Deltaplan Energie-infrastructuur, voorstel Havenbedrijf Rotterdam, 27 juni 2013
DELTAPLAN ENERGIE-INFRASTRUCTUUR: ENERGIEBESPARING OP WERELDSCHAAL Energiebesparing is samen met hernieuwbare energie de basis voor een duurzame energievoorziening, gericht op besparing op fossiele brandstoffen en reductie van CO2. Met het Nationaal Energie-Akkoord wordt invulling gegeven aan 16% duurzame energie en jaarlijks 1,5% energiebesparing op finaal energiegebruik. Dit komt neer op een besparing op fossiele energie van 440 PJ in 2020, wat gelijk is aan een jaarlijkse reductie van bijna 30 miljoen ton CO2 in 2020 ten opzichte van vandaag. Het grootste potentieel voor energiebesparing ligt echter bij productie van energie, door de vrijkomende warmte bij centrales en industrie niet weg te koelen, maar te leveren aan de finale eindgebruiker via inzet van WKK of benutting van restwarmte. In Nederland staan duizenden warmtekrachtcentrales die nu al jaarlijks 150 PJ aan primaire energie besparen. In principe zou met extra warmtekrachtcentrales een additionele besparing van 160 PJ gehaald kunnen worden. Echter, de inzet van WKK stagneert momenteel vanwege de huidige energie- en CO2-prijzen, waardoor de WKK-installaties niet of nauwelijks rendabel zijn. De inzet zou moeten zijn om met stimulerend beleid in ieder geval “ontsparing” door sluiting van WKK’s te voorkomen. De benutting van restwarmte is een kansrijker optie voor grootschalige energiebesparing. Levering van industriële restwarmte aan huishoudens en bedrijven kan in Nederland additioneel 80 PJ per jaar aan aardgas besparen, wat neerkomt op een reductie van 5 miljoen CO2 per jaar, even veel als de CO2-besparing van de wind op zee doelstelling1 .Voor benutting van restwarmte en reststoom is grootschalige energie-infrastructuur nodig. Hier komt de haven van Rotterdam in beeld. Het industriële cluster in de haven van Rotterdam is van wereldschaal, vergelijkbaar met Houston, Singapore en Shanghai. De concurrentiekracht van dit cluster is met name gebaseerd op de schaalgrootte en onderlinge verbondenheid van raffinage, chemie en energie-opwekking, gecombineerd met de unieke ligging en logistieke kracht van de haven. De kracht van het industriële cluster biedt ook unieke kansen voor grootschalige energiebesparing en CO2-reductie, te bewerkstelligen door aanleg van energie-infrastructuur die niet alleen bedrijven in het cluster met elkaar verbindt, maar ook het cluster met de wijde omgeving – huishoudens, bedrijven en de glastuinbouwsector. Energie-infrastructuur die zorgt voor optimale benutting van reststoom , restwarmte en CO2, die nu nog op grote schaal in het water dan wel de lucht worden geloosd. Juist een slimme integrale ontwikkeling van deze energie-infrastructuur leidt tot optimale benutting van kansen door de industrie, de energiebedrijven, de glastuinbouw en in de gebouwde omgeving. De noodzaak van energiebesparing doet zich wereldwijd voelen, we staan aan de vooravond van klimaatontwikkelingen die steeds meer onafwendbaar lijken. We moeten hier vanuit onze positie en mogelijkheden verantwoordelijkheid voor nemen en naar vermogen bijdragen aan energie- en klimaatdoelen. Daarom een Deltaplan voor Energie-infrastructuur. Met deze startnotitie beogen we hiertoe als Havenbedrijf Rotterdam een aanzet te geven. De eerste stappen voor Energie-infrastructuur zijn reeds gezet. Er ligt al een aantal jaar een CO2netwerk vanuit de haven naar de glastuinbouw. Dit voorjaar is in de haven de eerste fase van een 1
