BIOMASSA UIT LANDSCHAP EEN SYSTEEMAANPAK
i
BIOMASSA UIT LANDSCHAP EEN SYSTEEMAANPAK
Uitgebracht aan:
Agentschap NL Mevrouw J.M. van der Meij-Kranendonk Postbus 8242 3503 RE Utrecht
Uitgebracht door:
Aequator Groen & Ruimte bv De Drieslag 25 8251 JZ Dronten Welhuis Landschapsadvies & Onderhoudsbedrijf Everlostraat 24 7596 MR Rossum
Contactpersoon:
Wouter Rozendaal (Aequator) 06-26518693 Neeltje Bults (Welhuis) 06-57435326
Auteur(s):
Wouter Rozendaal (Aequator) Michiel van Amersfoort (Aequator) Neeltje Bults (Welhuis)
Versie:
Definitief
Datum:
5 maart 2013
ii
INHOUDSOPGAVE 1
2
3
4
5
INLEIDING
1
1.1
Achtergronden
1
1.2
Speelveld
2
1.3
Marktpotentie
2
VERKENNING
4
2.1
De biomassa keten
4
2.2
Wederzijdse verwachtingen, overheid en marktpartijen
6
2.3
Houtpotentie en biomassavraag
8
ORGANISATIEVORM 3.1
Een intermediair
3.2
Rechtsvorm
9 9 10
SYSTEEMAANPAK
11
4.1
Inleiding
11
4.2
Portefeuille opbouw
12
4.3
Collectieve aanbesteding
13
4.4
Borging landschappelijke kwaliteit
16
4.5
Vermarkting product
17
4.6
Keuze portefeuillebeheer- en planningsysteem
18
4.7
Verrekenwijze kosten en baten per eigenaar
18
KOSTEN EN BATEN
20
5.1
Keuze- en groeimodel en kostensoorten
20
5.2
Scenario’s kosten systeemaanpak
21
BIJLAGEN
I.
ORGANISATIEVORMEN
II.
WERKWIJZE PORTEFEUILLEOPBOUW
III.
RESULTATEN CASE-STUDY PORTEFEUILLEOPBOUW NOORDOOST TWENTE
IV.
WERKWIJZE COLLECTIEF AANBESTEDEN
V.
BOUWSTENENDOCUMENT PORTEFEUILLE OPBOUW
25
iii
1 INLEIDING
1.1 Achtergronden De zoektocht naar duurzame energiebronnen is in volle gang. De eindigheid van de beschikbaarheid van fossiele brandstoffen en een maatschappelijke trend naar verduurzaming versterken de interesse voor nieuwe energiebronnen. Daarnaast wordt in steeds meer gebieden gestreefd naar een regionalisering van de energieproductie en het sluiten van de koolstofkringloop. Eén van de bronnen voor energie waar de aandacht in deze context naar uitgaat is biomassa. Biomassa kent vele vormen, zoals maaisel, hout, mest, energiegewassen, etc. Uit deze biomassa kan op verschillende manieren duurzame energie worden geproduceerd, bijvoorbeeld door verbranding, vergassing of vergisting. Het organiseren van een keten voor het verzamelen van biomassa is een grote uitdaging om het benutten van deze grondstof te optimaliseren. Voor verschillende vormen van biomassa is een (nieuwe) keten reeds zichtbaar. Zo wordt frituurvet apart ingezameld, maar wordt ook op grote schaal plantaardig materiaal naar biovergisters gebracht. Een andere vorm van biomassa is houtige biomassa uit bos- en landschapsonderhoud. Voor biomassa vrijkomend uit landschapsonderhoud in het cultuurlandschap is de keten nog onvoldoende zichtbaar en ontwikkeld. De ruimtelijke kwaliteit die wordt opgehangen aan landschapselementen speelt een bijzondere factor bij het benutten van deze categorie biomassa. De aanwezige landschapselementen zoals (geriefhout)bosjes, houtwallen, -singels en agrarische erfbeplanting, dragen in belangrijke mate bij aan de kernkwaliteiten en de waardering van een gebied als aantrekkelijke woon-, werken recreatieomgeving. De winning van energie en bouwstoffen uit het landschap was van oudsher echter een belangrijke gebruikswaarde van landschapselementen voor een groot aantal van de beheerders van het cultuurlandschap, de agrarische sector. Met het gebruik van alternatieve bouwstoffen en fossiele brandstoffen is de gebruikswaarde van de aanwezige landschapselementen daarmee grotendeels verdwenen. Dit heeft geresulteerd in verschraling, verrommeling en een achteruitgang in kwaliteit van het landschap. De instandhouding staat daarmee onder druk.
1
1.2 Speelveld In de keten voor landschappelijk verantwoorde oogst, vermarkting en verwerking van biomassa vrijkomend uit landschapsonderhoud bevinden zich diverse spelers met ieder zijn eigen belangen die van invloed zijn op wijze waarop de ketenbenadering wordt vormgegeven. In hoofdlijnen zijn dit: •
vragers van biomassa (afnemers/verwerkers);
•
grondeigenaren als eigenaar/aanbieder van biomassa;
•
overheid met eisen en wensen op het vlak van kwalitatief en verantwoord landschapsonderhoud;
•
groenaannemers die het onderhoudswerk uitvoeren;
•
Vragers van biomassa: continue en voldoende aanlevering van biomassa van de juiste kwaliteit op het juiste moment
•
Grondeigenaren: een aantrekkelijk landschap waarbinnen de ruimte voor het uitoefenen van een agrarisch bedrijf geoptimaliseerd is
•
Overheid (maatschappij): een aantrekkelijk waardevol landschap (esthetisch, biodiversiteit etc.)
•
Aannemers: uitvoeren van werkzaamheden
Vragers
Overheid Maatschappij
randvoorwaarden
uitvoering
Aannemers
Aanbieders
1.3 Marktpotentie Er is zowel behoefte aan verduurzaming van de energieproductie enerzijds als aan een aanvullend instrument waardoor meer en goedkoper, maar wel landschappelijk en ecologisch verantwoord, landschapsbeheer plaats kan vinden anderzijds. Bij het uitvoeren van landschapsbeheer komt biomassa vrij welke benut kan worden als bron voor duurzame energie. Deze bron is in eigendom bij een zeer grote groep grondeigenaren. Grote grondeigenaren met veel houtopstanden zoals overheden, terrein beherende organisaties en grote landgoederen en kleinere grondeigenaren. Deze laatste groep is individueel eigenaar van een relatief klein grondoppervlak en hebben de beschikking over een beperkte hoeveelheid biomassa in een niet continue aanvoer (er vindt niet jaarlijks een oogst/kap plaats). Een individu is hierdoor geen interessante speler op de biomassamarkt. Verenigd in een collectief kunnen aanbieders wel een interessante aanbieder zijn op de biomassamarkt.
2
Met een juiste ketenbenadering waarin de aanbodzijde van houtige biomassa bij de grote groep relatief kleine grondeigenaren georganiseerd wordt kan een positie op de biomassamarkt verworven worden waardoor landschapselementen een (her)nieuw(d)e gebruikswaarde krijgen en biomassa een positieve prikkel wordt voor meer en voordeliger landschapsonderhoud. Samenwerking kan daarbij gezocht worden met grote grondeigenaren. Het namens relatief kleine aanbieders van houtige biomassa invullen van een intermediaire positie tussen vragers en deze aanbieders. Hierbij wordt het gefragmenteerde aanbod (honderden grondeigenaren) georganiseerd en gebundeld waarmee een onderhandelingspositie verworven wordt op de biomassamarkt. Versterking en maatschappelijk verantwoord beheer van het landschap is hierbij een belangrijk resultaat.
3
2 VERKENNING
2.1 De biomassa keten In deze paragraaf wordt per groep belanghebbenden uit het speelveld het kader geschetst waarbinnen zij voorwaarden stellen aan de keten. 2.1.1
Vragers van biomassa (afnemers/verwerkers)
Afnemers vinden over het algemeen de volgende elementen van belang bij het verwerven van biomassa: •
Zekerheid: Continuïteit in de levering van het gevraagde volume.
•
Kwaliteit: Vooral vraag naar schone biomassa (grond, veel blad/schors en naaldhout kunnen de biomassa zodanig vervuilen dat deze niet meer geschikt is voor diverse toepassingen (als pellets)). Voor een goede kwaliteit snippers is niet alleen top- en takhout, maar ook stamhout nodig.
•
Vorm: Verwerkers willen de biomassa veelal aangeleverd krijgen in de vorm van houtsnippers met een uniforme sortering (maat). Dit varieert van gebracht aan de poort van de verwerkingslocatie tot opgehaald op een verzamellocatie van houtsnippers (houtsnipperwerf). Het ophalen wordt door een beperkt aantal afnemers gedaan en pas vanaf een voldoende groot volume (min
•
80m3 per transportbeweging). Prijs.
De exacte invulling van de kaders waarbinnen biomassa wordt verworven, wordt bepaald door het type afnemer/verwerker. Grote en middelgrote afnemers hebben jaarrond leveringszekerheid nodig. Lokale (kleine) houtkachels die een gebouw verwarmen, hebben hele andere hoeveelheden aan biomassa nodig en afhankelijk van de warmtevraag wellicht ook niet het jaar rond (bijvoorbeeld het verwarmen van een gebouw versus het verwarmen van een zwembad). Verder speelt de prijs een belangrijke rol. Om investeringen in installaties voor biomassaverwerking of -gebruik gefinancierd te krijgen hebben afnemers behoefte aan langjarige prijszekerheid. Wellicht willen lokale afnemers (of overheden) in het kader van duurzaamheid en het sluiten van lokale kringlopen iets meer betalen voor lokale houtsnippers, maar de verwachting is dat dit effect beperkt is. 2.1.2
Aanbieders van biomassa
De aanbieders van biomassa worden gevormd door een diverse groep grondeigenaren. Variërend van overheden tot individuele particulieren en landgoedeigenaren en van terreinbeherende organisaties tot agrariërs. Deze aanpak richt zich primair op de organisatie van biomassa welke beschikbaar is bij de groep grondeigenaren met relatief weinig houtopstanden, zoals particulieren, (kleine) landgoedeigenaren en agrariërs. Onderstaande punten zijn dan ook vooral van toepassing op deze groep
4
grondeigenaren. Dit houdt niet in dat grondeigenaren met relatief veel houtopstanden niet deel kunnen nemen in de aanpak. Deelname van deze groep zal de aanpak juist versterken en meer rendabel maken. •
Het initiatief voor het uitvoeren van landschapsonderhoud ligt bij de grondeigenaar. De huidige praktijk is dat dit initiatief in beperkte mate wordt genomen, waardoor minder landschapselementen actief beheerd worden en er minder biomassa vrijkomt uit landschapsonderhoud dan op basis van de aanwezige elementen mogelijk is.
•
Agrariërs die zich primair richten op melkproductie moeten (toekomstgericht) groeien in omvang. Hierdoor komt (nog) minder tijd beschikbaar voor het onderhoud van landschapselementen. De primaire taak is de puur agrarische bedrijfsvoering. Landschapsbeheer wordt hier niet toe gerekend.
•
Landschapselementen hebben een negatief effect op de bedrijfsvoering. Zowel het nadeel van schaalgrote van percelen als opbrengstderving door de schaduwwerking kan hiertoe worden gerekend. Het gewenste beheer wordt door agrariërs omschreven als jaarlijks onderhoud (draad vrijhouden, maaien onderbegroeiing e.d.) met een tussentijdse dunning van elementen en een eindkap zonder overstaanders. Daarmee wordt de schaduwwerking tot een minimum beperkt.
•
Baas op eigen bedrijf. Agrariërs staan zelf aan het roer, dat betekent dat ze zelf willen bepalen of en wanneer aan welk element onderhoud gepleegd zal worden, hoe dit gebeurd en vooral door wie dit uitgevoerd wordt.
•
Ten aanzien van een systeemaanpak geven eigenaren de voorkeur aan lokale partijen (intermediair, aannemers, etc.) en een lokale aanpak zonder veel tussenschakels en kostenopdrijvende structuren.
•
Een aanpak met een ‘tussenorganisatie’ zal zichzelf terug moeten verdienen en haar meerwaarde moeten bewijzen, bijvoorbeeld door te ontzorgen (kwaliteitsborging, vergunningen e.d.).
•
Meerjarige contracten voor onderhoud en/of de levering van biomassa is vanuit een nul-situatie een stap te ver voor de grondeigenaren. Ze geven aan dat draagvlak kan worden verkregen door kleinschalig te beginnen, met lokale partners, voor een periode van 1 tot 2 jaar.
•
De houding ten aanzien van landschapsbeheer en de uitvoering van werkzaamheden varieert tussen de verschillende grondeigenaren. Dit varieert van volledig ontzorgen door de organisatie, planning en uitvoering van de werkzaamheden uit handen te geven, tot het volledig in eigen hand houden van het landschapsbeheer. De keuze zal altijd bij de eigenaar moeten blijven liggen.
2.1.3
Overheid
De harde eisen vanuit de overheid zijn vastgelegd in wet- en regelgeving met betrekking tot het plegen van landschapsonderhoud (algemene plaatselijke verordeningen (omgevingsvergunning), boswet, etc.). Daarnaast heeft de overheid duurzaamheidsambities en wensen en een houding ten aanzien van het gewenste landschapsbeheer, haar eigen rol en de rol van marktpartijen.
5
Deze wensen en houding omvatten: •
Een actiever onderhoud van het landschap.
