Deel IV: I. Werken en bewerken in RAW
1. Het RAW-formaat Een dood beeld omtoveren in iets levends: wie droomt daar niet van? Koning en beeldhouwer Pygmalion slaagde erin met de hulp van Venus om van zijn marmeren beeld van Galathea een échte warmbloedige vrouw te maken. Michelangelo was niet zo gelukkig. Toen hij in 1516 zijn Mozesbeeld had afgewerkt, was het zó levenecht dat hij het toeriep “Maar spreek dan toch!” en uit frustratie sloeg hij met zijn beitel op de knie van het beeld, waar een litteken achterbleef. Sindsdien zoeken alle toeristen natuurlijk eerst naar dat litteken. Maar wij hebben Venus niet nodig (alhoewel) om dode zwart-witpixels om te toveren in vibrante, kleurrijke beelden die het leven zélf weergeven. Het op knieën slaan met beitels is overigens enigszins uit de mode en wordt nog slechts door enkele primitieve stammen beoefend. Want ten slotte is dat wat we doen als we met het RAW formaat werken: dode materie tot leven brengen. In het woord RAW zit het besloten. Het is de ruwe, ongepolijste, maar toch al digitale informatie die uit de sensor komt, zonder enig franje of bewerking.
1.1 Vergelijking tussen RAW en JPG Als tegenhanger vinden we meestal het opgepoetste JPG formaat. Het beeld is hier door de camera al aangepast, scherper en contrastrijker en kleurgecorrigeerd. In RAW geeft men je een coupon met stof, en je mag zelf je kostuum maken. Met JPG koop je een confectiepak. Het verschil is dat de beeldinformatie in JPG sterk is gecomprimeerd, zodat er ook nog veel meer foto’s op een enkel geheugenkaartje passen en dat de confectie van C&A doorgaans redelijk krimpvrij is. Want laten we wél wezen: RAW verslindt geheugenruimte. Dat heeft verschillende oorzaken en het gebrek aan compressie is er een van. Maar het RAW-formaat gebruikt ook de volle bitbreedte van de processor, en zet die vaak nog om naar 16 bit. Tweemaal zoveel als JPG dus en met dus veel meer speelruimte om achteraf bewerkingen mogelijk te maken. Bij JPG ligt de kleurruimte al vast op het ogenblik dat de foto is gemaakt. In RAW kies je achteraf of je in Adobe of sRGB wil werken en met welke bitbreedte. Wie te gulzig is krijgt het deksel op de neus: kies je voor maximale ruimte en vrijheid, dan betaal je een prijs. Een bestandje van een halve megabyte in JPG kan in RAW gemakkelijk tot 50 megabytes oplopen. En dus moet je ook investeren in dure geheugenkaartjes van 8 of 16 gigabytes, of om de haverklap kaartjes wisselen. Vroeger leek een kaartje van 512 megabytes zeer indrukwekkend. Maar na 10 RAW-opnamen zit het al vol. Ik ga je troosten: tegenwoordig betaal je voor een 8gigabytes geheugenkaartje niet veel meer als voor die 512 megabytes destijds. Over geheugenkaartjes hebben we het nog uitvoerig in een volgend deel van de cursus.
Cursus Digitale Fotografie
Deel IV - 1
Er is nog een ander belangrijk nadeel van JPG: de firmware in de camera die zorgt voor de beeldaanpassingen, is doorgaans veel minder krachtig dan de commerciële beeldbewerkingssoftware. In de betere camera’s kan je dan ook kiezen om scherpte- en contrastregelingen uit te schakelen, zodat je die achteraf zelf met een editprogramma kunt aanbrengen. Maar dan doe je het belangrijkste voordeel van JPG, namelijk het onmiddellijke gebruiksgemak, wel grotendeels te niet. Want dat is wel het belangrijkste bezwaar als je met RAW wil werken: het kost veel tijd en moeite. Zelfs al zijn je foto’s perfect belicht en gekaderd, dan nog moet je per opname enkele minuten uittrekken om het perfect te krijgen. En als je met 700 trouwfoto’s zit vertaalt zich dat in enkele dagen creatief koeliewerk. Je hebt dan wel de best denkbare kwaliteit. Het probleem met JPG is dat de hoge compressie na een tijd zichtbaar wordt, met een duidelijk verlies aan beeldinformatie. Vooral de artefacten als blokjesvorming zijn berucht, maar ook het verdwijnen van kleine details en kleurverschuivingen.
