Alterra is onderdeel van de internationale kennisorganisatie Wageningen UR (University & Research centre). De missie is ‘To explore the potential of nature to improve the quality of life’. Binnen Wageningen UR bundelen negen gespecialiseerde en meer toegepaste onderzoeksinstituten, Wageningen University en hogeschool Van Hall Larenstein hun krachten om bij te dragen aan de oplossing van belangrijke vragen in het domein van gezonde voeding en leefomgeving. Met ongeveer 40 vestigingen (in Nederland, Brazilië en China), 6.500 medewerkers en 10.000 studenten behoort Wageningen UR wereldwijd tot de vooraanstaande kennisinstellingen binnen haar domein. De integrale benadering van de vraagstukken en de samenwerking tussen natuurwetenschappelijke, technologische en maatschappijwetenschappelijke disciplines vormen het hart van de Wageningen Aanpak. Alterra Wageningen UR is hèt kennisinstituut voor de groene leefomgeving en bundelt een grote hoeveelheid expertise op het gebied van de groene ruimte en het duurzaam maatschappelijk gebruik ervan: kennis van water, natuur, bos, milieu, bodem, landschap, klimaat, landgebruik, recreatie etc.
Energie uit het Landschap Verkenning naar de mogelijkheid om biomassa op een landschapsvriendelijke manier te winnen in de gemeente Rheden Rapport Energie uit het Landschap ISSN 1566-7197
Meer informatie: www.wageningenUR.nl/alterra
E.A. de Vries, R.M.A. Hoefs en J.H. Spijker
Energie uit het Landschap
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Stadsregio Arnhem Nijmegen
Energie uit het Landschap Verkenning naar de mogelijkheid om biomassa op een landschapsvriendelijke manier te winnen in de gemeente Rheden
Ing. E.A. de Vries, Ir. R.M.A. Hoefs en Ir. J.H. Spijker
Rapport Energie uit het Landschap Alterra Wageningen UR Wageningen, 2013
Referaat
Vries, E.A. de, R.M.A. Hoefs en J.H. Spijker, 2013. Energie uit landschap. Verkenning naar de mogelijkheid om biomassa op een landschapsvriendelijke manier te winnen in de gemeente Rheden. Wageningen, Alterra, Rapport-Energie uit het landschap. 34 blz.; 3 fig.; 1 tab.; 12 ref.
In dit rapport wordt de resultaten beschreven van het onderzoek naar de mogelijkheid om in Rheden biomassa op een landschapsvriendelijke wijze te winnen. Hiertoe is een netwerk van beheerders van natuur en landschap en afnemers van biomassa gevormd, waarbij in beeld is gebracht wat de mogelijkheden zijn om biomassa uit natuur en landschap te produceren voor duurzame energie. Voorts is een stappenplan ontwikkeld dat aandachtspunten biedt in het proces om te komen tot de oogst van biomassa uit natuur en landschap en het vinden van een hoogwaardige toepassing ervan.
Trefwoorden: biomassa, landschap, duurzame energie
ISSN 1566-7197
Dit rapport is gratis te downloaden van www.wageningenUR.nl/alterra (ga naar ‘Alterra-rapporten’). Alterra Wageningen UR verstrekt geen gedrukte exemplaren van rapporten. Gedrukte exemplaren zijn verkrijgbaar via een externe leverancier. Kijk hiervoor op www.rapportbestellen.nl.
© 2013
Alterra (instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek) Postbus 47; 6700 AA Wageningen;
[email protected]
–
Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking van deze uitgave is toegestaan mits met duidelijke bronvermelding.
–
Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking is niet toegestaan voor commerciële doeleinden en/of geldelijk gewin.
–
Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking is niet toegestaan voor die gedeelten van deze uitgave waarvan duidelijk is dat de auteursrechten liggen bij derden en/of zijn voorbehouden.
Alterra aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
Rapport Energie uit landschap Wageningen, februari 2013
Inhoud
Woord vooraf
7
Samenvatting
9
1
Inleiding 1.1 Aanleiding: hoe gaan we om met energie/biomassa in Nederland 1.2 Doelstelling 1.3 Werkwijze
11 11 12 12
2
Karakteristiek van de gemeente Rheden 2.1 Landschap in de gemeente Rheden 2.1.1 Karakteristiek van het landschap 2.1.2 Landschapsvisie 2.2 Energie in de gemeenten Rheden 2.2.1 Energiegebruik 2.2.2 Energievisie
15 15 15 16 17 17 17
3
Kansen voor energie uit biomassa in de gemeente Rheden 3.1 Input 3.2 Beschikbare biomassa 3.3 Betekenis voor het landschap 3.4 Randvoorwaarden vanuit de verwerking 3.5 Schaal van de energieopwekking 3.5.1 Centrale energieopwekking 3.5.2 Decentrale energieopwekking 3.5.3 Ervaringen met energieopwekking
19 19 19 20 21 21 21 22 22
4
Ontwikkelingen in de gemeente Rheden
23
5
Betekenis voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen 5.1 Organiseren van de biomassa-keten 5.2 Bio-energie als tussenstap naar een biobased economy
25 25 25
Conclusies
29
Literatuur
31
Bijlage 1
Bedrijven waar een hoog energieverbruik aan de orde kan zijn
33
Woord vooraf
Toen de Stadsregio Arnhem Nijmegen in 2010 op zoek was naar een gemeente die inzichtelijk wilde hebben in hoeverre het mogelijk is een lokale biomassa-kringloop te realiseren heb ik snel besloten gebruik te maken van dit aanbod. De gemeente Rheden is namelijk een gemeente met veel biomassa én met veel ambitie op gebied van duurzame energie. Een ideale gemeente dus voor het project ‘Energie uit het Landschap’. Door beheer en onderhoud van landgoederen, natuurgebieden, landschappen en tuinen komt veel snoeihout vrij. Een aanzienlijk deel hiervan wordt in de open lucht verstookt en dat is mij een doorn in het oog. Want het snoeihout, en ook andere soorten laagwaardige biomassa, is veel nuttiger te gebruiken door het in te zetten voor de productie van duurzame energie. Met verschillende partijen zijn afgelopen periode de mogelijkheden verkend en er ligt nu een goed beeld van (potentiële) leveranciers van energiehout en van de mogelijke omvang van het aanbod van energiehout afkomstig uit het landschap. Er zijn zeker kansen. Kansen voor zowel nuttige toepassing van snoeiafval, voor vergroten van de hoeveelheid oogstbare biomassa, voor opwekking van duurzame energie maar ook voor versterking van het landschap en de biodiversiteit. De uitdaging lijkt ‘m vooral te zitten in het slim organiseren van transport en logistiek en een goede samenwerking met diverse partners optuigen. Ik ben blij dat we het onderzoek kunnen voorzetten door een financiële bijdrage uit het provinciale Regioprogramma. Daarmee kunnen we ook kijken naar de andere kant van het spectrum, partijen die duurzame energie af willen nemen voor hun bedrijf of instelling. In 2013 moet duidelijk worden of er een lokale kringloop te realiseren is en er een sluitende businesscase mogelijk is. Daarna moet de markt het oppakken en zit onze rol erop. En hopelijk komt daarna mijn wens in vervulling: een einde aan het verstoken van hout in de open lucht. Harriët Tiemens Wethouder milieu en duurzaamheid Gemeente Rheden
Rapport Energie uit het landschap
7
8
Rapport Energie uit het landschap
Samenvatting
Het doel voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen voor de verkenning naar de mogelijkheid om biomassa op een landschapsvriendelijke manier te winnen, is tweeledig: • Het organiseren van een netwerk in een pilotgemeente in de stadsregio, waarbij terreinbeheerders en afnemers samenwerken voor de inzet van biomassa uit het landschap voor de duurzame energie. • Het trekken van lessen uit de ervaringen in de gemeente Rheden voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen. Binnen de stadsregio bleek de gemeente Rheden geschikt als pilotgemeente. De gemeente beschikt over een variatie aan verschillende landschappen (Veluwe, IJsselvallei). Verder beheert de gemeente zelf een deel van het landschap en de natuurgebieden, terwijl er ook een diverse groep andere natuur- en landschapsbeheerders is. Voorts zijn er binnen de gemeente diverse middelgrote warmtevragers die mogelijk duurzame warmte van biomassa kunnen afnemen. In dit project is in (en om) de gemeente Rheden een netwerk opgebouwd van verschillende producenten van duurzame biomassa en afnemers van biomassa. Bij veel beheerders heeft dit bijgedragen aan een verbrede mindset over het vrijkomen van biomassa. Zowel het maatschappelijk belang van de productie van biomassa uit landschap, als de potenties voor de eigen bedrijfsvoering worden nu beter begrepen. Mede hierdoor krijgt het project een concreet vervolg. Sinds de tweede helft van 2012 loopt een project waarin een business-case wordt uitgewerkt voor een duurzaam energiebedrijf in de gemeente Rheden. De ervaringen in de gemeente Rheden zijn gebundeld in een stappenplan dat andere gemeenten en regio’s kunnen gebruiken bij het inzetten van biomassa voor duurzame energie en/of hoogwaardiger toepassingen. Dit stappenplan bestaat uit zes stappen: 1. Zoek nuttige toepassing voor nu vrijkomende stromen biomassa. 2. Kijk of er meer biomassa uit landschap kan worden geproduceerd, aansluitend bij de terreindoelstellingen. 3. Kijk hoe de kwaliteiten van de geproduceerde biomassa kunnen worden verbeterd. 4. Kijk naar de mogelijkheden van samenwerking in de keten. 5. Onderzoek verwerkingsmethoden met een hogere toegevoegde waarde.