•
Planmatig en kwalitatief hoogwaardig onderhoud met aandacht voor het type beheer (wel/geen hakhout) en ruimtelijke spreiding van de eindkap in relatie tot schoonheid en ecologie.
•
Afname van overheidsfinanciering voor landschap. Momenteel stimuleert de overheid landschapsbeheer door het (mede) financieren van agrarisch natuur- en landschapsbeheer en groenblauwe diensten. Streven is uiteindelijk landschap zelffinancierend te laten zijn.
•
Marktwerking: Het streven is om de verantwoordelijkheid en het initiatief voor de organisatie, uitvoering en financiering van (verantwoorde) biomassawinning bij marktpartijen neer te leggen.
2.1.4
Groenaannemers
(Lokale) groenaannemers zijn bij de keten betrokken als degene die de ‘oogst’ van biomassa uitvoeren. •
Voordat gesproken kan worden van biomassa moet er landschapsonderhoud uitgevoerd worden. De groenaannemer wil graag dit werk doen en heeft daarmee belang bij actief landschapsonderhoud zodat er meer uitvoeringswerk op de markt komt.
•
De lokale groenaannemer doet aan relatieonderhoud in de streek, maar is momenteel niet erg actief op zoek naar werk in het landschapsonderhoud.
•
Onderhoud aan landschapselementen komt pas in beeld bij grondeigenaren in de wintermaanden, de maanden wanneer het daadwerkelijke onderhoud plaats moet vinden. Groenaannemers hebben bij voorkeur in augustus al zicht op de uit te voeren werkzaamheden voor de komende winterperiode. Dat is de periode waarin ze het veld in moeten en zo min mogelijk met acquisitie en administratie bezig willen zijn. Aannemers hebben er belang bij dat deze administratie ‘uit handen genomen wordt’.
2.2 Wederzijdse verwachtingen, overheid en marktpartijen Uit de verkenningen blijkt dat overheden en marktpartijen, zowel vragers van biomassa, aannemers, als partijen welke contacten onderhouden met de aanbieders, dezelfde doelen (duurzaamheid, landschap) voor ogen hebben. De weg om deze te bereiken zien zij alleen anders. Dit komt tot uiting in wederzijdse verwachtingen die ze van elkaar hebben om biomassa als duurzame energiebron op uitgebreide schaal toegankelijk te maken en te benutten. Marktpartijen verwachten van de overheid een actieve rol, overheden leggen de bal veelal bij marktpartijen. Doordat er vooral naar elkaar wordt gekeken komt biomassagebruik als duurzame energiebron (nog) niet in een stroomversnelling. Beide zien wel een meerwaarde van een collectief organiseren van het biomassa-aanbod.
6
2.2.1
Verwachtingen van de markt richting de overheid
Door het inzetten van creatieve combinaties bij het realiseren van duurzaamheidsambities kan de overheid meerdere doelen tegelijk dienen en ontstaat er een win-win situatie. Te denken valt aan: •
CO2 / energieneutrale regio
•
Goed onderhouden landschap met meerwaarde voor
•
o
Aantrekkelijke woon- en werkomgeving / welzijn van burgers
o
Bijdrage aan regionale economie door (verbeterd) recreatief product landschap
Werkgelegenheid (incl. sociale werkvoorziening)
Dit houdt in dat er niet alleen geïnvesteerd / gefaciliteerd moet worden in (lokale) initiatieven voor het gebruik van biomassa, maar dat er juist ook geïnvesteerd / gefaciliteerd moet worden in de aanbodzijde van de keten. Marktpartijen zijn van mening dat de overheid hier een verantwoordelijkheid in heeft. Deze verantwoordelijkheid zal deels ingevuld moeten worden door een actieve rol en deels door een passieve rol, zoals: •
•
•
Duidelijk eenduidig (uniform) en beleid t.a.v. o
Landschapsbeheer en kapbeleid (op gebiedsniveau)
o
Projectmatige (collectieve) vergunningverlening met maatwerk en flexibiliteit
o
Faciliteren gebruik van duurzame energie, met zekerheden voor langere termijnen
Stimuleren van (lokale) vraag o
Actief Informatie verstrekken aan initiatiefnemers
o
Investeringsregelingen voor duurzame installaties
o
Warmtevraag publieke voorzieningen opvullen m.b.v. lokaal gewonnen energiebronnen
Faciliteren van aanbodzijde o
Investeren in een intermediair met systeemaanpak (geen duurzame subsidierelatie)
o
Investeren in fysieke infrastructuur zoals inzamelplaatsen, logistieke keten
De rol van de overheid zal in feite alleen maar afnemen wanneer de markt eenmaal loopt. Maar heeft met name in het begin een stevige rol. 2.2.2
Verwachtingen van de overheid richting de markt
De overheid verwacht van marktpartijen vooral een leidende en actieve rol in het op uitgebreide schaal toegankelijk maken en benutten van biomassa als duurzame energiebron. Wanneer de 2020 duurzaamheidsdoelstelling niet word gehaald krijgt Nederland waarschijnlijk een flinke boete. Het behalen van die doelstelling is een gezamenlijk belang, omdat het in feite samen betaald dient te worden. •
De markt is aan zet om met initiatieven te komen. Wanneer er initiatieven zijn is de overheid bereid hierin mee te denken en te faciliteren (passief). Initiatieven zijn alleen rendabel wanneer de markt deze zelf ontplooid;
•
Warmte is te koop op de vrije markt, biomassa als energiebron zal in concurrentie op deze markt mee moeten;
•
De overheid vraagt er om up-to-date te blijven ten aanzien van innovaties en ontwikkelingen.
•
De markt moet (mede) investeren in een aanpak om het aanbod van biomassa georganiseerd te krijgen.
7
2.3 Houtpotentie en biomassavraag Inzicht in de houtpotentie in een gebied is een eerste stap bij het verkennen van de marktpotentie. Hoeveel landschapselementen zijn er in het gebied aanwezig en hoeveel biomassa levert dit op? Grofweg kan het totale potentieel voor een gebied worden berekend volgens onderstaande formule: Oppervlakte elementen x dichtheid x m3 / hectare = totaal potentieel Variabelen die hierbij als input dienen zijn: 1.
Oppervlakte landschapselementen met potentieel houtige biomassa (gebiedsspecifiek)
2.
Gemiddelde geslotenheid landschapselementen (gebiedsspecifiek)
3.
Opbrengst biomassa uit houtwal
4.
Kapcyclus (gebiedsspecifiek)
5.
Conversiefactoren (m snippers/ton en droge stof gehalte).
3
Voor de berekening kunnen aannames / kengetallen gehanteerd worden voor de biomassaopbrengst uit landschapsonderhoud en de conversiefactoren. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen bosbouwnormen (voor elementen > 5 hectare) en landschapsnormen (elementen < 5 hectare). In deze rapportage zijn onderstaande aannames / kengetallen gehanteerd welke mede op basis van praktijkonderzoek, uitgevoerd binnen het project ‘Duurzame energiewinning uit het Nationaal Landschap Noordoost Twente’ zijn samengesteld. Landschapsnorm
Bosbouwnorm
Eenheid
Kapcyclus
20
20
Jaar
Biomassa opbrengst bij onderhoud
1700
200
M / ha / kapcyclus
Soortelijk gewicht
2,6
2,6
M / ton
3 3
Op basis van dit potentieel kan een inschatting worden gedaan hoeveel er ook daadwerkelijk beschikbaar te maken is. Een ander belangrijk punt in de verkenning zijn de mogelijkheden voor afzet. Wat is de biomassavraag in het gebied zelf, of zijn er op dit moment vragers van buitenaf die de businesscase rendabel maken.
8
3 ORGANISATIEVORM
3.1 Een intermediair Centraal in de systeemaanpak staat een intermediair. De intermediair is een persoon of organisatie die als spil functioneert tussen aanbieders van biomassa (eigenaren van landschapselementen), professionele uitvoerders van landschapsonderhoud (groenaannemers) en vragers van biomassa. De rol van intermediair kan ingevuld worden door (maatschappelijke) organisaties en partijen zoals stichtingen, agrarische natuurverenigingen, landschapsorganisaties etc. Deze organisaties zullen de systeemaanpak mogelijk implementeren en zijn de doelgroep van de systeemaanpak. Echter, ook de spelers in de keten, zoals benoemd in paragraaf 1.2 (vragers, (verenigde) aanbieders, overheid, groenaannemers of samenwerkingsverbanden daarvan), kunnen de aanpak implementeren. Wie of wat de meest aangewezen partij is, is gebiedsspecifiek. De aanpak is daarom ook zodanig flexibel dat deze ingevuld kan worden passend bij de schaal, professionaliteit en het kennisniveau van de betreffende organisatie.
Figuur 3.1 Positie intermediair
Uit de verkenningen (hoofdstuk 2) is gebleken dat de intermediair zijn eigen meerwaarde moet creëren bij eigenaren van landschapselementen, zodat de deelnamebereidheid aan collectieve aanbesteding groeit. Deze meerwaarde wordt gecreëerd door de eigenaren activiteiten en/of verantwoordelijkheden hiervoor uit handen te nemen waar deze onvoldoende tijd, aandacht of kennis voor heeft. Daarbij kan gedacht worden aan, aanvraag(begeleiding) van een beheersubsidie, aanvragen kapvergunning, contacten met aannemer, kwaliteitsborging uitvoering werkzaamheden etc. Het belangrijkste is dat een intermediair vertrouwen geniet van alle spelers in de keten. •
Aanbieders van biomassa moeten vertrouwen hebben dat hun belangen (goed onderhouden elementen tegen zo laag mogelijke kosten (d.m.v. een goede prijs voor de biomassa)) behartigd worden
•
Vragers willen een levering van biomassa die voldoet aan hun wensen
•
Aannemers willen een vaste relatie met een opdrachtgever die kennis van zaken heeft
•
De overheid (maatschappij) wil een kwalitatief goed onderhouden landschap
Participanten in de intermediair kunnen zowel individuele ondernemers zijn als rechtspersonen zoals hieronder (deels) beschreven.
9
3.2 Rechtsvorm De rechtspersoon van de organisatie is een keuze. Allereerst is er de vraag of er strikt genomen een (nieuwe) rechtspersoonlijkheid nodig is of dat de activiteiten van de intermediair onder de vlag van de rechtsvorm van (één van de participerende) initiatiefnemer(s) kan plaatsvinden. Daarbij is het van belang helder te hebben waar verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden liggen (bij de onderliggende organisaties/deelnemers of bij de intermediair zelf). De ligging van deze verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden wordt inzichtelijk bij het maken van gebiedsspecifieke keuzes in de systeemaanpak (hoofdstuk 4). Zonder vooruit te willen lopen op de beantwoording van bovenstaande vragen, kan gedacht worden aan onderstaande organisatievormen. De keuze voor een rechtsvorm zal gebiedsspecifiek ingevuld moeten worden. •
Commanditaire Vennootschap
•
Maatschap
•
Besloten Vennootschap/Naamloze Vennootschap
•
Stichting
•
Vereniging
•
Coöperatie
•
Openbaarlichaam/”schap”
•
Samenwerkingsverband/PPS/Joint Venture
In bijlage I is een toelichting gegeven op bovenstaande rechtsvormen.
10
4 SYSTEEMAANPAK
4.1 Inleiding Met de systeemaanpak wordt zicht verkregen op het landschapsonderhoud dat landschappelijk verantwoord uitgevoerd kan worden. Het biedt een mogelijkheid om toegang te krijgen tot de potentiële biomassastroom die daarbij vrij komt. De aanpak is een groeimodel waarbij na verloop van tijd een systeem ontstaat waarin contracten voor de levering van biomassa, enerzijds door grondeigenaren aan een intermediair en anderzijds door een intermediair aan een verwerker, worden gesloten. In de aanpak wordt dan ook een groei voorzien in efficiëntie. De systeemaanpak kan worden samengevat als: Collectieve aanbesteding van landschapsonderhoud door een intermediair vanuit een portefeuille met landschapselementen.
Het groeimodel van de systeemaanpak is in onderstaande figuur weergegeven. Uitgangspunt is de ‘middenvariant’ welke is weergegeven met de groene blokken. De blauwe blokken zijn wenselijke aanvullingen en doorgroeimogelijkheden. Het rode blok als invulling van het onderdeel ‘collectieve aanbesteding’ is een optie om mee te werken in een aanloop- of implementatiefase. Het kan nodig zijn hiermee te starten om te investeren in draagvlak, vertrouwen en medewerking van grondgebruikers.
Portefeuille
Aanbesteding Bundeling van individuele
Bestaande gegevens-
werken:
bronnen
semicollectieve aanbesteding
(GBD, SNL)
Aanvullende portefeuilleopbouw
Eenjarige overeenkomst:
Intermediair
Collectieve aanbesteding
Meerjarige contracten, of bruikleen overeenkomst: Collectieve aanbesteding
Afzet en verwaarding biomassa Opwaardering product Koppeling aan lokale initiatieven Detailhandel Meerjarige contracten Figuur 4.1 Schematische weergave systeemaanpak organisatie biomassa uit landschapsonderhoud
11
4.2 Portefeuille opbouw
Portefeuille
Onder portefeuille-opbouw wordt verstaan het verzamelen van gegevens over landschapselementen (zoals de geografische ligging, staat van onderhoud, verwacht jaar (pe-
Bestaande gegevensbronnen (SNL, GBD)
riode) van oogst, en eventueel verwachte biomassaopbrengst). Het beschikbaar hebben van deze informatie op elementniveau is noodzakelijk om op zo (kosten)efficiënt mogelijke wijze landschappelijk verantwoord biomassa uit landschapselementen te kunnen oogsten over een periode
Aanvullende portefeuille opbouw conform systeemaanpak
van meerdere jaren (kapcyclus). Daarnaast is het wenselijk de informatie over eigenaren van deze elementen te hebben, bijvoorbeeld over de houding ten aanzien van landschapsbeheer, de uitvoering van onderhoud en collectieve aanbesteding. De werkwijze om een portefeuille op te bouwen is verder in detail beschreven in bijlage II.