O.b.v. 3.500 MW met een bedrijfstijd van 4.000 uur = 14 miljoen MWh/jaar, en vermeden uitstoot o.b.v. moderne gasgestookte centrale van 370 ton CO2/kWh = ruim 5 mln ton CO2
1
Deltaplan Energie-infrastructuur, voorstel Havenbedrijf Rotterdam, 27 juni 2013 stoomnetwerk operationeel geworden. Dit najaar wordt de eerste fase van een warmtenetwerk voor industriële restwarmte vanuit de haven naar de stad in gebruik genomen. Deze drie energieinfrastructuursystemen hebben een enorm potentieel voor uitbreiding en intensievere benutting. In totaal is daarmee in 2020 een energiebesparing van 20 PJ per jaar haalbaar, wat neerkomt op ruim 1 miljoen ton CO2-reductie per jaar. Na 2020 komt er nog eens 12 PJ in beeld voor realisatie. Daarnaast is door koppeling met systemen voor CO2 afvang en opslag nog eens een veelvoud aan CO2-reductie haalbaar. Om 20 PJ energiebesparing in Rotterdam en wijde omgeving te bereiken zijn grootschalige investeringen in uitbreiding van de stoom-, warmte en CO2-netwerken nodig: in totaal € 750 miljoen voor een Deltaplan Energie-infrastructuur tot 2020. Ter vergelijking: voor windenergie zou een investering van € 1,7 miljard2 nodig zijn om dezelfde CO2-reductie van 1 Mt/jaar te halen. Deze € 750 miljoen heeft een onrendabele top van € 200 miljoen, de overige meer dan een half miljard euro is financierbaar op basis van een business case. Met deze investering ligt er in Rotterdam en Zuid-Holland een basis energie-infrastructuur, waarop in de toekomst met rendabel te maken business cases verdere aansluitleidingen en distributiesystemen te bouwen zijn. Dit Deltaplan vereist een enorme gezamenlijke inspanning van alle stakeholders: de netwerkoperators van de stoom-, restwarmte en CO2-netwerken, de energie- en industriebedrijven die stoom, restwarmte en CO2 kunnen leveren, de glastuinbouw, de overheidsorganen van Rijk, provincie en gemeenten, de milieu-organisaties, en financiers. Partijen die elkaar grotendeels al gevonden hebben, getuige de Green Deal Warmtevisie Zuid-Holland ende ambitieverklaring Duurzame Warmte/koudevoorziening Rotterdam. Met deze stakeholders zou een publiek-privaat partnership voor het Deltaplan Energie-Infrastructuur moeten worden ontwikkeld. Wij pleiten voor beschikbaarstelling aan een op te richten pps-verband van € 200 miljoen aan overheidsmiddelen voor realisatie van het Deltaplan Energie-Infrastructuur middels een eenmalige onttrekking aan het SDE+ budget. De betrokken Rotterdamse energiebedrijven Eneco en E.ON Benelux, die nu al investeren in de backbones van deze stoom- en warmte-infrastructuur, steunen dit plan en dit pleidooi. Het is nu een kwestie van doorpakken met energiebesparing op wereldschaal. Wij menen op deze wijze een belangrijke impuls te kunnen geven aan energiebesparing in de haven van Rotterdam en Zuid-Holland. Dit Deltaplan kan een aansprekend voorbeeldproject voor concrete uitwerking van het Nationaal Energie-Akkoord zijn. De energiebesparing van 20 PJ die met dit Deltaplan gehaald kan worden, zou een kosten efficiënt alternatief kunnen zijn voor de 20 PJ extra wind op zee dan wel extra biomassa bij-/meestook die nu wordt overwogen.
