Maart 2008 ‘Om je gezicht te zien gebruik je een spiegel, om je ziel te zien een kunstwerk.’ (B. Shaw)
Van kijken naar zien … Toen de Ierse toneelschrijver en Nobelprijswinnaar Bernard Shaw in 1913 het toneelstuk ‘Pygmalion’ schreef, wist hij niet dat dit script in 1956 (zes jaar na zijn dood) tekstschrijver Lerner en musicus Loewe zou inspireren voor de bekende musical ‘My fair lady’. Toch gebeurde hier wat hij zelf suggereerde: schoonheid en expressie zijn een kans om de innerlijke belevings- en gedachtenwereld door te geven. Dit kan onder vele vormen: poëzie of muziek, een tekening of een ontwerp, een bloemstuk of een werkstuk, dans of spel… kortom elke vorm van „verbeelding‟. En dit overstijgt tijd en ruimte. Wanneer ik luister naar de Negende Symfonie van Beethoven of voor de Boekentoren van Henry van de Velde sta, en erdoor aangesproken en geraakt word, dan is er een innerlijke weerklank. Het verhaal van de blinde Bartimeüs (Mc 10, 46-52) is een mooie metafoor voor deze „zielsverwantschap‟: “Rabboeni, maak dat ik kan zien.” roept hij tot Jezus die voorbijkomt. En wanneer Jezus hem aanziet en aanspreekt, gebeurt het wonderlijke van elke weerklank: “En meteen werd hij ziende, en hij volgde Jezus op de weg.” Dit geldt ook voor elk onderwijzen. Enkel als wij als leerkracht leerlingen innerlijk kunnen raken, zullen zij ook geboeid worden door wat wij willen doorgeven. Dan worden wij ook echt ‘leer-kracht’. Een mooi voorbeeld hiervan illustreert de film Dead Poets Society (1989) van regisseur Peter Weir, over de leraar John Keating die Engelse poëzie doceert in de Welton Academy for boys. Als een fluitende rattenvanger van Hamelen neemt hij tijdens de eerste les zijn leerlingen mee naar de inkom van de school. Daar hangen alle klasfoto‟s van oudleerlingen, “(…) waar jullie dagelijks aan voorbijlopen”, zegt Keating. Hij zal hen echter leiden naar het „zien‟ van deze foto‟s en naar alle verwachtingen en dromen waar ze voor staan. Via gedichten en gedachten zoals “Carpe diem. Seize the day boys, make your lives extraordinary.”, brengt hij in de aanvankelijk nietszeggende beelden een beklijvende betekenis binnen. Beelden zijn zowel voor volwassenen als voor jongeren veel meer toegankelijk dan woorden. De meeste mensen - en in het bijzonder jongeren - zijn zeer symboolgevoelig. Laat hen beelden zien, laat de beelden spreken, verruim die ervaring met nieuwe inzichten, en er gaat een „toegangspoort‟ open. Woorden kunnen daarbij wel verhelderend en ondersteunend zijn, zolang we ook ruimte laten voor de „stille kracht‟ van beelden. En het leven zit boordevol beelden. Ook in een school zijn ze vaak meer aanwezig dan we vermoeden. Als leerkracht is het belangrijk om ze in het „vizier‟ te brengen, zodat ze gaan aanspreken en betekenis krijgen. Koen Lemmens die al jaren de schilder is voor de maandelijkse Leeftocht‟, het bezinnende VSKO-maandblad voor onderwijsmensen, zegt hierover het volgende: „Kunst is een klein deurtje dat je moet opendoen om in een wereld te komen waar wondere zaken te zien zijn. Het is mijn taak als kunstenaar om op dat deurtje te wijzen. Vorig schooljaar kwam ik op een school om met leerlingen te spreken over kunst. Ik ontdekte daar een grote muzische armoede. En dat beangstigt mij. Omdat onze cultuur maar kan groeien via
