Special report powered by
Hoe maken we onze
democratie effectiever?
Essay over een ingrijpende renovatie van het ‘Huis van Thorbecke’ met nieuwe rollen voor overheid, bedrijfsleven en burgers.
A.J.(Guus) Berkhout Hoogleraar TU Delft - 2010 -
You can fool all of the people some of the time, and some of the people all of the time, but you can’t fool all of the people all of the time – Abraham Lincoln –
I
Inleiding
Een lange termijn visie voor het land, een zakelijker aanpak van het bestuur en meer eigen verantwoordelijkheid voor de burgers karakteriseren de nieuwe democratie.
De huidige Rijksoverheid, het collectief van politiek en ambtenarij, blijkt niet in staat te zijn ons land naar behoren te besturen. Al kabinetten lang niet. De staatsfinanciën zijn niet op orde en de grote maatschappelijke vraagstukken – zoals de chaos bij de multi-culturele inrichting van ons land, het wegzakkende vertrouwen in politie en justitie, de verwaarlozing van de onderwijssector, het dichtslibbende wegennet, de verloederde buurten in grote steden en de ondoelmatigheid in de zorg – schreeuwen om een nieuwe aanpak. Maar gebrek aan een visie voor de toekomst, de alles overheersende partijbelangen en het gefragmenteerde ambtenaren-apparaat zorgen ervoor dat de nu bestaande probleemdossiers steeds ingewikkelder worden. Met het almaar stapelen van nieuw op oud beleid, nieuwe op oude regels en nieuwe op bestaande taken, worden pleisters op pleisters geplakt. Het Huis van Thorbecke is uitgewoond; onze democratie bevindt zich in een systeemcrisis. Waarom willen politici niet begrijpen dat hun verouderde modus operandi aan een radicale verandering toe is? Het is pijnlijk te constateren dat de groeiende belastinggelden die naar de Rijksoverheid vloeien steeds minder toegevoegde waarde opleveren voor de samenleving. De Algemene Rekenkamer geeft aan dat in 2009 ruim 40 miljard aan bijzondere ministeriële uitgaven werden rondgepompt die geen enkel doel lijken te dienen (een nette formulering voor geldsmijterij). Het is ook pijnlijk te constateren dat de besluitvorming in onze parlementaire democratie al decennialang hopeloos vastloopt in politiek gedoe, terwijl we juist in deze onzekere
tijd een daadkrachtig landsbestuur nodig hebben om de grote problemen op te lossen1. Rechtsom of linksom, de sleutelvraag is: hoe maken we onze democratie effectiever? Een belangrijk kenmerk van een effectieve democratie is een zakelijk landsbestuur dat niet de illusie heeft om met een overvloed aan regels en controle de samenleving vorm te geven, maar dat – gesteund door een kleine overheid met deskundige ambtenaren – de samenleving stuurt vanuit een inspirerend toekomstbeeld met gedeelde kernwaarden. Een ander belangrijk kenmerk van een effectieve democratie is een samenleving waarin burgers geen passieve consumenten zijn die vrijblijvend winkelen door het overheidsaanbod (typerend voor de socialistische verzorgingsstaat), maar waarin burgers de rol krijgen van actieve co-producenten die mede verantwoordelijkheid dragen voor het eindresultaat (typerend voor een ondernemende samenleving). In dit essay wordt een ingrijpende politieke en bestuurlijke hervorming voorgesteld: De bevolking krijgt meer invloed op de nationale politieke agenda, het land wordt geregeerd door een samenhangend kabinet van vooruitziende projectministers en burgers krijgen meer eigen verantwoordelijkheid. Dat betekent regeren vanuit een totaalconcept. Als we het écht willen, gebeurt het ook! Er worden géén omstandige reorganisaties voorgesteld; daar hebben we nu niet de tijd voor. Er wordt wél gepleit voor een radicale nieuwe manier van werken. Daar kunnen we vandaag al mee beginnen.
Empowerment is het geheel van maatregelen om mensen (ouders, werknemers, immigranten, studenten, patiënten, verslaafden,.....) te stimuleren zélf verantwoordelijkheid te nemen. In de nieuwe democratie is het bestuurlijke motto: empowerment van de burger! Daarmee verandert Nederland van een verzorgingsstaat naar een ondernemende samenleving.
1 Gebrek aan bestuurlijke daadkracht zorgt ervoor dat jonge mensen jarenlang buiten het arbeidsproces blijven, dat asielaanvragers jarenlang aan het lijntje worden gehouden, dat asocialen jarenlang een buurt terroriseren, dat scholen jarenlang wanprestaties leveren, enz.
II
III
S
Samenleving is ingrijpend veranderd
In het verleden was onze samenleving sterk verzuild. Dat gaf een overzichtelijk beeld. Bovendien was elke zuil hiërarchisch ingedeeld. Dat maakte besluitvormingsprocessen eenvoudig. De maatschappelijke orde is nu heel anders. Door netwerkvorming zijn onderdelen van de samenleving sterk verknoopt geraakt. Zijwaartse koppelingen zijn in alle lagen van onze maatschappij zichtbaar. Bovendien hebben we nu met goed opgeleide burgers te maken die invloed wensen uit te oefenen op hoe hun omgeving – en daarmee straks de omgeving van hun kinderen en kleinkinderen – wordt ingericht. Beide veranderingen (meer interactie en meer mondigheid) hebben onze samenleving grondig veranderd.