2
O.b.v. 400 windturbines op land van 3 MW met 6.600 kWh/jaar opgewekte stroom per windturbine, en vermeden uitstoot o.b.v. moderne gasgestookte centrale van 370 ton CO2/kWh; en totale investeringskosten van € 1,43 mln/MW
2
Deltaplan Energie-infrastructuur, voorstel Havenbedrijf Rotterdam, 27 juni 2013 1. Energiebesparing – de sleutel van energie- en klimaatbeleid Het energieverbruik in de wereld blijft flink groeien. In haar laatste World Energy Outlook stelt de International Energy Agency (IEA) dat de energiebehoefte tot 2035 met meer dan één derde zal stijgen, dat fossiele energie dominant zal blijven, en dat de klimaatdoelen zo niet gehaald gaan worden. Vergaande energiebesparing is nodig om het tij te keren, steeds meer landen zijn zich hiervan bewust. China, USA en Japan nemen maatregelen om de energie-intensiteit van hun economieën terug te dringen. De Europese Unie stelt zich ten doel om in 2020 het energieverbruik met 20% te hebben teruggebracht. Maar zelfs dan blijft volgens het IEA een groot deel van het energiebesparingspotentieel onbenut. Het IEA schetst een ‘Efficient World Scenario’ waarin een halvering van de vraaggroei tot 2035 haalbaar is door simpelweg energiebesparing als beleidsoptie serieus te nemen door het te faciliteren met financiering, regulering, monitoring en handhaving. Zo worden maatregelen die op zich economisch haalbaar zijn ook daadwerkelijk doorgevoerd. Versnelde energiebesparing volgens dit scenario zou het moment dat overschrijding van de 2 graden grens – de temperatuurstijging waarbinnen de wereld moet blijven om grootschalige klimaatverandering te voorkomen – onafwendbaar wordt met vijf jaar uitstellen tot 2022. Met energiebesparing koopt de wereld zich zodoende tijd om tot overeenstemming over verdergaande CO2-reductiedoelstellingen te komen. Energiebesparing is samen met hernieuwbare energie de basis voor een duurzame energievoorziening. Het terugbrengen van de energievraag is een relatief goedkope manier om de CO2-uitstoot te verminderen. Bovendien kan bij een lager energieverbruik eenvoudiger een groter percentage hernieuwbare energie worden bereikt tegen lagere kosten. In haar onlangs uitgebrachte rapport “Energiebesparing voor een duurzame energievoorziening” toont CE Delft aan dat energiebesparing in het algemeen goedkoper is dan inzet van hernieuwbare bronnen, zodat besparen vanuit maatschappelijk perspectief interessanter is dan alleen inzetten op hernieuwbare energie:
3
Deltaplan Energie-infrastructuur, voorstel Havenbedrijf Rotterdam, 27 juni 2013
2. Enorm besparingspotentieel bij productie van energie In 2012 gebruikten we in Nederland 2.594 PJ3 primaire energie (gas, kolen, olie, kern, duurzaam) om 2.148 PJ energieproducten te maken: lage temperatuur LT-warmte (gebouwen), hoge temperatuur HT-warmte (stoom voor de industrie), elektriciteit en transportbrandstoffen, het zogenaamde finale energieverbruik. Het verschil – 446 PJ – is warmteverliezen bij de productie van elektriciteit en transportbrandstoffen. Warmte die nu in water en lucht wordt weggekoeld.
Primair energiegebruik NL 2012: 2.594 PJ finaal energiegebruik
446
Finaal energiegebruik NL in 2012: 2.148 PJ 21%
→
19%
elektriciteit LT-warmte
2148
warmteverliezen bij energieproductie
HT-warmte
28%
32% transportbrandstoffen
Er is dus nog een groot potentieel in energiebesparing bij productie van energie, door deze warmte niet weg te koelen, maar te leveren aan de finale eindgebruiker. Want die wil 60% van zijn energie in de vorm warmte (HT voor industrie en LT voor gebouwde omgeving). CE Delft rekent voor dat die energiebesparing voor een flink deel – 240 PJ – gerealiseerd worden door inzet van nieuwe WKK (160 PJ) en benutting van restwarmte (80 PJ). Dit potentieel is nu nauwelijks tot niet rendabel voor de betrokken bedrijven, en heeft financiële ondersteuning van de overheid nodig. Ook in het finale energiegebruik kan nog flink bespaard worden. Volgens CE kunnen huishoudens en bedrijven met rendabele maatregelen in 2020 een besparing van 150 PJ realiseren. We denken dan aan isolatiemaatregelen, vervanging van gasketels, apparaten en verlichting, en gedragsverandering.
