D e e r n s Data Dit is een uitgave van Deerns raadgevende ingenieurs B.V.
75
j a a r
v i t a a l
April 2003
o n d e r n e m e n
#8
De bouw
en daarna Nieuw faculteitscomplex Nijmegen ‘suitable for the future’ Deerns betrokken bij Polderbaan Schiphol
Foto cover: Schiphol Group
Afgewogen keuze voor technische inrichting bij nieuwbouw Spaarneziekenhuis Het tweede leven van St. Anna
Inhoud
De bouw
en daarna
Perfectionisme bij Louis Vuittonvestiging in Amsterdam Amsterdam heeft de eerste Louis Vuitton-vestiging van Nederland, in de P.C. Hooftstraat nr 65/67. Voordat de deuren in november j.l. geopend werden, moest er echter veel gebeuren. De voormalige winkel in porseleinen serviezen van Fokke & Meltzer is ingrijpend verbouwd naar ontwerp van Meltzer Kleinlooh Architecten en de stringente regels van het Louis Vuitton-concern. Slechts de kelder en voorgevels zijn gehandhaafd. Raadgevend Ingenieursbureau Boonstoppel b.v., de Deerns vestiging in Nijmegen, deed de advisering en directievoering van alle technische installaties.
Louis Vuitton staat voor klasse. Koffers en tassen met het bekende logo zijn dermate gewild dat ze op vliegvelden tot de meest gestolen attributen behoren. De klasse-uitstraling is in de winkel tot in alle details vertaald in onder andere het verlichtingsconcept, de onzichtbare klimaatinstallaties, de vitrines en het stuco antico. Maar ook de 80 m2 daktuin met twee vijvers, naar het ontwerp van tuinarchitect Dick Beijer, weerspiegelt waar dit prestigieuze merk voor staat. Perfectionisme Het bijzondere van het ontwerp is de hoge mate van perfectionisme. Elk onderdeel is tot in detail uitgewerkt met een extreem hoge kwaliteit. Er wordt gebruik gemaakt van volledig elektronisch gestuurde halogeenverlichting, zodat precies het gewenste effect wordt bereikt. Inblaas- en afzuigroosters zijn geïntegreerd met de vitrinekasten. Het leveren van de hoge kwaliteit heeft van alle partijen groot vakmanschap en de uiterste inzet gevraagd.
DeernsData 2
Door het vele handwerk in het interieur stond de realisatietijd sterk onder druk. Bijna gooide de elektra-aansluiting roet in het eten. Door revitalisering van de vele winkels in de gehele P.C. Hooftstraat kwam het totaal afgenomen elektravermogen dermate onder druk te staan dat er een tekort dreigde voor Louis Vuitton. Door grote inspanningen van het energiebedrijf, de gemeente Amsterdam, aannemer, installateurs en andere betrokken partijen kon dit dreigende probleem tijdig worden verholpen.
April 2003
Het bouwen van een ziekenhuis of onderwijsinstelling is anno 2003 bepaald geen eenvoudig proces. Men krijgt steeds meer te maken met een verscheidenheid aan gebruikers met specifieke wensen, een noodzakelijke flexibele indeling, broodnodige energiebesparende maatregelen en krimpende budgetten. Een zware taak voor directie of college van bestuur om desondanks toch een functioneel én toegankelijk complex te realiseren. Deerns raadgevende ingenieurs draagt bij aan het stroomlijnen van deze intensieve processen. Telkens blijkt dat al tijdens ontwerp en bouw het succes van de gebruiksfase bepaald wordt. De in deze Deerns Data beschreven projecten tonen dat eveneens aan. In deze Deerns Data ruim aandacht voor de nieuwbouw van de FNWI van de Katholieke Universiteit Nijmegen. Daar staat in 2006 een prachtig complex dat bijzonder flexibel is en dus ‘suitable for the future’. Er is een bijzonder transparant gebouw ontworpen, rekeninghoudend met de veiligheidseisen die het werken in laboratoria nu eenmaal met zich meebrengt en de aanwezigheid van meer dan veertig gebruikersgroepen. Alle betrokkenen in het bouwproces beschouwen het sterke onderlinge contact als een belangrijke succesfactor. Veel overleg is er uiteraard ook geweest in het bouwproces in Hoofddorp waar over enkele jaren het nieuwe Spaarne Ziekenhuis verrijst. Directeur Ren Sluis legt in een boeiend interview uit hoe hij omgaat met het spanningsveld tussen voortgang en planwijzigingen. Er moeten immers nu al belangrijke bouwkundige maatregelen genomen worden, terwijl de definitieve technische inrichting op diverse punten niet of nauwelijks is vastgelegd. Ook in Geldrop wordt hard gewerkt aan de bouw van twee nieuwe vleugels van het St. Anna Ziekenhuis. Met een totale gevelrenovatie en een zeer modern energieconcept wordt feitelijk de basis gelegd voor het tweede leven van het Brabantse regionale ziekenhuis. De projectleiders leggen uit hoe de doortastende aanpak van de ziekenhuisdirectie de toekomst van het zorgcomplex heeft veilig gesteld. Verder in deze Deerns Data aandacht voor twee projecten op Schiphol. Deerns onderzocht bij een uitbreiding van reizigersruimten hoe het comfort van niet-rokers verder vergoot kan worden. Bij de onlangs geopende Polderbaan is Deerns vijf jaar betrokken geweest als adviseur van de technische installaties. Voor het megaproject Sportstad Heerenveen heeft Deerns scherp gekeken naar het energiegebruik dat met maar liefst 40 procent teruggebracht kan worden. Ten slotte in deze uitgave aandacht voor het cliëntpanel van Deerns. In een boeiend gesprek komen alle deelnemers tot de slotsom dat de communicatieve vaardigheden van de adviseur de sleutel tot een succesvol traject is. Deerns is inmiddels een uitgebreid opleidingstraject in die richting gestart.
De bouw en daarna 2
Perfectionisme bij Louis Vuitton-vestiging in Amsterdam
3
De bouw en daarna
4
Doortastende aanpak schenkt St. Anna een tweede leven
7
Nieuwe Smart-Tech ventilatieconcepten voor hoogbouwprojecten
8
Geïntegreerd en flexibel FNWI is ‘suitable for the future’
12 Goede meerjarenbegroting begint met duidelijke onderhoudsstrategie 13 ‘Communicatieve vaardigheden adviseur van essentieel belang’ 16 Nieuwe unit Beheer & Kostenmanagement voor nog betere
#8
advisering kostenreductie 17 Goed testen voor oplevering geeft zekerheid bij calamiteiten 18 ‘Keuze voor technische inrichting dient zeer afgewogen te gebeuren’ 20 Optimale ventilatie gaat samen met behoud monumentaal karakter 21 Deerns intensief betrokken bij Polderbaan Schiphol 22 Vernieuwende IFD-technologie bij bouw Martini Ziekenhuis 23 Unieke experimenten mogelijk in nieuw Magnetenlab 24 40% energiebesparing mogelijk bij ‘Sportstad Heerenveen’ 25 Deerns ontwikkelt verdere Europese activiteiten 26 Boonstoppel ook thuis in de techniek van het mennen 27 Versterking van de werkstijl met DORIS 28 Deerns 75 jaar: feest en bijdrage aan maatschappelijk project
ir E.S. Hora Siccama directeur Deerns raadgevende ingenieurs bv. DeernsData 6
Doortastende aanpak schen kt St. Anna een tweede leven Koude warmte opslag en gevelrenovatie leveren Brabants ziekenhuis fikse besparingen op
Het Brabantse ziekenhuis nabij Eindhoven heeft een sterk regionaal karakter. Met 350 bedden en een jaarbudget van circa € 50 miljoen verzorgt en verpleegt de St. Anna Zorggroep, zoals de organisatie officieel heet, patiënten in de streek met daarbij extra aandacht voor de ouder wordende mens. Kleinschaligheid zonder kneuterig te zijn, zegt Thom van Rooij, divisiemanager facilitair bedrijf. “Het persoonlijke karakter in de hulpverlening telt voor onze patiënten erg zwaar.” Ook verpleegkundigen en specialisten voelen zich daarbij prettig, want openstaande vacatures worden snel opgevuld en mede daardoor zijn er in Geldrop nauwelijks wachtlijsten voor opnames en operaties. De St. Anna Zorggroep telt circa 1600 medewerkers. Het hoofdgebouw van het St. Annaziekenhuis dateert van 1971 en is aan een grondige renovatie toe. Daarbij komen op de plaats van de voormalige bezoekersparkeerplaats van het ziekenhuis twee nieuwe gebouwen; het een als directe uitbreiding van het ziekenhuis met poliklinische functies en een laboratorium, het ander als centrum voor geestelijke gezondheidszorg. De renovatie en nieuwbouwplannen bleken hét moment om de huidige energie-installatie nog eens nadrukkelijk onder de loep te nemen.
De betrokkenen bij het bouwproces van St. Anna voor de hoofdingang van het Brabantse ziekenhuis
Met een compleet nieuw energieconcept, een
Het 24-uurs karakter van het ziekenhuis zorgt
grootscheepse gevelrenovatie en twee nieuwe
ervoor dat de aanleg van de nieuwe installatie
gebouwen in de komende vijf jaar staat het
gebeurt terwijl alle voorzieningen in werking
St. Annaziekenhuis in Geldrop aan de vooravond
blijven.
van het grootste bouwproces uit zijn geschiedenis.
Deerns Data sprak met Thom van Rooij, Klaas
De total energy installatie wordt vervangen door
van den Hurk en Gerard Roll van het facilitair
de modernste vorm van energievoorziening:
bedrijf van St. Anna over het project dat hun
koude warmte opslag (kwo) in combinatie met
agenda tot 2008 in meer of mindere mate blijft
warmtepompen en hoogrendement pieklastketels.
bepalen.
DeernsData 4
Aad Bijl, directeur van Deerns in Maastricht, schetst de total energy installatie die in de jaren zeventig als vooruitstrevend te boek stond, maar inmiddels door nieuwe techniek volledig achterhaald is. “De basis van total energy is een warmtekrachtcentrale die elektriciteit opwekt. Op zich een prima concept, maar gezien in de huidige visie op energiebeheersing kleven er toch enkele nadelige kenmerken aan. In een ziekenhuis moet 24 uur per dag stroom zijn, dus de installatie draait continu. Er wordt dus veel energie opgewekt, maar het ziekenhuis heeft deze energie niet altijd nodig. Vooral in het voor- en naseizoen wordt overbodige stoom vaak afgeblazen. Bovendien bestaan de gevels van het ziekenhuis en de verschillende bijgebouwen veel uit glas en zijn de gebouwen slecht geïsoleerd. Er gaat dus veel energie verloren aan emissie en transport. Gelet op energiebesparing met de huidige prijzen was het dus logisch naar een ander systeem uit te kijken”, zegt Bijl.
“Total energy installaties waren vooruitstrevend in de jaren ‘70. Met de huidige hogere energieprijzen en de noodzaak van energiebesparing voldoen ze niet meer”
Expertise Het St. Anna en Deerns gingen daarbij niet over één nacht ijs en schakelden de expertise van de NOVEM in. Die studie leverde hoopvolle uitkomsten op, want met een nieuw energieconcept en een ingrijpende gevelreconstructie kan het ziekenhuis de komende twintig jaar bijzonder energiezuinig vooruit. “Het is een gedurfde keuze”, zegt bouwcoördinator Klaas van den Hurk, die de afgelopen twee decennia alle ‘smaken’ in energievoorziening wel de revue heeft zien passeren. “Halve maatregelen waren niet aan de orde, het moet in één keer goed gebeuren. Ook al betekent dit dat in principe goed werkende installaties moeten worden gesaneerd.” Van het bestaande gebouwencomplex wordt 75% procent gerenoveerd, een oude verpleegstersflat en een voormalig klooster gaan straks tegen de vlakte en het apotheekgebouw wordt verkocht. “We profiteren feitelijk van het veranderd denken van de overheid als het gaat om budgetten; het is in grote lijnen onze eigen verantwoordelijkheid hoe we die besteden”, zegt Van Rooij. Zijn collega Van den Hurk vult aan: “We hebben ruimte gekregen voor de meest moderne energie-installatie die we kunnen bedenken. Dat betekent nu zwaardere investeringen, maar dat verdienen we straks dubbel en dwars terug met veel lagere exploitatielasten dan we nu hebben.” Met de renovatie is een bedrag van circa 50 miljoen euro gemoeid. Het energiebudget daaruit ligt op circa 10 miljoen euro, inclusief een miljoen euro subsidie van het NOVEM
DeernsData 5
Nieuwe Smart-Tech ventilatieconcepten voor hoogbouwprojecten. In het laatste kwartaal van 2002 kreeg Deerns van de Rijksgebouwendienst de opdracht voor het volledige ontwerp van de technische installaties voor de nieuwbouw van de ministeries van Justitie en Binnenlandse zaken (JUBI). Vlak daarvoor had Deerns van Vesteda al de opdracht gekregen voor een drietal woontorens te Rotterdam. Inmiddels Aad Bijl, Klaas van den Hurk en Gerard Roll (v.l.n.r.) luisteren naar Thom van Rooij die de positie van St. Anna in het project uitlegt
zijn dit al vier torens (genaamd New Orleans en Havanna) geworden en is er ondermeer een museum aan het programma toegevoegd.