O
Overheid is ongewijzigd gebleven
In ons staatsbestel – het huis van Thorbecke uit 1848 – zien we nog steeds de traditionele organisatievorm met verticale ministeries die opgedeeld zijn in verticale directoraten-generaal en die vervolgens weer opgedeeld zijn in verticale directies2. In dit eilandenrijk van ministeriële bolwerken is niemand verantwoordelijk voor het geheel. Hoe is het mogelijk dat deze situatie anno 2010 nog steeds bestaat? De wereld is ingrijpend veranderd, maar de manier waarop de overheid werkt is vrijwel ongewijzigd gebleven. Een recent voorbeeld. Organon – het paradepaard van de Nederlandse farmasector en onlangs onderdeel geworden van de Amerikaanse moederorganisatie Merck – opende in 2009 een nieuwe fabriek in Haarlem voor de productie van het in ons land ontwikkelde Gardasil, een succesvol medicijn tegen baarmoederhalskanker. Minister van der Hoeven (EZ) verrichtte met groot enhousiasme de opening. Vervolgens kiest haar collega bij VWS, minister Klink, voor ons nationale vaccinatieprogramma het discutabele Cervarix van concurrent Glaxo Smith Kline! Wat de één probeert op te bouwen, breekt de ander weer af. Hoe leg je zoiets uit aan het Amerikaanse moederbedrijf? Arme Organon, zo’n bizarre politieke beslissing is natuurlijk niet uit te leggen. Merck is ondertussen begonnen met de afbouw van zijn farmaceutische onderzoeksorganisatie
Erfenis van
frederic winslow
Taylor (1856 – 1915)
Het gedachtegoed van de Nederlandse staatsman
combinatie met het gedachtegoed van de Amerikaanse econoom Taylor (inrichting van de werkomgeving) hebben zo’n 150 jaar de structuur en cultuur van onze overheid bepaald. in Nederland. In Oss verdwijnen ruim 2000 hoogwaardige researchbanen. Mede dankzij ons verkokerde landsbestuur. Het vaak gehoorde voorstel – integrale samenvoeging van de bestaande ministeries tot grotere verticale eenheden – is een schijnoplossing voor het verkrijgen van meer bestuurlijke samenhang. Vorming van zulke ‘superministeries’ komt voort uit verouderd bestuurlijk denken waarbij schaalvergroting de standaardoplossing is geworden (denk aan de samenvoeging van scholen, ziekenhuizen, uitkeringsinstanties en gemeenten). Dit soort megafusies leidt altijd tot meer managementlagen en dus tot nog meer bureaucratie. Een voorbeeld: het gemiddeld aantal ambtenaren bij kleine gemeenten bedraagt 5 per 1000 inwoners, maar bij grotere gemeenten loopt dat getal al gauw op naar 10. Amsterdam en Rotterdam spannen de kroon met meer dan 20 ambtenaren per 1000 inwoners3. Zoals al eerder aangegeven, als we naar een nog grotere schaal gaan en de regionale, provinciale en centrale ambtenaren erbij nemen dan komen we op ongeveer 60 ambtenaren per 1000 inwoners. De boodschap is dus: geen superministeries! Maar het gaat niet alleen om een sterk verouderde aanpak. We hebben ook te maken met een sterk verouderde werkcultuur waarin politiek en overheid trachten aan de hand van gedetailleerde regelgeving en nauwkeurig voorgeschreven marsroutes de samenleving vorm te geven. Dat micromanagement heeft geleid tot een stortvloed aan fijnmazige
• Groei in volume staat centraal • Voortbrengingsproces wordt opgedeeld in taken en deeltaken • Veel aandacht voor afbakening en onderlinge machtsverhoudingen (interne concurrentie) • Uitvoering van elke deeltaak wordt nauwkeurig voorgeprogrammeerd (starre procedures) • Optimalisatie van procedures staat op zichzelf (verkokerde efficiëntie) • Procesmanagers raken steeds verder verwijderd van inhoud en einddoel (spreadsheet-controlitis) • Professionals worden doodongelukkig
2 3
Bij de aanloop naar de landelijke verkiezingen op 9 juni 2010 ging het voornamelijk over de verdelingskwestie. De vraag ‘waar gaan we in de toekomst ons geld mee verdienen’ kwam nauwelijks aan de orde.
Thorbecke (inrichting van de regeeromgeving) in
Bovendien zijn er nog zo’n 400 Zelfstandige Bestuurs Organen (ZBO’s) die aan de rand van ons democratisch bestel opereren. Daar komt nog de externe inhuur bij. In Amsterdam werd bijvoorbeeld in 2009 bijna 100 miljoen euro uitgegeven aan ingehuurde krachten.
regels en een spiraal van peperdure toezicht- en controleorganen. Het personeelsbestand van de AFM, bijvoorbeeld, is in de afgelopen tien jaar meer dan vervijfvoudigd (van 90 naar ruim 450 werknemers). En het eind is nog niet in zicht. Het gevolg van deze explosie aan regels en controles is een land dat gegijzeld wordt door bureaucratische protocollen met box-ticking procedures. Het onderwijs en de (gezondheids)zorg zitten er vol van: niet het resultaat maar de inspanning staat centraal in het overkoepelende management. Daarmee is veel creativiteit gesmoord, worden ondernemers murw gecontroleerd, zijn de zo belangrijke leermomenten weggeregeld, worden eigen initiatieven afgestraft, is veel werkplezier weggemanaged en lijkt alles geoorloofd wat niet expliciet verboden is. Waarom stoppen we er niet mee? De huidige werkaanpak (aan elkaar nieten van departementale puntoplossingen) en de huidige werkcultuur (sturen met steeds meer regels en controle) zitten de bestuurlijke processen zodanig in de weg dat van effectief regeren geen sprake meer kan zijn. Kenmerkend is dat in Den Haag bestuurlijke vernieuwing al meer dan 30 jaar onderwerp van gesprek is, maar tot nu toe is alles gebleven zoals het was 4.
D
De toekomst als vertrekpunt
Ons land staat voor een historische politieke tweesprong. Enerzijds hebben we de optie de bestaande bestuurlijke werkwijze in de lucht te houden door te proberen de kosten hiervan te verminderen. Dat betekent uitvoering van een klassieke bezuinigingsstrategie. Met zo’n visieloze aanpak worden de niet-productieve overheidsactiviteiten (een mooi woord voor verspilling) in stand gehouden5 en zijn lastenverzwaringen nodig om gaten te dichten. Anderzijds kunnen we ervoor kiezen om met een vernieuwd politiek en bestuurlijk concept de economische en maatschappelijke problemen op een effectieve wijze aan te pakken. Dat betekent uitvoering van een innovatiestrategie. Met zo’n vernieuwende aanpak wordt een definitief einde gemaakt aan de niet-productieve activiteiten in de overheid en zijn stimuleringsmaatregelen voor economische groei onderdeel van het pakket. De zakenbank Goldman Sachs laat in een goed onderbouwd rapport zien dat hard bezuinigen op onzinnige overheidsuitgaven de economie niet ‘kapot bezuinigt’ maar juist sneller laat groeien. Uit de programma’s van de politieke partijen kunnen we afleiden dat unaniem is gekozen voor de eerste optie: klassiek bezuinigen in het bestaande systeem. Dat is volharden in het verouderde politieke denken en handelen; daarmee komt het herstelproces slechts moeizaam op gang. We ontberen in de politiek een richtinggevend toekomstbeeld, een integrale visie die op hoofdlijnen aangeeft waar we met ons
land naar toe willen. Geen ‘grand design’ natuurlijk, want de samenleving is niet maakbaar. Maar we hebben wel heel hard een gezamenlijk beeld nodig dat richting geeft aan ons denken en handelen, en vooral ook een beeld dat inspireert. Met een inspirerend toekomstbeeld zijn we geen passieve toeschouwers die lijdzaam afwachten wat er allemaal gaat gebeuren, maar nemen we het heft in eigen handen om zélf de toekomst te creëren. Zo’n kijk op de toekomst geeft energie en daagt uit om actie te nemen! Het gevolg is een dynamische samenleving waarin burgers niet functioneren als passieve consumenten die met de armen over elkaar afwachten waar de overheid mee komt (het kenmerk van de socialistische verzorgingsstaat6), maar waarin mondige burgers functioneren als actieve co-producenten die mede verantwoordelijk zijn voor het eindresultaat (het kenmerk voor een ondernemende samenleving). Een voorbeeld. Nederland is uitgegroeid tot één van de dichtstbevolkte landen ter wereld. Maar we hebben nog steeds geen toekomstbeeld over de bevolkingsgroei /-opbouw /-samenstelling, en de daarmee samenhangende ruimtelijke inrichting van ons land. Door een taboe op dit zo belangrijke onderwerp te leggen, heeft de politiek het aantal probleemwijken in onze grote steden laten toenemen, onze dorpen op het platte land laten verschralen, onze wegen laten vollopen, de milieukwaliteit onder druk gezet, de openbare veiligheid verwaarloosd en de sociale samenhang ondermijnd. Het klinkt hard, maar het zijn helaas de feiten. Zonder een lange-termijn toekomstvisie lopen we achter onszelf aan.
politiek onvermogen Ontevreden burgers Meer klachten
Meer regels
Gefragmenteerde ambtenarij
Controle
Meer beleid Incident-gedreven bewindslieden
Overbezette kamerleden
Meer spoeddebatten
In de democratie van nu proberen onze volksvertegenwoordigers de samenleving richting te geven met een overvloed aan regels en procedures. Het gevolg is een explosie aan controlerend toezicht.
