T P E C N O C H DIDACTISC RAUW
CKV / Bovenbouw Beeldend
Kijken als een kunstenaar / een ervaren kunstbeschouwer
In voorgaande educatieve projecten van Fundament Foundation hebben we steeds vanuit een ander perspectief naar hedendaagse beeldende kunst in de openbare ruimte gekeken. Let’s Space was gericht op het leren ervaren van ruimte en het leren vormgeven ervan. Painting all over! nam als uitgangspunt expanded paintings en stelde vragen over wat ruimtelijke schilderkunst zou kunnen zijn. Highlights/Lowlights liet leerlingen door de bril van de kunstenaar naar de ongeziene stad kijken. Aan de hand van het spel Q-rator leerden leerlingen naar tentoonstellingen kijken vanuit het perspectief van de curator. Twist&Shine vertrok vanuit het concept (on)eindigheid en liet leerlingen nadenken over de verschillende manieren waarop kunstenaars (on)eindigheid uitdrukken met glanzende, vaak alledaagse materialen1. Rauw leert leerlingen kijken naar kunst, zoals een kunstenaar - ook een zeer ervaren kunstbeschouwer - dat doet. Een kunstenaar/ervaren kunstbeschouwer associeert naar aanleiding van wat hij of zij ziet in een kunstwerk, legt verbindingen met de kunstgeschiedenis waardoor een gelaagdheid aan betekenissen kan ontstaan. Leerlingen hebben doorgaans nog niet een dergelijk ruim referentiekader, weten vaak nog niet goed hoe zij kunst kunnen observeren waardoor zij vaak vanuit hun persoonlijke smaak (mooi/niet mooi) kijken en na dit oordeel stoppen met kijken en nadenken. Rauw is erop gericht om dit bredere referentiekader te leren ontwikkelen en de opdrachten zijn daarom gevarieerd van karakter. Op deze website zijn alle opdrachten uitgewerkt. Hieronder in de docentenhandleiding staat inhoudelijke en praktische informatie over lesstructuur en werkwijze per opdracht. Op de website van het expertise centrum kunsttheorie, is aanvullend materiaal te vinden voor docenten (ILO UvA kunstanalyse model; begrippenlijst en beoordelingsmatrix)2.
Verschillende opdrachten gericht op verschillende aspecten van kunstanalyse
1 2
Voor verschillende jaarlagen (onderbouw, ckv en kunst beeldend) hebben we een lesstructuur ontwikkeld, waarin een reeks van verschillende soorten opdrachten gericht zijn op het opbouwen van een referentiekader voor hedendaagse beeldende kunst, waardoor leerlingen beter in staat zullen zijn betekenis te geven aan de kunstwerken die zij hebben gezien in de expositie Lustwarande ‘11Raw. Daarnaast hebben zij aan de hand van deze verschillende opdrachten een oriëntatieproces doorlopen, van waaruit zij met een eigen beeldend werk verder kunnen gaan. De opdrachten zijn afwisselend gericht op productie (Aan de slag!) op receptie en activerend leren: brainstormen en discussie (Introductie en Rauw-Rauwer-Rauwst?); op receptie, reflectie en activerend leren: kunstenaarskaarten; Rauw - kunstgeschiedenis; Vrijheid en autonomie en subthema’s (Rauw voor jou?).