Figuur 4.2 Onderdeel portefeuille opbouw uit systeemaanpak
Benutten van bestaande informatie Vanuit efficiencyoogpunt, maar ook voor het draagvlak bij grondeigenaren is het wenselijk dat reeds bekende en verzamelde informatie niet opnieuw in kaart wordt gebracht. Optimaal gezien worden verschillende, bestaande datasets gebundeld tot een portefeuille van waaruit collectief aanbesteed kan worden (Figuur 4.1 blauw omrand, links bovenin). Het benutten van een bestaande dataset heeft het voordeel dat hierin niet grootschalig (opnieuw) geïnvesteerd hoeft te worden. Het heeft echter ook aandachtspunten: •
De data is onvolledig: De data is aanvankelijk voor een ander doel verzameld en opgeslagen dan collectieve aanbesteding. Relevante parameters voor collectieve aanbesteding kunnen daardoor ontbreken. Aanvullende (veld)inventarisatie kan nodig zijn.
•
De data is gedateerd: Dit hoeft op zich geen probleem te zijn, een inventarisatie is een momentopname. Ook wanneer eigenhandig een portefeuille wordt opgebouwd zoals beschreven in bijlage II is de verzamelde informatie een momentopname. In het jaar waarin een element oogstrijp is zal de situatie en toestand van het element opnieuw in kaart gebracht moeten worden.
•
Eigenaren hebben geen toestemming gegeven voor opname in portefeuille voor collectieve aanbesteding: Dit hoeft geen probleem te zijn, mits de gegevens op rechtmatige wijze verkregen zijn of ter beschikking zijn gesteld door de gegevenseigenaar.
•
Eigenaren zijn niet geïnformeerd over collectieve aanbesteding: De portefeuille raakt vertroebeld met eigenaren die mogelijk geen interesse hebben in collectieve aanbesteding. Hierdoor zal een deel van de informerende inspanningen alsnog verricht moeten worden op het moment van collectieve aanbesteding. De deelnamebereidheid aan collectieve aanbesteding zal lager zijn dan bij een ‘schone’ portefeuille waarin enkel elementen van geïnteresseerde eigenaren zijn opgenomen.
In het project duurzame energiewinning uit het Nationaal Landschap Noordoost Twente is een casestudy uitgevoerd. Daarbij zijn 300 eigenaren van landschapselementen volgens de in bijlage II beschreven methode benaderd voor vrijwillige en vrijblijvende opname van de elementen in een portefeuille voor biomassawinning / landschapsonderhoud. In deze groep waren geen personen opgenomen die reeds een beheercontract voor groene diensten met de St. GBDO hadden afgesloten. De resultaten van de case-study zijn opgenomen in bijlage III.
12
4.3 Collectieve aanbesteding Vanuit de opgebouwde portefeuille vindt een collectieve aanbesteding van de uit te voeren werkzaamHet in één pakket aanbieden van beheerwerkzaamheden aan landschapselementen van meerdere grondeigenaren waarbij de regie ligt bij een intermediair. heden plaats. Onder collectieve aanbesteding van landschapselementen wordt verstaan: Afhankelijk van de omvang van de selectie van elementen en deelname van grondeigenaren kunnen de uit te voeren werkzaamheden geclusterd worden in één of meerdere ‘aanbestedingspercelen’. Het kan ook voor meerdere seizoenen tegelijk. Dit laatste heeft als voordeel dat ook aannemers zekerheden hebben over werkvoorraad voor meerdere seizoenen waardoor zij investeringen kunnen doen die uiteinde-
Figuur 4.3 Onderdeel collectieve aanbesteding
lijk de beheerkosten omlaag brengen.
in systeemaanpak
Positie en rol intermediair De intermediair is de partij die het gehele aanbestedingstraject organiseert en coördineert. De intermediair is enerzijds aanspreekpunt voor de eigenaar en ontzorgt deze ten aanzien van aanbesteding, aanvraag vergunningen, begeleiding aannemer in de uitvoering en advisering ten aanzien van kwaliteit. Anderzijds is de intermediair aanspreekpunt voor de aannemers. De werkwijze van collectief aanbesteden is beschreven in bijlage IV. Overeenkomsten De eigenaren van de geselecteerde elementen worden door de intermediair benaderd voor deelname aan collectieve aanbesteding van de uit te voeren werkzaamheden voor het beheer van de landschapselementen (de oogst van biomassa). Met betrekking tot de collectieve aanbesteding is er het spanningsveld tussen het door de grondeigenaar gewenste zeggenschap (welke aannemer, jaar van uitvoeren, wijze van uitvoeren etc.) en de meest efficiënte vorm waarbij de intermediair volledig onafhankelijk kan werken. 1. In de minimale vorm worden individuele werken gebundeld en vindt semicollectieve aanbesteding plaats (Figuur 4.1 rood omrand, rechts bovenin). De handelingsbevoegdheid blijft volledig bij de eigenaar liggen. Voor iedere actie (aanbesteding, gunning) afzonderlijk stemt de intermediair af met de grondeigenaar. De intermediair is belangenbehartiger (aanbesteding, begeleiding uitvoering / aanvraag vergunningen) voor de grondeigenaar. Hij bereidt de overeenkomst tussen grondeigenaar en aannemer voor, maar is niet bevoegd deze af te sluiten namens de eigenaar. Deze werkwijze kent de meeste contactmomenten met de eigenaar en is daardoor zeer arbeidsintensief voor de intermediair en kent daardoor een hoge kostprijs.
13
2.
3.
In de variant met een eenmalige en eenjarige machtigingsovereenkomst (Figuur 4.1 groen omrand, rechts midden) selecteert de intermediair jaarlijks de ´oogstbare´ elementen. De eigenaar van de geselecteerde elementen wordt jaarlijks benaderd met het verzoek deel te nemen aan collectieve aanbesteding van werk. Dit kan tevens gezien worden als geheugensteun en prikkel om toch het gewenste beheer op het gewenste tijdstip uit te voeren. Hierbij wordt, op basis van de portefeuillegegevens een raming van de kosten en biomassaopbrengsten gegeven. Indien de eigenaar deelneemt aan collectieve aanbesteding wordt een eenjarige overeenkomst afgesloten, waarbij de intermediair gemachtigd wordt de aanbesteding voor de betreffende elementen voor het betreffende jaar te organiseren en op te treden als gemachtigde. De intermediair heeft handelingsruimte tot maximaal 110% van de raming. Onderdeel van de overeenkomst is de wijze waarop kosten (van landschapsonderhoud) en baten (uit vrijkomende biomassa) worden verrekend. In de maximale vorm heeft de intermediair de elementen als het ware in bruikleen (Figuur 4.1 blauw omrand met stippellijn, rechts onderin). De grondeigenaar en intermediair hebben op basis van een onderhoudsplan (bedrijfslandschapsplan) een overeenkomst afgesloten voor het ‘ontzorgen’. De overeenkomst betreft een meerjarige overeenkomst voor tenminste de duur totdat voor het laatste element de eindkap heeft plaatsgevonden. Onderdeel van de overeenkomst is de wijze waarop kosten (van landschapsonderhoud) en baten (uit vrijkomende biomassa) worden verrekend. In deze werkwijze zitten de minste contactmomenten met de eigenaar en is daarmee het minst arbeid- en kostenintensief voor de intermediair. Voor veel grondeigenaren is deze vorm in het begin nog een stap te ver. De intermediair zal eerst vertrouwen en een ‘staat van dienst’ moeten hebben opgebouwd voordat het merendeel van de grondeigenaren mee willen werken aan collectieve aanbesteding middels een meerjarige overeenkomst met de intermediair.
Bij de twee laatste opties is het de vraag waar de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de werkzaamheden en de kwaliteit daarvan ligt. Het gaat daarbij om verantwoordelijkheid in relatie tot wet- en regelgeving (Boswet, Flora- en Faunawet, APV) en verantwoordelijkheid ten aanzien van een mogelijk afgesloten beheerovereenkomst tussen grondeigenaar en een derde instantie (overheid, derden). De verdeling van verantwoordelijkheden is een keuze voor de intermediair. Hierover zullen tussen grondeigenaar en intermediair afspraken gemaakt moeten worden die contractueel vastgelegd worden. De kaprijpe elementen van alle eigenaren die toezegging hebben gedaan voor deelname aan collectieve aanbesteding in het betreffende jaar vormen de basis voor de collectieve aanbesteding. Per eigenaar worden afspraken gemaakt over eventuele door de eigenaar zelf uit te voeren voorbereidende of nazorg werkzaamheden zoals rasters verwijderen, bramen maaien, rasters terugplaatsen en schoonmaken van het perceel (laatste fijne takken) etc. Aanbestedingsvorm De uitvoerende werkzaamheden kunnen op verschillende manieren worden aanbesteed. Iedere vorm heeft voor- en nadelen. Per gebied zal de best passende vorm gekozen moeten worden. Daarbij kan
14
er sprake zijn van een groeimodel, gebaseerd op bewezen kwaliteiten door aannemers. De volgende drie hoofdvormen bestaan: 1.
Aanneemsom op basis van gedetailleerde werkomschrijving De uit te voeren werkzaamheden worden in een gedetailleerde werkomschrijving of bestek uitgewerkt. In het contract worden afspraken gemaakt over meer- en minderwerk en eventuele verrekenprijzen, enigszins vergelijkbaar met de RAW-systematiek. Bij deze vorm van aanbesteden liggen alle wederzijdse verplichtingen schriftelijk vast. Het biedt zowel aannemer als eige1
naar/intermediair veel houvast. Het is echter ook een arbeidsintensieve en daarmee prijzige werkvorm voor de intermediair. Ieder element moet in het jaar van uitvoering opnieuw geïnventariseerd worden. De uit te voeren werkzaamheden moeten uitvoerig beschreven, gekwantificeerd en op kaart gemarkeerd worden. Gezien de aard van landschapswerk zal er altijd de mogelijkheid van interpretatieverschillen blijven bestaan. Bijvoorbeeld over welke bomen als overstaanders te laten staan bij hakhoutbeheer. 2.
Regie met toezicht De uit te voeren werkzaamheden worden uitgevoerd door de aannemer op aangeven van de intermediair die de regie voert. Met de aannemer wordt in de aanbestedingsfase een uurtarief afgesproken voor de inzet van mens en machines, zoals: •
Kraan + machinist
•
Man + motorkettingzaag
•
Versnipperaar + machinist
•
Trekker + dumper + berijder
•
Etc.
Deze aanbestedingsvorm is ook arbeidsintensief voor de intermediair, maar levert de meeste zekerheid ten aanzien van de kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden. De intermediair is door zijn regiefunctie veelvuldig in het veld. Met deze methode is het voor de grondeigenaar vooraf volstrekt onduidelijk hoe hoog de kosten uit zullen vallen. Dit kan opgevangen worden door een extra taak voor de intermediair, het opstellen van een directieraming en het inschatten van de vrijkomende biomassa per eigenaar. De prikkel voor de aannemer om efficiënt te werken is minder aanwezig dan bij de overige twee aanbestedingsvormen. 3.
Aanneemsom op basis van kwaliteitskader De te beheren elementen worden aanbesteed waarbij enkel de kenmerken die bij de portefeuilleopbouw zijn geïnventariseerd worden meegeleverd. Eventueel aangevuld met een actuele kaart of luchtfoto afhankelijk van de beschikbaarheid van data. Daarnaast ontvangen de aannemers een kwaliteitskader waarbinnen zij de uitgevoerde werkzaamheden dienen op te leveren. Na de gunning neemt de intermediair de werkzaamheden in het veld door met de geselecteerde aannemer. Begeleiding in het veld vindt in beperkte mate plaats. Deze aanbestedingsvorm laat de meeste ruimte voor de aannemer en voor de intermediair/eigenaar, maar is anderzijds ook de meest kostenefficiënte voor de intermediair.
1
Afhankelijk van de verdeling van de verantwoordelijkheden
15
Bij iedere aanbestedingsvorm is het van belang dat eventuele beheerverplichtingen die de eigenaar van het element is aangegaan, bijvoorbeeld opgenomen in het beheerplan behorend bij een SNL of GBD contract, worden gerespecteerd en nagekomen. Bij variant 1 kunnen deze overgenomen worden in de werkomschrijving en bij variant twee zal de intermediair deze in zijn instructie aan de aannemer mee moeten nemen. Bij variant 3 is het zaak de kwaliteitsomschrijving te baseren op de pakketomschrijving welke van toepassing is in het gebied. Los van de aanbestedingsvorm zullen aannemers de opdracht krijgen zowel de kosten als baten (m3 vrijkomende biomassa) per eigenaar bij te houden.