In het kabinet Balkenende IV stond politieke vernieuwing zelfs niet meer op de agenda. Denk aan de 40 miljard niet-productieve uitgaven die door de Algemene Rekenkamer werden blootgelegd. De ervaring laat zien dat als je mensen géén verantwoordelijkheid geeft, ze achterover gaan leunen. Maar als je mensen wél verantwoordelijkheid geeft, ze die uitdaging juist aannemen. Het onjuiste mensbeeld in de verzorgingsstaat zien we ook uitgebreid terug bij de aanpak van ontwikkelingshulp. 4 5 6
IV
V
Dat kan niet zo doorgaan. We zullen strategische keuzen moeten maken. Maar hoe kunnen we nu keuzen maken als we niet weten welke richting we met ons land uit willen? Zonder een toekomstbeeld komen we er dus nooit uit. En zonder toekomstbeeld zien we ook niet hoe strategische keuzen in de verschillende beleidsvelden elkaar kunnen versterken.
grote vraagstukken van het heden met de grote ambities in het toekomstbeeld.
T
Bij het realiseren van een toekomstbeeld gaat het niet alleen over het aanbrengen van prikkels, het gaat ook over de onzekerheden langs het transitiepad naar die toekomst. Onzekerheden hebben een grote invloed op de dynamiek van het ondernemerschap. De praktijk laat zien dat hoe groter de onzekerheden waar men geen invloed op kan uitoefenen (‘exogene onzekerheden’), des te minder de lust om te investeren in de toekomst (‘behoudend gedrag’). De politiek moet dus geen extra onzekerheden stapelen op de vaak grote onzekerheden die de markt al met zich mee brengt. In tegendeel, de politiek zou van haar kant juist zoveel mogelijk ‘zekerheden voor de toekomst’ moeten inbouwen. Dit betekent dat we een betrouwbare en voorspelbare overheid nodig hebben. En dat lukt alleen met een heldere visie op de toekomst van ons land. Een politiek toekomstbeeld voor een hoogontwikkeld land is géén hoogdravend ideologisch vergezicht. Als we dat doen, komen we weer terecht in het traditionele politieke gesteggel. Het opstellen van een modern toekomstbeeld vraagt om een nuchtere en praktische benadering: Benoem de grote maatschappelijke vraagstukken die dringend aangepakt moeten worden, formuleer een lange-termijn oplossing voor de belangrijkste knelpunten in elk vraagstuk (met als context de socio-technische zekerheden van de toekomst), laat zien hoe de afzonderlijke eindresultaten er uit gaan zien (creatieve combinatie van wat technisch mogelijk en maatschappelijk wenselijk is) en integreer al deze eindresultaten tot een samenhangend, en vooral inspirerend toekomstbeeld. Dit open proces is een wezenlijk onderdeel van de hier voorgestelde renovatie van het ‘Huis van Thorbecke’.
Als het toekomstbeeld vaag is, wordt het transitiepad volgepropt met regels en procedures. Het gevolg is een strak gereguleerde werkomgeving waarin geen ruimte is voor nieuwe initiatieven.
Met dit, op zichzelf goede, initiatief werd een grote kans gemist om een toekomstvisie te toetsen en de bevolking uit te dagen bij te dragen aan de realisatie daarvan. Daarmee werd ook het ongewenste mensbeeld van de burger als ‘passief-kritische consument van overheidsproducten en overheidsdiensten’ nog steviger neergezet. Het gevolg is bekend. In plaats van een klein aantal samenhangende doelstellingen vanuit een inspirerend toekomstbeeld, kwam men met 74 op zichzelf staande doelen waarbij de inbreng van de burger zoek was. Er is door dit kabinet dan ook weinig tot stand gebracht.
Het kabinet Balkenende IV trok met een grote groep ambtenaren 100 dagen door het land. Maar dat gebeurde zonder een gezamenlijk toekomstbeeld, dus zonder een duidelijke propositie
transitie naar een nieuwe democratie
Een écht goede oplossing moeten we dus in een heel andere richting zoeken. Een richting waarin de burger actief meedenkt over de toekomst van het land (de inhoudelijke kant): burgers worden co-producenten die mede verantwoordelijk zijn voor het eindresultaat. En een richting waarin de verkokerde organisatie van nu ingrijpend op de schop gaat (de bestuurlijke kant): projectministers krijgen volledige verantwoordelijkheid om de grote maatschappelijke vraagstukken op een departementsoverschrijdende manier op te lossen. Het gaat hier dus niet in eerste instantie over een verandering van het staatsbestel of over wijzigingen in het kiesstelsel8 of over omstandige reorganisaties, maar wel over meer inbreng van burgers in beslissingen over hun toekomst, over landsbelang boven partijbelangen, over ministers met meer kennis van zaken, over brede inzetting van collectieve creativiteit, over vroegtijdige integratie van sectorale oplossingen, over minder sturen met regels, over meer eigen verantwoordelijkheid voor burgers en over ontkokering van beleid en uitvoering.
Transitie naar een nieuwe toekomst
Waarde
Het transitiepad verbindt de
Bij het realiseren van een toekomstbeeld zal de aandacht moeten uitgaan naar het vervangen van negatieve aansporingen door positieve prikkels. Denk hierbij aan het dynamiseren van de arbeidsmarkt (verlaag de belasting op werk, maak nieuwe openingen voor WW en ontslag, eis dat mensen zonder werk actief meedenken over hun toekomst en met een realistisch eigen plan komen7, houd op met het algemeen bindend verklaren van CAO’s, koester ZZP’ers, stop met de onderbenutting van ouderen). Denk ook aan het dynamiseren van de woningmarkt (schaf de 6% verhuisbelasting af, ontmoedig het scheefwonen en beëndig illegaal onderverhuur, start met een modernisering van het hypotheek- én huurbeleid, innoveer de conservatieve bouwsector). En denk ook aan het dynamiseren van infrastructurele projecten (betrek vanaf het eerste begin de sociaal-culturele wensen van de directe omgeving, geef veel meer socio-technische verantwoordelijkheid aan de private sector, kies niet voor de goedkoopste aanbieding maar kijk ook naar de toekomstwaarde), enz., enz.
aan de burgers. Door dat fundamentele gemis werden ze geconfronteerd met een kakafonie aan korte-termijn wensen, uiteraard ongericht en meestal tot in het kleinste detail.
Toekomstbeeld Transitiepad
Huidige situatie Tijd Het transitiepad verbindt de wereld van het heden met de wereld van de toekomst. Je moet dus op de hoogte zijn van wat er nu speelt en je moet ook weten waar je naar toe wilt.
