Kernvraag: Hoe maken we geluid?
Naam leerling:
Groep:
http://www.cma-science.nl
Activiteit 1 – Geluid voelen Je kunt ook zelf geluid maken. Probeer maar. Houd je vingers tegen je keel als je neuriet. Wat voel je?
Doe nu oordopjes in en ga achter een klasgenootje staan. Duw je vingers zachtjes tegen zijn of haar keel. Laat je klasgenootjes verschillende geluiden maken: neuriën, aaa zeggen (zoals in ‘aardbei’), ooo (zoals in ‘boor’) of andere klinkers. Voel de geluiden. Beschrijf wat je voelt.
1.
Kun je voelen of het geluid hard of zacht is?
Ja
Nee
2.
Kun je voelen of de toon hoog of laag is?
Ja
Nee
3.
Kun je verschil voelen tussen verschillende klanken?
Ja
Nee
4.
Hoe denk je dat geluiden gemaakt worden in je keel?
2
Activiteit 2 – Meten van je eigen stem Je gaat je eigen stem meten met de €Sense geluidssensor en de computer. Neurie zachtjes naar de €Sense geluidssensor en start je meting terwijl je het geluid aan het maken bent. Teken de gemeten geluidsgrafiek in de figuur hieronder.
5.
Vergelijk deze geluidsgrafiek met de geluidsgrafiek van een stemvork. Wat zijn de verschillen en wat zijn de overeenkomsten?
6.
Kijk naar een zich steeds herhalend patroon in de grafiek. Teken dat herhalende patroon eenmaal in de figuur hiernaast.
3
Herhaal nu deze metingen maar zorg er voor dat je wat harder neuriet. Wat denk je, aan welke eigenschap van de grafiek kun je de sterkte van het geluid herkennen?
Herhaal je metingen maar maak nu geluiden met verschillende toonhoogte. Neurie eerst een lage toon en daarna een hoge. Probeer de sterkte hetzelfde te houden. 7.
Wat is het verschil tussen het geluid van een hoge toon en van een lage toon?
8.
Wat is het aantal trillingen voor de lage toon?
9.
Wat is het aantal trillingen voor de hoge toon?
10. Welk geluid heeft meer trillingen in dezelfde tijd, de hoge of de lage toon? 11. Welke trillingen gaan sneller, die van de hoge of die van de lage toon? Hoe weet je dat?
4
Activiteit 3 – Onderzoek aan klinkers Nu ga je de trillingen onderzoeken van verschillende klinkers. Bijvoorbeeld: aaa (zoals in ‘aardbei’), of ooo (zoals in ‘boor’), of eee (zoals in ‘week’) of andere klinkers. Teken de gemeten geluidssignalen hieronder.
5
12. Op welke onderdelen zijn de geluidssignalen hetzelfde en op welke onderdelen verschillen ze van elkaar?
13. Hoe komt, denk je, dat de signalen er niet hetzelfde uitzien?
14. Is er een verschil tussen het geluidssignaal van dezelfde klinker die wordt gezongen door een jongen of door een meisje? Doe daar onderzoek naar.
6
Uitleg: Hoe worden geluiden gemaakt in je keel? Zoals alle geluiden, worden de geluiden uit je keel veroorzaakt door trillingen. Je kunt deze trillingen voelen als je zachtjes je hand tegen je keel houdt terwijl je praat of zingt. In je keel zitten twee dunne slijmvliesplooien die je stembanden noemt. Tussen de stembanden zit de stemspleet. Dit is een kleine opening die door spieren in je keel breder en smaller kan worden gemaakt. Door deze opening van de stemspleet stroomt lucht, die je stembanden laat trillen wanneer je praat of zingt. Die trillingen maken het geluid dat uit je mond komt. Hieronder zie je enkele afbeeldingen van je stembanden.
Stembanden Stemspleet
Luchtpijp
Spieren
Je keelspieren trekken aan de stembanden om de stemspleet te openen en te sluiten. Wanneer je een lage toon zingt, trekken de spieren minder hard dan bij een hoge toon. Je gaat nu een model maken van je stembanden en daarmee demonstreer je hoe je stembanden geluid maken. Je hebt daarvoor een rietje of een klein plastic buisje nodig. Open je hand maar houd je vingers bijeen. Duw het uiteinde van het rietje tegen de tussenruimte van twee vingers. Laat zien dat er verschillende klanken gemaakt kunnen worden wanneer je door het rietje blaast. Verander de sterkte waarmee je blaast en de stand van je vingers. Leg uit wat verschillen en overeenkomsten zijn tussen dit model en je stembanden.
7
Vragen A.
Maak een kokertje van een stuk papier. Houd het ene uiteinde bij de geluidssensor, neurie bij het andere uiteinde en start de geluidsmeting. Haal nu het kokertje weg maar blijf wel net zo luid neuriën. Wat is het verschil dat je ziet? Wat is het effect van het kokertje? Hoe komt dat denk je?
B.
Waarom denk je dat sommige mensen een ‘hoge’ stem hebben en andere een lage?
C.
Hoe maken stembanden hoge en lage tonen?
8