Foto 1: origineel op laagste JPG-compressie (2,2 MB)
Cursus Digitale Fotografie
Deel IV - 2
Foto 2 en 3: details van foto 1. Links laagste compressie (200 KB), rechts hoogste compressie (30 KB). Merk op hoe de structuur van het voorste kaarsje degradeert.
Bestaat er dan geen beste van twee werelden? Natuurlijk. Denk aan de gouden wet van Murphy: “Wie het goud heeft, bepaalt de wet”. Mits voldoende pecuniaire inspanningen kan je een dure camera kopen die met twee kaartjes werkt en JPG op het ene, en RAW op het andere neerpoot. Goedkoper kan ook: bij vele toestellen kan je zowel RAW als JPG op hetzelfde geheugenkaartje wegschrijven. Dat het kaartje dan sneller vol is dan je je naam kan uitspreken, moet je er maar bijnemen. En er bestaan altijd compromissen. Beeldformaten als TIFF werken eveneens op 16 bit, hebben geen verliescompressie en zijn universeel uitwisselbaar. Sommige camera’s hebben zelfs de mogelijkheid in dit formaat rechtstreeks te werken. Maar, je had het kunnen denken, ook hier zijn de bestanden zeer groot. Het belangrijkste voordeel van RAW is wel dat de aangebrachte wijzigingen niet destructief zijn. Met andere woorden, niets is onherroepelijk, je kunt steeds naar de oorspronkelijke foto terugkeren. Dat komt omdat elke verandering naar een zogenaamde metafile (dat is een file die informatie geeft over een file) wordt weggeschreven. En die informatie kan je wissen of aanpassen naar believen. In tegenstelling tot de JPG-bestanden. Een zwaar samengeperste JPG-file krijg je nooit meer in zijn aanvankelijke toestand. Het is zoals het blik met wormen: eens die uit het blik zijn krijg je ze er nooit meer allemaal in.
Cursus Digitale Fotografie
Deel IV - 3
Criterium bewerking compressie bestandsgrootte flexibiliteit bruikbaarheid van het beeld bruikbaarheid na editing bitbreedte kwaliteit van het programma kwaliteit van de bewerking herstelbaarheid
RAW onbewerkt geen groot veel bruikbaar optimaal tot 32 hoog hoog volledig
JPG bewerkt matig tot veel klein weinig goed goed 8 middelmatig middelmatig niet
Tabel 1: belangrijkste vergelijkingspunten tussen RAW en JPG
Foto 4: dit beeld van Sint Niklaas ziet er echt niet al te fris uit.
Foto 5: Gelukkig was het in RAW opgenomen. Twee muisklikken verder…
De foto linksboven lijkt klaar voor de papiermand: flets, veel te donker en met kleuren die in niets op het origineel lijken. Zelfs met de automatische correctie die in vele RAW-converters zit ingebakken, komen we al een eind verder. Nog even de kleurbalans aanpassen en de opname wordt toonbaar.
Foto 6: correctie van de JPG lukt niet zo.
