Vokaberichten
Een maandelijkse uitgave van Voka - VEVIA Jaargang 4 - januari 2015 Verschijnt niet in juli en aug. Afgiftekantoor: 9099 Gent X Erkenningsnummer: P912687 Prijs: 10 euro
Een jaar om naar uit te kijken 2015 is het eerste echte volledige werkjaar van de nieuwe regeringen die na de ‘moeder der verkiezingen’ vorig jaar, mochten aantreden van de kiezer. De kaarten zijn ondertussen geschud, de regeringsakkoorden geschreven en bekrachtigd. En het mag gezegd: we vinden er heel wat beloftevolle zaken in terug. Maar, het is alom geweten: een goed plan is maar 5 procent van de oplossing, de efficiënte uitvoering ervan 95 procent… We kijken dus uit naar 2015 als een beloftevol jaar, waarin de regeringen hopelijk de kracht en de moed vinden om de sociaal-economische hervormingen door te voeren die noodzakelijk zijn om onze welvaart en ons welzijn veilig te stellen. In deze Vokaberichten kijken we alvast vooruit naar een aantal wensen die ondernemers koesteren ten aanzien van de beleidsmakers voor 2015: op naar de volle twee procent groei! Maar eerst toch een ontnuchterende vaststelling. Voor het tweede jaar op rij blijkt immers uit een vergelijkend onderzoek van Voka dat we te veel belastingen betalen voor wat we er in levenskwaliteit voor terug krijgen. Op een ranking van 24 OESO-landen, hebben we het vierde hoogste overheids beslag (dus we zitten met een relatief dure overheid), maar we staan pas
TE WEINIG WAAR VOOR ONS GELD
04
In vergelijking met 24 andere OESO-landen hebben we een dure overheid, en krijgen we daar relatief weinig voor terug. Een analyse.
op de twaalfde plaats als we zien welke ‘waar’ we daar voor terug krijgen. Op de waar-voor-je-geld index nemen we zo een onverdienstelijke twintigste plaats in. Voor een land dat zichzelf, zijn burgers, de welvaart en het welzijn hoog in het vaandel wil dragen, moet het een prioriteit zijn om toch minstens tot de top tien, en waarom zelfs niet tot de top drie, te behoren!
“Een meer efficiënte overheid zal broodnodig zijn om alle uitdagingen in 2015 (en daarna) aan te pakken”
De overheid kan dus nog heel wat efficiëntiekracht winnen. En dat zal broodnodig zijn om de andere uitdagingen die zich stellen, aan te pakken. Op het vlak van competitiviteit bijvoorbeeld. De vooruitzichten zijn daar – relatief – gunstig. Onder andere door de afspraken die gemaakt zijn door de coalitiepartners, gaat de OESO ervan uit dat de lonen in België slechts met 0,3 procent zullen stijgen, terwijl de lonen in de drie buurlanden gemiddeld met 5 procent zullen stijgen, vooral door Duitsland. Dat zou onze loonhandicap de komende twee jaar met 4,7 procent kunnen afremmen. Dat zou de concurrentiekracht van onze ondernemingen, en dus ook de jobcreatie in Vlaanderen, zeer ten goede komen. Tenminste: als de regering zich houdt aan het uitgestippelde traject van loonmatiging. Over deze en andere uitdagingen leest u in dit nummer.
NIEUWJAARSWENSEN VOOR 2015
08
Voka blikt vooruit naar 2015 en lijst per beleidsdomein zijn – broodnodige – wensen op. Een lijstje dus, om af te vinken.
Vokaberichten
2
COLOFON
Voka-kenniscentrum: Eric Vermeylen | Directeur Voka-kenniscentrum Niko Demeester | Secretaris-generaal Stijn Decock | Hoofdeconoom Sonja Teughels | Arbeidsmarkt en sociaal overleg Marianne Houman | EU-beleid Manou Doutrepont | Sociaal overleg Tom Demeyer | Onderwijs Vincent Thoen | Innovatie en economische groeikracht Goedele Sannen | Mobiliteit en logistiek Tine Deheegher | Energie en milieu Ellen Vanassche | Milieu en klimaat Steven Betz | Ruimtelijke ordening en milieu Karl Collaerts | Fiscaliteit, begroting, efficiënte overheid en marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit Pieter Van Herck | Welzijns- en gezondheidsbeleid
Realiseer uw ambities
Eindredactie: Bregt Timmerman, Sandy Panis Vormgeving: Group Van Damme, Oostkamp Advertenties: Centrale Voka-regie, Chris Lens, 0475 856 232 Druk: Goekint, Oostende Verantwoordelijke uitgever: Jo Libeer - VEVIA vzw - Koningsstraat 154 - 158, 1000 Brussel -info@voka.be - www.voka.be
Met het juiste HR-advies worden uw ideeën realiteit Uw mensen zijn de kracht achter uw succes. Alleen is het realiseren van een goed én motiverend HR-beleid er niet bepaald makkelijker op geworden. Want moet u nu besparen of investeren? Kan automatisering een uitweg bieden? En hoe houdt u de juiste mensen aan boord én tevreden? Onze payroll, HR- en juridische specialisten flankeren uw bedrijf steeds met de juiste ondersteuning. Altijd met dat éne doel voor ogen: een HR-beleid dat resultaat oplevert. Voor u, uw mensen én uw organisatie.
➜ Vokaberichten verschijnt maandelijks (behalve in augustus). Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen of openbaar gemaakt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Vokaberichten
Surf naar www.sdworx.be en ontdek hoe HR bijdraagt tot het verbeteren van het resultaat van uw organisatie.
Winnaar HR Excellence Award Beste sociaal secretariaat
STANDPUNT
INHOUD
Plato mag zich dit jaar vergissen 7 januari: een schokgolf door Frankrijk, Europa, de hele wereld. Plots zijn we allemaal ‘Charlie’. Solidair voor vrije meningsuiting en democratie. Een sterk positief signaal van miljoenen mensen… Maar welke democratie? Plato – lang geleden – had twee kritieken op de democratie: dat kiezers bevrediging op korte termijn kiezen boven voorzorg voor de lange termijn. En dat politici zich macht toe-eigenen door beloftes op kosten van de komende generaties. En dus op kosten van de toekomst. Drie gebeurtenissen of waarnemingen deden me nadenken over die toekomst: • ‘Je suis Charlie’. • “Wat als de overheid een bedrijf zou zijn?” Die vraag werd gesteld aan drie gastsprekers op het Voka-Nieuwjaarsevent: Tom Auwers van de FOD Sociale Zekerheid, Fons Leroy van de VDAB en Claire Tillekaerts van Flanders Investment & Trade (FIT). Zij overtuigden de zevenhonderd aanwezige ondernemers ervan dat hun diensten de juiste ingesteldheid hebben als het om efficiëntie gaat. Ze doen meer met minder middelen. Maar, moedig als ze zijn, legden ze ons ook enkele vragen voor. “Wat als bedrijven een publieke functie zouden hebben? Waar gaat overheids efficiëntiewinst naartoe? Wie krijgt het efficiëntiedividend?” • In een scherp opiniestuk ‘Groep van Tien, droom en begeester voor je onderhandelt’ definieert Ignace van Doorselaere, CEO van de lingerie groep Van de Velde een ‘common goal’ voor werknemers en werkgevers: het belang van werknemers én werkgevers ligt bij sterke ondernemingen, een goed werkende arbeidsmarkt, het aanmoedigen van risico en een verdeling van opbrengsten waar zweet en risico centraal staan. Hij legde de sociale partners de vraag voor: “Waarom lukt dat niet in de Groep van Tien?” Zijn antwoord: “Omdat jullie geen gemeenschappelijk project hebben. Vastgeroest in een vijandbeeld?” Ik las pas het boek ‘StreetwiZe’ van Arnoud Raskin. Hij en zijn vrienden vertalen alles wat zij op straat hebben gezien naar de manier waarop onze instituties en organisaties functioneren. Ik citeer: “De straat levert een
3
03 STANDPUNT
context van onzekerheid, verandering, crisis en keiharde competitiviteit. Door te begrijpen waarom bepaalde personen daar succesvoller zijn dan andere, kan je inzichten verwerven die boeiend zijn voor onze eigen ondernemingen en andere organisaties in de samenleving.” De lessen van de straatkinderen zijn duidelijk: positieve focus, wendbaarheid en veerkracht, samenwerking met concurrenten en proactieve creativiteit. Dat alles inspireert me voor mijn boodschap voor 2015: plaats de dingen minder in hokjes, en grijp opportuniteiten buiten die hokjes. Kleur buiten de lijntjes. Want dat zal leiden tot een samenleving en een economie met vertrouwen en zelfvertrouwen. Vertrouwen dat ieder het beste voorheeft voor zichzelf en voor de andere, dat elkeen de verantwoordelijkheid opneemt om steeds beter te doen, dat iedereen dat transparant kan aantonen en dat we elkaar met open geest benaderen… dat resulteert in een samenleving die groeit – economisch én menselijk. Overheden, sociale partners en ondernemingen hebben dit jaar een gemeenschappelijk kompas: jobs, jobs, jobs. En daartoe bouwen topmanagers in hun organisaties aan een cultuur die aansluit op de lessen van de straatkinderen. Met perspectief op welvaart, welzijn en wederzijds respect. Laat ‘Je suis Charlie’ het begin zijn van een periode waarin Plato ongelijk zal krijgen.