Rapport Energie uit het landschap
9
10
Rapport Energie uit het landschap
1
Inleiding
1.1
Aanleiding: hoe gaan we om met energie/biomassa in Nederland
Energie is van cruciaal belang voor het functioneren van onze samenleving. De mondiale vraag naar energie zal komende 25 jaar waarschijnlijk met meer dan 50% stijgen. Fossiele energiebronnen zullen komende decennia op mondiaal niveau nog steeds belangrijk zijn voor de energievoorziening. De toenemende vraag naar fossiele brandstoffen drijft de broeikasgasemissies op en zorgt voor verdere opwarming van de Aarde. Dit kan leiden tot een catastrofale onomkeerbare klimaatverandering. Verwacht wordt dat zonder een gewijzigd beleid de mondiale opwarming in de 21e eeuw tot gemiddeld 6 graden Celsius kan oplopen. Uit scenario-studies van het IEA blijkt dat verwacht mag worden dat de aan energie-gerelateerde CO2-emissie (bij ongewijzigd beleid) met 45% in 2030 stijgt. Driekwart van de stijging van deze CO2-emissies vindt plaats in China, India en het Midden-Oosten. Europa daarentegen wordt in staat geacht om de CO2-emissie flink te laten afnemen waardoor in 2030 de emissies lager zijn dan het huidige niveau. (EU, 2007). De Europese doelstelling is een reductie voor de gehele EU van 20% in 2020 ten opzichte van 1990. Om te komen tot een systeem van duurzame energiehuishouding, moet energie schoner en slimmer worden. Hernieuwbare energie en efficiënt gebruik zijn daarbij sleutelwoorden. Daarnaast rust een duurzame energiehuishouding op meer pijlers, zodat de afhankelijkheid van landen, transportroutes en/of energiebronnen wordt verminderd (EZ, 2008). Om dit te bereiken heeft Nederland zich in de beleidsnota Schoon en Zuinig drie doelen gesteld (VROM, 2007): • Een reductie van de CO2-uitstoot met 30% in 2020 (ten opzichte van het referentiejaar 1990). • Een verdubbeling van het tempo van de jaarlijkse energiebesparing tot 2% per jaar. • Een toename van het aandeel duurzame energie tot 20% van het totale energieverbruik in 2020. Deze doelstellingen zijn alleen haalbaar door alle zeilen bij te zetten, en niet te kiezen voor één vorm van duurzame energie (PBL, 2009). Het gaat niet alleen om windenergie, zonne-energie, biomassa en geothermie, maar ook andere vormen, zoals waterkracht kunnen worden ingezet. Inmiddels heeft het kabinet RutteVerhagen de doelstellingen voor duurzame energie naar beneden aangepast tot een aandeel van 14% in 2020. Dit komt overeen met het aandeel dat Nederland binnen de Europese Unie moet leveren. Gelet op het huidige aandeel kan dit nog steeds als een ambitieuze doelstelling gezien worden. In 2011 was circa 4,3% van de totale hoeveelheid energie duurzaam, dit komt overeen met 93 PJ. Hiervan is ruim drie kwart afkomstig van biomassa. De biomassa gaat in dit geval ook over verbranding van huisvuil (het organische aandeel). In het nationaal beleid wordt gestreefd naar 200 PJ extra energie uit biomassa. Hiervan moet 32 PJ uit bos, natuur en landschap komen. Dit is met de agrosectoren afgesproken in het Convenant duurzame agrosectoren (2008). De nationale doelstellingen zijn doorvertaald naar elke provincie. De provincie Gelderland streeft naar een klimaatneutrale energiehuishouding in 2050. Een belangrijk tussendoel daarbij is 15% duurzame energieproductie in Gelderland (provincie Gelderland, 2008). De Stadsregio Arnhem Nijmegen wil hierin ook een bijdrage leveren. In 2008 heeft de Stadsregio Arnhem Nijmegen vanuit het luchtkwaliteitsprogramma Eureka, als opmaat voor het Energie- en Klimaatprogramma De Groene Kracht, twee globale verkenningen naar potenties voor het gebruik van biomassa in de Stadsregio uitgevoerd. Hieruit bleek dat de gezamenlijke potentie van biomassa uit landschap ruim 3 PJ per jaar is. Als het energieverbruik per inwoner in de Stadsregio gelijk is aan dat van Nederland, kan geschat worden dat het totale energieverbruik in de stadsregio rond de 125 PJ ligt. Dit betekent dat biomassa uit landschap circa 3% kan bijdragen aan het energieverbruik. De hoeveelheid biomassa uit het landschap dat nu ingezet wordt voor energie is slechts een fractie hiervan (Spijker, 2010).
Rapport Energie uit het landschap
11
Om dit aandeel op een verantwoorde manier te verhogen, is een strategie ontwikkeld. Hierin wordt gesteld dat het winnen van biogas uit berm- en slootmaaisel, mest en GFT én het winnen van warmte en energie uit hout de twee belangrijkste opties zijn voor opwekking van energie uit biomassa in de stadsregio. Hierbij moet slim worden gehandeld om zo veel mogelijk positieve effecten te genereren voor het energiegebruik, voor het landschap, en in de cascadering (Spijker, 2010). Daarnaast was een belangrijke constatering dat het ontwikkelen van het netwerk en de ketens nog de nodige werk kost en dat daar de stadsregio een belangrijke rol in kan spelen (Spijker, 2010).