in het kader van het CO2-reductieplan. Gerard Roll, hoofd gebouwenbeheer, benadrukt dat de subsidie weliswaar een leuke bijkomstigheid is, maar geen doorslaggevende factor was bij de keuze voor een nieuw energieconcept. “We kijken naar inhoud waarbij innovatie en duurzaamheid erg zwaar wegen. Het gaat niet alleen om cijfers en de mate waarin investeringen terugverdiend kunnen worden. Het concept moet beheersbaar en overzichtelijk zijn. Het gaat per slot van rekening om een betrouwbare installatie die 24 uur per dag voorziet in de behoefte van koude, warmte en elektriciteit.” Bodem als accu De koude warmte opslag biedt tal van voordelen ten opzichte van het total energy concept. Door de bodem als een accu te gebruiken zoals Van Rooij het noemt (koude zorgt voor koeling in de zomer, warmte wordt in de winter gebruikt als voorverwarming voor het lage temperatuur CV-systeem) kan er op primaire energie maximaal bezuinigd worden. Dat kan oplopen tot 45 procent. “Het totale concept is veel efficiënter en logischer ingericht; we wekken alleen energie op daar waar het nodig is. Daarbij komt nog dat die locale opwekking voor veel minder verlies zorgt dan in de huidige situatie. Zo wordt momenteel hoge druk stoom eigenlijk alleen nog opgewekt voor de sterilisatoren, en dat gebeurt nu centraal.”, zegt Roll. “Het dateert uit de jaren zestig en zeventig om in een centraal gebouw energie op te wekken en dat vervolgens te transporteren en te distribueren. Ons ketelhuis staat aan de rand van het terrein, ik hoef niet vertellen hoeveel kilometers leidingen er hier lopen.” Een van de belangrijkste aandachtspunten in het proces is de rimpelloze overgang van de oude naar de nieuwe installatie. In een 24-uurs bedrijf als een ziekenhuis zal er altijd elektriciteit moeten zijn, elke minuut van de dag. “Wij kunnen hier niet op halve kracht werken, het St. Anna draait gewoon door. Het grote voordeel in dit project is dat we de fysieke ruimte hebben om eerst de nieuwe installatie aan te leggen die we vervolgens op een zorgvuldig getimed moment in bedrijf te nemen. Dat luistert heel nauw, maar de omstandigheden zijn prima”, zegt Van Rooij.
DeernsData 6
Noodstroomaggregaat Erg bang dat daarin iets mis gaat zijn de gesprekspartners niet. Van den Hurk: “We hebben het eerder gedaan bij de renovatie van de luchtbehandelinginstallatie en de vervanging van de elektrische hoofdverdeler en dat ging ook vlekkeloos. Bovendien hebben we straks de beschikking over een diesel-noodstroomaggregaat die de noodstroomfunctie van de warmtekrachtinstallatie kan overnemen mocht dat nodig zijn.” Van Rooij, Van den Hurk en Roll realiseren zich dat de ziekenhuisorganisatie en haar klanten de volle honderd procent betrouwbaarheid eisen. “Natuurlijk zijn er straks een paar spannende momenten, maar het is een kwestie van een goede voorbereiding en handelend optreden. Het St. Anna is organisatorisch best verwend met de huidige energie-installatie die het altijd doet. Mocht straks het noodaggregaat in actie komen voor de afdelingen met vitale functies als IC en OK’s, dan kan het aanpassen worden en blijven sommige ruimtes misschien even donker”, zegt Van den Hurk. Volgens Van Rooij vraagt het ook wat van de flexibiliteit van de ziekenhuismedewerkers. “Als facilitair bedrijf weten we exact wat te doen bij een storing en zijn daar ook op voorbereid. Hierdoor kunnen we de risico’s zo klein mogelijk houden. Patiënten in dit ziekenhuis willen een betrouwbare verzorging en verpleging, die hebben geen boodschap aan onvolkomenheden in de energievoorziening”, besluit Van Rooij.
“Patiënten hebben geen boodschap aan onvolkomenheden in energievoorziening”
Beide projecten worden ontwerpen door internationaal befaamde architecten namelijk Hans Kollhoff voor JuBI; Cruz Y Ortiz en Alvaro Siza voor Havanna en New Orleans. Architecten met een zeer verschillende achtergrond maar met een gedeelde passie voor het oog voor detail en voor vooruitstrevende, milieu- en mensvriendelijke concepten.
Deze nieuwbouw, gesitueerd op de locatie waar nu nog de ‘Zwarte Madonna’ staat, krijgt een totale oppervlakte van 120.000 m2. Ze bestaat uit een plint met daarop twee torens die reiken tot 150 meter hoogte. De ontwerpen van Kollhoff staan bekend om hun zeer hoge kwaliteitsniveau en aandacht voor details. De ambities binnen dit project zijn dan ook hoog gesteld. Door Hans Kollhoff is al in de architectenprijsvraag
aangegeven dat hij gebruik wilde maken van een zogeheten Kastenfenster. Door Deerns is hierop ingespeeld door een concept te ontwikkelen waarmee het gebouw de voordelige karakteristieken krijgt van een gebouw met een dubbele huid zonder de kosten en nadelen ervan. Op dit ogenblik wordt zelfs onderzocht of in een hoogbouw situatie (150 meter) het mogelijk is om met natuurlijke ventilatie toe te passen. Daarnaast is in studie het gebouw te klimatiseren door middel van betonkernactivering met ventilatie via plafondeilanden, waardoor er geen verlaagde plafonds nodig zijn. Deze wijze van klimatiseren, ventileren en de te openen ramen leiden tot een gebouw dat kosten- en ruimte-effectief, energiezuinig, comfortabel en gezond is. Havanna en New Orleans Voor het Havanna en New Orleans is in overleg met de architecten een hybride ventilatiesysteem ontworpen met een verticale distributie langs de gevel. Ook hier gaan comfort en energiebesparing hand in hand met een kosten- en ruimte-effectief ontwerp. Het systeem is in de twin-torens van Alvaro Siza zelfs duidelijk herkenbaar als element in de architectuur.
Beide projecten zijn sprekende voorbeelden van het innovatieve vermogen van Deerns. Technische creativiteit en innovatie niet als op zich staand doel maar als middel om de ambities van opdrachtgevers en architecten te helpen realiseren; inspirerende gebouwen waar mensen met plezier in wonen, werken of bezoeken.
DeernsData 7
NFP
Het nieuwe faculteitscomplex, bestaande uit vier vleugels van vier bouwlagen, een nieuw NMR (Nucleair Magnetic Resonance)-gebouw en een separaat gebouw voor goederenontvangst en chemicaliënopslag, is in diverse opzichten een opmerkelijk project. Allereerst bestond er de wens om een transparant en open gebouw te realiseren waarin studenten en gebruikers zich welkom voelen, terwijl veiligheidseisen in diverse laboratoria en onderzoeksruimten toch een bepaalde mate van beslotenheid verlangen. En dan zijn er nog de wensen van meer dan veertig gebruikersgroepen die allen voldoende ruimte en de beste voorzieningen verlangen. Zet dat bovendien af tegen de achtergrond van scherpe budgetten en de gedachte dat flexibel bouwen een must is vanwege de steeds meer veranderende onderwijsstructuren. Duidelijk is dat het in Nijmegen gaat om een complex proces waarin overleg, respect en harmonie leiden tot een bevredigend eindresultaat.
Bij de nieuwbouw van de Faculteit Natuurwetenschappen Wiskunde en Informatica wordt veel tijd geïnvesteerd in de wensen van de gebruikers
Geïntegreerd en flexibel FNWI is ‘suitable for the future’ Alle ogen in wetenschapsland gericht op nieuwbouw faculteit Natuurwetenschappen universiteit Nijmegen
Vol bewondering kijken wetenschappers over de hele wereld naar de nieuwbouw van de Faculteit Natuurwetenschappen Wiskunde en Informatica (FNWI) van de Katholieke Universiteit Nijmegen. In 2006 staat op de campus een geïntegreerd en flexibel complex met
Om een dergelijk traject goed te kunnen stroomlijnen, zijn bij de start van het bouwproces in 2000 enkele fundamentele uitgangspunten vastgelegd. Bij die tweedaagse extern overlegsessie in Arcen met vertegenwoordigers van alle betrokken partijen, zijn enorm belangrijke besluiten genomen. Eize Boonstra, voorzitter van het projectteam en werkzaam bij het Universitair Facilitair Bedrijf, blikt kort terug. “Het lijken ogenschijnlijk kleine zaken, maar de beslissing om bijvoorbeeld voedingen van boven te laten komen en dus geen plafonds te gebruiken, geeft de bouw een veel flexibeler karakter. Datzelfde geldt voor de keuze voor betonkernactivering, een geavanceerde wijze van vloerverwarming- en koeling. Daarmee hebben we dus alleen vloerdoorvoeringen in de schachten. Maar in Arcen hebben we ook besloten om van drie bouwfasen terug te gaan naar twee fasen en het gebouw vijftig meter naar het noorden op te schuiven. De basis is daar tot stand gekomen.”
Dynamiek van de wetenschap De flexibele opzet van het faculteitsgebouw staat centraal in het concept. “Het nieuwe complex dient ‘suitable for the future’ te zijn en de dynamiek van de wetenschap moet daarin vertaald zijn”, zegt emeritushoogleraar Binne Zwanenburg, als adviseur van het faculteitsbestuur verbonden aan het projectteam. “De onderwijsstructuren binnen een faculteit als de onze veranderen zo snel, daarop moet tijdig geanticipeerd kunnen worden. Collegezalen en individuele ruimten kunnen efficiënt worden aangepast als dat nodig is. We bouwen nu om de vragen van morgen te accommoderen.”
dwijnen en komen vakgroepen en worden veiligheidsmaatregelen aangescherpt. Daarmee is dus nadrukkelijk rekening gehouden in het concept." Behalve een flexibele indeling is ook heel nadrukkelijk gekeken naar de wensen van de vele gebruikers met betrekking tot de inhoud. Inspraak van studenten en onderzoekers was daarbij het uitgangspunt. Het projectteam heeft op diverse locaties in Europa naar soortgelijke cases gekeken, zoals in Bristol, Pfizer en Straatsburg. Zwanenburg: “We hebben bij de universiteit van Straatsburg gezien hoe het niet moest. Daar werd eerst gebouwd en vervolgens trokken de gebruikers erin zonder dat hun mening tevoren is gevraagd. Dat leidt onherroepelijk tot problemen.”
Winkelcentrum Maar hoe stroomlijn je alle wensen van studenten en onderzoekers die bijzonder uiteenlopend zijn en ogenschijnlijk niet veel samenhang hebben? Noud van der Velden, hoofd Interne en Huisvestingszaken van de faculteit FNWI, vergelijkt het met een winkelcentrum zonder winkeliersvereniging. “Binnen de FNWI zijn meer dan veertig disciplines vertegenwoordigd waarvoor een gebruikersoverleg is ingericht, opgedeeld in zeven ronden. Er is een vlekkenplan gemaakt, dus wie komt waar te zitten. Bij het toewijzen van de beschikbare ruimte is telkens hetzelfde model gebruikt dat zich toespitst op de aard van de werkzaamheden en het aantal gebruikers. En natuurlijk zullen er best mensen ontevreden zijn, we krimpen uiteindelijk wel 40 procent in vergelijking met de huidige ruimte. Aan de andere kant: alle gebruikers krijgen er een modern, nieuw gebouw voor terug”, stelt Van der Velden. Om de indeling van het nieuwe faculteitsgebouw ook voor iedereen inzichtelijk te maken, heeft Deerns in elk overleg met gebruikers de wijziging direct op de tekeningen aangepast. “Met een laptop en een beamer hebben we ook visueel duidelijk kunnen maken wat een extra deur betekent voor de indeling. En als de plaats van een stopcontact gewijzigd moest worden, was dat direct te zien. Dat is een heel efficiënte en duidelijke werkwijze die ook leidt tot
student het water in de mond loopt. Gelet op het onderwijskarakter is veel tijd geïnvesteerd in de vertaling van de wensen van de gebruikers. Deerns Data sprak met diverse betrokkenen in het bouwproces. DeernsData 8
Ook op het technische vlak zijn daartoe maatregelen genomen, vertelt Nico Vermeer, adviseur van Deerns. “"Het labnet met water en gassen is zodanig ingericht dat ruimten die er nu nog geen gebruik van willen maken, wel over een afgeblinde aansluiting beschikken. Ook ventilatiemogelijkheden zijn daarin meegenomen. Maar ook als een lab van licht chemische naar zwaar chemische opzet gaat, zijn de aanpassingen eenvoudig, zonder overlast en met weinig extra kosten te doen. Het nieuwe faculteitsgebouw staat er voor 20 tot 25 jaar, in die tijd ver-
NFP
hightech laboratoria en onderwijsruimten waarvan de moderne
V.l.n.r.: Eize Boonstra, Binne Zwanenburg en Nico Vermeer
DeernsData 9
Projectarchitect Albert Vandenbergh trots op ontwerp FNWI
meer begrip bij de gebruikers voor de indeling. Je kunt bovendien van een microbioloog niet verwachten dat hij helemaal thuis is in bouwtekeningen”, vertelt Vermeer.
is de bouwopdracht een zakelijke overeenkomst, maar we wilden graag ook betrokkenheid creëren. Dat verbetert het uiteindelijke resultaat”, meent Zwanenburg.