3
PJ = Peta Joule = 10^15 Joule; 2.594 PJ = 721 mln MWh; 2.594 PJ = 62 Mtoe (miljoen ton olie-equivalent)
4
Deltaplan Energie-infrastructuur, voorstel Havenbedrijf Rotterdam, 27 juni 2013 3. Potentie van Energiebesparing en Duurzame energie Nederland wil 16% duurzame energie in 2020, waar dit nu nog maar 4,4% is. In de discussie over realisatie van deze doelstelling wordt energiebesparing meegenomen in die zin, dat hierdoor het energiegebruik afneemt en zo het percentage duurzaam makkelijker bereikt wordt: Energiegebruik NL in 2020 zonder besparing: 2.300 PJ 16% duurzaam is: 368 PJ Haalbare energiebesparing op finaal gebruik tot 2020:4 - 150 PJ Energiegebruik NL in 2020 met besparing: 2.150 PJ 16% duurzaam is: 344 PJ Minder benodigde duurzame energie vanwege energiebesparing: 24 PJ Let op: het percentage duurzaam wordt genomen over het finale energiegebruik. Dus alleen energiebesparing op het finaal energiegebruik heeft invloed op het percentage duurzaam. Energiebesparing bij energieproductie is besparing op primair energiegebruik, en heeft dus volgens die definitie geen invloed op het percentage duurzame energie! In de discussie over een Nationaal Energie-akkoord wordt gefocused op realisatie van de duurzame energie doelstelling, en worden de warmteverliezen bij productie van energie dus niet expliciet meegenomen. Nederland doet zichzelf hiermee tekort. Tenminste, als we er van uitgaan dat de basis van een duurzame energievoorziening ligt in energiebesparing samen met hernieuwbare energie. Anders gezegd: zo weinig mogelijk energie zo duurzaam mogelijk produceren. Nog anders gezegd: zo weinig mogelijk fossiele energie gebruiken, en dus zoveel mogelijk CO2 reduceren. Vanuit de gedachte om de 16% duurzame energie doelstelling te realiseren wordt een besparing op fossiel energiegebruik bereikt van 490 PJ finaal gebruik: 340 PJ duurzame energie plus 150 PJ energiebesparing. Vanuit de gedachte om zo weinig mogelijk fossiele energie te gebruiken kan theoretisch een besparing op fossiel energiegebruik worden bereikt van 740 PJ primair gebruik: nog steeds 340 PJ duurzame energie, maar plus 400 PJ energiebesparing. Energiebesparing + Duurzame energie in 2020 Energiegebruik zonder energiebesparing in 2020 Energiebesparing in finaal gebruik in 2020 Energiebesparing in primair gebruik in 2020 Energiegebruik met besparing in finaal + primair gebruik Inzet duurzame energie: 16% van finaal gebruik Totaal fossiel energiegebruik: Totale besparing op fossiele energie d.m.v. energiebesparing + inzet duurzame energie CO2-reductie van totale besparing op fossiele energie
Finaal gebruik in 2020 2.300 PJ - 150 PJ 2.150 PJ - 340 PJ 1.810 PJ
Primair gebruik in 2020 2.760 PJ - 160 PJ5 - 240 PJ6 2.360 PJ - 340 PJ 2.020 PJ
490 PJ 25-30 Mton
740 PJ 45 Mton
Dus, door ook de energiebesparing bij energieproductie expliciet in energie- en klimaatbeleid mee te nemen is theoretisch een extra reductie van fossiele energie te halen van 240 PJ, wat neerkomt op 16 miljoen ton extra CO2-reductie per jaar in 2020. De totale CO2-reductie ten opzichte van vandaag zou dan 45 mln ton CO2 per jaar in 2020 worden. 4