Cursus Digitale Fotografie
Deel IV - 4
Als we deze foto echter in JPG willen corrigeren, dan valt dit tegen. De schaduwen lopen dicht en de kleurnuances gaan verloren. Ook de witbalans zelf krijgen we niet meer in orde. Bovendien komen er valse kleuren in het palet terecht. Als we proberen dit te verhelpen door de helderheid te verhogen, dan treden artefacten op samen met ruis en de foto valt uiteen in een beperkt aantal kleuren. Het belangrijkste voordeel van werken in RAW wordt hiermee overtuigend aangetoond. De grotere bitdiepte, de betere kleurbeheersing en vooral het feit dat de opname nog ongecorrigeerd is, geven ons alle speelruimte die we nodig hebben. Bij elke correctie gaat een JPG-foto immers degraderen: het begint al bij de compressie en de verscherping in de camera, maar ook de aanpassing van het contrast en de verzadiging helpen hieraan mee. Als nadeel vermelden we dan dat de verantwoordelijkheid voor een geslaagde foto geheel bij de fotograaf berust. Die met RAW willen te kap’ren varen, moeten mannen met baarden zijn (over de vrouwen spreek ik me niet uit). Leer je RAW software kennen!
2. Soorten RAW Het RAW-formaat vinden we vooral bij de duurdere en professionele camera’s. Dus bij nagenoeg alle digitale spiegelreflexen en zelden bij compacte toestelletjes. Niet altijd is de fabrikant hierin consequent. Zo had Canon in zijn Powershot G5 een raw formaat (CRW of Canon raw) ingebouwd. In model G7 werd dit weggelaten. Maar in model G9 is de raw optie opnieuw aanwezig. Dat de producent hier nogal losjes mee omspringt is ergerlijk. Maar dat er tussen de verschillende merken helemaal geen standaardisatie zit is onvergeeflijk. Elk merk heeft zijn eigen RAW-norm, en soms zelfs meer dan een. Sterker nog, deze normen zijn onderling vaak niet eens compatibel. En er komen steeds meer en meer RAWformaten op de markt, nagenoeg met elke nieuwe toestellijn die geleverd wordt. Het is een nachtmerrie voor de ontwerpers van de software die deze RAW-bestanden moet omzetten (de zogenaamde converters), want om de paar maanden moeten zij hun programma’s uitbreiden om de nieuwste camera’s te kunnen gebruiken. Voor Canon zijn er de CRW en CR2-formaten. Maar de CR2 van een Canon 5D is anders dan die van een 400D. Nikon kent zijn NEF-bestanden. Kodak heeft DRC en Minolta kent MRW. Zelfs Epson, dat maar een paar toestellen op de markt heeft, kent zijn EEF-formaat. Er is nog PEF, RAF, X3F, BAY, ORF and SRF. En dan vergeet ik er ongetwijfeld nog een paar. De complete chaos dus, maar toch ergens te begrijpen. Om te beginnen verschillen de sensoren van formaat, maar ook in andere parameters. Verder is er een groot verschil in opbouw tussen een CCD en een CMOS-sensor. Bij een CMOS is er één stuurelement per beeldpixel, terwijl een CCD-pixel wordt aangestuurd via een matrix met rijen en kolommen. De ‘vertaling’ van de elektrische stroompjes naar RAW is verder nog afhankelijk van het gebruikte type processor, van de eigen techniek van de fabrikant en van de evolutie en verfijning van de gebruikte technologie. Begrijpen is één ding, goedkeuren een ander. En als we dan ook nog Intelligent Image Quality RAW kennen (IIQRAW), naast small en medium RAW, dan is de maat wel vol. Dat vond Adobe ook, en daarom ontwierpen ze een RAW standaard die door alle merken kan gebruikt worden en die volledig uitwisselbaar is: het digitale negatief of DNG.