Het programma van eisen diende als uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag van elke gebruikersgroep. Want zoals altijd worden er meer vierkante meters en meer voorzieningen gevraagd dan strikt noodzakelijk, of het nu ging om de zwaar chemische afdelingen of de theoretische onderwijsruimten. Ook in dit proces werd steeds openlijk de discussie met de gebruikers gezocht. Professor Zwanenburg: “Natuurlijk hebben we wel wat spanningen op het gebied van de vierkante meters en technische installaties gehad. Probleem was ook dat veel gebruikers niet exact wisten wat ze nodig hadden. Het scheelt bijvoorbeeld enorm of je een klimaatkamer wilt die op een hele of op een kwart graad nauwkeurig moet zijn, dat scheelt de helft in de voorzieningen. Daarover gaan we dan praten en dan blijkt het met minder ook te kunnen. Of iemand vraagt 25 data-aansluitingen in één kamer, dat vonden we ook wat overdreven. Gelukkig, een open contact lost veel problemen op.”
De Europese aanbesteding, zowel bouwkundig als installatief, is breed en op hoog niveau opgezet. Niet alleen het definitieve plan was voldoende, steeds werden ook alternatieven gevraagd. “We wilden kijken of de aannemers ons begrepen, of ze dezelfde resultaten op dezelfde manier konden bereiken. Bij de eerste presentaties hebben we daar ook heel sterk op gelet”, vertelt Boonstra. “Begrijpt de projectleider wat we bedoelen?” Het projectteam heeft duidelijk aangestuurd op een partnership met de aannemers. Zwanenburg: “Eigenlijk moet je een aannemer medeplichtig maken bij het ontwerp van een gebouw, hij moet ook zelf met ideeën komen, dat is zijn toegevoegde waarde. En natuurlijk ga je uitproberen tot hoever je kunt gaan, dat is het spel. Ik ben ervan overtuigd dat die contacten op basis van wederzijds respect zijn verlopen.”
De vergaande overlegstructuur beperkte zich niet alleen tot de gebruikersgroepen, maar werd ook breder getrokken. Zo zijn de gemeente Nijmegen en de brandweer constant betrokken in het bouwproces. “Opvallend vond ik in dat verband dan ook dat we bij de aanvraag van de benodigde bouwvergunningen geen enkele vraag uit die richting kregen, terwijl je dat wel zou kunnen verwachten voor zo’n omvangrijk proces”, vertelt Boonstra. Ook met de bouwers werd eenzelfde dialoog gezocht. “We hebben de aannemers ook uitgelegd wat bijvoorbeeld NMR’s zijn en welke functies die hebben. Natuurlijk
En dan is er nog het financiële kader waarbinnen de nieuwbouw van de FNWI gerealiseerd moest worden. De faculteit met al zijn voorzieningen kan gebouwd worden zonder dat essentiële zaken zijn geschrapt, maar nu is het stadium van ‘rock bottom’, zoals Zwanenburg het noemt, bereikt. “Men wil toch nog kijken of er op bepaalde punten te bezuinigen valt en dat is geen goede ontwikkeling, er moet niet in het vlees van de kwaliteit gesneden worden. Het netwerk van eisen bepaalt de bouw en de inrichting. Het college van bestuur zal zich moeten realiseren dat de nieuwe faculteit toonaan-
D e e r n s D a t a 10
‘Rock bottom’
“Het is geen kille ruimte voor slechts noodzakelijk verblijf”
Transparantie. Het woord is in het kader van het ontwerp van de FNWI al vele malen gevallen, maar nu is het de beurt aan de projectarchitect van het complex, Albert Vandenbergh van AGS Architecten uit Heerlen, om dat begrip toe te lichten. “In onze opzet gaan wij uit van openheid. Er gebeuren in het faculteitsgebouw prachtige dingen die voor iedereen bijzonder interessant zijn. Van oudsher zijn universiteiten, en de KUN is daarop geen uitzondering, gewend om alles weg te stoppen in een soort van bunkers zonder daglicht. Wij hebben gemeend een gebouw te moeten tekenen met een moderne uitstraling waarin gebruikers zich ook thuis voelen, het is geen kille ruimte voor slechts noodzakelijk verblijf. Bovendien: toekomstige studenten, zo blijkt uit onderzoek, kijken bij hun keuze voor een universiteit heel nadrukkelijk naar hun faculteit en de bijbehorende voorzieningen.”
gevend is in de Europese natuurwetenschappelijke wereld en daar hoort een bepaald financieel kader bij” Ook Boonstra deelt die mening: " Er wordt nu aan de kwaliteit getornd door bijvoorbeeld geen glazen bouwstenen te gebruiken of de afwerking van de technische ruimten op een minder niveau te doen. Dat is jammer, want we hebben juist ingestoken op een hoogwaardig concept. Gelukkig hebben we weinig echte concessies behoeven te doen.” Toch zal het nieuwe faculteitscomplex een gebouw zijn waar zowel eigenaar als gebruiker bijzonder gelukkig mee is. Daar zijn alle betrokkenen het wel over eens. Boonstra: “Al sinds begin negentiger jaren waren we bezig met plannen, nu staat er over enkele jaren een prachtig gebouw dat van alle gemakken is voorzien. En waarin veel aandacht is gegeven aan de technische aspecten daarvan. Ik ben er
trots op dat bijvoorbeeld op het gebied van energiebeheersing zulke goede resultaten boeken. Door een integrale aanpak van diverse systemen heeft het totale ontwerp een relatieve Energie Prestatie Coëfficiënt van 0,82. Nou, dat komt bijna nergens voor. En er wordt straks nogal wat energie verbruikt, alleen de faculteit is al 50.000 vierkante meter.” Zwanenburg roemt de synthese die is opgetreden in het project. “Alles was bespreekbaar en als je elkaar overtuigt, vind je oplossingen. We hebben een gezamenlijk doel: de komende 25 jaar op hoog niveau met jonge mensen werken, binnen de geldende veiligheidsnormen. En dat is een hele verantwoordelijkheid.”
Voor Vandenbergh kan een gebouw als de FNWI niet open genoeg zijn. “Natuurlijk zijn er veiligheidseisen, maar door de uitgekiende indeling is dat al grotendeels opgelost. De onderwijsfuncties zijn ondergebracht op de begane grond, de labfuncties gaan omhoog, zodat in alle rust gewerkt kan worden. De faculteit moet niet bang zijn om te laten zien wat het in huis heeft.” Om bovendien een ontmoetingsfunctie in het gebouw te creëren, is er een soort binnenstraat ontworpen met een extra luxe afwerking. Het zijn een soort vides waar exposities plaats kunnen vinden, maar waar ook ruimte is voor onderling contact, ook tijdens bijvoorbeeld open dagen. Bij zogeheten service-units kunnen koffie en versnaperingen gehaald worden. Vandenbergh: “Nu is het nog vaak zo dat de vakgroepen onderling nauwelijks contact hebben met elkaar, iedereen drinkt zijn koffie op de eigen kamer. Met de binnenstraat proberen we dat een andere wending te geven.”
Koperen lelie Als het gaat om het ontwerp is Vandenbergh ook bijzonder te spreken over het NMR-gebouw dat grotendeels onder de grond is aangelegd. “Het is met een tunnelstelsel verbonden met de faculteit en is alleen als een soort koperen lelie in het water net boven het oppervlak te zien; een heel apart ontwerp en tamelijk uniek in Europa. We vinden het ook bijzonder prettig dat er binnen het budget ruimte was voor dit soort elementen; het past ook bij de uitstraling die een moderne universiteit volgens ons dient te hebben.”
D e e r n s D a t a 11
Een deskundig advies bij het tot stand komen van onderhoudscontracten is mede bepalend voor de veiligheid van mens en gebouw. Daarnaast is een goede meerjarenbegroting op het gebied van onderhoud onmisbaar. Steeds vaker wordt Deerns dan
Wenselijke conditie Steeds vaker adviseert Deerns ook op welke wijze vorm gegeven kan worden aan hetgehele onderhoudsproces. Een dergelijk proces start met het ontwikkelen van een onderhoudsstrategie. De visie ten aanzien van de huisvesting is hier van belang. Wordt er bijvoorbeeld over gedacht te verhuizen naar een andere locatie en op welke termijn dan? Of is het de bedoeling magazijnen om te bouwen tot fitnessruimten? etc.
wordt gebruik gemaakt van een zogenaamde aspect/prioriteitenstelling. Indien het vanuit de meerjarenbegroting vastgestelde budget niet toereikend is, kunnen door de opdrachtgever prioriteiten in het onderhoudsprogramma bijgesteld worden. Zo komt men alsnog tot een taakstellend onderhoudsprogramma en een taakstellend budget.
ook niet alleen om raad gevraagd betreffende bestaande onderhoudscontracten, maar ook om te adviseren op welke wijze
Deerns ontwikkelt
eigen visie op onderhoud
Wat vinden opdrachtgevers van onze dienstverlening?
“Het gaat om de innovatiekracht van de adviseur: hij moet bureaukennis en -ervaring inbrengen”
vorm gegeven kan worden aan het gehele onderhoudsproces.
technisch syteem of component
Het onderhoud van de gebouwgebonden installaties is veelal uitbesteed aan meerdere onderhoudsfirma’s. Dit houdt in dat er gescheiden onderhoudscontracten zijn voor de transportinstallaties, de elektrotechnische en de werktuigbouwkundige installaties. De installaties hebben doorgaans echter functies die zich over meerdere vakgebieden uitstrekken. Veiligheidsfuncties zijn hier een voorbeeld van: bij een brandalarm dient bijvoorbeeld de ventilatie te schakelen, dienen de liften naar een bepaald stoppunt te gaan en de deuren van het slot te gaan.
kans op onvoldoende bedrijfszekerheid
ja
Er zijn ook omstandigheden waarbij het juist de voorkeur heeft meerdere onderhoudscontracten af te sluiten, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van garantieregelingen. Ook in dit geval kunnen de benodigde tests in de onderhoudscontracten goed geregeld worden. Eén van de onderhoudsfirma’s wordt dan middels het contract aangewezen als initiërende en leidende partij, die tevens de rapportage naar de opdrachtgever verzorgt. In alle af te sluiten onderhoudscontracten wordt dan een coördinatieverplichting opgenomen aangaande de kop-staart-tests.