04 MACRO-ECONOMIE Niet genoeg waar voor ons geld Vooruitblik 2015 08 BESTE WENSEN Jobs, jobs, jobs 09 COMPETITIVITEIT Goed nieuws voor concurrentiekracht 10 BEGROTING Investeringsimpuls broodnodig 11 ARBEIDSMARKT Weg van stapelbeleid 12 ENERGIE Energienorm als eerste stap 13 RUIMTE Omgevingsvergunning al in 2015? 14 MOBILITEIT Weg met het fileleed 15 BRUSSEL Jaar van de mobiliteit
Eric Vermeylen, Voka-kenniscentrum: “Laat ‘Je suis Charlie’ het begin zijn van een periode waarin Plato ongelijk zal krijgen.” © Chak López
Vokaberichten
4
MACRO-ECONOMIE Vergelijkend onderzoek legt pijnpunten overheid bloot
Te weinig waar voor uw geld De overheid levert te weinig waar voor uw belastinggeld. Dat blijkt voor het tweede jaar op rij uit een vergelijkend onderzoek van Voka. Volgens de studie betalen we te veel belastingen voor wat we er in levenskwaliteit voor terug krijgen. België vinden we slechts terug op de twintigste plaats in de Europese ranking. Zwitserland en Noorwegen voeren de lijst aan. • Onderzoek in drie stappen: overheidsoutput, geld en waar-voor-je-geld • 24 (vergelijkbare) OESO-landen vergeleken • Indicatoren bepaald door onafhankelijke Advisory Board
Het onderzoek verloopt in drie stappen: wat is de ‘waar’ (lees: overheidsoutput), hoe zit het met het ‘geld’, en wat is de waar voor ons geld. De eerste stap is de belangrijkste en moeilijkste, met name het bepalen van de ‘waar’ van de index. Met andere woorden, hoe benchmark je 24 landen op basis van algemene overheidsoutput? Als eerste stap moet je dus een denkoefening maken van wat we onder een welvaartsstaat verstaan. Die denkoefening werd in 2013 gemaakt samen met een onafhankelijke Advisory Board waarmee Voka’s groeipact ‘Voor de volle 2%’ werd uitgedacht. In die Advisory Board zetelden naast mensen van Voka zelf, academici (economen, politicologen), bedrijfsleiders en opiniemakers. STAP 1: DE WAAR Het ideaalbeeld dat geschetst werd was die van een inclusieve en actieve welvaartsstaat waar het goed leven, goed werken en goed ondernemen is. In dat proces werd heel wat inspiratie gehaald bij auteurs die het belang van inclusieve instituties onderstrepen, zoals Daron Acemoglu in zijn boek ‘Why Nations Fail’ beschrijft. De keuze van de indicatoren viel daarom uiteen in acht grote blokken (zie figuur 1) die elk weerspiegelen wat nodig is om goed te kunnen leven, werken en ondernemen. De aandacht voor een aantal ondernemersfactoren is ook ingegeven door de idee dat een toekomstgericht ondernemingsbelang ook cruciaal is voor de houdbaarheid van een welvaartssysteem op de lange termijn. Een land waar de competitiviteit en het ondernemerschap afbrokkelen, zal op termijn een slecht land zijn om te leven omdat het de welvaartsstaat niet meer gefinancierd zal krijgen. In functie hiervan werden indicatoren gezocht waarmee we de 24 Europese OESO-landen met elkaar kunnen vergelijken. De keuze voor enkel
Vokaberichten
Figuur 1: 47 indicatoren bepalen de ‘waar’ • Micro-economische indicatoren: #dagen nodig om onderneming te starten, #start-up procedures, entrepreneursactiviteit, world competition index • Arbeidsmarktbeleid: werkloosheidsgraad, werkzaamheidsgraad, werkzaamheidsgraad ouderen, life-long learning, mismatch arbeidsmarkt • Onderwijs: PISA-testen voor wiskunde, wetenschap en taalvaardigheid, score PISA in functie van socio- en etnische ongelijkheid, score PISA in functie van kwaliteit scholen • Technologie-hooggekwalificeerd talent: uitgaven onderneming aan O&O, O&O personeel bij ondernemingen, aandeel studenten in technologie en wetenschappen, aandeel innovatieve producten in omzet, aantal patenten • Macro-economische indicatoren: overheidsschuld, overheidssaldo, bbp-groei laatste 5 jaar, inflatie, lopende rekening, verandering in marktaandeel • Rule of law: corruptie-index, persvrijheid, misdaadgraad, tijd nodig voor betalen belastingen, productieregulering, #stakingsdagen, rule of law-index, government effectiveness index • Sociaal kapitaal: vertrouwen nationale regering, vertrouwen lokale regering, obesitas, #dagelijkse rokers, #zelfmoorden, armoedegraad, sterfte in eerste levensjaar, overlevingsgraad beroerte • Ecologie: CO2-emissies, elektriciteitsproductie via steenkool, climate performance index, fijnstofconcentratie, hoeveelheid gezinnen verbonden aan waterzuiveringssystemen
Europese landen motiveren we omdat we relatief vergelijkbare landen met elkaar willen vergelijken. Turkije en Mexico zijn ook lid van de OESO maar slecht te vergelijken met Europese landen. We namen ook OESO en niet de EU als benchmark omdat Roemenië of Bulgarije te arm en te weinig ontwikkeld zijn om ze op het vlak van welvaart te vergelijken met andere Europese landen. Bovendien zijn Zwitserland, IJsland en Noorwegen geen lid van de EU maar wel van de OESO, en dat zijn landen die zeker wel in de benchmark moeten.
5
De benchmarkindicatoren moeten ook aan heel wat voorwaarden voldoen. Iedere indicator moet door beleid beïnvloed kunnen worden en mag dus niet afhangen van toevalligheden of fysieke aspecten van een land. Het aandeel aan hernieuwbare energie zit bijvoorbeeld niet in de index omdat een bergachtig land dankzij waterkrachtcentrales gemakkelijk aan een hoog aandeel goedkope duurzame energie geraakt terwijl een vlak land die mogelijkheid niet heeft. Hierdoor hebben we de indicator van verkeerscongestie ook niet meegenomen omdat dunbevolkte landen zoals IJsland of Finland hier veel minder last van hebben dan een dichtbevolkt land zoals België of Nederland. Eveneens worden geen indicatoren meegenomen die de hoogte van uitkeringen meenemen omdat de koopkracht in ieder land verschilt. Indicatoren waarbij er te weinig verschillen worden opgemeten tussen Europese landen onderling, zoals levensverwachting, werden eveneens niet weerhouden. Bovendien kan een bepaalde levensverwachting het gevolg zijn van beleid van 30 jaar terug (bijvoorbeeld een giframp) en niet van het huidig gevoerde beleid. Een ander belangrijke voorwaarde is dat er ook geen discussie mag zijn over de richting van de indicator, dus dat hoe hoger (of lager), hoe beter (of slechter) dit voor een land is. Op deze regel wordt voor een beperkt aantal indicatoren (onder meer inflatie en handelsbalans) een uitzondering gemaakt en wordt met intervallen gewerkt. De omrekening naar een score op honderd wordt aan de hand van de regel van drie gedaan, waarbij de beste score van een land op een indicator op honderd wordt gezet en de slechtste op nul. De scores van de tweeëntwintig andere landen krijgen aan de hand van de relatieve afstand tussen de beste en de slechtste een score op honderd. Iedere indicator krijgt een gelijk gewicht, dit om de moeilijke discussie te vermijden dat je naast de keuze van de indicator ook nog eens een gewicht op de belangrijkheid van die indicator moet kleven. Trouwens wijzen eigen proefsimulaties waarbij wel verschillende gewichten worden gehanteerd, op een beperkt verschil in de uitkomst. De reden is wellicht dat er een
zekere interne correlatie bestaat tussen de indicatoren. Een land dat goed scoort op sociaal kapitaal, zal wellicht ook goed scoren op onderwijs omdat beleidsmakers aan beide thema’s meestal een gelijke prioriteit schenken. We nemen ook 47 indicatoren mee, waardoor een eventuele anomalie in een bepaalde dataset (vooral bij kleine landen heb je soms vertekeningen in de indicatoren) door de grote hoeveelheid cijfers uitgevlakt wordt.