1.2
Doelstelling
In dit project wordt verkend in hoeverre het mogelijk is om in de Stadsregio Arnhem Nijmegen een keten te organiseren waarbij biomassa uit het landschap wordt geoogst voor de duurzame energieproductie. Het gaat hierbij vooral om biomassa die nu niet geoogst wordt of om biomassa die een nog laagwaardigere toepassing kennen. De vraagstelling wordt uitgewerkt in een casus binnen de stadsregio om vervolgens lering er uit te kunnen trekken te behoeve van de rest van de Stadsregio. Eén van de doelen van het project is invulling geven aan een netwerk van producenten van biomassa, verwerkers van biomassa en afnemers van biomassa die gezamenlijk verder werken aan het verhogen van de hoeveelheid biomassa uit het landschap die ingezet worden voor energie. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de eerste stappen van de biomassa-strategie van de Stadsregio (Spijker et al., 2010).
1.3
Werkwijze
De Stadsregio heeft als samenwerkingsorganisatie van gemeenten verschillende rollen. De Stadsregio kan optreden als lobby-organisatie naar de provincie of het Rijk, maar voert ook beleid, zoals energie-, klimaat- en luchtkwaliteitsbeleid. Daarnaast kan ze ook als coördinator optreden. Voor de verdere ontwikkeling van de strategie op het gebied van het gebruik van biomassa uit het landschap kan de Stadsregio actie ondernemen door kennisuitwisseling en kennisontwikkeling te stimuleren, financiële facilitering, hulp bij (milieu)regelgeving, vergroten van de bestuurlijke slagkracht/lobby, coördinatie van deelnemende gemeenten in hun rol van launching customer of als launching producer. Met deze instrumenten wil de Stadsregio proberen om binnen haar gebied een keten van duurzame energie uit het landschap te organiseren (Spijker, 2010). Een goed voorbeeld van samenwerking is de gezamenlijke aanbesteding voor de verwerking van groenrestproducten door in de Stadsregio vertegenwoordigende gemeenten. Begin 2012 hebben vele Stadsregio-gemeenten onder de vlag van het regionale energie- en klimaatprogramma een contract afgesloten waarbij het gemeentelijk groen- en plantsoenafval beter gescheiden en duurzamer verwerkt wordt (composteren, vergisten, verbranden). Binnen de Stadsregio is op zoek gegaan naar een gebied dat geschikt was voor een casestudy. De gemeente Rheden was hierin geïnteresseerd. De gemeente is zelf beheerder van stedelijk groen, landschapselementen en ook van bossen en natuurgebieden. Er wordt door de gemeente veel biomassa geproduceerd. Daarnaast zijn er in de gemeente ook andere eigenaren van bos- en natuurterreinen die biomassa produceren. Bovendien zijn er binnen de gemeente ook bejaardentehuizen, scholen, zwembaden en een ziekenhuis. Dit zijn locaties waar een grote vraag naar warmte en energie is. Dit maakt dat Rheden, naast dat het interesse heeft, ook voldoende voorwaarden heeft om met de casestudy aan de slag te gaan. Om een beter zicht te krijgen op de beschikbare hoeveelheid biomassa is modelmatig de potentieel beschikbare hoeveelheid biomassa in beeld gebracht. Vervolgens zijn in enquêtes en interviews nadere gegevens over de hoeveelheid daadwerkelijk geproduceerde en afgevoerde biomassa verkregen. Ook is globaal de energievraag in beeld gebracht. Vervolgens zijn door de gemeente Rheden en Alterra twee workshops georganiseerd. In deze workshops zijn partijen bijeen gebracht die beschikken over biomassa en dit kunnen verwerken. Veel van deze partijen zullen
12
Rapport Energie uit het landschap
op enige wijze ook een energievraag hebben. In deze bijeenkomst werden de mogelijkheden onderzocht om houtige gewassen duurzaam in te zetten voor energieopwekking. Doel van deze workshops was duidelijkheid te krijgen over de voorwaarden waartegen biomassa beschikbaar is voor energieopwekking.
Rapport Energie uit het landschap
13
14
Rapport Energie uit het landschap
2
Karakteristiek van de gemeente Rheden
2.1
Landschap in de gemeente Rheden
2.1.1
Karakteristiek van het landschap
De gemeente Rheden is gelegen ten noorden van Arnhem aan de IJssel op de oostelijke rand van de Veluwe. De gemeente bestaat uit de volgende zeven dorpen: Velp, Rheden, De Steeg, Ellecom, Dieren, Spankeren en Laag-Soeren en heeft circa 44.000 inwoners (CBS, 2010).
Figuur 2.1 Landschapszones (bron: Een Landschap met dynamiek, Landschapsontwikkelingsplan Rheden-Rozendaal, Marcelis Wolak Landschapsarchitectuur, 14 mei 2007).
De structuur van het landschap van gemeenten Rheden kenmerkt zich door drie landschapszones: de stuwwal, de IJsselvallei en een overgangszone. De stuwwal bestaat uit bos- en heidegebieden (figuur 2.1). Bepalend voor de ruimtelijke structuur is vooral de richting van de heuvels en de dalen. Paden, wegen en verkaveling volgen deze structuur. Daarnaast bevinden zich hier de kaarsrechte koningswegen die dit geheel doorsnijden. In de overgangszone is de menselijke occupatie heel goed zichtbaar. Dorpen met de tussenliggende verbindingswegen en laanstructuren en open velden in een zone parallel aan de stuwwal bepalen samen met de hierop dwarsliggende lanen tussen stuwwal en IJsselvallei de structuur van dit gebied. Het gebied is doorvlochten met beeldbepalende landgoederen.
Rapport Energie uit het landschap
15
Openheid en water domineren het beeld van de IJsselvallei. Structuren zijn kronkelend aanwezig als strangen, beken en waterlopen, dijken en wegen. Erven, hagen en bosjes liggen als opvallende massa-elementen in dit landschap. De snelweg en provinciale weg naar Doesburg lopen als een tweede laag door dit landschap heen met aftakkingen naar de verschillende dorpen. De IJsselvallei bestaat onder andere uit het gebied Havikerwaard, Beimerwaard en Fraterwaard, waarvan een deel behoort tot het landgoed Middachten. Men vindt hier ook grillige structuren (hagen, verkaveling). Het gebied Velperwaarden en Worth-Rhedense Broek bestaat grotendeels uit een laaggelegen nat weiland met sloten loodrecht op de verbindingsweg en de IJssel. Het gebied Soerense Broek bestaat hoofdzakelijk uit agrarisch land en omvat ook enkele landgoederen die bijdragen aan een afwisselend landschapsbeeld (Wolak, 2007).
2.1.2
Landschapsvisie
De Gemeente Rheden heeft in 2007 samen met de gemeente Rozendaal een landschapsvisie (figuur 2.2) met een landschapsontwikkelingsplan opgesteld dat de komende tien tot twintig jaar richting moet geven aan het landschapsbeleid. Hierin geven de gemeenten aan dat ze de verschillen tussen de drie landschapszones willen beschermen tegen vervaging. Dit geldt ook voor de open ruimte tussen de dorpen en het zelfstandige karakter van de dorpen. Er is dus een evenwichtig samenspel tussen landbouw, natuur en recreatie enerzijds en de ruimtelijke ontwikkeling anderzijds. Het verzorgde landgoederenlandschap dat de gemeente Rheden kenmerkt, moet wel worden behouden en daar waar mogelijk worden versterkt. Hierbij is een goede samenwerking tussen gemeenten, gebruikers en beheerders van groot belang.
Figuur 2.2 Landschapsvisiekaart (bron: Een Landschap met dynamiek, Landschapsontwikkelingsplan Rheden-Rozendaal, Marcelis Wolak Landschapsarchitectuur, 14 mei 2007).
