming. De cursus sluit af met de vergelijkende studie van de spieren van de lichaamswand ttz. de spieren langsheen het asskelet en de buikspieren. In de practica worden door de student: 1. de belangrijkste beenderen van de representatieve huisdieren vergelijkend waargenomen en geïdentificeerd; 2. klinisch belangrijke gewrichten en peesstructuren eigenhandig gedissecteerd; 3. spieren van de lichaamswand bij paard, geit en hond eigenhandig geïsoleerd, geïdentificeerd en benoemd. De handvaardigheid van de student in het anatomisch (chirurgisch) prepareren en systematisch leren waarnemen wordt ingeoefend en op een hoger niveau gebracht.
Algemene cel- en weefselleer van de huisdieren I Bedoeling van deze cursus is de student inzicht te laten verwerven in 1. de bestanddelen van de kleinste, georganiseerde levende eenheid binnen een organisme, zijnde de cel, 2. de microscopische karakteristieken van de verschillende weefseltypen. Gedetailleerde kennis van de (sub)cellulaire componenten en van de opbouw van de verschillende organen laat de student toe de fysiologische en 14 |
biochemische processen te linken met één of meerdere specifieke morfologische substraten. Tevens dient de student elementaire theoretische en praktische kennis te hebben van de moderne histologische/celbiologische technieken. Deze kennis moet de student mede toelaten het ‘normale’ morfologische substraat te onderscheiden van het ‘pathologische’ en dient dus als essentiële basis voor de pathologische ontleedkunde. In dit eerste deel worden (moleculair) celbiologische en cytologische begrippen en structuren bijgebracht alsook de histologische karakteristieken van de verschillende weefseltypen. Tevens wordt als aanloop naar de cursus bijzondere weefselleer van de huisdieren II in het tweede bachelorjaar het cardiovasculaire stelsel, het immuunstelsel, het integument met zijn derivaten besproken. De theoretische kennis wordt aangebracht via hoorcolleges, de praktische vaardigheden tijdens microscopiesessies.
Algemene chemie Er gaat vooral aandacht naar de fysicochemie en het kunnen toepassen van de fysicochemische begrippen. De volgende domeinen worden zeker behandeld: kwantitatieve aspecten van de chemie, reacties en concentraties, chemisch evenwicht, zuren en basen, oplosbaarheid, redoxreacties en electrochemie, thermodynamica, thermochemie, fasenleer, reactiesnelheid. Daarnaast wordt beperkt de chemische binding behandeld. Vertrekkend vanuit de verschillende atoommodellen en de atomaire structuur wordt overgestapt naar de verschillende moleculaire orbitalen en structuren. Onder meer Lewisstructuur, sp3, sp2 en sp hybridisatie en resonantie komt aan bod naast beschouwingen over complexe en intermoleculaire interacties
Biochemie van de huisdieren I De cursus start met een overzicht van de bouwstenen van de levende materie (koolhydraten, lipiden, aminozuren, nucleïnezuren). Hierop verderbouwend worden de opbouw, structuur en functie van de belangrijkste macromoleculaire structuren besproken (eiwitten, DNA, RNA, fosfolipiden, …). Steeds wordt de link gelegd met de biologische rol die deze moleculen vervullen. Vervolgens worden de basismechanismen van enzymwerking en -kinetiek besproken.
Biologie Na een inleiding over het proces van biologische evolutie, wordt een overzicht gegeven van de grote bouwplannen van dieren, planten en schimmels, met vooral aandacht voor de wijze waarop vorm en functie samenhangen en de grote evolutieve sprongen die hierbij gebeurd zijn. De verscheidenheid aan dierlijke en plantaardige levensvormen en schimmels wordt uitgebreid besproken in een systematisch overzicht van de grote phyla en classes, van eencelligen tot gewer| 15
velden en zaadplanten. Als illustraties hiervoor wordt vooral gebruik gemaakt van soorten met een medisch of veterinair belang. Tijdens laboratoriumsessies krijgen de studenten de kans om de bouwplannen van verschillende groepen te bestuderen en te vergelijken.
Biomedische statistiek In de cursus wordt er naar gestreefd om je vertrouwd te maken met statistische analyse van gegevens afkomstig van experimenten en onderzoek, teneinde analyses van eigen onderzoek of uit de wetenschappelijke literatuur te kunnen uitvoeren. Hiervoor worden databestanden met echte gegevens uit biomedisch onderzoek gebruikt. De basistechnieken worden aan de hand van voorbeelden toegelicht. Bij de parametrische methoden worden t-test, anova, lineaire regressie en correlatiemethoden behandeld. Bij de niet-parametrische methoden worden MannWhitney U test, Kruskal Wallis, Friedman en Chikwadraat toegelicht. Tevens worden een aantal multivariate testen zoals logistische regressie, discriminant analyse en clusteranalyse belicht. In de pc-practica dienen de studenten individueel met behulp van het statistisch softwarepakket SPSS de in de les toegelichte technieken zelf uit te voeren. De student wordt aangeleerd hoe onderzoeksgegevens te verzamelen, te onder zoeken met een kwaliteitscontrole, te analyseren en te presenteren onder de vorm van grafieken en tabellen, typisch voor wetenschappelijke publicaties. Het is tevens een goede voorbereiding op wetenschappelijke opdrachten die volbracht moeten worden.
Embryologie In de cursus staat de vroege embryonale ontwikkeling (embryogenese) centraal waarbij vanuit de bevruchte eicel (ééncellig organisme) een complex, multicellulair gedifferentieerd embryo ontstaat. Hierbij wordt voornamelijk de ontwikkeling van het zoogdier vergelijkend besproken. De ontwikkeling van de verschillende orgaanstelsels (organogenese) wordt behandeld tijdens de betreffende anatomiecolleges. In deze optiek behandeld de cursus volgende onderwerpen: de voortplanting, de klieving en gastrulatie, de ontwikkeling tot primitieve lichaamsvorm, de bescherming en voeding van het embryo, de ontwikkeling van het skelet en het spierstelsel. In de practica worden door de student varkens- en schapenfoetussen gedissecteerd met de bedoeling inzicht te verwerven in het algemene bouwplan van een zoog(huis)dierlichaam, weefsels te leren herkennen, belangrijke organen te exposeren en hun onderlinge, ruimtelijke relaties aan te tonen zonder deze te vernietigen, na te gaan waar organen beginnen en eindigen. Tegelijk wordt 16 |
handvaardigheid in het gebruik van anatomisch (chirurgisch) dissectiemateriaal; het planmatig ‘snijden’ en het systematisch waarnemen en reconstrueren van structuren, aangeleerd. Bovendien wordt er gepuzzeld met kiembladen en wordt ruimtelijk inzicht verworven in bouw en structuur van het embryo aan de hand van seriesneden door het embryo in verschillende richtingen, op verschillende niveaus en tijdens verschillende ontwikkelingsfasen.
