VITRUVIUS
NUMMER 17
O K T O B E R 2 011
Michiel Purmer Senior beleidsmedewerker cultuurhistorie en landschap Natuurmonumenten
Robert Timmer Adviseur Landschap/ Cultuurhistorie Staatsbosbeheer
1 – Overzichtsfoto van het Geuldal en Gerendal bij Oud Valkenburg. Karakteristieke onderdelen van het cultuurlandschap zijn goed zichtbaar. Het beekdal met graslandbeheer en beplanting langs de beek, op de flank de nederzetting van Oud Valkenburg met kasteel Genhoes, akkers op de hogere delen daarachter en tenslotte de hellingbossen op de voor en achtergrond op de steilere delen van de hellingen. FOTO MICHIEL PURMER, 2009
Samenwerken aan landschap Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten vragen aandacht voor cultuurhistorisch waardevolle landschappen
Daar waren eens zeven wilgen In ene boerenwei. Die droegen grote pruiken op Hun oude harde houten kop En stonden op een rij. En hunne pruik met haren Die kwam nooit tot bedarenZij knikten al maar: ‘ja en neen,’ Wat dat beduidde, wist er geen! Eerste coupl et van een gedicht van Carel Steven Adama van Scheltema uit 1906.
D
e wilgen uit bovenstaand gedicht moeten overduidelijk geknot worden: hun ‘grote pruiken’ behoeven een regelmatige knipbeurt. Het illustreert één van de vele beheerwerkzaamheden die nodig zijn om het Nederlandse cultuurlandschap in stand te houden. In dit artikel laten terreinbeheerders Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten zien hoe zij omgaan met de cultuurhistorisch waardevolle landschappen in hun
30
beheer. Het Zuid-Limburgse landschap dient hier- bij als voorbeeld. Daarnaast proberen we de opgaven voor de nabije toekomst inzichtelijk te maken. Want daarbij zijn meer partijen nodig dan de terreinbeheerders alleen!
Cultuurhistorisch landschap bij de overheid en terreinbeheerders De laatste jaren staat het agrarisch cultuurlandschap sterk in de belangstelling. Dit heeft er ook bij terreinbeherende organisaties toe geleid dat er volop gewerkt wordt aan herstel van dergelijke waardevolle landschappen. Hiervoor is financiering nog wel te vinden, maar structureel geld voor vervolgbeheer ontbreekt vaak. Weliswaar heeft het rijk heeft in 2004, gekoppeld aan de Nota Ruimte, 20 Nationale Landschappen aangewezen met het bijbehorend beleid en financiële middelen, maar de Nationale Landschappen worden als beleidscategorie geschrapt en daarmee verdwijnt de rijksbemoeienis. Het label ‘Nationaal Landschap’ blijft wel bestaan, maar de verantwoordelijkheid voor de uitvoering ligt bij de provincies.
De opvolger van het Programma Beheer, het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL), moet de basisfinanciering voor het natuur- en landschapsbeheer gaan garanderen. In hoeverre deze regeling de kosten van het landschapsbeheer gaat dekken is nu nog onbekend.
Cultuurhistorie en natuur in het landschap verweven De unieke landschappelijke kwaliteit in cultuurhistorisch waardevolle gebieden is voor een groot deel een erfenis van het landbouwkundig gebruik. Landschapselementen als houtwallen, singels en boomgaarden zorgen voor een leesbaar landschap, waarin de ontwikkelingsgeschiedenis zichtbaar is. Daarmee draagt het landschap bij aan de regionale identiteit. Boerennatuur heeft echter niet alleen landschappelijke waarden, maar ook natuurwaarden. Met het voortzetten van het historisch voorkomende kleinschalig gebruik en daaraan gekoppelde beheer waarborgen de intact gebleven cultuurhistorische landschappen een gevarieerde flora en fauna. Er huizen veel zeldzame plant- en diersoorten die afhankelijk
VITRUVIUS
Cultuurhistorisch waardevolle landschappen staan onder druk. Gave cultuurlandschappen zijn schaars en de kwaliteit holt vaak achteruit. Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten werken hard aan beheer en herstel. Het meest kleinschalige beheer in deze gebieden vraagt tijd en geld. Zeker nu beheersubsidie onder druk staat zijn nieuwe samenwerkingsvormen nodig. Terreinbeheerders gaan in en met de streek werken aan nieuwe ondernemingsvormen. Het Rijk moet haar verantwoordelijkheid nemen: zonder een duurzaam financieringsstelsel is het dweilen met de kraan open. Het landschap is van ons allemaal, alleen in gezamenlijkheid kunnen we het Nederlandse cultuurlandschap in stand houden.