D e e r n s D a t a 12
opnemen in bestek
preventieve onderhoudsactiviteit
opnemen in bestek
nee
kans op niet behalen tech. levensduur
ja
hoge correctieve kosten bij niet uitvoeren preventief onderhoud nee
nee
Integraal testen Het integraal testen van dergelijke belangrijke functies is, in het bijzonder wanneer het onderhoud is onder gebracht in meerdere contracten, niet altijd voldoende geregeld. Gevolg is een onvoldoende waarborging van de veiligheid voor de gebruikers/bewoners van de betreffende gebouwen. Deerns adviseert hoe u deze testen goed kunt regelen, bijvoorbeeld door deze kop-staart-tests vast te leggen als activiteit in een onderhoudscontract dat is gericht op ‘main contracting’.
preventieve onderhoudsactiviteit
ja
V.l.n.r.: Hans de Jong, Felix van Baal, Peter de Ruiter, Etienne Schoenmaeckers, Paul Rutten, Eric Nagelsmit en Douwe Kras correctieve onderhoudsactiviteit
kans op niet behalen beschikbaarheid
ja
voorstel modificatie
nee geen onderhoud
‘De adviseur moet een vertaalslag kunnen maken, zodat de opdrachtgever weet waar hij over beslist. Als opdrachtgever moet je niet checken of de adviseur wel of niet met hetzelfde probleem bezig is. Je wil de voor- en nadelen binnen het beslissingstraject duidelijk in kaart hebben, zodat je weet waar je voor kiest. De adviseur geeft de opdrachtgever daarin zekerheid.’ voegt Eric Nagelsmit toe.
geen aanpassingen
“De adviseur moet deskundig zijn, zich kunnen inleven achter de vraag van de opdrachtgever. Hij moet kunnen anticiperen op wat
Het formuleren van het gewenste onderhoudsniveau betreft het vaststellen van de eisen die door de gebruiker gesteld worden aan zijn werkomgeving. Hierna vindt een vertaling plaats naar een onderhoudsnorm, oftewel het conditieniveau. Via uitgebreide omschrijvingen van de conditieniveaus kunnen opdrachtgever en onderhoudsdeskundige eenduidig vaststellen wat de wenselijke conditie dient te zijn. Daarnaast dient de omvang en de conditie van de aanwezige installaties geïnventariseerd en gekwalificeerd te worden. Aan de hand hiervan geeft de onderhoudsdeskundige in het begrotingsprogramma aan welke onderhoudskosten voor welke installaties, wanneer gemaakt moeten worden om te voldoen aan de vastgestelde eisen. Hierbij
Onderhoudskostendragers Bij het vaststellen van de meerjarenbegroting worden bij voorkeur alleen de kosten van de echte onderhoudskostendragers in beeld gebracht. Relatief geringe kosten worden op basis van kengetallen in de begroting gezet. Op deze wijze wordt de verhouding tussen de kosten voor het opzetten van een meerjarenbegroting en de kwaliteit (exactheid) van de meerjarenbegroting geoptimaliseerd. Het gebruik van begrotingsprogramma’s waarbij de begrotingsgegevens kunnen worden geëxporteerd naar een algemeen gebruikt spreadsheet-programma maakt het voor de opdrachtgever mogelijk zelf wijzigingen door te voeren. De kwaliteit van een meerjarenbegroting kan vervolgens op peil worden gehouden door tweejaarlijks middels een inspectie een update uit te voeren.
er met het gebouw gebeurt. De eindgebruiker is niet altijd in beeld, maar wel belangrijk: daar gaat het om. Die heeft straks de klacht. De adviseur moet er stáán, op gelijk niveau met de architect, en niet pas bij de uitvoering zeggen dat iets anders had gemoeten.”
Douwe Kras windt er geen doekjes om. Hij is één van de deelnemers aan het cliëntpanel, dat Deerns eind 2002 organiseerde. Onder leiding van prof. Ir. P.G.S. Rutten discussieerden de heren drs. Ing. D.J. Kras, algemeen directeur van PRC Bouwcentrum, F.M.J.M. van Baal, algemeen directeur Bedrijf Huisvesting, Universitair Medisch Centrum St. Radboud Nijmegen, ing. E.J.A.M.C. Schoenmaeckers, senior projectmanager Rijksgebouwendienst, P. de Ruiter, technisch adviseur MAB, ir E. Nagelsmit, supervisor Philips High Tech Campus en ing. J.N. de Jong, hoofd Business Consultancy afd. Huisvesting ABN Amro, over de rol van de technisch adviseur.
Ontwerpteam Al snel wordt duidelijk dat de panelleden juist de communicatieve aspecten belangrijk vinden. ‘Deskundigheid verwacht je. Je wil meer dan een inspanningsverplichting. Je moet iets behalen met elkaar. Het gaat om gezamenlijk commitment voor het behalen van een eindresultaat; duidelijk en zakelijk zijn en goede afspraken maken.’ zegt Felix van Baal. Peter de Ruiter vindt dat een optimaal resultaat technisch gezien niet per definitie het meest maximale hoeft te zijn: ‘Het gaat erom: wat willen we bereiken en hoe past de techniek daarin.’ Zonder doorvragen oplossingen aandragen geeft doorgaans niet het gewenste resultaat. Etienne Schoenmaeckers benadrukt daarbij de samenwerking: ‘De adviseur moet onderdeel zijn van het ontwerpteam. Een goed advies, dat niet is afgestemd, kan toch waardeloos zijn. Een goede adviseur is medebegeleider van het traject. Hij moet niet blokkeren als hij denkt dat iets niet kan, maar juist nagaan wat men wil en dan samen werken aan een oplossing.’ Eigen verantwoording Schoenmaeckers wil in de samenwerking zelfs zo ver gaan dat hij zich afvraagt of het team niet een VOF (bij een Vennootschap onder Firma nemen twee of meer rechtspersonen onder
D e e r n s D a t a 13
“Het gaat om debenieuwd innovatiekracht “Ik ben naar de eerste adviseur die bij devan selectie het lef heeft tegen de opdrachtgever te zeggen: heeft u de adviseur: hij moet wel goed nagedacht? Zitbureaukennis ik hier wel op het juiste moment? wilt u eigenlijk in opdracht geven?” en -ervaringWatinbrengen”
Eigen visie Een groot verschil bij de selectie is dat de architect doorgaans gekozen wordt op een ontwerp, terwijl de adviseur geselecteerd wordt op basis van de referenties. Heeft de adviseur dan ‘slechts’ een oplossende rol, of wordt er een eigen visie verwacht? Nagelsmit vindt de visie van de architect belangrijk, maar het moet wel uitmonden in wat de opdrachtgever voor ogen heeft. Het zelfde geldt voor de adviseur. ‘Deze moet wel degelijk een eigen visie inbrengen, maar het moet toegevoegde waarde leveren.’ Hierin is ook een rol voor de opdrachtgever weggelegd. Deze moet de complexiteit kunnen overzien, terwijl hij in het begin niet precies weet waar hij naartoe wil. Nagelsmit: ‘De campus is ontstaan vanuit de filosofie mensen bij elkaar te brengen om zodoende de time to market te verkorten. Het is een soort open werkplekconcept, waarbij we mensen naast elkaar laten werken/ communiceren. De ontwerpfilosofie is duidelijk, maar het is een lang traject, waardoor je geen benoemde gebruikers hebt. Je weet niet hoe zaken zich ontwikkelen.’ De Ruiter benadrukt dat dit laatste niet altijd het geval is. ‘Het wisselt per opdrachtgever. Velen weten goed wat ze willen en zoeken als het ware een ‘jasje’. Anderen weten het niet en komen soms in een poel terecht waarin anderen beslissingen nemen.’
gemeenschappelijke naam een opdracht aan) moet zijn. ‘Men moet samen een product maken. Je zou kunnen afrekenen op ‘het functioneert’ en een bonusregeling afspreken dat er meer honorarium wordt betaald bij een beter product.’ De Ruiter vraagt zich af hoe je dat in het ontwerpproces voor elkaar krijgt. ‘De architect is soms ook opdrachtgever. Hoe vertaal je dat in een VOF?’ Hans de Jong spreekt zich duidelijk uit tegen een VOF: ‘Ik vind het belangrijk dat iedereen zijn eigen verantwoording houdt. Voor ons is een zakelijke verhouding belangrijk, waarin ruimte is voor onderhandelen. Iedereen moet zijn doelstelling behalen.’ Nagelsmit valt hem bij: ‘Je krijgt bij een VOF een niet gewenste belangenverstrengeling. Men wordt afhankelijk van elkaar, dus er is kans op compromissen. Als je dat wilt, moet je turnkey doen. Het gaat juist om de toegevoegde waarde. Partijen moeten separaat aanspreekbaar zijn. Wij kiezen voor projectmanagement dat de adviesrollen in evenwicht naast elkaar houdt. Dan is behoefte aan een VOF minder’. Gedoogcultuur Wel of geen VOF, een goed team zal het beste resultaat behalen. Daarbij is het niet zo zeer noodzakelijk dat de betrokkenen ‘aardig’ voor elkaar zijn. Het gaat erom professioneel respect voor elkaar te hebben en daardoor tot een grote prestatie te komen. Van Baal: ‘Spelers moeten elkaar feilloos aanvoelen om tot een goed resultaat te komen.’ Toch is het samenstellen van zo’n team geen simpele zaak. De keus moet vaak gemaakt worden op basis van een presentatie van 15 minuten. Als het dan toch zo belangrijk is, waarom schenkt men hier dan niet meer aandacht
D e e r n s D a t a 14
Technische fabriek In beide gevallen is het belangrijk dat de adviseur de risico’s voor de opdrachtgever goed in beeld brengt. Kras: ‘De adviseur moet zich inleven in het type gebruik en daar randvoorwaardelijk mee omgaan. Het in beeld brengen van risico’s vereist boven de materie staan en aan de bel trekken als je denkt dat je vermorzeld wordt tussen de architect en al die andere belanghebbenden.’ Van Baal voegt daaraan toe: ‘Je moet niet alleen de risico’s in beeld brengen; het gaat ook om de innovatiekracht van de adviseur: hij moet bureaukennis en -ervaring inbrengen.’ De Jong kan daar een voorbeeld van geven: ‘In de nieuwbouw Buitenveldert hebben we op technisch gebied de top gekregen wat op dat moment te bedenken was. Het heeft gewerkt tot de dag van oplevering, maar sindsdien is het een gebouw wat we eigenlijk niet wilden. We willen een gebouw waar mensen in zitten. Geen technische fabriek, waarbij we heel veel mensen moeten opleiden om het goed te kunnen laten werken. We hebben top of the bill gekregen, maar de adviseur is doorgeschoten naar de techniek en is oog voor efficiency verloren.’ Nagelsmit herkent dit: ‘Het is een probleem dat je niet technisch uit kunt leggen. Kijk, als je een knopje neerzet en je wekt de suggestie dat er, als je er aan gedraaid hebt, twee tellen later iets gebeurt en het gebeurt niet, dan is het een waardeloze installatie. Maar niemand
aan? ‘Als de chemie er is, heb je in ieder geval een goede start. Als dit zich niet verder ontwikkelt, moet je wellicht besluiten in te grijpen’. Het panel constateert hierbij wel, dat het wisselen van ingezette personen soms te krampachtig gaat. ‘We leven in een gedoogcultuur. We durven dingen niet keihard te zeggen.’ meent Kras. Desondanks vindt men het wel de taak van de opdrachtgever om te bewaken dat de relatie werkt. Ambitie formuleren Een ander aspect is dat de architect en adviseur vaak niet tegelijkertijd gekozen worden. ‘Als je vanuit de relatiesfeer naar een geselecteerde architect kijkt en daar wordt een adviseur bij gezet, dan hoeft het niet succesvol te zijn, maar het kan wel.’ zegt Schoenmaeckers. ‘Als je een kader creëert waarbinnen je selecteert, dan komt er meer evenwicht in het ontwerpteam. Wij als RGD hebben daar ons frontoffice voor: samen met de opdrachtgever bepalen we de scope van het project. De meeste tijd besteden we om te komen tot een goede formulering van probleempunten. Zo kunnen we de contouren vaststellen, de ambitie formuleren waarbinnen we het project willen realiseren. We hebben wel eens een jaar uitgetrokken om de kaders vast te leggen om een goede keuze te maken voor architect en adviseur.’ Van Baal: ‘Je moet niet weglopen voor je eigen opdracht, maar zelf de regie houden. Het is belangrijk goed na te denken voordat je begint. Je krijgt wat je verdient. Ik ben benieuwd naar de eerste adviseur die bij de selectie het lef heeft tegen de opdrachtgever te zeggen: heeft u wel goed nagedacht? Zit ik hier wel op het juiste moment? Wat wilt u eigenlijk in opdracht geven?’
“We hebben top of the bill gekregen, maar de adviseur is doorgeschoten naar de techniek en is oog voor efficiency verloren.”
heeft ze uitgelegd dat dat knopje daar helemaal niet voor is. Dat is iets dat de adviseur dan op zijn bord krijgt.’ De rol van de adviseur is dus net zo zeer rol de voor- en nadelen aan te geven en erop te wijzen wat voor mensen er nodig zijn om de zaak runnende te houden. Betekent dit dat de opdracht pas jaren na oplevering daadwerkelijk afgesloten moet worden? Ja, meent Kras. ‘Nazorg is nodig om te leren van een project. Je moet tegenwoordig een gebouwbeheersysteem implementeren om te constateren of er staat wat je bedoeld hebt.’ Nee, meent de Ruiter. ‘Niet elk project is zo hightech. Simpele gebouwen kun je naar mijn idee zo opleveren. Nazorg betekent dat je het niet goed gedaan hebt. We zitten toch om tafel met mensen die jarenlange ervaring hebben? Je moet de zaken in de bouwfase zo regelen, dat het resultaat goed is.’
D e e r n s D a t a 15
Kostenbeheersing en kostenbesparing zijn belangrijk in tijden van economisch zwaar weer. Het bedrijfsleven zoekt primair niet meer naar groeimogelijkheden om de bedrijfsresultaten te verbeteren maar grijpt steeds vaker naar het middel van kostenreductie. Tegelijkertijd is er bij overheid en semi-overheid de trend om ondernemender te opereren. Deerns speelt op deze trends in.