via http://www.fundamentfoundation.nl kunt u in het archief deze educatieve projecten vinden. http://www.expertisecentrum-kunsttheorie.nl
1
Hybride kunsteducatie
Het didactisch concept voor Rauw is gebaseerd op een meer hybride model voor kunsteducatie. In het concept voor een meer hybride model voor kunsteducatie is er sprake van een geïntegreerde constructivistische/ sociaalconstructivistische visie op leren. In hedendaagse visies op leren wordt erkend dat leren een sociaal proces is, waarin leerlingen optimaal leren door zelfstandig in samenwerking met anderen kennis te construeren. Eveneens wordt erkend dat een goede begeleiding door de docent van nieuwe leerprocessen cruciaal is om effectief en efficiënt te leren (scaffolding). Leren is volgens deze visie een gefaseerd en interactief proces waarin zowel de docent als de leerlingen in de verschillende fasen specifieke rollen hebben (in een learning community). De docent kan bijvoorbeeld werken in drie fasen volgens een procesgerichte instructie (Vermunt, 1992), waarbij deze aanvankelijk de taak heeft om leerlingen te informeren, door te presenteren en demonstreren, bijvoorbeeld door het tonen van veel verschillende soorten concrete voorbeelden uit de kunst (gericht op het leren door ervaringen - receptief) en vervolgens door het aanreiken van (declaratieve - het wat -) kennis over professionele kunst en de context ervan in heden en verleden en tenslotte het aanreiken van (metacognitieve) kennis over kunst. In de tweede fase heeft de docent dan de taak leerlingen te activeren. Dit is gericht op het verwerven van procedurele kennis (het hoe - de vaardigheden) door leerlingen: leren ervaren wat kunst is door te produceren en verbeelden, leren hoe je onderzoeksvragen kunt formuleren (problemfinding) en onderzoek kunt doen in een bepaalde kunstdiscipline, leren samenwerkend te leren in authentieke en complexe contexten (bijvoorbeeld een uitvoering geven of werk exposeren in de school). De docent is erop gericht leerlingen te stimuleren en motiveren door goed in te spelen op leervragen en leerwensen van leerlingen (het actieve & ervaringsgerichte model van Addison & Burgess, 2007). Maar de leerlingen nemen in dit leerproces in toenemende mate meer verantwoordelijkheid voor het eigen leren en voor het samen leren met andere leerlingen. De docent wordt in de derde fase een coach of mentor (monitoring van het proces ( het heuristische model van Addison & Burgess, 2007)). Het is een synthese van leren door instructie en leren door zelfstandig te leren, te construeren, waarin de rol van de docent steeds meer overgenomen wordt door de leerlingen (samen).3 Door de afwisseling van zowel declaratieve, metacognitieve als procedurele kennis, ontwikkelen leerlingen op een effectieve manier uiteindelijk de benodigde inzichten en vaardigheden om een eigen creatief leerproces zelfstandig op te zetten en bij te sturen en zo adaptieve of flexibele expertise te ontwikkelen. In dit proces is er sprake van een voortdurende wisselwerking tussen cognitieve , affectieve en sensomotorische processen, kenmerkend voor de manier van ervaren, denken en produceren in de discipline kunst. 4
Doelstellingen
3 4 5 6
Als belangrijke doelstellingen voor kunsteducatie kunnen genoemd worden: artistieke en creatieve vermogens ontwikkelen via verdiepend inzicht (zowel expertise als flexpertise) in de discipline kunst en de context ervan; via verbeelding het reflectievermogen, expressievermogen en communicatievermogen ontwikkelen; zelfbewustzijn en empathie ontwikkelen; kritische en ethische vermogens en zelfstandigheid ontwikkelen door het ervaren van, denken over en produceren van kunst. Leerlingen leren veel over kunst uit eigen ervaringen (cognitief, affectief en sensomotorisch), door te kijken naar kunst uit heden en verleden en naar creatieve processen van anderen (van kunstenaars, van de docent en van andere leerlingen). Deze ervaringen leiden tot het nadenken over de rol van kunst, over wat zij van belang vinden (analyse en reflectie). Ze ontdekken zo wat zij zelf willen verbeelden en hoe zij dat zouden kunnen doen (divergent denken en problemfinding). Zij leren hun eigen artistieke en creatieve vermogens te ontwikkelen door zelf onderzoek te leren doen in een kunstdiscipline, proefondervindelijk te leren hoe zij hun kennis wendbaar toe kunnen passen.5 Door samen met anderen te leren over kunst, leren zij veel over wat henzelf en anderen motiveert en beweegt. Leerlingen ontwikkelen daardoor hun verbeeldingskracht, voorstellingsvermogen, hun creatieve en empathische vermogens (Runco, 2007). Vanuit receptie en reflectie wordt het creatieve proces, de productie van werk opgestart. Het uiteindelijke doel van kunsteducatie is het vormgeven en verbeelden van concepten om zo betekenis aan anderen over te dragen.6
Ontleend aan de procesgerichte instructie van Vermunt, waarin de docent eerst als model voor het leren functioneert (geleid leren), daarna als activator (begeleid leren) en uiteindelijk als mentor (zelfstandig leren). M.T. van de Kamp, Hybride Kunsteducatie. Kunstzone, juni 2010 Flexpertise ontwikkelen, zoals David Perkins (2009) dat noemt. Ook Perkins beschouwt expertise als benodigd om van daaruit flexpertise te kunnen ontwikkelen. Hij vindt beide aspecten van leren van belang. M.T. van de Kamp, Hybride Kunsteducatie. Kunstzone, juni 2010.