Etnografie en beoordelingsleer van de huisdieren In het kader van de algemene biologie van hoog geëvolueerde diersoorten kan dit opleidingsonderdeel beschouwd worden als een uitbreiding van de dierkunde, evenwel specifiek gericht op huisdieren. Het is een kennismaking met de belangrijkste diersoorten en rassen waarmee een dierenarts in contact komt, en met de verschillende aspecten van het exterieur van huisdieren. Er wordt enige algemene aandacht besteed aan de evolutie, de domesticatie en de selectie van huisdieren en op de gevolgen ervan op hun fysiologische aanleg, gedrag en morfologische ontwikkeling. De domesticatie deed onder de huisdieren een rijke variatie ontstaan, hetgeen leidde tot etnografische rasgroepen. Deze laatste bezitten uiteenlopende kenmerken waaraan de mens belang hecht, zowel productieve als formalistische. Het uitzicht van de belangrijkste huisdierenrassen wordt besproken en gevisualiseerd met foto’s. Verder worden tal van uitwendig waarneembare kenmerken bestudeerd bij zowel nutshuisdieren als loutere gezelschaps- en liefhebberijdieren (vnl. paard, rund, schaap, geit, varken, konijn, kat, hond, verschillende soorten pluimvee). Eén en ander wordt gesitueerd in de ruimere context van de praktische uitbating en de houderij van de huisdieren.
Natuurkunde De cursus geeft je een nodige basis voor het inzicht in de fysische wetten die ten grondslag liggen van de biofysische en fysiologische processen in levende organismen: mechanica (dynamica, botsingen, rotatie, evenwicht), vloeistoffen en gassen, trillingen, geluid, warmte, elektriciteit en magnetisme, radioactiviteit, optica, moderne diagnostische technieken. Verschillende biomedische toepassingen van deze fysische wetten zullen behandeld worden (spierkrachten, fluïda en het cardiovasculair systeem, ultrageluiden, dopplerechografie, elektro-cardiografie, signaaltransport in axonen etc). Je maakt samen met maximum 3 andere studenten een schriftelijk groepswerk betreffende de toepassingen van de natuurkundige wetten in de biomedische/ diergeneeskundige wereld.
| 17
Splanchnologie Voor nagenoeg elk klinisch handelen en a fortiori voor opleidingsonderdelen zoals chirurgie, medische beeldvorming, interne geneeskunde en de voortplanting / verloskunde is en blijft een grondige kennis van bouw, ligging en anatomische relatie onderling en tot andere organen van de verschillende orgaansystemen van fundamenteel belang. Met dit objectief voor ogen worden bij de courante huisdieren volgende stelsels bestudeerd: spijsvertering en ademhaling, cardiovasculair, urogenitaal en integumentum. In de practica worden door de student de bestudeerde orgaansystemen aan de hand van een eigenhandige dissectie systematisch bestudeerd. Aansluitend wordt hij/zij getraind in het herkennen, lokaliseren en het ruimtelijk inzicht van de verschillende organen en hun onderdelen uitgaande van figuren en digitale foto’s genomen van hun zelfgemaakte preparaten.
Organische chemie Naast de algemene begrippen als hybridisatie, inductieve en mesomere eigenschappen en intra- en intermoleculaire interacties worden de eigenschappen van de voornaamste klassen van organische verbindingen besproken. Aandacht wordt ook besteed aan de stereochemie en de basisprincipes van infrarood, NMR en massaspectrometrie worden toegelicht. Worden o.a.besproken: de alkanen, alkenen, alkynen, alcoholen, aldehyden en ketonen, de carbonzuren en vetzuren, oliën en vetten, fospfolipiden en aanverwanten, sacchariden, aminozuren en eiwitten, nucleosiden, DNA en RNA en de steroïden. De laboratoriumsessies bevatten o.a. synthese van een bloeddrukverlagend middel en een aantal oefeningen welke meestal betrekking hebben op de stereochemie.
Veterinaire fysiologie A Dit lessenpakket start met een korte inleiding waardoor aansluiting wordt gemaakt met de opleidingsonderdelen biochemie en weefselleer. Daarop volgt een uiteenzetting en bespreking van de regelingsmechanismen die de lichaams functies in goede banen leiden. In eerste instantie wordt de functie van het neuron besproken, waarin onder andere de actiepotentiaal centraal staan. Verder is er de functie van het centrale en perifere zenuwstelsel, de sympaticus en de parasympaticus. Na deze bespreking van de neurale regeling komt de hormonale of endocriene regeling uitgebreid aan bod. Hierbij wordt dieper ingegaan op de aard en de functie van hormonen en de hormoon-receptor interactie. De functies van de hypothalamus en de hypofyse worden in detail besproken alsook de functies van alle endocriene klieren. Om het eerste pakket fysiologie af te sluiten volgt het hoofdstuk over de zintuigen.
18 |
Opleidingsonderdelen bachelor tweede jaar Algemene en moleculaire genetica In het eerste gedeelte van de cursus wordt ingegaan op de moleculaire mechanismen van DNA-replicatie en van transcriptie en translatie. Tevens wordt de regulatie van genexpressie bekeken. In het tweede gedeelte worden de overervingswijzen waarop kenmerken van generatie op generatie kunnen doorgegeven worden, besproken en tevens mogelijke afwijkingen, zowel op chromosomaal niveau als op het niveau van de DNA-sequentie, overlopen. Oefeningen worden gemaakt in het opstellen van genetische kaarten en het berekenen van herhalingsrisico’s binnen stambomen met een genetische aandoening. Ten slotte worden kort een aantal belangrijke en relevante technieken van gentechnologie besproken.
Analytische scheikunde met inbegrip van labovaardigheden De cursus bestaat uit drie theoretische onderdelen. In een eerste deel worden definities gebruikt in analytische chemie en standaard calibratiemethoden besproken. Een tweede deel bestaat uit standaard analysetechnieken (spectrofotometrische en elektrochemische analysetechnieken) waarvan de belangrijke principes uitgelegd worden. Het derde deel omvat scheidingstechnieken: centrifugatietechnieken voor bereiden van o.a. celorganellen, chromatografische technieken voor het afzonderen en bepalen van bepaalde (bio)chemische componenten en elektroforetische technieken. De koppeling met moderne detectie technieken, zoals massaspectrometrie, zal ook besproken worden. Tevens zal zoveel mogelijk het verband met het opleidingsonderdeel voedsel- en milieu chemie (tweede semester) geduid worden. Het praktische gedeelte is bedoeld (i) als een illustratie en aanvulling van de theoretische cursus, zodat de besproken technieken en instrumentarium minder abstract overkomen, (ii) om via relatief eenvoudige experimenten de student vertrouwd te maken met elementair analytisch-(bio)chemische handelingen, calibratietechnieken, berekeningen, resultaatinterpretatie en rapportering.
Biochemie van de huisdieren II In deze cursus worden de verschillende metabole pathways besproken. Hierbij komen zowel de anabole als de katabole routes van de koolhydraten, de vetten en de aminozuren aan bod. Daarnaast wordt de citroenzuurcyclus en de pro ductie van cellulaire energie behandeld. De belangrijkste mechanismen die instaan voor de regulatie van deze pathways, en dus van het metabolisme,
| 19
worden kort besproken ter voorbereiding van de meer diepgaande bespreking hiervan in de cursus biochemie van de huisdieren III.
Biochemie van de huisdieren III Verder bouwend op de kennis van de bouwstenen en de metabole pathways, wordt het globaal metabolisme verder uitgediept. We belichten eerst uitvoerig de belangrijkste moleculaire mechanismen van signaaltransductie. Centraal in dit gedeelte van de cursus staat bovendien de wisselwerking tussen de belangrijkste organen en hoe het neuro-endocrien systeem (hormonen en neurotransmitters) op de belangrijkste metabole fluxen inwerkt. Vervolgens komen diverse orgaanspecifieke biochemische karakteristieken uitvoerig aan bod om uiteindelijk te komen tot een bespreking van het geïntegreerd energiemetabolisme.