muzische vormen: mooie films, verhalen, schilderijen, poëzie, architectuur … Let op, cultuur, kunst is niet alles in ons leven, maar het is wel een belangrijke levensader.‟ Leerkrachten kunnen zeer belangrijk zijn om dat kleine deurtje te openen, om die levensader aan te boren. Want omringen met schoonheid, in diverse expressievormen, is ruimte creëren voor de „ziel‟ in een school. Onderzoek heeft trouwens aangetoond dat schoonheid en creativiteit, en de betrokkenheid van leerlingen daarbij, concrete stappen zijn om doelloosheid, verveling en vandalisme tegen te gaan.Maar ze hebben daarbij „gidsen‟ of „leerkrachten‟ nodig die - zoals in het verhaal van Bartimeüs en Keating - hen leren om meer te „zien‟. Als we leerlingen in contact brengen met schoonheid, bieden we hen een innerlijke rijkdom, een „schatkamer vanbinnen‟, waar ze altijd terecht kunnen om „levenskracht‟ uit te putten, ook in tijden van duisternis en wanhoop. Dan wordt werkelijkheid wat de dichteres Judith Herzberg - zelf jarenlang een begeesterende lerares - schreef: De zee kun je horen met je handen voor je oren, in een kokkel, in een mosterdpotje, of aan zee. Of zoals een getuigenis uit een concentratiekamp treffend illustreert: “Iemand werd bij wijze van sanctie een maand opgesloten in de isolatiecel. Toen een medegevangene hem nadien vroeg hoe hij het daar had uitgehouden, antwoordde hij: “Gelukkig heb ik naar Mozart kunnen luisteren.” De andere reageerde verwonderd: “Hebben ze je daar dan een grammofoon gegeven?” Het antwoord daarop: “Nee, ik heb Mozart altijd bij mij, hier vanbinnen.” De Joodse schrijfster Etty Hillesum omschreef deze inspirerende binnenkant en haar gelijkaardige ervaringen met het rake begrip „mijn innerlijk behang‟. En misschien begint daar wel elke „bezieling‟. Soms zit hij in een oude perenboom en merelt, soms staat hij op zijn hoofd in een klein kind want hij is altijd soms. Hij is geen kerk van holle eeuwigheid, hij is geen kathedraal van hoge lege almacht, hij is een nu, een hier, een altijd soms, soms lust die bruist, soms een verliefdheid. Maar altijd is hij overal in alles zoals het is, zoals het soms en altijd anders is. (Bertus Aafjes) De kracht van beelden effent ook de weg om een gelovig verhaal binnen te brengen, zodat ook christelijke beeldtaal en symboliek betekenisvol kunnen worden. Of om het met oude christelijke beelden te zeggen: „De kerstnachtmis vertelt over licht in het donker, de paaswake
zingt over licht na het donker.‟ Om dit christelijke verhaal ook in deze tijd door te kunnen geven in onze scholen, hebben we „leer-krachten‟ nodig die dit zelf zien en voor jonge mensen een uitnodiging en uitdaging zijn tot dit „zien‟.
‘Zonder titel’, een intrigerend beeld van de Poolse kunstenaar M. Kruk In de Gentse Machariuskerk is er in de loop van dit tweede semester een unieke kans om met leerlingen stil te staan bij christelijke beeld- en symbooltaal. Daar wordt immers, in samenwerking met het S.M.A.K. , Dekenaat Gent en de Stad Gent, van 6 februari tot en met 1 mei 2008 het kunstwerk „Zonder titel‟ van Mariusz Kruk tentoongesteld. Naast de mogelijkheid om het werk op zondag (telkens van 14 tot 17 u) te bezichtigen, is er voor groepen en scholen ook de mogelijkheid om op andere dagen een afspraak te maken, én eventueel voor de eigen groep, of voor een breder publiek, een activiteit uit te werken rond dit werk. Wat we te zien krijgen in ‘Zonder titel’ (door M. Kruk geconstrueerd in 1991) is een monumentale, dramatische sculptuur: een lange gedekte tafel met twaalf stoelen onder een verpletterend houten kruis. De enorme opstaande balk van het kruis is doormidden geknakt en ook onder het tafelbestek, het porselein en de glazen is een ravage aangericht. De eerste aanblik van de installatie geeft de bezoekers bij het betreden een dreun die bij sommigen blijft nazinderen. Het werk nodigt uit tot bezinning, actie, debat, meditatie, reactie, creatie... Het werk kan gezien worden als een vrij letterlijke referentie naar het Laatste Avondmaal. Het is echter niet eenduidig te interpreteren. Iconografisch bekeken kunnen de verschillende elementen van het werk (de kruissymboliek, het gebroken kruis, de tafel