“Het geschetste ideaalbeeld is dat van een inclusieve en actieve welvaartstaat waar het goed leven, goed werken en goed ondernemen is”
Korte opmerkingen bij de keuze/niet-keuze van de indicatoren: • Onderwijs: hier wordt vooral met de PISA-cijfers gewerkt die de kwaliteit van het onderwijs bij 15-jarigen meet. Dit omwille van het ontbreken van goede vergelijkende cijfers voor hoger of lager onderwijs. Geletterdheid of aantal leerlingen in de derde graad worden niet meegenomen omdat er ofwel weinig verschil is tussen landen onderling of dat de definitie van derdegraadsonderwijs tussen landen verschilt. • Sociaal kapitaal: goede performantie-indicatoren van gezondheidszorg bestaan naar ons weten niet. Dus werken we met onrechtstreekse indicatoren die volgens ons toch iets zeggen over de efficiëntie van het gezondheidsbeleid. Zo is sterfte in het eerste levensjaar een goede indicator voor hygiëne in de ziekenhuizen en de procedures om wiegendood te voorkomen. Het aantal rokers en het aantal mensen met obesitas zijn een goede indicator van de efficiëntie van gezondheidscampagnes. • Rule of law: in deze subcategorie meten we vooral de kwaliteit van instituties. Hier moeten we ons ook behelpen met onrechtstreekse indicatoren. Zo is het aantal stakingsdagen in een land een indicator voor sociale vrede (hierbij aanstippend dat ieder land in onze benchmark het stakingsrecht erkent omdat ze de ILO-conventies hebben ondertekend). • Macro-economische indicatoren: voor de langetermijnhoudbaarheid van een welvaartsstaat lijkt het ons cruciaal dat de macro-economische parameters in evenwicht zijn. Hier hanteren we zoals eerder gezegd vaak intervallen (een tekort op de handelsbalans is slecht, een te groot overschot is evenmin goed). • In het luik ecologie nemen we de bekende indicator Ecological Footprint van het WWF niet mee omdat deze geen correctie kent voor dichtbe-
Vokaberichten
6
MACRO-ECONOMIE
• In België krijgen we te weinig waar voor ons geld • We bevinden ons slechts in twintigste positie • Zwitserland en Noorwegen voeren de lijst aan
volkte geïndustrialiseerde landen (België en Denemarken hebben bijvoorbeeld een slechtere footprint dan het kolenverslaafde Australië). Als alternatieve indicator gebruiken we de Climate Performance Index van Germanwatch die hier wel beter rekening mee houdt. Na al deze berekeningen krijgen we een rangschikking voor de ‘waar’ (zie figuur 2). Hieruit blijkt dat België een twaalfde plaats bekleedt. Zwitserland, Finland en Zweden staan in de top-3. Buurlanden Nederland en Duitsland staan respectievelijk op de zesde en zevende plaats. Tegenover 2013, toen Figuur 2: België middenmoot voor de ‘waar’ 2013
Vokaberichten
2014
1
Zweden
73,44
1
Zwitserland
74,49
2
Zwitserland
72,93
2
Finland
72,40
3
Finland
71,32
3
Zweden
71,78
4
Noorwegen
68,91
4
Noorwegen
69,50 68,47
5
Denemarken
67,35
5
Denemarken
6
Nederland
64,87
6
Nederland
67,10
7
Duitsland
63,52
7
Duitsland
65,47
8
Luxemburg
62,48
8
IJsland
63,75
9
IJsland
61,20
9
Luxemburg
63,30
10
Oostenrijk
59,92
10
Oostenrijk
61,96
11
Frankrijk
54,16
11
Estland
57,48
12
Ierland
53,97
12
België
57,18
13
België
52,64
13
Frankrijk
56,76
14
Estland
52,45
14
Ierland
55,50
15
VK
52,12
15
VK
55,21
16
Slovenië
50,30
16
Portugal
51,76
17
Slowakije
49,32
17
Slovenië
48,88
18
Tsjechië
46,75
18
Tsjechië
48,68 47,28
19
Portugal
46,34
19
Slowakije
20
Hongarije
43,59
20
Spanje
46,19
21
Italië
40,07
21
Italië
45,62
22
Spanje
39,71
22
Polen
44,49
23
Polen
38,72
23
Hongarije
42,51
24
Griekenland
29,31
24
Griekenland
32,57
we de eerste keer de index samenstelden, klimt België één plaats. Dit omdat het iets sneller uit de recessie klom dan de andere landen en dat de private investeringen in O&O hernamen. Opvallend is ook dat Zweden van plaats 1 naar plaats 3 tuimelde. Zweden deed het in de nieuwe PISA-schoolranking relatief slechter. Estland is dan weer een opvallende klimmer in de ranking. STAP 2: HET GELD Stap 2 in de berekening is het bepalen van ‘het geld’ die men voor de waar betaalt. Hier nemen we het overheidsbeslag in procent van het bbp (zie figuur 3). Dat lijkt ons het meest vergelijkbare cijfer, omdat het ook rekening houdt met mogelijke tekorten. Een land kan bijvoorbeeld minder belastingen heffen maar het verschil met opgestapelde schulden financieren, wat de kost doorschuiven is naar toekomstige generaties. Een moeilijkheid is de pensioenbijdrage omdat pensioenstelsels per land sterk verschillen. In sommige landen wordt een belangrijk deel van de pensioenen via private fondsen opgebouwd. We nemen hierom in onze oefening de pensioenen niet mee omdat je dan ook de vervangingsratio en de mogelijke betaalbaarheid van pensioenen moet meenemen (die veel groter is in landen waar grote pensioenfondsen bestaan). Dus België – dat volgens de ranking het vierde hoogste overheidsbeslag heeft – zou, indien hier vergelijkbare data over zou bestaan, niet persé beter scoren. STAP 3: WAAR-VOOR-JE-GELD In deze laatste stap wordt de waar – via een statistische genormeerde deling – gedeeld door het ‘geld’ waardoor je een eenheid krijgt van de kostprijs van een eenheid overheidsoutput. Dus een efficiëntie-indicator van de omzetbaarheid van overheidsbeslag in overheidsoutput. Hieruit blijkt dat België slechts op de twintigste plaats staat (zie figuur 4). Dus België heeft een zeer hoog overheidsbeslag in functie van wat de brede overheid hiervoor levert. Zwitserland scoort hier het best, voor Noorwegen (dat wat geholpen wordt dankzij de olie-inkomsten). Verrassend is Estland dat op de derde plaats staat. Estland is geen topper in overheidsoutput maar heeft wel een laag overheidsbeslag. Dus de burger betaalt niet zoveel en
7
Figuur 3: ‘Je geld’ = overheidsbeslag; België vierde hoogste 60
Figuur 4: België scoort nog steeds zwak op de Waar-voor-je-geld index 2013
55
2014
1
Zwitserland
100,00
1
Zwitserland
100,00
2
Noorwegen
78,47
2
Noorwegen
80,82
3
Luxemburg
78,09
3
Estland
78,04
40
4
Estland
77,35
4
Duitsland
76,32
35
5
Slowakije
75,44
5
Luxemburg
75,43
6
Duitsland
74,10
6
Slowakije
73,16
7
Zweden
72,25
7
Ierland
72,36 71,94
50 45
30
ar m
Fi
ne De
nl
ke n Fr and an kr ij Gr Be k ie lg ke ië nl Zw and e Au de st n ra lië N Ita ed li er ë Ho lan ng d a Sl rije ov en ië V Sp K an Ijs je l Po and rt Du ug its al l Ts and Lu jec xe hi ë N mb oo u rw rg eg Ie en rla n Po d Es len t Sl land o Zw wa its kij er e la nd
25
heeft toch nog een degelijke (maar geen top) overheidsoutput. Buurland Duitsland staat op de vierde plaats. Dus de Duitse belastingbetaler is duidelijk beter af dan de Belgische. CONCLUSIES De lage score in deze studie is opnieuw een duidelijk signaal dat er dringend structurele ingrepen en hervormingen nodig zijn. De hervormingen die momenteel op tafel liggen, kunnen voor een verbetering in de waarvoor-je-geld index zorgen. Die verbetering valt moeilijk te berekenen. Het overheidsbeslag zou indien het besparingsbeleid wordt volgehouden en de groei opnieuw aantrekt, moeten verbeteren. Het overheidsbeslag is een belangrijke factor in de berekeningen. Ook in de economische parameters zou het nieuwe beleid winst moeten boeken. Als de regering vasthoudt aan haar beleid om het concurrentievermogen te herstellen, moet er een verbetering zijn in het tekort op de betalingsbalans en moet het verlies aan exportmarktaandeel gestopt kunnen worden. Dit alles moet zich vertalen in betere cijfers in de exportranking. Tot slot: wat betreft het arbeidsmarktbeleid, waar we momenteel zeer slecht scoren, zullen de pensioenhervorming en het loonmatigingsbeleid de werkgelegenheidsgraad opkrikken.
