Personeelsfeest Om de een of andere reden voelen bazen zich genoodzaakt op tijd en stond een personeelsfeestje te organiseren. Enfin, te láten organiseren want hun persoonlijke inbreng blijft meestal beperkt tot de keuze van de activiteit in kwestie. Want ook al gaat het dan om een personeelsfeestje, het komt blijkbaar nooit bij de baas op om de keuze voor het feestje aan het personeel over te laten. Altruïsme is niet aan de baas besteed. Want ondanks de strategisch uitgestalde turven over people management – waarvan de eerste letter doorgaans nog gelezen moet worden – eigent de baas zich het recht toe te beslissen wat er zoal moet gebeuren op die heuglijke dag. En aangezien het de meeste bazen ontbreekt aan enige creativiteit of voeling met het voetvolk, wordt het feestje doorgaans een saaie lunch of diner, in een restaurant waar de baas zich het hele jaar tegoed doet aan exquise spijzen onder het mom van lunchmeetings terwijl het personeel zich naar de dichtstbijzijnde snackbar rept voor een smos kaas. Een keer per jaar echter, op een moment dat het hém perfect past, mag, nee moét iedereen opdraven met een dankbare glimlach en een positief gemoed om zoveel vrijgevigheid. Nog voor het etentje aanvangt maakt de baas al schertsend wat allusies op het prijskaartje van de heroïsche daad, wellicht als teken van zijn gulheid en volledig in de waan dat deze financiële uitspatting zijn grillen van het voorbije jaar compenseert. De baas is bijzonder goedgemutst, er kan zelfs al eens een grapje af, en de outfit mag iets losser. Weg met
die plastrons, we zijn hier immers als vrienden onder mekaar. De baas gaat op zulke ‘volkse’ gelegenheden doorgaans gekleed in een strak gesteven jeans met manifest aanwezig designerlogo of op z’n minst een superieur merk uit de rayon ‘casual wear’. Met het dragen van een jeans onderneemt de baas een poging zich te verlagen tot het niveau van zijn ondergeschikten. Het denim stofje mag dan al een vlotte, ietwat informele sfeer creëren, tot een echte verstandhouding komt het zelden. Het merendeel van de personeelsleden neemt enkel deel omwille van de morele verplichting die gepaard gaat met het initiatief. Een enkele hardcore cynicus veinst wel eens ziekte of privé-verplichtingen, maar het gros van de werknemers volgt slaafs het initiatief van het alfamannetje dat zijn dominantie voelt aanwakkeren naarmate het feestje dichterbij komt. “Morgen is het zover hé mannen. ’t Zal plezant worden hoor. Da’s gene krot hé, dat restaurant waar we naartoe gaan.” En het personeel maar vriendelijk knikken, de onderhuidse afkeer opkroppend, reikhalzend uitkijkend naar het weekend wanneer de opoffering weer achter de rug zal zijn voor een jaar. Op de dag zelf hoort men de baas met lichte tred door de burelen schrijden, misschien zelfs een vrolijk deuntje fluiten want zoveel gulheid verdient toch wel een muzikale omkadering. Een en al jovialiteit is de baas op die dag. Ging het er maar zo aan toe op de jaarlijkse evaluatie, dan zou er minder sintjanskruid genomen worden op de avond voor de dag des oordeels. Maar vandaag is het feest en iedereen zal lachen, willen of niet. Verstop die doodgraverblik onder een desnoods valse glimlach want
als er nu één ding is wat de baas niet kan verdragen op het feestje, dan is het een lang gezicht. “Allez jongens, wat is dat nu. We gaan niet naar een begrafenis hoor. Weten jullie wat dat grapje hier kost?” Nee baas, en dat willen we niet weten ook, zie je ze denken. Ze zouden uiteraard liever het geld op hun rekening gestort zien dan dat ze er een halve dag aan moeten opofferen, maar dat durven ze niet zeggen. Er zijn er natuurlijk die wel een en al appreciatie zijn, maar dat heeft eerder met jarenlange conditionering te maken of mouwvegerij in de ijdele hoop zelf ooit een personeelsfeestje te mogen geven. Of minstens in het managementcomité te zetelen om mee te mogen stemmen over de keuze van het restaurant. Het zijn ook zij die ijveren voor een plaats in de nabijheid van de baas en vaak een hele stoelendans organiseren om toch maar aan zijn tafel te kunnen plaatsnemen. Je ziet ze aarzelend afwachten en nauwlettend de baas in het oog houden om dan op het juiste moment als gekken