zijn van het historische gebruik en beheer. Meidoornheggen dienen in Zuid-Limburg bijvoorbeeld als ecologische verbinding voor bijvoorbeeld sleedoornpage, heggenmus en hazelworm. Ze zijn een belangrijke schakel in het ecologische netwerk van het gebied. Het vaak kleinschalige en soms zelfs ambachtelijke beheer in cultuurhistorisch waardevolle gebieden vraagt tijd en geld. Soms is er ook sprake van achterstallig onderhoud. Deze herstel-
opgave, in combinatie met het borgen van het – vaak intensieve – vervolgbeheer is dan ook een opgave voor de komende tijd. Zeker als we deze gebieden duurzaam in stand willen houden op een manier die ook recht doet aan de historische waarden. Het moeten gebieden zijn waar je de geschiedenis kan proeven.
Voorbeeld Zuid-Limburg Zuid-Limburg is een voorbeeld van een cultuur-
NUMMER 17
O K T O B E R 2 011
2 – Eigendommen van de terreinbeheerders in het westelijke Heuvelland. Inzet: een tweetal herstelprojecten: het Savelsbos van Staatsbosbeheer en het Noordal van Natuurmonumenten.
historisch waardevol landschap dat, behoudens het achterstallige onderhoud, plaatselijk goed bewaard is. Het is dan ook niet voor niets begrensd als Nationaal Landschap. In het Zuid-Limburgse landschap is de ontwikkelingsgeschiedenis nog zichtbaar. Het Heuvelland biedt nog aanknopingspunten voor talloze verhalen die iets vertellen over de geschiedenis van de streek. Natuurmonumenten beheert al ruim vijftig jaar een aantal prachtige onderdelen van het ZuidLimburgse cultuurlandschap, Staatsbosbeheer is hier al sinds 1950 actief. Een voor Nederland uitzonderlijk landschap, met veel reliëf, landschapselementen en gebouwen die in de rest van het land niet of nauwelijks voorkomen. Het ZuidLimburgse landschap wordt al sinds het midden van de 19e eeuw geroemd om haar schoonheid en kent ook een oude toeristische traditie. En nog steeds wordt het heuvellandschap hogelijk gewaardeerd: zowel Limburgers als niet-Limbur-
31
VITRUVIUS
NUMMER 17
O K T O B E R 2 011
gers lopen warm voor het reliëfrijke landschap met kastelen, vakwerkhuizen en een afwisseling van beekdalen, meidoornhagen, hoogstamboomgaarden en bossen.