Cursus Digitale Fotografie
Deel IV - 5
2.1 Het DNG-formaat Stel je eens voor dat je een archief hebt aangelegd, vol met originele .CRW raw files. Unieke tijdsdocumenten. En 20 jaar later wil je die onschatbare bron gaan aanboren. Alleen, er bestaat geen enkel programma meer dat dit formaat nog kan lezen, want het is intussen al lang verlaten. En je hebt nog ergens een zeer stoffige hard disk met een editorprogramma, maar harde schijven zijn al lang vervangen door terasticks en bovendien kan Windows Jazeera dit formaat niet lezen, net zomin als zijn 12 voorgangers. Herkenbaar? Zou het dan niet geweldig zijn als er één, universeel formaat bestond dat al die files kon lezen? Wel, dat was precies de redenering van Adobe. Je kan het omzettingsprogramma gratis downloaden en al je raws, van welke camera ook, in het ene, enkele DNG formaat gebruiken. En er zit natuurlijk ook welbegrepen eigenbelang bij, want momenteel geeft Adobe fortuinen uit, alleen maar om bij te blijven met al die nieuwe formaten die wekelijks verschijnen. Als iets te mooi klinkt om waar te zijn, dan is het dat meestal ook. En eilasie… Leica, Pentax, Hasselblad, Samsung en Ricoh hebben modellen die rechtstreeks in DNG kunnen opslaan. Maar dat is nog veel te weinig om van een open standaard te kunnen spreken. En de andere fabrikanten houden zich op de vlakte, omdat ze natuurlijk hun eigen standaarden en de enorme investeringen die er achter zitten, willen beschermen. In afwachting blijft het digitale negatiefformaat een positieve en hoopvolle ontwikkeling. Hopelijk kan Adobe als marktleider voldoende druk uitoefenen om deze norm uiteindelijk overal te doen aanvaarden.
3. De conversie Het RAW-formaat is niet veel anders dan een reeks binaire enen en nullen, die alleen met speciale programma’s te vertalen zijn. Het ene programma doet dit al wat beter dan de andere en de keuze is groot.
3.1 Wat kiezen? Die uitgebreide keuze is een goede zaak. Elk merk levert zijn eigen software en die geeft gewoonlijk uitstekende resultaten. Maar daarnaast zijn er heel wat bedrijven die conversiesoftware voor het RAW-formaat ontwikkelen. En zoals het met software gaat: elk heeft wel wat toeters en bellen, of gebruiksgemak, of eigenschappen die bij de andere pakketten ontbreken. De keuze was aanvankelijk dan ook moeilijk. De gebruikers vielen uiteen in twee kampen. Wie het kon betalen, ging met een van de dure en meer volledige varianten. De anderen vielen terug op de gratis beschikbare software, gebruikten de conversiesoft die met hun camera kwam, of ‘vonden’ de commerciële software. Het aantal gelukkige vinders bleek nogal groot, serendipity bij amateurfotografen ligt hoog (hey, zoek dat woord op als je het niet kent, dit is een leerzame cursus).
Cursus Digitale Fotografie
Deel IV - 6
Rawshooter was een van de programma’s die snel verspreid raakte, omdat er een goede en gratis versie van bestond. Het was zo goed (niets verslaat de prijs/kwaliteitverhouding van een gratis programma) dat het al snel door de concurrentie werd opgekocht. Maar de professionals grepen naar Capture One. Inmiddels zijn de kaarten opnieuw geschud. Adobe heeft rawconversie ingebouwd in zijn drie grootste beeldbewerkingspakketten, van een uitstekende kwaliteit, regelmatig aangevuld met de nieuwste cameratypen en zeker in de betaalbare versie van Lightroom en Photoshop Elements krijg je veel waar voor je geld. Vele fotografen zweren nu zodanig bij Lightroom dat ze niets anders meer wensen te gebruiken. Maar voor de miljonairs onder ons blijft Adobe Photoshop CS3 toch het beste programma voor wie àlles uit zijn foto’s wil halen. En dat laatste is bij digitale fotografie zó belangrijk dat we het volgende deel wijden aan beeldbewerking. Wie een kwaliteitsvergelijking wil zien tussen de verschillende raw-omzetters, moet eens een kijkje nemen op http://www.ultimateslr.com/raw-image-software.php Samengevat: als je de allerhoogste kwaliteit wil koppelen aan de breedste correctiemogelijkheden en soepelheid, kan je niet om RAW heen. Wie dit formaat veroordeelt zonder het ooit te hebben gebruikt, weet niet wat hij mist.