2
Docenten leggen eigen accenten
Het lesmateriaal is in losse modules of apps opgezet, zodat docenten zelf de door hen gewenste lesstructuur kunnen selecteren. Voor de verschillende jaarlagen ook verschillende lesstructuren opgezet, om zo optimaal aan te sluiten bij de doelstellingen van deze vakken. Het lesmateriaal is niet specifiek voor het vak kunst algemeen uitgewerkt, maar het thema zou zich uitstekend lenen voor de twintigste eeuw: zowel cultuur van het moderne als massacultuur.
R U U T C U R T S LES CKV / Bovenbouw
Beeldend
De opdrachten zijn losse modules (apps als het ware), en kunnen desgewenst door de docent zelf in een andere volgorde gebruikt worden. Elke docent kan zo zijn eigen accenten leggen. Wel hebben we een voorbeeld van een lesstructuur uitgewerkt waarbij leerlingen voorbereid zijn om de expositie te bezoeken. Let op: de expositie duurt tot en met 25 september 2011. Op maandag 19 september is de expositie niet te bezoeken. De lesstructuur is gebaseerd op 6 lesweken met lessen van 100 minuten, met een uitloop van een aantal lessen waarin leerlingen zelf verder werken met het thema RAUW. Het is belangrijk om als docent van te voren het materiaal eerst goed te bestuderen, om zo greep te krijgen op het thema en de opdrachten.
Les 1:
Leerlingen gaan brainstormen over het thema vanuit de eigen leefwereld aan de hand van een pdf (Introductie). Leerlingen krijgen een eigen brainstormvel waarop zij gedurende de komende lesweken hun ideeën noteren over rauw. De eerste brainstormronde op basis van afbeeldingen wordt aangevuld met een discussie aan de hand van steeds twee afbeeldingen (Rauw-Rauwer-Rauwst?). Vervolgens krijgen zij door de docent kennis over de kunstgeschiedenis van RAUW aangereikt via een pdf (reflectie kunsttheorie).
Les 2:
Daarna kunnen zij de expositie bezoeken in groepjes en werken aan de discussievragen op de kaarten kunstenaarskaarten (reflectie/receptie).
Les 3:
Na het bezoek aan de expositie wordt aan de hand van het pdf bestand Vrijheid, leren zij te reflecteren over de begrippen vrijheid en autonomie (voor henzelf en voor hedendaagse kunstenaars). Aan de hand van drie voorbeelden met werk van beeldende kunstenaars leren zij hoe zij hun presentatie kunnen uitwerken. Daarna kunnen zij met het format voor de presentatie hun eigen powerpointpresentatie maken.
Les 4:
De les daarna kunnen zij in de klas per groepje hun eigen groepspresentatie presenteren.
Les 5:
In de les daarna kunnen subthema’s van Rauw bekeken worden aan de hand van een pdf (Rauw voor jou!). Dit kan de basis vormen van een productieve opdracht die daarna verbonden wordt aan een van de subthema’s. Het is belangrijk om als docent van tevoren het materiaal eerst goed te bestuderen om zo greep te krijgen op het thema en de opdrachten.