Bij reïntegratieinstanties heerst nog te veel de verzorgingsstaatcultuur. Gezien de enorme inefficiëntie en ineffectiviteit in de Kamer, vooral veroorzaakt door het grote aantal politieke partijen, moeten we in de toekomst overwegen om in de nieuwe democratie een kiesdrempel van zo’n tien zetels in te voeren. Ook moeten we overwegen om de traditionele vierjarige regeerperiode te verlengen naar zes jaar. 7 8
VI
VII
De hoofdelementen van zo’n nieuwe vorm van democratie zien er concreet als volgt uit9: 2. De nieuwe politieke werkwijze:
• De bevolking neemt het voortouw en spreekt zich nog vóór de verkiezingen uit over welke grote maatschappelijke vraagstukken ze in de komende kabinetsperiode(n) opgelost willen zien. Grote marktonderzoekbureaus kunnen zulke publieke selectieprocessen uitstekend organiseren10. • Vervolgens worden de politieke partijen uitgedaagd om tijdens de verkiezingsdebatten hun visie te geven op deze vraagstukken en, vooral ook hun prioriteiten aan te geven11. Met die prioriteitsverdeling laten ze de kiezer zien wat ze meer en wat ze minder belangrijk vinden. En ze geven óók aan hoe ze hun politieke beloften denken waar te maken, inclusief het financiële plaatje. Dus geen holle retoriek met loze beloften, geen wapengekletter met breekpunten en ook geen gesmijt met modder. Met deze nieuwe aanpak wordt bereikt dat die debatten weer over zaken gaan die de kiezer aanspreken, zaken die gaan over hun toekomst. • Na de verkiezingen wordt de Nationale Agenda samengesteld. Dat gebeurt eenvoudig door de prioriteitsverdeling van elke politieke partij (zie vorig punt) te wegen met het aantal zetels dat ze van de kiezers hebben gekregen. Zo volgt direct uit de verkiezingsresultaten niet alleen de zetelverdeling, maar óók de bestuurlijke agenda voor het nieuwe kabinet! Vervolgens is die Nationale Agenda hét uitgangspunt voor de besluitvorming in het regeerakkoord. Merk op dat met deze aanpak een belangrijke eerste stap wordt gezet naar een meer participatieve democratie. • Regeerakkoorden worden gekanteld en gaan niet meer primair over politieke verdelingsplaatjes en departementale budgetten. Het hoofdonderwerp is: hoe gaan we de grote maatschappelijke vraagstukken in de komende kabinetsperiode oplossen en welke publieke middelen gaan we daarvoor inzetten (uitgedrukt in €€ per belastingbetaler), met als dikke rode draad de Nationale Agenda. Zo wordt snel en zakelijk vormgegeven aan het ’regeerakkoord nieuwe stijl’, waarbij de wens van de kiezer nog steeds doorklinkt (geen ellenlange ondoorzichtige politieke onderonsjes, zoals dat tot nu toe het geval is). • Tenslotte gaat de ‘begroting nieuwe stijl’ met stip over hoeveel we gaan uitgeven voor welk maatschappelijk vraagstuk (het strategische deel van de begroting). Ook die informatie volgt ondubbelzinnig uit de verkiezingsresultaten. Bovendien wordt afscheid genomen van het sterk verouderde ‘verplichtingen-kasstelsel’ boekhouden. In plaats van éénmalige afboekingen, worden investeringen voortaan over een meerjarige periode afgeschreven. Daarmee wordt zichtbaar gemaakt dat veel overheidsuitgaven inversteringen zijn in de toekomst. Waarom maken we het niet interessant voor de grote Nederlandse institutionele beleggers (zoals pensioenfondsen) om mee te investeren in onze mobiliteit, energievoorziening en gezondheidszorg?
• De huidige ministeriële silo’s worden omgevormd tot gedepolitiseerde, efficiënte en superslanke vakdepartementen (weg met de vele toeters en bellen). Vakdepartementen zijn de ‘divisies’ van de Rijksoverheid; ze voeren een aantal centrale overheidstaken uit (denk vooral aan beheer) en functioneren gezamenlijk als de back-office van de overheid. Elk departement wordt geleid door een topambtenaar die het vak beheerst en een departement professioneel kan leiden12. Afslanking geschiedt op inhoudelijk basis – de nieuwe functie van de oude ministeries – en dat is dus fundamenteel anders dan een klassieke bezuinigingsmaatregel in het oude systeem. Naast de vaste eigen taken, de departementale kerntaken, leveren deze nieuwe departementen vakinhoudelijke diensten aan de projectministers. • Projectministeries – de ministeries nieuwe stijl – lopen inhoudelijk dwars door de departementale kolommen (horizontalisering van de overheid). Ze richten zich op de grote maatschappelijke vraagstukken die door de kiezer zijn aangewezen en in het ‘regeerakkoord nieuwe stijl’ zijn afgesproken. Ze vormen het centrum van de nieuwe politieke arena en maken een eind aan de onwaarachtige nietjescultuur en de stroperige interdepartementale overlegcultuur13. • Projectministeries functioneren als kleine effectieve projectteams (zo’n 100 mensen) die gedurende een regeerperiode vanuit een lange termijn visie – het toekomstbeeld – de probleemdossiers in onderlinge samenhang oplossen14. Ze maken een eind aan de onbeheersbare stroom van departementale puntoplossingen. De private sector moet hierbij een belangrijke rol spelen. Alle projectministeries zitten in één regeringsgebouw, het fysieke centrum van ons landsbestuur. • Projectministers worden geselecteerd op basis van hun kennis en bestuurlijke ervaring. Het zijn zwaargewichten die niet direct betrokken zijn bij de dagelijkse politiek. Zij kiezen hun eigen mensen, zowel uit de talentvolle toplaag van de departementen als uit gremia buiten het ambtenarencorps (gerichte bijdrage uit de maatschappij). Zo kunnen projectministers de volledige verantwoordelijkheid op zich nemen voor alles wat er in hun project gebeurt. Bovendien wordt zo een belangrijke tweede stap gezet naar een meer participatieve democratie. • Het ‘kabinet nieuwe stijl’ bestaat uit een MinisterPresident (heeft de eindverantwoordelijkheid; is tevens minister van buitenlandse zaken), een minister van financiën (functioneert als de CFO van de Staat der Nederlanden; brengt en houdt de overheidsfinanciën op orde en is tevens eerste vice-voorzitter), en een minister van overheidszaken (functioneert als de ‘concernminister’ van de Staat der Nederlanden; bestuurt de gedepoliticeerde departementen en is tevens tweede vice-voorzitter),
De eerste contouren van dit model zijn terug te vinden in: Guus Berkhout (2003), De Innoverende Overheid, …..waar is het wachten op?, ISBN 90-73817-25-0. De nieuwe Futures Fit methode van de Twentse hoogleraar Wim de Ridder is daarvoor zeer geschikt. 11 Een partij die dat niet doet, valt door de mand en laat zien grote minachting te hebben voor de burger. 12 Zo’n ambtenaar functioneert als een niet-politieke staatssecretaris (vergelijkbaar met de rol van een gemeentesecretaris). Hij/zij zou ook een aantal ZBO’s onder de hoede moeten nemen. 9
10
VIII
FASE 1. vaststelling van het regeerakkoord Kiezers geven aan welke maatschappelijke vraagstukken moeten worden aangepakt
Politieke partijen bekennen kleur door hun prioriteiten aan te geven
Partijkleur en verkiezingsuitslag bepalen de nationale politieke agenda
Regeerakkoord stelt de ministeriële projecten vast, gebaseerd op de nationale agenda
stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
FASE 2. uitvoering van het regeerakkoord Extern
Intern 1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7
Project ministeries
1. De nieuwe politieke agenda:
de nieuwe democratie
Vakinhoudelijke departementen
Maatschappelijke netwerken
• Vakinhoudelijke departementen (de oude ministeries zonder toeters en bellen) functioneren als de back-office van de nieuwe overheid. • Projecten lopen dwars door de nieuwe overheid en leveren oplossingen voor de urgente maatschappelijke vraagstukken. • Projectministers kiezen hun eigen mensen, zowel uit de talentvolle toplaag van de departementen als uit gremia buiten het ambtenarencorps. • Het verkokerde systeem van departement-gerichte ministers kan niet gemengd worden met het geïntegreerde systeem van project-gerichte ministers: Of helemaal wel, of helemaal niet. Hier geen politiek compromis dus!