Het Zuid-Limburgs cultuurlandschap in historisch perspectief Net als andere Nederlandse cultuurlandschappen kende het zogenoemde lössontginningenlandschap een zeer functionele indeling. Alle landschapselementen hadden één of meerdere functies, samenhangend met het agrarisch landgebruik: graften bijvoorbeeld hadden een erosiewerende werking maar leverden ook gebruikshout. Meidoornhagen gaven perceelsgrenzen aan, maar hielden ook het vee in de percelen. Het intensieve
gebruik van dit landschap in de 19e eeuw zal voor een relatief open beeld gezorgd hebben. De plateaus en hellingen waren zoveel mogelijk als akker in gebruik. Op de flauwe hellingen werden de akkers onderbroken door als hakhout beheerde graften. De steilere gedeelten van de hellingen waren de hellingbossen te vinden, die eveneens in hakhoutbeheer waren genomen. De beekdalen kenden afwisselend meer open en besloten gedeelten, met vooral hooilanden. Rondom de dorpen, met de huiskavels, boomgaarden en hagen, zal dit beslotener zijn geweest. De omschakeling van akkerbouw naar meer veeteelt en een sterke toename van de hoogstamboomgaarden eind 19e- begin 20e eeuw heeft een beslotener landschap tot gevolg gehad. Op de
3 – Ansichtkaart omgeving Valkenburg, ca. 1950. Het cultuurlandschap nog in gebruik. Mooi te zien is dat hoogstamboomgaarden omgeven waren door heggen en dat de boomgaarden begraasd werden, hier met schapen. VERZAMELING PURMER
4 – Werk in uitvoering: een graft in het Savelsbos, afgezet door Staatsbosbeheer. De hakhoutstoven op de graft verraden het vroegere hakhoutbeheer. FOTO: STAATSBOSBEHEER
32
hellingen maakten akkers plaats voor graslanden en boomgaarden en zorgden ze samen met de graften en meidoornhagen voor een dicht patroon van landschapselementen. Schaalvergroting, intensivering en ruilverkavelingen na de Tweede Wereldoorlog zorgen voor het verdwijnen van deze fijnmazige structuur en directe relatie met het landschap. Het landschap nivelleerde en werd kaler. De voorheen samenhangende patronen van landschapselementen zijn veranderd in geïsoleerde stukjes van deze landschapselementen, die losliggend moeilijk te begrijpen zijn.
Aanwezigheid van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten in Zuid-Limburg Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten kochten gebieden in dit cultuurlandschap aan vanwege de hoge natuurwaarden die samenhingen met de kleinschaligheid en variatie. Desalniettemin was de beheerstrategie vaak gericht op extensivering van het beheer en, geheel in de tijdgeest, in het creëren van grootschalige natuur met veel ruimte voor natuurlijke processen. Dit speelde vooral in de hellingbossen en in de beekdalen, waar het vroegere perceelsgewijze beheer werd vervangen door begrazing op grote schaal. Hans Renes beschrijft dit voor het Geuldal bij Valkenburg. Rond 1900 is dit