16
Rapport Energie uit het landschap
2.2
Energie in de gemeenten Rheden
2.2.1
Energiegebruik
In 2010 is er in de gemeente Rheden in totaal 4491 TJ aan energie verbruikt. Dit komt overeen met ongeveer 736.000 vaten olie of ongeveer 9,5 km2 aan zonnepanelen. Circa 272 Kton aan CO2 werd uitgestoten. Het merendeel werd door wonen (36%) en transport (35%) uitgestoten (figuur 2.3). Bedrijvigheid was voor circa 28% verantwoordelijk en de gemeentelijke organisatie voor ongeveer 1%. Binnen de gemeente Rheden zijn er ten minste achttien locaties waar de energievraag groot is (zie bijlage 1). Het gaat hier om ze zwembaden en twaalf bedrijven. Daarnaast zijn er nog diverse scholen en een ziekenhuis waar wellicht ook een grote energievraag is. Het aandeel duurzame energie is in Rheden minder dan 1% en daarmee onder het Nederlands gemiddelde. Momenteel zijn een aantal installaties die duurzame energie opwekken gepland dan wel in uitvoering, die bij elkaar minder dan 0,5% bijdragen aan de doelstelling (De Bie, 2011).
Figuur 2.3 Jaarlijkse uitstoot van CO2 in de gemeente Rheden.
2.2.2
Energievisie
De gemeente Rheden voert een actief energie- en klimaatbeleid. Met dat beleid heeft Rheden een duidelijk doel voor ogen: een CO2-neutrale gemeente in 2040. In de nota Rheden op weg naar CO2-neutraliteit (vastgesteld door de raad in september 2011) staat hoe de gemeente dit in samenwerking met bedrijven, inwoners, woningcorporaties, projectontwikkelaars en verenigingen wil bereiken en waar de grootste kansen liggen.
Rapport Energie uit het landschap
17
Om CO2-neutraal te worden moet het energieverbruik fors worden verminderd en moet het aandeel duurzame energie sterk omhoog. De grootste kansen hiervoor liggen bij: • • Isolatie van woningen. • • Warmte en elektriciteit uit biomassa. • • Warmte en elektriciteit uit zon. Deze onderwerpen zijn dan ook benoemd tot de speerpunten van het energie- en klimaatbeleid. De komende jaren worden verschillende acties uitgevoerd die gericht zijn op deze speerpunten. Het onderzoek naar mogelijkheden om (meer) biomassa te winnen uit het landschap en in te zetten voor de productie van duurzame energie past daar in. Daarnaast speelt de gemeente al langere tijd met de gedachte om het aantal ontheffingen van het stookverbod te verminderen. Hierdoor komt biomassa beschikbaar voor de energie-opwekking die nu nog zonder energieterugwinning wordt verstookt. Hierbij is van belang dat de oogst van biomassa rendabeler wordt, zodat terreinbeheerders ook een financiële prikkel krijgen om vrijkomende biomassa te gaan benutten. Anders zou het niet-verlenen van ontheffingen kunnen leiden tot achterstallig landschapsonderhoud of illegale afzetkanalen kunnen bevorderen.
18
Rapport Energie uit het landschap
3
Kansen voor energie uit biomassa in de gemeente Rheden
3.1
Input
Om een beter zicht te krijgen op de beschikbare hoeveelheid biomassa is op basis van het bekende bodemgebruik modelmatig de beschikbare hoeveelheid biomassa in beeld gebracht. Vervolgens is met een telefonische enquête onder de terreinbeherende organisaties in Rheden nadere informatie ingewonnen. Daarnaast zijn twee workshops gehouden. Op 11 november 2010 is door de gemeente Rheden en Alterra een workshop georganiseerd om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om houtige gewassen duurzaam in te zetten voor energieopwekking. Doel van deze workshop was duidelijkheid te krijgen over de voorwaarden waartegen biomassa beschikbaar is voor energieopwekking. Voor de bijeenkomst waren vertegenwoordigers van Geldersch Landschap, Landgoed Middachten, Parenco Hout, LTO, MARN, Zorgboerderij De Munnikenhof, Bruins & Kwast, Stadsregio Arnhem Nijmegen, gemeente Rheden, Natuurmonumenten, Onderholt en stichting Twickel uitgenodigd. Dit zijn allen partijen die biomassa produceren of biomassaproducenten in de gemeenten Rheden vertegenwoordigen en partijen die betrokken zijn bij de verwerking van houtige biomassa tot energie. Op 5 april 2012 is de tweede workshop gehouden. Vertegenwoordigers van Agrarische Natuurvereniging Onderholt, Stichting Dockt, Geldersch Landschap, gemeente Rheden, Landgoed Middachten, Zorgboerderij de Munnikenhof, Particulier Grondbezit Gelderland, Limber, Alterra, Bruins & Kwast, Stadsregio Arnhem-Nijmegen, DLG, provincie Gelderland, Rijkswaterstaat, Parenco Hout, LTO, Natuurmonumenten, Landgoed Gelderse Toren, Stichting Twickel, en Landgoed Larenstein waren uitgenodigd. Op de bijeenkomst werd teruggeblikt op de ontwikkelingen, gekeken naar lopende initiatieven, potenties in de nabije toekomst en hoe deze verder ondersteund kunnen worden. Het geheel werd afgesloten met een bezoek aan de biobrandstoffabriek van Topell.
3.2
Beschikbare biomassa
In bos- en natuurgebieden vindt houtoogst plaats. Tak- en tophout en overige groenstromen blijven in veel gevallen achter omdat de kosten van verzameling en verwerking hoger zijn dan eventuele opbrengsten. Bij taken tophout in bossen kan worden uitgegaan van een jaarlijkse bijgroei van ca. 2 m3/ha/jaar. In het buitengebied worden de grasbermen een keer per jaar gemaaid (meestal najaar). Dit wordt uitgevoerd door een groenaannemer die dit materiaal afvoert. Tot op heden voert de gemeente geen sturend beleid over de bestemming van dit maaisel. Kostenreductie en organisatorisch gemak zijn nu leidend. Hout komt ook incidenteel vrij bij het snoeien en verwijderen van bomen. Dit gebeurt nu alleen als veiligheidsinspecties de noodzaak hiervan uitwijzen. Wat er met het stam- en takhout nu gebeurt, is niet helemaal duidelijk. In het openbaar groen van de bebouwde kommen binnen de gemeente komt vooral tak- en tophout vrij. De meeste gazons worden gemaaid met een kooimaaier waarbij het maaisel niet wordt afgevoerd. Voorts zamelt de gemeente groen in van bewoners. Via Green Bags kunnen burgers grotere hoeveelheden groenafval aan de gemeente aanbieden. Bewoners kunnen ook groenafval bij de gemeentewerf aanbieden en ook bij het afvalbrengstation in Arnhem waar de gemeente Rheden mee samenwerkt. Momenteel krijgt de gemeente regelmatig verzoeken van boeren en andere terreinbeheerders voor een ontheffing van het stookverbod van groenafval. Deze ontheffingen worden meestal verleend, omdat er niet altijd goede alternatieven zijn. Voor vrijwel alle biomassa-producerende partijen geldt dat een groot deel van de biomassa al zinvol wordt ingezet. Veel hout wordt verwerkt in de houthandel en de papier-industrie. De verkoop van hout aan particulieren levert
Rapport Energie uit het landschap
19
relatief veel geld op, en neemt momenteel toe. Ook blijft een deel achter in het bos voor het bosecosysteem, omdat de oogstomstandigheden moeizaam zijn of omdat een aantal organisaties onvoldoende capaciteit hebben om het hout te kunnen oogsten. Deze stromen zullen naar alle waarschijnlijkheid niet vrij komen voor energie uit het landschap, omdat de huidige toepassing meer opbrengt. De hoeveelheid houtige biomassa die momenteel ingezet wordt voor duurzame energie of als grondstof voor biobased-economy-producten is klein. Toch zijn er zeer zeker mogelijkheden. De laatste decennia wordt veel van deze biomassa niet meer geoogst. Veel houtige landschapselementen worden niet meer goed onderhouden. Veel grasvelden (gazons en sommige wegbermen) worden wel gemaaid, maar het maaisel blijft onbenut achter. Deze situatie is zo gegroeid, omdat de ‘productie’ van deze terreinen de laatste decennia gezien werd als groenafval. Dit had vooral effect op de biomassa in landschapselementen zoals lanen, hakhout, knotwilgen, natuurlijke graslanden en dergelijke. De biomassa die wel hiervan afkomstig is, wordt vaker gecomposteerd of ter plekke verbrand. De kostenoverwegingen spelen hier een belangrijke rol. Dit is ook een reden delen niet te oogsten of te onderhouden. Terreinbeheerders zijn op zoek naar mogelijkheden om veranderingen in deze situatie te brengen zoals experimenten met briketten uit maaisel om te kunnen verbranden en de (co)vergisting van grassen tot biogas. In onderstaande tabel is de hoeveelheid biomassa die totale bijgroei van biomassa (jaarlijkse bijgroei) in de gemeente weergegeven (exclusief landbouw en wateren).