aangevuld met een kleine ploeg van projectministers – denk aan een zevental. • Alle projecten in het kabinet vormen tezamen een samenhangend regeerprogramma: het Nationale Programma. De Minister-President (MP) is de programmaleider; hij bewaakt voortgang en samenhang. De MP is dus veel meer dan voorzitter van de ministerraad. In de toekomst moet niet alleen de Tweede Kamer, maar ook de MP gekozen worden. Dat is de derde stap die hier wordt voorgesteld om de democratie meer participatief te maken. • De beide vice-voorzitters moeten de discipline bewaken in de Rijksoverheid (begrotingstekorten, onderlinge concurrentie en ongebreidelde regelzucht behoren tot het verleden). De ‘staatssecretarissen nieuwe stijl’ rapporteren aan de concernminister. • Uiteraard blijft onveranderd dat de Kamer controleert en (leden van) het kabinet naar huis kan sturen.
Mensen die houvast vinden in een godsdienst verdienen alle respect, ongeacht de aard van hun geloof. Degenen die menen dat hun geloofsovertuiging de enige waarheid verkondigt (‘het ware geloof’), zijn gevaarlijk naïef. Gelovigen die vinden dat mensen met andere opvattingen - ‘de ongelovigen’ - gewelddadig onderdrukt moeten worden, vormen een grote bedreiging voor de democratische rechtsstaat.
Ministerie-overschrijdende integratie houdt nu in een nietje slaan door afzonderlijke ministeriële plannen. Een nationaal project kent concrete doelstellingen (vanuit een toekomstbeeld), een duidelijk begin en eindpunt (minimaal één kabinetsperiode), toegekende middelen (de afgesproken projectbegroting) en één regisseur die de volle verantwoordelijkheid heeft (de projectminister). Begrotingstekorten behoren tot het verleden! 13
14
IX
Het volgende voorbeeld geeft een idee hoe een programmakabinet er uit kan zien. In dit specifieke voorstel zijn er zeven projectministers:
1
Projectminister van Defensie en Veiligheid Internationaal religieus terrorisme en internationale criminele netwerken zorgen er voor dat bedreigingen zowel van buitenaf als van binnenuit komen. Om de continuïteit van onze democratische rechtsstaat zeker te stellen, zal de inhoudelijke overlap tussen defensie, justitie en politie steeds groter worden. Die ontwikkeling wordt nog versterkt door de talrijke vredesmissies die ons land uitvoert. Onze zachte, en soms stuntelige, aanpak van de georganiseerde misdaad past niet meer bij de harde en professionele internationale criminaliteit waaraan ons land wordt blootgesteld. Het fluwelen justitiële apparaat – dat altijd maar weer argumenten weet te verzinnen om het gedrag van gewetenloze schurken te vergoelijken – maakt het welvarende Nederland extra aantrekkelijk voor de internationale misdaad en veroorzaakt onmetelijk veel maatschappelijk leed als gevolg van wat deze lieden onze samenleving aandoen (denk hierbij niet alleen aan personen maar ook aan vitale infrastructuren). Het steeds gewelddadiger optreden – van buitenaf en van binnenuit – vereist een nieuwe justitiële mindset. Beroepsmisdadigers moeten veel effectiever worden aangepakt door ze velerlei waardevolle zaken te ontnemen (opbergen in gevangenissen is niet altijd de beste optie). Politiek, bedenk dat ‘vrijwaring van angst’ één van de fundamentele rechten van de mens is!
Stop daarom ook met selectief winkelen in de misdaadstatistieken om het eigen falen te verbloemen, pas de wet aan en breid bevoegdheden uit15: verwijder incompetente rechters en officieren van justitie uit het rechtssysteem, geef deugdelijke bescherming aan buschauffeurs en hulpverleners, verhoog automatisch de straf bij herhaling (houd op met het zinloos rondpompen van onverbeterlijke criminelen), versober de gevangenissen16, versterk de reclassering, stuur veelvuldige moordenaars en zware misdadigers niet op verlof, enz., enz. Kortom politiek, verhoog ‘s-lands veiligheid door de taken van defensie, politie en justitie te integreren en verwijder de vele absurditeiten uit ons rechtssysteem. Maak in de toekomst een nieuwe afweging tussen bescherming van burgers en heropvoeding van misdadigers.
2
Projectminister van Ruimtelijke Inrichting en Publieke Infrastructuur Nederland bestaat uit een warboel van regionale koninkrijkjes (naast ministeries, provincies en gemeenten kennen we ook waterschappen, arrondissementen, politieregio’s, milieuregio’s, KvK-regio’s, UWV-regio’s, vervoerregio’s enz., enz.) elk met een eigen geografische afbakening, eigen prioriteiten en eigen financiële belangen. In deze enorme bestuurlijke ingewikkeldheid (‘manmade complexity’) zien we ons land verrommelen en komen infrastructurele projecten niet of veel te laat van de grond. Het kan allemaal véél eenvoudiger en daardoor véél efficiënter, en vooral véél effectiever. Al die decentrale koninkrijkjes moeten in de toekomst worden herverkaveld tot een zevental gemeenschappelijke regio’s, waarbij elke regio opereert onder één regionaal bestuur. In zo’n regio worden alle bovengenoemde bestuurlijke aspecten in samenhang uitgevoerd, veelal met een gemeenschappelijke back-office. In deze nieuwe opzet verdwijnen de provincies. Nederland wordt een land van geïntegreerde regio’s met een modern bestuur. Deze nieuwe regio’s moeten worden aangemoedigd om op zoek te gaan naar een eigen identiteit, d.w.z. naar de karakteristieken van landschap en architectuur die teruggrijpen op de regionale historische waarden. Dit betekent ook dat regio’s – binnen duidelijke hoofdlijnen van de centrale overheid – regionale infrastructurele voorzieningen naar eigen inzicht mogen uitwerken. Schiphol, bijvoorbeeld, verbindt Nederland met de grote economieën in de wereld en is derhalve van grote betekenis voor de welvaart in ons land. Het toekomstbeeld van Schiphol moet zich dus niet bezighouden met volume ambities (de huidige discussie), maar moet zich richten op het maximaliseren van de toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie. Het gevolg is een heel andere strategie – van kwantiteit naar kwaliteit – waarbij naast de lusten voor de nationale economie (verhoogde internationale bereikbaarheid) ook de lasten voor de regio (verslechterd lokaal leefmilieu) worden meegewogen.
3
De inrichting van woonbuurten is bepalend voor de kwaliteit van het dagelijks leven.