Integratie Beheer & Kostenmanagement voor nog betere advisering
De scherpe eisen van de overheid ten aan-
Traditionele budgetsystemen worden omgebogen naar kosten/ baten-systemen waarbij de beschikbare middelen zo efficiënt en optimaal mogelijk worden aangewend. Een voorbeeld is het recentelijk verschenen rapport van het Centraal Plan Bureau (CPB) over de toekomst van de gezondheidszorg. In dit rapport pleit men voor een vergaand doorvoeren van het ondernemerschap in de ziekenhuizen.
Aan de andere kant wordt alle kostenkennis van ons bureau gecentreerd in ons kostenkenniscentrum. Actuele en accurate kostenkerngetallen worden aangewend om al vanaf de initiatieffase over kosten mee te kunnen denken. Daarnaast worden trends bijgehouden om zo pro-actief over het actuele aanbestedingsklimaat te kunnen adviseren en de juiste aanbestedingsvariant te kunnen selecteren.
Functies als brandbeveiliging, toegangs-
Total Lifecycle Costs Tegen deze achtergrond van een sterkere aandacht voor kostenhantering en kostenbesparing heeft Deerns zijn activiteiten op dit vlak geïntensiveerd. De bedrijfsonderdelen Kostenmanagement en Beheer & Onderhoud zijn per 1 januari 2003 samengevoegd.
Rationalisering onderhoudscontracten Door de gecentraliseerde kennis kan tevens aanzienlijk worden bespaard bij het aanbesteden of uitbesteden van onderhoud. Grote opdrachtgevers, denk hierbij aan ziekenhuizen, scholen tot grote internationaal opererende ondernemingen, hebben hiervan al geprofiteerd.
hebben over de goede werking van het
zien van energieprestatie en veiligheid leiden tot steeds complexere installaties.
controle, ontruiming en drukhandhaving in ruimten op onder- of overdruk zijn niet
totaal zijn testen onmisbaar. Deerns stelt protocollen op voor deze testen en haalt
zorgen dat de oplevering niet in gevaar komt en een goede werking is gegarandeerd.
De besparingen worden gerealiseerd door een verregaande rationalisering van de onderhoudscontracten. Voorbeelden zijn het terugbrengen van het aantal contractanten tot een optimaal minimum of het opnemen van alleen doelmatige onderhoudsactiviteiten bij het opstellen van het bestek. Vaak wordt er te veel onderhoud uitgevoerd dat in principe achterwege zou kunnen blijven.
Kostenkennis Beheer & Kostenmanagement levert daarnaast ook een belangrijke bijdrage aan de Deerns-brede kwaliteit van dienstverlening door toetsing van iedere kostenraming of begroting voordat deze aan de opdrachtgever wordt verstuurd. Hierbij snijdt het mes aan twee kanten. Enerzijds wordt de kwaliteit van de ramingen en begrotingen verhoogd door het ‘vier ogen-principe’.
“Ons motto: ‘Goed is goed genoeg’.”
D e e r n s D a t a 16
Het komt ook voor dat Deerns als onafhankelijke partij jaarlijks de geleverde kwaliteit van de onderhoudswerkzaamheden toetst. Daarmee wordt een faire bonus/malus-regeling gerealiseerd waarbij de relatie tussen opdrachtgever en de uitvoerende contractant zuiver blijft.
Aan het einde van de bouwperiode vindt de oplevering en overdracht aan de gebruiker plaats. Deze gebruiker wil een gebouw met goed werkende systemen, dus het is van groot belang dat dit tijdig is getest. Je wil bijvoorbeeld niet dat bij een brandmelding het licht uit gaat. Bij het testen zal dan ook gecheckt worden of de brandmeldcentrale bij brandmelding via het Gebouwbeheersysteem voor extra verlichting zorgt.
meer weg te denken. Om zekerheid te
tijdig de juiste mensen aan tafel om te
Door deze integratie wordt de synergie tussen de twee afdelingen ten volle benut en komt kostenkennis over de totale levensduur van vastgoed bijeen. Dit maakt het mogelijk om al in een vroeg stadium van het ontwerp keuzes te maken waarbij de Total Lifecycle Costs centraal staan. Dit is belangrijk omdat 80% van de te behalen kostenbesparingen op onderhoud afhangen van de juiste keuzes in het ontwerpproces.
Goed testen voorkomt calamiteiten
Het gezamenlijk uitvoeren van overall tests van samenwerkende installaties wordt vaak onder onduidelijke regie uitgevoerd. Zeker als er nog restpunten verwerkt moeten worden en nog wijzigingen worden aangebracht, ontstaat een moeilijk beheersbare situatie en worden installaties soms onvoldoende getest. Gevolg is dat er onvoldoende zekerheid bestaat over de vereiste werking. Deerns denkt daarom reeds in de bestekfase na over deze problematiek. Daarbij verplicht zij partijen tot het opstellen van een coördinatiedocument, waarin wordt aangegeven wie wat levert en waar de grens ligt. Het gezamenlijk testen behoort dan tot de opdracht die onder de coördinatie-verplichting valt. Tevens bewaakt Deerns het tijdstip waarop getest wordt, zodat de oplevering niet in gevaar komt. Noodzaak Als niet getest wordt, blijven onvolkomenheden onopgemerkt en kunnen er bij calamiteiten gevaarlijke situaties ontstaan. Als bijvoorbeeld bij een virologielaboratorium druksignaleringen soms niet, dan weer wel werken en cruciale kleppen niet sluiten omdat softwarepunten in een vaste stand zijn gezet, kunnen luchthoeveelheden niet goed ingeregeld worden, met alle gevaarlijke situaties van dien. Niet altijd doorziet men deze complexiteit. Reden waarom Deerns veel aandacht schenkt aan tijdig en degelijk testen. Het uitgebreid testen moet onder normale bedrijfsomstandigheden en bij calamiteiten via een vast protocol plaatsvinden. Uitgangspunten zijn de programmatische eisen en de gerealiseerde installaties zoals die in de revisiedocumenten zijn omschreven. Het testen via een duidelijk protocol is reproduceerbaar. Bovendien kan naar controlerende organen zoals de brandweer duidelijk worden gemaakt hoe met het beheer van de installaties en het gebouw wordt omgegaan. Met de methode die Deerns gebruikt, is ervaring opgedaan bij de millenniumtesten zoals wij die onder andere voor Rijksgebouwendienst en het LUMC hebben uitgevoerd. Via een studie maken wij een protocol waarin alle handelingen zijn vastgelegd. Door een systeem van taakopdrachten en terugmelding van observatieposten wordt zo het gewenste resultaat verkregen.
D e e r n s D a t a 17
“Een ziekenhuiscomplex bevat zoveel techniek en zeer hoogwaardige apparatuur, wij zijn onmogelijk zelf in staat het ontwerp en de uitvoering daarvan voor onze rekening te nemen. Een adviseur als Deerns geldt voor mij als de waakhond van kwaliteit en moet nu aangeven wat wel en niet mogelijk is”, vindt Sluis.
De technische inrichting van een ziekenhuis is bepaald geen eenvoudig proces. De vaak
“We zitten nu in de lastige situatie dat we omwille van bijvoorbeeld bepaalde vormen van bewapening en uitsparingen in de bouw nu al moeten aangeven welke apparatuur er straks geplaatst wordt. Zo dient voor de voortgang in de bouw nu reeds duidelijkheid te bestaan over de digitale röntgenapparatuur, maar de definitieve keuze voor welk apparaat en welke leverancier is nog niet gemaakt. Dat keuzetraject is pas halverwege dit jaar afgerond. Daar is wel een oplossing voor gevonden, maar het geeft de spanning aan tussen de interne keuzes en de voortgang van de bouw. "
hoogwaardige medische apparatuur is constant aan verandering onderhevig waardoor keuzen die nu gedaan worden, volgend jaar alweer achterhaald kunnen zijn. Zo ook in het Spaarne Ziekenhuis dat eind 2004 over een fonkelnieuw medisch complex in Hoofddorp beschikt. Maar voor het zover is, moeten er essentiële technische besluiten genomen worden, ook tegen het licht van beschikbare budgetten. Deerns levert bouwdirecteur Ren Sluis installatieve argumenten die bijdragen aan het maken van die keuzen.
In 1989 fuseerden de Mariastichting (Haarlem) en het Diaconessenhuis Heemstede en werd Spaarne Ziekenhuis de nieuwe naam. Nieuwbouwplannen in de jaren negentig voor een centraal complex werden diverse keren op de lange baan geschoven, maar aan het einde van de vorige eeuw kwam er behoorlijk schot in de zaak. Zodat er sinds 2001 gebouwd wordt in Hoofddorp, aan de noordkant van de nieuwbouwwijk Floriande. Als over anderhalf jaar het nieuwe ziekenhuis van circa 50.000 vierkante meter plaats biedt aan circa 450 bedden, wordt het gebouw in Haarlem afgestoten en de vestiging in Heemstede verbouwd tot een dagbehandelcentrum.
de nieuwbouw. Zo zijn afdelingen als de SpoedEisende Hulp (SEH), Intensive Care en de grotere OK’s geconcentreerd in Haarlem, een belangrijke unit als Cardiologie bleef in Heemstede. “Het vertrek straks naar Hoofddorp was een prima aanleiding, eerder is een dergelijke herschikking niet van de grond gekomen. Er zijn sinds de fusie logischerwijs altijd verschillen gebleven in werkwijzen en inzicht, nu is dat samengekomen. Medische Staf en de medewerkers van beide locaties kunnen over anderhalf jaar als een echte eenheid naar Hoofddorp toe. De veranderingsbereidheid was groot en onze organisatie heeft veel gepresteerd. Vergeet niet dat veel overhoop is gehaald door een ingrijpende reallocatie van functies en dus ook van en voor mensen”, stelt Sluis.
Ren Sluis, die in april 2002 naar het Spaarne Ziekenhuis kwam om diverse trajecten met betrekking tot de nieuwbouw op gang te brengen en te bewaken, heeft het zogeheten reallocatieproces juist achter de rug. Er zijn keuzen gemaakt over de inrichting van medische functies in Haarlem en Heemstede die gehandhaafd blijven tot aan de oplevering van
Fundamentele keuzen Daarmee is het ene belangrijke proces nog maar net afgerond of het volgende ingrijpende traject is in een beslissende fase beland. Wil de voortgang van de nieuwbouw in Hoofddorp op schema blijven dan moeten er fundamentele keuzen gemaakt worden in de technische inrichting van het nieuwe Spaarne Ziekenhuis.
D e e r n s D a t a 18
Sluis, sinds 1 december 2002 samen met Olof Suttorp deel uitmakend van de tweekoppige Raad van Bestuur, realiseert zich dat een adviseur optimaal kan werken als de opdrachtgever keuzen heeft durven maken. “En dat moeten we zeer afgewogen doen, dat is niet zomaar een proces dat je er even bij doet. Kijk, een oogheelkundige unit aanschaffen, dat hebben we al eens eerder gedaan. Maar het inrichten van de ziekenhuiskeuken is een technisch hoogstandje. En wat betekent dat voor het installatieconcept?”
Bouwdirecteur Ren Sluis van Spaarne Zieken huis voelt de druk van het voortgangsproces
“Keuze voor
technis che inrichting dient zeer
afgewogen te gebeuren”
Dikkere loodwanden Een ander inzichtelijk voorbeeld is de keuze voor een mobiele PET-scan waarmee in de nucleaire geneeskunde een betere diagnose kan worden gesteld. Sluis: “Dat betekent, dat wij nu reeds rekening moeten houden met de mogelijkheid om later met een vaste opstelling te kunnen gaan werken. Dat betekent een andere indeling en andere voorzieningen dan in het ontwerp om later niet weer opnieuw de hele afdeling te moeten veranderen.” Ook de elkaar snel opvolgende ontwikkelingen in
bijvoorbeeld de laparoscopie en het daarmee samenhangende gebruik van microscopische digitale apparatuur zorgt voor een andere inrichting van de operatiekamers dan in de ontwerpfase. Welke keuzen er ook gemaakt worden, de financiële mogelijkheden spelen een belangrijke rol. “Het budget voor medische apparatuur is ongeveer de helft van wat ik kwijt zou zijn als ik alle wensen bij elkaar optel. Dat onze specialisten veel meer vragen is gezien de technische ontwikkelingen volstrekt helder en te verwachten, maar een fijn nieuw bed is voor patiënten en medewerkers van even groot belang. Dat is het proces van afweging en goed kijken naar de diverse belangen”, zegt Sluis. En zo kon het dus ook gebeuren dat een bepaalde vorm van verlichting eerst werd wegbezuinigd en later op advies van Deerns weer werd opgenomen in het programma, op basis van esthetische motieven. Proefkonijn Meer dan in welke omgeving ook moeten technische installaties in een ziekenhuis 100 procent betrouwbaar zijn. Zo heeft het Spaarne Ziekenhuis gekozen voor een goed functionerend netwerk waarin echter nog niet alles draadloos is. “Dat is een risicoafweging, maar ik heb geen zin om voor proefkonijn te spelen. Op dat punt kiezen we voor terughoudendheid. Alle techniek die we straks gebruiken, moet elders al enigszins uitgedokterd zijn. Het zou aan bezoekers en patiënten, maar ook aan onze medewerkers niet te verkopen zijn als we kort na de oplevering al direct falende machines zouden hebben. We willen best graag met ons nieuwe klantvriendelijke complex laten zien dat we over hightech apparatuur beschikken. De grootste opdracht is echter, het snel terugvinden van de vlekkeloze routine, zodat onze klanten de zorg krijgen die ze verdienen van medici en verpleegkundigen, die zich volledig kunnen concentreren op die belangrijke taak”, besluit Sluis.