Het actieve bewegingsstelsel I en II De cursus is opgebouwd uit twee onderdelen: voorste lidmaat + thorax (deel II) en achterste lidmaat + buik- en bekkenholte (deel III). Beide omvatten volgende hoofdstukken: myologie, angiologie en neurologie. In het eerste hoofdstuk worden de spieren behandeld, ingedeeld naar ligging en functie. Het tweede hoofdstuk behandelt de arteriële en veneuze bloedvoorziening van de ledematen, thorax, abdomen en bekken met de bijhorende organen. In het hoofdstuk neurologie wordt de ligging en functie van de perifere zenuwen aanwezig thv de ledematen behandeld. De theoretische kennis wordt geïllustreerd in de praktische sessies door middel van vergelijkende dissecties en klinische settings (assessment en development center). Daarnaast wensen we de handvaardigheid van de student in het anatomische prepareren en systematisch waarnemen verder te verfijnen. Met dit opleidingsonderdeel beogen we de student kennis en inzicht te verschaffen in de verschillende anatomische structuren van het lichaam van de verschillende huisdieren. Daarnaast moet de student aantonen dat hij/zij vaardig is in het aanduiden, palperen en exposeren op een gepaste wijze van anatomische structuren.
Genetica van de huisdieren Er wordt ingegaan op de talrijke facetten van de overerving van het geslacht en geslachtsgebonden kenmerken, van uiteenlopende merkersystemen (klassieke en DNA) en hun praktische toepassingen, van gebonden genen en overkruising, van haarkleedkleuren en -patronen. Ook basisprincipes van pathologische erfelijkheid en van de detectie van dragers worden uitgediept. In het populatiegenetisch onderdeel worden besproken: de basiswetten, de berekening van genen- en 20 |
genotypenfrequenties, de wijzigingen en genenfrequenties onder invloed van migratie, mutatie, genetische drift en verschillende modellen van selectie, alsook verwantschap tussen dieren en inteelt op populatieniveau en van individuen.
Neuroanatomie Rationele prognose en behandeling van een neurologisch probleem is slechts mogelijk op basis van een accurate diagnose. Voor geen enkele andere tak binnen de diergeneeskunde is kennis van de structuur van het anatomische substraat zo essentieel voor het begrijpen van zijn functies en pathologieën als voor de neurologie. Daarom hangt een intelligente diagnose in de neurologie volledig af van een grondige kennis van en inzicht in de morfologie, fysiologie en pathologie van het zenuwstelsel. De cursus neuroanatomie is in deze optiek opgedeeld worden in 2 grote onderdelen. Deel I omvat, naast een algemene inleiding, de embryologie van het centrale zenuwstelsel waarin de student stap voor stap wordt geleid naar de complexe bouw van het volwassen brein en ruggenmerg. Hierop volgt een korte, voornamelijk klinisch georiënteerde bespreking van de craniale zenuwen. Dit onderdeel wordt afgerond met essentiële informatie over ontstaan en opbouw van het autonome zenuwstelsel. In deel II worden enkel deze delen van het centrale zenuwstelsel verder uitgediept die in de dagdagelijkse diergeneeskundige neurologie frequent aan bod komen. Aldus worden bouw, functie(s) en klinische betekenis van het ruggenmerg, het cerebellum en van drie aan de kop gerelateerde speciale zintuigen (gehoor, evenwicht en gezicht) diepgaander bestudeerd. Tijdens de praktische oefeningen worden de hersenen van een herkauwer eigenhandig uit de schedelholte gepreleveerd. Vervolgens worden de uitwendige en inwendige macroscopische structuur van het brein geïdentificeerd en besproken. De studenten worden getraind in het zelf opbouwen en visualiseren van de belangrijkste ascenderende en descenderende banen in hersenstam en ruggenmerg. Afsluitend worden ze getraind in de klinische neuroanatomie van het ruggenmerg waarbij, aan de hand van casussen, letsels in de hersenen en op het verloop van het ruggenmerg moeten worden herkend en zo nauwkeurig mogelijk gelokaliseerd.
Omgaan met dieren: partim 1 en 2 Het opleidingsonderdeel ‘omgaan met dieren’ bevat enerzijds een pakket ‘initiatie en ethologie’ én anderzijds een pakket ‘stage en abnormaal gedrag’. Bij het aanvangen van deze beide pakketten wordt van de student verwacht dat hij/ zij beschikt over een basiskennis van de normale bouw en het functioneren van de verschillende orgaansystemen van onze huisdieren. Het opleidingsonderdeel beoogt (praktische) kennis aan te brengen in de normale bouw en het normale en abnormale gedrag van carnivoren, herkauwers, paard, varken en pluimvee. Daarbij zou de student vaardig moeten worden in het hanteren en het beperken van de bewegingsvrijheid van de ‘grote en kleine huisdieren’ en dit op een veilige | 21
en ethisch verantwoorde manier. Per diersoort worden er aan de hand van demonstraties en videomateriaal basishandelingen gedemonstreerd. Daarnaast worden de studenten aan de hand van bedrijfsbezoeken (varkensbedrijf, melkvee, vleesvee, kippenhouderij, manège, kennel, dierentuin ...) geconfronteerd met de habitat van de verschillende diersoorten. De studenten gaan ten slotte minimum 3 weken op bedrijfsstage, waarvan 2 weken extra muros en één week intra muros. Verder beoogt dit vak je een inzicht te geven in het gedrag als een systeem. Daarvoor wordt de ethologische benadering vooropgesteld, met de nadruk op de complexiteit en universaliteit van gedrag. Deze kennis zal kunnen worden toegepast op domesticatie en dierenwelzijn. Inhoudelijk is de cursus zowel klassiek ethologisch als modern gedragsbiologisch gericht. Na een korte inleiding over de neurobiologische basis van het gedrag worden een reeks ethologische basisbegrippen omschreven (drempelwaarde, motivatie…). Om de veroorzaking van gedrag te begrijpen wordt stilgestaan bij de werking van uitwendige prikkels, communicatieve signalen en de wederzijdse beïnvloeding van hormonen en gedrag. De structuur van gedrag wordt geïllustreerd a.h.v. de temporele en hiërarchische organisatie. De gedragsontwikkeling wordt zowel ontogenetisch (met veel aandacht voor leerprocessen) als fylogenetisch (met een evolutionaire benadering) geanalyseerd. De meest moderne benadering krijgt aandacht in een korte inleiding in het sociobiologisch denken. De cursus besteedt ook aandacht aan een praktische toepassing door de invloed van domesticatie op gedrag te bekijken en na te gaan welke factoren het dierenwelzijn kunnen beïnvloeden. Tot slot wordt een ethogram opgesteld van enkele huisdieren en dit zowel voor het normale als abnormale gedrag. Naast een uitgebreid theoretisch inzicht, wordt in dit opleidingsonderdeel bijkomende hands-on informatie gegeven via practica in ‘de Ark’, een intra-muros stage en stationsproeven.
Veterinaire fysiologie B en C In aansluiting met de basiskennis omtrent de regelingsmechanismen, waarvan verondersteld wordt dat ze verworven is bij het doorlopen van het pakket veterinaire fysiologie A, worden in het opleidingsonderdeel ‘veterinaire fysiologie B’ de fysiologische functies van een aantal orgaanstelsels in detail bekeken. Zo wordt ingegaan op de functie van beenweefsel en de regeling van het bijbehorende mineraalmetabolisme, de spieren, het bloed en zijn functies, het cardiovasculair systeem, de longen en de nieren met inbegrip van de regeling van de waterbalans en de zuur-base regeling. Ten slotte volgt de derde module ‘veterinaire fysiologie C’. In analogie met het tweede pakket worden hierin de fysiologische functies van de resterende orgaan 22 |
systemen besproken evenals een aantal algemenere fysiologische principes waarbij de interactie van verschillende fysiologische entiteiten wordt toegelicht. Zo wordt ingegaan op de functie van het spijsverteringsstelsel, met inbegrip van het metabolisme van koolhydraten, eiwitten en vetten, de functies van de huid, de reproductie en de geslachtsorganen, de lactatie en een aantal begrippen over de energiehuishouding en groei.