Eigenaar
Biomassabron bron
Natuurmonumenten Staatsbosbeheer Waterschap Overige terreinbeherende organsaties
Landschapselementen < 0.5ha
Overige natuur
Gras (niet afkomstig uit landbouw)
(ton)
(ton)
(ton)
Totaal
126 1
11636 0
606 7
12368 8
17
16
11
44
37
133
61
230
104
1422
900
2425
Rijksoverheid
28
56
126
210
Provincie
51
32
173
256
Bebouwde kom (gemeente)
199
571
82
852
Bebouwde kom (particulier)
85
40
1
126
1
0
1
2
Onbekend
279
3868
63
4210
Grand Total
927
17775
2031
20733
Agrariërs
Bebouwde kom (bedrijventerrein)
Uit de gegevens blijkt dat vooral Natuurmonumenten, agrariërs en de gemeente beschikken over veel biomassa. Daarnaast blijkt dat ongeveer 20% van de hoeveelheid biomassa dat jaarlijks vrij komt, van onbekende herkomst is. De totale hoeveelheid biomassa dat jaarlijks vrij komt is ongeveer 20733 ton. Uit de interviews blijkt verder dat grotere terreinbeherende organisaties soms niet de precieze hoeveelheid houtige biomassa kunnen aangeven die vrijkomt op hun terreinen binnen de gemeente Rheden.
3.3
Betekenis voor het landschap
Energie uit biomassa biedt kansen om het mes aan twee kanten te laten snijden. Enerzijds kan biomassa bijdragen aan het voorzien in de enorme energiebehoefte, anderzijds biedt bio-energie kansen om groenafval en onderbenutte stromen uit het landschap van nu om te zetten van een kostenpost naar een economische
20
Rapport Energie uit het landschap
drager. Het ‘opwaarderen van groene (rest)stromen uit het landschap tot grondstof’ kan bijdragen aan de instandhouding en het beheer van natuur- en landschapselementen (Spijker, 2010). Oogst van biomassa uit het bos en landschap kan kansen bieden voor behoud van biodiversiteit, zo blijkt uit onderzoek van De Jong (2012). Bijvoorbeeld lichtminnende plantensoorten hebben baat bij meeroogst in sommige bostypen. Door oogst en regulier onderhoud aan een houtige beplanting kan de functionaliteit en het behoud van het landschapselement versterkt wordt. Wel moet in de gaten gehouden worden dat als een beplanting in de aftakelingsfase belandt, dat dan de bijgroei van biomassa klein is. Voor een goede biomassaproductie moet een vitale beplanting in stand worden houden. Houtteelt in een wegberm past hier soms minder in, als de eis aan de wegberm is dat deze vrij moet zijn van obstakels in verband met verkeersveiligheid. Belangrijke voorwaarden zijn het zorgen voor onderhoudspaden omdat anders andere functies in de knel kunnen komen. Bijvoorbeeld als de bodem gevoelig is voor berijding; dit kan zowel in bossen gelden als in natte graslanden. Maar ook als er geoogst moet worden uit houtwallen grenzend aan een landbouwperceel. Een ander voorbeeld is een wegberm van een drukke weg, waar de aanwezigheid van oogstmachines tot een vermindering van de verkeersveiligheid aanleiding kan geven. Daarnaast moet ook rekening gehouden worden met het behoud van het productief vermogen van de bodem; vermijd op schrale zandgronden teveel oogsten, want hierdoor worden te veel voedingsstoffen weggenomen. Bovendien zijn voor de kwaliteit van hout en gras het oogsttijdstip en bewerking direct na de oogst van belang.
3.4
Randvoorwaarden vanuit de verwerking
De inzet van biomassa stelt ook eisen aan de beheercyclus en de biomassa zelf. Er is vaak een continue stroom nodig, terwijl de biomassa over het algemeen in een grote ronde of in een seizoen vrijkomt. Dit betekent dat opslag geregeld moet zijn, van waaruit geleidelijk kan worden aangevoerd. In bossen kan takhout gestapeld langs paden worden opgeslagen. Hier droogt het op natuurlijke wijze en kan het op elk moment worden opgehaald. De periode van opslag kan zo gebruikt worden om de kwaliteit te verbeteren (bijvoorbeeld natuurlijke droging), maar soms kan het noodzakelijk zijn de kwaliteit te stabiliseren door bijvoorbeeld grasachtig materiaal in te kuilen. Bovendien geldt voor veel verwerkingen dat er schoon materiaal nodig is. Bijvoorbeeld gras met zo weinig mogelijk aanhangende grond, omdat anders de vergistingsinstallatie dichtslibt of omdat veel contaminanten gebonden zijn aan bodemdeeltjes. In bermen kan het dan noodzakelijk zijn de berm af en toe te rollen om zwerfvuil in deze ongewenst. Bij bermmaaisel is verwijderen van zwerfvuil vaak noodzakelijk. Dit kan direct voorafgaand aan de maaibeurt, of voor het verzamelen van het materiaal molshopen en insporingen ongedaan te maken. Wellicht zijn er ook andere mogelijkheden bij de oogst om het aandeel gronddeeltjes terug te dringen.
3.5
Schaal van de energieopwekking
3.5.1
Centrale energieopwekking
Belangrijke randvoorwaarden om biomassa vrij te maken voor centrale energieopwekking zijn de houtprijzen en het ontzorgen. Bosbeheerders moeten een bedrijf runnen en de opbrengst van hun product, het hout, is om die reden van belang. Dit betekent dat minimaal marktconforme tarieven nodig zijn om het hout aan te willen leveren. Duidelijk moet zijn dat in sommige gevallen wordt geconcurreerd met de houthandel en papierindustrie. Dit geldt niet bij de oogst van tak- en tophout. Ontzorgen is daarnaast een belangrijke randvoorwaarde. Een belangrijk element daarbij is de logistiek en het transport. In de bosbouw en de landbouw ontzorgen de verwerkers van de biomassa al jaren de producten. Hout wordt op stam verkocht en de melk van koeien wordt opgehaald bij de boer. De eigenaren hoeven zich geen zorgen meer te maken voor het transport naar de locatie waar hun product wordt verwerkt. Om
Rapport Energie uit het landschap
21
biomassa te leveren voor energie is een vergelijkbaar systeem wenselijk. Samenwerking tussen eigenaren en samenwerking tussen eigenaar en verwerker zijn hierbij belangrijk.