D e e r n s D a t a 19
Optimale ventilatie gaat samen met behoud monumentaal karakter
Schiphol vergroot comfort voor nietrokers De niet-rokende passagier op Schiphol wordt op een aantal plaatsen onaangenaam verrast door sigaretten- of sigarenrook. Deze ongewenste situatie wordt met een slim ventilatie-
Het ROC van Amsterdam heeft onlangs het monumentaal
systeem bestreden.
gebouw aangekocht aan de Postjesweg 1 te Amsterdam.
Deerns is al jaren betrokken bij het ontwerp en de instandhouding van Schiphol. Zo ook
Deerns heeft het genoegen, als een van de partners binnen het
met de uitbreiding en renovatie van Lounge 1. Via het computerprogramma Computational
ontwerpteam, dit gebouw om te toveren tot een multifunctioneel onderwijscentrum
Fluid Dynamics wordt onderzocht waar rookgebieden kunnen worden ingericht zonder
voor Amsterdam West. Naast beroeps- en volwassenenonderwijs zullen er kleinschalige
overlast aan niet-rokers. Computational Fluid Dynamics (Phoenix) is een programma dat lucht-
bedrijvigheid en publieke functies worden ondergebracht.
stromingen berekent en weergeeft. Met dit
Deerns intensief betrokken bij Polderbaan Schiphol
programma is het mogelijk om al in een zeer vroeg stadium ontwerpen te toetsen en te opti-
Het pand aan de Postjesweg is een monumentaal gebouw van begin 20e eeuw. Het gebouw heeft een ringvormige structuur waarin later, in de binnentuin, een kantine en een gymlokaal zijn gemaakt. In de nieuwe situatie zullen de kantine en het gymlokaal verdwijnen en wordt in het binnenterrein een atrium gerealiseerd met een glazen overkapping. Dankzij de toepassing van veel glas en veel mooie grote open ruimtes is het gebouw transparant. Er zijn plannen om onder het atrium een auditorium op te nemen. Het is de bedoeling dit auditorium geschikt te maken voor publieke functies als een feestzaal, theaterzaal, (gemeenschappelijke) vergaderzaal, enzovoorts. Multifunctioneel Het monumentale schoolgebouw inspireert tot een nieuwe formule van werken, leren en ontspannen. In het gebouw zal ongeveer 2/3 deel voor onderwijsfuncties en 1/3 deel voor multi-users worden gebruikt. Onder multi-users worden kleine bedrijvigheid en publieksfuncties verstaan. Daarbij kan worden gedacht aan kunst & cultuur, horeca, uitzendbureaus, gezondheidscentra, fitness, internetcafé en de verhuur van ruimten. Het is belangrijk een stimulerende omgeving te creëren waar volwassenen (in eerste instantie anderstaligen) opgeleid worden voor (verbeterende) deelname aan het arbeidsproces. Leren, stages en
D e e r n s D a t a 20
werken zijn de ingrediënten van de geïntegreerde trajecten, beroepsonderwijs en het MBO. Ook niet-onderwijs activiteiten in het gebouw zoals de bovenvermelde vrij toegankelijke publieksvoorzieningen zijn belangrijk om een natuurlijke verbinding met de omgeving te leggen. Op deze manier levert het gebouw, de plek in de stad en het multifunctioneel gebruik een levendige vestigingsplek met aantrekkingskracht en uitstraling op de omgeving.
maliseren. Deerns combineert dit met de eigen visie op comfort en kan zo maatwerk leveren als het gaat om bijvoorbeeld het inrichten van rookgebieden zonder dat er sprake is van afzondering van de rokers en zonder dat er overlast is voor de niet-rokers. Een dergelijke combinatie was de wens van Luchthaven Schiphol bij de uitbreiding van Lounge 1. Deze uitbreiding behelst een uitbouw aan de platformzijde van de bestaande passagiersvoorzieningen over drie bouwlagen met een totale oppervlakte van 29.000 m2. De lounge
Techniek Deerns werkt mee aan de technische ontwikkeling van het gebouw. Voor de ventilatie van de lokalen, kantoren en het atrium is een gecombineerd ventilatiesysteem ontworpen. De hoeveelheid ventilatielucht is precies afgepast op de activiteiten van de aanwezige personen. Zo wordt er voor zittende activiteiten gezorgd dat geen tocht ontstaat. In het atrium, waar vooral meer bewegingsactiviteiten plaatsvinden, kan een beperkte mate van luchtbeweging worden toegestaan.
is een combinatie van hoge ruimten, bedoeld voor vertrekkende en overstappende passagiers. Hierin komen naast verkeersgebieden onder andere horecavoorzieningen, winkels, een casino en incheckbalies. Deze combinatie van functies maakt de luchthaven aantrekkelijk voor bezoekers.
Verdringingsventilatie Toepassing van Computational Fluid Dynamics wees uit hoe het ventilatiesysteem moest worden ingericht. Duidelijk werd dat het zinvol is verse lucht vanaf het plafond met nauwkeurig regelbare inblaasroosters zo laag mogelijk de ruimte in te blazen (verdringingsventilatie) zonder dat dit
Het concept voor ventilatie maakt zoveel mogelijk gebruik van de bouwkundige kenmerken van het gebouw, binnen de mogelijkheden van het monumentale karakter. Deerns verzorgt tevens de elektrotechnische installaties, communicatiesystemen als data- en telefoonvoorzieningen voor de onderwijsfuncties, liften, verlichtings-, koelings- en verwarmingssystemen, voor het onderwijsgebouw.
Op 20 februari 2003 heeft Schiphol de Polderbaan in gebruik genomen. Deerns was de afgelopen vijf jaar als adviseur voor de technische installaties intensief betrokken bij de aanleg van de nieuwe start- en landingsbaan. Gebaseerd op een ruime ervaring met allerlei installaties voor vliegvelden over de hele wereld, werden diverse oplossingen aangedragen die afweken van het gangbare “Schiphol-standaard-ontwerp”.
tochthinder geeft. Rook heeft dan nog sterker de neiging naar het plafond te stromen. Daarnaast bleek het gunstig om de luchtafvoer boven
De ingebruikname van de Polderbaan betekent voor Luchtverkeersleiding Nederland de start van het gebruik van een nieuw banenstelsel en het werken met nieuwe naderings- en vertrekprocedures. Zo zijn voor de Polderbaan nieuwe vertrekroutes ontworpen, zowel voor overdag als ook voor de nachturen. Deze routes voor nachtelijke naderingen lopen zo veel mogelijk over zee en over dun bevolkt gebied. Vliegtuigen passen daarbij bovendien een naderingsprocedure toe die minder motorvermogen vraagt en die daarmee de geluidbelasting voor omwonenden aanzienlijk vermindert. Hoge eisen Al in het beginstadium was Deerns betrokken bij een brainstormoverleg waarin allerlei Schiphol-standaard-oplossingen tegen het licht werden gehouden. Met inachtneming van de internationale regelgeving ten aanzien van het ontwerp van de lichtinstallatie en betrouwbaarheid van energievoorziening bleken tal van technische oplossingen mogelijk. Deze werden afgewogen op basis van betrouwbaarheid en de ‘total lifecycle costs’. Standaardisatie was daarbij van groot belang vanwege de hoge eisen die aan beheer en onderhoud werden gesteld.
de rokers te situeren en de rokers buiten de doorgaande luchtstromingen te houden. Voorkomen van hinder door rokers vraagt evenwel om maatwerk. In de toekomst zal bij elke uitbreiding dan ook specifiek worden onderzocht hoe hinder kan worden voorkomen. Oplossingen
Onderhoudsvrij Met name de energiestations en de lichtinstallaties zijn op basis van ontwerp en bestekken van Deerns aangebracht. Behalve uit veel asfalt bestaat de baan uit een specifiek patroon van armaturen die veelal verzonken in het asfalt zijn aangebracht. Na het
vaststellen van de concepten is via een traject van Voorontwerp en Definitief Ontwerp gekomen tot het opstellen van uitvoeringsbestekken waarin voor een baan van 3800 bij 75 meter de armaturen tot op de millimeter gedefinieerd zijn en waarin circa 2000 armaturen en 400 kilometer draad en kabel is verwerkt. De elektrische aansluiting van de armaturen werd in zaagsneden in één van de onderlagen in het asfalt aangebracht zodat dit in principe onderhoudsvrij is. Rond de baan Aan het begin van de Polderbaan is een platform voor ‘de-icing’ aangebracht met faciliteiten als lichtmasten en pompinstallaties voor de verwerking van de ‘antivriesvloeistof’ (een water-glycol mengsel) waarmee vliegtuigen vlak voor vertrek behandeld kunnen worden. Tussen Schiphol-Centrum en de locatie van de Polderbaan, op ongeveer vijf kilometer afstand, is een glasvezelnetwerk aangelegd voor communicatie voor allerlei besturingsen bewakingsinstallaties. Naast de baan is tevens een nieuwe brandweerpost gebouwd. Niet alleen tijdens het ontwerp maar ook tijdens de realisatie leverde Deerns bijdragen in de vorm van detachering bij het Projectmanagementbureau van Schiphol, controles van het detailontwerp en van meer- en minderwerk, en bij ontwerpoverleg inzake planwijzigingen die zich gaandeweg voordeden. Vervolg Hoewel de Polderbaan inmiddels al in gebruik is, is het project ‘5P’ nog niet afgerond. Tot na de zomer wordt nog gewerkt aan extra taxibanen ter verbetering van de aansluiting van de vijfde baan op Schiphol-Centrum. Bij de opening werd de verwachting uitgesproken dat de nieuwe Polderbaan zal leiden tot duizenden extra nieuwe banen. Foto’s: Schiphol Group
zullen derhalve van plek tot plek verschillen.
D e e r n s D a t a 21
IFD-technologie
Vernieuwende bij bouw Martini Ziekenhuis Het Martini Ziekenhuis in Groningen is uitgeroepen tot demonstratieproject voor het Industrieel, Flexibel en Demontabel bouwen (IFD-technologie). Het ziekenhuis wordt zo opgebouwd dat ruimten verschillende functies krijgen en uitwisselbaar zijn. Deerns raadgevende ingenieurs B.V. stelt daarnaast bij het ontwerp prioriteit aan industriële fabricage, flexibiliteit en een hoge mate van demonteerbaarheid van de installaties.
Het Martini Ziekenhuis wordt duurzaam en onderhoudsvriendelijk gebouwd, wat moet leiden tot een modern en flexibel ziekenhuis waarin de patiënt en de medewerker centraal staan. De twee huidige locaties van het ziekenhuis worden gerenoveerd en met elkaar verbonden door nieuwbouw. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat het nieuwe ziekenhuis na oplevering aanpasbaar blijft en multifunctioneel inzetbaar is. Daarom is gekozen voor een flexibele, modulaire opbouw. De nieuwbouw biedt plaats aan alle patiëntgebonden functies zoals verpleegunits, operatiekamers en poliklinieken. In het bestaande gebouw worden de ondersteunende afdelingen en zorggerelateerde functies ondergebracht.
Op de twee brede bouwdelen worden de centrale voorzieningen ondergebracht zoals stoomketels, koelmachines, perslucht- en vacuüminstallatie en dergelijke. Deze installaties worden via een ‘leidingtunnel’ op het dak, de zogenaamde ‘backbone’, verbonden met de dakcentrales van alle bouwdelen. Het gehele ontwerp is erop gericht om installaties aan te passen aan de gebouwstructuur. Hierbij wordt zoveel mogelijk geoptimaliseerd ter beperking van de investeringskosten en voor een doelmatige beheersing van de onderhoudskosten. Bij het ontwerpen van de technische installaties wordt een hoge prioriteit gegeven aan industriële fabricage, flexibiliteit en mate van demonteerbaarheid van de installaties.