beekdal vrij intensief maar kleinschalig in agrarisch gebruik, gekenmerkt door veelal kleine graslandpercelen omgeven door heggen. In de loop van de 20e eeuw zorgt de intensivering en schaalvergroting van de landbouw voor verdwijnen van veel landschapselementen. Wanneer natuurbeschermers in de tweede helft van de vorige eeuw gebieden in beheer krijgen, signaleert Renes dat de vanaf dan ingezette extensivering van beheer heeft gezorgd voor verruiging en het verdwijnen van het cultuurhistorische, meer agrarische beeld. De mens lijkt te verdwijnen uit het landschap (Renes, 2000). Toch zijn het juist ook de terreinbeheerders geweest die delen van het Zuid-Limburgse cultuurlandschap hebben behoed voor de ondergang. Voorbeelden zijn de schrale kalkgraslanden met een bijzondere soortenrijkdom, die nu vrijwel uitsluitend in natuurgebieden te vinden zijn. Ondanks alle lof en aandacht voor het Zuid-Limburgse landschap (denk bijvoorbeeld aan de
5 – Folder ‘Aktie Geuldal’, 1977. Limburgs Landschap en Natuurmonumenten zamelden met deze aktie geld in om delen van het Geuldal te kunnen verwerven, inclusief twee watermolens en een vakwerkboerderij. De opbrengsten overtroffen de verwachtingen, zodat er twee extra watermolens verworven konden worden. COLLECTIE BIBLIOTHEEK NATUURMONUMENTEN, ’S-GRAVELAND
VITRUVIUS
NUMMER 17
O K T O B E R 2 011
‘Aktie Geuldal’ in 1977) gaat de kwaliteit van het landschap nog steeds achteruit. De terreinbeherende organisaties in Zuid-Limburg beheren nog enkele gave onderdelen van het Heuvelland, maar ook hier is niet alles op orde. Oude hoogstamfruitbomen sterven af, graften worden minder herkenbaar, meidoornhagen verdwijnen. Het Zuid-Limburgse Heuvellandschap heeft echter nog altijd belangrijke cultuurhistorischeen natuurwaarden. Op de lijst van de Landschapscollectie komen (delen van) Genhoes en het Geuldal voor. Bij de terreinbeheerders is in de laatste decennia wel een omslag gemaakt in het denken over het beheer van cultuurlandschappen en de relatie tussen natuurlijke processen en cultuurhistorische waarden. Dat heeft ook consequenties voor de manier waarop Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer in Zuid-Limburg met het landschap omgaan. Natuur- en landschapsbeheer in ZuidLimburg is niet eenvoudig. De rijkdom aan natuur en cultuurhistorie in dit landschap staat op het spel en de bewoners, belanghebbenden en toeristen gaan er vanuit dat dit landschap wel ‘even’ beheerd wordt. Maar beheer en herstel vereisen maatwerk. Elk perceel kent weer zijn eigen geschiedenis. In de afgelopen jaren zijn zowel Staatsbosbeheer als Natuurmonumenten volop bezig om in Zuid-Limburg het nodige maatwerk te leveren met als doel het behoud van de cultuurhistorische en natuurlijke rijkdom van het ZuidLimburgse Heuvelland van, voor en steeds meer met de gebruikers en bewoners.