3.5.2
Decentrale energieopwekking
Decentrale opwekking wordt ook als een mogelijkheid beschouwd als er een energievraag is in de nabijheid. Vooral een vraag naar warmte is interessant, omdat biomassa zich gemakkelijk laat omzetten in warmte met een goed energetisch rendement. Dit kan een ziekenhuis, zwembad, woonwijk, bejaardentehuis of school zijn, maar ook landgoed. Landgoederen zijn extra interessant, omdat deze ook aanbieder van biomassa (kunnen) zijn. Landgoederen hebben soms een grote energievraag en door een monumentale status kunnen er vaak aan deze gebouwen maar op beperkte schaal energiebesparende maatregelen worden uitgevoerd. Energieopwekking kan dus zowel de energiekosten besparen als een extra inkomstenbron zijn. Vanuit de landbouw wordt dit als minder interessant gezien, omdat de in Rheden gevestigde landbouwbedrijven zelf een relatief geringe warmtevraag hebben. Net als bij de centrale energieopwekking speelt hier ontzorgen ook een belangrijke rol. Het gaat hier dan om het draaiende houden van de ketel (extra mankracht), het aanvoeren van biomassa als er te weinig biomassa voorhanden is op het landgoed en als aan derden wordt geleverd, het afvoeren van de energie. Bovendien speelt er een ruimtelijke vraag. De biomassacentrale en de biomassa-opslag bij de ketel vragen ruimte. Die ruimte kan wel voorhanden zijn, maar daarmee is het nog niet esthetisch verantwoord op het landgoed ingepast. Vanuit de houtverwerkende industrie zijn er voorbeelden van lokale centrales die ten dele ondergronds zijn aangelegd, waardoor die ruimtelijke vraag maar beperkt is.
3.5.3
Ervaringen met energieopwekking
Zorgboerderij De Munnikhof is een voorbeeld van decentrale energieopwekking. Zonder subsidie wordt het gehele bedrijf en woning verwarmd door een houtstookinstallatie van 70 kW. Dankzij buffertanks is er 24 uur per dag de beschikking over warmte en warm water. Op zijn zorgboerderij werken twaalf personen waarvan er vier geschikt zijn om te werken met het hout. Dit is voldoende voor de werkzaamheden rond de kachel. Het advies aan de Stadsregio in 2010 om in te zetten op het gebruik van houtige biomassa in kleinschalige en middelgrote centrales sluit hier op aan. Belangrijkste argument hierbij was dat bij deze omvang de energieopwekking aan sluit op een nabije warmtevraag en daardoor eenvoudiger is dan bij een grote centrale. Een goede afzet van de warmte en een locatiekeuze nabij een continue warmtevragende partij is van groot belang voor een goed energierendement. Er kan worden ingezet op kleinschalige en middelgrote kachels (< 5 MWe) die worden gestookt op houtchips of op houtpellets. Bij gebruik van houtchips voor kleine en middelgrote houtkachels kan goed gebruik worden gemaakt van lokaal en/of regionaal beschikbare houtstromen (Spijker, 2010).
22
Rapport Energie uit het landschap
4
Ontwikkelingen in de gemeente Rheden
Binnen de gemeente Rheden zijn verschillende partijen al bezig met projecten waarbij biomassa in energie wordt omgezet. Het gaat hierbij zowel om kleinschalige initiatieven als initiatieven op wat grotere schaal. Kleinschalige initiatieven richten zich in eerste instantie op eigen gebruik en later op het leveren aan het regionale netwerk. Initiatieven voor lokaal gebruik zijn beperkt omdat de organisatie van de keten in dat geval essentieel is, maar bovenal niet makkelijk te organiseren. Dit blijkt ook duidelijk uit de aanwezigheid van partijen op de workshops. Producenten van biomassa, transporteurs van biomassa en partijen die biomassa willen omzetten in bio-energie waren aanwezig, maar vooral gebruikers van de bio-energie bleven buiten beeld, ondanks dat er wel degelijk potentiële gebruikers van bio-energie in de gemeente Rheden zijn. Het is belangrijk dat, wil de gemeente blijven inzetten op lokaal gebruik van de lokale energie, deze partijen in een volgende fase aanschuiven. Uit de workshops blijkt dat bedrijven zoveel mogelijk en het liefst volgens hun eigen regime werken. Dit betekent voor de gemeente dat zij vooral een ondersteunende of faciliterende rol kan hebben, maar op zich beperkt kan sturen. Dit blijkt bovendien uit het feit dat veel partijen niet het belang zien van een te tekenen intentieverklaring. Het meest gebruikte argument hiertegen is dat intentieverklaringen slechts voor de bühne zijn en niet daadwerkelijk bijdragen aan het zetten van stappen naar een biobased economy. Voor producenten van biomassa uit natuur en landschap is logistiek, transport en (tussen)opslag een knelpunt. Een goede ontsluiting van natuur en landschap, en een samenwerking tussen verschillende aanbieders en afnemers van biomassa kan helpen dit knelpunt op te lossen. Bij opslag van biomassa is de uitdaging om een goede kwaliteit van de biomassa te behouden. Voor de gemeente is het van belang dat er in de nabije toekomst een goede afzet komt voor biomassa uit het landschap waar sommige terreinbeheerders nu ontheffing van het stookverbod voor vragen. Tijdens de workshop is er gesproken over de gewenste schaal van de biomassaketen: regionaal of nationaal. Er is geen eindconclusie getrokken. Een regionale schaal kan goed werken, omdat de wijze van conversie (naar energie) en de (soort) beschikbare biomassa goed op elkaar kunnen worden afgestemd. Ook zijn de transportafstanden dan relatief gering en dat is vooral bij warmte-afzet essentieelis. Een landelijke schaal kan goed werken, omdat er schaalvoordelen te behalen zijn. Voorts kan de afzet van energie-producten gemakkelijker aansluiten op de markt. Afzet van warmte is soms weer ingewikkelder, tenzij er een heel grote warmtevraag aanwezig is. Onder leiding van Stichting Dockt zijn DNV-KEMA en Alterra een business-case aan het uitwerken om een duurzaam energiebedrijf in de gemeente Rheden op te richten. Het project is een uitvloeisel van dit onderzoek. In de eerste fase worden onder andere de technisch-logistieke haalbaarheid, de financieel-economische aantrekkelijkheid, het verdienmodel en de juridische mogelijkheden onderzocht. Op basis hiervan kan in een latere fase de business-case worden opgezet en uitgevoerd.