Les 6:
voor CKV / Bovenbouw Beeldend start het eigen beeldende werkproces met de opdracht Aan de slag! Waarbij leerlingen hands on ervaring opdoen met het produceren van beelden (productie) gemaakt met vergankelijke materialen. Deze opdracht is iets meer open vergeleken met de opdracht voor de onderbouw.
Daarna:
Het brainstormvel dat leerlingen in les 1 gehad hebben is gaandeweg verder uitgewerkt en dient als basis voor een eigen werkproces voor het thema rauw.
3
INFORMATIE OVER ELK VAN DE OPDRACHTEN: INTRODUCTIE
Pdf-presentatie met afbeeldingen
Deel 1:
Leerlingen krijgen aan de hand van een overzichtsbeeld met allerlei afbeeldingen uit kunst, reclame, mode, muziek, film etc. de vraag wat zij onder ‘rauw’ en ‘puur’ verstaan. Dat noteren zij.
Deel 2:
Daarna krijgen zij een reeks met heel veel afbeeldingen die iets met rauw/puur te maken hebben. Zij brainstormen verder aan de hand van de beelden.
RAUW-RAUWER-RAUWST?
Pdf-presentatie met afbeeldingen
Duur:
ca. 50 minuten.
Deel 1:
individuele brainstorm (ca. 5 min).
Deel 2:
klassikaal bekijken, individueel verder brainstormen (ca. 20 min).
Deel 3:
discussie aan de hand van steeds twee afbeeldingen (ca. 20 min). Leerlingen kunnen eventueel thuis verder gaan met brainstorm.
Doel:
Brainstormen en discussiëren over de betekenis van rauw en puur voor leerlingen. Het doel van de eerste presentatie is niet om heel lang stil te staan bij elke afbeelding. De afbeeldingen zijn bedoeld als een soort flow van beelden die het brainstormen van leerlingen kunnen stimuleren. De discussie opdracht daarna is bedoeld om leerlingen goed te laten observeren en hen te laten benoemen en beargumenteren wat zij zien en vinden.
Aan de hand van steeds twee afbeeldingen kan gediscussieerd worden over welke afbeelding meer “rauw” is en waarom.
Werkwijze: Individueel brainstormen aan de hand van eerste overzichtsbeeld. Daarna klassikaal kijken naar afbeeldingen op beamer of in duo’s werken in computerlokaal (pdf bestand moet op server gezet zijn, toegankelijk voor leerlingen). Het verdient de voorkeur om klassikaal te werken om zo de discussie beter te voeden met meer verschillende perspectieven. Nodig:
• Beamer en computer waarop het pdf- bestand te tonen is in de klas; • Of: computerlokaal met per 2 leerlingen 1 computer; • Uitgeprint brainstormvel, per leerling 1 of 2 vellen (desgewenst op A3 formaat gekopieerd).
KUNSTGESCHIEDENIS Pdf- presentatie over Rauw vanuit de kunstgeschiedenis
Aan de hand van een diapresentatie met korte teksten, wordt de geschiedenis van Rauw toegelicht. Daarbij is de kunstgeschiedenis heel in vogelvlucht weergegeven en in de selectie zijn werken opgenomen die bij de opdracht tijdens het bezoek van de expositie benodigd zijn. Deze opdracht kan voorafgaand aan het tentoonstellingsbezoek gedaan worden, maar kan eventueel ook na afloop van het tentoonstellingsbezoek plaatsvinden, voordat de leerlingen met hun presentatie uitwerking beginnen. De opdracht kan desgewenst ook door leerlingen individueel of in groepen uitgevoerd worden met een computer, maar toelichting van de kunstgeschiedenis door een docent verdient wel de aanbeveling.
4
Duur:
ca. 50 minuten.
Werkwijze: De docent geeft een klassikale frontale instructieles over de kunstgeschiedenis van Rauw. Leerlingen maken aantekeningen voor zichzelf. De docent stelt tussendoor regelmatig vragen om te checken of leerlingen het begrepen hebben. Doel:
Kennis over de kunstgeschiedenis van RAUW zodat leerlingen goed in staat zijn bij het bezoek van de expositie de werken op de kunstenaarskaarten te herkennen.