Werk in uitvoering De Provincie Limburg heeft een waardevolle aanzet gegeven met haar Landschapsvisie ZuidLimburg, opgesteld in samenwerking met de Wageningen Universiteit (Houwen, J. et al (red) 2007). Het gedachtegoed van dit rapport is in de visies van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer terug te vinden. In 2008 verscheen het Landschapsherstelplan Heuvelland van Staatsbosbeheer (Cultuurland Advies, 2008) en in 2010 kwam een eerste concept gereed van het Advies cultuurhistorie Zuid-Limburg (Natuurmonumenten, 2010). Deze beide rapporten vormen een basis voor een visie op en het herstel en beheer van de gebieden. Basis voor deze rapporten vormt een grondige inventarisatie van de aanwezige cultuurhistorische waarden. Deze inventarisaties hebben een schat aan gegevens opgeleverd en maakten duidelijk dat landschapselementen in dit gebied een geheel eigen verschijningsvorm hebben. Kennis hiervan is onontbeerlijk voor verantwoord herstel van vervallen of verdwenen landschapselementen en het inpassen van nieuwe landschapselementen.
6 – Een graanakker op de Vrakelberg met vele akkerkruiden in beheer bij Staatsbosbeheer. Naast herstel van landschapselementen zorgt ook een dergelijke invulling van de akker voor een cultuurhistorisch verantwoord landschapsbeeld. FOTO STAATSBOSBEHEER.
Beide organisaties hebben in de afgelopen jaren concreet herstel uitgevoerd. Staatsbosbeheer heeft in 2009 bijvoorbeeld herstelwerk verricht in het Savelsbos. De uitgevoerde werkzaamheden bestaan uit bosrandenbeheer, onderhoud graftbeplantingen, hakhoutbeheer, afbreken en herplaatsen van veerasters, afzetten van oude hagen van meidoorn en haagbeuk, inboet van meidoornscheerhagen en aanplant van hoogstamboomgaarden met streekeigen fruitboomrassen. Natuurmonumenten heeft onder andere in het Noordal veel graften en meidoornhagen hersteld. De beheereenheid Zuid-Limburg ontving in 2008 zelfs de Gouden Mispel voor twee herstelprojecten in het Geuldal en het Noordal. De Gouden Mispel is een prijs van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap voor personen of organisaties die een essentiële bijdrage hebben geleverd aan de bescherming of ontwikkeling van het cultuurlandschap in Nederland. Het begin is er dus…
Keuzes en kansen voor de toekomst Zaak is nu op de ingeslagen weg verder te gaan. Het betekent in de praktijk oude landschapselementen waar nodig weer in beheer nemen en nieuw en recent herstelde landschapselementen intensief blijven beheren. Er zullen wel keuzes gemaakt moeten worden. De opgave in Zuid-Limburg is groot. Niet overal is een intensief, kleinschalig beheer mogelijk. De terreinbeheerders in Zuid-Limburg moeten gezamenlijk gaan kijken waar de opgave ligt op het schaalniveau van het gehele Zuid-Limburgse landschap. De voorzichtige koppeling van de inventarisatiegegevens van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten leverde al interessante inzichten op: bijvoorbeeld dat waar eigendommen aan elkaar grenzen en beiden onderdelen van
hetzelfde landschapselement beheerden, maar op verschillende manieren. Door gezamenlijk naar gebieden te kijken kan een consistentere en efficiëntere beheerkeuze gemaakt worden. Ook zou een taakverdeling tussen terreinbeheerders voordelen op kunnen leveren. De Landschapscollectie geeft een eerste aanzet voor de discussie over prioritering als het gaat om de cultuurhistorische waarden in de gebieden van de terreinbeheerders. Een intensief beheer kan alleen slagen als er voldoende draagvlak voor is. Lokale kennis is nodig om de juiste beheervormen te vinden voor de landschapselementen. Vrijwilligers kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan beheer en beleving van het landschap. Het besef dat landschapselementen de basisstructuur vormen van het zo geroemde Zuid-Limburgse landschap moet de terreinbeheerders helpen steun te verwerven bij het beheer. En dan gaat het niet alleen om lokale support vanuit bevolking en gemeenten, maar ook om brede erkenning dat het hier om landelijk waardevol cultuurlandschap gaat. Een goede samenwerking met de buren, waaronder boeren, is nodig om de samenhang en de kwaliteit van het landschap te versteken. Punt van zorg blijft de beheervergoeding voor de landschapselementen. Voor het herstel zijn vaak wel, zij het met de nodige moeite, eenmalige subsidies te vinden. Willen de terreinbeheerders het intensieve vervolgbeheer echter kunnen blijven uitvoeren, dan is een realistische beheervergoeding noodzakelijk. Het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL) zal hiervoor het fundament moeten bieden. Veel is dan ook afhankelijk van de manier waarop dit in de provincie Limburg gestalte zal krijgen.
33
VITRUVIUS
NUMMER 17
O K T O B E R 2 011
Maar er zijn ook andere kansen. De houtopbrengst van hakhoutbeheer kan als biomassa deels de kosten voor beheer dekken en herstel en ontwikkeling op andere plaatsen als economische drager mogelijk maken. De eerste experimenten zijn al gaande in het landschap. Fruit van hoogstamboomgaarden kan worden gebruikt voor streekproducten zoals biologische fruitsappen. Het voorbeeld van Zuid-Limburg schetst een aantal ontwikkelingen in de wereld van het Nederlandse landschap. Een vergelijkbaar verhaal is echter ook voor gebieden in alle andere provincies te houden. In heel Nederland is de aandacht voor cultuurhistorie toegenomen. Dat heeft geleid tot een stroom van documenten, visies en inventarisaties, die de grondslag moeten vormen voor herstel en beheer in het landschap. Zeker ook in Zuid-Limburg – met een sterk versnipperd eigendom – blijkt dan, dat de afzonderlijke terreinbeheerders het niet alleen af kunnen. Logischerwijs kijken de terreinbeheerders eerst naar collega-organisaties en overheden. Maar daar ligt maar een deel van de opgave.