Voedsel en milieuchemie Het opleidingsonderdeel start met de bepaling van de hoofdcomponenten van voeders (vocht, eiwit, vet, koolhydraten (ook vezels) en as) en de interpretatie van kwaliteitsparameters van voeders op basis van deze hoofdcomponenten. In een tweede hoofdstuk wordt de analyse van enkele specifieke componenten (o.a. anti-nutriënten, zware metalen, anti-oxydantia) behandeld. Een derde hoofdstuk heeft als doel het aanleren van de analytische problematiek van residuen. Hiervoor zullen in aansluiting op het opleidingsonderdeel analytische scheikunde meer specifieke scheidings- en analysetechnieken besproken worden. Chemische en enzymatische behandelingstechnieken ter verbetering van de voederkwaliteit en hun aangepaste analysen zullen toegelicht worden in een vierde hoofdstuk. Een vijfde hoofdstuk bespreekt enkele aspecten van de typische chemische analyse van eetwaren van dierlijke oorsprong. Een laatste hoofdstuk handelt over de belangrijkste anorganische en organische milieucomponenten. Ook via het leefmilieu (lucht-, water- en bodemverontreiniging) kunnen voeders en drink water gecontamineerd worden met stoffen welke alleen door chemische analyse kunnen opgespoord worden (bespreking van specifieke analysemethoden voor deze verontreinigingen in voeders en waters). Het practicum bestaat uit de analyse van meerdere voeders. De studenten hebben zich de analysetechnieken eigen gemaakt in het practicum analytische scheikunde. Na het doorlopen van alle practica dienen de studenten al hun analyseresultaten per voeder te bundelen, te vergelijken met de etiketwaarden en hun besluiten te trekken. Ook zullen enkele analysen van eetwaren uitgevoerd worden.
Bijzondere weefselleer van de huisdieren II Samen met de cursus celleer en algemene weefselleer I (eerste bachelorjaar) vormt de bijzondere weefselleer de noodzakelijke basis om de diergeneeskundige pathologische ontleedkunde te kunnen begrijpen. Vandaar ook dat de cursus ook talrijke klinische voorbeelden bevat. De microscopische karakteristieken van de verschillende orgaanstelsels, zijnde het ademhalingsstelsel, het spijsverteringsstelsel, het excretiestelsel, het voortplantingsstelsel, het endocrien stelsel en de zintuigen komen hierbij aan bod met specifieke aandacht voor de speciesafhankelijke diersoortafhankelijke verschillen tussen de huisdieren.
| 23
Opleidingsonderdelen bachelor derde jaar Algemene farmacologie De lessen beginnen met een inleiding tot de twee onderdelen van de algemene farmacologie: farmacodynamie en farmacokinetiek. Farmacodynamie bestudeert de aangrijpingspunten volgens dewelke genees middelen hun effect tot stand brengen. De cursus richt zich vooral op de interactie van geneesmiddelen met receptoren. Verschillende typen van agonisten en antagonisten worden besproken uitgaande van de begrippen affiniteit en intrinsieke activiteit. Het onderdeel farmacokinetiek geeft een inleiding tot de mechanismen die het verloop van het geneesmiddel in het organisme bepalen. Transport door celmembranen en cellagen, absorptie (opname vanuit de buitenwereld), distributie (verdeling van farmacon over de weefsels), eliminatieprocessen (metabolisme en excretie) en klaring van geneesmiddelen worden behandeld. Deze basiskennis wordt dan toegepast om met behulp van compartimentmodellen de lotgevallen van farmaca in organismen te documenteren. Biologische beschikbaarheid, eliminatiehalfwaardetijd, de effecten van verschillende toedieningswijzen, het dosisinterval en de dosis van het geneesmiddel komen aan de orde.
Dierhygiëne en huisvesting Dit opleidingsonderdeel bespreekt enkele algemene principes die een basis vormen om de gezondheid van het dier op bedrijfsniveau optimaal te ondersteunen, wat zich uiteindelijk moet vertalen in betere zoötechnische resultaten. Dierhygiëne omvat dus zowel economische, ethische, wetenschappelijke als praktische aspecten van de dierhouderij en de dierenarts speelt hierin een belangrijke adviserende rol. Daarnaast wordt er dieper ingegaan op deze diersoorten die in meer intensieve industriële bedrijfssystemen worden gehouden. De manier van huisvesten speelt ook een uitermate belangrijke rol in het ondersteunen van de diergezondheid en het dierenwelzijn. Hierbij zijn klimaats beheersing, de energiebalans van de stal en de bouw en inrichting van de stal cruciaal. Hierbij dient er voldoende aandacht uit te gaan naar de wettelijke bepalingen betreft stalimplanting, minimale huisvestingsnormen, stalverrijking.De cursus wordt afgesloten met een overzicht over de verschillende melktechnieken en melkprincipes. In het kader van dit opleidingsonderdeel worden ook een aantal bedrijfsbezoeken voorzien (destructiebedrijf, melkveebedrijf,...)
24 |
Diervoeding Deze cursus behandelt de scheikundige structuur, de biochemische en fysiologische functies en voorkomen van de voornaamste nutriënten. Ook de verbanden tussen diervoeding en dierresponsen moeten duidelijk zijn, alsook de invloed van voeding op milieu, welzijn en gezondheid. Er wordt een inzicht gegeven over algemene begrippen en meetmethoden in de diervoeding, als voorbereiding op studie van de dierspecifieke diervoeding. Na het beschrijven van het doel van diervoedingsleer, worden de belangrijkste voedernutriënten achtereenvolgens bestudeerd (water, eiwitten, vetten, koolhydraten). Er wordt aandacht besteed aan de stikstof- en energiebalansen en de nutriënten mineralen en vitaminen worden ook onder de loep genomen.
Economie van de vee-exploitatie en bedrijfsmanagement Doel van dit opleidingsonderdeel is het aanleren van de economische principes en wetmatigheden m.b.t. de vee-exploitatie. • bedrijfs- en productiesystemen in de landbouw: specifieke kenmerken van de landbouw, bedrijfssystemen in de landbouw, beheersvormen in de landbouw; • de productietheorie : productiefuncties, verband tussen productie en één veranderlijke factor, bepaling van de optimale hoeveelheid productiefactor, bepaling van de optimale hoeveelheid product via de kostenfunctie; • het keuzeprobleem bij meerdere productiefactoren, het keuzeprobleem bij meerdere producten; besluit; • bedrijfsbeheer en bedrijfsanalyse: functies van de agrarische ondernemer, waardering van producten en productiemiddelen, indeling van opbrengsten en kosten, registratie van opbrengsten en kosten, rendabiliteitscriteria, bedrijfsanalyse en -evaluatie, investeringsbeslissingen; • analyse van vraag en aanbod: het aanbod, de vraag, de prijs; • overheidsbeleid: doelstellingen, instrumenten en effecten, Europese Unie: gemeenschappelijk landbouwbeleid, GATT tot Wereldhandelsorganisatie (WHO); • economische aspecten van veeselectie en gezondheidsstoornissen.