Lokale / regionale aannemers Voor het succesvol laten zijn van collectieve aanbesteding dient bij voorkeur een beroep gedaan te worden op aannemers uit dezelfde regio als waarin de werkzaamheden uitgevoerd dienen te worden. Deze groep aannemers geniet over het algemeen vertrouwen van de grondeigenaar en heeft gebiedskennis, zowel geografisch als met betrekking tot de regionale cultuur. Daarnaast dragen de korte transportafstanden van mensen en machines bij aan de duurzaamheid van de biomassaketen en worden de regionale economie en werkgelegenheid gestimuleerd. Alle aannemers dienen te voldoen aan veiligheidsvoorschriften en de kwaliteit te leveren die in het gebied nagestreefd wordt.
4.4 Borging landschappelijke kwaliteit Borging van kwalitatief goed landschapsbeheer op gebiedsniveau is niet enkel via het juridisch instrumentarium te organiseren. Op basis van het beschikbare juridisch instrumentarium, de algemene plaatselijke verordening (APV) kan een omgevingsvergunning wel of niet verleend worden. Voor landschapsbeheer is in veel gevallen een melding al voldoende. De APV bevat geen instrument waarmee gestuurd kan worden, bijvoorbeeld ten aanzien van planning en spreiding van landschapsbeheer. Er kunnen immers geen precedenten geschapen worden door de ene eigenaar wel een vergunning te verlenen en de naastgelegen eigenaar niet. Met een stuk regie bij een intermediair kan wel gestuurd worden op basis van landschappelijke kenmerken, zij het dat ook dit geen dwingend karakter heeft. Spreiding van uitvoerende werkzaamheden in ruimte en tijd Eén van de aspecten die geïnventariseerd wordt bij de portefeuilleopbouw is het jaar waarin conform de kapcyclus, zoals deze gebruikelijk is in het specifieke gebied, een eindkap plaats zou moeten vinden. Hieruit kan een overzicht gegenereerd worden met per jaar de elementen die gekapt moeten worden. Indien hieruit blijkt dat er in een specifiek gebied een kaalslag dreigt plaats te vinden in een specifiek jaar kan hierop gestuurd worden door, voor een aantal elementen het jaar van eindkap één of enkele jaren naar voren danwel naar achteren te verschuiven. Dit kan ook indien er zeer weinig elementen in een specifiek gebied in een bepaald jaar aan de eindkap toe zijn. Hiermee wordt een ruimtelijke spreiding van de eindkap georganiseerd met behoud van een rendabel logistiek cluster. Voor de elementen opgenomen in de beheerplanning kan een meerjarige collectieve kapmelding gedaan en waar nodig een kapvergunning aangevraagd worden. Hierbij kan gedacht worden aan een periode van drie kapseizoenen. Hierbij is flexibiliteit van de vergunning gewenst waarbij één jaar eerder of één jaar later gekapt mag worden dan in de planning staat aangegeven. De vergunning zal daarmee een geldigheid kennen van vijf jaar.
16
Sociale controle en marktregulering Ten aanzien van de uitvoering van werkzaamheden vindt kwaliteitsborging plaats door middel van de mechanismen sociale controle en marktregulering. Lokale aannemers zijn veelal genegen kwalitatief goed werk te leveren en een goede naam in het gebied op te bouwen of te behouden. Zij kunnen het zich met het oog op toekomstige opdrachten niet veroorloven kwalitatief slecht werk af te leveren. Wanneer zij dit wel doen, zullen zij dit direct terugzien in het aantal verzoeken voor uit te voeren werkzaamheden de komende seizoenen. Op dit mechanisme speelt de intermediair in. Hij zal een 1
aanbesteding alleen uitzetten bij de groep aannemers die in het verleden hebben bewezen kwalitatief goed werk te leveren. Bij een toename van deelname aan collectief aanbesteden wordt de noodzaak om kwaliteit te leveren hierdoor steeds hoger.
4.5 Vermarkting product Om tot een toename van de uitvoering van landschapsonderhoud te komen wordt gestreefd om maximaal financieel rendement uit het vrijgekomen hout te halen. Kortom, de biomassa zal verkocht worden aan degene die de hoogste prijs hiervoor betaald. Uitgangspunt is dat de intermediair de handel heeft in de biomassa en hieruit zijn eigen kosten dekt. Het vertrekpunt is het hout, in de vorm van houtsnippers, uit landschapsonderhoud. Het separaat oogsten en verhandelen van stamhout uit landschapselementen levert minder extra opbrengsten op dan de kosten die hiermee gemoeid zijn. Voor een maximaal rendement uit de biomassa heeft de intermediair een aantal mogelijkheden. De keuze voor de wijze van vermarkting zal passend moeten zijn bij de aard, omvang, mate van professionaliteit, bereidheid tot dragen van risico’s etc. van de intermediair. Mogelijkheden zijn onder andere: •
Zelf waardevermeerdering toekennen door als intermediair het product op te waarderen tot pellets, briketten, open haardhout, warmte etc.
•
Losse verkoop van houtsnippers
•
Leveringscontract voor ‘vaste’ verkoop van houtsnippers
De gekozen afzet of waardevermeerdering hangen deels af van de leveringszekerheid die de intermediair kan bieden welke weer afhankelijk is van de bindingsvorm van eigenaar aan intermediair. Eén van de belangrijkste factoren in de handel en prijsbepaling is het transport. Lokale afzetmogelijkheden en een korte keten genieten, mede vanuit het duurzaamheidsprincipe, de voorkeur mits deze vragers een concurrerende prijs betalen. Ideaal gezien worden de snippers direct vanaf de oogstlocatie direct naar de (eind)gebruiker getransporteerd. Dit is niet altijd mogelijk doordat op de (eind)gebruikerslocatie bijvoorbeeld geen opslagmogelijkheden voor snippers zijn. Om de houtsnippers tijdelijk op te slaan zou de intermediair de beschikking moeten hebben over één of meerdere opslaglocaties verspreid over haar werkgebied van waaruit de handel plaatsvindt. Het tijdelijk opslaan van biomassa heeft als bijkomend voordeel dat deze op een natuurlijke wijze gedroogd worden. Hier2 door stijgt de marktwaarde van de snippers .
1 2
Nieuwe spelers op de markt zullen de mogelijkheid geboden moeten krijgen zich waar te maken www.carmen-ev.de
17
4.6 Keuze portefeuillebeheer- en planningsysteem Alle tijdens de portefeuilleopbouw geïnventariseerde gegevens worden vastgelegd. Hiervoor bestaan diverse mogelijkheden, van simpel en laagdrempelig tot een maatwerk softwaresysteem. Te denken valt aan: 1.
Papieren kaartenbak
2.
GIS gekoppeld aan een externe (excel / access) database
3.
Maatwerk softwaresysteem
Ad 1: Papieren kaartenbak De meest laagdrempelige mogelijkheid voor portefeuillebeheer is de verwerking in een papieren kaartenbak waarbij de elementen op jaartal van eindkap worden gegroepeerd. Dit systeem is minder geschikt om een beheerplanning op gebiedsniveau te maken Ad 2: Verwerking in GIS Bij deze optie worden zowel de geometrie van de gegevens als de geïnventariseerde kenmerken (attribuutwaarden) in een Geografisch Informatie Systeem digitaal opgeslagen. Deze database kan met behulp van query’s bevraagd worden. Ad 3: Maatwerk softwaresysteem In een maatwerk softwaresysteem worden verschillende functies gecombineerd zoals portefeuillebeheer, planning op gebiedsniveau, output van aanbestedingsdocumenten en monitoring van opbrengsten. Op de markt zijn diverse bestaande softwaresystemen beschikbaar welke, eventueel met enkele lichte aanpassingen, geschikt zijn voor toepassing in de systeemaanpak. Alternatief: Mobiel GIS met invoer in het veld Een alternatief voor het op papier inventariseren in het veld en vervolgens digitaal verwerken ‘achter het bureau’ is het werken met mobiel GIS op PDA of Tablet-pc in het veld. Dit levert enerzijds tijdwinst op, maar vraagt anderzijds forse investeringen.
4.7 Verrekenwijze kosten en baten per eigenaar Bij de aanbesteding wordt als voorwaarde opgenomen dat de aannemer wordt gevraagd de kosten per eigenaar inzichtelijk te maken. Daarin zijn alle door de aannemer uit te voeren werkzaamheden, aan alle in de aanbesteding meegenomen elementen van de betreffende eigenaar, opgenomen. Tij3
dens de uitvoeringsfase worden de houtopbrengsten in m biomassa per eigenaar bijgehouden. Hierdoor zijn zowel de kosten als de baten per eigenaar inzichtelijk. De intermediair draagt zorg voor de verhandeling van de vrijgekomen biomassa, al dan niet via de aannemer of andere afzetkanalen. Uit de opbrengsten financiert hij zijn eigen kosten. De meeropbrengst van de biomassa vloeit terug naar het gebied. Dit kan, afhankelijk of een deelnemende eigenaar een beheervergoeding ontvangt, op drie verschillende manieren. Te weten: •
in een fonds of financieringsregeling voor landschapsbeheer
•
naar de grondeigenaar zelf
•
een combinatie van bovenstaande twee opties
Van belang is dat eventueel rendement terugvloeit naar de grondeigenaar (of in een fonds) naar rato geoogste biomassa per eigenaar.
18
In Tabel 4.1 is een rekenvoorbeeld opgenomen waarbij als uitgangspunten de gegevens uit scenario 3 (paragraaf 5.2.3) als input en output (kosten intermediair) zijn gehanteerd. •
Vrijgekomen snippers 13.566 m
•
Kosten intermediair € 30.000,- (= € 2,21 / m )
•
Opbrengsten snippers € 20,- / ton (= € 20 / 2,6 - € 7,70 / m )
•
Netto opbrengst snippers € 7,70 - € 2,21 = € 5,49 / m
•
Verdeling baten bij beheerovereenkomst: 50% eigenaar en 50% gebiedsfonds
3 3
3
3
Tabel 4.1 Voorbeeldberekening toedeling kosten en baten naar eigenaar
Kosten Eigenaar A
€
1.175
M3 snippers
Netto opbrengst snippers / m3
Baten
Beheerovereenkomst
Opbrengst biomassa t.b.v. gebiedsfonds
Opbrengst biomassa t.b.v. eigenaar
Netto kosten eigenaar
100
€ 5,49
€
550
Ja
€
275
€
275
€
934
900
Eigenaar B
€
2.000
170
€ 5,49
€
Ja
€
467
€
467
€ 1.533
Eigenaar C
€
3.880
330
€ 5,49
€ 1.812
Nee
€
-
€
1.812
€ 2.068
Eigenaar D
€
4.705
400
€ 5,49
€ 2.196
Nee
€
2.196
€ 2.509
Totaal
€ 11.760
1000
€
4.750
€ 7.010
€ 5.490
€
742
Afhankelijk van het type afspraak (zie paragraaf 4.3) die de intermediair heeft met de grondeigenaar verschilt de hoeveelheid werk en daarmee de kosten voor de intermediair. Een eerlijke toedeling van intermediairskosten en daaraan gekoppeld de biomassabaten naar eigenaar kan in een dergelijke situatie gemaakt worden door per type afspraak een aparte kavel aan te besteden en apart de uren (kosten) van de intermediair te administreren. Indien een eigenaar zelf (stam)hout wenst te houden is dit mogelijk in dit verrekenmodel. Immers de biomassaopbrengsten voor de betreffende eigenaar worden dan minder. De kwaliteit en daarmee de prijs van het totale gezamenlijke volume aan biomassa neemt echter wel af. Dit zal niet verrekend worden.
19
5 KOSTEN EN BATEN
5.1 Keuze- en groeimodel en kostensoorten De systeemaanpak voor biomassa uit landschapsonderhoud is een keuze- en groeimodel. Keuzes voor de inrichting van de organisatie en werkwijze dienen gebied specifiek gemaakt te worden evenals de ‘route’ om daar te komen. Er zal namelijk niet van begin af aan op de beoogde en meest efficiente werkwijze gewerkt worden. Voor de kostenkant van de aanpak is daarom niet één vast bedrag per m3 houtsnippers of m2 landschapselement te benoemen. De keuzes zijn beschreven in hoofdstuk 4 en zijn samenvattend: •
Wel of niet investeren in een portefeuille?
•
Welke partij(en) / organisatie(s) geeft / geven invulling aan de intermediair
•
Afspraakvorm eigenaar (groeimodel)
•
Aanbestedingsvorm (groeimodel)
•
Planning en beheersysteem
•
Besteding biomassa opbrengsten
Om de organisatie efficiënt op te zetten zullen investeringen gedaan moeten worden. Dit is enerzijds een investering in een portefeuillebeheer- en planningsysteem, contracten, aanbestedingsdocumenten etc. Anderzijds is het een investering in een portefeuille. Naast investeringen zijn er de exploitatiekosten voor de uitvoering van het onderdeel ‘collectieve aanbesteding’ van de systeemaanpak. Tot de exploitatiekosten worden die kosten gerekend welke deel uitmaken van de organisatie en werkwijze zoals deze uiteindelijk beoogd wordt. Eventuele extra aanloopkosten voortkomend uit het groeimodel naar deze beoogde eindsituatie vormen tevens een investering. De verschillende typen kosten om te komen tot een werkbare aanpak voor biomassa uit landschapsonderhoud zijn in onderstaande figuur weergegeven. Hier is uitgegaan van een implementatietraject van vier jaar. Dit kan mogelijk korter.