Inschatting Ecofys Het primair energiegebruik ligt iets hoger, omdat een deel van de energiebesparing bij de eindgebruikers elektriciteit betreft die eerst met warmteverliezen is opgewekt. 6 Dit is inzet van WKK (160 PJ) en benutting van restwarmte (80 PJ) conform berekeningen van CE Delft: “Energiebesparing voor een duurzame energievoorziening”, mei 2013 5
5
Deltaplan Energie-infrastructuur, voorstel Havenbedrijf Rotterdam, 27 juni 2013 4. Een integrale aanpak van Energiebesparing en Duurzame Energie Door energiebesparing en duurzame energie integraal aan ta pakken komt er ook meer balans in de te nemen maatregelen per energievorm: warmte, elektriciteit en transportbrandstof. Nu ligt de nadruk heel erg op elektriciteit. Wind op land 16% duurzame energie Hiernaast staat de invulling van de in 2022-2024: 340 PJ Wind op zee duurzame energiedoelstelling waar 7 13 Wind op zee of biomassa men aan denkt. Hiervoor is o.a. 63 36 minstens 6.000 MW wind op land Biomassa bij-/meestook nodig, 3.500 MW wind op zee, 4.000 AVI/biomassa-inst/biogas MW zonnepanelen en 30% 37 Biobrandstoffen 49 biomassa bijstook in kolencentrales. Geothermie/WKO/ Van de duurzame energie richt zich warmtepompen 20 zo’n 64% op duurzame elektriciteit, Zonneboilers 90 25 25% op duurzame warmte en 11% Zonnepanelen op biobrandstoffen . Het aandeel duurzame opwekking van elektriciteit moet verviervoudigen van 10% naar 40%. Bij biobrandstoffen gaat het om 10% van de autobrandstoffen. Duurzame warmte betreft maar 7% van de totale warmtevraag in Nederland! Maar als je de energiebesparing bij de eindgebruiker en bij de energieproductie in de maatregelen mee zou nemen, dan zou het plaatje wat meer gebalanceerd worden:
Finaal energiegebruik NL in 2012
Duurzame Energie in 2020: 340 PJ
elektriciteit
21%
LT-warmte HT-warmte
28%
11%
19%
32%
26% 63%
transportbrandstoffen
Alleen beoordeeld naar inzet van duurzame energie ligt de nadruk op elektriciteit: een groot deel van de inspanning voor duurzame energie (63%) gaat naar een klein deel van de energievraag (19%). Maar als we energiebesparing (bij eindgebruiker en bij productie) meenemen, dan is de inspanning meer in balans met de energievraag: 60% van de energievraag is warmte, en 58% van de reductieinspanning is op het gebied van warmte(duurzame warmte en energiebesparing). Nog steeds is er relatief veel aandacht voor elektriciteit , en weinig voor autobrandstoffen. In de huidige marktomstandigheden is echter niet alle energiebesparing bij energieproductie realiseerbaar. Dus in de praktijk zal warmte niet zo’n groot aandeel in de besparingsmaatregelen kunnen nemen, maar nog altijd bijna de helft, evenveel als elektriciteit. In het volgende hoofdstuk gaan we in op wat er momenteel met benutting van warmteverliezen bij energieproductie wel en niet realistisch mogelijk is.