Klinische topografische anatomie De anatomie, die de onderlinge relatie van lichaamdelen tot elkaar bestudeert, is de topografische anatomie. Hiertoe is vooral een uitstekend vermogen tot ruimtelijke voorstelling van deze relaties noodzakelijk. Voor vele onderdelen van de diergeneeskunde, waarbij de topografische anatomie ruim aan bod komt, is visualisatie essentieel. In dit opleidingsonderdeel wordt de ganse anatomie per klinische belangrijke regio behandelt en ligt de nadruk op de onderlinge samenhang van de verschillende structuren, hun bereikbaarheid en de courante | 25
klinische toepassingen (bv voelen van pols, bereiken van de luchtzak, lebmaagverplaatsing, ...).
Radioprotectie en introductie medische beeldvorming In de landelijke praktijk was lange tijd voor deze non-invasieve beeldvormende techniek weinig tot geen interesse: eigenaars waren niet bij machte en/of bereid hiervoor te betalen. Nu is een goed RX toestel niet weg te denken uit de veterinaire praktijk. Maar ook nieuwere beeldvormende technieken doen hun intrede in de diergeneeskunde. Steeds meer wordt gebruik gemaakt van tomografische technieken, zoals de Computer Tomografie (CT) en de Magnetic Resonance Imaging (MRI) waarmee digitaal een afbeelding van een doorsnede wordt verkregen. Ultrageluid wordt gebruikt in de echografie (of ultrasonografie) en bij de angiografie wordt een contrastmiddel in een bloedvat gespoten. Door middel van röntgenopnamen kan dit bloedvat en zijn vertakkingsgebied selectief worden afgebeeld. Om de student maximaal voor te bereiden op dit belangrijke onderdeel van zijn latere opleiding en beroep wordt eerst de fysische achtergrond van al deze technieken, hun klinische toepassingen alsook de maatregelen tot radioprotectie bestudeerd.
Levensbeschouwing De cursus wil doen nadenken over de basis en betekenis van verschillende levensbeschouwingen en hun invloed op de maatschappij. Iedereen volgt een inleidende module over wat levensbeschouwing inhoudt en wat de belangrijkste levensbeschouwingen zijn. Daarna verdiep je jezelf in een levensbeschouwing naar keuze (Christendom, Monotheïstische religies, Westerse en Oosterse levensbeschouwing, vrijzinnig humanisme). Tenslotte kies je tussen modules die levensbeschouwing in een breder kader plaatsen (Levensbeschouwelijke visies op de staat, recht,en civil society, levensbeschouwing en natuurwetenschap, antropologische bouwstenen van levensbeschouwing, levensbeschouwing en het individu, levensbeschouwelijke basis van de westerse samenleving).
Microbiologie In het vak microbiologie worden zowel in het partim virologie, het partim bacteriologie als het partim mycologie de structuur en de vermenigvuldiging (in vitro en in vivo) van de infectieuze agentia (virussen, bacteriën, schimmels en gisten) behandeld. In de systematiek wordt kort aangegeven welke vertegenwoordigers belangrijk zijn in de diergeneeskunde. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de pathogenese, de diagnose en de epizoötiologie van infecties bij huisdieren. Ook de mogelijkheden tot preventie (desinfectie, vaccinatie, serotherapie) en behandeling (chemotherapie) worden kort besproken. 26 |
Immunologie In het vak immunologie worden de afweerreacties tegenover infectieuze en nietinfectieuze agentia belicht. Hierbij wordt aandacht besteed aan natuurlijke en verworven weerstand en immuniteit. Het laatste gedeelte behandelt de mechanismen die het pasgeboren dier bescherming bieden tegenover infectieziekten.
Parasitologie De cursus ‘algemene parasitologie’ bespreekt de grote diversiteit aan parasieten die bij dier (en mens) voorkomen. De nadruk wordt gelegd op de biologie en de herkenning van de species die bij landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren van belang zijn. Tevens wordt aandacht besteed aan zoönosen waarbij dieren fungeren als infectiebron voor de mens. De biologie, morfologie en enkele basisgegevens over pathogenese en diagnose worden geïllustreerd aan de hand van de levenscycli van respectievelijk de parasitaire ééncellige eukaryoten (Protozoa), platwormen (Trematoda, Cestoda), ronde wormen (Nematoda) en ectoparasieten (Insecta, Acari). Epidemiologische en klinische aspecten komen in beperktere mate aan bod. Het geheel wordt aangevuld met enkele inleidende begrippen over de farmacodynamiek van antiparasitaire middelen. Tijdens de praktische oefeningen zijn macroscopische en microscopische preparaten van de belangrijkste parasieten ter beschikking en voeren de studenten zelf een mest- en bloedonderzoek uit.
Pathofysiologie en pathologische biochemie van de huisdieren Het doel van dit opleidingsonderdeel is het verwerven van inzicht in en het verklaren van de pathogenese van een aantal (metabole) aandoeningen bij de huisdieren, aan de hand van de beschrijving van normale en verstoorde fysiologische en biochemische processen. De volgende hoofdstukken worden hierin uitvoerig besproken: storingen in de water- en elektrolietenhuishouding, verstoring van het zuur-base evenwicht en storingen in het metabolisme van mineralen, vetten, koolhydraten en eiwitten. Tijdens de hoorcolleges wordt veel aandacht besteed aan de link met de diergeneeskundige praktijk om de student op termijn in staat te stellen een basis te vormen waarop later een degelijk klinisch onderzoek kan gesteund worden.
| 27
Pathologische ontleedkunde Pathologie is letterlijk de studie (logos) van het lijden (pathos). Algemene pathologie beschrijft de basisreacties van cellen en weefsels op abnormale stimuli, die de basis vormt van ziekten. De cursus start met een overzicht van de reactie van cellen op verschillende letale en niet-letale stimuli. Vervolgens kijken wij naar de oorzaken en gevolgen van stoornissen in het circulatiestelsel en het complexe geheel van ontsteking en wondheling. Ten slotte volgt er een gedetailleerde studie van het ontstaan en gevolg van tumoren. In alle hoofdstukken wordt er systematisch aandacht gegeven, zowel aan het morfologische als moleculaire aspect. In het afsluitende hoofdstuk wordt alles nogmaals in het geheel beschouwd, in een overzicht van de interactie tussen gastheer, pathogeen en omgeving. Daar pathologie een praktijkgericht vak is, wordt veel aandacht geschonken aan de illustratie van de cursus tijdens de praktische oefeningen. Dia’s, macro scopisch en microscopisch materiaal worden ter beschikking gesteld van de student om zo zijn theoretische kennis aan de praktijk te toetsen.
Veterinaire volksgezondheid In deze cursus wordt een inleiding gegeven over de rol van de dierenarts in de bewaking van de voedselketen en het belang hiervan voor de volksgezondheid. Veterinaire volksgezondheid: het geheel van de structuren binnen de voedselketen komen aan bod. In deel I wordt de oogst- en verwerkingsfase besproken waaronder het belang van de gezondheidsstatus, het gebruik van diergeneesmiddelen, dierenwelzijn, bedrijfsbegeleiding en wettelijke verplichtingen en waarborgen. In deel II wordt de productiefase toegelicht, nl. inrichtingen in de voedingssector, principes van voedselveiligheid en -controle en beheersing van gevaren en risico’s, Europees voedselbeleid, systemen van eliminatie van dierlijk afval, e.a.
28 |
| 29
De masteropleiding De masteropleiding wordt in Vlaanderen enkel georganiseerd aan de Universiteit Gent. Raadpleeg hiervoor de studie-informatie van Universiteit Gent.