Projectminister van Wonen en Zorg De grote problemen in de gezondheidszorg (kwaliteit, kosten) vereisen een andere, veel effectievere aanpak. In de eerste plaats zal er een glashelder onderscheid moeten komen tussen ‘noodzakelijke en luxe behandelingen’ enerzijds en tussen ‘doelmatige en zinloze behandelingen’ anderzijds. Zo’n onderscheid is het fundament van een effectiever en efficiënter zorgstelsel. Alleen noodzakelijke en doelmatige behandelingen komen in het basispakket. Vervolgens is er de ongelukkige keuze voor grootschalige algemene ziekenhuizen. De gevolgen zijn allemaal bekend: het aantal managementlagen neemt toe, de zorgprofessional raakt door de overdaad aan bureaucratische procedures in de knel en de patiënt voelt zich verloren in zo’n massale zorgfabriek. De ineffectieve algemene ziekenhuizen moeten plaats gaan maken voor kleinere zorgeenheden die zich gaan toeleggen op spoedeisende hulp (gesteund door een netwerk van SOSartsen), gespecialiseerde medische behandelingen (denk aan de grote groep van, vaak dure, planbare ingrepen), chronische ziekenzorg (continue zorg op afstand voor de groeiende groep van ouderen) en wijkcentra voor basiszorg en preventie. Elk van deze vier eenheden vraagt om een eigen aanpak en een eigen organisatie, waardoor de kwaliteit zal verbeteren en de kosten per verzekerde kunnen stabiliseren17. Preventie moet een belangrijk onderdeel worden van de toekomstige gezondheidszorg. Daarbij gaat het niet alleen om een regelmatige ‘APK keuring’ van het lichaam. Een slechte levenswijze – denk aan roken, drugsgebruik, alcoholverslaving, buitensporig eten – heeft grote invloed op de toenemende vraag naar medische zorg, steeds meer op jonge leeftijd. Er moeten prikkels aangebracht worden om deze trend te keren. We zullen er niet aan ontkomen om ook in de zorgsector verzekeringspremies afhankelijk te maken van de individuele levensstijl (‘roekeloosheidstoeslag’). Daar moeten we geen taboe opleggen.
(mozaïekmodel). Zo wordt niet alleen beter voldaan aan de vraag, maar ontstaan er ook hechtere woongemeenschappen met hart voor hun buurt18. Een voorbeeld. Het merendeel van de woningbouwcorporaties (WBC’s) behoort tot de meest conservatieve groep van organisaties die we in ons land kennen. Ze zijn vooral bezig met stenen functies en financiële plaatjes. Maar dat in een buurt de sociaal-culturele voorzieningen (denk hierbij vooral aan integrale buurtzorg) beslissend zijn voor het welzijn, heeft nog weinig invloed gehad op deze materiële bolwerken. WBC’s moeten de materiële en maatschappelijke aspecten gaan integreren. In een sociaal goedfunctionerende wijk met een eigen identiteit zien we relatief hoge prijzen van het onroerend goed. Een prima investering dus. Het belangrijke maatschappelijke gebied ‘Wonen en Zorg’ zit boven op een schat aan informatie over mensen: wie ze zijn, wat ze willen, wat ze belangrijk vinden, waar ze zich zorgen over maken, hoe ze zich gedragen, enz. En, vooral ook welke veranderingen we daarin zien optreden. De woningbouw corporaties en de zorgverzekeraars zouden op dit gebied nauw met elkaar moeten samenwerken. Ze zijn als geen ander in staat bij te dragen aan sociale participatie. Met hun overvloed aan strategische woon- en zorginformatie kan tijdig ingespeeld worden op veranderingen in vraag en aanbod (kwaliteitsaspect), kunnen onzekerheden in kaart worden gebracht en verminderd (risicoaspect), en kunnen niet-productieve zaken worden gesignaleerd en beëindigd (kostenaspect).
Dat laatste geldt ook voor het moeilijke onderwerp van vrijwillige levensbeëindiging. Voor velen zijn de laatste levensjaren een treurig en onwaardig einde van een mooi leven. Dat einde is nog steeds niet goed geregeld. Waarom maken we niet (desnoods boven een bepaalde leeftijd) vrijwillige levensbeëindiging een fundamenteel recht van de mens? Wonen en zorg zullen elkaar steeds meer moeten aanvullen. Immers, het gaat bij de invulling van leefomgevingen niet alleen om technische en materiële voorzieningen (‘de fysieke leefomgeving’). Juist in een hoogontwikkelde samenleving gaat het vooral om sociale en culturele voorzieningen. Ook in dit maatschappelijke dossier moeten we ons dus concentreren op een veel kleinere schaal, namelijk de woonbuurten. In ons land moeten we ernstig overwegen om buurten een eigen (etnische) identiteit te geven door ze in te richten volgens leefstijl
15 De voetbalwet, bijvoorbeeld, moet het toenemend geweld van hooligans indammen. Er waren vele jaren nodig om tot een slap compromis te komen. Waarom zijn we hier het halve wiel weer gaan uitvinden en hebben we niet het hele wiel – de succesvolle Engelse ‘Football Spectators Act’ – overgenomen? 16 In de bezuinigingswoede van de politiek blijven de peperdure voorzieningen voor criminelen buiten schot.
X
17 18
Bij het effectiever maken van de zorg zijn patiëntenverenigingen onmisbaar: het nieuwe zorgsysteem is gericht op empowerment van de patiënt. Vancouver heeft het mozaïekmodel in praktijk gebracht. De stad staat in de wereldtop drie van leefbare steden.
XI
4
Kennis, creativiteit en ondernemerschap zijn de beslissende factoren om onze welvaart in stand te houden.
Projectminister van Onderwijs en Werk Onderwijs moet veel meer gericht worden op de toekomstige werkomgeving. Dat vraagt om een grondige heroriëntatie van het huidige onderwijs. Weg met al die theoretische discussies van onderwijsdeskundigen. We moeten gewoon jonge mensen opleiden die aan de slag kunnen. Dit betekent dat in het onderwijs verwerven van kennis geen doel op zich moet zijn; het gaat er uiteindelijk om verworven kennis te kunnen toepassen. We staan aan het begin van de zesde technologische revolutie waarin cleantech producten en diensten (denk vooral aan de opkomende transitie in de energiesector) de economische agenda gaan bepalen en waarin welvaartsgroei zal worden gemeten in termen van ‘Green GDP’ (www.aj-berkhout.nl). Juist nú moeten we in ons land het onderwijs op alle niveaus gaan richten op de kennis en vaardigheden die passen bij het toekomstbeeld van ons land. Heel concreet dus. Stop het wollige onderwijskundig gedoe, verwijder de dikke laag van spreadsheetmanagers in het systeem en geef het onderwijs terug aan de leerkrachten. Maak met name voor de opleiding van leerkrachten, een strategisch pact met het innovatieve deel van ons bedrijfsleven (daar liggen de grote kansen): De onderwijskwaliteit van nu bepaalt ons welzijnsniveau van morgen. Als we in Nederland een consistent innovatiebeleid gaan voeren – gericht op de producten en diensten waarmee we mondiaal in de top kunnen meedraaien – dan kunnen we helder aangeven in welke kennisgebieden we extra moeten investeren en welke opleidingen daarvoor extra aandacht behoeven. Korte lijnen tussen werk en onderwijs dus!