20
5.2 Scenario’s kosten systeemaanpak Binnen het project Duurzame energiewinning uit het Nationaal Landschap Noordoost Twente is op basis van de uitgevoerde casestudy, de ontwikkelde aanpak en expert judgement uit de werkgroep een rekenmodel voor de organisatiekosten ontwikkeld. In dit rekenmodel zijn de verschillende opties uit het keuze- en groeimodel verwerkt. De kosten voor portefeuilleopbouw, de exploitatiekosten van de beoogde aanpak en de extra aanloopkosten voor de organisatie kunnen berekend worden. Binnen het rekenmodel is rekening gehouden met drie functiegroepen: •
Projectleider: Eindverantwoordelijk voor het werken met de systeemaanpak, zowel portefeuille-
•
Veldcoördinator: Frontoffice, doet de contacten in het veld met de eigenaren van landschaps-
opbouw als aanbesteding. elementen en de contacten met de aannemer na aanbesteding. De veldcoördinator is de landschapsdeskundige en bereidt de inhoud van de aanbesteding voor. •
Administratie: Backoffice, voert de administratie en verzorgt de administratieve afhandeling van de aanbesteding.
In de navolgende paragrafen zijn de exploitatiekosten voor drie scenario’s van een mogelijk eindbeeld van de organisatie en werkwijze uitgewerkt. Hiervoor zijn de kosten berekend op basis van de werkwijzen voor portefeuilleopbouw en collectieve aanbesteding als beschreven in bijlagen II en IV. 5.2.1
Scenario organisatie en werkwijze 1
In scenario 1 zijn de volgende keuzes gemaakt ten aanzien van de organisatie en werkwijze: •
In portefeuilleopbouw wordt geïnvesteerd door 300 eigenaren te benaderen.
•
De portefeuille wordt beheerd in een “papieren kaartenbak”.
•
Het werk wordt semi-collectief aanbesteed waarbij bundeling van individuele werken plaatsvindt.
•
Aanbesteding vindt plaats op basis van een gedetailleerde werkomschrijving.
21
•
De intermediair wordt betaald uit de biomassaopbrengsten, meeropbrengsten worden naar rato verrekend met deelnemers.
Investering portefeuilleopbouw Bij het berekenen van de kosten voor de portefeuilleopbouw wordt gebruik gemaakt van de resultaten van de case-study uitgevoerd in Noordoost Twente. Door gebruik te maken van de cijfers uit de casestudy zullen de kosten hoger uitvallen dan reëel, aangezien er bij de case-study alleen mensen benaderd zijn zonder beheerovereenkomst in het kader van groene diensten. De resultaten zijn: •
300 eigenaren zijn schriftelijk benaderd
•
56 benaderde eigenaren (19%) zijn bereid tot vrijwillige opname in een portefeuille voor collectieve aanbesteding van landschapsbeheer van hun landschapselementen.
•
382 landschapselementen zijn geïnventariseerd bij de 56 bezochte eigenaren.
•
De gemiddelde oppervlakte van de geïnventariseerde elementen is 1.700 m .
2
De kosten voor het opbouwen van de portefeuille bedragen bij dit scenario en bovenstaande aannames € 33.100,-. Dit is gemiddeld € 87,- per element en € 0,05 per m2. Exploitatie collectieve aanbesteding Bij het berekenen van de kosten van collectieve aanbesteding en de baten uit biomassa zijn de volgende aannames gedaan. •
Aantal eigenaren in portefeuille: 56
•
Aantal elementen in portefeuille: 382
•
Gemiddeld oppervlak per element: 1.700 m2
•
Kapcyclus: 15 jaar (= 25 elementen/jaar in aanbesteding)
•
Gemiddeld aantal eigenaren jaarlijks in collectieve aanbesteding 9
•
Vrijkomende biomassa: 0,17 m3 / m2
•
Gewicht biomassa: 380 kg / m3 (2,6 m3 / ton)
•
Biomassaopbrengst: € 20,- / ton (€ 7,70 / m3)
•
Beheerkosten (eindkap eens per kapcyclus): € 2 / m2
Kosten In de totale kosten per jaar zijn enkel de organisatiekosten meegenomen. Hier zijn geen beheerkosten voor de landschapselementen in opgenomen. De totale kosten per jaar bedragen € 15.670,--. Per eigenaar is dit € 1.740,-- per jaar. Baten Tot de baten worden de opbrengsten uit de vrijkomende biomassa gerekend. De totale baten per jaar 1
bedragen € 55.575,--. . Per eigenaar is dit € 6.175,-- per jaar. Saldo Het saldo, kosten voor de organisatie/exploitatie van de collectieve aanbesteding minus de baten uit de vrijkomende biomassa bedraagt € 4.435,- per eigenaar per jaar. Deze baten vormen een besparing op de beheerkosten (eindkap). Welke op basis van de aanname per eigenaar € 9.444,- per jaar 2
bedragen .
1 2
((25 elementen x 1700 m2 oppervlakte x 0,17 m3) / 2,6 m3 per ton) x € 20,- = € 55.575,-((25 elementen x 1700 m2 oppervlakte x € 2,- m2) / 9 eigenaren = € 7.735,--
22
5.2.2
Scenario organisatie en werkwijze 2
In scenario 2 zijn de volgende keuzes gemaakt ten aanzien van de organisatie en werkwijze: •
In portefeuilleopbouw wordt geïnvesteerd door 600 eigenaren te benaderen.
•
De portefeuille wordt beheerd in een maatwerk softwaresysteem.
•
Met eigenaren wordt een eenjarige afspraak gemaakt waarbinnen de intermediair voor dat betreffende jaar handelingsvrijheid heeft.
•
Aanbesteding vindt plaats op basis van een beeldbestek.
•
De intermediair wordt betaald uit de biomassaopbrengsten, meeropbrengsten worden naar rato verrekend met deelnemers.
Investering portefeuilleopbouw Bij het berekenen van de kosten voor de portefeuilleopbouw worden als aanname de volgende resultaten genomen: •
600 eigenaren zijn schriftelijk benaderd
•
300 benaderde eigenaren (50%) zijn bereid tot vrijwillige opname in een portefeuille voor collec-
•
2000 landschapselementen zijn geïnventariseerd bij de 300 bezochte eigenaren
•
De gemiddelde oppervlakte van de geïnventariseerde elementen is 1.700 m2
tieve aanbesteding van landschapsbeheer van hun landschapselementen.
De kosten voor het opbouwen van de portefeuille bedragen € 131.000,--. Dit is gemiddeld € 65,-- per element en € 0,04 per m2. Exploitatie collectieve aanbesteding Bij het berekenen van de kosten van collectieve aanbesteding en de baten uit biomassa zijn de volgende aannames (zelfde als bij scenario 1) gedaan. •
Aantal eigenaren in portefeuille: 300
•
Aantal elementen in portefeuille: 2000
•
Gemiddeld oppervlak per element: 1.700 m2
•
Kapcyclus: 15 jaar (= 133 elementen/jaar in aanbesteding)
•
Gemiddeld aantal eigenaren jaarlijks in collectieve aanbesteding 48
•
Vrijkomende biomassa: 0,17 m3 / m2
•
Gewicht biomassa: 380 kg / m3 (2,6 m3 / ton)
•
Biomassaopbrengst: € 20,- / ton (€ 7,70 / m3)
•
Beheerkosten (eindkap eens per kapcyclus): € / m2
Kosten In de totale kosten per jaar zijn enkel de organisatiekosten meegenomen. Hier zijn geen beheerkosten voor de landschapselementen in opgenomen. De totale kosten per jaar bedragen € 30.000,--. Per eigenaar is dit € 570,-- per jaar. Baten Tot de baten worden de opbrengsten uit de vrijkomende biomassa gerekend. De totale baten per jaar 1
bedragen € 295.670,-. . Per eigenaar is dit € 6.160,- per jaar.
1
((133 elementen x 1.700 m2 oppervlakte x 0,17 m3) / 2,6 m3 per ton) x € 20,- = € 295.670,--
23
Saldo Het saldo, kosten voor de organisatie/exploitatie van de collectieve aanbesteding minus de baten uit de vrijkomende biomassa bedraagt € 5.550,- per eigenaar per jaar. Deze baten vormen een besparing op de beheerkosten (eindkap). Welke op basis van de aanname per eigenaar € 9.420,- per jaar 1
bedragen . 5.2.3
Scenario organisatie en werkwijze 3
Scenario 3 is identiek aan scenario 2 met de uitzondering dat de gemiddelde oppervlakte per element in dit scenario fors lager (600 m2) is. Investering portefeuilleopbouw De kosten voor het opbouwen van de portefeuille bedragen € 131.000,-. Dit is gemiddeld € 65,- per element en € 0,11 per m2. Exploitatie collectieve aanbesteding kosten De totale kosten per jaar voor de collectieve aanbesteding (exclusief de beheerkosten voor de landschapselementen) blijven ten opzichte van scenario 2 ongewijzigd en bedragen € 30.000,-. Dit komt neer op € 570,- per eigenaar per jaar. Baten Tot de baten worden de opbrengsten uit de vrijkomende biomassa gerekend. De totale baten per jaar 2
bedragen € 104.350,- . Per eigenaar is dit € 1.970,- per jaar. Saldo Het saldo, kosten voor de organisatie/exploitatie van de collectieve aanbesteding minus de baten uit de vrijkomende biomassa bedraagt € 1.745,- per eigenaar per jaar. Deze baten vormen een besparing op de beheerkosten (eindkap). Welke op basis van de aanname per eigenaar € 3.325,- per jaar 3
bedragen .
1 2 3
((133 elementen x 1700 m2 oppervlakte x € 2,- m2) / 48 eigenaren = € 9.420,-((133 elementen x 600 m2 oppervlakte x 0,17 m3) / 2,6 m3 per ton) x € 20,- = € 104.350,-((133 elementen x 600 m2 oppervlakte x € 2,- m2) / 48 eigenaren = € 3.325,--
24
BIJLAGEN
25
I.
ORGANISATIEVORMEN
Commanditaire Vennootschap (CV) Een CV is geen rechtspersoon, maar een verbinding, samenwerking tussen Vennoten. Er zijn beherende - en stille (commanditaire) vennoten. In een vennootschapscontract worden afspraken vastgelegd over winstdeling tussen de stille - en beherende vennoten (een dergelijk contract is niet wettelijk verplicht, maar wel raadzaam). De beherende vennoten zijn aansprakelijk voor het reilen en zeilen van de CV, wanneer de CV failliet gaat zijn de beherende vennoten hiervoor persoonlijk aansprakelijk. De stille vennoten zijn slecht aansprakelijk voor hun ingelegd vermogen. Wanneer een stille Vennoot namens de CV spreekt wordt deze gezien als beherend vennoot. Een voorbeeld hiervan is de ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte Noord Brabant. Hierin zitten een aantal investeerders (private partijen en de provincie). De CV met beherend vennoot Ruimte voor Ruimte BV, richt zich op het ontwikkelen van bouwkavels waar in het kader van de provinciale ruimte voor ruimte regeling bouwrechten voor zijn ontstaan. Via het uitgeven van bouwkavels wordt de investering die door de provincie is gedaan in het kader van de sloopregeling voor stallen terugverdiend. Maatschap Voor een maatschap geldt in principe hetzelfde als voor een CV. Het doel van het samenwerkingsverband is winsten te verdelen. Voor een maatschap geldt in het algemeen dat er een beroep wordt uitgeoefend (bijvoorbeeld artsen of agrariërs). Daarbij worden de winsten (volgens afspraken tussen de maten) verdeeld. Hierbij kan het niet zo zijn dat één van de maten alle winst ontvangt. Een verschil met de CV is dat niet iedere (rechts)persoon binnen het samenwerkingsverband voor het geheel aansprakelijk kan worden gesteld, maar dat elk van de maten slechts voor zijn deel aansprakelijk is. Voorbeelden van maatschappen zijn met name te vinden in de “vrije beroepen”. Vooral artsen verenigen zich in maatschappen. Daarnaast zie je ook veel agrarische familiebedrijven die hun bedrijf en onderlinge belangen vastleggen in een maatschap. Dit heeft als voordeel dat onderling ingebrachte arbeid/vermogen kan worden verdeeld (met name belastingtechnisch bij opvolging een interessante vorm bij samenwerking). Besloten Vennootschap/Naamloze Vennootschap Een BV of NV is een onderneming met winst als doel. In tegenstelling tot de CV en maatschap is hier sprake van een rechtspersoon waarbij de eigenaren/aandeelhouders niet direct aansprakelijk zijn (uitgezonderd misbruikwetgeving). Aan een BV zijn oprichtingseisen verbonden, er moet een officiële jaarrekening worden opgesteld en de directeur moet een minimum salaris uitgekeerd krijgen (belastingtechnisch gezien). Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld de grotere energiemaatschappijen waarvan verschillende overheden aandeelhouder waren (NUON). Hierbij had de overheid als aandeelhouder het publieke belang (energiezekerheid) voor ogen. Stichting
Een stichting is een rechtspersoon met een ideële doelstelling. Het doel staat beschreven in de statuten. Een stichting heeft geen leden, maar kan donateurs hebben. Over uitgaven van de stichting beslist het bestuur. Wanneer een stichting winst maakt moet dit ten goede komen aan het doel. Voorbeelden van stichtingen zijn bijvoorbeeld de provinciale landschappen. Deze organisaties richten zich op het ontwikkelen van natuur, deels gefinancierd met overheids financiën deels door eigen inbreng vanuit donateurs. Vereniging Binnen een vereniging werken twee of meerder partijen samen aan een gemeenschappelijk doel. Hierbij is winst maken geen doel op zich. De leden van de vereniging zijn het hoogste orgaan. De ledenvergadering benoemt een bestuur dat de dagelijkse leiding over de vereniging krijgt. Afhankelijk van hoe dit is vastgelegd in de statuten heeft het bestuur enige uitvoeringsvrijheid. De vereniging is een rechtspersoon. Voorbeelden van verenigingen zijn bijvoorbeeld agrarisch natuurverenigingen, waarbij agrariërs (en soms ook burgers) zich verenigen om de omgeving te versterken. Hierbij worden subsidies en contributies gebruikt om bijvoorbeeld weidevogelbeheer te doen, of landschapselementen te onderhouden. De vereniging zorgt daarbij voor goede afstemming en ondersteund leden bijvoorbeeld bij kwaliteitsborging en subsidie aanvragen. Coöperatie Een coöperatie is een verenigingsvorm die de materiële belangen van de leden behartigd. De winst mag worden uitgekeerd aan de leden. Leden sluiten een vaak een overeenkomst met de coöperatie waarin wordt afgesproken op welke manier zij bijdragen en profiteren van die coöperatie. Er zijn grofweg 3 soorten coöperaties: 1. Bedrijfscoöperatie. De leden oefenen het bedrijf uit en de coöperatie zorgt voor de inkoop, verkoop en/of bepaalde diensten. 2. Consumentencoöperatie. De leden kopen goederen van de coöperatie, die deze voor de leden gezamenlijk heeft ingekocht; 3. Producten- of dienstencoöperatie. De leden zijn tegelijkertijd werknemer van de coöperatie BRON KVK
Voorbeelden van coöperaties zijn te vinden in de woningsector, maar ook steeds meer in de energiesector (bijvoorbeeld de coöperatie zonvogel waarbij gezamenlijk zonne-energie wordt gestimuleerd en geproduceerd, of de noordhollandse energie coöperatie die duurzame energieproductie nastreeft en leden hier voordelen op biedt). Van oudsher verenigden ook boeren zich in coöperaties om gezamenlijk hun producten aan de man te brengen (Friesland-Campina, AVEBE). Openbaar lichaam, “schap” Door publieke partijen kan gezamenlijk een openbaar lichaam worden opgericht waaraan de publieke taken van deze gezamenlijke overheden worden gedelegeerd. Een openbaar lichaam kan in specifieke gebieden, voor specifieke taken ook heffingen opleggen aan gebruikers/deelnemers binnen de begrenzing van het openbaar lichaam.