6
Deltaplan Energie-infrastructuur, voorstel Havenbedrijf Rotterdam, 27 juni 2013 5. Benutting van reststoom en restwarmte In Nederland is de warmtevraag (62% van het finale energiegebruik) bijna vier keer zo hoog als de vraag naar elektriciteit (17% van het finale energiegebruik). Er is dus een enorm vraagpotentieel voor de warmte die nu door industrie en energiebedrijven wordt weggekoeld. Stoom voor de industrie Een kleine 30% (600 PJ) van het finale energieverbruik in Nederland is HT-warmte in de vorm van stoom voor de industrie. Hier is met inzet van WKK en benutting van reststoom nog een enorme besparing op aardgas te bereiken. In Nederland staan duizenden warmtekrachtcentrales die jaarlijks 150 PJ aan primaire energie besparen. Met nieuwe WKK’s zou een besparingspotentieel van additioneel 160 PJ binnen bereik komen. Echter, de inzet van WKK stagneert momenteel vanwege de huidige energie- en CO2-prijzen, waardoor de WKK-installaties niet of nauwelijks rendabel zijn. Zonder stimulerend beleid verwacht Cogen Nederland een halvering van het huidige WKK-park, leidend tot een ontsparing van 75 PJ. Naast WKK is benutting van reststoom een onderschatte besparingsmaatregel. In Nederland wordt het hier en daar met stoomnetwerken op zeer kleine schaal toegepast. In de haven van Rotterdam is hier nu met het stoomnetwerk Botlek op grote schaal een aanvang mee gemaakt. Bedrijven met een overschot aan stoom leveren dit via het stoomnetwerk aan bedrijven met een tekort, die daarvoor niet langer zelf stoom hoeven op te wekken. Als het stoomnetwerk in de gehele Botlek operationeel is en vraag en aanbod goed op elkaar afgestemd zijn, dan levert dit in 2020 een energiebesparing van 7 PJ op. In een industrieel cluster zoals de Botlek kan deze energiebesparing door groei nog versterkt worden. Door het toevoegen van productiefaciliteiten die de synergie in het industriecluster versterken kan ook de energie-efficiency verder worden verhoogd. Warmte voor bedrijven en huishoudens Ongeveer één derde (700 PJ) van het finale energieverbruik in Nederland is LT-warmte. Dit is warmte met een temperatuur tot 100 °C, gebruikt voor ruimteverwarming en warm tapwater bij huishoudens en bedrijven. Slechts een klein deel hiervan wordt ook daadwerkelijk in de vorm van warmte aan de eindgebruikers geleverd (ruim 40 PJ in 2010), veelal geproduceerd door WKKcentrales. Het overgrote deel wordt in de vorm van aardgas aan de eindgebruiker geleverd, die dit met CV-ketels zelf in warmte moet omzetten. In het rapport van CE Delft wordt een beschikbare hoeveelheid restwarmte van industrie en energieproductie ingeschat van ruim 80 PJ, die kan worden benut door levering aan eindgebruikers, in plaats van het weg te koelen in water en lucht. Restwarmte kan in Nederland dus bij huishoudens en bedrijven 80 PJ aan aardgas vervangen, wat volgens CE neerkomt op een CO2-reductie van 5 Mton per jaar. Dit is even veel als de CO2-besparing van de volledige ‘wind op zee’ doelstelling van het Rijk7. Warmtevisie Zuid-Holland Eind 2011 heeft de Provincie een Green Deal met het Rijk getekend met als ambitie om in 2020 benutting en levering van 20 PJ restwarmte (en deels ook aardwarmte) te realiseren. In totaal vergt realisering van deze ambitie investeringen aan warmtebronnen en warmtenetten van € 1,5 miljard. In Zuid-Holland wordt via warmtenetten al op ruime schaal warmte geleverd aan steden en 7
O.b.v. 3.500 MW met een bedrijfstijd van 4.000 uur = 14 miljoen MWh/jaar, en vermeden uitstoot o.b.v. moderne gasgestookte centrale van 370 ton CO2/kWh = ruim 5 mln ton CO2
7
Deltaplan Energie-infrastructuur, voorstel Havenbedrijf Rotterdam, 27 juni 2013 glastuinbouwgebieden, nu nog vrijwel geheel op basis van WKK. De Zuidvleugel van de Randstad kent een hoog potentieel aan industriële restwarmte en aardwarmte en een goede geschiktheid voor warmtekoudeopslag. Dit maakt de ontwikkeling van duurzame warmte- en koudeprojecten en benutting van restwarmte, deels via vervanging van de bestaande gasgestookte warmtebronnen, in Zuid-Holland kansrijk.