Nodig:
• • •
Beamer en computer waarop het pdf-bestand te tonen is in de klas; Leerlingen kunnen in een logboek aantekeningen maken; Eventueel kan de docent leerlingen ter voorbereiding van het expositiebezoek het ILO UvA kunstanalyse model aanreiken: http://www.expertisecentrum-kunsttheorie.nl/cms_data/ilouvakunstanalysemodelkgkb.pdf en de beeldende begrippenlijst aanreiken: http://www.expertisecentrum-kunsttheorie.nl/cms_data/ilouvabegrippenlijstversie1kg.pdf
VOORAFGAAND AAN HET EXPOSITITIEBEZOEK AAN LUSTWARANDE ’11 - RAW
Het bezoek aan de expositie moet voorafgaand gemeld worden bij Fundament Foundation
[email protected] waarbij de naam van de school en het aantal leerlingen vermeld wordt. Bezoek door schoolgroepen is op maandag 19 september 2011 helaas niet mogelijk. Het startpunt voor het bezoek aan de expositie is het paviljoen Grotto dat in het middelpunt van park De Oude Warande ligt. Leerlingen kunnen hier hun fiets parkeren en gaan lopend de expositie bezoeken. De docent deelt hier de kunstenaarskaarten per groep uit. Op iedere kaart staat zowel het paviljoen Grotto aangegeven als het te bekijken werk. Let op: op kaart 1 Callum Morton staat alleen het paviljoen aangegeven, omdat leerlingen dit werk moeten bekijken. Leerlingen moeten uiteraard van tevoren ook geïnformeerd worden over het bezoek aan de expositie (verzamelpunt Grotto) en moeten de benodigde materialen meenemen ((fotocamera of filmcamera (of mobieltje met beiden)) per groep en per persoon een notitieblok en pen. De docent moet van tevoren de gekleurde A4- kunstenaarskaarten printen en desgewenst lamineren voor elke groep (zie schema)
KUNSTENAARSKAARTEN
Pdf- bestand met opdrachtkaarten voor het expositiebezoek
Leerlingen krijgen in groepjes van ca. 5 leerlingen een aantal kaarten aangereikt (afhankelijk van de beschikbare tijd, minimaal 3, maximaal 4 afbeeldingen per groep). Zij gaan de werken die aangegeven zijn bekijken en gaan aan de hand van de discussievragen discussiëren over het werk en de vragen. Deze discussie kunnen zij opschrijven of ze kunnen de discussie vastleggen met hun mobieltje of fotocamera (filmen). De discussie moet later thuis of op school verder uitgewerkt worden. Het is dus belangrijk om de werken goed te bekijken en erover te discussiëren met de groep (ca. 10 min. per werk).
Duur:
ca. 100 minuten.
Doel:
Kijken naar hedendaagse kunst in de openbare ruimte, nadenken en discussiëren over de relatie vorm en inhoud van de kunstwerken en over het thema rauw. Door in groepen zelfstandig rond te lopen en te discussiëren over kunstwerken aan de hand van andere afbeeldingen leren leerlingen hun mening met argumenten (en begrippen) te onderbouwen.
Werkwijze: Leerlingen zijn van tevoren ingedeeld in groepen van 5 leerlingen. Verzamelpunt is paviljoen Grotto. Daar ontvangen zij van de docent per groepje ca. 4 A4-kaarten. Daarop staat informatie, een plattegrond en de opdrachtomschrijving. De docent legt deze opdracht kort uit en geeft aan dat leerlingen in de volgende les gaan werken aan een presentatie hierover. Leerlingen gaan naar de aangegeven werken, bepalen van tevoren welke route handig is en gaan aan de slag. Zij noteren de belangrijkste discussiepunten op papier en nemen hun discussie eventueel ook op (met eigen mobieltje of fotoca-
mera) en maken foto’s van het werk waar zij zelf ook op staan. Daarbij moeten zij voorzichtig zijn voor de kunstwerken (niet op de werken klimmen, er op gaan staan of er tegenaan leunen). GROEPEN
Per groep ca 5 leerlingen (= max 6 groepen voor een klas van 30 lln).