Deze vorm van publiekrechtelijk samenwerking is bijvoorbeeld te vinden in de Bommelerwaard (net opgericht) de gemeenten, provincie en waterschap hebben zich verenigd om gezamenlijk zorg te kunnen dragen voor de herstructurering van de glastuinbouw in het gebied. Joint Venture Een joint venture is een vorm van samenwerking tussen ondernemingen. Deze samenwerking is meestal vastgelegd in een gezamenlijke dochteronderneming. De deelnemende bedrijven brengen kennis en financiering in. Voorbeelden van een joint venture zijn bijvoorbeeld te vinden in Silicon Valley waar meerdere ondernemingen gezamenlijk de duurzaamheid van het gebied nastreven in een gezamenlijk bedrijf.
II.
WERKWIJZE PORTEFEUILLEOPBOUW
Onder portefeuille-opbouw wordt verstaan het verzamelen van gegevens over landschapselementen, met als doel het beheer van deze elementen via collectieve aanbesteding uit te voeren. Daarvoor is het ook van belang te weten hoe eigenaren tegen landschapsbeheer en collectieve uitvoering daarvan aankijken. Uitgangspunt bij portefeuilleopbouw is vrijwilligheid. Met opname van elementen in een portefeuille gaat de eigenaar nog geen enkele verplichting aan, maar geeft de eigenaar indirect wel aan op termijn geïnteresseerd te zijn in collectieve aanbesteding van beheerwerkzaamheden aan landschapselementen waarbij de biomassaopbrengsten worden benut om de kosten (zoveel mogelijk) te dekken. Bij portefeuilleopbouw worden zowel gegevens over de eigenaar als het element opgenomen en vastgelegd in het gekozen portefeuillebeheer- en planningsysteem. Beide gegevens betreffen een momentopname van het moment waarop contact is met de eigenaar of van het veldbezoek. De gegevens over het eigendom van de elementen en de elementen zelf kunnen afzonderlijk van elkaar wijzigen en dienen dan ook afzonderlijk van elkaar vastgelegd te worden. Daarbij is het wenselijk dat deze wel (digitaal) aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Bij de case-study voor Noordoost Twente zijn een aantal bouwstenen voor portefeuilleopbouw, zoals brieven, belscript, inventarisatieformulier etc. ontwikkeld. Deze zijn in het bouwstenendocument (bijlage V) opgenomen. Selectie eigenaren met biomassa potentieel De selectie van eigenaren met biomassapotentieel kan op twee manieren, op basis van gebiedskennis of geautomatiseerd met behulp van GIS. Een combinatie van beide is ook mogelijk. Selectie op basis van gebiedskennis Op basis van gebiedskennis kunnen eigenaren van landschapselementen met biomassapotentieel geselecteerd worden. Dit vraagt niet alleen een grote mate van kennis van het gebied, maar ook van eigendomssituaties binnen het gebied. Het achterhalen van de contactgegevens van de eigenaren is een bezigheid die relatief veel tijd in beslag neemt. Deze methode levert enerzijds een bevooroordeelde selectie. Anderzijds zal het ‘scoringspercentag’ hoger zijn doordat alleen eigenaren geselecteerd worden waarvan deelname verwacht wordt. Selectie met behulp van GIS Uit de digitale topografische kaart (TOP10NL) worden die landgebruikstypen geselecteerd waar zich houtige biomassa in bevindt. Dit zijn bomenrijen, gemengd bos, loofbos, naaldbos en heggen. Deze worden vervolgens met behulp van GIS toegekend aan een kadastraal eigenaar. Vervolgens wordt een selectie gemaakt van de eigenaren die minimaal X (bijvoorbeeld 4) potentiële landschapselementen bezitten. Indien gewenst kunnen nog andere selecties worden toegevoegd, zoals alleen die landschapselementen selecteren die kleiner zijn dan bijvoorbeeld 3 hectare of die niet in eigendom zijn van een overheid of grote terreinbeherende organisatie. De selectie van eigenaren wordt opgenomen in de database. Daarbij krijgt iedere eigenaar een unieke codering. Bij deze selectie wordt enkel gebruik gemaakt van vrij toegankelijke data. De TOP10NL wordt kostenloos door het kadaster beschikbaar gesteld (http://www.kadaster.nl/window.html?inhoud=/top10nl/)
Aan de kadastrale gegevens zijn kosten verbonden. Vanaf 2015 zullen deze ook kostenloos beschikbaar komen. De TOP10NL data is geproduceerd met een ander doel dan herkenning van landschapselementen. De inwinningsregels voor de productie van de TOP10NL wijken teveel af om een goede kwalificatie van landschapselementen te geven. Dit heeft als resultaat dat een aantal elementen niet in kaart zijn gebracht en dat een aantal elementen anders geclassificeerd zijn dan wanneer vanuit een landschappelijke invalshoek gekarteerd zou zijn. Benaderen eigenaren met biomassa potentieel Grondeigenaren die op basis van de uitgevoerde selectie zeer waarschijnlijk landschapselementen met biomassapotentieel bezitten worden middels een brief benaderd. In de brief wordt de opzet van de aanpak kort toegelicht en wordt een telefoongesprek aangekondigd. Parallel aan het versturen van de brief wordt middels free publicity aandacht gegeven aan de portefeuilleopbouw. Hierbij wordt gebruik gemaakt van lokale media. Na een periode van circa één week worden de aangeschreven eigenaren gebeld. Doel van het telefoongesprek is te komen tot een afspraak voor een veldinventarisatie van de elementen. Afhankelijk van de omvang van de groep geadresseerden kan hier een extern callcenter voor worden ingeschakeld of niet. De ervaring leert echter dat omwille van de binding met de eigenaar het bellen door vertegenwoordigers / medewerkers van de intermediair die zelf de veldbezoeken uitvoeren, het meest efficiënt en effectief is. Deze heeft bijvoorbeeld gebiedskennis waardoor de logistieke planning van de veldbezoeken beter geborgd kan worden. Een afweging dient gemaakt te worden hoeveel belpogingen gedaan worden om iedere aangeschreven eigenaar te bereiken. Uit de case-study in Noordoost Twente is gebleken dat met 3 belpogingen 80% van de aangeschreven eigenaren bereikt is. Alle correspondentie en afspraken gemaakt met eigenaren worden vastgelegd in de database. Veldinventarisatie De veldinventarisatie dient goed voorbereid te zijn. Dit levert tijdwinst op en geeft de eigenaar daarnaast het vertrouwen dat er professioneel gewerkt wordt. Voor iedere eigenaar die bezocht wordt voor een veldbezoek, wordt een kaart geproduceerd waarop de kadastrale percelen die in eigendom zijn staan weergegeven. Als onderlegger dient bij voorkeur, indien voorhanden een luchtfoto. Alternatief hiervoor is de TOP10NL. Daarnaast beschikt degene die de inventarisatie uitvoert over een overzichtskaart met de ligging van de percelen. Op één kaart kunnen percelen van meerdere eigenaren voorkomen. Aangezien het eigendom van een kadastraal perceel door de jaren heen kan wijzigen dient ieder element in het portefeuille beheersysteem opgeknipt en gecodeerd te worden per kadastraal perceel. De codering gebeurt in het veld (bijvoorbeeld bestaande uit het kadastraal perceelsnummer gevolgd door een volgnummer per perceel) en wordt op de kaart aangegeven. Op de kaart worden, indien nodig, de ligging en geometrie van de elementen aangepast. Ontbrekende elementen worden aangevuld. Van ieder gecodeerd element wordt een aantal gegevens geïnventariseerd en vastgelegd op een inventarisatieformulier. Het inventarisatieformulier dient minimaal de gegevens te bevatten welke nodig zijn voor het maken van een beheerplanning. Ook worden eventuele beheerverplichtingen die de eigenaar van het element is aangegaan, bijvoorbeeld opgenomen in het beheerplan behorend bij een GBD contract, geïnventariseerd.
Verwerking gegevens Na de veldinventarisatie worden de verzamelde gegevens over de landschapselementen verwerkt in het gekozen portefeuillebeheer- en planningsysteem. Hierbij zijn een aantal aandachtspunten van belang: •
De elementen zijn in het veld geknipt in deelelementen op basis van de kadastrale perceelsscheiding. De kleinste administratief ruimtelijk te onderscheiden eenheid die bij de vastlegging van gegevens gehanteerd wordt, is het deel van een element dat binnen de grenzen van een kadastraal perceel ligt. Kadastrale percelen kunnen immers van eigenaar wijzigen in de periode waarin de collectieve aanbesteding plaatsvindt.
•
De (deel)elementen moeten op termijn ruimtelijk opnieuw gekoppeld kunnen worden aan een
•
Per element dient de eigenaar ten tijde van de veldinventarisatie genoteerd te worden. Dit kan
kadastraal bestand om de danmalige eigenaar te kunnen achterhalen. door de unieke eigenaarcodering als attribuutwaarde op te nemen in de tabel met (deel)elementen. •
Eventuele beheerverplichtingen die de eigenaar van het element is aangegaan, bijvoorbeeld opgenomen in het beheerplan behorend bij een GBD contract worden toegepast in de portefeuille. Zodat bij collectieve aanbesteding uitvoering wordt gegeven aan deze verplichtingen.
Beheerplanning op gebiedsniveau Na de verwerking van de gegevens dienen deze geanalyseerd te worden. Dit heeft als doel om zowel een ruimtelijke spreiding als een spreiding in de tijd aan te brengen van het jaar waarin een eindkap plaatsvindt. Ruimtelijke spreiding heeft tot doel logistieke efficiëntie te bereiken, maar met behoud van landschappelijke kwaliteit. Voorkomen wordt dat in een deel van een gebied een kaalslag plaatsvindt doordat in een bepaald jaar relatief veel elementen die dicht bij elkaar liggen toe zijn aan een eindkap. Wanneer dit blijkt uit de analyse kan het jaar van eindkap voor enkele elementen naar voren (twee jaar) of naar achteren (twee jaar) geschoven worden. Daarnaast kunnen in gebieden waar in één jaar erg weinig elementen toe zijn aan een eindkap juist elementen geclusterd worden in eenzelfde jaar (ook een verschuiving van maximaal 2 jaar). Spreiding in de tijd heeft tot doel om jaarlijks een evenredig groot deel van de portefeuille in uitvoering te nemen zodat er geen pieken in de werkzaamheden voor de intermediair bestaan. Dit zorgt voor continuïteit en stabiliteit in de organisatie van de intermediair. Ontwikkelde bouwstenen •
Model brief
•
Persbericht
•
Belscript
•
Model kaart
•
Instructie veldbezoek
•
Model inventarisatieformulier
III.