die in alle haast verlaten lijkt, het mooie servies waarvan toch stukken gebroken zijn…) op uiteenlopende manier verklaard worden. De werken van deze Poolse kunstenaar (geboren in 1952 in Poznan) suggereren altijd meer een sfeer dan dat ze letterlijk te verklaren zijn. Toch vertrekt hij meestal van een verhalend gegeven. Een verhaal dat een hoogtepunt kent vlak voor of na het uitgebeelde moment. Opvallend in alle werken van deze kunstenaar is de verstilde poëzie van het bevroren moment. Op de blog voor schoolpastoraal (http://opvoedingsproject.wordpress.com/) zijn mooi fotomateriaal en interessante lessuggesties over dit kunstwerk te vinden (zoek bij „Op weg naar Pasen’). Voor alle informatie en afspraken betreffende een bezoek kan men terecht bij Annekatrien Depoorter (
[email protected]) of bij Arnold De Vijlder (09/223 62 66). Op 21 maart, Goede Vrijdag, wordt er in de Machariuskerk om 14 u ook een boeiend theaterstuk opgevoerd met getuigenissen over armoede en geluk. Professionele acteurs van het NTG brengen op die manier een eigentijdse en creatieve vertaling van het lijden en de verrijzenis van Christus. Een originele kans voor de schoolpastorale werking van scholen uit de regio Gent om hier met leerlingen bij aan te sluiten. De toegang is gratis.
Ruimte, mens en religie: ‘bezielde architectuur’
Volgens het vroegst overgeleverde werk „De architectura‟ van Vitruvius (85-20 v. Chr.) steunt de architectuur op drie principes: schoonheid (venustas), stevigheid (firmitas) en bruikbaarheid (utilitas). Dat een gebouw moet beantwoorden aan vele functionele eisen (cf. firmitas) en dat er een plek moet zijn voor al zijn bewoners en hun activiteiten (cf. utilitas) vinden we evident en gemakkelijk traceerbaar. Daarvan kunnen we „rationele‟ lijstjes maken. Maar wat met de schoonheid? Een boeiende, vakoverschrijdende nascholing die ook aanzet tot aandacht voor sacrale beelden en architectuur, wordt aangeboden op woensdag 7 mei 2008 in Pedic, Coupure Rechts 314 te Gent. Lesgever is Tom Callebaut, interieurarchitect, medewerker van Yot b en docent in de Gentse Hogeschool Sint-Lucas. Tijdens deze namiddag wordt stilgestaan bij de dynamische wisselwerking tussen mensen, vormgeving en betekenis. Daarom is deze nascholing niet enkel voor de muzische vakken bedoeld, maar brengt ze een vakoverschrijdend thema ter sprake dat eigenlijk elke leraar aanbelangt, ook iedereen die vanuit schoolpastoraal en opvoedingsproject met beelden en ruimtelijke vormgeving van de schoolcontext begaan is. Voor alle informatie en inschrijvingen kan men terecht bij
[email protected]. „De grond is te hard voor onze blote voeten en daarom binden wij er sandalen onder, eigengemaakte zolen van zachter materiaal dan de grond, maar steviger dan onze voeten. Waren ze even hard als de grond, we zouden er geen voordeel van hebben. Waren ze even zacht als onze voeten, ze zouden even vlug versleten zijn. Bij het huis gaat het niet enkel om het contact van de voet met de grond, maar om de ontmoeting van ons hele bestaan met de volledige, natuurlijke omgeving. Tussen de natuur en de mens bevindt zich dus het huis als verzoenend element, dat de mens in staat stelt zich in de natuur te handhaven.‟ (Dom H. Van Der Laan in „De architectonische ruimte‟)