Rapport Energie uit het landschap
23
24
Rapport Energie uit het landschap
5
Betekenis voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen
5.1
Organiseren van de biomassa-keten
Doel van dit project was om te verkennen in hoeverre het mogelijk is om in de Stadsregio Arnhem Nijmegen een keten te organiseren waarbij biomassa uit het landschap wordt geoogst. Uit de casestudy in de gemeente Rheden blijkt dat dit zeer wel mogelijk is, vooral lokale decentrale opwekking. Binnen de gemeente zijn zowel partijen aanwezig die biomassa hebben, partijen die biomassa verwerken en partijen die een energievraag hebben. In deze situaties kan het een probleem zijn als de plaats van vrijkomen van de biomassa, de plaats van de verwerking ervan en de plaats van de warmtevraag ruimtelijk te verspreid zijn. Er is echter al een voorbeeld van lokale energiewinning. Daarnaast is er een private partij die zowel eigen voorraad biomassa heeft, een energievraag en de wil om hierin te investeren. Dit laatste is een cruciale factor:: 'de wil'. Enthousiasme en doorzettingsvermogen bij private partijen zijn in dit soort trajecten essentieel. Te meer omdat veel hobbels onderweg genomen moeten worden, maar ook omdat er een web aan diffuse informatie is. Als gemeenten en de Stadsregio verder willen gaan op dit thema, is het zaak om met name deze private partijen te ondersteunen. Dit betekent dat niet zozeer de rol van een controlerende overheid gekozen moet worden, maar vooral de rol van een faciliterende overheid. Enthousiasmeren, eensluidend ondersteunend beleid zijn enkele kernbegrippen. Uit het onderzoek blijkt dat er in de gemeente Rheden veel partijen zijn die werken aan de opwekking van energie uit biomassa, of hier mee aan de slag willen. Veel partijen blijken niet echt goed op de hoogte te zijn van de partijen die hieraan werken in de regio. Dit heeft vooral te maken met het feit dat veel van dit soort processen bottom-up georganiseerd worden. Men begint in zijn eigen netwerk en werkt vanuit dit netwerk naar zijn of haar doel. Dit betekent dat sommige partijen die elkaar kunnen helpen, elkaar helemaal niet tegen hoeven te komen. Toch lijkt ook in dit geval dat de gemeente een organisatorische, dan wel coördinerende rol kan pakken. Hierbij kan ondersteuning van regionale stakeholders zoals een stadsregio kunnen helpen, ooral omdat een aantal partijen niet lokaal gebonden zijn. Denk maar aan provinciaal of landelijk opererende terreinbeherende organisaties, biomassaverwerkers en leveranciers van biomassa-verwerkingsinstallaties. Met het bijeen brengen van partijen uit de biomassa-keten kunnen gemeenten en de stadsregio’s al ruimte scheppen voor nieuwe ontwikkelingen. Als private partijen hiervoor kiezen, is het belangrijk om hun tempo te volgen. Dat betekent doorpakken als zij dat aangeven en rust inbouwen als ze dat nodig hebben. De acties moeten praktisch en praktijkgericht zijn, het doel moet zijn iets te realiseren, niet om iets te ondertekenen. Dit laatste kan zelfs averechts werken als het niet praktijkgericht is of als het niet past in de agenda van de private partijen.
5.2
Bio-energie als tussenstap naar een biobased economy
De stadsregio Arnhem Nijmegen werkt aan een duurzame regio. Bio-energie speelt hier een prominente rol in, getuige de activiteiten die de Stadsgregio onderneemt om in de regio groen gas te produceren. Toch is biomassa voor bio-energie een stap die niet los gezien kan worden van de ontwikkeling van een biobased
Rapport Energie uit het landschap
25
economy. In een biobased economy is de geproduceerde biomassa een kans en niet een bedreiging. De bijgegroeide biomassa wordt geoogst en zo hoogwaardig mogelijk ingezet. Inzet van biomassa voor energieopwekking staat in een biobased economy vrij laag in de hiërarchie. Dit betekent dat andere toepassingen zoals biomassa voor bouwmaterialen in principe voorrang moeten hebben, maar een transitie naar een biobased economy kost enkele decennia. Tot die tijd kan het gebruik van biomassa voor bio-energie een springplank zijn naar een hoogwaardiger gebruik van biomassa in de biobased economy. De volgende stappen schetsen de manier waarop het landschap productief kan worden gemaakt. Sommige stappen moeten in de tijd gezien na elkaar worden gezet terwijl andere gelijktijdig kunnen worden genomen. STAP 1: zoek voor de verschillende nu al vrijkomende stromen biomassa een nuttige toepassing; doel is te komen tot een toepassing die waarde toevoegt, waardoor de kosten worden gereduceerd of een opbrengst wordt gegenereerd. • Maak onderscheid tussen verschillende stromen biomassa; hout en gras kunnen verschillend worden toegepast (bijvoorbeeld hout verbranden en gras vergisten) • Kijk of er aanpassingen in het beheer wenselijk zijn, om de kwaliteit van de biomassastroom te vergroten voor de gewenste toepassing. STAP 2: kijk of de hoeveelheid vrijkomend biomassa uit natuur en landschap kan worden vergroot; doel is te komen tot grotere volumina, waardoor tegen lagere kosten en soms hogere opbrengsten kan worden gewerkt. • Belangrijk is om rekening te houden met het regeneratief vermogen van de beplanting, er mag geen roofbouw worden gepleegd waardoor op termijn de productiviteit daalt. Dit geldt niet voor omvormingen, waarbij verschraling een beheerdoelstelling is. Als dit het geval is, houd dan rekening met opbrengstvermindering in de loop der tijd. • Verder moet de oogst passen binnen de doelstellingen van het gebied. Ook met biodiversiteit moet rekening worden gehouden. Daarbij kan worden opgemerkt dat, onder bepaalde voorwaarden, een grotere oogst van biomassa kan leiden tot gunstige effecten op biodiversiteit en landschap. STAP 3: kijk naar de kwaliteiten van de vrijkomende biomassa. De biomassa uit natuur en landschap wordt meestal weinig actief gestuurd door beheersmaatregelen. De volgende stappen zijn hier mogelijk. • Kijk naar het tijdstip van oogst. Voor oogst van gras bijvoorbeeld geldt dat het maaitijdstip een belangrijke stuurfactor is. Najaarsgras is vezeliger; voorjaarsgras is eiwitrijker. • Kijk naar de manier van oogsten. Hout kan je Verchippen of chunken van hout is mogelijk. Gras kan worden geklepeld of gemaaid. • Kijk naar de manier van opslag. Geoogst gras kan gestabiliseerd worden door het in te kuilen. Hout kan door het eerst enige tijd achter te laten en pas daarna te verzamelen op een natuurlijke manier drogen. STAP 4: kijk naar de mogelijkheden van samenwerking in de keten. • De gemeente Rheden speelt hier al een rol door met big bags groen en bladafval van burgers te verzamelen. • Ook terreinbeheerders zouden kunnen samenwerken om te zorgen voor een goede en efficiënte logistiek; samen biomassa verzamelen bij boeren kan leiden tot een efficiënte logistiek voor de reductie van transportkosten. • Wellicht kunnen al dan niet in samenwerking met biomassaverzamelaars en verwerkers kleine gemeenschappelijk opslagplaatsen worden gerealiseerd.
26
Rapport Energie uit het landschap
STAP 5: kijk naar verwerkingen met een hogere toegevoegde waarde. • In de eerste fase van de transitie naar een biobased economy is het goed om het accent te leggen op het ‘los’ krijgen van de stromen. Hier worden kostenreductie en soms een kleine opbrengst gerealiseerd. • In vervolgfases is het van belang te zoeken naar zo hoogwaardig mogelijke toepassingen; hiervoor kan het wel noodzakelijk zijn de kwaliteit van de biomassa meer te standaardiseren, bijvoorbeeld door er een commodity (algemeen verhandelbare grondstof) van te maken, zoals pellets. • Naar verwachting zal voorlopig een deel van de biomassa alleen maar geschikt zijn voor laagwaardige toepassingen als energie, warmte of meststof. STAP 6: soms kan de kwaliteit van de output (de biomassa) verbeterd worden door gerichte maatregelen bij de input. • Bij de aanleg en inrichting van groene terreinen kan het zo worden aangelegd dat de productiviteit van nature hoog is. • Ook kan het zo worden aangelegd dat het groen makkelijk oogstbaar is, bijvoorbeeld door goed toegankelijk rijpaden. Een recent voorbeeld is een dubbele eikenlaan tussen Oss en Den Bosch in de middenberm van de A-50. Deze is separaat toegankelijk voor onderhouds- en oogstmachines, zonder dat er wegafzettingen noodzakelijk zijn. • Om de groei van biomassa te vergroten zou ook kunnen worden gedacht aan het sturen op input. Voorbeelden zijn bemesting en watergeven bij droogte. Een speciale vorm van bemesting is natuurlijk het gebruik van de biomassastromen afgeleide stromen, zoals as uit houtovens en digistaat uit vergistingsinstallaties.