8
IJsland
70,27
8
IJsland
9
Nederland
69,33
9
Zweden
71,55
10
Tsjechië
67,17
10
Nederland
70,58
11
Finland
66,94
11
Finland
67,16
12
Oostenrijk
65,93
12
Oostenrijk
66,24 65,95
13
Ierland
65,34
13
VK
14
VK
63,89
14
Tsjechië
65,77
15
Denemarken
62,34
15
Polen
65,63
16
Polen
61,65
16
Portugal
64,58
17
Slovenië
60,65
17
Denemarken
62,69
18
Spanje
60,47
18
Slovenië
62,11
19
Portugal
59,82
19
Spanje
60,86
20
België
59,37
20
België
60,48
21
Hongarije
58,15
21
Frankrijk
58,90
22
Frankrijk
57,71
22
Italië
57,82
23
Italië
55,99
23
Hongarije
57,69
24
Griekenland
48,72
24
Griekenland
47,92
“De hervormingen die momenteel op tafel liggen, kunnen voor een verbetering in de waar-voor-je-geld index zorgen”
Dat zal zorgen voor een stijging in deze subcategorie. De impact op de welzijns- en ecologische indicatoren is moeilijk te voorspellen. Wellicht dat hier weinig verandering in zal komen. Voka dringt er dan ook op aan om snel de noodzakelijke hervormingen door te voeren. Enkel zo kunnen we op lange termijn opnieuw duurzame economische groei realiseren en zullen we ook op de waar-voor-je-geldindex kunnen stijgen.
Stijn Decock Voka-kenniscentrum stijn.decock@voka.be @VOKA_sdecock
Vokaberichten
8
VOORUITBLIK 2015 Wensen voor 2015
Jobs, jobs, jobs… Tijdens zijn jaarlijkse nieuwjaarsreceptie wenste Voka bij monde van voorzitter Michel Delbaere ondernemend en politiek Vlaanderen zijn beste wensen toe. Dat ging niet zonder een aantal bekommernissen, uitdagingen en engagementen te formuleren. Wij vatten voor u de voornaamste punten samen.
• De kost van arbeid moet omlaag • We moeten groei stimuleren • Ons industrieel weefsel moet gekoesterd worden • Sociaal overleg gebeurt best decentraal
Het zijn onrustwekkende cijfers, en op het eerste gezicht soms moeilijk te geloven, maar toch is het zo: in België leeft één op zeven in armoede. En dat met een overheidsbeslag van 55 procent… Dat is op z’n minst wraakroepend. De symptonen zijn overal: 1 op 3 tussen 18 en 65 jaar werkt niet, en een pak van onze gepensioneerden komt niet toe met zijn pensioen. De ‘working poor’-klasse, zij die moet leven van een laag inkomen, lijkt toe te nemen. Zij moet meer dan vandaag gespaard blijven. De hoofdredenen van dit alles vinden we terug in de statistieken: er zijn te veel drop-outs uit het onderwijs, of te veel schoolverlaters met te weinig of verkeerde kwalificaties. Daaraan gekoppeld is de kost van arbeid zo hoog dat men ongekwalificeerden uit de markt duwt. Daarnaast is er dat andere oud zeer: de werkloosheidsval, het verschil tussen werken en niet-werken is voor sommigen te klein. Gevolg: de arbeidsmarkt droogt op, en het wordt goedkoper om arbeid te ‘detacheren’ naar buitenlandse bedrijven. OPLOSSING De oplossing voor armoede is nochtans vrij eenvoudig: jobs… Zo kan men uitkeringsgerechtigden activeren en de sociale zekerheid redden. Maar om jobs te creëren moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Ten eerste: de kost van arbeid moet naar beneden. Door meer mensen tussen 18 en 65 aan het werk te zetten. Door mensen te activeren en door de werkloosheidsval aan te pakken. Door de sociale zekerheid efficiënter te maken. Ten tweede: we moeten groei stimuleren: Voka berekende dat we 2 procent groei nodig hebben, om de welvaart voor iedereen veilig te stellen. Ten derde: we moeten ons industrieel weefsel koesteren. Vooral onze
Vokaberichten
‘Stille Kampioenen’, de bedrijven die generatie na generatie een toppositie in hun niche in Europa of op wereldvlak kunnen innemen. Zij zorgen voor jobs, en vertegenwoordigen ons ‘patient capital’. Zij die dit in gevaar willen brengen door vermogensbelasting, zijn leerling-tovenaars die ideologie boven efficiëntie en gezonde langetermijntewerkstelling verkiezen. Wie jobs zegt, zegt ook sociaal overleg. Het centraal sociaal overleg heeft België het duurste land van Europa én van de wereld gemaakt. Wij zijn het Bokrijk van de verworven rechten geworden. We moeten dat sociaal overleg heruitvinden, en dat gebeurt het best op ondernemings- of op sectorniveau. OPROEP EN ENGAGEMENTEN De voorgenomen socio-economische hervormingen zijn veelbelovend, maar ook noodzakelijk. Want als deze nu niet lukken dan treffen we de welvaart van alle mensen in het hart. De Vlaamse regering heeft dankzij de in uitvoering zijnde zesde staatshervorming meer instrumenten in handen om de locomotief te trekken. Zij moet zich daarbij laten leiden door vereenvoudiging, activering, innovatie, industriële ambitie en het streven naar een gepaste infrastructuur. De bedrijven reiken de hand aan de regeringspartijen om mee te werken aan een gezonde welvaartsstaat. Zij engageren zich om meer jobs te creëren. Zij engageren zich ook om jongeren een kans te geven door het systeem van duaal werken en leren volop te steunen. En naar 2016 toe willen zij zich inzetten voor werkbaar werk: nadenken over aangepaste werkprocessen en aangepaste taken in functie van leeftijd en capaciteiten. Iedereen heeft er immers belang bij dat we ervaring blijvend kunnen inzetten.