30 |
Diploma op zak, wat nu? Het merendeel van de Belgische dierenartsen is werkzaam als zelfstandig praktiserend dierenarts met hetzij overwegend grote huisdieren (landelijke praktijk), hetzij overwegend gezelschapsdieren (hond, kat, vogels, vissen, reptielen) en/of sportpaarden. In de landelijke praktijk is een belangrijke accentverschuiving merkbaar waarbij, mede ten gevolge van de schaalvergroting van de bedrijven en de snelle evolutie van wetenschap en economische wetmatigheden, naast de behandeling van individueel zieke dieren (curatieve praktijk), de ziektepreventie en de bedrijfs begeleiding meer en meer een belangrijke rol zullen toebedeeld krijgen. Voor de gezelschaps- en sportdieren zal, net zoals in de menselijke geneeskunde, de praktijk in hoofdzaak toegespitst blijven op de behandeling van individuele ziektegevallen. De gelijkwaardigheid van de diploma’s biedt mogelijkheid tot vrije vestiging in de EU-landen. Door de veelzijdigheid van de universitaire vorming krijg je als dierenarts op de arbeidsmarkt bovendien toegang tot vele functies. Een overzicht: • zelfstandig dierenarts: individueel, groepspraktijk, ... • openbare diensten: federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, FAVV, ... • industrie: farmaceutische, veevoeder-, levensmiddelenindustrie, ... • commerciële en handelssector: verkoop- en klantencontacten, ... • dienstensector: landbouworganisaties, financiële instellingen, ... • internationale organisaties: ABOS, EU, ... • wetenschappelijk onderzoek: universiteit, onderzoekscentra van het ministerie van Landbouw, ... • Onderwijs: universiteit, hoger onderwijs van één of twee cycli, middelbaar onderwijs, ...
| 31
Alumnus aan het woord Waarom potentiële dierenartsen voor de Universiteit Antwerpen kiezen? Professor Peter Bols geeft het antwoord. De bacheloropleiding Diergeneeskunde in Antwerpen is kleinschalig. “We kunnen veel tijd aan onze studenten besteden.” “Onze universiteit wil de afstand tussen student en docent zo klein mogelijk houden. We willen de studenten ook coachen. Zo bespreken we hun resultaten al meteen na het eerste semester. We bieden individueel en gericht advies, opvang en begeleiding. Ik maak tijd om samenvattingen van studenten te bekijken, om met hen te praten als het minder goed gaat. Dat is best een vooruitstrevende aanpak.” “Terwijl de studenten vroeger vooral uit landbouwersgezinnen kwamen, is nu minder dan 1 % uit deze sector afkomstig. Reden: er blijven alsmaar minder landbouwers over. Het gevolg is dat onze beginnende studenten niet meer weten hoe een rund of varken eruitziet. 85 % van onze studenten zijn vrouwen, en die voelen zich vooral aangetrokken door de kleine huisdieren. Om de studenten ‘te leren omgaan met dieren’ bouwden we een demonstratiestal De Ark. Hier komen vooral ‘grote’ huisdieren die relevant zijn voor de opleiding, zoals paarden, runderen, …” Afgestudeerd: Diergeneeskunde (kandidaturen), 1986 Foto: Vincent Jauniaux
32 |
Nuttige info bij de start van je studietraject Hoe verlopen de lessen? Voor de meeste opleidingsonderdelen worden hoorcolleges georganiseerd. Je volgt in groep een uiteenzetting van de docent, al dan niet ondersteund door audiovisueel materiaal. Voor bepaalde opleidingsonderdelen zijn er ook werkcolleges, waar de leerstof uit de hoorcolleges in kleinere groepen wordt uitgediept en ingeoefend. Als universiteitsstudent leer je zelfstandig, kritisch en probleemoplossend denken. Je bepaalt zelf je studietempo en bereidt tussentijdse evaluatie momenten voor. Zo krijg je de nodige bagage en ontwikkel je de nodige creativiteit om een grote diversiteit aan problemen te behandelen. Dit heeft tot gevolg dat het bedrijfsleven voor de invulling van hogere functies de voorkeur geeft aan universitairen. De digitale leeromgeving Blackboard speelt in deze context een grote rol. Opdrachten worden via dit medium doorgegeven en interactief verwerkt en je kan docenten te allen tijde om feedback vragen. Het contact met professoren en assistenten is niet altijd even intens als met je leerkrachten in het secundair onderwijs, maar je wordt allerminst aan je lot overgelaten. Wanneer je zelf het initiatief neemt om hulp te zoeken, zijn deze mensen zeker bereid een antwoord of oplossing te formuleren voor je vragen of problemen. Het uitgebreide gamma aan begeleidingsmogelijkheden wordt verderop in deze brochure besproken.
Studieprogramma en creditbewijzen Het academiejaar is opgedeeld in twee semesters. Aan het eind van elk semester leg je examens af van de opleidingsonderdelen die op dat moment afgewerkt zijn. De examens van het eerste en het tweede semester vormen samen de eerste zittijd. Als je niet voor alle opleidingsonderdelen een creditbewijs hebt behaald in de eerste zittijd, krijg je nog een kans tijdens de tweede zittijd op het einde van augustus en in het begin van september. Door de flexibilisering in het hoger onderwijs bestaan er geen studiejaren meer. Wel worden modeltrajecten voorgesteld. Als je voor een modeltraject kiest, rond je een bacheloropleiding (180 sp.) af in 3 jaar tijd: 60 studiepunten per jaar. Om te slagen voor het examen van een opleidingsonderdeel moet je ten minste 10 op 20 behalen. Als dat lukt krijg je een creditbewijs: een erkenning van het feit dat je de studiepunten verbonden aan dat opleidingsonderdeel verworven hebt. Je slaagt voor een opleiding als je creditbewijzen behaalt voor alle opleidingsonderdelen van de opleiding. Indien je niet alle creditbewijzen van je studie| 33
programma behaalt, kan je (soms) toch verder met je studie. Je komt dan in een geïndividualiseerd traject terecht. Je traject moet dan goedgekeurd worden door je faculteit. Bovendien werden voorwaarden vastgelegd die de volgorde waarin je kan inschrijven voor opleidingsonderdelen bepalen. Dit noemt men volgtijdelijkheid. Dankzij de nieuwe bachelor-masterstructuur en het flexibiliseringssysteem heb je als student meer keuzemogelijkheden gekregen om je studieprogramma in te vullen. In elke faculteit adviseren studietrajectbegeleiders je over de samenstelling van je programma en over de aangeboden keuzemogelijkheden. Het is belangrijk voldoende vooruitgang te boeken in je studietraject en in een redelijke tijd je diploma te behalen. Daarom heeft de Universiteit Antwerpen een systeem van studievoortgangbewaking en -begeleiding opgezet: de faculteit zal je studieprestaties volgen en kan je bindende voorwaarden opleggen wanneer je niet de helft van de studiepunten van het goedgekeurde studieprogramma hebt behaald. Het volledige onderwijs- en examenreglement vind je terug op www.ua.ac.be/OER.
Leerkrediet Het leerkrediet werd in het leven geroepen om je te stimuleren om een doordachte studiekeuze te maken. Het is een maatstaf voor studiesucces en studievoortgang en kan gevolgen hebben voor jouw recht op verder studeren en jouw sociale statuut als student. Daarom is het belangrijk om doordacht te kiezen, je in te zetten voor je studie en ook administratief tijdig met alles in orde te zijn. Meer informatie vind je ook op www.ua.ac.be/studiepunten.