Cursus Digitale Fotografie
Deel IV - 7
II Werken met zwart-wit De oudste ons bekende foto’s waren monochromatisch (uit het Griekse monos, alleen, enig en chroma, kleur), éénkleurig dus. Dat betekende niet noodzakelijk zwart-wit, want er waren nogal wat procédés die andere kleurtinten opleverden. Bovendien is de term monochromatisch misleidend, want het gaat niet over één kleur, maar over alle schakeringen tussen twee kleuren, dus bijvoorbeeld over een oneindig aantal nuances grijs tussen zwart en wit. Het ontdoen van kleur geeft een foto een extra dimensie en een bijzondere gevoelslading. Zelfs in het tijdperk waarin alles met kleur onderlijnd moet worden, blijft de zwart-witfoto haar positie handhaven.
1. Omzetten naar zwart-wit In feite gaat het om een dubbele omzetting: het oorspronkelijke materiaal in de camera bestaat immers uit lichtintensiteiten die in grijswaarden worden vertaald. Het wordt alleen kleur omdat er een drievoudig kleurfilter wordt voorgeschakeld. De intensiteit (van donker naar licht) wordt dus in kleur omgezet en wij willen het nu opnieuw naar grijstinten krijgen. Dat lijkt simpel, maar is het niet echt. En dit heeft alles te maken met de manier waarop het oog kleuren waarneemt. Het menselijk oog is namelijk het meest gevoelig in het groene gedeelte van het spectrum. Niet verwonderlijk, want de mens is duizenden jaren geëvolueerd in de natuur. Vandaar dat in de kleurenmatrix van de sensor het groen oververtegenwoordigd is. Denk ook aan de zwartwitfilm, die oorspronkelijk weinig gevoelig was voor rood. Daarom ook werd bij het ontwikkelen in de donkere kamer een rode lamp gebruikt (of dacht je dat die diende om een bepaalde sfeer te scheppen bij toevallige vrouwelijke bezoekers?). En als men bij een model de rode lippen extra wou accentueren, dan werd een groenfilter ingeschakeld, net zoals een blauwe lucht met een geelfilter beter tot zijn recht kwam. Als we dus zonder meer alle kleurtinten en –intensiteiten zouden vertalen naar een zwart-witplaatje, dan zou het resultaat een nogal doods, vlak fotootje opleveren. Laat ons eens proberen met een foto van een villa, genomen van de tuinzijde. De originele kleurfoto werd licht gecorrigeerd voor een oranjezweem gezien het late tijdstip van de dag. We laten hierop enkele omzettingen los. In het eerste voorbeeld laten we elk kleurkanaal (rood, groen en blauw) evenveel meespelen. Het resultaat is een wat grauwe foto, zonder veel leven. Bij de volgende bewerking gebruiken we een zwart-witgradeermapping, die de grijstinten redelijk evenredig verdeelt. Een verbetering, maar nog niet echt wat we zoeken. Pas bij de laatste foto, met een proportionele verdeling, komt de zwartwitfoto uit de verf (bij wijze van spreken, natuurlijk!).
Cursus Digitale Fotografie
Deel IV - 8
Foto 7: de originele kleurfoto
Foto 8: elk kanaal evenredig versterkt
Foto 9: met behulp van een gradient map
Foto 10: met correcties in rood, groen en blauw
Cursus Digitale Fotografie
Deel IV - 9
Hoe je corrigeert, is een kwestie van smaak. Bij een huis ligt dit helemaal anders dan bij een modelportret, waar je meer rood, minder groen en nog minder blauw zal aanpassen. Dat betekent dat ook in je camera de aanpassing niet steeds even doeltreffend zal zijn in elke situatie. Daarom dat er afzonderlijke JPG-instellingen bestaan voor bijvoorbeeld huidtinten (modellen) en landschapsopnamen.