groep
1
2
3
4
5
6
kaart
1
2
3
4
1
1
kaart
2
3
4
5
6
2
kaart
3
4
5
6
7
8
kaart
9
8
6
7
8
9
Nodig:
• •
Als leerlingen later thuis werken aan de opdracht, dan dienen er voldoende extra (gelamineerde) kaarten beschikbaar te zijn of eventueel (bij voorkeur in kleur) geprinte kaarten die leerlingen mee kunnen nemen naar huis.
De A4-kaarten moeten per groepje (bij voorkeur in kleur) uitgeprint zijn.
Wanneer meerdere klassen de expositie bezoeken, kan het handig zijn om de A4- kaarten te lamineren. Veel scholen hebben deze mogelijkheid. Voor iedere klas zou iedere kaart 3 x geprint en gelamineerd moeten worden; Leerlingen moeten zelf een mobieltje met foto en filmcamera of een fotocamera (met filmmogelijkheden) en een schrijfblok met pen meenemen;
VRIJHEID Pdf- bestand met presentatie met vragen en afbeeldingen
Aan de hand van werk van drie hedendaagse kunstenaars gaan leerlingen nadenken over wat vrijheid en autonomie, je eigen gang kunnen gaan voor henzelf en in de hedendaagse kunst betekent. De kunstenaars zijn: Marc Bijl; Urs Fischer en Francis Alys.
Duur:
deel 1: Presentatie VRIJHEID ( ca. 25 minuten afhankelijk van de discussie). deel 2: presentatie voorbe-reiden in computerlokaal.
Doel:
Discussiëren over vrijheid en autonomie (in relatie tot een aantal hedendaagse kunstenaars). Dit als voorbereiding voor de presentatie door leerlingen, zodat zij leren wat het verband is tussen concepten die kunstenaars hanteren en vormgeving van het beeldend werk/werkproces.
Werkwijze: De docent vraagt eerst aan leerlingen om voor henzelf te noteren in hoeverre zij vrijheid/autonomie ( je eigen gang kunnen gaan) van belang vinden en waarom zij dat van belang vinden. Dat is de insteek voor het bekijken van het werk van de drie kunstenaars. Het bekijken van het werk zou op een interactieve manier moeten verlopen: leerlingen mogen zeggen wat zij van elk werk vinden, hoe zij aankijken tegen het werk. Kortom, er mag een discussie ontstaan. Daarna gaan leerlingen met behulp van het powerpointformat aan de presentatie werken in groepen in een computerlokaal. Nodig:
• • • • • •
Deel 1 (25 min.): Beamer en computer waarop het pdf- bestand te tonen is in de klas; Leerlingen kunnen eventueel op hun brainstormvel notities maken of in een logboek aantekeningen maken; Deel 2: Computerlokaal waarin leerlingen in groepen aan hun presentatie kunnen werken; Powerpointbestand met format moet voor leerlingen beschikbaar zijn (via schoolserver); Lijst met afbeeldingen van kunstenaarskaarten (pdf- bestand met links naar de afbeeldingen) moet eveneens beschikbaar zijn (via schoolserver) voor leerlingen; USB stick voor leerlingen om de powerpointpresentatie op te slaan.
PRESENTATIE Hiervoor is het powerpointformat door leerlingen uitgewerkt. Doel:
Nadenken over hedendaagse kunst in de openbare ruimte, over de relatie vorm en inhoud van de kunstwerken en over het thema rauw. Leren presenteren aan elkaar, kunnen onderbouwen/analyseren/ interpreteren van kunstwerken.