VOORUITBLIK 2015 Competitiviteit en jobs
Goed nieuws voor de concurrentiekracht Nadat het concurrentievermogen van de Vlaamse industrie jarenlang afbrokkelde, hoofdzakelijk door de automatische indexering, dient 2015 zich wat positiever aan. De lonen gaan dit jaar bij ons minder snel stijgen dan in de buurlanden. De lage energieprijzen vormen zeer goed nieuws voor een land dat nauwelijks over grondstoffen beschikt. Ook de lage euro is goed nieuws voor de export. We hebben het al vaak geschreven, maar de automatische indexering zorgt ervoor dat in tijden van snel stijgende grondstofprijzen het concurrentievermogen van de Belgische bedrijven snel afneemt. Dat komt omdat de lonen verplicht verhoogd moeten worden terwijl de toegevoegde waarde niet in dezelfde mate stijgt en de lonen in de buurlanden veel minder hard stijgen. In de periode 2008-2013 kende België maar liefst zeven indexeringen, waardoor de lonen in crisisjaren veel sneller stegen dan in de buurlanden. BEPERKTE LOONSTIJGING Nu de grondstofprijzen dalen krijg je in mindere mate het omgekeerde effect. De index stijgt zeer traag (en is zelfs even negatief) waardoor de lonen automatisch trager stijgen. Neem daarbij de door de regering afgesproken loonstop en je hebt maar een zeer beperkte loonstijging. Dit op een moment dat de Duitse vakbonden na jaren van loonmatiging en groeiende krapte op de Duitse jobmarkt wel met hogere looneisen komen. Daarnaast komt ook de indexsprong die ervoor zal zorgen dat het nog tot 2017 zal duren vooraleer er opnieuw significante loonstijgingen zullen komen. Zo gaat de OESO ervan uit dat in 2015-2016 de lonen in de drie buurlanden gemiddeld met 5% zullen stijgen (vooral dankzij Duitsland) en de Belgische slechts met 0,3%. Hierdoor zou de loonhandicap met 4,7% moeten afnemen in de komende twee jaar, wat positief nieuws is voor de Vlaamse exportbedrijven. Het is dus hier wel cruciaal dat de regering zich houdt aan het uitgestippeld traject van loonmatiging. De lage olieprijs zorgt ervoor dat ondanks de loonmatiging de koopkracht van de gezinnen zal toenemen en de negatieve impact van de matiging zeer beperkt zal blijven.
GOEDKOPE EURO Ook de goedkope euro is goed nieuws voor de exportindustrie. De euro zakt in waarde tegenover de dollar omdat de Amerikaanse economie aan het aantrekken is en de Amerikaanse Centrale Bank dit jaar de rente gaat optrekken. Dit in tegenstelling tot de ECB waar een extra monetaire versoepeling onder de vorm van de aankoop van staatsobligaties op de onderhandelingstafel ligt. Hierdoor zal de euro verder dalen. Dat is dus niet enkel goed nieuws voor Vlaamse bedrijven die rechtstreeks naar de VS exporteren, maar ook voor bedrijven die toeleveren aan andere Europese bedrijven die naar dollarlanden exporteren. Ook de wisselkoers met het Britse pond verbetert, wat eveneens goed is aangezien het VK de vierde grootste exportpartner is. Toch is het hier niet al goed nieuws. Vooreerst blijft de Europese groei bijzonder laag waardoor de beperkte winst in concurrentievermogen zich niet meteen in extra vraag zal vertalen. Bovendien blijven Belgische bedrijven nog altijd met een stevige kostenhandicap werken tegenover de buurlanden. In een omgeving met veel overcapaciteit en weinig vraag blijft die handicap een groot probleem waardoor de dreiging van bedrijfssluitingen blijft. Daarnaast is er ook een groeivertraging in de verre exportmarkten zoals Rusland, China en Brazilië. Dit drukt eveneens op de vraag naar Europese producten. Vooral in Zuidoost-Azië dreigt grote overcapaciteit in hun eigen basisindustrie. Het risico is dat die landen hun overproductie in Europa aan zeer lage prijzen gaan dumpen. Dat speelt natuurlijk in het nadeel van de concurrentiekracht van Europese bedrijven. Dus wat concurrentiekracht betreft, ziet 2015 er overwegend goed uit, maar dat zal zich maar traag in extra jobs vertalen.
“Dankzij de stijging van de lonen in Duitsland kunnen we nu in twee jaar tijd een stuk van de loonhandicap wegwerken”
Stijn Decock Voka-kenniscentrum stijn.decock@voka.be @VOKA_sdecock
Vokaberichten
9
10
VOORUITBLIK 2015 Tweede zit voor begroting bij Europa
Uitdagende begrotingskwesties De federale regering heeft er alle belang bij de Commissie alsnog te overtuigen van de stevige funderingen van haar begroting. Anders kan ze tegen maart opnieuw op zoek naar enkele honderden miljoenen euro’s. Ook de Vlaamse regering wacht een uitdagende begrotingscontrole. Uit dat conclaaf moet alleszins een extra investeringsimpuls komen. • Overheidsrekeningen in 2014 wellicht weer in gevarenzone. • Verkoop overheidsparticipaties om schuldgraad te verminderen? • Op Vlaams niveau 300 miljoen tekort door tegenvallende conjunctuur • Extra investeringsimpuls is een terechte vraag
Karl Collaerts Voka-kenniscentrum karl.collaerts@voka.be
Vokaberichten
De Europese begrotingsdeliberatie leverde België eind vorig jaar een tweede zit op. Europa zag minder structurele beterschap in onze overheids financiën dan de regering zelf. Zo beschouwde de Commissie de vervroegde heffing op het pensioensparen eerder als een tijdelijke meevaller. Dat gold ook voor de wijzigingen aan de roerende voorheffing op liquidatieboni, de nieuwe bankentaks en de extra middelen voor fraudebestrijding. TWEEDE ZIT? De federale regering tracht de Commissie nu te overtuigen van haar interpretatie. Het eindoordeel kennen we begin februari. Indien die poging niet succesvol zou zijn, zou de regering minstens 800 miljoen extra moeten bezuinigen tijdens de begrotingscontrole in maart. Er valt echter vooral te vrezen dat de overheidsrekeningen in 2014 een tekort van meer dan 3 procent bbp laten optekenen. In dat geval zou de Commissie bijkomende inspanningen kunnen opleggen. Nieuwe besparingen liggen in dit verhit sociaal klimaat delicaat. Bovendien heeft de federale regering al zwaar bespaard, met name op de departementen. De verhoogde terreurdreiging zet de vraag naar kredieten voor politie en justitie juist extra kracht bij. Daar staat tegenover dat de lage notering van de olieprijzen de regering vroeg of laat in de verleiding kan brengen om de accijnzen op olieproducten te verhogen. Ook een nieuwe vermogenswinstbelasting ligt in het vizier, hoewel de opbrengst daarvan volatiel en onzeker is. Maar het regeerakkoord stelt een verlaging van de fiscale druk en een taxshift in het verschiet. Geen taxlift, dus. Ook onze hoge schuldgraad baart de Commissie zorgen. Die bedroeg eind 2013 104,5 procent bbp, beduidend boven de streefwaarde van 60 procent
bbp. In de periode 2014-2017 moet hij, conform het Europese begrotingskader, in een bevredigend tempo dalen. Dat gegeven kan de discussie over de verkoop van bepaalde overheidsparticipaties doen opflakkeren. VLAAMSE UITDAGINGEN Ook de Vlaamse regering maakt zich op voor een belangrijke begrotingscontrole. De conjuncturele verslechtering gedurende de voorbije maanden noopt wellicht tot bijkomende ingrepen om het beoogde begrotingsevenwicht veilig te stellen. Het gaat om ongeveer 300 miljoen. De regering staat tegelijk voor andere dringende uitdagingen. Het tijdens de voorbije decennia opgebouwde investeringsdeficit doet zich langs Vlaamse wegen duidelijk voelen. Daar komt nog bij dat de Commissie strenger toeziet op het door de overheid werkelijk gedragen risico bij PPS-projecten. De Vlaamse overheid moet dan ook enkele alternatief gefinancierde investeringsprojecten alsnog opnemen in haar begroting. Dat vermindert de budgettaire marge voor nieuwe investeringsprojecten. Vandaar valt het in overweging te nemen dat de Vlaamse regering in 2015 het nominale begrotingsevenwicht eenmalig opgeeft. Dat zou niet neerkomen op een verslechtering van het begrotingssaldo in structurele termen, in de mate dat dit deficit louter het gevolg is van de conjuncturele verslechtering. Tegelijk verwachten we van de Vlaamse regering echter een extra effectieve investeringsimpuls in 2015 ten bedrage van dit verwachte tekort. Die impuls moet ze dan compenseren via bijkomende besparingen op recurrente uitgaven. Op een budget van 38 miljard mogen we zo’n groeibevorderende beleidsheroverweging toch wel verwachten.