5
Projectminister van Industrie en Innovatie Waar gaan we in de toekomst ons geld mee verdienen? Nederland kent geen industriebeleid meer; dat is een geweldige omissie. Daardoor is de innovatie-stimulering vanuit de overheid onsamenhangend en ondoelmatig. Stop ook hier met het zinloos rondpompen van belastinggeld. Illustratief is de hardnekkige denkfout om innovatie gelijk te stellen met technologische vernieuwing. Immers, kennis van de techniek is slechts één kant van de medaille. Het gaat óók om inzicht in en informatie over markten, klanten en concurrenten. Die fundamentele dualiteit in innovatie wordt helder gemaakt in het Cyclisch Innovatie Model ( www.aj-berkhout.nl ) en vormt de onmisbare basis van modern clusterbeleid. Illustratief is ook de gang van zaken bij het landelijke innovatieplatform, een goed concept maar met een teleurstellende uitvoering. Je moet als platform niet zélf oplossingen willen verzinnen en je moet ook niet blijven steken in kennisontwikkeling19. Dat zijn de twee andere hardnekkige denkfouten in het innovatiebeleid van de overheid. Daardoor heeft het Platform, met al haar deskundigheid, niet aan de hoge verwachtingen voldaan. Moderne innovatie benadrukt naast kennisontwikkeling juist het creatief toepassen van nieuwe kennis – de cyclische interactie tussen wetenschappelijk onderzoek en nieuwe bedrijvigheid – en maakt gebruik van de onmetelijke creativiteit in de buitenwereld: ‘open innovatie’. Die collectieve creativiteit moet je slim aansturen. Zo’n moderne innovatiestrategie brengt je dan vanzelf bij de ondernemende onderzoekgroepen en de vele kleine industriële pareltjes in ons land. Juist die pareltjes zijn van onschatbare waarde bij de vernieuwing van onze nationale porfolio van producten en diensten. Het eerder genoemde drama bij Organon/MSD bevestigt wat we eigenlijk allang weten. Je moet bij open innovatie investeren in sterke creatieve clusters: regionale netwerken van bedrijven, start-ups en researchinstellingen rond grote commerciële spelers. Korte lijnen tussen wetenschap, technologie en markt dus! Voor een klein land, zoals Nederland, werkt generiek innovatiebeleid niet (van alles een heel klein beetje). De feiten laten dat duidelijk zien. Ons land moet veel gerichter te werk gaan. Dat betekent (1) strategische keuzen maken, niet alleen in woord maar ook in daad, (2) denken in clusters van wereldklasse (zoals de technologiecampus rond Philips, de chemiecampus rond DSM en de agrocampus rond Wageningen) en (3) het aangaan van een langdurig commitment – kabinetten lang – om er een duurzaam commerciëel succes van te maken. Alleen zó houden we hoogwaardig werk in Nederland.
6
De grote wereldproblemen vragen om een radicale nieuwe aanpak, waarbij mondiale competitie wordt vervangen door symbiotische samenwerking.
Projectminister van Agro en Economische Ontwikkeling Ontwikkelingshulp is een bodemloze put, al decennia lang. Miljarden worden weggegeven zonder dat aangetoond hoeft te worden wat er mee gebeurt. Het toenemend aantal alarmerende publicaties over deze absurde geldsmijterij wordt in Den Haag gewoon doodgezwegen: als je er niet over praat, bestaat het probleem niet. De meeste ontwikkelingslanden (tezamen zo’n vijf miljard mensen) bevinden zich nog onderin de piramide van Maslov en zijn primair aangewezen op hun agrarische sector. Niet alleen voor het produceren van voedsel, maar ook voor het verwerken van hun agroproducten. Armoede bestrijding en duurzame economische ontwikkeling beginnen aan de voorkant van de voedselketen. Nederland kan met zijn brede en hoogwaardige agrokennis (irrigatie, gewasveredeling, effectieve bemesting, doelgerichte ziektebestrijding, ‘remote sensing’, efficiënte landbouwmachines, milieubewuste productie, enz.) de ontwikkelingshulp aanzienlijk effectiever maken. Bovendien kan ons land in de rol van ervaren ‘Fair Trade’ handelspartner de handelspositie van boeren in de ontwikkelingslanden aanzienlijk versterken. Politiek, bedenk wel dat de vijf miljard mensen in ontwikkelingslanden in de toekomst zullen uitgroeien tot nieuwe markten voor onze duurzame industriële producten en duurzame hoogwaardige diensten. Daar ligt de toekomstige economische groei20. Uit ons onderzoek naar een veel effectievere hulp in economische ontwikkeling komt naar voren dat het essentiëel is om vijf groepen van landen te onderscheiden (‘vijf werelden’) die in verschillende fasen van ontwikkeling zitten.
7
Projectminister van Immigratie en Participatie Nederland is een open economie en dat moet zo blijven. Maar het immigratiebeleid in ons land is ernstig ontspoord en destabiliseert in toenemende mate ons land. Het systeem zit boordevol perverse prikkels. Logisch dat het voor een partij als de PVV heel gemakkelijk was om sterk te groeien. Het werd Wilders in de schoot geworpen. De politiek heeft de tweedracht tussen Nederlanders en nietWesterse immigranten zélf aangewakkerd door onaangepast gedrag van kleine groepen decennialang te negeren – ‘als je er niet over praat, bestaat het probleem niet’ is ook hier de redenering – en vervolgens actief te gedogen. Door dat politieke gedoog (een mooi woord voor laf bestuur) erodeerde het cement uit onze samenleving; er ontstond een golf van probleemwijken in onze steden. Wie had ooit gedacht dat in Amsterdam, onze multi-culturele hoofdstad, homo’s in elkaar worden geslagen en joden niet meer over straat durven! Of in Den Haag, de stad voor vrede en veiligheid, waar in bepaalde wijken vrouwen geen toegang hebben tot openbare eet- en drinkgelegenheden. Met het voortzetten van deze moreel onverantwoorde politieke aanpak zal het nog verder uit de hand lopen, niet alleen financieel maar ook sociaal21. Dat schreeuwt om bestuurlijke daadkracht. Politiek, wat is hier de lange-termijn visie? Toelating van nieuwe Nederlanders moet veel meer afhangen van de kans op een voortvarende participatie in de Nederlandse samenleving. Dat betekent veel meer nadruk op immigranten die succesvol willen en kunnen meedoen. Als we dat niet snel doen, dan leggen we een onbetaalbare rekening neer bij onze kinderen en kleinkinderen. Politiek, waar is hier u goed rentmeesterschap?
‘Van mondiale competitie naar symbiotische samenwerking'
In het toekomstbeeld van ons land heeft het kiezen van een klein aantal, breed gespreide, innovatieclusters – denk aan een zevental – de allerhoogste prioriteit. Het resultaat is een robuuste clusterportefeuille met een duidelijk Nederlands profiel. De ambities in deze portefeuille geven richting aan het beleid van alle projectministers. 19 Het opstellen van de Kennis Investerings Agenda (KIA) is een uitstekend initiatief, maar laat slechts één kant van de innovatiemedaille zien: investeren in het ontwikkelen van kennis. Immers, in innovatie staat vooral de andere kant van de medaille, investeren in het creatief toepassen van kennis, centraal. De zwakke koppeling tussen kennisontwikkeling en kennistoepassing is de achilleshiel van ons innovatiesysteem.