Hoe werkt het leerkrediet? Elke student krijgt 140 studiepunten bij zijn eerste inschrijving aan de universiteit. Voor elk opleidingsonderdeel waarvoor je inschrijft wordt je leerkrediet verminderd met de overeenkomstige studiepunten. Enkel wanneer je slaagt voor dat opleidingsonderdeel, komen die studiepunten er terug bij. Studiepunten waarvoor je gedelibereerd wordt, dit wil zeggen geslaagd verklaard hoewel je er geen creditbewijs voor behaalde, komen niet terug bij je leerkrediet. Dit kan in je nadeel zijn wanneer je een bijkomende master wil behalen.
Voor wie? Het leerkrediet is van toepassing op alle studenten die zich inschrijven met een diplomacontract voor een bachelor- of masteropleiding en voor alle inschrijvingen met een creditcontract. 34 |
Verkeerde keuze gemaakt? Indien je voor de eerste keer in het hoger onderwijs in Vlaanderen voor een bacheloropleiding bent ingeschreven en je van opleiding wenst te veranderen, voorzien de overheid en de universiteit maatregelen om het verlies van leerkrediet te beperken. Deze zijn afhankelijk van de data van uit- en inschrijving. Informeer je tijdig.
Bonus van 60 studiepunten De overgang van secundair naar hoger onderwijs loopt niet altijd even vlot. Daarom heeft de overheid een maatregel ingebouwd om hieraan tegemoet komen. Zo krijg je de eerste 60 studiepunten die je verwerft dubbel terug.
Opleiding afgewerkt? Na het behalen van je bachelordiploma, behoud je je leerkrediet. Als je een masterdiploma behaalt, wordt het startkapitaal van 140 studiepunten van je saldo afgetrokken. Als je studietraject perfect is verlopen, heb je dan nog 60 studiepunten over.
Onvoldoende leerkrediet Als je geen of een negatief leerkrediet hebt, mag de instelling voor hoger onderwijs je inschrijving weigeren. Als je onvoldoende studiepunten hebt voor de opleiding of het programma waarvoor je wilt inschrijven, kan de universiteit je inschrijving beperken tot het aantal studiepunten waarover je nog beschikt. Aan de Universiteit Antwerpen wordt géén verhoogd inschrijvingsgeld gevraagd. Je hebt wel van de betrokken faculteit de toelating tot inschrijven nodig en deze zal in de meeste gevallen je studieprogramma beperken. Het aantal studiepunten dat je opneemt via je inschrijving en het aantal studiepunten waarvoor je credits behaalt via de examens is dus belangrijk!
Ombudspersoon Tijdens de examens kan je met problemen (bijvoorbeeld in verband met de examenregeling, uitstel van een examen, onderbreking of definitief stopzetten van examens of een conflict met een docent) terecht bij de ombudspersoon van je opleiding. De ombudspersoon zorgt ervoor dat het onderwijs- en examenreglement correct wordt opgevolgd en bemiddelt tussen studenten en docenten. Hij of zij is ook aanwezig bij de deliberatie en kan, op basis van verzachtende omstandigheden zoals ziekte of ongeval, je zaak bepleiten. Je kan de gegevens van jouw ombudspersoon terugvinden op Blackboard.De centrale ombudspersoon is prof. Patrick Cras. Hij treedt op als bemiddelaar bij geschillen tussen studenten en personeelsleden die het niveau van de faculteit overschrijden. De contactgegevens van de centrale ombudspersoon kan je ook terugvinden op Blackboard. | 35
Studiebegeleiding Overgang van het secundair onderwijs naar de universiteit Aan de universiteit ben je meer dan ooit verantwoordelijk voor jezelf. De manier waarop je studeert en het academiejaar indeelt moet je aanpassen aan je persoonlijk studeervermogen. Deze vaardigheid onder de knie krijgen is voor een ‘eerstejaarsstudent’ niet altijd eenvoudig. Je wordt immers tegelijkertijd geconfronteerd met een aanzienlijke hoeveelheid leerstof en met een examensysteem waar je geen ervaring mee hebt. De medewerkers van het netwerk Studieloopbaanbegeleiding kunnen je helpen. Bij hen kan je het hele academiejaar terecht voor studiebegeleiding.
Studentenbegeleiding De Dienst voor Studieadvies en Studentenbegeleiding is er om je te helpen vanaf het moment dat je je voor het eerst inschrijft tot op het moment waarop je je diploma in handen krijgt. Zowel individuele begeleiding als groepstrainingen behoren tot de mogelijkheden. •
•
•
•
•
36 |
Onze medewerkers staan voor je klaar met informatie en advies over studeren in het hoger onderwijs. Ze beantwoorden je vragen over de opleidingen, het onderwijs- en examenreglement, het leerkrediet enzovoort. Met specifieke vragen, bijvoorbeeld over je individuele studieprogramma of over vrijstellingen, kan je terecht bij de studietrajectbegeleider van je faculteit. Een studiekeuze maken is makkelijker gezegd dan gedaan. Samen met een studentenbegeleider kan je aan de hand van gesprekken meer zicht krijgen op je persoonlijkheid, capaciteiten en interesses en de opleidingen die daarbij passen, al dan niet in het kader van heroriëntering. Oefeningen uit het werkboek ‘Kijk op Kiezen: stappenplan voor studie- en beroepskeuze’ kunnen je hierbij helpen. Een studentenbegeleider kan je ook begeleiden in het aanscherpen van je studievaardigheden (hoe verwerk je grote hoeveelheden leerstof, hoe maak je een schema, hoe maak je goede notities, …) en het maken van realistische studieplanningen om je uitstelgedrag tegen te gaan. Ook wanneer je geconfronteerd wordt met persoonlijke problemen die je studies belemmeren (faalangst, rouwverwerking, relatieproblemen, …) kan je terecht bij een studentenbegeleider die samen met jou nagaat welke hulp je het best kan gebruiken. Als student met een functiebeperking kan je bijzondere faciliteiten aanvragen voor onderwijs en/of examens, indien je beschikt over een geldig attest. Je kan je aanvraag indienen via www.ua.ac.be/functiebeperking. Het is belangrijk dit tijdig te doen! Meer informatie vind je in de folder ‘Studeren met een functiebeperking’.
•
• • •
Studenten die sport of kunst beoefenen op een hoog niveau kunnen eveneens bijzondere faciliteiten aanvragen voor onderwijs en/of examens. Aanvragen van topsporters worden beoordeeld door de Sportcommissie, die van de kunstbeoefenaars door de Commissie Cultuur. Meer informatie vind je op www.ua.ac.be/sportenkunst of in de folder ‘Studeren met een topsport- of kunstbeoefening’. Wie geen diploma secundair onderwijs bezit en minimum 25 jaar is, kan met onze hulp toch een aanvraag tot inschrijving indienen. We kunnen je ook helpen in je zoektocht naar jobs die passen bij je persoonlijkheid, capaciteiten en interesses, en geven zelfs nuttige sollicitatietips. Ook als je wil verder studeren, kan je bij ons terecht voor informatie. Wil je eerder verworven competenties (EVC) laten erkennen? Contacteer dan de EVC-coördinator voor informatie, een adviesgesprek en het opstarten van de procedure. Meer informatie vind je op www.ua.ac.be/evc.
Je kan op elke campus bij een studentenbegeleider terecht. Informatie en afspraken verlopen steeds via het Studenten Informatie Punt (STIP): T +32 3 265 48 72,
[email protected]. Neem ook een kijkje op de website: www.ua.ac.be/studentenbegeleiding.