Tijd voor een nieuwe ‘aktie Geuldal’? Het landschap is van ons allemaal. Het is belangrijk dat terreinbeheerders durven kijken naar andere gebruikers van het landschap, of dat nu bewoners, recreanten of boeren zijn. Er zijn nieuwe samenwerkingsvormen nodig. Zeker nu de regionale identiteit steeds belangrijker wordt, is het gemakkelijk en vanzelfsprekend de samenleving nadrukkelijker bij het landschap te betrekken. Om weer even naar het Zuid-Limburgse voorbeeld terug te keren: net als de kleine wegkapel en de vakwerkboerderijen, maar ook de vlaai en het schuttersfeest, maakt het landschap deel uit van de Zuid-Limburgse cultuur. In deze gemeenschap kunnen de terreinbeheerders hun verhaal van natuur en cultuurhistorie in het landschap delen. Dat daarnaast Zuid-Limburg een toeristisch aantrekkelijke regio is, biedt allerlei aanvullende kansen. Naar schatting bezoeken, landelijk gezien, tweehonderd miljoen mensen alleen al de terreinen van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer. Dit illustreert dat Nederlanders het landschap niet alleen waarderen, maar ook nodig hebben. En dat er, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit, ook geld verdiend kan worden met het landschap. Terreinbeheerders zullen ondernemender moeten worden. Kunnen vruchten van onze hoogstamboomgaarden gebruikt worden voor streekgerechten en biologische vruchtensappen? Zijn de monumentale watermolens geschikte vergaderlocaties? Kunnen de terreinbeheerders hun product, natuur en landschap, beter verkopen? Vergroten van het draagvlak en het werven van participanten voor dergelijke
34
7 – Een historisch beeld dat nog maar weinig is terug te vinden. Overstaanders in meidoornhagen, in het Geuldal nabij Epen. Knotbomen zorgden voor geriefhout, meidoornhagen dienden als perceelscheiding en veekering. Dit soort oorspronkelijke landschapselementen zijn schaars geworden en kunnen een inspiratie bieden bij herstel. Wellicht maakten veel nu alleenstaande knotbomen in de beekdalen ook deel uit van dergelijke heggen. Bij herstel is het in ieder geval zaak voor de juiste soorten, maar ook het juiste beheer te kiezen. In dit geval door het periodiek knotten van de overstaanders. FOTO MICHIEL PURMER, 2009
initiatieven, lokaal en soms ook nationaal, kunnen hierbij helpen. Als terreinbeheerders hebben en nemen Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten verantwoordelijkheid voor het beheer in hun gebieden. De opgave is niet alleen in Zuid-Limburg groot. In het SNL zijn allerlei cultuurhistorische elementen opgenomen, maar voor een aantal pakketten is geen of beperkte vergoeding beschikbaar gesteld door de provincies. Het duurzaam in stand houden van waardevolle cultuurlandschappen vergt een intensief beheer. Voor een duurzaam beheer is ook een continue beheersubsidie noodzakelijk. Het Rijk schrapt de beleidscategorie Nationale Landschappen. Maar is het realistisch om van de provincies te verlangen dat het beleid verder uitgevoerd wordt als er geen extra geld is? Juist van de rijksoverheid mag je verlangen dat ze zich opstelt als hoeder van kwetsbare gebieden dan wel anderen – zoals de terreinbeheerders – ondersteunt die functie te vervullen. Unieke landschappelijke waarden die verdwijnen krijg je immers niet meer terug. Samenwerkende terreinbeheerders, die optrekken met gebruikers en bewoners van de gebieden, gesteund door een stevig subsidiestelsel, moeten het mogelijk maken het Nederlandse cultuurlandschap in stand te houden. Wij zijn al vast begonnen! Wie doet er mee?
De auteurs willen graag voor hun bijdrage aan dit artikel hartelijk danken: Marcel van Ool (Staatsbosbeheer), Luc Korpel (Staatsbosbeheer) An van Veen (Staatsbosbeheer), Sandra van Lochem (Natuurmonumenten), Hans Massop (Natuurmonumenten), Eduard Habets (Natuurmonumenten) en de heer Stortelder (Alterra).
Literatuur – Cultuurland Advies (2008) Landschapsherstelplan Heuvelland. In opdracht van Staatsbosbeheer – Gorter, H.P. (1986) Ruimte voor Natuur. Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland, ’s-Graveland. – Natuurmonumenten (2010) Advies cultuurhistorie Zuid-Limburg. Landschap en landschapselementen in de gebieden van Natuurmonumenten. Concept van een intern rapport. – Nouwen, J. et al (red) (2007). Landschapsvisie Zuid-Limburg. Provincie Limburg en Wageningen Universiteit, Wageningen/Maastricht. – Spek, T. (2011) ‘Unieke landschappen worden verkwanseld, heel spijtig’ artikel in Trouw, 15-06-2011. – Renes, H. (2000) ‘Een zuiver cultuurlandschap, beschaafd en aangenaam voor het oog’ - Het landschap van het Geuldal in de twintigste eeuw. In Historische en Heemkundige Studies in en rond het Geuldal, Jaarboek 2000, pp 125-144. 쮿