XII
20 Ontwikkeling over de economische band blijkt de meest effectieve ontwikkelingshulp te zijn (belangrijke taak voor EZ). China doet dat met veel succes en voorkomt op deze manier dat ontwikkelingsgelden in verkeerde handen komen. 21 De politiek weet al heel lang dat onze jeugdgevangenissen voor de helft bevolkt worden door niet-Westerse allochtone jongeren, en dat niet-Westerse allochtone volwassenen zes keer zo vaak een bijstandsuitkering genieten dan het autochtone deel van onze bevolking. Hoe kon de politieke elite dit laten gebeuren?
XIII
D
De Hollandse School
De grote vraagstukken in de wereld – armoedebestrijding, rechtsbescherming, beheersing van geweld, duurzaam gebruik van grondstoffen en bescherming van ons natuurlijke systeem – vereisen een lange-termijn toekomstvisie met een nieuwe bestuurlijke aanpak. Het oplossen van deze vraagstukken behoort tot de kerntaken van overheden in een democratische rechtsstaat22. Nederland heeft het totaalvoetbal geïntroduceerd. Die combinatie van effectiviteit en schoonheid heeft in de wereld niet alleen heel veel bewondering geoogst, het heeft ook veel navolging gevonden. Waarom doen we dat ook niet op het politieke speelveld? De grote wereldproblemen oplossen met het ‘model van de totaaldemocratie’, waarbij regeren is gericht op vision building & empowerment23. Het team van Nederlandse projectministers moet de ambitie hebben om een ‘global vision’ neer te leggen door met dit
totaalconcept op een nieuwe bestuurlijke manier naar grote mondiale vraagstukken te kijken. Waarom hobbelen bijvoorbeeld mee met de falende armoedebestrijding in wereld en komen we niet met creatieve voorstellen om bestrijding véél effectiever aan te pakken?
de we de die
Het team van Nederlandse projectministers moet ook de ambitie hebben om een belangrijke invloed uit te oefenen op wat er in Brussel gebeurt. Immers, daar ontstaat steeds meer ingewikkelde wetgeving. Vanuit een sterke bestuurlijke visie (effectieve democratie) en een sterke economische positie (begroting op orde) moeten onze ministers laten zien dat ook op Europees niveau de democratie veel effectiever kan en moet. Daar hoort bij dat een aantal zaken, zoals bijvoorbeeld de identiteit van het eigen land (in brede zin), altijd een nationale prioriteit moeten krijgen. Een zelfbewust Europees bestuur zou sociaal-culturele diversiteit in haar lidstaten moeten stimuleren. Die verscheidenheid is juist een sterk punt van Europa.
leiderschap in de nieuwe democratie Democratische kernwaarden
We leven in een tijd waarin grote technologische veranderingen plaats vinden die, steeds sneller, omvangrijke veranderingen teweeg brengen in onze maatschappij. Daarom is het zo belangrijk dat juist de overheid moet zorgen voor een stabiele sociaal-culturele omgeving die de verbinding met het verleden koestert (denk aan het zo belangrijke ‘wij gevoel’ bij het delen van nationale tradities en democratische waarden). Zo wordt een stabiel fundament gelegd om gezamenlijk op weg te gaan naar de toekomst. Het nieuwe landsbestuur, waarvan de contouren hier zijn neergezet, zal veel meer op afstand van het politieke getouwtrek opereren, veel meer gericht op de toekomst en veel meer gericht op maatschappelijk resultaat. In de Tweede Kamer wordt politiek bedreven, in het kabinet wordt ons land bestuurd. Deze visie betekent dat leiders van politieke partijen niet in een kabinet horen te zitten maar actief zijn in de Kamer. Dat geldt in het bijzonder voor de positie van Minister-President. Die moet vrij van politieke last en ruggespraak het land kunnen leiden en dienen. Zo wordt onze democratie weer effectief.
Visie
Inspirerend toekomstbeeld
Nationale ambities
T
Tot slot
Guus Berkhout heeft van 2000 – 2002 het Kabinet geadviseerd over de geluidsproblematiek rondom Schiphol. Gedurende die tijd heeft hij de ambtenarij en het politieke spel in Den Haag van nabij meegemaakt.
Mondiale ontwikkelingen
Symbiotisch leiderschap al
pa
k
Re ie
A
at
an
is The Eagle Paradigm®
Strategische scenario’s
Gefaseerd transitiepad
Circulair procesmodel
The Eagle Paradigm®
Het nieuwe werken
Een exemplaar van deze brochure is op verzoek verkrijgbaar. Speakers Academy ® stuurt u graag een exemplaar toe.
REPORT ON ENERGY
NEW OPPORTUNITIES for the Energy Industry
Invitation to join a vision-building project on the role of Energy Companies in the emerging cleantech transition
The Eagle Paradigm®
Regionale innovatieclusters Leiderschap probeert antwoord te geven op drie fundamentele vragen: Waar gaan we naar toe? Hoe pakken we het aan? Wat moeten we daarvoor doen?
Van de hand van professor Berkhout, in samenwerking met zijn collega prof. Wim de Ridder, verscheen tevens een inspirerende visie over de grote transitie naar het nieuwe energietijdperk.
Contact The Eagle Paradigm® P.O. Box 22307 3003 DH Rotterdam Phone: +31.10.4333322 Fax: +31.10.4143259
‘Bringing Innovation to the World’ A.J. (Guus) Berkhout, professor of Earth Sciences W.J. (Wim) de Ridder, professor of Futures Studies
•The eagle paradigm.indd 1
07-01-2009 15:43:19
www.theeagleparadigm.com
De zorgwekkende ontwikkelingen in onze hoofdstad laten zien dat de linkse bestuurders aldaar over de rand van de democratische rechtsstaat opereren. Het traditionele lineaire top-down besturen maakt plaats voor een iteratief circulair proces waarbij visie, strategie en uitvoering elkaar voortdurend beïnvloeden en versterken (symbiotisch leiderschap). Dus geen muren tussen visie, strategie en uitvoering in de bestuurlijke top, en ook geen muur tussen de wereld van het bestaande en de wereld van het nieuwe op de werkvloer. 22 23
XIV
XV
prof. dr. ir. Guus Berkhout
P
Professor Guus Berkhout is actief op het grensvlak tussen wetenschap en bedrijfsleven. Zijn wetenschappelijk onderzoek wordt gefinancierd door een dertigtal internationale ondernemingen. Hij stond aan de wieg van een aantal nieuwe bedrijven. In 2000 leidde hij een commissie van deskundigen die het Kabinet adviseerde over de geluidsproblemen rond de luchthaven Schiphol.
Exploration Geophysicists (SEG) en de European Association of Geoscientists and Engineers (EAGE). De onderwerpen waarover Guus Berkhout spreekt zijn: Clusterinnovatie en modern industriebeleid Economische groei in een duurzame samenleving
Professor Berkhout is lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en de Nederlandse Academie voor Technologie en Innovatie (voorheen het Forum). Hij is erelid van de Amerikaanse Society of
Transitie naar een nieuw energietijdperk Hoe maken we onze democratie effectiever?
[email protected]
+31 (0)10 433 33 22