RESULTATEN CASE-STUDY PORTEFEUILLEOPBOUW NOORDOOST TWENTE
Cijfers 300 eigenaren benaderd 56 veldbezoeken 382 elementen in beeld 56,84 ha landschapselement (41,44 ha bosjes en 15,4 ha houtwallen, -singels) Op basis van een kapcyclus van 15 jaar houdt dit in een jaarlijks potentiële collectieve aanbesteding van 22 elementen. Echter, in een aantal gevallen is er sprake van achterstallig onderhoud. Hierdoor zal in de eerste jaren het aantal elementen in de collectieve aanbesteding groter zijn dan in latere jaren. Doordat de portefeuille door de jaren heen kan groeien, kan deze scheve verhouding worden opgeheven of zelfs omgekeerd. Aantal potentiële elementen collectieve aanbesteding (o.b.v. opgebouwde portefeuille zonder GBD contracten) Jaar
12
13
14
15
16
17
18
Aantal
5
25
58
66
32
31
19
19
20
32
21
22
27
23
24
25
14
26
27
23
Geen
On-
eindkap
bekend
15
34
Ervaringen bellen en veldbezoek Uit de cijfers blijkt dat in Noordoost Twente 19% van de benaderde eigenaren meedoet aan vrijwillige portefeuilleopbouw. Dit lijkt een lage score echter er is een belangrijke nuance te maken. Bij de uitvoering van de case-study is bewust de groep eigenaren benaderd welke (nog) geen groene diensten beheercontract heet afgesloten. Deze eigenaren hebben hier wel allemaal de mogelijkheid toe gehad. Aangenomen mag worden dat deze eigenaren iets verder van het landschapsbeheer af staan en daarmee een groep vormen die moeilijk te binden is. Ook ten aanzien van de 81% van de benaderde eigenaren die niet deelneemt moet een nuance gemaakt worden op basis van de ervaringen van het belteam. Circa 20% van de benaderde eigenaren heeft geen elementen (dit heeft er toe geleid de selectiemethode voor de aanpak portefeuileopbouw aan te scherpen). Van de per brief benaderde eigenaren is 20% na drie belpogingen op verschillende dagen en tijdstippen van de dag niet bereikt. 30% van de eigenaren heeft aangegeven het beheer vooralsnog in eigen hand te willen houden, maar wellicht in de toekomst dit wel uit handen te willen geven. Deze groep is vooral afwachtend tegenover een nieuwe aanpak. De verwachting is dat een groot deel van deze groep wel mee wil doen zodra het systeem haar meerwaarde heeft bewezen. Slechts 10% heeft daadwerkelijk ‘nee’ gezegd tegen vrijblijvende opname in een portefeuille. Bij de veldinventarisaties is er intensiever contact met grondeigenaren die mee willen werken aan vrijblijvende en vrijwillige portefeuilleopbouw geweest. Het idee en de visie rondom de ketenaanpak zijn vanuit de belronde al positief ontvangen door de deelnemende eigenaren alvorens een voet op het erf is gezet. Eigenaren waren zeer bereidwillig om inzicht te geven in de huidige situatie van de landschapselementen evenals het geven van informatie over het uitgevoerde beheer in het verleden en de verwachtingen over de toekomst. Uit de gesprekken komt naar voren dat veel eigenaren op dit moment weinig
tot geen geld uitgeven of willen geven aan landschapsonderhoud. De eigenaren zouden wel een actievere rol willen vervullen in het landschapsonderhoud mits hier een vergoeding of tegemoetkoming tegenover zou staan, maar waarbij ze niet aan te veel eisen en verplichtingen moeten voldoen. Het financiële aspect is de belangrijkste overweging voor deelname aan de case-study ondanks dat er over de financiële gevolgen nog geen uitspraken gedaan kan worden. De deelname aan de veldinventarisatie kan niet direct vertaald worden in een vol vertrouwen in de ketenaanpak, maar geeft voldoende positieve reacties voor het opstarten van deze aanpak. Men ziet het vrijblijvende geheugensteuntje als een goede ontwikkelingen dat zal resulteren in meer bewustwording. Men neemt wel enigszins een afwachtende houding in en is erg benieuwd naar de toekomstige ontwikkelingen, maar men ziet zeker potentie. Het idee om aan landschapselementen weer een waarde toe te kennen zorgt voor een positief impuls.
IV.
WERKWIJZE COLLECTIEF AANBESTEDEN
Selectie uit portefeuille Op basis van de portefeuille en beheerplanning maakt de intermediair een selectie van de per jaar (kapseizoen) te ‘oogstbare´ elementen waar een eindkap uitgevoerd dient te worden.
1
Aangezien het (kadastraal) eigendom van de elementen gewijzigd kan zijn in de jaren tussen de veldinventarisatie portefeuilleopbouw en het jaar waarin de eindkap plaats dient te vinden worden de elementen opnieuw ruimtelijk gekoppeld aan de dan actuele kadastrale situatie. Een jaarlijkse update van het kadastrale bestand bij de intermediair is daarvoor noodzakelijk. Het resultaat van deze stap is een kaart per eigenaar met de te beheren elementen, een omschrijving van deze elementen op basis van de opgeslagen inventarisatiegegevens en de contactgegevens van de betreffende eigenaren. Benaderen eigenaren voor deelname collectieve aanbesteding Afhankelijk van de vorm van de afspraak met de eigenaar kan het nodig zijn de eigenaren te benaderen voor deelname aan collectieve aanbesteding. Hiervoor wordt min of meer dezelfde werkwijze gehanteerd als bij de portefeuilleopbouw. Eigenaren van elementen die toe zijn aan beheer worden per brief, met als bijlage een kaart waarop de te beheren elementen staan aangegeven gevraagd deel te 2
nemen. Een bijgevoegde overeenkomst tussen intermediair en eigenaar wordt ter retournering bijgevoegd. Eigenaren welke binnen twee weken de overeenkomst niet hebben teruggestuurd worden nagebeld. Veldbezoek en actualisatie portefeuille De gegevens in de portefeuille zijn een momentopname van het moment wanneer de elementen in portefeuille zijn genomen. Zeker voor elementen die een aantal jaren na opname in portefeuille pas toe zijn aan een grote beheeringreep kunnen de gegevens over het element verouderd zijn. Een actualisatie met behulp van een veldbezoek is dan noodzakelijk. Aanbesteding en gunning Op basis van de deelname en de beheerplanning kunnen de aanbestedingsdocumenten worden opgesteld. Deze documenten verschillen van vorm naar aanleiding van de gekozen aanbestedingsvorm. Afhankelijk van de omvang van de selectie elementen en deelname van grondeigenaren worden de uit te voeren werkzaamheden geclusterd in één of meerdere aanbestedingskavels. Er wordt geclusterd op basis van: •
Kenmerken van het element (staat van onderhoud, dikte bomen, etc.) en de daarvoor benodigde machines en aannemerskwaliteiten
•
Ruimtelijke spreiding van de ligging van de elementen
In één aanbestedingskavel zullen zowel gunstige elementen (lage ‘oogstkosten’, hoge biomassaopbrengst) als ongunstige elementen (hoge ‘oogstkosten’, lage biomassa-opbrengst) opgenomen worden, zodat niet alleen ingeschreven wordt op de gunstige elementen. Alle elementen van één eigenaar worden in principe in één kavel opgenomen. Binnen een aanbestedingskavel worden de te beheren elementen per eigenaar aangeboden aan de aannemer. Eventuele door de eigenaar uit te voeren voorbereidende of nazorgwerkzaamheden worden daarbij vermeld. Belangrijk bij alle drie de aanbestedingsvormen is dat de intermediair tenminste 1 Het onder collectieve aanbesteding uitvoeren van tussenkap en jaarlijkse onderhoudswerkzaamheden kan een optie zijn. Vanuit het principe van ´volledig ontzorgen´ sluit dit goed aan. Echter, respons uit een in de Noordelijke Friese Wouden uitgevoerde enquête blijkt dat veel eigenaren voornemens zijn deze werkzaamheden in eigen beheer uit te voeren. 2 Afgestemd op de vorm van de afspraak met de eigenaar (gebundelde individuele werken, eenjarige of meerjarige afspraak)
1
contact heeft met degene die de werkzaamheden ook daadwerkelijk zelf uitvoert danwel gedurende de uitvoering voltijd in het veld aanwezig is. In principe schrijft de intermediair geen werkwijze voor aan de aannemer, enkel een eindbeeld. Eén van de aspecten uit het eindbeeld is een vlakke zaagsnede aan de stobbe die overblijft na het afzetten van een boom of struik. Het knippen van een boom levert geen goede stobbe die opnieuw uit zal lopen. Varianten waarbij een combinatie gemaakt wordt met knippen en nazagen (bijvoorbeeld t.b.v. 1
stamhout) zijn wel mogelijk. In diverse proeven komt deze werkwijze of het inzetten van een kraan met een grijper en een man met zaag als de meest kostenefficiënte bij de gewenste kwaliteit tot uiting. Juist bij werkzaamheden als rasters verwijderen en terugplaatsen, bramen maaien en nazagen wordt in veel gevallen ook een beroep gedaan op de sociale werkvoorziening. Begeleiding uitvoering De intermediair begeleidt de uitvoering. Dit houdt in dat de benodigde meldingen en vergunningaanvragen gedaan worden en dat de intermediair aanspreekpunt is voor de aannemer. Afhankelijk van de aanbestedingsvorm verschilt de intensiteit, worden werkzaamheden wel of niet in detail doorgenomen of worden zelfs overstaanders geblesd. De intermediair ziet toe op de geleverde kwaliteit en doet samen met de aannemer de oplevering. Mogelijk is daarbij ook de eigenaar aanwezig. In het geval wanneer sprake is van gebundelde individuele werken is de eigenaar in ieder geval aanwezig aangezien de intermediair daar geen contractpartner is. Afrekenen De intermediair (administratie) rekent af met de verschillende eigenaren op basis van de kosten en baten per eigenaar. Daarbij zijn de totale kosten voor de intermediair verrekend met de totale baten.
1
Proeven lokale aannemers (Welhuis BV en Bert Groothuis), uitvoering werkzaamheden energiequelle-wallhecke en proeven project Energie uit Hout Noardlike Fryske Wâlden
V.
BOUWSTENENDOCUMENT PORTEFEUILLE OPBOUW
1.
Model brief
2.
Persbericht
3.
Belscript
4.
Model kaart
5.
Instructie veldbezoek
6.
Model inventarisatieformulier
1
Model brief
Naam Adres Postcode + plaats
Rossum, datum
Betreft: Aantrekkelijk en goedkoper landschapsonderhoud
Geachte heer/mevrouw naam eigenaar,
U heeft landschapselementen zoals houtwallen of kleine bosjes in uw bezit. Daarmee levert u een belangrijke bijdrage aan het kenmerkende landschapsbeeld van Noordoost Twente. Echter het hebben van landschapselementen is niet altijd een meerwaarde, deze elementen kunnen een optimale agrarische bedrijfsvoering in de weg staan en ze vergen onderhoud. Dit onderhoud kost tijd en geld, maar is nodig. Enerzijds om de kwaliteit van het landschap voor de toekomst veilig te stellen. Anderzijds om, binnen de beperkingen die het landschap van Noordoost Twente met zich meebrengt, zo efficiënt mogelijk de agrarische bedrijfsvoering uit te oefenen. Wij bieden u de mogelijkheid om op kosten voor landschapsonderhoud te besparen en om het werk dat u heeft met landschapsonderhoud zoals het zaagwerk, maar ook het aanvragen van benodigde vergunningen en het eventueel in de hand nemen van een aannemer uit handen te nemen. Hoe? Uit het onderhoud aan uw landschapselementen komt hout (biomassa) vrij dat gebruikt kan worden voor verschillende toepassingen. Binnen het project “Duurzame energiewinning uit het Nationaal Landschap Noordoost Twente” wordt een aanpak getest om vrijkomende biomassa uit het landschap gebundeld aan te bieden. De markt voor biomassa vraagt om aanbod in grote partijen, groter dan individuele eigenaren jaarlijks kunnen bieden. Een grotere partij biomassa is een betere uitgangspositie om over de prijs te onderhandelen. Met het verkrijgen van een goede prijs voor de biomassa kan het landschapsonderhoud goedkoper uitgevoerd worden en kan er sprake zijn van een (sterke) reductie op de beheerkosten. Case-study inventarisatie landschapselementen en portefeuille opbouw Wij vragen u om de landschapselementen die u in eigendom hebt en de staat van onderhoud daarvan vrijblijvend op te laten nemen in onze portefeuille zodat wanneer de tijd voor onderhoud/beheer aanbreekt wij u hierop kunnen attenderen. De portefeuille moet gezien worden als een geheugensteuntje met betrekking tot het beheer van het landschap.
De opname in de portefeuille wordt verwezenlijkt door het uitvoeren van een vrijblijvende veldinventarisatie door goed geschoolde en gespecialiseerde arbeidskrachten van Landschapsadvies en – onderhoudsbedrijf Welhuis BV. Het resultaat van deze veldinventarisatie, een kaart met de ligging van de elementen, krijgt u van ons toegestuurd. Of u er voor kiest dan ook daadwerkelijk onderhoud te plegen blijft uiteraard uw eigen keuze! Gegevens De gegevens die in dit project worden verkregen staan volledig los van de persceelsregistratie. Er is geen enkele relatie met Dienst Regelingen of met de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit. Ook is er geen relatie met een eventuele subsidie of vergoeding die u krijgt uit het Subsidiestelsel Natuur en Landschap of vanuit de Groene Diensten. Als u het goed vindt zullen wij eventuele beheervoorschriften wel opnemen in onze inventarisatie en portefeuille opbouw. Initiatiefnemers Het project “Duurzame energiewinning uit het Nationaal Landschap Noordoost Twente” wordt uitgevoerd door de twee initiatiefnemers Aequator Groen & Ruimte en Landschapsadvies en onderhoudsbedrijf Welhuis BV. Hierbij wordt nauw samengewerkt met lokale partners als Landschap Overijssel, de gebiedsmakelaars in Noordoost Twente en lokale aannemers etc. om te komen tot een aanpak voor de toekomst voor en door Noordoost Twente. Slot Binnen enkele weken na het ontvangen van deze brief proberen wij u telefonisch te benaderen om het project verder toe te lichten en u te vragen of u daadwerkelijk interesse hebt in de opname in onze portefeuille en de hierbij behorende vrijblijvende veldinventarisatie. Mocht u geïnteresseerd zijn dan kunt u dit dan aangeven. U kunt ook contact met ons opnemen op telefoonnummer 06 136 192 18 (Janine Quist). Hopende hiermee uw interesse gewekt te hebben en een eventueel vervolgtraject in te kunnen zetten.