Uitwisselbaar De nieuwbouw wordt modulair en uitgestrekt gebouwd (‘twee slangen’) en is in grote lijnen te verdelen in acht bouwdelen die met elkaar zijn verbonden in knooppunten. Elk van deze acht gebouwdelen is voorzien van een eigen techniekruimte op het dak (dakcentrale) van waaruit het betreffende bouwdeel wordt gevoed. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen verpleegafdelingen en poliklinieken. Doordat poliklinieken op deze manier uitbreidbaar zijn op de verpleegafdelingen, kan men in de toekomst inhaken op de steeds verder doorzettende tendens van klinische naar ambulante dienstverlening. Ook de afmetingen van onder andere operatie-, behandel-, spreek- en onderzoekskamers worden zoveel mogelijk gestandaardiseerd, zodat deze onderling uitwisselbaar worden.
Architect: Burger Grunstra Constructeur: Wassenaar Installatie-advies: Deerns raadgevende ingenieurs Projectmanagement: Berenschot Osborne
D e e r n s D a t a 22
Energiebesparende maatregelen Aangewezen als demonstratieproject voor het Industrieel, Flexibel en Demontabel bouwen, laat het Martini Ziekenhuis de vernieuwende toepassingen van IFD-technologie zien. Daarnaast worden ook verschillende energiebesparende maatregelen (warmteterugwinning bij luchtbehandeling installatie e.d.) toegepast. Bij het ontwerp wordt gestreefd naar een optimale ‘Total Cost of Ownership’. In alle fasen van het bouwproces wordt bovendien expliciet aandacht besteed aan de milieuconsequenties van bouwmethoden en -producten. Het is mogelijk om de nieuwe gebouwen bij een eventuele toekomstige nieuwbouw op een andere plek op het terrein te plaatsen. Het huidige ziekenhuisgebouw kan hierbij intact blijven en normaal door blijven functioneren.
EXPERIMENTEN mogelijk in Magnetenlab
Unieke
Het Magnetenlab heeft een totaal oppervlak van 4.200 m2, waarvan de helft is gereserveerd voor techniekruimten. De totale stichtingskosten bedragen ca. € 23 miljoen. In het nieuwe magnetenlab wordt een grote verscheidenheid aan experimenten uitgevoerd in een sterk homogeen magneetveld dat ontstaat in het hart van een magneetspoel in een ruimte van twee bij twee centimeter. Het Nijmeegse High Field Magnet Laboratory biedt een breed spectrum van onderzoeksmogelijkheden, van fysisch-chemisch tot moleculair-biologisch onderzoek. Zo doet men vanuit de fysica onderzoek naar het gedrag van tweedimensionale elektronen in hoge magnetische velden (o.a. Quantum-Hall-effect), naar nanostructuren en dunne halfgeleidende laagjes. Met de chemici wordt nauw samengewerkt in het gebruik van magnetische resonantie en optische technieken voor het synthetiseren van georiënteerde moleculen met behulp van magnetische oriëntatie. Biologen verrichten onderzoek naar de reactie van levend materiaal op hoge magneetvelden (celgroei van leliepollen in magnetische velden).
In juni van dit jaar zal de Katholieke Universiteit Nijmegen zijn nieuwe High Field Magnet Laboratory, ook wel Magnetenlab genoemd, openen. Met twee nieuwe, grote magneetinstallaties voor zowel de hoogst mogelijke continue als korte gepulste velden groeit zij daarmee uit tot een uniek laboratorium op dit gebied in Europa. Raadgevend Ingenieursbureau Boonstoppel b.v., de Deerns-vestiging in Nijmegen, deed de advisering en directievoering van gebouwgebonden technische installaties.
Tweede plaats wereldranglijst Met de nieuwe installaties is het mogelijk magneetvelden op te wekken met een continue veldsterkte tot 34 Tesla en op termijn tot 45 Tesla. Voor de gepulste velden kan men zelfs gaan tot een veldsterkte van 80 Tesla. Ter indicatie: het aardmagneetveld bedraagt 0,000048 Tesla. Door deze zeer krachtige velden bevindt het Magnetenlab van Nijmegen zich straks op tweede plaats op de wereldranglijst van magnetenlaboratoria. Om dergelijke hoge continue magneetvelden op te wekken beschikt het magnetenlab over een voeding van 20MVA, vergelijkbaar met het verbruik van 2000 huishoudens. Dit vermogen wordt omgevormd tot een gelijkspanning van 500V en een stroomsterkte van 40.000 A. Tijdens een proef wordt nagenoeg alle hiervoor genoemde elektrische energie omgezet in warmte. Als de warmte niet direct wordt afgevoerd zal een magneetspoel in enkele seconden smelten.
Koeling De continue magneten worden gekoeld met water. Hiervoor is er een koelinstallatie aanwezig bestaande uit: • 2 koelmachines van elk 1 MW; • 2 buffers met een totale waterinhoud van 1.500.000 liter (watertemperatuur 10°C); • 8 geclusterde koeltorens met een totaal koelvermogen van 24 MW; • 2 koelwaterpompen met elk een opvoerhoogte van 27 bar (275 meter waterkolom). Met dit koelvermogen is men in staat om gedurende 15 minuten een continue magneet in vollast te koelen. De gepulste magneten worden gekoeld door middel van vloeibare stikstof (-197°C). Deze wordt rechtstreeks betrokken vanuit het Logistiek Centrum. Het weekverbruik van vloeibare stikstof bij vollast bedrijf bedraagt ca 4.000 liter. Verder zijn er magneten aanwezig die worden gekoeld met vloeibaar helium (-268°C). Meer nieuwbouw Het Magnetenlab is niet het enige nieuwbouwproject van de Katholiek Universiteit Nijmegen. Op het terrein van de B-faculteit is afgelopen jaar Mercator II al in gebruik genomen. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan de nieuwbouw van het Gymnasion. De nieuwbouw ten behoeve van de Faculteit Natuurkunde, Wiskunde en Informatica (FNWI), het Logistiek Centrum, de NMR is in volle gang. Deerns en Boonstoppel zijn als adviseur ook bij deze projecten betrokken.
D e e r n s D a t a 23
Deerns ontwikkelt verdere Europese activiteiten Tot voor kort was Deerns raadgevende ingenieurs B.V. op de internationale markt slechts op één terrein actief: de bouw en uitbreiding van luchthavens. Op dat gebied neemt Deerns in een vast samenwerkingsverband, Deerns Naco B.V., het ontwerp van
40% energiebesparing mogelijk bij ‘Sportstad Heerenveen’
alle technische voorzieningen (zowel luchtvaartspecifiek als utilitair) voor zijn rekening. In andere belangrijke marktsegmenten beperkte de aandacht zich goeddeels tot de Nederlandse markt. Daarin komt verandering.
De gemeente Heerenveen, voetbalclub SC Heerenveen, het Regionaal Opleidingen De kennis en ervaring waarmee Deerns haar opdrachtgevers in Nederland terzijde staat, blijkt ook buiten Nederland belangstelling op te roepen. Daarnaast vragen steeds meer goede relaties (architecten, ontwikkelaars, industriële ondernemingen) Deerns om hen ook in projecten buiten Nederland te adviseren.
Centrum (ROC) Friesland en De Friesland Zorgverzekeraar presenteerden in het najaar van 2001 het masterplan voor het project ‘Sportstad Heerenveen’. Kern van het plan is de bouw en de exploitatie van een multifunctioneel complex op het gebied van sport, gezondheid, onderwijs en recreatie. Deerns raadgevende ingenieurs is nauw betrokken bij het project.
Na een uitvoerige voorbereidingsperiode wordt dit jaar een daadwerkelijke aanvang gemaakt met de realisatie van dit omvangrijke project, waarin het gebied tussen Heerenveen-centrum en de A32 wordt ontwikkeld. In eerste instantie wordt gestart met de uitbreiding van het Abe Lenstra-stadion. Vervolgens verrijst aan de zuidzijde van het stadion een groot sportcentrum, bestaande uit diverse zwembaden, fitness- en squashruimten, sport- en turnhallen. Tenslotte wordt een nieuwe campus van het Frieslandcollege, voor onder andere de CIOS-opleiding, aan de eerder genoemde sporthallen gebouwd. De uitbreiding van het voetbalstadion betreft enerzijds een vergroting van de Oost-, Noord- en Zuidtribune, waarbij de toeschouwerscapaciteit van 13.800 naar zo’n 28.000 zitplaatsen wordt uitgebreid. Daarnaast komt er, verdeeld over drie
D e e r n s D a t a 24
bouwlagen, een Gezondheidsboulevard ten behoeve van de Friesland zorgverzekeraar. Het betreft ketenzorg en dienstverlening op het terrein van Arbeid, Sport en Gezondheid van diverse bedrijven. De vierde en vijfde verdieping zijn bestemd voor horecaruimten en skyboxen. Duurzame energie Al in 2000 stelde Deerns een rapport op waarin mogelijkheden om het energiegebruik voor ‘Sportstad Heerenveen’ te minimaliseren worden omschreven. Duurzame energie was daarbij het sleutelwoord. De maatregelen in het energierapport kunnen leiden tot een besparing van 40%. Naar aanleiding van dit rapport, en vooruitlopend op de uitbreiding, werd het Abe Lenstra-stadion al voorzien van een warmte-koudeopslagsysteem, gecombineerd met een warmtepomp en lagetemperatuurverwarming.
Eind 2001 ondersteunde Deerns onder meer de Europese aanbesteding voor de installateurs. Sindsdien heeft Deerns met Alynia Architecten, Oranjewoud, Feenstra Utiliteit en Van Wijnen om de ontwerptafel gezeten om de planontwikkeling voor de Oosttribune in goede banen te leiden. Daarnaast werden ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de aanvraag voor de Wet Milieubeheer verricht. Sportieve uitdaging Onlangs kreeg Deerns van ‘Sportstad Heerenveen’ de toezegging om ook voor de overige projectonderdelen advieswerkzaamheden te gaan verrichten. Hiervoor worden installatieconcepten ontwikkeld die in lijn liggen met het eerder genoemde energierapport. Tussentijdse financiële toetsing maakt daar ook een belangrijk onderdeel van uit. Voor Deerns een ‘sportieve uitdaging’ in een inspirerende omgeving.
Tegelijkertijd wil Deerns internationale ervaring en expertise opdoen die in Nederland goed bruikbaar is, zoals nieuwe contractvormen of privatisering- en outsourcingvraagstukken. Bovendien is het voor jonge, ambitieuze technici een boeiende uitdaging om nu en dan betrokken te zijn bij internationale opdrachten – een belangrijk aandachtspunt op een arbeidsmarkt waar technisch talent nog altijd schaars is. Redenen genoeg voor Deerns om internationale activiteiten te ontwikkelen op terreinen als de utiliteitsbouw, sectoren van het productiebedrijfsleven, onderwijs en onderzoek en de gezondheidszorg. Om de fouten te voorkomen die Nederlandse bouwbedrijven en ingenieursbureaus eerder maakten bij het ontwikkelen van buitenlandse activiteiten, doen we dat op zorgvuldige en weloverwogen wijze. Daarbij wordt gedegen rekening gehouden met de specifieke omstandigheden en omgevingseisen in de betrokken landen.
Initiatieven in Duitsland In Duitsland heeft Deerns tot nu toe twee initiatieven genomen om zich goed te oriënteren op de (momenteel niet erg florissante) markt. In Berlijn is met een groep Duitse ingenieurs anderhalf jaar geleden een kleine adviesgroep opgezet onder de naam P2B (Planungsgruppe Berlin-Brandenburg). P2B ontwikkelt zich goed met opdrachten in Berlijn en elders. Tot de opdrachtgevers behoren vastgoedontwikkelaars, architecten en ondernemingen als Thyssen-Krupp. Het tweede Deerns-initiatief in Duitsland heeft een andere vorm. In Mülheim a/d Ruhr hebben wij met een klein team zeer ervaren Duitse en Nederlandse vastgoedadviseurs Solution Network AG gevestigd. Dit adviesbureau houdt zich bezig met het op gang brengen en begeleiden van complexe, vaak eerder vastgelopen, stedelijke vastgoedprojecten. Solution Network heeft inmiddels een eerste grote opdracht verworven: de ontwikkeling van een winkelboulevard in Hürth, een gegoede voorstad van Keulen. In dit zeven jaar lopende project werkt Solution Network in een joint venture met Eschweiler Bergbauverein, de vastgoedonderneming van Ruhrkohle AG.
sinds een jaar een vast, exclusief samenwerkingsverband met Roberts & Partners, een installatieadviesbureau met kantoren in het Verenigd Koninkrijk, het MiddenOosten en Azië. Op de terreinen waar Deerns bijzondere expertise heeft, presenteren Deerns en Roberts & Partners zich gezamenlijk op de Britse markt. Omgekeerd wordt in Nederland samengewerkt op de terreinen waar Roberts & Partners sterk is: ‘leisure’ en ‘retail’. Naast Duitsland en het Verenigd Koninkrijk oriënteert Deerns zich ook op de Franse markt. Momenteel zijn gesprekken gaande over een soortgelijke vaste samenwerking met een Franse partij, het vooraanstaande installatietechnisch adviesbureau Barbanel (vestigingen in Parijs, Bordeaux, Lyon). Voor onze Nederlandse markt betekent de Europese samenwerking dat de dienstverlening van Deerns bij onze internationaal werkende klanten beter zal aansluiten. Tevens zal de internationale oriëntatie bijdragen aan een breder beeld van wat er zoal om ons heen ontwikkeld wordt, waardoor onze Nederlandse klanten vanuit een breder perspectief geadviseerd kunnen worden.