Warmte-infrastructuur in Rotterdam Onlangs werd door de gemeente Rotterdam met diverse instanties en energiebedrijven een gezamenlijke ambitieverklaring ondertekend voor een duurzame warmtekoude-voorziening voor de Rotterdamse gebouwde omgeving in 2030, gebaseerd op hergebruik van restwarmte. Dit najaar wordt De Nieuwe Warmteweg in Rotterdam in gebruik genomen, waarmee het Warmtebedrijf restwarmte van de afvalverwerking bij AVR in de Botlek naar de stad (26 km, groene lijn) gaat transporteren. Na deze zomer start ook de aanleg van een warmtenet “over Noord”, (17 km, in rode lijn) waarmee Eneco vanaf eind 2014 restwarmte van AVR naar de stad gaat brengen, deels ter vervanging van een WKK-installatie die nu het stadsverwarmingsnet voedt. De ambitie is dat in 2030 de helft van de woningvoorraad (circa 150.000 woningen) en de helft van het overige vastgoed in de gemeente gebruik maakt van deze warmtevoorziening.
8
Deltaplan Energie-infrastructuur, voorstel Havenbedrijf Rotterdam, 27 juni 2013 CO2-infrastructuur Naast ontwikkelen van energie-infrastructuur voor reststoom en -warmte zijn bedrijven in Rotterdam ook al jaren bezig met ontwikkelingen van energie-infrastructuur voor zuivere CO2. Sinds 2005 wordt door OCAP een CO2-netwerk van de havenindustrie naar de glastuinbouw geëxploiteerd. Momenteel voeden de raffinaderij van Shell Pernis en de bio-ethanolfabriek van Abengoa jaarlijks een half miljoen ton CO2 in het systeem, dat in de glastuinbouw wordt gebruikt om de groei van planten te versnellen. CO2 geniet als ‘kunstmest’ een groeiende populariteit in de glastuinbouw. Glastuinders die de zuivere CO2 gebruiken hebben hun productie flink zien groeien in vergelijking met de oude situatie, waarbij ze CO2 van de rookgassen van hun aardgasgestookte verwarmingsinstallaties gebruikten. Deze installaties stonden vroeger ook ’s zomers te draaien om CO2 te produceren, terwijl de warmte niet nodig was. Inmiddels levert OCAP CO2 aan 580 glastuinbouwbedrijven (1.900 hectare), die hiermee jaarlijks 115.000 m3 aardgas besparen (4 PJ) , waarmee jaarlijks een CO2uitstoot van 200 kton wordt vermeden. Verder wordt dit jaar een definitief besluit genomen over de ontwikkeling van een demonstratieproject voor afvang en opslag van CO2 (CCS). ROAD, een joint venture van E.ON en GDF SUEZ – de energiebedrijven die hun nieuwe kolen/biomassacentrales op de Maasvlakte eind dit jaar in gebruik nemen – zal vanaf 2016 in 5 jaar 4 miljoen ton CO2 afvangen en per pijpleiding transporteren naar een leeg gasreservoir diep onder de Noordzee, zo’n 20 km uit de kust. In het bovenstaande kaartje van OCAP wordt al rekening gehouden met een toekomstige integratie van het CO2-netwerk voor de glastuinbouw met CO2-infrastructuur voor ondergrondse opslag on der Noordzee, ook voor de kust van IJmuiden waar ook een geschikt gasreservoir ligt.
6. Deltaplan Energie-infrastructuur Het Havenbedrijf Rotterdam wil al deze initiatieven nu samenbrengen in een integrale ontwikkelstrategie voor energie-infrastructuur op het gebied van stoom, restwarmte en CO2. De kerngedachte hierachter is dat het Rotterdamse havengebied met haar cluster van energiecentrales en energie-intensieve industrie een krachtig instrument voor het behalen van energiebesparings- en CO2-reductie-doelstellingen van het Rijk en de EU zou moeten zijn. De grootschaligheid en onderlinge verbondenheid van het industriële cluster in het havengebied biedt kansen voor het maken van grote stappen om aan deze doelstellingen bij te dragen. En de wijde omgeving van de haven biedt unieke mogelijkheden in de vorm van grootschalige glastuinbouw en uitgebreide stadsverwarmingsnetten in diverse steden.