Met vriendelijke groet,
Wouter Rozendaal
Louis Welhuis
Aequator Groen & Ruimte
Landschapsadvies en –onderhoudsbedrijf Welhuis BV
Persbericht
Kosten besparen met snoeihout uit het landschap Het is mogelijk om te besparen op de kosten van landschapsonderhoud door de waarde van het vrijkomende hout beter te benutten. Hoe gaat dit in zijn werk en hoe kunt u meedoen? Het vrijkomende hout (biomassa) uit landschapsonderhoud levert geld op en de verwachting is dat deze opbrengsten in de toekomst verder zullen stijgen. De markt voor biomassa vraagt om aanbod in grote partijen, groter dan individuele eigenaren jaarlijks kunnen aanbieden. Daarnaast vragen grondeigenaren steeds vaker om ondersteuning bij de uitvoering van landschapsbeheer. Er wordt nu een systeem opgezet om deze bij elkaar te brengen en zo de waarde van de biomassa te gebruiken om de kosten van onderhoud te beperken. De aanpak kent 2 stappen. Eerst worden eigenaren gevraagd of ze interesse hebben om mee te doen en vervolgens worden hun houtwallen, singels en bosjes (landschapselementen) geïnventariseerd op soorten en staat van onderhoud. De elementen worden op kaart ingetekend en het beoogde moment voor groot onderhoud wordt bepaald, tot zover is het vrijblijvend en kosteloos. Op basis van deze inventarisatie wordt elk jaar een onderhoudsplan gemaakt, de betreffende eigenaren worden dan opnieuw benaderd met de vraag of ze daadwerkelijk onderhoud willen laten uitvoeren. Het werk wordt dan gezamenlijk aanbesteedt onder kwalitatieve, lokale aannemers. De eigenaar wordt ontzorgd ten aanzien van het landschapsonderhoud en de biomassamarkt krijgt grotere volumes gebundeld aangeboden. Opbrengsten van het snoeihout komen ten goede aan de eigenaren en het landschapsonderhoud. In de maanden mei, juni en juli wordt een groep van 300 eigenaren in de gemeenten Tubbergen, DInkelland, Losser en Oldenzaal benaderd. Naar aanleiding van de brief worden de eigenaren gebeld om het project toe te lichten en om te vragen of ze interesse hebben om mee te doen, indien met interesse heeft wordt een afspraak gemaakt voor een veldbezoek. Indien u interesse heeft en niet tot de selectie van 300 eigenaren behoort kunt u contact opnemen met Paul ten Velde, gebiedsmakelaar Noordoost Twente, via
[email protected]. Het systeem dat wordt opgezet is een initiatief van Welhuis Landschapsadvies en -onderhoud en adviesbureau Aequator Groen & Ruimte. Er wordt nauw samengewerkt met lokale partners als Landschap Overijssel, de gebiedsmakelaar Noordoost Twente, lokale aannemers en de Stichting Groene en Blauwe Diensten Overijssel. Samen werken zij aan een aanpak voor gezamenlijke uitvoering van landschapsonderhoud voor en door Noordoost Twente. Het ministerie van Infrastructuur & Milieu, de provincie Overijssel, de gemeente Tubbergen, Dinkelland, Losser en Oldenzaal, Landschap Overijssel en de initiatiefnemers Welhuis en Aequator financieren het project.
Belscript
1.
Algemeen
Goedemorgen/middag/avond, u spreekt met <….> van Aequator Groen & Ruimte. Wij bellen u in verband met de brief over landschapsonderhoud van vorige week / twee weken geleden. Ik zoek
, spreek ik daarmee / is hij of zij aanwezig? Heeft u even tijd? Heeft u even tijd? Wanneer kan ik terugbellen? Actie invoeren in database Ik bel u om te vragen of u interesse heeft om opgenomen te worden in de portefeuille landschapsbeheer. Heeft u de brief ontvangen? <ja/nee> Bent u de eigenaar van de aangegeven landschapselementen? <ja/nee> Zo nee, wie dan wel? Heeft u vragen over de inhoud van de brief? <ja/nee> 2.
Toelichting
Welhuis BV en Aequator hebben dit project opgezet om de waarde van het vrijkomende hout bij onderhoud aan houtwallen en singels e.d. (evt. landschapselementen) beter te benutten om de kosten van landschapsonderhoud in de toekomst te verlagen. Het systeem wat we nu aan het testen zijn kent eigenlijk 2 stappen. In stap 1 inventariseren we wat er is aan landschapselementen en wanneer er onderhoud plaats zou moeten vinden. Bv in 2020. In 2020 benaderen wij u dan opnieuw met de vraag of u daadwerkelijk onderhoud wilt laten uitvoeren (stap 2). Het is dan de bedoeling om dit onderhoud collectief aan te besteden onder lokale groenaannemers en daarnaast zal worden bekeken wat de beste (collectieve) afzet voor het vrijkomende hout is op dat moment. Dit is geheel vrijblijvend, of u onderhoud laat uitvoeren blijft ten allen tijde uw eigen keuze. Heeft u interesse, mogen wij bij u een vrijblijvende inventarisatie van uw landschapselementen maken en u opnemen in portefeuille? <ja/nee> Zo ja: dan zou ik graag uw gegevens even willen controleren, aanvullen en een afspraak maken voor een vrijblijvende veldinventarisatie. Zo nee dan wens ik u nog een prettige dag verder. 3.
Gegevens controleren en invullen
-
Bent u de contactpersoon voor het beheer van de landschapselementen? Naam of Bedrijfsnaam. Klopt dit? Controleer spelling, voorletters, tussenvoegsels, de heer/mevrouw,
-
etc. Correspondentieadres Telefoonnummer eventueel tweede nummer / mobiele nummer noteren E-mail adres
4.
Afspraak maken voor veldinventarisatie
Maandag, dinsdag, donderdag - tussen 8 en 9; - tussen 10 en 11; - tussen 13 en 14 Niels Egberink is de medewerker van Welhuis die de veldinventarisatie uitvoert. In principe hoeven jullie hem niet te bellen, maar voor het geval dat is zijn tel-nr: 06 – 13261615
Let op: graag volgende werkwijze aanhouden voor het inplannen van veldinventarisaties. Omdat we met 4 personen gaan bellen en ik wel de inventarisatiedagen vol wil plannen, heb ik het volgende bedacht. De agenda van stagegenr1 staat voor ons allen vrij om in de plannen. Graag de afspraak hier in plannen en opslaan terwijl je belt. Mijn ervaring is dat Outlook een accurate Multiuser online database is (staat op de server in Wageningen, waar je ook inlogt), en dat je als je ook zit te bellen de afspraak bijna direct in je scherm ziet verschijnen. Verder graag volledige naam, voorletters, adres, telefoonnummer en andere bijzonderheden vermelden, zodat Arjen de betreffende persoon terug kan vinden in zijn kadasterbestand en het bijbehorende kaartmateriaal kan maken. Graag volgende kleurcodering aanhouden: • label rood (in outlook heet dit label: belangrijk) -→ voor afspraken waar nog kaartmateriaal voor moet worden gemaakt; onderstaande 2 labels zijn eigenlijk alleen voor Arjen (kaarten maken) en Janine (Welhuis tijdig informeren) • label groen (in outlook heet dit label: persoonlijk) -→ voor afspraken waar het kaartmateriaal van gereed staat; •
label blauw (in outlook heet dit label: reizen vereist) -→ voor afspraken die inclusief kaartmateriaal zijn doorgegeven aan Welhuis.
Ik heb een voorbeeldje gemaakt op 18 juni. Let op, bij het maken van afspraken rekening moet je met de volgende zaken rekening houden: • afspraken maken op maandag, dinsdag of donderdag (als het storm loopt, overleggen we met Welhuis of we meer dagen mogen afspreken); •
probeer de dagen vol te plannen met 3 afspraken;
•
probeer de reistijd tussen verschillende afspraken te beperken;
•
houdt er rekening mee dat Arjen (beperkt) tijd nodig heeft om kaarten te maken en soms ook andere afspraken in zijn agenda heeft staan en op vrijdag niet werkt (Karin en Joris zijn overigens achtervang).
5.
FAQ’s
1.
Wie is opdrachtgever?
Het project wordt gefinancierd door het ministerie van Infrastructuur en Milieu en gesteund door de Provincie Overijssel en alle Gemeentes van het Nationale Landschap Noordoost Twente, te weten Dinkelland, Losser, Oldenzaal en Tubbergen. 2.
Waarom doet Aequator/Welhuis dit?
Vanuit innovatieregeling Mooi Nederland onderzoeken Aequator en Welhuis de mogelijkheid voor een organisatievorm waarmee landschapselementen goedkoper onderhouden kunnen worden (bv door een collectieve aanbesteding maar wel onder lokale aannemers) en de vrijkomende biomassa collectief kan worden aangeboden aan de markt. Dus lagere kosten en hogere opbrengsten. 3. -
Waarom zou ik meedoen? Ontzorging van onderhoud landschapselementen (attendering en aanbesteding) Goedkoper onderhoud: collectief aanbesteden en mogelijke inkomsten uit biomassa/hout. Let op, het is niet gratis. Op dit moment kost het u niets en is het geheel vrijblijvend.
4.
Wie worden benaderd?
Voor de casestudy benaderen we momenteel eigenaren die geen GBD-contracten hebben afgesloten in de gemeentes Dinkelland, Oldenzaal, Losser en Tubbergen. 5.
Het is een casestudy, is het vervolg dan wel gewaarborgd?
Er wordt een verkenning uitgevoerd naar welke partij het beste portefeuillehouder/beheerder kan zijn en het vervolg uit kan voeren. Er zijn nu verkennende gesprekken met de in oprichting zijnde landschapsvereniging. 6.
Wat doen jullie bij het veldbezoek?
De landschapselementen bekijken en beoordelen op staat van onderhoud om vervolgens een planning voor alle landschapselement in de portefeuille op te kunnen nemen. 7.
a. Is dit een groen-blauwe diensten contract?
Nee. 7.
b. Ik heb wel interesse in het afsluiten van een groen-blauwe diensten contract.
Dat kan, in dat geval wil ik u vragen om contact op te nemen met uw gemeente: Gemeente Dinkelland: Gerard Davina Gemeente Tubbergen: Roeland Hinderdael Gemeente Oldenzaal: René Beckman Gemeente Losser: Arie Rodenburg.
Model kaart
Instructie veldbezoek
Bij de veldinventarisatie moeten minstens onderstaande instructies gehanteerd worden: •
Ieder element krijgt een unieke ID, bestaande uit het kadastraal perceelsnummer gevolgd door een verbindingsstreepje en een volgnummer
•
Bij ieder nieuw kadastraal perceel wordt opnieuw gestart met de volgnummers
•
Een landschapselement dat verdeeld ligt over meerdere kadastrale perceelsnummers, ook al zijn ze van eigenaar, wordt geknipt in meerdere elementen (unieke ID’s). Het kan zijn dat alle attribuutwaarden verder gelijk zijn, maar vanwege eventuele toekomstige eigendomswijziging van de kadastrale percelen is het opdelen noodzakelijk om ook in de toekomst de rechtmatige eigenaar te kunnen koppelen
•
Het inventarisatieformulier dient volledig ingevuld te worden voor ieder perceel. Wanneer een element moeilijk in één van de ‘hokjes’ gezet kan worden, kies dan voor de best passende
•
De lengte en breedte dienen gemiddeld genomen te worden, dit ter controle van de berekende oppervlakte bij de verwerking in GIS
•
De elementen dienen zo nauwkeurig mogelijk ingetekend te worden op de veldkaart zodat deze later gedigitaliseerd kunnen worden.
•
Bij het digitaliseren van vlakelementen wordt de oppervlakte van vlakelementen bepaald.
•
Aan lijnelementen wordt een gemiddelde breedte toegekend zodat de oppervlakte berekend kan worden.
Portefeuilleopbouw: Duurzame energiewinning Nationaal Landschap Noordoost Twente Element_ID: (kadastraal perceel + nummer)
Eigenaar_ID (Postcode + huisnummer)
Type element
geriefbos, erfbos, houtwal, - singel
Lengte (gemiddeld) (Indien mogelijk)
Breedte (gemiddeld) (Indien mogelijk)
Hoofdsoort 1
Eik - Beuk - Els - Es - Berk
Hoofdsoort 2
Eik - Beuk - Els - Es - Berk
Bedekkingsgraad
0-50, 50-70, 70-90, 90-100
Struiklaag
Ja / Nee
Kruidlaag
Ja / Nee
Gemiddeld aantal overstaanders / 100 m Achterstallig onderhoud Ja / Nee Raster
Ja / Nee
Sloot Oogstkant
Ja / Nee
Leeftijd beplanting Jaar eindkap Bereikbaarheid
Overig / opmerking
Goed - Matig - Slecht