VOORUITBLIK 2015 Implementatie zesde staatshervorming arbeidsmarkt
Doelgroepen: weg van het stapelbeleid 2015 wordt een belangrijk jaar om de nieuwe werven van de regeringen in de steigers te zetten. Ook op het vlak van het arbeidsmarktbeleid is dat het geval. Door de zesde staatshervorming komen heel wat bevoegdheden naar het regionale niveau, onder meer op het vlak van doelgroepenbeleid. In deze nieuwe realiteit, die er daarom niet altijd eenvoudiger op wordt, zullen de sociale partners hun weg moeten zoeken. Waar vroeger het overleg plaats vond ten aanzien van één regering, zal er voortaan met nog meer partijen rekening gehouden moeten worden. De zesde staatshervorming verschuift immers bevoegdheden naar de regio’s maar vaak blijft er toch een bepaalde verankering federaal bestaan, zoals bijvoorbeeld het arbeidsrecht in het stelsel van het Betaald Educatief Verlof. JONGEREN EN OUDEREN In de beleidsverklaringen van de overheden lezen we de ambitie om te investeren in een activerend beleid dat inzet op langer en meer werken. De noodzaak hiervoor is gekend. De combinatie van een toenemende vergrijzing en te lage werkzaamheid van bepaalde groepen in de samenleving, zet onze sociale zekerheid financieel onder druk. De remedies zijn ook gekend. Er is nood aan groei, aan jobs en aan mensen die meer én langer actief blijven op de arbeidsmarkt. Het beleid heeft hierbij vooral de jongeren en ouderen sterk in het vizier. De jongeren die hun eerste stappen op de arbeidsmarkt zetten, moeten zo snel mogelijk aan het werk geraken. We stellen echter vast dat zij die laag- tot zelfs middengeschoold zijn, daar minder goed in slagen en het hen ontbreekt aan competenties en ervaring. Het beleid slaagt er tot dusver niet of te weinig in de ongekwalificeerde uitstroom terug te dringen. Temeer is het belangrijk een aantrekkelijk stelsel duaal leren en werken in te voeren. Ook dat ligt op de regeringstafel ter uitvoering. UITSTAPLEEFTIJD De ouderen zijn zo mogelijk nog problematischer. Te hoge loonsverwachting, anciënniteitsgebonden verloning maar ook de diverse vervroegde
uittredingsstelsels, leiden ertoe dat de reële uitstapleeftijd zwaar afwijkt van de officiële pensioenleeftijd, met name 59 in plaats van 65 jaar. Daarom is er op federaal niveau beslist om de pensioenleeftijd op te trekken tot 67 jaar zodat een effectieve loopbaanduur van 45 jaar mogelijk wordt. Samen met een hervorming van het tijdskrediet wordt ook het Stelsel met Bedrijfstoeslag SWT (voorheen brugpensioen) bijgestuurd. En zij die uiteindelijk toch vroeger uittreden, zullen nog beschikbaar moeten blijven op de arbeidsmarkt en dus moeten ingaan op uitnodigingen voor opleiding en jobs. De toekenning van een werkloosheidsuitkering veronderstelt immers ook dat men werk zoekt.
“De pensioenleeftijd van 67 maakt een loopbaanduur van 45 jaar mogelijk”
VLAANDEREN Ook op regionaal niveau dienen zich grote veranderingen aan die voelbaar zullen zijn op de arbeidsmarkt en het bedrijfsleven. De Vlaamse regering zal dit jaar concreet gestalte moeten geven aan het doelgroepenbeleid, dus ook voor ouderen en jongeren. Niettegenstaande de structurele of lineaire lastenverlaging federaal blijft, is ook het Vlaams doelgroepen beleid financieel substantieel van omvang. In het totaal wordt vandaag 1.8 miljard euro ingezet voor tewerkstellingsmaatregelen. Het overleg met de Vlaamse sociale partners is lopende. Voor Voka is het cruciaal dat dit moment wordt aangegrepen om te komen tot een beleid dat wél het verschil maakt en dat eenvoudig, substantieel, efficiënt en effectief is. Het is tevens ook het moment om in het woud aan maatregelen dat we wel eens omschrijven als ‘stapelbeleid’, te snoeien zodat er een beperkt maar wel goed werkend instrumentarium overblijft.
Sonja Teughels Voka-kenniscentrum sonja.teughels@voka.be
Vokaberichten
11
12
VOORUITBLIK 2015 Energiekostenhandicap in kaart brengen en terugdringen
Energienorm als eerste stap Niet enkel de loonkosten, maar ook de energiekosten vormen een probleem voor onze bedrijven. De energie kostenhandicap van onze energie-intensieve bedrijven ten opzichte van het gemiddelde van de buurlanden bedraagt 6 procent. Daarom zal Voka in 2015 dit probleem blijvend onder de aandacht brengen. Een faire energienorm is alvast een noodzakelijke start, al zal er nog veel meer nodig zijn. • Vlaanderen kampt met energiekostenhandicap • Energienorm moet kosten op niveau van buurlanden brengen • Benchmark van deelcomponenten zal daarbij helpen • Er zijn bovenal structurele maatregelen nodig
België, maar in het bijzonder Vlaanderen, is een zeer energie-intensieve regio: het is 23% meer energie-intensief dan het gemiddelde van Duitsland, Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Meer dan 60% van de export vanuit Vlaanderen komt van de energie-intensieve sectoren. En meer dan 50% van de export gaat naar de buurlanden waarmee we een energiekostenhandicap vertonen. Het hoeft dus niet te verwonderen dat het terugdringen van de energiekostenhandicap een prioriteit is voor Voka. In de aanloop naar de verkiezingen van 2014, hamerden we daarom samen met andere werkgeversorganisaties op de invoering van een energienorm. We hebben immers nood aan een instrument dat de energiekostenhandicap objectief in kaart brengt én aan een correctiemechanisme dat bijstuurt waar nodig. Uit de regeerakkoorden blijkt dat ook de Vlaamse en federale regering zich bewust zijn van de problematiek. Beide namen de energienorm op in hun regeerakkoord. De invulling is federaal en Vlaams vooralsnog verschillend op bepaalde punten, maar de intentie om de energienorm in samenwerking uit te vaardigen, is er. VOORWAARDEN De contouren voor de energienorm moeten nog in detail doorgepraat worden, maar enkele randvoorwaarden zijn helder.
Tine Deheegher Voka-kenniscentrum tine.deheegher@voka.be
Vokaberichten
Voor Voka is het cruciaal om overkoepelend voor alle overheden een energienorm in te stellen die de energiekosten voor ondernemingen in Vlaanderen op het niveau van de buurlanden brengt. Wanneer de energiekosten significant hoger blijken te zijn dan bij de buurlanden, dan is het aan de bevoegde overheid om maatregelen te treffen om deze handicap weg te werken.
De vergelijking moet alle componenten van de elektriciteitsfactuur helder benoemen en becijferen. Dit betekent een opsplitsing van de huidige componenten op de energiefactuur in al hun deelcomponenten. Dit zijn onder andere de energiekost, distributiekost, transmissiekost, heffingen, toe slagen, bijdrages, kosten van openbare dienstverplichtingen (REG, groene stroom, WKK, budgetmeters,…). Omwille van de transparante opsplitsing in deelcomponenten zullen de cijfers ook kunnen aangeven waar de oorzaak van de kostenhandicap ligt. De benchmark moet gebeuren voor verschillende typeverbruikers, waarbij minimaal de grootverbruikers en energie-intensieve bedrijven opgenomen worden in de te benchmarken typeverbruikers. Het resultaat mag geen gemiddelde zijn voor België maar moet cijfers aanleveren voor Vlaanderen en Wallonië. De gewestelijke en federale overheden zijn immers elk voor bepaalde aspecten van het energiebeleid bevoegd, wat het niet eenvoudiger maakt. Tot slot moet de vergelijking en becijfering van de energienorm gebeuren door onafhankelijke experten. Deze experten, gezamenlijk aangeduid door de federale en gewestregeringen, worden best geflankeerd door een task force van stakeholders. HELING? De energienorm is een pleister op een open wonde, het is geen structurele oplossing. Het is dus even belangrijk om tegelijkertijd met de invoering van de energienorm de oorzaak van het probleem aan te pakken en te streven naar maximale kostenefficiëntie. De benchmark van de deelcomponenten zal ons daarbij helpen. Het zal de vinger op de wonde(s) leggen. In afwachting van de heling van de wonde, is die pleister helaas noodzakelijk.