Rapport Energie uit het landschap
27
28
Rapport Energie uit het landschap
Conclusies
De Stadsregio Arnhem-Nijmegen heeft de verkenning naar de mogelijkheid om biomassa op een landschapsvriendelijke manier te winnen, laten uitvoeren met twee doelen: • Het organiseren van een netwerk in de gemeente Rheden, waarbij terreinbeheerders en afnemers samenwerken voor de inzet van biomassa uit het landschap voor de duurzame energie. • Het trekken van lessen uit de ervaringen in de gemeente Rheden voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen. In dit project is een netwerk opgebouwd van verschillende producenten van duurzame biomassa en afnemers van biomassa. Bij veel beheerders heeft dit bijgedragen aan een verbrede mindset voor het vrijkomen van biomassa. Zowel het maatschappelijk belang van de productie van biomassa uit landschap, als de potenties voor de eigen bedrijfsvoering worden nu beter begrepen. Mede hierdoor krijgt het project een concreet vervolg. Sinds de tweede helft van 2012 loopt een project waarin een business-case wordt uitgewerkt voor een duurzaam energiebedrijf in de gemeente Rheden. De ervaringen in de gemeente Rheden zijn gebundeld in een stappenplan dat andere gemeenten en regio’s kunnen gebruiken bij het inzetten van biomassa voor duurzame energie en/of hoogwaardiger toepassingen. Dit stappenplan bestaat uit zes stappen: 1. Zoek nuttige toepassingen voor nu vrijkomende stromen biomassa. 2. Kijk of er meer biomassa uit landschap kan worden geproduceerd, aansluitend bij de terreindoelstellingen. 3. Kijk hoe de kwaliteiten van de geproduceerde biomassa kunnen worden verbeterd. 4. Kijk naar de mogelijkheden van samenwerking in de keten. 5. Onderzoek verwerkingsmethoden met een hogere toegevoegde waarde. 6. Kijk hoe bij aanleg van nieuwe natuur en landschap of reconstructie van bestaande natuur en landschap, de latere productiviteit en oogst van biomassa kunnen worden verbeterd, passend binnen de terreindoelstellingen.
Rapport Energie uit het landschap
29
30
Rapport Energie uit het landschap
Literatuur
Bie, Y.de, 2011. Rheden op weg naar CO2-neutraliteit. Utrecht, Ecofys Netherlands BV. BTG, 2008a. Mogelijkheden voor de inzet van biomassa voor de energie-opwekking in de MRA-Regio. Eindrapport. Enschede. BTG, 2008b. Mogelijkheden voor de inzet van biomassa voor de energie-opwekking in de MARN-Regio. Eindrapport. Enschede. EU, 2007. Mededeling van de Commissie aan de Europese Raad en het Europees Parlement; Een energiebeleid voor Europa. Brussel, EU. Hanschke, C.B. 2009. Monitor Schoon en Zuinig. Actuele stand van zaken 2008. ECN, SenterNovem, Ordina Consulting Planbureau voor de Leefomgeving. Ministerie van Economische Zaken, 2008. Energierapport 2008. Den Haag. Ministerie van VROM, 2007. Schoon en Zuinig. Beleidsprogramma Nieuwe energie voor het klimaat. Den Haag. PBL, 2009. Milieubalans 2009. Bilthoven, planbureau voor de leefomgeving. PBL-publicatienummer; 500081015. Provincie Gelderland, 2008. Gelders klimaatprogramma 2008-2011. Spijker, J.H., E.A. de Vries en J.T.P. Derksen, 2010. Biomassa voor energie uit bos, natuur en landschap in de stadsregio Arnhem-Nijmegen. Ontwikkeling van een strategie. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 2095. Vries E.A. de, et al. 2008. Energie à la carte. De potentie van biomassa uit het landschap voor energiewinning. Alterra, Wageningen. Alterra-rapport 1679. Wolak, M. 2007. Een Landschap met dynamiek, Landschapsontwikkelingsplan Rheden-Rozendaal, Doorwerth, Marcelis Wolak Landschapsarchitectuur. http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=80860NED&D1=1&D2=320&D3=l&HDR=T&STB= G1,G2&VW=T
http://klimaatverbond.nl/klimaatverbond/klimaatverbond http://www.rheden.nl/content.jsp?objectid=55653
Rapport Energie uit het landschap
31
32
Rapport Energie uit het landschap
Bijlage 1 Bedrijven waar een hoog energieverbruik aan de orde kan zijn
Wasserijen Wasserij Spankeren: Wasserij de Horst, Edyweg 5 Spankeren Wasserij Laag Soeren: Bart Slijkhuis, Prof Winternitzlaa 3 L. Soeren Natwassers, Wordt veel warmte gebruikt voor opwarming van waswater enz. Plastic/Rubber vervormers Nedupak: Nedupak Thermoforming b.v., Pinkelseweg 2a Rheden (spuitgieter) Friand:Friand Elektrotechniek b.v., Van Renselaerweg 8 Spankeren (rubber vervormer) De Kat: De Kat b.v. , Kerkallee 8 a Velp (spuitgieter) Bedrijven vervormen plastic/rubber met warmte. Voedselbereiders Donkers: Donkers Chocolade en Suikerwerkenfabriek b.v., Industrielaan 2 Dieren Gebruikt veel stoom voor aandrijving, er worden grote hoeveelheid chocolade constant op temperatuur gehouden. Culi d Or: Gildestraat 3-5 Velp, hebben grote bakovens, werken vaak in ploegendiensten. Zwembaden Fysio Rreheden: Arnhemseweg 89 Rheden Sportschool Rheden: De Cirkel, Dorpsstraat 49a Rheden Hotel de Roskam: Arnhemsestraatweg 62 Rheden Hotel Avegoor: Zutphensestraatweg 2 Ellecom Rode kruis Rheden: De Valkenberg, Arnhemsestraatweg 12 Rheden De Dumpel: Sporcentrum De Dumpel, Gruttostraat 14 Velp Verwarming zwembad enz. Bedrijven met zware machines: adressen nog niet opgezocht! Bazo: Moffelovens Record: Zware metaal stansmachines Haveland bedrijven: Zwaar metaal draaibanken Kartonwerken Eerbeek: Zware papierverwerk-machines Hupkes houthandel: Veel zware houtbewerkingsmachines
Rapport Energie uit het landschap
33
Alterra is onderdeel van de internationale kennisorganisatie Wageningen UR (University & Research centre). De missie is ‘To explore the potential of nature to improve the quality of life’. Binnen Wageningen UR bundelen negen gespecialiseerde en meer toegepaste onderzoeksinstituten, Wageningen University en hogeschool Van Hall Larenstein hun krachten om bij te dragen aan de oplossing van belangrijke vragen in het domein van gezonde voeding en leefomgeving. Met ongeveer 40 vestigingen (in Nederland, Brazilië en China), 6.500 medewerkers en 10.000 studenten behoort Wageningen UR wereldwijd tot de vooraanstaande kennisinstellingen binnen haar domein. De integrale benadering van de vraagstukken en de samenwerking tussen natuurwetenschappelijke, technologische en maatschappijwetenschappelijke disciplines vormen het hart van de Wageningen Aanpak. Alterra Wageningen UR is hèt kennisinstituut voor de groene leefomgeving en bundelt een grote hoeveelheid expertise op het gebied van de groene ruimte en het duurzaam maatschappelijk gebruik ervan: kennis van water, natuur, bos, milieu, bodem, landschap, klimaat, landgebruik, recreatie etc.
Natuurontwikkeling graslanden kwelrijke flank Oostelijke Vechtplassen Resultaten van een ecopedologisch en bodemchemisch onderzoek
Alterra-rapport 2415 ISSN 1566-7197
Meer informatie: www.wageningenUR.nl/alterra
S.P.J. van Delft en R.H. Kemmers