Studietrajectbegeleiding Voor specifieke vragen over je individuele studieprogramma, vrijstellingen en andere kan je terecht bij de studietrajectbegeleider van je faculteit. Zijn of haar contactgegevens vind je op www.ua.ac.be/contactpersonenslb.
Vakspecifieke begeleiding Met vragen over of problemen met één van je cursussen kan je steeds terecht bij de professor die deze cursus doceert of bij zijn of haar assistent. Gewoon even langslopen of een e-mail schrijven: je zal merken dat je snel geholpen wordt. Voor bepaalde opleidingsonderdelen worden extra groepssessies georganiseerd, om de besproken theorie uit hoorcolleges toe te lichten en in oefeningen toe te passen. Bij deze sessies is vooral de wisselwerking tussen studenten en begeleider belangrijk: je kan hulp vragen waar je vastloopt, je begeleider houdt rekening met de gekende knelpunten van de cursus en je krijgt nuttige tips voor de studie van de leerstof.
Taalbegeleiding: academisch Nederlands Op het ‘Monitoraat op maat’ kan je terecht voor gratis ‘Taalondersteuning Academisch Nederlands’. Tijdens individuele sessies helpen taaldocenten je met je taalvragen. Voor specifieke taalbehoeften worden er contactmomenten in kleine groep georganiseerd. Eigen werkstukken en studiemateriaal kunnen dan besproken worden. Meer informatie vind je op www.ua.ac.be/monitoraatopmaat. | 37
Studeren in het buitenland De Universiteit Antwerpen neemt actief deel aan de Europese uitwisselingsprogramma’s zoals Erasmus. Elk jaar studeert een aanzienlijk grote groep studenten één semester aan een buitenlandse universiteit. In het kader van het Erasmus-programma heeft de Universiteit Antwerpen samenwerkingsakkoorden gesloten met heel wat universiteiten in West- en Centraal Europa. Maar de Universiteit Antwerpen kijkt verder dan Europa. Op bilaterale basis (buiten het kader van Erasmus) werden wereldwijd uitwisselingsprogramma’s uitgewerkt. In het kader van internationale ontwikkelingssamenwerking kan je met een beurs een aantal maanden in een ontwikkelingsland studeren. Je studieperiode aan één van de buitenlandse partneruniversiteiten wordt erkend als onderdeel van je studie aan de Universiteit Antwerpen. Meer info: www.ua.ac.be/dis (Dienst Internationale Samenwerking).
38 |
| 39
Hoe bereik je gemakkelijk onze campussen? Op www.ua.ac.be/route kan je de wegbeschrijving naar onze campussen terugvinden. ZWIJNDRECHT ZWIJNDR CHT
Met de fiets Onze campussen zijn gemakkelijk te bereiken met de fiets. Meer en meer studenten kiezen voor dit transportmiddel. Je kan je op deze manier immers snel verplaatsen. Op elke campus staan verschillende fietsparkings ter beschikking van de studenten.
Met de bus of de tram Voor informatie over dienstregelingen en algemene inlichtingen kan je bellen naar De Lijn Info: 070 220 200. Voor informatie over abonnementen kan je in Antwerpen terecht op: +32 3 218 14 11. De website van De Lijn beschikt over een routeplanner die voor jou je reis van deur tot deur met bus, tram en/of trein uitstippelt: www.delijn.be.
Met de trein Voor informatie over reiswegen, dienstregelingen en vertrek- en aankomsttijden kan je terecht op www.b-rail.be.
Met de auto Alle campussen beschikken over ruime parkings, behalve de Stadscampus. Wens je toch in de buurt van de Stadscampus te parkeren, volg dan de blauwe parkeerroute ‘Meir Universiteit’. Parkeren in Antwerpen is echter niet gratis! Meer informatie op www.parkereninantwerpen.be.
Waar situeert zich jouw campus? De opleiding diergeneeskunde wordt georganiseerd op Campus Groenenborger, Groenenborgerlaan 171, 2020 Antwerpen en op Campus Drie Eiken, Universiteitsplein 1, 2610 Wilrijk (Antwerpen).
40 |
Burrcht Bu
Merkksem Mer
Eilandje Park Spoor Noord
Dam
MAS
Campus Paardenmarkt
Stadscampus Roosevelt plaats
Linkeroeever
Stadscentrum
Borg Bor gerhout Centraal Station
ANTWERPEN ANTWER Zuid Zurenbor nborg nbor g
Berch cheem Kiel
Nachtegalen chtegalen park
Campus Middelheim
Middelheim museum
Hobokken Hobo
Campus Groenenborger
MOR MO RTSEL
Campus Don Bosco Hoboken
Wilrijk
Campus Drie Eiken
HO EDEGEM M | 41
Infomomenten Studie-informatiedagen De studentenbegeleiders en medewerkers van de Universiteit Antwerpen nemen jaarlijks deel aan de netoverschrijdende studie-informatiedagen (SID-in’s). Deze worden per provincie georganiseerd op initiatief van het Ministerie van Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap en de Centra voor Leerlingenbegeleiding.
Open lesdagen Tijdens de krokusvakantie van het secundair onderwijs organiseert de Universiteit Antwerpen open lesdagen. Tijdens de open lesdagen kan je twee soorten lessen volgen: de meelooplessen en de proeflessen. In de meelooplessen sluit je je aan bij de studenten van de bachelor eerste jaar, terwijl de proeflessen speciaal ingericht worden voor leerlingen van het secundair onderwijs. Meer informatie en inschrijven via www.ua.ac.be/openlesdagen.
Open campusdagen Op 17 maart en 28 april 2012 organiseert de Universiteit Antwerpen open campusdagen voor leerlingen van het secundair onderwijs. Naast een algemene en een opleidingsspecifieke infosessie kan je aan de infostanden cursussen inkijken en een aantal brochures verkrijgen. Je krijgt de gelegenheid om vragen te stellen en ook een persoonlijk gesprek is mogelijk. Vooraf inschrijven is niet nodig. Meer informatie vind je op www.ua.ac.be/opencampusdagen.
Infomarkt Twijfel je in september nog over je studiekeuze, of wil je graag bevestiging van je keuze? Dan kan je terecht op de infomarkt op 5 september. Bachelor-, schakel-, master- en master-na-masterprogramma’s komen aan bod, alsook flexibel studeren en avondonderwijs. Aan de infostanden kan je cursussen inkijken, brochures verkrijgen en bijkomende vragen stellen aan de medewerkers van de opleidingen en de studentenbegeleiders. Vooraf inschrijven is niet nodig. Meer informatie vind je op www.ua.ac.be/infodagen.
Wil je ook de brochure van een andere opleiding inkijken? Of wil je alvast de masteropleiding beter leren kennen? Vraag dan een brochure aan via www.ua.ac.be/brochures of bij het Studenten Informatie Punt (STIP).
42 |
Nuttige contactgegevens Departement Farmaceutische, Biomedische en Diergeneeskundige wetenschappen - Decanaat Campus Drie Eiken Universiteitsplein 1, Gebouw S 2610 Wilrijk (Antwerpen) T +32 3 265 20 04 F +32 3 265 24 40
[email protected]
Onderwijscommissie Diergeneeskunde Campus Drie Eiken Universiteitsplein 1, Gebouw U, lok. 0.10 2610 Wilrijk (Antwerpen) T +32 3 265 24 35 of +32 3 265 24 33
Studietrajectbegeleider Jo Vandervoort Lokaal D.S.002 T +32 3 265 29 81
| 43
44 |
| 45
46 |
| 47
48 |