Werkwijze: Leerlingen hebben met behulp van het powerpointformat (zie onderaan) per groep hun eigen presentatie gemaakt op basis van de kunstenaarskaarten van de expositie Raw. Daarin beschrijven zij de discussie die zij gevoerd hebben over de werken die ze gezien hebben. Ze geven antwoord op de aangegeven vragen. Ze hebben zelf nog 1 eigen afbeelding toegevoegd. Een docent kan er ook voor kiezen om slechts 1 werk te laten presenteren per groep: het werk dat de leerlingen het meest inspirerend vonden. Andere leerlingen kunnen eventueel de presentaties mee beoordelen met behulp van de ILO UvA beoordelingsmatrix.
http://www.expertisecentrum-kunsttheorie.nl/cms_data/ilouvakunstanalysebeoordelingsmatrix.pdf
Nodig:
• Beamer en computer waarop de powerpointpresentaties van leerlingen te tonen zijn in de klas; • Uitgeprinte beoordelingsmatrix voor leerlingen.
RAUW VOOR JOU? Pdf- bestand met presentatie van subthema’s voor Rauw
Duur:
Aan de hand van een reeks subthema’s (rauwe werkelijkheid; rauw = wreed; rauwe emoties; rauw = puur) krijgen leerlingen verschillende perspectieven aangereikt hoe je naar het thema rauw kunt kijken. Hier komen afbeeldingen uit de beeldende kunst naar voren die ook relaties hebben met de expositie Raw. Deze subthema’s kunnen gebruikt worden om te starten met het werkproces van leerlingen voor Rauw. De opdracht kan desgewenst ook door leerlingen individueel of in duo’s uitgevoerd worden in een computerlokaal. ca. 50 minuten.
Werkwijze: De docent laat beelden zien en vertelt kort iets over elk subthema. De afbeeldingen kunnen afwisselend besproken, bediscussieerd of alleen bekeken worden. Doel:
Discussiëren over de verschillende betekenissen van rauw en zo meerdere perspectieven leren zien. Leerlingen kunnen deze subthema’s gebruiken om een eigen werkproces op te zetten voor een beeldend werk.
Nodig:
• • •
Beamer en computer waarop het pdf-bestand te tonen is in de klas; of: computerlokaal waar het pdf- bestand RAUW VOOR JOU? te bekijken is door leerlingen individueel of in duo’s; Leerlingen kunnen eventueel op hun brainstormvel notities maken of in een logboek aantekeningen maken.
AAN DE SLAG! PDF-bestand met presentatie
In deze opdracht krijgen leerlingen eerst aan de hand van een aantal afbeeldingen een indruk van de achtergrond van deze werkwijze door de tijden heen. Daarna gaan zij zelf aan de slag met klei (onderbouw) en/of met allerlei tijdelijke materialen uit de omgeving (bovenbouw).Deze opdracht is geïnspireerd door het werk van beeldend kunstenaar Urs Fischer. Hij maakt sculpturen van materialen die vaak een tijdelijk karakter hebben.
Duur:
ca. 100 minuten. presentatie duurt ca 20 minuten. Daarna start van de opdracht.
Doel:
Ervaring opdoen met het maken van tijdelijke sculpturen van klei/vergankelijke materialen in de schoolomgeving. Leren observeren, leren vormgeven in kle/vergankelijke materialen.
Werkwijze: Klassikale introductie. Daarna individueel in de omgeving van de school werken met klei (onderbouw) of andere tijdelijke materialen (bovenbouw). Leerlingen moeten na afloop hun werk fotograferen (met eigen mobieltje) en kunnen dat elke drie dagen of elke week herhalen. Op deze manier leggen zij het proces vast. Nodig:
• • • • •
Beamer en computer waarop het pdf- bestand te tonen is in de klas; Eventueel: Voldoende kleibroden (oefenklei voldoet en is te bestellen via de website van bijv. LTC). Maar ook kan ervoor gekozen worden om allerlei natuurlijke materialen uit de omgeving te gebruiken; Spatels of andere gereedschappen voor de textuur; Mobieltje om het eigen werk te fotograferen; Afspraken maken over opruimen (en wat wel/niet kan ten aanzien van plaatsen van de werken en soorten van werken).