2. Waarom werken in zwart-wit? Hierboven gaven we al een hint dat het werken met zwart-wit niet zo eenvoudig is. Foto’s worden snel modderig als de juiste instellingen niet worden gebruikt. En dat is niet alles. Wat bedoelen we eigenlijk met diepzwart? Want er is warm en koud zwart, net zoals het wit in vele tinten kan komen. Om het nog erger te maken: vele fotopapieren hebben hun eigen weergave van grijstinten, om van de printers maar helemaal te zwijgen. Want vooral de printers maken het bont (!). Alleen de beste fotoprinters leveren het neutrale, haast perfecte zwart dat we eigenlijk willen. En dat merk je meteen als je zwart-witprints van verschillende apparaten naast elkaar legt. Er bestaat een goede reden waarom sommige fabrikanten van betere printers de kleuren mat zwart en fotozwart leveren, met soms nog een grijscassette erbij. Of anders gesteld: wie zonder kleur wil werken, moet er voor betalen. Het is ooit andersom geweest. Als het dubbel zoveel moeite kost om te werken in zwart-wit, waarom zouden we het dan niet bij kleur houden? Het antwoord is simpel: dramatiek. Het effect van een goede zwart-witfoto grijpt naar de keel, schept een geladen sfeer en suggereert waar kleur alleen maar toont. Of: welke foto verkies je?
Foto 11: deze…..
Cursus Digitale Fotografie
Foto 12: of deze?
Deel IV - 10
Natuurlijk zijn er meer toepassingsmogelijkheden voor monochrome foto’s. Vaak is het de beste manier om een onderwerp recht te doen. Een doorgroefde kop van een mijnwerker zal het haast altijd beter doen in zwart-wit. Zelfs een babyfoto kan profiteren van zeer zachte grijstinten in vele nuances. Maar als het de bedoeling is om de kleuren te laten knallen, dan moeten we natuurlijk opnieuw naar ons kleurenpalet. En zo biedt digitale fotografie voor ieder wat wils. Zalig toch?
3. Monochroom is niet monotoon. Dat is natuurlijk een contradictie in de termen, maar we stelden al eerder dat echte monochromie weinig voorkomt, want zelfs op een affiche in éénkleurendruk speelt de kleur van het papier nog een rol. Naargelang het effect dat je wil bereiken, ligt er op dit vlak nog heel wat op je te wachten. Je kan je zwart-witfoto in eenvoudige kleurtinten omzetten via beeldbewerking. Sepia is opnieuw in, want romantisch, maar ook héél lichtgeel wordt al eens gebruikt om een foto een verouderd karakter te geven.
Foto 13: sepia is romantisch
En daartussen liggen natuurlijk duizenden mogelijkheden, waarop we later nog terugkomen.
3.1 Duo-, tri- en quadtone. Wie zoekt naar meer diepgang en rijkere tonen, maar toch geen uitgebreid kleurenpalet wenst, wordt op zijn wenken bediend.
Cursus Digitale Fotografie
Deel IV - 11
Hij kan bijvoorbeeld kiezen voor een duotone afbeelding, waarbij alle schakeringen tot stand komen door het mengen van slechts twee kleuren. Dit geeft een voller effect dan een monochrome afbeelding.
Foto 14: experimenteren met duotoon
In dit geval werden de kleuren zwart en bruin gemengd. Daarna werd een beetje gloed toegevoegd om letterlijk de uitstraling wat te vergroten. De vormgeving doet wat ouderwets aan, maar dat was de bedoeling. Als je drie kleuren gaat mengen, dan is het resultaat een tritone. Vaak valt dit wat tegen en het vraagt meer experimenteerwerk om tot een goed resultaat te komen. Dit procédé wordt soms gebruikt om bepaalde effecten als metaalglans toe te voegen. Dit valt echter buiten het bestek van dit hoofdstukje. En inmiddels hebben jullie ook begrepen wat een quadtone dan wel is. Om toch even het verschil duidelijk te maken: de volgende foto is een tritone afbeelding, met de tricolore kleuren van de Belgische vlag. Wat je krijgt is een tikje merkwaardig, maar dit soort resultaten is eigen aan experimenteren.
Cursus Digitale Fotografie
Deel IV - 12
Foto 15: een drietoon met zuiver zwart-geel-rood.
Hiermee zijn we een beetje vooruitgelopen op de bedoeling. In deel V komen we uitgebreid terug op de beeldbewerking in zijn vele facetten.
Cursus Digitale Fotografie
Deel IV - 13