Ervaring in leisure & retail In het Verenigd Koninkrijk wordt een andere strategie gevolgd. Hier heeft Deerns
D e e r n s D a t a 25
Samenwerking Deerns ondersteunt
Prinses Christina Concours Bij Deerns raadgevende ingenieurs begrijpen we goed wat het is om je talent te kunnen ontwikkelen en passie te hebben voor je vak. Vandaar dat Deerns graag bijdraagt aan de ondersteuning van jonge musici zodat ook zij de eerste stap kunnen zetten richting het vervullen van hun (muzikale) ambities en het ontwikkelen van hun talent.
Versterking van de werkstijl met DORIS Afgelopen jaar heeft Deerns de nodige aandacht gegeven aan de ontwikkeling van nieuwe strategische uitgangspunten voor de onderneming, bedoeld als richtsnoer voor de komende drie tot vijf jaar. Eén van die uitgangspunten heeft niet te maken met het
Onder het motto ‘Meedoen is belangrijker dan winnen!’ doen jaarlijks ongeveer 500 jonge musici mee aan het Prinses Christina Concours. Dit concours maakt zich al bijna 35 jaar sterk voor de promotie van klassieke muziek en jazz onder jongeren. De Stichting Prinses Christina Concours wil zoveel mogelijk 12- tot en met 19jarigen aanzetten tot praktische muziekbeoefening op een zo hoog mogelijk niveau, ieder naar eigen talent. Het Prinses Christina Concours begon in 1969 als één concours in Den Haag. Inmiddels is het uitgegroeid tot een organisatie die jaarlijks zeven concoursen voor klassieke muziek door het hele land organiseert, voorafgegaan en gevolgd door
masterclasses. Alle middelbare scholen in Nederland - en dat zijn er maar liefst 1450 met circa 950.000 leerlingen - worden jaarlijks voorzien van affiches en flyers met een oproep tot inschrijving voor de concoursen. Massaal wordt daar op gereageerd: rond de 500 jonge musici (instrumentalisten, vocalisten en componisten) schrijven zich jaarlijks in als deelnemer aan een van de concoursen. Behalve het stimuleren van toptalent, wil het Prinses Christina Concours zich vooral in de breedte (de amateurs) profileren. Daarom organiseert het Prinses Christina Concours masterclasses voor instrumentalisten en workshops voor ensembles en componisten. Ook kunnen laureaten bij het Prinses Christina Concours terecht voor advies over bijvoorbeeld studiemogelijkheden en -keuzes en (bemiddeling bij) financiële ondersteuning. Voor hen realiseert het Prinses Christina Concours jaarlijks ruim 200 concerten in binnen- en buitenland. Daarmee kan de nodige concertervaring worden opgedaan.
Boonstoppel ook thuis in techniek
van het mennen Raadgevend ingenieursbureau Boonstoppel, de Nijmeegse vestiging van Deerns, is zeer betrokken bij de vierspanmensport in Nederland. Het bureau draagt bij in de sponsoring van Harry de Ruyter, die in binnen- en buitenland tot de mentop behoort. Menwedstrijden zijn erg spectaculair en groeien snel in populariteit. Rijden in deze wedstrijden is millimeterwerk en vergt opperste concentratie van koetsier, paarden en grooms. In Nederland is de mensport zich steeds verder aan het verbreiden. Bij deze tak van paardensport zit men achter het paard in een rijtuig. Je hebt de recreatierijtuigen voor hen die voornamelijk de aanspanning gebruiken om ontspannen ritjes in de omgeving te maken. Daarnaast zijn er ook wedstrijdwagens, waarmee topsport bedreven wordt. In Nederland is met name de samengestelde wedstrijd voor aangespannen paarden erg in opkomst. Deze wedstrijd bestaat uit drie delen: • Dressuur, waarbij in een bak een proef gereden wordt, waar men zo min mogelijk strafpunten moet halen. • Marathon, een traject van 20 à 25 kilometer, dat binnen een bepaalde tijdmarge gereden moet worden en waar in het laatste stuk een aantal hindernissen zijn opgenomen. • Vaardigheidsproef, waarbij de wagen een slalomparcours tussen pionnen door rijdt, die moeten blijven staan. De ruimte tussen pionnen en wagen bedraagt per kant slechts 15 cm.
D e e r n s D a t a 26
Harry de Ruyter behoort tot de Nederlandse en internationale mentop. Hij rijdt zich regelmatig in de prijzen, zowel individueel als in teamverband. Hij was onlangs nog te zien bij de Indoor Brabant, waarvoor hij van de organisatie een Wild Card kreeg. De Ruyter nam vorig jaar met succes deel aan deze prestigieuze indoor competitie. Hij eindigde op de zesde plaats in het eindklassement na het eerste Wereldbekerseizoen. Tijdens het Wereldkampioenschap voor vierspannen in Jerez de la Frontera eindigde de Limburger als tweede Nederlander op de zesde plaats, maar kwam desondanks punten te kort om zich te kwalificeren voor het Wereldbekerseizoen 2002/2003. In de vierspanrubriek tijdens het Hippisch Matinee van Indoor Brabant eiste hij vorig jaar de overwinning voor zich op. Tevens is hij bekend als trainer en africhter. Zijn paarden gaan na hun opleidingsperiode over de hele wereld. Harry de Ruyter staat daarbij borg voor een goede ‘after sales’ in de vorm van begeleiding en advisering. Vanuit heel Europa weet men hem ook te vinden voor menlessen.
bestormen van nieuwe markten of het ontwikkelen van nieuwe diensten, maar met het verder versterken van de kwaliteit in de wijze van optreden. Daarbij zijn vijf kernwaarden geformuleerd die tezamen ‘DORIS’ vormen.
Deskundigheid Deskundigheid, Ondernemerschap, Reputatie, Integriteit en Samenwerking. Zo is vorig jaar de lieftallige DORIS bij Deerns geboren. Voor steeds meer medewerkers van Deerns is elke dag inmiddels een ‘Doris Day’. Maar de ambitie houdt natuurlijk vooral rechtstreeks verband met de service die Deerns zijn relaties wil bieden. “Een verdere versterking van onze werkstijl vinden we nodig omdat we, vaker dan ooit, van onze opdrachtgevers horen hoe belangrijk die kwaliteit in het optreden voor hen is”, licht algemeen directeur Jan Karel Mak toe. “We blijven weliswaar scherp letten op onze technische kwaliteit, maar we investeren dieper dan ooit tevoren in de proceskwaliteit van ons werk.” Mak noemt als voorbeelden eenvoudig te omschrijven kwaliteiten als ‘nakomen van afspraken’, ‘je inleven in je opdrachtgever’, ‘flexibel inspelen op veranderende omstandigheden’, ‘vasthoudend bewaken van voortgang en technische haalbaarheid’, ‘vlekkeloos teamwork leveren, met collega’s en met bouwpartners’, en ‘buiten gebaande paden durven treden’. “Maar zo eenvoudig als ze zijn te omschrijven, zo moeilijk is het soms om er in de praktijk vorm aan te geven. Het gaat hier immers om vaardigheden die een ingenieur tijdens zijn opleiding niet met de paplepel ingegoten krijgt, maar die hij in de adviesloopbaan geleidelijk moet adopteren van zijn collega’s”, aldus Mak.
Reputatie
Intensief veranderprogramma De stijlversterking binnen Deerns vraagt een aanpak in drie richtingen: van boven naar beneden, in de breedte door de organisatie, en van omlaag naar boven. Mak legt uit:
Ondernemerschap
“Sinds een klein jaar loopt binnen Deerns een intensief veranderprogramma met de inzet van managementbureau Krauthammer International. In dit programma doorlopen directie en groepen unit managers, senior adviseurs en adviseurs een intensieve, zeven maanden durende training in persoonlijke vaardigheden. Daarbij treden zij ook onderling op als elkaars coach en mentor. Binnenkort worden in dit programma de volgende lagen in de organisatie betrokken: projectleiders, technici en ondersteunende medewerkers. Daarnaast werken we met de zogenaamde ‘Deerns Client Panels’: discussiebijeenkomsten waarbij medewerkers met de opvattingen van opdrachtgevers worden geconfronteerd.” Een verslag van één van onze Client Panels leest u op pagina 13 van deze Deerns Data.
Integriteit
Kernwaarden
In de breedte, dwars door de organisatie, dragen intervisiegroepjes bij aan stijlversterking: in kleine, interne bijeenkomsten worden leerzame ervaringen verhalenderwijs uitgewisseld. Een voorbeeld van ‘bottom-up’-activiteiten is de juniortraining, een opleidingsprogramma voor nieuwe medewerkers in de eerste jaren van hun loopbaan bij Deerns. Mak: “In dat programma is veel aandacht voor basisvaardigheden van de adviseur, maar ook voor de principes, stijl en normen die Deerns binnen de onderneming hoog houdt. Die uitgangspunten worden door jongere werknemers weer overgedragen op de oudere collega’s die vooral veel technische kennis in hun bagage hebben. Zo versterkt iedereen elkaar binnen de organisatie.”
D e e r n s D a t a 27
Colofon Deerns Data is een uitgave van Deerns raadgevende ingenieurs Fleminglaan 10, Postbus 1211 2280 CE Rijswijk Telefoon: 070-395 74 00 Fax: 070-319 10 71 Deerns Groningen Telefoon: 050-312 45 41 Deerns Maastricht Telefoon: 043-363 92 92 Deerns Eindhoven Telefoon: 040-296 76 80 Raadgevend ingenieursbureau Boonstoppel Nijmegen Telefoon: 024-383 11 11 Concept en productie: Van Zandbeek corporate communicatie Hoofdredactie: E.S. Hora Siccama Eindredactie: André van den Hul Marieke Goossens Joyce Riekerk Redactie: Jack Beneker Aad Bijl Hans Boender Xavier Crolla Daan Eijgendaal Johan de Groot Bert de Hoop Jan Karel Mak George Müller jr. Cor Prop Donald Schotel Jan Slotboom Reinier Spies Nico Vermeer Madeleine Verweij Jaap Wiedenhoff Jan van ‘t Wout Ontwerp en grafische vormgeving: Ten Bosch design Fotografie: NFP Photography, Deerns Bladmanagement: André van den Hul, Marieke Goossens Druk: Koninklijke De Swart, Den Haag Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande toestemming van de uitgever worden overgenomen of vermenigvuldigd.
Dit jaar bestaat Deerns raadgevende ingenieurs B.V. 75 jaar. Driekwart eeuw al geniet Deerns het vertrouwen van opdrachtgevers, een mijlpaal die niet veel ondernemingen bereiken en waarop we dus bijzonder trots zijn.
Deerns 75 jaar: feest en bijdrage aan maatschappelijk project Ons vijftiende lustrum vieren we natuurlijk uitbundig met tal van activiteiten voor de medewerkers, onder meer met een fantastisch lustrumfeest op 4 april jl. Voor onze relaties zullen we, in afwijking van eerdere jubileumjaren, om uiteenlopende redenen dit jaar geen grootschalige festiviteit organiseren. Deerns wil dit jaar een bijdrage leveren aan het realiseren van een maatschappelijk relevant project; een bijdrage in natura – in advies- en ontwerpwerk – en in geld. Daarmee willen wij onze erkentelijkheid betuigen voor het maatschappelijk vertrouwen dat Deerns geniet, en
tegelijk de maatschappelijke verantwoordelijkheid symboliseren die wij als onderneming dragen. Het project waar Deerns haar bijdrage aan gaat leveren is het upgraden van de Anton de Kom Universiteit van Suriname. Naast het gebrek aan leer- en hulpmiddelen binnen de universiteit, is er sprake van een ongezonde en onveilige werksituatie in de laboratoria. Wat de precieze hulp van Deerns in zal houden wordt op dit moment bepaald, maar te denken valt aan het maken van inrichtingsplannen voor de laboratoria, het mee helpen organiseren van de uitvoering en het mee leveren c.q. verzamelen van installatie-onderdelen en laboratorium meubilair. Onze relaties vergeten we overigens niet helemaal. Met bijzonder veel genoegen zullen we regelmatig kleine, uitgelezen gezelschappen uitnodigen om samen met ons te genieten van evenementen waaraan Deerns als sponsor een bijdrage levert: het Prinses Christina muziekconcours of de activiteiten van vierspanmenner Harry de Ruyter bijvoorbeeld. Deze genoeglijke activiteiten zullen wij niet beperken tot dit lustrumjaar; daarvoor zijn ze te mooi - en daarvoor hebben we ook te veel goede relaties…