Geen school zonder muze De Gentse pedagoog Bruno Vanobbergen verwoordt zeer raak waar het in „kunstzinnig onderwijs‟ essentieel over gaat, wat de draagwijdte van dergelijke „bezieling‟ kan zijn. Een maatschappelijke bevraging is verwant met sacrale en religieuze betekenisgeving. Ook christelijke beeldsymboliek moet die „tegenstroom‟ altijd gaande houden. „Het onderwijs in onze samenleving krijgt nieuwe opdrachten en een groot aantal leerkrachten beschouwt die verbreding als een overbevraging. En ze hebben gelijk. Althans wanneer hun verzet betrekking heeft op die situaties waarbinnen onderwijs nog maar eens de functie toegewezen krijgt van duidingsmagazine – en dus oplossing - bij het opduiken van een nieuw maatschappelijk probleem. Als antwoord op de commercialisering van onze cultuur bijvoorbeeld, voorziet men in een pakket media-educatie. Media-educatie verovert hiermee een zitje in the hall of fame of education waarin onder meer milieueducatie, gezondheidseducatie en drugseducatie voorname en eerbiedwaardige plaatsbekleders zijn. De maatschappij projecteert haar interesses en haar onopgeloste problemen op de school en andere culturele en educatieve bewegingen voor kinderen en dringt hen hierdoor een grote aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid op. Dit is problematisch omdat deze instanties op die manier de aandacht voor de eigen interesses onvoldoende kunnen verzekeren. Ze verliezen immers hun mogelijkheid tot een moment van afstand nemen, wat hen tot een conservatief fenomeen maakt. De school is niet zozeer een bemiddelingsinstantie binnen een samenleving. De school dient veeleer de dialectische spanning tussen nabijheid en afstand nemen tegenover
de maatschappij te koesteren, door enerzijds bepaalde maatschappelijke verwachtingen te bevestigen en anderzijds de bestaande samenleving in vraag te durven stellen. In het proberen realiseren van „afstand nemen‟ is het belangrijk dat opvoeding en onderwijs zich laten inspireren door de kunsten. De kunsten kunnen immers werkelijk andere vertogen voortbrengen. Ze wijzen ons op het telkens terugkerende tekort als wij onszelf proberen mee te delen. Kunst is niet leuk. Kunst en cultuur voor kinderen en jongeren moet daarom meer durven zijn dan onschuldig ogend entertainment. Het gaat erom kinderen en jongeren prikkelend te prikken, voorbij het platte cliché, voorbij het dictaat van het positieve. Enkel kunst en cultuur weten de pijn van het zelf zijn en het verlangen naar een andere werkelijkheid wakker te houden, door niet alleen identificatie, maar ook bijvoorbeeld vervreemding voorop te stellen.‟ (Uit ‘Waarom het altijd vijf voor twaalf is’ – DS)
Tot slot Uit de inspiratie van het Machariusteam in Gent ontleen ik een visietekst die goed aansluit bij de thematiek van onze rubriek deze maand, als een droom voor een kerk- en een schoolgemeenschap van de toekomst. In de hoop dat het onze schoolpastoraal en ons opvoedingsproject kan „bezielen‟: We dromen van een ruimte die warm is als vuur, open als het licht en eeuwig in beweging als stromend water. We dromen van een ruimte die de dorst lest van wie stilte zoekt, en rust, en schoonheid, en het onuitsprekelijke dat mensen overstijgt. Waar ogen, mond en handen een taal vinden voor dat onuitsprekelijke mysterie. We dromen van een ruimte waarin het leven gevierd wordt: vertrouwen en verbondenheid met de mensen van deze stad en hun veelkleurige culturen, verbondenheid met hun lijden en hun droom. We dromen van een ruimte waarin een goddelijke hoop gevierd wordt: oefenplaats om wakker te houden de bijbelse droom van gerechtigheid, symbool van de profetische kracht die mensen al eeuwen draagt.
We dromen van een plek voor al wie in Gent zoekende is, of wil delen wat gevonden werd, of voor wie er wil thuiskomen in trouw en verbondenheid, een levende gemeenschap van mensen. We dromen van een plaats die zich laat dragen door zijn omgeving: cultuur en standvastigheid van de monniken, vrije geest van een stad aan het water. We dromen van een bezieling die, zonder vooroordeel en solidair, het zout kan zijn overal waar mensen zich inzetten naar het oude woord aan Sarah en Abraham, en in antwoord op het verlangen van ieder mensenhart.