VOORUITBLIK 2015 Versnelling hoger voor omgevingsvergunning
Omgevingsvergunning nog voor dit jaar? 2015 belooft een spannend jaar te worden voor de omgevingsvergunning. De regering zet er alvast spoed achter. De eerste omgevingsvergunningen zouden eind dit jaar al aangevraagd moeten kunnen worden. Al zijn er nog wat bezorgdheden rond de intentie van de Vlaamse overheid om de vergunningen onmiddellijk digitaal te laten afhandelen. De omgevingsvergunning integreert de bouw- en milieuvergunning. Vandaag zijn het twee aparte procedures, waardoor adviezen en vergunningsbeslissingen elkaar meer dan eens tegenspreken. De fusie van de bouw- en milieuvergunning tot een omgevingsvergunning moet deze problemen oplossen. Bovendien kan een bedrijf vandaag maar een milieuvergunning krijgen voor maximaal 20 jaar, terwijl die in onze buurlanden onbeperkt in de tijd is. De omgevingsvergunning zal een vergunning van onbeperkte duur zijn. Het schrappen van de vervaltermijn in de milieuvergunning moet zorgen voor grotere rechtszekerheid en minder administratieve lasten. In ruil voor de hervergunningsprocedure komt er een performant evaluatiesysteem. GEEN TIJD MEER TE VERLIEZEN Vlak voor de kerstvakantie nam de Vlaamse regering nog twee belangrijke beslissingen. Enerzijds werd een uitgebreid ontwerpbesluit goedgekeurd dat uitvoering geeft aan het omgevingsvergunningendecreet. Daarnaast werd een ontwerp van verzameldecreet goedgekeurd waarmee de Vlaamse regering ook het omgevingsvergunningendecreet wil wijzigen. Zo wil men de decretaal vastgelegde overgangsperiode van een jaar terugbrengen tot zes maanden. Hiermee stuurt de Vlaamse regering het signaal uit dat ze geen tijd meer wil verliezen en dat er eind 2015 een eerste omgevingsvergunning aangevraagd kan worden. Tegelijkertijd zorgt de aangescherpte timing voor de nodige nervositeit bij de vergunningverlenende overheden. Het is nochtans al enkele jaren duidelijk dat de omgevingsvergunning op komst is, zodat steden en gemeenten moeilijk kunnen argumenteren dat een inkorting van de overgangsperiode met zes maanden hen plots voor een onmo-
gelijke opdracht zet. Ook als de nieuwe timing gehaald wordt, hebben de verschillende overheden nog een heel jaar om zich voor te bereiden. Het is dan ook positief dat extra druk op de ketel wordt gezet.
“Digitalisering is positief, maar mag geen rem betekenen”
DIGITALISERING Er is wel een bezorgdheid bij de intentie van de Vlaamse regering om het vergunningsproces van de omgevingsvergunning onmiddellijk volledig digitaal te laten verlopen. Deze digitalisering is al jaren aangekondigd maar werd telkens uitgesteld. Volgens de vergunningverleners is deze digitalisering een kritische succesfactor voor het welslagen van de omgevingsvergunning. Vraag is of deze digitalisering ook een noodzakelijke voorwaarde is alvorens de omgevingsvergunning van start kan gaan? Voor Voka is dat niet het geval. Ook voor een papieren aanvraagdossier kan immers een omgevingsvergunning afgeleverd worden. Anderzijds is de start van de omgevingsvergunning een uitgelezen moment om ook de digitalisering in te voeren. Cruciaal is dat bedrijven over een werkmiddel beschikken dat gebruiksvriendelijk is en waarmee geen tijd verloren gaat omwille van technische problemen. Ervaringen uit het verleden leren dat dergelijke digitaliseringsprocessen bij aanvang moeilijkheden kennen. Zo kende bijvoorbeeld de web-applicatie tot invoering van de nodige data voor het Integraal Milieujaarverslag (IMJV-loket) aanvankelijk ernstige problemen. Nu, 5 jaar na de ingebruikname zijn de problemen nog steeds niet allemaal opgelost. Dergelijke startproblemen kan men zich bij de omgevingsvergunning niet permitteren. De Vlaamse regering moet dan ook de komende maanden prioriteit geven aan het finaliseren van het digitaliseringsproces zodat een feilloos product kan worden opgeleverd.
Steven Betz Voka-kenniscentrum steven.betz@voka.be
Vokaberichten
13
14
VOORUITBLIK 2015 Het jaar dat er een einde kwam aan de files?
Wat ‘beweegt’ er in 2015? Laten we ons dit jaar voornemen om écht vooruit te gaan. Letterlijk. Nog meer stilstaan op onze Vlaamse wegen is immers geen optie, want we zijn al filekampioen bij uitstek. De vraag is welke beleidsmaatregelen in 2015 de filezwaarte kunnen doen afnemen. Wij verwachten veel van verdere stappen in het Oosterweeldossier en andere missing links, de kilometerheffing en het mobiliteitsbudget. • Onaanvaardbaar als Oosterweel saga nog langer aansleept • Kilometerheffing personenwagens moet voorbereid worden • Creatie eenvoudig wettelijk kader mobiliteitsbudget is nodig
De eerste spade voor de Oosterweelverbinding zal pas ten vroegste eind 2016 – realistischer voorjaar 2017 – in de grond gaan. Maar om die timing te halen, zullen er in 2015 nog grote stappen gezet moeten worden: een oplossing voor de financieringsconstructie, de vastlegging van het definitieve GRUP, de aanpassing van het oorspronkelijke ontwerp, de opmaak van het dossier voor de bouwvergunning en hoogstwaarschijnlijk ook procedureslagen bij de Raad van State. Sinds midden december 2014 is het ook duidelijk dat er een nieuwe aannemer gezocht moet worden. Op het eerste gezicht geen eenvoudige klus, maar toch is het onaanvaardbaar indien in de Oosterweelsaga nog meer tijd verloren gaat. Ook andere dossiers over de aanpak van prioritaire missing links zoals de Brusselse Ring en de Noord-Zuidverbinding in Limburg dulden geen vertraging. Voka verwacht dan ook dat de Vlaamse regering dit jaar meer dan ooit alle zeilen bijzet om de bereikbaarheid van onze regio te garanderen. KILOMETERHEFFING 2015 wordt het jaar van de voorbereiding van de kilometerheffing voor vrachtwagens, die vanaf begin 2016 zal worden ingevoerd. Het Eurovignet moet immers negen maanden op voorhand worden opgezegd en een half jaar voor invoering moet er al getest kunnen worden met het nieuwe systeem.
Goedele Sannen Voka-kenniscentrum goedele.sannen@voka.be
Vokaberichten
Veel belangrijker is dat er ook zeer snel duidelijkheid moet komen over de hoogte van de tarieven, de besteding van de opbrengsten, de socioeconomische impact van de heffing en het flankerend beleid. Dat zijn stuk
voor stuk essentiële elementen voor het bedrijfsleven die tot nog toe niet beslist of gecommuniceerd werden. Qua draagvlakcreatie is dat niet de juiste strategie. Daarenboven zal een kilometerheffing die enkel geldt voor vrachtwagens, quasi niets verhelpen aan de wegcongestie. Enkel een slimme wegbeprijzing die ook voor personenwagens geldt, kan de files helpen oplossen. Voka zal er in 2015 dan ook op blijven aandringen bij de Vlaamse regering dat ze alles in het werk stelt om de invoering van een kilometerheffing voor personenwagens verder te onderzoeken en voor te bereiden. MOBILITEITSBUDGET Eveneens in het register van de fiscaliteit zal in 2015 op federaal niveau een wettelijk kader gecreëerd worden voor het mobiliteitsbudget. Voka is hiervoor vragende partij, want zo’n budget biedt een antwoord in de discussie over het statuut van de bedrijfswagen. Door het fiscaal en sociaalrechtelijk kader van vervoersalternatieven aan te passen, kunnen deze immers een echt aantrekkelijk alternatief vormen als aanvulling bij de firmawagen. De huidige wetgeving is daarvoor nog te complex. Een mobiliteitsbudget doet nadenken over de keuze van de vervoersmodus en eventueel ook over het tijdstip van verplaatsing. Hiermee kunnen dus snel resultaten worden geboekt in het verlichten van de ochtend- en de avondspits. De verwachtingen zijn hooggespannen. Want we zitten al met de drukst bereden wegen van Europa. Nu geen vooruitgang boeken, betekent een reële strop op onze ganse economie. Bovendien dreigen we zo onze reputatie van logistieke hub voor de rest van Europa voorgoed kwijt te spelen. Laten we hopen dat de politici de ernst van de zaak voldoende inzien.