9
Deltaplan Energie-infrastructuur, voorstel Havenbedrijf Rotterdam, 27 juni 2013 Ontwikkelstrategie tot 2020 stoom Met inbreiding en uitbreiding van de stoom ‘backbone’ (Het Stoomnetwerk van Stedin) kan in 2020 7 PJ stoom worden benut. Hiervoor zijn ongeveer € 30 mln aan nieuwe investeringen nodig in uitbreidingen en nieuwe klantaansluitingen in de Botlek. Dankzij de stoomlevering van de havenindustrie is er meer voor andere industriebedrijven geen noodzaak om zelf op basis van aardgas stoom te produceren, terwijl stoomproducenten hun overtollige stoom niet meer tegen ongunstige voorwaarden hoeven om te zetten in elektriciteit. restwarmte Met inbreiding en uitbreiding van de restwarmte ‘backbone’ (‘De Nieuwe Warmteweg’ van het Warmtebedrijf, en ‘Eneco over Noord’) kan in 2020 8 PJ restwarmte worden benut, met een doorgroei potentieel na 2020 van additioneel 12 PJ tot de warmtevisie van Zuid-Holland (20 PJ). Hiervoor zijn tot 2020 € 700 mln aan nieuwe investeringen nodig in: Inbreiding van warmtevraag en –aanbod in het Botlekgebied Door-ontwikkelen van het tracé van het Botlek- naar het Europoortgebied Ontsluiting van de Maasvlakte Warmtetransportnet naar het Westland (glastuinbouw) en Den Haag. Warmtetransportnet naar Leiden Door diversificatie van warmtebronnen wordt een robuust en betrouwbaar warmtenet gerealiseerd. Naast de afvalverbrandingsinstallatie van AVR zullen ook andere typen restwarmtebronnen (raffinaderijen, centrales, chemie) aan het warmtetransportnet worden gekoppeld. Dankzij betrouwbare restwarmtelevering van de havenindustrie kan de huidige stadsverwarming in Rotterdam, Den Haag en Leiden gevoed gaan worden met restwarmte en kunnen deze netten verder worden ingebreid en uitgebreid zonder extra warmte-opwekking uit aardgas. Voor de glastuinbouw is levering van industriële restwarmte slechts dan een alternatief voor eigen WKK-installaties en CV-ketels, als de CO2 ook extern wordt geleverd, zodat tuinders niet zelf CO2 met hun installaties hoeven te produceren. Levering van industriële restwarmte en CO2 aan dus hand in hand. CO2 Met inbreiding en uitbreiding van het OCAP-systeem in glastuinbouwgebieden, en aansluiting van nieuwe CO2-bronnen in de haven, kan de levering van CO2 aan de glastuinbouw tot 2020 nog verdubbelen, waarmee een directe besparing op aardgasverbruik voor productie van CO2 in de zomermaanden van additioneel 5 PJ realiseerbaar is. Als de CO2-infrastructuur voor de glastuinbouw gekoppeld wordt aan nieuwe CO2-infrastructuur voor CCS, dan kunnen industriële CO2-leveranciers hun CO2 optimaal inzetten door of te verkopen aan tuinders, of aan te bieden voor permanente opslag. ’s Zomers en overdag zal er meer aan glastuinbouw worden geleverd, en ’s winters en ’s nachts meer worden opgeslagen (CCS). Op deze wijze kan naast energiebesparing potentieel nog een veelvoud aan CO2-reductie worden bewerkstelligd. Hiervoor is een investering van € 25 mln nodig om het OCAP-systeem te verbinden met het te realiseren CCS-systeem op de Maasvlakte.
10