af te stevenen op de plaats die hen gedurende enkele uren dichter bij hem zal brengen. Letterlijk dan want van enige oprechte toenadering is doorgaans geen sprake. En als ze zich dan strategisch hebben opgesteld naast of over hun grote voorbeeld, ondergaan ze teleurgesteld diens gebrek aan (h)erkenning. “Ah, de Jef zie. Hoe is ’t met u van tegenwoordig? Is ’t zo wat plezant op den helpdesk?” “Euh, ik ben de Jos. En ik zit op de boekhouding meneer den directeur.” “Jef, Jos, da’s allemaal hetzelfde hé. Hahaha. En de boekhouding, da’s toch ook een beetje helpdesk hé, hahaha.” Naar die post als financieel directeur kan de Jos fluiten natuurlijk en dat
maakt hem wel een beetje ongelukkig, waardoor die glimlach in het ijle lijkt te hangen. En nog voor het aperitief goed en wel achterover gegoten is, gaat de directeur al ergens anders zitten want boekhouding interesseert hem niet en de Jos nog veel minder. “Ik kom hier efkes zitten jongens want die Jef, da’s precies nogal nen droge hé? Hoe lang werkt die nu al bij ons, een jaar of twee?” “Nee meneer den directeur, de Jos is hier volgende week tien jaar. “Allez, den tijd vliegt nogal hé, als ge u amuseert. Hahaha. Allez, we drinken er nog ene. Garçon!” “En hoe is ’t met u Mirandake, zijt gij nog altijd getrouwd met die worstendraaier? “Euh, nee meneer den directeur, mijne man is twee jaar geleden gestorven. Ge hebt nog zo een schone krans gestuurd, meneer.” “Hum, ja, dat is ’t leven hé. Allez, drinkt er nog ene. En Jef, proficiat met uw vijftien jaar hé jongen, ge zijt goed bezig. Mannen allemaal, op de Jef zijn gezondheid. Santé!” “Euh, ’t is Jos meneer. En ik werk hier tien jaar, nog geen vijftien.” “Ja, Jef, dat weet ik toch. ’t Was maar een graptje hé. Hahaha. Voor dat ge ’t weet, zit ge hier vijftien jaar. Zie naar mij, ik ben hier al bijkans twintig jaar. En nog altijd niet versleten hé.” De anciënniteit van de baas kan doorgaans afgemeten worden aan het aantal vetrollen of dubbele kinnen. De vele lunchmeetings hebben een nefaste invloed op de fysieke conditie van de baas. Gelukkig hebben ze tegenwoordig zo van die toestellen waar je vijftien minuten per dag op moet staan vibreren voor het equivalent van
anderhalf uur intensieve cardiotraining. En dan staat de baas daar met zijn gsm op die trilplaat nog wat belangrijke lunchmeetings te regelen, het buikspek en het driedubbele kinbak vibrerend op het ritme van opzwepende muziek. Onderwijl loenst hij dan wat naar vrouwen die bezeten staan te steppen in een vergeefse poging hun kont te behoeden voor de nefaste gevolgen van de zwaartekracht. En na een kwartiertje schuddebuiken op de powerplate is hij weer opgewassen tegen de volgende lunchmeeting. De baas, wat een bijzonder fenomeen toch. Je zou denken dat zoveel gastronomische oefening enige kunst zou baren, maar als hij met zijn twee fikken ongegeneerd in een pot borrelnootjes graait, voel je die plaatsvervangende schaamte de kop opsteken. En je vraagt je af of hij zich enkel nu laat gaan, in het geheel niet geïntimideerd door de aanwezigheid van zijn voetvolk. Zou hij tijdens die belangrijke lunchmeetings ook als een zwijn eten en zich als een uitgehongerd beest op de vingerhapjes storten? Of kan hij die boulemische aanvallen in aanwezigheid van gelijkgestemden beter controleren? Echt gênant is dat, wanneer je vergoelijkend moet glimlachen naar een klant telkens je baas zijn reputatie oneer aandoet in het bijzijn van derden. Vandaag wordt er niet vergoelijkend gelachen doch moeizaam gepoogd het primitieve gedrag te negeren, al is dat niet makkelijk wanneer de baas luid boerend een stinkende wasem in je richting
katapulteert. Er wordt dan lichtjes gegeneerd in het rond gekeken maar uit de stoïcijnse blikken van ‘het kader’ kan men afleiden dat de eetmanieren van de baas taboe zijn. Al zou hij een kralenketting rijgen van zijn handgepelde grijze garnalen of een blad sla om zijn hoofd draperen, dan nog zouden zijn naaste medewerkers zijn gedrag toedekken met de mantel der eerbied. Met de baas valt niet te spotten omdat … wel, omdat hij nu eenmaal de baas is. En al lijkt hij te dom om te helpen donderen, hij zal wel iéts goed doen want anders zou hij niet de baas zijn.