VOORUITBLIK 2015 Doorbraken voor betere mobiliteit in Brusselse metropool
2015 in Brussel: jaar van de mobiliteit 2015 moet een jaar worden van doorbraken in de grote mobiliteitsprojecten in de Brusselse metropool: aanpassing van de Ring, uitrol van het Gewestelijk Expressnet (GEN), ruimtelijke planning van het Brabantnet. Ook de mobiliteit naar Vlaanderen moet verbeteren. Er kunnen duizenden Brusselse werkzoekenden in de Vlaamse rand aan de slag, bijvoorbeeld in en rond de luchthaven. Die moet dan ook nieuwe groeiperspectieven krijgen. De Brusselse metropool heeft een groot economisch potentieel, maar kent een aantal grote bottlenecks: files, een gebrek aan ruimte voor nieuwe bedrijfsinvesteringen, gebrek aan een rechtszeker groeiperspectief voor de luchthaven, het tekort aan talent en een gebrekkige mobiliteit bij een grote groep werkzoekenden. Op deze fronten verwachten we dit jaar belangrijke stappen voorwaarts met telkens een duidelijke win-win voor Brussel en Vlaanderen.
naar Brussel langs de A12, een ringtram van Brussels Airport over Vilvoorde naar Jette, een luchthaventram van Brussel-Noord naar Brussels Airport.
MOBILITEITSPROJECTEN Voor de geplande aanpassingen van de Ring rond Brussel (R0) zal er dit jaar een milieu-effectenrapport opgesteld worden. Op basis daarvan kunnen waar nodig maatregelen getroffen worden om bepaalde milieu effecten te milderen. Daarna moet een ontwerp uitgetekend worden met het oog op het indienen van een bouwaanvraag.
Een topprioriteit voor 2015 is de realisatie van een rechtszeker werkingskader voor de luchthaven, dat een verdere groei in lijn met luchthavens in de buurlanden bevordert. Dit omvat een wettelijk kader voor vliegroutes, en een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de gewesten over de harmonisering van geluidsnormen, afgestemd met de vliegroutes, in een objectieve afweging door een onafhankelijk geluidsinstituut. De Vlaamse regering dient verder de ontsluiting van de luchthaven te verbeteren, en tevens voldoende bedrijventerreinen te voorzien in de luchthavenregio.
Verder is het ook zaak om in overleg met het Brusselse gewest te kijken naar de effecten van grote nieuwe infrastructuurprojecten, zoals de inplanting van nieuwe shoppingcentra (NEO, Uplace), van een nieuw stadion en de bouw van een postsorteercentrum langs het Kanaal. Voor een vlotte mobiliteitsafwikkeling van al deze projecten is een snelle aanpassing van de Ring noodzakelijk. Voka Metropolitan rekent er op dat het Vlaams en Brussels gewest hierbij intens samenwerken, want beide partijen hebben hierbij te winnen. In het dossier van het Brabantnet bestaat de volgende stap in de goedkeuring van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan met de precieze trajecten van de drie betrokken tramlijnen: een sneltram van Willebroek
De federale overheid moet werk maken van een versnelde opstart van bepaalde delen van het GEN waarvoor de infrastructuur en het rollend materieel reeds voorhanden zijn. Voor een coherente exploitatie moet binnen de NMBS de geplande overlegstructuur met de gewesten opgestart worden.
ACTIVERING EN ONDERWIJS De uitdaging is om de grote groep Brusselse werkzoekenden te kunnen inschakelen in de economie. Een quick win is de verbetering van de bereikbaarheid van de bedrijven op en rond de luchthaven voor Brusselaars, ook in de daluren. Daarnaast moet er gewerkt worden aan een verbetering van de kennis van het Nederlands door bijkomende lessen, op maat van de bedrijven. VDAB en Actiris dienen op dit punt nog intenser samen te werken, zodat ze tot drieduizend Brusselaars per jaar aan een job in Vlaanderen zouden kunnen helpen, in plaats van de duizend die ze thans realiseren. De Airport Academy en het Luchthavenhuis staan alvast klaar om te helpen.
“Een snelle aanpassing van de Brusselse Ring is noodzakelijk”
Jan Van Doren Voka-kenniscentrum jan.vandoren@voka.be
Vokaberichten
15
ONDERNEMING & POLITIEK
Bedrijfsbezoeken
brengt politici en ondernemers dichter bij elkaar. Het Voka-programma Onderneming & Politiek organiseert ontmoetingen tussen ondernemers en politici. Politici leren er het bedrijfsleven van binnenuit kennen. Het programma slaat op verschillende manieren een brug tussen ondernemers en politici.
Voka bezoekt regelmatig ondernemingen en projecten. U werpt een exclusieve blik achter de schermen van boeiende ondernemingen of u wordt meegenomen op de werf van een van de vele interessante projecten die in Vlaanderen en Brussel worden gerealiseerd. Achteraf wordt een tafelgesprek georganiseerd waarbij er rond een welbepaald thema wordt gedebatteerd in aanwezigheid van ondernemers. - Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen (naar een Autonome en efficiënte douane) - AGC Glass Europe (klimaatbeleid: kansen voor de producten - bedreiging voor de industriële productie) - Brussels Airlines nv (Brussels Airport, ‘Welcome to Europe’: hoe welkom?) - Duvel Moortgat nv (Internationaal ondernemen in een globale economie) - ABATAN NV (Het belang van ondernemerschap voor de leefbaarheid van Brussel)
Stage in bedrijf Hebt u altijd al eens willen weten hoe een onderneming van binnen werkt? Of wil u weten met welke uitdagingen onze ondernemingen dagelijks worden geconfronteerd? Het programma Onderneming & Politiek organiseert stages voor leden van het Vlaams, Brussels, Europees en Federaal parlement. U kan zich kandidaat stellen om een bedrijfsstage te lopen van 1 tot 4 dagen in een onderneming.
IVITEITEN
NETWERKACT
a.be www.vok
Bedrijven die in 2013 mee deden aan de bedrijfsstages: Festival Van Vlaanderen - TCT Belgium - GC Europe - Aswebo - Bayer Materialscience - Clear Channel - Plopsaland - Ontex - Roularta - Juri NV - Valcke Prefab Beton - Caroline Biss - Krinkels De Bonte - Ineos - Pittman Seafoods - Alsico - ICO Terminals - Van de Velde - BLCC - H.Essers G4S secure solutions - AZ Nikolaas - Materialise - Matexi - Daikin Van de Wiele - Brussels Airport Company - Arcelor Mittal - Sabena Technics - BPost - Van Gansewinkel - Brussels Airport Company Vanheede Environment Group - Mobistar - Portconnect - Cortina Ravago - Neuhaus - Durlet - Poco Loco - Exki.
OEKEN
BEDRIJFSBEZ
STAGES
U hebt interesse om het ondernemingsleven van binnenuit te leren kennen? Neem dan contact op met Tom Demeyer, Coördinator Onderneming & Politiek 02 229 81 20 - 0472 84 15 99 - tom.demeyer@voka.be - (twitter) @VOKA_tdemeyer Wij brengen u in contact met de ondernemers.
Voka - Vlaams netwerk van ondernemingen Koningsstraat 158 - 1000 Brussel - info@voka.be
@voka_jlibeer